› uvh › bitstream › handle... · web view repository.uvh.nlin dit kwalitatieve empirische...
TRANSCRIPT
GHB en zingeving
Een onderzoek naar de vraag of zingeving een rol speelt in GHB-afhankelijkheid en zo
ja, welke?
Renee Kelder
Studentnummer: 1001183
Email: [email protected]
Masterscriptie UvH
2015
Mastervariant: Geestelijke begeleiding
Begeleider: Dr. W. Seekles, Universitair docent Psychologische en humanistische
aspecten van existentiële begeleiding op humanistische grondslag
Meelezer: Dr. A. Ljamai, Universitair docent Islam & Humanisme
Afstudeercoördinator: Dr. A. Machielse, Universitair hoofddocent Onderzoek
Humanistische zingeving en Goed Ouder Worden
Universiteit voor Humanistiek, oktober 2015
Samenvatting
In dit kwalitatieve empirische onderzoek wordt onderzocht of zingeving een rol speelt in
GHB-afhankelijkheid en zo ja, welke? Voor het theoretisch kader van dit onderzoek is de
existentiële benadering van Van Deurzen (2002) gebruikt, samen met de definitie van
zingeving van Alma & Smaling (2010) aangevuld met aspecten uit de logotherapie van Frankl
(1978). Voor dit onderzoek zijn zes interviews gehouden met (ex)GHB-afhankelijken. Deze
data zijn vervolgens vergeleken met deze theorieën. Uit de interviews is gebleken dat
zingeving een rol speelt in GHB-afhankelijkheid. Op momenten van terugval wordt er een
gebrek in zingeving ervaren wat zich uit in een gevoel van leegte en eenzaamheid. Verder is
uit de data gebleken dat de functie van het GHB-gebruik lijkt te wijzen op het tegengaan van
sociale angst, een laag gevoel van eigenwaarde en om te kunnen ontspannen.
Vanuit de existentiële benadering is het volgens Van Deurzen (2002) belangrijk om zingeving
te ervaren in vier verschillende ervaringswerelden. De eerste wereld is deze van de umwelt.
Hierin is het belangrijk om een goede relatie met het eigen lichaam te hebben. Uit de
interviews leek er een samenhang te zijn tussen het verwaarlozen van het eigen lichaam, het
gevoel van eigenwaarde en de verslaving. Door de verslaving, wordt het lichaam meer
verwaarloosd en daalt uiteindelijk het gevoel van eigenwaarde. Uit de data bleek ook dat na
de verslaving de relatie met het lichaam weer in positieve zin veranderde.
De tweede ervaringswereld van Van Deurzen (2002) is deze van de mitwelt. Hierin staan
onder andere (oppervlakkige) relaties centraal. Uit de interviews bleek dat GHB vaker
fungeerde tegen sociale angst en om deze reden werd ingezet in oppervlakkige contact.
De derde ervaringswereld (Van Deurzen, 2002) is de eigenwelt, hierin is het belangrijk dat
iemand zich thuis voelt in zichzelf en betekenisvolle relaties met anderen aangaat. Alma &
2
Smaling (2010) noemen ook het belang van het gevoel van verbondenheid met andere mensen
voor het ervaren van zin. Uit de data is gebleken dat de relaties met betekenisvolle anderen
lijden onder de drugsverslaving, doordat de verslaving intiem contact met anderen in de weg
lijkt te staan. Zingeving wordt vooral na de verslavingsperiode geput uit relaties met
betekenisvolle anderen. Ook op momenten van terugval zijn betekenisvolle anderen van
belang.
De laatste ervaringswereld van de existentiële benadering (Van Deurzen, 2002) is deze van de
uberwelt, in deze wereld gaat het om iemands religie, spiritualiteit en/of waarde. Geen van de
respondenten beoefende tijdens of na de verslaving een religie.
Wel was een belangrijke terugkerende waarde het zo positief mogelijk verder willen leven
zonder GHB. Het hebben van een doel (zoals afmaken van de studie, het hebben van werk
etc.) was voor alle respondenten belangrijk om zin uit te putten. Doelen zijn volgens de
respondenten aan verandering onderhevig. Dit sluit aan op de logotherapie van Frankl (1978),
dat bronnen van zin afhankelijk zijn van tijd en plaats. Alle respondenten gaven ook aan
behoefte te hebben aan het willen begrijpen van hun lijden. Dit is tevens een belangrijk aspect
van de logotherapie van Frankl (1978). Alma en Smaling (2010) noemen dit het belang van
samenhangende betekenissen.
