04 fysisch milieu-fys v1 - vlaanderen · 2017-02-08 · duurzaamheidsmeter wijken 04 fys - v.1.1...

47
THEMA 4 – FYSISCH MILIEU DUURZAAMHEIDSMETER WIJKEN voor de (her)ontwikkeling van woongebieden in Vlaanderen versie 1.1 – februari 2017

Upload: others

Post on 12-Aug-2020

6 views

Category:

Documents


0 download

TRANSCRIPT

Page 1: 04 Fysisch milieu-FYS v1 - Vlaanderen · 2017-02-08 · Duurzaamheidsmeter Wijken 04 FYS - v.1.1 blz. 3 I 48 FYS FYSISCH MILIEU # punten te verdienen Scoresysteem: per fase L O FYS

THEMA 4 – FYSISCH MILIEU

DUURZAAMHEIDSMETER WIJKEN

voor de (her)ontwikkeling van woongebieden in Vlaanderen versie 1.1 – februari 2017

Page 2: 04 Fysisch milieu-FYS v1 - Vlaanderen · 2017-02-08 · Duurzaamheidsmeter Wijken 04 FYS - v.1.1 blz. 3 I 48 FYS FYSISCH MILIEU # punten te verdienen Scoresysteem: per fase L O FYS

Duurzaamheidsmeter Wijken 04 FYS - v.1.1 blz. 2 I 48

FYS – FYSISCH MILIEU

a. Belang

In dit thema staat de verhouding van de mens en zijn fysisch milieu ten opzichte van het project centraal. Het project is voor mensen, deze factor mag niet uit het oog verloren worden en moet vanaf het begin in het projectproces meegedragen worden. De begrippen gezondheid, leefbaarheid en toegankelijkheid moeten op een duurzame manier ondersteund worden. Rond die thema's heeft de overheid reeds een aantal regelgevingen uitgewerkt waaraan elk (bouw)project moet voldoen. Dit instrument stimuleert via een aantal maatregelen om op heel wat vlakken beter te scoren dan de huidige regelgevingen. b. Rubrieken van het thema

Om een woongebied duurzaam te ontwikkelen moet er binnen dit hoofdstuk rekening gehouden worden

met volgende aspecten: Landgebruik Deze rubriek waardeert de locatie van de site (is deze aansluitend aan of gelegen in bestaand woongebied) en evalueert de huidige grondtoestand van een gebied. Gebiedsmilieu Comfortabele woonomgevingen zorgen voor het psychologisch en fysiologisch welbevinden bij de gebruikers. Daarnaast kan een gebrek aan comfort op het vlak van verlichting, luchtkwaliteit, akoestiek en omgevingstemperatuur de oorzaak zijn van tal van gezondheidsproblemen. Adaptief vermogen Deze rubriek evalueert de mogelijkheid van het project om te reageren op of rekening te houden met

toekomstige wijzigingen in het fysisch milieu.

c. Berekening van de score

De methodologie kent voor elk van de rubrieken een aantal punten (p) toe, samen met een

wegingsfactor (w) die afhangt van de kenmerken van de wijk. De 3 rubrieken worden onderling

gewogen, waarna ze een algemeen prestatieresultaat voor de wijk opleveren. Voor elke rubriek van het

thema worden de gewogen punten (w*p*100) opgeteld en wordt het verkregen resultaat (P) uitgedrukt

op een schaal van 100. Dit resultaat geeft het prestatieniveau van de wijk voor het betreffende thema

weer.

Page 3: 04 Fysisch milieu-FYS v1 - Vlaanderen · 2017-02-08 · Duurzaamheidsmeter Wijken 04 FYS - v.1.1 blz. 3 I 48 FYS FYSISCH MILIEU # punten te verdienen Scoresysteem: per fase L O FYS

Duurzaamheidsmeter Wijken 04 FYS - v.1.1 blz. 3 I 48

FYS FYSISCH MILIEU # punten te verdienen

Scoresysteem: per fase L O

FYS 01 LANDGEBRUIK

FYS 01.01 LOCATIE VAN DE ONTWIKKELING EN TOESTAND VAN DE BODEM

/11 /11

FYS 01.02 BODEMKWALTEIT - /2

p Totale score voor de rubriek /11 /13

w Relatief gewicht van de rubriek binnen het thema 60% 40%

Σ(w*p*100 Gewogen score voor de rubriek /60 /40

FYS 02 GEBIEDSMILIEU

FYS 02.01 STEDELIJKE OPWARMING /2 /2

FYS 02.02 WINDKLIMAAT /2 /2

FYS 02.03 LUCHTKWALITEIT /2 /2

FYS 02.04 BEZONNING /2 /2

FYS 02.05 GELUIDSHINDER /1 /2

FYS 02.06 STRALINGSRISICO /1 /1

FYS 02.07 LICHTVERVUILING - /1

p Totale score voor de rubriek /10 /12

w Relatief gewicht van de rubriek binnen het thema 40% 50%

Σ(w*p)*100 Gewogen score voor de rubriek /40 /50

FYS 03 ADAPTIEF VERMOGEN

FYS 03.01 ADAPTIEF VERMOGEN - /10

p Totale score voor de rubriek - /10

w Relatief gewicht van de rubriek binnen het thema - 10%

Σ(w*p)*100 Gewogen score voor de rubriek - /10

P = Σ(w*p) Totale score voor het thema, uitgedrukt op 100 /100 /100

W=WEGING Relatief gewicht van de thema binnen de totaalscore

14% 14%

W*P) Maximale gewogen score /14 /14

Page 4: 04 Fysisch milieu-FYS v1 - Vlaanderen · 2017-02-08 · Duurzaamheidsmeter Wijken 04 FYS - v.1.1 blz. 3 I 48 FYS FYSISCH MILIEU # punten te verdienen Scoresysteem: per fase L O FYS

Duurzaamheidsmeter Wijken 04 FYS - v.1.1 blz. 4 I 48

INHOUDSTAFEL

FYS – FYSISCH MILIEU 1

INHOUDSTAFEL 4

FYS 01 – LANDGEBRUIK 5

FYS 01.01 – LOCATIE VAN DE ONTWIKKELING 6 LOCATIE VAN DE SITE BINNEN OF BUITEN WOONGEBIED 7

OPPERVLAKTE BEBOUWD OF BRAAKLIGGEND VS. ONBEBOUWD 8

DE BODEM VAN DE ONTWIKKELING IS VERONTREINIGD 8

FYS 01.02 – BODEMKWALITEIT 9 DUURZAAM EN GEÏNTEGREERD SANERINGSPROJECT 9

FYS 02 – GEBIEDSMILIEU 10

FYS 02.01 – STEDELIJKE OPWARMING 11 GROENFACTOR: AANDEEL GROENE T.O.V. VERHARDE OPPERVLAKTE 12

FYS 02.02 – WINDKLIMAAT 13 WINDHINDER 15

WINDGEVAAR 15

FYS 02.03 – LUCHTKWALITEIT 16 LUCHTVERVUILING BIJ LOCATIEKEUZE 17

LUCHTVERVUILING VAN DE WIJK 18

FYS 02.04 – BEZONNING 19 BEZONNING* BINNEN HET PROJECTGEBIED 20

BEZONNING BUITEN HET PROJECTGEBIED 21

FYS 02.05 – GELUIDSHINDER 23 OMGEVINGSLAWAAI SITE 24

GELUIDSLUW ONTWERPEN OP WIJKNIVEAU 26

FYS 02.06 – STRALINGSRISICO* 27 DE AFSTAND TOT HOOGSPANNINGSLIJNEN 28

FYS 02.07 – LICHTVERVUILING 29 VERLICHTING VAN INFRASTRUCTUREN 31

FYS 03 – ADAPTIEF VERMOGEN 32

FYS 03.01 – ADAPTIEF VERMOGEN 33 INVENTARIS MOGELIJKE OORZAKEN EN IMPACT 33

ALTERNATIEF VOORSTEL OF VERWERKING IN HUIDIG VOORSTEL 34

WOORDVERKLARINGEN 35

BEBOUWD TERREIN 35 BEZONNING 35 BRAAKLIGGEND TERREIN 35 GELUIDSHINDER 35 HEMELGLOED 37 LUCHTVERONTREINIGING 37 ONBEBOUWD TERREIN 38 STRALINGSRISICO 38 STROOILICHT 39 UHI-EFFECT OF HITTE-EILAND EFFECT 39 WINDHINDER EN WINDGEVAAR IN DE GEBOUWDE OMGEVING 40

REFERENTIES 47

Page 5: 04 Fysisch milieu-FYS v1 - Vlaanderen · 2017-02-08 · Duurzaamheidsmeter Wijken 04 FYS - v.1.1 blz. 3 I 48 FYS FYSISCH MILIEU # punten te verdienen Scoresysteem: per fase L O FYS

Duurzaamheidsmeter Wijken 04 FYS - v.1.1 blz. 5 I 48

FYS 01 – LANDGEBRUIK a. Indicatoren

b. Doelstelling

België, in het hart van de meest verstedelijkte zone van Europa, kent een zeer hoge bezettingsgraad van de bodem: dat blijkt zowel uit de afnemende beschikbaarheid van bouwkavels en uit hun respectieve prijzen, als uit de omvangrijke erfenis van verkavelingen van terreinen die aanvankelijk voor de landbouw waren bestemd. Dit uitdijen van de stad, de verspreiding van gebouwen op het platteland, en de ononderbroken maar weinig dichte randbebouwing, scheppen een weinig efficiënte context in termen van de benutting van de grond, van de stromen, van de (energetische, economische en sociale) netwerken en van de hulpbronnen. Deze context is kenmerkend voor de bebouwde omgeving van ons land. Het doel is om deze weinig efficiënte en kwalitatieve vorm van landgebruik te beperken. Dit door in te zetten op het (her)ontwikkelen van gronden die reeds gelegen zijn in woongebieden of woonkorrels, van brownfields en dergelijke met als doel de ontwikkeling van greenfields te beperken. Verder willen we de herontwikkeling en duurzame sanering van braakliggende en/of vervuilde stukken grond (brownfields) aanmoedigen.

FYS FYSISCH MILIEU # punten te verdienen L O

FYS 01 LANDGEBRUIK /11 /13

FYS 01.01 LOCATIE VAN DE ONTWIKKELING EN TOESTAND VAN DE BODEM

Locatie van de site binnen of buiten woongebied 6 6

Oppervlakte bebouwd of braakliggend vs. onbebouwd 3 3

De bodem van de ontwikkeling is verontreinigd 2 2

FYS 01.02 BODEMKWALITEIT

Duurzaam en geïntegreerd Saneringsproject - 2

Page 6: 04 Fysisch milieu-FYS v1 - Vlaanderen · 2017-02-08 · Duurzaamheidsmeter Wijken 04 FYS - v.1.1 blz. 3 I 48 FYS FYSISCH MILIEU # punten te verdienen Scoresysteem: per fase L O FYS

Duurzaamheidsmeter Wijken 04 FYS - v.1.1 blz. 6 I 48

FYS 01.01 – LOCATIE VAN DE ONTWIKKELING

a. Indicator

FYS FYSISCH MILIEU # punten te verdienen L O

FYS 01 LANDGEBRUIK /11 /13

FYS 01.01 LOCATIE VAN DE ONTWIKKELING

Locatie van de site binnen of buiten woongebied 6 6

Oppervlakte bebouwd of braakliggend vs. onbebouwd 3 3

De bodem van de ontwikkeling is verontreinigd 2 2

b. Doelstelling

Stimuleren van ontwikkelingen binnen woongebied en het benutten van braakliggend en/of bebouwd

terrein*. Op deze manier willen we het aansnijden van onbebouwde gebieden (greenfields) vermijden. c. Grenzen van de evaluatie

Gebiedsgrens: het projectgebied.

Page 7: 04 Fysisch milieu-FYS v1 - Vlaanderen · 2017-02-08 · Duurzaamheidsmeter Wijken 04 FYS - v.1.1 blz. 3 I 48 FYS FYSISCH MILIEU # punten te verdienen Scoresysteem: per fase L O FYS

Duurzaamheidsmeter Wijken 04 FYS - v.1.1 blz. 7 I 48

d. Evaluatie

Locatie van de site binnen of buiten woongebied

Evaluatiemethode Toon aan dat wordt voldaan aan: Voor aanvang van de gebiedsontwikkeling is bepaald of een gebied binnen of buiten het woongebied – zoals begrepen en afgebakend binnen een RUP, BPA of gewestplan – is gelegen. Het gaat om de situatie die is aangetroffen ten tijde van de definitieve locatiekeuze of zoals vastgelegd in beleidsdocumenten.

Scoretoekenning De scoretoekenning verloopt via een glijdende score: hoe groter het percentage oppervlakte dat binnen bestaand woongebied ligt, hoe hoger de score. Minstens 50% van de oppervlakte van het projectgebied moet gelegen zijn in een woongebied.

Hoe aan te tonen

o L-locatiekeuze: - Een kaart met aanduiding van de afbakening van de woongebieden in de omgeving van of

in het projectgebied bij de aanvang van de ontwikkeling. - Een plattegrond met aanduiding van het projectgebied met daarin aangegeven welke

oppervlaktes in m² of ha van het gebied voor aanvang van de gebiedsontwikkeling binnen een woongebied en/of buiten het woongebied vallen.

- Een berekening van de verhouding in procenten oppervlakte binnen het woongebied/ buiten het woongebied voor aanvang van de gebiedsontwikkeling.

o O-ontwerpfase:

- Een update van de bewijslast uit de fase locatiekeuze.

0%

10%

20%

30%

40%

50%

60%

70%

80%

90%

100%

0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%

Pe

rce

nta

ge

v

/d

pu

tne

n

Opp. buiten woongebied

Page 8: 04 Fysisch milieu-FYS v1 - Vlaanderen · 2017-02-08 · Duurzaamheidsmeter Wijken 04 FYS - v.1.1 blz. 3 I 48 FYS FYSISCH MILIEU # punten te verdienen Scoresysteem: per fase L O FYS

Duurzaamheidsmeter Wijken 04 FYS - v.1.1 blz. 8 I 48

Oppervlakte bebouwd of braakliggend vs. onbebouwd Evaluatiemethode De verhouding tussen braakliggend* en/of bebouwd terrein* ten opzichte van onbebouwd terrein* in het plangebied is vóór aanvang van de gebiedsontwikkeling vastgesteld.

