1937

235

Upload: middeleeuw

Post on 30-Dec-2015

62 views

Category:

Documents


2 download

DESCRIPTION

Leidsch JaarboekjeVolume 1937

TRANSCRIPT

Page 1: 1937
Page 2: 1937

JAARBOEKJE

Page 3: 1937
Page 4: 1937

JAARBOEKJEVOOR

GESCHIEDENIS EN OUDHEIDKUNDEV A N

LEIDEN EN RIJNLANDTEVENS ORGAAN VAN DEVEREENIGING ,,OUD-LEIDEN”

1936-1937

(NEGEN-EN-TWINTIGSTE DEEL)

LEIDEN - P. J. MULDER 6r ZOON

Page 5: 1937
Page 6: 1937

WOORD VOORAF.

Het strekt ons tot groote vreugde en voldoening,

dat het Jaarboekje ook zonder de vroegere gemeente-

subsidie kan verschijnen. Wij danken dit aan veler

medewerking en offervaardigheid en zijn daar in

hooge mate erkentelijk voor. Wij zijn het ook allen,

die ons door het inzenden van kopij verblijdden. Zij

hebben niet slechts onze kennis der historie weder

verrijkt, maar ook onze aandacht gevestigd op watdreigt verloren te gaan - tot onze schade en ver-

arming. - Onze dank ook aan onzen uitgever, die

reeds zoovele jaren, tot onze vreugde zijne goede

zorgen aan ons boekje wijdt.Van 1 Januari 1938 af zal het Jaarboekje niet meer

in den boekhandel verkrijgbaar zijn. De contributie

der Vereeniging Oud-Leiden - met inbegrip van het

boekje - is echter f 4.--.

DE REDACTIE.

Leiden, April 1937.

Page 7: 1937
Page 8: 1937

VEREENIGING ,,OUD-LEIDEN”.

VERSLAG OVER HET JAAR 1936.

Wederom rust op het bestuur de taak verslag uitte brengen over de werkzaamheden der Vereenigingover het afgeloopen jaar. Dat jaar is voor de Ver-eeniging *Oud Leiden”, die zich ten doel stelt debevordering van de kennis van en de belangstellingin de geschiedenis van Leiden en omstreken en hetbehoud der aldaar nog aanwezige bouwwerken envoorwerpen, belangrijk voor de locale- en kunstge-schiedeniql) een periode van opgewekt vereenigings-leven geweest, hetgeen o.m. moge blijken uit degroote belangstelling voor de gehouden voordrachtenen excursies. Het moge eveneens blijken uit detoeneming van het aantal leden. Bedroeg bij denaanvang van het jaar het ledental 206, op 31 De-cember 1936 was dit gestegen tot 303. Voorwaarvoor de Vereeniging een verheugend verschijnsel indezen moeilijken tijd.

Ter algemeene ledenvergadering, die op 22 Januariwerd gehouden, werd verslag uitgebracht over het

1) De statuten, welke steeds in het Jaarboekje werden opge-nomen, zullen van nu af eens in de vijf jaar daarin verschijnen.

Page 9: 1937

jaar 1935 en, nadat de heeren Dr. J. E. Kroon enH. van Batenburg de rekening over dat jaar in ordehadden bevonden, werd deze goedgekeurd. Voortswerden de aftredende bestuursleden bij acclamatieherkozen.

In de samenstelling van het bestuur kwamen inden loop van het jaar verschillende wijzigingen. Inhet begin van het jaar werd de heer A. BickerCaarten secretaris, in de plaats van Dr. W. C. Braat,die evenwel deel blijft uitmaken van het bestuur. InMaart trad Mejuffrouw D. Vles, die na voltooiingharer studie, onze stad had verlaten, af als vertegen-woordigster van de Ver. voor Vrouwelijke Studenten;in haar plaats werd Mejuffrouw T. T. Meyers aan-gewezen. Wegens langdurige ongesteldheid meendede heer Felix Driessen in Augustus als bestuurslidte moeten bedanken. Reeds zeer kort hierop -18 October - kwam de heer Driessen te overlijden.Met hem is heengegaan een man met voortreffelijkegaven, die gedurende een reeks van jaren zijn bestekrachten aan de Vereeniging heeft gegeven. Aan heteinde van het jaar achtte de heer G. F. E. Kiers,die als Directeur van het Gemeentelijk Bouw- enWoningtoezicht in het bestuur zitting had, hetwenschelijk wegens zijn benoeming tot inspecteurvan de Volksgezondheid als bestuurslid af te treden.Aan Mejuffrouw Vles en de heeren Kiers en Braatzij op deze plaats openlijk dank gebracht voor dendoor hen in het belang der Vereeniging verrichtenarbeid.

In het belang van een doeltreffender contact met

Page 10: 1937

1X

de gemeenten in de omgeving van onze stad, werdenin verschillende plaatsen correspondenten benoemd.N.l. te Alphen aan den Rijn de heer W. M. C. Regt,te Hazerswoude de heer B. Offringa, te KatwijkMevrouw M. L. H. Eerdbeek-Claasen, te Koudekerkde heer E. Rollema, te Noordwijk de heer J. Kloos,te Rijnsburg de heer J. Vooys, te Voorschoten deheer R. van den Ende, te Warmond de heer P. H.Romeyn en te Woubrugge de heer 0. C. van Hemessen.

Nu uit de dit jaar weder gehouden excursies isgebleken, dat deze door de leden zeer op prijsworden gesteld, heeft het bestuur besloten in denvervolge in het voor- en najaar geregeld eenigeexcursies in onze stad en zijne omgeving te organi-seeren. In verband hiermede werd in Decemberingesteld een Commissie voor het organiseeren vandeze excursies. De Commissie zal zich tevens be-lasten met het inrichten van de t.z.t. te houdententoonstellingen. In de Commissie hebben zittinggenomen Mejuffrouw F. A. le Poole en de heerenIr. H. A. van Oerle, N. J. Swierstra, Jhr. L.H. N. F. M.Bosch Ridder van Rosenthal en A. Bicker Caarten.

Zat het Bestuur bij den aanvang van het jaar infinantieele zorgen, omdat de Gemeente Leiden, inverband met haar finantieelen toestand, de tot nutoe toegekende en zoo zeer gewaardeerde subsidieten behoeve van de uitgave van het Leidsch Jaar-boekje, heeft ingehouden, in den loop van het jaarkwam hierin gelukkig verbetering, deels door in-voering van verschillende bezuinigingen, maar vooraldoor de toename van het aantal leden. Het geregeld

Page 11: 1937

X

verschijnen van het Leidsch Jaarboekje is thansverzekerd.

Het bestuur heeft besloten het Jaarboekje in denvervolge niet meer in den boekhandel verkrijgbaarte stellen omdat het beoogt te zijn het orgaan derVereeniging ten behoeve harer leden.

Voorts zij vermeld, dat bij wijze van proef demogelijkheid is geopend donateur der Vereenigingte worden à f 7.50 en begunstiger à f 2..- per jaar;begunstigers ontvangen geen jaarboekje. Hoewel dezemaatregel niet algemeen bekend is gemaakt, gaveneen 6-tal leden zich als donateur op, terwijl 10 be-gunstigers tot de Vereeniging toetraden.

In dit verslag mag zeker niet ontbreken een woordvan waardeering jegens de leden van het LeidschStudenten Corps en de Vereeniging voor VrouwelijkeStudenten voor de betoonde belangstelling in dewerkzaamheden der Vereeniging. Qe groote activiteitder vertegenwoordigers der genoemde Vereenigingenin ons bestuur zal hier wel niet vreemd aan zijn.

Van de pers ondervond de Vereeniging steedsgroote medewerking, hetgeen ten zeerste op prijswordt gesteld.

Ten aanzien van de gehouden voordrachten enexcursies kan het volgende worden medegedeeld.

De eerste voordracht werd gehouden door Ir. H.A. van Oerle, architect, alhier, over de bouwgeschie-denis van het Academiegebouw en wel op 31 Januariin het Klein-Auditorium van het Academiegebouw,daartoe welwillend afgestaan door Heeren Curatorender Universiteit. Deze voordracht werd o.a. bijge-

Page 12: 1937

XI

woond door den Rector Magnificus Prof. Mr. A. S. deBlecourt en Mr. P. E. Briet, Curator der Universiteit.

De heer van Oerle, die een uitgebreid onderzoeknaar de bouwgeschiedenis van het Academiegebouw,eens Kloosterkerk, heeft ingesteld, wist hierover veelinteressants mede te deelen, zijn voordracht toe-lichtende met vele fraaie lichtbeelden.

Na afloop sprak de Voorzitter den wensch uit, datnog eens herbouwd moge worden het sierlijke poortje,dat eertijds voor het Academieplein heeft gestaan.

,,Straatbeplanting als stadsverfraaiing” was hetonderwerp van de hieropvolgende voordracht, n.1.die van den heer J. Jonker, chef van de afdeelingPlantsoenen bij den dienst der Gemeentewerken teLeiden. Het rooien van een groot aantal boomen inonze stad, waardoor het stadsschoon een gevoeligverlies leed - men denke b.v. aan het verminkteRapenburg - was de aanleiding hiertoe. De voor-dracht beoogde een antwoord te geven op de vraag,waarom toch zooveel boomen in onze stad wordengeveld. Op prettige, klare wijze vertelde de heerJonker van zijn werk en van de moeilijkheden, dieworden ondervonden bij het in het leven houdenvan boomen tusschen de bestrating en langs degrachten met hoogen waterstand en het zal den toe-hoorders zeker duidelijk zijn geworden, dat het ver-vangen van de mooie oude boomen door jongeboompjes helaas noodig is. Onze Voorzitter hadvolkomen gelijk toen hij na afloop der lezing zeide,dat de stadsbeplanting bij den heer Jonker in veiligehanden is !

Page 13: 1937

X11

Op 25 Maart sprak de heer A. A. Kok, architectte Amsterdam en secretaris van den Bond Heemschut,over de historische schoonheid van Amsterdam ende middelen, die worden toegepast om die schoon-heid te behouden en te herstellen. Op zijn eigenwijze, boeiend van het begin tot het einde, verteldede heer Kok o.a. van het werk van Hendrik de Keyzer,van Jacob van Kampen en anderegroote bouwmeesters,die Amsterdam tot zulk een wonder schoone stadhebben gemaakt. Interessante lichtbeelden werdendaarbij vertoond.

Inmiddels was het voorjaar gekomen en daarmedewas de tijd tot het houden van excursies aangebroken.De eerste tocht gold een bezoek aan Haarlem, alwaaronder leiding van eenige bestuursteden van de Ver-eeniging ,,Haerlem” de stad werd bezichtigd. Dezetocht gold als een tegenbezoek aan ,,Haerlem”, ver-mits het vorig jaar de leden dezer Vereeniging door,,Oud-Leiden” in onze stad waren rondgeleid.

We bezichtigden de prachtige St. Bavo-Kerk engingen langs de Waag van Lieven de Key naar TeylersMuseum, alwaar de conservator, de heer H. vanBorssum Buisman ons rondleidde en o.m. de veleetsen en teekeningen van Rembrandt en de gravuresvan Callot toonde. Vervolgens ging de tocht langsaardige grachtjes en straatjes naar het Hofje vanNoblet met zijn prachtige regentenkamer.

Hierop volgde een zeer gastvrije en hartelijke ont-vangst in het eigen gebouw van de Vereeniging,,Haerlem”, een gebouw om van te watertanden voorons ,,Oud-Leidenaren”. Hier werd de thee gebruikt

Page 14: 1937

en hield Haerlems Voorzitter, de Heer J. L.Tadema,een hartelijke toespraak. Het bestuur van de Ver-eeniging .Haerlem” zij nogmaals dank gebracht voorde allerhartelijkste ontvangst.

Een excursie in eigen stad volgde hierop spoedig.Op 22 Mei werd het St. Anna Hofje aan de Hooi-gracht bezocht, alwaar de regentes, Mejuffrouw F.A.le Poole, ons ontving en interessante mededeelin-gen betreffende de geschiedenis van de Stichtingverstrekte en ons de kapel met priesterwoningtoonde.

Na een kort bezoek aan het Schachtenhof aan deMiddelstegracht te hebben gebracht, werd het HeiligeGeest- of Arme Wees- en Kinderhuis aan de Hoog-landsche Kerkgracht bezichtigd. In de Regentenkamergaf onze Voorzitter - tevens oud-regent - eenoverzicht van de geschiedenis van het Weeshuis,waarna de Directeur van deze inrichting de deel-nemers door het geheele gebouw rondleidde. Behalvehet vele interessante in de regentenkamer, trok vooralhet archief, het oude tin, het ,,blok aan been” en dekeukeninrichting onze groote belangstelling.

Het najaar zette in met een lezing over windmolensen met een daaraan verbonden molenexcursie. Jhr.Mr. F. van Ryckevorsel, bestuurslid van de Ver-eeniging ,,De Hollandsche Molen”, sprak op 23September over de ontwikkeling van de windmolensen over den zwaren strijd, dien de molens thans tevoeren hebben, toegelicht met vele lichtbeelden. Ookonze stadgenoot, de molenbouwer A. J. Dekker, uit-vinder van de succesvolle stroomlijnwiek, voerde het

Page 15: 1937

XIV

woord om eenige technische inlichtingen over wind-bemaling te verstrekken.

Tijdens de molenexcursie werden verschillendewater- en korenmolens in vol bedrijf bezichtigd.Eerst kwamen de drie watermolens van den Drie-manspolder bij Stompwijk, malende in getrapte be-maling, aan de beurt. Deze molens, die het vorigjaar voorzien zijn van stroomlijnwieken, werden ookinwendig bezichtigd, hetgeen groote belangstellingtrok. Vervolgens werd bezocht de Wipkorenmolenmet balie - een zeer zeldzaam type - te Hazerswoude.Op de balie en in den molen gaven de heeren Dekkeren van Rijckevorsel een uiteenzetting betreffende destroomlijnwieken en de werking van het molenbedrijf,waarna de deelnemers, de een door het meel witbestoven, de ander besmet met smeer van de raderennaar Koudekerk trokken, waar wij in ,Het Rechthuis”werden ontvangen en toegesproken door den plaat-selijken Correspondent der Vereeniging, den heerE. Rollema.

Na het gebruik van de thee werd onder leidingvan den heer Rollema in oogenschouw genomen,hetgeen nog rest van het Kasteel ,,Groot Poelgeest”,waarna een bezoek werd gebracht aan de mooieoude dorpskerk, die thans grondig wordt gerestaureerdonder leiding van den heer H. van der Kloot Meyburg.

Op verzoek van de Novitiaatscommissie der Ver-eeniging van Vrouwelijke Studenten belastte hetbestuur zich met het organiseeren van een excursiein onze stad op 30 September voor de novieten.Nadat onze Voorzitter haar in het clubgebouw der

Page 16: 1937

xv

V.V.S.L. had toegesproken, verdeelden de novietenzich in groepen om vervolgens onder leiding van dedames T. T. Meyers, F. A. le Poole en A. J. Versprilleen de heeren H. van Batenburg, Jhr. L. H. N. F. M.Bosch Ridder van Rosenthal, N. J. Swierstra en Dr.Mr. J. W. Verburgt verschillende gebouwen, zooals dePieterskerk, het Gravensteen, de Burcht, de Hoog-landsche Kerk, het Weeshuis, het Gemeenlandshuis,verschillende hofjes enz. te bezichtigen.

Vrij laat in het jaar - 17 October - werd nogeen excursie gehouden en wel ter bezichtiging vande werkzaamheden op het Pieterskerkhof ten behoevevan de restauratie van den ouden stadhuisgevel. Deleiding van deze excursie berustte bij den Hoofd-opzichter J. A. L. Bom en den chef-beeldhouwerP. C. van Dongen, die de deelnemers uitvoerig in-lichtten betreffende dit belangwekkend bedrijf. Ge-toond werd hoe de verschillende onderdeelen vanden gevel geheel in overeenstemming met het be-staande worden vervaardigd, hoe, ten behoeve vanhet beeldhouwwerk, de maskers, karyatiden enverdere ornamenten eerst in klei worden gemodel-leerd en, na door de Directie te zijn goedgekeurd,in gips worden gegoten om ten slotte door bekwamebeeldhouwers uit blokken zandsteen te worden ge-houwen. Voor deze excursie bestond een zoo grootebelangstelling, - ongeveer 90 personen waren opge-komen - dat het noodzakelijk was in twee groepenhet terrein te bezichtigen. Terwijl de eene groepa!daar werd rondgeleid, bezichtigde de andere groepde Pieterskerk, daartoe welwillend opengesteld.

Page 17: 1937

XVI

Een in uitzicht gestelde excursie ter bezichtigingvan de werkzaamheden aan het stadhuis onder leidingvan den architect, den heer C. J. Blaauw, moest tothet voorjaar worden uitgesteld, o.a. met het oog ophet te vergevorderd seizoen.

Op uitnoodiging van het dispuut ,,Doctrina” ende Vereeniging ,,Oud-Leiden” sprak Jhr. Mr. M.A. Beelaerts van Blokland, te ‘s-Gravenhage, op28 October voor een talrijk gezeIschap op Sociëteit,,Minerva” over Leidens Historie. Moge door dezevoordracht de eerste band tusschen menig eerstejaars-student, onze stad en ,,Oud-Leiden” zijn gelegd!Eenige bestuursleden hadden de eer de voordrachtbij te wonen; zij brachten op aangename wijze denavond verder op de Sociëteit door.

Ten slotte zij melding gemaakt van de laatsteledenbijeenkomst, die op 9 December plaats had.Onze stadgenoot, de heer J. van der Zanden, ver-toonde toen de door hem met veel moeite en zorgvervaardigde lantaarnplaten van zeer oude, soms bijnavergane negatieven van Leidsche stadsbeelden, be-rustende op het Gemeente-Archief. Voor de vertooningvan deze interessante lichtbeelden - wat was onzestad toch mooi ! - bestond een zoo groote belang-stelling, dat de gezellige bovenzaal van Sociëteit,,Amicitia” te klein was.

Als steeds was ons bestuur waakzaam voor hetbehoud van het schoone in stad en landschap. Welis waar onderging in het afgeloopen jaar het stads-beeld geen belangrijke wijzigingen, doch nietteminwordt toch geleidelijk aan het oude, aantrekkelijke

Page 18: 1937

XVII

beeld onzer stad geknabbeld. Hier en daar sneuveldeeen trapgeveltje en vielen er fraaie boomen als offervan het verkeer (Pieterskerkgracht!) -. of om andereredenen.

Geadresseerd werd aan het Kerkbestuur der St.Petrus Parochie tot behoud van den fraaien I7deneeuwschen gevel van de v.m. R.K. Pastorie Breestraatnr. 139. Dit huis is een van de zeer weinige gebouwenaan de Breestraat, dat niet tot winkelpand is ver-bouwd. Ons bestuur, overtuigd, dat ook het Kerk-bestuur waardeering heeft voor de architectonischeschoonheid van het pand, dat gedurende langer daneen eeuw tot pastorie heeft gediend, verzocht bijeventueele eigendomsoverdracht van het gebouw tebewerkstelligen, dat dit gebouw niet in handen komtvan hen, die voornemens zijn het karakter van hetpand te doen veranderen.

Toen bleek, dat vier watermolens bij Aarlanderveenmet slooping werden bedreigd, kwam, met anderevereenigingen, ook ,,Oud-Leiden” in het geweer, methet resultaat, dat dezen zomer de prachtige molensgrondig werden hersteld. Op uitnoodiging van hetpolderbestuur waren op 5 December eenige bestuurs-leden tegenwoordig bij de ingebruikstelling van deverbeterde molens, waarbij bleek dat de restauratieniet te vergeefs is geweest. Mogen de molens totin lengte van jaren hun arbeid tot tevredenheid deringelanden verrichten.

Toen ons bestuur vernam, dat het in het voornemenvan het Rijk lag een gedeelte van de voormaligegebouwen van het Rijks Ethnografisch Museum,

**

Page 19: 1937

XVIII

Breestraat nr. 18, in verband met den bouw van eenTelephooncentrale, te sloopen, werden pogingen aan-gewend om een in dat gebouw aanwezig 18eeuwschvertrek - een prachtig voorbeeld van een ontvang-kamer van een patricierswoning - voor Leiden tebehouden. Deze poging werd met succes bekroond.Nog juist voor dat met de slooping van het pandwerd aangevangen kon door bekwame handen hetgeheele interieur (plafond, schoonsteenstuk, beschil-derde behangsels (van den Leidschen schilder Quirinusvan Brienen), marmeren schoorsteenmantel, houtenlambrizeering, vensterbanken met origineele kussen-bekleeding en spiegels, stijl Lodewijk XIV en XV), mettoestemming van het Rijk, naar de Lakenhal wordenovergebracht, alwaar een en ander voorloopig is op-geborgen, met de bedoeling t.z.t. de kamer aldaarin haar geheel weder op te bouwen.

Minder gelukkig was de Vereeniging in haar actietot behoud van het dak van het perceel Haarlem-merstraat 165-1671) eens de kapel van het St.Barbara Gasthuis. De bekapping van dit pand, eenprachtig staaltje van middeleeuwsche timmermans-kunst (blanke, Gothisch geprofileerde kapspanten enkruisgording) werd afgebroken en vervangen dooreen plat dak.

Aan een Leidschen winkelier werd uit de kas derVereeniging een bijdrage verleend in de onderhouds-kosten van zijn pand, voor zooveel betreft het vervenvan het historische gedeelte van den gevel.

1) Zie de foto vóór bl. 15 Leidsch Jaarboekje 1933.

Page 20: 1937

XIX

Bij het bestuur is de gedachte opgekomen of hetmogelijk zou zijn het poortje, dat vroeger diende alstoegang tot het erf van den Rector van de Latijnscheschool op de Pieterskerkgracht en dat eenige jarengeleden met subsidie der Vereeniging van het RijksMuseum, te Amsterdam, naar de Lakenhal is over-gebracht, doch voor de opstelling waarvan nog geengeschikt terrein is gevonden, een plaats te geven inden tuin achter de perceelen Rapenburg nr. 67/71,welk eerlang bij den Hortus zal worden getrokken.Na zich terzake gewend te hebben tot Heeren Cura-toren der Universiteit, mocht het bestuur berichtontvangen, dat zij niet zullen nalaten dit voorstel,zoodra nadere plannen voor de indeeling van hetterrein aan de orde zijn, ter sprake brengen.

Tijdens de restauratie van de Pieterskerk is bijhet afbikken van de binnenzijde van een der buiten-muren een warm rood getinte steen te voorschijngekomen, die aan het interieur een aparte wijdinggeeft. Ons bestuur heeft aan het Rijksbureau voor deMonumentenzorg, onder wiens leiding de restauratieplaats heeft, medegedeeld, dat, indien het handhavenvan dezen steen niet in strijd is met de geschied-kundige restauratie, gehoopt wordt, dat de murenniet worden gewit of bekalkt.

Reeds geruimen tijd verkeert de Molen .de Valk”in ernstig verval. Het spreekt van zelf, dat het be-stuur alles deed wat in zijn vermogen lag om denlaatsten Leidschen walmolen van verderen ondergangte behoeden. Moge het volgend jaarverslag een gunstigresultaat vermelden.

Page 21: 1937

xx

Gebleken is, dat een gedeelte van Gravensteen,nl. de galerij aan het Gerecht, in vrij hevige mateis verzakt, waardoor scheuren en z.g. buiking isontstaan, zóó, dat voor instorting wordt gevreesd.Herstel van de galerij is, naar het oordeel van onsbestuur, geheel afgezien van den deplorabelen toe-stand, waarin het historisch en architectonisch merk-waardig gebouw overigens verkeert, dan ook dringendgewenscht. Het bestuur heeft zich mitsdien veroor-loofd zich ter zake tot het gemeentebestuur tewenden met het dringend verzoek de noodige maat-regelen tot herstel van de galerij te nemen.

Ten stotte een mededeeling betreffende het poortjetusschen de perceelen Stille Rijn 14 en 15.

Boven dit poortje, dat wel iedere stadgenoot zalkennen, zit een fraaie gevelsteen, voorstellende eenpaard en een os. Sinds menschenheugenis heeft hetpoortje echter bedolven gezeten onder een laagcement, terwijl de gevelsteen met verf was besmeurd.

Met toestemming van de eigenaren en met instem-ming van den Directeur van het Rijksbureau voor deMonumentenzorg heeft het bestuur besloten dit poortjeweder in zijn oorspronkelijken staat terug te brengen.Ons trouw lid, de heer H. J. Jesse, architect, alhier,werd bereid gevonden, de leiding van deze werk-zaamheden belangeloos op zich te nemen, terwijl deMonumenten Commissie van Zuid-Holland, het In-stituut Stad en Landschap van Zuid-Holland eneenige leden der Vereeniging een finantieele bijdragein de kosten verleenden.

Het aanvangen met de restauratie bleek echter

Page 22: 1937

XXI

gemakkelijker dan haar te voltooien. Hij verwijderingvan de cementlaag kwam een tudorboog van roodensteen met fijn geprofileerden kant te voorschijn.Evenwel bleek tevens, dat verschillende profielsteenenbeschadigd en de zandsteenen hoekblokken aan deeene zijde eveneens beschadigd en aan de anderezijde verdwenen waren. Het zoeken naar bijpassendeoude steenen, het bikken van geprofileerde metsel-steenen en het vervaardigen van de zandsteenenhoekblokken vergt thans eenigen tijd, doch verwachtmag worden, dat binnenkort met de verdere restau-ratie kan worden voortgegaan.

Hoewel vermoed werd, dat op den onderkant vanden gevelsteen een opschrift was aangebracht, wasniet bekend, wat dit inhield. Het opschrift is vooral vanbelang om de beteekenis van den gevelsteen te kunnenbegrijpen. Wel was op het gemeente-archief gebleken,dat het bij het poortje gelegen huis nà 12 Februari 1602eigendom was van Pauls Jansz. ,,vleyshouwer”, doch,zooals bekend, werd omstreeks dezen tijd geenpaardenvleesch genuttigd, zoodat de gevelsteen noggeenszins was verklaard. Met het verwijderen vande verflaag kwam tevens de oplossing te voorschijn.

In den steen bleek n.1. het volgende te zijn ge-bijteld :

1 6 4 4

(paard) (09wilt u verblijden hier is den os is tijt geslagen hij is

het paert laet ons rijden vet hij cant niet lang en drage

Het poortje zal dus toegang hebben gegeven tot

Page 23: 1937

XXII

een gemengd bedrijf van verhuurinrichting van rij-paarden en slagerij.‘)

In het volgend verslag hoopt het bestuur meldingte maken van de voltooide restauratie.

Bij het toenemen der werkzaamheden der Vereeni-ging werd de behoefte aan een eigen bestuurskamergrooter. Het verheugt het bestuur uitermate te kunnenmededeelen, dat onze Burgemeester als Regent vanhet Brouckhovenhof de buiten gebruik zijnde regenten-kamer van dat hof als bestuurskamer ter beschikkingvan de Vereeniging heeft gesteld. Een woord vanhartelijken dank aan Mr. van de Sande Bakhuyzenis hier zeker op zijn plaats. Van verschillende zijdenontving de Vereeniging ten behoeve van hare nieuwebestuurskamer geschenken. Zoo werden van Mejuf-frouw F. A. le Poole ontvangen Leidsche grein- enripsstoffen voor de stoffeering, alsmede een tinneninktpot en aschbak. Mevrouw 0. A. le Poole-van Beekschonk voor de wandversiering een viertal fraaieLeidsche prenten, n.l. de Kleine plattegrond van Hagen(1675), een gezicht op Leiden van A. Delfos (1762)en een tweetal stadsgezichten van Leon Schenck(_C 1725) en A. Delfos (1763). Voorts werden tengeschenke ontvangen een koperen ketel van denheer Bert. C. Helbers en een pijpenrek, een tabaks-pot, een komfoortje en een zilveren pijpenkrabbervan den heer N. J. Swierstra. Ook de bestuursledenbleven met hun geschenken niet achter. In bruikleen

1) Zie voor de vele verdwenen huisopschriften LeidschJaarboekje 1919.

Page 24: 1937

XXlII

werden voorts ontvangen een 18e eeuwsche klap-tafel van het Museum de Lakenhal en een I7e eeuwschschilderij van Mevrouw 0. C. idenburg-Siegenbeekvan Heukelom.

Ook schenkingen van anderen aard zijn te ver-melden. Door bemiddeling van den heer A. P. A.Eskens werd van de Ned. Rotogravure Mij. ontvangeneen vijftigtal lantaarnplaten, vervaardigd naar oudefotografiën van Leidsche stadsgezichten. Deze platen,die op uitstekende wijze het stadsbeeld van voorongeveer 60 jaar weergeven zullen in den loop vanhet volgend jaar aan de leden worden vertoond.Van Mevrouw M. E. Timmermans-van der Goesontving de Vereeniging ten geschenke oude Leidschefotografiën ; van eenige hiervan werden lantaarn-platen vervaardigd. Voorts ontving de Vereenigingvan verschillende leden tal van boeken betrekkinghebbende op de geschiedenis van Leiden en omgeving,van den heer Ir. H. A. van Oerle eenige bouwkun-dige teekeningen van verdwenen Leidsche gebouwenen van den heer D. Binnenkamp een foto van deMarebrug als Klapbrug, dus van vóór 1875. Hetbestuur betuigt aan alle schenkers zijn hartelijken dank.

Nog zij vermeld, dat met de Vereeniging ,,Haerlem”en met het Kon. Ned. Genootschap voor Geslacht-en Wapenkunde werd overeengekomen in ruil tetreden met de door die Vereenigingen en ,,Oud-Leiden”uit te geven jaarboekjes en geschriften.

Aan het einde gekomen van dit verslag wordtnog opgemerkt, dat het komend jaar met vertrouwenwordt ingegaan. In dat jaar - op 5 November -

Page 25: 1937

XXIV

hoopt het bestuur te herdenken het 35-jarig bestaander Vereeniging en wel door in samenwerking metde Leidsche Amateur Fotografen-Vereeniging te orga-niseeren een fotowedstrijd met een daaraan ver-bonden tentoonstelling van in 1936 en 1937gemaaktefotografiën, teneinde aan te toonen, welk een histo-rische schoonheid er in Leiden en omstreken thansnog te vinden is. Voor den wedstrijd zijn reeds velefraaie prijzen ter beschikking gesteld.

Het bestuur hoopt met de te houden tentoonstellingtevens aan te toonen, dat het gerechtvaardigd isden strijd tot behoud van de nog aanwezige bouw-werken, belangrijk voor de locale- en kunstge-schiedenis in de komende jaren onverzwakt voortte zetten. Moge dan bij velen het besef levendigworden, dat deze historische bouwwerken niet alleenzijn een cultureel bezit van het tegenwoordig geslacht,doch dat tevens op de generatie van heden de plichtrust die bouwwerken ongeschonden over te dragenaan het nageslacht.

DE S ECRETARIS.

Page 26: 1937

VEREENIGING ,,OUD-LEIDEN”OPGERICHT 5 NOVEMBER 1902.

Bestuur:

Prof. Dr. L. KNAPPERT (1905), Voorzitter.Dr. Mr. J. W. VERBURGT (1922), Onder-Voorzitter.A. BICKER CAARTEN (1936), Secretaris,

Morschkade 15a.E. W. WICHERS ROLLANDET (1928),

Penningmeester, Breestr. 61163, giro 175228.A. M. DE BLAUW (1937).Dr. W. C. BRAAT (1931).A. KRANTZ (1928).Dr. J. E. KROON (1933).Mr. A. VAN DE SANDE BAKHUYZEN, aangewezen

door het Gemeentebestuur (1932).Jhr. L. H. N. F. M. BOSCH RIDDER VAN

ROSENTHAL, aangew. door het L.S.C. (1935).Mejuffrouw T. T. MEYERS,, aangewezen door

de V.V.S.L. (1936).

Commissie voor de redactie van hetLeidsch Jaarboekje:

Prof. Dr. L. KNAPPERT (1904), Voorzitter.Mejuffrouw A. J. VERSPRILLE (1933),

Secretaresse, Fruinlaan 8.W. J. J. C. BIJLEVELD (1902).Dr. Mr. J. W. VERBURGT (1930).Dr. J. E. KROON (1935).

Page 27: 1937

XXVI

Excursie- en Tentoonstellingscommissie:

A. BICKER CAARTEN.Jhr. L. H. N. F. M. BOSCH RIDDER VAN

ROSENTHAL.Ir. H. A. VAN OERLE.Mejuffrouw F. A. le POOLE.N. J. SWIERSTRA.

Bestuurskamer: Regentenkamer van hetBrouckhovenhof.

Correspondeerende Leden:

W. M. C. REGT te Alphen aan den Rijn.B. OFFRINGA te Hazerswoude-Dorp.Mevr. M. L. H. EERDBEEK-CLAASEN te Katwijk.E. ROLLEMA te Koudekerk.J. KLOOS te Noordwijk-Binnen.J. VOOYS te Rijnsburg.R. VAN DEN ENDE te Voorschoten.P. H. ROMEIJN te Warmond.0. C. VAN HEMESSEN te Woubrugge.

Donateurs en Donatrices :

,,Clio”, Intercorporaal Dispuut (1934).W. K. Baron van Dedem (1935).Mr. A. C. van Eek, Delden (1936).Prof. Dr. L. Knappert, Oegstgeest (1904).Ver. tot bev. v. h. Vreemdelingenverkeer (1929).X. te L. (1934).

Page 28: 1937

LedenlUst der Vereeniging ,,Oud-Leiden” 1)

Amicitia. Sociëteit, 1937.F. J. J. van Assen, 1936.G. van ,den Wal1 Bake, 1935.Mr. A. van de Sande

Bakhuyzen, 1912.Prof. Dr. J. A. J. Barge, 1936.W. F. H. Baron, 1935.H. van Batenburg, 1935.Jhr. Mr. M. A. Beelaerts van

Blokland, ‘s-Gravenhage,1936.

Jhr. P. R. Beelaerts vanBlokland, 1935.

Dr. A. Beets, 1907.H. F. Begemann, 1936.J. H. Belgraver, Oegstgeest,

1936.

Jhr. Mr. Dr. E. A. van Bere-steyn, ‘s-Gravenhage, 1936.

F. W. van den Berg, 1933.Mr. H. A. van Btuningen,

Zeist, 1933.Mej. D. H. L. van Beusekom,

‘s-Gravenhage, 1936.A. Bicker Caarten, 1935.A. M. ‘de Blauw, 1921.Mej. Mr. M. E. Blok, 1932.Prof. Mr. D. van Blom, 1920.H. W. Blöte, Voorburg, 1920.P. J. A. Boeles, 1934.Dr. P. M. Kingma Boltjes,

Rotterdam, 1935.J. A. L. Bom, 1936.

1) De jaartallen achter de namen geven den aanvang van het lid-

maatschap aan. Hoewel de Vereeniging in 1902 is opgericht, beginnen

de ledenlijsten eerst in 1907. Het is dus mogelijk, dat eenige personen,

die vóór 1907 lid der Vereeniging werden, eerst in 1907 als lid zijn

vermeld. Ook is niet precies na te gaan of alle ledenlijsten, waaruit de

jaartal len zi jn geput , nauwkeurig zi jn, zoodat vergissingen kunnen

voorkomen. De secretaresse houdt zich voor verbeteringen aanbevolen.

Page 29: 1937

XXVIII

Ir. D. Booger#d, 1933.J. W. Bosch, 1936.Jhr. L. H. N. F. M. Bosch

Ridder van Rosenthal, 1934.Ir. A. G. Bosman, 1925.Dr. W. C. Braat, Oegstgeest,

1931.G. F. Brantsma, 1935.C. M. Briët, 1934.Mr. P. E. Briët, 1909.P. E. E. Briët, 1934.W. Briët, 1936.Prof. Dr. J. N. Bakhuizen

van den Brink, 1935.Mej. C. Bruining, 1936.Fa. Burgersdijk en

Ni,ermans, 1907.W. F. van der Burgh, 1935.B. Buurman, 1934.W. J. J. C. Bijleveld,

mede-oprichter.Prof. Dr. A. W. Bijvanck,

1927.W. van Rossum du Chattel,

Voorburg, 1916.Dames Coebergh, Oegst-

geest, 1927.J. A. F. Coebergh, 1933.A. Coert, 1923.A. E. Cohen, 1934.

H. Colenbrander, 1936.B. Corts, 1931.Mej. D. A. H. Couvée, 1937.P. J. Dee, 1934.A. J. Dekker, 1936.Mej. E. P. Dietz, 1935.C. P. J. Dommisse, 1936.J. A. A. Dool, Lisse, 1920.A. van Dorp, ‘s-Gravenhage,

1933.Dr. G. C. A. van Dorp,

Katwijk, 1927.H. C. Dresselhuys, 1933.Ir. G. L. Driessen, 1907.J. P. J. M. Driessen, 1936.S. J. C. Dunlop, 1934.C. C. Dutilh, 1936.A. J. M. van Dijk, 1936.Mevr. M. L. H. Eerdbeek-

Claasen, Katwijk, 1920.A. H. Emmerling, 1935.R. van den Ende, Voor-

schoten, 1936.A. P. A. Eskens, 1933.H. G. van Everdingen Jr.,

1936.J. B. Everwijn, 1936.Prof. Jhr. Mr. Dr. W. J. M.

van Eysinga, 1927.H. Filippo W.F.zn., 1927.

Page 30: 1937

XXIX

H. A. van der Flier,‘s-Gravenhage, 1935.

Mej. H. J. de Fremery,‘s-Gravenhage, 1907.