3
Voorwoord
The Young Man came to the Old Man seeking counsel.
I broke something, Old Man.
How badly is it broken?
It’s in a million little pieces.
I’m afraid I can’t help you.
Why?
There’s nothing you can do.
Why?
It can’t be fixed.
Why?
It’s broken beyond repair. It’s in a million little pieces.
Frey (2003)
Bovenstaande gedicht las ik in het boek van James Frey A Million Little Pieces (2003). In zijn
autobiografische boek beschrijft Frey hoe hij op zijn drieëntwintigste afkickt van een
jarenlange alcohol- en crackverslaving. In het begin van het boek zie je de toekomst van de
hoofdpersoon somber in. Net als in het gedicht denk je dat Frey te veel kapot heeft gemaakt
om weer een goed leven te kunnen leiden. Hij is niet gemotiveerd om te stoppen met zijn
drugsverslaving, maar misschien is dat wel omdat hij niets heeft om voor te leven. In het boek
4
is er een omslagpunt vanaf het moment dat hij beseft dat hij niet dood wil, wat tevens het
moment is dat zijn zoektocht naar zingeving begint. Hij hervindt deze onder andere in het
contact met zijn ouders, de mensen in de kliniek en uiteindelijk wordt hij weer verliefd.
Zelf ben ik ook lang opzoek geweest naar zingeving en om verschillende redenen raakte het
boek van Frey mij. In mijn eigen zoektocht naar zingeving ben ik in 2010 gestart met de
studie Humanistiek. Mede door de studie en de nieuwe vrienden die ik er maakte (her)vond ik
mezelf en zingeving.
Twee jaar geleden zag ik de reportage van Zembla Knock out in Brabant (Mostert, 2013)
waarin het groeiende probleem van GHB-afhankelijkheid werd vertoond.
Uit de reportage bleek dat GHB nog verslavender is en moeilijker om van af te kicken dan
van heroïne. Vanaf dat moment ben ik de nieuwsberichten rondom GHB gaan volgen en vond
ik het schokkend om te lezen hoe snel het probleem groeide en hoe hoog het
terugvalpercentage was.
Op het moment dat ik aan mijn scriptie begon dacht ik aan al die GHB-afhankelijken die het
niet lukt om hun leven op de rails te krijgen doordat zij steeds weer terugvallen. Net als het
verhaal van Frey greep de thematiek mij wederom aan en ik besloot hier onderzoek naar te
doen. Als uitganspunt besloot ik te kiezen voor de rol van zingeving voor, tijdens en na een
GHB-verslaving. En welke rol zingeving speelt op de momenten van terugval. Ik hoop door
middel van dit onderzoek meer grip te krijgen op het gecompliceerde fenomeen van GHB-
afhankelijkheid en het hoge terugvalpercentage.
Mijn woord van dank gaat uit naar alle zes de respondenten die bereid waren tot een
interview. Zonder hen was dit onderzoek nooit tot stand gekomen. Ik ben hun heel erg
dankbaar dat zij zich open wilden stellen en hun verhaal wilden delen. Het waren stuk voor
stuk ontroerende ontmoetingen. Graag wil ik ook alle andere mensen bedanken die dit
onderzoek mede mogelijk hebben gemaakt. Wike Seekles bedankt voor je engelengeduld en
dat je mij stimuleerde om het beste uit mezelf te halen. Bedankt Abdelilah Ljamai voor de
snelle en secure manier van meelezen en je bemoedigende woorden. Bedankt Universiteit
voor Humanistiek voor het terugvinden van mijzelf - die ik te lang heb moeten missen.
Bedankt lieve ouders en zus, voor jullie onvoorwaardelijke steun en liefde. Bedankt liefde
Jeroen en hond Flip. Jullie hebben ervoor gezorgd dat ik deze scriptie waar kon maken.