(opp. braakliggend (m²) + opp. bebouwd terrein (m²)) opp. terrein (m²)

Scoretoekenning De scoretoekenning verloopt via een glijdende score: hoe groter het percentage bebouwde en braakliggende terreinen t.o.v. onbebouwde terreinen, hoe hoger de score. Hoe aan te tonen

o L-locatiekeuze: - Een plattegrond met aanduiding van het plangebied met daarin aangegeven welke

oppervlaktes in m² of ha van het gebied voor aanvang van de gebiedsontwikkeling onbebouwd, braakliggend en/of bebouwd terrein zijn volgens de specificaties onder Definities.

- Een berekening van de verhouding in procenten onbebouwd terrein / braakliggend en/of bebouwd terrein voor aanvang van de gebiedsontwikkeling.

o O-ontwerpfase: - Een update van de bewijslast uit de fase locatiekeuze.

De bodem van de ontwikkeling is verontreinigd

Evaluatiemethode

Wanneer blijkt dat een bodemsaneringsproject noodzakelijk is (bijvoorbeeld uit het grondinformatieregister en/of uit oriënterend en beschrijvend bodemonderzoek), dienen de documenten nodig om aan te tonen dat aan deze voorwaarden voldaan is, in overeenstemming te zijn met de voorschriften van OVAM.

Scoretoekenning Alle punten indien de bodem van de ontwikkeling ernstig is verontreinigd en een bodemsanering noodzakelijk is. Hoe aan te tonen

o L-locatiekeuze en O-ontwerpfase: De opdrachtgever/ontwikkelaar dient als bewijs een beschikking aan te leveren waaruit blijkt dat een geval van ernstige bodemverontreiniging op de locatie aanwezig is en dat een bodemsanering noodzakelijk is.

Page 9: 04 Fysisch milieu-FYS v1 - Vlaanderen · 2017-02-08 · Duurzaamheidsmeter Wijken 04 FYS - v.1.1 blz. 3 I 48 FYS FYSISCH MILIEU # punten te verdienen Scoresysteem: per fase L O FYS

Duurzaamheidsmeter Wijken 04 FYS - v.1.1 blz. 9 I 48

FYS 01.02 – BODEMKWALITEIT

a. Indicator

FYS FYSISCH MILIEU # punten te verdienen L O

FYS 01 LANDGEBRUIK /11 /13

FYS 01.02 BODEMKWALITEIT

Duurzaam en geïntegreerd saneringsproject - 2

b. Doelstelling

Indien er saneringen noodzakelijk zijn, streven we naar duurzame saneringsmethodes en naar een maximale bruikbaarheid van de bodem na sanering. c. Grenzen van de evaluatie

Het projectgebied en zijn eventuele impact op gebieden gelegen buiten het projectgebied. d. Evaluatie

Duurzaam en geïntegreerd saneringsproject

Evaluatiemethode Het bodemsaneringsproject gebeurt op een groene en duurzame manier rekening houdend met de meest recente multicriteria-analyse (mca) van de OVAM. De saneringswerken zijn afgestemd op de herontwikkeling van het terrein en vice versa. Scoretoekenning

20% van de punten indien

Het bodemsaneringsproject werd goedgekeurd en de meest recente mca wordt toegepast*

+ 0% tot 80% van de punten

De score in de meest recente mca van de OVAM wordt proportioneel omgezet in de overige 80% van de punten.*

* indien een bodemsanering van toepassing is Hoe aan te tonen

o O-ontwerpfase: - Het bodemsaneringsproject wordt goedgekeurd door de OVAM. - De ingevulde MCA/DZM.

Page 10: 04 Fysisch milieu-FYS v1 - Vlaanderen · 2017-02-08 · Duurzaamheidsmeter Wijken 04 FYS - v.1.1 blz. 3 I 48 FYS FYSISCH MILIEU # punten te verdienen Scoresysteem: per fase L O FYS

Duurzaamheidsmeter Wijken 04 FYS - v.1.1 blz. 10 I 48

FYS 02 – GEBIEDSMILIEU a. Indicatoren

FYS FYSISCH MILIEU # punten te verdienen

L O

FYS 02 GEBIEDSMILIEU /10 /12

FYS 02.01 STEDELIJKE OPWARMING

Groenfactor: Aandeel groene t.o.v. verharde oppervlakte

2 2

FYS 02.02 WINDKLIMAAT

Windhinder 1 1

Windgevaar 1 1

FYS 02.03 LUCHTKWALITEIT

Luchtvervuiling bij locatiekeuze 2 -

Luchtvervuiling van de wijk - 2

FYS 02.04 BEZONNING

Bezonning* binnen de gebiedsgrens 1 1

Beschaduwing buiten de gebiedsgrens 1 1

FYS 02.05 GELUIDSHINDER

Omgevingslawaai site 1 1

Geluidsluw ontwerpen - 1

FYS 02.06 STRALINGSRISICO

De afstand tot en de stralingssterkte van de ELM en EMV-velden.

1 1

FYS 02.07 LICHTVERVUILING

Verlichting van infrastructuren - 1

b. Doelstelling

Een woonomgeving kan op verschillende manieren een fysische impact op zijn omgevingscontext hebben:

- windhinder, afhankelijk van de hoogte van gebouwen zelf, de aanpalende gebouwen en de ruimtelijke morfologie,

- vermindering van de bezonning* van de (semi-) publieke, private buiten – en binnenruimtes,

- plaatselijke stijging van de temperatuur, afhankelijk van de gebruikte materialen en het ontwerp van de omgeving,

- lichtvervuiling als gevolg van een slecht verlichtingsplan, - luchtvervuiling door een gewijzigd mobiliteitspatroon of ook nog - wijzigingen in het niveau van het omgevingsgeluid.

Een duurzame benadering van een woonomgeving houdt rekening met deze aandachtspunten, die bepalend zijn voor het microklimaat, het comfort en het welzijn van de gebruikers van de ruimten en gebouwen die het levenskader vormen.

Page 11: 04 Fysisch milieu-FYS v1 - Vlaanderen · 2017-02-08 · Duurzaamheidsmeter Wijken 04 FYS - v.1.1 blz. 3 I 48 FYS FYSISCH MILIEU # punten te verdienen Scoresysteem: per fase L O FYS

Duurzaamheidsmeter Wijken 04 FYS - v.1.1 blz. 11 I 48

FYS 02.01 – STEDELIJKE OPWARMING

a. Indicator

FYS FYSISCH MILIEU # punten te verdienen

L O

FYS 02 GEBIEDSMILIEU /10 /12

FYS 02.01 STEDELIJKE OPWARMNG

Groenfactor: Aandeel groene t.o.v. verharde oppervlakte

2 2

b. Doelstelling

Bebouwde gebieden warmen sneller op dan natuurlijke omgevingen (hitte-eiland effect*). Deze opwarming samen met een afname van de luchtkwaliteit in deze omstandigheden zorgen voor een ongezonde leefomgeving. Deze stedelijke opwarming heeft niet alleen gevolgen voor de volksgezondheid (bijkomende sterftes) maar ook naar energieverbruik en biodiversiteit in stedelijke of dicht bebouwde omgevingen. De stedelijke omgeving heeft echter een sterke invloed op deze problematiek.

Los van de impact op het energieverbruik of biodiversiteit kampt de volledige bevolking tijdens hittegolven met hittestress, een gevoel van onbehagen of gezondheidsproblemen met zelfs in extreme gevallen de dood tot gevolg.

We denken met name aan de volgende parameters typerend voor een woonomgeving:

o densiteit: gebouwhoogte en straatbreedte; o dak-, gevel- en wegmateriaaltype; o groenfactor; o waterfactor; o antropogene warmte.

Uit recente studies blijkt dat invloed van deze parameters op het temperatuurverloop vaak een onder-ling erg verschillend en niet-lineair verband vertonen. Wij besluiten dan ook voorlopig dat om een goede indicatie te krijgen van de impact stedelijke omgeving op de stedelijke opwarming de groenfactor de meest stabiele indicator is. Het type groen dat toegepast wordt maakt hierin ook een verschil, belangrijk hierin is om verschillende vormen van groen te voorzien van gras tot bomen.

(zie ook: UCAM: Urban Climate Assessment and Management, Wijkgerichte beoordeling van hitte in de stad)

c. Grenzen van de evaluatie

Gebiedsgrens: de afbakening van het projectgebied. Systeemgrens: ligt 1500 m buiten de gebiedsgrens. Hierbij gaat het om het mogelijke UHI-effect van buitenaf op het plangebied en de getroffen maatregelen, zoals aanleg of aanwezigheid van stadsbossen en parken, welke buiten het plangebied kunnen liggen.

Page 12: 04 Fysisch milieu-FYS v1 - Vlaanderen · 2017-02-08 · Duurzaamheidsmeter Wijken 04 FYS - v.1.1 blz. 3 I 48 FYS FYSISCH MILIEU # punten te verdienen Scoresysteem: per fase L O FYS

Duurzaamheidsmeter Wijken 04 FYS - v.1.1 blz. 12 I 48

d. Evaluatie

Groenfactor: Aandeel groene t.o.v. verharde oppervlakte

Evaluatiemethode Dit criterium beoordeelt de aanwezigheid van groen binnen de gebieds- en systeemgrenzen van het gebied, als een eerste stap om het hitte-eiland effect te beperken. De berekening gebeurt aan de hand van de formule van Alterra-WUR:

UHI-index = 0,04 x % stadsdichtheid* in straal van 1,5 km – 0,04 x % groen binnen de

systeemgrens*.

Waarbij: o Stadsdichtheid hier de verhouding vormt van het totale grondgebied dat bebouwd of verhard

is. Het grondgebied voor de berekening van de stadsdichtheid is te berekenen over een zone die 1,5 km buiten de gebiedsgrens ligt. In stedelijk gebied kan dit oplopen tot 30 à 40 %

o De punten afhankelijk zijn van het UHI-index berekend met de formule van Alterra-WUR. o Wateroppervlaktes niet worden meegeteld onder groengebieden. Dit omwille van het zowel

positieve en negatieve effect dat zij hebben op het klimaat in de bebouwde (verharde en bebouwde) omgeving.

o Het resultaat kan kleiner zijn dan 0.

Onderstaande figuur toont de punten afhankelijk van de UHI-index. Deze varieert lineair tussen UHI 0,1 en 0,5.

Scoretoekenning

0% van de punten Urban Heat Island (UHI)-index binnen de systeemgrens is > 0,5.

30%-100% van de punten

0,5 > Het Urban Heat Island (UHI)-index binnen de systeemgrens > 0,1.

100% van de punten Het Urban Heat Island (UHI)-index binnen de systeemgrens is < 0,1.

Hoe aan te tonen

o L-locatiekeuze en O-ontwerpfase: - Kaart met daarop aangegeven de systeemgrens van het plangebied, verharde oppervlakte

en groen. Berekening aan de hand van de formule van Alterra-WUR. Tip: zie woordverklaring in dit document.

0%

10%

20%

30%

40%

50%

60%

70%

80%

90%

100%

0 0,1 0,2 0,3 0,4 0,5 0,6 0,7 0,8 0,9 1

Pe

rce

nta

ge

v

/d

pu

tne

n

UHI-index

Page 13: 04 Fysisch milieu-FYS v1 - Vlaanderen · 2017-02-08 · Duurzaamheidsmeter Wijken 04 FYS - v.1.1 blz. 3 I 48 FYS FYSISCH MILIEU # punten te verdienen Scoresysteem: per fase L O FYS

Duurzaamheidsmeter Wijken 04 FYS - v.1.1 blz. 13 I 48

FYS 02.02 – WINDKLIMAAT

a. Indicator

FYS FYSISCH MILIEU # punten te verdienen L O

FYS 02 GEBIEDSMILIEU /10 /12

FYS 02.02 WINDKLIMAAT

Windhinder 1 1

Windgevaar 1 1

b. Doelstelling

Beperking van windhinder en het voorkomen van windgevaar op maaiveldniveau voor de gebruikers van de site. Windhinder en windgevaar treden vaker op bij hoogbouwprojecten. Sommige bevolkingsgroepen zijn extra kwetsbaar: bejaarden, personen met een handicap en kleine kinderen. Een individu kan windhinder ondervinden door wind: wapperende kleding, verwaaide haren, gehinderd worden bij het lezen van een krant, bij het lopen enz. Het is de persoonlijke inschatting van een een individu of hij/zij wel of niet windhinder ondervindt. Een kind en een bejaarde reageren anders op de wind dan een gezonde volwassene. Het ervaren van windhinder is ook afhankelijk van de activiteit die men op dat moment onderneemt. De kans dat je bij een willekeurige windsnelheid hinder ondervindt is bij stilzitten groter dan bij stevig doorlopen. Dat windhinder soms optreedt is acceptabel: het stormt nu eenmaal af en toe. Bij een "goed" windklimaat zal men daarom wel af en toe windhinder ervaren, maar geen overmatige windhinder. In een situatie zonder overmatige windhinder heeft het merendeel van het publiek geen last van windhinder. Windgevaar treedt op bij zodanig hoge windsnelheid dat bij personen in ernstige mate problemen optreden bij het lopen. Windgevaar gaat gepaard met evenwichtsverlies, waardoor het voor mensen onmogelijk wordt zich staande te houden of zich lopend voort te bewegen. c. Grenzen van de evaluatie

Gebiedsgrens: loopt gelijk met het projectgebied. Systeemgrens: valt niet samen met de gebiedsgrens en is afhankelijk van de mogelijke impact van de omgeving op het windklimaat. De windexpert dient dit verder in te schatten en de correcte systeemgrens vast te leggen.

Page 14: 04 Fysisch milieu-FYS v1 - Vlaanderen · 2017-02-08 · Duurzaamheidsmeter Wijken 04 FYS - v.1.1 blz. 3 I 48 FYS FYSISCH MILIEU # punten te verdienen Scoresysteem: per fase L O FYS

Duurzaamheidsmeter Wijken 04 FYS - v.1.1 blz. 14 I 48

d. Evaluatie

De beoordeling van het windklimaat gebeurt over het algemeen op basis van de overschrijdingskans van een bepaalde drempelsnelheid. Dit criterium wordt beoordeeld aan de hand van de uurgemiddelde windsnelheden. De maximale score voor windhinder en windgevaar wordt gehaald zonder verder onderzoek door een expert indien er op de site geen gebouwen met een hoogte van meer dan 30 meter voorkomen. Indien er gebouwen zijn hoger dan 30 m wordt er een eenvoudige analyse* uitgevoerd. Als er vervolgens aan de hand van de eenvoudige analyse niet op voorhand kan worden gegarandeerd dat er een acceptabel windklimaat zonder windhinder en/of windgevaar te verwachten is, dan wordt een gedetailleerde analyse* uitgevoerd. De beoordeling hiervan gebeurt door de windexpert. Als de windexpert geen gedetailleerd onderzoek nodig acht, dan blijft zijn beoordeling bij de eenvoudige analyse geldig voor het verdere traject. Om tot een betrouwbare voorspelling van het te verwachten windklimaat te kunnen komen, is een aantal richtlijnen opgesteld waaraan de eenvoudige en gedetailleerde analyse moet voldoen. Zie hiervoor de bijlage.