A. W. Frentzen, 1925.J. G. Frielink, 1936.R. Froger, Amersfoort, 1935.P. F. C. van Geer, 1936.Mr. E. J. Gelderman,

Oegstgeest, 1929.A. ‘de Geus, 1936.Jonkvr. A. M. C. Gevaerts,

1936.J. Geytenbeek, 1937.P. L. Gillissen, 1936.H. Goe’dhart, 1936.Mevr. F. J. ‘de Graaff-

Klijnstra, 1927.J. J. Groen, 1927.J. H. de Groot, Oegstgeest,

1937.Mr. F. D. L. Gunning, 1933.Jhr. Mr. Dr. N. C. de

Gijselaar, Wassenaar, 1911.Mr. F. K. Reysenbach de

Haan, 1934.G. W. Haas, Bakkeveen, 1933Jhr. K. D. J. van Haeften,

1935.

A. W. L. van Haersma Buma,1936.

Mej. M. L. Halbertsma, 1936.C. H. Hanegraaff, Wasse-

naar, 1935.Mr. G. C. D. Baron van

Hardenbroek, Zwolle-karspel, 1925.

D. Hartevelt H.C.zn.,Velp (G.), 1907.

W. H. den Hartigh, 1936.1. J. Havelaar, Dordrecht,

1935.1. J. Havelaar Jzn., 1935.Bert C. Helbers, Overschie,

1932.J. W. Henny, Oegstgeest,

1936.Dames Herfst, 1936.P. Herfst, 1936.W. Herfst, 1936.J. Heringa, 1936.Mej. M. S. C. Heijman, 1935.J. J. van Hille, 1936.Mej. M. A. Hissink, 1935.H. Hoeflake 1936.P. J. van Hoeken, 1931.Prof. Dr. J. van der Hoeve,

1920.

Page 31: 1937

xxx

Dr. J. H. Holwerda, Oegst-geest, 1934.

J. R. Hommes, 1936.Mr. P. A. Pijnacker Hordijk,

Oegstgeest, 1921.Prof. Dr. J. Huizinga, 1917.Prof. Mr. H. A. Idema, 1934.Mr. P. J. Idenburg, 1936.Mej. W. Jacometti, 1935.J. G. H. Jansen, 1937.P. Jasperse, 1934.H. J. Jesse, mede-oprichter.M. E. de Jonge, 1936.G. J. Jongejans, 1936.H. Jonker, 1936.J. Jonker, 1936.Mr. 0. W. S. Josephus Jitta,

1934.Dr. R. A. Kern, 1934.G. F. E. Kiers, 1927.P. F. Kiewiet de Jonge, 1937.J. Kloos, Noordwijk,

mede-oprichter.Prof. dr. L. Knappert, 1902.W. A. de Koe, 1936.Mr. N. Kolff, Scheveningen,

1934.W. J. Kolff,l933.B. ‘de Koning, 1936.

Koninklijke Bibliotheek,‘s-Gravenhage, 1936.

F. G. Kool, 1936.Mej. C. Korsse, 1907.A. jde Koster, 1908.A. Krantz, 1927.B. F. Krantz, 1936.Dr. L. P. Krantz, 1923.Mevr. R. van Krimpen-den

Boesterd, 1936.H. E. Stenfert Kroese, 1908.J. R. Krol, 1936.Prof. Dr. N. J. Krom, 1935.Dr. J. E. Kroon, 1915.A. J. Kronenberg, 1936.Mr. C. W. Kuyk, 1936.Ir. J. A. van der Laan, 1931.Mr. J. C. van Laer,

Amsterdam, 1933.D. G. Landman, 1937.Mej. N. de Lange, 1935.Dr. C. S. Lechner, 1907.D. C. van Leeuwen

Boomkamp, 1936.Leiden, Gemeente-Archief,

1936.Is. Leman, 1936.Mej. M. C. A. J. van Lennep,

1 9 3 6 .Mej. Dr. J. H. van Lessen, 1936.

Page 32: 1937

XXXI

Mevr. J. van Leur-de Loos,Buitenzorg N.O.I., 1933.

J. Lindner, Voorschoten, 1934.Mr. J. J. van der Lip,

Kethel, 1923.J. P. S. Lucardie, 1936.Lugdunum Batavorum (Stud.

Gezelschap), 1927.R. van Luttervelt, 1936.C. D. A. Baron van Lynden,

‘s-Gravenhage, 1936.J. H. A. Manders, 1929.H., M. Markusse, 1933.W. G. A. ,de Meester, 1935.C. F. van Mervennée, 1936.Prof. Mr. E. M. Meyers, 1936.Mej. T. T. Meyers, 1936.H. J. H. F. Modderman, 1934.J. F. A. Modderman, 1934.Monumentenzorg, Rijksbur.

v. d., ‘s-Gravenhage, 1935.J. P. Mulder, 1907.Mulder, W. J. Borgerhoff,

1935.Prof. Dr. J. W. Muller, 1916.E. S. A. van Musschenbroek,

1936.J. Neisingh, 1933.Prof. Dr. H. M. van Nes,

1913.

F. H. Nieuwenhuizen Segaar,1932.

Noordwijk, Gemeente, 1923.Mr. G. H. E. Nord Thomson,

1927.F. A. Nunnik, 1936.Ir. H. A. van Oerle, 1935.H. J. F. Oetgens van Waveren

Pancras Clifford, 1936.B. Offringa, Hazerswoude,

1934.Prof. Mr. J. C. van Oven,

1931.Mevr. Mr. Dr. J. C. Over-

voorde-Gordon, Wasse-naar, 1902.

C. Pama, Voorburg, 1936.Jhr. H. F. van Panhuys, 1936.J. H. Pastoors, 1936.S. M. S. Philipse, 1935.J. J. Planjer, 1927.G. C. Pluygers, 1936.Hugo van Poelgeest,

Leiderdorp, 1931.A. le Poole, 1936.Mej. F. A. le Poole, 1929Mevr. 0. A. le Poole-v. Beek,

Oegstgeest, 1905.G. J. ter Poorten, ‘s-Gra-

venhage, 1934.

Page 33: 1937

XXXII

H. J. G. Postel, 1936.Prof. Mr. N. W. Posthumus,

Amsterdam, 1907.Jhr. J. A. de Ranitz, 1934.Jhr. C. C. van Rappard, 1936.Mej. A. G. de Reede, 1936.M. H. de Reede, 1936.W. M. C. Regt, Alphen aan

den Rijn, 1907.Reuvens, Openb. Leeszaal en

Blibliotheek, 1936.Dr. J. Riemens, 1937.Mej, N. van Riessen,

Katwijk, 1936.W. P. van Rhijn Jr., 1936.C. L. H. Rochat, ‘s-Graven-

hage, 1936.Roelfzema, Mej. E. Hazel-

hoff, 1936.Jlhr. C. C. Roëll, 1920.H. K. Roessingh, 1936.E. W. Wichers Rollandet,

Oegstgeest, 1927.P. H. Romeyn, Warmond,

1925.Prof. Dr. Ph. S. van Ronkel,

1919.E. Roosegaarde Bisschop,

‘s-Gravenhage, 1936.F. G. Rosier, 1936.

H. J. van Rossum, 1936.Mr. N. J. Rowaan, 1937.Jhr. J. M. van Rijckevorsel,

1936.Dr. A. A. van Rijnbach, 1936.Rijnland, Hoogheemraad-

schap van, 1936.Mej. M. F. Salomons, 1936.Mej. H. C. van Santen, 1936.Mr. J. R. Schaafsma,

Eindhoven, 1933.H. N. Baron Schimmelpen-

ninck van ‘der Oye, Was-senaar, 1933.

W. A. A. J. Baron Schimmel-penninck van der Oye,

Voorschoten, 1918,J. F. G. Schlingeman, 1935.Mevr. J. Schots, 1933.H. A. Schouten, 1935.A. P. Schram de Jong,

Voorschoten, 1923.B. W. N. Servatius, 1936.W. de Sitter, 1936.M. A. V. Slingenberg, 1935.L. W. Sluyterman van Loo,

1936.H. Baron de Smeth, 1935.Mevr. 1. M. Snouck Hurgonje-

Oort, Wassenaar, 1908.

Page 34: 1937

XXXIII

Jhr. W. J. Snouck Hurgonje,1936.

Mr. A. J. Sormani, 1935.Mevr. C. J. van Spall-

Ockhorst, 1936.C. C. Spiegel, ‘s-Gravenhage,

1936.A. P. J. Spit, 1936.N. Spijker, 1936.J. P. Stam, 1937.B. Stegeman, 1936.E. 0. Stein, 1937.Mr. J. A. van der Stok, 1936.Mevr. J. P. L. Stoklhuysen-

‘de Jong, 1936.Jhr. G. J. Stoop, Alphen aan

den Rijn, 1921.A. C. J. Stork, 1934.A. Stuurman, Oegstgeest,

1936.W. J. P. Suringar,

Bilthoven, 1925.N. J. Swierstra, 1936.Jhr. D. A. W. van Tets, 1936.Mevr. M. E. Timmersmans-

van der Goes, Oegst-#geest, 1934.

A. P. Tolk, Alphen aan denRijn, 1937.

F. A. des Tombe, 1936.

A. M. Touw, Gorssel, 1936.J, Varkevisser, Katwijk, 1936.A. D. Vas Nunes, 1936.H. P. Veldhuyzen, 1925.Venema, R. K. Aeneae, 1936.P. A. W. M. Verbeek, 1936.Dr. Mr. J. W. Verburgt, 1922.H. D. Verdam, 1934.L. Verkoren, 1936.P. Verloren van T,hemaat,

1935.Mr. W. H. Vermaas,

Middelburg, 1934.Mevr. Dr. P. Vermeulen,

Oegstgeest, 1927.Mej. 1. M. Versluys, 1936.Mej. A. J. Versprille, 1929.Virtus Concordia Fides, 1934.Mr. J. de Visser, Rotterdam,

1934.H. Vles, 1936.Mevr. Mr. W. v. d. Vlugt-

Rauwenhoff, 1907.Prof. Dr. J. Ph. Vogel, 1915.E. Th. M. Baron van Voorst

tot Voorst, 1935.Th. R. H. Vreede, 1935.A. M. de Vries, 1936.Mej. D. de Vries, 1936.

***

Page 35: 1937

XXXIV

Prof. Dr. J. ‘de Vries, 1931.A. A. Vriesendorp, 1936.Vereen. voor Vrouwelijke

Studenten, 1936.H. van ‘de Waal, 1935.Mr. Th. A. de Walle, Delft,

1934.J. N. Wassenaar, 1936.G. H. Wegerif, 1936.Mr. L. J. Welter, ‘s-Graven-

hage, 1934.F. A. Wempe Jr., 1936.Mr. H. 1. J. M. van Wensen,

1937.Ir. J. Westra, 1936.Mej. A. M. Weydung, 1920.

G. P. E. Weijer, 1936.Jhr. P. H. J. Wichers, 1935.A. H. Wiebenga, 1936.K. Wiersma, 1935.R. de Wilde F.Gzn., 1920.J. P. W. Willeumier, 1936.N. J. Woensdrecht, 1934.Tj. A. Wouters, 1936.H. P. H. Wiirtz, 1937.Prof. Dr. N. van Wijk, 1936.W. F. Verhey van Wijk, 1913.L. J. F. Wijsenbeek,

Rotterdam, 1935.J. H. Wijsman, 1936.J. van der Zan’den, 1935.Mej. J. M. J. Zwarts, 1936.

Page 36: 1937

KORTE KRONIEK

V A N

LEIDEN EN RIJNLAND

Page 37: 1937

KRONIEK 1936Jan.

2 9,

5 n

6-8 ,,

‘4 n

18 n

19 n

2’ n

25 ,,

De Haarlemmermeerlijnen, n.l.Leiden-Hoofd-dorp, Haarlem-Aalsmeer en Aalsmeer-Hoofddorp, zijn opgeheven.

Spoorlijn Alphen-Uithoorn opgeheven.

Afscheid van Ds. Nauta van de GereformeerdeKerk te Woubrugge, na zijn benoemingtot hoogleeraar aan de Vrije Universiteitte Amsterdam.

Be Congres van het Oostersch Genootschapin Nederland te Leiden gehouden.

Tot pastoor te Noordwijkerhout is benoemdde Heer L. A. A. M. Westerhoudt, plebaanvan de Kathedrale Kerk te Haarlem.

De Leidsche afd. van den Ned. Chr. Pad-vindersbond neemt het nieuwe clubgebouwaan den Maredijk in gebruik.

Ir. R. J. Verwijs, directeur van het Kon.Genootschap Mathesis Scientiarum Gene-trix, op 62-jarigen leeftijd te Oegstgeestoverleden.

In bijzijn van H.K.H. Prinses Juliana wordtde overeenkomst geteekend, waarbij wordtbepaald de Cruquius in de Haarlemmermeerals museum in te richten.

Dr. Rutgerus Birkhoff, oud-geneesheer teVoorschoten, op 67- jarigen leeftijd te‘s-Gravenhage overleden.

Page 38: 1937

28 Jan.

4 Febr.

5 9,

14 9,

22 7,

27 n

27 n

29 n

XXXVII

100-Jarig bestaan van de GereformeerdeKerk van Leiden.

Prof. Mr. Hugo Krabbe, oud-hoogleeraarin het staats- en administratief-rechtop 79-jarigen leeftijd overleden.

De Heer F. Schreuder, arts te Zwammerdam,op 45-jarigen leeftijd overleden.

Inaugureele rede van Dr. H. Sinzheimerals bijzonder hoogleeraar in de sociologievan het arbeidsrecht.

Het nieuwe dieselgemaal ,,Mr. P. A. Pijn-acker-Hordijk” bij Gouda wordt officieelin gebruik gesteld.

Pastoor Quant, pastoor der St. Jozephspa-rochie te Noordwijkerhout, op 63-jarigenleeftijd overleden.

Afscheid van den heer E. Vernède alsburgemeester van Voorschoten.

Afscheid van den Heer J. Hirschig als leeraarin de wiskunde aan de Gem. H.B.S.

1 Maart Intrede van Ds. C. Pel Jr. bij de Evang.Luth. Gem. te Bodegraven.

1 n Keuringsdienst van waren te Leiden op-geheven.

3 n De Heer Zwerus, directeur van het Gerefor-meerd Minnehuis aan de Kaarsenmakers-straat, op 51-jarigen leeftijd overleden.

Page 39: 1937

XXXVIII

8 Maart Intrede van Ds. J. J. Doornenbal bij deNed. Herv. Kerk te Woubrugge.

10 n Inwijding van de nieuwe St. Petruskerkaan de Kamerlingh Onneslaan.

14 >, Onthulling van het Koningin Emma-monu-ment in het Rosarium aan de Louise deColignylaan te Oestgeest.

22 n Intrede van den Heer W. van Dijk, candi-daat te Meijken, bij de GereformeerdeKerk te Zevenhoven.

24 n De Heer R. van den Berg, notaris te Alphen,standplaats Oudshoorn, op ô&jarigenleeftijd overleden.

27 n Afscheid van den Heer A. D. Vygh als voor-zitter van de Maatschappij voor Toon-kunst; de Heer Vygh wordt benoemdtot Eerelid en Eerevoorzitter der Maat-schappij.

29 » De Heer E. Th. Witte, oud-hortulanus vanden Leidschen Academie-tuin, op 70-jari-gen leeftijd te Wassenaar overleden.

30 i, De Heer H. H. G. Wullings, directeur vande Bijzondere H.B.S. met 5-jarigen cursuste Voorschoten, op 66-jarigen leeftijdoverleden.

1 April De heeren M. van Dam en P. Hoppen-brouwer 50 jaar in dienst bij de N.V.Scheepswerf ,,De Hoop” v.h. Gebrs. Boot.

Page 40: 1937

XXXIX

2 April Ds. J. C. Rullmann, Gereformeerd Predikantte Wassenaar, op 60-jarigen leeftijd over-leden.

1 0

11

1 5

17

29

3, De Heer J. Hogenes 50 jaar in dienst bijde dakpannenfabriek van de N.V. Gebrs.Oppelaar te Koudekerk.

fi Afscheid van den Heer W. Verloop alsdirecteur van de ambachtsteekenschoolte Katwijk a.Zee.

n De heer A. Cozijn gehuldigd bij zijn 50-jarig jubileum als molenaar van denZwanenburgermolen te Warmond.

n Installatie van den Heer J. A. Bakhuizenals burgemeester van Nieuwveen.

n Feestelijke opening der vm. spoorbrug bijOude-Wetering voor doorgaand verkeer.

1 Mei De Heer G. H. Pel, directeur der N.V. Fabriekvan Suikerwerken v.h. Gebr. Pel, op 62-jarigen leeftijd te Wassenaar overleden.

2 n Mejuffrouw D. Coebergh, presidente derSt. Elisabeth-Vereeniging, benoemd totRidder in de Orde van Oranje Nassau,bij gelegenheid van het 75-jarig bestaandier Vereeniging.

10 ” Honderdjarig bestaan van de Hartebrugskerk.

11 n De Heer J. D. de Vroede, neemt afscheidals oudste van het technisch personeelv.h. Leidsch Dagblad.

Page 41: 1937

XL

12 Mei

13 n

13 n

15 »

‘7 n

18-19 ,,

20 n

23 n

25 n

5 Juni

Tot pastoor te Oude-Wetering is benoemdde heer J. G. A. Saraber, kapelaan teAmsterdam.

Herdenking van het 50-jarig bestaan der3-Oct. Vereeniging.

De Heer H. Labordus te Voorschoten 50 jaarin dienst bij de N.V. Kon. Ned. Fabriekv.h. J, C. Zaalberg (B Zoon.

Installatie van den heer M. F. Berkhoutals burgemeester van Voorschoten.

Intrede van Ds. Vrielink bij de Ned. Herv.Gemeente te Hoogmade.

Gouden jubileum der St. Bonifaciuskerkte Alphen.

Burgerij biedt de Martha-Stichting een bankaan bij gelegenheid van het afscheidDs. A. W. Voors, predikant-directeur derinrichting.

Afscheid van Mevrouw M. C. van Oerle-Nipper als directrice der R.K. Vakschoolvoor Meisjes.

De Vereeniging ,,Oud - Leiden” ontvangtvan de Rotogravure 50 lantaarnplaatjes,vervaardigd naar oude foto’s van LeidscheStadsgezichten.

De Heer Carl Th. Driessen, oud-directeurder N.V. Leidsche Katoen-Maatschappijv.h. de Heijder & Co., op 78-jarigenleeftijd te Oestgeest overleden.

Page 42: 1937

6 Juni

8

1 0

1 5

19

1 9

26

1 Juli

6 n

XL1

50-Jarig jubileum van den Heer Hoogervorstbij de N.V. C. J. Speelman & Zn. teSassenheim.

Viering van het 19e lustrum van het oudstetheologisch dispuut aan de L. Universiteit,Quisque Suis Viribus”.

De Heer G. J. van Deene, secretaris van deR.K. Middenstands-Vereen. ,,de Hanze”afd. Leiden, op 5%jarigen leeftijd over-leden.

De Heer N. Siljee 50 jaar in dienst bij defa. A. D. Hakkenberg di Zn., kleermakers.

De Heer Mr. R. Warmolts uit Utrechtbenoemd tot inspecteur van politie teKatwijk.

Afscheid van zuster Dersjant als hoofd-verpleegster van de kinderkliniek vanhet Acad. Ziekenhuis.

Prof. Dr. C. Snouck Hurgronje, oud-hoog-leeraar in het Arabisch en den Islam, enadviseur der Regeering voor Inlandscheen Arabische zaken, op 79-jarigen leef-tijd overleden.

Afscheidscollege en huldiging van Prof. Dr.L. van Itallie als hoogleeraar in de artsenij-bereidkunde en de vergifleer.

Pater Kuyt, sinds 8 Juni 1935 directeur-overste van het retraitenhuis St. Clemenste Noordwijkerhout, op 39-jarigen leeftijdoverleden.

Page 43: 1937

7 Juli

17 n

18 n

20 ,,

21 n

23 n

26 n

27 n

28 n

1 Aug.

XL11

Ir. W. J. Modderman, chef van den dienstvan exploitatie der N.Z.H.T.M., op 54-jarigen leeftijd overleden.

Officieele opening van de Katwijksche Oud-heidkamer te Katwijk aan Zee.

Afscheid van Mej. D. Voltman als directriceder kweekschool voor Bewaarschool-onderwijzeressen.

Het station Heerensingel wordt voor hetvervoer van rij- en voertuigen gesloten.

Prof. Dr. C. Snouck Hurgronje heeft zijngeheele boekerij, bestaande uit gedruktewerken en Oostersche handschriften, aande Bibliotheek der R.U. te Leiden vermaakt.

Tot notaris alhier zijn bij Kon. Besl. benoemdde heeren A. A. van Haaften, notaris teStrijen, en J. C. van Eek, cand. notariste Rijswijk.

Inleiding van den Heer J. Streefland bij deNed. Herv. Gemeente te Oestgeest doorDs. T. J. Jansen Schoonhoven.

Gouden jubileum van de Leidsche Zwemclub.

De Heer B. Ike tot gemeente-secretaris vanNoordwijk benoemd.

De Heer A. G. Delen, gemeente-secretarisvan Noordwijk, benoemd tot burgemeesterder Gemeente Eibergen (Geld).

Page 44: 1937

XLIII

2 Aug. Majoor J. P. Brasser, hoofdinstructeur vanhet 6e regiment veldartillerie op 58-jarigenleeftijd overleden.

2 n De Heer B. J. J. N. Troost, oud-notariste Leiden, te Apeldoorn op Bl-jarigenleeftijd overleden.

11 7, De Heer M. G. Bon, notaris alhier, op63-jarigen leeftijd te Noordwijk aan Zeeoverleden.

12 n Prof. Mr. A. S. de Blecourt benoemd totdoctor hon. causa aan de Universiteit teParijs.

15 n De Heer B. J. M. Kortmann, directeur-eige-naar v.d. Zoutziederij .Het Anker” aande Zoutkeetlaan te Oestgeest en oud-raadslid van Oestgeest, op 56-jarigenleeftijd overleden.

17 v De Heer A. J. J- Verbrugge, oud-directeurvan ,,Kennis is Macht” en oud-hoofd vande opleidingsschool aan de Langebrug,op 68-jarigen leeftijd overleden.

23 n De Heer P. J. Verhoog, oud-commandantvan de Leidsche Brandweer, op 63-jarigenleeftijd overleden.

28 n Eeuwfeest der Kon. Ned. Grofsmederij.

29 n De Heer A. van Muyden 50 jaar voorlezerbij de Ned. Herv. Gem. te Leiderdorp.

31 n lOO-Jarig bestaan v.d. Kon. Ned. Grof-smederij.

Page 45: 1937

XLIV

1 Sept. Afscheid van den Heer J. F. van Drutenals Stationschef. In zijn plaats is benoemdde heer 1. Leegersteeg.

2 1, De Heer J. B. Meynen, oud-hoofd der Mulo-school aan het Noordeinde en oud-wet-houder van Onderwijs, op 78-jarigenleeftijd overleden.

5 n Tot burgemeester der gemeente Winschotenis benoemd Mr. A. J. Romijn, oud-wet-houder v. Sociale Zaken alhier.

8 >, 9 Paneelen, berustende in de Evang. Luth.Kerk, waarop bijbelsche voorstellingenzijn ontdekt, geschilderd door Joris vanSchooten, gerestaureerd door den HeerA. Coert.

14 ,> Mej. A. E. Groll, penningmeesteresse vande Vereeniging voor misvormden, vierthaar 80en verjaardag.

15 , 1 Dr. J. G. de Lint, bijzonder lector in degeschiedenis der geneeskunde, op 69-jarigen leeftijd te’s-Gravenhage overleden.

21 n Rectoraatsoverdracht door Prof. Mr. A. S. deBlecourt aan Prof. Dr. J. van der Hoeve.

28 n De Heer P. W. de Jong, oud-hoofd derO.L. school en oud-leeraar aan de Rijks-normaalschool te Lisse, op 82-jarigen leef-tijd te ‘s-Gravenhage overleden.

Page 46: 1937

1 Oct.

3

4

5

5

11

18

23

29

n

n

n

8

1,

n

n

n

XLV

Dr. C. W. Lunsing Scheurleer benoemd totbijzonder hoogleeraar in de GriekscheArchaeologie.

De Heer Jac. Creyghton, president v.d.Bijzonderen Raad der St. Vincentiusver-eeniging, hoofdraad der St. Vincentius-vereeniging te ‘s-Gravenhage, op 69-jarigen leeftijd overleden.

Intrede van Ds. C. B. Heyn bij de Rem.Ger. Gemeente te Oude-Wetering.

Gouden jubileum van den Heer A. Valken-burgh bij de N.V. voorheen E. J. Brill.

Gouden jubileum van de Firma E. Loeb,Breestraat 161.

Afscheid van Ds. J. Schoneveld v.d. Ned.Herv. Gemeente te Alphen.

De Heer Felix H. A. Driessen, directeur vande Leidsche Katoenmaatschappij, Commis-saris der Leidsche Zoutkeet, op 81-jarigenleeftijd overleden.

De Heer F. C. Zuurdeeg, oud-directeurv.d. N.V. Fabriek van wollen dekens enduffels ,,De Blauwe Klok”, op 63-jarigenleeftijd overleden.

Teraardebestelling van den Heer G. Delwel,directeur der N.V. Uitgeversmij v.h. G.Delwel te Wassenaar, op 65-jarigen leef-tijd overleden.

Page 47: 1937

XLVI

30 Oct.

31 n

1 Nov.

1 I,

3 9,

8 n

15 n

17 n

21 n

7 Dec.

Inaugureele rede van Dr. J. J. Lijnst Zwikkerals hoogleeraar in de artsenijbereidkunde,de pharmaceutische chemie en vergifleer.

De Heer Y. Kuipers, lid van den Gemeente-raad voor de S.D.A.P., op 60-jarigenleeftijd overleden.

Intrede van cand. 1. de Bruyne als predikantbij de Chr. Geref. Gemeente te Sassenheim.

Den Heer Jac. v. d. Burg eervol ontslagverleend als hoofdleeraar aan de Muziek-school voor Toonkunst.

De Heer Abr. Couvée P.Jzn., penningmeestervan het Diaconessenhuis en der Vereeni-ging voor Christelijk Onderwijs, op 64-jarigen leeftijd overleden.

Afscheid van Ds. D. Warninck van de Geref.Gemeente te Ter Aar.

Mej. N. Larrewijn legt haar taak als Kosteresvan de Doopsgezinde Gemeente neer.

Nieuwe luidklok, gegoten van de specievan de oude klok, aangebracht in detoren der Ned. Herv. Kerk te Katwijka.d. Rijn.

Mej. Octavia Parmentier, leerares in boek-houden en andere handelswetenschappen,op 64-jarigen leeftijd overleden.

De Heer Fred. A. Wempe Sr., secretarisder Vereen. tot bevordering der Bouw-kunst, op 68-jarigen leeftijd overleden.

Page 48: 1937

XLVII

14 Dec. Mr. B. M. Telders, buitengewoon hoog-leeraar in het Volkenrecht en de inleidingtot de rechtswetenschap, benoemd totgewoon hoogleeraar.

22

3 1

31

n De Heer P. M. J. van Oerle, verbondenaan de Rijksgebouwendienst te Leidenen oud-bestuurslid van Mathesis Scienti-arum Genetrix, op 64jarigen leeftijdoverleden.

n De Heer A. P. A. Eskens legt zijn functieals hoofdinspecteur van politie neer.

n De Heer G. L. de Goederen neemt afscheidals hoofdopzichter bij Gemeentewerken.

Page 49: 1937
Page 50: 1937

IN MEMORIAM

Page 51: 1937

IN MEMORIAM H. EERDBEEK.

4 Aug. 1874 - 5 Aug. 1935.

Als mijn overleden man nog antwoord kon gevenen ik hem zou zeggen, dat vanwege de Vereeniging,,Oud-Leiden” een levensbeschrijving van hem werdgevraagd voor het Leidsch Jaarboekje, dan zou hijzeker bezwaar daartegen hebben. Hij had op zijnlaatste ziekbed zoo geleerd niets te zijn en kleinte worden om eerst dan geschikt te zijn het Koninkrijkder Hemelen in te gaan. En het zou ook tegen zijnzin zijn, als die levensbeschrijving veel van hem zei.

Toch is het goed, als van menschen, zooals hij,die gedurende tal van jaren een ambt bekleed hebben,dat hem tot raadsman en steun van velen, vaak inmoeilijke levensomstandigheden, maakte, iets vanhun persoon en werk gememoreerd wordt voor hetnageslacht.

Als kind verloor mijn man vroeg zijn moeder endat heeft, hoewel hij een besten vader had, veel in-vloed gehad op zijn jeugd en zijn vorming voor hetmaatschappelijk leven. Zijn opleiding was aanvankelijkdie voor onderwijzer. Zijn vader, een paedagoog vansuperieure kwaliteit en een van de voorvechters voorhet Christelijk Onderwijs, had in dezen zoon gaarnezijn opvolger gezien, zulks niet zonder grond. Erwas ook bij hem een groote liefde voor de kinderenen het was volgens mijn schoonvader opmerkelijkmet welk een gemak en zekerheid hij, zelfs nog

Page 52: 1937

LI

jong zijnde, een klas met groote jongens uitnemendwist te beheerschen. Toch brachten zijn aanleg ende omstandigheden hem ertoe zich niet blijvend aanhet onderwijs te wijden. Vervuld van een groot respectvoor zijn vader en ziende hoe deze altijd bijna nachten dag vol was van de zorgen voor de opvoedingvan de aan hem toevertrouwde jeugd, was het tebegrijpen, dat hij zich ernstig de vraag stelde of hijdat voorbeeld zou kunnen evenaren en of zijn ge-zondheid hem wel daartoe in staat zou stellen. Boven-dien trok administratief werk hem ook aan, zooalsdat van rentmeester buiten op een complex vanlandgoederen.

Om een goed rentmeester te zijn, was de kennisvan het notariaat van veel waarde. Dus werd hetoog geslagen op de opleiding voor candidaat-notaris.

Overdag voor een groote schoolklasse staan ende avonden gegeven aan de bestudeering van hetnotariaat. Deel 1 en deel 11 werden gemakkelijk ge-haald, doch voor het derde deel was de praktijknoodig. De school werd verwisseld met een notaris-kantoor en na een jaar bij Notaris Ligtenberg te‘s-Gravenhage werkzaam geweest te zijn werd ookdeel 111 gehaald. De lust om rentmeester te wordenwas in middels gezakt en het notariaat werd ver-kozen. Nu de praktijk in en liefst naar buiten. Eerstnaar Naaldwijk en na anderhalf jaar naar Katwijkom als candidaat-notaris werkzaam te zijn bij notarisMr. D. van Riessen alwaar hij vanaf 1 Aug. 1901ten kantore was tot 1917 om toen zelf als notariste Katwijk benoemd te worden.

Page 53: 1937

LI1

Nu laat ik het aan een van de vroegere cliëntenover om iets van het notarieele leven van mijn mante vertellen en hem als mensch weer te geven. Mijner-zijds mag ik hier nog vermelden, dat een van zijngrootste deugden was, dat hij zoo goed vergevenkon. Vergeven en vergeten en er nooit meer opterug komen.

M. L. H. EERDBEEK-CLAASEN.

Notaris Eerdbeek is overleden. Dat was de mare,die op 5 Augustus door Katwijk en niet minderdoor Rijnsburg ging.

Hij was de notaris, bij wien de groote zakenman,maar ook de kleine burger om raad en daadwerke-lijke hulp terecht kon. De man, die alles over hadvoor zijn medemensch, was heengegaan. Met degrootste nauwgezetheid heeft hij de vele acten, jaarin jaar uit opgemaakt; voor allerlei slag van cliënten,waarmede hij door zijn groote menschenkennis ge-makkelijk kon omgaan, was hij een raadsman eneen vriend.

Als uitstekend vakman wist hij geschillen tus-schen crediteuren en debiteuren op te lossen, waar-door executies en andere onaangenaamheden werdenvermeden.

Helper was Notaris Eerdbeek in al die gevallen,waarin hij zich gedrongen voelde iemand persoonlijkte helpen of waarin hij meende het algemeen belangte dienen.

De wensch van bijna iedere Katwijker om een

Page 54: 1937

LM

eigen huisje te bezitten heeft hij steeds beschouwd,als een economisch belang van de eerste orde. Allesdeed hij, wat in zijn macht was om dat streven tebevorderen, ook door zelf in vele gevallen een tweedehypotheek te verleenen en vooral in de laatste jarenvan zijn leven door regelingen te treffen tusschenhypothecaire crediteuren en debiteuren om executieste voorkomen. Laat ons hopen dat de tijdsomstandig-heden zich zoo wijzigen dat zijn bemoeiingen enopofferingen niet vergeefs zijn geweest.

Rijnsburg,JAC. KROMHOUT.

Page 55: 1937

PROF. MR. H. KRABBE.

Den 4 Februari 1936 overleed alhier Prof. H. Krabbe,in den leeftijd van 79 jaar.

Hugo Krabbe was te Leiden geboren den 3 Februari1857; zijn vader was de Hervormde predikant Chr.Krabbe. Zijn opleiding ontving hij op het Leidschegymnasium en aan de Leidsche Universiteit. In 1883is hij, terwijl hij reeds als ambtenaar in de practijkder administratie werkzaam was, aan deze Universiteitgepromoveerd op een voortreffelijk, nog steeds ge-raadpleegd, proefschrift ,,De burgerlijke staatsdienstin Nederland”. Na eerst als adjunct-commies derprovinciale griffie van Gelderland en daarna alscommies-chef ter provincialej griffie van Noord-Holland werkzaam te zijn geweest, werd hij in 1888tot hoofdcommies bij het Departement van Binnen-landsche Zaken aangesteld; hij had in die functieeen belangrijk aandeel in de voorbereiding van hetbekende kieswet-ontwerp Tak van Poortvliet. In 1893werd hij benoemd tot hoogleeraar in het staats- enadministratief recht en de encyclopaedie der rechts-wetenschap aan de Groningsche Universiteit, en aan-vaardde dit ambt met een inaugureele oratie over:,,De werkkring van den staat”. Na een academischewerkzaamheid van veertien jaren keerde hij naar Leidenterug; den 4 Maart 1908 aanvaardde hij het profes-soraat in het staats- en administratief recht aan dede Leidsche Universiteit met een rede over: ,,Deidee der persoonlijkheid in de staatsleer”. Tot zijn

Page 56: 1937

LV

zeventigste jaar heeft hij hier het hooger onderwijsgediend ; in 1927 trad hij bij het einde van dencursus 1926 - 1927 af.

Het is hier niet de plaats om over de wetenschap-pelijke beteekenis van dezen voortreffelijken Leidschenburger in den breede uit te wijden. Ik bepaal mij erhier toe te zeggen, dat Krabbe een belangrijke plaatsheeft ingenomen en zal blijven innemen in de weten-schap van den staat door zijn even scherpzinnigeals diepgaande kritiek op veel gevolgde staats-theo-rieën, door zijn oorspronkelijke visie, zijn krachtigeovertuiging, zijn beeldende, bezielde uitdrukkingswijze.

Krabbe heeft aan het openbare leven weinig deel-genomen, maar was toch in Leiden een bekendefiguur. Hij voelde zich ook, als geboren en getogenLeidenaar, aan de stad en haar academie sterk ver-knocht. Dat hij geroepen werd te Leiden te doceeren,vervulde hem met vreugde. Ook na zijn aftredenheeft hij het academische leven met de grootstebelangstelling gevolgd, totdat zijn steeds achteruit-gaande gezondheidstoestand hem dit onmogelijkmaakte.

Zijn afscheidscollege, waar zijn oud-leerlingen ingrooten getale waren opgekomen, eindigde Krabbemet de woorden : ,,blijft mijner in zachtheid gedenken”.In zachtheid, zeker, maar ook met groote sympathie,waardeering en eerbied zullen allen hem gedenken,die met deze rechtschapen, onkreukbare en nobelepersoonlijkheid in aanraking zijn gekomen.

R. KRANENBURG.

Page 57: 1937

E. TH. WITTE.

In zijn buitenhuis ,Linnaea” te Wassenaar, waarhij zich na het bereiken van den 65-jarigen leeftijdvestigde, overleed E. Th. Witte, oud-hortulanus vanden hortus botanicus der rijks-universiteit te Leidenop 29 Maart 1936.

Hij was het derde lid van een oud en bekendtuinbouwgeslacht. Als hortulanus van den Leidschenhortus is hij in 1898 zijn vader, den als letterkundigeen botanicus vermaarden H. Witte, opgevolgd. Ookdiens vader bekleedde reeds het ambt van hortulanus.Deze was de in Duitschland geboren C. Witte enhad het beheer over den botanischen tuin, dieeertijds zich langs de Witte de Withstraat te Rotter-dam uitstrekte. In dien tijd verzorgde deze ook deetiquetteering der gewassen in de Rotterdamschediergaarde.

E. Th. Witte is ruim 42 jaren aan den academie-tuin te Leiden verbonden geweest. Na de H.B.S.alhier doorloopen te hebben, werd hij volontair bijzijn vader, waardoor hij een goede geIegenheid kreegom onder diens leiding een grondige elementairekennis van den tuinbouw te krijgen. Daarna vertrokhij naar den botanischen tuin te Glasnevin bij Dublinen verkreeg later een aanstelling in het tuinbouw-bedrijf der firma James Veitch di Sons, dat in deomgeving van Londen was gevestigd en van waaruitveIe bloemplanten voor het eerst in den handelwaren gekomen.