5
Inhoudsopgave
Samenvatting...............................................................................................................................2
Voorwoord..................................................................................................................................4
1 Inleiding ..................................................................................................................................9
1.1 Probleemstelling..................................................................................................................10
1.2 Doelstellingen van scriptie .................................................................................................11
1.3 Vraagstelling ......................................................................................................................11
1.4 Relevantie ...........................................................................................................................12
1.5 Leeswijzer ..........................................................................................................................13
2 Theoretisch kader...................................................................................................................14
2.1 Wat is GHB?.......................................................................................................................16
2.2 Afhankelijkheid en diverse fasen van afhankelijkheid.......................................................17
2.3 Definitie zingeving .............................................................................................................18
Doelgerichtheid…….…………………………………………………………………………18
Samenhang……………………………………………………………………………………18
Waardvolheid…………………………………………………………………………………19
6
Verbondenheid.……………………………………………………………………………….19
Transcendentie………………………………………………………………………………..19
Competentie…………………………………………………………………………………..20
Erkenning……………………………………………………………………………………..20
Motiverende werking………………………………………………………………………….20
Welbevinden…………………………………………………………………………………..20
Breedte en dieptepostulaat……………………………………………………………………20
2.4 Logotherapie……………………………………………………………………………...21
2.5 De existentiële benadering .................................................................................................22
2.6 Definitie zingeving………………………………………………………………………..24
2.7 Zingeving in relatie tot verslaving………………………………………………………..25
2.8 Zingeving in relatie tot terugval…………………………………………………………..29
3 Methodologische verantwoording…………………………………………………………..32
3.1 Onderzoeksopzet………………………………………………………………………….32
3.2 Werving en onderzoekspopulatie…………………………………………………………33
3.3 Dataverzameling………………………………………………………………………….34
3.4 Data verwerking en data analyse………………………………………………………….35
3.5 Omschrijving en inschatting van voordeel, belasting en risico…………………………...36
3.6 Betrouwbaarheid en validiteit…………………………………………………………….36
3.7 Positie van de onderzoeker……………………………………………………………….38
4 Resultaten…………………………………………………………………………………...39
4.1 Demografische variabelen………………………………………………………………...39
7
4.2 Data gekoppeld aan leidende definitie……………………………………………………40
Gezonde relatie met het lichaam……………………………………………………………...40
Iemand heeft een realistisch zelfbeeld en kan oppervlakkige relaties
aangaan……………………………………………………………………………………….41
Iemand ervaart een basis in zichzelf van waaruit er betekenisvolle relaties aangegaan kunnen
worden………………………………………………………………………………………...41
Iemand voelt zich verbonden met bepaalde idealen, een religie en/of waarden…………......43
Transcenderen boven het eigenbelang voor het belang van anderen………………………...43
Competentie, erkenning en doelgerichtheid…………………………………………………..44
Balans ontspanning en uitdaging……………………………………………………………..45
Het eigen levensverhaal en het lijden worden begrepen……………………………………..46
4.3 Data gekoppeld aan deelvragen…………………………………………………………..46
In welke mate beleven (ex)GHB-afhankelijken zingeving voor hun verslaving?......................46
In welke mate beleven (ex)GHB-afhankelijken zingeving tijdens hun verslaving?..................48
In welke mate beleven (ex)GHB-afhankelijken zingeving na het stoppen met gebruik?..........48
In welke mate beleven (ex)GHB-afhankelijken zingeving tijdens momenten van terugval?....50
Zijn er voor (ex)GHB-afhankelijken bepaalde bronnen waaruit men zin put en zo ja,
verschillen die in de vier fasen van remissie?...........................................................................51
Bron van zingeving tijdens fase één…………………………………………………………..52
Bron van zingeving tijdens fase twee…………………………………………………………53
Bron van zingeving tijdens fase drie………………………………………………………….54
Bron van zingeving tijdens fase vier………………………………………………………….54
Wat zijn volgens (ex)GHB-afhankelijken (zingevende of zin ontnemende) factoren die terugval
bevorderen dan wel remmen?...................................................................................................55
5 Discussie en conclusie……………………………………………………………………...57
5.1 Conclusie…………………………………………………………………………………57
8
5.2 Discussie………………………………………………………………………………….58
5.3 Beperkingen en sterke punten onderzoeksdesign………………………………………...60
5.4 Suggesties voor vervolgonderzoek……………………………………………………….61
5.5 Slotsom……………………………………………………………………………………62
Bronnen……………………………………………………………………………………….63
Bijlage………………………………………………………………………………………...70
Hoofdstuk 1
Inleiding
‘Het aantal GHB-afhankelijke patiënten in behandeling binnen de verslavingszorg is in de
laatste drie jaar verviervoudigd’ (Kamal & Janssen van Raay, 2014, p. 5).
De afkorting van de drug GHB staat voor gammahydroxyboterzuur (Kamal & Janssen van
Raay, 2014). Het is een psychisch en lichamelijk sterk verslavend middel en na enkele weken
van intensief gebruik kan er al afhankelijkheid optreden (Van Amsterdam et al., 2012; Brunt
et al., 2014; Snead & Gibson, 2005). GHB staat sinds 2012 op opiumlijst I net als
bijvoorbeeld heroïne. De verschuiving van eerst lijst II naar lijst I houdt in dat de productie en
handel van GHB strafbaar is. Het verraderlijke van GHB is dat deze harddrug, in tegenstelling
tot veel andere harddrugs, goedkoop is en makkelijk zelf te maken (Van Dijk & Van Noorden,
2014).