Page 15: 04 Fysisch milieu-FYS v1 - Vlaanderen · 2017-02-08 · Duurzaamheidsmeter Wijken 04 FYS - v.1.1 blz. 3 I 48 FYS FYSISCH MILIEU # punten te verdienen Scoresysteem: per fase L O FYS

Duurzaamheidsmeter Wijken 04 FYS - v.1.1 blz. 15 I 48

Windhinder

Scoretoekenning Het windklimaat wordt in het projectgebied, met gebouwen hoger dan 30 m beoordeeld op basis van het optreden van de classificaties goed, matig en slecht volgens de beoordeling van de NEN 8100*. Meer uitleg over deze norm in de bijlage.

50% van de punten

o het windklimaat in de slentergebieden is tenminste matig volgens NEN 8100;

o in maximaal 15% van de doorloopgebieden is het windklimaat slecht volgens NEN 8100;

100% van de punten

Geen onderzoek vereist, alle gebouwen zijn lager dan 30 m OF o het windklimaat in de verschillende slentergebieden is goed volgens

NEN 8100 ; o in minimaal 70% van de doorloopgebieden is het windklimaat goed

volgens NEN 8100; o in maximaal 5% van de doorloopgebieden is het windklimaat slecht

volgens NEN 8100;

Hoe aan te tonen

o L-locatiekeuze en O-ontwerpfase: - Een rapport van het uitgevoerde onderzoek door een windexpert of een bewijs dat geen

enkel gebouw hoger is dan 30 m.

Windgevaar

Scoretoekenning Als er geen vooronderzoek vereist is, dan wordt de maximale score gehaald voor windgevaar.

Anders wordt dezelfde methodiek als bij de windhinder toegepast volgens de NEN 8100* en scoort men als er aan volgende bepalingen voldaan wordt:

0% van de punten Er is sprake van overschrijding van het criterium voor windgevaar volgens NEN 8100.

100% van de punten

Geen onderzoek vereist, alle gebouwen zijn lager dan 30 m OF er is nergens sprake van overschrijding van het criterium voor beperkt risico op windgevaar volgens NEN 8100 .

Hoe aan te tonen

o L-locatiekeuze en O-ontwerpfase: - Een rapport van het uitgevoerde onderzoek door een windexpert of een bewijs dat geen

enkel gebouw hoger is dan 30 m.

Page 16: 04 Fysisch milieu-FYS v1 - Vlaanderen · 2017-02-08 · Duurzaamheidsmeter Wijken 04 FYS - v.1.1 blz. 3 I 48 FYS FYSISCH MILIEU # punten te verdienen Scoresysteem: per fase L O FYS

Duurzaamheidsmeter Wijken 04 FYS - v.1.1 blz. 16 I 48

FYS 02.03 – LUCHTKWALITEIT

a. Indicatoren

FYS FYSISCH MILIEU # punten te verdienen

L O

FYS 02 GEBIEDSMILIEU /10 /12

FYS 02.03 LUCHTKWALITEIT

Luchtvervuiling bij locatiekeuze 1 -

Luchtvervuiling van de wijk - 1

b. Doelstelling

Men wenst de verontreiniging van de buitenlucht te verminderen tot niveaus waarbij de schadelijke gevolgen voor de menselijke gezondheid, met bijzondere aandacht voor gevoelige bevolkings-groepen, en voor het milieu als geheel zo gering mogelijk zijn. De blootstelling van bevolkingsgroepen en ecosystemen aan luchtverontreiniging* (stikstofdioxiden, zwevende deeltjes (PM10 en PM2,5)) moet beperkt zijn om zo de menselijke gezondheidsrisico’s en de schade aan vegetatie en ecosystemen te beperken. Anderzijds willen we hier ook wijzen op mogelijke positieve effecten van de aanwezigheid van groen op de luchtkwaliteit. Hierbij moet wel de nodige aandacht besteed worden aan de locatie van dit groen t.o.v. de weginfrastructuur. Niet bedoelde effecten kunnen de situatie zeer lokaal verergeren.1 Daarnaast zijn er ook ontwerpmaatregelen mogelijk die enerzijds invloed hebben op de luchtkwaliteit zelf of anderzijds op het verminderen van de blootstelling eraan. In eerste instantie kan dit door het verminderen van het gemotoriseerd verkeer, verbeterde luchtdoorstroming, de inplanting van groen, … In tweede instantie door de locatie van gevoelige functies t.o.v. de straat.2 c. Grenzen van de evaluatie

Gebiedsgrens: loopt gelijk met het projectgebied. Systeemgrens: valt niet samen met de gebiedsgrens en is afhankelijk van de mogelijke impact van de omgeving op de luchtkwaliteit

1 http://www.lne.be/themas/milieu-en-mobiliteit/gebiedsgerichte-aanpak/lokale-luchtkwaliteit/mogelijke-

maatregelen/eindrapportlucthgroen-20130809.pdf

2 http://www.lne.be/beelden-en-documenten/impact_verkeer.pdf

Page 17: 04 Fysisch milieu-FYS v1 - Vlaanderen · 2017-02-08 · Duurzaamheidsmeter Wijken 04 FYS - v.1.1 blz. 3 I 48 FYS FYSISCH MILIEU # punten te verdienen Scoresysteem: per fase L O FYS

Duurzaamheidsmeter Wijken 04 FYS - v.1.1 blz. 17 I 48

d. Evaluatie

Luchtvervuiling bij locatiekeuze

Evaluatiemethode De Vlaamse of grootstedelijke overheid (Gent, Brussel, Antwerpen) stelt luchtkwaliteitskaarten ter beschikking voor het projectgebied, wat toelaat concentratie van NO2, PM10 en PM2,5 voor de uitvoering van het project te bepalen. Meer achtergrondinformatie over de luchtverontreiniging* is terug te vinden in de bijlage.

Stof Grenswaarden Goed Redelijk Matig Ondermaats Slecht

NO2 40 µg /m³ 0-20 20-30 31-35 35-40 >40

PM10 40 µg /m³ 0-20 20-30 31-35 35-40 >40

PM2,5 25 µg /m³ 0-10 10-20 20-25 25-30 >30

Tabel. Jaargemiddelde luchtkwaliteit Scoretoekenning

50% van de punten Indien de concentratie van NO2, PM10 en PM2,5 voor de uitvoering van het project minimaal ´redelijk´ scoren.

100% van de punten Indien de concentratie van NO2, PM10 en PM2,5 voor de uitvoering van het project minimaal ´goed´ scoren .

Hoe aan te tonen

o L-locatiekeuze: - Een afbeelding van de luchtkwaliteitskaart van het betreffende studiegebied met de

concentraties NO2, PM10 en PM2,5 van het laatste beschikbare jaar en de kaart met verwachte waarden.

Page 18: 04 Fysisch milieu-FYS v1 - Vlaanderen · 2017-02-08 · Duurzaamheidsmeter Wijken 04 FYS - v.1.1 blz. 3 I 48 FYS FYSISCH MILIEU # punten te verdienen Scoresysteem: per fase L O FYS

Duurzaamheidsmeter Wijken 04 FYS - v.1.1 blz. 18 I 48

Luchtvervuiling van de wijk

Evaluatiemethode Hier wordt de invloed van het beschouwde project beoordeeld naar luchtkwaliteit toe. Nieuwe ontwikkelingen leiden enerzijds tot uitstoot afkomstig van de nieuwe gebouwen (puntbronnen), maar ook tot extra verkeersbewegingen (lijnbronnen). De lokale verkeersbijdrage van het extra verkeer op en rond de site dient in geval van verwachte overschrijdingen van de luchtkwaliteitsnormen beperkt te worden. De extra verkeersbewegingen worden afgeleid uit het mobiliteitseffectenrapport (MOBER). Voor de berekening van de lokale verkeersbijdrage zijn er verschillende modellen beschikbaar. Voor de voorspelling van toekomstige situaties zijn alleen berekeningen of windtunnelsimulaties een mogelijkheid. Op basis van een voor de situatie geschikte methode (standaardrekenmethode 1, 2 of

windtunnelonderzoek) moet aangetoond worden aan welke grenswaarden inzake stofconcentratie PM2.5, PM10 en NO2 kan beantwoord worden na inrekening van de verandering van de lokale verkeersbijdrage in geval een MER moet opgemaakt worden. Scoretoekenning

50% van de punten

Uit een MER-screening of MER (afhankelijk van de schaal van het project) blijkt dat er geen noemenswaardige effecten zijn te verwachten op de luchtkwaliteit na realisatie van het project.

100% van de punten

Uit een MER-screening of MER (afhankelijk van de schaal van het project) blijkt dat er een verbetering is te verwachten van de luchtkwaliteit na realisatie van het project.

Hoe aan te tonen

o O-ontwerpfase: - Onderbouwing (MER-screening of MER-systematiek) van de positieve- of negatieve

effecten op de luchtkwaliteit.

Page 19: 04 Fysisch milieu-FYS v1 - Vlaanderen · 2017-02-08 · Duurzaamheidsmeter Wijken 04 FYS - v.1.1 blz. 3 I 48 FYS FYSISCH MILIEU # punten te verdienen Scoresysteem: per fase L O FYS

Duurzaamheidsmeter Wijken 04 FYS - v.1.1 blz. 19 I 48

FYS 02.04 – BEZONNING

a. Indicatoren

FYS FYSISCH MILIEU # punten te verdienen L O

FYS 02 GEBIEDSMILIEU /10 /12

FYS 02.04 BEZONNING

Bezonning* binnen het projectgebied 1 1

Bezonning buiten het projectgebied 1 1

b. Doelstelling

Er gelden twee eisen voor de bezonning: ‘bezonning binnen het projectgebied’ dat het aantal zonne-uren in het te ontwikkelen project beoordeelt en ‘bezonning buiten het projectgebied’ dat de impact van het project beoordeelt naar de beschaduwing van de omgeving buiten het te ontwikkelen gebied. Onder bezonning wordt de maximalisatie van de beschikbaarheid van zonlicht op gebouwschildelen en het buitendomein verstaan. Op die manier ontstaat een grotere kans op een levendig binnen- en buitenmilieu, een minimaal kunstlichtverbruik en de passieve of actieve benutting van zonnewinsten mogelijk te maken. Mensen verwachten in hun gebouwen een goede daglichtbeschikbaarheid. Daglicht maakt de binnenruimte attractiever en levendiger, en zorgt bij goede controlemechanismen voor een beperking van het energieverbruik voor kunstverlichting. Passieve benutting van zonnewinsten kan een belangrijke bijdrage leveren tot het verminderen van de energiebehoefte voor verwarming. De inrichting en lay-out van de buitenomgeving speelt een cruciale rol in de beschikbaarheid van daglicht op gebouwschildelen. Nieuwe gebouwen kunnen de bezonning (als indicator) en dus daglichtbeschikbaarheid voor omgevende gebouwen sterk beperken. Ook maximalisatie van de bezonning ter hoogte van het maaiveld is belangrijk: het bepaalt de aard van de fauna en de geschiktheid van delen van de site voor specifiek gebruik (terrassen, speeltuinen, rustplekken). c. Grenzen van de evaluatie

We bekijken voor dit criterium het project binnen en buiten de gebiedsgrens. De systeemgrens wordt dus bepaald als het gebied buiten de gebiedsgrens onder invloed van het nieuwe project tot een maximum van 100 m buiten de gebiedsgrens.

Page 20: 04 Fysisch milieu-FYS v1 - Vlaanderen · 2017-02-08 · Duurzaamheidsmeter Wijken 04 FYS - v.1.1 blz. 3 I 48 FYS FYSISCH MILIEU # punten te verdienen Scoresysteem: per fase L O FYS

Duurzaamheidsmeter Wijken 04 FYS - v.1.1 blz. 20 I 48

d. Evaluatie

Bezonning* binnen het projectgebied

Evaluatiemethode De evaluaties van de bezonning kunnen gebeuren aan de hand van een methode* naar keuze. De berekeningen gebeuren voor een situatie met en zonder gepland project en voor het te ontwikkelen gebied met de ruime omgeving van het gebied. Geplande maar nog niet uitgevoerde projecten in de omgeving worden in de situatie met gepland project meegenomen. De evaluatiemethodes* worden verder beschreven in de woordverklaringen. De methode evalueert de potentiële dagelijkse directe bezonning van 19 februari tot 21 oktober op de bezonde gevels en buitenruimtes van de projecten binnen het te ontwikkelen gebied bij een zonnehoogte groter dan 10 graden. De invloed van het weer (bewolking) wordt niet in rekening gebracht.

Scoretoekenning 50% of 100% van de punten worden toegekend als voor de 3 mogelijke bestemmingen voldaan wordt aan het minimum aantal bezonningsuren per dag voor bezonde gevels of buitenruimtes. Een vlak wordt als volledig bezond beschouwd als 80 % van het vlak aangestraald is.

Minimum aantal bezonningsuren per dag tussen 19/02 en 21/10

Bestemming 50% van de punten 100% van de punten

Wonen, gezondheidszorgfunctie met verblijfs-functie, dagopvang voor kinderen, voor bejaarden, voor mindervaliden …

2 uren 4 uren

Privé-buitentuin/terras op horizontaal vlak 2 uren 4 uren

Publieke tuin, park, speeltuin, sportveld, speelplaats van een school op horizontaal vlak

4 uren 6 uren

Hoe aan te tonen

0%

10%

20%

30%

40%

50%

60%

70%

80%

90%

100%

0 1 2 3 4 5 6 7 8

Pe

rce

nta

ge

v

/d

pu

tne

n

BezonningurenWonen en privé buitenruimtest Publieke buitenruime

Page 21: 04 Fysisch milieu-FYS v1 - Vlaanderen · 2017-02-08 · Duurzaamheidsmeter Wijken 04 FYS - v.1.1 blz. 3 I 48 FYS FYSISCH MILIEU # punten te verdienen Scoresysteem: per fase L O FYS

Duurzaamheidsmeter Wijken 04 FYS - v.1.1 blz. 21 I 48

o O-ontwerpfase: - De figuren die de beschikbaarheid van directe bezonning* aantonen volgens

bovenstaande methodes. - Een tabel met de evaluatie van de beschouwde punten. - Indien enkel het meest negatieve vlak beoordeeld wordt, aantonen dat dit het meest

negatieve is.