Page 58: 1937

LW

Na nog een tijdlang in den Berggarten te Herren-hausen bij Hannover te zijn werkzaam geweest, keerdehij naar Leiden terug, waar hij benoemd werd toteersten knecht in den hortus. Tien jaar later in 1898volgde hij zijn vader als hortulanus op. Na 40 jarenaan den hortus verbonden te zijn geweest, erkendede regeering zijn verdiensten door hem tot ridderin de orde van Oranje Nassau te benoemen.

Maar het was niet uitsluitend naar zijn arbeidsveldin den hortus dat zijn hart uitging. Hoewel hij,plichtmatig ambtenaar, aldaar een uiterst correctbeheer voerde en ook getrouw de belangen vanzijn personeel in het oog hield, gaf hem het min ofmeer conservatieve beheer, weinig gelegenheid omzijn krachten te ontplooien.

Het vereenigingsleven in den tuinbouw trok hemin het bijzonder aan. Hij had vooral zijn hart verpandaan de Afdeeling Leiden en Omstreken van de Kon.Ned. Maatschappij v. Tuinbouw en Plantkunde waar-van hij gedurende 26 jaren het voorzitterschapwaarnam. En hoe hij dit deed getuigde o.a. de toe-spraak, die bij gelegenheid van zijn 25 jarige her-denking door den ondervoorzitter, Dr.]. W. C. Goethartgehouden werd, waarin o.a. voorkwam : ,,Niet alleen,,bleef U gedurende een kwart eeuw onafgebroken,,in functie, maar - de statistiek is tegenwoordig in,hoogen ‘graad van volkomenheid gebracht - men,,heeft berekend, dat U van ruim 400 leden- en be-,,stuursvergaderingen slechts 6 vergaderingen ver-,,zuimde, waarvan ‘nog 2 wegens ziekte”.

En dit was kenschetsend voor Witte, zijn voor-

Page 59: 1937

LVIII

beeldelooze trouw aan een taak als hij die eenmaalter hand nam. Hiervan profiteerden ook de talrijke inLeiden gehouden tuinbouwcursussen, en in ruimerenkring ook het hoofdbestuur van de reeds genoemdeKon. Maatsch. v. Tuinbouw en Plantkunde, waarvanhij jarenlang adviseerend lid was en tot zijn doodtoe eerelid. Ook tijdens zijn redacteurschap van hetweekblad, zijn lidmaatschap van de vaste keurings-commissie en zijn voorzitterschap van de Ned. Dahlia-vereeniging kwam deze eigenschap aan het licht.

Los van de Maatschappij v. Tuinbouw was er nogzijn voorzitterschap van den raad van bestuur vande tuinbouwschool voor meisjes ,Huis te Lande”en in den oorlogstijd zijn veelzijdige bemoeienissenmet de in Leiden en omstreken geplaatste Hongaarschekinderen.

In al deze functies bleek het hoe gemakkelijk Wittekorte of langere toespraken voor de vuist weg konhouden, waarbij hij zijn hoorders door zijn krachtigetaal en fraaie volzinnen wist te boeien.

Wie de jaarlijksche uitreiking van diploma’s aande afgestudeerde meisjes van .Huis te Lande” bij-woonde, bewonderde zijn talent om telkens weer ietsaardigs te zeggen en een toepasselijk woord voorelk der geslaagden te vinden.

Ik herinner mij een avond in de Leidsche gehoor-zaal met de Hongaarsche kinderen en hun pleeg-ouders, ook de Hongaarsche gezant was aanwezigen de zaal stampvol; de voorzitter van het comite,een hoogleeraar in de theologie, was op het uitersteoogenblik verhinderd, maar Witte hield vrijmoedig

Page 60: 1937

LIX

de inleidende rede en slaagde er schijnbaar zondermoeite in om het voor hem vreemd gehoor te boeienen ook hier in de zaal de atmosfeer te scheppen,die gewooniijk onder zijn toespraken ontstond.

Dat zijn kordaat en werkzaam voorbeeld vaak vaninvloed was op zijn omgeving behoeft geen ver-wondering te baren; vermeld dient, dat Witte buiten-gewoon gesteld was op de medewerking van zijnonderhortulanus J. Mater, wiens arbeid de zijnebelangrijk aanvulde en waaraan hij gaarne in dank-bare termen uiting gaf.

Na het bereiken van den pensioengerechtigdenleeftijd nam Witte afscheid van den Leidschen hortusen legde de meeste van zijn bestuursfuncties neerom met zijne vrouw te Wassenaar een rustig buiten-huis met grooten tuin te betrekken.

Maar hij kon van de afdeeling Leiden der Kon.Ned. Maatschappij v. Tuinbouw en Plantkunde geenafscheid nemen, waar hij als eerelid van het bestuur,nog menige vergadering bijwoonde evenals van die teWassenaar, waar hij het keuren van tuinen insteldeen als voorzitter van die keuringscommissie nuttigwerk verrichtte, zelfs zoo, dat vele nieuwe leden teWassenaar gewonnen werden.

Witte heeft te Wassenaar nog 5 gelukkige jarendoorgebracht en ook daar, evenals in Leiden, zalmen zijn nagedachtenis in eere houden.

J. G. BALLEGO.

Page 61: 1937

H. H. G. WULLINGS.

Dertig Maart 1936 overleed te Voorschoten deheer H. H. G. Wullings, directeur van de bijzonderehoogere Burgerschool met 5-jarige cursus A en B.

Deze school was zijn levenswerk; zijn ziel, zijnwil, zijn liefde lagen hierin, en de school was eenzegen voor vele Nederlanders. Hij stierf te middenvan zijn werk, het laatste jaar gehinderd en gekwelddoor een ziekte, die hem belette de dagelijkschegang van zaken te bezielen.

H. H. G. Wullings werd 8 Juni 1869 te Hellouw,gemeente Haaften geboren. Zijn vader had daar eenkostschool, later overgeplaatst naar Nieuw Loosdrecht.

Het was daar zeer eenvoudig, aangezien de leer-lingen weinig betaalden. In 1893 waren er 40 leer-lingen, en werd de oude heer reeds door H. Wullingsbijgestaan, hij gaf les in Nederlandsch en wiskunde.De oude heer stierf in dit jaar en de school werdgesloten, daar eenige onderwijzers, aan de schoolverbonden, een concurreerende kostschool teHilversumopenden, waarheen vele jongens verhuisden. De oudemevrouw Wullings kocht toen in 1893 ,,Beresteyn”te Voorschoten, en onder leiding van haar zoonwerd hielin een kostschool geopend, die begon met12 (!) leerlingen. De heer Wullings trouwde 19December 1894 met Mej. A. J. E. v. Merckesteyn,dochter van assistent-resident v. Merckesteyn, eenman van veel invloed. Hierdoor en door andere

Page 62: 1937

relaties kwamen er meer leerlingen uit Indië enNederland naar .Beresteyn”, nu meestal Instituut,,Wullings” genoemd. Door geweldig hard te werkenen door hun groote deskundigheid bracht het echt-paar Wullings de school spoedig tot bloei. Deinrichting omvatte tot nu toe, evenals de school vanden vader, een lagere school en een eerste entweede klasse H.B.S. In 1896 werden er drie candi-daten voor adelborst te Alkmaar opgeleid, die schit-terend slaagden. Nu werd ook spoedig de schoolmet een afdeeling H.B.S. met 5-jarige cursus uitge-breid. De leerlingen, die steeds onder zijn persoolijktoezicht werkten slaagden bijna allen. Het aantalleerlingen nam zeer toe, er waren jaren van 120,140 en 160 leerlingen. De moeilijkheden, die deheer Wullings moest overwinnen waren geweldig.Hij stuurde echter met vaste hand en de schoolkreeg door het heele land en daar buiten een bijzondergoede naam. Reeds in 1905 werd ,,Beresteyn” tothoogere Burgerschool verheven, de eerste inrichtingvan deze soort die zulks te beurt viel, terwijl mi-nister de Visser vijftien jaar later instituut ,,Wullings”zonder bedenkingen bij het invoeren van het schooi-examen, gelijk stelde met de Rijks- en Gemeente-scholen. Hooggeplaatste deskundigen bewonderdenen waardeerden het werk van den heer Wullingsbuitengewoon. 31 Augnstus 1931 werd hij benoemdtot Officier in de orde van Oranje Nassau.

Het karakter van deze man was eerlijk en recht-vaardig, hij was logisch en rechtuit in zijn verma-ningen, een rechtschapen mensch! Hij boog recht

Page 63: 1937

LX11

wat krom was door zijn onverzettelijke wil, maarook door zijn vaderlijkheid en liefde voor zijn jongens.Hij ontnam hun lust tot verzet, brak elke vorm vanonwil, geeselde door zijn strenge tucht luiheid enslapheid weg uit zijn leerlingen, gaf door zijn vader-lijkheid en voorbeeld werkkracht en moed voor hetleven. Men ging naar hem toe met de grootstemoeilijkheden, hij begreep alles, kon alles vergevenen wist voor alles raad en genezing. Hij was eenman, dien een jongen, hoe moeilijk deze ook was,m o e s t hoogachten en liefhebben, omdat de ,,Baas”gaf, steunde en begreep, zijn fantasie prikkelde enproductief maakte.

Met Wullings is een man heengegaan die doorzijn leerlingen en hun ouders en zijn medewerkersnooit vergeten zal worden. Zij denken dagelijks nogaan zijn groot voorbeeld, zijn wijsheid en de krachtdie hij hun voor het leven meegaf. Hij was een vande groote zonen van ons volk!

DR. M. H. WERTHER,Spoolde A 6

Zwollerkerspel.

Page 64: 1937

G. H. PEL

15 Aug. 1873-1 Mei 1936.

Den len Mei werden wij diep getroffen door hetoverlijden van onzen welbekenden en algemeen ge-achten stadgenoot G. H. Pel, medeoprichter en direc-teur der N.V. fabriek van Suikerwerken v/h Gebr. Pel,diep betreurd door zijn naaste familie en zijn velevrienden.

Een kortstondig lijden, voortspruitend uit eenorganische zwakte, maakte een eind aan dit vrucht-baar leven.

Gerard Pel voelde er in zijn jeugd niet veel voordicht bij huis te blijven en vloog al gauw de wijdewereld in. Om zijn gezichtskring te verruimen zwierfhij door half Europa en heeft menig staaltje vanlevenservaring opgedaan zoowel in Duitschland,Engeland als in Rusland en Polen, aan vrienden bijvroolijk tesamenzijn verteld. Want een gezellig ver-teller en waardevol gezelschap was hij, vol humoren zijn optimisme was onder vrienden spreekwoor-delijk.

De dood van zijn vader riep hem blijvend naarLeiden terug, waar hij met zijn broeder het werkvan hun vader in modernen vorm voortzette. Dedoor hen opgerichte fabriek slaagde er al spoedigin het, in eigen kring gewaardeerde product, nietalleen tot een land-geneugt te maken, neen, verover de grenzen vond het een gewillige afname,

Page 65: 1937

LXIV

dank zij de stuwende kracht van den ontslapene.De fabriek werd tot een flinke hoogte opgevoerd,terwijl de moeielijke jaren, die op een tijd van grootenbloei volgden, de innerlijke kracht niet konden aan-tasten. Zoo kon zijn dood, die zoozeer onverwachtkwam, geen ontreddering brengen in zijn levenswerken is het zijn zonen gegeven de voetsporen van hunvader te drukken.

Doch niet alleen voor zijn zaken vond hij tijd,zijn employes en arbeiders, die overtuigd waren vanzijn belangstelling in hen, was hij tot steun en raadin droefenis, terwijl hij met hun vreugde meeleefde.En hoe behartigde hij de belangen van hen, diehem deze toevertrouwden, hetzij particulier, ver-eeniging of sociale instellingen.

Wat Pel deed was accuraat, grondig overdacht enaf. Niemand klopte tevergeefs bij hem aan, hart enbeurs waren wijd geopend, daar waar de nood drong.

Zoo neemt de dood veel weg van wat noodegemist kan worden, doch de herinnering aan zijnblijmoedig wezen zal ons steeds bijblijven.

,,Dat hij ruste in vrede”.

W. DROSTE .

Page 66: 1937

Dr. C. SNOUCK HURGRONJE

8 Februari 1857 - 26 Juni 1936.

De statige woning aan het Rapenburg, No. 61,met haar 18e eeuwschen gevel en balcon, maar in-wendig van ouderen bouw, heeft vele verdienstelijkeburgers van Leiden tot bewoners gehad; we noemenslechts de hoogleeraren Pluygers, Van der Lith,Drucker, Heeres, en als laatste: den beroemde oriën-talist, wiens naam hierboven vermeld staat.

Als jong student in de Theologie en de SemietischeLetteren vestigde hij zich met zijne familie, in 1875,in het huis Hooigracht No. 101; daar volbracht hijzijne schitterende studies, bekleedde hij zijn lectoraatin de Instellingen van den Islam, en bereidde hij zichvoor op zijne gevaarvolle reis naar Mekka, de voorelken niet Mohammedaan verboden heilige stad. Theo-retisch was die voorbereiding door studie, practischo.a. door herbergen van een Arabisch sprekendenEgyptenaar, en beoefening der photographie, in dientijd iets zeldzaams, wat hem in staat stelde in Mekkavele prachtige photo’s te nemen (in zulk een kli-maat met natte platen!), en daardoor zijn vermaardeboek over die stad en haar leven te voorzien vanwaardevol platenmateriaal.

In 1887 kwam hij in dat huis terug, en bleef erwerken tot 1889, in welk jaar hij met een tijdelijke

*****

Page 67: 1937

LXVI

opdracht naar Java vertrok. Het tijdelijke werd de-finitief, en hij zag zich aangesteld tot adviseur voorinlandsche en Arabische zaken. Voor het professo-raat in het Maleisch alhier had hij bedankt, - inden studentenalmanak van 1891 staat hij als zoodanigvermeld -- evenals voor een Engelsch hoogleeraar-schap, hij hechtte zich aan Indië en arbeidde daaro.a. in Atjeh, in critieken tijd, gedurende 17 jaren,waarna hij. in 1906 terugkeerde, om in Jan. 1907 hethoogleeraarschap in het Arabisch te aanvaarden.Weldra verbond hij daaraan het onderricht in denIslamen het Atjehsch, gevestigd op den Witten Singel, inhet huis nu No. 21, en werkte daar vele jaren, indubbel ambt: dat van hoogleeraar en adviseur voorIndische Zaken, beide uiterst drukke posities.

Na zijn huwelijk met Mej. 1. M. Oort, draagstervan een te Leiden welbekenden naam, nam het on-derdeel van zijn wetenschappenlijk leven: het ont-vangen en herhergen van gasten uit de geheelewetenschappelijke wereld nog toe. Dit drukke levenwerd in het huis op het Rapenburg voortgezet; tal-looze vergaderingen zijn daar gehouden, ontelbarecolleges en privatissima gegeven, eindelooze brief-wisselingen gevoerd, vele gewichtige zaken behandeld.(‘t Is als een voorteeken dat in zijn latere studeerkamerhet Leidsch Universiteitsfonds, in 1890, is opgericht !).Veel arbeid heeft hij verricht en veel gastvrijheidbewezen en weldadigheid geoefend, met de onmisbaremedewerking zijner echtgenoote, in die fraaie woning,welker degelijk-deftige stijl zoo goed paste bij denvoornamen, het veeleischende leven van een Groote

Page 68: 1937

LXVII

in Wetenschap en Maatschappij daar met waardigheidleidenden, laatsten bewoner.

Na hem toch zal ze geen bezitter meer hebben,daar ze voor wetenschappelijke doeleinden zaldienen. In die omgeving zal steeds de herinneringblijven aan hem die er, nog negen jaren na zijnpensionneering, zoo ontzagwekkend heeft gearbeid,en daar den 26en Juni kalm is overleden, en vooraltijd zal die woning met den eerenaam aangeduidblijven: het Huis van Professor Snouck Hurgronje.

v. RONKEL.

Page 69: 1937

Ir. W. J. MODDERMAN.

In den ochtend van 7 Juli 1936 overleed te zijnenhuize aan den Warmonderweg, na een langdurig ziek-bed, Willem Jacob Modderman, Chef van Exploitatievan de N.Z.H.T.M.

Geboren in den Haag 2 Mei 1882, was hij de jongstevan zeven kinderen van Mr. A. E. J. Moddermandestijds Minister van Justitie, daarvóór hoogleeraarte Leiden en van A. E. M. de Vos van NederveenCappel.

Na de lagere school van den heer Boescholte inden Haag bezocht te hebben, kwam hij te Haarlembij den heer Hubrecht, bekend hoofd der jongens-school in de Wilhelminastraat, in huis om de H.B.S.aldaar te bezoeken. Na te Haarlem eindexamen gedaante hebben, werd hij student te Delft en aldaar inJanuari 1911 tot civiel ingenieur bevorderd.

Enkele maanden later werd hij verbonden aan hettechnisch bureau voor den aanleg van locaalspoor-wegen in de provincie Groningen van Ir. W. K. vanOort te Groningen. In Mei 1913 verhuisde hij naarRotterdam als ingenieur 2e klasse aan de havenwerkenaldaar. Tevens werd hem in de jaren 1915-‘18 hetdirecteurschap van een Centraal Brandstoffenbureau teRotterdam opgedragen. In 1919 vertrok hij naarHilversum ter uitwerking van plannen voor de electri-ficatie van Gooische tramlijnen.

In 1924 kreeg hij Voorburg als standplaats bij den

Page 70: 1937

A. J. J. VERBRUGGE.

Den 17en Augustus overleed te Leiden in denouderdom van 68 jaar een in alle Leidsche kringenzeer bekend onderwijsman : de heer A. J. J. Verbrugge.Geboren en getogen Leidenaar heeft hij alle gavenvan hoofd en hart, die hem in ruime mate geschonkenwaren, aan zijn Vaderstad gegeven. Na de lagereschool aan de Pieterskerkgracht te hebben door-loopen, bezocht hij de Gemeentelijke Kweekschoolvoor Onderwijzers en Onderwijzeressen en genootdaar o.a. de lessen van den bekenden Leidschenpaedagoog Van Dijk. Dat niet alleen het Onderwijsdoch ook de studie hem aantrok, blijkt uit het feit,dat hij na de Hoofdacte ook de acten voor modernetalen en wiskunde behaalde. Zijn onderwijsloopbaanheeft geheel in Leiden gelegen. Zijn bekendheidreikte ver over haar grenzen, vooral in zijn laatste10 jaar. Als jong onderwijzer werd hij geplaatst aande school in de Gortestraat, later aan de jongens-school van den Heer Kramer. En het gold wel alseen bijzondere eer aan deze school werkzaam teworden gesteld. In 1910 volgde de benoeming totHoofd der 0. L. school aan het Plantsoen en het isvoornamelijk in die betrekking, dat hij een stempelop zijn werk drukte: dat van grooten ernst en dege-lijkheid. In die dagen was het ambt van Hoofd eenerSchool niet gemakkelijk: in de school laaide destrijd tegen het ambulantisme en voor de republi-

Page 71: 1937

B. J. J. N. TROOST.

De Heer B. J. J. N. Troost werd geboren te Zwart-sluis op 7 November 1874. Reeds op achtienjarigenleeftijd kwam hij naar de Sleutelstad en zag zichtoen geplaatst bij de Inspectie der Registratie enDomeinen ter stede. In die dienstbetrekking nam hijde studie voor het notariaat ter hand, welke hij inhet jaar 1903 voleindigde, terwijl hij ten kantore vanden toen te Leiden gevestigden notaris J. F.Meinerswerkzaam was; na verder bij laatstgenoemde èn bijdiens opvolger, wijlen notaris C. Versluys, als candi-daat-notaris in dienst te zijn gebleven, werd hij bijK.B. van 11 Januari 1917 benoemd tot notaris teLeiden in de plaats van notaris L. J. C. A. Gordon.Bij K.B. van 2 Maart 1936 werd hem - ingevolgezijn verzoek - eervol ontslag uit zijn betrekkingverleend.

Zijn gezondheidsstaat was van dien aard dat hijbesloot zich in het boschrijke Apeldoorn te vestigen,alwaar hij reeds op 2 Augustus 1936 overleed.

Notaris Troost heeft zich steeds geheel aan zijnkantoor gegeven en het tot bloei weten te brengen;als gevolg van zijn drukke practijk -- en mede inverband met zijn zwak gestel - ontbrak hem detijd om zich aan de publieke zaak te wijden dochvele jaren was hij regent van het H. Geest of ArmeWees- en Kinderhuis. Velen van zijne cliënten zullenhem met dankbaarheid blijven herdenken.

E. A. J. REIJNTJES.

Page 72: 1937

Notaris M. G. BON. t

In den namiddag van 11 Augustus 1936 ging dedroeve mare door Leiden, dat plotseling te Noordwijkaan Zee was overleden Notaris M. G. Bon, die sedert26 Juli 1920 notaris was te Leiden. Voordien was deoverledene notaris te Dwingeloo (Dr.j, alwaar hij27 December 1910 werd benoemd.

In 1897 was hij candidaat-notaris geworden, enachtereenvolgens was hij als candidaat-notaris werk-zaam ten kantore van Notaris A. Knottenbelt teVlaardingen, Nots. J. van Herwijnen te’s-Gravenhageen Notarissen P. C. L.- en Mr. L. Eikendal te‘s-Gravenhage. In Dwingeloo heeft de overledene zicheen uitgebreide praktijk weten te verwerven. Tijdenszijn notariaat te Dwingeloo was hij onder meer lidvan de Provinciale Staten van Drenthe Hij was inde streek zeer gezien. In November 1918 overleedtengevolge van de spaansche griep zijn echtgenoote,en bleef hij met 4 jonge kinderen achter. In 1910was hij in het huwelijk getreden.

De overledene was wel geen geboren Leidenaar(hij was geboren te ‘s-Gravendeel 5 Mei 1873), dochal spoedig na zijn benoeming te Leiden, wist hij zichgeheel in te burgeren en werd hij een geziene figuur,ofschoon hij zich tengevolge van zijn groote beschei-

Page 73: 1937

LXXII

denheid steeds zooveel mogelijk op den achter-grond hield.

Op het eerste gezicht maakte de overledene wel-licht soms den indruk een weinig stug te zijn; de velenechter, die hem ook maar eenigszins nader leerdenkennen, werden getroffen door zijn goedheid, vrien-delijkheid, oprechtheid en hulpvaardigheid. Hij hadeen warmvoelend hart en hielp een ieder zooveel hijkon. Zijn rustig optreden, zijn helder verstand enzijn begrijpen en waardeeren van het oordeel vananderen, wekten vanzelf het vertrouwen op van de-genen, die zich tot hem wenden. Geen wonder dus,dat zijn praktijk zich steeds uitbreidde.

De overledene had een zeer hooge opvatting vanhet notaris-ambt en was bij al zijn daden zich steedsvan zijn groote verantwoordelijkheid bewust.

Voor zooveel zijn tijd dit toeliet, was hij ook werk-zaam op ander gebied. Zoo was hij o.a. lid van dePlaatselijke Commissie van Toezicht op de scholenvoor M.O., Regent en tevens secretaris van hetHeilige Geest of Arme Wees- en Kinderhuis, en washij verscheidene jaren lid van het bestuur van deVereeniging van Vrijzinnig Hervormden.

Voor zijn kinderen was hij steeds vervuld van degrootste bezorgdheid. Voor zijn personeel was hij eenvoorbeeld van plichtsbesef, werkzaamheid, een mildpatroon en een ware vriend.

Tegenslagen en leed werden den overledene nietgespaard, maar, diep godsdienstig als hij was, heefthij moedig en gelaten zijn levenstaak aanvaard.

In den Heer M. G. Bon heeft Leiden verloren een

Page 74: 1937

LXXIII

hoogstaand notaris en ingezetene, een nobel mensch.Zijn nagedachtenis zal bij al degenen, die hem

gekend hebben, zijn raad hebben ontvangen, zijn hulpen goedheid hebben ondervonden, steeds in hoogeeere en dankbare herinnering blijven voortleven.

R.I.P.

W. M.

Page 75: 1937

A. J. J. VERBRUGGE.

Den 17en Augustus overleed te Leiden in denouderdom van 68 jaar een in alle Leidsche kringenzeer bekend onderwijsman : de heer A. J. J. Verbrugge.Geboren en getogen Leidenaar heeft hij alle gavenvan hoofd en hart, die hem in ruime mate geschonkenwaren, aan zijn Vaderstad gegeven. Na de lagereschool aan de Pieterskerkgracht te hebben door-loopen, bezocht hij de Gemeentelijke Kweekschoolvoor Onderwijzers en Onderwijzeressen en genootdaar o.a. de lessen van den bekenden Leidschenpaedagoog Van Dijk. Dat niet alleen het Onderwijsdoch ook de studie hem aantrok, blijkt uit het feit,dat hij na de Hoofdacte ook de acten voor modernetalen en wiskunde behaalde. Zijn onderwijsloopbaanheeft geheel in Leiden gelegen. Zijn bekendheidreikte ver over haar grenzen, vooral in zijn laatste10 jaar. Als jong onderwijzer werd hij geplaatst aande school in de Gortestraat, later aan de jongens-school van den Heer Kramer. En het gold wel alseen bijzondere eer aan deze school werkzaam teworden gesteld. In 1910 volgde de benoeming totHoofd der 0. L. school aan het Plantsoen en het isvoornamelijk in die betrekking, dat hij een stempelop zijn werk drukte: dat van grooten ernst en dege-lijkheid. In die dagen was het ambt van Hoofd eenerSchool niet gemakkelijk: in de school laaide destrijd tegen het ambulantisme en voor de republi-

Page 76: 1937

LXXV

keinsche school hoog op en buiten de school was,vooral in de kringen, waaruit zijn leerlingen kwamenvan groote medewerking en belangstelling van denkant der ouders nog niet altijd sprake. Aan allemoeilijkheden in deze heeft Verbrugge met succeshet hoofd geboden. Zijn tact om met menschen omte gaan aan den eenen kant en zijn krachtigewil aan den anderen deden hem steeds zegevierenin het belang van school en onderwijs. Naast hetambt van Hoofd eener school, want dàt was ‘tvoor hem, bekleedde hij de betrekking van Leeraarin de Duitsche taal en Handelscorrespondentie aanhet Genootschap Kennis is Macht; sedert 1908 washij Plaatsvervangend Directeur en na het plotselingoverlijden van den Heer de Hondt in 1917 werd hijDirecteur. Ook als zoodanig heeft Verbrugge zichniet alleen doen kennen als een uitstekend onder-wijsman, maar vooral als een goed organisator. Metde hulp van het Bestuur en speciaal van den Voor-zitter den Heer Zandvoort heeft hij Kennis is Machtgemaakt tot een Handelsschool, waarvan de naamtot ver buiten Leiden met eere bekend was. Geenarbeid, ook voor die inrichting, was hem te veel,geen conferenties in Leiden of daarbuiten warenhem te talrijk, als ‘t gold ‘t belang van leeraren ofleerlingen en honderden der laatsten danken aan zijnhulp en voorspraak maar vooral aan het Onderwijs inde Handelswetenschappen op K. i. M. een goede be-trekking in of buiten Leiden. Ook de regeering erkendede verdiensten van Verbrugge door hem de Orde vanOranje-Nassau te verleenen bij zijn aftreden in 1931.

Page 77: 1937

LXXVI

Buiten zijn vele werkzaamheden op onderwijs-gebied vond Verbrugge nog tijd voor socialen arbeid.Jarenlang was hij lid van het Bestuur van de LeidscheMaatschappij van Weldadigheid, terwijl hij in de jaren1914 tot 1918 alle beschikbare krachten gaf aan hetLeidsche steuncomite.

De rust, die al zijn medewerkers hem na zijn eer-vol ontslag als Hoofd der School aan de Langebrugin 1933 - in 1930 als Directeur van Kennis isMacht - zoo gaarne lange jaren gegund hadden,mocht helaas maar van korten duur zijn; Leidenheeft in Verbrugge een goed en werkzaam burger,het Leidsche Onderwijs een uitstekend paedagoogmoeten verliezen.

Ik WISSE.

Page 78: 1937

J. B. MEIJNEN.

28 Juni 1858-2 September 1936.

Meijnen is een prominente figuur geweest in degeschiedenis van onze stad. Eigenlijk zeg ik dit zooniet juist, want een van de meest opvallende trekkenvan zijn karakter, zijn bescheidenheid, hield hemveelal op den achtergrond. Hij was meer de minderin het gezicht komende hoeksteen, die allerlei werkdroeg. De dingen, waaraan hij zich gaf, daar gaf hijzich aan met al de rijke gaven van zijn warm harten van zijn helder denken en terwijl hij voor zichzelfhooge eischen stelde en liet zien, wat eigenlijk werkenwas, was hij voor anderen een prikkel tot trouwenarbeid en ook tot intens samen werken, dat onderzijn krachttge leiding dikwijls voerde tot verrassenderesultaten. Een nobele figuur, die in wijden kringeen grooten invloed heeft geoefend.

Natuurlijk geldt dit in de eerste plaats voor hetterrein, waarop hij zijn eigenlijke levenstaak vond,dat van het Christelijk Onderwijs. Op 29 jarigenleeftijd aanvaardde hij door op te treden als Hoofdvan de M.U.L.O. School, toen aan den Stillen Rijn,later aan het Noordeinde 38, het werk, dat hemvooral zuik een markante plaats in het publieke levendeed innemen. Gedurende 33 jaren heeft hij aan dieSchool zijn beste krachten gegeven en heeft hij haargebracht tot een ongekenden bloei. Zij droeg alrasin en ver buiten de stad den naam van ,de School

Page 79: 1937

LXXVIII

van Meijnen” en zij wordt nog dikwijls bij dien naamgenoemd. Het zullen wel zijn stiptheid en het hoogepeil van zijn onderwijs geweest zijn, die dien bloei vooreen deel moeten verklaren. Toch zal zijn hartelijkebelangstelling in het heil van elk van zijn leerlingen,die hem met hen deed worstelen net zoo lang, totzij den juisten weg door het leven gevonden hadden,wel het grootste geheim zijn geweest. Daarom vooralwordt zijn naam door tallooze mannen en vrouwen,in en buiten ons land, steeds nog met groote dank-baarheid genoemd.

Maar ook over de nauwere grenzen van zijn eigen-lijke levenstaak ging zijn belangstelling naar al wathet belang van het Christelijk Onderwijs kon dienen.Het omvangrijke werk ,,Van Strijd en Zegen”, uit-gegeven ter gelegenheid van het 50-jarig bestaander Vereeniging voor Chr. Onderwijzers en Onder-wijzeressen in Nederland en Overzeesche bezittingen,dat hij met de Heeren Lens en Kalsbeeksamenstelde,getuigt van die belangstelling en van zijn ongewonewerkkracht. Zijn aandeel in de actie, die voor hetU.L.Onderwijs de plaats veroverde, die het in onsOnderwijssysteem inneemt, is van buitengemeenenomvang geweest, en wanneer hij in 1918 ,,benemeritus” afscheid neemt van zijn School in het Noord-einde, blijft hij toch tot vlak voor zijn dood lesgevenaan de Ned. Zendingsschool, blijft hij een gezien lidvan de plaatselijke Schoolcommissie en fungeert hijgaarne als Inspecteur van de Vereeniging voor Chr.Volksonderwijs.

Naast den invloed, die van hem uitging op het

Page 80: 1937

LXXIX

terrein van het Onderwijs, moet die genoemd wordendien hij oefende in het kerkelijke leven van de Ned.Hervormde Gemeente. Daar heeft hij diepe sporennagelaten. Natuurlijk duurde het niet lang of menhad hem ook daar ontdekt en werd hij benoemdtot lid van het College van Notabelen, een kring,waarin hij gedurende bijna 45 jaren een leidendefiguur is geweest. Op een waarlijk bewonderens-waardige wijze heeft hij daar ruim 40 jaren den voor-zittershamergevoerd. Daar bleek hij een man te zijn,die beginselen en meeningen wist te onderscheiden.Bij het beginsel betrok hij onvervaard de wacht enwist van geen wijken. Riep het beginsel hem totstrijd, dan aanvaardde hij dien moedig, beslist. Dochhij had er ook een open oog voor, hoe de meeningenomtrent het beginse1 soms konden uiteenloopen endan wist hij met zeldzamen tact de tegenstellingenop te lossen en die aanvankelijk tegenover elkanderstonden in een verband saam te doen optrekken.Streng principieel man, was hij toch een synthetischenatuur. Zijn onverzettelijk streven naar samenbindingis van onberekenbare beteekenis geweest voor deontwikkeling van het gemeentelijke leven. Ik denkaan allerlei, dat niet is te noemen, doch heb slechtste memoreeren zijn aandeel in de z.g. ,,vrijwilIigebeweging”.

Toen in de na-oorlogsche jaren de Gemeente voorbuitengewone financieele zorgen kwam te staan ener pogingen werden aangewend om de Gemeenteter bestrijding van die zorgen mobiel te maken, washet met anderen ook de Heer Meijnen, die zijn mede-

Page 81: 1937

LXXX

werking verleende bij de vorming van ,,de Commissievoor den openbaren Eeredienst”, die trachten wildede noodige gelden uit vrijwillige bijdragen bijeente brengen. Sedert de oprichting van dezecommissiein 1921 tot aan zijn dood was Meijnen de bezielende,organiseerende, telkens weer tot nieuwen ijver aan-vurende voorzitter; de stille, onweerstaanbare drijf-kracht van deze beweging. In dien arbeid, die tact,beleid, maar ook stoer doorzetten vereischte, kwamenMeijnens bijzondere en veelzijdige gaven tot hun recht.Hij gaf trouwens aan dit werk zijn gansche hart.In het boekje ,,Danken en gedenken”, dat bij het10 jarig Jubileum der Commissle werd uitgegevenschrijft hij zelf: ,,Het is mij een groote vreugde tezeggen, dat de tienjarige arbeid in deze Commissietot de mooiste werkzaamheden behoort, waartoe Godmij heeft willen gebruiken”. Ook hier blijft de naamvan Meijnen verbonden aan een beweging, die nietalleen materieele, doch ook zeer belangrijke moreelevoordeelen voor de Gemeente heeft gebracht.

In dit van allerlei werk overladen leven was ooknog plaats voor actieve belangstelling voor de ge-meenschap in ruimeren zin. Het was al weer niet eenzelf naar voren dringen, doch een voldoen aan hetdringend verzoek van zijn politieke vrienden, datMeijnen in 1920 zijn intrede deed in d In Gemeenteraad,waar hij tot 1935 alweer zijn belangrijke plaats innam.Ook daar luisterde men naar zijn woord, was hijeen figuur van beteekenis. Na de verkiezingen van1923 werd hij dan ook aangewezen als Wethoudervan Onderwijs en gedurende vier jaren heeft hij in

Page 82: 1937

LXXXI

die functie nog eens principieel en toch breed, metgroote nauwgezetheid en loffelijke onpartijdigheidde zaak van het Onderwijs met de bijzondere gavenvan zijn hoofd en zijn hart kunnen dienen. DeRegeering heeft tot groote voldoening van allen, diehem kenden, de verdiensten van den Heer Meijnenerkend door zijn benoeming tot Ridder in de Ordevan Oranje Nassau.

Den 2den September 1936 maakte de dood eeneinde aan dit werkzame leven en den 5den Septemberbrachten zijn vele vrienden hem naar zijn laatsterustplaats. Wij gevoelden, er was een groote uit onsmidden weggeroepen, een vruchtbaar leven was teneinde. Ave, pia anima!

Hadden wij Meijnen nog eens kunnen vragen, wattoch eigenlijk het geheim was van zijn stoere kracht,wat eigenlijk zijn leven zoo mooi maakte en tot zulkeen rijken zegen stelde voor velen rondom, hij zouzeker het woord van onze Koningin nog eens,gelijk hij meermalen deed, hebben herhaald: ,Christavant teut”.

M. J. PUNSELIE.

******

Page 83: 1937

FELIX HENDRIK AUGUST DRIESSEN.

Felix Driessen werd den 22-sten September 1855te Leiden geboren en overleed aldaar den 18-denOctober 1936, in den ouderdom van ruim 81 jaar,na een werkzaam, welbesteed, nuttig leven.

Als oudste van de dertien kinderen van LouisDriessen, directeur en medeeigenaar van de katoen-fabriek ,,de Heyder en Co.“, en van Emma vonForckenbeck, waren Felix en zijn jongere broer Carl(overleden te Oegstgeest, 5 Juni 1936) voorbestemdhun vader op te volgen; hun opvoeding, na hetdoorloopen van lagere school en H.B.S. was danook geheel daarop gericht. Het is wel kenmerkendvoor dien tijd dat de vader, die, evenals de groot-vader van handelaar fabrikant was geworden, zijnoudsten zoon een meer technische dan commercieeleopvoeding gaf. Immers de fabrikant was, wat hettechnische gedeelte van de zaak betrof destijds minof meer overgeleverd aan ,, thuiswerkers” (vooralvoor de geweven goederen) of aan meesterknechts(speciaal voor de katoendrukkerij) die hun receptenen geheimen als particulier eigendom beschouwden.Het oudere ras van fabrikanten moet dit gemis aantechnische kennis zeker gevoeld hebben, en, om daar-aan tegemoet te komen, liet vader Driessen zijn zoonFelix, onmiddelijk na het behalen van het einddiplomaH.B.S. in 1872 een vol jaar in de fabriek werken,zoodat hij zich op de hoogte kon stellen van allebewerkingen (weven, bleeken, verven drukken) die

Page 84: 1937

LXXXIII

in het bedrijf voorkwamen. Na afloop van dit jaarpraktijk werd gedurende twee jaar de theoretischekennis van het vak verworven, en wel te Miilhausenin de Elsas (1873/75) waar de ,,Chemie-schule”, zooniet de eenige dan toch zeker de beste leerschoolwas voor de opleiding van koloristen voor de katoen-drukkerij. Alvorens definitief in Leiden terug te keerenwerkte de jonge kolorist nog eenige jaren als volon-tair in verschillende Engelsche drukkerijen om daarnazijn intrede te doen in de fabriek de Heyder & Co.,waar hij zijn vader bij de leiding behulpzaam wasvooral in de chemische techniek van het bedrijf, enwaar hij volop gelegenheid kreeg de te Mtilhausenverworven kennis in toepassing te brengen, doorhet invoeren van de toen opkomende kunstmatigekleurstoffen, de vervanging van meekrap door syn-thetische alizarine en later, omstreeks 1898, het ge-bruik van synthetische inplaats van natuur-indigo.

