1992 - speciale uitgave januari 1992

60
ACTUARIS

Upload: faculty-association-sefa

Post on 09-Mar-2016

292 views

Category:

Documents


10 download

DESCRIPTION

ACTUARIS In het bestuur van de Stichting hebben vooraanstaande verzekeringsdeskundigen uit verschillende land en zitting. De oprichting yond plaats in 1968 om de nagedachtenis te eren van Boleslaw Monic, Chief Executive van de Algemeene Herverzekering Maatschappij nv. Boleslaw Monic was de architect van de fusie tussen de Algemeene Herverzekering Maatschappij nv en de Universeele Reassurantie Maatschappij nv. Resultaat van deze fusie was de Nederlandse Reassurantie Groep nv. Prof. J. H. Bavincklaan 3

TRANSCRIPT

Page 1: 1992 - Speciale uitgave januari 1992

ACTUARIS

Page 2: 1992 - Speciale uitgave januari 1992

Nederlandse Reassurantie Groep nv

met kantoren in:

Nederland

Verenigd Koninkrijk

Verenigde Staten

AustraJie

Nederlandse Antillen

Bermuda

Singapore

Canada

Hong Kong

Nieuw Zeeland

De Nederlandse Reassurantie Groep steunt de

Stichting Boleslaw Monic Fonds Het doel van de Stichting Boleslaw Monic is het bevorderen van de Wetenschappelijke studie van verzekerings- en herverzekeringsproblematiek.

De oprichting yond plaats in 1968 om de nagedachtenis te eren van Boleslaw Monic, Chief Executive van de Algemeene Herverzekering Maatschappij nv. Boleslaw Monic was de architect van de fusie tussen de Algemeene Herverzekering Maatschappij nv en de Universeele Reassurantie Maatschappij nv. Resultaat van deze fusie was de Nederlandse Reassurantie Groep nv.

Activiteiten van de Stichting Boleslaw Monic Fonds zijn onder meer:

- het uitschrijven van prijsvragen

- het stimuleren en (mede)financieren van wetenschappelijke studies

- het doen van publicaties.

In het bestuur van de Stichting hebben vooraanstaande verzekeringsdeskundigen uit verschillende land en zitting.

Voor informatie kunt u zich wenden tot: Drs H. Berkouwer, secretaris-penningmeester Stichting Boleslaw Monic Fonds

per adres

Nederlandse Reassurantie Groep nv Prof. J. H. Bavincklaan 3 1183 AT Amstelveen Telefoon 020 - 643 45 45

DB NRG

Page 3: 1992 - Speciale uitgave januari 1992

VOORWOORD

Deze speciale uitgave van Rostra staat in het teken van de actuariele wetenschap . De Universiteit van Amsterdam is de enige Nederlandse universiteit waar de actuariele wetenschap beoefend wordt en wei sinds 1948. Een derge1ijke unieke positie schept verplichtingen , niet aileen ten aanzien van de positie van de actuariele wetenschap in Nederland, maar ook ten aanzien van het onderhouden door de Nederlandse actuarieJe wetenschapsbeoefenaren van contacten met het buitenland. Daarbij is het vooral van be1ang contacten te houden met degenen die bepalend zijn voor de ontwikkelingen in de wetenschap . Het is dan ook een goede zaak dat de wetenschappelijke band met de meest vooraanstaande beoefenaar van de actuariele wetenschap, Prof. Dr. H. Biihlmann, thans bevestigd is door de toe­kenning van een eredoctoraat aan hem door de Universiteit van Amsterdam .

Voor de Faculteit der Economische Wetenschappen en Econometrie is het van groot be1ang dat haar actuariele wetenschapsbeoefenaren zich regelmatig in we­tenschappelijk opzicht manifesteren. Als decaan van de faculteit juich ik het dan ook ten zeerste toe dat zij het initiatief tot dit speciale nummer van Rostra hebben genomen en daannee de beoefening van de actuariele wetenschap in de faculteit eens in de schijnwerpers hebben gezet. De inhoud van het speciale nummer ver­dient de aandacht, niet aileen binnen de actuariele wereld maar ook ver daarbuiten .

Prof. Dr. J .W. Zwemmer dekaan FEE

r------------------------------------------------------------------------------------------------------------1

REDACTIONEEL

Voor zijn eminente wetenschappelijke prestaties op het gebied van de schadeverzekeringswiskundeontvangt Prof. Dr. H . Biihlmann op 8 januari 1992 een eredoctoraat van de Universiteit van Amsterdam. Deze gebeurtenis was aanleiding voor de leerstoelgroep

Actuariaat van de Faculteit der Economische Wetenschappen en Econometrie (FEE) tot de uitgave van deze ROSTRA Actuaris . De redactie van ROSTRA Economica is voor deze gelegenheid overgedragen aan een redactie bestaande uit led en van de leerstoelgroep Actuariaat, en valt geheel onder verantwoordelijkheid van deze leerstoelgroep. Hoofddoel van de ROSTRA Actuaris is infonnatie over en PR voor het actuariaat, het verzekeringsbedrijf en de FEE.

Een aantal artikelen zijn gewijd aan het eredoctoraat, zo komt Hans Biihlmann vanze1fsprekend zelf aan het woord en zijn er een groot aantal korte bijdragen opgenomen afkomstig van zijn promovendi . Daamaast zijn er interviews opgenomen met hoogleraren op het gebied van het actuariaat en de verzekeringseconomie, interviews met bestuursleden van de beroeps- en wetenschappelijke vereniging van actuarissen, het Actuarieel Genootschap, en de werkgroep ASTIN van dit genootschap. Tot onze zeer grote voldoening hebben ook de 'topmensen uit de Nederlandse verzekeringswereld en het toezicht bijgedragen aan deze ROSTRA. Opvallend was de bereidheid van een ieder om te participeren in deze special. Allen die op enigerlei wijze hebben bijgedragen aan deze ROSTRA worden bij deze

enonn hartelijk bedankt. Onze dank geldt natuurlijk ook de reguliere redactie van ROSTRA voor het gebruik van de naam 'ROSTRA' alsmede het logo en opmaakfonnule van Rostra Economica .

Deze Rostra wordt verspreid onder een aantal groepen , te weten led en van de Faculteit der Economische Wetenschappen en Econo­metrie en anderen die nonnalitair ROSTRA Economica ontvangen, daamaast leden en geaffilieerden van het Actuarieel Genootschap, een geselecteerde groep personen uit het verzekeringsbedrijf, en tens lotte schooldecanen werkzaam in het voorbereidend wetenschap­pelijk onderwijs en middelbare scholieren met belangstelling voor het actuariaat.

A mslerdam , 16 december 1991

JANUARI 1992 ROSTRA ACTUARIS

-3-

Page 4: 1992 - Speciale uitgave januari 1992

Wat bieden wij ?

En waarom laten wij ons op 27 februari 1992 'tn de kaart kijken ?

Towers Perrin is een van oorsprong Amerikaans adviesbureau dat na de oprichting in 1917 is uitgegroeid tot een over de hele we reid opererende organisatie van onafhankelijke raadgevende actuarissen en managementadviseurs. Onze bureaus maken deer uit van het Towers Perrin-netwerk, dat uit 60 vestigingen in meer dan 20 landen bestaat. Vanuit Amsterdam en Leiden geven wij advies aan circa 400 ondernemingen, pensioenfondsen en verzekeraars. De toegenomen vraag naar nieuwe vormen van advies i~ door ons beantwoord met een verbreding van het pakket diensten. Voor de beoordeling van de beleggingsactiviteiten bijvoorbeeld is specifieke deskundigheid aangetrokken. Gecombineerd met de aanwezige actuariiHe kennis maakt die deskundigheid het ons mogelijk zinvolle informatie aan te dragen op basis waarvan pensioenfondsen hun beleggingsbeleid kunnen vaststellen. AI wat langer bestaat de eenheid die is gespecialiseerd in human resource services, waaronder onderzoek, advies en begeleiding op het terrein van salary management, functiewaardering en beloningssystemen.

Wij bieden studenten in de actuariele wetenschappen de mogelijkheid bij ons een (internationale) stage te door­lopen. De veelzijdigheid van ons bureau en de voor het merendeel jonge ' coli ega's' staan borg voor een leerzame periode in een stimulerende omgeving. Niet de minst interessante manier om iets van de actuariele praktijk te leren kennen, denken wij .

Omdat wij ook anderen met Towers Perrin kennis willen laten maken, leggen wij op donderdag 27 februari 1992 onze kaarten op tafel. Op die dag informeren wij bijna afgestudeerde studenten en jonge actuarissen over het werk bij een internationaal actuarieel adviesbureau.

Belangstelling 7 Dan nodigen wij u uit telefonisch of schriftelijk contact op te nemen met Casim Snoeks van ons kantoor in Amsterdam.

Towers Perrin/Smit & Bunschoten Emmastraat 36 1075 HW Amsterdam Tel. 02()'6763646

Towers Perrin/Niihoff Verbeekstraat 6 2332 CA leiden Tel. 071-760000

Towers Perrin

Page 5: 1992 - Speciale uitgave januari 1992

INHOUDSOPGAVE Hoofdartikelen

Van pad-integraal tot credibiliteit 6

Jaap van Rijn, de nuchtere visie aan het roer van ING 8

Groupe Consultatif 11

Het Aegonomisch denken van drs. J.F.M. Peters 12

De VSAE door de jaren heen 14

Wat ik bijvoorbeeld ook vind ... 16

Goedkoper kan het niet! 18

De rol van ASTIN in het actuariaat 21

Pensioenland in beweging 22

Actuarieel Manager 25

In gesprek met De Verzekeringskamer 26

Honorary Questions to Dr Hans Biihlmann 30

Jongens van Johan de Witt 32

Een actuaris is een AFIR-actuaris 34

Lid van verdienste 37

Once upon a time... 37

De NVL, behartiger van de belangen ... 38

Eerste AIO actuariaat nu zeergeleerd 40

De Actuaris, de Accountant en de laarrekening 42

Liever geen verwijzing ... 43

Herverzekering? Ook actuarieel een kunst ... 44

Pensioenfondsen in een Europese kapitaalmarkt 46

Actuarial Advance(d) Warnings 48

Alting von Geusau op jacht ... 50

De Stichting Verzekeringswetenschap 52

In the spotlight: Prof. Dr. H. Wolthuis 54

Privatisering in Rusland 56

JANUARI 1992 ROSTRA ACTUARIS

Page 6: 1992 - Speciale uitgave januari 1992

Zonder gehinderd te worden door stud ie­duurbeperkingen volgde een 'kopstudie' actu­ariaat in Leuven, waar de enige Nederlands­talige opJeiding van Belgie gevestigd is. Een vacature bij de wetenschappelijke staf aldaar werd door hem na zijn studie opgevuld. 'Vanaf '75 tot '80 heb ik mezelf omge­vormd van een toegepast wiskundige tot, naar ik hoop, een theoretische actuaris'. Be­gin jaren '80 werd samen met de heren De Vylder en Haezendonck het idee opgevat om een tijdschrift op te zetten voor weten­schappelijke actuarieJe artikelen. Insurance: Mathematics and Economics bracht hem in contact met actuarissen in Nederland. Toen dan ook in 1983 een leerstoelgroep schade­actuariaat aan de U v A werd opgericht als ge­volg van het toenemende besef dat schade­actuariaat een aparte tak binnen het actuariaat was geworden, was hij een voorname kan­didaat om deze stoel te gaan bekleden. In 1984, toen de financiering rond was, werd hij aangesteld als bijzonder hoogleraar.

BEROEPSOPLEIDING Momenteel geeft hij 'voor het pakket opIei­ding' de colleges met de weinig creatieve na­men Schade A 1, Schade A2 en Schade B. 'Men kan niet luchtig met de inhoud van de stof omspringen, daar het yak echt in de praktijk gebruikt wordt. Verzekeringsmaat­schappijen verwachten dat mensen die deze vakken gehad hebben, ook iets afweten van de reele praktijk van deze vakken.' Zijn vi­sie op het schade-onderwijs is dan ook twee­zijdig. 'Enerzijds dienen er een aantal fun­damentele onderwerpen, zoals credibiliteit, ordenen van risico's, IBNR en rate-making aan bod te komen, anderzijds dient de stu­dent door middel van een stage bij een ver­zekeringsmaatschappij specifieke technieken toe te passen op een praktijkvoorbeeld.' Op de vraag of actuariaat dan als een beroeps­opleiding moet worden gekwalificeerd, moet Goovaerts even denken. 'Ik denk dat dit een zeer belangrijke vraag is. Er is een boeJ ac­tuarieel werk te doen dat niet altijd innove­rend is, bijvoorbeeld het berekenen van een reserve. Een actuaris die echter meerwaarde wil hebben voor het bedrijfsIeven, is een ac­tuaris die juist dezelfde problematiek in een ruimere context, een theoretisch kader, heeft gezien en die vragen binnen de echte verze­keringswereld met behulp van zijn theore­tische mogelijkheden kan beantwoorden. De beroepsopleiding enerzijds en universitaire opleiding anderzijds zijn in het belang van het yak daarom niet los te koppelen. '

PRAKTUK

'Ik ben blij dat het onderwerp praktijk en --6- universiteit wordt aangeroerd. Ik verwijs di­

rect naar De Beursbengel, meer bepaald naar de bijdrage van Mr.drs. R.J. Hof 'Brandsta­tistieken, je kunt er meer mee doen', waarin vermeId wordt hoe de Vereniging van Brand­assuradeurs in Nederland gebruik maakt van

ROSTRA ACTUARIS

Van pad-integraal tot Gisella Eikelenboom, Jorgen Wit credibiliteit Liefde voor padintegralen gaf de doorslag voor Marc Goovaerts. bijzonder hoogleraar in de actuariele leer der schadeverzekering. om onderzoek in de toegepaste wiskunde te gaan doen. Na in fysica te zijn gepromoveerd. zocht hij een andere richting waarin wiskunde kon worden toegepast. Een zoektocht binnen de economie bracht hem tenslotte bij het actuariaat.

credibiliteit bij het samenstellen van calcula­tiemodellen. Dergelijke ontwikkelingen ko­men er aIleen als universiteit en verzeke­ringbedrijf elkaar bevruchten. Van belang is daarin de rol van de universiteit. Het duurt jaren voordat de stap van een ontwikkeJde theorie, zoals deze aan de universiteit wordt gedoceerd, naar de praktijk gezet wordt. Toch zijn dergelijke innovaties veel moeilij­ker in een systeem waarbij men uitsluitend een beroepsinstituut heeft voor de opleiding van actuarissen, zoals in Engeland. Ik heb heel veel respect voor het professionalisme en de standing van het actuariaat als beroep in bijvoorbeeld Engeland, doch op het gebied van zuiver actuarieel werk en de daarmee gepaard gaande instrumenten zijn we op het vasteland beter af. '

BUITENWERELD In de praktijk wordt schade-actuariaat echt gebruikt, maar volgens Goovaerts nog veel te weinig. 'Men werkt nog te veel met propor­tionaliteitsregels. Nochtans worden de grote stappen voorwaarts gedaan in de praktijk, waarna ze vervolgens worden onderbouwd door theoretici.' Een voorbeeld dat hij aan­stipt is de stop-loss premie, de premie voor een verzekering waarin een eigen risico is ingebouwd. Deze methode van tarifiering was in de praktijk bekend als een efficiente vorm van herverzekeren. Er is pas later aan­getoond met de theorie der nutsfuncties dat deze manier van herverzekeren onder zekere voorwaarden optimaal is. Onderzoek binnen het schade-actuariaat vindt hij daarom zeer belangrijk voor de verdere uitwerking van technieken. 'Er zijn een aantal projecten aangevraagd binnen EG­verband. Door deze projecten kunnen theore­tische ontwikkelingen gedaan worden, die vervolgens in de praktijk moeten worden toe­gepast. Tevens hopen wij op de steun van de verzekeringsmaatschappijen via de Stichting Verzekeringswetenschap. Tot slot willen wij participeren in onderzoek dat door de Ver­zekeringskamer verricht wordt.' Een uitbrei­ding van het nu nog kIeine onderzoeksteam

is hopelijk op korte termijn te verwachten. Deze veelvuldige contacten met de buiten­wereJd roepen bij Goovaerts een vergelijking op met de Belgische politiek. 'Vroeger zei men van professoren dat ze in een hoge toren zaten, ver van het malltschappelijk gebeuren. Wei, de politici in Belgie hebben nu zelf zo'n hoge toren gecreeerd waarin ze onder­ling ruzie maken over onderwerpen die niet erg relevant zijn. Het is een kaste geworden, die zich niets aantrekt van het gewone volk. De universiteiten, die ook een opdracht heb­ben gekregen van de maatschappij, do en te­genwoordig juist inspanningen om naar de maatschappij toe te gaan. '

BOHLMANN

Het toekennen van een eredoctoraat in het actuariaat is een van de manieren om die buitenwereld enige bekendheid te geven met het yak. De redenen die de doors lag gaven voor de toekenning waren heel eenvoudig. 'To en we erachter kwamen dat er een mo­gelijkheid was om eredoctoraten toe te ken­nen, is met Henk Wolthuis overleg gepleegd of het zinvol was om iemand voor een ere­doctoraat voor te dragen. Wei, het schade­actuariaat is een jong yak waarin zo'n tien a twintig jaar geleden grote ontwikkelingen ge­daan zijn. Het leek ons daarom goed om te bekIemtonen dat het een zelfstandige richting is geworden binnen de actuariaat.' De keuze van de persoon die zich met de titel mocht gaan tooien, viel al snel op Biihlmann. 'Hij heeft aan de wieg gestaan van de gehele ont­wikkeling van het schade-actuariaat door als eerste een boek te schrijven over het yak. Een fundamenteel basiswerk dat door ieder­een die zich met schade bezighoudt, is geIe­zen.' Andere kwaliteiten van de ere-promo­vend us gaven ook de doorslag. 'Hij was de grondIegger van de credibiliteitstheorie, een topic binnen het schade-actuariaat dat de helft van het aantal wetenschappelijke arti­kelen op dit vakgebied beslaat.' Goovaerts, praktisch ingesteld als hij is, vindt ook de artikelen, waarin Biihlmann schetst hoe de theorie in de praktijk moet worden toegepast,

JANUARI 1992

Page 7: 1992 - Speciale uitgave januari 1992

een grote bijdrage aan het vakgebied.

CREDIBILITEIT

Credibiliteit, een magisch woord in het scha­de-actuariaat, vraagt om een nadere uitleg. 'Credibiliteit is een actuariele techniek bij uitstek geschikt voor het schatten van onre­kerheden voor contracten die deel uitmaken van een min of meer heterogene portefeuille. Zeker in het geval er te weinig of te onre­geimatige statistische informatie aanwezig is voor elke min of meer homo gene groep van contracten, terwijl er weI voldoende statis­tische gegevens zijn voor de totale porte­feuille. Deze definitie biedt zoveel mogelijk­heden dat credibiliteit als techniek praktisch kan worden toegepast op bijna elke verzeke­ringsportefeuille. Meer nog: credibiliteit is soms de enige redelijke techniek, en weten­schappelijk beter gefundeerd dan het veelal gebruikte rechttoe, rechtaan ongenuanceerd optellen van schades en premies. Het basisidee achter credibiliteitstheorie is heel eenvoudig. Veronderstel dat men voor een bepaald risico de regio als factor bij de premiestelling betrekt. Voor het schatten van de risicopremie per contract kunnen twee ex­treme standpunten worden ingenomen. Men kan bijvoorbeeld aileen rekening houden met het statistische materiaal dat betrekking heeft op de te onderzoeken regio; dit is het indi­viduele standpunt. Elk contract binnen de re­gio is echter ook een contract dat deel uit­maakt van het landelijk gebeuren. Het andere extreme standpunt -het eollectieve standpunt­is dus de schatting voor het risico van dat contract als de landelijke statistiek in acht worden genomen. Volgens de klassieke sta­tistiek zijn er argumenten ten voordele van beide standpunten. Enerzijds leert de statis­tiek dat geen waarnemingen mogen worden weggeworpen, wat p1eit voor de eollectieve aanpak. Aan de andere kant mogen slechts gelijkwaardige risico 's genomen worden voor een statistische aanpak. De optirnale situatie ontstaat als men voor een juiste mix van bei­de extreme standpunten opteert. De beste schatter voor de risicopremie is in elk geval een optirnale menging van de collectieve schatter en de individuele schatter. Credibi­liteitstheorie bepaalt in welke mate de indi­viduele schatter betrouwbaar is .'

VERFIJNING

'Reeds in het begin van deze eeuw werd een heuristische credibiliteit toegepast. Men koos de betrouwbaarheid bijvoorbeeld gelijk aan 50% . In de zestiger jaren werd het credibi­Iiteitsmodel echter mathematisch onder­bouwd. Sinds die tijd werden heel wat ver­fijningen in de credibiliteitsmodellen inge­bouwd, zodat we thans kunnen spreken van praktisch bruikbare credibiliteit. Met de sncl­Ie PC's van tegenwoordig kunnen de soms lastige berekeningen van de optirnale ge­wichten thans worden uitgevoerd. Er zijn zelfs al software-pakketten ontwikkeld . Ech­ter, tot voor enkele jaren werd de credibili-

JANUARI 1992

teitstheorie aileen toegepast op academische voorbeelden, waar dan nog bleek dat de theorie meestal verwaarloosbare fijne cor­recties opleverde. De toestand is echter dras­tisch veranderd in de laatste zes jaar toen we de gelegenheid hadden credibiliteit (met be­hulp van het software pakket CRAC 2.0) op verschillende reele portefeuilles toe te passen. ' Het opstellen van een gedifferentieerde pre­miestructuur is een van de mogelijkheden van credibiliteit. 'Inderdaad, een scherpe cal­culatie van de risicopremie per homo gene deelgroep van een bepaalde portefeuille wordt mogelijk . Over het algemeen zal de normale benadering, gebaseerd op de wet der grote aantallen, slechts mogelijk zijn indien de portefeuille homogeen is . Het probleem in de praktijk is echter dat het verzekerd be­stand heterogeen is . In sommige homogene deelklassen is dan het aantal contracten te gering om klassieke statistische technieken toe te passen. Men zit dan in de situatie waar voldoende statistisch materiaal aanwezig is voor de totale portefeuille, maar per eel zijn er onvoldoende gegevens beschikbaar. In dit geval is credibiliteit momenteel de enige techniek die goede, zinvolle en betekenisvol­Ie correcties kan opleveren.

Een andere mogelijkheid van toepassing is het onderzoek van een portefeuille naar het technische resultaat van een groep risico's ('sector'). Hierbij gebruikt men de top-down benadering van een portefeuille door middel van credibiliteit. Men zorgt ervoor dat het totale premie-inkomen voor de gehele porte­feuille, berekend volgens credibiliteit, in overeenstemming is met de realiteit. Als ne­venresultaat heeft men dan de reele opslag op de risicopremie ter bepaJing van de com­merciele premie (dit lijkt evident, maar is dat niet altijd). Per sector voert men dan de cre­dibiliteitsberekeningen uit en men past de­zelfde opslag toe. Uit vergelijking van der­gelijke resultaten per sector met de gereali-

seerde resultaten krijgt men een grondige analyse van technische winsten en verliezen. Misschien de mooiste toepassing van credibi­liteit is het afschatten van premiereducties bij het invoeren van een franchise . Tot voor kort werden veelal formules toegepast die heuris­tisch waren en elke wetenschappelijke onder­bouwing misten. Met credibiliteit is het even­eens mogelijk het effect te onderzoeken van verschillende lagen bij excess-of-Ioss herver­zekeringen. Concluderend kunnen we stellen dat de actu­ariele wetenschap een aantal theorieen ont­wikkeld heeft die bruikbaar zijn in het beheer van een schadeverzekeringsportefeuille, en dit dankzij ontwikkelingen op het gebied van de informatica. De eens zo ingewikkeld lij­kende berekeningen kunnen thans met daar­toe ontworpen software op eenvoudige, snel­Ie en efficiente wijze uitgevoerd worden op een PC. Als zodanig is de credibiliteits­theorie een zeer handig instrument voor de praktijk, dat meer nog dan nu het geval is zou kunnen worden toegepast op tal van pro­blemen in tal van verzekeringstakken, van autoverzekeringen tot kredietverzekeringen.'

ENGELS Na terugkeer naar de werkzaamheden van de actuaris wordt het onderwerp solidariteit aan­geroerd . Is het terecht om mens en naar be­paalde kenmerken te discrirnineren, zodanig dat de ene persoon meer premie moet beta­len dan de ander? 'Als theoretisch actuaris hoef ik me gclukkig niet bezig te houden met dit probleem. Een actuaris kan wei aangeven wat de risicogroepen zijn binnen het verze­keringsbestand. Politiek zal echter bepaald moeten worden of dit moet worden uitge­drukt in de premies.' Naast zijn hoogleraarschap in Amsterdam be­kleedt Goovaerts ook dezelfde leerstoel in Leuven. De verschillen tussen beide univer­siteiten vindt hij gering, hoewel hij de mo­gelijke invoering van Engels in het N eder­landse onderwijssysteem als een prae voor Amsterdam bestempelt.

TOEKOMST

De toekomst van het schade-actuariaat ziet hij positief tegemoet. 'De winstmarges zijn bij de verzekeraars gevoelig gedaald. Dit geeft een grote kans voor het schade-actuari­aat. Men dient nu op de kleintjes te passen, zodat actuarieJe berekeningen zinvoller wor­den. Men zal meer gebruik moeten gaan ma­ken van de technieken die momenteel in het onderwijs worden bijgebracht.' Het Europa van 1992 kent ook zo zijn voordelen. 'De toenemende concurrentie noodt de verzeke­raars om goede, rendabele segmenten te vin-den binnen het verzekeringsbestand . Het --7-actuariaat kan helpen om die segmenten te vinden . '

ROSTRA ACTUARIS

Page 8: 1992 - Speciale uitgave januari 1992

-8-

Jaap van Rijn, de nuchtere • • visle Marc Bout, Hanno Mijer

In gesprek met Mr. J.J. van Rijn, voorzitter van de raad van be­stuur van Nationale-Nederlanden N.V. en de Internationale Neder­landen Groep N.V.

We worden door de heer Van Rijn ontvangen in het hoofdkantoor van Nationale-Neder­landen (NN) in Den Haag . Hij is gezeteld in een ruime en stijlvol ingerichte kamer. Op zijn bureau ligt een stapel werk, terwijl ook op andere tafels her en der boeken en andere publicaties liggen. Peter Kuys, actuaris A.G. en directeur Financiele en Economische Za­ken, introduceert ons. Hij is ook aanwezig bij de rest van het gesprek . Door een glaswand in de kamer kunnen we zien dat in het aangrenzende vertrek een ver­gadering aan de gang is (later blijkt dit de ondernemingsraad van de concern staforganen te zijn) .

lOOPBAAN Jaap van Rijn , 62 jaar, gehuwd en vader van drie dochters en een zoon, breekt het ijs met een aanvulling op het eerder toegezonden c. v. Vlak na zijn studie Ne­derlands Recht in Leiden was hij een dag in dienst van Unilever, maar was (nog) teveel jurist voor 'de levensmid­delen en zeep', een succesvolle carriere behoeft dus geen vliegende start. Nadat we voor de tweede maal door Van Rijn persoonlijk van koffie zijn voorzien , spitsen we het gesprek meer toe op het eigenlijke doel , de heer Van Rijn zelf. Na de zeer korte kennisma­king met Uni1ever, is hij op 27-jarige leeftijd als trainee in dienst getreden bij de N.V. Fatum, de ongevallenmaat­schappij van de verzekeringsmaatschap­pij De Nederlanden van 1845. Na ver­schillende functies bekleed te hebben (chef vermogensschadeverzekering en juridische zaken , chef organisatie bui­tendienst) wordt Van Rijn in 1964 tot direc­teur van Fatum N.V . benoemd. In 1963 fu­seerde De Nederlanden van 1845 met de Na­tionale Levensverzekering-Bank. In 1970, na de bundeling van de verzekeringsaktiviteiten van de fu siepartners, wordt hij voorzitter van de schadeverzekeringsmaatschappij van NN , wat hij zijn leukste functie noemt , verderop in het gesprek . Vier jaar later treedt hij toe tot de Raad van Bestuur van NN. Van Rijn wordt in 1989 voorzitter en is sin<ls de fusie met de NMB-Postbank eveneens ~oorzitter van de Raad van Bestuur van Internationale Nederlanden Groep . Op 1 juli 1992 gaat hij met pensioen.

ROSTRA ACTUARIS

Een volledige carriere bij een bedrijf, haast ondenkbaartegenwoordig. Een voordeel zegt Van Rijn, 'althans als het bedrijf maar van grote omvang is met voldoende mogelijkhe­den voor ontplooiing, anders treedt ver­starring op' . De bedrijfscultuur van een on­derneming vindt hij ontzettend belangrijk. Het be1eid van NN is dan ook om hoge, lei­dinggevende posities intern te vervullen. Alleen voor zeer specialistische functies (bijv . op het gebied van beleggingen) is dat niet altijd mogelijk . Het verzekeringsbedrijf heeft voldoende mogelijkheden v~~r af­wisseling: leven- en schadeverzekeringen , buitendienst, beleggingen en fmancieel gebied. In het Management Development programma komen deze gebieden allemaal

aan bod in een carrierepad. Tijdens het pro­gramma werkt men steeds binnen die ene be­drijfscultuur, wat noodzake1ijk is om deze na verloop van tijd te kunnen dragen . Van Rijn heeft in tegenstelling tot andere topmanagers opvallend weinig commissa­riaten . ' Geen tijd' , is zijn eenvoudige ver­klaring. Op een zeker niveau wordt het bij NN echter weI gestimuleerd , in goed overleg met het team waarbinnen men werkzaam is .

A1s we Peter Kuys naar een beschrijving van de persoon Jaap van Rijn vragen , onder­breekt Van Rijn ons lachend met de uitroep 'Dat kan hij niet!'. Op de rechtstreekse vraag

geeft hij geen antwoord, hij geeft toe dat het hem nauwelijks interesseert. 'Vraag het aan anderen, vraag het aan mijn huisgenoten. Ik weet het niet en ik zeg het ook niet'. Op deze momenten komt de nuchterheid in hem duidelijk naar boven. In alle bescheidenheid weet hij zich geen uit­zonderlijke prestatie te herinneren. Zijn karakter is niet van dien aard dat hij alleen de opmerkelijke prestaties eruit haalt. Ook bij samenwerking met anderen laat Van Rijn zich niet leiden door een goede prestatie, het gaat het om het saldo. Na zijn pensionering hoopt Van Rijn dat 'zijn balans een beetje positief is. Ik kan moeilijk dingen eruit halen vind ik , niet aileen uit bescheidenheid, maar zo ben ik opgevoed, waarvan ik kan zeggen

ja dat was mooi vader, op die lauweren kan ik rusten , ik breng dat niet op , dat past niet in mijn karakter. Het gaat om de balans· . Fouten maken moet kunnen volgens Van Rijn, als iemand het maar compenseert met een goede prestatie. Hij is het ermee eens dat het de persoonlijke vorming van iemand ten goede komt om zo nu en dan eens met tegenwind geconfronteerd te worden . Deze zaken zijn echter niet te plannen, het blijft afwachten of er zich een mo­gelijkheid voordoet om iemand met zo­iets te confronteren . A1s voorbeeld van een moeilijk karwei noemt hij de fusie waaruit NN ontstond, tussen 1963 en 1969 . De opdracht tot het samenvoegen van vier zelfstandige schademaatschap­pijen met eigen directies, eigen opvat­tingen en eigen historie was zeer com­plex . 'Alles wat verschillend kon zijn was ook maximaal verschillend . De pro­dukten, de administratie, de salariering, de provisieregeling, de opvattingen of de buitendienst composite of gespecialiseerd moest opereren, gigantisch·. Fusies zijn steeds anders volgens Van Rijn . Het is belangrijk dat je een teamspeler bent. Het is voor elke 1eidinggevende een

goede ervaring om zoiets mee te maken.

BETEKENIS VAN HET ACTUARIAAT

Van Rijn hecht veel belang aan het Actua­riaat. Hij is ermee ingenomen dat het ere­doctoraat wordt uitgereikt aan Blihlmann, omdat zowe1 de promotor als de promoven­dus schade-actuarissen zijn . Daar lag voor Van Rijn vroeger een lacune in het Actuari­aat. Het ASTIN heeft deze ontwikkeling van het vakgebied terecht gestimuleerd . Van Rijn is lid geweest van een studiegroep om de belangstelling voor deze 'fantastische, goede discipline' op lange termijr. te waarborgen .

JANUARI 1992

Page 9: 1992 - Speciale uitgave januari 1992

aan het roer van ING

Als sterke punten van een actuaris noemt hij dat 'de actuaris zijn daden weI met weten­schap en technieken onderbouwd maar tege­lijkertijd redelijk praktisch inzetbaar is in zijn omgeving'. Het denken op lange tennijn acht hij ook een erg belangrijk kenmerk. De zwakke punten hebben niet zozeer met het Actuariaat te maken maar met de vonning van de actuarissen. Actuarissen discussieren minder gemakkelijk over andere materie. 'Actuarissen moeten mee leren denken met andere disciplines, een beetje maatschappelij­ker worden, een beetje extraverter. ' Voor actuarissen is dan niet alleen een brede adviesfunctie weggelegd maar ook, zoals bij NN, topposities binnen het management. De vorige voorzitter van de Raad van Bestuur van NN was een actuaris, momenteel zitten er geen in de Raad van Bestuur. Volgens Van Rijn is het in het buitenland een nonnale zaak dat een actuaris de topman is van een verzekeringsmaatschappij. Hij noemt als voorbeeld twee Amerikaanse bedrijven van NN, de eerste man van NN in Griekenland en de tweede man in Spanje. Voor het be­reiken van een hoge managementpositie geldt voor elke discipline dat het vennogen voor leidinggeven aanwezig moet zijn , maar de bagage van een actuaris is ideaaJ. De beteke­nis van het Actuariaat onderstreept hij nog eens door zijn verhaal af te sluiten met 'Actuariaat is ontzettend belangrijk, wij geloven daar echt in' .

TOEKOMST

Op sommige terreinen loopt de actuariele wetenschap in Nederland achter, met name ten opzichte van de Angelsaksische landen. De oorzaak hiervan ligt in de langere traditie van de actuariele wetenschap in die landen. Zo was het tot voor kort ondenkbaar dat de topman van een verzekeringsmaatschappij in die landen geen actuaris was. Van Rijn stelt dat het voor de kennis en vonning van een actuaris belangrijk is om enige tijd in deze landen werkzaam te zijn . De policy van NN is om actuarissen voor een periode van 3 tot 5 jaar naar het buitenland te zenden en om­gekeerd buitenlandse actuarissen naar Neder­land te halen om optima Ie 'kruisbestuiving' plaats te kunnen laten vinden . Terloops ver­meldt hij nog een zwak punt van actuaris­sen, kennis van marktverhoudingenen markt­structuren, een onderdeel wat in de studie niet aan bod komt. De actuaris moet op dit gebied een zeker niveau van kennis hebben om het management voor ondoordachte stap­pen te kunnen waarschuwen . Van Rijn spreekt zijn teleurstelling uit dat er nog altijd levenactuarissen zijn, die in het dedain spreken over het schade-actuariaat. In bepaalde schadesectoren zijn eenvoudig te

JANUARI 1992

weinig waarnemingen aanwezig, waardoor de actuaris andere technieken moet gebruiken. Door het omvangrijke toepassingsgebied van de actuariele wetenschap is naar zijn mening niet te ontkomen aan het aanbrengen van ac­centen, zoals leven, schade en beleggingen.

Actuariaat is ontzettend belangrijk,

wij geloven daar echt in

De oprichting van het Centrum voor Ver­zekeringsstatistiek (CVS) vindt Van Rijn van groot belang. Door het professioneel inza­melen van schadegegevens on staat er een onafhankelijk platfonn dat uitspraken kan doen over premiestructuren. Samenwerking van verzekeringsmaatschappijen in deze en andere organen geeft ook de mogelijkheid om zich als eenheid naar de overheid te pre­senteren en met cijfennateriaal te komen van heel de bedrijfstak voor het grondig onder­bouwen van argumenten . In dit verband noemt hij de de consequenties van de een­wording van de EG. Afspraken over bruto­premies zullen niet langer zijn toegestaan (anti-karteI wetgeving), maar als de heIe bedrijfstak afspraken kan maken over netto risicopremies op basis van dezelfde data, zul­len de bezwaren in Brussel veel minder groot zijn. Kosten en provisie worden dan door de individuele maatschappijen zelf vastgesteld . Daarnaast vindt Van Rijn het belangrijk dat een actuaris een goed netwerk heeft. Als actuarissen uit de bedrijven elkaar kennen en vertrouwen zal overIeg in bijvoorbeeld actu­ariele commissies over unifonne grondsla­gen veel meer op kunnen leveren. Actuaris­sen van verschillende bedrijven zouden op risicopremieniveau een grote mate van over­eenstemming moeten kunnen bereiken.

ACTUARIEEL ONDERWIJS

De verzekeringsbedrijfstak fmanciert (in samenwerking met het AG, SVV en tussen­person en) reeds een deel van het actuariele onderwijs aan de Universiteit van Amsterdam en de leerstoel Verzekeringseconomieaan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Op de vraag of dit uitgebreid zou moeten worden, antwoordt hij volmondig ja . Van Rijn is be­trokken geweest bij de beslissing of er aan een universiteit een centrum zou moeten komen voor breed verzekeringsonderwijs, dus niet alleen actuariaat maar ook verslag-

geving, beleggingen, enzovoorts . De voor­waarde voor zo'n centrum is het vinden van een groep hoogleraren die goed met elkaar overweg kunnen. Het centrum zou plaats moeten bieden aan promovendi en andere onderzoeksassistenten die publiceren en con­tractonderzoek verrichten. Van Rijn vindt het nog altijd jammer dat dit niet tot stand ge­bracht is. Voor een gezonde bedrijfstak zijn goede ac­tuarissen van essentieel belang, in de woor­den van Van Rijn 'Gun ieder bedrijf, juist concurrenten, goede actuarissen voor een gezonde bedrijfstak'. De huidige schaarste aan jonge actuarissen is een probleem, daar er bij de leeftijdopbouw van de actuarissen een gat is gevallen. Na de tweede wereId­oorIog waren er veel studenten, terwijl het aantal na de zestiger jaren weer afnam. De pensionering van de generatie na 1945 zorgt dan ook voor opvolgingsproblemen, relatief veel jonge actuarissen bezeUen snel een ver­antwoordelijke positie. Voor de mentaliteit van pas afgestudeerden is deze ontwikkeling niet altijd positief, men komt teveel in een gespreid bedje terecht.

