4. begrippenlijst

36
3 BEGRIPPENLIJST BEGRIPPENLIJST

Upload: sambo-ict

Post on 21-Mar-2016

228 views

Category:

Documents


0 download

DESCRIPTION

Deel 4 van de Triple A encyclopedie. In dit deel van de encyclopedie vindt u een verklaring voor de belangrijkste begrippen zoals deze zijn gebruikt in de functionele ontwerpen van Triple A. Het gaat hier om begrippen die veelvuldig terugkomen in zowel de beschrijvende als de technische gedeelten.

TRANSCRIPT

Page 1: 4. Begrippenlijst

3Begrippenlijst

BEGRIPPENLIJST

Page 2: 4. Begrippenlijst

4 Begrippenlijst

Page 3: 4. Begrippenlijst

5Begrippenlijst

in dit deel van de encyclopedie vindt u een verklaring voor de belangrijkste begrippen zoals deze zijn gebruikt in de functionele ontwerpen van triple A. Het gaat hier om begrippen die veelvuldig terug komen in zowel de beschrijvende als de technische gedeelten.

Bij het definiëren van de begrippen is zo veel mogelijk rekening gehouden met de definities zoals deze gebruikt worden door het Ministerie van OC&W, Colo en Kennisnet.

INLEIdING

Page 4: 4. Begrippenlijst

6 Begrippenlijst

A 6B 8C 11d 13E 14F 16G 17I 18K 19L 20M 21N 22 O 22P 25R 26S 27T 31U 32V 33W 34Z 34

INhOUdSOPGAVE

Page 5: 4. Begrippenlijst

7Begrippenlijst

BEGRIPPENLIJST

Page 6: 4. Begrippenlijst

8 Begrippenlijst

A 1 Aanmelden Het op enigerlei wijze kenbaar maken van de belangstelling van een potentiële

deelnemer voor het afnemen van onderwijsproducten bij de instelling.

2 Aanwezigheidsanalyse Analyse van de aan- en afwezigheidsgegevens van bepaalde deelnemers of groepen deelnemers zodat daarover kan worden gerapporeerd..

3 Aanwezigheid geregistreerde (fysieke) aanwezigheid van een deelnemer op een (enig) gepland tijdstip in een gespecificeerde omgeving. Wanneer hij niet aanwezig is, is hij ongeoorloofd of geoorloofd afwezig.

4 Aanwezigheidsregistratie Database waarin de gegevens zijn opgeslagen van de aan- en afwezigheid van deel-nemers

5 Accountantsmutatie Mutatie die na de mutatiestop nog met toestemming van de accountant kan worden doorgevoerd voor een bepaald bekostigingsjaar.

6 Actor Gebruiker van het systeem in een specifieke rol, of een ander systeem of techni-sche voorziening die met het systeem communiceert. De actoren maken dus geen deel uit van het systeem maar interacteren met het systeem. Actoren zijn diegenen die gegevens met het systeem uitwisselen of diensten van het systeem betrekken.

7 Adviesgesprek een adviesgesprek is een gesprek tussen de deelnemer en zijn (leertraject)bege-leider. Op basis van informatie in het begeleidingsdossier en een beoordeling van de voortgang komt de begeleider tot een geadviseerde leerroute die in het advies-gesprek besproken wordt. De uitkomst van een adviesgesprek is een gezamenlijk besluit over te nemen acties.

8 Administratief dossier Het administratief dossier is onderdeel van de kernregistratie deelnemers en bevat alle documenten en gegevens die betrekking hebben op de inschrijving van de deelnemer zoals de onderwijsovereenkomst en de praktijkovereenkomst. Alle docu-menten die in het administratieve proces ontstaan worden aan dit dossier toege-voegd. Het administratief dossier is onderdeel van het deelnemersdossier, waarin zich naast het administratief dossier ook het begeleidingsdossier, zorgdossier en examendossier bevindt.

9 Administratief Medewerker Persoon in dienst van de onderwijsinstelling, die administratieve taken uitvoert.

Page 7: 4. Begrippenlijst

9Begrippenlijst

10 Afgenomen onderwijsproduct Onderwijsproduct dat daadwerkelijk is geleverd op basis van een rooster en is afge-nomen door de betreffende deelnemer.

11 Afwezigheid Het ontbreken van een geregistreerde (fysieke) aanwezigheid van een deelnemer op een onderwijsproduct dat op basis van een rooster op (enig) tijdstip is aangebo-den. er zijn twee soorten afwezigheid: ongeoorloofd en geoorloofd.

12 Aggregatieniveau een samenstelling van onderwijsproducten.

13 Algoritmes rekenregels en -procedures om in het proces van roosteren te kunnen optimaliseren.

14 Alumni Oud-deelnemers die onderwijsproducten van de instelling hebben afgenomen en thans als deelnemer zijn uitgeschreven bij de instelling.

15 Applicatiebeheerder De medewerker die applicatiebeheer uitvoert.

16 Arrangement een planbaar geheel van beschikbare onderwijsproducten. een arrangement be-staat uit een verzameling enkelvoudige en/of samengestelde onderwijsproducten, aangevuld met aanvullende eisen en wensen met betrekking tot de volgorde of de periode waarin het product moet worden afgenomen. een arrangement kan uit één onderwijsproduct (enkelvoudig of samengesteld) bestaan.

17 Arrangeren Onderwijslogistiek proces waarin op basis van leervraag van een deelnemer en de daarbij passende en beschikbare onderwijsproducten een planbaar geheel wordt samengesteld dat door de deelnemer kan worden afgenomen. een arrangement is van kracht voor een “bevroren” periode. Op basis van alle arrangementen kan een rooster voor een dergelijke periode worden gemaakt.

18 Arrangeur persoon die binnen de instelling de arrangementen voor een bepaalde groep deel-nemers opstelt.

19 Assessment een methode of procedure om zowel basiskennis als competenties te meten en te beoordelen in authentieke of levensechte situaties.

20 Assets Dit zijn herbruikbare objecten die bestudeerd worden in het kader van een onder-wijsproduct. Bijvoorbeeld een motor in het kader van motortechniek, een anato-mische pop in het kader van gezondheid, een videofragment in het kader van een geschiedenisles, een animatie in het kader van de bestudering van de verbran-dingsmotor.

Page 8: 4. Begrippenlijst

10 Begrippenlijst

21 Audit Toetsing of aan bepaalde eisen wordt voldaan. Wordt o.a. gebruikt bij toekenning van het Keurmerk Inburgeren.

B 22 Begeleider Medewerker van een onderwijsinstelling die als rol heeft het volgen en ondersteu-

nen van deelnemers tijdens hun leerloopbaan. De begeleider die leeractiviteiten begeleidt wordt ook coach genoemd. De begelei-der die de loopbaan van de deelnemer ondersteund wordt ook leertrajectbegeleider genoemd.

23 Begeleiding Het geheel aan (begeleidings)processen waarbij de begeleider op basis van leeracti-viteiten, gegevens uit de aanwezigheidsregistratie en andere beschikbare gegevens het leerproces van een deelnemer volgt, bijstuurt en toekomstgericht advies geeft.

24 Begeleidingsdossier Het begeleidingsdossier bevat alle documenten en gegevens ter ondersteuning van het begeleidingsproces, zoals een POP en een PAP, gemaakte afspraken en behaalde formatieve resultaten. Het begeleidingsdossier is onderdeel van het deelnemers-dossier, waarin zich naast het begeleidingsdossier ook het administratief dossier, zorgdossier en examendossier bevindt.

25 Beheerder onderwijscatalogus Medewerker van de instelling die verantwoordelijk is voor het beheren van de onder-wijscatalogus.

26 Bekostiging Vergoeding voor door de instelling verrichte activiteiten. Deze kent de volgende varianten:

Soort bekostiging Toelichting

reguliere inputbekostiging Bekostiging op grond van verbintenis voor opleidin-gen waarvoor bij de ministeries van OCW/LNV bekos-tigingslicentie is verkregen

reguliere outputbekostiging Bekostiging op grond van behaald diploma voor op-leidingen waarvoor bij de ministeries van OCW/LNV bekostigingslicentie is verkregen

Contractbekostiging In overeenkomst vastgelegde bekostiging voor over-eengekomen activiteiten ten behoeve van derden

Page 9: 4. Begrippenlijst

11Begrippenlijst

27 Bekostigingsrelatie Verhouding van de instelling met een financierende partij die bestaat op basis van de verbintenis van de instelling met een deelnemer ten behoeve van de bekostiging van geleverde of te leveren diensten aan de deelnemer.