Bezonning buiten het projectgebied

Evaluatiemethode De evaluaties van de bezonning kunnen gebeuren aan de hand van een methode* naar keuze. De berekeningen gebeuren voor een situatie met en zonder gepland project en voor het te ontwikkelen gebied met de ruime omgeving van het gebied. Geplande maar nog niet uitgevoerde projecten in de omgeving worden in de situatie met gepland project meegenomen. De evaluatiemethodes worden verder beschreven in de woordverklaringen. De methode evalueert de potentiële dagelijkse directe bezonning van 19 februari tot 21 oktober op de bezonde gevels en buitenruimtes van de projecten buiten het te ontwikkelen gebied die door de ontwikkeling een andere bezonningswijze kennen, bij een zonnehoogte groter dan 10 graden. De invloed van het weer (bewolking) wordt niet in rekening gebracht.

0%

10%

20%

30%

40%

50%

60%

70%

80%

90%

100%

0 1 2 3 4 5 6 7 8

Pe

rce

nta

ge

v

/d

pu

tne

n

Bezonninguren

Wonen en privé buitenruimtest Publieke buitenruime

Page 22: 04 Fysisch milieu-FYS v1 - Vlaanderen · 2017-02-08 · Duurzaamheidsmeter Wijken 04 FYS - v.1.1 blz. 3 I 48 FYS FYSISCH MILIEU # punten te verdienen Scoresysteem: per fase L O FYS

Duurzaamheidsmeter Wijken 04 FYS - v.1.1 blz. 22 I 48

Scoretoekenning 50% of 100% van de punten worden toegekend als voor de 3 mogelijke bestemmingen voldaan wordt aan het minimum aantal bezonningsuren per dag. Een vlak wordt als volledig bezond beschouwd als 80 % van het vlak aangestraald is.

Minimum aantal bezonningsuren per dag tussen 19/02 en 21/10

Bestemming 50% van de punten 100% van de punten

Wonen, gezondheidszorgfunctie met verblijfs-functie, dagopvang voor kinderen, voor bejaarden, voor mindervaliden …

2 uren 4 uren

Privé-buitentuin/terras op horizontaal vlak 2 uren 4 uren

Publieke tuin, park, speeltuin, sportveld, speelplaats van een school op horizontaal vlak

4 uren 6 uren

Hoe aan te tonen

o O-ontwerpfase: - De figuren die de beschikbaarheid van directe bezonning* aantonen volgens

bovenstaande methodes. - Een tabel met de evaluatie van de beschouwde punten. - Indien enkel het meest negatieve vlak of tijdstip beoordeeld wordt: aantonen dat dit het

meest negatieve is.

Page 23: 04 Fysisch milieu-FYS v1 - Vlaanderen · 2017-02-08 · Duurzaamheidsmeter Wijken 04 FYS - v.1.1 blz. 3 I 48 FYS FYSISCH MILIEU # punten te verdienen Scoresysteem: per fase L O FYS

Duurzaamheidsmeter Wijken 04 FYS - v.1.1 blz. 23 I 48

FYS 02.05 – GELUIDSHINDER

a. Indicatoren

FYS FYSISCH MILIEU # punten te verdienen L O

FYS 02 GEBIEDSMILIEU /10 /12

FYS 02.05 GELUIDSHINDER

Omgevingslawaai site 1 1

Geluidsluw ontwerpen op wijkniveau - 1

b. Doelstelling

Het minimaliseren van geluidsoverlast binnen de gebiedsontwikkeling. Daarbij het voorkomen, vermijden en verminderen van de schadelijke gevolgen (hinder inbegrepen) van blootstelling aan omgevingslawaai, om zo de menselijke gezondheidsrisico’s en de schade aan fauna te beperken. Omgevingslawaai is het ongewenst of schadelijk geluid buitenshuis dat door menselijke activiteiten wordt veroorzaakt, inclusief lawaai dat wordt voortgebracht door vervoermiddelen, wegverkeer, spoorwegverkeer, vliegtuigverkeer en locaties van industriële activiteiten. c. Grenzen van de evaluatie

Gebiedsgrens: loopt gelijk met het projectgebied. Systeemgrens: valt niet samen met de gebiedsgrens en is afhankelijk van de mogelijke impact van de omgeving op de geluidskwaliteit.

Page 24: 04 Fysisch milieu-FYS v1 - Vlaanderen · 2017-02-08 · Duurzaamheidsmeter Wijken 04 FYS - v.1.1 blz. 3 I 48 FYS FYSISCH MILIEU # punten te verdienen Scoresysteem: per fase L O FYS

Duurzaamheidsmeter Wijken 04 FYS - v.1.1 blz. 24 I 48

d. Evaluatie

Omgevingslawaai site

Evaluatiemethode Fase locatiekeuze:

In de fase locatiekeuze wordt er gestreefd naar een locatie die reeds zoveel mogelijk voldoet aan de grens- en drempelwaardes voor geluidshinder* voor de mens. Dit sluit niet uit dat er in deze zones woonomgevingen ontwikkeld kunnen worden, maar dit duidt er wel op dat het nemen van extra maatregelen noodzakelijk is bij verdere ontwikkeling. http://www.lne.be/themas/hinder-en-risicos/geluidshinder/Geluidskaarten Ontwerpfase:

Hier wordt een scoreberekening van de geluidskwaliteit gemaakt door een deskundige. De geluidhinderscore wordt volgens de Europese richtlijn 2002/49/EG* berekend. Daarnaast moet er voor de verdere ontwikkeling voldaan worden aan de minimale aanpak en moet deze geïntegreerd worden in het uitgiftebeleid.

Minimale aanpak o Indien er een actieplan geluid aanwezig is die betrekking heeft op de wijk, moeten de

maatregelen hieruit overwogen worden (cf. Geluid agglomeratie Gent). Er vindt dan een overleg plaats met de stedelijke agglomeratie over welke maatregelen uit het actieplan op haalbaarheid moeten onderzocht worden, en welke maatregelen moeten geïmplementeerd worden.

o Voor woongebouwen moet de gevelisolatie voldoen aan de eisen in de akoestische norm NBN S 01-400-1.

Deze methodiek wordt uitgebreider beschreven onder ‘Woordverklaringen’. We maken daarbij een onderscheid tussen hinder voor de mens en schade aan fauna.

o Hinder voor de mens:

Niveau Lden Lnight Grenswaarde 70 dB 60 dB Richtwaarde 60 dB 50 dB Bovenstaande richtwaarde kan gehanteerd worden als algemene richtwaarde. In specifieke gebieden kan de overheid projectspecifiek, lagere richtwaarden opleggen.

o Schade aan fauna: Om verstoring van gevoelige fauna te beperken, moet er in gevoelige gebieden* naar gestreefd worden dat de geluidsdrempel van LAeq,24u 55 dB(A) niet overschreden wordt.

Page 25: 04 Fysisch milieu-FYS v1 - Vlaanderen · 2017-02-08 · Duurzaamheidsmeter Wijken 04 FYS - v.1.1 blz. 3 I 48 FYS FYSISCH MILIEU # punten te verdienen Scoresysteem: per fase L O FYS

Duurzaamheidsmeter Wijken 04 FYS - v.1.1 blz. 25 I 48

Scoretoekenning Locatiekeuze:

50% van de punten De hinder voor de mens blijft onder grenswaarde voor Lden en Lnight voor het hele gebied volgens de beschikbare geluidskaarten.

100% van de punten De hinder voor de mens blijft onder richtwaarde voor Lden en Lnight v voor het hele gebied volgens de beschikbare geluidskaarten.

Ontwerpfase:

25% van de punten

Voldaan aan minimale aanpak EN met geluidsbelasting over het volledige projectgebied in de nieuwe situatie lager of gelijk aan de referentietoestand indien hoger dan de grenswaarde.

75% van de punten

Voldaan aan minimale aanpak EN met geluidsbelasting over het volledige projectgebied in de nieuwe situatie lager dan de grenswaardes, geen schade aan fauna in de aangeduide gevoelige gebieden .

100% van de punten

Voldaan aan minimale aanpak EN met geluidsbelasting over het volledige projectgebied in de nieuwe situatie lager dan de richtwaarde, geen schade aan fauna in de aangeduide gevoelige gebieden.

Hoe aan te tonen

o L-locatiekeuze: - Geluidskaarten met aanduiding gebiedsgrens, die aantonen dat deze voldoen aan de

gestelde eisen EN - documenten die aantonen dat er zal voldaan worden aan de gestelde minimale aanpak.

o O-ontwerpfase: - De geluidsstudie van de wijk door een akoestisch expert of geluidskaarten met aanduiding

gebiedsgrens die aantonen dat deze voldoen aan de gestelde eisen EN - documenten die aantonen dat er zal voldaan worden aan de gestelde minimale aanpak.

Page 26: 04 Fysisch milieu-FYS v1 - Vlaanderen · 2017-02-08 · Duurzaamheidsmeter Wijken 04 FYS - v.1.1 blz. 3 I 48 FYS FYSISCH MILIEU # punten te verdienen Scoresysteem: per fase L O FYS

Duurzaamheidsmeter Wijken 04 FYS - v.1.1 blz. 26 I 48

Geluidsluw ontwerpen op wijkniveau

Evaluatiemethode

Hier wordt de geluidsbelasting vanaf fase inrichting zoveel mogelijk beperkt door een geluidsluw ontwerp.

o De geluidsbelasting is vastgesteld op basis van situatietekeningen en een akoestisch onderzoek, uitgevoerd door een deskundige.

o Er is aangetoond dat alle woningen minimaal een geluidsluwe gevel en één geluidsluwe buitenruimte hebben, waarvan de geluidsbelasting minder dan 48 dB bedraagt. Hierbij is een geluidsluwe gevel een gevel met een geluidsbelasting die minimaal 10 dB lager is dan de hoogst belaste gevel van het gebouw.

Onder een geluidsluwe gevel wordt ook het volgende verstaan:

Aan deze gevel dient tenminste 1 verblijfsruimte te liggen die door middel van opengaande delen te verbinden is met de buitenlucht. Indien nodig kan een geluidsluwe gevel door middel van een afsluitbare buitenruimte gerealiseerd worden, waarbij in de afgesloten buitenruimte de condities gelijkwaardig zijn aan de buitenlucht.

Onder een geluidsluwe buitenruimte wordt het volgende verstaan:

Een buitenruimte met buitenluchtcondities, die door zijn inplanting of afscherming ten opzichte van de geluidsbron een lagere geluidsbelasting kent. Het betreft hier enkel semipublieke buitenruimtes (collectieve tuinen, speelplaatsen) of private buitenruimtes.

Scoretoekenning

100% van de punten Als wordt aangetoond dat bij het ontwerp van woningen binnen het plan alle woningen minimaal een geluidsluwe gevel en een geluidsluwe buitenruimte met een geluidsbelasting van minder dan 48dB hebben.

Hoe aan te tonen

o O-ontwerpfase: - Een situatietekening van het plangebied, met daarop aangegeven:

• Waar de bestaande en nieuw te bouwen woningen gesitueerd zijn. • Waar de betrokken geluidsbronnen zijn gesitueerd.

- Een onderbouwing van het feit dat alle woningen minimaal een geluidsluwe gevel hebben. - Een onderbouwing van het feit dat alle woningen een geluidsluwe buitenruimte hebben

waarvan de geluidsbelasting minder dan 48 dB zal zijn.

Page 27: 04 Fysisch milieu-FYS v1 - Vlaanderen · 2017-02-08 · Duurzaamheidsmeter Wijken 04 FYS - v.1.1 blz. 3 I 48 FYS FYSISCH MILIEU # punten te verdienen Scoresysteem: per fase L O FYS

Duurzaamheidsmeter Wijken 04 FYS - v.1.1 blz. 27 I 48

FYS 02.06 – STRALINGSRISICO*

a. Indicatoren

FYS FYSISCH MILIEU # punten te verdienen

L O

FYS 02 GEBIEDSMILIEU /10 /12

FYS 02.06 STRALINGSRISICO

De afstand tot hoogspanningslijnen 1 1

b. Doelstelling

Het minimaliseren van gezondheidsrisico’s door elektromagnetische stralingsbronnen (hoogspanningsmasten) voor mensen en ecosystemen. Bovengrondse hoogspanningskabels (luchtlijnen) genereren een extreem laagfrequent elektrisch en magnetisch veld. Ondergrondse hoogspanningskabels genereren enkel een extreem laagfrequent magnetisch veld. Meer informatie is te vinden onder woordverkarlingen. Er wordt hier niet gekeken naar andere vormen van straling zoals zendmasten omdat deze reeds opgenomen zijn in het bestaande wetgevende kader en er geen strengere eisen worden opgelegd. c. Grenzen van de evaluatie

Gebieds- en systeemgrens: De gebiedsgrens valt hier niet samen met de systeemgrens, afhankelijk van de locatie van de HS-leiding binnen of buiten de gebiedsgrens.

Page 28: 04 Fysisch milieu-FYS v1 - Vlaanderen · 2017-02-08 · Duurzaamheidsmeter Wijken 04 FYS - v.1.1 blz. 3 I 48 FYS FYSISCH MILIEU # punten te verdienen Scoresysteem: per fase L O FYS

Duurzaamheidsmeter Wijken 04 FYS - v.1.1 blz. 28 I 48

d. Evaluatie

De afstand tot hoogspanningslijnen

Evaluatiemethode

Voor nieuwe, nog te bouwen hoogspanningslijnen wil de Vlaamse overheid ervoor zorgen om bij voorkeur geen bestaande scholen en kinderopvangvoorzieningen en zo weinig mogelijk woningen of bouwgronden te overspannen. Voor bestaande bovengrondse hoogspanningslijnen beveelt de Vlaamse overheid aan om geen nieuwe scholen of kinderopvangvoorzieningen in de magneetveldzone van 0,4 µT van bestaande hoogspanningslijnen te plaatsen. Om dit in de praktijk uit te voeren, werd een rekenmodel ontwikkeld om te kunnen berekenen waar er meer dan 0.4 µT kan voorkomen. Het model berekent hoe groot de magnetische velden zijn. Het berekeningsmodel kan worden geraadpleegd door contact op te nemen met de Dienst Milieu & Gezondheid van het departement LNE ([email protected]). Met behulp van dat rekenmodel kan bij nieuwe projecten berekend worden waar er magnetische velden kunnen voorkomen. Bij de inrichting van nieuwe gebieden kan dan met de resultaten van het rekenmodel rekening gehouden worden als een van de factoren die de inplanting van gebouwen of gevoelige bestemming bepalen. Scoretoekenning

0% van de punten Indien niet alle woningen en gevoelige bestemmingen inclusief hun buitenruimtes liggen buiten de 0,4 µT contour.