SLOT

Op de afsluitende vraag welke positie binnen NN Van Rijn het best bevallen is noemt hij het voorzitterschap van de directie van de schadeverzekeringsmaatschappij . Meer dan in zijn huidige functie stond hij midden tus­sen de bedrijfsaktiviteiten met een eigen binnen- en buitendienst, enzovoorts . De toe­treding tot de Raad van Bestuur kon hij om de eer niet weigeren, maar in zijn hart nam hij met pijn afscheid . De eerste jaren ais lid van de Raad van Bestuur waren niet mee­gevallen . De functie van Jaap van Rijn is topzwaar, wat hij nog eens illustreert met zijn zevendaagse werkweek en de slechts vier vakantiedagen in 1991. Drie kwartier later dan gepland nemen we afscheid van een nuchtere, markante persoon­lijkheid van het verzekeringswezen, na een bijzonder aangenaam gesprek wat een diepe indruk bij ons heeft achtergelaten. AClIlaries, let's go for it!

De auteurs zijn de heren Komor, Kuys en Terwisscha van Scheltinga bijzonder erken-telijk wegens de snelle en plezierige wijze __ _ waarop zij het gesprek met de heer Van Rijn 9 geregeld hebben.

ROSTRA ACTUARIS

Page 10: 1992 - Speciale uitgave januari 1992

-1-0-

Aardrijkskunde en de actuariele Casim Snoeks

, , Aardrijkskunde? Nee, dat is het toch niet v~~r mij. Accountancy dan toch maar? Het is wei voor de

hand liggend voor iemand die van wiskunde houdt en economie ook wil meenemen. Toch nog maar even doorbladeren in die studie­keuze gids van de UvA. Daar staat het plotseling, de derde studie­richting in het alfabet maar ik meen, zeker toen, een van de kleinste in omvang: Actua­riele Wetenschappen. Toen ik de omschrijving las wist ik het eigenlijk direct, ik moest en zou deze studie volgen, ik wit Actuaris worden. De studie bevatte veel toegepaste wiskunde, economie, de studie klonk en was onbekend en er was een prima arbeidsmarktperspectief.

INTERFACUL TEIT

September 1983 begon ik bij de toen nog be­staande Interfaculteit der Actuarieie Weten­schappen en Econometrie. De eerste studie­jaren waren voor mij eigenlijk een vervolg op de middelbare school, het was aileen veel vrijer. Dit veranderde voor mij in de zomer van 1985. Ik werd gevraagd voor een functie als student-assistent, een student die als soorl hulpje fungeert voor de wetenschappelijke staf. Student assistentschap is een kans die je -indien mogelijk- moet aanpakken . Je raakt door je aanwezigheid op de universiteit be­trokken bij het reilen en zeiJen daarvan. Ik: werd bestuurslid van de VSAE, de studenten­vereniging van de actuariaat en econometrie studenten, en heb een jaar in de interfacul­teitsraad gezeten. Daarnaast wordt een stu­dent-assistent uiteraard betrokken bij onder­wijs en onderzoek. Totaal heb ik ruim drie jaar bij de Univer­siteit gewerkt. De eerste twee jaar heb ik me beziggehouden met een onderzoek naar de kosten en andere gevolgen van invoering van een groot pensioenfonds voor alJe Nederlan­ders tezamen, een soort super ABP dus. Het laatste jaar heb ik me meer met het onder­wijs bemoeid.

PENSIOEN

De pensioenprob1ematiek werd en wordt nog steeds actueler en ging v~~r mij leven . Het was eigenlijk vanzelfsprekend dat ik hele­maal naar het deelgebied pensioenen trok . Nadat ik afgestudeerd was, of eigenlijk iets voordat ik afgestudeerd was, stond voor mij vast dat ik 'iets met pensioenen' wilde doen. Maar wat? Ik kon kiezen tussen een advies-

ROSTRA ACTUARIS

adviespraktijk

bureau of een pensioenfonds (een actuaris kan kiezen) . Ik: koos uiteindelijk voor het laatste. Het pen­sioenfonds PGGM in Zeist, het op ren na grootste pensioenfonds van Nederland (heel ruw gezegd het pensioenfonds voor de trend­volgers) had een vacature die mij op het lijf geschreven was.

Qp WEG NAAR ZEIST

Door het vertrek van enkele medewerkers kreeg ik na een half jaar al veel verantwoor­delijkheid en vrijheid op actuarieel gebied. De drie jaar dat ik bij het PGGM gewerkt heb is het rond dit fonds nooit rustig ge­weest. Er was sprake van pensioenfondshef­fing (Brede Herwaardering), het fonds zou te rijk zijn, delen van het pensioenpakket moes­ten anders gefinancierd worden en intern ging de automatisering voort. Het manage­ment kon meer informatie krijgen maar vroeg nog veel meer. Kortom een he1e mooie tijd waarin ik actuarieel verder ben gekomen maar waarin ik vooral kennis heb gemaakt met de 'wereld' om ons heen. Ik: was niet de

actuaris die in opdracht van anderen heel in­gewikkeld en onduidelijk geheimzinnige din­gen ging doen, nee we moesten terdege re­kening houden met de maatschappelijke con­sequenties van ons werk. Er was een voort­durende strijd tussen wat moest, wat wense­lijk was en wat kon en mocht. Toch ben ik bij het PGGM vertrokken, niet omdat ik daar uitgekeken raakte of omdat er geen uitdagingen meer waren maar omdat er een nog grotere uitdaging was die ik wilde oppakken. De ervaringen bij het PGGM ga­ven mij voldoende zekerheid om de advies­wereld in te gaan. Vanaf 1 november 1991 werk ik als consul­tant bij Towers Perrill / Smit en Bunschoten een van oorsprong actuarieel adviesbureau . Vele van de grote pensioenfondsen in Neder­land zijn klant van dit bureau. Towers Perrin geeft naast het actuarieie advies ook ad vies

De drie j aar dat ik bijhet PGGM

gewerkt heb is het rond dit fonds nooit

rustig geweest

op beleggingsgebied . Voor een actuaris die een pensioenfonds wi! adviseren kan dit een noodzakelijke uitbreiding van zijn of haar vakgebied zijn .

Als ik nu terugkijk tot 10 jaar geleden to en ik in die gids het vak Actuariele Weten­schappen v~~r het eerst zag, dan kan ik aI­leen maar concJuderen dat ik nog nooit spijt heb gehad van mijn keuze, en dat Actuaris eigenlijk het mooiste vak van de , , wereld is.

r-----------------------------------------------------------------There are very few people with whom the contact is always a learning experience, who provide you with a new vision of problems and who make you feel more intelligent by some kind of osmosis. In my opinion, Hans Bahlmann is the most impressive example of this category.

Andre Dubey

JANUARI 1992

Page 11: 1992 - Speciale uitgave januari 1992

John Martin Groupe Consultatif The Groupe Consu/Jatij des Associations d 'Acluaires des Pays des Communautes Europeennes, the body representing all the European actuarial associations in the Euro­pean Communities, was established in 1978. Originally, the Groupe's purpose was to pro­vide advice and opinions to the various organizations of the European Communities (EC) - the Commission, the Council of Ministers, the European Parliament, and the Economic and Social Committee - on matters affecting the actuarial profession. The Groupe Consu/Jatij has become progres­sively more active and now exists as a focal point for communication on professional and technical matters among the European actuarial associations.

Fourteen actuarial associations are represent­ed within the Groupe consu/Jalij. Each of the EUropean Communities' twelve states, except for Luxembourg, has at least one actuarial association; France, Italy and the United Kingdom have two. Each actuarial associa­tion appoints two representatives to the Groupe. There is also representation from each association on the four specific commit­tees covering insurance, pensions, finance, and general issues such as the free move-

. Corpor~te Finance

• · ... t

ment of services, professional matters, meetings, and constitutions.

The legislative process within the EC is com­plicated, and proposals for 'Directives' are initiated by the European Commission. At all stages there is considerable consultation with professional experts to ensure that proposals made are not only effective but also practica­ble. The Groupe has been able to make con­siderable contributions in this sphere.

For example, actuarial technical input was given with respect to a Directive when the Commission asked for a report on the calcu­lation of technical reserves for life insurance in the member states. The Groupe's report recommended that the Directive contain a statement of actuarial principles, to ensure that the reserves will be calculated using a consistent approach in each country. The Groupe's recommendation was fully accepted and its wording has incorporated substantially into the EC's Directive.

Currently, actuarial input is needed on issues arising under the EC's so-called 'single­market' initiative. This initiative involves plans to harmonize

I<EMPEN&CO Merchant Bank

.. omdat vermogensbeheer met het oog op de verplichtingen

betekent dat aileen maatwerk voldoet. .....

• > Inlichtingen Kempen Capital Management N. V

Drs E.K Greup, F.M. KrttijfJ, tel. 020 - 5571 371

the regulation of both life and non-life insur­ance business within the EC. Other proposals under the initiative could lead to pan-Europe­an pension arrangements and much wider transferability of pension right across national borders. The Groupe has been asked to provide a series of reports on these matters.

It is, however, not just at technical level that the work of the Groupe has led to greater awareness of the actuarial profession within the EC . The Groupe increasingly sees its role as one of coordinating and promoting a rather more pan-European actuarial profes­sion and of providing a forum where issues common to all its members can be discussed.

In continually seeking to develop relation­ships among the actuarial associations in the EC and their individual members, the Groupe organizes colloquia and summer schools. It has produced publications of interest to the actuarial profession in the EC, including a study on mortality and another on actuarial factors related to life insurance practices in EC countries. A newsletter is published twice a year for its members. The Groupe is also developing a comprehensive register of all full members of the actuarial associations within the EC.

Effecten

......

. ' .

Kempen & Co N V Herengrach t 182 Postbus 11363 1001 GJ Amsterdam

JANUARI 1992 ROSTRA ACTUARIS

11

Page 12: 1992 - Speciale uitgave januari 1992

Het Aegonomisch denken van drs. J.F.M. Peters

Monica Arntz, Ger Vrancken

Hoewel het interviewen van top­functionarissen niet tot onze dagelijkse bezigheden behoort, gingen wij toch beslagen ten ijs op bezoek bij de heer Drs. J.F.M. Peters, voorzitter van de Raad van Bestuur van AEGON. In 1931 geboren in Amsterdam, gehuwd in 1960 en afgestu­deerd als econoom aan de Uni­versiteit van Amsterdam. Bui­tenstaanders karakteriseren hem als een actief en dynamisch per­soon, met grote belangstelling voor de (duur)sport. De houding van Peters naar zijn werknemers toe wordt door een van deze werknemers doeltreffend om­schreven: Met Peters kun je zo­weI over hockey als over voet­bal praten, met andere woorden hij kan met bijna iedereen over­weg.

Een rustige, zakeJijke en zelfbewuste Peters schetst zijn carriereverIoop als voigt. 'Prof. Engelfriet zocht een econoom voor de Nillmij (samen met de Eerste Nederlandse in 1969 gefuseerd tot ENNIA). Ik bleek in het profiel te passen en zodoende trad ik in 1958 in dienst bij de Nillmij op de afdeling beleg­gingen. Later ben ik werkzaam geweest bij het Electrologica-project.'

In 1983 is Peters tot voorzitter van de Raad van Bestuur van ENNIA benoemd, waarbij zijn eerste grote daad de aankondiging van de fusie ENNIA-AGO was. Na de fusie werd hij in 1984 voorzitter van de Raad van Be­stuur van AEGON en zal tot medio 1993, wanneer hij zijn pensioengerechtigde leeftijd bereikt, deze functie blijven bekleden. Daar­na zal hij meer tijd krijgen voor, zoals hij dat omschrijft 'enkele klussen' en vooral lezen (historie). Peters is naast het voorzitterschap bij AEGON onder meer lid van de Raad van Advies van de Amro en Lid van de Raad van Commissarissen bij Pakhoed Holding en Daf. Vandaar dat de Vereniging van Effectenbe­zitters Peters als zevende machtigste onder-

ROSTRA ACTUARIS

nemer in Nederland heeft uitgeroepen.

Wat is het geheim van Peters? In dit kader licht hij een tipje van de sluier op. 'Iemand moet een paar keer door uiterst in­gewikkelde situaties heengaan en vervolgens aantonen dat hij overeind is gebleven. Deze personen redden het in het bedrijfsleven.' Ais moeilijk moment voor zichzelf heeft Peters onder meer de eerste periode na de fusie AGO-ENNIA ervaren, de implementa­tiefase. Achteraf is hij van mening dat hij met volle tevredenheid op deze implementa­tiefase kan terugkijken. Verder yond hij de periode Electrologica verschrikkelijk zwaar.

De uitreiking van het eredoctoraat van Biihlmann ziet hij als een erkenning van de actuariele wetenschap. 'Uit het Curriculum Vitae van de heer Biihlmann blijkt dat hij

Met Peters kun je zowel over hockey als over voetbal praten, met andere woorden

hij kan met bijna iedereen overweg

een breed opgeleid man is en in hoge mate betrokken is bij wat er in de Verenigde Staten op actuarieel gebied is gebeurd.' Dat Peters niet over een nacht ijs gaat, blijkt uit het feil dat hij, ter voorbereiding op het interview, het Curriculum Vitae van Biihlmann had opgevraagd bij de Swiss Re (een van de grootste herverzekeraars van de wereld).

In de Raad van Bestuur van ENNIA waren twee van de zes led en actuarieel geschoold. Hoewel thans een actuarieel geschoolde in de Raad van Bestuur van AEGON ontbreekt, is het aandeel van de actuarissen in het mana­gement van AEGON relatief hoog. In het Amerikaanse bedrijf van AEGON zijn de actuarissen in het management nog sterker vertegenwoordigd dan in Nederland. De oor­zaak hiervan is dat op de Amerikaanse ver-

zekeringsmarkt de marges krapper zijn, door de hevige concurrentiestrijd. 'Het is in de VS meer schaatsen langs de rand', zoals Peters het uitdrukt.

Ten aanzien van het werkterrein van de actu­arieel geschoolde heeft Peters de volgende opvatting. 'De actuaris kan worden gekarak­teriseerd als een bedrijfseconomisch ge­orienteerd persoon (verbijzonderd op het ver­zekeringsbedrijf). Dit is de Angelsaksische benadering. Hij dient bij een verzekeraar op een natuurlijke, logische, vanzelfsprekende wijze invloed uit te oefenen op de fmanciele verslaglegging en produktontwikkeling. Bo­vendien dient hij een brug naar de beleggin­gen te slaan. Kortom een spin in het verze­keringsweb. Niettemin blijkt in de praktijk zo nu en dan dat de actuaris te weinig anti­ciperend optreedt en te veel wetenschapper is.'

Zijn voorkeur voor de Angelsaksische bena­dering steekt hij niet onder stoelen of ban­ken. 'Iedere jonge actuaris raad ik aan een tijdje in Engeland of Amerika te gaan wer­ken, om zich met name in de breedte te ont­wikkelen. Door AEGON worden dan ook mogelijkheden voor een tijdelijke stationering in het buitenland geschapen. Maar wij halen momenteel Amerikaanse actuarissen naar Ne­derland, aangezien zij op de huidige actuele vraagstukken als Embedded Value en Asset Liability Management verder zijn dan hun Nederlandse colJega's. De theorie van deze vraagstukken wordt weliswaar ook hier be­heerst, maar qua implementatie van de tech­nieken zijn de Amerikanen verder.'

Maar waarom gaan er dan de laatste tijd zoveel Amerikaanse verzekeraars failliet, ondanks de toepassingen van deze gewaar­deerde actuariele technieken in de VS? 'Hier is de actuaris niet voor verantwoordelijk. Een oorzaak van de faillissementen is een verkeerde produktontwikkeling dan wei een te agressieve prijsstelling. Bijvoorbeeld het GIC-produkt (Guaranteed Investment Con­tract). Een produkt met een hoog gegaran­deerd rendement; aan de k1ant worden bijna 200 basispunten boven treasury (staatslening) gegarandeerd, Bovendien komt hier de kostenopslag nog bovenop; zo'n 150 basis­punten. Zodoende moet een rendement van 350 basispunten boven treasury worden ge­maakt door de verzekeraar, hetgeen naar

JANUARI 1992

Page 13: 1992 - Speciale uitgave januari 1992

mijn mening onverantwoord is. Voor zo'n rendement moet je immers naar de zwakkere debiteuren. Iedereen geeft overigens ten on­rechte de beleggers de schuld, zij zouden verkeerd hebben belegd. De schuld ligt ech­ter bij het management, zij heeft er uitein­delijk in toegestemd produkten als GIC's (met bijbehorende hoge garantie) te verko­pen.'

De schaarste aan actuarissen in Nederland is volgens Peters te wijten aan de toegenomen vraag in de laatste jaren. 'De markt, de pro­dukten en de omstandigheden zijn erg veel veranderd. Hierdoor is er veel meer behoefte aan de actuaris dan vroeger in de rustige, stabiele tijd. '

De markt, de produkten en de

omstandigheden zijn erg veel veranderd. Hierdoor is er veel

meer behoefte aan de actuaris dan vroeger

in de rustige, stabiele tij d

De mogelijkheden voor actuarissen binnen een verzekeringsmaatschappij zijn dan ook talrijk. Produktontwikkeling en fmancieie verslaglegging zijn gebieden binnen AEGON waar actuarissen zich bevinden. Ook binnen het schade-actuariaat zijn er ruime mogelijk­heden, waar bijvoorbeeld onlangs nieuwe tarieven voor arbeidsongeschiktheidsverzeke­ringen zijn bepaald. AEGON is interessant als werkgever vanwege de mogelijkheden op ir)ternationaal gebied. 'AEGON loopt, als ik bescheiden mag zeggen, voorop op actuarieel gebied. Wij zijn ver met de Embedded Value analyses . Ook in Amerika liggen we voor­op, dat zegt het actuarieel adviesbureau Tillinghast tenminste. Kortom, voor een actuaris geldt: Een verze­keraar als werkgever is goed, AEGON is heel goed .'

De commissarissen krijgen bij AEGON bui­ten de fmanciele rapportage een rapport van de interne acluaris en een door Tillinghast gecontrolecrde en gesigneerde Embedded Value analyse over het gehele concern. 'Je kunt je vandaag de dag als verzekerings­bedrijf niel beperken tot alleen de fmanciele adminislratie, daar hoort de he1e Embedded Value analyse bij.'

JANUARI 1992

De verhouding accountantlactuaris licht Peters als voigt toe. 'De directeur Financiele Zaken bij AEGON is thans een accountant van opleiding. Medio 1992 zal de nieuwe man een actuaris zijn. Zowel een accountant als een acluaris is derhalve kandidaat voor deze post. Financiele zaken va It immers uil­een in de fmanciele verslaglegging (opstellen van de kwartaal- en jaarrapportages) en de fmanciele analyse. Het eersle is voornamelijk de taak van de accountant en het analytische deel is de taak van beiden. Verder zijn bij onze besprekingen ten aanzien van de fmanciele cijfers in de Raad van Besluur en met de besprekingen met de Raad van Commissaris­sen zowel het hoofd fmancien als de concern actuaris aan­wezig. '

Over de voorgenomen fusie lussen Interpolis en Centraal Beheer zegt Peters : 'Het wordt er allemaal niet eenvoudiger op. De Rabobank is altijd al een succesvolle distributeur van verzekeringen geweest. ' Voor AEGON geldt: 'Je moet wat je doet goed doen. Van alles een beetje is niet de weg , dat leren andere bedrijfstakken ons. Je kunt je beter concen­treren op een beperkt aantal dingen (voor AEGON betekent dit verzekeren). Maar dan moet je wei zorgen dat je deze dingen goed doet. Een wezenlijk onderdeel van onze strategie is het gezond houden van onze verzekeringsportefeuilie. We moeten ervoor waken dat we veel aan de voordeur verkopen en vervolgens deze produktie weer aan de achterdeur kwijt­raken . '

Om 3 uur precies eindigde ons bezoek aan Peters. Een bezoek dat indruk op ons heeft gemaakt, vanwege het feit dat Peters een duidelijk positief beeld ten aanzien van de actuaris heeft gepresenteerd . Dit tekent naar onze mening zowel de actuaris als Peters zeit'!

De auteurs willen via deze weg de heer Brink bedanken. Zonder zijn medewerking zou her interview met de heer Peters niet zo soepel zijn verlopen. Bovendien willen we de heer Peters bedanken voor het feit dat hij, ondanks zijn drukke agenda, tijd voor ons vrij heeft willen maken.

r------------------------------------------------------------------, Mededeling redactie Rostra Economica

Deze speciale eenmalige uitgave van rostra onder de naam ROSTRA Actuaris staat los van de geregelde uitgaven van ROSTRA Economica. De verantwoordelijkheid voor de inhoud en opmaak van ROSTRA Actuaris ligt geheel in handen van de leer­stoelgroep Actuariaat zonder enige inmenging van de redactie van ROSTRA Economica.

------------------------------------------------------------------~

ROSTRA ACTUARIS

-1-3-

Page 14: 1992 - Speciale uitgave januari 1992

De VSAE door Gisella Eikelenboom de jaren heen

De VSAE is de Vereniging van Studenten in het Actuariaat en de Econometrie. Gisella Eikelen­boom, de huidige voorzitter, be­schrijft het reilen en zeilen er­van.

VERLEDEN

AI sinds 1965 zijn de actuariaat- en econo­metriestudenten aan de UvA verenigd in de VSAE. Ten tijde van de interfaculteit waren de docenten zeer betrokken bij de ver­eniging. Zij zijn het, die er meennalen voor gezorgd hebben dat de VSAE fmancieel het hoofd boven water kon houden . De studenten op hun beurt waren nauw betrokken bij de interfaculteit. Zo zaten zij in onderwijscom­missies en in de Interfaculteitsraad. Ge­zamenlijk hielden zij een mentorsysteem in stand. De eerstejaars kregen hierbij een studentmentor toegewezen (meestal zelf een tweedejaars), en aIle studenten hadden een zogeheten 'stafmentor'. Met het vervijfvou­digen van de eerstejaarscohorten en de hal­vering van de vaste staf is in dit mooie systeem helaas de k1ad gekomen. Het activiteitenpeil van de vereniging was hoog: excursies, feesten, gastcolleges, intro­duktieweekend, (zeil-)weekends, lezingen, maandelijkse afstudeerborrel, voorlichting, mentoren leveren, et cetera. Tevens waren er gezamenlijke activiteiten met de SEF en KRAKET (de econometristenvereniging van de VU).

r---------------------------------, Bezoek de

Landelijke Econometristendag

Modellen: Nut of Noodzaak7 (voorspelbare toekomst, te verzekeren?1

20 februari 1992 in de

Aula van de UvA

Sprekers o.m. Prof. Or. M.J. Goovaerts

's Avonds feest in Akhnaton

mmv Eton Crop

L _________________________________ J

ROSTRA ACTUARIS

IN DE FEE In deze situatie kwam verandering toen de Interfaculteit der Actuariele Wetenschappen en Econometrie opging in de Faculteit der Economische Wetenschappenen Econometrie (FEE). Door het opgaan in een groter geheel werd de afstand tussen vereniging en docent groter, maar ook de afstand tussen vereni­ging en studenten. Bovendien groeide het aantal A&E-studenten explosief. Er was spra­ke van 'concurrentie' tussen de grote econo­menverenigingen en de VSAE. Op het poli-

tieke vlak waren de NOBAS en de AGE al actief. Bij hen stonden de deuren open voor A&E-studenten die politiek actief wilden zijn. De 'politieke' belangen van A&E-stu­denlen werden ook door deze verenigingen behartigd (de studierichtingscommissie A&E is echter nog steeds onafhankelijk van welke vereniging dan ook; dit in tegenstelling tot de studierichtingscommissie economie). Zowel bij de AGE (AktieGroep Economen) als bij de NOBAS (Nieuwe Organisatie voor de Be­langenbehartiging van Amsterdamse Studen­ten) bestaat de Faculteitsraadsfractie op het ogenblik voor de helft uit A&E-studenten. Op het gebied van excursies en dergelijke was de toenmalige NOBAS (in de huidige verenigingsstructuur zijn de facilitaire zaken van de NOBAS overgegaan in de E.E.F.A.) actief, hoewel voor hen het gebied van Actu­ariaat en Econometrie nieuw was . Ondanks het feit dat het aantal A&E-studen­ten sterk gegroeid is, is het aantal actieve

studenten niet evenredig toegenomen. Dege­nen die actief zijn, zijn dat bij E.E.F.A., NOBAS of AGE, en slechts weinigen bij de VSAE. De VSAE beperkte zich tot het orga­niseren van weekends (waaronder het intro­duktieweekend), feesten, sportwedstrijden, maandelijkse afstudeerborrels en het uitgeven van de Intercom. Dit zijn echter niet de acti­viteiten waar je grote groepen A&E-studen­ten mee bereikt en dat is uiteindelijk wei het doel van de vereniging.

TOEKOMST

Tijd voor verandering dus . Met een profes­sionele aanpak moet het mogelijk zijn acti­viteiten te ontplooien die de A&E-studenten de laatste jaren hebben moeten ontberen: er moeten weer regelmatig excursies komen (en niet aileen naar bierbrouwerijen, maar ook naar bijvoorbeeld actuariele adviesbureaus), samen met de vakgroep Actuariaat en Econo­metrie moeten er weer gastcolleges en lezin-

gen georganiseerd gaan worden. Natuurlijk worden de huidige activiteiten gecontinueerd en indien nodig verbeterd. Om dit doel te bereiken zal meer worden samengewerkt met andere verenigingen . Met name de samenwerking met de E.E.F.A. zal in de toekomst versterkt worden. Deze samenwerking werpt nu al haar vruchten af: er is al een excursie naar het actuariele ad­viesburo Tillinghast/Leuven georganiseerd en voor 20 februari 1992 staat de Landelijke Econometristen Dag (voor aile A&E-studen­ten in Nederland) op het programma. Zolang de VSAE bestaat is deze onderhevig aan een golfbeweging, zowel wat betreft acti­viteiten als actieve studenten. Het is duidelijk dat de VSAE nu weer op de opgaande lijn zit qua activiteiten. Hopelijk heeft dit zijn uit­straling naar studenten, zodat zij zich weer in groten getale aanmelden bij de VSAE; er staat weer heel wat te gebeuren voor aile Actuarissen en Econometristen.

JANUARI 1992

Page 15: 1992 - Speciale uitgave januari 1992

Van Actuaris tot:

Manager

Hanno Mijer, in 1987 afgestudeerd aan de Univer­siteit van Amsterdam vertelt over over zijn studie en zijn huidige functie AEGON N.V.

" In mijn studiepakket (oude stijl) had ik gekozen voor een groot aantal bedrijfseconomische en marketingvakken om­dat ik graag wilde gaan werken op het randgebied van

actuariaat en commercie. Op dat moment was ik werkzaam bij Brans & Co, een actuarieel adviesbureau. Ik vond het een bijzonder pret­tig bedrijf maar de aard van de werkzaamheden sloot niet aan bij mijn interesses en daarom besloot ik mijn heil te zoeken bij een groot, internationaal , bedrijf met een volwassen management develop­ment programma. Ik heb toen voor AEGON gekozen omdat het vol­deed aan deze wensen . Daarnaast heeft het bedrijf een vriendelijke, open uitstraling en een bedrijfscultuur waarin veel ruimte is voor jonge, ambitieuze mensen .

CURSUSSEN In mijn eerste jaar was ik assistent van de commercie1e directie van het bedrijfsonderdeel Leven Collectief. Naast mijn normale werk­zaamheden volgde ik diverse introductieprogramma's en cursussen, onder meer op het gebied van marketing en organisatieveranderingen. Na een jaar kreeg ik de leiding van een offerteafdeling. Een paar maanden later had ik geluk; de functie van mijn baas kwam vrij en ik werd Hoofd Verkoopbevordering. Om mijn managementvaardig­

heden te versterken heb ik twee spe­cifieke cursussen gevoJgd: de AEGON Middle Management Leergang, een cursus waarbij de nadruk ligt op de basisvaardigheden van een manager en , een paar maanden later, het Young Managers Programme van INSEAD, een Franse business school. Na INSEAD startte ik als Hoofd Product Research & Development van AEGON . Bij deze afdeling ben ik ver­antwoordelijk voor het complete pro­ces van het in de markt zetten van nieuwe produkten; van eerste ideeen en marktonderzoek, via actuariele ana­

lyses en systeembouw, tot en met de reclamecampagne en feitelijke introductie van nieuwe produkten. lk kom door de aard van de werk­zaamheden in aanraking met een groot aantal disciplines, wat het werk zeer boeiend maakt en voor mij een voortdurende uitdaging be­tekent.

FUNCTIE Door mijn actuariele kennis aan te vullen met relevante opleidingen, ervaring en een beetje gel uk heb ik nu een functie die vrij- " weI aile elementen bevat die mij als student voor ogen stonden.

JANUARI 1992

Herverzekeraar

Margreet Haandrikman, in 1988 afgestudeerd aan dezelfde universiteit vertelt waarom zij actuariaat is gaan studeren.

" Puberaal schrikbeeld: oma 's veljaardag en weer zit ik naast die oude oom en weer vraagt hij of ik al weet wat ik worden wi!.

Aangezien ik weer het antwoord schuldig moet blijven, besluit hij iets te regelen . Twee weken later gaat de telefoon: 'U spreekt met meneer Jansen (oud-voorziuer van het Actua­rieel Genootschap) en ik wi! u graag uitnodigen om naar Amsterdam te ko­men om u iets over het beroep van ac­tuaris te vertellen.' Tijdens dit gesprek besluit ik, een in zondagse kleren gestoken 16-jarige, actuariele wetenschappen te gaan stu­deren.

STUD IE

De Universiteit van Amsterdam lijkt toch meer op school dan verwacht en hoewel de vakken op zich interessant zijn, bekruipt mij het gevoel dat een actuaris een duffe cijferaar moet zijn . De studenten-tijd wordt dan ook belangrijker dan de studie-tijd . Pas in het laatste jaar, tijdens een stage bij Delta Lloyd, begin ik enigszins te begrijpen waar die meneer Jansen nu zo enthousiast over was .

BAAN Een uitgebreide orientatie op de arbeidsmarkt leert mij dat de mogelijkheden voor een pas afgestudeerde actuaris legio zijn. Uiteindelijk besluit ik in de zomer van 1988 op het actuariaat buitenland van de Nederlanse Reassurantie Groep te gaan werken. Dit blijkt geen slechte keus want inmiddels ben ik razend enthousiast over het vak herverzekering. Dit wordt niet in de laatste plaats veroorzaakt door de, wat ik zou willen noemen, 'dubbele' dimensie. Niet aileen vergaart een herverzekerings-actuaris kennis over aile mogelijke produkten in de directe markt maar ook over aile mogelijke vormen van herverzekering , die daarop toe te passen zijn . Het is een boeiend en verbazingwekkend creatief vak, en " inmiddels ben ik ervan overtuigd dat een actuaris alles behalve een duffe cijferaar is .

ROSTRA ACTUARIS

Page 16: 1992 - Speciale uitgave januari 1992

16

Wat ik bijvoorbeeld Henk Wolthuis

Een interview met Professor Wim de Wit, hoogleraar Verze­keringseconomie, Erasmus Uni­versiteit Rotterdam.

BOHLMANN

Vreemd genoeg is Biihlmann eerst in de zestiger jaren bij het ASTIN-gebeuren (ASTIN Actuarial STudies In Non-life insurance) betrokken geraakt. Voor het eerst heb ik hem meegemaakt bij het ASTIN colloquium van 1970 in Randers, Denemarken . Wat mij toen opviel was dat Biihlmann werkeJijk aan aile discussies deelnam, en dat hij vrijwel alles wist van de meest uiteenlopende theoretische onder­werpen. Hij is als een van de weinigen in staat om aan theoretische discussies over aile actuariele onderwerpen op het gebied van de schadeverzekering op hoog niveau deel te nemen. Verder heeft hij een gigantische talenkennis, dat is onvoorstel­baar. Zoals je weet heeft ASTIN twee voertalen, Frans en Engels, en dat hij van­uit zijn Zwitserse origine Frans spreekt vind ik niet zo erg onwaarschijnlijk. Er waren in Randers een aantal actuarissen die aileen maar Spaans spraken, of bijvoor­beeld Italiaans. Geen nood, Biihlmann ver­taalde het Spaans wei in het Italiaans . Hij sprong bij iedere gelegenheid het podium op en gaf resumes en voorzover ik kan be­oordelen, ook op een voortreffelijke manier. Oat is mij altijd bijgebleven . Hij is , denk ik, een echte wetenschapsman en minder een bestuurder. Ik ben zelf een beetje het omgekeerde. Mijn hele werkende leven heb ik de zaak [Nationale-Nederlan­den] helpen meebesturen, en al heb ik veel interesse v~~r de wetenschap, ik ben niet zo'n pure wetenschapper. Biihlmann weI. Het is bovendien een ontzettend aardige man; ik heb het altijd uitstekend met hem kunnen vinden. Hij heeft mij destijds ook geholpen met het opzetten van het tijd­schrift Insurance: Abstracts and Reviews, en aile indelingen daarin. Thans speelt Biihlmann nog steeds een prominente rol in het internationale ASTIN committee, waar­in hij de permanente vertegenwoordiger is van de internationale actuariele vereniging (AAI). Hij heeft hierin over het algemeen een goede invloed.

ROSTRA ACTUARIS

ook vind • • •

CREDIBIUTEIT

Wat credibiliteit betreft ga ik altijd even terug naar de beginperiode ervan, en naar het gebied waar het begonnen is , namelijk bij de ziekteverzekering in Amerika . Ik zou haast zeggen, dat is het klassieke voorbeeld dat we ook bij de wettelijke ziekteverzeke­ring in Nederland nu aantreffen, waar men eigenlijk zegt: die ene doorsneepremie voor het hele veld bevredigt ons niet meer. Ondememingen die een duidelijk kleiner ri­sico lopen mogen minder betalen, ten laste van degene die meer risico lopen. Dus de risicovolle bedrijfstakken . Het komt er op neer, dat je van een gemiddelde premie met behulp van credibiliteit uitwaaiert naar een aantal gedifferentieerde premies. Mijn bezwaar tegen credibiliteit is, dat de klassieke weg van premiestelling er een is op basis van risico's. De credibiliteit deelt eigenlijk groepen in naar schade. Ais bij wijze van spreken ik een heel groot risico vorm, maar ik heb door n'importe welke oorzaak weinig schade, dan val ik in een uitstekende risicogroep. Dus dan betaal ik in feite te weinig premie. En ik vind dus, in mijn hart, als je het zo simpe1 bekijkt, de credibility niet geheel eerlijk.

Credibiliteit deelt groepen in naar

schade. Als j e het zo simpel bekijkt is

de credibility niet geheel eerlijk

Het is voor mij geen uitgemaakte zaak dat het schadebeeld ook een goede representant is voor het risico. Nu weet ik wei, dat wie het risico meet ook naar de schadebedragen kijkt, en het dus als puntje bij paaltje komt op hetzelfde neerkomt. Toch is mijn filoso­fie net een andere. Ik ga in principe uit van het risico en dat ga ik meten. En dat ik dat dan mede aan de hand van de schade doe is eigenlijk secundair, terwijl ik het bij de credibiliteit he1emaal doe via de schade. In

mijn colleges aan de Erasmus Universiteit Rotterdam (EUR) ga ik eerst in op de vraag, wat een risico is; dan, hoe het risico

te meten, en vervolgens hoe de risico's in te delen in homo gene groepen. Als uitsplitsingstheorie vind ik de credibili­teitstheorie uitstekend, maar ik vind de theorie niet alleenzaligmakend. Waar het om gaat is volgens mij de afweging, waar gebruik je het een, en waar gebruik je het ander. lk denk dat dat de discussie is. lk heb een methode vanuit het risico en ik heb een methode vanuit de schade, en vanuit het risico werken vind ik mooier. Men kan natuurlijk ook zeggen, wat een onzin, dat komt allemaal op hetzelfde neer.

lOOPBAAN

In 1947 ben ik in dienst getreden bij de toenmalige Nationale Levensverzekerings­bank, voordien had ik in Leiden natuur­kunde gestudeerd . In de eerste jaren heb ik mij bezig gehouden met de pensioenwereld in Nederland. N a de fusie in 1963 heb ik mij bij Nationale-Nederlanden (NN) vooral beziggehouden met de wat wetenschappe­lijker kant van het bedrijf (premiestelling en reserveringen), en vooral in het kader van het totale Nederlandse bedrijf. Na 1963 heb ik mij vooral gericht op de schadesector. lk heb mij vooral in die perioden technisch en politiek in het bij­zonder met de ziektekostenverzekering beziggehouden. Terzijde heb ik ook aan­dacht geschonken aan de levensverzekering. Op een gegeven moment yond ik dat die schadesector wetenschappelijk wat beter zou moeten worden onderbouwd. lk heb toen onder andere het initiatief genomen tot de leerstoel schade. Verder heb ik in de eerste plaats gepro­beerd om de theorie zo te vertaien dat je er in de praktijk mee uit de voeten kon. Daamaast heb ik er voor gezorgd dat er cijfermateriaal kwam. Oat heell geleid tot de stichting van het Centrum voor Verzeke­ringsstatistiek, waarvan ik vanaf de oprich­ting tot mijn terugtreden uit NN voorzitter ben geweest. Pas erg laat ben ik lid geworden van het Actuarieel Genootschap (AG), in 1966 [En­kele jaren geleden is de Wit benoemd tot lid van verdienste van het AG, red.]. Al in een vroeg stadium ben ik bestuurslid van het ASTIN geworden. Na het terugtreden van Verbeek ben ik voorzitter geworden. Het hoogtepunt daarvan was natuurlijk het Scheveningen colloquium . In 1988 ben ik met pensioen gegaan bij NN, en een jaar eerder ben ik aan de EUR benoemd tot hoogleraar in de verzekeringseconomie. Thans ben ik nog committeelid van het internationale ASTIN.

