11 basisbegrippen elektrische stroom

04/13/23 Elektrodynamica Basisbegrippen 1


Links naar interessante websites

• http://www.natuurkunde.nl/artikelen/view.do?supportId=506866Simulatie waarmee je kan zien wat er gebeurt met de stroomsterkte als je de weerstand verandert (nederlandstalig)

• http://www.walter-fendt.de/ph14nl/ohmslaw_nl.htmOnderzoek het verband tussen spanning, stroomsterkte en weerstand

• http://www.on4cp.org/cursus/cc/resist.htmBepaal de grootte van een weerstand aan de hand van de kleurringen die er op staan.Bovendien vind je hier nog heel wat uitleg over weerstanden (Nederlandstalig)

• http://phet.colorado.edu/simulations/veqir/VeqIRColored.swfVerhoog de spanning en /of de weerstand en bekijk het effect op de stroomsterkte

http://phet.colorado.edu/simulations/veqir/VeqIRColored.swf









1 Wat versta je onder kortsluiting • Kortsluiting is het rechtstreeks

verbinden van de + en – pool van een batterij

• De weerstand van deze stroomkring is dan uitermate klein

• hieruit volgt dat de stroomsterkte in de kring I = U/R dan zeer groot wordt

• dit is gevaarlijk omdat de grote I zorgt voor een grote warmteontwikkeling (brandgevaar).


De elektrische fietsverlichting werkt vaak met een dynamo. Er gaat van de lamp (zowel vooraan als achteraan) één draad naar de dynamo. Hoe kan er dan een stroomkring zijn?

• Bij een fiets gaat één draad vanaf de dynamo naar het voorlicht en één naar het achterlicht.

• De teruglopende stroom gaat door het fietskader (dit werkt enkel omdat de fiets uit metaal bestaat.

• Vuil op het fietskader kan de verlichting buiten werking stellen.


3 Bereken de weerstand van een lamp indien bij het aansluiten van de lamp op een spanning van 220 V

er een stroomsterkte van 0,425 A door de lamp gaat • Gegeven

• U = 220 VI = 0,425 A

• GevraagdR

• Oplossing U = R.I R = U/I = 518 Ω⇒• Antwoord

• De weerstand van de lamp is 518 Ω


4 Bereken het potentiaalverschil over de uiteinden van een weerstand van 350 Ω als er een stroom van 475

µA doorgaat • Gegeven

• R = 350 ΩI = 475.10-6 A

• Gevraagd U

• Oplossing U = R.I =0,166 V

• Antwoord

• De spanning over de weerstand = 0,166 V


5 Bereken de stroomsterkte in een strijkijzer met weerstand 50 Ω als het wordt aangesloten op een

spanning van 220 V. • Gegeven

• R = 50 ΩU = 220 V

• Gevraagd I

• Oplossing U = R.I I = U/R =4,4 A⇒• Antwoord

• De stroomsterkte doorheen het strijkijzer is 4,4 A


6 Bereken de stroomsterkte in een broodrooster met weerstand 40 Ω als die wordt aangesloten op een

spanning van 220 V • Gegeven

• R = 40 ΩU = 220 V

• Gevraagd I

• Oplossing U = R.I I = U/R =5,5 A⇒• Antwoord

• De stroomsterkte doorheen de broodrooster is 5,5 A


7 Bereken de weerstand van een koffiemolen waar een stroomsterkte van 0,750 A doorgaat als hij

wordt aangesloten op een spanning van 220 V.

• Gegeven• I = 0,750 A

U = 220 V• Gevraagd R• Oplossing U = R.I R = U/I =293 Ω⇒• Antwoord• De weerstand van de koffiemolen is 293 Ω


8 Bereken de weerstand van een haardroger waar een stroomsterkte van 2,00 A doorgaat als hij wordt aangesloten op een spanning van 220 V.

• Gegeven

• I = 2,00 AU = 220 V

• Gevraagd R

• Oplossing U = R.I R = U/I =110 Ω⇒• Antwoord

• De weerstand van de haardroger is 110 Ω


Wat kan je zeggen over de volgende bewering : "Daar R = U/I mogen we besluiten dat de weerstand van een geleider recht evenredig verandert met het potentiaalverschil over zijn uiteinden"

0 Deze bewering is juist

0 De opgegeven relatie is fout U/I moet veranderd worden in I/U.

0 De bewering is fout omdat de uitspraak 'recht evenredig ' zou moeten veranderen in 'omgekeerd evenredig'

0 De bewering is fout omdat U en I geen onafhankelijk veranderlijken zijn, als U verandert, verandert I automatisch mee.


Wat kan je zeggen over de volgende bewering : "Daar R = U/I mogen we besluiten dat de weerstand van een geleider recht evenredig verandert met het potentiaalverschil over zijn uiteinden"

0 Deze bewering is juist

0 De opgegeven relatie is fout U/I moet veranderd worden in I/U.

0 De bewering is fout omdat de uitspraak 'recht evenredig ' zou moeten veranderen in 'omgekeerd evenredig'

● De bewering is fout omdat U en I geen onafhankelijk veranderlijken zijn, als U verandert, verandert I automatisch mee.


10 De volgende figuren stellen I voor als functie van U voor verschillende geleidende elementen. Welke figuur geeft de geleider aan die voldoet aan de wet

van Ohm

Antwoord a, U = R.I dus als I = 0 is U = 0


11 Een stroomkring bestaat uit een bron met constante spanning en een veranderlijke weerstand

• De stroomsterkte in deze kring als functie van de weerstand wordt dan het best weergegeven door figuur :


11 Een stroomkring bestaat uit een bron met constante spanning en een veranderlijke weerstand

• De stroomsterkte in deze kring als functie van de weerstand wordt dan het best weergegeven door figuur :

d U = R.I ⇒als R zeer groot is moet I zeer klein zijn en omgekeerd


het omgekeerde van de weerstand wordt elektrische geleiding genoemd en aangeduid als G = 1/R. Het verloop van de stroomsterkte in de kring als functie van

de elektrische geleiding is dan voorgesteld in figuur:

c U = R.I ⇒U = I/G = cte ⇒I en G zijn rechtevenredig

11 basisbegrippen elektrische stroom

Entertainment & Humor