28 Belasting De door de deelnemer ervaren leerbelasting. Deze wordt vastgesteld op basis van ervaring van de instelling. Het is een vrij formaat en kan bestaan uit bijvoorbeeld studiebelastingsuren (SBU), studiepunten, enz. Per instelling en/opleiding worden eigen keuzes gemaakt. Het vastleggen ervan is van belang voor het adviesgesprek tussen leertraject-

begeleider en de deelnemer.

29 Beoordelaar iemand die gerechtigd is binnen de instelling om formatieve en/of summatieve resultaten te bepalen en vast te (laten) leggen.

30 Beoordelingsformat een sjabloon t.b.v. een beoordelaar om iemands prestaties (beroepsmatig hande-len) te meten en te beoordelen. een beoordelingsformat is gekoppeld aan een be-paald onderwijsproduct of verzameling van onderwijsproducten. in de beoordeling kan onderscheid gemaakt worden tussen de verschillende aspecten (werkprocessen of competenties) waarop de beoordeling betrekking heeft. er kan bijvoorbeeld per relevante competentie een oordeel worden vastgelegd.

31 Beoordelingsregistratie De vastlegging van formatieve en summatieve beoordelingen.

32 Beoordelingssystematiek Een systematiek die behulpzaam is bij het bepalen, waarderen en vastleggen van formatieve of summatieve beoordelingen een beoordelingssystematiek kan geba-seerd zijn op kwalificatiedossiers, op geroosterde leertrajecten, eventueel in combi-natie met toenemende complexiteit en/of toenemende zelfstandigheid. Mogelijke systematieken kunnen bijvoorbeeld gebaseerd zijn op:

- Kwalificatiedossiers - Werkprocessen/competenties - prestatie-indicatoren - Complexiteitsniveau van onderwijsproducten - Combinatie van kwalificatiedossier en complexiteitsniveau - standaard leerroutes - tijdsbesteding bijv. aantal sBU - prestatie indicatoren/werkprocessen/competenties

33 Bepalen diplomarecht Op basis van geregistreerde summatieve resultaten bepalen of een deelnemer recht heeft op kwalificerende documenten.

Page 10: 4. Begrippenlijst

12 Begrippenlijst

34 Beslisboom De beslisboom bevat regels die bepalen of een deelnemer/opleiding-combinatie bekostingsrelevant is. De beslisboom wordt toegepast op de BRON-foto en de ge-gevens in de kernregistratie en levert een gegevensset op die apart wordt gere-gistreerd ten behoeve van verdere analyse en een prognose van de te verwachten bekostiging.

35 Bevroren product een product in het portfolio van een deelnemer dat is voorzien van een formatieve of summatieve beoordeling. Het product en de bijbehorende beoordeling worden gekoppeld en in “bevroren” toestand bewaard als bewijs voor iemands vaardigheid, kennis en/of houding.

36 Bewijsmap een verzameling producten dat ter (summatieve of formatieve) beoordeling kan worden aangeboden, en zo als ‘bewijs’ kan dienen op basis waarvan verworven competenties of kennis kan worden aangetoond.

37 Blik op Werk stichting die zich onder andere bezighoudt met het verstrekken en toetsen van het Keurmerk Inburgeren.

38 BpV Beroeps praktijk Vorming. periode waarin de deelnemer bij een bedrijf beroeps-praktijkvorming volgt. Dit is een verplicht onderdeel binnen elke beroepsopleiding. Het minimaal te volgen studiebelastingsuren aan BPV is vastgelegd in het kwalifi-catiedossier. Daarnaast wordt BpV ook ingezet binnen het proces van opleiden en vormen, denk daarbij aan bijvoorbeeld de snuffelstages.

39 Brin Basisregistratie Instellingen. In dit bestand geeft CFI een overzicht van alle scholen en de hiermee samenhangende instellingen.

40 BRON Foto Een weergave van gegevens zoals die in BRON zitten van deelnemers relevant voor een bepaalde teldatum, per deelnemer, op persoonsgebonden nummer. Deze BRON-foto wordt aan de instelling aangeleverd om inzicht te krijgen in de eventuele verschillen tussen BRON en de eigen administratie, en als basis voor de accoun-tantscontrole op de bekostiging.

41 BRON Basis Registratie Onderwijs Nummer. Dit is het basisregistratiesysteem bij de IB-Groep, waarin gegevens van de deelnemers in het VO en MBO worden opgeslagen. Deze gegevens worden door de overheid en iB-groep gebruikt om de bekostiging (incl. subsidies), en studiefinanciering te bepalen.

Page 11: 4. Begrippenlijst

13Begrippenlijst

42 Burgerservicenummer Het burgerservicenummer is een uniek persoonsnummer dat als nummer gelijk is aan het sofinummer. Het heeft echter een ander wettelijk kader waardoor een breder gebruik mogelijk is. in de context van het onderwijs is dit de opvolger van het onder-wijsnummer.

C 43 Centraal Uitwisselingspunt een centrale voorziening die het mogelijk maakt dat het overdrachtsdossier kan

worden uitgewisseld tussen onderwijsinstellingen op een veilige en betrouwbare manier.

44 Certificeerbare eenheid Binnen een kwalificatiedossier kan een deel van de werkzaamheden in een be-paald beroep als Certificeerbare Eenheid worden onderscheiden, wanneer dat deel arbeidsmarktrelevantie heeft. Arbeidsmarktrelevantie wil zeggen dat iemand er betaald werk mee kan krijgen. Vaak zullen voor dit deel van het beroep ook aparte functiebenamingen bestaan. Aan een Certificeerbare Eenheid is een certificaat ver-bonden. Het certificaat is een op de arbeidsmarkt herkend en erkend bewijsstuk dat de betreffende persoon in staat is een afgebakend en samenhangend geheel van werkprocessen afkomstig uit een (of meerdere) kerntaken uit te voeren en beschikt over de daarvoor noodzakelijke competenties (bron: COLO).

45 CFI Centrale Financiën Instellingen. Uitvoeringsorganisatie van het Ministerie OCW.

46 Coach Begeleider die leeractiviteiten begeleidt. Zie Begeleider. 47 Code onderwijsproduct een eenduidige unieke code voor het onderwijsproduct. De code heeft geen tra-

ceerbare betekenis. De code wordt door het systeem toegewezen.

48 Competentie Ontwikkelbare vermogens van mensen om in voorkomende situaties op adequate, doelbewuste en gemotiveerde wijze proces- en resultaatgericht te handelen, dat wil zeggen passende procedures te kiezen en toe te passen om de juiste resultaten te bereiken. Competenties zijn samengesteld van karakter, verwijzen naar onder-liggende vaardigheids-, kennis- en houdingsdomeinen en worden in een context toegepast en ontwikkeld (COLO, 2007).

Page 12: 4. Begrippenlijst

14 Begrippenlijst

49 Competentiegerichte kwalificatiestructuur Het geheel van kwalificaties voor beroepsopleidingen die voor de beroepspraktijk

van betekenis zijn. Deze competentiegerichte kwalificatiestructuur wordt in het beroepsonderwijs (het MBO) ingevoerd. In deze kwalificatiestructuur is gestructu-reerd beschreven aan welke eisen de beginnende beroepsbeoefenaar moet voldoen wanneer hij of zij gediplomeerd de opleiding verlaat. De competentiegerichte kwalificatiestructuur is opgebouwd uit een verzameling kwalificatiedossiers, waarin voor een aantal verwante beroepen de beroepsbeschrij-ving staat, zoals die is opgebouwd uit kerntaken, werkprocessen en competenties. Deze beroepsbeschrijving is gebaseerd op competentieprofielen die de beroepsuit-voering door een ervaren beroepsbeoefenaar beschrijven.