IN DE VERLENGING

De wetenschappelijke kant vind ik erg leuk, maar het blijft bij mij natuurlijk altijd de praktische inslag. lk zal je zeggen wat ik hier doe aan de EUR, in het kader van

JAN UARI 1992

Page 17: 1992 - Speciale uitgave januari 1992

de afstudeerrichting verzekeringseconomie. Ik geef nu zelf verzekeringswiskunde voor wat dat moge zijn. En dat doe ik als voigt: ik geef het in twee semesters, dus het is een heel jaar. Het eerste semester geef ik zaken die algemeen toepassing vinden . Eerst geef ik een college over wat risico is, vervolgens over wat een verzekering is; dat is een bedrijfseeonomische beschouwing. Ten derde beschouw ik de vraag: hoe kom ik aan materiaal (colleetief en individueel) wat mag ik daarover vragen aan de verze­kerde en wat mag ik registreren (bijvoor­beeld wei of geen genetische informatie). Dan volgen er vier blokken over wat te doen met dat ruwe materiaal. Ais ik dat gesorteerd heb naar allerlei normen , dan behande1 ik de vraag 'Hoe kan ik het geheel bewerken tot een tarief'?' Dus dan heb ik eigenlijk alles vanuit het gezichts­punt van risico gedaan, ik heb het materiaal

in homo gene klassen verdeeld en die homo­gene klassen heb ik • gesmoothed' tot een tarief, heel globaal. En ik vind het dan 1euk om te laten zien wat voor theoretische criteria er zijn om te kijken hoeveel homogene groepen ik moet kiezen, dit af­gezet tegen de praktijk . Dan voigt een hoofdstuk over credibiliteit. Vervolgens behandel ik de vraag: 'Hoe kom ik vanuit de netto premie naar een bruto premie'. Dan komen er hoofdstukken over inflatie en rente, eeonomische hoofdstukken . Met dat laatste hoofdstuk ben ik overigens nog lang niet klaar. Dan voigt een hoofdstuk over kapitaal- versus omslagste1sel, 'Wat zijn dat voor zaken, en hoe werken ze?' Voor- en nadelen geef ik ook in eeono­misch perspeetief. Ook heb ik nog een hoofdstuk over voorzieningen, waarbij ik over embedded value praat, maar ook over de run-off-triangle en dat soort dingen. En dan doe ik het steeds zo: ik no em het prin­cipe en laat een eenvoudig voorbeeld zien . Mijn ervaring is dat de meeste mensen,

JANUARI 1992

zowel in de praktijk als hier bij de minder goed wiskundig-gevormde bedrijfsecono­men op de EUR, afgaan op een cijfervoor­beeld, waarin ze kunnen zien wat je waar in moet vullen. Een klein tekeningetje, grafiekje of een schemaatje erbij, zo moet je het doen. Dat werkt hier. Maar alleen een formule geven, dat werkt niet. Wat ik mede beoog is om de commerciele man, de manager, de eeonoom wegwijs te maken in het prijskaartje en in de veilig­heid, de premie en de voorzieningen, zodanig dat ze weten wat er achter steekt. Vooral dus de ftlosofie, maar ze hoeven het niet zelf uit te kunnen rekenen. Ze moeten weten wat bij een autotarief het voor en tegen is van het opnemen als factor van gewicht, en van kilometrage. Verder behandel ik de vraag 'Hoe zit nou zo'n smoothing in elkaar'. Voor het eehte uitre­kenen van de smoothing en het indelen in klassen hebben ze dan een actuaris nodig. Zoveel theoretische kennis en praktische handvaardigheid in het hanteren van moei­lijke formules, dat hoeft voor mij niet. In mijn collegedictaat, dat overigens nog lang niet klaar is, heb ik haast alle Neder­landse actuariele publikaties verwerkt, die dus door de taal ervan geen enkele ver­spreiding kennen in de wereld. Ik vind dat er hele aardige artike1en bij zitten, die meer aandacht verdienen dan ze nu krijgen. Wat dat betreft zou een vertaling in het Engels van mijn syllabus, na voltooiing en nadere uitwerking, van belang kunnen zijn. [De Wit is in feite dus bezig om in zijn eentje een boek als 'Actuarial Mathema­tics' van Bowers et al. te schrijven, maar dan vanuit de praktijk, red .] . Hoe het van­uit de praktijk moet wed ik exact. Maar, dat is mij zo tegengevallen to en ik hier kwam , ik heb jarenlang in de praktijk ge­werkt en als je hier aan de universiteit komt merk je pas hoe je in de praktijk met een soort 'gatenwetenschap' werkt. Je kunt in de praktijk met heel veel dingen werken die theoretisch helemaal niet goed gefun­deerd zijn, maar die iedereen accepteert. Dus ik ben hier begonnen met dat funda­ment eronder te geven, eehter zonder laat ik maar zeggen het wiskundig apparaat; dat laatste vind ik voor actuarissen. Verder ben ik aitijd op zoek naar randverschijnselen, zoals beschouwingen over solidariteit en bijvoorbeeld fuzzy sets, waarover ik in Insurance: Mathematics and Economics een groot aantal jaren geleden heb gepubli­ceerd, met toepassingen op verzekerings­gebied. Op dit moment houd ik mij ook bezig met eeonomische aspeeten van de chaostheorie, in het bijzonder betreffende de rente, maar daar ben ik nog lang niet uit.

ACTUARIS EN QPLEIDINO

Ik denk dat de actuaris in principe verant­woordelijk moet zijn voor de premie en veiligheid (dus ook voor de voorzieningen; dat betekent ook meedenken over de wijze

van waarderen, beleggen etc.), maar hij is niet de eindverantwoordelijke, dat is het management. Mijn aanpak is dus te probe­ren door mijn onderwijs het management zover te krijgen, dat het de actuaris begrijpt, en ook begrijpt wat het niet zelf kan , en dat het met die actuaris kan discus­sieren over wat zinnig is en wat niet. De manager is eindverantwoordelijke, moet ook het defmitieve besluit nemen, doet dat niet door klakkeloos de actuaris als een soort heilige te volgen, maar discussieert met hem over de in en outs van diverse oplossingsmogelijkheden. Zo zie ik het eigenlijk. Die discussie moet er zijn. En dan moet de actuaris het natuurlijk zo ver­tellen dat de manager het begrijpt, en de

Hoe het vanuit de praktij k moet weet ik exact

manager moet zoveel kennis hebben dat hij de actuaris ook verstaat. Ik haai hier zelf vaak als voorbeeld aan dat een actuaris wiskundig heeft uitgerekend hoeveel eigen vermogen er moet zijn bij een kans op faillissement van 111000 en bij een kans van 1110000. De manager luistert daar met diepe eerbied naar, want dat is toch wei ingewikkeld . De manager moet begrijpen dat het verschil tussen kansen als 111000 en 1110000 op zich nietszeggend is, en alleen wiskundig begrijpbaar. Dus de bijvoorbeeld twintig miljoen die de manager er extra bijlegt bij de kans 1/10000 in plaats van 111000, in het idee dat hij dan vrolijker is en beter slaapt, is in feite onzin, want bij dergelijke verschillen is het uitsluitend een mathematische exercitie. Wat ik hier aan de EUR doe is een onder­deel van de bedrijfseeonomische op1eiding, dadelijk wellicht ook van een aigemeen eeonomische opleiding. Het is dus een zij­lijn, terwijl het bij jullie aan de Universiteit van Amsterdam hoofdlijn is. Toch geloof ik, dat het bij jullie uitermate nuttig zou zijn om ook meer aandacht te schenken aan een aantal eeonomische aspeeten, alsook aan de verzekeringspraktijk .

ROSTRA ACTUARI S

17

Page 18: 1992 - Speciale uitgave januari 1992

Goedkoper kan het niet! Jan Kune

Verslag van een gesprek gehouden, d.d. 6 december 1991, tussen drs. D.J. de Beus, directeur van het pensioenfonds PGGM en Dr. J.B. Kune, voorheen werkzaam bij de leerstoelgroep Actuariaat en thans werkzaam bij het ABP. Het gesprek vond plaats ten kantore van het PGGM te Zeist. Beide gesprekspartners kennen elkaar al lang, uit hun studententijd in de tweede helft van de jaren zestig.

Op het moment waarop dit gesprek plaats­yond was juist bekend geworden dat de recent overleden media-magnaat Maxwell grote sommen gelds uit het pensioenfonds van een van zijn twee beursgenoteerde ondernemingen Mirror Group Newpapers (MGN) naar zijn prive-bedrijven had ge­sluisd . Een dergelijke greep in de pensioenkas, zoals Robert Maxwell deed is in Nederland onmo­gelijk. In de Pensioen- en Spaarfondsenwet is zulks geregeld : het verstrekken van eigen en vreemd vermogen aan de eigen ondememing is gebonden aan een maximum van 5 % van het totaie vermogen van het pensioenfonds. Drs . DJ. de Beus, directeurvan het PGGM­pensioenfonds, meent dat wat de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid nu van plan is om te doen bij het PGGM -het

Niet iedere weduwe is 'zielig' en/of

niet in staat een eigen inkomen

te verwerven

halveren van de premie om 2\% meer salarisstijging aan de gepremieerde en gesubsidieerde sector te kunnen geven- wei degelijk als een greep in de kas moet worden aangemerkt. De Verzekeringskamer stelt een ondergrens aan deze waardering met inachtneming van een rekenrente van 4 % . Een greep in de pensioenkas vanwege ver­meende overschotten (tot uitdrukking komend in een relatief hoge dekkingsgraad ten opzichte van deze minimumgrens) ontneemt het pensioenfonds de verantwoordelijkheid die het heeft naar zijn deelgerechtigden. Men kan van mening verschillen welke ver­deling van de premiehoogte in de loop van de tijd de voorkeur verdient, over een wat langere termijn bezien zal noch van een te­kort noch van een overschot sprake mogen

ROSTRA ACTUARIS

c.q. kunnen zijn. Over een wat langere ter­mijn bezien wordt immers de premiehoogte uitsluitend en aIleen bepaald door de inhoud en kwaliteit van het pensioenpakket. Zo is het ook bij het PGGM het geval. Kortom, goedkoper kan het niet. De huidige premie­stelling van het PGGM van 7,3 %, mede mo­gelijk gemaakt door een relatief goede ver­mogenspositie, is praktisch gesproken nog nooit zo laag geweest. Grepen in de kas, leidend tot een halvering van de premie gedurende enige jaren betekenen een 'adempauze' voor de Minister van SoZaWe, en de toegezegdeinkomensverbetering aan het verpiegend personeel kan worden gehonoreerd. Hier is evenwel wei sprake van de bekende 'sigaar uit eigen doos '. Daamaast heeft een premiever­laging op de korte termijn on­vermijdelijk tot gevolg dat over enige jaren de premiestelling weer navenant hoger zal zijn. Het is duidelijk dat de korte­termijndoeistelling van de 'poli­tiek' en de lange-termijnverant­woordelijkheid van een pen­sioenfonds hier botsen.

Met betrekking tot het Neder­landse systeem van ouderdoms­en nabestaandenvoorzieningen kunnen we een viertal lagen -ook wei zuilen genoemd­onderscheiden, te weten :

• • • A .. . ... ..

: . .:.:~~:.:.:,:.:: ',h ••• _ ••

. ,"':,' ~. .......

- de eerste zuil, de basisvoorziening, te onzent de AOW/AWW - de excedent-pensioenvoorziening zoals georganiseerd door pensioenfondsen, dan wei ondergebracht bij levensverzekeraars -individueel afgesloten verzekeringscontrac­ten bij enige ievensverzekeringsmaatschap­pij dan wei anderszins inkomen uit vermogen c .q. ontsparingen - inkomen uit arbeidsparticipatie, hetgeen op het ogenblik in Nederland bijna niet meer voorkomt. De prikkeiende stelling wordt opgeworpen

of, met handhaving van de eerste zuil , de tweede zui! niet aan betekenis zou moeten inboeten ten gunste van het eigen initiatief (de derde zuil), terwijl ook de vierde zui! (eigen arbeid) weer (veel meer) aan de orde zou moeten komen . Men zou hierbij kunnen denken dat binnen het geheel van de tweede zuil het ouderdomspensioen geheel of groten­deels gehandhaafd blijft, maar voor sommige deelnemers wellicht Jager gesteld zal!kan worden, terwijl weer (sommige) anderen (bijvoorbeeld zij die verwachten op oudere leeftijd vermogend te zullen zijn) er geheel van willen afzien . Met betrekking tot het na­bestaandenpensioen (NP) en het invaliditeits­pensioen (lP) is een gedifferentieerder en meer geindividualiseerd gebruik wellicht

........... ............. .......... , ... -..... ':':::::;: , .... ·.ro

mogelijk. Niet iedere weduwe is 'zielig' en/of niet in staat een eigen inkomen te ver­werven. Bij het IP zou een optie kunnen zijn alleen arbeidsongeschiktheid uit hoofde van bedrijfsongevallen collectief te verzekeren. Kortom, het eigen initiatief, de eigen voor­keuren en de eigen verantwoordelijkheid kun­nen een grotere rol toebedeeld krijgen . De mondige burger vraagt er ook om . Drs. D.]. de Beus brengt naar voren dat de ultieme vraag in dit verb and is, wat willen we op dit punt met elkaar en zijn we ook bereid de hiermede samenhangendefmancie!e

JANUARI 1992

Page 19: 1992 - Speciale uitgave januari 1992

offers te brengen. Het denken hierover is duidelijk in ontwikkeling. De sociale partners zuilen met elkaar overeen (moeten) komen hoe een bepaalde pensioenregeling eruit komt te zien. Zo heeft men ooit gekozen voor de final-pay gedachte en daaraan bovendien veelal gekoppeld welvaarts- of waardevast­heid. In tijden van ftkse inflatie wordt van de actieven een relatief groot offer gevraagd . In de eerste plaats moeten zij hun eigen op­gebouwde aanspraken op peil houden (bij een laag of zelfs negatief vermogensrendement) en in de tweede plaats de ingegane pensioe­nen welvaartsvast houden. In een periode van veroudering en bijgevolg een afnemend draagvlak speelt dit probleem des te meer. Tegen de achtergrond van het verschijnsel veroudering zal aan de uitstoot van arbeid, welke getuige de grote omvang van het ver­schijnsel arbeidsongeschiktheid, zo boven de 50-jarige leeftijd vrij algemeen is, een halt moeten worden toegeroepen. De arbeid zal gehumaniseerd dienen te worden. Br zuilen weilicht enige weerstanden moeten worden overwonnen, doch de oudere werknemer zal zijn plaats, waar hijlzij nu verstoten is, weer gaan innemen, zo verwacht De Beus. Het lijkt waarschijnlijk dat op grond van ge­wijzigde schaarsteverhoudingen ook de belo­ningsvoet van de oudere werkenden ten opzichte van de jongeren gaat veranderen. Op het ogenblik is het dikwijls zo dat de be­loning van de oudere werknemer boven zijn

produktiviteit ligt, terwijl dat bij de jongeren juist andersom is. In de komende 15 a 20 jaar zal het aantal jongeren afnemen en het aantal ouderen juist toenemen. Kortom, de schaarsteverhouding wijzigt zich vrij dras­tisch. Dit zal gevolgen hebben voor de be­loningsvoet: het inkomen der jongeren zal toenemen en dat van de ouderen zal afnemen en aldus dichter bij hun produktiviteitscurven komen te liggen. V~~r de oudere werkenden kan dat dus demo tie, betekenen terwijl voor de jongeren juist een wat grotere promotie in het verschiet ligt. Indien en voorzover deze ontwikkeling zich zal voordoen, heeft zulks ook consequenties voor de vormgeving en inrichting van het pensioensysteem. Het mid­delloonsysteem is in deze nieuwe situatie wellicht een goede optie. De sociale partners zullen in het kader van het arbeidsvoorwaar­denoverleg hierover tot overeenstemming moeten komen. Over de voor- en nadelen van de finan­cieringssystemen ener pensioenregeling, kapitaaldekking (in enigeriei vorm) en omslagstelsel bestaat nog veel onduidelijk­heid/misverstand, met name in de 'politiek', maar ook in wetenschappelijke kringen. Het macro- en micro-aspect dient duidelijk onder­scheiden te worden. In Nederland vormen de zo geheten pensioenbesparingen de belang­rijkste bron van de nationale besparingen . In perioden van veroudering met wellicht nega­tieve pensioenbesparingen kan het kapitaal­dekkingssysteem evenwel een destabiliseren-

de invloed hebben op de afloop van het eco­nomisch proces. Drs. D.J. de Beus bespeurt in de wereld van de politiek wat meer begrip en onderkenning van de merites van het kapitaaldekkings­stelsel. Hij verwacht op Europees niveau een soortgelijke ontwikkeling, hoewel op dit

Het middelloonsysteem is in deze nieuwe

situatie wellicht een goede optie

moment daarvoor nog geen echt duidelijke signa\en bestaan. Ben financieringssysteem gebaseerd op kapitaalvorming zal veelal ge­paard gaan met, dan welleiden, tot een gro­ter kostenbesef en een meer verantwoord pensioenbeieid. De fmancieringskeuze van omslag heeft, in ItaW: bijvoorbeeld, geleid tot een riante pensioenregeling - vrouwelijke werknemers in sommige sectoren zijn al na 20 jaar pensioengerechtigd - die, zodra ook daar de veroudering manifest wordt, onbe­taalbaar zal blijken te zijn. Daamaast is vooralsnog het (additionele) kapitaalaanbod van grote betekenis voor een wereld die meer dan ooit een gigantische kapitaalbe­hoefte heeft.

" The Essence of the Price Index Problem When writing my thesis I once discussed with Professor Biihlmann about the essence of the price index problem. He put it in a nutshell as follows :

The price index problem consists in finding for several commodities a suitable continuation of the price relative defined for one commodity into a higher dimension.

The continuation has to be thought of as e.g. the continuation of a function defined on the real axis to a function defmed in the complex plane. The price relative appears when one considers only one good. The price index then is simply the price in the observed situation p' divided by the price in the base situation po. Generally spoken, the price index is the following function of the four real variables po, qO, p', q', whereby qO is the quantity in the base situation and q' that of the observed situation:

p' P(qO, po, q', p') = (*)

p2

The price index problem consists in continuing (*) for n commodities in suitable way, i.e . finding a function P of the 4 n variables, the prices and quantities of the n commodities in the base and the ob­served situation. Stated in vector notation:

prices in the base situation = po = (p~, p~, ... , PJ

quantities in the base situation =l= (q~, ~, ... , qJ

prices in the observed situation = p' (P:, p~, .. . , p~

quantities in the observed situation = q' (q:, ~, .. . , q!)

price index = real function = p(l, po, q', p').

The continuation has to be ·suitable' . One can express this by postulating certain axioms. From the above one already can see that the function P of 4 n variables should be such that (*) is fulfilled . We want to call this most basic axiom the price-relative-preserving

axiom or simply Biihlmann's continuation axiom . Anhur Vogt " JANUARI 1992 ROSTRA ACTUARIS

-1-9-

Page 20: 1992 - Speciale uitgave januari 1992

WIJ WENSEN JE

EEN 'EGONOMISCH E TOEKOMST!

Door een start van je loopbaan bij AEGON?

Voor informatie kunt u zich wenden tot AEGON nv, Concern Sociale Zaken, afdeling Managementplanning & Voorziening

Postbus 202, 2501 CE Den Haag

Page 21: 1992 - Speciale uitgave januari 1992

De rol van ASTIN Rob Kaas

• In het actuariaat Bouke Posthuma is hoofd van de afdeling AEGON Research, en voorzitter van de werkgroep ASTIN-Nederland.

OPLEIDING

Na zijn studie econometrie bleef hij een aantal jaren verbonden aan de universiteit van Groningen , en deed daar onderzoek. Daama ging hij bij de AGO werken, waar men voor ailerlei langzamerhand ingewik­kelder wordende problemen behoefte had aan iemand die gesehoold was in mathe­matisch statistische technieken . Uiteindelijk groeide hij met AEGON in de rol die hij nu bekleedt, namelijk die van schade-aetuaris . Zijn actuariele kennis heeft hij eigenlijk al doende opgedaan. Deze is bij het schadebedrijf vooral relevant bij ziektekostenverzekeringen en arbeidsonge­schiktheidsverzekeringen.

RESEARCH

De afdeling AEGON Research, begonnen als researehafdeling voor AEGON-sehade is goed vergelijkbaar met wat bij ander~ verzekeraars bijvoorbeeld 'bestuurlijke in­formatie' heet. Theoretische research wordt er niet gedaan . Er werken niet veel actua­rissen , meer econometristen en toegepast wiskundigen. lets geheel anders was de afdeling van G.W. de Wit bij NN . Aan deze afdeling werden nog boekjes geschreven, die voldoende wetenschappelijk onderbouwd waren om direct dienst te doen bij de uni­versitaire colleges .

BOHLMANN

Niemand die zieh in het 'schadeactuariaat' wil verdiepen kan om zijn boek uit '70 heen . Hij heeft hierin praehtig en helder de state-of-the-art weergegeven. Als je het vergelijkt met het boek van Seal uit de­zelfde tijd , dan geeft Biihlmann veel beter de samenhang van schadeactuariaat weer. Niet aIleen heeft hij theoretisch belangrijke dingen gedaan , maar hij is ook een groot docent. Posthuma volgde ooit een Summer School bij hem in een afgelegen plaatsje in Zwitserland , waar men een week in afzon­dering leefde . Je kon hem de hele week aanspreken, 12 a 13 uur per dag, en dan voelde hij uitstekend aan waar lacunes in je kennis zaten . Verder is hij een uitermate gezellige man, die heel humoristisch en relativerend kan vertellen.

ASTIN-NEDERLAND

ASTIN-Nederland werd al in 1959 opge­rieht, met als eerste voorzitter Prof. Dr.

JANUARI 1992

L.J. Smid, de vader van de huidige hoog­leraar. Ook andere hoogleraren van de UvA waren betrokken bij ASTIN, onder meer Campagne en Van Klinken . Het is een onderdeel van het Actuarieel Genoot­schap, met als doel studie van de aetuariele problematiek in schadeverzekeringsbedrij­yen . Het leidde eigenlijk in het begin een slapend bestaan. Het is de verdienste van G.W. de Wit dat het later is uitgegroeid tot een platform waar actuarissen van bedrij­v~n en universiteit, buiten de maatschap­plJen om, van gedachten konden wisselen over allerlei zaken. Dit kreeg met name gestalte in de ASTIN-actievengroep.

Sinds 1988 is Posthuma voorzitter van

ASTIN . Een belangrijke taak van ASTIN acht hij de doorgaande educatie van actu­arissen . Zo is onlangs nog een geslaagde nascholingscursus gehouden over het Ge­generaliseerde Lineaire Model, dat vaak voor premiedifferentiaties wordt toegepast, en over de eredibiliteitstheorie.

ACTU(ARI)ELE ZAKEN

Vanouds heeft ASTIN de aetuele actuariele zaken op het gebied van schadeverzeke­ringen van nabij gevolgd . Zo werd op 11 november 1985 een ASTIN-dag georgani­seerd met als thema Solidarileil en ver­zekering, waar Posthuma een voordracht hield die beoogde een kwantificering te geven van het begrip solidariteit. Het wordt enerzijds gebruikt om de ex p OSI kapitaals­overdrachten aan te duiden binnen een homogene groep risieo's, die tezamen het risico delen (kanssolidarilei/) . Anderzijds duidt men ermee de ex ante overdraehten tussen versehillende groepen aan (subsi­dierende solidarileit , vaak gemotiveerd met het draagkrachtbeginsel) . Een voorbeeld is dat vaak het aantal kinderen in een gezin

bij een ziektekostenverzekering geen in­vloed heeft op de premie. Naar aanleiding van het toenmalige Plan Dekker, nu overgenomen door staatssecre­taris Simons, werd op 8 november 1989 een ASTIN-dag georganiseerd rond het thema Ziektekoslen post Dekker. Posthuma vindt dat zowel het niet goed na­denken over de solidariteit bij ziektekosten­verzekeringen, als het min of meer laak­bare gedrag van sommige deelnemers in deze markt, ertoe geleid hebben dat de pri­vate verzekering in Nederland in een so­ciale verzekering wordt omgezet. Bij een dergelijke, verplichte, verzekering spelen de ex ante overdrachten een grote rol. De premie wordt bepaald door inkomen, niet door risicofactoren. Als men de zaak wat aetuarieler behandeld had, en in de tariefe

stelling beter rekening had gehouden met het verouderingsrisico, dan was de markt niet zo chaotiseh overgekomen, en was er voor de overheid geen aanleiding geweest zo drastiseh in te grijpen. Overigens merkt hij op dat de zaak er niet eenvoudiger op was door het uit de oorlog daterende Zie­kenfondsbesluit, dat een willekeurige sehei­ding aanbraeht tussen ziekenfonds- en par­tieulier verzekerden.

ARBEIDSONGESCHIKTHEIDSVERZEKERING

Dit is vooral een verzekering voor zelf­standigen. Het is vergeleken bij ziektekos­ten een heel fatsoenlijke verzekering, zeker nu er sinds de laatste herstrueturering gere­kend wordt met een verfijnder kansmodel. Deze verzekering is vanuit de private hoek ontstaan, en omvat individuele risico's. Het is overigens opmerkelijk, en een studie binnen ASTIN waard, dat het voor zelf­standigen uiterst belangrijke arbeidsonge­sehiktheidsrisieo zo 'n kleine dekkingsgraad hee~: ca. 30% a 40% . Terwijl velen terug­sehrikken voor een eigen risieo op hun auto , heeft men tegelijkertijd geen AOV­verzekering.

ASTIN-sYMPOSIUM TER GELEGENHEID

VAN EREDOCTORAAT BOHLMANN

De uitreiking van een eredoetoraat aan een sehadeaetuaris is een werkelijk unieke gebeurtenis . Het is behalve een eer ook een grote stimulans voor het vakgebied . Ook ASTIN zal deze dag luister bijzetten . Op de dag na de ceremonie (9 januari 1~92) organiseert ASTIN een symposium . Hler zuilen een aantal geleerden in het vak­gebied, waaronder twee promovendi van Biihlmann die nu zelf eoryfeeen zijn, als hom mage aan hun leermeester spreken over verdere ontwikkelingen van onderwerpen waarin Biihlmann pionierswerk verriehtte . Ook zal de praktisehe toepassing van de ~ door Biihlmann geinitieerde eredibiliteits-theorie belieht worden door Willemse van het Centrum voor Verzekeringsstatistiek.

Ra

ROSTRA ACTUARIS

Page 22: 1992 - Speciale uitgave januari 1992

Pensioenland Angela van Heerwaarden

Wat zijn de Europese en Neder­landse ontwikkelingen in de pen­sioenwereld. en wat ontbreekt er aan de actuariiHe opleiding op pensioengebied? Daarover spra­ken wij met mr. P.J. Bezemer. hoofddirecteur van het grootste pensioenfonds in Nederland. het ABP.

EUROPA

Het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds wordt niet vanuit een luie stoe! bestuurd. Het zetelt weliswaar in Heerlen, maar de druk

bezette heer Bezemer spreken we in Den Haag, terwijl hij alweer bijna onderweg is naar een vergadering in Rotterdam. Heeft u tijd gehad om de EG-top deze week in Maastricht te volgen? lawel hoor, wij hebben de zaak uiteraard met belangstelling gevolgd. De Europese Mone-

--n- taire Unie is belangrijk voor ons en voor aile instellingen die buitenlandse beleggingen ken­nen . la, wij zijn blij dat er in ieder geval weer een stap is gezet: het vooruitzicht op langere termijn is gunstig. Het ontstaan van de EMU impliceert toch dat koersrisico's

ROSTRA ACTUARIS

binnen Europa op den duur uitgesloten zullen worden, dat is natuurlijk gunstig. De EEG is ook meer en meer voor pensioen­fondsen, en voor institutionele beleggers in zijn algemeenheid van belang. Onlangs is er ook een richtlijn voor pensioenfondsen in de Europese Commissie behande!d, die de vrij­heid van pensioenfondsen om binnen de EEG te beleggen vergroot. In Nederland geldt dit ook voor het ABP, dat nu nog aanzienlijke beperkingen kent. Tenzij het de overheid 'be­haagt' om het ABP toch nog buiten deze richtlijn te houden .. .

STAATSSCHUlD

U weet ook dat met name in EMU verband de naam van het ABP is gevallen in verband ___ met de staatsschuld. Nederland

is uniek in de EEG doordat de pensioenen voor overheidsper­soneel netjes op kapitaalbasis zijn gefmancierd. Bij de landen die dat niet doen lijkt de staats­schuld beperkter, terwijl er in feite een verborgen toekomstige claim van pensioenaanspraken op de overheid rust, die voldaan moet worden maar niet zicht­baar is. In Nederland bestaat die verplichting niet, die is neljes afgedekt. Dus de Nederlandse staatsschuld, zou je kunnen zeg­gen, is de zuivere staatsschuld. De staatsschuld van de andere EEG-landen zou eigenlijk met deze claim verhoogd moeten worden. Op zichzelf heeft het ABP er geen probleem mee dat dit aspect goed doorzichtig wordt. Als je echter zegt dat de Nederlandse staatsschuld eigen­lijk verminderd zou moeten worden, dan is dat precies van de andere kant en eigenlijk de verkeerde kant er naar kijken. Van de verkeerde kant, omdat

dit toch al heel gauw tot beperkingen in de voorwaarden voor de beleggingsmogelijkhe­den van het ABP kan leiden. In laatste in­stantie kan het weer tot speculatie leiden over daadwerkelijke liquidatie van het ABP­vermogen en afboeking van de staatsschuld. Alsdan zouden de Nederlandse overheids­pensioenen even slecht gefinancierd zijn als elders in het algemeen het geval is.

Is de positie van Nederland met betrekking tot gelijke rechten voor mann en en vrouwen en jlexibilisering van pensioenen ook anders dan die van andere landen?

• In bevveging

Ik denk het niet. Ook in Nederland valt er op het gebied van de indirecte discriminatie nog vee! te doen in pensioengebied, maar in an­dere land en is dat zeker niet minder dan hier, eerder meer denk ik. Er heeft ook even gespee!d dat gelijkberechtiging zou kunnen leiden tot aanspraken met terugwerkende kracht, wat vee! geld zou kosten waar we natuurlijk nooit op gerekend hadden. Door het N ederlandse initiatief in Maastricht is ar­tikel 119 van het verdrag gewijzigd en is dat gevaar wat verminderd, misschien wei hele­maal van de baan.

NEDERLAND

In de Nederlandse situatie is momenteel de Pensioennota van de regering in bespreking. Er is eind november een hoorzilling door de vaste kamercommissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid gehollden. Er is Wen een onderzoeksaanvraag aan de NVL gedaan over met name de pensioenopbouwsystemen en de franchise-inbouw in de toekamst. Wat denkt u dat daar uit kamt? Ik ben bij die hoorzitting aanwezig geweest, en daar is aan de NVL om prognosebereke­ningen gevraagd, omdat de NVL zogenaamd neutraal werd geacht. Nu is het pensioen­veld in Nederland redelijk uniform in de af­wijzing van de ideeen in de Pensioennota. Voorzover dat niet inhoudelijk is, dan toch procedureel. Het zijn zaken die de sociale partn~rs moeten bezien en overwegen, die afgestemd op hun bedrijfstak of ondeme­mingsomgeving moeten worden ingevuld. Daarbij komt, dat de Pensioennota eigenlijk meer een discussiestuk is. Een duidelijke visie van de overheid op de financiering van

Nederland is uniek in de EEG doordat het

ABP netjes op kapitaalbasis

financiert. Bij de landen die dat niet do en lij kt de staats­

schuld beperkter

pensioenen op lange termijn, in de komende eeuw wanneer de vergrijzing merkbaar gaat

JANUARI 1992

Page 23: 1992 - Speciale uitgave januari 1992

worden, staat er niet in. Er wordt wei onder­scheid gemaakt tussen basispensioen en aan­vuIJend pensioen; basispensioen is de verant­woordelijkheid van de overheid. Maar geen woord over wat de overheid van plan is met dat basispensioen.

Dat is voor de pensioenfondsen natuurlijk weer een extra onzekerheid. Ja, wij hebben met de hoogte van de AOW direct rekening te houden, omdat wij nog een regeling hebben die naar het totale pensioen­inkomen kijkt. Dus eeri verlaging van de AOW betekent voor ons een verhoging van de aanvullende uitkering. Daarom zaten wij natuurlijk te wachten op een uitspraak dat de overheid zich er sterk voor zou maken om de AOW-uitk~ringen op peil te houden, zodat ze inderdaad de basis van de oudedagsvoor­ziening blijven. Maar dat komt niet naar vo­ren in de Pensioennota. Integendeel, er wor­den zorgelijke gedachten in geuit over de vergrijzing; en als ergens de vergrijzing gaat doorwerken dan is het in de omslagregelin­gen, dus in Nederland bij de AOW. Je mag dus aannemen dat die onder druk komt te staan, wat we natuurlijk al wisten uit onder­zoekingen van het CPB en de commissie Drees. Tegelijkertijd wordt in de Pensioen­nota geroepen dat we de fmanciering van de aanvullende pensioenen flink en kostenbewust moeten gaan beheersen, in feite de pensioe­nen verlagen. Als je dus ook die sterke poot probeert af te bouwen, wat is dan eigenlijk je visie op het pensioenniveau in de toekomst? Daar is de Pensioennota niet duidelijk in. De nota bevat op zichzelf best bespreekbare pun­ten, maar adviseert niet een pakket dat op dit moment in het pensioenveld leeft.

Vindt u hem ook politiek gekleurd, zodat bij een volgend kabinet weer heel andere gelui­den worden verwacht? Poeh! Nou, kabinetten in Nederland worden sterk gekenmerkt door beleid voor hun eigen levensduur, dus zeg maar allemaal vierjaren­plannen. Het lange-termijn beleid is niet het sterkste punt van de overheid. Er zullen dus beslist nog wei nieuwe pensioennota's volgen van de komende kabinetten.

Er verschijnt in dit blad ook een interview met de Verzekeringskamer. Worden de pen­sioenfondsen ook gecontroleerd door de Ver­zekeringskamer? Jazeker, het ABP sinds 1988, maar de andere pensioenfondsen al veel langer. Ze controleren soliditeit en solvabiliteit, zowel de verplichtingen- als de beleggingerikant. Ook de matchingsproblematiek is iets voor de Verzekeringskamer. Ze geven geen re­gels, het is eigenlijk een wat merkwaardig orgaan; ze kunnen een opmerking maken, een waarschuwing geven, publiceren, dat soort indirecte middelen. Die middelen blij­ken toch heel effectief: geen pensioenfonds staat te trappelen om bemerkingen van de Verzekeringskamer te krijgen, dus ze zuBen

JANUARI 1992

wei oppassen om te sterk uit de pas te gaan lopen. Over de fmanciering van het ABP heeft de Verzekeringskamer zich overigens wei zor­gelijk uitgelaten, en geadviseerd om de pre­mie omhoog bij te stellen. Dat gebeurde in de rapportage aan de minister van Binnen­lands Zaken. Daar hebben we gezien dat de overheid zich blijkbaar kan permitteren om adviezen van de Verzekeringskamer in de wind te slaan, iets wat de andere pensioen­fondsen niet in hun hoofd zullen ha1en. Zelf geven we ook al geruime tijd zorgelijke geluiden af. De overheid heeft inmiddels ook wei onderkend dat de fmanciering van het ABP tekortschiet. Op basis van het huidige fmancieringsstelsel moet in feite de premie omhoog.

NIEUWE ONTWIKKELINGEN

Hoe is de zeggenschap van de ambtenaren en gepensioneerden in het ABP geregeld? De ambtenaren en gepensioneerden worden door de vakorganisaties vertegenwoordigd in het ABP-bestuur, dat is samengesteid uit

Geen pensioenfonds staat te trappelen om bemerkingen van de Verzekeringskamer

te krijgen

evenveel werkgevers- en werknemersver­tegenwoordiging. Naast het bestuur bestaat ook nog een deelnemingsraad van gepensio­neerden, met adviserende bevoegdheden ten aanzien van alle belangrijke aspecten.

Brengenzij wensen tot nieuwe ontwikkelingen in de pensioenregeling naar voren? Dat kan inderdaad vanuit de deelnemersraad komen, maar ze komen natuurlijk ook uit het bestuur voort, want het is de verantwoorde­lijkheid van het bestuur om nieuwe thema's ter hand te nemen en om er voorstellen voor te doen. We hopen, als we binnen afzienbare tijd geprivatiseerd zijn, dat het bestuur dan de mogelijkheid heeft om, wanneer de socia­Ie partners zich erin kunnen vinden, zelf de pensioenregeling te kunnen bepalen; dus een pensioenreglement, geen wettelijke pensioen­regeling meer.

Daarnaast komen de wens en natuurlijk uit de samenleving; we zijn een deel van het pen­sioenveld en geen eiland. Wij lopen niet in aile ontwikkelingen voorop, maar blijven ook niet stilstaan als anderen al lang ergens toe hebben besloten. Het is belangrijk om signa­len vanuit de eigen doelgroep te volgen, maar aan de andere kant ontwikkelingen die

geen draagvlak hebben in pensioenland niet te stimuleren. Een voorbeeld van het eerste is het partnerpensioen, dat is al bij verschil­lende pensioenfondsen in Nederland inge­voerd, het is de trend. Het ABP zit daarbij niet in het eerste rijtuig, maar er is ook geen aanleiding om te wachten tot iedereen in de trein is gestapL Een voorbeeld van het twee­de is het middelloonsysteem, waar nu na­tuurlijk niemand die in het eindloonsysteem zit om zal vragen, terwijl het natuurlijk best een aantrekkelijk kostenplaatje heeft als je de uitgaven omlaag wilt hebben. Daar zijn we dus terughoudend in.