Teneinde de exportmarkten, waarvoor de Fa deHeyder voornamelijk werkte, beter te leeren kennen,ondernam Felix Driessen in 1878 en in 1884 reizennaar Nederlandsch- en Engelsch-Indie, en, om hetbedrijf zoo goed mogelijk op de hoogte van den tijdte houden, werden meermalen verre reizen onder-nomen o.a. naar Rusland en tweemaal naar Amerika(in 1897 en 1926), om van de veelvuldige reizennaar Engeland niet te spreken. De terugkomst uitAmerika in 1897 was wel zeer tragisch daar FelixDriessen, die tesamen met zijn broer Carl sedert1887 directeur was van de inmiddels in een N.V.veranderde firma (N.V. de Leidsche Katoenmij.) bij

Page 85: 1937

LXXXIV

aankomst te Cherbourg moest vernemen, dat het com-plex gebouwen der drukkerij aan de Heerengrachtzoo goed als geheel door brand was vernield. Debeide directeuren lieten zich echter niet ontmoedigenen met kracht werd de herbouw ter hand genomen,waarbij de in Amerika opgedane ervaring goed vanpas kwam; het bedrijf werd geheel electrisch inge-richt en van een automatische brandbluschinrichtingvoorzien; voor dien tijd een groote zeldzaamheid.

In het Leidsch Jaarboekje van 1906 is de geschie-denis van ,,de Katoenfabriek” tot omstreeks het jaar1900 beschreven; onder de ervaren leiding der beidedirecteuren Felix en Carl Driessen maakte het bedrijfverder afwisselend goede en slechte jaren door.Moeilijke jaren waren o.a. 1902 en 1911 toen deenorme prijsdaling van de katoen groote verliezenveroorzaakte; terwijl ook in de oorlogsjaren, vooreen fabriek, die hoofdzakelijk op export was aan-gewezen, een algeheele omstelling noodig bleek.

Na den oorlog werd getracht de export weer metkracht ter hand te nemen, maar, door de veranderdeomstandigheden werd het peil van voor den oorlognooit meer bereikt; eenerzijds door steeds toenemendeJapansche concurrentie, anderzijds door de grootestijging van arbeidsloonen, waardoor het handdruk-artikel, vroeger een specialiteit van de LeidscheKatoenmaatschappij, niet meer voor export in aan-merking kwam. Het aantal werklieden dat voor denoorlog vaak tot duizend steeg, is na 1914 nooit meerboven 4 a 500 geweest. In de goede jaren 1926-1929werd voornamelijk voor de West-Afrikaansche markt

Page 86: 1937

LXXXV

gewerkt (de meeste andere markten waren reeds doorJapan veroverd) doch de wereldcrisis, en vooral hetverlaten van den gouden standaard door Engeland in1931 was een dusdanige slag voor het bedrijf, datin November 1932 besloten werd het fabriceerenvoorloopig stop te zetten in de hoop op het spoedigaanbreken van betere tijden. Beide directeuren tradenaf, doch bleven zich nog met de loopende zakenbemoeien in hun hoedanigheid van gedelegeerd com-missaris, en het pleit zeker voor beider objectiviteitdat zij in 1936 aan de aandeelhouders voorsteldentot liquidatie, over te gaan, nadat vele pogingen omhet bedrijf op andere basis weer op te bouwen haddengefaald door de steeds toenemerde m;‘aise. Al ging bijde liquidatie het gewone aandeelenkapitaal, dat zichgrootendeels in handen der familie bevond geheelverloren, alle crediteuren en obligatiehouders kondenten volle worden afbetaald, en op de preferente aan-deelen kon nog een uitkeering plaats vinden. Geender beide oud-directeuren heeft den verkoop derroerende en onroerende goederen persoonlijk kunnenmedemaken; Carl overleed den vijfden Juni 1936,terwijl zijn oudere broer Felix toen reeds aan eenlangdurig ziekbed was gekluisterd, en de slagen,welke hem in het laatste jaar hadden getroffen metbewonderenswaardige berusting en geestkracht wistte dragen.

De wetenschappelijke kennis, die Felix Driessente Mülhausen had verworven was voor hem een uit-gangspunt om die door eigen onderzoekingen in hetuitstekend geoutilleerde fabriekslaboratorium verder

Page 87: 1937

LXXXVI

aan te kweeken en de resultaten daarvan, vooralop het gebied van ,,chemie en electriciteit” werdenvaak door hem in besloten kring medegedeeld inlezingen voor het Natuurkundig gezelschap, de Leid-sche Chemische Kring of de Maatschappij van Nijver-heid. Zijn onderzoekingen op het speciale gebied dertextielchemie, voor zoover die voor publicatie inaanmerking kwamen, verschenen in het Bulletin dela Societé Industrielle de Mulhouse, van welk genoot-schap hij sedert 1892 lid was, en dat hem in 1922tot ,membre correspondent” benoemde. Zijn meestbekende werk op dit gebied was de studie overTurksch Rood en het aantoonen van aluin in planten,die in Indie voor het roodverven werden gebruikt,waardoor een oud vraagstuk, waarmede Bancroftzich reeds had bezig gehouden, tot oplossing kwam,namelijk hoe men in Indie echt alizarine-rood konverven, zonder schijnbaar van aluin gebruik te maken.Deze onderzoekingen werden in 1902 door de SocietéIndustrielle beloond met een gouden eeremedaille,terwijl ook de ,,Federation internationale du Textileet de la Couleur” zijn meer dan vijftigjarige verdien-sten voor de textielindustrie op waarde wist te schattendoor het verleenen van een eere-diploma.

Het is wel een eigenaardig feit dat de koloristFelix Driessen kleurenblind was, en groen en roodniet kon onderscheiden; aan den eenen kant was ditin het bedrijf wel eens een nadeel, maar van denanderen kant wist hij, door het bedenken van chemischereakties aan dit bezwaar ruimschoots tegemoet tekomen. Hoe deze kleurenblindheid door erfelijkheid

Page 88: 1937

LXXXVII

in de familie Driessen was ontstaan werd door hemnauwkeurig nagegaan.

Was het wonder dat de levendige geest van FelixDriessen, die tevens een hartstochtelijk lezer en ver-zamelaar van boeken was, groote belangstelling toondevoor de geschiedenis van zijn vak, de katoendrukkerij?Het is wel merkwaardig dat hij hierover niets heeftgepubliceerd, maar van zijn groote kennis en belezen-heid op dit gebied liet hij gaarne anderen profiteeren,waarvan o.a. Rouffaer in zijn ,,Batikkunst” en Smitin ,,de Katoendrukkerij in Nederland tot 1813” metdankbaarheid gewagen. Toen hij ontdekte, dat ereen nauw verband moet hebben bestaan tusschenhet drukken van katoen en van de z.g. ,,sitsen-papieren” legde hij van deze papieren een grooteverzameling aan, en bestudeerde ook de geschiedenisvan dezen verdwenen tak van nijverheid met geest-drift. Later ging zijn belangstelling op historisch gebiedmeer naar andere onderwerpen over, zoo b.v. deindustrieele geschiedenis van Leiden, en in verbanddaarmede het leven van den Leidschen industrieelPieter de la Court. Dit onderwerp heeft hem tot aanenkele uren voor zijn dood steeds bezig gehouden;de vraag of P. de la Court werkelijk de schrijvervan het Welvaren is geweest, heeft hij niet meertot een oplossing kunnen brengen. De publicatiesover dit onderwerp waren: de uitgave van ,,het Wel-varen van Leiden” (1911). ,,Leiden in den Franschentijd” (1912), en ,,de Reizen der de la Courts”, (1928).Als lid van de Maatschappij der Nederlandsche Letter-kunde bracht hij dit onderwerp in de vergaderingen

Page 89: 1937

LXXXVIII

herhaaldelijk ter sprake en kwam daarbij als dilettant-geschiedkundige vaak in botsing met de academischgevormde historici. Van de Vereeniging Oud-Leidenwas Felix Driessen bestuurslid.

Met partij-politiek heeft hij zich nooit willen in-laten; volgens hem was alle politiek uit den booze(en hij stak deze meerring niet onder stoelen ofbanken!). Zijn inzichten hieromtrent legde hij vastin een brochure ,,Theorie en Praktijk” (1902), die,naast veel afkeurende kritiek, toch ook, vooral inindustrieele kringen veel bijval vond.

In verband met zijn zin voor historie droeg hijook de 3-October-Vereeniging, waarvan hij tot deoprichters behoorde, en wier ijverige secretaris (latereere-lid) hij jaren lang geweest is, een warm harttoe. Bij het vijftigjarig bestaan der vereeniging(13 Mei 1936) bracht het Harmonie-gezelschap Werk-mans Wilskracht, oorspronkelijk opgericht door werk-lieden van ,de Katoenfabriek” en waarvan hij be-schermheer was, hem een serenade aan zijn woonhuisop den Ouden Singel, en werd een kleine deputatie inde ziekenkamer toegelaten.

Begiftigd met een ruime dosis muzikaliteit was hijook op dit gebied van groote beteekenis. Als op-richter, secretaris en voorzitter van de Zangvereeni-ging van de Maatschappij tot bevordering der Toon-kunst, afdeeling Leiden, steunde hij deze vereenigingniet alleen als zoodanig, doch door zijn bijzondermooie basstem kon hij op vele concerten als solistoptreden en toen hem in 1888 het eerelidmaatschapwerd overhandigd, prijkte het diploma met een lange

Page 90: 1937

LXXXIX

reeks concerten (1878-1888) waarop hij, hetzij ondereigen naam, of als ,,F.D.” of onder den schuilnaam,Trefiglio” de bariton-solo had vervuld. Ook SempreCrescendo telde hem onder haar eere-leden. Tevenswas Felix Driessen een trouw zanger van het kerk-koor der Hartebrugskerk en toen hij daar tot dirigentwerd benoemd was zijn eerste werk, op bijna vijftig-jarigen leeftijd, latijnsche lessen te nemen om zichten volle van zijn nieuwe taak te kunnen kwijten.

In 1888 huwde Felix Driessen met Virginie deFremery, die hem drie zoons schonk, doch reeds inin 1893 overleed. Door dit huwelijk werd hij finantieelgeintresseerd bij de N.V. De Leidsche Zoutkeet, waar-van hij tot aan zijn overlijden commissaris is gebleven.Zijn tweede vrouw, Cornelie Herckenrath, waarmedehij van 1895 tot 1936 in zeer gelukkigen echt ver-eenigd was, en die hem twee zoons schonk, overleedin April 1936, ruim een half jaar voordat hijzelf, nain het laatste jaar van zijn leven veel leed geduldiggedragen te hebben,als trouw aanhanger der Roomsch-Katholieke kerk, voor altijd de oogen sloot.

LOUIS A. DRIESSEN.

Page 91: 1937

ABRAHAM CWJVEE.

28 Nov. 1871-2 Nov. 1936.

Ofschoon te Zeist geboren, stamde Abraham Couvéeniet slechts uit een Leidsch geslacht doch hij brachthier ook zijn schooljaren door en bleef, met eenkorte onderbreking, gedurende zijn geheele leven teLeiden gevestigd.

Hij volgde het onderwijs aan de Christelijke Schoolaan den Stillen Rijn.

Reeds op 17-jarigen leeftijd trad hij in dienst bijzijn vader, die eigenaar was van een olie-slagerij,gelegen aan het Zwarte weggetje, niet ver van deVliet, buiten de Koepoort. Het kantoor wasgevestigdin het perceel genaamd ,,de Koekop”, gelegen aande Mare.

Na zich gedurende eenige jaren te Woerden inden graanhandel te hebben bekwaamd, werd doorhem bovendien overgenomen den graan- en meel-handel van den Heer Peltenburg, die o.a. eigenaarwas van den windmolen ,,de Stier”, gelegen aande Houtmarkt.

In latere jaren werd hij gekozen tot lid van deKamer van Koophandel en Fabrieken, waar hij metijver bestudeerde de aan zijn oordeel onderworpenvraagstukken.

Toch betwijfel ik of Couvee in de uitoefening van

Page 92: 1937

XCI

handel en nijverheid bevrediging vond. Het olieslagers-bedrijf in Nederland ontwikkelde zich geleidelijk totgroot-bedrijf, tot welke expansie een olieslagerij,volgens de verouderde begrippen gevestigd te middender weilanden, zich moeielijk leende. Ook het aantalwindmolens nam gestadig af. Toen hij dan ook om-streeks 1918 zijn zaken liquideerde en zijn molenvan de hand deed, gaf Couvee blijk de teekenen destijds tijdig te verstaan.

Ik geloof dat deze voor hem moeielijke beslissingeen aansporing is geweest tot hernieuwde ontplooingzijner werkkracht, zij het dan ook in andere richting.Geheel bevrijd van de taak, die hij niet uit vrijekeuze, maar zeer zeker voor een groot deel uit plichts-besef, in zijn jeugd op zich had genomen, zag hijkans in het Leidsche gemeenschapsleven zich eenvooraanstaande plaats te veroveren, welke hem rechtgeeft op groote erkentelijkheid van zijn mede-stad-genooten.

Niet alleen zijn groote werkkracht en nauwge-zetheid, maar vooral zijn doorzettingsvermogen,geschraagd door een langdurige ervaring in het zaken-leven, maakten van hem een alom begeerd mede-werker in de meest uiteenloopende functies.

Reeds op jeugdigen leeftijd gekozen tot bestuurslidder Vereeniging voor Christelijk Onderwijs, van welkevereeniging hij gedurende vele jaren het penning-meesterschap bekleedde, was het voor hem eengroote voldoening te kunnen medewerken aan hetvele, dat deze Vereeniging gedurende de laatste 40jaren te Leiden tot stand wist te brengen. Door het

Page 93: 1937

bestuur van het Leidsche Diakonessen-huis werdhem een soortgelijke functie toevertrouwd. Hier namhij een werkzaam aandeel in de groote uitbreidingvan dit Ziekenhuis. In de bestuursvergaderingen vandeze instelling was zijn oordeel veelal van grooteninvloed op de genomen besluiten.

In 1919 volgde zijn benoeming tot Commissarisder Leidsche Spaarbank, welk college hem in 1927aanwees tot lid der Commissie van Dagelijksch Beheer,welke bezigheid uit den aard der zaak eveneenseen groot deel van zijn tijd in beslag nam.

Ook de Leidsche Maatschappij van Weldadigheidtelde hem onder haar hoofdbestuursleden. Kort voorzijn overlijden werd hij met het presidium dezerinstelling belast.

Daarnaast was hij penningmeester der LeídscheBouw-Maatschappij, president-commissaris der Leid-sche Broodfabriek en commissaris der N.V. Distilleer-derij ,,de Fransche Kroon”.

Zoowel als lid van den Raad van Beroep voor deOngevallenwet, als in de hoedanigheid van lid vanden Raad van Administratie van het Koninklijk MilitairInvalidenhuis, vond hij gelegenheid zich nuttig temaken ín het algemeen belang.

Het behoeft dan ook geen verwondering te barendat, toen in 1925, de Nederlandsche Regeering ver-trouwde en deskundige krachten zocht om de admí-nistratie en het beheer van het Leidsche AcademischZiekenhuis te reorganiseeren, de keuze ook viel opCouvee. Deze vereerende opdracht heeft hem grootevoldoening verschaft. Te zamen met den Heer B. F.

Page 94: 1937

XCIII

Krantz werd deze moeielijke taak op uitnemendewijze volbracht, dank zij hun doortastendheid enorganiseerend talent. Terecht werd deze verdienste-lijke arbeid beloond met zijn benoeming tot Officierin de Orde van Oranje-Nassau.

A. DE KOSTER.

Page 95: 1937

OCTAVIA PARMENTIER.

Den 2lsten November overleed alhier FrançoiseOctavia Parmentier, een vrouw, wier leven voorvelen van groote beteekenis is geweest, daar zij aanhaar hun positie in de Maatschappij te danken hebben.

Zij werd den 3lsten October 1872 te Leiderdorpgeboren op de ,,Doeswerf” aan de Does (waar haarvader, firmant van de thans opgeheven oude Leidschefirma, de Wed. A. Parmentier 15 Zn., een lijmfabriekhad), bezocht de lagere school aldaar en vervolgensde bijzondere meisjesschool van de dames Langeen van Reijn Snoeck aan de Hooigracht te Leiden.Toen zij eenige jaren van school was, kreeg zij hetbesef, dat zij als achtste in een gezin van achtzusters en een broer thuis wel gemist kon wordenen daarom begon zij moedig en opgewekt, ondanksgebrek aan steun, te werken voor boekhouden, eenbezigheid, die voor een vrouw een unicum was indie dagen. Zij slaagde al spoedig voor de praktijk-examens en daarmee niet tevreden, ging zij verderen behaalde de akte middelbaar boekhouden enEngelsche, Fransche en Duitsche Handelscorrespon-dentie. Zij begon les te geven, eerst bescheiden,later op grooter schaal en zoo verwierf zij zich doorhaar bekwaamheid en ruime levensopvatting eenvooraanstaande plaats op onderwijsgebied.

De eerste school, waaraan zij verbonden werd enwaaraan zij 36 jaar werkzaam is geweest, was deChristelijke School van den Heer Meijnen, op den

Page 96: 1937

xcv

Stillen Rijn, later in het Noordeinde (de tegenwoordigeU.L.O.School van den Heer de Reuver).

In 1906 begon zij hare lessen aan de HaagscheHuishoudschool Laan van Meerdervoort, aan welkeschool zij 30 jaar is verbonden geweest. Tot dat dekostschool voor jongens ,,Noordhei” te Voorschotenwerd opgeheven, was zij ook aan die inrichtingwerkzaam.

In 1918 werd zij benoemd tot leerares aan de Vak-school voor Meisjes voor Leiden en omstreken, thansgevestigd aan het Rapenburg en aan de R.K. Vak-school voor Meisjes aan het Galgewater.

Daarna werd zij ook verbonden aan de H.B.S.voor Meisjes aan de Garenmarkt, aan de Meisjes-school voor U.L.O. aan de Breestraat alhier aan deR.K. Vakschool en Huishoudschool te Haarlem, deChr. U.L.O. School te Hillegom en de Huishoud-school Zandpad en de School voor MaatschappelijkWerk te Amsterdam.

Vele jaren had zij zitting in de Commissie voorde examens voor Middelbaar Onderwijs boekhoudenen in die voor de Nijverheidsakten Na en Nq.

Na den oorlog was zij deskundige voor de oorlogs-winstbelasting onder den inspecteur Aleva en steedsis zij gebleven, wat voor een vrouw zeker een grootemerkwaardigheid mag heeten, een vraagbaak voorbelastingbetalers. Naast haar werk in al deze functiesvond zij nog tijd op verschillende kantoren en bijparticulieren de boeken te controleeren en altijd hadzij de toewijding en het geduld om zich rustig teverdiepen in de belangen van ieder, die tot haar

Page 97: 1937

XCVI

kwam om raad en steun en om hem van advies tedienen.

Dit bezige leven werd door haar tot het laatsttoe volgehouden met de haar eigen opgewektheidniettegenstaande haar gestel door een ernstige ziektewerd ondermijnd.

Heeft zij voor velen en in haar vele functies inhet openbaar leven een moeilijk te vervullen plaatsachtergelaten, het meest toch zeker in den kringvan hare familie, waarvan zij het middelpunt was,en vooral van hare zusters met wie zij samenwoonde, die in haar werk met haar mee leefden envoor wie Octavia, als het ware de zon in haar levenis geweest.

De groote belangstelling en de vele bewijzen vanhartelijk meeleven tijdens haar moedig gedragen lijdenen met hare begrafenis zullen haar nabestaandenzeker een troost zijn geweest.

De nagedachtenis aan Octavia zal bij talloos velenin groote eere gehouden worden.

F. A. LE POOLE.

Page 98: 1937

t P. M. J. VAN OERLE.

Ten zeerste stel ik het op prijs, hier enkele woordente mogen wijden aan de nagedachtenis van den op22 December 1936 te Leiden overleden architect,P. M. J. van Oerle, met wien het mij gegeven isgeweest vele jaren ten dienste van de Leidsche Hooge-school ambtelijk te mogen samenwerken.

Van Oerle was een selfmade man in den bestenzin des woords. Geboren te Leiden 26 April 1867,leerde hij de praktijk in de aannemerszaak zijnsvaders en ontving hij zijn bouwkundige opleidingaan Mathesis, alwaar hij zich reeds in 1885 onder-scheidde als prijswinnaar onder leerlingen en heteinddiploma behaalde.

Zijn verder leven bleef met Mathesis saamgeweven;hij werd later tot bestuurslid gekozen en bleef dittot zijn overlijden. Bij het 150 jarig bestaan van ditgenootschap in 1935 werd van Oerle tot lid vanverdienste benoemd.

In 1887 in dienst gekomen bij de Rijksgebouwen,ontdekte mijn ambtsvoorganger, van Lokhorst, al rasbekwaamheden in van Oerle, welke hem boven hetgemiddeld peil verhieven en werd hij onder diensleiding belast met meer zelfstandig werk ten behoeveder stichting van nieuwe laboratoria.

In deze periode vielen verschillende bouwwerkenop Vreewijk en de eerste gebouwen van het Museumvan Nat. Historie op de Groote Ruïne.

***hlr**

Page 99: 1937

XCVIII

In 1906 kwam ik als Rijksbouwmeester in ambte-lijk contact met van Oerle bij de uitvoering van hetreeds onderhanden Botanisch laboratorium en hetRijks-herbarium aan de Nonnensteeg. De voorbe-reiding en uitvoering daarvan waren tengevolge vanden toen reeds ernstig geschokten gezondheids-toestand van mijn ambtsvoorganger, geheel aan vanOerle toevertrouwd geweest. De bekwaamheid, welkeuit den bouw dezer laboratoria met hunne ingewik-kelde inwendige inrichting en meubileering sprak,is voor mij een aanwijzing geweest om van Oerlein het vervolg met soortgelijk werk te blijven be-lasten. Latere ondervinding heeft aangetoond, datik destijds juist heb gezien; immers zonder zijntalent om met bescheiden middelen en met vermijdingvan ambtelijke sleur veel te bereiken, was er weinigterecht gekomen van de dringend noodige verbe-teringen der vele noodtoestanden, waarin toenmaalsde hulpmiddelen der Leidsche Universiteit verkeerden.

De omvang van dit artikel laat echter niet toezulks hier in bijzonderheden aan te toonen.

Gememoreerd zij slechts, behalve de noodvoor-zieningen om medisch onderwijs in het levensgevaar-lijke oude Acad. Ziekenhuis te kunnen voortzetten,het zustershuis boven de gracht, de kinderkliniekvoor prof. Gorter, de polikliniek voor prof. Kan, delaboratoria voor vergelijkende pathologie voor prof.de Jong, de verbouwing, uitbreiding en inrichtingvan het natuurkundig laboratorium, welke gedurendevele jaren een schier dagelijksch overleg met debetrokken hoogleeraren en speciaal met prof. Kamer-

Page 100: 1937

XCIX

ling Onnes noodig maakte, de stichting van hetScheikundig laboratorium voor prof. Schreinemakers,de bouw van het tweede gedeelte Museum v. Nat.Historie, de uitbreiding van het Physiologisch labo-ratorium voor prof. Einthoven, de uitbreiding ennieuwe inrichting van de Sterrewacht voor prof. deSitter, de restauratie van het bouwvallige Groot-Auditorium, de verbetering en inrichting van hetMuseum van Oudheden en het Instituut voor Tro-pische Ziekten aan het Rapenburg. Men voege bijdeze opsomming nog de dagelijksche zorg voor hetonderhoud der vele Universiteitsgebouwen om zicheenig denkbeeld te kunnen vormen van den omvang-rijken en verantwoordelijken dienst van dezen een-voudigen werker.

De voorstellen, die van Oerle mij bij zijn vastewekeiijksche bezoeken op mijn bureau voorlegde,waren zoowel op de juiste wijze met de betrokkenhoogleeraren voorbereid, als weldoordacht en smaak-vol uitgewerkt. Hoewel hunne verwezelijking vooralin de oorlogs- en na-oorlogsjaren met groote prac-tische bezwaren gepaard ging, hebben zij nimmeraanleiding gegeven tot latere klachten of teleurstelling;zij hebben den gebruikers steeds voldoening gegeven.Men hoort er dan ook nooit over spreken, hetgeenop dit gebied immers de hoogste lof beteekentl

Gelijk alle werkelijk bekwame menschen, was vanOerle wars van uiterlijk vertoon; hij vond de vol-doening in zijn werk zelf. Te betreuren blijft het,dat zijn werkkring in 1923 ontijdig werd afgebroken,doordat nieuwe meer bureaucratische opvattingen

Page 101: 1937

C

zich toen baan hadden gebroken en deze geen oogen allerminst waardeering voor van Oerle’s hoogeverdienste voor het Rijk bleken te bezitten. Hijheeft toen zijn ontslag uit ‘ s Rijks dienst gevraagd,hetgeen hem met 1 November 1923 eervol werdverleend.

J. A. W. VKIJMAN,oud-rijksbouwmeester.

Page 102: 1937

Bij den bouw der nieuwe St. Petrus=Kerk.

‘t Was omstreeks middernacht van den 25en Julivan het jaar 1933, dat Pastoor Beukers, de herderder St. Petrus-parochie werd gewekt met de tijding:,Sta op, Uw kerk staat in brand”.

Mgr. Taskin, de president van het Groot Seminariete Warmond, waar de Pastoor voor !:nkele dagenin retraite was, bracht hem dit ontstellende nieuws.

In enkele oogenblikken reed een snelle auto doorhet Warmonderhek naar Leiden.

Dat de tijding niet overdreven was bleek al spoedig.Een groote vuurgloed steeg op uit het silhouet derstad. Het was duidelijk. Hier was geen redden meermogelijk. De kerk der Ruïne was in een ruïne her-schapen en haar eeuwfeest, dat juist voor de deurstond, zou een stichtingsfeest worden.

* *

Lang peinzen over hetgeen verloren was, mochthel bestuur der kerk niet, want alles moest aan hetwerk om de verdwaalde parochianen een nieuwonderdak te geven 1).

1) De plannen werden ontworpen door A. J. Kropholleren Ir. Hugo van Oerle.

1

Page 103: 1937

2

Plannen werden beraamd om de kerk op dezelfdeplaats te herbouwen, de fundeeringen beproefd enteekeningen gemaakt.

‘t Zou goed kunnen meende men en de historischeplaats kon zoodoende behouden blijven. Wat zouanders de bestemming worden van dezen grond, dienu bijna 100 jaar voor den eeredienst was gebezigd.Een caf of dancing, een zweminrichting of brandweer-kazerne, alles was mogelijk.

Aan een plan tot herbouw op dezelfde plaats,ook al bood dit nieuwe plan meerdere plaatsen,konden de kerkelijke autoriteiten hunne goedkeuringniet geven. De verplaatsing van de bevolking naarde frissche buitengordels der stad, stelde andereeischen aan de plaatsing der kerken in het stadsplan.Deze gelegenheid moest nu niet onbenut blijven,hieraan tegemoet te komen.

Er werd nu gezocht naar een geschikt terrein meeraan den rand der stad, dat toch in het midden derparochie lag. Er waren vele tegenstrijdige wenschen.leder parochiaan wilde de kerk aan huis hebben. Indeze braakliggende velden bleek geen stuk voor-handen, dat èn door haar ligging en door haar vormvoor dit doel geschikt kon worden geacht.

Het is ten eenen male een fout, helaas te veelreeds voorgekomen, bij de moderne steden-ontwik-keling, de kerk eenvoudig te projecteeren op eenstuk, dat aanvankelijk voor woningbouw was bestemd,waardoor de kerk onlogisch, zonder eenig verbandmet de aangrenzende bebouwing, als verdwaald inhet stadsbeeld komt te liggen. Een kerk immers is

Page 104: 1937

3

door de belangrijkheid van haar functie en door haarrepresentatief karakter een bizonder accent in hetstadsbeeld. Een kerk behoort te liggen aan een ruimplein. Geheel de groepeering der huizen en de pla-neering der straten van het stadsdeel dient zich naarhaar te richten. Zij is door haar groote hoogte entoren een stedebouwkundig middelpunt.

Een geschikt terrein te vinden echter was geeneenvoudige zaak. Het mag dan ook een gelukkigtoeval worden genoemd, dat het kerkbestuur en dearchitecten zich de medewerking hebben kunnenverzekeren van den Leidschen bouwondernemer, denheer H. P. Jansen, die naast de economische kwestieook de idieele zijde in dezen zoo juist heeft begrepen,dat hij zich bereid verklaarde aan het tot standkomen van deze gedachte zijn medewerking te willengeven, en ook de architectonische verzorging derwoningen aan de architecten op te dragen. Het isdaarom mogelijk geworden op twee aanzienlijkestukken, gelegen aan de overzijde van de Lammen-schansweg tusschen het verlengde van de Koninginne-laan eenerzijds en aan de andere zijde begrensd doorde Lorentzkade, beslag te leggen en deze door eeningrijpende wijziging van het uitbreidingsplan tot eenarchitectonisch en stedebouwkundig geheel te maken.

De straat, welke de twee bouwterreinen scheidde,werd geamoveerd, waardoor een groot terrein ontstondvan een totaal oppervlak van 20.000 Mi.

De kerk werd hierop geprojecteerd in het centrummet het priesterkoor naar het Oosten en den torennaar het Westen. Deze oeroude christelijke traditie,

Page 105: 1937

nl. de kerken te stellen in de H. Linie, is gedurendede geheele middeleeuwen, den bloeitijd der kerkelijkebouwkunst, gevolgd en vindt men in Leiden nogterug in de St. Pancras- en St. Pieterskerk. Doordeze orientatie kwam nu de toren naar de zijdevan de Lammenschansweg, waar nu een representatiefplein kon worden geprojecteerd.

Het verdere plein wordt gevormd door de om-liggende bebouwing, die hiermede een eenheidvormt. Want al mogen de architecten bij het ont-werpen der woningen sterk aan banden gelegd zijngeweest, door de eischen, welke zulk een speculatie-bouw nu eenmaal stelt, er kon zoodoende toch eeneenheid geschapen worden.

* **

De nieuwe kerk herinnert in haar grondplan aande oude St. Petruskerk aan de Langebrug. Zij bestaatuit een driebeukige hallen-kerk, waarvan de breedemiddenbeuk aan beide zijden door eene op tweezuilen rustende arkade van de smallere en lagerezijbeuken wordt gescheiden. Terwille van het intiemeen sacrale aspect is hier niet geschroomd de kerk-ruimte door een zuilenrij onder te verdeelen. Geenzuilenrij zooals de neogothiek ze kent, waarvan deMon Pere-kerk een treffend voorbeeld was, waareen haag van lijvige kolommen alle gezicht op hetaltaar belet, doch slechts een 4-tal slanke granietenkolommen, die aan de ruimte een kerkelijk karaktergeven en de ruimtevorm onderbreken. Vele van onzemoderne kerken, die als een groote ruimte zijn

Page 106: 1937

De Nieuwe St. Petruskerk te Leiden.Anno 1936.

Page 107: 1937
Page 108: 1937

5

opgevat, missen te sterk het karakter van kerk,waarin bij wekelijksche minder bezochte dienstende enkeling zich verliest in de ruimte.

De kerk te bouwen als een groote ruimte is vooralin verband met de overspanning bij een groot aantalplaatsen niet tot een goed resultaat te brengen,zonder in een kerk van al te groote lengte te ver-vallen.

De liturgische gedachte in den modernen kerkbouw,waar het altaar het middelpunt is van den H. Dienst,welke door de geloovigen intensief met het oog enhet oor moet kunnen worden medegeleefd, vraagtom een korte breede kerkruimte, waar alles zichrondom het altaar groepeert.

Zoo ontstond het grondplan. Het biedt plaats voor1400 geloovigen.

In de conga staat op het verhoogde priesterkoorhet groote hoofdaltaar, waarvan de mensa geheelmassief uit een groot blok marmer is gehakt. Hetpresbyterium ligt 5 treden verhoogd boven den kerk-vloer. Aan weerszijden van de trap, die den opgangvormt naar het altaar, liggen de beide ambonen,die op de hoogte van het priesterkoor naar vorenin de kerk zijn uitgebouwd en door een bronzenhekwerk van de kerkruimte gescheiden. Een dezerambonen, die aan de Evangelie-zijde, dient evenalsin de oud-christelijke kerken tot preekstoel.

In elk der zijbeuken is, juist zooals in de oudePetruskerk, een altaar geplaatst, waarvan er eenaan Maria en een aan St. Joseph is toegewijd.

In den rechter zijbeuk is aan de Zuidzijde der kerk

Page 109: 1937

6

een H. Hart kapel uitgebouwd. Tegen den Noordbeukligt de doopkapel als een afzonderlijke centraalbouwmet koepelvormige afdekking in open verbindingmet de kerkruimte. De vloer der doopkapel ligteenige treden lager dan de kerkvloer, zoodat men,evenals in de Jordaan waar Christus gedoopt werd,hierin moet afdalen.

* *De bouw vorderde sn:. Na het leggen der fun-

deering, waaraan nog al moeilijkheden van technischenaard verbonden waren geweest, rees de bouw snelomhoog en kon op den 23en April 1935 de ,EersteSteen” worden gelegd door den HoogEerw. Dekenvan Leiden A. Homulle.

Deze steen werd gelegd op den hoek van hetsamenkomen van de buitenmuren van den toren enkerk, zoodanig dat zij van binnen in het gebouwzichtbaar is. Achter deze steen is in een loodenkoker de oorkonde ingemetseld, waarop de plechtig-heid is vermeld en de namen van degenen die hierbijhebben geassisteerd.

Nog een tiental maanden moest er gearbeid wordenvoor de geheele kerk gereed was en het zwarekruis op de spits werd geplaatst. De Deken wijddede nieuwe klokken, welke de Pastoor als feestgavebij zijn koperen pastoraat had ontvangen.

+ **Den loden Maart 1936 werd de nieuwe kerk inge-

wijd door den Bisschop van Haarlem Mgr. Huibers,die den juist overleden Bisschop Mgr. Aengenentwas opgevolgd. ‘t Was een bijzondere gebeurtenis,

Page 110: 1937

7

niet alleen voor Pastoor en Parochianen, doch ookvoor Zijne Doorluchtige Hoogwaardigheid, die hierin Leiden, de stad die hem zoo dierbaar was, zijneerste kerk-consecratie tijdens zijn pontificaat ver-richtte.

Z.H.Exc. werd bij de Pontificale H. Mis geassisteerddoor den hoogeerw. heer A. Homulle, deken derstad, als presbyter assistens, door de zeereerw. heerenF. van Beukering, pastoor te Haarlem en Pater drs.Balduinus de Goede O.F.M. als troondiakens, doorde zeereerw. heeren Th. van Outersterp, pastoor teAmstelveen en H. J. van der Ven, Kapelaan teAmsterdam, (beide oud-kapelaans der parochie) alsdiaken en subdiaken. De overige assistenties werdenwaargenomen door de eerw. heeren Rector L. Beune,de kapelaans B. Dorbeck, G. Mudde, H. Schrama,A. Leenders en door den eerw. heer Jos. Jansen.

Bij het dragen der relikwieën verleenden assistentiede zeereerw. heeren Pater de Goede, Pastoor J. J. C.Groot uit Nederhorst den Berg, rector H. Sondaaluit Oegstgeest en Kapelaan A. Kramer, kapelaan teDen Haag. Als ceremoniarius fungeerde de secretarisvan den Bisschop, de zeereerw. heer H. W. Agterof.

Ten besluite van de Hoogmis zegende de Bisschopde in dichte drommen saamgestroomde menigte,waarna de Presbyter Assistens mededeeling deedvan de wijding van kerk en altaar.

In het altaar waren de relikwieën gesloten vande heilige martelaren Petrus, Fortunatus en Placidus.Het feest van de Kerkwijding werd overgebracht opden Maandag na den eersten Zondag in de maand Juli.

Page 111: 1937

8

Na het jlaatste Evangelie hield Monseigneur eentoespraak tot de geloovigen. Mgr. beschouwde hetals een voorrecht voor den eersten keer deze plechtig-heid te hebben mogen verrichten in deze schooneen oude stad Leiden, waarmede hij door afstammingis verbonden en waarvan hij het geluk heeft gehadmede-burger te mogen zijn.

Ik weet, aldus Mgr., hoe er door U is geleden enhoe uw hart van droefheid was vervuld door hetontbreken van een Godshuis.