GHB heeft de laatste jaren op de agenda gestaan bij politie, justitie, de politiek en
verslavingszorg, vanwege de explosieve groei van verslaafden en de vele media-aandacht
(Dijkstra, 2014). Het Algemeen Dagblad meldde in 2013 over de stijgende problematiek
rondom GHB: ‘Het aantal GHB-verslaafden in ons land stijgt explosief. Het middel waarvan
aanvankelijk werd gedacht dat het toch vooral een partydrug was, is zeker zo verslavend als
heroïne en cocaïne. Dat blijkt uit de nieuwste gegevens van de landelijke GHB monitor1’
1 De GHB monitor is vanwege de stijgende problematiek rondom GHB-verslaving opgericht. Deze monitor bestaat uit het Nijmegen Institute for Scientist-Practitioners in Addiction (NISPA) en de Stichting Resultaten Scoren, een verslavingskenniscentrum van twaalf regionale instellingen voor verslavingszorg, waarvan er zeven deelnamen aan het project (De Jong, et al., 2013). De GHB monitor doet landelijk onderzoek naar GHB-afhankelijkheid.
9
(Cock, 2013). GHB is dus in een korte tijd snel populair geworden als recreatieve en
verslavende drug (Kamal & Jannsen van Raay, 2014).
Het ontbreekt de GHB-afhankelijken vaak aan werk en/of studie (De Jong, 2013). Naast de
persoonlijke last voor de GHB-afhankelijken is er tevens een maatschappelijke last op te
merken. De Nederlandse politie krijgt veel met de gevolgen voor de samenleving te maken
zoals verwardheid en agressie, huiselijk geweld, verkeersongevallen en GHB-gerelateerde
criminaliteit ten gevolge van GHB-gebruik. Al kan de politie alleen een inventarisatie geven
aangezien zij niet beschikken over een landelijk dekkend registratiesysteem (Korf & Nabben,
2013). Later in dit hoofdstuk (zie 1.6) wordt de maatschappelijke last verder uitgediept.
De snel groeiende populariteit van GHB en het feit dat het erg verslavend is, zijn
waarschijnlijk redenen waarom recente onderzoeken rondom GHB-afhankelijkheid zich
hebben gericht op het ontwikkelen van een veilig detoxificatieproces. Volgens een
Amerikaans onderzoek (Stein et al., 2010) zijn veel onderzoeken omtrent GHB gericht op de
overdosering (intoxicatie) en het GHB-onthoudingssyndroom. Hierdoor is er te weinig data
omtrent de gebruiker en zijn verwachtingen van de drug: de triggers om te gaan gebruiken,
het coping mechanismen en de negatieve/positieve effecten van het gebruik (Stein et al.,
2010). Ook is er volgens het Amerikaanse onderzoek (Stein, et al., 2010) te weinig kennis
over preventie, hoe het gebruik van GHB ingeperkt kan worden, bijbehorende problemen en
terugval.
Tegelijkertijd blijkt uit de kerncijfers van het Trimbos-instituut met betrekking tot
drugsgebruik in 2014 dat er relatief weinig GHB-afhankelijken zijn. ‘Het verdovende middel
GHB, dat in afgelopen jaren onder een relatief kleine groep gebruikers tot hardnekkige
verslavingsproblematiek heeft geleid, komt relatief weinig voor in de algemene bevolking’
(Van der Pol & Van der Laar, 2015, p. 8). Uit hetzelfde rapport blijkt dat anderhalf procent
van de Nederlandse bevolking (tussen de 15 en de 64 jaar) weleens GHB heeft genomen en
het afgelopen jaar heeft 0,4% van de Nederlanders GHB gebruikt (Van der Pol & Van der
Laar, 2015). Met 170 duizend is het een relatief kleine groep volgens het Trimbos-instituut.
Maar vanwege de toename van GHB-afhankelijken in de verslavingszorg moet GHB wel tot
een probleemdrug worden beschouwd (Brunt & Schrooten, 2014).