UNIVERSITEIT

Ook bij pensioenfondsen werken actuarissen. Wat verwacht u van de actuariele opleiding nu er een nieuwe hoogleraar Sociale Verze~ keringen en Pensioenfondsen is benoemd? Wij hebben momenteel 7 actuarissen, op een eenheid van 9. En natuurlijk zijn we blij dat na een periode van stilstand er nu weer ont­wikkelingen van de kant van de universiteit verwacht mogen worden. In de pensioenwereld zijn actuarissen altijd al belangrijk geweest, omdat de PSW (Pen­sioen- en Spaarfondsen Wet) voorschrijft dat verplichtingen op actuarieie basis moeten worden vastgesteld. Professionals hebben we dus altijd al nodig, maar de behoefte van de markt is nu uitgegroeid boven de onmisbare basiskennis. Momenteelliggen de eisen bre­der, vanuit het ABP sprekend kan ik zeggen dat wij meer en meer behoefte krijgen aan actuarissen die een visie inbrengen en het be-1eid kunnen ondersteunen. Dat heeft te ma­ken met de ontwikkelingen die in pensioen­land de laatste decennia zijn opgekomen. De Pensioennota met de financieringsontwikke­ling is daar een voorbeeld van, net als de fis­cale problemen rond de pensioenen en de Brede Herwaardering. Door de maatschap­pelijke ontwikkeiingen, zoals veranderingen op de arbeidsmarkt, zuBen meer en meer knelpunten in de pensioenregeling aan het licht komen; het kan niet uitblijven dat men­sen gaan merken dat bestaande pensioenre­geiingen zijn afgestemd op een samenleving die er anders uitzag, een eenverdienersmaat­schappij, met het gezin als middelpunt, geen werkende vrouwen, geen deeltijdwerk en dat soort zaken. Dus aan de kant van de pro­duktontwikkeling zal er ook het een en ander gebeuren in de komende jaren. Het zou dus prettig zijn als actuarissen dan een stukje denktarik konden vormen, en voor de pro­duktontwikkeling en voor de beleidsonder­steuning. Wij proberen mensen aan te trekken die dat in zich hebben, de ontwikkelingen bijhou­den. Een vaardigheid die natuurlijk na de op­leiding pas goed op gang komt, maar men zal daar toch in de opleiding een aanzet voor moeten geven.

ROSTRA ACTUARIS

23

Page 24: 1992 - Speciale uitgave januari 1992

niet ~-

Delta Lloyd.Voor alleswaar je zuinigoR bent. delta lloyd

Page 25: 1992 - Speciale uitgave januari 1992

Actuarieel Manager Jan Baars, Robbertjan Roet

In een interview met Berend Wapstra, geboren in het Friese Franeker, spreken we onder an­dere over zijn studie en loop­baan.

Wapstra koos voor de studie tot actuaris en is nu werkzaam als lid van de Raad van be­stuur van Delta Lloyd Verzekeringsgroep

N. V. Zijn actuariele loopbaan begon aan de Vrije Universiteit en voor een deel aan de Universiteit van Amsterdam. Deze tijd be-

oordeelt hij achteraf als een prettige tijd. De studierichting aan de VU was toen in de beginfase, daarom was er vee! persoonlijk contact tussen onderwijsgevenden en stud en­ten. De studie was nogal theoretisch gericht. En dat voor een studie, die zeer direct een opleiding pretendeerde te zijn voor het levensverzekeringsbedrijf. Hij zocht het con­tact met de praktijk daarom zelf op en liep een aantal stages bij levensverzekerings­maatschappijen.

lOOPBAAN

Na de studie kwam de praktijk uiteraard ver­der aan bod. Een van de eerste prob\emen waarmee Wapstra aan de slag ging was het meewerken bij de berekening van de premie­reserve. Het verder uitwerken van ideeen op het terrein van de resultatenanalyse lag in het verlengde van deze opdracht. Ook het bere­kenen van tarieven voor de individuele ver­zekeringsmarkt heeft zijn aandacht gevraagd. Op het terrein van collectieve verzekering heeft hij nogal wat tijd gestoken in produkt­ontwikkeling: pensioensystemen, winstde­lingsconstructies en flnancial engineering.

WERKZAAMHEDEN

Maar terug naar de tegenwoordige tijd. In zijn huidige aandachtsgebied binnen de Raad van bestuur houdt hij zich in eerste instantie bezig met het schadeverzekeringsbedrijf en het individuele 1evensverzekeringsbedrijf. Daarbij komen natuurlijk actuariele vraag­stukken aan de orde, zoals het bewaken van schadereserves en embedded value-bere­

keningen .

Bovendien maakt Wapstra deel uit van de stuurgroep Markt Overleg Levensverzeke­ringen, die het marktoverleg tussen de in Nederland werkzame levensverzekeraars organiseert.

BEDRIJFSOPLEIDING Bij een beschrijving van zijn werkzaamheden schieten nogal wat actuariele term en voorbij. Voor een deel komen deze ook bij de oplei­ding al aan de orde. Besteedt Delta Lloyd ook aandacht aari het opleiding van nieuwe actuarissen? Medewerkers worden gestimu­leerd de opleiding van de BUOA W te vol­gen, sommigen krijgen de gelegenheid de studie af te ronden met een doctoraal ex a­men. Het stimuleren houdt onder meer een studiekostenregeling en begeleiding van het management in. Jonge afgestudeerde actu­arissen vinden we terug op lijnafdelingen, of bij actuariaat. Voor hen is er een manage­ment development programma, ook stages in het buitenland zijn eventueel mogelijk. Ook Wapstra was eens een jonge afgestu­deerde. Ook nu zou hij .weer voor de combi­natie van economie en wiskunde kiezen. De toepassing actuariaat ligt dan voor de hand . Je kiest zo voor zowel een wetenschappelijk interessant onderwerp als een beroepsop!ei­ding met vooruitzichten. Een interessante studie dus en bovendien nuttig. Het antwoord op de vraag of hij nog vee! heeft aan een actuariele achtergrond in zijn huidige functie is dan ook kort en duidelijk: Ja.

My congratulations to Hans BaMmann Jor his honorary doctor's degree from the Jamous University oj Amsterdam. Since Hans Bah/mann's excellence in actuarial science is more than well known, I should like to emphasize another Jeature oj his scientific activities. When I finished my graduate studies in mathematics I became interested in economics, but very soon I recognized that it was quite dilficult to find a way into this new field. As a Ph .D. adviser Hans Bahlmann made me Ja­miliar with the area oj mathematical economics and helped me to do research in this field. Thanks 10 Hans Bahlmann ma­ny Ph.D. students at the DepaT1menr oj Mathematics had and will hove a unique 0ppoT1unity 10 write their thesis on inter­disciplinary themes such as statistical problems in medicine, theory oJprice indices, mathematical economics,finance, etc. The celebration oj Hans Bahlmann's honorary doctor's degree is an 0ppoT1unity to express my deep gratitude Jor his ex­cellent advice and his open-mindednessJor interdisciplinary research.

JANUARI 1992

Heinz Maller

Hans Bahlmann played an impoT1ant paT1 in transJerring credibility theory from being an almost internal mailer oj the Casualty Actuarial Society 10 obtain an impoT1anr place in actuarial research internationally.

BjDm Sundt

ROSTRA ACTUARIS

Page 26: 1992 - Speciale uitgave januari 1992

In gesprek met De Verzekeringskamer Henk Wolthuis, Marc Goovaerts

Een interview, d.d. 21 november 1991, met Dr. A.J. Vermaat, voorzitter van De Verzekerings­kamer en Prof. drs. w.e.A. Kok, vice-voorzitter van De Verzeke­ringskamer.

SOL VABILITEIT

Een van de instrumenten, die de kamer al heel lang hanteert, is op basis van histo­rische ontwikkelingen van kempunten de sol­vabiliteitspositie bepalen, dit voor een ach­terliggende periode van 5 of 10 jaar. De toetsnonn is altijd de EG-nonn, die bepa­lend is voor de wijze waarop de Verzeke­ringskamer naar een maatschappij kijkt. "We zijn overigens recent ook begonnen met ratio-analyse, en het onderling vergelijken van de maatschappijen op basis van bepaalde kengetallen; een aantal van die ratio's hebben we ook opgenomen in ons automatiserings­project. Vanzelfsprekend hebben we een grote belangstelling voor early-warning systemen . "

Dr. A.J. Vermaal

"Overigens vinden wij dat wij in het toe­zichtsbe1eid wat meer prospectief moet kij­ken, toekomstprojecties dus. De vraag is dan natuurlijk welke onderstellingen je voor de toekomst maakt, wat is dan een redelijk be­stendig en realistisch scenario? Prospectief toezicht is ook wettelijk toegestaan, wanneer de financiele toestand dat vereist, of ontwik­kelingen dat, zeg maar, indiceren . Dan hoeft het nog niet zo ver te zijn dat een bedrijf in­solvabel is, maar je kunt vaak duidelijk zien aankomen, dat dan de solvabiliteit in de

ROSTRA ACTUARIS

komende jaren (verder) naar beneden gaat. Dan kunnen we optreden en het bedrijf een taakstelling voorhouden. Wij zouden inder­daad in de toekomst daar meer mee moeten werken, met meer technische hulpmiddelen. Bij enkele ziektenkostenverzekeraars hebben wij dat ook gedaan, we hebben aan hen ge­vraagd 'schets nu eens je eigen toekomst. Hoe zie je die in de komende vijf jaar?' Zo 'n verwachte ontwikkeling geeft dan even­tueel aanleiding voor aanbevelingen van de kant van de VK. In het kader van de verzelf­standigingsoperatie hebben wij ook onze accountants op die lijn gezet; zij spelen in dit verband een even grote rol in een prospectief toezicht, als actuarissen . We hebben ook al wei opgeschreven wat we in de toekomst al­lemaal zouden willen gaan doen als we zelf een onderzoeksapparaatzouden hebben, waar we op dit moment naar streven." Over de matchingproblematiek en de hoge winst­garanties bij levensverzekering wordt van de kant van de VK opgemerkt: "Bij de nonnale zaken die onder toezicht vallen horen niet aileen de verplichtingen -en dan uit hoofde van garandeerde kapitalen waar dan winst­garanties bijhoren- maar ook de beleggingen die daar tegenover staan . We staan hierbij in toenemende mate voor het vraagstuk van de risicogevoeligheid van beleggingen en de toe­nemende noodzaak tot matching. "

HERVERZEKERING

In Nederland is van oudsher de filosofie van de toezichtswetten geweest dat de consument beschennd moet worden . De consument is namelijk structureel in een kennis-achter­standpositie en meestal ook in een financiele achterstandsituatie, en daarom moet hij be­schennd worden; daamaast is het verzeke­ringsbedrijf een tamelijk gecompliceerde be­drijfstak. Voor de herverzekeraars is die filo­sofie nooit gevolgd vanuit de gedachte dat herverzekeraars te maken hebben met profes­sionele verzekeraars, die geacht worden over voldoende know-how te beschikken en te weten wat ze doen. Toezicht op herverzeke­raar is dus uit oogpunt van de beschenning van de consument niet nodig. [In een vrij groot aantal Europese landen staan de her­verzekeraars overigens wei onder toezichL] Omgekeerd is er wei een relatie als de direc­te verzekeraar een herverzekering opvoert en daar een aftrek op zijn solvabiliteitsmarge voor vraagt. Dan heeft de Verzekerings­kamer de bevoegdheid en het recht om te kij­ken naar de financiele positie van de herver­zekeraar. Oat gebeurt ook, en dat kan aan­leiding zijn om een nader onderzoek te ple­gen. "Oat kan er toe leiden dat wij in de praktijk zeggen, die aftrek accepteren wij

niet want we vinden de herverzekeraar te 'dun' . Aangrijpingspunt is dus de verzeke­raar, want bij de verzekeraar kunnen maat­regelen genomen worden." Bij herverzekering is er een aftrek op solva­biliteitsmarge, dit is in Europa algemeen ge­accepteerd bij de toezichthouders bij propor­tionele herverzekering. Het is echter minder evident dat aile types van herverzekeren aan­leiding geven tot een aftrek op solvabiliteits­marge. In principe ontstaat er vanuit het oog­punt van de solvabiliteit een betere dekking bij niet-proportionele herverzekering in ver­gelijking met het geval van een proportionele herverzekering. Naar aanleiding hiervan wordt de vraag gesteld: Hoe kijkt de VK daar tegen aan? Reactie: "Dit is denken wij inderdaad correct opgemerkt. Wij hebben in gesprekken met een herverzekeraar, dat kan wei gezegd worden, ook gefilosofeerd over dit soort ontwikkelingen. Omdat de directe verzekeraars steeds groter worden, hebben deze steeds minder behoefte aan proportio­nele herverzekering; ze hebben behoefte aan andere vonnen van herverzekering, die even­wei voor de herverzekeraar riskanter zijn. Dus enerzijds hebt u gelijk dat theoretisch een hogere solvabiliteitsaftrek mogeJijk zou kunnen.zijn, anderzijds wordt het risico van de herverzekeraar groter. Het is dan de vraag of de herverzekeraar de verzekerde risico 's altijd in voldoende mate kan afdek­ken . Dus er is zowel een plus- als een min­kant, en wat er per saldo uitkomt, ja dan zou je eerst de herverzekeraar helemaal moeten doorlichten om die vraag te kunnen beant­woorden. " De vraag in hoeverre de zogenaamde finan­ciele herverzekering een acceptabel bestand­deel is voor de solvabiliteit, ontlokt de vol­gende reactie: "Aan dit vraagstuk wordt in de laatste jaren in de financiele en actuariele literatuur steeds meer aandacht besteed . Uit contacten die wij regelmatig met herver­zekeraars hebben, weten we dat in de Angel­saksische landen financieie herverzekering in de praktijk wordt toegepast, en de kans dat het naar Nederland overwaait is niet gering . Een enkel voorbeeld daarvan is er al; de VK moet inderdaad beoordelen of dit soort in­strumenten ook kunnen dienen in het kader van de totale beoordeling van de solvabili­teitspositie. In hoeverre de financiele her­verzekering een acceptabel bestanddeel voor de solvabiliteit kan zijn, daar zetten we de nodige vraagtekens bij. Het is een ontwikke­ling die we met een 'belangstellende zorg', op ons af rien komen."

MODERNE SCHADETECHNIEKEN

Een besluit om al dan niet modeme schade-

JANUARI 1992

Page 27: 1992 - Speciale uitgave januari 1992

technieken te hanteren bij de vaststelling van de voorzieningen en daar melding van te ma­ken in het jaarverslag is in eerste instantie de verantwoordelijkheid van de actuaris van een maatschappij. Bij die verslaglegging moet ook worden aangegeven hoe de voor­zieningen zijn berekend. De Verzekerings­kamer (VK) houdt haar toezicht op basis van de Nederlandse wetgeving en de EEG-richt­lijnen. De praktijk in de schadesector is, af­gezien van ziektekosten, dat de voorzienin­gen in veel schadebranches nog zijn geba­seerd op schattingen, die niet wetenschap­pelijk zijn onderbouwd . De jarenlange er­varing die de betrokken maatschappij heeft wijst evenwel uit dat die voorzieningen op een toereikende wijze, zoals dat in de wet staat, zijn vastgesteld. De Verzekerings­kamer hecht er aan dat de financieIe positie van de maatschappijen niet te krap is, niet precies gelijk is aan de wettelijke solvabili­teitsmarge, maar dat de marge zo royaal is dat schommelingen kunnen worden opgevan­gen. Theoretisch is daarvoor inzicht in de rumeringstheorie nodig. "We hebben wei het gevoel, dat in het seha­debedrijf de invloed van de aetuaris en die van de schadetechnieken toeneemt, en dat de voorzieningen beter gefundeerd worden . Het is echter primair de verantwoordelijkheid van de maatschappij, en niet op de eerste plaats de verantwoordelijkheid van de Verzeke­ringskamer. Het is niet zo, dat wij iedere methode klakkeloos accepteren, het hangt van de feitelijke solvabiliteitssituatie van de betreffende maatschappij af. Het kan overigens ook zijn, dat wij op een gegeven moment zeggen: dat mocht je in het ver­leden nog wei, maar dat mag nu niet meer. Wij vonden bijvoorbeeld op een gegeven moment de situatie in het ziektekostenbedrijf zo onzeker, dat wij met voorschriften zijn gekomen voor de vaststelling van de vergrij­zingsvoorziening. Dit hebben wij overigens pas gedaan nadat wij hierover met de be­drijfstak overleg hebben gepleegd. Eerst nadat gebleken was dat dit niet tot het ge­wenste resultaat leidde hebben wij gebruik gemaakt van onze bevoegdheid om te kunnen voorschrijven. Voor de vaststelling van de vergrijzingsvoorziening worden actuariele method en gebruikt en het niveau van de te treffen voorzieningen ligt op een door ons verantwoord geaeht peil. Af en toe bekruipt ons ook wei eens het gevoel dat we wellicht tot een zelfde soort besluit zouden moeten komen bij levensverzekeringsproducten met hoge interestgaranties . Daar is het op dit moment nog te vroeg voor, maar we zijn er wei erg alert op. "

TOEGEPAST ACTUARIEEL ONDERZOEK

Door allerlei ontwikkelingen in de markt met een toenemende concurrentie is er een toe­nemende behoefte om vanuit eigen onderzoek een nauwkeuriger beeld te krijgen van de verschillende branches in het schadeverzeke­ringsbedrijf. Belangrijk aspect hierbij is het

JANUARI 1992

opzetten van goed wetenschappelijke onder­zoek met alles wat er aan vastzit; het gaat dan in hoofdzaak om toegepast onderzoek. Een toeziehthouder is in beginsel wei gem­teresseerd in de theorie op zich, maar hij zal zich vooral met de praktijk bezighouden. In dit verband meldt de VK dat naast de Euro­pese conferentie van de EEG, dus van de twaalf EG-Ianden, er in 1993 een grote Europese conferentie van toezichthouders komt met een bijdrage van de zijde van Noorwegen over wat eigenlijk de weten­schappelijke basis moet zijn van diverse solvabiliteitseisen; de VK is in deze co­rapporteur. Een van de oogmerken van de toekomstige verzelfstandiging van de VK is om mensen aan te kunnen stellen en te be­talen, die meer onderzoeksactiviteit ver­richten met enige distantie van de dagelijkse toezichtpraktijk. Hiervoor zal een aparte afdeling worden opgezet, die er thans nog niet is.

Prof. drs. W. C.A. Kok

De interviewers merken op dat onlangs een actuarieel onderzoekproject is toegewezen door de EEG aan de UvA met een duur van drie jaar, met als onderwerp 'Harmonization of reserves and solvency ... ' In dit onder­zoek zullen diverse universiteiten binnen de EEG participeren . Over de mogelijke parti­eipatie van de VK in dit project wordt onder meer opgemerkt: "We denken dat dit soort onderzoek heel goed is, ook voor toezicht­houders. Hoe meer we van de bedrijfstak weten wat de onderliggende aspecten zijn, hoe je theoretisch ergens naar moet kijken, of je na verricht onderzoek iets wei of niet daadwerkelijk moet toepassen, hoe beter het is voor het toezicht. We staan open voor het bestuderen van en praten over de vruchten van het onderzoek. We hebben hier een open mind en willen dit ook naar de collega toe­zichthouders toe uitdragen, ze er zonodig bij­halen en verzoeken om informatie te geven . In beginsel zijn wij ook accoord om bij een congres of werkconferentie aanwezig te zijn

en mensen te leveren die dan vanuit de VK hun mening geven." Tenslotte wordt de sug­gestie gedaan tot het instellen van een klank­bordcommissiedie het project zal begeleiden, met participatie vanuit de Verzekerings­kamer, de verzekeringsmaatschappijenen het Actuarieel Genootschap.

WETGEVING (Uit jaaroverzicht 1990 VVN)

De Wet Toezicht Verzekeringsbedrijf (WTY) van 1987 is in 1990 aangepast aan de Tweede Richtlijn Sehadeverzekering van de EEG, die 1

de vrije dienstver1ening in deze branche regel!. Het belangrijkste aspect van deze wijziging be­treft de toelating tot de dienstverlening. Voor de grate risico's -globaal gesteld zijn dat in­dustriSle en commerciSle risico's- heeft de richtlijn dwingend de notificatieprocedure (niet vee I meer dan een registratie bij de Verzeke­ringskamer) voorgeschreven. Voor de massa­risico's -met name verzekeringen van particu­lieren- wordt aan de lidstaten de keuze gelaten tot het opnemen in hun wetgeving van een ver­gunnings- dan weI een notificatieprocedure. De Nederlandse wetgever heeft gekozen voor de notifieatieprocedure, die atdus voor aile dienst­verleners in schadeverzekering in Nederland geldt . Een andere aanpassing van de WTV betreft de uitbreiding van de bevoegdheden van de Ver­zekeringskamer. Deze uitbreiding houdt onder meer in dat de Verzekeringskamerthans in het belang van verzekerden of derden aan een ver­zekeraar adviezen over het bedrijfsbeleid kan geven met een bindend karakter. In voor­komende gevallen krijg! de Verzekeringskamer de mogelijkheid tot benoeming van een of meer 'stille curatoren' over te gaan. In dat geval kan de betrokken verzekeraar zijn be­voegdheden aneen uitoefenen na goedkeuring van de curatoren.

VERZELFSTANDIGING

VERZEKERINGSKAMER

In december 1990 is de Ministerraad accoord gegaan met het wetsvoorstel Verzelfstandiging Verzekeringskamer. De Verzekeringskamer krijg! de rechtsvorm van een stiehting. De be­heersactiviteiten van het ministerie van Finan­ciSn ten aanzien van de Verzelceringskamer zullen vrijwel geheel verdwijnen. De beheers­rnatige verantwoordelijkheid van de minister van Financien zal overgaan op het bestuur van de Stiehting Verzekeringskamer, onder super­visie van een op te rich ten Raad van Toezicht. Wei blijft de overheid door regelgeving de aard, de reikwijdte en de inhaud van het toe­zieht bepalen . Het wetsvoorstel is aan de Raad van State gezonden.

ROSTRA ACTUARIS

27

Page 28: 1992 - Speciale uitgave januari 1992

On Hans BOhlmann's famous double talent I shall tell you the same story which I told already two years ago on Hans' sixtieth birthday. Even if I hear you saying, well, Biihlmann is getting old, since now he collects honorary doctor's degrees, but Straub has grown even older for he has lost his imagination and even his memory as he is now starting to tell the same old story again and again. I don't care, because to me this story is so typically Hans Biihlmann­like, more than any other episode I had the chance to experience with him, and I am also convinced that this story illustrates one of the key secrets for the great success of both Hans Biihlrnann's professional and private lives.

It was in 1974, on the way to the Berkeley Credibility Conference, when Hans and I travelled by car and tent for about one week between Albuquerque and San Francisco. Somewhere close to the Grand Canyon we found ourselves by the evening in an Indian reservation and there at the bar of the lodge were three Indian men standing in silence. I had read my Winnetou many years ago, at fifteen or so, and so I knew that you never address a word to an Indian before being silent for at least an hour. I was therefore very surprised and also embarrassed to see Hans walk straight toward the bar and start a lively discussion with these Indians -I am certain they were chiefs- just as he would with any ordinary European pale-face.

And there was another thing about Hans that made me blush: he was wearing shorts and sandals without socks in the presence of Indian chiefs! The next morning we had to stop for gasoline and the serviceman at the

filling station was also an Indian. There by the white wall in the glaring sun playing on the ground was this little boy with black hair, black eyes and dark skin, just a beauty, more beautiful than in any picture book. Hans saw it immediately: he rushed around

the car and grabbed his camera and asked the man -Hans, of course, in shorts and sandals whereas I was wearing decent trousers and socks and businesslike shoes­'May I take a picture of your son?' 'Ask him', was the reply, so Hans bowed down to the boy and asked him for a picture. But the boy just lifted his eyes for a second and said 'No'. My God, I thought, now he will cer­tainly try to beg and convince the boy and perhaps even bribe him and I only wished to sink into the ground for shame. But Hans was there, speechless, still bent down looking at the boy; then he packed up his camera and put it back in the car.

And off we went. I think we didn't speak for a while, and the episode was never men­tioned between us as far as I remember, but it came to my mind many times during all these years and I concluded that Hans has a wonderful double talent: he can approach any stranger in his unique fresh and uncom­plicated way, but this is only half of it, since when he gets an unexpected reaction from the other person, he tries to accept it without bargaining. I repeat that I am convinced this is one of the reasons why Hans is so well­known and esteemed all over the world. And I also think that we all should be grateful to him for his shining example of how to do it: let's just try to apply Hans Biihlmann's double talent to our own lives.

Erwin Straub

Eredoctor Hans Buhlmann heeft een groot aantal promovendi afgeleverd, waaronder een aantal die zelJ inmiddels corifeeen zijn op het gebied van van het schade-actuariaat. Men zie:

Prof Dr. Erwin Straub (1968) Prof Dr. Hans Gerber (1969) Dr. Felix Pfenninger (1971) Dr. Willy Maurer (1972) Dr. Lucio Molinari (1973) Dr. Hannes Menzi (1973) Dr. Robeno Buzzi (1974) Prof Dr. Heinz Muller (1974) Prof Dr. Valentin Wuthrich (1975) Dr. Oskar Leutwiler (1976) Dr. Alfio Marazzi (1976)

ROSTRA ACTUARIS

Prof Dr. lurgen Wahrendorf (1976) Prof Dr. Andre Dubey (1977) Dr. Anhur Vogt (1979) Dr. Alois Gisler (1980) Dr. Rene Schnieper (1982) Prof Dr. BjrIJrn Sundt (1982) Dr. Ulrich Gugerli (1983) Dr. Thomas Witting (1986) Dr. Gunther Hobein (1988) Dr. Hanspeter Tobler (1988) Dr. Erich Wyler (1988)

JANUARI 1992

Page 29: 1992 - Speciale uitgave januari 1992

_1-zicht op de toekomst

Actuarissen zijn gewend om naar de toekomst te kijken.

De wiskunde is daarbij een solide basis. Toch zijn actuarissen

meer dan bouwers van modellen . Het werkterrein is veel breder.

De markt van verzekeringen en pensioenen is in snel tempo

groter en gedifferentieerder geworden, gecompliceerder ook.

In die snel veranderende markt is de raadgevend actuaris de

generalist bij uitstek. Hij overziet het hele terrein, daarin ligt zijn

kracht.

actuarieel bureau dr. w.g.j. ten pas is het oudste

onafhankelijke actuarieel bureau in Nederland. Wij zijn al vijftig

jaar gewend naar de toekomst te kijken . Dat gebeurt door

• dienstverlening aan ondernemingen en pensioenfondsen

• dienstverlening aan verzekeringsmaatschappijen

• ontwikkelen van ondersteunende software

Internationaal is bureau ten pas vertegenwoordigd in

Woodrow Milliman, een wereldwijd netwerk van actuariele

bureaus.

bureau ten pas loopt steeds voorop bij het signaleren van

nieuwe ontwikkelingen in de branche. Die innovatieve houding is

aantrekkelijk, in de eerste plaats natuurlijk v~~r onze opdracht­

gevers, maar ook voor onze werknemers. Een groot en groeiend

bureau biedt optimale mogelijkheden vorm te geven aan een

carriere.

U kunt altijd voor nadere informatie bij ons terecht.

actuarieel bureau dr. w.g.j. ten pas koningslaan 60, postbus 75329, 1070 ah amsterdam

telefoon (020) 664 95 11

actuarieel bureau dr. w.g.i. ten pas

Page 30: 1992 - Speciale uitgave januari 1992

Honorary Questions to Dr Hans BOhlmann

All contributions of this special edition of ROSTRA deal with dif­ferent kinds of insurance mat­ters. This contribution provides room for the doctor honoris causa, Hans BOhlmann, to state his own ideas on the actuarial study and on his honorary de­gree.

The training of the actuary is different from country to country, with two extremes, namely countries where there exists a pure university education arui countries where one has to pass 'Institute' exams. Mat is the education of the future arui what is the typical advantage of having universities involved in the actuarial education?

Insurance activity (both economical and social) has by its nature a long term charac­ter. It, therefore, needs a consistent theoreti­cal basis. Edward Halley and Jan de Witt -to mention only two pioneers- have established a 300 year old insurance culture, where the actuary takes the responsibility for this 'basic thinking' . Actuarial education has to be seen as the source of new generations, who will have the responsibility to cultivate this basic thinking in the future. Obviously, basic thinking needs not only to be developed but also to be applied. The ideal actuarial edu­cation, therefore, conveys both a strong theoretical basis and the deep rooted moti­vation to apply theoretical concepts to the real world. It is the universities' part to convey the theoretical basis . The more future oriented the education is intended to be, the stronger the emphasis on this theoretical basis must be and hence the involvement of the universities. The 'applied component' of the actuarial education can be conveyed in different ways, by training on the job, by university-insurance industry co-operation or even by practical applied research projects run by university institutions. The main requirement must, however, be the use of a common language during the theoretical and the applied part of the actuarial education. Otherwise, the student will be confused and

30 possibly frustrated . In short: for a good actuarial education -which is very much needed also in the future- insurance industry and universities must join forces. Both sides should clearly recognize that education is a never ending

ROSTRA ACTUARIS

process and, in particular, both sides have to take an active part in it.

You, together with all your Ph.D. students, have creared the development of actuarial non-life chairs at universities. How do you see the further development in Europe arui the rest of the world? Actuarial chairs havc a most important role within many university faculties. Within a faculty of mathematics their main purpose is to show the student that many mathematically non-trivial questions arise in a very natural way from the world of insurance and finan­ce. As Karl Borch coined it: 'Insurance and finance are a real world laboratory for pro­babilistic thinking'. It is my experience that -if properly explained- this laboratory attracts the very best students and produces excellent research results. I am very pleased that this fact finds more and more recognition in Europe, in the United States and in Canada. Even in the latter two countries actuarial chairs have just been created (or are in the process of being created), which are clearly intended to emphasize actuarial research.

Apart from your position at the Eidgenos­sische Technische Hochschule Zurich (ETH), you also have contacts with practice (as a member of the board of the Swiss Re). Has this experience influenced your ideas? I have always considered my practical expe­riences as a tremendous source for my aca­demic research. Many ideas are intuitively grasped by practitioners, even if they may not know how to express them. It has always been -and still is- a challenging task for me to clarify 'fuzzy ideas'. The most gratifying

experience is, of course, one that can be made over a longer sequence of years and I appreciate that Swiss Re has provided me with this opportunity.

Mat does this recognition (honorary degree) mean for you? I feel extremely happy to receive this recog­nition from a world-known university. But I consider this honor not only a personal one, no, rather going beyond my person, namely a. a recognition of actuarial science as an

important source of academic research, b. an honour to the ETH, which has always

been an excellent academic breeding ground,

c. but above all a tribute to my doctoral students, who have expanded and impro­ved on my ideas .

Mat is your opinion about 'insurance economics' as such? 'Insurance economics' to my understanding is the 'laboratory of economics of uncer­tainty'. The key to the understanding of this economics is the notion of an 'economic good contingent upon the happening of an event'. There are two schools of thought: one using this notion to reduce reasoning to the classical case of .economics under cer­tainty and the other recognizing that uncer­tainty introduces new intrinsic elements. I belong clearly to the second group and I feel that the modeling of uncertainty opens funda­mentally new insights. Right now, I am wor­king along this line for problems arising in the world of fmance.

How did the credibility model idea origina­te in your mirui? Credibility is a good example for a 'fuzzy idea', which has lived for a long time period in the insurance world: a. the American version of credibility, which

lacked serious theoretical justification. b. the practical habit of experience rating,

for example, in reinsurance, which was advocated for purely pragmatic reasons.

At the time when I encountered the problem, i.e. in the beginning of the sixties, a good theoretical basis was absolutely needed. My contribution was probably recognized be­cause it made many things easier and sim­pler. My proposal (which by now is widely accepted) was i) look for the best linear experience rating

formula. ii) measure goodness of the formula by

expected square deviation.

Can you give a definition of an actuary? I like the defmition of my highly esteemed friend and Honorary Chairman of Swiss Re, Max Eisenring: 'The actuary is the con­science of insurance'. Let me add, I hope he might become the conscience of the whole financial sector.

JANUARI 1992

Page 31: 1992 - Speciale uitgave januari 1992

Beschrijving verdiensten Hans BOhlmann

Het eredoctoraat wordt door de Universiteit van Amsterdam verl~end aan de heer BOhlmann op grond van een nominatie door leden van de vak­groep Actuariaat en Econometrie van de Faculteit der Economische Wetenschappen en Econometrie. Hieronder worden de verdiensten beschreven die bij de aanvraag vermeld waren op grond waarvan het eredoctoraat wordt toegekend.

- Zijn in 1970 gepubliceerde boek, Mathematical Methods in Risk Theory, wordt gezien als de start voor de actuariele theorie van de schadeverzekeringen. De huidige generatie van docenten op het gebied van de actuariele leer der schadeverzekeringen werd opgeleid met dit werk als leidraad. In het boek wordt niet aileen de wiskundige methode van het schade-actuariaat beschreven doch ook wordt er veel zorg besteed aan de mogelijke interpretaties en schattingsproblemen naar de praktijk toe.

- Hans Biihlmann wordt algemeen beschouwd als de meest promi­nente hoogleraar Actuariaat in de wereld . Dit oordeel is gebaseerd op enkele fundamenteel oorspronkelijke bijdragen, met name:

1. Hij is de grondlegger van wat thans credibiliteitstheorie ge­noemd wordt (zie Biihlmann, 1967 en 1969). Hij is de eerste die een theoretische verklaring gevonden heeft voor een in de verzekeringspraktijk dikwijls gebruikte benadering. Sindsdien zijn er een aantal stappen voorwaarts gezet in die theorie waarin hij meestal betrokken was , met name het invoeren van credibiliteitsgewichten in 1970 samen E. Straub en verder ook het invoeren van credibiliteit voor premies met een veilig­heidsopslag (zie Biihlmann , 1970). Naar zijn artikelen in verband met credibiliteit werd honderden malen gerefereerd in de wetenschappelijke literatuur.

2 . Hij is tevens tezamen met H .U. Gerber de grondlegger van de actuariele theorie van het ordenen van risico's door zijn bij­drage van 1977 (zie Biihlmann el al., 1977) . De daarin gefor­muleerde stop-loss ordening werd een van de basisonderzoeken op het gebied van de actuariele theorie in de jaren '80 en is zeker nog een actueel onderzoekthema in de jaren negentig. Verscheidene Amsterdamse onderzoekers (R. Kaas , M .l. Goovaerts en A.E. van Heerwaarden) hebben de afgelopen jaren zeer veel gewerkt aan de theorie die geinitieerd werd door H. Biihlmann.

3 . H ij is tevens de grondlegger van een zeer belangrijke band tussen de "verzekeringseconomie" en de actuariele weten­schappen . De basis hiertoe werd gelegd in 1980 in zijn bijdrage An Economic Premium Principle .

- Inhoudelijk is hij erin geslaagd om door zijn publikaties werkelijk nieuwe actuariele researchrichtingen te openen. Vandaar dat hij waar­schijnlijk de meest geciteerde actuariele auteur is . Zijn wetenschap­pelijke verdiensten worden door iedereen erkend zoals blijkt uit de vooraanstaande rol die hij heeft In bijna aile intemationale actuariele verenigingen. Hij heeft niet aileen wereldfaam bij het onderzoek,

JANUARI 1992

doch ook binnen de verzekeringspraktijk wordt hij erkend als een belangrijk man.

ONDERLIGGENDE IDEE

VAN CREDIBILITEIT Credibiliteit is een actuariele theorie die toelaat een juiste nSlCO­

evaluatie in een verzekeringsportefeuille door te voeren. Een van de problemen op verzekeringstechnisch gebied is de heterogeniteit van een risico. Zo zal het eigenlijke risico bij elke brandpolis verschillend zijn. Er zijn echter grote groepen contracten waarvan men weI aan­neemt dat ze homogeen zijn. Er is echter steeds een resterende heterogeniteit binnen elke homogene deelgroep. Dit kan optreden omdat een risicofactor die wei onderscheid maakt binnen die groep niet meetbaar is, ofwel omdat de risicofactor maatschappelijk niet gebruikt mag worden. Men kan dan twee alternatieve benaderings­methoden gebruiken: om het risico te schatten gebruikt men de re­sultaten van de gehele portefeuille of, en dit is het andere extreem, men baseert de schallingen op de homo gene deelgroep waarvan het conlract deel uitmaakt. Van oudsher heeft men dan voor praktische toepassingen een menging van beide extreme standpunten genomen, als voigt:

risico = (l-z) X collectieve schaUer + z x individuele schaUer

(De collectieve schatler is gebaseerd op de gehele portefeuille , lelWijl de individuele schaner gebaseerd is op een homogene deelportefeuille.)

Het is de verdienste van Biihlmann een theorelische onderbouwing te hebben gegeven die toelaat de zogenaamde credibiliteitsfactor z te berekenen aan de hand van de resultaten van een po rte feu ille. In plaats van een opdeling op een niveau te beschouwen, kan men ook in de portefeuille hierarchisch gaan opdelen (in cascade) en men verkrijgt dan verdere toepassingen, waarvan hij ook de basis gelegd h.eeft. Aigemeen kan gesteld worden dat credibiliteit van toepassing is op elke verzekeringsportefeuille in het geval van het schatten van ver­wachlingswaarden, telkens als er onvoldoende of te onregelmatige statistische gegevens voorhanden zijn, doch wanneer er voldoende informatie aanwezig is over de gehele portefeuille . Hel is dus de kunsl om individuele en collectieve gegevens op de juisle manier te mengen .

BOHLMANN , H . (1967) , Expaience raring and credibility, ASTIN Bulletin, 4, 199-207 .

BOHLMANN, H. (1969), ExperienCt! raring and credibility, ASTIN Bulletin, 5, 157-165 .

BOHLMANN, H. (1970), Mathemarical methods in risk theory, Springer Verlag , Berlin.

BOHLMANN, H. & E . STRAUB (1970), Glaubwurdigkeit for Schadensatze , Mitteilungen der VSVM, 70, 11-133.

BOHLMANN, H., B. GAGUARDI, H.U. GERBER & E . STRAUB (1977), Some ~ inequalities jor stop-loss premiums, ASTIN Bulletin, 9, 169-177.

BOHLMANN, H. (1980) , An economic premium principle, ASTIN Bulletin , II, 52-60.

ROSTRA ACTUARIS

Page 32: 1992 - Speciale uitgave januari 1992

Jongens van Johan de Witt Bob Alting yon Geusau

Interview met Jaap van der Starre, sinds 1989 voorzitter van het Actuarieel Genootschap.

Waf befekenr her eredoctoraar van Dr. Hans Biihlmann voor her Acruarieel Genoorschap? Een prachtige gebeurtenis, zonder meer. Het symboliseert de verbondenheid tussen de Universiteit van Amsterdam en het Actua­rieel Genootschap dat een actuaris op voor­spraak van de Faeulteit der Eeonomisehe Wetensehappen en Eeonometrie het eerste eredoetoraat aller tijden heeft mogen beha­len. Hiermee treedt Hans Biihlmann in de voetsporen van onze huidige Koningin-Moe­der en de heren Wibaut, Den Uyl en Tinbergen, om er maar eens enigen te noe­men . Laten we nooit vergeten dat de weten­sehappelijke vorming tot aetuaris op een wat grotere schaal aan de toenmalige Gemeente­lijke Universiteit van Amsterdam via de Stiehting Hoger Onderwijs in de Aetuariele Wetensehappen (HOAW) in 1948 een eerste basis heeft gehad . En voorts mogen we ook niet vergeten dat zonder de impuls van aetu­arissen uit de Universiteit het vak en daar­mee het Genootsehap een veel lagere vlueht zou hebben gemaakt dan nu en missehien al­lang als mislukking zou zijn neergestort.