Ik weet van ouds, dat het volk van Leiden gehechtis aan zijn kerken en tegen geen offers opziet omzijn kerken schoon te versieren.

Op dezen dag is de Petrus-kerk opnieuw verrezenen Mgr. verwachtte, dat het woord, dat de ProfeetSalomon sprak in vervulling zou gaan en in dezentempel vele schoone en heerlijke dingen zullengebeuren.

Na zich van de kerkelijke gewaden te hebbenontdaan, verliet de Sisschop, in ,,cappa magna”

, onder het feestelijk gebeier van de klokken, hetkerkgebouw.

Ir. HUGO VAN OERLE,Architect.

Page 112: 1937

Een curieuze keur.

Mr. Nicolaas Cornelis de Stoppelaar had in 1772de Hooge Heerlijkheden van de Hooge en de Vrijeen Lage Boeckhorsten uit de hand gekocht van dePrinses van Rubempre, gravin de Merode. Hij wasop zijn wijze in zijn miniatuurstaatje een soort ver-licht despoot, die allerlei maatregelen nam, om hetwelzijn en de veiligheid van zijn 40 a 50 onderdanenin de Vrije en Lage Boeckhorst te bevorderen, gelijkwij elders uitvoerig hebben uiteengezet.

Wanneer hij beweert, dat hij de Boeckhorstervaartof Zonnesloot ,eigen gemaakt” heeft, dan is dit nietgeheel waar, want deze is reeds op de oude kaartenvan Rijnland van 1615 en 1647 aangegeven. Een feitis echter, dat de Belgische familiën, die in de tweedehelft der 17e en in de 18e eeuw bezitters waren vande heerlijkheden, zich aan hun bezit niet veel ge-legen lieten liggen en zich alleen vergenoegden methet incasseeren der trouwens zeer schamele baten.

De Heer de Stoppelaar heeft op krachtige wijzegetracht zijn nieuw bezit uit het verval op te heffen.Daartoe behoorde ook het verdiepen en verbreedenvan de.Boeckhorstervaart, waardoor de Vrije en LageBoeckhorst in dien tijd betrekkelijk weer een eiland

Page 113: 1937

10

werd, en waardoor men ook beter gelegenheid had,toezicht te houden op ongewenschte elementen, diehier gaarne hun toevlvcht zochten.

Want de Heerlijkheid lag op een kwaden naam,doordat zij in den ouden tijd het recht had gehadeen vrijplaats te zijn voor vluchtelingen, waardoorzij, die reden hadden, de straffende hand der ge-rechtigheid te vreezen, zich sterk tot haar voeldenaangetrokken. (Teg. Staat der Vereen. Ned. Deel VIblz. 330). Zelfs nog in het laatst der 18de eeuwmoest de heer De Stoppelaar zijn maatregelen daar-tegen nemen.

De draaiplank was nu de eenige verbinding, dievoetgangers via de polderdijken gelegenheid gaf hetgebied van de Vrije Boeckhorst te betreden. Dochbijgaande keur bevat zooals men zal zien uitsluitendbepalingen, die daarmede toch geen verband houden.Zij bracht eenige baten op, die men best kon ge-bruiken in deze kleine gemeenschap. Verder spreektzij voor zich zelf.

N. J. SWIERSTRA.

KEUR EN ORDONNANTIE

OP DE

DRAAYPLANK IN DE VRIJE EN

LAGE BOECKHORST.

1.

Ieder schip of schuyt, praam, baggerbok off dier-

Page 114: 1937

11

gelijke, de Draayplank passeerende zal voor ‘t openenderzelve moeten worden betaald een stuyver en iederklyne roieschuyt een halve stuyver van zonnenopgangtot zonnenondergang en voor off na dien tijd dub-beld geld.

11.

Niemand hoegenaamd, off waar woonachtig zalvan dit regt te betalen vrij zijn, dan alleen, die aande Boeckhorstvaart zijn geland zoo wanneer dezelvemet zijn Puyn, zand of mist, hooij of vee, van ennaar hun land moeten en deselve moeten passeerenen anders niet, als meede de geene die bij ‘t jaardesweegens zijn geaccoordeerd.

111.

Die geaccoordeerd zijn, zal een sleutel wordengegeven en zullen gehouden zijn de Draayplank zelfte openen en weer te sluyten, alsmede hunne jaar-lijksche Recequitie te koomen betalen ter secretaryetelken Jare in de Kermisweek en als dan hun sleutelvoor een andere verwisselen zonder die te latennamaken off iemand leenen.

I V .

De huurder van de Draayplank van Huys moetendeen ook by nagt zal vermogen de Plank te laten los-leggen, en zal alsdan een ieder vrij mogen passeeren,mits deselve weer behoorlijk voerdraayende.

Page 115: 1937

12

v.Iemand onwillig zijnde te betalen off in eenigen

opzichte deze Keure contravenieerende zal niet alleenvoor die veyte maar bij vervolg verstoken blijvenom onze eigen gemaakte Boeckhorstvaart, andersgenaamd de zonnesloot te mogen passeeren en zulksten tijd en wijle hij ten behoeve van onzen armenheeft betaald een boete van drie guldens.

VL

De Betaaling zal moeten geschieden aan Lucasvan der Mey als Huurder, op poene als in de Kuereen voorts als naar regten.

Aldus gekeurd en geordonneerd op den 27en Mey1784.

w.g. Mr. N. C. de Stoppelaarvan der Boeckhorst.

HET WAPEN VAN DEN HEERMr. N. C. DE STOPPELAAR.

In de Prentverzameling van het Leidsch GemeenteArchief bevindt zich onder No. 7658 van den Cata-logus een teekening onder den titel:

Wapen van Boeckhorst.Teek. in O.I. inkt h. 21. br. 16.De beschrijving van dit wapen is als volgt:Doorsneden: 1 in goud een blauwe wassenaar.

11 in zwart een zilveren posthoorn. Er overheen eenhartschild; in rood een gouden leeuw, gekroond enmet dubbelen staart.

Page 116: 1937

13

Het schiId is gedekt door een kroon. Als schild-houders twee klimmende leeuwen, de heraldischlinksche aanziend.

Onder het schild een zilveren lint met den naam,,Boeckhorst”, het lint voorzien van een goudenridderkruis met verbreede armen.

Achter het geheel een hermelijnen wapenmantel.Het eenige wat mij bekend was omtrent dit wapen

was het hartschild. Dat is het oude heerlijkheidswapender Boeckhorsten, niet te verwarren met het geslachts-wapen. En verder wist ik, dat het wapen naar denstijl hoogstens een goede honderd jaar oud kon zijn.

Aan Kolonel Steenkamp dank ik eenige verderegegevens omtrent dit wapen. Het wapenschild alleen,zonder het hartschild is dat van de familie De Stop-pelaar, waarvan Mr. Nicolaas Cornelis eerst in denHaag en later, toen hij in 1772 de Boeckhorsten vande Prinses van Rubempre had gekocht, te Leidenwoonde aan de Oude Vest, dicht bij de Mare.

Deze Heer noemde zich Vrijheer van der Boeckhorsten heeft zijn oorspronkelijk familiewapen voorzienvan het hartschild, de beide Ieeuwen, de kroon ende imaginaire ridderorde. Want dit ridderkruis isfantasie. De teekening is vervaardigd in ‘t begin der19de eeuw, waarschijnlijk kort na 1806, toen de in1798 opgeheven heerlijke rechten grootendeels weerwerden hersteld.

N. J. SWIERSTRA.

Page 117: 1937

Het voormalig Academie Poortje,

Onder de monumenten, welke in de 19de eeuwonder sloopers handen zijn gevallen, behoort ookhet, in de historie der Universiteit zoo bekende,Academie-poortje, welke de afsluiting was van hetAcademie-pleintje aan het Rapenburg. In 1826 tegelijkmet de plannen voor den bouw der kamers van Cura-toren werd tot de afbraak besloten, omdat, naar hetheette . . . , de stijl van deze poort in disharmoniewas met het gebouw, een motiveering welke mennauwelijks als oprecht wil aanvaarden 1). In elk gevalmoet hierin wel de aanleiding worden gezocht, datmen het nieuwe hek, dat er voor in de plaats kwam,gotiseerende vormen heeft gegeven.

Anderen zeggen, dat de poort moest wijken voorhet verlangen van een persoon van vorstelijken bloedeom ongehinderd het pleintje te kunnen oprijden,waartoe de opening te smal was.

Wat er ook van zij, de poort en met haar demooie kruiskozijnen en fraaie sculpturen zijn ver-dwenen, en we zouden er nauwelijks meer om treuren,dan om het verlies van zoovele monumenten der

1) Pallas Leidensis, Blz. 28.

Page 118: 1937

Reconstructie van het Academie-Poortje naar oude gegevens.

Page 119: 1937
Page 120: 1937

1 5

stad Leiden, ware het niet, dat de nog in den gevelvan het aangrenzende huis gespaard gebleven restenons dagelijks aan deze daad van vandalisme komenherinneren. In den gevel van hel voormalig prenten-kabinet op den hoek van het Academie-pleintje be-vinden zich nog aanzienlijke overblijfselen, welkeons in staat stellen van de afmetingen en de archi-tectonische kwaliteit een goed gefundeerde voorstel-ling te maken. Het toeval wil namelijk, dat in denloop der tijden het aangrenzende huis een deel vanhet plein heeft geanexeerd, wa,rrdoor de poortmuurten deele werd overbouwd.

In 1620 n.i. kreeg Isaac Elsevier bij het besluitvan Curatoren van Mei vergunning een winkel metgalerij te bouwen op het pleintje tegen bo,/engenoemdhuis, dat aan zijn vader toebehoorde, metende 14voetbreed en zich uitstrekkende vanaf den poortmuur totaan den Kruidtuin. Hij betaalde hiervoor een jaarlijk-sche recognitie van 18 gulden, zoodat curatorenblijkbaar het eigendomsrecht over deze strook grondbehielden.

Later met den nieuwbouw van dit hoekhuis werddit geheel hooger opgetrokken en ontstond hierdooreen versmalling van het plein, doordat de 14 voetbreede strook bij het huis werd getrokken.

Het jaar waarin deze poortmuurgebouwd werd is onsbekend uit de ets van Delfos 1) afgebeeld bij van Mieris,waarop men met een vergrootglas op de cartouchehet jaartal 1613 kan aflezen. Het vindt ook zijn

1) Anno 1763.

Page 121: 1937

16

bevestiging in het besluit van curatoren genomen inde vergadering van 8 of 9 Mei 1613, waarin welezen : ,,Ende alsoo bij Burg. ende Reg. der stadtLeyden soude hermaect worden de poort van deUniv., ende sulcx afgebroocken worden de winckelsdaer aan staende”. Het verdient opmerking, dat deherbouw van het poortje door het stadsbestuur werdondernomen. De Universiteit was toenmaals, ondanksde afhankelijkheid van de Staten meer dan nu eensoort stedelijke instelling. De invloed van de Burge-meesteren in het College van Curatoren was hiereen weerspiegeling van. Bijzonder in materieelezaken was de hoogeschool sterk van het Stads-bestuur afhankelijk. De stadsbouwmeester bouwdeen verbouwde het academiegebouw en doorgaansdroeg de stad voor de helft bij in de kosten, zooalsuit verschillende rekeningen blijkt.

Welke reden ervoor geweest mag zijn, dit poortjein 1613 te herbouwen, is mij niet bekend. Of deoude muur bouwvallig was geworden en dringendvernieuwing eischte, of dat de komst van PrinsesElisabeth van Engeland, die op haar reis naar dePaltz als bruid met haar talrijk gevolg op 21 Meivan dat jaar in Leiden werd ontvangen, bij Curatorenhet besef wakkerxriep, dat de hoofdentree van dezeroemruchte hoogeschool een waardiger aanziendiende te worden gegeven, moge in het duisterblijven, zeker is het, dat met den bouw hiervan eenkunstwerk werd gesticht en een monument tevensdat een waardig decor was voor de verschillendeepisodes uit het academieleven. Het schilderij van

Page 122: 1937
Page 123: 1937

Promotiestoet verlaat het Academiegebouw.Olieverf-Schilderij van H. van der Burgh, Rijksmuseum.

Page 124: 1937

1 7

den Delftschen schilder Van den Burgh is hier eensprekend getuigenis van. Men moet zich kunnenvoorstellen hoe jaarlijks de lange stoet van professorenin hun lange tabbaarden door deze poort de Aca-demie verIieten om de plechtigheid in de St. Pieters-kerk te gaan bijwonen, om zich een denkbeeld tevormen hoe deze poort een stille getuige was vande wisselende gebeurtenissen van het academie- enstudentenleven.

Ook de poort, welke bij den bouw der nieuwewerd gesloopt, had reeds, ondanks het kort bestaanhaar dienstgedaan. Wanneer wij de voorstelling uit hetAlbum Amicorum van Johannes van Amstel vanMijnden 1) als nauwkeurig mogen aannemen, waar-tegen m.i. niet veel bedenkingen zijn, dan had hetmiddengedeelte boven den eigenlijken ingang eensoort fronton. Het geheel getuigde wel van een meerprimitieve architectuur, welke bij den toenemendenluister van de Academie wel te onaanzienlijk moestblijken. De mogelijkheid blijft, dat het de verbouwdemuur was van den voormaligen kloostertuin.

Zeker is het, dat het Academiepleintje bij devestiging van de Universiteit in deze kloosterkerkin 1581 niet aan de Universiteit is overgedragen,want een mededeeling in het gerechtsdagboek meldt,dat het Stadsbestuur eerst in 1587 besluit, ditpleintje aan de Universiteit af te staan. Toch moethier wel van den beginne af de hoofdingang tot deUniversiteit geweest zijn, want reeds in 1583, dus

1) Anno 1601. Handschrift Kon. Bib.

Page 125: 1937

1 8

twee jaar na de vestiging kreeg Plantijn vergunningachter den muur naast de doorgang bij het ,inne-come van de poorte ter slinckerhant” een winkeltjete bouwen onder verschillende bedingen. Het zijnook hier de Burgemeesteren, die op dit verzoekgoedgunstig beslissen en hieraan de clausule ver-binden, dat hij verplicht is ,,naer behoorliche ver-maninge de voors. winckel ende tgebou, weder afte breecken ende wech te nemen ende daervan tepasseren acte”.

Dit voorbeeld vond navolging, want reeds kortdaarna verzocht Elsevier vergunning om aan deandere zijde van den ingang een huisje te mogenbouwen ,,in zulcker voegen gelijk het ChristoffelPlantijn geleden 4 jaeren toegelaten is geweest”. Ditverzoek werd, na blijkbaar eenige malen te zijnafgewezen l), ten slotte ingewilligd. Het winkeltjevan Plantijn, werd na zijn vertrek door zijn schoon-zoon en opvolger Raphelengen niet overgenomen.In 1595 vroeg de pedel Baylly, die in 1586 wasaangesteld 2) als schrijfmeester van de Universiteittoestemming aan Curatoren om ,in den anderenhoek van het pleintje ook een winkeltje te mogenbouwen en hem werd daartoe de ,,Zuyfoosthouc”achter de poorte ende innegang aangewezen”.

In 1598 moet dit winkeltje weer zijn verlaten,omdat Baylly op 9 Nov. wegens wangedrag doorCuratoren als pedel werd ontslagen.

1) Zie gerechts dagboek 1586, Gem. Arch.2) Zie gerechts dagboek 1581, 401-404.

Page 126: 1937

19

Het zal dit huisje zijn ,binnen de poorte aan dezuytzijde, recht over de winkel van Loys Elsevier”,dat 9 Nov. 1609 aan den boekverkooper Philips Nachte-gael werd in gebruik gegevenl). De eenige afbeeldinguit dezen tijd is het bovengenoemde plaatje uit hetAlbum Amicorums), waarop duidelijk aan weerszijdenvan de poort de winkeltjes te zien zijn, die met eenzadeldak aansluiten aan de belendingen en elk eenkruiskozijn hadden, dat uitgaf op het Rapenburg.

Naar het ons wil voorkomen hebben curatoren vande vergunning voor het bouwen van deze winkeltjesniet veel genoegen beleefd. Men maakt althans van degelegenheid der hernieuwing van den poortmuur,waarbij deze bouwsels moesten worden gesloopt,gebruik, in een resolutie vast te leggen, dat: ,,nyemandweder enige winckels daeraen sal maken”. Debepaling schijnt niet zeer lang van kracht te zijngeweest, want zooals we zagen kreeg reeds in 1620Elsevier opnieuw toestemming tot het bouwen van,,een bequame gaeldery”, welke - zij het dan inanderen vorm als deel van het er boven opgetrokkenhuis - nog in 1718 bestond, toen er de beroemdeorientalische drukkerij publiek werd verkocht en dewinkel werd overgenomen en vernieuwd door Vander Aa.3)

1) Zie Pal las Leidensis , b lz . 314; Dr . P . C. Molhuyzen

Bronnen 1, p. 93 en 185.

2) Handschrift Kon. Bibl.

3) Zie Dr. E. C. Molhuysen in Pallas Leidensis.

Page 127: 1937

20

Ook aan de overzijde ,,binnen aan de poort op deplaetse van de Academie aen de slinckerzijde alsmen in komt” is later in 1643 weer vergunning ver-leend aan de pedellen om een huis te bouwen ,,in‘t welck syl. zich mette sceptra mochten begeven omdrooch te blijven bij tijde van quaet weder”.

Hier had dus de pedel gelegenheid om den juistgeslaagden promovendus bij het verlaten der Univer-siteit met een handdruk zijn welgemeenden geluk-wensch aan te bieden.

Het blijkt dus wel, dat deze huisjes op het Aca-demie plein in een dringende behoefte voorzagen.

Hier konden de studenten de boeken aankoopen,welke zij voor hun studie noodig hadden, en naarmen zegt waren hier ook andere benoodigdhedeno.a. handschoenen voor de promotie verkrijgbaar.

Ook een blik op de reconstructie-teekening vandeze poort toont ons, hoe ook de architectuur tothet maken van deze winkeltjes gereede aanleidinggaf. Aan beide zijden van deze poort waren kruis-kozijnen gemaakt, waardoor deze lokaaltjes doel-matig werden verlicht en een soort etalage raamhadden aan het Rapenburg. Het aardigst is dezetoestand afgebeeld op op het schilderij van Hendrikvan den Burgh, thans in het Rijks-Museum. 1)

Als maker van de poort staat vermeld de stads-steenhouwer Willem Claesz., aan wien, blijkens derekeningen van den thesaurier extraordinaris over1613, gedurende de maanden Augustus tot October

1) EigenHaard 25 Dec. 1915doorJhr.B.W.F.vanRiemsdijk.

Page 128: 1937
Page 129: 1937

Foto C. J. M. van Oerle.Detail Beeldhouwwerk van het Academie-Poortje Anno 1613.

Page 130: 1937

21

verschillende bedragen worden uitbetaald ter zakevan het leveren van ,,hartwerk” en arbeidsloon tenbehoeve van de poort der Universiteit. Willem Claesz.was de broeder en opvolger van Harman Claesz, dievermoedelijk juist in dit jaar stierf. Deze laatstestond althans nog in 1613 als stadssteenhouwer in-geschreven, terwijl aan het einde van ‘t jaar doorzijn broer Willem de kosten voor de steenhouw-werken van de poort worden ontvangen. Lang heeftdeze Willem zijn functie niet vervuld, want ver-moedelijk moet hij reeds vier jaar later, in 1617,gestorven zijn, wijl toen zijn zwager de stadsmeester-metselaar Bilderbeek zijn zaken verder afwikkelt. 1)

Zonder iets te kort te willen doen aan de bekwaam-heden van dezen steenhouwer meenen we toch, datmet de voorhande zijnde gegevens niet met vollezekerheid is vast te stellen, dat de sculpturen vande hand van dezen Willem Claesz. zijn. De kwaliteitvan ‘t werk, welke in het bijzonder naar voren treedtin den nog bestaanden leeuwenkop, geeft wel aanleidingde mogelijkheid open te laten voor het feit, dat menhier de hulp van een anderen bekwamen steenhouwerzou hebben ingeroepen, zooals o.a. het geval wasmet de leeuwen voor het Prinsenhof, waaraanPurbousz. arbeidde. De archieven hebben hieromtrentgeen uitsluitsel gegevenz).

Mogelijk blijft, dat Willem deze eer voor zich zelf

1) Deze familierelatie blijkt uit een der rekeningen.2) Mijn dank voor de op het Gemeente-Archief ondervonden

welwillendheid en hulp.

Page 131: 1937

22

mag opeischen en het feit, dat de burgemeesterengunstig beschikten op een request van hem, waarinhij een hoogere honoreering vraagt dan dat vangezel moge hier misschien voor pleiten. Hij zal ookde beeldhouwer zijn geweest van het hier aanver-wante beeldhouwwerk onder de sleutelstukken inhet groot-auditorium der Academie van 1617, waar-mede wij dan ook vermoedelijk zijn laatste werkzullen hebben aangewezen.

** *

Zoo moge bovenstaande er toe bijdragen nog eensbelangstelling te wekken voor de verdwaalde restenin den gevel van het voormalig prentenkabinet ende bijgaande reconstructie voor den beschouwer demogelijkheid openen zich een denkbeeld te vormenvan dezen ouden poortmuur, die zoolang het sieraadvoor de Universiteit en een specimen is geweestvan voldragen kunstwerk uit dien tijd. En ik mogeer den belangstellenden toeschouwer op wijzen, dathet nog resteerende deel, behoudens het later in-hakken van 18de eeuwsche kozijnen en het weg-nemen der pilasters, zich nog geheel in den zelfdentoestand van meer dan 300 jaren bevindt.

Het oude kruiskozijn, waarachter Elsevier zijnwinkel geborgen had is nog geheel aanwezig be-houdens het middenpenant en de tusschendorpel, diemen echter uit de voegen van het steenwerk nauw-keurig kan bepalen. Aangezien deze poort symetrischis, blijft alleen het midden gedeelte met de poort

Page 132: 1937

Opmeting van de Overblijfselen van het Academie-Poorije

Page 133: 1937
Page 134: 1937

23

onherstelbaar voor ons verloren en waren wij voorde reconstructie aangewezen op de afbeeldingen, diehieromtrent niets aan duidelijkheid voor ons te wen-schen overlieten.

Waar de mogelijkheid van herstel van deze poortnog tot de vrome wenschen zal blijven behooren,zoo moge deze restauratie-teekening toch zijn waardehebben als blijvend aandenken aan dit stuk historie,dat door de achteloosheid van onze voorvaderenzoo onherstelbaar werd verminkt.

Leiden.

IR. HUGO VAN OERLE,Architect.

Page 135: 1937

Huiselijke briefjes van bekende mannen.

Prof. dr. Lucas Suringar. theol. prof. te Leidenvan 1815 tot zijn overlijden 23 Augustus 1833, daar-vóór te Lingen, voerde niet alleen eene uitgebreidebriefwisseling, maar bewaarde ook alle brieven, diehij ontving. Die verzameling, thans in handen vaneen zijner afstammelingen, bevat derhalve, naast be-langrijke stukken, ook huiselijke briefjes, voor onzekennis van het dagelijksch leven niet zonder beteeke-nis, soms ook van belang voor gewichtiger aange-legenheden. Onze lezers zouden, meenden wij, ineene kleine bloemlezing er uit wel belang stellen.Hier en daar plaatsten wij eene enkele noot.

0. 18 Jan. 1937. L. K.

Assen, C. J. van, jur. rom. prof. 1821-1859.Amicissime collega, mag ik u verzoeken om de

dankzegging te doen voor mijn vrouw]), die hedenmorgen bij u ter kerke wilde gaanz). Het doopenvan het kind is wegens familieredenen uitgesteld. Ikvoeg hierbij in dank de voorgeschoten 4 gl. voor

1) Anna Maria van Rooyen.2) De theol. professoren waren ook academie-predikers.

Page 136: 1937

25

het werk van den heer van Leeuwen. Met oprechtehoogachting

z.d. (w.g.) v. Assen.

Borger, E. A. theol. en litt. prof. 1811-1820.Amicissime collega! Ik had plan om dezen middag

te 2 uur in de Warmonder schuit te gaan zitten(die op ,de Mare afvaart) ten einde bij den Heervan Leydenl) te gaan eten. Daar Gij, zoo ik meen,daar ook henen trekt, wilde ik vragen, of Gij ookvan hetzelfde plan zijt? De schuit vaart te 2 uurvan de poort en heeft &n uur werk.

z. d. T.T.(w.g.) Borger.

Brugmans. S. J., botan., hist. nat. med. prof.1786-1819.

Hoog Eerw. Heer Collega. Daar de toestand vande Dochter van mijne zuster Mevr. Pompe steedsmeer en meer zorgelijk wordt, neem ik de vrijheidUEw, uit naam der moeder te verzoeken om dezepatiënte in het gebed bij den openbaren Godsdienstte willen gedenken, terwijl ik de eer hebbe met demeeste hoogachting te zijnvan huis d. 25 April 1819 w.g. Brugmans.

Clarisse, J. theol. prof. 1815 -1841.Lieve vriend en collega!Het zij een droppel balsem in de wond, u door

1) Frederik, baron v. Leyden, heer v. Warmond, curator

der Hoog.

Page 137: 1937

26

het smartelijk verlies van uwen oudstenl) en ach!nu ook van uw jongstez) geslagen, dat aan de ver-handeling, welke bij het openen van het briefje,bleek van uwen zoon te zijn, de eerprijs eenparig istoegekends). Ik verblijde mij in zijne jongste over-winning, en nu te meer, wijl dezelve strekken zalom zijn nagedachtenis algemeen te doen vereeren.En dit, zoowel als de christelijke gelatenheid engodvruchtige gezindheden, waarmede hij het aardscheleven voor het betere verwisseld heeft, mag dantoch ook U en uwe echtgenoote tot troost en op-beuring zijn. Wij zullen door middel van de courantende zaak tot kennis van het Publiek brengen, waartoehet treurige buitengewone van dezelve aanleidinggeeft. . . .

Het valt ons hard, door den aard der ziekte, omonzer kinderen wil, ons verhinderd te gevoelen omu te komen bijstaan en aflossen. Nu, lieve Suringar,God make het met u naar zijne groote barmhartigheidin Christus. Ik blijve als altijd geheel de uweVan huis 2 Jan. 1821

(w.g.) Clarisse.

Peerlkamp, P. Hofman, litt. class. et histor. prof.1822-1849.

WelEd. Hooggel. Heer !Het is, zoo er van de Curatoren geen belet komt,

bepaaId, dat ik den 15 dezer mijne oratie zal houden

1) Oudste zoon f 1 Jan. 21 j.

2) Eenige dochter t 2 Jan. 2 j.

3) Stud. Alm. 1822 bl. 53 vlg. 55.

Page 138: 1937

27

[als opvolger van Borger]. Ik kom den vorigen dagte Leyden met den heer Veegensi), mijnen collegae),die de vriendelijkheid heeft mij wel te willen geleiden,daar ik den weg te Leyden niet vinden kan. Ik hoopUHg dan een oogenblik te zien. De hartelijkheid, inuwen brief van 20 Mey doorstralende, doet mij devrijpostigheid nemen u het volgende te verzoeken.Mag ik mijne toga en hoed bij u a,;n huis zendenen met u Zaterdags) morgen naar Ce plaats gaan,waar ik zijn moet? Mag ik, na den afloop der oratie,wanneer men, geloof ik, van dezen en geenen eenekorte visite ontvangt, voor een paar uren domiciliumstellen bij u. Of zoude het niet strijden tegen hetdecorum, als ik die visites in een herberg afwachte?Eindelijk zal UHg mij zeer verplichten door eens tehoren naar een geschikt huis. Ik hoor dat prof.Uilkens ook beroepen is4), en ik vrees, dat het krapzal worden met de huizen. Ik ben nog in mijnenpost als Rector en heb Maandag examen, de volgendeweek promotie, al het welk mij buitengewone druktengeeft, zoodat ik volstrekt zelf niet te Leyden kankomen. UHg. ziet welk gebruik ik maak van uwvriendelijk aanbod, ik doe dit met vertrouwen, om-dat ik overtuigd ben, dat gij het wel meent. Metoprechte hoogachting blijf ik H.g. Heer uw dienaarHaarlem 7 Juni 1822.

(w.g.) P. H. Peerlkamp.

1) Praeceptor te Haarlem.2) P. was toen rector te Haarlem.3) 15 Juni 1822, de dag der oratie.4’1 J. A. Uilkens, hoogl. te Groningen. Hij bedankte echter.

Page 139: 1937

28

Tollius, H. litt. hum. prof. 180881815.Heil, mijn waardste vriend, heil zij u, zij onzer

Universiteit, zij der kerke door uwe roepinge her-waardsl). . . . Ik en de mijnen verheugen ons in ‘tvooruitzicht van onze vriendschap met LI, met MevrouwSuringar en uwe lieve Familie nu van naderbij tezullen kunnen aankweekenz) en bieden ons gaarneaan, mijne vrouw ook aan de Uwe om in alles be-hulpzaam te zijn, waarin onze dienst U eenigszinsvan nut zou kunnen zijn. Over ons huis en tafelalthans bidden wij, dat ge zoo noodig vrij besteltals over het Uwe. Bij ons geldt de regel, Amicorumomnia communias). Eerlang zien we u waarschijnlijkhier, of geeft ge aan coll. van Voorst of mij last om ueen huis te zoeken. Vaart inmiddels allen wel, hartelijkgegroet van mijne vrouw en dochter, en verzekerd,dat ik in ‘t bijzonder steeds ben in den volsten zin.Leyd. 15 Dec. 1814.

t.t. (w.g.) Tollius.

Tydeman, Meinard, hist. antiq. prof. 1801-1825,Hooggeachte en geliefde collega!

Het jaar is droevig begonnen met het treurig berigtvan het smartelijk verlies dat gij lijdt.4) Dat wij erhartelijk deel in nemen behoef ik u niet te zeggen:

1) Sur. toen te Lingen, benoemd te Leiden.

2) Evenals Sur. had hij de Oranjes in hunne ballingschap

gewichtige diensten bewezen, te Lingen en te Brunswijk.

3) Onder vrienden zijn alle dingen gemeen.

4) Zie aant. 1 bij Clarisse.

Page 140: 1937

29

hoezeer het vooral mijne vrouw opnieuw schokt, kanik niet zeggen, met moeite heb ik haar weerhoudenvan [niet] zich zelve en de haren in gevaar te stellenen uwe eigen droefheid door hare hartstogtelijkheidslechts op nieuw te prikkelen, terwijl zij door haargestel al van geen wezenlijken dienst kan zijn. Ikzelf heb mij dezen dag niet genoeg van anderenkunnen isoleeren om heden bij LI te durven komen,maar mijn hart is steeds bij u. - De Heer Bilderdijk’)heeft mij van het nevensgaand dichtstuk, dat hijheden gemaakt had, twee kopijen gegeven,n) eenevoor coll. Bake en eene voor UEd. Zoo even hebik die aan Bake gebragt en wil ook de uwe niet bijmij laten overnachten, terwijl ik morgen zelf u hoopte komen zien. - God sterke ul. en beware ul.voorverdere rampen, dezen zoon had gijl. voor denHemel opgevoed en ik hoop dat gijl. in zijn vroegendood een blijk van Gods goedkeuring voor uwemoeite en zorg en van Gods liefde, om hem vandit aardsche te verlossen en tot een hooger werk-kring nu reeds over te brengen, zult beseffen. Zijnenagedachtenis is ul. dierbaar en hij rust in vredeenwerkt in zaligheid. Onze hartelijke groeten

1 Jan. (1821)t.t. (w.g.) M. Tydeman.

[Er is ook een brief van mevrouw Tydeman, geb.Hermanna Hugenholtz, zijne derde vrouw, met wiehij 1794 gehuwd was.]

1) Met wien hij, ook als orangist, zeer bevriend was.2) Niet meer aanwezig.

Page 141: 1937

30

Mevrouw H. A. van Voorst-Noordink, echtgenootvan theol. prof. j. J. van Voorst, aan mevrouwSuringar te Lingen na S.‘s benoeming te Leiden.

Ik wil, waarde vriendin, de pen eens weder op-vatten en eens over huislijke zaken met u praten.Ik heb reeds een stuk meubel voor u in huis, name-lijk een vierkante, mahoniehoute theetafel, die ik uitde hand gekogt heb, voor f 8.-. Dit is een koopje,maar men kan ze niet voor best houden, maar ikbegrijp dat ze hier of daar kan geplaatst worden.Ook heb ik een ronde, halfsleten uithaaltafel gekogtof eigenlijk besproken, om voor u te bewaren, metzo veel stukken dat ik meen wel voor 24 menschenkan vergroot worden, voor f 30. Wij hebben ditsoort voor eenige jaren gekogt voor f 70, dit isdan een goed meubel voor de daagsche kamer. Ikneem zoo de gelegenheid waar als ik mij verbeeldeeen koopje te kunnen doen en doe het zo, alsof ikhet voor mijzelven of voor mijne kinderen doe enik maak er niemand deelgenoot van, maar het blijftonder ons, anders gaat het op de gezelschappen zorond, wat er voor de uieuwe prof. gedaan wordt.Nu al verder, ik heb ook een mahon. commode ge-zien, niet nieuwerwetsch maar ik geloof vrij goed(dit zou ik nog nader onderzoeken) deze zou voorf 24.- te krijgen zijn, mijn vriendin denkt misschien,dat zal wel niet veel wezen, evenwel zou ik rekenen,dat ze goed in de eetkamer zal wezen. Gij zoudt ereen beter voor de zaal of groote kamer, dat de bestekamer zal moeten wezen, bij kunnen nemen. Dezeis vrij groot en daar zullen wel enige stukken in

Page 142: 1937

31

geplaatst moeten worden, zo als ik het er ook ge-kend heb, met commode, secretaire etc. Ook heb ikreeds 36 stoeien voor u gekogt, die sterk en goedzijn en ten minste f 30.-- gekost hebben voor f 4.-‘t stuk, maar ze zijn met gele zittingen, de man daarik die van heb, wil de bladen wel laten zwart vervenen weer in order brengen, voor ‘t stuk een gulden,evenwel zou ik raden, dit niet te doen, maar zeeerst zo te houden, omdat UEd. tog voor ‘t geheelehuis stoelen noodig hebt, zij zien er ook zoo goeduit dat ze zelfs wel in de groote kamer desnoodszouden kunnen geplaatst worden, of ook wel in debeide zijkamertjes, nu, dat zullen wij wel eens zien,men moet voor goede, nieuwe, matten stoelen bijnazo veel geven, wij zijn er dus niet mede bekocht.UEd. hebt mij niet geschreven over spiegels, hebtgij die niet noodig? of zult gij die medebrengen?Ik heb er gisteren een te koop gezien, die zo alsde vrouw zeide verleden jaar gekogt was voorf 40 en nu te krijgen was voor f 26. Ik heb gezegtdie niet te verkopen, of mij eerst te waarschuwen,omdat ik er u over schrijven wilde. Als men nieuwespiegels moet kopen, loopt dat artikel hoog op, bij‘t trouwen van mijn zoon, hebben wij dat ook nogal goed getroffen met overnemen of op een verkoping.In de maand van April zal hier digt bij de stad eenaanzienlijke verkoping plaats hebben, daar zal ikeens op afgaan voor u, ondertusschen gebeurd hetdikwels dat men daar geen koopjes doen kan endan kan altijd liever wat nieuws nemen, wij zullendat maar afwagten. Ik heb ook al last gegeven op

Page 143: 1937

32

boekenkasten, dat kan ook zeer meê of tegen vallen,als er verkoping van boeken vóór die tijd plaatsheeft. Moet gij ook een tafelservies hebben? Op debovengen. verkoping zijn er in onderscheiden soorten.Dit is maar een inval van mij, uw voornemen mogteens wezen om de brekende waar niet mede tenemen, dat ik tog wel zou aanraden en dat kan ookwel goed gepakt worden. Ik wagt op ‘teen en anderuw antwoord, zo spoedig mogelijk is. Vergeef mijmijne langwijligheid, ik moest zo eens met u praten,ik wagt dat weerkerig van u. Ik verzoek mijne hartelijkecomplimenten te maken aan de professor en verzekeru van mijne genegenheid en liefde en noeme mij alsaltijd uw liefhebbende vriendin.

Leyden, 9 Febr. 1815.(w.g.) H. A. van Voorst

geb. Noordink.

Water, J. W. te, theol. prof. 1785-1815.WelEerwaardige, Hooggeleerde Heer ! 1)Met genoegen en dankbaarheid ontfing ik de

Prolusiones2) van uwen Heer Broeder, met eengroot vermaak door mij gelezen, en wien ik ver-zoeke daarvoor mijnen dank te betuigen; als medehet grafschrift van denzelven ter eere van mijnenouden en gemeenzamen vriend, den Heere Raad-pensionaris van de Spiegel, en het opschrift op hetmonument, waarvan ik zeer gaarne een juiste af-

1) Suringar, toen nog te Lingen.2) Proeve, ontwerp (zijner dis. ?)

Page 144: 1937

33

teekeninge zal inwachten, terwijl ik de onkosten,daar voor verschoten, met alle erkentenis zal voldoen.

Met gevoelens van hoogachtinge en onder toe-biddinge van alle wenschelijke heil heb ik de eerte zijnLeyden 21 Mrt. 1805. (w.g.) J. W. Te Water.