Volgens De Jong (2013), hoogleraar verslaving en verslavingszorg, staat de persoonlijke
ontwikkeling van de GHB-afhankelijken stil. Deze groep heeft geen duidelijk doel meer voor
ogen. Mogelijk is er een relatie tussen het hoge terugvalpercentage en het niet meer ervaren
10
van een doel in het leven. Hierom zal dit onderzoek zich richten op de vraag welke rol
zingeving speelt voor, tijdens en na de GHB-afhankelijkheid. Mogelijkerwijs kan dit
onderzoek op deze manier een bijdrage leveren aan een meer compleet beeld van de
(ex)GHB-afhankelijken en hun zingeving.
1.1 Probleemstelling
Het aantal GHB-afhankelijke patiënten dat zich meldt bij verslavingsinstellingen neemt al
jaren toe (De Jong, et al., 2013). Het aantal mensen dat terugvalt na de detoxificatie is hoog,
waardoor de groep GHB-afhankelijken niet kleiner wordt.
Uit onderzoek van de GHB-monitor (De Jong, et al., 2013) is gebleken dat twee derde van de
GHB-afhankelijken, binnen drie maanden na ontslag uit de verslavingskliniek weer terugvalt
in gebruik. In cijfers uitgedrukt betekent dit dat 66% van de GHB-afhankelijken binnen drie
maanden na ontslag van de kliniek terugvalt in gebruik. Ter vergelijking: bij
alcoholverslaafden valt 66% binnen één jaar terug in gebruik (De Weert-Van Oene, et al.,
2013).
Het is van belang dat er onderzoek wordt gedaan naar de relatie tussen GHB-afhankelijkheid
en zingeving omdat hier tot nog toe weinig onderzoek naar is gedaan. Tevens blijkt uit
onderzoek dat er een relatie is tussen verslaving en het minder ervaren van zingeving
(Stoeten, 2011; Leijssen, 2004; Burrell & Jaffe, 1999). Hoe groter de
verslavingsproblematiek, hoe minder zingeving er volgens Stoeten (2011) wordt beleefd.
Het hoge terugvalpercentage zorgt voor individuele en maatschappelijke last. De GHB-
afhankelijken ervaren minder welbevinden, net als hun omgeving en de hulpverleners die nog
geen behandeling aan kunnen bieden met een hoog slagingspercentage.
1.2 Doelstellingen van scriptie
Er is wereldwijd weinig literatuur beschikbaar over zingeving en terugval bij (ex)GHB-
afhankelijken. Het in kaart brengen van de zingeving en het terugvalproces van (ex)GHB-
afhankelijken zal mogelijk meer inzicht kunnen bieden in het probleem én in de vraag welke
rol zingeving speelt in het leven van (ex)GHB-afhankelijken.
1.3 Vraagstelling
Aansluitend op bovenstaande uiteenzetting staat de volgende vraag centraal:
Speelt zingeving een rol in GHB-afhankelijkheid en zo ja, welke?
11
Deze centrale vraag bestaat uit de volgende deelvragen:
In welke mate beleven (ex)GHB-afhankelijken zingeving voor hun verslaving, tijdens
de verslaving, tijdens momenten van terugval en na het stoppen met gebruik?
Zijn er voor (ex)GHB-afhankelijken bepaalde bronnen waaruit men zin put en zo ja,
verschillen die in de vier fasen van remissie?
Wat zijn volgens (ex)GHB-afhankelijken (zingevende of zin ontnemende) factoren die
terugval bevorderen dan wel remmen?
1.4 Relevantie
Dit onderzoek is zowel van wetenschappelijke als van maatschappelijke waarde. De
relevantie voor de wetenschap is dat dit onderzoek een bijdrage kan leveren aan de
theorievorming van het zingevings- en terugvalproces van (ex)GHB-afhankelijken. Mogelijk
zal de informatie voortkomend uit dit onderzoek meer handvaten kunnen bieden aan
hulpverleners en verslavingsinstellingen.
De maatschappelijke relevantie gaat over het belang van het in beeld brengen van hoe de
GHB-afhankelijken momenteel worstelen om niet terug te vallen in gebruik, mede door nog
niet goed ontwikkeld terugvalmanagement. Er is tot op heden weinig tot geen onderzoek
gedaan naar de zingevingsproblematiek van deze groep. Ondertussen staat de
maatschappelijke en persoonlijke ontwikkeling van de GHB-afhankelijken stil. De
Nederlandse politie krijgt, zoals eerder vermeld, veel met de gevolgen voor de samenleving te
maken. Omdat de politie niet beschikt over een landelijk dekkend registratiesysteem, kunnen
zij alleen een inventarisatie geven (Korf & Nabben, 2013). Uit deze eerste inventarisatie blijkt
dat de politie vooral te maken krijgt met verwardheid en agressie, huiselijk geweld,
verkeersongevallen en GHB-gerelateerde criminaliteit ten gevolge van GHB-gebruik onder
burgers. Maar de gevolgen van GHB-gebruik zijn het meest zichtbaar in de openbare orde en
gezondheid, volgens Korf (hoogleraar Criminologie) en Nabben (onderzoeker bij het Bonger
Instituut voor Criminologie). Dit onderzoek kan mogelijk een bijdrage leveren aan een
completer beeld van de GHB-afhankelijken.