50 Competentiematrix Een onderdeel van het kwalificatiedossier waarin competenties en componenten van competenties gekoppeld zijn aan werkprocessen.

51 Contract Bindende afspraak tussen onderwijsinstelling en een externe partij omtrent het leveren van onderwijsproducten (scholing, opleiding of werkervaring). Deze bevat tenminste de volgende gegevens:

- Datum & Plaats ondertekening - Gegevens Opdrachtgever - persoonsgegevens van de deelnemer(s) - Startdatum (& einddatum) van het onderwijsproduct(en) - Omschrijving onderwijsproduct(en) - Gegevens instelling & handtekening namens de instelling - Handtekening Opdrachtgever - Overeengekomen prijs

52 Crebo-nummer Code(5-cijferig) waarmee een uitstroomkwalificatie (diploma) in het middelbaar beroepsonderwijs wordt vastgelegd in het Centraal Register Beroepsopleidingen van het CFI. Het Crebo nummer wordt gebruikt ter wettelijke identificatie van de bekos-tigingsrelatie, diploma’s, BPV overeenkomsten, recht op studiefinanciering e.d. Dit nummer wordt mogelijk vervangen door een codering voor een verbintenisgebied.

53 Criteriumbank De criteriumbank is een functionaliteit van het kernregistratiesysteem die door andere processen uit het kernregistratiesysteem opgeroepen kunnen worden. Met de criteriumbank kan onderzocht worden of deelnemers kwalificerende eenheden of uitstroomkwalificaties hebben behaald. Daarbinnen zijn criteria gekoppeld aan kwali-ficerende eenheden en uitstroomkwalificaties. Deze criteria bestaan uit een verzame-ling regels op basis waarvan het kwalificerend resultaat wordt bepaald. Dit resultaat wordt bepaald uit de onderliggende summatieve en/of kwalificerende eenheden.

Page 13: 4. Begrippenlijst

15Begrippenlijst

54 Crm-pakket Afkorting van Customer Relation Management – pakket, een pakket waarmee relaties (zoals opdrachtgevers, stagebedrijven en contactpersonen) kunnen worden geregistreerd en beheerd.

55 CUP CUP = Centraal Uitwisselings Punt.

56 CvB College van Bestuur.

d 57 Decaan Een adviserende specialist op het gebied van in-, door- en uitstroommogelijkheden.

58 Deelname Uitvoering door een deelnemer van een verbintenis met een instelling voor het afnemen van onderwijsproducten.

59 Deelnemer iemand die onderwijs volgt binnen een instelling. een deelnemer is in bezit van een verbintenis met een instelling voor het afnemen van onderwijsproducten. een ander woord voor deelnemer is lerende, leerling of student.

60 Deelnemeradministratie Organisatorische entiteit binnen de instelling waarbinnen het geheel van adminis-tratieve activiteiten rond de registratie van deelnemers is belegd.

61 Deelnemersdossier Het deelnemersdossier is de verzamelnaam voor het complete dossier van een deelnemer. Dit dossier bevat alle documenten en gegevens die direct aan de deel-nemer gekoppeld zijn. Het deelnemersdossier bestaat uit een viertal onderdelen.

Deelnemersdossier

Administratiefdossier

Begeleidingsdossier

Zorgdossier

Examendossier

62 Diagnoserapport in het diagnoserapport staat beschreven aan welke regels in een bepaald rooster-voorstel niet wordt voldaan en wat de reden hiervoor is. Daarnaast wordt duidelijk welke (deel)arrangementen eventueel niet gepland kunnen worden en welke mid-delen een knelpunt zijn.

Page 14: 4. Begrippenlijst

16 Begrippenlijst

63 Digitaal Medium Een gegevensdrager, zoals een CD-ROM, USB-stick, e-mail of gestructureerd XML bericht via het internet.

64 Diploma Kwalificerend document.

65 Diplomagebied Aggregatieniveau in een kwalificatiestructuur, waarin verwante kwalificatiedossiers zijn gebundeld in een diplomagebied. inmiddels is bekend geworden dat dit niveau in de competentiegerichte kwalificatiestructuur niet meer wordt toegepast.

66 Docent Medewerker van de instelling die direct betrokken is bij het primaire onderwijsproces en daarbij verschillende rollen kan vervullen zoals instructeur, coach, begeleider.

67 Domein Het (opleidings)domein is de eerste laag van de kwalificatiestructuur.

68 Doorverwijzing Verwijzen van een potentiële deelnemer naar een alternatief (in tijd of plaats).

E 69 eigenaar onderwijsproduct eigenaar van het onderwijsproduct. er zijn drie soorten van eigenaarschap die naast

elkaar gebruikt kunnen worden:

Veld Toelichting

Juridisch eigenaar Organisatie die juridisch eigenaar is van het onderwijsproduct Gebruiksrecht Organisatie die het recht heeft om onderwijsproduct te gebruiken Aanbieder Organisatie die het onderwijsproduct aan deelnemers aanbiedt

70 einddatum verbintenis Datum waarop de verbintenis tussen deelnemer en instelling eindigt door uitschrij-ven, door wijzigen van de bekostigingsrelatie, het verbintenisgebied, e.d.

71 elD Het elD (elektronisch leerDossier) is een landelijke standaard voor de digitale uitwisseling van leergegevens. De overdracht van leergegevens tussen scholen en onderwijsinstellingen kan hierdoor efficiënter en verantwoord verlopen.

72 e-portfolio een e-portfolio of elektronisch portfolio is een verzameling van doelgericht bij elkaar gebrachte elektronische gegevens en documenten (bestanden), die wordt beheerd door de deelnemer zelf (of meer algemeen een lerend of werkend individu).

Page 15: 4. Begrippenlijst

17Begrippenlijst

73 EVC EVC is de afkorting van Erkennen van Verworven Competenties. EVC beoogt de erkenning, waardering en verdere ontwikkeling van wat een individu heeft geleerd in elke mogelijke leeromgeving: in formele omgevingen zoals op school, maar ook in niet-formele of informele omgevingen zoals de werkplaats of thuis (bron: Ken-niscentrum EVC). De EVC wordt, na assessment of interpretatie van kwalificerende documenten, als summatief resultaat in de kernregistratie opgenomen.

74 EVC beoordeling Het verifiëren en beoordelen van een EVC (Erkennen van Verworven Competenties).

75 EVC-procedure een procedure om verworven competenties te erkennen (verkrijgen van civiel ef-fect) als middel voor verdere loopbaanontwikkeling.

76 EVC-rapportage De uitslag van een EVC-procedure inclusief de civiele waarde van de uitslag (Ken-niscentrum EVC). Een EVC-rapportage wordt opgemaakt onder verantwoordelijkheid van een exa-minator, als resultaat van de EVC-procedure. Ook kan de deelnemer een elders afgegeven EVC-rapportage aanbieden.

77 examenbureau Organisatorische entiteit binnen de instelling die zich bezig houdt met het verwer-ken van summatieve resultaten en het aanmaken van kwalificerende documenten. Binnen een instelling kunnen andere benamingen worden gegeven aan de organisa-tie examenbureau.

78 examencommissie een organisatie-eenheid die verantwoordelijk is voor examinering en diplomering binnen de instelling.

79 examendossier Het examendossier bevat de bewijsstukken, summatieve beoordelingen en exa-men- en EVC-rapportages die relevant zijn voor de diplomering. De uiteindelijk toegekende summatieve resultaten worden in het administratieve dossier overge-nomen ten behoeve van de diplomering. Het examendossier is onderdeel van het deelnemersdossier, waarin zich naast het examendossier ook het administratief dossier, begeleidingsdossier en zorgdossier bevindt.

80 examenmix Het summatief beoordelen met de methodenmix. Meerdere instrumenten worden dan ingezet (bijvoorbeeld: observeren, interviewen, producten beoordelen, casus-toetsen, beoordelingen door derden, etc.) om de invloed van meetfouten op het gemiddelde resultaat kleiner te maken.

81 examenrapportage rapportage - van het examen bij het voltooien van de opleiding - over het al dan niet succesvol inzetten van competenties bij het uitoefenen van de kerntaken.