Curie us, dir eredocroraar in de Economische Faculreir? Ja, natuurlijk! We zijn als wiskundigen be­gonnen bij 10han de Witt en ook ver daar­voor. Wij zouden eerst worden onderge­braeht in het Mathematiseh Centrum, zijn later universitair geplaatst in de Faeulteit der Wis- en Natuurkunde, hebben vanaf 1963 tot 1987 de 24 onafhankelijke jaren gehad in de Interfaeulteit der Aetuariele Wetensehappen en Eeonometrie en zijn daama gefuseerd met de Faeulteit der Eeonomisehe Wetensehap­pen. Blijkbaar maar goed ook want via de zelfstandige Interfaeulteit zouden we het nooit tot een eredoetoraat gebraeht hebben. Ook nog een symbool, trouwens. En wei van de ontwikkeling van het vak in een meer economiseh perspectief. Daar ben ik erg blij mee.

Zonder xenofoob re willen zijn: waarom heb­ben wij een buitenlander voorgedragen voor dir eredoclOraat? Dat weet jij beter dan ik, maar goed, ik ben de geinterviewde. Natuuriijk hadden we

n- graag een Nederlandse aetuaris voorgedragen voor deze eretitel. Het probleem aileen is dat we qua aetuarieel onderzoek en verdere ont­wikkeling van ons vak in mondiaal weten­schappelijk verband (nu) nog tot de kleuter­klas behoren . We hebben de coryfeeen nog

ROSTRA ACTUARIS

niet van het kaliber Biihlmann om mee te kunnen dingen naar dit eredoctoraat, maar misschien komt het ervan . Het aantal recente promoties is overigens bemoedigend en ook de hoeveelheid intemationaal erkende publi­caties van Nederlandse hand neemt toe. Voomamelijk op het gebied waarop Biihlmann ook actief is geweest, de schade­verzekeringen, maar in ontluikende mate ook bij leven en AFIR. En als jij het pensioen­actuariaat nog een zetje kunt geven ... lk geloof dat je Biihlmann niet een onver­sneden practicus kunt noemen zoals sommige van zijn collega's uit bijvoorbeeld het Vere­nigd Koninkrijk. Maar hij is aan de andere kant ook zeker geen pure theoreticus van de Scandinavische soort en gedurende de laatste jaren - met name via zijn AFIR-werk - veel vaker praktisch toepasbaar geworden . Soms niet zo gemakkelijk, maar dat maakt de schoonheid van de te vinden parel extra on­weerstaanbaar. Tenslotte, waarom zouden we nog denken in termen van Nederlanders en buitenlanders: veel belangrijker is toch dat de Cosmopoliet en Actuaris Hans Biihlmann geeerd wordt?

Zou dir de wettelijke erkenning van her be­roep van actuaris kunnen bevorderen? Op zulke momenten is het jammer dat we geen actuariele lobby in Nederland hebben, want dit zou natuurlijk - mits naar voren ge­bracht op de juiste plaats - een prachtig breekijzer in die richting kunnen zijn. Nu gaat het niet zo en blijft aileen het uitstra­lingseffect op het beroep over. Plus natuur­lijk al het werk dat wij proberen te verzetten zowel in Nederlands als EG-verband ten aan­zien van deze erkenning. Want de zinsnede in de wet dat " .. . bevoegd is een actuaris te­gen wie de Verzekeringskamer ... geen be­zwaar heeft gemaakt." (WTV , artikel 28 sub 4) is natuurlijk maar een heel mager substi­tuut van een erkenning . Veel meer dan in an­dere landen, dat wei, maar dan toch meer in de lijn van de kinderhand die snel gevuld is. Het allerbelangrijkste is natuurlijk dat het Actuarieel Genootschap en de Universiteit van Amsterdam in een gezamenlijke inspan­ning de opleiding en het gezag van de actu­aris dusdanig gaan maken dat geen mens er meer omheen kan. Dan voigt de Wetgever vanzelf weI.

War zijn de ontwikkelingen binnen her Actuarieel Genootschap op kortere urmijn? Er is een Onderwijscommissie aan het werk, die samen met exteme adviseurs op korte termijn handen en voeten gaat geven aan dit laatste punt. Het onderwijs dus, en hoe we dit verder kunnen optimaliseren. Met voor de Universiteit en voor het Actuarieel Genoot-

schap elk een eigen verantwoordelijkheid met betrekking tot de kwaliteit van het onderwijs enerzijds en de toepasbaarheid in het veld als even belangrijke tweede randvoorwaarde. Het is de vraag of hierbij de Universiteit van Amsterdam altijd de beste faciliteiten verleent. lk denk dat dat uit efficieney­overwegin­gen daar ge­woon niet mogelijk is. Ieder heeft zo zijn speciali­teiten en leert met volle teu­gen van het exquise onderwijsmenu van de andere onderwijsgevers .

In 1988 bestond her AG 100 jaar. Bij die gelegenheid heeji een vooraanstaand acruaris als Theo van den Heiligenberg in klein ere kring zich zeer kritisch de vraag gesreld of het AG de tweede eeuw wel in eer en glorie zou kunnen volmaken. Wat vind jij daarvan? Actuarissen beweren dat ze overlevingskan­sen goed kunnen inschatten maar bij je eigen sterftetafel is met name de staart toch wei erg diffuus en onzeker. Maar goed, laten we ons eerst op korte termijn van onze beste kanten tonen. Laten we bijvoorbeeld in de maalstroom van productie(honger) tegen wellieht onvoldoende premies ons kritisch opstellen als mannen van stavast. Jongens van Jan de Witt zoge­zegd, of liever: van Johan de Witt, die heel duidelijk stellen: "Oit is de grens, mijne he­ren. Gaat u in uw schier manisch produceren nog verder met het onder druk zetten van de premies dan eisen wij, als actuarissen, een Voorziening voor Onvoldoende Premie. la , dan vinden wij, dat u de prijs van uw com­merciele succes maar moet vertalen in het incasseren van het verwachte verlies op tijd­stip nul." Toch weer klinkt dit als actuarieeljargon zo­als ik het nu zeg! Neen, we zullen dit zeker op niet mis te verstane wijze transparant moeten rna ken naar aile bewoners van ons Verzekeringsland. Aan dat aspect moet zeker aandacht worden gegeven en niet aileen in deze prachtige ROSTRA Actuaris. Als hierin de actuarissen en het Actuarieel Genootschap hun beider verantwoordelijkheid willen en kunnen nemen, zie ik ook op lan­gere termijn overlevingskansen voor ons zo prachtige beroep. la, misschien is dit wei een conditio sine qua non ...

JANUARI 1992

Page 33: 1992 - Speciale uitgave januari 1992

ROSTRA wat dat ook is Op onze vraag om een kort stukje voor deze speciale ROSTRA Actuaris te schrijven kreeg de redactie de volgende fax binnen van Chris Rutten:

Aan:

SECURITY LIFE MEMORANDUM

Henk Wolthuis Van: Chris Rutten Datum: 10 december 1991 Re: ROSTRA - wat dat ook is

" Henk, ik heb er natuurlijk geen flauwe notie van wat je van me verwacht. Desalniettemin heb ik

maar een poging gewaagd iets te schrijven dat soortgelijk is aan dat van Hanno Mijer.

Daar gaan we dan.

De meeste scholieren hebben veel moeite te beslissen wat ze willen gaan studeren. In mijn geval is dat niet zo geweest. Actuariaat was het enige op de lijsten waar ik nog nooit van gehoord had. Na verdere informatie ingewonnen te hebben, zag ik dat yak wei zitten, hoewel ik nog steeds niet goed begreep wat actuarissen eigenlijk doen. Ook mijn studie heeft me daar weinig mee geholpen. (Tegenwoordig is dat beter.) Ben gedegen ondergrond heeft mijn studie me wei gegeven, en dat is onmisbaar gebleken. In

To Professor Hans BahImann:

1984 ben ik afgestudeerd, maar ik ben eerst nog een paar maanden bij de Universiteit van Amsterdam blijven werken.

Begin 1985 ben ik begonnen bij Nationale­Nederlanden. Het feit dat de universiteit me weinig 'praktische' vaardigheden heeft bijge­bracht heeft me nooit dwarsgezeten; gezond verstand, training en stages zorgen daar wei voor. Wat ik erg graag wilde was een posi­tie waarbij ik over de grens kon kijken. Van­daar dat ik bij een intemationaal bedrijf wilde werken, en zonder dat te voorzien ben ik met mijn neus in de boter gevallen. Zowel in Nederland als in de andere landen heb ik stages gevolgd, voomamelijk op het gebied van de organisatie en de financiele besturing van verzekeringsmaatschappijen. Van de postkamer naar de be1eidsinformatie en de verkooporganisatie. Ondertussen was er behoefte aan een actuaris voor de ontwikke­lingen op verzekeringsgebied in het Verre Oosten. Daarvoor ben ik geplaatst in een team van collega's dat zich specifiek daar mee bezighield. Ben jurist, een actuaris, een bedrijfseconoom en zelfs een sinoloog. Dat is denk ik de meest boeiende kant van het werk: samenwerken met heel verschillende mensen en er ook veel van leren. (Hoewel

My sincere congratulations to your promotion from actuary of the second kind (doctor) to actuary of the third and extremely rare kind (doctor honoris causa).

Hans U. Gerber

The mathematical work of Hans BahImann is best practice.

de reizen naar Azie natuurlijk ook wei leuk waren.)

Bind 1988 werd me de kans geboden te ver­huizen naar een dochterondememing van NN in de Verenigde Staten. Inmiddels woon ik nu al bijna drie jaar in Denver, aan de rand van de Rocky Mountains. In eerste instantie heb ik daar gewerkt in het herverzekerings­bedrijf, waar ik de commerciele onderhan­delingen over prijsstelling en contracten met klanten (andere verzekeraars) voerde. Mo­menteel werk ik in de marketing en houd me bezig met de frnanciele P.R. van het bedrijf. Vanwege de ontwikkelingen in het levens­verzekeringsbedrijf in Amerika, is het voor de verzekeraars hier hoognodig een frnan­cieel schoon huis te hebben; spaargelden worden alleen nog maar bij solide maat­schappijen ondergebracht. Voor het bedrijf waar ik nu werk is dit een enorme kans om zich te profileren in de markt. Voor mij be­tekent dit dat dat ik ook veel presentaties houd voor agentschappen en verder de bui­tendienst ondersteun met concurrentiemate­riaal.

Inmiddels sta ik op het punt weer terug te keren naar Nederland en om daar in een nieuwe positie te beginnen. Terugkijkend op de laatste jaren denk ik dat voor mij het belangrijkste is geweest iedere paar jaar een nieuwe uitdaging op me te nemen: nieuwe mensen, een nieuwe omgeving en nieuw werk. Na een studie actuariaat gaan de deuren voor je open. Als ik op- , , nieuw moest beginnen zou ik het weer doen.

The honorary doctor's degree of the University of Amsterdam demonstrates the well deserved world wide recognition and appreciation of the scientific work of Hans BahImann. However his work is much more than just top level mathematics. It is also best practice according to the saying: 'The best practice is a good theory. ' The BahImann & Straub credibility model for example is nowadays well known by practitioners

JAN UARI 1992

and has been applied in a variety of practical situations. But there is still a wide gap between the __ _ mathematical theory available and what is done in the insurance practice. It is up to us actuaries working 33 in the practice to make use of the good theory in our practical work and to put it into practical use. This

is not an easy task. The enthusiasm, energy and feu sacre of Hans BahImann is for me personally a strong source of motivation to make my contribution to the practitioner's fascinating job of building the bridge between sound theoretical thinking and practical applications.

Alois Gisler

ROSTRA ACTUARIS

Page 34: 1992 - Speciale uitgave januari 1992

34

Een actuaris IS een AFIR-actuaris Bart Kling, Jan Witte

Dhr. drs. P.H.M. Kuys geeft zijn specifieke kijk op het actuariaat en op de actuaris in het bijzonder. "Een actuaris is een financieel ac­tuaris, ongeacht op welk terrein hij werkzaam is; zo moeten we ons ook profileren, zowel intern binnen het Actuarieel Genootschap als extern. n Een gesprek met de directeur Financiele en Economische Zaken van Nationale-Nederlanden N.V. en tevens bestuurslid van het Actuarieel Genootschap, portefeuille onderwijs en onderzoek.

Vaak wordt er gesproken over een opdeling van actuarissen in groepen, recentelijk nog rond de oprichting van AFIR (Actuarial ap­proach for FInancial Risks). De fmancieel actuaris werd toen onder andere door de heer Biihlmann Actuary of the Third Kind ge­noemd. Ik vind zo'n "hokjes-benadering" niet zinvol. Ben actuaris is per defmitie een fi­nancieel actuaris, maar je kan accenten leg­gen en zeggen: deze persoon is duidelijk juri­disch of commercieel bezig, maar dan toch altijd vanuit een frnancieel oogpunt. Ben ac­tuaris is een fmancieel persoon en geen mar­keting persoon . Het is anders. De fmanciele technieken en vaardigheden die je je eigen gemaakt hebt als actuaris maken je weI ge­schikt om een wezenlijke bijdrage te leveren aan de opstelling van het marketing plan voor een fmancieJe instelling.

QPLEIDING

Zoals gezegd, een opdeling in eerste, tweede of derde soort is in het geheel niet zinvol. Het zou namelijk ook betekenen dat wanneer we aan de actuariele op1eiding denken, we ook zo moeten opleiden en dat is een heil­loze weg . Bovendien komen we dan bij een filosofisch probleem: wat is een actuaris? Persoonlijk vind ik dat je een vrij brede ge­neralistische actuariele opleiding moet heb­ben met een sterke fmanciele en economische inslag en datje dus ook zo de opleiding moet inrichten. Zo'n opleiding biedt dan voldoen­de aanknopingspunten om na je studie jezelf op de deelterreinen van het actuariaat te be­wegen . Daarnaast moet het ook mogelijk blijven om in je opleiding wat accenten te kunnen leggen. Niet te veel want het mag nooit zo zijn dat je als gespecialiseerde actu­aris uit de opleiding komt. Actuarissen moe­ten overal inzetbaar zijn, hoewel iedereen natuurlijk weI zijn eigen sterke en zwakke punten heeft. De kernactiviteit moet er een zijn zoals ik al vaker beschreven heb. Bij die kern van de opleiding hoort ook het maat­schappelijk optreden . Het is van groot belang dat je als actuaris weet hoe je in het open-

ROSTRA ACTUARIS

baar moet optreden. Dit is ook een van de dingen die wij onderkend hebben toen wij met de structuur van de opleiding bezig wa­ren en hier is, mijns inziens, een grote rol voor de beroepsvereniging weggelegd . Het specialiseren tijdens de opleiding gaat echter in tegen de kernactiviteit. lk heb het gevoel dat in de opleiding aan de UvA het speciali­seren al vroeg begint. Dat komt ook omdat de leerstoelgroep zo gefragmenteerd is, dat onder meer veroorzaakt is omdat full-time hoogleraren zo moeilijk te recruteren zijn. Je hebt vier hoogleraren met verschillende vak­gebieden (te weten Levensverzekering, Scha­deverzekering, en Sociale Verzekering en Pensioenfondsen) . Als je de leerstoelgroep zo gaat opdelen, dan dreigt het gevaar dat je zo vroeg mogelijk moet gaan specialiseren, an­ders klopt dat niet met de structuur van je

eigen leerstoelgroep. De indeling is zelfs niet meer actueel. Ik heb gelezen in het jaarver­slag van de leerstoelgroep Actuariaat dat er ook een financiele tak gaat komen, zoiets als AFIR.

AFIR Ik vind dat AFIR eigenlijk het actuariaat zelf is. Ben AFIR-actuaris IS actuaris. AFIR is

dan ook niet iets zoals ASTIN (Actuarial STudies in non-life INsurance, een andere werkgroep binnen de actuariele vereniging) . AFIR geeft -om dit woord eens te gebruiken­het paradigma op grond waarvan het hele.ac­tuariaat in elkaar steekt. Speciale gevallen daarvan zijn het schade-actuariaat, het 1even­actuariaat en ook de pensioenen. FinancieJe risico's, toegepast op financiele instellingen in combinatie met de stochastiek en fman­cieel management, dat is waar we het over hebben, dat is het actuariaat. Dat er tot nu toe weinig aandacht besteed is aan de fman­ciele kant van verzekeren komt omdat histo­risch gezien het certificeren van technische voorzieningen door de actuaris nogal zwaar de aandacht gekregen heeft. In het verleden certificeerden de actuarissen een stukje van de balans. Dit is een partieJe benadering en nu is het inzicht doorgebroken dat dat niet kan . Je kunt niet zomaar constateren dat een verzekeraar voldoende voorzieningen heeft getroffen, zonder dat je daarin de gehele be­drijfsvoering hebt betrokken. Ben ander punt is, dat je prospectief georien­teerd moet werken. Of het verleden nog hou­vast biedt omtrent voorspellingen voor de toekomst is een wezenlijke vraag geworden . We hebben voldoende voorbeelden om te zien dat dat niet zo is. Het prospectiefbeoor­delen is ook een kunst die in onvoldoende mate in het onderwijsprogramma zit. Aan de ene kant denken we dat we als actuarissen zo goed met onzekerheid in combinatie met de factor tijd kunnen omgaan, maar je ziet dan hoe het werkelijk in de praktijk gaat: toch nog erg achterom kijken en dan vanuit het verleden extrapolaties maken.

UNIQUE-SELLING POINT

De structuren in het onderwijs en in de ver­eniging stammen vanuit tijden dat de zaken stabiel waren, dat alles nog keurig in vakjes kon worden verdeeld en dat je met de basis­uitgangspunten uit de voeten kon komen. Naar mijn mening is dat niet vruchtbaar meer. Het doet ook te kort aan wat je wei zou kunnen bereiken; aan wat de actuaris zo uniek maakt, het unique-selling point. Het gaat dan over andere zaken dan het uitreke­nen van een schadereserve. Dat kun je ook een goede econometrist laten doen . A1s je zo partieel gaat kijken naar de werkzaamheden van een actuaris, dan woo ik andere disci­plines die deze werkzaamheden ook kunnen doen . Je moet je altijd bewust zijn -en ik praat nu ook vanuit de beroepsvereniging­dat je goed in de gaten houdt waar je uniek

JANUARI 1992

Page 35: 1992 - Speciale uitgave januari 1992

in bent, dat goed weet over te brengen en daar consequent in bent, in leerstoelen, in onderwijsprogramma's, enzovoorts, dan ont­staat er een beeld dat zich in een hoog tempo verspreidt. Het beeld dat actuaris inderdaad een uniek beroep is, een gegronde raison d 'etre heeft.

TOT AAl-ACTUARIS Engelfriet (wijlen hoogleraar levensverzeke­ring) wees al op een combinatie van actuari­ele taken die nu nog steeds actueel is. Zijn "Anatomie van de actuaris" (uit 1948!) was die van de totaal-actuaris en ik ben het daar zeker mee eens. Mijn eigen opvatting over de actuaris komt voor een groot deel voort uit ervaringen in mijn eigen loopbaan. Via een adviesbureau en de Verzekeringskamer ben ik terecht gekomen bij een maatschappij met Amerikaanse eigenaren. Opeens werd mij gevraagd naar de winstgevendheid van producten. Dit zelle mij aan tot het denken in expliciete marges. Er moeten marges zijn voor dekking van de vermogenskosten, voor de bereidheid tot het lopen van risico en voor je ondememingswil. Dit was een den­ken dat je niet geleerd werd in het actuariaat, dus ben ik gedwongen geweest om in de eco­nomie te duiken. Door deze benadering ga je zien wat belangrijk is: de sterftetafels zijn behoudens enkele producten minder belang­rijk wanneer het gaat over de winstgevend­heid . Wei belangrijk zijn beleggingen, kos­ten, productiviteiten, distributiesystemen en­zovoorts . Oorzaken van deconfitures liggen historisch gezien in die hoek. Ook merk je bij zo 'n andere orientatie dat je met het actu­ariaat iets bijzonders hebt meegekregen: het lange termijn denken, het combineren van tijd en onzekerheid. De Amerikaansebenade­ring is dan ook de actuaris als de financiele manager in het hart van de ondememing, ter­wijI wij meer aan de mathematische kant zit­ten . Je moet dus ook een vertaalslag kunnen maken naar diegenen die uiteindelijk de be­sluiten moeten nemen; je moet in een taal praten die men verstaat, het unieke van de actuaris duidelijk maken, en dat Ieren wij in onvoldoende mate .

REKENSCHAP

In zijn algemeenheid hebben we de vraag wanneer een actuaris -of iedere andere advi­seur- een advies opstelt en het blijkt, dat het een ondeugdelijk ad vies was, hoe zit het dan met rekenschap afleggen of in het uiterste geval met aansprakelijkheid . Is het mogelijk dat de communicatie niet goed was en heeft de actuaris onbedoeld verwachtingen gewekt die niet kloppen met wat hij waargemaakt heeft. In dat geval krijgt rekenschap en aan­sprakelijkheid een bijzondere dimensie, want ieder is verantwoordelijk van elkaar te weten wat er verwacht wordt. Waar je wei naar kunt kijken -en dat is weer zo 'n essentieel punt- is de vraag van onatbankelijkheid. Kun je zo onatbankelijk zijn dat je los van eigen belang en los van de drang om zaken te doen

JANUARI 1992

adviezen kan geven? We komen dan weer bij de maatschappelijke verantwoordelijkheid, de beroepsethiek; ik moet het eerste college nog zien dat je leert om te gaan met tegen­strijdige belangen.

ONDERZOEK Ik denk dat wij met het Nederlands actuarieel onderzoek in verhouding tot het buitenlandse nog lang niet zo'n gek figuur slaan. Dat komt ook omdat er nu in de hoogleraarstaf een aantal mensen zitten die bekendheid heb­ben of bekendheid aan het verwerven zijn . Wanneer het gaat om fundamenteel weten­schappelijk actuarieel onderzoek dan denk ik dat wij goed bezig zijn. Maar wanneer we kijken naar het beroep van actuaris, dan vind ik dat we nog een lange weg te gaan hebben; dat geldt overigens voor de meeste continen­tale verenigingen. De meeste daarvan hebben hoofdzakelijk dat mathematisch georienteerde in zich, waardoor de bedrijfsproblematiek wat meer op de achtergrond komt. De An­gelsaksische verenigingen hebben een andere inclinatie. Dat komt omdat met name in de UK vanaf het begin actuarissen in het mana-

De verdiensten van Biihlmann liggen

vooral op het grensvlak van actuariaat en economie

gement zinen . Dat geeft natuurlijk een sti­mulans en het straalt ook af op de opleiding en op het onderzoek. Die koppeling hebben we in Nederland te weinig. Een groot gevaar is dat als een actuaris diensten niet kan le­veren, dat men die wei ergens anders gaat halen buiten het actuariaat. Bovendien is bij ons natuurlijk ook de schaal een probleem: er zijn 300-400 actuarissen , waarvan er zo'n 200 actief het beroep uitoefenen . Om dan een heel beroep in stand te houden, dat is me wat. Ais je een vergadering van grotere ver­enigingen bijwoont, dan wordt daar van aUes en nog wat aangeboden aan informatie, bij­scholing, omscholing en noem maar op, dik­wijls door leden georganiseerd. Veel of wei­nig leden maakt dan heel veel uit. De vraag is dan ook of wij niet moeten fuseren, of we ook niet aan integratie moeten doen met an­dere Europese verenigingen. Wat betreft het intemationale onderzoek be­tekent Biih1mann veel voor het actuariaat; hij heeft veel fundamenteel onderzoek gedaan. Zijn verdiensten liggen vooral op het grens­vlak van actuariaat en economie. Wat dat be­treft is het heel goed dat hij een eredoctoraat in de economische wetenschap krijgt. Ik ben nieuwsgierig wat hij op het sympo-

sium gaat zeggen, wanneer het gaat over we­tenschappelijke beroepsvorming en hoe hij dan vindt hoe de wetenschappelijke invals­hoek moet zijn.

SECTIES

Het onderzoek in de verschillende secties van het Actuarieel Genootschap (ASTIN, AFIR en de nieuwe leven- en pensioensecties) is een ander punt. De ene is wat relevanter bezig dan de ander en ik denk dat er ook wat sturing moet komen vanuit het genootschap, hoewel dat lastig is. Je moet toch wei enige vrijheid laten aan de secties. Ik denk ook dat er veel in de sfeer van concurrentie kan ont­staan, een gezonde wedijver tussen de sec­ties . Wat dat betreft heeft ASTIN natuurlijk een voortrekkersrol. Verzekeraars zijn wei overtuigd van het nut van de secties, want het leidt tot beter nadenken over actuarieJe zaken; het is een goed forum voor ontmoe­tingen met elkaar en dat is ook een belang­rijke functie . Of het directe nut er is moet de verzekeraar maar afwachten, maar het indi­recte nut is er, het stimuleert, zorgt voor communicatie, en ook de creativiteit krijgt weer een push. Dat leidt wei tot de overwe­ging, hoeveel tijd de werkgever vindt dat aan sectiewerk besteed mag worden . De actuaris moet ook maar leren om op dit soort vragen te antwoorden, dat is ook een stukje com­municatie. AJs je een werkgever niet duide­lijk kan maken dat een AFIR dag goed be­steed is, dan kan ik mij voorsteUen dat een werkgever zegt: als je het mij niet duidelijk kan maken dan ga je er niet heen, dat past dan niet in de prioriteiten.

FEDERATIE Een belangrijke vraag betreffende de secties ligt nu ook op ons bordo Hoe moet het over­koepelend orgaan zijn . Hoe zien we de rol van het AG als centrum van al die activitei­ten. Statutair ligt het eenvoudig, het actu­ariaat is het AG en daarbinnen zijn vier deel­interesses. De secties zijn dan onderdeel van het geheel. In praktijk zie je wei wat anders. Men voelt zich soms meer een ASTIN-actu­aris dan een AG-actuaris en dat vind ik een verkeerde ontwikkeling. Wij vinden ook wei dat het niet zo mag zijn en daar waken we ook v~~r. Maar zo komje weer terug bij het begin. Ik denk dat het beleid van het AG moet zijn dat een actuaris een actuaris is en niet ren van de eerste, tweede, derde of vier­de soort. Een actuaris moet op aUe terreinen inzetbaar zijn en niet altijd voor de heel spe­cialistische taken. Het zou haaks op dat be­leid staan als je secties de ruimte geeft tot het vormen van zelfstandige subgroepen, dat kan dan niet. Aan de andere kant wi1 je ook weer niet demotiveren of creativiteit smoren . Het is een dilemma. De activiteiten die de secties ondememen zijn erg fijn, maar aan de andere kant ligt er het gevaar van een status aparte. Hiermee omgaan vereist wijsheid, visie, geduld, tijd en heldere communicatie.

Ra

ROSTRA ACTUARIS

35

Page 36: 1992 - Speciale uitgave januari 1992

AMEV Nederland N.V., gevestigd te Utrecht, is een Fortis-onderneming

Fortis is een groep van verzekerings- en bankbedrijven met een Belgisch-Nederlandse achtergrond. Deze groep is ontstaan door

de samenvoeging in 1990 van AMEVNSB en AG, de grootste Belgische verzekeringsmaatschappij en is actief in veertien landen in vier werelddelen.

Fortis is een van de vijftien grootste verzekeraars in Europa en heeft een belangrijke positie in de Verenigde Staten.

Wereldwijd heeft Fortis circa 21.000 medewerkers. Bij AMEV Nederland zijn ruim 3.900 mensen werkzaam.

Doen 250 academici (MN) bij AMEV saai werk zonder perspectief?

Nee toch!

Kom dus ook eens met ons praten. Na een goede kennismaking zullen de conclusies duidelijk zijn: AMEV Nederland behoort tot een kemge­zonde groep van ondememingen. Deze groep belooft door de recente bundeling van krachten in Fortis vooral in internationaal perspectief veel toekomst. Het is een dynamisch bedrijf en op veel terreinen werkzaam. AMEV-produkten hebben met levendige marktontwikkelingen te maken en er is veel aandacht voor een goed arbeidsklimaat en een hoge motivatie, waardoor medewerkers zich goed kunnen ontplooien. Academici werken bij AMEV met veel plezier op afdelingen als automatisering, actuarieel bureau, interne accountantsdienst, juridische zaken, group accounting of op een commercieel administratieve

afdeling. Sommigen hebben zich vooral vakmatig gespecialiseerd, anderen kozen voor een ontwikkeling naar managementfuncties.

Kennismaken met AMEV kan gemakkelUk. Schrijf een briefje naar ons wervingsbureau: postbus 2072, 3500 HB Utrecht.

Bellen kan natuurlijk ook: 030-572753. Zo snel mogelijk verstrekken wij dan meer informatie via een brochure of door middel van een gesprek met een van onze academici. Zij zullen bovenstaande conclusies zeker bevestigen. Informeer bij AMEV naar werkmogelijkbeden. Misschien is dat een eerste stap om er, zoals dat bij AMEV heet, 'gewoon meer werk van te maken'.

A\M\lV

Page 37: 1992 - Speciale uitgave januari 1992

Lid van Verdienste Actuarieel Genootschap

Op de ledenvergadering van het Actuarieel Genootschap te Utrecht op 10 december 1991, is Th.J.J. van den Heiligenberg benoemd tot lid van verdienste van het Actuarieel Genootschap. Ter gelegenheid van deze benoeming hield de voorzitter van het Actuarieel Genoot­schap, de heer J. van der Starre de volgende toespraak:

'De gastspreker van vanmiddag is een er­kend autoriteit in het Verenigd Koninkrijk, Prof. David Wilkie, wij zijn blij dat hij hier is. Prof. Wilkie, als autoriteit op het actu­arieel gebied, heeft ook Theo van den Heili­genberg als zodanig erkend, de twee kennen elkaar al heel lang en hebben ook veel inter­nationaal samengewerkt. Oat is natuurlijk mooi meegenomen, maar natuurlijk niet de reden waarom wij aan Theo onlangs een aparte brief hebben gestuurd . Wij zijn heel zuinig met onze erelidmaatschappen, dit moet zo blijven, zo'n benoeming mag nooit een automatisme worden. lemand mag pas voor­gedragen en benoemd worden als hij meer, veel meer, aanzienlijk veel meer voor de vereniging heeft gedaan dan van iemand mag worden.

Oat is het geval en bovendien over een hele lange periode en niet alleen in de eigen kring van het Actuarieel Genootschap, ook daar­buiten heeft hij het belang van het actuariaat, de actuarissen en het Actuarieel Genootschap bewezen en uitgedragen. Het is ondoenlijk om aile commissies waarvan Theo van den Heiligenberg voorzitter, secretaris of lid geweest is te noemen, toch wil ik u er een paar noemen, een paar heel belangrijke, al­hoewel waarschijnlijk niet bij een ieder van u even bekend: de technische commissie le­ven CEA, voorzitter van de Commission Vie van het CEA, Groupe Consultatif, V ice­President Association Actuariele Internatio­nale, de Technische Commissie Individueel (TCI), de Technische Commissie Collectief (TCOL) , diverse Verbondscommissies (IZ,

Once upon a time • • •

Andre Lamens

On the day Hans Blihlmann was born, a fairy leaned over his crib and said to his astoun­ded parents: 'What would you like his future to be? Make three wishes and I'll grant them.' Already moved by the birth of such a lovely child, Hans' parents were given only a few moments to recover, because the fairy urged them to answer. 'I would like him to be an intelligent man, a scholar and even a scien­tist, and I wish he could communicate his knowledge to the others', the father said. 'I wish he will be simple, loyal, deeply humane and always enthusiastic' , his mother said . 'Let's hope he will be surrounded by a wide circle of true friends all his life', his parents said in chorus finally. Leaning then over the child whom she touched with her magic wand , the fairy said: 'Your wishes will be fulfilled', and she suddenly vanished. Sixty-one years later, we have no choice but to admit that the fairy has actually kept her promise, when she chose the actuarial mathe-

JAI\lUARI 1992

matics as the field where Hans could best exercise his talents . Professor Bi.ihlmann, who quickJy became conscious of the interest of the actuarial sciences, has played indeed a thoroughly fundamental role in the de­velopment of this discipline of applied mathematics. Starting from the risk theory and spreading over the whole actuarial field, his fruitful investigations have been materialized by an impressive list of publi­cations, which are accepted as being autho­ritative in research as well as in education. A brilliant teacher, excelling in the art of explaining in a simple way processes which are often complex, the master has collected a following in the whole world . That is why he has marked indelibly a large generation of actuaries of all nationalities .

But the human being in him is as attractive as the homo scientificus. Homely, inquiring and open-minded, interested in his fellow men, always fmding solutions to help, sho­wing a communicative enthusiasm, in other words: his personality is so engaging that

verslaglegging en structuurbeleid), NVL­commissies. Dichter bij huis: jarenlang do­cent Buiten-Universitaire Opleiding Actuari­ele Wetenschappen (BUOA W) en thans nog voorzitter van de stichting BUOAW, be­stuurslid Actuarieel Genootschap -jazeker, zes jaar lang secretaris- de Commissie VERAC (Verhouding Actuaris-Accountant), lid structuurcommissie AG, voorzitter com­missie Eindtermen II . Ook nationaal en inter­nationaal is hij erkend : hij is erelid van het Institute of Actuaries, erelid van de Groupe Consultatif en tenslotte Officier in de Orde van Oranje Nassau. En daaraan zouden wij nu vandaag zo graag toevoegen: lid van ver­dienste van het Actuarieel Genootschap. Wie zou dat niet willen . Ik ben bang dat ik dat protocolair niet zo mag vragen, dus 'Wie is er v66r? Theo, jij ook?'

everybody has a great liking for him. This explains why he has so many friends all over the world. For­mer students, colleagues of the academic world, actua­ries of all dis­ciplines and nationalities cannot pay better tribute to him than by considering themselves as his friends, and he returns his friendship the same way.

AH of them are sincerely delighted about the distinguished honour which is done to Pro­fessor Bi.ihlmann by his being nominated Doctor Honoris Causa of the University of Amsterdam. His charisma is such that the whole international actuarial community will be basking in this reflected honour.

ROSTRA ACTUARIS

37

Page 38: 1992 - Speciale uitgave januari 1992

38

De NVL, behartiger van de belangen Henk: Wolthuis

Naar aanleiding van een inter­view d.d. 4/12/1991 geeft de heer L.J. Beugelsdijk in onder­staande zijn visie op enkele ac­tuele zaken waar de NVL zich thans mee bezighoudt. Tevens gaat hij in op de betrokkenheid van actuarissen in het werk van de NVL, de CLI en dergelijke. De heer Beugelsdijk is voorzitter van de NVL en directeur van AMEV NEDERLAND N.V.

BREDE HERWAARDERING (LlJFRENTEN)

Voor dit jaar geldt voor lijfrenten nog een maxima Ie aftrek van 17.459 gulden voor ie­dereen, ongeacht zijn pensioenopbouw. Het fiscaal regime wordt veranderd voor lijfren­ten, als onderdeel van de Brede Herwaar­dering, ingaande 1 januari 1992. Over de da­tum bestaat eigenlijk binnen de politiek, zo­wei de Tweede, als de Eerste Kamer als het Ministerie van Financien stilzwijgende over­eenstemming. Onder het nieuwe fiscale re­gime komt er een pensioenopbouw met tran­ches, met als eerste tranche een aftrekbare post van 5.000 gulden per belastingplichtige. Wanneer je een partner hebt, dan wei ge­huwd bent, dan kom je in principe in aan­merking voor een aftrek van 10.000 gulden, ongeacht je pensioenopbouw. Binnen het nieuwe systeem blijft het overigens mogelijk om een goede pensioenopbouw te realiseren, maar dan moet men wei tijdig beginnen: wanneer je te laat begint dan heb je, zoals bekend, gemaximeerde bedragen in de twee­de tranche en dan vis je eigenlijk een beetje achter het net. Ik denk dat er voor het mid­den- en kleinbedrijf, dus de zelfstandigen, er een behoorlijke verruiming is gekomen door de tweede en de derde tranche. Dus als zoda­nig is er zeker veel ruimte voor maatwerk. Het nieuwe fiscale systeem zal er wei toe lei­den dat de gemiddelde koopsom, die bij de maximale aftrek van 17.459 gulden thans rond de 12.000 gulden ligt, in de komende jaren rond de 10.000 gulden zal komen te liggen.

PUBLIEKSCAMPAGNE PENSIOENEN

Doel van de pensioencampagne is pensioen­bewustwording. Het is eigenlijk bewustwor­ding op een wat vroegere leeftijd. Pensioen is vaak iets dat men op de lange baan schuift, in de sfeer van: wie dan leeft wie dan zorgt. Mensen hebben namelijk zelf niet in de gaten dat men te laat begint met (aan­vuUende) pensioenopbouw door bijvoorbeeld het wisselen van werkgever, zeker wanneer dat al enige tijd geleden gebeurd is, toen

ROSTRA ACTUARIS

men nog buiten de overdrachtscircuits viel; dan kunnen er toch nog behoorlijke gaten ontstaan zijn. Door de pensioencampagne wordt men er bewust van gemaakt dat als je een min of meer vergelijkbare levensstijl wilt voortzetten wanneer je gepensioneerd wordt, je daar dan eigenlijk al vroegtijdig voor moet

Pensioen is vaak iets dat men op de

lange baan schuift, in de sfeer van: wie dan leeft, wie dan zorgt

zorgen. Hier komt een belangrijk stuk voor­lichting bij kijken. Vandaar ook, dat de pen­sioencampagne, die de NVL eigenlijk al ja­ren heeft lopen, in de komende jaren onver­minderd zal worden voortgezet. Er ligt ook een behoorlijk budget onder de pensioen­campagne, ongeveer de helft van het totale NVL-budget gaat hiervoor naar de marke­tingcommissie, maar dat is zeer welbesteed geld. De campagne is zodanig opgezet, dat aile groeperingen binnen de NVL zich erin kunnen vinden.