100% van de punten Alle woningen en gevoelige bestemmingen inclusief hun buitenruimtes liggen buiten de 0,4 µT contour.

Hoe aan te tonen

o L-locatiekeuze en O-ontwerpfase: - Rapport van het rekenmodel + aanduiding op kaart dat alle gevoelige bestemmingen en

woningen met hun buitenruimtes buiten de 0,4 µT contour liggen.

Page 29: 04 Fysisch milieu-FYS v1 - Vlaanderen · 2017-02-08 · Duurzaamheidsmeter Wijken 04 FYS - v.1.1 blz. 3 I 48 FYS FYSISCH MILIEU # punten te verdienen Scoresysteem: per fase L O FYS

Duurzaamheidsmeter Wijken 04 FYS - v.1.1 blz. 29 I 48

FYS 02.07 – LICHTVERVUILING

a. Indicatoren

FYS FYSISCH MILIEU # punten te verdienen L O

FYS 02 GEBIEDSMILIEU /10 /12

FYS 02.07 LICHTVERVUILING

Verlichting van infrastructuren en publieke ruimtes - 1

b. Doelstelling

Lichtvervuiling wordt omschreven als de verhoogde helderheid van de nachtelijke omgeving veroorzaakt door het overmatig en verspillend gebruik van kunstlicht. Kunstmatige hemelgloed* en strooilicht* zijn twee belangrijke aspecten van lichtvervuiling. Het doel is om lichtuitstraling van gebouwen en infrastructuren te beperken om zo lichtsluiers en strooilicht te minimaliseren. Dit verbetert voor mensen het visueel comfort onder nachtelijke omstandigheden en de mogelijkheid tot waarneming van de hemelkoepel. Voor fauna en flora betekent het een vermindering van de verstoring van het nachtelijk leven. In dit criterium wordt specifiek gekeken naar de lichtuitstraling van infrastructuren in de publieke ruimte. Gebouwgebonden lichtuitstraling wordt hier niet bekeken, maar een doorvertaling van deze ambitie op gebouwniveau behoort wel tot de mogelijkheden. c. Grenzen van de evaluatie

Gebiedsgrens: loopt gelijk met het projectgebied. De systeemgrens: alt hier niet noodzakelijk samen met de gebiedsgrens en is sterk afhankelijk van de ligging en impact van infrastructuren buiten de gebiedsgrens op het projectgebied.

Page 30: 04 Fysisch milieu-FYS v1 - Vlaanderen · 2017-02-08 · Duurzaamheidsmeter Wijken 04 FYS - v.1.1 blz. 3 I 48 FYS FYSISCH MILIEU # punten te verdienen Scoresysteem: per fase L O FYS

Duurzaamheidsmeter Wijken 04 FYS - v.1.1 blz. 30 I 48

d. Evaluatie

Evaluatiemethode Algemeen moet men om te scoren rekening houden met onderstaande de lichtzones:

Indeling lichtzones

Lichtzone Type Voorbeeld 1 Donkere gebieden gebieden van het Vlaams Ecologisch Netwerk (VEN),

habitatrichtlijngebieden en vogelrichtlijngebieden 2 Zones met beperkte

buitenverlichting plattelandsomgeving, woongebied met lage densiteit

3 Zones met matige buitenverlichting

verstedelijkte omgeving en centra van kleine steden, woongebied met hoge densiteit of industrieel /commerciële gebieden

4 Zones met aangepaste buitenverlichting

centra van centrumsteden met belangrijke nachtelijke activiteiten

Criteria voor lichtvervuiling zijn afhankelijk van de aard van de site. Voor elk project maakt de stedelijke of gemeentelijke overheid een inplantingsplan op waarin de planomgeving opgesplitst wordt volgens de bovenstaande zonering. Aan de hand van onderstaande tabel kunnen we per zone de verschillende eisen beoordelen.

Beperking van lichtvervuiling: criteria (dag: 6:00 – 22:00 h, nacht: 22.00 – 6.00 h).

Lichtzone Dag / Nacht Beperking kunstmatige hemelgloed*

Minimale neerwaartse fractie van de lichtstroom van de op de site geïnstalleerde lichtstroom (.N4 volgens CIE 52) (%)

1 100 % 2 97,5 % 3 95,0 % 4 85,0 %

Beperking strooilicht*

(wegverlichting) Verticale verlichtingssterkte op ramen vanwege wegverlichting Ev (lux)

1 2 1

2 5 1 3 10 2 4 25 5

Beperking verblinding Maximale lichtintensiteit van elke kunstlichtbron exclusief wegverlichting (cd)

1 2500 0

2 7500 500

3 10000 1000

4 25000 2500

o Minimale neerwaartse fractie van de lichtstroom van elk armatuur:

Sommige verlichtingsstrategieën vergen een bewust gebruik van opwaarts uitstralende armaturen (in de bodem ingebouwde armaturen, laaggeplaatste breedstralers voor het aanlichten van gebouwen, feestverlichting) waarvoor aan deze eis niet kan beantwoord worden. Bij verantwoord gebruik van deze verlichtingsstrategieën kan deze eis gemilderd worden in lichtzone 3 of 4.

o Maximale intensiteit van elke kunstlichtbron.

Deze eis is van toepassing op elke waarnemingsrichting vanuit een punt dat buiten de te verlichten oppervlakte ligt. Eventueel kan voor laaggeplaatste sportverlichting een uitzondering gemaakt worden op deze eis, om sociale avondactiviteiten veilig te kunnen laten plaatsvinden.

Page 31: 04 Fysisch milieu-FYS v1 - Vlaanderen · 2017-02-08 · Duurzaamheidsmeter Wijken 04 FYS - v.1.1 blz. 3 I 48 FYS FYSISCH MILIEU # punten te verdienen Scoresysteem: per fase L O FYS

Duurzaamheidsmeter Wijken 04 FYS - v.1.1 blz. 31 I 48

Verlichting van infrastructuren

Scoretoekenning

100% van de punten

De gebruikte projectoren voldoen aan de waarden in de kolom 'Beperking kunstmatige hemelgloed*: neerwaartse fractie' in de tabel 'Lichtvervuiling' (zone-afhankelijk). Het strooilicht* wordt beperkt tot de waarden in de kolom 'Beperking strooilicht (wegverlichting)' in de tabel 'Lichtvervuiling' (lichtzone-afhankelijk).

Hoe aan te tonen

o O-ontwerpfase: - De verlichting wordt aangeduid op de plannen. - Een lijst van de voorziene verlichting met hun vermogen en alle hierboven beschreven

grootheden. - Een rekennota die aangeeft dat aan de eisen voor de verschillende verlichtingssterktes

wordt voldaan.

Page 32: 04 Fysisch milieu-FYS v1 - Vlaanderen · 2017-02-08 · Duurzaamheidsmeter Wijken 04 FYS - v.1.1 blz. 3 I 48 FYS FYSISCH MILIEU # punten te verdienen Scoresysteem: per fase L O FYS

Duurzaamheidsmeter Wijken 04 FYS - v.1.1 blz. 32 I 48

FYS 03 – ADAPTIEF VERMOGEN a. Indicatoren

FYS FYSISCH MILIEU # punten te verdienen

L O

FYS 03 ADAPTIEF VERMOGEN - /10

FYS 03.01 ADAPTIEF VERMOGEN

Inventaris mogelijke oorzaken en impact - 6

Alternatief voorstel of verwerking in huidig voorstel - 4

b. Doelstelling

Het ontwikkelen van alternatieve scenario’s die toekomstige veranderingen in het fysisch milieu kunnen ondervangen. Dit kan gaan om nog niet uitgevoerde projecten zoals nieuwe mobiliteits-infrastructuren die hun impact hebben op het fysisch milieu. c. Verband met andere rubrieken

De impact van toekomstige ontwikkelingen of scenario’s in en of buiten het projectgebied in andere thema’s op het fysisch milieu.

Page 33: 04 Fysisch milieu-FYS v1 - Vlaanderen · 2017-02-08 · Duurzaamheidsmeter Wijken 04 FYS - v.1.1 blz. 3 I 48 FYS FYSISCH MILIEU # punten te verdienen Scoresysteem: per fase L O FYS

Duurzaamheidsmeter Wijken 04 FYS - v.1.1 blz. 33 I 48

FYS 03.01 – ADAPTIEF VERMOGEN

a. Indicatoren

FYS FYSISCH MILIEU # punten te verdienen L O

FYS 03 ADAPTIEF VERMOGEN - /10

FYS 03.01 ADAPTIEF VERMOGEN

Inventaris mogelijke oorzaken en impact - 6

Alternatief voorstel of verwerking in huidig voorstel - 4

b. Doelstelling

Het ontwikkelen van alternatieve scenario’s die toekomstige veranderingen in het fysisch milieu kunnen ondervangen. Dit kan gaan om nog niet uitgevoerde projecten zoals nieuwe mobiliteits-infrastructuren die hun impact hebben op het fysisch milieu. c. Grenzen van de evaluatie

Gebiedsgrens: De systeemgrens valt hier niet noodzakelijk samen met gebiedsgrens, dit is sterk afhankelijk van de oorzaak en zijn impact op het projectgebied. d. Evaluatie

Inventaris mogelijke oorzaken en impact

Evaluatiemethode

De opdrachtgever of ontwikkelaar dient rekening te houden met toekomstige ontwikkelingen die een impact kunnen hebben op het fysisch milieu. Daarom wordt een inventaris opgemaakt van mogelijke oorzaken van veranderingen en hun impact op het fysisch milieu. Vanzelfsprekend is deze inventaris ook nodig om te kunnen voldoen aan de tweede eis. We denken hier dan bijvoorbeeld aan het in beeld brengen van toekomstige trein- of metro-infrastructuren, gewijzigde mobiliteitsstromen, de klimaatveranderingen en hun impact op het gebiedsmilieu. Scoretoekenning

100% van de punten Indien een inventaris met de mogelijke toekomstige oorzaken van veranderingen en hun impact is opgemaakt.

Hoe aan te tonen

o O-ontwerpfase: - Inventaris van de mogelijke toekomstige oorzaken van veranderingen en hun impact op het

fysisch milieu.

Page 34: 04 Fysisch milieu-FYS v1 - Vlaanderen · 2017-02-08 · Duurzaamheidsmeter Wijken 04 FYS - v.1.1 blz. 3 I 48 FYS FYSISCH MILIEU # punten te verdienen Scoresysteem: per fase L O FYS

Duurzaamheidsmeter Wijken 04 FYS - v.1.1 blz. 34 I 48

Alternatief voorstel of verwerking in huidig voorstel

Evaluatiemethode Hier moet men aantonen dat de wijziging in het fysisch milieu de geambieerde duurzame

kwaliteiten en eisen i.v.m. het fysisch milieu niet in gedrang brengen, door een alternatief voorstel of de toekomstige ontwikkeling reeds te verwerken in het project. Scoretoekenning

100% van de punten Indien een alternatief voorstel is verwerkt in het project.

Hoe aan te tonen

o O-ontwerpfase: - Nota waarin wordt aangetoond hoe wijzigingen in het fysisch milieu de geambieerde

kwaliteiten van het huidig voorstel niet in gedrang brengen of verbeteren. Dit kan aan de hand van een alternatief ontwikkelingsvoorstel of door aan te tonen dat dit reeds verwerkt is in het huidige voorstel.

Page 35: 04 Fysisch milieu-FYS v1 - Vlaanderen · 2017-02-08 · Duurzaamheidsmeter Wijken 04 FYS - v.1.1 blz. 3 I 48 FYS FYSISCH MILIEU # punten te verdienen Scoresysteem: per fase L O FYS

Duurzaamheidsmeter Wijken 04 FYS - v.1.1 blz. 35 I 48

WOORDVERKLARINGEN

BEBOUWD TERREIN

Terrein dat is bebouwd voor industriële, commerciële of sociale doeleinden. Hieronder wordt niet verstaan de onderdelen zoals benoemd bij onbebouwd gebied.

BEZONNING

De gebruikte methode evalueert de impact van het project op de beschaduwing (directe bezonning, 19 februari tot 21 oktober) op de verschillende omgevingsvlakken (gevels, publiek domein, daken, zonne-energiesystemen). De gedetailleerde berekening gebeurt op basis van een gedetailleerd 3D-model. In dit model zijn de noklijn en nokhoogte van alle bestaande en nieuwe gebouwen opgenomen, en de hoogte van het maaiveld. Het klimaatbestand met de bezonningsgegevens is afkomstig van KMI, ASHRAE, TRY of equivalent. Bezonningsgegevens voor de specifieke locatie mogen gebruikt worden, maar een klimaatbestand voor Ukkel wordt ook aanvaard. Met bewolking moet geen rekening gehouden worden. De simulatie kan ook uitgevoerd worden met Sketch-up en de gratis plug-in “Sunhours”, deze laat toe om op een eenvoudige manier de bezonningsuren per dag te bekijken. http://www.sunhoursplugin.com/ De simulaties kunnen uitgevoerd worden aan de hand van dynamische energiesimulatiesoftware (TRNSYS, Energyplus, Ecotect, ...) of met specifieke software voor verlichtingsberekeningen (Radiance, ...). De simulatie gebeurt op uurbasis voor de periode van 19 februari tot 21 oktober met een minimale tijdsresolutie van 60 minuten en met een plaatsresolutie van minstens 1 x 1 m. De simulatie brengt alleen de directe component in rekening. Voor de reflectiefactor van alle vlakken (ook de bodem) mag een reflectiefactor van 0.3 in rekening gebracht worden. Als meer gedetailleerde gegevens beschikbaar zijn dan mag op basis van een meting een nauwkeuriger waarde voor de reflectiefactor gebruikt worden.