Page 16: 4. Begrippenlijst

18 Begrippenlijst

82 examenreglement De regels en afspraken die binnen de instelling gelden omtrent examinering en diplomering.

83 exit-formulier Document waarop de reden en eventueel omstandigheden van het vertrek van een deelnemer wordt vastgelegd.

84 exit-functionaris Persoon belast met het houden van en exit-gesprek met een deelnemer, bijvoor-beeld een decaan, mentor, tutor of begeleider.

85 exit-gesprek gesprek tussen deelnemer en exit-functionaris waarin wordt vastgelegd waarom de deelnemer de instelling zal verlaten en wat zijn/haar vervolgstappen zullen zijn.

F 86 Fiat Formele goedkeuring.

87 Formuleren leervraag Stap in het onderwijslogistieke proces, waarbij de leervraag van de deelnemer wordt uitgedrukt in onderwijsproducten uit de onderwijscatalogus. Dat hoeft nog niet op het laagste aggregatieniveau van de onderwijscatalogus te zijn, dat gebeurt pas in het arrangeren.

88 Formatief beoordelen Formatief beoordelen heeft als doel de lerende tijdens het leertraject te voorzien van informatie over de kwaliteit van zijn of haar leren. Waar nodig kan de lerende op basis van de verkregen feedback het leren aanpassen. Zie ook formatief resultaat.

89 Formatief resultaat Resultaat uit een formatieve beoordeling (bijvoorbeeld: cijfer, aanwezigheid, beschrijving) dat niet meetelt voor de uiteindelijke kwalificering, maar de lerende informatie geeft over de kwaliteit van zijn of haar leren.

90 Formatieve peilstok Een instrument waarmee de groei, ontwikkeling en/of voortgang van een deel-nemer in zijn competenties en resultaten gemeten wordt. De formatieve peilstok geeft daarnaast ook inzicht in de mate waarin een deelnemer gereed is om examen (summatieve toets) te doen en in de geadviseerde route om daar te komen.

91 Formatieve toets Onderwijsproduct dat een formatief resultaat voor de deelnemer oplevert.

Page 17: 4. Begrippenlijst

19Begrippenlijst

92 Forward mapping Het maken van een voorspelling over de afname en organisatie van het onderwijs op de middellange termijn op basis van de actuele gegevens, gecombineerd met kengetallen over hoe die gegevens kunnen worden geëxtrapoleerd. Het is bijvoorbeeld mogelijk om op basis van de actuele roosters / arrangementen een voorspelling te doen van het rooster (en het bijbehorende resourcebeslag) op de middellange termijn. Hiervoor zijn kengetallen nodig, waarmee die voorspelling met een zekere betrouwbaarheid kan worden gedaan, bijvoorbeeld kengetallen over de onderwijsproducten die zullen worden afgenomen, nadat bepaalde onder-wijsproducten zijn afgenomen (voorspellingen van de toekomstige arrangementen, gegeven de huidige arrangementen).

G 93 gebruiksartikelen Alle (niet verbruiks-) middelen ter ondersteuning van het onderwijs. Middelen

waarop meerjarige afschrijving wordt toegepast. te denken valt hierbij aan: bea-mer, white board, PC , specifieke software, sporttoestellen, etc.

94 gedragsgericht interview Gedragsgericht (of ervaringsgericht of criteriumgericht) interview, STARR interview of reflectie-interview. Interviewvorm waarbij aan de hand van tevoren beschreven gedragscriteria bij deelnemers wordt beoordeeld in hoeverre zij dat gedrag in het verleden hebben vertoond. er wordt gewerkt aan de hand van het stArr-model. “STARR” staat voor: situatie, taak, actie, resultaat, reflectie.

95 geldigheid Aanduiding van de periode (door middel van begin- en eindexamenen) waarbinnen het product kan starten.

96 gemeenschappelijk rooster informatie Domein De continu draaiende roostermachine vult en optimaliseert een 3-dimensionale ma-

trix (mens, tijd en middel), het rooster. Deze matrix wordt het “Gemeenschappelijk Rooster Informatie Domein” genoemd, afgekort als GRID.

97 geschikt voor start Geeft aan of het onderwijsproduct geschikt is om mee te starten, direct na het aangaan van een verbintenis. Hierdoor is het mogelijk om tijdens de intake de on-derwijscatalogus te raadplegen om een overzicht te krijgen van onderwijsproducten die geschikt zijn om direct afgenomen te worden.

98 griD Afkorting voor het gemeenschappelijk rooster informatie Domein

Page 18: 4. Begrippenlijst

20 Begrippenlijst

I 99 iBg iB-groep

100 iB-groep Informatie Beheer Groep. Zie ook: BRON.

101 IIVO In Instellingstijd Verzorgd Onderwijs (IIVO). Bij de norm van 850 uur voor het MBO gaat het om In Instellingstijd Verzorgd Onderwijs (IIVO) en is daarnaast de ver-onderstelling dat er nog 750 uur wordt besteed aan huiswerk, want fulltime komt overeen met 1.600 uur. Bij deeltijd gaat het om 300 uur IIVO. De normen 850 en 1.600 zijn verschillende grootheden. Voor de bekostiging en dus ook de meting van onderwijsintensiteit is slechts 850 uur IIVO voor voltijd van belang.

102 inschrijven Het proces binnen de instelling dat kan leiden tot een verbintenis tussen een deelne-mer of opdrachtgever en de instelling. in dat geval gaan de deelnemer/opdrachtgever en de instelling een principeovereenkomst met elkaar aan. De instelling spant zich in om de producten aan te bieden die aansluiten op de vraag van de potentiële deelne-mer. De potentiële deelnemer heeft de intentie om de onderwijsproducten af te nemen.

103 instroomcodering Vervangt te zijner tijd de Crebo codering.

104 intake Onderdeel van het proces van inschrijven met als doel te bepalen of de instelling passend onderwijs kan bieden. Dit kan inhouden dat het nodig is de leervraag van de potentiële deelnemer nader te specificeren of een assessment te doen. Dit pro-ces gaat vooraf aan het daadwerkelijk sluiten van de verbintenis.

105 intakeformulier Formulier voorzien van bekende NAW-gegevens van de potentiële deelnemer waar-op onder andere het uiteindelijke verbintenisgebied wordt geadministreerd. tevens kunnen gegevens met betrekking tot de thuissituatie, vooropleiding(en), bijzondere situaties, voorkeuren worden vastgelegd.

106 intaker Vertegenwoordiger vanuit de instelling welke het intakegesprek voert met de poten-tiële deelnemer

107 iteratie Iteratie is een begrip uit de wiskunde en informatica, bedoeld om aan te geven dat met een bepaald zich herhalend proces een berekening kan worden uitgevoerd. in computertermen zou dit een “loop” worden genoemd. een itererend proces kan bijvoorbeeld convergeren tot één waarde.

Page 19: 4. Begrippenlijst

21Begrippenlijst

K 108 Kernregistratiesysteem registratiesysteem dat dient als bron voor een bepaalde verzameling kerngege-

vens. een kernregistratiesysteem registreert en beheert deze gegevens en stelt deze beschikbaar aan andere systemen als dat nodig is. een voorbeeld is de kern-registratie deelnemersgegevens.

109 Kerntaken Een kerntaak is een substantieel deel van de beroepsuitoefening naar belang, omvang (tijdsbeslag of frequentie) of beide. Een kerntaak bestaat uit een geheel van inhoudelijk met elkaar samenhangende werkprocessen, kenmerkend voor de beroepsuitoefening. Een kwalificatiedossier heeft een beperkt aantal kerntaken. Alle kerntaken samen beschrijven de essentie van de beroepsuitoefening van de betref-fende beroepengroep (bron: COLO).

110 Keurmerk Inburgeren Keurmerk Inburgeren is een kwaliteitsborging ten behoeve van de inburgeraar bij de aanbieders van de inburgeringscursussen en cursussen die inburgeraars oplei-den voor het inburgeringsexamen of staatsexamen nt2.

111 Klantmanager Medewerker van de gemeente of UWV die als begeleider verantwoordelijk is voor het volgen van de geplaatste deelnemers op een scholing, NT2-traject of re-inte-gratietraject bij een scholingsinstituut.