[Laurens Pieter van de Spiegel, raadpensionarisvan Zeeland en sinds 1789 ook van Holland, ijverigOranjegezind, woonde na zijn val en gevangenschapin Lingen, sinds 10 Aug. 1799, waar hij den Erfprins,die daar zijn hoofdkwartier had, heeft gediend, maar7 Mei 1800 overleed. Ook prof. Suringar behoordetot dien kring. Prinses Wilhelmina wijdt vriendelijkewoorden aan v. d. Spiegels nagedachtenis, Correspon-dentie v. d. stadh. familie, uitg. Joh. W. A. NaberIV 6 d.d. 27 Mei 1800. Het bedoelde grafschrift isniet aanwezig.]

Willemsen, W. theol. stud. te Groningen.HoogEerwaardige Heer, vererenswaardige Vriend!r). . . Thans hebben wij een alleraangenaamst homi-

letisch collegie bij prof. Muntinghez), ‘t welk omtrentvan dien aert is, als wij te Lingen bij UHEw. hadden,alleen met die verandering, dat wij hier de preek ofhet opstel ‘t welk bloot zal dienen om zig in eenengoeden nederduytschen stijl populair en geregeldleren uittedrukken, van den kansel moeten reciteren;waarop dan professor de toehoorders of de deel-

1) Toen nog te Lingen.

2) Herman Muntinghe sinds 1799 hoog]. te Groningen.3

Page 145: 1937

3 4

nemers aan dit collegie naar hunne mening vraagten dan zelfs aantoont in hoe verre hun oordeel ge-grond is en zijn eigen daarbij voegt, ‘k twijfele nietof dit zal ons op den duur van groot nut kunnenwezen. Van dezen professor, die den naam van eenwaare menschenvriend verdiend, kunnen wij bij uit-stek veel profiteren, temeer daar hij ons den vrijentoegang tot hem vergunt: in zijnen omgang is hijgeheel Vriend, zoekt voor ons altoos nuttig te zijnen geeft ons steeds, van welke zaak het ook zijnmoge, de duidelijkste en klaarste begrippen.. .

Naar mij de voortdurendheid uwer gunst en vriend-schap op het sterkste aanbevolen te hebben.. . .UHEw. steeds vererende en in uw welzijn altoosbelangstellende..

(w.g.) N. Willemsen.Groningen 2 Maart 1800.[Voor Muntinghe als homileet zie dr. A. Steenbeek,

Hermannus Muntinghe, 1931, blz. 144-148.1

Ypeij, Annaeus, theol. prof. Gron. 1813-1831.Hooggeachte vriend! Ontvang mits dezen mijnen

opregten dank voor het present exemplaar uwerfraaije oratie, welke ik met groot genoegen gelezenheb. De overige exemplaren heb ik alle aan de heeren,welken ze waren toegedacht, doen geworden, gaarnezond ik UEd. hiernevens een exemplaar van mijneoratie De praeclaris Jac. Alt. Maar de veelvuldigeafwezigheid van den academie drukker Oomkens isoorzaak, dat ik met hem over de uitgave nog geenebepaalde schikking heb kunnen maken. Eerlang echter

Page 146: 1937

35

hoop ik zal UEw. daarvan een exemplaar vrachtvrijbezorgd worden 1). Gemelde reden van de vertragingder uitgave is ook de reden waarom ik met denHr. Oomkens, volgens belofte, nog niet over de af-zonderlijke uitgave der prijsverhandeling voor UwEd.zoon gesproken hebs). Doch ook hiertoe hoop ikwelhaast in de gelegenheid te zijn.

. . . Ik heb er hier over hooren spreken, dat mente Leyden voornemens zoude zijn zich bij ZijneMajesteit te adresseeren met opzigt tot de nieuwebepaling over de vakantiën. Dit wordt hier zeergeaggreëerd, en men wenschte wel, dat de drie acade-miën hierin met elkanderen konden overeenkomenen zich vereenigen. Waartoe men dus gaarne eeneuitnoodiging van den academischen Senaat te Leydenzoude zien.

Na hartelijke groete en heilbede noem ik mij metware hoogachting UwEd, dienstw. vriend

Groningen 16 Oct. 1827.(w.g.) Ann. Ypeij.

1) Bedoeld is de rector. oratie De praeclaris Jac. Altingiiin disciplinam Sanctiorem meritis, reeds uitgesproken 1825,eerst uitgeg. 1827. Uit dit briefje blijkt thans waarom.

2) De te Groningen met goud bekroonde prijsvraag vanW. H. D. Suringar , den lateren Leidschen rector , Depatronatus et cliëntelae in civitate Romana ratione (1822).Van een jaar vroeger is de boven, bij Clarisse, genoemdeprijsvraag. Van een derden zoon, G. C. B. Suringar latermed. prof. te Leiden, ken ik twee bekroonde prijsvragen,1819, 1822.

Page 147: 1937

36

Dez.. . Ik twijfel niet of UHEw. zal de afgedrukte bladen

van de Gesch. der N.H.K. van tijd tot tijd ontvangenhebben. Mag ik UHEw. dus vriendelijk verzoeken ommij openhartig UHEw. aanmerkingen mede te deelen,hoe eer hoe liever, opdat ik van dezelve gebruikmoge maken in de achteraan te voegen aanteeke-ningen, waarmede men thans begint, wijl de helftzoo goed als afgedrukt is. 1)

Groningen 25 lentem. 1819.

(w.g.) Ypeij.

1) Deel 1 van het welbekende werk verscheen te Breda in1819, deel IV in 1827. In de bekende talrijke aanteeke-ningen achter ieder deel vindt men geen namen vermeld, vanwie zulke mededeelingen deden.

Page 148: 1937

Uit de oude papieren van W. J. P, Suringarte Bilthoven.

Joh. à Mark.‘)‘t Humeur van Mark is aangenaamTot boecken schrijven seer bequaam.

Abd. Velingius.2)Abdias die is heus van aartSyn handel met syn wandel paert.

Debitz.3)Is kijven op de stoel verstandDan houd ik het op Debitz. hand.

Fabriccius. 4)

De valsse Bisschop is een quant,Bedriegt elk een op broeders trant.

Aemilius. 5)

Prins Robbert ijv’rig in syn werkPreekt al het volk uit de kerk,

Knibbe. 6)Schoon David singt, gelijk een kneu, 7)Al ‘t volk dat is hem moed’ en beu.

Page 149: 1937

38

Du Toict. s)

Du Toict is regt een predikantHalf geleert, maer geheel pedant.

Boerhaven. s)

Boerhaven preekt, alsof hij sliep,Is hooggeleert, maar ‘t sit wat diep.

Wesselius. 10)

Wesseel, schoon Voetiaans gesint,Is om sijn gaven seer bemint.

Steversloot. 11)

Louw hangt het huikje nae de wint,Dan is hij Staats, dan Prinsgesint.

Van Walle. 9

Neef David, onse Kagerknegt,Preekt kort en Mofs, maar bijster slegt.

Bosscheide. 13)

Bosscheide, Louwtjes beste maat,Heeft niet geleert dan pronckepraat.

Velingius. 14)

Ulricus, die is masteluin ‘5)

Geen Coccejaan, nog geen St. Juyn.

Streso. re)

‘t Beroep van Streso WormerboerBeschikte Faber door sijn broer.

Page 150: 1937

39

Blanken. 17)

De blanke Phenix kroon het al,Bemint om sijnen hemelval.In gaven, wijsheid en in spraakStrekt al de and’ren tot een baak.

1) Johannes à Marck, hoogleeraar in de godgeleerdheidte Franeker en Groningen, sinds 1689 te Leiden: heeft denpredikdienst verlaten 1712 : overleden 1731.

2) Abdias Velingius, beroepen van Groningen 1693; emeritus1725 : overleden 1735.

3) Henricus Dibbetzius, beroepen van Maaslandsluis 1695 :emeritus 1738 : overleden 1740.

4) Franciscus Fabritius, beroepen van Velsen 1696: werd1705 hoogleeraar, emeritus 1734 : overleden 1738.

5) Robertus Aemilius, beroepen van Delftshaven 1701,overleden 1729.

6) David Knibbe, beroepen van Breda 1702: overleden 1748.7) Zangvogeltje.8) Jacobus du Toict, beroepen van Hensbroek 1710: eme-

ritus 1751; overleden 1751.9) Jacobus Boerhave, beroepen van Valkenburg 1710:

emeritus 1746 : overleden 1752.10) Johannes Wesselius, hoogleeraar in de godgeleerdheid

1712: overleden 1745.11) Laurentius Steversloot, beroepen van Gouda 1715:

overleden 1736.12) David van der Walle, predikant bij de Hoogduitsche

Gemeente te Leiden 1718; overgeplaatst naar de Ned. Herv.Gemeente 1736 : overleden 1753.

13) Adrianus van Bosscheiden, beroepen van Zwolle 1718,overleden 1739.

Page 151: 1937

40

14) Ulricus Velingius, beroepen van Zoeterwoude 1718,emeritus 1751: overleden 1768.

15) Mengsel van tarwe en rogge, elk voor de helft.16) Zacharias Jacobus Streso, beroepen van Wormer 1724:

emeritus 1754: overleden 1765.17) Wolpherdus Bernardus Blanken, beroepen van Arnhem

1724; vertrok naar ‘s-Gravenhage 1728.

BLADVULLING.

OPLEIDING TOT VROEDVROUW IN RIJNLANDIN DE 18DE EEUW.

Anno 1731.

.Uyt geef bij Schout en Ambaghtsbewaerders vanHazerswoude:

Betaelt aan Jacob Denijs stadsvroetmeester in Leidenvoor het onderwijsen van Anna de Vlieg, huysvrouvan Ary Wijs, en bequaem maken tot vroetvrouwalhier f 13. l.-“.

B E R T C . HE L B E R S .

Page 152: 1937

De overblijfselen van Groot-Poelgeestv06r honderd jaar.

De kundige archivaris van Alphen aan den Rijn,de heer W. C. M. Reg t , beschrijver in een vroegerdeel van dit Jaarboekje van den Burcht Groot- en vande Ridderhofstad Cleyn-Poelgeest, oordeelt over dewetenschappelijke waarde van P 1 e m p e r’s Be-schryving van de Heerlykheid En het Dorp AlphenAan den Ryn (eerste druk 1714) allesbehalvegunstig, maar - zegt hij -- ,,Toch heeft dat boekje -,,zij het dan zijdelings - eenige verdienste gehad”.Hetgeen dan blijkt hierin te bestaan, dat men er(op blz. 127) het .nergens elders voorkomende”droevig verhaal in leest van ,,Zeeker Vlaams Edelman,,op het huis Poelgeest woonagtig”, die in een vlaagvan verbijstering der zinnen, - met zeker ,,scherp” -eerst zijn vier-en-twintigjarige vrouw ,,vermoordde”,en daarna ,,ook zig zelve”; ‘t verhaal waaraan deGuy de Vlaming van Nicolaas Beets ,,zijn oor-sprong (is) verschuldigd”. Beet s heeft, daar P 1 e m-per geen eeuw of jaartal noemt (met de vrijheid

Page 153: 1937

42

om te onderstaan wat hun goeddunkt, die dichtersen schilders toekomt) aan den Vlaamschen Edelmanden naam Guy gegeven en den tijd van het nood-lottig geval, met beredeneerd overleg, omstreeks hetjaar 1400 gesteld: in ,een tijdvak” - immers -,,waarin Mysticismus en Fanatismus bloeiden, en,,een Dweeper als Guy de Vlaming geen onnatuurlijk,,verschijnsel kan worden geacht” 1). In ‘t voorbijgaanzij hier vermeld, dat de heer R eg t het wel bijzonderwaarschijnlijk heeft gemaakt 2) dat de ,,Vlaamscheedelman” daar PI emper van spreekt, geweest is:Jhr. Bonaventura Randerode van der Aa,die, na den dood zijns vaders, in 1672 - toenzeventien jaar oud - met Poelgeest verlijd, alreedsacht jaar later (1680) als gestorven staat aangeteekend.Meer is van dezen Jhr. Bonaven t u ra niet bekend,maar zijn zó6 vroege dood kan stellig een tragischeinde doen vermoeden en onderstellen. Daar vóórde Randerodes, geen Zuidnederlanders eigenaar ofbewoner van Groot-Poelgeest zijn geweest, kanmen-met den heer Regt -dezen Bonaventurava n Ra n d e r o d e gereedelijk vereenzelvigen metden ,,Vlaamschen edelman” van P 1 e m per, wienszoo ,,koelbloedige vermelding eener hoogsttragische,,gebeurtenis” 3) vermocht Beets ontroerend te in-spireeren. Weliswaar spreekt P 1 e m p e r van slechts

1) G u y de Vlaming. Een Verhaal door Nicolaas Beets.Haarlem, Bohn, 1837, blz. 78 (Aanfeekeningen en Bijlagen).Verg. Beets. Dichtwerken 1 (1876), blz. 446.

2) In Leidsck Jaarboekje 4 (1907), blz. 120, 121, 122.3) Beets, Guy de Vlaming, blz. 78. Verg. Dichtw. 1,446.

Page 154: 1937

43

,,twee kinders” en vermeldt R eg t als de nakomeling-schap van Jhr. B o na v e n t u ra een zoon Dominicusen twee zusters van dezen. Maar P 1 e m p er kan opdit punt onvolledig zijn ingelicht en - met alleendit verschil - staat of valt, naar mij dunkt, de anderszoo aannemelijke vereenzelviging niet.

Hoe en waar heeft B ee ts (eer ik kom tot hetonderwerp dat mijn opschrift aankondigt, ook eerstnog dit): hoe en waar heeft Beet s kennis gemaaktmet Plemp e r’s Beschryving, immers - naar wijvernemen - de eenige ,,bron” waaraan hij de stofvoor zijn Guy kan ontleend hebben? Het kan, natuur-lijk, ook anders zijn gebeurd, maar de heer Regtmaakt wel allerwaarschijnlijkst, dat het zóó en d%trheeft plaats gehad als door hem wordt aangegevenl).Te Oudshoorn stond toen Ds. W. F. C. van Laak,die door zijn vrouw, Mej. Van Gal e n, verwantwas aan den heer A. M. Gew i n, welke te Alfen,aan de Postbrug, een wijnhandel had. ,,Naar dezen,,kwamen meermalen uit Leiden de studenten B.,,Gewin en zijn vriendenz). . . Natuurlijk kwamen,,zij dan ook op ,,Herdershaven”, de Oudshoornsche.pasforie”, schrijft de heer Regt. Welnu, bij dezenheer Ge w i n aan de Postbrug, broeder van Beet s’boezemvriend Bernard Gewin, of bij Ds. van Laak

1) Leidsch Jaarb. 18 (1921-1922) blz. 87 en 88.2) De heer Regt deelt mede dat B eets en anderen in ‘t

Nut, waar Ds. Van Laak voorzitter van was, voordrachtenhebben gehouden. Be e ts vermeldt in zijn Dagboek (handschr.)zulk een ,,lezing”, op verzoek van .,den . . . broeder van Gewin”,op 13 Maart 1835.

Page 155: 1937

44

op Herdershaven, zal Beet s met het boekje vanPlem per bekend zijn geraakt. Hij kan -- maar ‘t isniet noodzakelijk - in dif boekje óók voor ‘teerstdoor het ,,deerlik verhaal” van Juffer Alit vanPoelgeest” (dat hem zijn Kuser ingaf) getroffen zijngeworden ;l) maar in geen ander dan dit geschriftheeft hij de geschiedenis kunnen lezen die hem drongtot het dichten van zijn Guy.

Zonder iets gewaagds te onderstellen, integendeel,eigenlijk wel met verzekerdheid, kunnen <wij aan-nemen dat bij Beet s aan de Postbrug te Alfen enin de pastorie van Oudshoorn voor het verleden vanAlfen en de vroegere kasteelen daar in de buurt,belangstelling is wakker gemaakt, en dat hem dáárde Beschryving is in de handen en onder ‘tooggekomen. Echter met den tekst van het boekje enmet de afbeelding van ‘t kasteel daarin gegeven,heeft hij zich niet vergenoegd; Beet s heeft, gelijknu blijken zal (in gezelschap met zijn vriend Gew in?)het Poelgeest 1 an zijn Guy (en waarschijnlijk welmeer dan eens) bezocht en betreden. Hij heeft ,,byden armen bouwval” van den burcht gestaan; daar,,op een sfeenbrok” neergezeten; is ,in den kleinentoren” getreden; hij heeft verhaald wat hij daar omzich had en v66r zich zag*) en in de Aanteekeningenop zijn gedicht, daarachter, beschrijft hij meer inbijzonderheden hoe hij den toestand der ruïne in

1) Zie Plemper, Beschr., blz. 125.

2) Guy de Vlaming blz. 6 en 7 . Verg. Dichtw. 1, blz. 410

en 411.

Page 156: 1937
Page 157: 1937

Ili ---

De ruïne van Groot-Poelgeest in 1836.Gravure van N. W. Couwenberg. naar de teekening van

Nicolaas Beets.

Page 158: 1937

45

den zomer van 1836 bevonden heeft]). Maar meernog. Hij heeft van ‘tgeen hij toen gezien heeft eenteekening gemaakt, naar welke door N. W. Co uwen-b e rg een staalgravure is gesneden, die als vignethet titelblad van den Guy versierts). Van die gravurevindt de lezer thans in dit Jaarboekje een fotografischeweergave. De graveur, naar de licentiapictoria, maartoch stellig ook wel ingevolge een opdracht vanden teekenaar om, naar het gedeeltelijk maar geschetstevoorbeeld, een goed romantisch vignet te graveerens),- heeft zich eenige afwijkingen van het origineelveroorloofd; hij heeft de, flauw geschetste, opgaandeboomen door heel ander geboomte vervangen ; opde ruïne sommige gedeelten (het wapenschildje) watduidelijker omlijnd; in ‘t verschiet het torentje vanKoudekerk geteekend (en, of verbeeld ik mij dat?heel in de verte het silhouet van Leiden?). Hij heeftdat alles zeker met goedkeuring van mijn Vadergedaan, die zelfs met het onhistorisch geboomteblijkbaar genoegen heeft genomen4), maar toch -

1) Zie aan ‘t slot van dit opstel.2) Niet in alle exemplaren staat onder de gravure (behalve

N. W. Couwenberg, scuZp.) ook: N. Beeb, del.3) Deze onderstelling neem ik over van mijn neef, Mr. N.

Beets, te Amsterdam.4) Beets was met het werk van Couwenberg zeer in-

genomen. Den 2lsten Dec. 1837 (dus na ‘t verschijnen vanzijn Guy) schrijft hij aan Im merzee1, den uitgever van deMuzen-almanak : ,!Ik (hoop) dat Couwenberg door u alsgraveur zal worden gekozen. Ik wil geen andere plaatjensdan die van Co uwen b e r g. Ik ben dol op de plaatjens vanCouwenberg”. Zie Van Rijn, Nicolaas Beets. Dl. 1, 172.

Page 159: 1937

46

wanneer hij in later jaren over ‘t vignet vóór denGuy te spreken kwam, steeds daarbij voegde: ,,maardie boomen zijn mijn boomen niet; dàt waren iepen” 1).De oorspronkelijke teekening van Beet s is bewaardgebleven; zij is aanwezig in het familie-archief, onderde berusting van zijn kleinzoon, Mr. N i c o 1 aas Beet ste Amster.dam, die mij toestond van die teekeningook een reproductie in ons Jaarboekje te doengeven.De lezer kan dus zelf de aangegeven verschillentusschen het zuiver historische document en de,,geromantiseerde” voorstelling door C o uw e n b e r gnagaan.

Nicolaas Beets heeft nog de twee torentjes,die oorspronkelijk het middengebouw - de poort, -flankeerden, af te beelden gevonden (met die poort,het eenige wat er bij de slooping van Groot-Poel-geest overeind gelaten was). Sedert lang is er vandie twee nog maar een blijven staan, maar dit isthans (de huidige archivaris van Alfen heeft daarden stoot toe gegeven) door herstelling voortaanvoor vervallen bewaard.

Toen ik nu, in de Nieuwe Rotterdamsche Courantvan 30 September 1936 (Avondblad E) de afbeeldingvan dit gerestaureerde historische monument onder‘t oog kreeg, meende ik aan de geschiedenis eendienst te kunnen doen met - vooral door middelvan mijn Vaders eigen teekening- in dit Jaarboekje

1) Uit de afbeelding der ruïne in de N. Rot t. Cour. van30 Sept. 1936, Avondblad E, zie ik, dat er nu nergens hooggeboomte meer omheen staat.

Page 160: 1937

\.

De ruïne van Groot-Poelgeest in 1836.

Teekening naar de natuur door Nicolaas Beets.

Page 161: 1937
Page 162: 1937

4 7

te laten zien, hoe de ruïne van Groot-Poelgeestzich in 1836 nog opdeed. De Redactie heeft mijdaartoe welwillend in de gelegenheid gesteld. Iklaat hier nu ook nog volgen het zakelijke uit mijnVaders (op blz. 43 vermelde) beschrijving van be-vindingen, ter plaatse, nu honderd jaar geleden.

Op het titelblad van dit wr:rk ziet men deafbeelding van ,,den armen stl:enhoop, die tot,herinring is gebleven”, zoo als ik dien in denloop des verledenen jaars [1836] gezien heb.‘t Zijn de twee torentjens en het poortjen daartusschen, die men op de plaat by Plemperziet, met een klein gedeelte van het daar achteraan belendende. De ruïne levert een niet on-aardig geheel op, zoo als zy zich met harebegroeide en gebrokkelde muren in het waterspiegelt, waarboven het poortjen eenige voetenverheven is. Het uitgewischt wapenbord staatnog op den sluitsteen.. . . In de beide torentjenshingen nog de dikke, dubbele, bloedroodedeuren. Het schenen gevangencellen geweest,en zy werden tot dat zelfde einde, nog by ge-heugenis van het tegenwoordig geslacht, doorhet bestuur van Koudekerk gebruikt. Akeligehokken voorwaar! Een kil gewulf, een el inomtrek en geen licht dan een enkele schemering,die door een kleine getraliede koekkoek binnenvalt. Het op den grond gespreide, nog vrijversche stroo deed my vermoeden, dat doorden nabywonenden boer hier nog wel eens

Page 163: 1937

48

aan dezen of genen zwerver een nachtverblijfwordt aangewezen. De fondamenten van hethuis vormen een klein eiland met hakhoutbeplantl).

Leiden, November 1936.

A. BEETS.

1) Guy de Vlaming, blz. 87 en 88. Verg. Dichtw. 1. 451.

Page 164: 1937

Het Collegium medicompracticum in hetvoormalige Caecilia=Gasthuis.

Tot de meest indrukwekkende inrichtingen, waar-mede de Leidsche Universiteit in onze dagen istoegerust, behoort heel zeker het (helaas nog steedsniet voltooide) Akademisch Ziekenhuis, dat in om-vang alle laboratoria, stichtingen, instituten en biblio-theken onzer stad verre overtreft en steeds opnieuwde verbazing en bewondering wekt van landzaat envan vreemde.

Groote organismen ontwikkelen zich gemeenlijkuit een kleine kiem en zoo was het, naar ons degeschiedenis leert, ook hier. Wie meenen mocht, datbij het onderwijs in een zoo bij uitstek praktischewetenschap als de geneeskunde de praktijk wel steedseen eerste plaats zal hebben ingenomen, heeft vanhet verleden een geheel verkeerde voorstelling. Welheeft onze Universiteit van den dag harer stichtingaf een medische faculteit bezeten en is ook aan-stonds met het geneeskundig onderwijs een aanvanggemaakt. Overeenkomstig het gebruik dier dagen

Page 165: 1937

5 0

echter was dit onderwijs geheel theoretisch en boven-dien nog volkomen gebonden aan de klassiekeschrijvers. De Series Lectionum uit dien tijd getuigenhiervan ondubbelzinnig en geven ons overduidelijkte verstaan, dat men vaak minder een vak dan weleen bepaald boek doceerde. Voor het verwerven vanpraktische kennis, het zien, onderzoeken en be-handelen van patienten waren de toenmalige studentengeheel aangewezen op de praktizeerende genees-heeren ter plaatse. Alleen als dezen hun toestondenhen bij hun ziekenbezoek te vergezellen, hadden zijde gelegenheid niet slechts met ziekten, maar ookmet zieken kennis te maken.

Deze verhoudingen waren echter allerminst specifiekLeidsch. Integendeel, het was aldus aan alle Univer-siteiten dier dagen. Alleen van Padua staat vast, dathet in dit opzicht een uitzondering vormde. In 1578of ‘79 werd nl. besloten, dat twee hoogleeraren opgezette tijden in het St. Franciscusgasthuis aldaaronderwijs aan het ziekbed zouden geven.

Dat ook te Leiden spoedig aan dezen voor degeneeskunde alleen juisten vorm van onderwijs be-hoefte bestond, kan ons niet verwonderen, wanneerwij weten, dat een der eerste Hoogleeraren dermedische faculteit, J o h a n n es H e u r n i u s, benoemdin 1581, geruimen tijd aan de Universiteit van Paduahad gestudeerd en met deze Universiteit nog be-trekkingen onderhield. Zijn pogingen echter hetonderwijs aan het ziekbed ook te Leiden in te voerenzijn mislukt en het was eerst voor zijn zoon enopvolger Otho Heurnius weggelegd, dank zij

Page 166: 1937
Page 167: 1937
Page 168: 1937

5 1

hiervoor uiterst gunstige omstandigheden, de plannenzijns vaders uitgevoerd te zien.

Het welslagen van 0 t h o H e u r n i u s in een voorLeiden zoo uiterst belangrijke zaak hangt ten nauwstesamen met de stichting der Utrechtsche Universiteit,en hij verdient wegens de hierbij door hem betoondewaakzaamheid zonder twijfel den dank van hetnageslacht.

Daags na de stichting toch der Utrechtsche Uni-versiteit op 16 Maart 1636, aanvaardde de aldaar totHoogleeraar in de Geneeskunde benoemde W i 11 e mVerstraaten (Stratenus) zijn ambt met eeninaugureele oratie. Hierin gaf hij onder meer te ver-staan, dat hij, behalve hoogleeraar in de genees-kunde, ook directeur zijnde van het openbaar Zieken-huis, deze coincidentie zou benutten om de studentenaan het ziekbed te brengen en hun derhalve waarlijkklinisch onderwijs te geven. Nauwelijks had H e u r n i u shiervan kennis gekregen, of hij begreep welk gevaarde Leidsche Universiteit, waar het klinisch onderwijsnog steeds niet geregeld was, hierdoor liep. Zonderoverleg met zijn medefaculteitsleden te plegen, richttehij zich in een schrijven persoonlijk tot Curatoren,erop aandringend, dat nu zoo spoedig mogelijk teLeiden op geschikte wijze in dit onderwijs zouworden voorzien. Dit schrijven van H e u r n i u s werdden 13en Mei in de vergadering van Curatoren be-sproken en deze besloten aan de Faculteit ter zakeadvies te vragen. In de vergadering van 12 Augustus1936 werd dit door Ad. Vorst ius gunstig uitge-bracht advies besproken. Op 29 September bracht

Page 169: 1937

52

de Faculteit andermaal advies uit en op 4Novemberwerd door Curateurs en Burgemeesteren beslotentot de officieele regeling van het klinisch onderwijste Leiden over te gaan.

Dit besluit hield in, dat de taak van het klinischonderwijs aan de praktizeerende professoren dergeneeskundige faculteit werd opgedragen en dezentweemalen ‘s weeks of, indien een buitengewoon gevaldit mocht eischen, driemalen ‘s weeks hunne kweeke-lingen aan het ziekbed zouden brengen.

Bovendien werden aan de genoemde hoogleerarentwee stadsdoctoren en een stedelijk heelmeester toe-gevoegd, om de zorg voor de lijders, op de dagen,dat er geen lessen aan het ziekbed plaats hadden,op zich te nemen, en verder om den Professor allenoodige inlichtingen te geven en hem in het opleidender studenten behulpzaam te zijn.

Uit de resolutiën van Curatoren, waaraan boven-staande mededeelingen zijn ontleend, blijkt niets aan-gaande de plaats, die voor het klinisch onderwijs zouworden bestemd. Men vindt echter bij van Mi eri s,dat het Collegium medico-practicum, (aldus werdende klinische lessen voortaan genoemd) van meet afverbonden werd aan het St. Ceciliagasthuis.

In dit gebouw werden twee zalen elk van zesbedden voor het genoemde doel afgezonderd, terwijlbovendien werd bepaald, dat een vertrek, voor hetopenen van lijken geschikt, in gereedheid zou wordengebracht. Dit laatste in overeenstemming met denwensch der faculteit, die in haar advies van 29 Septem-ber o.a. had gevraagd, dat de lijken door een chirurgijn,

Page 170: 1937

53

in tegenwoordigheid van den Professor en de doctorenvoor de studenten zouden worden geopend, opdat dezedaardoor met de gelaedeerde partijen en de onnatuur-lijke constitutie daarvan in kennis zouden komen.

Van onzen tijd uit bezien lijkt dit alles lachwekkendklein. Van groot belang is echter, dat deze inrichtingin een onderdeel van het St. Ceciliagasthuis vanmeet af al het essentieele bevatte, dat voor het prak-tisch onderwijs noodzakelijk is: patienten om tijdenshun ziekte zorgvuldig te worden geobserveerd enbehandeld en bovendien de gelegenheid om eventueelna het overlijden te controleeren, of de voorstelling,die men zich van de ziekte gevormd had, juist wasgeweest of niet.

Hoezeer dit door de Hoogleeraren werdgewaardeerden begrepen blijkt o.a. uit een aankondiging op deSeries Lectionum van 1714, die ons ervan overtuigt,dat de samenhang tusschen kliniek en sectie verzekerdwas op een wijze, die wij ook thans nog geheelkunnen onderschrijven : ,,Frederik D e k k e r s e n,,Herman Boerhaave zullen op verschillende,,dagen, behalve de Zondagen in het Nosocomium,publicum de studenten in de geneeskunde oefenen in,, het herkennen der ziekte naar hare oorzaken, alsmede,,in de behandeling der ziekten overeenkomstig de,,indicaties en ze zoodoende opleiden tot de praktijk.,,Hetgeen aangaande de zieke deelen en aangaande,,de verborgen oorzaken der aandoeningen zintuigelijk,waarneembaar is, dit alles zal bij de sectie der,overleden patienten worden geopenbaard”.

Bovenal echter wordt de groote beteekenis van

Page 171: 1937

54

de stichting voor klinisch onderwijs aan onze Uni-versiteit bewezen door hetgeen eruit is voortgekomen,Men zegt niet te veel, als men beweert, dat van ditkliniekje te Leiden uit het klinisch onderwijs, zooalswij het thans nog kennen, zich over geheel Europaen daarbuiten heeft uitgebreid. Dit is te zekerder,wijl in het begin der zeventiende eeuw het klinischonderwijs te Padua reeds was ten gronde gegaan.De stichting van de Leidsche Akademische kliniekmet haar eigen zalen en bedden in het St. Caecilia-gasthuis is dus allerminst een zaak geweest vanalleen locaal belang. Integendeel, zij is zonder twijfelvan algemeene cultuurhistorische beteekenis. Maaral te vaak wordt evenwel het bestaan van het Noso-comium publicum te Leiden gekoppeld aan den naamvan hem, die het Leidsche klinisch onderwijs tot degrootste hoogte heeft opgevoerd en spreekt mengraag van de zalen en bedden van Boer haav e.Nu zal niemand er aan denken naar den luister, dieden naam Boer haave omgeeft, ook maar met denvinger te wijzen. Het staat onomstootelijk vast, datniemand zooveel tot den roem van het geneeskundigonderwijs te Leiden heeft bijgedragen en dat niemandzoozeer de verbreiding der klinische methode van ditonderwijs heeft bevorderd als hij, maar men mag tochgeenszins uit het oog verliezen, dat toen B o e r h a av ein 1714 geroepen werd om de geneeskundige praktijkte onderwijzen aan het ziekbed, het klinisch onder-wijs in het St. Caeciliagasthuis reeds meer dan 75jaren bestond en de Leidsche faculteit hierdoor alwereldberoemd was.

Page 172: 1937
Page 173: 1937
Page 174: 1937

55

ZOO had Sylvius (1658-‘72) reeds in 1658 delessen in het Collegium medico-practicum, die aan-vankelijk slechts tweemalen ‘s weeks werden ge-geven, in dagelijksche lessen veranderd en vermeldtSur i n gar, dat het aantal medische studenten teLeiden nooit grooter is geweest dan gedurende hettijdvak, dat S yl v i US er doceerde.

De beteekenis van dit Collegium medico-practicumligt dus niet allereerst in het feit, dat Boer haav eer tusschen 1714 en ‘29 samen met OosterdijkS c ha c h t geschitterd heeft, hoezeer het hierdooraanzienlijk meer relief heeft gekregen, als wei in deinnerlijke waarde, die het had als instituut en methode.Toch is natuurlijk de persoonlijkheid van B o er h a a v evan groote beteekenis geweest voor de verbreidingder methode door Europa. Dit blijkt wel ten duide-lijkste hieruit, dat, hoevele buitenlanders er ook vó6rBoerhaave’s tijd reeds te Leiden geneeskundehadden gestudeerd, pas na zijn dood in 1738 heteerste klinische onderricht in het buitenland werdgeorganiseerd door zijn leerlingen. In 1745 stichttevan Swie t en , me t Albrecht v o n Haller welde grootste en meest beroemde van Boer haave’sdicipelen, te Weenen, waarheen hij als lijfarts vanM a r i a T h e r e s i a g e r o e p e n w a s , e e n c o p i e v a nhet Leidsche Collegium medico-practicum. die degrondslag werd voor de vermaarde klinische Schoolvan Weenen. In 1748 deed Rut h erf o r d, eveneenseen oud-Leidenaar en leerling van Boer h aav e, inthe Royal Infirmery te Edinburgh hetzelfde ,.on themodel of lectures which he had attended in the

Page 175: 1937

56

Hospita1 at Leyden.” Andere steden als Pavia (1770),Praag (1781), Rome enz. volgden spoedig en gelei-delijk ontwikkelde zich aldus aan alle Universiteitenin Europa en daarbuiten het klinisch onderwijs naarhet model, dat al meer dan 100 jaren eerder te Leidengesticht was.

Te Leiden zelf is de verdere ontwikkeling van hetCollegium medico-practicum gemakkelijk tot op van-daag te volgen. Dit neemt niet weg, dat zich indezen ontwikkelingsgang een periode van diepedepressie heeft voorgedaan. Een bespreking van demogelijke oorzaken daarvan is hier niet op haar plaats.De feiten zijn de volgende. Nadat Boerhaavezich in 1729 van het geven der klinische lessen hadgeexcuseerd, kwam deze taak alleen te rusten opOosterdijk Schacht, die deze lessen tevorenmet Boer h aav e samen, telkens om de 3 maandengegeven had. Na Boerhaave’s dood werden delessen in het Collegium medico-practicum mede op-gedragen aan Adriaan van Royen, maar alsdanna het overlijden van Oosterdijk Schacht in1744 Ga u b i US als diens opvolger voor het klinischeonderwijs wordt aangewezen, is het met de practischelessen gedaan. Noch Ciaubius, noch Adriaanvan Royen hebben zich, hoewel de aankondigingdezer lessen tot aan hun beider emeritaat in 1774onveranderd op de Series Lectionum is blijven be-staan, ooit meer in het Nosocomium publicum ver-toond, waarin trouwens, gelijk van Alphen ver-meldt, ook geenerlei patienten meer voor dit doelwerden opgenomen. Men gaf weer als weleer al-

Page 176: 1937

57

leen maar ,theoretische” lessen over de medische.praktijk”.

Ook na het verscheiden van van Roye n enG a LI b i u s (resp. in 1779 en 1780) werden aanvankelijknog geen klinische lessen gegeven. Het zou durentot 1787 aleer dit zoo noodzakelijke en onontbeerlijkeonderdeel der geneeskundige studie opnieuw naarzijn waarde werd geschat. Eerst in 1787 werd hetCollegium medico-practicum opnieuw in het St. Caeci-liagasthuis ingericht en aan de Professoren 0 os t e r-dijk en Paradijs de opdracht tot het geven vanklinisch onderwijs verstrekt.

De dagen, waarin het Collegium medico-practicumin het St. Caeciliagasthuis gevestigd was, waren nuras geteld. De aanleiding hiertoe was gelegen in deaanzienlijke ontwikkeling, die de Chirurgie en deVerloskunde als vakken van Akademisch onderrichtintusschen hadden verkregen. Ook voor deze vakkenbleek klinisch onderwijs verder onontbeerlijk, zoodatnaar een uitbreiding van het Collegium medico-practicum tot een Nosocomium chirurgicum en eenTocodochium verlangend werd uitgezien. Het bleekechter spoedig, dat een uitbreiding als boven bedoeldin het St. Caeciliagasthuis onmogelijk was, aangeziendit gebouw hiertoe geenerlei ruimte meer bood. Cura-toren besloten daarom in 1798 voor de ontworpenuitgebreidere praktische inrichting een afzonderlijkhuis te huren, waarin men 40 personen zou kunnen op-nemen. De pogingen de nieuwe kliniek in een huur-huis onder te brengen leden echter schipbreuk, zoodattenslotte werd overgegaan tot den aankoop van een

Page 177: 1937

58

huis tegenover het koor der Pieterskerk, dat inAugustus 1799 werd in gebruik genomen.

Hiermede eindigt de geschiedenis van het Collegiummedico-practicum in het St. Caeciliagasthuis. Waaromvoor deze historie te dezer plaatse de aandachtgevraagd?