BRAAKLIGGEND TERREIN

Voorheen bebouwd terrein, brownfields, dat ontwikkeld is geweest voor industriële, commerciële of sociale doeleinden. Hieronder wordt niet verstaan de onderdelen zoals benoemd bij onbebouwd gebied.

GELUIDSHINDER

Europese richtlijn 2002/49/EG

De Europese richtlijn 2002/49/EG inzake de evaluatie en de beheersing van omgevingslawaai biedt een grondslag voor de verdere ontwikkeling van maatregelen afkomstig van de belangrijkste geluidsbronnen, in het bijzonder weg- en spoorwegvoertuigen en -infrastructuur, vliegtuigen, materieel voor gebruik buitenshuis en in de industrie en verplaatsbare machines, en voor de uitwerking van aanvullende maatregelen op korte, midden- en lange termijn. In Vlaanderen zijn er eisen voor het omgevingslawaai veroorzaakt door ingedeelde inrichtingen (Vlarem I en Vlarem II). Inzake omgevingslawaai veroorzaakt door verkeer bestaan er in Vlaanderen of in België op dit ogenblik geen wetten, decreten, normen of bindende richtlijnen. Daarom wordt, voor de evaluatie en de toetsing van deze aspecten vertrokken van de Europese Richtlijn 2002/49/EG inzake de evaluatie en de beheersing van omgevingslawaai.

Page 36: 04 Fysisch milieu-FYS v1 - Vlaanderen · 2017-02-08 · Duurzaamheidsmeter Wijken 04 FYS - v.1.1 blz. 3 I 48 FYS FYSISCH MILIEU # punten te verdienen Scoresysteem: per fase L O FYS

Duurzaamheidsmeter Wijken 04 FYS - v.1.1 blz. 36 I 48

De geluidsbelastingsindicatoren die gehanteerd worden voor de evaluatie van het omgevingsgeluid zijn Lden en Lnight. Lden heeft betrekking op de jaargemiddelde waarde van de geluidsbelasting op een welbepaalde plaats. De indicator steunt op een gemiddeld A-gewogen dag-, avond- en nachtniveau in dB. In de avondperiode wordt de belasting 5 dB zwaarder aangerekend. Gedurende de nacht is dit 10 dB.

waarin • Lday het A-gewogen gemiddelde geluidsniveau over lange termijn is, als gedefinieerd in ISO 1996-2:1987, vastgesteld over alle dagperioden van een jaar; • Levening het A-gewogen gemiddelde geluidsniveau over lange termijn is, als gedefinieerd in ISO 1996-2:1987, vastgesteld over alle avondperioden van een jaar; • Lnight het A-gewogen gemiddelde geluidsniveau over lange termijn is, als gedefinieerd in ISO 1996-2:1987, vastgesteld over alle nachtperioden van een jaar; Hierbij telt de dag twaalf uren, de avond vier uren en de nacht acht uren. De indicator Lnight heeft betrekking op de jaargemiddelde waarde van de nachtelijke geluidsbelasting op een welbepaalde plaats. De indicator steunt op een gemiddeld A-gewogen niveau in de nachtperiode. Voor verkeerslawaai, spoorweglawaai en vliegtuiglawaai worden deze indicatoren bepaald volgens de rekenmethodes die gehanteerd worden bij de opstelling van de strategische geluidsbelastingskaarten volgens RL 2002/49/EG. De indicatoren zijn Lden en Lnight zijn aangegeven, indien beschikbaar, als kleurcodes op de strategische geluidsbelastingskaarten. Voor de effectieve scoreberekening maken we een onderscheid tussen hinder voor de mens, en schade aan de fauna.

Hinder voor de mens

In het kader van dit meetinstrument ontwikkelen we een voorstel voor richtwaarden en grenswaarden voor Lden en Lnight en dit op basis van bestaande ontwerpteksten en beleid. De eisen worden gerefereerd aan een referentietoestand die gelijk is aan de toestand voor de start van het project. De extra verkeersbewegingen worden afgeleid uit het mobiliteits-effecten-rapport. De stedelijke overheid stelt, indien opgemaakt, de referentiewaarde van de geluidsbelastings-indicatoren Lden en Lnight voor de referentietoestand ter beschikking via de strategische geluidsbelastingskaarten.

Niveau Lden Lnight Grenswaarde 70 dB 60 dB Richtwaarde 60 dB 50 dB

Bovenstaande richtwaarde kan gehanteerd worden als algemene richtwaarde. In specifieke gebieden kan de overheid project specifiek lagere richtwaarden opleggen. Is de geluidsbelasting in de referentietoestand lager dan de richtwaarden dan mag in de nieuwe situatie de geluidsbelasting niet hoger zijn dan de richtwaarden.

Page 37: 04 Fysisch milieu-FYS v1 - Vlaanderen · 2017-02-08 · Duurzaamheidsmeter Wijken 04 FYS - v.1.1 blz. 3 I 48 FYS FYSISCH MILIEU # punten te verdienen Scoresysteem: per fase L O FYS

Duurzaamheidsmeter Wijken 04 FYS - v.1.1 blz. 37 I 48

Is de geluidsbelasting in de referentietoestand hoger dan de richtwaarden en lager dan de grenswaarden dan dient de geluidsbelasting van de nieuwe situatie minstens beperkt te worden tot de geluidsbelasting in de referentietoestand. Is de geluidsbelasting in de referentietoestand hoger dan de grenswaarden, dan moet de geluidsbelasting in de nieuwe situatie minstens beperkt worden tot de grenswaarden. Voor gebouwen met geluidsgevoelige functies (scholen, dagcentra, ...) die enkel gedurende een gedeelte van de dag wordt uitgeoefend, mag Lden in voorgaande vervangen worden door Lday (met behoud van grens- en richtwaarden). Schade aan fauna

Voor elk project wordt bij de stedelijke overheid een aanduiding van gevoelige gebieden (gebieden van het Vlaams Ecologisch Netwerk (VEN), habitatrichtlijngebieden en vogelrichtlijngebieden) opgevraagd. Om verstoring van gevoelige fauna te beperken, moet er in deze gebieden naar gestreefd worden dat de geluidsdrempel van LAeq,24u 55 dB(A) niet overschreden worden. Referenties

- VLAREM I en II - Richtlijn 2002/49/EG van het Europees parlement en de raad van 25 juni 2002 inzake

de evaluatie en de beheersing van omgevingslawaai http://www.lne.be/themas/hinder-en-risicos/geluidshinder

- Strategische geluidskaarten agglomeratie Gent http://www.lne.be/themas/hinder-en-risicos/geluidshinder/beleid/eu-richtlijn/goedgekeurde-geluidskaarten/goedgekeurde-geluidskaarten

- Ontwerp actieplan geluid agglomeratie Gent - http://www.lne.be/themas/hinder-en-risicos/geluidshinder/beleid/eu-

richtlijn/actieplannen/ontwerpactieplan-gent

HEMELGLOED

Hemelgloed is het gevolg van weerkaatsing van straling op gasmoleculen, waterdamp en stofdeeltjes in de atmosfeer. Er bestaan twee soorten hemelgloed. Enerzijds is er de natuurlijke sluier die veroorzaakt wordt door natuurlijke lichtbronnen zoals bijvoorbeeld de maan, anderzijds is er de kunstmatige hemelgloed, veroorzaakt door de directe en gereflecteerde straling van kunstmatige lichtbronnen. De intensiteit van de lichtsluier wordt beïnvloed door de atmosferische omstandigheden en het vervuilingsniveau van de atmosfeer. Het is dus niet verwonderlijk dat de grootste lichtsluiers worden waargenomen boven grote stedelijke kernen. Maar ook sportvelden, bedrijfsterreinen, serres en andere sterk verlichte objecten kunnen van ver zichtbaar zijn door de kunstmatige hemelgloed die ze veroorzaken.

LUCHTVERONTREINIGING

De overheid wenst de verontreiniging van de buitenlucht te verminderen tot niveaus waarbij de schadelijke gevolgen voor de menselijke gezondheid, met bijzondere aandacht voor gevoelige bevolkingsgroepen, en voor het milieu als geheel zo gering mogelijk zijn. Men wil door het voeren van een lokaal luchtkwaliteitsbeleid de volgende doelstellingen bereiken:

1. De lokale verkeersbijdrage in de totale luchtverontreiniging verminderen en hiermee ook onrechtstreeks een positieve invloed uitoefenen op de stedelijke achtergrondconcentraties.

2. Fijn stof- en NO2-concentraties op de gekende knelpuntlocaties verbeteren.

Page 38: 04 Fysisch milieu-FYS v1 - Vlaanderen · 2017-02-08 · Duurzaamheidsmeter Wijken 04 FYS - v.1.1 blz. 3 I 48 FYS FYSISCH MILIEU # punten te verdienen Scoresysteem: per fase L O FYS

Duurzaamheidsmeter Wijken 04 FYS - v.1.1 blz. 38 I 48

3. Nieuwe knelpunten voorkomen. 4. Stedelijke ontwikkeling en economische groei verder garanderen waarbij het aspect

luchtkwaliteit doorgetrokken wordt. Via maatregelen ter voorkoming van luchtverontreiniging wordt het aspect luchtkwaliteit ingebed in andere beleidsdomeinen zoals het mobiliteits-, ruimtelijke ordenings- en vergunningenbeleid. In regionale en lokale luchtkwaliteitsplannen zijn acties opgenomen om de luchtkwaliteitsverbetering te realiseren.

De NO2- en stofconcentratie op een bepaalde plek is opgebouwd uit een regionale achtergrond (Vlaanderen, Wallonië, buitenland en andere bronnen), een stedelijke achtergrond en een lokale (verkeers)bijdrage. De bijdragen van de regionale en stedelijke achtergrond worden door de Vlaamse overheid (Departement Leefmilieu, Natuur en Energie) afgeleid uit belEUROS-modelsimulaties. De lokale verkeersbijdrage kan op drie manieren bepaald worden:

- gemeten als verschil tussen de gemeten concentraties in een meetstation, en de gemodelleerde achtergrondconcentratie (regionale en stedelijke bijdrage);

- berekend met een aangepast rekenmodel; - bepaald uit windtunnelonderzoek.

Luchtverontreiniging door zwaveldioxide, zware metalen en koolmonoxide worden voorlopig niet in de beoordeling meegenomen. De ozonproblematiek wordt eveneens niet opgenomen omdat er op siteniveau weinig aan kan gedaan worden. Hiervoor bestaan maatregelen genomen op Vlaams niveau. Polluenten zoals NO2 en VOS zijn echter ozonprecursoren. Maatregelen om de NO2- en CO2-emissies te beperken zullen dan ook een positieve invloed hebben op de ozonconcentraties. Ook geurhinder wordt voorlopig niet in de analyse opgenomen. Referenties:

- Bepaling van de best beschikbare grootschalige concentratiekaarten luchtkwaliteit voor België, VMM, VITO, Studie uitgevoerd in opdracht van MIRA, Milieurapport Vlaanderen Onderzoeksrapport MIRA/2013/01, december 2012

- Lokaal luchtkwaliteitsplan Gent 2010-2015 - 50 acties voor een schonere lucht, Tom Balthazar, juni 2010 (http://www.gent.be/docs/Lokaal%20Luchtkwaliteitsplan%202010-2015.pdf )

- Richtlijn 2008/50/EG van het Europees parlement en de raad van 20 mei 2008 betreffende de luchtkwaliteit en schonere lucht voor Europa (o.a. Bijlage XI Grenswaarden voor de bescherming van de menselijke gezondheid)

- MIRA (2007) Milieurapport Vlaanderen, Achtergronddocument 2007, Verspreiding van zwevend stof, Torfs R., Deutsch F., Schrooten L., Broekx S., J. Vankerkom, Matheeussen C.,Roekens E., Fierens F., Dumont G. & Bossuyt M.,Vlaamse Milieumaatschappij, www.milieurapport.be

- Regeling van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 8 november 2007, nr. LMV 2007.109578, houdende regels met betrekking tot het beoordelen van de luchtkwaliteit (Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007

ONBEBOUWD TERREIN

Terrein dat niet is bebouwd. Hieronder wordt verstaan: 1. Stedelijk groen en blauw zoals parken, recreatieterreinen, volkstuinen, meren, kanalen,

rivieren en begraafplaatsen; 2. Cultuurlandschap zoals agrarisch gebied (land- en bosbouw), landgoederen, extensieve

recreatie, water(berging) en natuur; 3. Natuurlandschap (natuur en eventueel water(berging) met beperkt recreatief

medegebruik).

Deze gebieden kunnen elementen bevatten als gebouwen, wegen en paden.

STRALINGSRISICO

Page 39: 04 Fysisch milieu-FYS v1 - Vlaanderen · 2017-02-08 · Duurzaamheidsmeter Wijken 04 FYS - v.1.1 blz. 3 I 48 FYS FYSISCH MILIEU # punten te verdienen Scoresysteem: per fase L O FYS

Duurzaamheidsmeter Wijken 04 FYS - v.1.1 blz. 39 I 48

Referenties

- Guidelines for limiting exposure to time-varying electric, magnetic and electromagnetic

fields (up to 300 Ghz), ‘International Commission on Non-Ionizing Radiation Protection (ICNIRP)’, Health Physics 74 (4):494-522; 1998 (wordt gevolgd door WHO).

- http://www.who.int/peh-emf/about/WhatisEMF/en/index4.html EN 50383:2010, Basic standard for the calculation and measurement of electromagnetic field strength and SAR related to human exposure from radio base stations and fixed terminal stations for wireless telecommunication systems (110 MHz - 40 GHz).

- EN 50499:2008, Procedure for the assessment of the exposure of workers to electromagnetic fields.

- RICHTLIJN 2004/40/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 29 april 2004 betreffende de minimumvoorschriften inzake gezondheid en veiligheid met betrekking tot de blootstelling van werknemers aan de risico's van fysische agentia (elektromagnetische velden).

- RICHTLIJN 2008/46/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 23 april 2008 tot wijziging van Richtlijn 2004/40/EG betreffende de minimumvoorschriften inzake gezondheid en veiligheid met betrekking tot de blootstelling van werknemers aan de risico’s van fysische agentia (elektromagnetische velden) (achttiende bijzondere richtlijn in de zin van artikel 16, lid 1, van Richtlijn 89/391/EEG).