112 Kostprijs Kostprijs van het product op basis van de activiteiten die door de instelling worden verricht en de kosten die worden gemaakt om het onderwijsproduct te kunnen aan-bieden.

113 KRD Kernregistratiedeelnemers

114 KRD-foto Voor het maken van een vergelijking tussen een BRON-foto en de kernregistratie deelnemers definiëren we het begrip KRD-foto. Een KRD-foto bevat dezelfde soort gegevens als een BRON-foto, alleen dan overgenomen uit de kernregistratie deel-nemergegevens (op een specifiek moment: een foto.)

115 Kwalificatiedocument Een diploma, certificaat, verklaring.

Page 20: 4. Begrippenlijst

22 Begrippenlijst

116 Kwalificatiedossier Door de minister (OCW/LNV) vastgesteld document waarin staat beschreven wat een beginnend beroepsbeoefenaar vermag aan het eind van zijn opleiding. Afhan-kelijk van het cohort is de beschrijving in eindtermen of in competentiegerichte termen (verwoord in prestatie-indicatoren). De instelling bepaalt zelf de inrichting van de opleiding door middel van onderwijsproducten. Bijbehorende kwalificerende documenten kunnen zijn (eind)diploma, certificaten (voor deelkwalificaties of cer-tificeerbare eenheden). In voorkomende gevallen kan een schooldiploma worden verstrekt.

117 Kwalificatiestructuur Het geheel aan kwalificaties dat van betekenis is voor het behalen van een verza-meling mogelijke eindkwalificaties (diploma’s). Een kwalificatiestructuur beschrijft op een gestructureerde manier aan welke eisen moet worden voldoen voor het behalen van een diploma. Landelijk samenstel van alle vastgestelde kwalificatiedossiers (Bron: Colo 2009).

118 Kwalificerend document Een diploma, certificaat, verklaring.

119 Kwalificerende opleiding Opleidingen waarbij een kwalificatie aan een deelnemer kan worden uitgereikt.

L 120 landelijk schakelpunt Dit is de plek waar conform elD uitwisseling van digitale deelnemergegevens tus-

sen onderwijsinstellingen plaats vind. Triple A hanteert de term Centraal Uitwis-selingspunt als een wat algemenere aanduiding van een dergelijk uitwisselings- of schakelpunt.

121 leeractiviteiten Activiteiten van de deelnemer bij het afnemen van onderwijsproducten.

122 leerbedrijf Bedrijf dat door een kenniscentrum is geaccrediteerd om beroepspraktijkvorming voor deelnemers te verzorgen.

123 leermiddelen Hulpmiddelen waar de student een eigen verantwoordelijkheid voor heeft bijvoor-beeld: rekenmachine, schaar, klein gereedschap, overall, leerboeken, licentiekosten, helm, etc.

124 leerplicht Wettelijke verplichting om onderwijs te volgen (gekoppeld aan leeftijd en eventueel de omstandigheden van de deelnemer)

Page 21: 4. Begrippenlijst

23Begrippenlijst

125 leerplichtambtenaar Medewerker afdeling Leerplicht van de Gemeente, belast met toezicht op het nale-ven van de wettelijke leerplichtbepalingen.

126 leerroutes Een serie achtereenvolgens af te nemen onderwijsproducten, doorgaans afgesloten met een kwalificerend document. Dit kan bijvoorbeeld een standaardroute zijn voor een MBO-opleiding of een onderdeel daarvan, maar ook een inburgeringstraject of een oriëntatieperiode van een aantal maanden.

127 leerstijl een beschrijving van houding en gedrag die bepalen wat iemands voorkeurmanier is van leren.

128 leertrajectbegeleider Begeleider die op individueel niveau deelnemers begeleidt met betrekking tot het totale leertraject. Het gaat dan enerzijds om de begeleiding bij het formuleren van de leervraag en anderzijds bij de keuze van de juiste onderwijsproducten.

129 leervraag Vraag van een deelnemer of opdrachtgever aan een instelling waarin verwoord wordt wat men wil leren. Het formuleren van de leervraag is een activiteit van de begeleider samen met de deelnemer of opdrachtgever waarin de leervraag wordt uitgedrukt in producten uit de onderwijscatalogus, (eventueel) aangevuld met ad-ditionele wensen en voorwaarden.

130 lid van de examencommissie een persoon die deel uitmaakt van de examencommissie.

M 131 Manager bedrijfsvoering De manager bedrijfsvoering is een lijnmanager die verantwoordelijk is voor (een

deel van) de bedrijfsvoeringsprocessen, bijvoorbeeld financieel beheer, personeel en organisatie etc.

132 Manager onderwijs een lijnmanager die verantwoordelijk is voor een deel van het primair proces. Bij-voorbeeld: teamleider, branchedirecteur, sectordirecteur.

133 Maximum aantal deelnemers Maximum aantal deelnemers dat het betreffende onderwijsproduct kan afnemen.

134 Medewerker examenbureau een medewerker die werkzaam is bij het examenbureau van de onderwijsinstelling. Hij voert werkzaamheden uit die betrekking hebben op examinering en diplomering.

135 Mentor een medewerker van een onderwijsinstelling die belast is met de begeleiding van een groep deelnemers.

Page 22: 4. Begrippenlijst

24 Begrippenlijst

136 Metadata Metadata zijn gegevens die de karakteristieken van bepaalde gegevens beschrijven. Het zijn dus eigenlijk data over data. De metadata van een onderwijsproduct bevat-ten dus gegevens over het onderwijsproduct, zoals de titel, de omvang, volgorde, leerstijl, complexiteit, enz.

137 Minimum aantal deelnemers Minimum aantal deelnemers dat noodzakelijk is om een onderwijsproduct te organi-seren/uit te voeren.

138 Mutatiebestand Digitaal bestand dat met BRON wordt uitgewisseld ten behoeve van de externe ver-antwoording en bekostiging. Het mutatiebestand bevat een (mogelijk groot) aantal mutaties van deelnemergegevens. Het mutatiebestand wordt door BRON gecontro-leerd en verwerkt en middels een terugkoppelbestand aan de instelling teruggemeld.

139 Mutatiestop De mutatiestop geeft aan dat voor een bepaald jaar geen mutaties meer doorge-voerd mogen worden naar BRON. Dit betreft actuele deelnemers per 1 oktober van een jaar en de behaalde diploma’s in een jaar. Wel is het na de mutatiestop nog mogelijk om zo genaamde accountantsmutaties door te voeren.

N 140 NAW-gegevens Naam, Adres en Woonplaats

141 nominale arrangement Het standaard arrangement wat de meeste deelnemers doorlopen.

O 142 Onderwijscapaciteit Het geheel aan beschikbare mensen, faciliteiten en middelen om onderwijs te kun-

nen geven.

143 Onderwijscatalogus Verzameling van onderwijsproducten en relevante taxonomieën binnen de instel-ling, beschreven door middel van metadata.

144 Onderwijsinhoud De leerstof die aan de deelnemer aangeboden wordt.

Page 23: 4. Begrippenlijst

25Begrippenlijst

145 Onderwijsintake Het proces na aanmelding dat kan leiden tot inschrijving voor een opleiding in overeenstemming met mogelijkheden van de deelnemer en met zijn instemming en (eventueel) de instemming van zijn wettelijke vertegenwoordiger. De onderwijsintake onderscheidt zich van de (administratieve) intake door met name te kijken naar de specifieke mogelijkheden en beperkingen van de deelnemer en het onderwijs dat daar het beste bij past.