Het onderzoeksonderwerp ligt in het verlengde van het kernbegrip van zingeving binnen
humanistiek. De vraag van zingeving is: wat maakt het leven voor ieder uniek mens
zingevend en waardevol? Het andere kernbegrip binnen humanistiek is humanisering. Alma
(2009), hoogleraar psychologie en zingeving van de Universiteit voor Humanistiek, legt
12
humanisering als volgt uit: ‘Humanisering is het streven naar meer humane verhoudingen
tussen mensen in allerlei leefsituaties. Een aspect van humanisering is het scheppen van
voorwaarden voor het (meer) beleven van zin’ (Humanistischecanon.nl, zie humanisering en
zingeving). Dit onderzoek kan mogelijk een bijdrage leveren aan het in kaart brengen van de
zingeving van (ex-)GHB-afhankelijken.
1.5 Leeswijzer
In het volgende hoofdstuk, het theoretisch kader, zal de begripsbepaling worden beschreven.
Hierin wordt het begrip zingeving volgens de existentiële benadering van Van Deurzen
(2002) uiteen gezet, samen met de definitie van zingeving van Alma & Smaling (2010) en de
logotherapie van Frankl (1978). Uit deze drie theorieën komt de leidende werkdefinitie met
betrekking tot zingeving tot stand. Vanuit deze leidende definitie zal de data worden
geanalyseerd.
Het derde hoofdstuk bevat de methodologische verantwoording. Hierin staat waarom er is
gekozen voor het uitvoeren van een kwalitatieve, empirische studie.
In het vierde hoofdstuk worden de onderzoeksresultaten gepresenteerd.
Het afsluitende hoofdstuk is hoofdstuk vijf. Hierin worden de onderzoeksresultaten uit het
voorgaande hoofdstuk bediscussieerd, de uiteindelijke conclusie getrokken en raadgeving
gedaan voor mogelijk vervolgonderzoek.
13
HOOFDSTUK 2
Theoretisch kader
In dit hoofdstuk zal de keuze worden gemotiveerd voor het gebruiken van de definitie van
zingeving van Alma & Smaling (2010) met aspecten van de logotherapie van Frankl (1978)
en de existentiële benadering van Van Deurzen (2002). Hierna zullen de begrippen van de
onderzoeksvragen worden gedefinieerd. Er wordt beschreven wat GHB is en daarna worden
afhankelijkheid en de diverse fasen van afhankelijkheid behandeld. Hierop volgend zal de
definitie van zingeving van Alma & Smaling (2010) aan de hand van negen punten worden
beschreven. Hierna worden de logotherapie van Frankl (1978) en de existentiële benadering
van Van Deurzen (2002) uiteengezet. Van Deurzen behandelt in haar theorie vier
verschillende ervaringswerelden, bij elke wereld zal de brug worden geslagen naar het belang
van de behandeling van deze wereld voor (ex)verslaafden. Deze drie benaderingen samen
zullen de gehanteerde definitie van zingeving voor dit onderzoek vormen. Het hoofdstuk sluit
af met de relatie van zingeving tot verslaving en de relatie van zingeving tot terugval.
Er is gekozen voor de definitie van zingeving van Alma & Smaling (2010) omdat deze
definitie in negen punten een helder beeld weergeeft van zingeving in het algemeen. De twee
andere theorieën van Frankl (1978) en Van Deuzen (2002) zijn meer specifiek toepasbaar op
de vragen van dit onderzoek en op de zingeving van (ex)verslaafden in het bijzonder.