- Elektromagnetische velden en gezondheid, mei 2008, Dienst Risicobeheersing van DG Leefmilieu, Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu in samenwerking met wetenschappelijke experten Dr. Jacques Vanderstraeten, Dr. Marion Crasson, Dr. Ir. Benoit Stockbroeckx.

Magnetische velden van hoogspanningslijnen

Er werd al erg veel onderzoek uitgevoerd naar de mogelijke gezondheidseffecten. Er werd bij bevolkingsonderzoeken een statistisch verband gevonden tussen wonen in de buurt van hoogspanningslijnen (blootstelling aan meer dan 0.4 µT – microtesla is een maat voor de sterkte van het magnetisch veld) en het meer voorkomen van kinderleukemie. Het gaat om een statistisch verband, er is niet aangetoond dat magnetische velden de oorzaak zijn van het meer voorkomen van leukemie (dan zou het een oorzakelijk verband zijn). Wetenschappers hebben geen verband gevonden met gezondheidseffecten bij volwassenen. Om te bewijzen dat dat magnetisch veld de oorzaak is, is er bevestiging nodig uit onderzoek op proefdieren en op cellijnen. Dat bijkomend onderzoek heeft niet kunnen aantonen dat de velden de oorzaak van het meer voorkomen van kinderleukemie zijn. De meest recente wetenschappelijke studies kunnen het statistisch verband bovendien ook niet of bijna niet meer terugvinden. Meer informatie over hoogspanning en gezondheid kan u vinden opwww.lne.be/hoogspanning.

STROOILICHT

Strooilicht kan omschreven worden als licht dat ergens terechtkomt waar het niet nodig of niet gewenst is. Voorbeelden van strooilicht zijn straatlantaarns of tuinverlichting die in de slaapkamer binnen schijnen, sportverlichting of serreverlichting die een groter dan wenselijke oppervlakte verlichten. Wegverlichting, buitenverlichting van (sport-, parkeer- of industrie) terreinen zijn typische lichtbronnen die aanleiding kunnen geven tot lichtvervuiling. Dit meetinstrument beperkt zich tot deze lichtbronnen, binnen- en buitenverlichting van gebouwen wordt niet in rekening genomen.

UHI-EFFECT OF HITTE-EILAND EFFECT

Page 40: 04 Fysisch milieu-FYS v1 - Vlaanderen · 2017-02-08 · Duurzaamheidsmeter Wijken 04 FYS - v.1.1 blz. 3 I 48 FYS FYSISCH MILIEU # punten te verdienen Scoresysteem: per fase L O FYS

Duurzaamheidsmeter Wijken 04 FYS - v.1.1 blz. 40 I 48

Het hitte-eiland effect is het verschijnsel van de stijging van de temperatuur in het stedelijke gebied in vergelijking met het omliggende gebied. Dit wordt veroorzaakt door het groot aantal verharde en donkere oppervlakten die de warmte langer vasthouden. Deze opwarming heeft een aantal gevolgen: • toename energieverbruik door koelsystemen in gebouwen; • toename luchtverontreiniging* (toename van smog, CO2, ozon en stikstofdioxide);

• ontstaan van (nieuwe) ziekte-epidemieën en het hooikoortsseizoen duurt langer; • hittestress, de kans op overlijden aan hart- en vaatziekten neemt toe. Om de stedelijke opwarming te beperken kunnen volgende maatregelen worden genomen: 1. Vegetatie Vegetatie (begroeiing, bomen...) kan worden geïntegreerd in het ontwerp van de verharde oppervlaktes. Dit beperkt het hitte-eiland effect op een directe en indirecte manier. Op een directe manier zorgt het groen voor beschaduwing (Bomen onderscheppen het zonlicht voordat de versteende omgeving kan worden opgewarmd). Op een indirecte manier vermindert de vegetatie de temperatuur in de stad door verdamping (Bomen en planten nemen via de wortels water op uit de bodem, het overgrote deel daarvan verliest het groen als waterdamp). 2. Waterpartijen Waterpartijen zorgen voor verdamping en dus voor een verlaging van de buitentemperatuur. 3. Gebruik van zonreflecterende materialen Door het gebruik van afwerkingsmaterialen met een hoge zonnereflectiecoëfficiënt (Solar Reflectance Index, SRI), wordt de zonnewarmte deels gereflecteerd en dus niet geabsorbeerd door de verharde oppervlaktes.

Deze maatregelen moeten toegepast worden bij het ontwerp van de omgevingsaanleg (parkeerterreinen, verhard speelplein, ...) en de dakoppervlakken van de gebouwen. Door Alterra-WUR zijn de gemeten temperatuurverschillen tussen stedelijk gebied en de groene omgeving vergeleken met een aantal stadskenmerken, zoals percentage groen en percentage bebouwing. Op basis van de correlatie tussen de metingen en de kenmerken is een formule afgeleid: UHI = 0,04* stadsdichtheid in straal van 1,5 km - 0,04* % groen per hectare (bron: Klimaateffectatlas van Nederland). Werken aan een hittebestendige stad - Een handreiking met maatregelen om de temperatuur-gerelateerde effecten van klimaatverandering in steden op te vangen - concept Grontmij/provincie Limburg. www.limburg.nl/dsresource?objectid=15917&type=org

WINDHINDER EN WINDGEVAAR IN DE GEBOUWDE OMGEVING

‘NEN 8100’

De beoordeling van het windklimaat geschiedt over het algemeen op basis van de overschrijdingskans van een bepaalde drempelsnelheid. Dit kan de uurgemiddelde windsnelheid zijn, of een combinatie van de uurgemiddelde windsnelheid en de vlaagsnelheid. Omdat beoordeling op de vlaagsnelheid complex is en slechts in een relatief beperkt aantal situaties een toegevoegde waarde heeft, wordt vooralsnog geadviseerd het windklimaat te beoordelen op de uurgemiddelde windsnelheid. Volgens deze Nederlandse norm moet het windklimaat op het gebied van windhinder beoordeeld worden op de overschrijdingskans van een uurgemiddelde windsnelheid van 5 m/s. Windgevaar wordt beoordeeld op de overschrijdingskans van een uurgemiddelde windsnelheid

Page 41: 04 Fysisch milieu-FYS v1 - Vlaanderen · 2017-02-08 · Duurzaamheidsmeter Wijken 04 FYS - v.1.1 blz. 3 I 48 FYS FYSISCH MILIEU # punten te verdienen Scoresysteem: per fase L O FYS

Duurzaamheidsmeter Wijken 04 FYS - v.1.1 blz. 41 I 48

van 15 m/s. Hierbij wordt het windklimaat beoordeeld op hoofdhoogte, 1.75 m boven lokaal maaiveld. Op plaatsen waar men gewoonlijk zit, zoals terrassen en balkons, kan eventueel een wat kleinere beoordelingshoogte gebruikt worden. De bijbehorende drempelwaarden voor de verschillende activiteitsklassen worden in de onderstaande tabellen weergegeven.

Overschrijdingskans p (vLOK > vDR;H) in procenten van het aantal uren per jaar

Kwaliteitsklasse Activiteiten

I. Doorlopen

II. Slenteren

III. Langdurig zitten

< 2.5 A Goed Goed Goed

2.5 – 5 B Goed Goed Matig

5 – 10 C Goed Matig Slecht

10 – 20 D Matig Slecht Slecht

≥ 20 E Slecht Slecht Slecht

Criteria windhinder volgens NEN 8100.

Overschrijdingskans p(vLOK > vDR;G) in procenten van het aantal uren per jaar

Kwalificatie

0,05 < p < 0,30 Beperkt risico

p ≥ 0,30 Gevaarlijk

Criteria windgevaar volgens NEN 8100.

Hierbij geeft norm als aanvulling voor het criterium voor windgevaar: “Situaties waarvoor een overschrijdingskans geldt van 0,05 < p < 0,30 mogen alleen worden geaccepteerd als deze vallen binnen activiteitsklasse I (doorlopen). Voor activiteitsklasse II en III geldt de eis p ≤ 0,05. Situaties met een overschrijdingskans van p ≥ 0,30 zijn evident gevaarlijk en moeten altijd vermeden worden. Het publiek mag hier niet aan worden blootgesteld.”

‘Eenvoudige analyse windklimaat’

Beneden een bepaalde bouwhoogte is de kans op hinder verwaarloosbaar. Bij bouwhoogten hoger dan 30 m is windhinder echter niet uit te sluiten. Of er windhinder te verwachten is, is echter niet alleen afhankelijk van de bouwhoogte. De beoordeling of een plan hinder op zal leveren is niet in vuistregels te vatten en moet door een ervaren windexpert gebeuren. We beschrijven hier welke aspecten de windexpert minimaal in overweging moet nemen bij de beoordeling van het windklimaat. De windexpert legt hiermee tegelijk de randvoorwaarden voor een eventuele gedetailleerde analyse vast. 1. Windstatistiek

Of windhinder optreedt wordt voor een groot deel bepaald door de windstatistiek. Er wordt geadviseerd de bij het KMI beschikbare windstatistieken te inventariseren en ter beschikking te stellen van de windexpert. Gezien de statistische schommelingen in het windklimaat, moeten de statistieken gebaseerd zijn op langjarige metingen, bij voorkeur 10 jaar of meer. Om het effect van lokale ruwheden in de omgeving van de locatie van de windstatistiek te elimineren, moeten de statistieken omgewerkt zijn tot de statistiek van de zogenaamde potentiële windsnelheden. De windexpert zal bij het beoordelen van het plan de windstatistiek vastleggen die in de gedetailleerde studie moet gebruikt worden.

2. Ligging

Een project waarvan de gebouwen tussen andere gebouwen gelegen zijn en niet significant boven de omringende gebouwen uitsteken, zal zelden leiden tot windoverlast.

Page 42: 04 Fysisch milieu-FYS v1 - Vlaanderen · 2017-02-08 · Duurzaamheidsmeter Wijken 04 FYS - v.1.1 blz. 3 I 48 FYS FYSISCH MILIEU # punten te verdienen Scoresysteem: per fase L O FYS

Duurzaamheidsmeter Wijken 04 FYS - v.1.1 blz. 42 I 48

3. Gebouwvorm

Ook als het project(deel) boven de omgeving uitsteekt kan bij een goed ontwerp de windoverlast op maaiveldniveau beperkt blijven. Er zijn een aantal elementen die hierbij een rol spelen. De windexpert moet dan ook het gebouw tenminste beoordelen op: • Vorm van het gebouw: ronde vormen zullen minder snel tot overlast leiden dan vlakke gevels; • Oriëntatie van het gebouw: door de overheersende windrichting zullen grote gevel

oppervlakken aan de zuid en westzijde snel leiden tot windoverlast; • Sokkel van het gebouw: bij plaatsen van hoogbouw op een laagbouwsokkel zal minder snel

windoverlast optreden dan in het geval dat de gevels van de hoogbouw doorlopen tot op het maaiveld. De grootte van de plint die nodig is om windhinder te voorkomen is daarbij afhankelijk van het aangestroomde geveloppervlak. Ook hier zal een laagbouwsokkel aan de zuid en westzijde de windoverlast het meest effectief beperken.

• Onderdoorgangen: onderdoorgangen in hoge gebouwen zijn in veel gevallen bronnen van windoverlast.

Bij de bovengenoemde aspecten is veelal een zekere ervaring met de beoordeling van het windklimaat noodzakelijk om te kunnen beoordelen of een specifiek plan een potentiële bron van windoverlast is of niet. 4. Bestemming van het gebied

Een laatste aspect dat bij de beoordeling van het te verwachten windklimaat een rol speelt is de bestemming van het gebied. Als een slecht windklimaat te verwachten is voor publiek ontoegankelijke gebieden (water of niet toegankelijke groenvoorziening), hoeft dat niet direct een probleem te zijn. Anderzijds zijn locaties van ingangen en winkelgebieden juist extra gevoelig voor wind. De windexpert zal bij de beoordeling van het plan een inventarisatie maken van de windgevoelige gebieden rond het plan en deze meenemen in zijn beoordeling. 5. Noodzaak van een gedetailleerde analyse

In het geval dat de windexpert een gedetailleerde analyse noodzakelijk acht, zal hij een advies moeten geven of dit met CFD mogelijk is, of dat een windtunnelonderzoek noodzakelijk is. Hierbij spelen een aantal aspecten een rol. Eén ervan is dat CFD een goede indicatie geeft van het windklimaat, maar dat windtunnelonderzoek betrouwbaarder is. In gevallen waarbij windgevaar mogelijk is, is de windtunnel de enige betrouwbare onderzoeksmethode. Een tweede aspect dat een rol kan spelen bij de keuze voor de windtunnel, is de verwachting of er verschillende windafschermende maatregelen getest moeten worden. De doorlooptijd van variantmetingen in de windtunnel is veel kleiner dan van een extra berekening met CFD. Indien het wenselijk is in overleg met bijvoorbeeld de architect de effectiviteit van een aantal aanpassingen interactief te bepalen, dan is de windtunnel het aangewezen instrument. CFD is geschikt voor de minder hoge bouwprojecten, waarbij geen extreme windhinder te verwachten is. CFD heeft als voordeel dat op alle punten in het domein resultaten bekend zijn, terwijl in de windtunnel alleen op een aantal van te voren gekozen meetpunten het windklimaat wordt bepaald.

Page 43: 04 Fysisch milieu-FYS v1 - Vlaanderen · 2017-02-08 · Duurzaamheidsmeter Wijken 04 FYS - v.1.1 blz. 3 I 48 FYS FYSISCH MILIEU # punten te verdienen Scoresysteem: per fase L O FYS

Duurzaamheidsmeter Wijken 04 FYS - v.1.1 blz. 43 I 48

‘Gedetailleerde analyse windklimaat’

In veel gevallen zal er een gedetailleerd onderzoek naar het te verwachten windklimaat noodzakelijk zijn om te kunnen bepalen of er na realisatie van de nieuwbouw een aanvaardbaar windklimaat te verwachten is. Er zijn twee mogelijke onderzoeksmethoden om dit onderzoek uit te voeren: met behulp van de windtunnel of met behulp van Computational Fluid Dynamics (CFD).

Om tot een betrouwbare bepaling van het windklimaat te komen, moet bij het uitvoeren van het onderzoek voldaan worden aan een aantal randvoorwaarden. We geven daarom voor de beide onderzoeksmethoden de basisrichtlijnen.