KABINETSNOTA

AANVULLENDE PENSIOENEN

Er is een commissie binnen de NVL die zich permanent bezighoudt met de pensioenont­wikkeling in Nederland: zij voigt de wetge­ving, en gaat na wat de implicaties zijn van de wetgeving voor het levenbedrijf. 'In dat kader hebben wij veel aandacht besteed aan de laatste pensioennota van het kabinet. Er is een hoorzitting geweest in de Tweede Ka­mer, daar zijn wij ook geweest. En daar heb­ben wij ook de positie van levensverzeke­raars nog eens een keer duidelijk naar voren gebracht, en gesteld, dat wij eigenlijk een neutrale positie innemen, in die zin, dat wij vinden dat pensioen onderdeel van de ar­beidsvoorwaarden is, die geregeld moet wor­den tussen werkgever en werknemer. Daar­naast hebben wij benadrukt dat wij uitvoer­ders zijn van een zeer groot aantal verschil­lende regelingen en dat wij dus eigenlijk al­les in huis hebben, om het zo maar te zeg­gen.' Door de NVL is aangeboden om mee te stu­deren over diverse pensioenonderwerpen, zo­als de keuze van een stabiele franchise en

het aspect van de bevoordeling van hoger op lager gesalarieerden in afhankelijkheid van het systeem van pensioenopbouw (op basis van gemiddeld loon, of op basis van eind­loon). 'De Tweede Kamer heeft van die be­reidheid kennisgenomen en is er daadwerke­lijk op ingegaan. Maar aileen al het volgen van dit soort zaken vraagt een geweldige hoeveelheid werk, niet aileen van bestuurs­leden, maar met name ook van commissie­leden.'

CAOl. ell EN MOL De NVL heeft een contactcommissie van ac­tuarissen die het NVL-bestuur ondersteunt, de commissie CAOL. Het bestuur van com­missie CAOL heeft over actuarieJe aspecten ook contacten met de Verzekeringskamer, maar dit gebeurt uiteraard onder hoede van het bestuur van de NVL. Het bestuur van de NVL heeft overigens twee keer per jaar overleg met de Verzekeringskamer om een aantal zaken met hen te bespreken, zoals acceptatiebeleid, Europese regelgeving en Brede Herwaardering. De commissie CLI (Commissie Leven Indivi­dueel) wordt vaak verward met de NVL. Echter, slechts een beperkt aantal led en van de NVL zijn lid van de CLI, en wei de inter­mediairmaatschappijen. De CLI heeft te maken te maken met een zekere mate van afstemming ten aanzien van voorwaarden en produkten; daar blijft de NVL geheel buiten. De CLI is dus een overeenkomst op het ge­bied van produkten en tarieven, die overi­gens is aangemeld in Brusse!. De CLI bemoeit zich bijvoorbeeld niet met Brede Herwaardering, uiteraard wei met de implicaties voor produkten van de Brede Herwaardering. De stuurgroep MOL (Markt­overleg Leven) is gewoon een overlegor­gaan, daar ben je geen lid van. Op dit mo­ment wordt de stuurgroep geleid door een zevental personen die werken in het levens­verzekeringsbedrijf. Er zitten zowel bank­verzekeraars, als direct-writers, als interme­diairmaatschappijen in. Zij komen bij elkaar en brengen conclusies naar voren over recen­te marktontwikkelingen. Zo heeft men bij­voorbeeld de direct ingaande lijfrente en de najaarstarieven bekeken. De werkwijze daar­bij is dat men zo'n probleem afzondert in een bepaalde commissie, dus niet direct be­spreekt in de stuurgroep zelf. Ik denk dat dat ook heel wijs is omdat als een punt een hei­kel punt is, je natuurlijk de kans hebt dat dat binnen die stuurgroep veel te veel spanningen geeft, waardoor zo 'n marktoverleg onderste­boven gaat. Men localiseert dat als het ware in commissies die daarmee aan de gang gaan. Die commissies komen op basis van actuariele en beleggingsadviezen tot aanbe-

JANUARI 1992

Page 39: 1992 - Speciale uitgave januari 1992

van het levensverzekeringsbedrijf

velingen voor de markt. Men komt dan met een bodemprijs. De bodemprijs voor bij­voorbeeld direct ingaande lijfrenten is een prijs zonder enige marge, zonder winst, met een absoluut minimale kostenopslag. Verder heeft het MOL dan contact met verzekeraars die met te hoge interestpercentages rekenen. Het MOL wijst er dan nog eens een keer op dat men geweldige risico's loopt, met name in de matching, en dat het daarnaast markt­verstorend werkt. Er is overigens geen offi­cieie relatie tussen MOL en de NVL. Het is wei zo dat een tweetal bestuursleden van de NVL tevens zitting hebben in de stuurgroep MOL; er zitten overigens sinds kort ook twee actuarissen met een commercieie ach­tergrond in het MOL. Het MOL en de CLI houden zich dus met name bezig met, laat ik zeggen, marktaspecten, dus met de commer­cieie aspecten van de levenmarkt, terwiji de NVL zich breder opstelt en ieder geval die aspecten niet oppakt. De CLI en het MOL houden zich beide bezig met min of meer de­zelfde markttechnische aspecten, zij het dat de CLI dat nog veei breder qua produkt­assortiment doet en ook veel meer in voor­schrijvende zin. Het MOL pakt actuele hei­kele onderwerpen aan en gaat daarmee aan de slag.

In de CLI zilten hoofdzakelijk actuarissen, alhoewel je ook ziet dat sommige bedrijven vertegenwoordigd zijn door de persoon die verantwoorde1ijk is voor de commercie. Ik denk dat die mix trouwens goed is; het zou niet goed zijn als er aileen maar commerciele mensen in zouden zitten, dan wei aileen actu­arissen . Het MOL is ook bezig met het onderwerp prognoses en garanties. Dit is nu een typisch commercieel punt, dus dat hoort dan ook in

JANUARI 1992

het MOL en in de CLI thuis . MOL en CLI pakken vaak ook deze1fde onderwerpen aan. Daar komt op een gegeven moment wei een advies uit, over hoe je met prognoses dient om te gaan en met garanties en dergelijke, want dat is op zichzelf natuurlijk ook een on­derdeel van het commerciele instrumentarium waar de verzekeraars over beschikken. En het zou gewoon een he1e slechte zaak zijn als je je daar in vergaloppeert, dan roep je wet­geving en normatief toezicht op je af. Naar de consumenten toe is het gewoon ook on­juist om meer te pretenderen dan je kunt waarmaken.

TOENEMENDE CONCURRENTIE

Er gebeurt het nodige in de wereld, met name op het gebied van de financiele dienst­verlening. De banken speelden binnen verze­keringen tot enkele jaren geleden slechts een geringe rol, vrijwel aileen maar de rol van intermediair. Je ziet nu, dat de banken, of beter gezegd het distributiekanaal, met name door achterwaartse integratie, een behoor­lijke invloed krijgen op de afzet en op de vormgeving van de produkten van verzeke­raars, dit zowel bij leven als bij schade. Er ontstaan dus als het ware nieuwe machtscon­centraties, enerzijds van het distributiekanaal en anderzijds zie je het ook vanuit de verze­keraars zelf, die nu samengaan . Hel is ge­deeltelijk een reactie op soortgelijke ontwik­ke1ingen in het buitenland, waar grote machtsconcentraties ontstaan. De Nederland­se bedrijven hebben ook de nodige acquisities in het buitenland . Van belang daarbij is evenwe1 om je eigen marktposilie te secu­reren, er dus voor te zorgen dal je eigen marktpositie gezond blijft. Vandaar dal je al dit soort bewegingen ziet. De concurrentie is fel, vooral van ve1e kleine maatschappijen, die vanuit een kleine positie de Nederlandse markt binnenkomen. Die komen bijvoorbeeld op de markt met zogenaamde hoge-interest produkten, dus de garanticprodukten. Het zijn trouwens niet aHeen kleine, maar ook middelgrote bedrijven, die zich met dat soort produkten bezighouden, die een zeer hoge in­terest garanderen . Concreet zie je de marges daardoor veel te dun worden. Tevens wor­den de produkten alsmaar transparanter, het­geen voor de consument uiteraard op zich­zelf een prima zaak is. Aan de andere kant wordt het ook ingewikkelder. Het zijn wat tegenover elkaar staande bewegingen omdat het voor de consument nog steeds niet mee­valt om de fiscaliteit te beoorde1en; dat blijft buitengewoon lastig . Een goede adviseur heeft daar zeker nog veel werk. Maar de concurrentie neemt toe, de produktinnovatie neemt toe, denk maar aan universal life, hiervan zijn al verschillende versies op de Nederlandse markt verschenen. Bij universal life geef je de verzekeringsnemer ook zeg-

genschap over de wijze waarop het spaarge­deelte belegd gaat worden; daarnaast kan de verzekeringnemer ook de hoogte van het risi­cogedeelte kiezen en dat tijdens de looptijd flexibel aanpassen aan de eigen omstandig­heden. Op zichzelf vind ik dat almaar tran­sparanter worden van de produkten een goe­de zaak. Maar met het dunner worden van de marges is het natuurlijk wei geweldig uit­kijken dat je niet in een neerwaartse spiraal ten aanzien van de prijsconcurrentie gaat komen. Met name bij het levenprodukt is dat buitengewoon gevaarlijk. Kijk, bij een scha­deprodukt kun je als je daar misgecalculeerd hebt, het volgende jaar, of nog tijdens de rit zelf, de premies makkelijk bijstellen. Wij werken in het levenbedrijf echter grotendeels met gegarandeerde premies en blijkt dat je verkeerd gecalculeerd hebt, dan zal de vol­gende generatie managers dat ervaren in dat bedrijf. En dan moet je de rit gewoon uit­dienen, tot al die contracten helemaal uitge­werkt zijn; dat is dus buitengewoon gevaar­lijk in het levenbedrijf. Daarom vind ik het hoopvol dat Brussel dat ook ziet en dat je op basis van laat ik zeggen de risicofactoren in ieder geval overleg mag hebben . Het zou uitermate gevaarlijk zijn indien we zouden afglijden naar een te felle prijsconcurrentie in het levenbedrijf. Dat is denk ik ook voor die­zelfde consument niet goed, wanneer we zover doorschieten. In deze fase zitten we nu een beetje en daarom sta ik ook heel positief tegenover de activiteiten van het marktover­leg leven. We moeten gewoon voorkomen dat we terwille van het gewin van vandaag, de waan van de dag, doorschieten tot een geweldige ellende voor morgen .

r---------------------------------, NVL

De NVL, de Nederlandse Vereniging van Le­

vensverzckeraars, vertegenwoordigt de gehele levenbranche, is een geassocieerde vereniging van het Verbond van Verzekeraars in Neder­land , en heeft als taak de behartiging van de belangen van het Nederlandse levensverzeke­ringsbedrijf in de Nimste zin van het woord. De NVL heeft een zeer actief bestuur en houdt zich sterk bezig met actuele zaken, zoals thans bijvoorbeeld de Brede Herwaardering, het ac­ceptatiebeleid, pensioenen en dergelijke. In Nederland zijn thans ongeveer 90 levenmaat­sehappijen, die vrijwel allemaal lid zijn van de NVL. Dit zijn zowel de Nederlandse le­vensverzekeringsbedrijven als de buitenlandse levenbedrijven met een vestiging in Neder­land; zowel bedrijven die rechtstreeks verko­pen, de direct writers, als intermediairmast­schappijen. _________________________________ J

ROSTRA ACTUARIS

39

Page 40: 1992 - Speciale uitgave januari 1992

Eerste AID actuariaat Rob Kaas nu

Angela van Heerwaarden promo­veerde kort geleden tot doctor in de actuariEile wetenschappen. Zij was niet aileen de eerste AIO die deze titel behaalde, maar ook de eerste vrouw in Nederland die dit presteerde.

Angela van Heerwaarden werd geboren op Texel. Na het Atheneum B, wat zij met goe­de resultaten afsloot, studeerde ze van 1980 tot 1986 actuariaat.

Waarom ging je juisl acluariaal sluderen? Het was eigenlijk liefde op het eerste ge­zicht. Ik zag het kolommetje met actuariaat en econometrie in School en Universilei/, en besloot dat dit mijn studie zou worden. Wis­kunde yond ik het mooiste Yak, maar actu­ariaat bood meer vooruitzichten, tot zelfs een leraarsbevoegdheid wiskunde toe. Bijkomend voordeel was dat actuariaat aileen in Am­sterdam gestudeerd kan worden, zodat ik op kamers 'moest' gaan wonen.

Verlel eens wat over je sludie De studie was voor mij in het begin niet erg boeiend , hoewel ik weI plezier had in de (ve­Ie) wiskundige vakken en vakonderdelen. Nog steeds heb ik een zeker respect voor de­genen die de studie actuariaat volbrengen. Soms waren de docenten niet erg bevlogen, soms interesscerden de onderwerpen me niet erg, soms was het niveau te laag (met name

ROSTRA ACTUARIS

zeergeleerd

bij economievakken). Aan het einde werd het eigenlijk pas leuk, mede omdat er toen col­leges werden gegeven in de schadeverzeke­ring. Ook interessant yond ik het door velen verfoeide yak Algemeen Verzekeringsgeval. lk ben nog volgens de 'oude stijl' afgestu­deerd, dat wi! zeggen v66r de tweefasen­structuur. lk denk dat de overgang naar een vierjarig programma als voordeel heeft gehad dat aardig wat ballast is weggesneden . Naast mijn studie heb ik nog een aantal ja­ren als kandidaat-assistent gewerkt bij de In­terfaculteit der ActuarieIe Wetenschappen en Econometrie. Eerst bij de vakgroep Beslis­kunde (wat ik eigenlijk het leukste onderdeel yond van de studie); daama was ik betrok­ken bij het eerstejaars wiskundeonderwijs. lk was als student redelijk actief: ik heb twee jaar in de Interfaculteitsraad gezeten, en ook in een van de edities van de benoemings­commissie voor een hoogleraar levensverze­keringswiskunde. Verder was ik actief in de studentenvereniging VSAE. Tegen het eind van mijn studie werd het in­stituut 'AlO' (assistent in opleiding) in het leven geroepen. Goovaerts heeft toen een

AIO-plaats bij de leerstoel Schadeverzeke­ringen opgezet, waarop ik ben aangenomen. Mijn scriptie was eigenlijk al een eerste aan­zet. Ecn van de redenen dat ik aan de universiteit ben gebleven, is dat ik op dat moment niet erg aangetrokken werd door de actuariele praktijk, die ik associcerde met plisserokken en attachekoffers. De meeste actuarissen pas-

sen het in de studie gelcerde nauwelijks toe in de praktijk. Zij houden zich grotendeels bezig met management. Deze situatie verbe­tert zich op het ogenblik: door ontwikkelin­gen als Iagere marges en intemationalisering moeten de verzekeraars wat beter op de 'kleintjes' gaan letten en worden de theore­tische ontwikkelingen wat beter gevolgd.

Verlel eens wal meer over hel AIO-schap Een AlO is wat men in de VS cen 'graduate student' noemt. De taken zijn, net als die van gewone universitairedocenten, onderwijs geven en onderzoek doen, maar omdatje ook onderwijs voigt, wordt een salaris betaald dat nog op het niveau staat van cen studiebeurs . In het cerste jaar krijg je zelfs minder dan het minimumloon! De taak van cen AlO is overigens tegelijk cenvoudig te omschrijven en vaag: 'promo­vcer in vier jaar!'. Dit kan door allerlei oor­zaken te weinig blijken, maar verlenging van je aanstelling wordt eigenlijk aileen verlcend bij zwangerschap of ziekte. De Faculteit Economie en Econometrie van de Universi­teit van Amsterdam voigt hierbij cen zuiniger beleid dan noodzakelijk. Oit maakt het AlO­schap hier zelfs nog wat minder aantrekke­lijk.

Wal voor onderwijs heb je gedaan als AIO? Het AlO-schap is opgezet in samenhang met cen verkorte studieduur voor de cerste fase. Als onderwijs aan AlO's dient vaak juist het deel, dat uit de cerste studiefase vervallen is. Vandaar dat ik niet vcel onderwijs hoefde te volgen. lk heb numerieke wiskunde gedaan, en dcelgenomen aan een aantal studiegroepjes in de vakgroep. Na twce jaar kwam ik bij het Tinbergen lnstituut. Het onderwijsaanbod daarvan is toegesneden op economie AIO's, dus daar heb ik niet veel van gevolgd. Het Tinbergen Instituut biedt echter uitstekende aanvullende faciliteiten, zoals cen PC voor elke AIO, en een bulletin om in te (pre-)publiceren. Ver­der houden ze in de gaten of alles wei goed gaat met de begeleiding, en verzorgen ze het drukken van je proefschrift. De Tinbergen­AlO's vormen echt cen groep. Oit komt door de bindende activiteiten van de directeur Annemarie Rima en van Miep Oomes. Een belangrijke col werd nog vervuld door het Actuaricel Genootschap, de wetenschap­pelijke en beroepsvereniging van actuarissen. Dit organiscert cursussen en symposia; ver­der is er de 'ASTIN -actievengroep' , die een podium biedt waar actuarissen uit theorie en praktijk met elkaar kunnen discussieren over nieuwe ontwikkelingen . Uiteraard heb ik zelf ook onderwijs gegeven. Zo heb ik zelfstandig drie jaargangen twee­dejaars studenten de cerste beginselen van de actuarieIe wiskunde mogeo\ bijbrengen. rl~ was leuk om te doen. lk gar tameliJk in\en­sief onderwijs, waarbij de stude-f11en weke­lijks huiswerk moesten inleveren.

JANUARI 1992

Page 41: 1992 - Speciale uitgave januari 1992

Verder heb ik werkcolleges gegeven bij de colleges schadevenekeringen. In het laatste jaar heb ik het hoorcollege Schade Al gege­yen . Het leuke van dit college is dat we daarin de state-of-the-art behandelen van de theorie van ordenen van risico's. Oit valt grotendeels samen met mijn proefschrift.

Hoe ging her mel je onderzoek? Het oorspronkelijke onderzoeksvoorstel was voortzetting van onderzoek dat gaande was in de leerstoelgroep. Gaandeweg werd ons onderzoek echter aangepast aan invallen van vooral Goovaerts. Zulk min of meer onge­richt onderzoek, waarbij ongeveer evenveel vermoedens bewezen worden als ontkracht door tegenvoorbeelden, is door zijn on­voorspelbaarheid zowel leuker als frustre­render. Het heeft echter geleid tot een aantal publikaties in vaktijdschriften. Het feit dat ik intensief heb meegewerkt aan het schrijven van een leerboek voor de stu­denten is van grote invloed geweest op het welslagen van mijn onderzoek. Het is uitge­geven in de prestigieuze (en dure) Insurance Series van Elsevier, en het wordt inmiddels op diverse universiteiten in de wereld ge­bruikt. Het eerste deel gaat over het ordenen van risico's. Hierbij wordt geprobeerd aan kenmerken van de kansverdeling van een risico af te meten of het in de ogen van een hele groep actuarissen beter is dan een an­der. N adat zo het fundament gelegd was voor mijn proefschrift, heb ik mij in de res­terende tijd vruchtbaar beziggehouden met het opvullen van de lacunes in de theorie, en het uitwerken van toepassingen.

Hoe zal het met je omgeving? Het is gunstiger om twee begeleiders (in mijn geval Goovaerts en Kaas) te hebben dan cen. Oeze kunnen elkaar immers aanvullen. Verder moet ik opmerken dat het niet werk­baar is om alleen een begeleider te hebben, die slechts in deeltijd werkt en bovendien daamaast nog veel aan zijn hoofd heeft. Het Tinbergen Instituut heb ik al genoemd. Oe vakgroep levert een prettige werkomge­ving. Zij bestaat behalve uit actuarissen ook uit econometristen, wiskundig economen en besliskundigen; een groep met alleen actua­rissen zou te klein zijn. Mijn indruk is dat de sfeer aan de faculteit sinds de invoering van het AlO-stelsel wat verhard is. Er worden wei doctoren afgeleverd, maar plaats aan de universiteit is er niet voor, vanwege de (overigens begrijpelijke) 'pluchevastheid' van het zittende personeel. Het instellen van (tij­delijke) post-doc plaatsen zou al helpen. Wat betreft de primaire arbeidsvoorwaarden van pas afgestudeerden aan de universiteit is de situatie een stuk slechter dan vroeger. Vooral voor actuarissen is de zuigkracht van het bedrijfsleven eigenlijk onweerstaanbaar.

Heb je Bahbnann wei eens ontmoel? Als AlO bezoek je regelmatig de belangrijke intemationale congressen. Oeze worden voor ons vakgebied georganiseerd door ASTIN . Biihlmann is onder meer hoofdredacteur van het ASTIN-bulletin, en valt dus bij elk ASTIN-colloquium te bewonderen. Ook heeft hij wei eens hier in Amsterdam een gastcol­lege over schadeverzekeringen verzorgd .

Hij is een uitstekend docent; ik bewonder vooral zijn overzicht over het vakgebied.

Hoe is de positie van vrouwen in hel aclua­riaat? Er zijn niet veel vrouwen actuaris, maar zo­weI aantal als aandeel nemen toe. Mijn in­druk is echter dat vrouwen in deze professie nog minder snel naar de top doorstromen dan bij vergelijkbare vakgebieden. Aan specifieke vrouwenstudies heb ik zelf niets gedaan, maar, als er vrouwen gevonden kunnen worden om ze weI te doen, is er denk ik stof te over. Oenk bijvoorbeeld aan de actuariele aspecten van gelijkberechtiging van vrouwen wat betreft pensioenvoorzienin­gen, of de economische gevolgen van de tra­ditie in de levensverzekeringswiskunde om voor vrouwen en mannen verschillende sterf­tetafels te gebruiken.

Verlel eens iels over je promolie Het was een erg leuke dag; zowel de cere­monie zelf als de festiviteiten ema. Ik kan het iedereen aanraden.

Hoe zie je je lOekomsl? Ik sta eigenlijk op een tweesprong: ik kan doorgaan in de wetenschap, of de praktijk ingaan en min of meer opnieuw beginnen. Ik kan mij niet spiegelen aan anderen: zijn ac­tuarissen al zeldzaam, gepromoveerde zijn er tot dusverre nauwelijks. Overigens meen ik dat het voor alle actua­rissen zinvol is door te gaan met studeren.

Deze doelstelling wordt in de volgende taken gestalte gegeven:

1. Het uitoefenen van toezicht, op basis van door de overheid gestelde regelgeving, op de maatschappijen en fondsen in de bedrijfstak op een zodanige wijze dat continuHeit en solvabiliteit van de bedrijfstak zijn gewaarborgd. Hierbij dient er voor te worden gezorgd dat de toezeggingen die door maatschappijen en fondsen aan verzekerden zijn/ worden gedaan op lange en korte termijn kunnen worden nagekomen en daadwerkelijk op gezond vertrouwen zijn gebaseerd.

U1Mtoekommstve~zeke~d!

2. De VK wil naast de forrnele toezichttaak, vanuit een (onafhanke­lijke) positie tussen de verschillende betrekken partijen (over­heid, verzekeraars, verzekerden, werkgevers, werknemers), zowel gevraagd als ongevraagd signalerend, adviserend, voorlichtend, toetsend en eventueel "bemiddelend" optreden. Hierbij wi! de VK een intermediaire positie innemen door het doen van gerichte studies en onderzoeken, het informeren en voorlichten van de diverse betrekkenen over voor hun relevante zaken, tussen: De Verzekeringskamer (VK) heeft ten doel vanuit een objectieve,

onafhankelijke positie de belangen van (potentiele) verzekerden (verzekeringsnemers respectievelijk pensioengerechtigden) te behartigen. Dit gebeurt primair via het financiele toezicht en daarnaast door bij te dragen aan het ontstaan respectievelijk in stand houden van: - een regelgeving die de belangen van de consument beschermt en daarbij rekening houdt met de wensen en eisen uit de samenleving (overheid, parlement) en mogelijkheden voor de bedrijven;

- een bedrijfstak (maatschappijen en fondsen) die zorg kan dragen voor een op continuHeit gerichte dienstverlening tegen aanvaard­bare tarieven;

- een zodanige bedrijfsvoering dat de verzekerde er zeker van kan zijn dat de toezeggingen worden nagekomen.

De Verzekeringskamer

- verzekeraars, pensioenfondsen en overheid waar het gaat om vraagstukken betreffende politieke wenselijkheid versus economische haalbaarheid;

- werkgevers en werknemers met betrekking tot aangelegen­heden op pensioengebied;

- verzekeraars, pensioengerechtigden en verzekerden, waarbij de VK be reid is een "bemiddelende reI" te vervullen.

De Verzekeringskamer is een zelfstandig bestuursorgaan. Door de regering is besloten de Verzekeringskamer losser van de overheid te plaatsen en dus te verzelfstandigen. Deze verzelfstandiging zal medio 1992 gerealiseerd worden. De organisatiestructuur zal zodanig zijn ingericht dat boven­genoemde taken bestreken zullen worden door drie afdelingen t.W. Verzekeringen, Pensioen en Beleidsonderzoek/Advisering. Het toezichtswerk is gebaseerd op relatiegericht beheer, het beleidsonderzoek wordt projectmatig opgezet. Om deze taken te vervullen zal de VK behoefte houden aan vrouwen en mannen met een academische opleiding. Daarbij gaat het vooral om academici met een accountants-, actuariele of economie opleiding. Als u meer wilt weten over de mogelijkheden bij de VK dan kunt u bellen: Verzekeringskamer 055-550888, Personeelszaken.

41

Page 42: 1992 - Speciale uitgave januari 1992

42

De Actuaris, de Accountant en de Jaarrekening

De heer Van Eekelen is als Actuaris AG werkzaam bij de maatschap Brans & Co, en is namens het Actuarieel Genoot­schap lid van de platformcom­missie NIVRA/A.G.

Bij het tot stand komen van de jaarrekening van een verzekeringsinstelling (= petlsioen­fonds of verzekeringsmaatschappij) spelen accountant en actuaris een belangrijke rol. Beiden verbinden aan zo'n jaarrekening hun verklaring, waarin ieder op zijn manier een oordeel uitspreekt over de inhoud ervan . De actuaris legt daarbij de nadruk op de actua­riele aspecten van de verzekeringsinstelling. De verklaring van de accountant betreft de jaarrekening als geheel. Hij ontleent zijn rol aan het algemene kader, waarin hij jaarreke­ningen van welk soort onderneming dan ook controleert. De actuaris daarentegen opereert binnen het beperkte kader van uitsluitend verzekeringsinstellingen. Beider verklaringen zijn no dig op grond van wettelijke bepalin­gen.

OPLEIDING

Bezien we opleiding en ervaringsgebied van beide professies, dan is een en ander dien­overeenkomstig: de accountant heeft een

breed opleidingsterrein, waarvan verzeke­ringsinstellingen deel uitmaken; de actuaris heeft een meer diepgaande opleiding, gericht op specialistische kennis van wat er in een

ROSTRA ACTUARIS

verzekeringsinstelling omgaat. Het is dan ook niet verrassend, dat de accountant als deskundige, die zijn oordeel moet geven over het geheel van de jaar­rekening van een verzekeringsinstelling, min of meer genoodzaakt is gebruik te maken van de expertise van de actuaris . Andersom kan de actuaris niet buiten de hulp van de accountant, als het gaat om diens deskundig­heid op het gebied van administratieve controle. Om die reden verwees de actuaris in zijn verklaring bij een jaarrekening naar de accountant. Hij maakte dan gewag van het feit, dat zijn actuariele berekeningen geba­seerd waren op door de accountant gecon­troleerde gegevens. De accountant meldde in zijn verklaring, dat hij voor de actuariele cijfers uit was gegaan van de berekeningen van de actuaris. Er was dus sprake van over en weer naar elkaar verwijzen teneinde de lezer van de verklaringen duidelijk te inforrneren over de gang van ruen.

GOEDKEURENDE VERKLARING Eind 1990 is door de beroepsorganisatie van accountants, het NIVRA, wijziging gebracht in de mogelijke teksten van af te geven ver­klaringen. Een zogenoemde 'goedkeurende verklaring' heeft nu een strakke forrnulering gekregen, waarin een verwijzing niet langer is toegelaten. Als de accountant toch zou wil­len verwijzen naar de actuaris, dan kan dat wei, echter de verklaring wordt dan aange­merkt als een 'verklaring met beperking'. Feitelijk kan een accountant die een goed­keurend oordeel over een jaarrekening wil a fgeven , niet meer meedelen, dat zijn oor­deel mede steunt op de door de actuaris gemaakte berekeningen. Deze nieuwe ge­dragslijn van het NIVRA vond mede zijn oorsprong in internationale gebruiken terzake. Overigens was het Actuarieel Genootschap, het AG, reeds enkele jaren vantevoren over het NIVRA-voornemen ingelicht.

MINI-SEMINAR

Nadien zijn tussen de beide beroepsorgani­saties nadere contacten ontstaan, die in oktober 1990 geleid hebben tot het institu­tionaliseren van een gemeenschappelijke commissie, de PlatforrnCommissie NIVRAI AG, afgekort PCNA. Deze commissie omvat van beide organisaties drie vertegenwoor­digers . Als eerste heeft de PCNA zich gebogen over de vraag, of door de nieuwe regelgeving van het NIVRA terzake van af te geven verkla-

drs. PJ.c. van Eekelen

ringen en van het gebruik maken door accountants van andere deskundigen (i.e. de actuaris) een nieuwe situatie was ontstaan. Daarover werden onder meer de meningen van accountants en actuarissen gepeild tijdens een door de PCNA georganiseerd mini­seminar. De uitkomst ervan was niet verras­send. Verandering van de regelgeving bete­kende uiteraard geen verandering in het ken­nis- en ervaringsniveau van de accountant. Voor de vorrning van zijn oordeel over de jaarrekening van een verzekeringsinstelling blijft hij steunen op het werk van de actuaris . De noodzaak tot uitwisseling van inforrnatie tussen actuaris en accountant van al die ruen die voor beider oordeel van belang zijn, werd daarbij benadrukt.

RICHTLIJN

Naar aanleiding daarvan heeft de PCNA zich gebogen over de opstelling van een gemeen­schappelijke richtlijn van NIVRA en AG, waarin de werkwijze ten opzichte van elkaar bij de totstandkoming van de jaarrekening van een verzekeringsinstelling wordt vast­gelegd. De richtlijn is inmiddels in concept gereed. De besluitvorrning zal waarschijnlijk nog enige maanden vergen . Los daarvan en los ook van de beschreven forrnele kwestie op zichzelf blijft het beJang van de degelijkheid van het oordeel over de jaarrekening van een verzekeringsinstelling door zowel de accountant, als door de actuaris, ieder vanuit zijn eigen invalshoek. Zij blijven elkaar daarbij nodig hebben. Deze hernieuwde constatering en de institutionali­sering van de contacten tussen de beide beroepsgroepen zijn de winst uit wat begon als een formele kwestie.

De Platformcommissie NIVRAI AG bestaat uit de heren:

namens het AG drs . p.J.e. van Eekelen Prof. drs. W.e.A . Kok

drs. F.A.M. Ruijgt en namens het NIVRA

drs . H.S .J . Brants RA Prof. J.e .A. Gortemaker RA

P.G. Lock RA

Het belangrijkste onderwerp dat !hans aan de orde is, is de leidraad die wordt opgesteld in verband met de wijziging van art . 16 van de Gedrags- en Beroepsregels Registeraccountants en de hierop gevolgde Richtlijn voor de Accountantscontrole 2.01 .5.

JANUARI 1992

Page 43: 1992 - Speciale uitgave januari 1992

Liever geen verwijzing • • •

Jan M.P. Schalke is partner van Moret Ernst & Young, register­accountants. In zijn beroep als certificerend accountant van ver­zekeringsbedrijven komt hij fre­quent in aanraking met actuaris­sen en met de produkten van hun werk.

In onze actuariifle wereld zijn wij recentelijk ontzettend actieJ met het herstructureren van onze organisatie, met een herijking van onze opleiding en eventueel zeljs met een moge­lijke wettelijke erkenning van het beroep. Is dit bij jullie ook aan de orde? Nee; we hebben zo'n periode achter de rug. Onze opleiding lijkt erg veel op die van jullie via de BUOA W met betrekking tot het bui­ten-universitaire traject. Men werlct overdag, studeert 's avonds en in de weekends en kan dan als men het allemaal vlot doet bij het NIVRA in acht jaar accountant worden.

En universitair? Daar gaat het anders. Men voigt een univer­sitaire basisstudie, meestal wat vroeger heette Bedrijfseconomie, en voigt nadat men die studie succesvol heeft afgerond vervolgens een kopstudie Accountancy van ongeveer drie jaar, waarvan de examens gelijk zijn aan die van het NIVRA.

Daama ben je automatisch registeraccoun­tant? Of komt er nog een soort toelatings­/Oets van het NTVlU.? Neen, dat gaat automatisch want onderweg heeft het NIVRA bij je studie al frequent de Yinger aan de pols kunnen houden. Zo zijn bijvoorbeeld namens het NIVRA vooraan­staande accountants vanuit de praktijk ex a­minatoren en gecommiteerden bij de exa­mens, ook aan de universiteiten. Op deze wijze blijft het gewaarborgd dat er tussen op­leiding en gewenste praktijk geen divergen­tie ontstaat. Omdat de NIVRA de enige is in dit opleidingstraject naar Accountant RA loopt dit heel soepel.

Is RegisteraccountanJ een beschermd beroep? Ja, de aanduiding Accountant RA is wettelijk beschermd en alleen via het NIVRA te ver­krijgen . Dit hebben we indertijd wettelijk zo kunnen regelen. Je moet namelijk ingeschre­yen staan in het register wil je de titel RA mogen voeren.

Reken maar dat wij actuarissen daarop ja­loers zijn! Wlj kunnen op niet veel meer ba­gen dan de aanduiding in de WIV, de Wet Toezicht Verzekeringsbedrijf, dat actuarissen lieden zijn tegen wie de Verzekeringskamer geen bezwaar maakt. Ergens hebben we noar mijn idee zo 'n 15 jaar geleden een kans ge-

JANUARI 1992

Bob J.J. Alting von Geusau

mist. Maar hoe zit het in Europees verband? Ten aanzien van deze vraag moet ik eerst opmerken dat wij in Nederland twee soorten accountants kennen : registeraccountants (RA) en account-administratie consulenten (AA). Beide aanduidingen zijn wettelijk be­schermd. In Europees verband is er de So Richtlijn. Deze stelt de eisen waaraan een accountant qua opleiding en ervaring moet voldoen. De­ze eisen zijn, vergeleken met de NIVRA-ei­sen voor registeraccountant, lager. De So Richtlijn moet in de Nederlandse wet geimplementeerd worden . De zogenaamde commissie Geelhond heeft voostellen ont­wikkeld hoe dit zou kunnen geschieden gelet op het bestaande onderscheid RA en AA. Hoe de uiteindelijke wetgeving er uit zal gaan zien is nog zeer onzeker gelet op di­verse problemen die dienaangaande spelen . Voor wat betreft de eisen waaraan een ac­countantscontrole moet voldoen bestaat geen Europese richtlijn.

Voor actuarissen bestaan die dingen wei. AlJhans, er bestaat een lijst met actuariifle principes die gelden bij het certi.ficeren van een levensverzekeringsporteJeuille. Maar geen 'guidance notes' zoa/s die bijvoorbeeld door het Enge/se Institute oj Actuaries voor levens- en schadeverzekering worden uitge­geven. Heeft het NTVlU. wiets? Ja, we hebben uiteraard onze gedrags- en be­roepsregels maar ook onze Richtlijnen voor de Accountantscontrole. Zeer toepasbaar en minder detaillistisch dan die door bijvoor­beeld onze Amerikaanse vakbroeders worden gebruikt. Bij hen wordt de accountantscon­trole sterk beinvloed door het formeel volgen van een voorgeschreven controlereglement.

Dit zal wei zijn ingegeven door de angst voor liability claims die bij iedere accountant en actuaris in de USA bestaat. Een waar schrik­beeld waar men blijkbaar iets aan probeert te doen via het: 'Voig maar deze handle i­ding, dan kunnen ze je niets maken. ' Daar­door is de USA ook het land waar de ge­biedsdemarcatie tussen actuarissen en ac­countants het meeste speelJ. Hoe zit dat bij ons? Wei, dat is heel simpel. De jaarrekening van de verzekeringsinstelling wordt voorzien van de accountantsverklaring waarin geen verwijzing geschiedt naar wie dan ook. In het verleden werd daar vaak een zin opgenomen van de soort 'de premiere­serve is berekend en gecontroleerd door actu­aris die-en-die' maar dat leidde alleen maar tot onduidelijkheid . Met ingang van nu is het zo dat een zogenaamde 'schone' verklaring als norm wordt gezien; een verklaring zonder verwijzing wordt namelijk aileen als goed­gekeurde verklaring aangemerkt.

Dus geen verwijzingen meer? Neen, liever niet. Een verklaring met een verwijzing zien wij als een conditionele ver­klaring (een verklaring met een beperking), iets waarvoor wij in feite niet alle ver­antwoording willen of kunnen dragen. Wet­telijk staat er niets over de noodzaak van een schone verklaring maar in de praktijk be­staat deze opvatting heel duidelijk weI.

Niet al mijn beroepsbroeders zijn hier even gelukkig mee, dar is bekend. lkzelf heb daar weinig problemen mee omdat ik vind dat ac­tuarieel certificeren Un verantwoordelijkheid is en de accountantsverklaring een andere. Je kunt ze met volledig respect voor elkaar best van elkaar scheiden. Ook fYsiek. A/s er maar voldoende contact tussen beide func­tionarissen is. Ja, dat is heel belangrijk . Het is zeker gewenst dat actuarissen en ac­countants geregeld met elkaar aan de tafe! gaan zinen om met elkaar de specifieke ins en outs van een verzekeringsportefeuille te bespreken. Daarbij mag men best het achter­ste van de tong laten zien.

Prima, en dan niet aileen in het kader van de jaarrekening. Een vraag die hierbij aansluit: ik heb gezien dat uw bedrijf zich ook actuarieel duchtig gaat versterken? Oat klopt. Onze accountants willen zich zo goed mogelijk kunnen prepareren op de schone verkJaringen waar we het eerder over hadden en dan is een in-house actuaris na­tuurlijk een eerste klas adviseur. De lijnen worden daardoor ingekort en dat kan alleen maar de communicatie ten goede komen .

Actuarissen en accountants loul/en op deze manier meer en meer complementair aan el-kaar kunnen gaan functioneren . Misschien symbolisch daarvoor is de insleiling van de leerstoel Waarderings- en Verslaggevings­vraagstukken van het Verzekeringsbedrijf aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Oat Jijkt me een goede zaak, gelet op de raakvlakken tussen actuaris en accountant.