Er is gekozen voor elementen van de logotherapie omdat Frankl (1978) aangeeft dat bronnen
van zin niet consistent zijn in het leven. Dit sluit aan bij de vraag van dit onderzoek of de
zingeving aan verandering onderhevig is; voor, tijdens en na de afhankelijkheid. De
logotherapie van Frankl sluit tevens aan op de noodzaak om betekenis te kunnen geven aan
het leven na de verslaving. Frankl omschrijft het als volgt: ‘De logotherapie richt zich veeleer
op de toekomst, dat wil zeggen, op de taken en de zinvolle doelstellingen die de patiënt in zijn
14
toekomst zal moeten verwezenlijken. (…) Natuurlijk is dit een al te vereenvoudigde
verklaring, maar toch wordt de patiënt-in-logotherapie, in feite geconfronteerd met, en
geheroriënteerd op de zin van zijn leven’ (Frankl, 1978, p. 122). Een ander belangrijk element
van de logotherapie is de zin van het lijden te ontdekken. Om de zinloosheid van de periode
van lijden te transformeren in een episode die uiteindelijk van betekenis is. Deze theorie is
tevens toepasbaar voor dit onderzoek daar waar het gaat om de vraag of de respondenten na
de verslaving zingeving ervaren en op welke manier.
Uit onderzoek is gebleken dat de taak om voor betekenisvolle anderen te zorgen ex-
verslaafden zin geeft en helpt om niet terug te vallen in gebruik (Jessup, et al., 2014). Dit ligt
in dezelfde lijn van de theorie van Frankl (1978) dat het belangrijk is om je te transcenderen
boven je eigenbelang.
Hiernaast is er gekozen om de theorie van Van Deurzen (2002) te behandelen, omdat deze
tevens aansluit op de zin beleving van (ex)verslaafden. Van Deurzen (2002) benoemt het
belang van een goede relatie met het lichaam. Iemand moet zich ‘thuis’ voelen in zijn
lichaam. Vanuit verslavingsinstelling Lievegoed wordt dit belang beaamd. In de therapie
wordt er de nadruk gelegd op het fysieke herstel van de zintuigen, zoals tast, geur en smaak.
Van hieruit kan er weer verbinding worden gemaakt met het lichaam (Schaik, 2009). Het is
volgens van Deurzen (2002) ook van belang om een zekere balans in jezelf en in het leven te
ervaren. Deze visie komt overeen met het gedachtengoed van Bramel (2009) directeur van
Lievegoed, dat mensen mede door een zekere instabiliteit verslaafd kunnen raken. ‘Men kan
dit een spiritueel niveau, een geestelijk niveau of een niveau van zingeving noemen. Bij alle
drie de oorzaken is echter kenmerkend dat het ‘ik’ onvoldoende in staat is om het lichaam, de
psyche of de geest te ‘bemannen’. Men is dan niet in staat om leiding en richting te geven aan
het eigen leven. Drugs vullen dat tekort op’ (Schaik, 2009, p. 7). Volgens Van Deurzen
(2002) is naast een goede relatie met jezelf de relatie met betekenisvolle anderen van belang.
Dit komt overeen met anderen onderzoeken waaruit blijkt dat de omgeving een grote rol
speelt in het abstinent blijven en het voorkomen van een terugval (Geelen, 2003; Jessup, et al.,
2014; Muusse & van Rooijen, 2009). Als afsluitend punt geeft Van Deurzen (2002) het
belang aan van het (opnieuw) expliciteren van iemands idealen of van een religie. Dat iemand
weer helder krijgt waarvoor hij staat. Volgens De Vries (2009) mentor bij Lievegoed gaat het
om het weer naar boven halen van de essentie van het leven. ‘Mensen die verslaafd zijn
geraakt voelen (onbewust) dat ze in contact zijn met de essentie van het leven, maar ze kunnen
15
er niet meer bij. Het gaat erom (weer) in contact te komen met je eigen essentie (…) hun
levensmotieven (terug)vinden, hun heelheid kunnen gaan leven’ (Schaik, 2009, p. 25).
2.1 Wat is GHB?
De drug GHB (gammahydroxyboterzuur) is de afgelopen jaren snel gegroeid als recreatieve
en verslavende (hard)drug en bij 30% van de druggerelateerde incidenten is er GHB in het
spel (Kamal & Janssen van Raay, 2014). In algemene ziekenhuizen komt dit tot uiting door
intoxicaties en onthoudingssyndromen2 (Van Noorden & Van Dijken, 2014).
Het effect van GHB is, afhankelijk van de dosis, al binnen een kwartier merkbaar na orale
inname (Palantini et al., 1993; Schep et al., 2012). GHB komt zowel in poedervorm als in
vloeibare substantie voor. De meest voorkomende vorm is de vloeibare, deze wordt in flesjes
verkocht. Voor gebruik wordt GHB doorgaans met frisdrank gemixt vanwege de heftige zoute
smaak (De Jong, et al., 2013).