1. Computational fluid dynamics

Computational Fluid Dynamics (CFD) is een methode waarbij de ruimte rond de te onderzoeken geometrie opgedeeld wordt in een groot aantal cellen. Vervolgens wordt in al deze cellen op iteratieve wijze een oplossing gezocht voor de snelheid, de druk en een aantal andere parameters. Bij het toepassen van CFD zijn er een aantal elementen waar voldoende aandacht aan geschonken moet worden om tot een betrouwbaar rekenresultaat te kunnen komen. De basisrichtlijnen worden gegeven in “Best practice guideline for the CFD simulation of flows in the urban environment”, COST

Action 732. (www.mi.uni-hamburg.de/fileadmin/files/forschung/techmet/cost/cost_732/pdf/BestPractiseGuideline_1-5-2007-www.pdf)

De aanbevelingen in dit document zijn gericht op het wetenschappelijk betrouwbaar en reproduceerbaar

uitvoeren van CFD-berekeningen. In complexe stedenbouwkundige situaties zal het niet in alle gevallen

praktisch mogelijk zijn deze richtlijnen volledig te volgen. In onderstaande wordt op een aantal punten dan

ook afgeweken van deze richtlijnen. Te modelleren geometrie

Alle voor de omstroming van het gebouw van belang zijnde objecten moeten in het model opgenomen

worden. Dit omvat vanzelfsprekend de omliggende bebouwing, maar ook relevante terreinhoogteverschillen

en de (hogere) begroeiing rond het te onderzoeken gebouw. Ook relevante luifels en schermen dienen te

worden gemodelleerd. Begroeiing moet een realistische stromingsweerstand hebben, en de stroming dus niet

volledig te blokkeren. Turbulentiemodellering

Bij CFD-berekeningen kan er onderscheid gemaakt worden tussen een aantal types berekeningen. Allereerst bestaat er de keuze tussen Large Eddy Simulations (LES) berekeningen en Reynolds Averaged Navier Stokes (RANS) berekeningen. Bij de eerste worden alle wervels tot op een schaal van ongeveer een tiende van de typische gebouw afmeting expliciet, tijdsafhankelijk doorgerekend. Dit is voor verreweg de meeste stedenbouwkundige toepassingen gezien de huidige stand van de techniek niet haalbaar. Over het algemeen zal er dus gebruik gemaakt worden van RANS berekeningen, waarbij alle turbulentie wordt gemodelleerd, en over het algemeen alleen de uurgemiddelde snelheden worden uitgerekend. De turbulentie kan daarbij op verschillende manieren worden gemodelleerd. Voor een betrouwbare berekening zal hierbij minimaal van een zogenaamd twee-vergelijkingen-model gebruik gemaakt moeten worden. Dit wil zeggen dat de turbulentie middels twee parameters wordt beschreven, die middels twee gekoppelde vergelijkingen, in combinatie met de snelheid en de druk worden opgelost. In de meeste gevallen zal gebruik gemaakt worden van (varianten van) het kε-model. Domeingrootte

Om de invloed van randen van het gekozen rekendomein te elimineren moet het domein groot genoeg zijn. De uiteindelijke blokkering van het domein door het model moet kleiner te zijn dan 5%. De afstand van het te onderzoeken gebouw tot de randen van het model moet hierbij minimaal 5 maal de gebouwhoogte zijn.

Page 44: 04 Fysisch milieu-FYS v1 - Vlaanderen · 2017-02-08 · Duurzaamheidsmeter Wijken 04 FYS - v.1.1 blz. 3 I 48 FYS FYSISCH MILIEU # punten te verdienen Scoresysteem: per fase L O FYS

Duurzaamheidsmeter Wijken 04 FYS - v.1.1 blz. 44 I 48

Resolutie

Voor een nauwkeurig berekeningsresultaat zal het model voldoende rekencellen moeten bevatten. Hierbij zal in het interessegebied een hogere celdichtheid gekozen moeten worden dan aan de randen van het doorgerekende domein. De doorgerekende resolutie wordt over het algemeen beperkt door de beschikbare computerkracht en de beschikbare rekentijd. Als vuistregel voor de resolutie in horizontale richting kan gesteld worden dat er minimaal 5, bij voorkeur 10, cellen moeten liggen langs de gevels van de van belang zijnde bebouwing, en eveneens minimaal 5, bij voorkeur 10, cellen in de doorgangen waarin het windklimaat moet worden bepaald. De hoogte waarop de resultaten worden gepresenteerd (1.8 meter boven maaiveld) moet minimaal in de derde cel vanaf de bodem liggen. Randvoorwaarden

Indien gebruik wordt gemaakt van een kε-model, zullen op de verschillende randen van het domein randvoorwaarden moeten worden opgegeven voor de verschillende snelheidscomponenten, de druk, de turbulentie k en de dissipatie ε. Voor de snelheid moet een logaritmisch snelheidsprofiel aan de instroomzijde worden opgelegd. De ruwheidslengte z0 die hierbij gebruikt wordt moet voor de verschillende windrichtingen afzonderlijk worden bepaald en gerapporteerd. Voor projecten die aan de rand van de stad zijn gelegen, is het noodzakelijk voor de verschillende windrichtingen een verschillende ruwheid op te leggen. De profielen voor de turbulentie en de dissipatie moeten bij de instroom evenwichtsprofielen zijn behorend bij het opgelegde snelheidsprofiel (zie ook COST Action 732). Ter plaatse van de uitstroom moet een randvoorwaarde opgelegd worden die de resultaten binnen het domein niet beïnvloedt (open randvoorwaarde). Op de bodem van het domein moet de snelheid gelijk te zijn aan nul, waarbij aan de bodem een realistische ruwheid wordt toegekend. De turbulentieparameters moeten hierbij aansluiten. Aan de bovenzijde van het domein moet (i) of een constante schuifspanning worden opgelegd behorend bij het snelheidsprofiel aan de instroom op de betreffende hoogte, (ii) of een constante waarde voor de snelheid en de turbulentieparameters gelijk aan die van het snelheidsprofiel aan de inlaat op deze hoogte. Te presenteren resultaten

De gepresenteerde resultaten moeten een goed beeld geven van het te verwachten windklimaat en, indien er knelpunten zijn, een verklaring voor deze knelpunten geven. Daarnaast moeten zo mogelijk de oplossingsrichtingen voor deze knelpunten te worden gegeven. Om het algemene windklimaat te kunnen beoordelen moet de totale overschrijdingskans van de uurgemiddelde windsnelheid van 5 m/s worden weergegeven op een hoogte van 1.8 meter boven het maaiveld. In geval van het optreden van aanzienlijke windhinder dienen voor die windrichtingen waarbij de hinder wordt veroorzaakt afzonderlijke figuren te worden gepresenteerd, waarin de hinderkans voor die specifieke windrichtingen worden getoond. Het duiden van het aspect windgevaar kan, gezien het meestal zeer lokaal optreden hiervan, in de meeste gevallen tekstueel geschieden. In principe is het mogelijk op basis van de rekenresultaten een schatting te maken van de vlaagsnelheid, door het combineren van de uurgemiddelde snelheid en de turbulentie k. Gezien de relatief lage betrouwbaarheid van deze methode (zo kan er bijvoorbeeld geen onderscheid gemaakt worden tussen de verschillende tijdschalen in de turbulentie) en het feit dat de norm gebaseerd is op uurgemiddelde windsnelheden wordt geadviseerd hier met enige terughoudendheid mee om te gaan. Eventueel kan dit door bij de beoordeling van het windklimaat gebruik te maken van de zogenaamde “gust equivalent mean”, waarvoor over het algemeen de vlaagsnelheid/1.85 wordt genomen.

Page 45: 04 Fysisch milieu-FYS v1 - Vlaanderen · 2017-02-08 · Duurzaamheidsmeter Wijken 04 FYS - v.1.1 blz. 3 I 48 FYS FYSISCH MILIEU # punten te verdienen Scoresysteem: per fase L O FYS

Duurzaamheidsmeter Wijken 04 FYS - v.1.1 blz. 45 I 48

2. Windtunnel

De meest betrouwbare methode voor het vaststellen van de kans op windhinder en windgevaar is het uitvoeren van een windtunnelonderzoek. Om tot een betrouwbaar resultaat te komen moet het onderzoek echter voldoen aan een aantal randvoorwaarden. Een goed overzicht van de aandachtspunten en randvoorwaarden zoals die bij het uitvoeren van een windtunnelonderzoek van belang zijn, wordt gegeven in de Duitse VDI Richtlinie 3783-12 (2000) (http://www.vdi.de/401.0.html?&tx_vdirili_pi2[showUID]=90958).

Te modelleren geometrie

Zoals bij CFD-berekeningen moeten alle voor de omstroming van het gebouw van belang zijnde objecten in het model opgenomen te worden. Dit omvat vanzelfsprekend de omliggende bebouwing, maar ook relevante terreinhoogte verschillen en de (hogere) begroeiing rond het te onderzoeken gebouw. Ook relevante luifels en schermen dienen te worden gemodelleerd. Begroeiing moet een realistische stromingsweerstand te hebben, en de stroming dus niet volledig te blokkeren. Meetmethode een meetpunten

Het onderzoek richt zich op de snelheden in het model. Deze moeten bepaald worden met behulp van een aantal anemometers. Deze anemometers dienen richtingsonafhankelijk te zijn, dan wel de grootte en richting van de stroming te bepalen. Dit laatste zal in de praktijk echter zelden het geval zijn. De meest gebruikte meetsondes zijn:

o NTC elementen of thermistors, waarbij de windsnelheidsafhankelijke afkoeling van een klein bolletje wordt bepaald en

o Irwin probes, waarbij de druk rond de top van een klein buisje dat uit de maquette omhoog steekt wordt bepaald.

Door de traagheid van de sondes zijn NTC elementen alleen geschikt voor het meten van de uurgemiddelde snelheden, terwijl met Irwin probes ook een uitspraak gedaan kan worden over de te verwachten vlaagsnelheid. Irwin probes hebben wel het nadeel dat ze ontworpen zijn om de horizontale windsnelheid meten, terwijl de wind in de buurt van een gebouw ook een significante verticale windsnelheidscomponent kan hebben. Laboratoria die wel de beschikking hebben over opnemers waarmee de vlaagsnelheid kan worden bepaald, kunnen bij de beoordeling van het windklimaat eventueel gebruik maken van de zogenaamde “gust equivalent mean”, waarvoor over het algemeen de vlaagsnelheid/1.85 wordt genomen. Op deze wijze kan wel beoordeeld worden op windvlagen, zonder dat de norm daar op aangepast moet worden. Zanderosie technieken zijn ongeschikt voor het bepalen van het windklimaat. Er moeten voldoende meetpunten rond het te onderzoeken gebouw gelegd worden om een goed beeld van het te verwachten windklimaat te kunnen krijgen. Hierbij moet gedacht worden aan ca. 50 meetpunten rond een eenvoudig gebouw in een niet te complexe omgeving tot ca. 100 punten voor meer complexe situaties. Schaal van het model

De schaal van het model moet zo gekozen worden dat alle voor de omstroming van het te onderzoeken gebied van belang zijnde omgeving in het model aanwezig zijn. De blokkering van de windtunnel moet daarbij kleiner zijn dan 10%, bij voorkeur kleiner dan 5%. In de praktijk liggen de meest gebruikte maquette schalen, afhankelijk van de afmetingen van het te onderzoeken gebouw of de grootte van het te onderzoeken gebied tussen de 1:150 en de 1:400.

Page 46: 04 Fysisch milieu-FYS v1 - Vlaanderen · 2017-02-08 · Duurzaamheidsmeter Wijken 04 FYS - v.1.1 blz. 3 I 48 FYS FYSISCH MILIEU # punten te verdienen Scoresysteem: per fase L O FYS

Duurzaamheidsmeter Wijken 04 FYS - v.1.1 blz. 46 I 48

Referentiesnelheid

De referentiesnelheid van de windtunnel moet hoog genoeg zijn om schalingseffecten te voorkomen. Snelheids- en turbulentieprofiel

Evenals bij CFD-berekeningen moet aan de bovenstroomse rand van de maquette een logaritmisch snelheidsprofiel aanwezig te zijn, met een bijpassend profiel voor de turbulentie intensiteit. Te presenteren resultaten

De gepresenteerde resultaten moeten een goed beeld geven van het te verwachten windklimaat en, indien er knelpunten zijn, een verklaring voor deze knelpunten. Daarnaast dienen zo mogelijk de oplossingsrichtingen voor deze knelpunten te worden gegeven. Om het algemene windklimaat te kunnen beoordelen dienen de totale overschrijdingskansen van de uurgemiddelde windsnelheid van 5 m/s te worden weergegeven op een hoogte van 1.8 meter boven het maaiveld. In geval van het optreden van aanzienlijke windhinder moet voor die windrichtingen waarbij de hinder wordt veroorzaakt per windrichting worden aangegeven wat de bijdrage van deze windrichting aan de windhinder is. Per meetpunt moet opgegeven worden of er windgevaar te verwachten is, en zo ja, welke windrichtingen hier verantwoordelijk voor zijn.

Page 47: 04 Fysisch milieu-FYS v1 - Vlaanderen · 2017-02-08 · Duurzaamheidsmeter Wijken 04 FYS - v.1.1 blz. 3 I 48 FYS FYSISCH MILIEU # punten te verdienen Scoresysteem: per fase L O FYS

Duurzaamheidsmeter Wijken 04 FYS - v.1.1 blz. 47 I 48

REFERENTIES o Stad Gent. Lichtplan 1 en 2 o http://www.gent.be/docs/Departement%20Ruimtelijke%20Planning,%20Mobiliteit%20en%20O

penbaar%20Domein/Dienst%20Stedenbouw%20en%20Ruimtelijke%20Planning/LICHTPLAN_Gent.pdf

o CIE Technical Report 150:2003 “Guide on the Limitation of the effects of Obtrusive Light from Outdoor Lighting Installations”

o The Institution of Lighting Engineers, Guidance notes for the reduction of obtrusive light o EN 13201-2:2003 Road lighting – Part 2: Performance requirements o CIE Report 126 Guidelines for minimizing sky glow (1997) o CIE Report 150 Guide on the limitations of the effect of obtrusive light from outdoor lighting

installations (2003) o Algemeen Typebestek 005 versie juni 2004 (Synergrid) o http://www.lne.be/themas/hinder-en-risicos/lichthinder o http://www.emis.vito.be/lichthinder/ o http://www.emis.vito.be/lichthinder-wegen-aanbevelingen-normen-en-reglementen