146 Onderwijslogistiek Het continue proces dat er voor zorgt dat de leervraag van de deelnemers en het aanbod aan onderwijsproducten van de instelling zo goed mogelijk bij elkaar wor-den gebracht. Uiteindelijk zorgt de onderwijslogistiek ervoor dat onderwijsproduc-ten daadwerkelijk kunnen worden afgenomen. Het onderwijslogistieke proces bestaat uit het samenstellen van een passend ar-rangement voor de deelnemers (het arrangeren), het plannen van de inzet van onderwijsproducten in tijd en plaats en het vastleggen van de deelnemers om specifieke onderwijsproducten op de gereserveerde tijden en plaatsen af te nemen (het roosteren)

147 Onderwijsnummer Zie burgerservicenummer.

148 Onderwijsproduct Een onderwijsproduct is een product (zoals een les, een cursus, module of andere onderwijseenheid) dat zodanig van metadata is voorzien dat het geschikt is om te roosteren. een onderwijsproduct is enkelvoudig dan wel samengesteld. enkelvoudig betekent dat er sprake is van één uniek product dat niet verder onderverdeeld is in andere onderwijseenheden (een les engels van één uur kan een enkelvoudig product zijn). De onderwijscatalogus kan ook samengestelde onderwijsproducten bevatten. een samengesteld onderwijsproduct bevat informatie over de afzonderlijke (enkelvou-dige) onderwijsproducten (die deel uit maken van de samenstelling) én informatie over de samenstelling zelf (bijv. de volgorde). Deze informatie vormt samen de paklijst van het samengestelde onderwijsproduct. De paklijst is dus de informa-tiedrager van de samenstelling. een voorbeeld van een samengesteld onderwijs-product is een 2 daagse cursus engels voor beginners met een theorie- en een praktijkdag. De theoriedag is een enkelvoudig onderwijsproduct, net zoals de prak-tijkdag. De paklijst geeft aan dat de theoriedag voor de praktijkdag moet worden ingepland.

149 Onderwijsvorm De wijze waarop onderwijs aan de deelnemer aangeboden wordt.

Page 24: 4. Begrippenlijst

26 Begrippenlijst

150 Ontwikkelstraat Een werkomgeving voor softwareontwikkeling, gebaseerd op één of meerdere techni-sche platforms aangevuld met een samenhangende verzameling tools en de inrich-ting van ontwikkel-, test-, en acceptatieomgevingen, op basis waarvan een software-leverancier op een professionele en beheersbare manier software ontwikkelt.

151 OOK OOK staat voor OnderwijsOvereenKomst (tussen deelnemer en instelling), die de basis is voor de verbintenis. Deze bevat tenminste de volgende gegevens:

- Datum & Plaats ondertekening - persoonsgegevens van de deelnemer - Startdatum (& einddatum) van het (start)onderwijsproduct - Omschrijving onderwijsproduct (opleidingsdomein) - Opleidingsniveau - leerweg - Onderwijstijd in SBU - Gegevens instelling & handtekening namens de instelling - Handtekening deelnemer (eventueel ouders/verzorgers)

152 Opdrachtgever, externe een opdrachtgever buiten de instelling.

153 Opdrachtgever Vertegenwoordiger van een bedrijf, gemeente of uitkerende instanties e.d namens een groep werknemers en/of (potentiële) deelnemers.

154 Overdrachtsdossier Het overdrachtsdossier is een digitaal dossier dat tussen onderwijsinstellingen wordt uitgewisseld, met daarin door de onderwijsinstelling gewaarborgde gegevens over de deelnemer en zijn loopbaan. Het dossier kent een aantal gegevenssets die gevuld worden vanuit de (kern-)registratie van de onderwijsinstelling op het mo-ment van overdracht. Het overdrachtsdossier bevat op hoofdlijnen de volgende gegevenssets.

- identiteitsgegevens van de deelnemer - leerloopbaangegevens - summatieve resultaten - indicaties benodigde begeleiding - BpV en stage

Page 25: 4. Begrippenlijst

27Begrippenlijst

P 155 pAp pAp (persoonlijk Activiteiteitenplan) is het vastleggen van de door de deelnemer te

ondernemen activiteiten voor een bepaalde periode ter realisering van de POP. 156 periode Een periode is een afgebakende tijdseenheid, de lengte wordt gekozen door een

instelling zelf. Dit kan een uur, een dag een week, 10 weken etc zijn.

157 persoonsgebonden nummer Burgerservicenummer of door de iB-groep toegekend onderwijsnummer. 158 POK Afkorting voor de Praktijk Overeenkomst in het kader van een stage/BPV tussen

deelnemer, instelling en stagebedrijf of kenniscentrum, waarin de respectievelijke rechten en plichten zijn opgenomen.

159 POP POP (Persoonlijk Ontwikkelingsplan) met leerafspraken voor de duur van de op-leiding. Dit plan kan tijdens de opleiding worden bijgesteld. Een POP kan worden vastgelegd in een portfolio.

160 portfolio een portfolio is een georganiseerde verzameling bewijsstukken aangevuld met zelf-reflectie, bedoeld om iemands vaardigheden, kennis en scholing te illustreren. een portfolio wordt door de deelnemer zelf beheerd. Hij stelt dus zijn eigen port-folio samen. in het portfolio maakt of verzamelt een deelnemer zijn werk (ook wel producten of bewijsstukken genoemd) die op enig moment ook ter (summatieve of formatieve) beoordeling kunnen worden aangeboden. Verder kan een deelnemer zijn persoonlijke groei of ontwikkeling beschrijven en daarop reflecteren.

161 portfolio beoordeling In principe elke beoordeling van een verzameling producten in een portfolio, maar in engere zin: Het beoordelen van een portfolio dat leidt tot een kwalificering.

162 Potentiële deelnemer Mogelijk (nieuwe) deelnemer van de instelling, in de fase intake, nog voor het af-sluiten van een verbintenis voor het afnemen van onderwijsproducten.

163 praktijkbegeleider De praktijkbegeleider is verantwoordelijk voor de begeleiding en opleiding ofwel de beroepspraktijkvorming (BpV) van leerlingen binnen het bedrijf. Hiertoe organiseert hij de beroepspraktijkvorming, onderhoudt hij contacten met betrokken partijen, administreert hij de gegevens van de leerling, begeleidt hij de leerling, verzorgt hij de praktijkopleiding van de leerling binnen het bedrijf en beoordeelt hij de leerling (bron: COLO).

Page 26: 4. Begrippenlijst

28 Begrippenlijst

164 praktijkovereenkomst Overeenkomst in het kader van een stage/BPV tussen deelnemer, instelling, sta-gebedrijf en kenniscentrum, waarin de respectievelijke rechten en plichten zijn opgenomen. in deze overeenkomst zijn de volgende gegevens opgenomen:

- Gegevens deelnemer (NAW) - gegevens bedrijf - gegevens kenniscentrum - Opleiding en opleidingsniveau - tijdvak - Vergoeding - Verwijzing reglement - ruimte voor ondertekening door partijen 165 procesarchitectuur schematische weergave van samenhangend geheel van (onderwijs)processen

166 productieomgeving Omgeving waarin de informatiesystemen functioneren die leidend zijn voor de be-drijfsvoering en het primaire proces. In het specifieke geval van de roosteromgeving wordt een geaccepteerd rooster-voorstel in de productieomgeving gezet, waardoor het een actueel rooster wordt voor de eerstvolgende periode. Hierdoor wordt beslag gelegd op de benodigde mid-delen en worden eventuele wijzigingen vanuit de simulatie in de regels, middelen of arrangementen overgenomen.

R 167 randvoorwaarden deelnemer Wensen en voorwaarden van een deelnemer die invloed hebben op het te maken

arrangement en rooster voor een deelnemer. Het kan hier gaan om: - gewenste volgordelijkheid van de te volgen onderwijsproducten - (voorkeurs)dagen die kunnen bepaald zijn door bijvoorbeeld werk en/of persoon-

lijke situatie van de deelnemer) - (voorkeurs)locatie vanwege toegankelijkheid voor gehandicapte deelnemer of

reistijd

168 referentiearrangement Voorbeelden van samengestelde onderwijsproducten die invulling geven aan een bepaalde leerroute.

Page 27: 4. Begrippenlijst

29Begrippenlijst

169 regel Een regel of beslisregel (= businessrule) is een volgens een geformaliseerde syntax vastgelegde randvoorwaarde in het roosteringsproces. er zijn drie types regels:

- regels die altijd gelden en niet uit te zetten zijn - Regels die binnen een context gelden, maar die door beslissingsbevoegden uitge-

zet mogen worden - Regels waarvan de strekking in meer of mindere mate van belang is, en waarvan

het belang ingesteld kan worden

Voor de roostermachine komen regels uit het onderwijs en uit het beheer van de resources. Naast de algoritmes bepalen de regels de uitkomst van het planningsproces. Kort samengevat: de regels geven kaders en randvoorwaarden, daarbinnen zorgen de algoritmes voor optimalisering in het tegemoetkomen aan de regels.