Ra

ROSTRA ACTUARIS

---:rr-

Page 44: 1992 - Speciale uitgave januari 1992

~

Herverzekering? Ook actuarieel een kunst • • •

Marc Goovaerts

De theorie van de schadeverze­kering is vermoedelijk nog het meest relevant voor de herverze­keringspraktijk. Veel technieken uit het schadeactuariaat vinden hun oorsprong rechtstreeks in het herverzekeringsbedrijf, zoals de IBNR-problematiek en het or­denen van risico's.

IBNR-PROBLEMATIEK Dat de IBNR-problematiek in de komende jaren veel aandacht zal krijgen is overduide­lijk, gelet op een aantal recent bekendge­worden problemen . De Asbestosis schadege­vallen liggen nog vers in het geheugen, ter­wijl thans ieder gewetensvol actuaris nadenkt over de problematiek van de milieuschaden en de ontwikkeling die deze meebrengen voor de reserves als we inderdaad de richting ingaan van de interpretaties die er thans in de USA en ook wei binnen Europa aan ge­geven worden . Veelal zijn het nog juristen die thans binnen de wetgeving willen vast­leggen waar de verantwoordelijkheden gele­gen zijn. In vele gevallen denkt men aan een soort fondsvorming, echter met een duide­lijke onderschatting van de reele schade. In gevallen van milieu schade betreft de omvang van de schade onnoembaar hoge bedragen en er dienen dan ook extreem hoge reserves voorzien te worden. In vele contacten die we hebben met verzekeraars verwondert het ons steeds dat aileen de actuaris zich de cata­strofe kan voorstellen . Verzekeren en zeker

Ol) QO[J[]Oil

On on 00 ill ~ ~ ~

ill 00 00 ~ ~ ~

10 mOO OD ~ ~ ~ rom OD ~ ~ ~ mmill m ~ m ODillOD m

ROSTRA ACTUARIS

herverzekeren blijft een business met een ri­sicodragend karakter. Actuarieel zijn er in­derdaad methoden bekend om IBNR-reserves in model te brengen. In de praktijk beperkt men zich veelal tot een chain-ladder of een separatiemethode. Dat is verkeerd: er is een veelheid van methoden ontwikkeld en als men deze in de praktijk toepast, dan komt het voor dat als resultaat van zo'n methode er een resultaat verschijnt dat tienmaal hoger is dan met de klassieke methoden. Dit moet tot nadenken stemmen en tot voorzichtigheid manen bij het finaal schatten van de omvang van de reserve. Men moet zich ook realise­ren dat bij overname van bedrijven de schat­ting van de IBNR-reserve die opgenomen wordt in de waardebepaling eigenlijk niet meer is dan een soort premie voor de echte IBNR-reserve. Als de wet van de grote aan­tallen niet speelt (zoals bij storm, milieu­schaden, vervoer van gevaarlijke stoffen) kan die premie voldoende zijn, maar ook veel te laag . Als actuaris begrijpen we deze proble­matiek, en ik denk dat zichzelf respecterende actuariele bureaus er in moeten slagen dit over te brengen aan de betrokken verant­woordelijken. De actuariele theorie biedt voor de berekening van reserves heel wat nieuwe mogelijkheden.

ORDENEN VAN RISICO'S Naast de IBNR-problematiek is uiteraard or­den en van risico' s van fundamenteel belang in de herverzekeringsproblematiek. Vele her­verzekeraars zijn zich hiervan evenwel nog niet bewust. Samen met Prof. H. Gerber heeft Prof. H. Biihlmann grote verdiensten

bij het invoeren van een specifieke ordening in de actuariele literatuur. Het onlangs ver­schenell proefschrift van Mw. van Heer­waarden gaat grotendeels over deze proble­matiek. De uitgangspunten van ordenen van risico's zijn eenvoudig en als het ware ge­grepen uit de praktijk. Inderdaad is het voor de meeste herverzekeringsportefeuillesonmo­gelijk een juiste schatting te maken van de verdelingen van de aantallen schadegevallen en de schadegrootte per ongeval, omdat slechts onvolledige statistische informatie aanwezig is over het risico . Ais actuaris gaan we er bij elk theoretisch model meestal vanuit dat aile informatie te vinden is in de schadestatistieken. Deze zijn helaas vaak niet omvangrijk genoeg, zeker niet bij herverzekeringen in de niet-propor­tionele business . Door toepassing van de the­orie van het ordenen van risico's kunnen we onbekende verdelingen vervangen door an­dere verdelingen die volledig bepaald zijn door beperkte informatie (zoals een ruwe schatting van de gemiddelde schade en de 'maximal probable loss'). De eenvoudige be­kende verdeling wordt dan gekozen zodanig dat ze in ordening komt nli de echte verde­ling. Men werkt dus eigenlijk met een ge­vaarlijker verdeling (vergelijk maar even het kiezen van een gevaarlijker sterftetafeJ in het directe verzekeringsbedrijf) . Deze techniek kan zeer ruime toepassingsmogelijkheden vinden in het niet-proportionele herverzeke­ringsbedrijf. Een van de zuiverste toepassin­gen vinden we bijvoorbeeld in de stop-loss afdekking van het overlijdensrisico bij een pensioenfonds .

De Faculteitder Economische We-

tenschappen en Econometrie (FEE)

van de Universiteit van Amsterdam

(UvA) verhuist tussen begin februari

en eind maart 1992. De nieuwbouw

(zie links en reehts) is gesitueerd

op het Roeterseiland.

JANUARI 1992

Page 45: 1992 - Speciale uitgave januari 1992

r------------------------------------------------------------------------------------------------------------

Belgie-excursie 1992 Studierichting Actuariaat

'/k heb getwijfeld over Belgit!' luidt een van de tekstregels uit het Iiedje 'Belgie' van de Nederlandse popgroep 'Het Goede Doe I , . De deelnemers aan de Belgie-exeursie van vorig jaar kennen op dit punt absoluut geen twijfel meer. Ondanks de k1eine groep was het bezoek aan de Universiteit van Leu­yen zeer zeker de moeite waard, met onder andere interessante presentaties van prof. Dr. M.l . Goovaerts over toepassingen van eredibiliteit in de prak­tijk en het 'showen' van twee software-applicaties over hetzelfde onderwerp. Naast het zakelijke gedeelte van de exeursie, was ook aan het sociale as­peet voldoende aandaeht besteed met bezoeken aan Leuven zelf en het aangrenzende Brusse!. Op enig moment dreigde een aantal excursieleden zelfs de spreekwoordelijke Bourgondische levenswijze over te nemen. Het vroeg heel wat overreding om deze personen alsnog tot terugkeer naar Nederland te bewegen.

Niettemin zijn er ook voor ditjaar weer de nodige plannen ontwikkeld. Na een bezoek aan de Wetenschap, willen we ons nu meer riehten op de prak­tische kant van het verzekeren. Op het programma staan bezoeken aan vier Belgische verzekeraars die een beeld zullen traehten te geven van de ver­

zekeringsrnarkt in ons buurland en de toepassing van actuariele teehnieken. Daamaast komen de arbeids- en stagemogelijkheden van aetuarissen aan bod, een interessant gegeven voor diegene die zich na het wegvallen van de binnengrenzen (I januari 1993) op een Europese carriere willen orienteren.

Het is de bedoeling op donderdag 23 april 1992 om 07.00 uur te vertekken uit Amsterdam Gazeker, zeven uur 's-morgens!) . Een luxe bus brengt ons dan naar Antwerpen, waar de verzekeraar De Vaderlandsche ons als eerste zal ontvangen. Na de lunch zullen naar Brussel vertrekken naar Royal Beige . Het sociale avondprogramma is gepland vanaf 19.00 uur. Aangezien de ovemachting in Brussel plaatsvindt, zal het Brusselse nachtleven deze donderdag van Nederlandse actuarissen in spe mogen genieten. Wanneer iedereen om 22 .00 uur op bed ligt, zal het uaaien van de haan om 08 .00 uur vrijdag­morgen geen bezwaar opleveren. Het derde bezoek is op vrijdag 24 april gepland bij Secura . Het vierde en laatste bezoek brengen we aan de verze­keraar A. G. Het afsluitende diner vindt rond 17.00 uur plaats, waarna de bus ons naar Amsterdam terugbrengt.

Een aantal vooraanstaande Nederlandse verzekeringsrnaatschappijen, AEGON, AMEV, Delta Uoyd en Nationale-Nederlanden hebben inmiddels een fi­naneiele bijdrage toegezegd, waardoor sleehts ee:l geringe eigen bijdrage van de student gevraagd hoeft te worden. Vanaf I januari aanstaande is voor­inschrijving reeds mogelijk bij het secretariaat van de vakgroep Actuariaat en Econometrie, kamer 3189. Voor de goede orde zetten we de relevante zaken op een rij:

Data: 23 en 24 april 1992.

Inschrijving: Vanaf 1 januari 1992 bij het secretariaat van de vakgroep Actuariaat en Econometrie, kamer 3189 . De inschrijving staat aileen open voor Actuariaat-studenten. De selectie is gebaseerd op de volgorde van studiefase en inschrijving . Bij inschrijving dient het volledige adres en telefoonnummer overlegd te worden .

Kosteo: Dagstudenten: BUOAW-studenten:

f 25,­f 100,-

Het bedrag moet voldaan worden bij inschrijving en is inclusief eten en ovemachting. Ziet men uiteindelijk af van deelname dan vindt aileen restitutie

van dit bedrag plaats ingeval van overmaeht.

Ret nieuwe adres is:

Roetersstraat 11

1018 WB Amsterdam

Algemeen telefoonnummer (UvA) :

020 - 525 9111

Algemeen faxnummer (FEE):

020 - 525 4314

-----

JANUARI 1992 ROSTRA ACTUARIS

Page 46: 1992 - Speciale uitgave januari 1992

Pensioenfondsen • In een Voor de efficiente wereld-aandelenport~

feuille zijn de gevolgen van een munt veel groter. Na de invoering van de Europese munt verdwijnt de zogenaamde landencom­ponent en neemt de aandacht v~~r 'Europese industrie-takken' toe. Slechts een ldeine plaats op een lokale beurs zal blijven bestaan voor lokaal georienteerde effecteninstellingen met handel in lokale bedrijven . De fmanciele wereld van Amsterdam zal met deze ontwik­keling rekening dienen te houden . Een Euro­pese aandelenmarkt brengt, uitgaande van risico-minimalisatie, een aardverschuiving teweeg in de efficiente we reld­aandelenportefeuille. Zoals te verwachten va It wordt Europa minder attractief in termen van risico-reductie als er een markt en een valuta is. Er kan maar op een manier voorkomen worden dat aandelenportefeuilles meer buiten Europa belegd gaan worden , en dat is hogere verwachte rendementen . Ais toenemende concurrentie alleen maar een daling van de winstgevendheid tot gevolg heeft, ziet het er somber uit voor de kapitaalvoorziening van Europa . Het zou goed zijn als de Europese economische politiek juist op dit punt een duidelijke visie ontwikkelt. De recent uitgevaardigde EG­richtlijnen die onder andere voorzien in een maximum van 40% van het belegd vermogen buiten Europa zijn anders nu al achterhaald.

Europese kapitaalmarkt Samenvatting van een presentatie gehouden tijdens de European Finance Convention Amsterdam in november 1991 van drs. D. Snijders. directeur Philips Pensioenfondsen.

Pensioenfondsen mogen zich de laatste tijd in een brede nationale en intemationale belang­stelling verheugen. Of dit te allen tijde in positieve zin is, valt nog maar te bezien . R~ cente uitlatingen van premier Lubbers in de richting van min of meer gedwongen beleg­gingen in de Nederlandse infrastructuur wij­zen daar inderdaad niet op. Wat dat betreft zijn wij wat geluiden uit Brussel betreft positiever gestemd . 'Freedom of management and investment of funds held by pension funds' staat in de nieuwe EG-richtlijnen hoog in het vaandel. Andere oorzaken van de to~ nemende belangstelling zijn de invloed van de voortschrijdende vergrijzing en de ont­wikkelingen op de Europese kapitaalmarkten . Mijn presentatie zal voomamelijk op de con­sequenties van deze laatste ontwikkelingen ingaan .

1Gjkend naar de ontwikkeling van de besparingen in Europa in de afgelopen 10 jaar valt de toename van het contractuele deel van de besparingen op. De forse toename van het be1egd vermogen van pensioenfondsen in procenten van het BNP de afgelopen 10 jaar valt vooral daaruit te verklaren . Een groot deel van deze toename is de laatste jaren over de grens belegd . Zo is voor ons eigen fonds het percentage buitenlandse beleggingen in 10 jaar tijd toegenomen van 11 naar 27% . Een groot deel daarvan is in Europa terechtgekomen . De reden dat Philips Pensioenfondsen een aanzienlijk groter intemationaal belang heeft dan het Nederlandse en Engelse gemiddelde is niet alleen onderdeel van de bedrijfscultuur van het moederbedrijf, maar wordt vooral veroorzaakt door een andere opvatting van de risico-rendementscurve. Het is onze stellige overtuiging dat het mogelijk is door middel van intemationale spreiding het risico te verminderen . Zo is minder dan een kwart van de aandelenportefeuille in eigen land aangewend. lnteressant is nu, om de gevolgen van de Europese integratie voor ons beleggingsbeleid te bezien . Ervan uitgaande dat in het jaar 2000 nog maar een munt in Europa bestaat zullen wisselkoersrisico's en val uta manage­ment vanaf dat moment tot het verleden behoren. Kijkend naar de Europese obligati~ markten kan geconstateerd worden dat de

ROSTRA ACTUARIS

correlaties tussen de verschillende landen -de afgelopen 5 jaar sterk zijn toegenomen. De toekomst is dat de correlaties toenemen tot 1. Zodra zich dit heeft gerealiseerd is er geen reden om meer binnen Europa te spreiden, teneinde het risico te verminderen. lets anders is dat tot die ene munt gerealiseerd wordt de rendementsverwachtingen zullen veranderen . Dit zal -gegeven een afnemend valuta-risico- leiden tot sterke kapitaalstro­men die een nivellering van de rente tot g~ volg hebben. De recente trek richting hoog­rentende Zuid-Europese obligaties geeft dit aan. Wij hebben onderzocht hoe een effici­ente wereld-obligatieportefeuille verandert indien er straks een Europese munt is. lndien deze munt de karakteristieken van de DM heeft, dan verandert er niet veel wat betreft het Europese belang daarin. In het geval van de ECU als toekomstige Europese munt neemt dit belang enigzins af.

'Hans Bahlmann's pleasure to lead friends and col­leagues over challenging mountain paths, to enjoy with them reaching the top and having an integral view over the land below is mirrored in his joy to en­courage students and fellows to explore with him new paths to understanding and unifying views. '

Dr. W Mauer

Ra

JANUARI 1992

Page 47: 1992 - Speciale uitgave januari 1992

ESPACT ,."UW PARrN~:R MET DE-:AUTOMATISERINGSOPlOSSING

OP PE'NSIOENGEB1ED

.' Wie is Espact?

'Bir Espact werken wifrnet eefl filosofie. Ais uw

adviserende partner stell€m wij een team van '

hoog gekwalificeerde actuariele en informatie­

deskundigen beschikbaar. Te allen tijde staan

wij klaar om u hulpmiddelen aan te bieden

waarmee u de zeer diVerse problematiek van -,

uw instelling te lijf kunt gaan .

Espact heeft een leidende positie verworven

op het gebied van ontwerp en ontwikkeling van

geautomatiseerde systemen voor pensioen­

fondsen, verzekeringsmaatschappijen en andere

financiele instellingen . E.en excellente dienstver­

I~n.ing op het actuariele kennisgebied staat

hle'rbij centraal.

Onze geschiedenis gaat terug tot 1962 toen

onze moedermaatschappij werd opgericht.

Eriige tijd later, in 1982, werd ons eerste sys­

teem ontwikkeld. Espactwas hiermee geboren. . ': ... : .. ; . " ..

'.

sinds die tijd hebben vele succesvolle projecten

de basis gelegd voor een vertrouwensrelatie

met onze c/ienten en gefungeerd als stimulans

voor verdere ontwikkelingen.

. " . , " . .

Meer dan 50 systeem-.installaties getuigen va~ .. ' .

onze kwaliteit. Tot op dit moment worden met '

onze systemen meer dan 600.000 verzekerden

"."':"

' "''

geadministreerd, Daarnaast maken diverse

management teams gebruik van onze tactische

en strategische produkten ter ondersteuning

van hun besluitvorming.

Het doel van Espact is tweeledig;

* het adviseren en assisteren van deze instel­

lingen bij het opzetten van een efficiente

aeiministratie, hierbij gebruikmakend van

geavanceerde software-pakketten en

* het beschikbaar stellen van management

informatie systemen ter ondersteuning van

het beleid op tactisch en strategisch niveau.

Hiertoe levert Espact niet aileen de software­

systemen, maar verlenen wij ondersteuning en

advies gedurende het gehele automatiserings­

traject.

Hoewel Espact onafhankelijk werkt wor~t

gebruik gemaakt van de actuariele know how

van de Hammer Holding, waartoe wij behoren .

Uitnodiging.

Gaarne lichten wij onze filosofie en werkwijze in

een persoonlijk onderhoud nader toe. In dit ge­

sprek kunnen ook uw specifiekewensen en

eisen naar voren komen . Een gesprek is snel ge­

regeld. Veor een afspraak of nad:ere lnformatie

kunt u contact opnemen met mevr. G. Hiel,

telefonisch bereikbaar onder nr. 01830 - 68400.

Advies- en Automatiseringsbureau Espact BoV. Appeldijk 35, 4201 AE Gorinchem

. De produkten: VACTAS verzekeringstechnisch en actuarieel administratie systeem EX CAS Excasso-systeem voor periodieke

betaalbaarsteliing INCAS Systeem voor het periodiek aanmaken van premienota's PRO GAS Prognose-systeem voor cash-flows en

peilsioenverplichtingen ALMAS Asset-Liability Management systeem voor advisering op strategisch niveau

.,

:1

Page 48: 1992 - Speciale uitgave januari 1992

48

Actuarial Advance(d) Warnings Bob 1.1. Alting von Geusau

Philippe J. Ferras is voorzitter van de Raad van Bestuur van UAP-NEDERLAND. Dit bedrijf rnaakt deel uit van een inter­nationale verzekeringsgroep in schade- en levensverzekering waarvan de Union des Assuran­ces de Paris te Parijs de moeder­rnaatschappij is. De heer Ferras is een Fransrnan die door zijn werkzaarnheden als diplornaat over de gehele wereld en in een varieteit van activiteiten in meer­dere opzichten over de omhei­ning heeft gekeken. Het zal ui­terrnate interessant zijn te ver­nernen hoe deze ware cosrnopo­liet over het beroep van actuaris en de toekornst ervan denkt.

Ondanks het feit dat de heer Perras perfect Engels en een klein beetje Nederlands spreelct, hebben we op 2 december 1991 ons gesprek gevoerd in het Frans en het daarna voor de lezers van deze Rostra Aetuaris terugvertaald naar het Nederlands. Hopelijk is door deze dubbele vertaalslag niets essen­tieels verloren gegaan .

Wat is voor u de belangrijkste fimctie van een actuaris ? Die is voor mij heel duidelijk . Ongeaeht of hij of zij werkzaam IS m het leven- of in het sehadeverzekeringsbedrijf: de aetuaris is er voor de advance warnings, met andere woorden de vooraf te geven waar­sehuwing dat er bij de verzekeringsinstelling een belangrijke ontwikkeling plaats heeft. In het levensverzekeringsbedrijf geeft de aetu­aris dat aan via het eertifieeren van de Voor­ziening Verzekeringsverpliehtingen . Oat is een ex posteriori bezigheid waarmee de aetu­aris de a priori tarifering van de produlcten tegen het lieht houdt, het van kritische kant­tekeningen voorziet en, zo nodig , vergezeld doet gaan van een waarsehuwing naar de di­rectie en naar de commercie. Traditioneel is dat zeker in het levenbedrijf de rol van de actuaris .

En in het schadeverzekeringsbedrijf? Feitelijk volkomen analoog. Ook hier zou de aetuaris als centrale taak het certifieeren moeten hebben en inderdaad, in sommige landen heeft de aetuaris deze ver­antwoordelijkheid . Hierbij wordt het overi­gens steeds moeilijker -en dientengevolge de

ROSTRA ACTUARIS

gewenstheid van een aetuariele analyse steeds pregnanter- naarmate de techniek van de verzekeringsdekkingen in kwestie inge­wikkelder wordt. Oit geldt ook bij be­rekeningen van portefeuillewaarden, zoals recentelijk bij de Victory toeh niet helemaal goed is gegaan. En eigenlijk is het dan ook te dol voor woorden dat bij Lloyd 's in London waar pralctiseh alles verzekerd kan worden, nauwelijks aetuarissen werkzaam zijn. De zogenaamdeNames vertillen zieh op deze wijze toeh op een vreselijke manier zodra ze enigszins moeilijke risieo's moeten tekenen?

Dat is inderdaad in het verleden op grote schaal gebeurd maar sinds een paar jaar zijn er inderdaad actuarissen werkzaam in het schadeverzekeringsbedrijfvan Lloyd's en, ge­laoft u me, ze zijn met open arm en binnenge­haald. Maar er zijn natuurlijk meer schade­klussen voor actuarissen ? Uiteraard, met als k1assieke taak de be­rekening van de IBNR. Feitelijk ook een voorziening die vaak als 'Reserve voor nog niet aangemelde schaden' wordt aangeduid . Zonder meer gecomplieeerde statistisehe technieken ben je bij de bepaling van derge­lijke voorzieningen toeh maar armzalig en feitelijk onjuist bezig, dus eigenlijk is de bepaling van de IBNR-reserve het actuariele werkstuk bij uitstek . Plus natuurlijk het be­lang van de advance warnings die hieruit resulteren.

Gelet op de geavanceerde technieken dus met recht 'advancerJ warnings ' te noemen. Wat vindt u van de wellelijke status van dit soort

certificeringen? Het is natuurlijk jammer dat feitelijk nergens in de wereld dit werk de formele status krijgt die het verdient. In een enkel geval in het directe bedrijf wei -zoals bijvoorbeeld in Nederland- maar bij de reassurantie niet. En dat terwijl je juist daar het meeste baat hebt bij het mogelijk heilzame effect van advance warnings die een formeel gewieht bezitten. Oat geldt zeker voor sehaden zoals die ron­dom Asbestosis, milieurampen en andere ge­beurtenissen met mogelijk verstrekkendewet­telijke aansprakelijkheid . Allemaal berueht, allemaal moeilijk en allemaal een kolfje naar de hand van de aetuaris .

In principe heeft u daar zeker gelijk in maar hoe sterk is onze actuariele stem in dit SOOrl

ding en ? Om dichter bij huis Ie blijven: bij­voorbeeld in zaken a/s de financiering van pensioenregelingen? Oat zou inderdaad beter kunnen . In Frankrijk is het bijvoorbeeld zo dat de meeste pen­sioenregelingen door mid del van oms lag wor­den gefmaneierd . Oat is altijd zo geweest en dat heeft tot nu toe in de praktijk redelijk voldaan . Door de gevolgen van de omkering van de pyramide van de bevolkingssamen­stelling met als gevolg een verdergaande ver­grijzing van de bevolking zal het in de toe­komst niet meer goed mogelijk zijn om de uitkeringen in een dergelijk systeem op peil te houden. Er zuHen immers relatief te wei­nig aetieven bij te veel gepensioneerden zijn . Op zieh is dit allemaal aetuarieel of iets wat er heel dieht bij ligt. Het is daarom opval­lend dat in Frankrijk vertegenwoordigers van de Beroepspensioenregeling van Artsen hier­over zijn gaan klagen en niet de aetuarissen .

Inderdaad is dit duidelijk een gemiste kans. Waar ligt dit aan volgens u: zijn actuarissen te bescheiden of missen ze zoiets a/s een actuarieie lobby? Een aetuariele lobby is er inderdaad niet en die beseheidenheid? Aeh, laat ik volstaan met de constatering dat aetuarissen in het alge­meen voor een dergelijke presentatie niet ingehuurd zijn . Bovendien moet je niet ver­geten dat de actuarieIe bemoeienis met pen­sioenfondsen en pensioenrechten in Frankrijk traditioneel op een veel lager pitje staat dan in Nederland. Hier heeft men zieh altijd in zeer hoge mate voor dit onderwerp gemteres­seerd en dat heeft bijna vanzelf geleid tot een veel grotere mate van kapitalisatie van de pensioenrechten. Neem bijvoorbeeld het ABP, het Algemeen Burgerlijk Pensioen­fonds. Ten gevolge van de band tussen het ABP en de Staat heeft de hoge kapitalisatie­graad in de ambtenarenregeling in Neder­land geleid tot een veel hogere schuld van de

JANUARI 1992

Page 49: 1992 - Speciale uitgave januari 1992

Staat aan de burgers. En dat is zeker het gevolg van actuarie1e bemvloeding op het moment dat de regelingen zijn gemaakt.

Misschien pieit dit indirect voor de insulling van zoiets afs een Government Actuary, zoafs men in Engeland kent. lets anders nu: Hans Bahlmann -onze eredoctor- is ook de uilvin­der van de term 'actuary of the third kind' voor de jinanciele actuaris zoafs die met name in Frankrijk actief is. Sluit dit aan bi) uw beeld van de actuaris? Zonder meer. In het fmancieel management zie je ook meer de ex posteriori benadering die ik bij de actuaris voorsta. Ik weet het, in Nederland is de actuaris vaak ook a priori bezig voorzover hij tarieven construeert en met de commercie tracht de 'echte' kostprijs van een verzekeringsprodukt te bepalen. Mogelijkerwijs staat deze activiteit haaks op de a posteriori actuaris van mijn optiek. Hoe

Dear Hans,

het ook zij, via dit financieel management -waar de actuaris dus voornamelijk optreedt in een soort beheersfunctie- wordt de actuaris vanzelf veel meer geschikt voor management functies op hoog tot zeer hoog niveau. In de Raad van Bestuur van UAP-NEDERLAND hebben we een actuaris en ook bij de UAP in Parijs vind je actuarissen op topniveau. En bij een zeer grote Franse concurrent is een actuaris, Claude Bebear, zoals wij zeggen de PDG.

Dat hadden we in Nederland vroeger ook. Heeft u enig idee waarom dat nu niet meer zo is? Misschien door de ontwikkeling van het raadgevend actuariaat hier in den lande. Kijk, in Frankrijk ambieert men louter een carriere in het bedrijf terwijl men in Neder­land altijd het zijstapje kan maken naar het raadgevend bedrijf. Zoals bijvoorbeeldjijzelf

hebt gedaan.

Een laaJste vraag: het toekomstbeeld van de actuaris? Heel duidelijk zie ik grote toekomstmoge­lijkheden voor de actuaris in het algemeen en de Nederlandse actuaris in het bijzonder. Daarbij hebben jullie twee enorme voorde­len, boven bijvoorbeeld de Franse en de Duitse beroepsgenoot. Dat is in willekeurige volgorde het feit dat jullie gewend zijn om in een dynamische markt met veel vrije con­currentie te werken en het feit dat jullie polyglot zijn. De Franse actuaris spreekt aI­leen maar de taal van de cijfers en het Frans, de Duitse actuaris de taal van de cijfers en het Duits en jullie ... ? Moge1ijkheden te over, maar je moet ze wei aangrijpen!

Since your earliest youth you have been an avid mountain hiker who has felt particularly comfortable in your country 'Grischuna '. I am sure you willfondly remember our 'dangerous' trip to your mountain, the Calanda. It was reported at that time that a wild

tiger was seen on several occasions. Lo and behold, we saw it too,

ETH-Professoren auf der Flucht

Es zog der 'Tiger vom Haldenstein' Lange Zeit den Schwanz nicht ein. Er wurde gesehen von Professoren, Von lagdaufsehern und anderen Toren.

Erstere sieht man fluchten hier, Sie sahen nur den Schwanz vom Tier. Doch schliesslich /(am, ganz ohne Grund, Die Wissenschaft auch auf den Hund!

With best wishes and all the best for the years to come,

JANUARI 1992

Your student and friend Valentin Wuthrich

ROSTRA ACTUARIS

49

Page 50: 1992 - Speciale uitgave januari 1992

50

Alting von Geusau op jacht naar Robbertjan Roet, Jan Baars

Met het eredoctoraat van Prof. Dr. H. Biihlmann krijgt het actu­ariaat een extra duw. Vooral daarom is het een belangrijke ge­beurtenis. Het bijzondere van dit eredoctoraat aan de FEE is dat het een actuaris is. zodat het ac­tuariaat nu hopelijk wat meer naamsbekendheid krijgt. Aanlei­ding voor actuarissen om naast hun schoenen te gaan lopen?

ANTIQUARIAA T

Voor de naamsbekendheid kan dit eredoc­toraat zeker geen kwaad, ik kwam vrij recent nog de verbastering tot antiquariaat tegen in een brochure van het Verbond van Verzeke­raars! Maar we hebben ons imago ook tegen. Over het algemeen vinden actuarissen dat niet zo erg. Ze vinden het wei prettig om rustig op een kantoortje te zitten rekenen . Sommigen vinden het een beetje eng om op de voorgrond te treden. Ik vind dat het anders moet en zal daar als nieuwe hoog­leraar SVEP (Sociale Verzekering en Pen­sioenfondsen) zeker mijn steentje aan bij­dragen . In ons yak kun je een heleboel din­gen doen door domweg een simulatie in een computer te stoppen en na verloop van tijd rollen er resultaten uit. Daarmee bevorder je niet echt het begrip in je yak. Ter verduide­lijking kan ik een heel leuk probleem schet­sen, het beruchte kokosnoten probleem (zie inzet) . Het komt erop neer dat je daarin het begrip 'negatieve kokosnoten' illtroduceert waardoor je het oorspronkelijke op het oog onontwarbare probleem makkelijk op kan lossen . Ik be weer dat we in ons vak wat vaker negatieve kokosnoten moeten goon zoeken. Een heleboel problemen zijn best op­losbaar als je maar van de platgetreden pa­den afstapt. Zo kan het bijvoorbeeld heel handig zijn aan te nemen dat de wortel uit -1 toch bestaat: Rob Kaas vertelde onlangs dat hij had gezien dat iemand met premies op de proppen kwam waarin complexe getallen een rol speelden. Professor Biihlmann, nog net niet de uit­vinder van de negatieve kokosnoten, is op het gebied van actuariaat en de financiele rekenkunde met hele interessante dingen ge­komen .

ONBETREDEN PADEN

Wat ik wil doen, daartoe aangespoord door Biihlmann, die een zeer goed spreker is, is ons yak uitbreiden door onbetreden wegen in

ROSTRA ACTUARIS

negatieve kokosnoten te gaan en ons yak goed vertellen. Dus niet verder de techniek in met Riemann-Stiel~es integralen, maar aangeven wat de conse­quenties voor het pensioen bijvoorbeeld zijn. Dit vind ik heel belangrijk en dat zal ik ook zeker in mijn colleges naar voren brengen. Actuarissen zijn het zich niet zo bewust, maar als je bezig bent met pensioenrechten van mensen dan ben jc bezig met hun (uit­gestelde) loon. Dus als je voor een klant be­zig bent met actuariele berekeningen als pen­sioenpremies, inhaalbijdragen etc . dan moet je niet aankomen met abracadabra als diffe­rentiaalvergelijkingen, maar gewoon met wat de consequentie is. Oat hebben wij ac­tuarissen nou net niet geleerd . Studenten moeten dus !eren een goede presentatie te houden. Ideaal is het als de actuarissen in spe voor eigen gehoor kunnen oefenen. Je wordt niet al te hard uitgelachen door je jaar­genoten en er is bereidheid om naar je te lui­steren, want ze moeten zelf ook een voor­dracht houden. Ik zal zelf een keer in een college voordoen hoe het niet moet. Ook is het belangrijk dat studenten leren om de essentie uit een verhaal te halen . Ik mag de achulris van de toekomst helpen vormen en die wi} ik een hekboel vakkennis meegeven, maar beslist ook gereedschap hoe die kennis overgebracht kan worden.

ORATIE Gaat u een oratie houden? Ik ben van plan een oratie te houden die voor iedereen in de zaal te volgen is . Het zal dus zeker geen vaktechnisch verhaal worden, ik wil meer een richting aangeven waar ik heen wi! met SVEP. Tot nu toe omvatte het college SVEP voomamelijk hoe het toegaat bij het ABP. Een nogal eenzijdige belichting dus. Bovendien heeft het ABP een bijzondere financieringsstructuur omdat het onder de overheid vall. Bij een ander pensioenfonds heb je er dus niet zo veel aan . Mijn ervaring is in die zin ruimer dan die van mijn voor­ganger Prof. Dr. J. van Klinken, omdat ik adviseur van verschillende verzekerings­maatschappijen en pensioenfondsen ben en bovendien bij een grote herverzekeraar gewerkt heb. Het ABP verhaal ken ik ook omdat ik assistent van Van Klinken ben ge­weest. Ook wi! ik wat meer aandacht aan de sociale verzekeringen op zich besteden . Dus wat is AOW, WAO, ZW, kinderbijslag etc., en wat is er mis mee? Waarom gaat het zo slecht mct de WAO? Welke fouten worden er gemaakt? Oat is een deel van mijn oratie. Verder wil ik meer gaan integreren met schade- en leven-actuariaat, zodat het al­lemaal wat doorzichtiger wordt. Ik wil het

onderwijs in SVEP helemaal van de grond gaan trekken en ik wi! een onderzoekstraditie op gang brengen zoals die bij Schade de laat­ste jaren tot bloei is gekomen door Goovaerts, Kaas en mw. Van Heerwaarden.

Bij Leven begint die er ook al te komen . Ook al tot voor kort was een beetje het idee dat in leven-actuariaat alles wei was uit­gevonden en uitgedacht, gelukkig voor Wolthuis (hoogleraar Leven) blijkt dit reuze mee te vallen . Op het gebied van pensioen­en sociale verzekeringen is op de UvA nog nauwelijks tot geen onderzoek gedaan. Om­dat ik ook nog m'n eigen adviesbureau heb, heb ik helaas zelf weinig tijd voor onder­zoek, maar ik barst wei van de ideeen . Het leuke van dat adviesbureau en mijn ervaring bij de NRG is dat ik gezien heb hoe het yak de afgelopen vijftien jaar in de praktijk ge­draaid heelt in allerlei situaties.

BEROEPSOPLEIDING

Vindt u dat actuariaat een beroepsopleiding . ? IS.

Actuariaat is in zoverre een beroepsopleiding dat de student wordt opgeleid tot de functie actuaris in een bedrijf. De laatste tijd is de opleiding echter al een stuk breder gewor­den. Vroeger was het inderdaad een beroeps­opleiding. In 1948 is de universitaire oplei­ding tot stand gekomen, daarmee was het nog niet meteen een wetenschappelijke oplei­ding, maar langzaamaan werd het steeds we­tenschappelijker. Met name schade- en pen-

JANUARI 1992

Page 51: 1992 - Speciale uitgave januari 1992

sioen actuariaat is er bijgekomen en heel recent ook AFIR (Actuarial approach for FInancial Risks), waarvan het laatste een link legt naar de financieringsleer. Actuariaat heeft zich ontwikkeld tot een wetenschap waar beroepsuitoefenaren uit voort komen. Zo wi! ik het ook houden . Het bedrijfsleven mag z'n eisen stellen, maar het mag niet de opleiding tot actuaris dicteren, de universiteit blijft onafbankelijk! Mijn advies aan toe­

komstige werkgevers van actuarissen is: maak gebruik van de theoretische kennis die ze bezitten en wees er van bewust dat ze praktisch nog weinig weten.

U was zeven jaar assistent van prof van Klinken. In 1976 bent U overgestapt naar de NRG. Was U op jacht naar het grote geld, zoals meer actuarissen? Nee, want dan was ik wel weggebleven. Het was niet het grote geld. Het was toen nog zo dat je van alles theoretisch kon bedenken, maar het was erg moeilijk om er goed cijfer­materiaal bij te krijgen. De pensioenfondsen en verzekeringsmaatschappijen stonden er niet om te springen om informatie te ver­strekken. Oat was een beiemmering om on­derzoek te doen. Dus toen ben ik zelf een bedrij f ingestapt, een herverzekeraar, dat had als voordeel dat die als klant een grote ver­zekeraar had, waar je naar toe kon stappen voor in formatie. Nu heb ik gelukkig mijn contacten hiervoor.

VUURWERK

Op het moment is de vraag naar actuarissen nog steeds erg groot, veel groter dan het aanbod . De prijs gaat dan vanzelf omhoog. Oat komt voomamelijk omdat er een twee­toppige leeftijdsverdeling bij actuarissen is . Je hebt een vrij grote groep die nu aan het pensioneren is, de 60 plussers, en een grote club jonge actuarissen, van 40 jaar en jonger. Die twee groepen zijn ongeveer even groot en er tussen zit weinig. De verklaring is dat er in de periode 1955-'75 weinig studenten voor actuariaat kozen . Uit mijn 'grote' jaar, met acht eerstejaars zijn uiteindelijk drie actuarissen voortgekomen. Ook werd je vroeger makkelijker actuaris: als je maar aan bepaalde voorwaarden voldeed wat betreft opleiding en werkkring dan mocht je jezelf actuaris noemen. Tot ongeveer 1956 bestond dit generaal pardon . Nu zijn de studentenaantallen veel groter, echter nog steeds niet erg groot. Dat komt waarschijnlijk door het weinig spectaculaire imago van het Yak. Ik ga dit jaar het yak orientatie doceren (eerstejaarsvak ter ken­nismaking met de doctoraalstudie, red.) en ik ben van plan er vuurwerk van te maken, om ons imago onder de studenten te verbeteren . Ook ga ik weI eens naar scholen toe om te vertellen wat actuariaat is. Meestal is dat geen overbodige luxe, want een heleboel scholieren blijven het antwoord schuldig op de vraag: 'Wat is een actuaris?' .