Om twee redenen. Vooreerst omdat het dit jaarjuist 300 jaren geleden is, dat met het Collegiummedico-practicum een aanvang is gemaakt. Het lijktpassend een gebeurtenis te gedenken, die van zoogroote beteekenis is geweest voor onze Universiteiten zoo rijke vrucht heeft gedragen voor het genees-kundig onderwijs in de geheele wereld.

De tweede reden is deze. Van het oude St. Caecilia-gasthuis staat het gedeelte, dat gedurende 162 jarenhet Collegium medico-practicum heeft gehuisvest,nog overeind. Lange jaren heeft de ruimte, waarin,behalve vele andere groote mannen, Boer haave,,,de leermeester van gansch Europa”, zijn lessen gaf,dienst gedaan als ,,werkhuis”. Als zoodanig is hetthans ontruimd en er wordt ernstig overwogen hetgebouw te slechten. Misschien kunnen deze weinigeregelen er iets toe bijdragen, dat het gebouw voor-loopig althans gespaard blijft en men gelegenheidkrijgt te onderzoeken of het mogelijk is dit inter-nationale cultuurmonument te behouden en het eenbestemming te geven, waarin de dienst, die het inhet verleden gedaan heeft, tot uitdrukking komt ende herinnering aan hen, die er hebben gewerkt totroem der Universiteit, levend blijft.

J. A. J. BAHGE.

Page 178: 1937
Page 179: 1937

Oosterhof.

Page 180: 1937

Oosterhof.

,,Oosterhof”, zoo noemde Prof. Van der Palm(1769-1840) het buitentje, even buiten de Koepoort,en toen onder Zoeterwoude, dat hij in 1821 aankocht;hij koos dien naam, zegt Nicolaas Beets in zijnLeven en Karakter van f. H. van der Palm, blz. 119:,,niet zonder toespeling op zijn studieën”. Een derkoepels richtte hij in tot zijn studeerkamer (Beet s,ald.). Een van Van der Palms schoonzoons, Mr.P. L o o p u y t ‘) was des zomers op Zuiderzicht buitenen Van d er Pal m kon, achter uit zijn tuin, binnen-door, zijn dochter en haar man gaan bezoeken. Bijde uitbreiding van Leiden, door de annexaties in1896, is dit perceel onder de gemeente Leiden ge-komen; het huis staat aan de Heerenstraat, no. 6en 6A. Het is van 1900 tot 1925 bewoond geweestdoor Prof. F. Pijper en deze heeft er den vergetennaam OOSTERHOF aan teruggegeven, welken hijop de daklijst van den koepelbouw schilderen liet(op de foto flauw zichtbaar). Later is een deel vande benedenverdieping tot een winkelhuis verbouwd,

Page 181: 1937

60

waarvoor een afzonderlijke deur is bijgemaakt. Menmoet zich den vroegeren toegang tot dit huis denkendoor middel van een bruggetje over een sloot (dienog niet zoo heel lang geleden gedempt is); hetbaksteenen gevelfront is in de 19e eeuw beraapt ofgeportland; de vensters heeft men gemoderniseerden deze zijn nu heel anders beglaasd dan in Vander Palm% dagen.

Vóor den koepelbouw staat de schrijver van ditstukje, door zijn Moeder een achterkleinzoon vanVan der Palm.

A . BE E T S .

Leiden, 20 September 1936.

1) Van der P’s dochter Cornelia Mathilda werdde vrouw van Mr. P. Loopuyt; zi jn dochter JacobaElisabeth huwde met Jhr . Mr. Dirk van Foreest .De oudste dochter van laatstgenoemd echtpaar, A lida v. F.,werd de (eerste) echtgenoote van Nicolaas Beets (zi jn,,Aleide”): haar jongere zuster. Jacoba Elisabeth v. F . ,werd mijn Vaders tweede vrouw: uit dit huwelijk ben ik deoudste zoon.

Page 182: 1937

Een belangrijke missive.

In ‘t oudarchief der heerlijkheid Noortwijk be-vindt zich een in gothische letters geschreven brief(geen copie) van 11 May AO. 1665, met origineelehandteekeningen van Johan de Witt en C(ornelis)Witsen. Laatst genoemde heer is vermoedelijk Witsen,die als ,,gedeputeerde van Holland in het NieuweDiep” voorkomt op bl. 243 van het werk: RobertFruin, Brieven aan Johan de Witt, 2e dl., uitg.J. Muller, 1922.

De brief is gericht Aenden Eersaeme vromeSchoudt tot Noortwyck, en beslaat 4 folio bladzijden,waarvan de oorspronkelijke vouwen zich nog ver-toonen, met stempel in roode was. Baljuw en schoutder heerlijkheid Noortwyck was destijds Gerardtvan Meyburgh. De inhoud van den brief betreft devoorbereiding tot den zeeslag met de Engelschen,die 13 Juny 1665 op de Noordzee plaats had.

De belangrijke missive luidt aldus:

Eersaeme, Vrome, goede Vrundt,

Wij hebben, ingevolge vande authorisatie ende degoede meyninge van de Heeren Staten van Hollandt

Page 183: 1937

62

ende Westvrieslandt, ordre gestelt dat soo haest‘s lants vloote vande reede vant Texel in Zee salsteecken, bij Daegen alle de Corven aende Stengengestelt, langs de Custen sullen werden opgehaeltende bij nacht de vuyren aengesteecken, Ende datom te dienen voor een teecken ofte zeyn aen ‘s landtsVloote onder den Lt. Admirael Johan Evertsen, diemen tegens deselve tijdt vande Custe van Zeelantalhier sal verwachten, ende gaerne saege dat nevensde Vloote uit het Texel tomende te gelijck denVijandt, sich alhier voor gaets onthoudende, machteaengrijpen. Ende naedemael het oversulcx ten hoogstennodigh is, dat alle het vuyren opde vuyrboeten enandersints langs de Custe sorgvuldichlijck werdenaergelaeten, tot dat daer toe het zeyn van hier, datis vanden Helder, van Huysduynen, ende soo ver-volgens sal werden gegeven, op dat andersints denvoorn. Lt. Admirael Johan Evertsen daer door nieten werde misleyt, soo versoecken ende vermaenenwij U: L: mitsdesen, onder de Jurisdictie U: L: aen-bevolen soodaenigen precisen ordre te willen stellen,ende die exacte voorsieninge te doen, dat het aen-steecken van alle vuyren aldaer moge werden naer-gelaeten, ter tijden ende wijlen toe het zeyn vandeser zijde gegeven, ende dienvolgende bij daegende Corven opgehaelt, mitsgaders bij nachte de vuyrenaengesteecken sullen worden, als wanneer het oockdienstigh sal wesen dat d’ordinaris vuyren op devuyrboeten almede werden opgesteecken, ‘t welckwij dienvolgende verwachten dat U : L: insgelijckssal besorgen.

Page 184: 1937

63

Ten anderen soo is den Staet daer aen ten hoogstengelegen, dat wij alhier mogen weten, ende op hetspoedichste kennisse ontfangen, of de Vloote onderden voorn. Lt. Admirael Johan Evertsen voor deCust is, ende herwaerts comt te naederen, Weshalvenwij U : L: oock versoecken ende vermanen, soo doorVisschers in Zee, ais door andere personen geduyrich-ijck het ooge te doen houden, off langs de Custe

eenige Schepen VN oorloge passeren, wat vlaggendie voeren, wat wimpels laeten waeyen, ende vanwat masten ofte stengen, ende eenige soodaenigeSchepen int oogh krijgende, die wel perfectelyck tedoen recognosceren, ende ons doorde alderspoedichstemaniere, die t’ doenlyck wesen sal, daer van adver-tentie te geven, met speciale uytdruckinge, eerstelyckvande daghe, uyre ende plaetse, daer sij gesiensullen wesen.

Ten tweede vanden tours die sij sullen hebbengehouden.

Ten derde wat couleur van vlaggen sij hebbengevoert, voornamentlyk vande groote mast,

Ten vierden off sij eenige wimpels hebben laetenwaeyen, ende van wat Stenge,

Ten vijffden in wat getal1 van zeylen sij sullenwesen gesien.

Wij sullen aende persoon off personen, die onsdaervan goede kondtschap sal brengen tot eenevereeringe geven een Somme van vijff en twintighCarolus guldens, off oock wel meerder naerden dienstende de nutticheyt, die ‘t gemene landt daer vansal comen te tcecken, ende dat behalven de reys-

Page 185: 1937

64

ende teercosten, die wij daer en boven nogh aenhem ofte aen haer sullen rembourseren.

Ende opdat de voors. Zeynen uit oorsaecke endemet insichte als boven bij Daege ofte bij nachtegedaen wordende, de goede Ingesetenen buytenreden niet en comen te allarmeren, soo versoeckenende vermaenen wij U: L: mede tot vergoedingevandien, de Ingesetenen in U: L: district, behoorlykende tydelyck te preadverteren, dat alsnu door hetophaelen van de Corven bij Daege, ende het vuyrenbij nachte geen allarm beduyt sal worden tot naerderordre.

Waermede U: L: in Godes H: bescherminge be-velende, sullen wij dese afbreecken, ende t’ sijnertijdt t’ effect van U: L: sorchvuldicheyt in desenverwachten.

Geschreven int Jacht van Hollandt leggende intnieuwe Diep ontrent den Helder, den llen May 1665.

U : L: goede Vrunden,

C. WITSEN. J OHAN DE WITT.

1665.

P.S. Indien eenige brieven ofte tijdingen doorVisschers ofte andersints uytter zee aen U: L:mochten comen, die geadresseert sijn aende Ed. mo.Heeren, haar Ho. mo. Gedep.den alhier int Texel,soo sal U: L: deselve aenstonts per expresse opdespoedichste maniere herrewaerts senden in ‘ s Iants

Page 186: 1937

65

Jacht, leggende gemeenlyck int nieuwe Diep, ontrentden Helder, daertoe insonderheyt gebruykende hetmiddel vande ordinaris post, die over nacht endedach heen ende weêr langs dese Cust is rijdende,ten welcken eynde U: L: die ordre gelieve te stellendat de brieven, aen sijn huys gebracht werdende inU: L: afwesen, echter aenstonts mogen voort besteltworden.

5

Page 187: 1937

,,Van zoeken en vinden”

Wil men met eenige kans op succes, iets onder-nemen - wat het ook zij - en tot een goed eindebrengen, voorbereiding is noodig en geboden.

Voorbereiding, ook van zichzelf en de zaak waarhet omgaat, eischt moeite, geduld en tijd.

AI moge dan voor den buitenstaander alleen hetzichtbare eindresultaat gelden, de insider weet, datjuist dit resultaat absoluut afhankelijk is van watzij, die voorgingen hebben bereikt. Staat dit in hetalgemeen al vast, bij restaureeren van wat onzevoorouders ons nalieten, is het van zeer bijzonderebeteekenis, daar juist de tot dusverre verborgengegevens een dieper inzicht en rijper oordeel moge-lijk maken.

Wat nu den ouden raadhuisgevel in onze stadbetreft, de hoofdzaken zijn bekend. Wij weten datoorspronkelijk op deze plaats een 15e eeuwschstad-huis stond, het ,,chaertbouck” van v. Dulmenhorstuit plm. 1588 geeft de afbeelding van den toen-maligen gevel.

Reeds Dr. Galland sprak als meening uit, dat delatere renaissance gevel ontworpen was door den

Page 188: 1937

67

Haarlemschen meester Lieven de Key. Het is zeker,dat de uitvoering werd opgedragen aan den Bremermeester-steenhouwer Lüder (Lothar) von Benthem,dat o.a. de beide poortjes door Rodtfelt werdenvervaardigd en dat ten slotte de gevel ,,vonn gudenn,,Buckeberger steyn” gemaakt en in 1597 werdvoltooid.

Ook is bekend de rechter uitbreiding van 1604,de linker aanbouw door van der Helm in 1662 ende laatste uitbreiding aan deze zijde in 1735, welkewerd opgetrokken in ,,blauwe”- of hardsteen, af-komstig van de Blauwpoortsbrug.

Dit alles - en veel meer - men kan het onderanderen vinden in de voortreffelijke beschrijving dergeschiedenis van het Raadhuis te Leiden door wijlenMr. Dr. J. C. Overvoorde.

Het is echter juist het verborgene, dat trekt en hetbetoog van Dr. Overvoorde, dat de renaissancegevelvan 1597 als bekleeding tegen den 15e eeuwschenbouwmuur werd aangebracht, vroeg oplossing.

Het lag voor de hand, zeker, onze voorouderssloopten in den regel gelukkig niet meer dan voorherstel of verandering strikt noodzakelijk was. Maarslechts als men het object aan den lijve mag onder-zoeken, is het mogelijk de steenen te doen spreken.

En ze hebben gesproken.De fundamenten gaven in de eerste plaats wel

een duidelijk bewijs. Deze, 15e eeuwsch in hunbouwwijze, opgetrokken in z.g. ,,moppen”, de eerstevlijlagen in klei gemetseld, breed gemiddeld 2.00 m.

Page 189: 1937

68

en op een diepte van 3.00 - 3.60 m. gewoon ,,opstaal”, d.w.z. zonder meer op de harde kleilaag ge-fundeerd.

Deze fundamenten, naar boven toe vertand, totzij de dikte van het opgaande muurwerk verkrijgen,lieten ook direct onder het straatniveau, geen twijfelomtrent den ouderdom van den gevel.

De gekleurde afbeelding in het ,,chaertbouck” geefteen bekleeding van witte steen te zien.

En hier het bewijs: daar toch werd de oude be-kleeding van wit-grijze gobertange natuursteen aan-getroffen. Deze, met de ledesteen - gres ledien ofBaeleghem steen - is een in de gothische bouw-periode veelvuldig toegepaste kalksteen, afkomstiguit het land van Vlaanderen.

Ook boven den grond sprak het opgaande werkduidelijke taal. De 70 -. 90 CM. dikke kern, vanvoor de 15e eeuw gebruikelijke handvormsteen plm.22 X 10.5 X 5 cm., bleek ontdaan van haar bekleedingvan gobertange- en ledesteen. Aangevuld en uitge-vlakt met een beklamping van kleinere baksteen19 X 9 X 4 CM., waartegen de Btickeburg zandsteen-platen, zonder staartstukken, werden gesteld en metvette kalkspecie aangegoten.

Bij de middenpartij, de poortjes en de ramen vielde aanpassing bij de veranderde indeeling onmiddel-lijk in het oog en liet geen twijfel omtrent de ver-schillende perioden.

Hoewel geen meerder bewijs noodig is, bleekbovendien, dat de geveluitbreiding van 1604 - dusslechts enkele jaren later dan 1597 - als geheel

Page 190: 1937

69

massief muurwerk te zijn opgebouwd. De zandsteen-bekleeding als blokken, grijpende in de baksteen-achtermetseling; de fundeering op een roosterwerken gefundeerd op ,,slieten”, korte houten palen.

De hypothese van Dr. Overvoorde is wel eenaxioma gebleken!

En dan: er staat, dat de gevel opgetrokken werd,,vonn gudenn Buckeberger steyn”.

Zeker, aangrijpingspunten te over. Btickeburg inWestfalen; gemaakt door von Benthem te Bremen;scheepsboord te Vegesack en ten slotte: de kennisvan natuursteen zelve.

Dit alles kan samengevat worden als de ons be-kende Obernkirchener zandsteen, oudtijds over Bremenverscheept, ook als Bremer bekend.

Alzoo Obernkichener: maar dan als het kan ookuit dezelfde groeve, zoomogelijk van dezelfde formatieo f ,,bank”. Immers, samenstelling, kleur, structuuretc. spelen bij de aanpassing en noodwendige latereverweering een zeer groote rol.

Het is gelukt. De Obernkirchener Sandsteinbrtichewas het die kon leveren, de Ellen- en Dicke bankbleken uit de tientallen anderen de gezochte, er isgeen verschil met de oude steen. Hoe het gegaanis? Dat is feitelijk weer een ander chapiter.

En ten slotte: U kent het roeptrapje - tevensschandtrapje, waarop vroeger de bankroetiers te kijkwerden gesteld. -- Daarbij heeft U wellicht wel eensopgemerkt, een ijzeren staafje van bepaalde lengte

Page 191: 1937

70

en een onder de raamdorpels ingehakte maatver-deeling.

Deze vroegere stadsmaat, geeft nu den sleutel voorde maatvoering van het werk.

Vroeger werd immers niet in centimeters, doch induimen en voeten gerekend; het is dus zaak teweten welke voetmaat werd gebruikt. Men zou zoozeggen : de Rijnlandsche, en dat is ook zoo, maarhad het in dit geval niet evengoed de in Westfalengebruikelijke kunnen zijn?

Dit verticale ijzer en de horizontale maatverdeelingvan twaaf maal deze lengte, zij gaven de oplossing.Een voet bleek te zijn 31.3947 cm. met 12 duim inden voet.

Het bovenstaande moge dan slechts een greepzijnvan drie, uit de vele, meer of minder belangrijkedetails, die oplossing vragen en geven.

Alle werken zij mede tot dieper inzicht en zeker-heid, noodig om een resultaat te kunnen bereiken,dat door het monument zelve als eisch wordt gesteld.

J. A. L. B.

Page 192: 1937

Iets uit de historie van het gebouw derLeidsche Werkinrichting.

Achter de voormalige Lieve Vrouwekerk ligt, om-sloten door de Zionsteeg, Lieve Vrouwekerksteeg ende zn. Vrouwenkamp, een compIex van gebouwenrond om een vierkanten binnenhof, dat van oudsbekend is als het Caecilia Gasthuis.

De geschiedenis van dit gebouw gaat terug totden tijd van de stichting van het klooster van diennaam, een der 4 kloosters, welke lagen in het stadsdeeltusschen Mare, Oude Vest en Haarlemmerstraat.

Het klooster werd bewoond door de zustersAugustinessen, die met eenvoudige handarbeid enweefwerken in hun onderhoud voorzagen en eenarmelijk bestaan voerden. In 1465 waren er 48 zusters.

Bij de komst der reformatie konden deze zusterszich niet in haar woning handhaven en weken uitnaar elders of stelden zich onder alimentatie derstad. De gebouwen kwamen toen aan het stads-bestuur, welke deze in 1595 tot Dol- of Pesthuisbestemden. We mogen wel aannemen, dat het ge-bouw hierbij aanmerkelijk werd verbouwd en ookverfraaid. Te oordeelen naar de prachtige eikenkappen met fraai gesneden corbeels, waarvan de

Page 193: 1937

72

slofstukken met bloemen zijn versierd moet de,,Loterye”, uit de opbrengst waarvan deze verbouwingbekostigd werd, wel een belangrijk saldo hebbenopgeleverd.

Het oudste gedeelte is de Zuidvleugel evenwijdigaan de lange Agnietenstraat waarin thans de z.n.Leidsche werkinrichting gevestigd is, en feitelijkhet oude klooster is. De andere gebouwen zijn daarlater bijgebouwd ten dienste van het gasthuis.

Reeds een oppervlakkige vergelijking met de af-beelding op de kaart van Van Dulmenhorst doetons zien, hoe de toestand in dien tijd (dusomstreeks1600) zeer veel gelijkenis vertoont met het nu bestaande.

In hoeverre het oude klooster nog in dit gebouwis terug te vinden, zal een nauwkeurig onderzoekmoeten uitmaken.

De kapel is klaarblijkelijk geheel vernieuwd, ofsterk verbouwd en verhoogd.

Van de spitsbogen der kapel, welke blijkens deafbeelding met haar ingang aan de Lieve Vrouwe-kerksteeg lag en dus blijkbaar ook voor openbaargebruik was, is niets meer over.

De groote kunstwaarde van de verschillendeonderdeelen van dit gebouw, in het bijzonder deeiken kappen, welke een unicum zijn voor Leiden,wettigen een meer diepgaande studie van dit gebouw.Wij twijfelen er niet aan, dat ook de voorgenomenverbouwing aan de historie en kunstwaarde van ditgebouw ten volle recht zal doen wedervaren.

Leiden.IR. HUGO VAN OERLE, b. i.

Architect.

Page 194: 1937

Uit het particuliere leven van

Daniël van der Meulen, Heer van Ramt.

In het Leidsche archiefdepot berusten, behalvestedelijke archieven, ook andere verzamelingen vangeschreven stukken, van welke de collectie vanDaniël van der Meulen een der belangrijkste is.

Daniël van der Meulen woonde van 1591 af tot in1600, zijn sterfjaar, te Leiden en was op meer daneen gebied een persoonlijkheid van groote beteekenis.Allereerst moeten genoemd worden zijn uitgebreidehandelsbetrekkingen met verschillende plaatsen inons land, met België, Duitschland, Zweden, Italië,Spanje en Portugal; zijn huis verhandelde Leidschesaai, Iiijsselsch grein, linnen en baai, maar ook welmetalen, granen, peulvruchten, visch en huiden. Hijhad daartoe niet alleen een compagnie met zijnbroer Andries te Bremen en zijn zwager NyclaesMalepaert, die te Staden woonde, maar ook eencompagnie, waarin Jan Vivien en nog een andere,waarin, behalve zijn broer Andries, ook zijn zwagersFranchois Pierens en Anthoine Lempereur medebetrokken waren. De schepen, waarin hij aandeel

Page 195: 1937

7 4

had, voeren naar Oost- en West-Indië, naar Guineaen sint Thome. Levendig stelde hij belang in deontdekkingstochten, welke ten doel hadden Chinaen Oost-Indië door de Noord-Oostelijke doorvaartte bereiken, waarvan zijn nagelaten brieven getui-genis afleggen. Hij stond in nauwe betrekking metBalthazar de Moucheron, die een groot handelshuishad te Middelburg, eerder te Antwerpen, als ookmet den ontdekkingsreiziger Willem Barendsz., vanwien een eigenhandig geschrift, 1) bevattende eendoor hem in 1594 vertaalde Engelsche beschrijvingvan de kusten van IJsland en Groenland, in decollectie van der Meulen zich bevindt.

Ook op politiek terrein bekleedde Daniel van derMeulen een vooraanstaande plaats. In 1584 werd hijvanwege de Staten van Brabant gedeputeerd tervergadering van den Raad van State, van de Staten-Generaal der Vereenigde Nederlanden, van de Statenvan Holland en van die der andere gewesten, nopensde aanbieding der souvereiniteit aan Hendrik BI,koning van Frankrijk.

Tijdens zijn Leidsche periode, in den jare 1598,is hij te Antwerpen afgevaardigd in betrekking totde onderhandelingen van aartshertog Albertus vanOostenrijk over de onderwerping der NoordelijkeNederlanden en in Augustus 1599 treffen wij hemaan als gecommitteerde van de Staten-Generaal, te

1) Door mij gepubliceerd in het Tijdschrift van het Kon.

Nederl . Aardri jkskundig Genootschap, Ze Ser. dl . XLV.

1928. Afl. 5.

Page 196: 1937

75

zamen met Nicolaas Brunynck, Raad van PrinsMaurits, naar het Duitsche leger in den lande vanKleef, in verband met de krijgsverrichtingen aldaartegen de Spaansche troepen.

En ten slotte, echter niet voor het minst, hield hijbriefwisseling met Marnix van St. Aldegonde enheeft hij zich doen kennen als een vriend van Oranje.In zijn huisarchief bevinden zich drie brieven 1) vande hand van Louyse de Colligny, weduwe vanWillem den Zwijger, gedateerd 1597 en 1598, welkegetuigenis afleggen van hare erkentelijkheid voor zijnzorg voor de verzending van hare correspondentie-stukken van en naar Duitschland.

Zoo zijn er verschillende terreinen van den handel,de politiek en de geschiedenis, waar het de moeitewaard zou wezen bronnen op te sporen uit zijntalrijke nagelaten papieren. Veler aandacht is reedshierop gevestigd en bereids is de studie in de ge-noemde richtingen aangevangen, waarvan enkelepublicaties reeds zijn verschenen.

Ons is het daarom te doen om eenige trekken teteekenen van deze groote figuur, welke behoorentot zijn particulier leven. Het zal niet mogelijk zijnhem als pater familias in zijn geheel te beschrijven.Daartoe ontbreken de bronnen. Alleen kan in ditopzicht een onderzoek gedaan worden in zijn huis-archief en wij moeten ons tevreden stellen methetgeen hieruit kan bijeengesprokkeld worden.

1) Kopieën hiervan zijn door mij geschonken aan hetKoninklijk Huisarchief.

Page 197: 1937

76

Daniël van der Meulen is den 23sten October 1554te Antwerpen geboren uit het huwelijk van Jan vander Meulen en Elysabeth Seghers. Den 25stenDecember 1584 trad hij te Haarlem in het huwelijkmet Hester de la Faille, eveneens geboren te Ant-werpen, dochter van wijlen Jan de la Faille, die8 November 1582 te Antwerpen overleden was enCornelia van der Cappellen, die reeds in 1566 stierf.Zij vestigden zich te Bremen, waar vier kinderengeboren zijn: Cornelia, den 12den November 1585,Hester den lsten Maart 1588, overleden 16 Augustus1600, Daniël den 30sten September 1589 en Lucretiaden 15den Mei 1591. Over zijn jeugd en opvoeding,alsmede over het verblijf te Bremen zijn ten Archievevoor ons doel geen bronnen, ter beschikking, maaranders wordt het gedurende de Leidsche periode,welke in 1591 aanvangt en met zijn vroegen doodin 1600 eindigt.

Van veel belang is het den boedelinventaris in tezien, opgemaakt den 27sten November 1600 door denbekenden secretaris van Leiden, Jan van Hout, dieook het notarisambt bekleedde en zeer bevriend wasmet de Van der Meulens. Dan krijgen wij een in-druk van den welstand dezer patricische familie,die op het Rapenburg woonde ,,tegenover het PrintenLogement”, zooals op menigen brief als adres aan-gegeven staat, waarmede bedoeld wordt het Barbara-klooster, dat vertimmerd werd tot een logeerhuisvoor de Prinsen van Oranje gedurende hun studietijdaan de Leidsche hoogeschool. Hiertegenover woondeDaniël van der Meulen en wel op het terrein, waar

Page 198: 1937

7 7

later het gebouw verrees, waarin thans het Kanton-gerecht is gevestigd. Zijn bezitting bestond echterniet alleen uit zijn woonhuls, waarvan de witte, ge-houwen steen door Luder van Benthem te Bremenen het hout door Johan van Sambeeck, ook aldaarwonende, geleverd was, terwijl de bouw plaats hadonder toezicht van Lieven de Keij, maar ook uitzeven aangrenzende huizen, gelegen aan de Varken-markt, vroeger ‘t Zant geheeten. Een nog aanwezigegrondteekening van Jan Pietersz. Dou geeft de liggingnauwkeurig aan.

Den boedelinventaris lezende krijgen wij een over-zicht van zijn verdere onroerende goederen, welkebehalve uit nog een huis aan het Rapenburg, zuid-waarts gelegen van het bovengenoemde, bestondenuit landerijen in de parochie van Beveren bij Kortrijkin Vlaanderen en in den Gelderschen polder bijZevenbergen. Van zijn ouders had hij huizen enrenten geërfd te Antwerpen, alsook hoeven en wei-landen onder Santvliet in Brabant.

Hierna volgen in den inventaris zijn aanzienlijkekleederen en lijfgoederen, zijn rapier en ponjaard,zijn harnas en ingelegd vuurroer. Het is de moeitewaard het vergulde slot van een paars fluweelenkoffertje te openen, van binnen gevoerd met roodfluweel en bevattende de juweelen, ketenen en ringenvan zijn vrouw, Hester de la Faille; het bevat 10gouden armbanden, 21 gouden ringen en 3 schakel-kettingen, welke versierselen bijna alle rijk met dia-manten en paarlen zijn gemonteerd; bovendien eengouden geboortepenning van haar zoontje Andries,

Page 199: 1937

7 8

een gouden ovaal sieraad met de beeltenis van haarechtgenoot, twee paternosters van paarlen, verschei-dene gouden huiven, gouden beurzen en geparfu-meerde handschoenen met goud versierd. Ook be-vinden zich nog drie koralen paternosters en tweeandere met paarlen en gitten in een groen fluweelennaaidoosje met gouden passement geboord. Voortslezen wij van goudleeren behangsels, kostbare meu-belen, talrijke zilverwerken als schenkkannen enbekers, schalen en zoutvaten, koppen, lepels en vorken,een uitgelezen collectie lijnwaad, zitkussens en kar-petten. Het vaatwerk van nieuw Engelsch tin woog261 ponden en dat van oud tin, hetgeen dagelijksgebruikt werd, 188 ponden. Het koetshuis was goedvoorzien; behalve drie gewone stonden er twee,,rolkoetsen”.

Belangrijk zijn de schilderijen, waarbij de Italiaan-sche kunst vertegenwoordigd is in een ,,schoon heerlicstuc.” Jammer dat de namen der schilders niet vermeldzijn, behalve van een groot tafereel uit de historievan Susanna, dat het werk is van Christiaen van denBroucke en van een schilderstuk van sint Christoffel,zijnde vervaardigd door meester Herry. Maar de makervan een triptiek, welke een tafereel voorstelt van,,sint Antonis becoringe” en van een schilderstukvan Magdalena, alsmede van de drie Koningen blijftons onbekend.

Anders is het geval met de familieportretten. Behalvehet geschilderd portret van Jan della Faille den Ouden,den vader van de vrouw des huizes en dat van haaren haar man, waarvan de schilders onbekend zijn,

Page 200: 1937

79

hangen er 8 familieportretten, welke in 1586 genoemdworden in een rekening van Daniel van den Queec-borne,l) die evenals zijn opdrachtgever Daniël vander Meulen te Antwerpen geboren is. Volgens dezerekening wijzen wij op een tweede geschilderd portretvan den Heer en de Vrouw des huizes en op datvan den reeds vermelden Andries van der Meulenen Nyclaes Malepaert. Met ,,joufrou Sara, jonge-dochter”, bedoelt de schilder zeer waarschijnlijk Saravan der Meulen, zuster van onzen Daniël, die in1585 trouwde met Anthoine Lempereur. De vaststellingder identiteit der andere portretten wagen wij voors-hands nog niet. Ten slotte vermelden wij de portrettenvan Cornelia, Hester, Daniël, Lucretia, Emilia enHansken, kinderen van het huisgezin.

Van veel beteekenis was ook de zeer uitgebreidebibliotheek, die na DaniëIs dood in 1601 door LouisElsevier verkocht werd en wier beschrijving nog tevinden is in den ,Catalogue van de boecken desgheieerden ende wijdtberoemden Heeren, saligherghedachtenisse D. Danielis van der Meulen.”

De boedelinventaris heeft ons op prozaïsche wijzeeen indruk gegeven van zijn aanzienlijk bezit, maarons als vanzelf sprekend doen verwijlen in zijn sterf-jaar. Wij gaan nu terug naar het midden van zijnbloeiend leven en willen nader kennis maken metzijn gezin. De kinderen, te Bremen geboren, hebbenwij genoemd. Te Leiden is het gezin nog met een

1) Deze rekening is door mij geplaatst in: Oud-Holland,

jaarg. XLIV, afl. 111.

Page 201: 1937

8 0

vijftal vermeerderd : twee jongens, Hansken, geboren26 Januari 1594 en Andries, 21 November 1597 endrie meisjes, Emilia, geboren 26 September 1592,Cataryna, 4 Maart 1596 en Susanna 20 Augustus 1599.

De huisvader moest vaak op reis voor zijn uitge-breide zaken. Zijn vrouw hield hem getrouw op dehoogte van den welstand van het gezin en de familieen schreef hem herhaaldelijk. Het is nu niet meeronbescheiden een oog te slaan in deze correspon-dentie. Wij nemen een brief ter hand. Het adresluidt: Eerentfesten wijsen ende seer voorsinnigenHeere Daniel van der Meulen ten huyse van Sr.Baptista Oyens, woonende in den Witten IJshont totAmsterdam. Er staat boven,strakjes weg: ,,Vermeulen”en de brief eindigt aldus: ,,Naer groetenisse blijftGod bevolen; datum Leyden desen 15 October 1592in haesten. Uwe huysvrouwe Hester della Faille.”Zij meldt het bezoek van haar broer Karel en deverandering, welke zij gebracht heeft in het spalkender beentjes van Lucretia; dit dochtertje was toen11/2 jaar oud.

In een volgende brief gaat het over een onderwerp,dat ook in onzen tijd niet vreemd is. Een dienstbodewil niet blijven en ,,wilt op haer selven gaen sitten;seij wilt niet meer dienen.” En later, den 21stenSeptember 1593 schrijft zij met moederlijken trotsaan haar man te Bremen: ,,onse Cornelia is weder-omme wel te passe, soo doen onse ander kinderenoock; onse Emilia loopt met eenen valhoet aen alleenhet huys deur, sonder dat men se ergens mede leijt;het staet soo lieffellijck, omdat soo jonck is.” Wij

Page 202: 1937

8 1

vernamen reeds, dat Emilia 26 September 1592geboren was.

Den 4den September 1594 meldt zij haar man,die nu te Antwerpen vertoeft, o.a. het volgende:,,Vermeulen, naer mijne seer hertellijcke groetenissetuwaerdts soo laete ick ue weten, als ick met alleons kinderen ende familie noch alle wel te passesijn; ons Hansken heeft 2 tandekens gecregen; ickwas gisteren naer Haerlem gereijst ende ben desenmiddach weder thuijs geweest; hebber eenen nachtmoeten slapen ; soude geerne noch savons tuijsgeweest hebben ; suster heeft een misval van 8 wekengehadt ende Jacques brem hadde mij geschreven,dat hij wal hadde gewilt, dit ick daer hadde gecom.Soo en deurstel) ickt niet laten; se is nu wederwel te passe ende doen LI seer groeten”. Dit geldthaar broer ,,Jacques della Faille tegenover de Crofttott Haarlem.”

Vol moederlijke zorg over haar zieke kinderen isde brief van 12 October 1594, als haar man teAntwerpen is. Hansken heeft een borstlijden. ,,MeesterHerman” zoo schrijft zij, ,,raet, dat ickt alle margenende allen avont een druppel oli van venckelsaetsoude innegeven; ick hebbet dotter Bonsiusz) ge-vraech, die seets) dattet te heet en te crachtich is;soo laete ickt berusten tot Ue comste.” ,,Onse Corneliaheeft de pockxkens ofte masellen, die heur van Sondach

1) durfde

2) G. Bontius, chirurgijn.

3) zegt

Page 203: 1937

82

af hebben begonnen wytl) te slaen; ick hou se heelwarm ende doctor Bonsius gaet er over; ick doederallen den raet toe, die ick can; dees vijf weeckenhebben mij wel lanck gedocht ende ick heb se welmet bedroefder herte overbracht; Godt willet tenbesten laten comen.”

Twee maanden later wordt de genoemde MeesterHerman weer om raad gevraagd, ditmaal voor Hester,thans bijna 7 jaar oud. ,Ons Hesterken heeft int witvan den appel van haer rechter ooge bij het swert2)een root puyschen gecregen ; ick hebt meester Harmanlaeten sien, die seet, dat coude is; hij heeft voorraet gegeven venckelwater ende daer een stucxkenwit suycker candijs in laeten smelten ende 4 maeldaechs telcken een druppel daerinne doen ende sootdaermede niet en vergaet, soo sal hij der wat anderstoe doen, want daer moet toe gesien sijn.”

Na dezen brief zien wij er nog een in van 3 Juni1599, onderteekend : ,,iJwe getrouwe huysvrouweHester De La faille”, welke ons een indruk geeftvan de angst, welke de pestziekte verspreidt, waar-door onze stad zoo berucht geworden is in devorige eeuwen. Er zijn op den genoemden datumgevallen van deze ziekte voorgekomen, maar zijheeft zich nog niet voorgedaan in de nabijheid vanhet huis van Van der Meulen. Toch heeft de huis-vrouw reeds plan gemaakt naar Haarlem te wijkenen daar een huis te huren: echter is zij nog niet

1) uit

2) zwart

Page 204: 1937

83

naar haar zin geslaagd. Maar zij zal het huis teHaarlem, dat leeg staat en haar genoemd is, tochnemen, als de nood er toe mocht dringen. Merk-waardig is, dat haar man door de pest ten graveis gesleept, ruim een halfjaar daarna.

Enkele gedeelten van het stramien hebben dezebrieven ons laten zien, waarop wij het borduurwerkvan het huiselijk leven zouden kunnen beginnensamen te stellen. Wij blijven echter liever bij denuchtere gegevens en laten zulks aan anderen over.

Op 10 of 11-jarigen leeftijd worden zijn kinderenCornelia, Hester en Lucretia op de kostschool ge-plaatst van Jacob Claessen, schoolmeester te Haarlem;zij leeren dan ook op de clavecimbaal spelen. Daniëlwordt, ais hij 10 jaar is, naar Bremen gezonden,waar zijn oom Andries van der Meulen woonde.Daar kreeg hij les van ,,Doctor Pezelius” en denHeer Bredius. Op genoemden leeftijd reeds schreefhij in fraaie letters een Latijnschen brief naar huis.Als hij 16 jaar is, maakt hij met zijn neef Andriesvan der Meuten en Matheus Chitreus een reis naarFrankrijk; zij bezoeken Rouaan, Orleans en Toursen steken dan naar Londen over. Toen in 1601 navaders dood de bibliotheek verkocht werd, zijn 87boeken er uit gehouden ,tot bevorderinge van devoorgenomen vlijt ende studiën van Daniël van derMeulen de Jonge gebruyct te werden.”

Er werd niets nagelaten om de kinderen een zoogoed mogelijke opleiding te geven. De Vader moestvaak voor zaken op reis; des te zwaarder wasdaardoor de taak van de Moeder in haar groot gezin.