170 re-integratiebedrijven particuliere bedrijven die (langdurig) werklozen via re-integratietrajecten toeleiden naar de arbeidsmarkt.

171 resources Resources zijn middelen die nodig zijn voor het primair proces. Bijv. docenten,

lokalen, gebruiksartikelen, assets.

172 RMC Regionaal Meld- en Coördinatiepunt. 173 rooster Verzameling individuele arrangementen gekoppeld aan middelen en voor een be-

paalde periode in de tijd uitgezet.

174 roostermachine De roostermachine is een systeem dat op basis van alle arrangementen, de be-schikbare middelen en de onderwijs- en bedrijfsregels een top x (bijvoorbeeld een top vijf) van roostervoorstellen maakt.

S 175 sBU Studiebelastingsuren. Voor de BBL is de norm momenteel 300 en vooor de BOL 850 uur.

176 simuleren Roostervoorstellen maken met aanpassingen in de arrangementen, beschikbare middelen, regels en/of andere parameters om te komen tot een acceptabel rooster. De managers onderwijs en bedrijfsvoering beslissen wat er in de simulatie wordt aangepast. er kunnen aanpassingen worden gedaan in de regels en er kan worden gesimuleerd met extra of andere middelen. Ook arrangementen kunnen worden aangepast.

Page 28: 4. Begrippenlijst

30 Begrippenlijst

177 sjabloon De mal volgens welke een document gegenereerd dient te worden. Een sjabloon bestaat uit de structuur van het document, bestaande uit vaste tekst en sjabloonvelden. De vaste tekst is voor elk document van dit type gelijk en de sjabloonvelden zijn velden die worden gevuld met gegevens die zijn aangeleverd bij de documentaanvraag of uit het systeem kunnen worden geselecteerd.

178 sleutelgegevens Identificerende gegevens over de deelnemer, die door BRON worden gebruikt. Dit is o.a. het BSN-nummer of het onderwijsnummer, geslacht, geboortedatum. De iB-groep verstrekt regelmatig een overzicht van gewijzigde sleutelgegevens. Het doel van dit overzicht is het op de hoogte brengen van de onderwijsinstelling van wijzigingen die door de IB-Groep zijn doorgevoerd, zonder dat hier een melding van uw school aan vooraf is gegaan. Deze wijzigingen komen meestal voort uit wijzigin-gen in de gemeentelijke basisadministratie.

179 soort product De typering van het product. Op basis van deze typering levert het samenbrengen van de deelnemer met het product verschillende gegevens op. Bijvoorbeeld levert een summatieve toets een summatief resultaat op. een stage levert bijvoorbeeld gegevens voor het portfolio (stageverslag) en monitoring binnen de begeleidings-omgeving. Hierna is een aantal voorbeelden van soorten producten weergegeven.

Summatieve toets Het resultaat hiervan draagt bij aan diplomering.

Formatieve toets Het resultaat is van belang op het reflecteren van het leren en in het kader van de

begeleiding.

Assessment Beoordeling op basis van zichtbaar gedrag van een samenhangend geheel aan com-

petenties, vakkennis en -vaardigheden van de deelnemer. Levert een summatief resultaat op dat tot vrijstelling van (overige) summatieve toetsing kan leiden.

Beoordeling EVC Beoordeling op basis van documenten van het niveau van de deelnemer. Kan leiden

tot vrijstelling van summatieve toetsing en levert in dat geval een summatief resul-taat op.

Theorieles Onderwijssituatie van een docent met een groep in een ruimte.

Page 29: 4. Begrippenlijst

31Begrippenlijst

Demonstratie Voorbeeld van een praktijksituatie.

Stage-eenheid leereenheid binnen een stage.

Simulatie-eenheid leereenheid binnen een simulatie.

Projectactiviteiten Activiteiten die samen een project vormen, hebben een logische, vaak volgordelijke

verhouding tot elkaar.

Praktijktraining training van een deelnemer in de praktijksituatie.

Simulatie nabootsing van een praktijksituatie.

Stage leeractiviteiten in de beroepspraktijk buiten de instelling (BpV).

Leerbedrijf praktijksituatie in een echte praktijksituatie van een door de instelling georgani-

seerd bedrijf (bijvoorbeeld een leerhotel), deze bevat stage-eenheden.

180 stage periode waarin de deelnemer bij een bedrijf beroepspraktijkvorming volgt.

181 startonderwijsproduct Onderwijsproduct dat door de instelling is aangemerkt als geschikt om mee te star-ten, direct na het aangaan van een verbintenis.

182 startvoorwaarde Voorwaarden om het onderwijsproduct te kunnen uitvoeren.

Page 30: 4. Begrippenlijst

32 Begrippenlijst

183 status product status waarin het onderwijsproduct zich bevindt. De volgende statussen worden onderscheiden:

Aangevraagd Aangevraagd door organisatie of deelnemer.

In ontwikkeling Wordt door de organisatie gemaakt of aangeschaft, kan in arrangement worden

opgenomen.

Beschikbaar Kan worden ingebracht in roosterproces.

Vervallen product wordt niet meer aangeboden (na in productie te zijn geweest).

Niet beschikbaar Kan (door welke reden dan ook) niet worden samengebracht met deelnemer.

184 summatief beoordelen Summatief beoordelen heeft als doel het kwalificeren of diplomeren van de deelnemer.

185 summatief resultaat Resultaat (bijvoorbeeld: cijfer, aanwezigheid, afronding stage) na het volgen of uitvoeren van een onderwijsproduct (zoals een vak of onderdeel, BPV, practicum of proeve) gekoppeld aan een summatieve toets. Uitkomsten van een beoordeling in kader van EVC worden als summatief resultaat in de kernregistratie opgenomen. Een summatief resultaat telt mee voor het behalen van een kwalificerend document (zoals diploma, certificaat). Dit in tegenstelling tot een formatief resultaat, dat bij-draagt aan de opleidingsvoortgang maar niet aan de formele kwalificering.

186 summatieve peilstok een meting van de behaalde (summatieve) resultaten van een deelnemer die mee-tellen voor een diploma. Daarnaast biedt de summatieve peilstok de mogelijkheid om de resultaten van een deelnemer af te zetten tegen andere kwalificatiedossiers om te kunnen onderzoeken welke andere kwalificaties binnen bereik zijn.

187 summatieve toets Onderwijsproduct dat een summatief resultaat voor de deelnemer oplevert. Sum-matief beoordelen heeft meestal als doel het kwalificeren of certificeren van de student. tijdens een leertraject kan een summatieve toets zijn gepland om bijvoor-beeld tot een hoger jaar van een opleiding te worden toegelaten.

188 systeemfunctie een door het systeem zelf uitgevoerde (trans)actie.

Page 31: 4. Begrippenlijst

33Begrippenlijst

T 189 taxonomie De plaats van een onderwijsproduct in een kwalificatiestructuur. Er zijn meerdere

kwalificatiestructuren waaraan een onderwijsproduct zijn betekenis kan ontlenen. Voorbeelden zijn de kerndoelen van het VO, de competentiegrichte kwalificatie-structuur van COLO en de eindtermen Educatie. Deze taxonomieen zijn deels wettelijk vastgesteld (bijvoorbeeld door het ministerie van OCW) en deels door de instelling zelf vastgesteld (bijvoorbeeld voor contractonderwijs). Deelnemers schrijven zich in op een bepaald onderdeel van een taxonomie (bijvoorbeeld op een domein of kwalificatiedossier, of VMBO sector).

190 technisch platform een verzameling technische basisvoorzieningen op basis waarvan softwareontwik-keling kan plaatsvinden, bijvoorbeeld het J2EE platform of het .NET platform.