JANUARI 1992

HET KOKOSNOTENPROBLEEM

Het probleem is k1assiek en berucht: N matrozen zijn aangespoeld op een onbewoond eiland. Moe van het vergeefs wachten op bevrijding besluiten ze dat hun beste leans erin ligt dat elk der N matrozen voor zich de weg naar de vrijheid probeert te vinden. Gezamenlijk verzamelen ze d8arom als proviand een enorme stapel kokosnoten op het strand waamaast zij -het is inmiddels nacht geworden- in slaap vallen. Bij hen bevindt zich de enige bewoner van het eiland, eeo aap op wie zij erg gesteld zijn geraakt. De eerate matroos wordt waller en denkt: 'Als we morgen vroeg weg willen gaan is het handig dat ik mijn deel alvast heb.' Hij deelt daarom de stapel in N even grote porties, houdt cen kokosnoot over en geeft die aan de aap, verbergt zijn portie en gooit de (N-I) overige porties weer op cen hoop. Daama valt hij in slaap. De tweede matroos wordt daama waller en denkt net zoo Ook hij deelt de grote stapel in N gelijke por­ties, houdt cen kokosnoot over voor de aap, verbergt zijn portie, gooit de rest op cen hoop en valt daarna in slaap. Zo ook de derde, de vierde, ... , de Nde matroos. En als ze de volgende dag waller worden ge­schiedt voor de laatste keer deze verdeling in N gelijke porties met een kokosnoot over voor de aap. Welk is het k1einste aantal kokosnoten waarvoor dit kan? De oplossing van dit probleem kan heel praktisch met behulp van de computer. Dit gaat zeer efficient en volledig passend in het huidige tijdsgewricht waarin we domme dingen kunnen laten doen door Ooze Domme maar Meest Trouwe I<JImeraad . Als we die maar goed instrueren en programmeren. Toch zie ik deze oplossing met afgrijzen aan want opnieuw wordt hier een stupide Brule Force Oplossing gesteld boven een elegante redenering waarbij we ooze luie grijze cellen mooten gebruiken. En ook negatieve kokosnoteo, maar dat komt zoo Wat is immers de essentie van het kokosnoten verhaal, de crux zogezegd oftewel de kokospit: Een matroos pakt de A kokosnoten van de grote stapel, dee It deze in N even grote porties, houdt er eentje over voor de aap, pakt er een portie van af voor zichzelf die hij verstopt en voegt de overige (N-I) porties samen tot een (iets minder) grote stapel met in totaal B kokosnoten. Oat gebeurt dan (N + I) maal. In symbolen staat hierboven:

(A-I) (N-I)/N = B,

met B geheel, bij voorkeur een natuurlijk getal. Het zou prettig zijn als A en B gelijk zijn want dan zou je de iteratie desgewenst perpetueel kunnen uitvoeren. Inderdaad kan dat, maar dan zijn A en B geen natuurlijke getallen meer: Kies maar A = J-N en dan vind je evenzo B = I-N. Dus bij N = 5 -met andere woorden 5 matrozen-: laat de stapel -4 kokosnoten groot zijn dan kun je ad infinitum blijven delen in vij f keer -I kokosnoot voor de vijf matrozen plus een (positieve) kokosnoot voor de aap. Tenslotte weet je dat als het getal Q een oplossing is voor het kokosnotenprobleem, dan is het getal Q + NN+I het ook . Dan is de algemene oplossing van het kokosnotenprobleem in termen van het k1einste natuurlijke getal:

(I-N) + NN+I

Dus bijvoorbeeld :

Aantal matrozen

3 4 5 6 7 enzovoort

K1einste oplossing

79 1021

15621 279931

5764795

Voor N= I en N=2 krijg je wat in­terpretatieproblemen maar verder blijkt dat er helemaal geen computer nodig is, aileen maar zoiets als een rekenmachientje en ne­gatieve kokosnoten. Vergelijkbaar met de wortel uit -I die in de electriciteitsleer een zeer belangrijke rol speelt. En natuurlijk net zo elegant. Hebben we allemaal niet af en toe behoefte aan negatieve kokosnoten .. . ?

ROSTRA ACTUARIS

Page 52: 1992 - Speciale uitgave januari 1992

De Stichting Verzekeringsvvetenschap Me. L.A.E. Suermondt

Wat is 'verzekeringswetenschap'? Op die vraag kan m.i. geen antwoord worden gege­yen, omdat verzekeringswetenschapals zoda­nig niet bestaat. Haast elke wetenschappelijke discipline bevat aspecten die van belang zijn voor het venekeringswezen, zonder dat zij lezamen een 'weLenschap' kunnen worden genoemd . De Stichting Verzekeringsweten­schap slelt zich tot doel het trefpunl voor al die aspeclen onderling, maar vooral met het verzekeringsbedrijfte zijn.

lEERSTOEl In de zeventiger jaren begon de Stichting haar werk met een leerstoel voor verzeke­ringsrechl in te stellen, en wei aan de Eras­mus Universiteit Rotterdam. In Amsterdam was door de Stichting H.O.A.W. (Hoger On­derwijs in de Acluariele Wetenschappen) reeds een leerstoel voor levensverzekerings­acluariaat ingesteld. Het plan stuitte op hevig verzet van hen, die geloofden dat via zo'n leerstoel het groot-kapitaal zijn intree zou gaan doen; maar de leerstoel kwam er, en door het wijze en onafhankelijke beleid van de eerste hoogleraar, Prof. Mr. F. baron van der Feltz, veranderde de tegenzin in waar­dering. Hij werd opgevolgd door Mr. L. Mok, en deze enkele jaren geleden door Mr. 1.H. Wansink.

Vervolgens werd een leerstoel voor verzeke­ringseconomie ingesteld, die 'van de grond werd getild' door Prof. Mr. drs. A.B.E. VoOte, en die thans wordt bezet door de hoogleraren Dr. L.A.A. van den Berghe en G.W. de Wit. Intussen had de Stichting H.O.A.W. een leerstoel ingesteld voor de ACluariele Leer der Schadeverzekering, en Prof. Dr. M.l. Goovaerts bereid gevonden om dit hoogleraarschap op zich te nemen. Hiermede deed het actuariaat een grensover­schrijdende stap, en weI in het tot dan slechts deels ontgonnen gebied van de schadeverze­kering . Dat men deze disciplines - recht, economie, wiskunde - wei dient te onder­scheid en maar niet moet scheiden, werd ge­s ymboliseerd doordat de Slichting H. O. A. W. de leerstoel schade-actuariaat aan de Stich­ting Verzekeringswetenschap overdroeg en zichzelf na een zeer eervolle staat van dienst ophief. Voorts verleent de Stichting Verze­keringswetenschap gelde\ijke steun bij het in­stellen, een enkele keer ook bij het in stand houden van andere leerstoelen, zoals de leer­stoel voor de actuariele leer der levensver­zekering.

ROSTRA ACTUARIS

STICHTING De Stichting ontvangt de geiden waarmede zij haar werk doet van de bedrijfstak: groten­deels van het Verbond van Verzekeraars,

drijf) . De Raad van Bestuur van de Stichting wordt gevormd door leden die door deze geld gevende instellingen worden aangewe­zen, en voorts door representanten van het Actuarieel Genootschap en de Vereniging voor Verzekeringswetenschap. Het secreta­riaat en de administratie zijn bij het Verbond van Verzekeraars ondergebracht.

FORMUlE

doch ook van de UV AT (U nie Van As­surantie Tussenpersonen) en van de SVV (Stichting Vakontwikkeling Verzekeringsbe-

Dat thans door de Universiteit van Amster­dam een eredoctoraat wordt verleend aan een wetenschapper die zich heeft gewijd aan de verzekeringswiskunde, is voor de gehele be­drijfstak, en a fortiori voor de Stichting een bijzondere, zeer verhoogende gebeurtenis. De 'formule' die door de Stichting steeds in acht is genomen: steun wetenschappelijk onder­wijs en onderzoek op verzekeringsgebied, doch laat de wetenschap haar onafhankelijk­heid en integriteit, heeft goed gewerkt, en aHe betrokkenen eerder dichter bij elkaar ge­bracht dan van elkaar gescheiden. De Stich­ting wenst in de eerste plaats Dr. Biihlmann, en in de tweede, even belangrijke plaats de Universiteit van Amsterdam, van harte geluk .

Mr. L.A.E. Suennondt is per 29 november 1991 als voorzitter van de Stichting Verzekeringsweten­schap opgevolgd door Mr. F.J.A. van den Berg.

r----------------------------------------------------------------------,

, , , ,

Ter gelegenheid van het tienjarig bestaan van de Stichting Pensioenfonds De Eendragt wordl een scriplieprijsvraag uitgeschreven. De looptijd van de prijsvraag is van december 1991 tot 31 augustus 1992 en de prijsvraag heeft als thema:

Mogelijke samenwerkingsvormen tussen

ondernemingspensioenJondsen

Deze prijsvraag heeft tot doel het stimuleren van wetenschappelijk onderzoek op het gebied van pensioenfondsen.

Informatie betreffende deze prijsvraag kan schriftelijk worden aangevraagd bij de coordinatrice van het project, Mw. Van Zanten, Postbus 3010,2130 KA Hoofddorp.

L _____________________________________________________________________ _

JANUARI 1992

Page 53: 1992 - Speciale uitgave januari 1992

Als aktuaris bijhet PGCM is uw werk aktualiteit

en verre toekornst tegelijk.

Het Pensioenfonds PGGM staat sinds jaar en dag volop in de politieke en maatschappelijke belangstelling. Daardoor zijn we regelmatig in het nieuws. Dat heeft natuurlijk ook te maken met ons werkterrein: de gezondheidszorg, het welzijnswerk en de bejaardenzorg. Tot de verbeelding spreken verder de omvang van ons vermogen (mornenteel circa f 40 miljard), onze internationale beleggingen en de onorthodoxe aanpak van pensioenfinanciering.

We zijn namelijk het enige pensioenfonds met een financieringsmethodiek die 35 jaar vooruit kijkt; het Aktuariaat spee lt een sleutelrol in deze en andere inter­essante zaken. Voor een aktuaris ligt hier dan ook een aantrekkelijk werkterrein.

Het PGGM is een jong en nog flink groeiend fonds. Toch zijn we nu al het grootste partikuliere pensioenfonds van Nederland. Zo'n 850.000 werknemers en gepensioneerden in de genoemde sektoren hebben op dit moment hun pensioen­belangen aan ons toevertrouwd.

Bent u een aankomend aktuaris en wilt u meer weten, maakt u dan een afspraak voor een informatief gesprek met C. van der Hoog, telefoon 03404-69967. Pensioenfonds PGGM, Kroostweg-Noord 149,3704 EC Zeist.

Pensioenfonds PGGM

Sterk staan voor pensioenzekerheid.

Page 54: 1992 - Speciale uitgave januari 1992

In the spotlight: Monica Arntz, Ger Vrancken

Prof. Dr. H. Wolthuis. geboren in het Drentse land en al meer dan drieentwintig jaar verbonden aan de Universiteit van Amsterdam (UvA,. en behoort daarmee tot de veteranen van de vakgroep Actu­ariaat en Econometrie. Momenteel is Henk Wolthuis voorzitter van de vakgroep.

Wolthuis is destijds, in september 1963, op advies van zijn leraar Nederlands actuariaat gaan studeren. Zijn bedoeling bij de aan­yang van zijn opleiding was overigens om leraar wiskunde te worden; de onderwijsbe­voegdheid wiskunde was destijds namelijk gekoppeJd aan de actuariele opleiding. Daar­naast trok het hem dat het een toegepaste op­leiding in de wiskunde was. Zijn ouders en grootouders (van cen kant) zijn ook in het onderwijs werkzaam geweest. Na het behalen van zijn kandidaatsexamen actuariaat is hij student-assistent geworden van Prof. Dr. J. Engelfriet. Laatstgenoemde is hoogleraar ac­tuarieJe leer der levensverzekering geweest vanaf de aanvang van de opleiding in 1948 tot 1978. Engelfriet was tevens pionier op het gebied van de automatisering in het verzekeringsbedrijf. De hoofdfunctie van Engelfriet was voorzitter van de Raad van Bestuur van ENNIA (ENNIA is op een ge­geven moment met de AGO gefuseerd tot AEGON). Wolthuis heeft tijdens zijn student-assistent­schap tezamen met drs. A.I .M. Kool de practica voor een viertal actuariele vakken opgezet. Zijn belangstelling voor het actu­ariele onderwijs leidde er toe dat hij na zijn afstuderen als medewerker in dienst van de UvA trad .

ONDERZOEK Samen met Engelfriet heeft hij een groot aantal jaren gewerkt aan een computer simu­latiemodel van een levensverzekeringsmaat­schappij. Het model leverde balansen en re­sultatenrekeningen van een'papieren' levens­verzekeringsmaatschappij voor zowel ver­leden als toekomst; het model was ook geschikt voor wat thans wordt aangeduid als 'pro fit testing' . Levensverzekeringsprod ukten als tijdelijke risicoverzekeringen, lijfrenten, verzekeringen met contractuele overrente­deling en geindexeerde verzekeringen zaten in het model ingebouwd. Na het vertrek van Engelfriet heeft hij zijn eigen weg gezocht op het wetenschappelijk gebied, deels door het verrichten van theoretisch onderzoek en deels door praktisch gericht onderzoek. Wat dat laatste betreft heeft hij onderzoek gedaan op het gebied van de kosten van levensverzekeraars, het minimaal te behalen rendement van een pensioenfonds, rende­mentsberekeningen bij levensverzekeringen

ROSTRA ACTUARIS

met spaarelement, de overgang van VUT naar flexibele pensionering, actuariele be­schouwing over de spaarhypotheek en derge­lijke. Zijn theoretisch onderzoek betreft de split­sing van een levensverzekering in spaar- en risicocomponent en het model met een stochastische (van het toeval afhankelijke) levensduur van de mens, dit laatste ter ver­vanging van het deterministische model geba­seerd op de sterftetafel. Zijn ideeen dien­aangaande stammen reeds uit zijn studenten­tijd, toen hij tot zijn verbazing geconfron­teerd werd met het deterministische model

'Europa 1992' gaat niet ongezien

aan de leerstoelgroep actuariaat voorbij

van de levensverzekering; zeker nadat hij eerst uitgebreid onderwijs genoten had in de waarschijnlijkheidsrekening en de mathema­tische statistiek. De gedachte van de splitsing van de premie vap een verzekering in spaar­en risicopremie heeft hem altijd gelntrigeerd, vooral door de samenhang met contractuele rentewinstdeling, de bedrijfsanalyse van een levensverzekeraar en de rendementsproble- . matiek van levensverzekeringen met een spaarelement. Risico-aspecten voor de ver­zekeraar betreffende het kanssysteem met stochastische verblijfsduur in toestanden van een verzekeringscontract waren verwante onderwerpen. Een en ander werd door Wolthuis gegeneraliseerd voor het Markov­model Levensverzekering dat door Engelfriet reeds gedoceerd werd sinds de beginjaren 50. [Een arbeidsongeschiktheidsverzekering kan bijvoorbeeld worden gemodelleerd als Markovmodel.] Een en ander mondde na een historisch onderzoek op het gebied van het levenactuariaat tenslotte uit in zijn dissertatie

. 'Savings and Risk Processes in Life Contin­gencies' die hij in 1988 verdedigde. In 1989 werd hij benoemd tot hoogleraar in de Actu­ariele Leer der Levensverzekering. Hij ziet de schadeverzekeringswiskunde als

belangrijke inspiratiebron voor het vakgebied levensverzekeringswiskunde. Zo zal het zo­juist door Angela van Heerwaarden voltooide dissertatie onderzoek, risico-ordening, voort­gezet worden door Assistent in Opleiding Bart Kling, die de toepassing van risico­ordening zal onderzoeken bij levensver­zekeringen. Daamaast is er bijvoorbeeld de stop-loss problematiek uit de schad ever­zekering die bij leven verschilt van die bij schade door afhankelijkheid van risico's van ouderdoms- en weduwenpensioen en het op­treden van zowel positieve als negatieve risico's. Ook 'Europa 1992' gaat niet ongezien aan de leerstoelgroep actuariaat voorbij . Binnen­kort gaan aan de Uv A twee actuariele onder­zoeksprojecten in EG-verband van start. Deze projecten zijn 'Harmonization of reser­ving and solvency in insurance by means of econometrical and statistical methods' en 'Financial risk in ins~rance - an integrated treatment of liability and assets uncertainty' . Daamaast wordt beoogd contractonderzoek aan te gaan op actuarieel gebied voor verze­keraars en overheid, door middel van een op te richten instituut dat zich ook met actuari­eel contractonderwijs zal gaan bezighouden.

ONDERWIJS

Naast de wiskundige aspecten, waar hij op zich natuurlijk grote belangstelling voor heeft, vind hij de interpretatie van actuariele formules en relaties en de bedrijfsecono­mische problematiek van verzekeren van steeds groter belang. Dat laatste heeft vooral zijn interesse gekregen tijdens zijn vieljarige stage van een dag per week bij ENNIA N.V. Deze stage is ook de directe aanleiding ge­worden tot het geven van het yak Leven Al aan de UvA, waar speciaal aandacht wordt geschonken aan bedrijfseconomische en aan­verwante problemen van levensverzekeraars . Het college is in eerste instantie opgezet in samenwerking met prof. drs. W.C.A. Kok en drs. C.M. Rutten. Dit jaar zijn er onder­werpen als matching, funding, FASB, em­bedded value, fiscale reservering, Brede Her­waardering en verslaglegging behandeld. Hij heeft een toenemende belangstelling voor aspecten als autoselectie, risicoklassificatie, dit mede in samenhang met de AIDS- en DNA-problematiek bij verzekeren en zal dit ook in zijn onderwijs verwerken. Naast het onderwijs op het gebied van het levenactuariaat heeft hij zich vrijwel zijn gehele loopbaan beziggehouden met de vol­ledige actuariele opleiding, bijvoorbeeld als lid van een commissie van de Academische Raad en tevens de Commissie Opleiding Ac­tuariaat Schade en thans de Onderwijscom­missie van het Actuarieel Genootschap. Bij de instelling in 1948 van de universitaire

JANUARI 1992

Page 55: 1992 - Speciale uitgave januari 1992

Prof. Dr. H. Wolthuis actuariele opleiding was actuariaat in feite een wiskunde op!eiding met een specialisatie op het gebied van het actuariaat. De oplei­ding betrof voor een belangrijk deel nog de zuivere wiskunde; leerstoelen werden inge­steld voor de vakgebieden levensverzekering, en socia!e verzekering en pensioenfondsen. Omstreeks 1963, vrijwe1 gelijktijdig met de vestiging van de studierichting econometrie aan de Uv A en de oprichting van de Inter­faculteit der Actuariele Wetenschappen en Econometrie, werd de zuivere wiskunde ver­vangen door toegepaste wiskunde en is een aanvang gemaakt met het vak programmeren, eerst aileen nog binnen het actuariaat.

Wolthuis heeft zelf, als student, in 1968 nog eenvoudige computerprogramma's geschre­yen voor de Xl-computer van het Mathema­tisch Centrum. Vakken als econometrie en besliskunde werden pas onderdeel van de actuariele opleiding aan het eind van de jaren 70. Schadeverzekering werd voor het eerst gedoceerd in 1984 na de eerdere introductie in 1982 van de zogenaamde twee-fasenstruc­tuur. Het abstract kunnen denken en het goed kunnen omgaan met modellen en cijfers kwa­lificeert Wolthuis als sterke punten van de huidige actuaris. Enkele jaren geleden is er gedurende de periodes van door het College van Bestuur opgelegde fusies tussen de diverse facultei­ten van de UvA nog gediscussieerd over de vraag of voor actuariaat aansluiting zou worden gezocht bij de wiskunde faculteit of bij de economische faculteit. De keuze van fusie met de economische faculteit heeft langzamerhand een ieders instemming, zeker ook vanuit de actuarieJe praktijk. Econo­mische kennis wordt voor de actuaris van steeds groter belang, dit mede op grond van de beoogde uitbreiding van het werkterrein

JANUARI 1992

van de toekomstige actuaris; het studiepro­gramma met een cursusduur in de eerste fase van vier jaar biedt daartoe evenwel te weinig ruimte. Mede om deze reden wordt gestreefd naar een postdoctorale beroepsop!eiding actu­ariaat, dit in nauwe samenwerking met de beroeps-/wetenschappelijke vereniging van actuarissen: het Actuarieel Genootschap. Het opdoen van praktijkkennis en verbetering van de communicatieve eigenschappen van de actuaris zijn andere belangrijke redenen hier­voor. Een breed geschoolde actuaris met breed georienteerde op!eiding is ook nodig, aangezien vele aspecten van het maatschap­pelijk !even invloed hebben op de werkzaam­heden van de actuaris.

BESTUUR EN BEHEER

Thans wordt een groot deel van zijn tijd in beslag genomen door het verrichten van bestuurlijke taken binnen de vakgroep actuariaat en econo metrie. Naast zijn voor­zitterschap van deze vakgroep is hij tevens voorzitter van het Dagelijks Bestuur van zowel de propedeuse als van de doctoraal examencommissie actuariaat. Ook buiten de universiteit is Wolthuis acticf, op dit moment heeft hij onder meer zitting in de 'Sterfte­tafe1commissie' en de eerdergenoemde 'On­derwijs Commissie' van het AG. De Sterf­tetafelcommissie zal binnenkort de sterfte­tafels GBMN 1985-1990 uitbrengen. Het blijkt dat, ten opzichte van de tafel 80-85, de gemiddelde levensduur van mannen in Ne­derland weer met een half jaar is toegeno­men, voor vrouwen is dat ca. vier maanden. Wolthuis heeft zich overigens tot doel ge­steld het onvriende1ijke, ingeburgerde woord 'sterftetafel' zoveel mogelijk te vermijden en hiervoor het woord 'overlevingstafel' te hanteren. Ook andere termen binnen het !evenactuariaat zou hij graag vervangen zien.

STUDIEVOORLICHTING Teneinde in de toekomst aankomende studen­ten te blijven interesseren voor de actuariele studie, is een goede studievoorlichting van groot belang, aldus Wolthuis. Jaarlijks zijn er een drietal belangrijke voorlichtingsrondes aan de UvA, steeds gezamenlijk met de eco­nometrieopleiding. In oktober en november zijn er twee algemene universitaire rondes,

Ook andere termen binnen het leven­actuariaat zou hij

graag vervangen zien

in maart is er een nog uitgebreide voorlich-

tingsbijeenkomst op de faculteit. Daarnaast wordt nog voorlichting gegeven op scho!en in Noord-Holland. Eens in de paar jaar wordt er ook studievoorlichting gegeven aan een groep schooldecanen. Het voorlichtings­materiaal dat voor de middelbare scholieren is bestemd, dient derhalve duidelijk te maken dat het beroep van een actuaris een dyna­misch beroep is. De gunstige arbeidsmarkt­perspectieven en de mogelijkheden van een carriere in het buitenland zijn voor een enke1e potentiele student wellicht ook van betekenis. Maar men dient natuurlijk wei ge­interesseerd te zijn in wiskunde en economie. Vast staat dat het onderwijsprogramma in de loop van de jaren steeds interessanter gewor­den is en dat actuarissen in de verzekerings­praktijk meestal zeer tevreden zijn over hun functie. Regelmatig worden voor studenten actuariaat excursies georganiseerd naar ver­zekeringsinstellingen en actuariele advies­bureaus. Internationale stages behoren ook tot de mogelijkheden. Hoewel het beeld dat Wolthuis van de actu­aris geeft zeer positief en dynamisch is, is dit beeld bij de buitenwereld niet altijd aan­wezig. Het Actuarieel Genootschap heeft dan ook een PR-commissie in het leven geroe­pen, waar Wolthuis eveneens zijdelings bij is betrokken in verband met het eredoctoraat van Biihlmann. Deze ROSTRA Actuaris is ook mede bedoeld voor voorlichting aan mid­delbare scholieren en schooldecanen. Overigens neemt de belangstelling voor de actuarie!e opleiding nog steeds toe en stude­ren er steeds meer actuarissen af (zowel uni­versitair als buitenuniversitair). Gedurende de eerste twintig jaar van de opleiding (1948-1968) studeerden er slechts 24 doc­torandi af. In 1989 en 1990 samen waren dat er al 40. Daarnaast behaalden in 1989 en 1990 19 buiten-universitaire studenten hun diploma. De beide groepen actuarissen wer­ken voornamelijk bij adviesbureaus, verze­keringsmaatschappijen en pensioenfondsen. De huidige schaarste aan actuarissen komt met name door de groeiende vraag naar actu­arissen. Actuarissen worden immers op veel meer terreinen dan vroeger het geval was ingezet. Naast het traditione!e leven- en pen­sioengebied, houdt de actuaris zich thans sterker bezig met schadeverzekeringen. Het levende bewijs hiervan is de toekenning van het eredoctoraat aan de heer Biihlmann, die op schadegebied zijn sporen heeft verdiend. Wolthuis verwacht dat het eredoctoraat een positieve uitwerking zal hebben op het imago van het actuariaat en merkt op dat dit ere­doctoraat het eerste ter wereld IS op het gebied van (schade)actuariaat!

ROSTRA ACTUARIS

55

Page 56: 1992 - Speciale uitgave januari 1992

Alsde puzzel Europa is ... ... danis Tillinghast de oplossing

Tillinghast biedt aChlarieIe en managementadviezen aan verzekeraars

en andere financieJe dienstverleners in heel Europa.

Onze kantoren zijn in aile belangrijke financieJe centra te vinden: Brusscl,

Frankfurt, Geneve, Londen, Madrid, M ilaan, Pari js ... en nahl urli j k Amsterdam.

Ons netwerk is bemand met dcskundigen die ieder hun eigen vakkennis en

ervaring meebrengen.

Deskundigcn die in projecneams samenwerken, met identieke wereldwijde

kwaliteitsnormen. Op maat toegesneden voor uw opdracht.

ZO kunnen wij u bijvoorbeeld helpen bij :

• fusies en overnames • produktontwikkeling

• strategisch beleid • automatisering

Herengracht 487, 1017 BT Amsterdam Tel (020) 520 88 88 Fax (020) 622 II 77 Tillinghast / Leuven

Page 57: 1992 - Speciale uitgave januari 1992

Privatisering • In Rusland Henle Wolthuis

Galina Tchernova, begin decem­ber 1 991 een tiental dagen de gast van professor Elmann van onze faculteit, is hoogleraar in de wiskundige economie aan de Economische Faculteit van Uni­versiteit van St. Petersburg.

Tchernova is daar hoofd van de afdeling 'Economics and Cybernetics'. Aan de eco­nomische faculteit van de Universiteit van Amsterdam heeft ze onder andere een voor­dracht gegeven over het onderwerp privati­sering in Rusland; een uitgebreid interview met haar voigt hierover in een komend num­mer van Rostra Economica. Op haar verzoek heeft ze tijdens haar verblijf ook enkele malen een gesprek gehad met led en van de de leerstoelgroep actuariaat. Tijdens haar verblijf heeft ze zelfs een vergadering van het Actuarieel Genootschap bijgewoond, waar de Engelse hoogleraar David Wilkie FFA een voordracht hield onder de titel 'Actuarial Valuation Principles: A Commu­nity Approach . ' De achtergrond van haar be-

De privatisering heeft geleid tot een

herstructurering van de economie opleiding naar een meer markt­

gerichte opleiding

zoeken aan de leerstoelgroep was meerledig en hing samen met genoemde privatisering in Rusland die ook leidt tot de behoefte aan pri­vate verzekering . Daarnaast heeft de privati­sering geleid tot een herstructurering van de economie opleiding naar een meer marktge­richte opleiding. Was het tot voor enkele jaren niet van belang of studenten wei of geen baan kregen na afloop van hun opleiding, thans worden zodanige oplei­dingen nagestreefd, dat de studenten na af­ronding van hun opleiding een maximale kans op een baan hebben . Bij het onderwijs is dus sprake van een toenemende marktge­richtheid: het onderwijs wordt afgestemd op de behoefte van de bedrijven. Bij de bedrij-

JANUARI 1992

ven is op dit moment belangsteUing voor onderwerpen als regionale planning, econo­mie van de onderneming, en het functioneren van het economische systeem. Professor Tchernova is de leidster van laatstgenoemde groep geworden; in de toekomst zal zij ook hoofd worden van de afdeling 'Economics of foreign countries' .

ACTUARIAAT

Gezien haar kennis op zowel het gebied van de economie als op het gebied van de wiskunde gaat zij zich bezighouden met het actuariaat. Op verzekeringsgebied is op dit moment overigens slechts zeer geringe kennis aanwezig in Rusland, ook in wetenschap­pelijk opzicht, dit laatste in tegenstelling tot vakken als linea ire algebra, mathematische

progammering, waarschijnlijkheidsrekening en dergelijke. Zo stamt het meest recente boek op het gebied van de verzekeringswis­kunde aan de Universiteit van St. Petersburg van vlak voor de tweede wereldoorlog. Zij geeft in het kader van de economieopleiding een college elementaire levensverzekerings­wiskunde; het college is bestemd voor alle studenten economie. (De faculteit heeft een dagopleiding met 40 studenten en een avond­opleiding met 20 studenten .) Samen met vier andere hoogleraren is ze bezig een leerboek te schrijven over commerciele verzekering. Haar onderdeel in het schrijven van dit boek betreft de levensverzekeringswiskundeen het onderwerp matching (het afstemmen van ver­zekeringen en beleggingen), een en ander

evenwel nog op elementair niveau. Prof. Tchernova: 'We are just beginning with actuarial science, we have to begin somewhere. ' Ze heeft met de leerstoelgroep onder andere gesproken over de actuarieIe opleiding aan de UvA. Tevens is zij voorge­licht over overeenkomstige opleidingen in Engeland en de Verenigde Staten, waarover engelstalig informatiemateriaal beschikbaar was. Bovendien is ze voorzien van enig en­gelstalig onderwijsmateriaal op het gebied van het actuariaat . Leden van de leerstoel­groep actuariaat zijn ook uitgenodigd voor een bezoek aan de Universiteit van St. Petersburg.

INITIATIEFGROEP In St. Petersburg is er ook een iniatiefgroep ingesteld, samengesteld uit zowel weten­schappers, waaronder prof. Tchernova, en mensen uit de praktijk die van plan zijn ge­zamenlijk een verzekeringsmaatschappij op te zetten . Vanuit de praktijk participeren een locale spoorwegmaatschappij en een bank. Wat betreft. verzekeringen wordt gedacht aan zowel de verzekeringsbehoeften van werkne­mers van de spoorwegmaatschappij (ziekte­kosten en brand- en inbraakverzekeringen), als de passagiers, en de te transporteren goe­deren en tensiotte de weltelijke aansprake­lijkheid van de spoorwegmaatschappij . De initiatiefgroep is nu bezig met voorbereiden­de werkzaamheden om een verzekerings­maatschappij op te richten. Het vestigen van een verzekeringsmaatschappij neemt 0 fficieel zo'n twee weken in beslag, maar in de prak­tijk duurt het ca . 10 maanden. Zij heeft haar aanwezigheid in Nederland eveneens gebruikt om te trachten buitenlandse bedrijven te in-

There are good conditions for foreign

investors

teresseren om op enigerlei wijze te partici­peren in een dergelijk verzekeringsbedrijr. Zij denkt dat dat wederzijds aantrekkelijk kan zijn en heeft uiteengezet dat er voor bui­tenlandse bedrijven diverse wettelijke garan­tieregelingen bestaan : 'There are good con­ditions for foreign investors', zoals ze het zelf uitdrukte.

ROSTRA ACTUARIS

Page 58: 1992 - Speciale uitgave januari 1992

Prijsvraag

ROS~ ACTUARIS

VRAAG 1 Kies de juiste omschrijving. Een actuaris is: a. een roofvogel, die voornamelijk in het Andes­

gebergte voortkomt; b. een reuzehagedis uit het pleistoceen; c. een verzekeringswiskundige.

VRAAG 2 Deze ROSTRA Special wordt aangeduid als ROSTRA ACT U A R IS; dit is natuurlijk potjes/atijn . Geef de juiste latijnse benaming: a. ROSTRA ACTUARI b. ROSTRA ACT U A R II c. ROSTRA ACTUA R I S d. ROSTRA ACTUARI 0 e. ROSTRA ACTUARIUM d. ROSTRA ACT U A RIB U S e. ROSTRA ACTUARIORUM Beargumenteer je antwoord; wellicht zijn meerdere antwoorden mogelijk.

De antwoorden op bovenstaande vragen dienen schriftelijk v66r 1 februari 1992 bij de redactie te zijn. (Vermeld: Prijsvraag Actuaris, t.a.v. Bart Kling, Vakgroep Actuariaat en Econometrie, lodenbreestraat 23, 1011 NH Amsterdam.) De goede inzenders dingen mee naar een gratis uitstapje naar Artis, op zoek naar de echte actuaris, onder begeleiding van enkele leden van de leerstoelgroep Actuariaat.

ROSTRA ACTUARIS JANUARI 1992

Page 59: 1992 - Speciale uitgave januari 1992

Activiteiten rondom het Eredoctoraat van Prof. Dr . H. BOhlmann

~ Op woensdag 8 januari 1992 wordt voorafgaand aan de uitreiking van het eredoctoraat door de Universiteit van Amsterdam .een seminar georganiseerd onder auspicien van het Actuarieel Genootschap. Dit seminar vindt plaats in het Ramada Renaissance Hotel te Amsterdam en is getiteld:

De Actuaris: van wetenschapper tot

professional

Voorzitter van het seminar is de heer J. van der Starre, voorzitter van het Actuarieel Genootschap en directeur Concernactuariaat, AEGON N. V. De sprekers zij n eredoctor Prof.Dr. H. Bilhlmann, Dr. A.H.G. Rinnooy Kan, voorzitter Verbond van Nederlandse Ondernemingen en voormalig rector magnificus Erasmus Universiteit Rotterdam en drs. P.H.M. Kuys, bestuurslid Actuarieel Genootschap en directeur Financiele en Economische Zaken, Nationale-Nederlanden N. V.

~ 's Middags om 14.30u precies is er een bijzondere zitting van het College van Dekanen ter gelegenheid van de viering van het 360ste dies natalis van de Universiteit van Amsterdam; deze zitting vindt plaats in de Aula van de universiteit (geopend vanaf 13.45u). De diesrede, getiteld:

Verhalen van een universiteit

zal worden uitgesproken door de rector magnificus Prof Dr. P.W.M. de Meijer , hoogleraar in de ltaliaanse letterkunde. Aansluitend zullen de vier eredoctoraten worden uitgereikt aan Prof Dr. H. Bilhlmann, B. Haak, Prof Dr. J. Kornai en Prof.Mr. J. Witsen. Na afloop wordt tijdens een receptie in de hal van het Maagdenhuis de gelegenheid geboden de eredoctores geluk te wensen.

~ Op donderdag 9 januari 1992 wordt door ASTIN-Nederland een seminar georganiseerd met als thema:

Bahlmann's bijdrage aan de Actuariele Wetenschap: praktische toepassingen

Sprekers zijn Prof.Dr. H. Bilhlmann, Prof.Dr. H.D. Gerber, Prof.Dr. M.J. Goovaerts, Dr. R. Kaas, Prof.Dr. E. Straub, Prof.Dr. F. de Vylder en drs. A. Willemse.

JANUARI 1992 ROSTRA ACTUARIS

Page 60: 1992 - Speciale uitgave januari 1992

Gunstiu klimaat · " .. ~.. ' . .

voor Nederlaudse investeerders"

""~ .. _ ml\nl. v~n_I .. "'< in>(abililoil in d. c. d:,j ):?I;~'~:Jblj de ItN ",ropa

on d" 4Plopende fiJlOllcicrinpko.· ~n . '"' d •• anering \. de ")!)!'rna­lisa bDR h.l>ben d. krach! •• n de tHnafk ondermijlld. 0. Dull· se ~mic:: 1.ttl httrdoor mim,jer l'M!t~ren "aD de "fiIwen<eUn/!"n In Oost-Europ. dan vorig J;IlU' ... e:rd \'crW'acbt.

11.1 b.,hlit Duil'fC. om de

WATHEEFTEEN ACADEMICUS Eij NATIONALE-NEDERLANDEN MET

KRANTEKNIPSELS TE MAKEN? Rare vraag? Pak dan een schaal' en knip het nieuws lIit

de krant, dat volgens u direct of indirect te maken zou kllnnen

hebben met verzekeren. Nieuws over stormschades.

Over kunsrcollecties. Over hagelbllien. Maar ook over de

aandelenkoersen.

\Vanneer u volledigheid nastreeft, zou u weI eens zo'n

tachtig procenr van de kolommen moeten knippen. Op dat

moment hebt u een aardig overzicht van de raakvlakken

waarmee u ais academicus bij Nationale-Nederlanden re make n

kunt krijgen. \Vant een verzekeraar als Nationale-Nederlanden

staat midden in de maatschappij. Een veelzijdiger, boeiender

werkkring zliit u nallwelijks kunnen verzinnen.

Verzekeren is een uiterst afwisselende aangelegenheid ,

die heel wat verder gaat dan her afsluiten van polissen en her

afhandelen van schades of aansprakelijkheidskwesties.

Jonge academici met fantasie, ondernemingszin, inzicht

en een brede belangstelling kunnen dan ook uitstekend

functioneren bij een van de meest veelzijdige bedrijven in de

financiele dienstverlening in ons land. Nationale-Nederlanden

biedr via de diverse werkmaatschappijen en staforganen een

scala aan mogelijkheden.

U kunt bij Nationale-Nederlanden starten als manage­

ment- trainee in een speciaal programma, dat zo'n vijf jaren

omvat. U begint de eers te periode met een intensief stage­

prog ramma. Daarna doorloopt u verschillende uitd agende

funcries . Aangevuld met diverse opleidingen, een pe riode

waarin u kennismaakt met de vele interessante aspecten van

ons internationaal opererend concern.

Maar u kunt ook direct op grond van uw eigen stud ie­

richting in een specifieke functie aan de slag. Hoe dan ook,

u zult in ieder geval meteen een beroep moeten doen op uw

doorzettingsvermogen en creativiteit.

Dar zo'n starr niet voor iedereen is weggelegd, zal u

duidelijk zijn. Nationale-Nederlanden heeft aileen behoene aan

ambitieuze en gemotiveerde kandidaten die al tijdens hun studie

hebben bewezen verantwoordelijkheid te kunnen dragen .

U moet immers zelf uw kansen creeren, al zal Nationale-

Nederlanden uw initiatieven zoveel mogelijk steunen.

Bent u zo'n ondernemende academicus? Dan nodigen

wij u uit schriftelijk contact op te nemen met Drs.J.J Douwes,

Hoord Stafbureall Management Development, Postbus 95930,

2509 ex Den Haag.

Zo zult u zich nader kunnen orienteren over de vele

kansen die Nationale-Nederlanden u wellicht biedt. Want wat

is zo veelzijdig als het verzekeringsbedrijf?

Uw kranteknipsels laten niets te raden over.

Nationale.Nederlande~