Page 205: 1937

84

Opmerkelijk is, dat zij nauwkeurige lijsten bijhieldvan het linnengoed en het keukengereedschap. Zorg-vuldig boekte zij het geld, dat zij van haar manontving ,,om te spenderen” voor de huishouding,terwijl dagelijksche lijsten aanwezig zijn van allemondkosten.

En bovendien is oom Daniël van der Meuten devraagbaak en helper van vele familieleden. NichtHester van Eeckeren te Venetië, wier man gevangenis, vraagt steun voor haar vijf kinderen; neef Jeronimode la Faille te Gent verzoekt zijn oom verzoeningte bewerken met zijn vader; Marten delta Faille teAntwerpen roept de hulp in van zijn zwager Daniëlvan der Meuten wegens de moeilijkheden met zijnvaderlijk en moederlijk versterf, veroorzaakt doorzijn broeder Jaques en anderen, ,,die alle tweedragtsoeken ende gerne een naelde in den hoytas soeckensouden, sonder te sien wat balck dat se in hemliedenoogen dragen,” terwijl in een anderen brief gezegdwordt: Het ,,is naetuerlijken, dat de vrinden ondermalcanderen liefgetal behooren te wesen, hoewel,Godt betert, onder sommige van de onse soo nieten is, maer ter contrarie malcanderen soucken tegronde te seijlen”; neef Hans van de Corputt te‘s-Gravenhage, nog jong, vraagt om kleederen,,,want”, schrijft hij, ,, ick Sondaechs nyet en mag inde kerck ofte elders vuytgaen, overmits deese klee-deren soo vael sijn, dat ick het mij schaeme daermedevuyt te gaen ;” ook wenscht hij, ,,dat men mij eenswert laecken rockxken met een laeckenen broeckende een bouratten ofte groffgreijnen wambas soude

Page 206: 1937

85

maecken,” alsook ,,eenen Franchoissen bijbel ommeGodts Woordt, twelck voor all hoort te gaen, niette vergeten ofte achter te stellen ende oock om dieFranchoische spraecke te onderhouden;” een anderneefje, David de la Faille, die op school is te Delft,stuurt een fraai geschreven brief aan zijn: .Treshonnorez et bien aimez Oncle et Tante”, meldenddat de meester de rekening zal sturen en dat hijhet hun zal vergoeden door goed te leeren.

Het is alzoo niet te verwonderen, dat neef Robertvan Eeckeren na den dood zijns vader hem noemt:?,onsen tweeden vader.”

Zeer aantrekkelijk is het geval, waarin .de EersaemeDiscrete Oom” betrokken werd door zijn neef Jandelia Faille di Carlo te Antwerpen. Deze meldt den6den December 1596, dat een goede partuur zichvoordoet voor zijn zuster Marie, maar die persoon,,,die van goede vrienden en middel is, is ooc temeer lettende ende ondersoeckende de middelen onsersuster.” Hij wil weten, wat zij bij het huwelijk mee-brengt. Hedendaags is het huishouden duur ,,princi-palijk voor jongelieden eerst beginnende.” En daaromis het dat ,,een verstandich jonckman regard neemt(neffens het contentement van den persoon) watmiddelen hij daermede zoude genieten tot onderstantdes hauwelycx.” De middelen van zijn zuster zijnhet juist, waarin de moeilijkheid gelegen is; de schrijvervan den brief wil met zijn zwager Heijndrick Lemensden Jongen elk 200 pond Vlaams in contante penningen.contribueeren” en oom Marten della Faille 100 pond,tezamen 500 pond reeds. Aan oom Daniël van der

Page 207: 1937

86

Meulen wordt ook 100 pond Vlaams gevraagd, op-dat zijn nicht Marie ,,tot een eerelijc ende bequaemeparture geraecken mach.”

Uit volgende brieven vernemen wij, dat Jan dellaFaille di Carlo een brief ontvangen heeft uit Veronavan neef Peeter della Faille, thans weduwnaar, ,,mitswelcken hij is versoeckende ten houwelijcx mijnehalve suster Maria, doch met meyninghe dat hemdaermede in houwelijcxgoet gegeven zoude wordende somme van dusent ponden Vlems contant endemits hij qualic lange van huys can wesen, is ooczijn begeiren, dat ick se tot Geulen zoude brenghen,alwaer hij haer zoude tonnen verwachten endehaelen.” Verder wordt eraan herinnerd, dat de ver-wantschap tusschen zuster Marie en haar partuurzoo na is, dat ,,dispensatie van Rome” moet wordenaangevraagd, ,, verhopende hij die mits goede vriendendaer wel zal tonnen vercrijgen.” Neef Pieter zal nietmet minder tevreden zijn, want zijn vorige huisvrouw,een dochter van Baltasar Charles te Venetië, heeft1600 pond ten huwelijk meegebracht, ,,zonder tgenenoeh stondt te verwachten.”

,,Moetken van Echeren” wil 100 pond bijdragen;aan zuster Maria zal omtrent 2001) pond toekomenals aandeel aan haar moederlijk goed, zoodat er nog200 pond resteert. Met allen aandrang wordt oomDaniël gevraagd met 100 pond te willen assisteeren.De schrijver van den brief meldt, dat zijn zwagerLemens van plan is een reisje naar Holland te doen

li Nauwkeurig bedraagt haar moeders versterf 166.13.4 pond.

Page 208: 1937

87

om oom Daniël hierover te komen spreken en tevenszal zien of hij oom Jan Della Faille te Leiden enoom Jacques Della Faille te Haarlem ook ,verwilligenconde, daertoe te assesteren om de somme vol temaecken”.

Uit een volgenden brief van 28 October 1597 blijkt,dat oom Daniël traineert in het antwoorden en neefPeeter te Verona erop aangedrongen heeft om ,,reso-lutie te hebben off onse suster hem gegunt zal wordenmet 1000 pond in houwelijcx off niet.” Oom Daniëlmeldt hierna te zullen helpen, maar oom StevenDella Faille te Amsterdam, die ook aangeschrevenis om steun te willen verleenen, alsmede de reedsgenoemde ooms Jan en Jacques weigeren iets tegeven. Neef Peeter heeft echter gemeld tevreden tezijn met een bruidsschat van 800 pond. Nu schrijftJan Della Faille di Carla te Antwerpen, mede namenszijn zwager, aan oom Daniël: aangezien wij ,,dezeparture voor onse suster zeer goet ende voirderlijcachten ,,en” opdat het geluck~ ende welvaren vanMaria, onse suster niet versuymt ende verachtertworde”, zoo hebben ik en mijn zwager geresolveerderbij te leggen elk 75 pond en alzoo de som van800 pond vol te maken. Ik zal onze zuster totKeulen begeleiden ,,alwaer hij se zal commen trouwenende halen.”

Nadat een paspoort verkregen is van Antwerpenover Deventer naar Keulen, wordt de reis aange-vangen; 13 April 1598 arriveert Jan met zijn zusterMaria te Keulen en ontmoeten hier ,,den cosijn Pierede Verona den bruygom”; 15 April wordt het huwelijk

Page 209: 1937

88

,geëffectueert” en den volgenden dag reizen de ge-huwden naar Verona in Italië.

De aanwezige geschreven bronnen hebben alzooeenigszins bijgedragen tot het verkrijgen van eenigetrekken uit het familieleven van den in zijn tijdbekenden Daniël van der Meulen. Toch zal dit eenaanwinst zijn, omdat in dit opzicht geen publicatiesworden aangetroffen.

Hij is den 25sten Juli 1600, ‘smiddags omtrent elfuur te Leiden overleden ,,aen een heete ende be-smettelicke ziecte” en in de St. Pieterskerk begraven.Zijn grafschrift luidt: Hit situs est vir honoratissimusD. Daniel van der Meulen pietate probitate doctrinavirtute instructissimus Re(i) publicae amantissimusnatus Antwerpiae A.D. XXIII Octobris Ao MDLIIIIde(nat)us Leydae A.D. XXV Julii Ano MDC. Feliciter(Qui)escit in Domino. 1)

J. W. VERBURGT.

1) Hier ligt begraven de Eerentfesten Heer Daniël vander Meulen, uitblinkend in vroomheid, rechtschapenheid, ge-leerdheid en deugdzaamheid, bij uitstek beminnaar van denStaat, geboren te Antwerpen den 23sten October anno 1554,overleden te Leiden den 25sten Juli anno 1600. Hij rustgelukkiglijk in den Heere.

Page 210: 1937

N.V. Koninkl. Nederlandsche Grofsmederij1836 - 31 Augustus - 1936.

Op bovengenoemden historischen datum mochtdeze onderneming, in Leiden algemeen bekend als,,de Grofsmederij”, haar lOO-jarig bestaan her,den-k,en. De vennootschap heeft zich gedurende dien tijdeene vooraanstaande plaats onder de Leidsche indus-trie verworven.

Aanvankelijk opgericht tot het vervaardigen vanzwaar smeedwerk en het versmeden van oud ijzer,,met ijzeren hamers en pletrollen, gedreven door éénof twee stoomwerktuigen”, zooals in de vergunnings-acte d:d. 15 Juli 1836 vermeld, heeft zij het ,,versme-den van ould ijzer”, waarmede blijkbaar was bedoeldde fabricage van stafijzer, later moeten opgeven,hetgeen ontgetwijfeld zal zijn veroorzaakt door degroote ontwikk,eling der ijzer- en staalfabricage inde ons omringende landen, waardoor de concurrentiehaar blijkbaar te machtig werd. Niettemin bezat devennootschap omstreeks 1840 een complete wals-

Page 211: 1937

90

inrichting, de eerste ‘die in Nederland stafijzer heeftgeproduceerd.

De vervaardiging van zwaar smeedwerk is een takvan haar bedrijf, die van de oprichting af heeft be-staan. Deze afdeeling heeft zich geleidelijk aan deeischen des tijds aangepast en voldoet daaraan thansvolkomen.

Spoedig na de oprichting begon de vennootschapmet de vervaardiging van kabelkettingen, welke af-deeling zich in den loop der tijden buitengewoonontwikkelde. Volgens speciale metho,den worden nukettingen tot de zwaarste afmetingen en voor allerleidoelein’den gefabriceerd. Zij mag zich, speciaal watdit artikel betreft, verheugen in eene zoowel in hetbinnen- als in het buitenland gevestigde reputatie.

Gelei’delijk werd ‘de onderneming uitgebreid en defabrieksterreinen vergroot, waarmede een vermeer-dering der werkzaamheden, ook op ander dan hethiervoren be’doelde gebied, gepaard ging. De bouwvan ijzeren ,vaartuigen werd ter hand genomen, ver-volgens de vervaardiging van ijzeren constructie-werken en van machines en stoomwerktuigen, waar-toe intusschen de noodige outillage was aangeschaft.In de jaren, omstreeks 1900, werd begonnen met denaanmaak van baggermaterieel, eene tweede speciali-teit van de vennootschap.

Tijdperken van grooten bloei wisselden af metjaren van achteruitgang; dat deze laatste wel eensvan zeer ernstige beteekenis is geweest, mag wordenafgelei,d uit het feit, dat omstreeks 1873 de wensche-

Page 212: 1937

9 1

lijkhei’d van voortzetting dan wel liquidatie van hetbedrijf moest worden overwogen.

Gedurende de jaren van voorspoed verschafte deonderneming werk aan ongeveer 600 man personeel;onder den druk der algemeene tijdsomstandigheedenis dit aantal zeer teruggeloopen.

Echter mag de verwachting gekoesterd wor.den, datde omstandigheden, waaronder de Grofsme~derij haareerste eeuwfeest viert, eene periode van hernieuwdenbioei zullen inluiden.

N. C. F. VAN GINKEL.

Page 213: 1937

Sinte Barbare Gasthuis,

Dit gesticht onder Sint-Pancraas Parochie, en tus-schen den Ouden Rijn en Marendorp gelegen, wordtverschei,denlijk in de oude brieven geheeten, als SinteBarbare Gasthuis, de Minnepot, en dan weder hetArme Huiszittenhuis, hetweik naar de meening vanden Burgemeester Orlers nooit tot een verblijvendeplaats, of wooning van oude en zieke lieden gebruiktis. Hij zegt o.a.:

Eene onderstelling die niet overeenkoomt met debewijzen, welken wij magtig zijn, en med,e zullendeelen. Schoon dit Gesticht ten dienste der Huiszit-tenmeesteren van Sint Pancraas gesticht was tentijde toen er drie afgezonderde Huiszittenmeesters iniedere Parochie, namenlijk van Sint Pieter, dcL.-Vrouwe en Sint Pancraas waren.

Zoo hadt het echter zijne Kapel met een spitstorentje om de kerkdienst te verrichten.

Wanneer een gedeelte van dit Gasthuis gesctheiden,en tot Fusteinhalle bekwaam gemaakt is, heb ik nietkonnen ontdekken, maar wel dat dit Huis ten nutteder Armen al in vroege tijden met aanmerkelijke

Page 214: 1937

93

voorrechten en goederen beschonken is, inzonder-heid in het jaar 1426, door de Regeerders>+1 Sta3Leyden, en door Philips, Hertog van Bourgonje i.1‘t naast volgende jaar bevestigd, zijnde het eene enandere gunstbewijs van deezen inhoud.

Scout, Scepenen en Raide der Ste,de van Leijdendoen cent allen luyden, dat wij eendrachtich aan-ghesien hebben de goede Regiering ende voirt-gang van die Arme Huissitten op ‘t hogelant, datcortelicx zeer verbetert is bij die ghenade Goits,en de hulpe en toe doen van de goede mensschen,die goede vruchten en ontsien, om welcke wel-daden te vermeeren en te starken soe hebbenwij in der eere Goits ende Heylighe Drievuldig-heid den Arme Huyssitten voirsz. geconsenteert,gegeven ende begonnet met deze Brieve, dat die-ghenen die de Arme Huyssitten nu ter tijdt bewa-ren, of die se naemaels bewaren, of regierensullen, dat sij mogen copen huyse en erve op ‘thoechlant, ‘dair ‘t hem nutte en oirbaar sel dunkentot behouf der Arme Huyssitten voirsz. dair sijten eeuwighen daghen moghen regieren die goede,die den Armen Huyssitten tot hunne noeddruftetoe behoeren sullen, dair sij in mogten legghenCoorn, Vleysch, Turf, Hout, ende wes sij andersbehoeven moghen, ende dair sij alle’sonnendaechshoeren Alen Uspat in moghen coken, dair veelarme mensschen of gevoedet en gespyst worden.

Voirts soe consenteren wij en verloven, dat menin de voirsz. huyse ontfangen sel moghen twie

Page 215: 1937

94

persoenen, ‘t sij man of wyf, die deze huyse engoeden sel helpen regieren, ende bewaeren totder Armen Huyssitten behouf, ende die sellendair in geprovent wesen hoir leven lang, endewanneer men dair eenighen van in ontfaet, ‘t sijman of wijf, die sel ontvangen wormden met allesijn goeden, die hij heeft, ende met alle dat hairopcomen en besterven mag, den voirsz. huyse teblijven, tot den voirsz. huyse behoef.

Voirts, ten waere hij alsoe ryck waere dat hijgaerne goe,den buten hielt, daer soude die per-soen ‘t sij man of wyf sijne wille mede ,doen.

Voirts, waer ‘t sake dat yemant ‘t sij man ofwyf, die dat huys eenich goet maeckte mit be-spraek of Testament, die sel de voirsz. huysevolgen tot den eeuwi,ghen daghen tot ‘den voirsz.armen Huyssitten belhoef zonder eenich tegen-segghen, in allen schijn als men doet in die Gast-huysse, gelegen binnen die Stede van Lepden.

Desghelycx geven wij en consenteren mit desenden voirsz. huyse ten eeuwighen daghen, sulckevryheyt te ghebruycken als eenich Gasthuys bin-nen Leyden in ‘der tijt hebben of gebruyken, endeomdat wij hier op hopen van Godt betoont tewesen, ende opdat hij bij ons toedoen niet envergae, soe hebben wij in ghetuygenisse der wair-heyt ter saecken voirsz, deze punten ende voir-wairden voirsz. geconfirmeert ende onser StedeSeghelen dair aan doen hanghen.

Gegeven in ‘t jair ons Heeren veertien hondert

Page 216: 1937

95

ende ses en twintich, Sonnendaechs nae SintePontyens dach.

Philips, Hartoge, van Bourgondien, Grave vanVlaenderen, van Arthoys, en van Bourgon;Palentijn, Heer van Salyns en van Mechelen,Ruaert ende Oir der Lan,de van Hollant, vanZeelant, en van Vrieslant; doen condt allen Luy-den; want ons getrouwe Rade getoent is, dat derarmen Huissittenen Huys, is geheeten der Myn-nenpot, gefondeert in de Hogelantse Parochye derStede van Leyden, dagelicx veel versoecx endeanvals heeft van armen Luyden, die daer in ge-provent worden, om des groten toesyens en,degemacx willen, dat hun in den selven Huysevoirsz. geschiet, dair sij onse en alre goedenluyde hulpe ende aelmoessen toe behoeven; soehebben wij ten voirsten om goidswillen, endeom die voirsz. weldaden te meeren en te starcken,onse caritaten ende goede wille dair toe gedaen,ende den voirz. Huyse, ende arme luyde gecon-senteert ende gegonnet, consenteren en’de gonnenmit desen onze brieve, soe wanneer iemant, inden voirsz. Huyse begeert te wesen, die sal menontvangen mit alle sijn goede die hij heeft, endemit alle dat hair opcomen ende besterven mach,dat na zynre doot den voirsz. Huyse ende armeluyden te blyven, ten wair of hy alsoe Ryk wair,dat hy eenige van synen goe,den mit voirwairdenbuiten sondren ende houden woude en dair soude

Page 217: 1937

96

die persoen, het wair Man off Wyff sinen willemede doen.

Voirt wat Bastaerden of vreemden luyden inden voirsz. armen Huyssittenen Huyse aengena-men ende daer in oflyvich worden, die willen wydat alle hoir goeden den voirsz. Huyse endearmen luyden bliven. Wair ‘t ook dat enichPoorter of inwonende der Steede van Leyden, diejair en dach Poirter geweest of gewoent ha’dde,hy wair Bastairt of geen, den voirsz. Huyse endearmen luyden enich goet maecte mit bespreek, ofin testamente, dat willen wy, dat ,denvoirsz. Huyseende armen lupden volght, sonder yements weder-.seggen. Ende want wij den voirsz. Huyse endearmen luyden, dezer voergeroerde punten van eenygelick vast ende gestade gehouden willen heb-ben. Alsoe lange als ‘t regiment der Lande vanHollant ende Zeelant in onse han’den zyn zal.

Soe hebben wy des ‘t oirconden ons segel andesen brieve doen hangen.

Gegeven opter vyften dach in Januario, in ‘tjair ons Heeren duysent vierhondert zes endetwintich, na den loop van ons Hove.

Frans van Mieris, Beschrijving van Leyden, waar-aan bovenstaande ontleen,d is, zegt verder:

Uit deeze brieven blijkt ‘dat het ene oude ge-woonte is, de goederen der persoonen, in hetarmhuis onderhouden, niet alleen welke zij magtigwaren, maar zelf die hen mogten opkoomen, aan

Page 218: 1937

97

het huis te laaten, en indien ieman,d zich aldaarvoor zijn leeven in de kost besteedede, en vastegoederen bezat, wierden dezelven aan de Huis-zittenmeesteren voor Schepenen van Leyden opdeze wijze opgedragen:

Er volgt dan een lange lijst van vaste goederen,lan’d, rente enz. enz. aan het huiszittenhuis in eigen-dom overgedragen.

De inkomsten van dit armhuis dus allengs aan-wassende en door de gaven of erfmakingen vanLiefdadige menschen, hebben Bestierders, opdatde uitdeelingen, die men gewoon was te doen, inde bekommerlijke tijden niet verminderd, of elmdersaangewend mogten worden, omtrent ‘t jaar 1568in den aanvang der beroerte, eenen vasten regelvoor hunne opvolgeren ontworpen en ten voor-deele der armen vastgesteld, blijken nu het naastvolgende stuk: (doet hier niet ter zake).

Een lijst van giften bevatt’en’d 63 namen vanf lOOO.- en ‘daarboven begint met 1588 ldoor Corne-lius Barentius Janigena van 11000 gulden; dan volgteen reeks van namen met giften van 1000; 1400;14000; 24000; 40000; enz. om te einmdigen in 1721met een gift door #den heer Johan van Opmeer groot132000 gulden.

Deze opmerkelijke erflating deed Regenten beslui-ten zijn beeltenis door Frans van Mieris te doenmaken en in hun vergaderzaal te doen hangen, waarhet nu nog aanwezig is.

Een en ander is ontleen,d aan de Beschrijving der7

Page 219: 1937

98

stad Leyden door Frans van Mieris, eerste ‘deel, bladz.196-209.

In 1577 werden de huiszittenmeesters tot stads-armmeesters benoemd en bij deze gelegenheid zoudenook de gebouwen in eigendom der gemeente zijn ge-komen. Trouwens over de gezags- en rechtspositieover en van het Huitzittenhuis is meermalen eenheftige strijd tusschen de stedelijke en kerkelijkeautoriteiten gevoerd, waarvan de strij,d in het jaar1848, toen de kerkelijke bestuurders door die van deoverheid, onder leiding van den grooten Thorbecke,met ‘den sterken arm buiten de deur werden gezet,wel de heftigrste geweest is.

Leiden telt veel stadsschoon, dat eeuwen langbewaard is gebleven en vele ou’de gebouwen enhuizen, die men niet gaarne zou willen missen.

Een dergelijk verlies hebben wij thans te betreurendoor de afbraak van de kap van een der oudste ge-bouwen der stad, namelijk van de kapel van hetvoormalige St. Barbara Gasthuis aan de Haarlem-merstraat. Het groote terrein ‘met gebouwen ,,hetSinte Barbare Gasthuis” was gelegen tusschen denOuden Rijn en het toenmalige Marendorp, thansHaarlemmerstraat. 0,mstreeks het begin der 15e eeuwdeden de gebouwen dienst ten behoeve van de huis-zittenmeesters en het is wel merkwaardig, dat tot opden huidigen ‘dag nog de diaconie van de Ned. Herv.Gemeente er in gevestigd is. Zoo ook, dat Regen-tessen, oudtijds ,,Goemoers” genoemd, daar nogvergaderen over het uitdeelen van een hem’d voor de

Page 220: 1937
Page 221: 1937

Kapel v.h. St. Earbara Gasthuis ad.

Haarlemmerstraat te Leiden.

Inwendig 22.75 bij 9.20 M.

Opgemeten en geteekend door H. J. Jesse,

Architect M.O. 2

Page 222: 1937

9 9

a.s. kraammceders en uitzet voor aanstaande wereld-burgers. I

Het welbekende gebouw ,,het soephuis” aan-“‘%Haarlemmerstraat, is de kapel geweest van het SinteBarbare Gasthuis. Het is een mid,deleeuwsch ge-bouw, wellicht uit 1425 of daaromtrent. Het is een,,bovenkapel” waarvan er nog maar één in ons landmoet bestaan. In de lage ruimte gelijk met de straat,welke ruimte mogelijk voor bedeeling was bestemd,is in den hoek nog de stevige eikenhouten trap aan-wezig, ‘die opgang ,gaf naar de kapel. De vloer daar-van wordt gedragen door zes zware eiken moer-balken met sleutelstukken en twee strijkbalken, waar-op kinderbalkjes en houten vloer.

Op dezen vloer is voor de zindelijkheid een steenenvloer aangebracht, die thans bedekt is door eenhouten vloer.

In de kapel zijn tegen de muren, die alle 56 cm.dik zijn, aan elke zijde z’es muurstijlen, rusterrd opde moerbalken, aangebracht met natuurlijk kromge-groeide korbeels, die ruim 9 m. lange kapbalkendragen.

Op deze kapbalken heeft men later een zoldervloeraangebracht, waardoor de mooie kapspanten aan ‘toog onttrokken werden en een duistere zolder ont-ston’d.

Op de genoemde zes eiken kapbalken en tweestrijkbalken rusten zes blanke eikenhouten kapspan-ten en twee muurspanten. De kapspanten zijn volgenseen cirkellijn afgewerkt en middeleeuws geprofileerd

Page 223: 1937

100

met een groef bew.erkt - waarin het eikenhoutengewelf was aangebracht - ook ‘de kruingordingis geprofileerd; vierentachtig uitgezaagde halveschenkels van muurplaat naar kruingording steundende daksparren en tegen deze schenkels was heteikenh0ute.n gewelf gespijkerd.

Dat het een echt stemmige kerkzaal geweest moztzijn kan men opmake,n uit de zeven kerkvensters aande Haarlemmerstraat en mogelijk even zooveel aande andere zijde van de kapel, waarvan het raamboven de trap lager doorliep dan de arrdere. Verderwas er nog een groot kerkraam on’der de kap aan deOostzijde, waar het altaar stond met het spitsetorentje op ‘t dak en aan de Westzi)de nog een cir-kelvormig raam dicht onder het gewelf.

Door onachtzaamheid en verwaarloozing warende meeste uitgezaagde schenkels tusschen de kap-spanten verdwenen en zakten de daksparren door.

Toen het ruchtbaar werd, wat er stond te gebeu-ren, stelde ik !den regent-bouwkundige voor, ‘de kap-spanten te behou,den, omdat die nog vrijwel geheelgaaf waren en gemaakt van ‘dat harde inlandsoheeikenhout uit de duinstreek, dat de eeuwen trotseert,en daarop gordingen van vurenhout, met bebor’ding,tengels en panlatten aan te brengen en de oude pan-nen weder te gebruiken, en omdat die langer levenzullen hebben dan nieuwe pannen; dan ware metbehoud van het typisch oude een afdoen’de verbete-ring te verkrijgen, terwijl de kosten veel lager zou’denkunnen blijven dan bij algeheele vernieuwing.

Page 224: 1937

Kap-constructie van de Sint Barbarakapel. Van de toogvormige schenkels die

eertijds de 112 daksparren steunden waren de meeste verdwenen.

Photo H. J. Jesse.

Page 225: 1937
Page 226: 1937

101

Doch al spoedig bemerkte ik, dat het de wil wasvan den regent-bouwkundige, dat de mooie zeld-zame kap moest vernietigd worden om plaats temaken voor een lage kap met groot grindvlak.

In dit geval is wel heel dui’delijk naar voren geko-men de noodzakelijkheid tot het vaststellen van eenmonumentenverordening voor Leiden, welke aan-gelegenheid overigens ook wel de aandacht van hethuidige stadsbestuur heeft.

Een belangstellende heeft twee spanten van denslooper gekocht om die voor het nageslacht te be-waren, de r,est is als brandhout weggegaan. Sictransit gloria.

Leimden, Januari 1937.

H. J. JESSE M.02.Architect.

Page 227: 1937

1 0 2

Als aanvulling op het artikel

IN MEMORIAM HET LEIDSCHE STADHUIS

geplaatst in het Jaarboekje 1936, wenscht de heerH. J. Jesse op te merken :

Op blz. 39 wordt gezegd: dat de poortjes, zichbevindende tegen het koor van de Pieterskerk spoor-loos verdwenen waren.

De Burgemeester van Leiden Mr. A. van deSandeBakhuysen was zoo vriendelijk mij mede te deelen,dat deze poortjes in bezit waren van den heerv. d. Akker te Zoeterwoude en dat door Z. Ed. Achtb.pogingen waren gedaan tot aankoop daarvan; deonderhandelingen waren evenwel afgestuit op dengevraagden prijs. De schrijver heeft ze nadien daaropgestapeld gezien.

H. J. JESSE.

DE LEIDSCHE MONUMENTEN.

Voor deze rubriek waren geen vermeldenswaardigefeiten aanwezig.

Page 228: 1937

Vermeldenswaardige gebeurtenissen inhet Stedelijk Museum de Lakenhal.

Uit een der gesloopte perceelen aan de Boom-markt, waarin vroeger het Ethnographisch Museumwas gevestigd, werd een volledige midden-18eeeuwsche zaal (schouw, plafond, wandschilderingen,deuren en vensters) naar het Museum overgebracht.

De grauwtjes boven de schouw en boven de tweedeuren, benevens de zeer decoratieve wandschilde-ringen zijn van de hand van G. van Brienen, eenmeester van Leidsche origine.

Het zeer fraaie en stijlvolle Italiaansch-stucplafondwerd door wijlen den heer F. A. Wempe in frag-menten uitgezaagd en veilig in een der kelders vande Lakenhal opgeborgen.

Het is de bedoeling om dit zeer welkome geschenkvan het Rijk, door uitbouw in den tuin van hetMuseum te plaatsen.

Hier was het zeldzame geval aanwezig, dat, dooralgeheele slooping, niet alleen de betimmering, maarook de oorspronkelijke vensters bij het wederop-bouwen kunnen worden gebruikt.

Page 229: 1937

104

In de 17e-eeuwsche keuken werd een keuken-schouw - 17e eeuw - geplaatst, eveneens afkomstigvan het voormalig Ethnographisch Museum, en verderwerd dit vertrek geheel naar de eischen van dentijd ingericht.

De zoo belangrijke wandschilderingen in de kamerder hoofdlieden van het Leidsche Bierbrouwersgildewerden gerestaureerd en de betimmeringen in devereischte kleur geschilderd.

Aangekocht werd o.a. een paneeltje van A. H. BakkerKorff, met voorstelling van een jeugdig dienstmeisje,bezig met het poetsen van een tinnen schotel, hoog141/2, breed 111/2 CM. onderaan links voluit gemerkten gedateerd 1876.

Dit prachtige schilderijtje, gehangen in de vanMieriszaal bij het reeds aanwezige werk van denschilder, vult de Bakker Korff-collectie op zeer ge-lukkige wijze aan.

Waar nog slechts weinige jaren geleden BakkerKorff maar door een enkel paneel uit zijn goedentijd was vertegenwoordigd, is nu een reeks schilderijenen teekeningen te bewonderen van dezen LeidschenMeester, nog altijd te veel gewaardeerd om de ver-telling in de voordracht, en minder om zijn waarlijkgroote schilderseigenschappen.

A. COERT.

Page 230: 1937

Lijst van werken, betrekking hebbendeop Leiden en Omgeving, verschenen in1936. ten gemeente-Archieve aanwezig.Jaarverslagen , catalogi, dag- en week-bladen, periodieken, programma’s Sncourantenartikelen zijn niet opgenomen.

Hoek (Dr. D.); Geschiedenis van Backershagen,Rotterdam 1935.

Hoeck S.J. (F. van); Wassenaar. In; Haar-lemsche Bijdragen, 53e deel, 3de afl. 1936, bl.423-438.

Y s s e 1 s t e y n (G. T. v a n) ; Geschiedenis dertapijtweveri)en in de Noordelijke Nederlanden.Leiden, 1936. 2 din.

Kernkamp (Dr. J. H.); ,,Vredehandel met Span-j,e” in 1598. Overgedrukt uit de Bijdragen enMededeelingen van het Historisch Genootschap.Deel LVII. (1936).

K e r n k a m p (Dr. J. H.) ; Een onuitgegeven post-scriptum over de ,,Aanwijsing der heilsame poli-tike gronden en maximen van de republike vanHolland en West-Vriesland. Overdruk uit ,,HetBoek”, XXIV, ‘s-Gravenhage, z.j. (1936).

Page 231: 1937

1 0 6

Japikse (Dr. N.); Brieven van groote Nederlan-ders, Tfhorbecke. Brieven aan zijn verloof,de en aanzijn vrouw. Amsterdam, 1936.

BlCcourt (Mr. A. S. de) en Wijs (Dr. J. J. A.);Kenningboek der stad Leiden, 1553-1570. Utrecht,1936.

0 e r 1 e (Ir. H LI go v a n) ; Het orgel in het GrootAuditorium der Academie, h.s. (z.j.).

Gedenkboek der feestelijkheden van het LeïdscheStudentencorps ter viering van het 72ste lusturmder Leidsche Hoogeschool. Leiiden, Amsterdam,1936.

Beelaerts van Blokland (M. A.); Schetseener geschi,edenis der Studentensocieteit ,,Miner-va”. Leiden, 1936.

Ge 1 d e r (Dr. J. G. v a n) ; ,,Dilettanti” en Kunst-wetenschap. Openbare l,es gehouden op 13 Mei1936. Wormerveer, 1936.

Juynboll (Dr. W. R.); Barok en classicisme feRome, openbare les, gehouden als privaatdocentin de geschie’denis van de Italiaansche kunst aande Rijksuniversiteit te Leiden op Woensdag 6 Mei1936. Leiden, 1936.

Zandvoort (Dr. R. W.); De taak der Neder-lan,dsche Anglistiek. Openbare les gegeven 14 Oc-tober 1936 als privaat docent in de Engelse philo-logie aan de Rijksuniversiteit te Leiden. Amster-dam, 1936.

Page 232: 1937

1 0 7

Hoeven (Dr. J. van der); Arnoldus Soek (1760-1795), ,,Beroemd heel- en vroedmeester te Lei-den”. Overdruk uit: Nederl. Tijdschr. voor Genees-kunde, jaarg. 80, No. 45 (5027-5033) Zaterdag7 Nov. 1936.

H a s s e (G e r t) ; Japans Landkarte verschwun-den! Des Freiherrn von Siebolid merkwürdigeerlebnisse. Uit: Der Deutsche Rundfunk, Funkpostvan 7 Juni-4 Juli 1936. Berlijn, 7, 14, 21 en 28Juni 1936, 14e Jaargang, Heft 23 t/m 26.

S 1 o o t s O.F.M. (Fr. Cunibertus); Honderd JaarHartebrugskerk, 1836--1936, Leiden, 1936.

J u f f e r m a n s Pr. (P. J. A.) ; Van een eeuwfeestdat stiohtingsfeest werd! De St. Petruskerk teLeiden 1836-1936. Leiden, 1936.

Page 233: 1937

INHOUD.

Blz.Een woord vooraf . . . . . . . . . .Vereeniging ,,Oud-Leiden” verslag over het

v

jaar 1936 . . . . . . . . . . . . Vl1Bestuur en ledenlijst . . . . , . . . xxvKorte Kroniek van Leiden en Rijnland xxxv

IN MEMORIAM :

H. Eerdbeek, door M. L. H. Eerdbeek-Claasenen Jac. Kromhout. . . . . . . . . . L

Prof. Mr. H. Krabbe, door Prof. Mr. R. Kranen-burg . . . . . . . . . . . . . LW

E. Th. Witte. door J. G. Ballego. . . . . LWH. H. G. Wullings, door Dr. M. H. Werther L X

G. H. Pel, door W. Droste. . . . . . . LX111

Dr. C. Snouck Hurgronje, door Prof. Dr. Ph.S. v. Ronkel . . . . . . . . . . . LXV

Ir. W. J. Modderman, door Dr. J. E. Kroon . LXVIIIB. J. J. N. Troost, door E. A. J. Reijntjes. LXXNotaris M. G. Bon, door Mr. W. Melchers LXXIA. J. J. Verbrugge, door Dr. A. Wisse. . . LXXIVJ. B. Meijnen, door Ds. M. J. Punselie. . . LXXVIIF. H. A. Driessen, door L. A. Driessen . . LXXXIIA. Couvee, door A. de Koster. . . . . XCOctavia Parmentier, door Mej. F. A. le Poole XCIVP. M. J. van Oerle, door J. A. W. Vrijman . XCVII

Page 234: 1937

1 0 9

Blz.Bij den bouw der nieuwe St. Petrus-Kerk, door

Ir. Hugo van Oerle, met afbeelding . . . . 1Een curieuze keur, door N. J. Swierstra . . . 9Het voormalig academiepoortje, door Ir. Hugo

van Oerle, met 4 afbeeldingen . . . . . . 14Huiselijke briefjes van bekende mannen, door

Prof. Dr. L. Knappert . . . . . . . . . 24Uit de oude papieren van W. J. P. Suringar

te Bilthoven, medegedeeld door Dr. Mr. J.W. Verburgt. . . . . . . . . . . . . 37

Opleiding tot vroedvrouw in Rijnland in de18de eeuw (bladvulling), door Bert C. Helbers 40

De overblijfselen van Groot-Poelgeest v66r hon-derd jaar, met 2 afbeeldingen, door Dr. A. Beets 4 1

Het collegium medico-practicum in het voormaligeCaecilia-Gasthuis met 2 afbeeldingen, doorProf. Dr. J. A. J. Barge . . . . . . . . 49

Oosterhof, met afbeelding, door Dr. A. Beets 59Een belangrijke missive, door J. Kloos . . . . 61,,Van zoeken en vinden”, door J. A. L. Bom . . 66Iets uit de historie van het gebouw der Leidsche

Werkinrichting, door Ir. Hugo van Oerle . . 71Uit het particuliere leven van Daniël van der

MeuIen, Heer van Ranst, door Dr. Mr. J. W.Verburgt . . . . . . . . . . . . . . 73

N.V. Koninkl. Nederlandsche Grofsmederij, doorN. C. F. van Ginkel. . . . . . . . . . 89

Sinte Barbare Gasthuis met 2 afbeeldingen, doorH. J. Jesse . . . . . . . . . . . . . 92

Page 235: 1937

110

Blz.

In memoriam het Leidsche Stadhuis (aanvulling),door H. J. Jesse . . . . . . . . . , 102

Vermeldenswaardige gebeurtenissen in het Ste-delijk Museum de Lakenhal, door A. Coert . 103

Lijst van werken, betrekking hebbende op Leidenen omgeving (1936) . . . . . . . . . 105