191 terugkoppelbestand Digitaal bestand waarmee BRON de verwerking van een mutatiebestand terugkop-pelt aan de instelling. Het terugkoppelbestand bevat informatie over een (mogelijk groot) aantal mutaties die door BRON zijn verwerkt. BRON controleert en verwerkt een aangeleverd mutatiebestand, en geeft middels een terugkoppelbestand aan of de mutaties zijn geaccepteerd of geweigerd, eventueel aangevuld met signalen of aanvullende informatie.

192 toegankelijkheidsoort De toegankelijkheidsoort geeft aan of, en zo ja welke, visuele, auditieve, tekstuele- of fysieke handicapklasse van toepassing is op een bepaald onderwijsproduct. Dit geeft de fysieke voorwaarden waaraan de deelnemer moet voldoen om het onder-wijsproduct te kunnen volgen. Deze wordt gedefinieerd in een aantal beperkings-klassen.

193 toetsmatrijs Een toetsmatrijs is een tabel waarin aangegeven wordt hoe de opgaven, beho-rende bij bepaalde doelstellingen, worden verdeeld over tenminste twee dimensies: inhoudscategorieën en gedragscategorieën. De toetsmatrijs is een blauwdruk, een uitgewerkt plan, dat een systematische constructie van een toets wil garanderen. een toets die is geconstrueerd op basis van een systematisch plan zal eerder bruik-bare en betekenisvolle scores opleveren dan een toets waarvan de vragen op niet systematische wijze bij elkaar zijn gehaald (Kennisnet).

194 toetsvaststellingscommissie een commissie die elke summatieve toets beoordeelt en borgt dat deze voldoet aan de eisen.

Page 32: 4. Begrippenlijst

34 Begrippenlijst

195 trajectbegeleiding De begeleiding van de deelnemer gericht op zijn leerloopbaan. Dit betreft met name het monitoren van de voortgang en de begeleiding van de deelnemer bij het maken van keuzes.

196 type toets typering van een toets welke is opgenomen in de metadatering van het onderwijs-product. Het feit of een toets summatief of formatief is, wordt in het veld Soort product vastgelegd. Het gaat in het veld type toets dus om de vorm waarin de toets wordt afgenomen. Mogelijke waarden zijn: schriftelijke toets, mondelinge toets, praktijkopdracht, groepsopdracht, proeve van bekwaamheid, productopdrachtscrip-tie, literatuurverslag, stageverslag, profielwerkstuk, enz.

U 197 Uitschrijven De deelnemer verlaat de instelling en de verbintenis wordt beëindigd. Hiermee ein-

digt ook de bekostigingsrelatie.

198 Uitstroomkwalificatie Aanduiding van diploma (of ander kwalificerend document) dat als eindresultaat van een opleiding kan worden verkregen. Binnen de kwalificatiestructuur van het MBO leggen kwalificatiedossiers het stelsel van beroepsopleidingen vast, uitstroom of uitstroomkwalificatie in zo’n dossier komt overeen met een op de arbeidsmarkt bestaand, en door sociale partners erkend, beroep.

199 Uitstroomprofiel De uitstroom is de noemer waaronder de inhoud van een kwalificatie is onderge-bracht. De naam van het diploma wordt bepaald door de naam van de uitstroom. Uitstroomdifferentiatie is de oude naam voor uitstroom (bron: COLO).

200 Uitstroomreden Reden waarom een verbintenis wordt beëindigd.

201 Uitval Het voortijdig verlaten van een opleiding.

202 Uitvoeringsruimte restrictie of voorwaarde verbonden aan het moment van samenbrengen van deel-nemer en onderwijsproduct. Het gaat dan om bijvoorbeeld seizoensgebonden pro-ducten (aardappels kun je niet poten met kerst), maar ook om bepaalde dagdelen, dagen in de week, enz.

203 Urennorm De urennorm is het minimum aantal klokuren dat een deelnemer jaarlijks les moet krijgen. De beroepsopleidende leerweg (BOL) moet minimaal 850 klokuur aan onderwijs per jaar omvatten en een beroepsbegeleidende leerweg (BBl) moet mini-maal 300 klokuur aan onderwijs per jaar omvatten.

Page 33: 4. Begrippenlijst

35Begrippenlijst

204 UWV Uitvoeringsinstituut Werknemers Verzekering. Uitkeringsinstantie voor mensen in de volgende uitkeringen: WW, WAO, WIA, WAJONG, WAZ en voor mensen in de ziektewet.

V 205 Verbintenis rechtsgeldige overeenkomst tussen deelnemer en instelling of tussen bedrijf en

instelling. Op basis van deze overeenkomst ontstaat een bekostigingsrelatie. De instelling verplicht zich nader te bepalen onderwijsproducten beschikbaar te stellen, met als eerste een startonderwijsproduct dat vanaf een in de verbintenis vastgelegde datum kan worden afgenomen. De deelnemer spreekt de intentie uit om onderwijsproducten af te nemen op nader te plannen tijdstippen, waarbij waar mo-gelijk de begindatum van het startonderwijsproduct in de verbintenis is vastgelegd.

206 Verbintenisgebied Werkingsgebied van de verbintenis die door de instelling na intake met de deelne-mer wordt aangegaan. Anno 2007 is in het MBO het crebonummer (evt. de van een crebonummer voor-ziene container (zg -0-nummer) voor enkele verwante opleidingen) bepalend voor de aanduiding van het werkingsgebied ten behoeve van de externe verantwoording en synchronisatie met BRON. Met de invoering van de competentiegerichte kwalificatiestructuur zal het verbintenisgebied betrekking kunnen hebben op: - een domein - een diplomagebied - Een kwalificatiedossier - Een uitstroomkwalificatie

207 Vergelijkingsbestand Bestand met de totalen uit het CFI terugmeldingsoverzicht en de totalen vanuit de kernregistratie deelnemers.

208 Verschillenbestand Verschillenlijst tussen de BRON foto en de selectie uit de kernregistratie gerelateerd aan een teldatum.

209 Versie Met deze metadata wordt de versie vastgelegd van het onderwijsproduct.

Page 34: 4. Begrippenlijst

36 Begrippenlijst

W 210 Werkgever instelling waarmee een werknemer een arbeidsovereenkomst heeft. in het kader

van BBL opleidingstrajecten wordt een POK afgesloten tussen instelling, deelnemer en werkgever.

211 Werkopdracht Een relatie tussen twee use cases, waarbij het resultaat van de ene use case het startpunt is voor een andere use case. De relatie behelst niet het overdragen van gegevens.

212 Werkprocessen een werkproces is een afgebakend geheel van beroepshandelingen binnen een kern-taak. Het werkproces kent een begin en een eind, heeft een resultaat en wordt als kenmerkend herkend in de beroepspraktijk. een werkproces bestaat dus nooit uit één handeling of gedraging. Meerdere werkprocessen kunnen gelijktijdig lopen. Dat ze een begin en eind hebben, wil niet per se zeggen dat ze na elkaar komen, maar dat ze duidelijk te onderscheiden zijn van andere werkprocessen (bron: COLO).

Z 213 Zorgdossier Het zorgdossier bevat alle documenten en gegevens over lichamelijke, psychische

en sociaal-emotionele beperkingen van de deelnemer. Het zorgdossier is van het begeleidingsdossier gescheiden omdat dit dossier meer privacygevoelige informatie bevat. Het begeleidingsdossier is onderdeel van het deelnemersdossier, waarin zich naast het zorgdossier ook het administratief dossier, begeleidingsdossier en examen-dossier bevindt.

Page 35: 4. Begrippenlijst

37Begrippenlijst

Triple A, Eerste druk 2009 Tekst en tekstredactie: Triple A, Zoetermeer Fotografie: Beeldsmaak Amersfoort Vormgeving en opmaak: Linda van Drie, Amersfoort, Opmaak: Sonja Kamer, Amersfoort druk: Drukkerij Wilco, Amersfoort

Op het gebruik van dit materiaal is een Creative Commons Licentie van toepassing. ga naar http://creativecommons.org/licenses/by/3.0/nl/ om deze licentie te bekijken.

COLOFON

Page 36: 4. Begrippenlijst

38 Begrippenlijst

Triple A ontwerp & onderzoek Paletsingel 30 2718 NT Zoetermeer Tel: 079 - 329 65 99 www.tripleaonderwijs.nl