Er zijn meerdere risico’s verbonden aan het gebruik van GHB, waaronder (seksuele)
ontremming waardoor iemand over zijn grenzen kan gaan, intoxicatie en afhankelijkheid. De
kans op overdosering bij GHB is groot. Dit heeft te maken met het kleine verschil tussen het
gebruik voor het gewenste effect en overdosering. Bij overdosering kan iemand het
bewustzijn verliezen en is er kans op acute toxiciteit oftewel vergiftiging (Kamal & Janssen
van Raay, 2014). Bij ernstige toxiciteit/overdosering kan iemand voor langere tijd in coma
raken en uiteindelijk overlijden, vaak door toedoen van hart en ademhalingsproblemen
(Knudsen et al., 2010). De hoge potentie op misbruik en zware afhankelijkheid komt
waarschijnlijk voort uit het feit dat de drug in de hersenen doorwerkt op het beloningssysteem
in de hersenen (Snead & Gibson, 2005). Uit onderzoek is gebleken dat GHB-inname zorgt
voor een toenemend beloningsgevoel (Pistis et al., 2005). Wat de drug tevens zo verslavend
2 Intoxicatie (overdosering) kenmerkt zich door gedaald bewustzijn tot een diep coma (Van Noorden & Van Dijken, 2014). De meeste mensen ontwaken na twee tot drie uur, maar er zijn gevallen gerapporteerd waarbij overdosering fataal was (Snead & Gibson, 2005). Het GHB-onthoudingssyndroom kan fataal aflopen en uit zich door o.a. hallucinaties, hevige angst, motorische onrust, delirium en insulten (Van Noorden & Van Dijken, 2014).
16
maakt is het seksueel stimulerende effect, het euforisch gevoel wat het teweegbrengt en de
angst remmende werking (De Jong & Kamal, 2012).
Als iemand een paar weken intensief GHB gebruikt kan er al tolerantie optreden (iemand
moet steeds meer GHB nemen voor hetzelfde effect) en kan er afhankelijkheid ontstaan (Van
Amsterdam et al., 2012; Brunt et al., 2014; Snead & Gibson, 2005). Regelmatig GHB-gebruik
kan al snel resulteren in milde tot heftige ontwenningsverschijnselen als iemand wil stoppen
met het gebruik (Dijkstra, 2014).
Uit recent onderzoek van de GHB monitor3 is gebleken dat GHB-afhankelijken vaak kampen
met psychiatrische stoornissen en in het bijzonder met angststoornissen (De Jong, et al.,
2013).
2.2 Afhankelijkheid en de diverse fasen van afhankelijkheid
In de onderzoeksvragen wordt de term afhankelijkheid gehanteerd. De betekenis van de term
afhankelijkheid is overgenomen uit Handboek Psychopathologie (Vandereycken, Hoogduin &
Emmelkamp, 2013). Hierin wordt afhankelijkheid als volgt beschreven: ‘Men spreekt van
afhankelijkheid als het de gebruiker meer of minder moeite kost het gebruik te staken en dit
leidt tot onaangepast gebruik, stoornissen en problemen’ (Vandereycken, Hoogduin &
Emmelkamp, 2013, p. 98). In dit onderzoek worden de termen afhankelijkheid en verslaving,
ex-verslaafden en ex-afhankelijken, afwisselend gebruikt met dezelfde betekenis zoals
beschreven in bovenstaande definitie.
Volgens hoogleraar verslavingszorg Van den Brink (2013) zijn er vier verschillende fasen in
remissie (onthouding) te onderscheiden. De eerste is ‘vroege remissie’. In deze fase zijn er
voor het tijdsbestek van drie tot twaalf maanden geen symptomen meer aanwezig met een
uitzondering op craving, wat inhoudt dat iemand wel trek of zucht kan ervaren naar drugs. De
tweede is ‘langdurige remissie’. Hierover spreekt men als er langer dan twaalf maanden geen
symptomen meer aanwezig zijn met wederom de uitzondering op craving. De derde en vierde
fasen van remissie zijn ‘remissie tijdens onderhoudsbehandeling’ en ‘remissie in een
gecontroleerde omgeving’ (Van den Brink, 2013, p. 206). In de deelvraag ‘Zijn er voor
(ex)GHB-afhankelijken bepaalde bronnen waaruit men zin put en zo ja, verschillen die in de
3Voor het onderzoek van de GHB monitor zijn GHB-afhankelijken in de verslavingskliniek ingesteld op farmaceutische GHB, die vervolgens geleidelijk werd afgebouwd. Het doel van het onderzoek was o.a. om een beter beeld van de GHB-afhankelijken te krijgen en van het detoxificatieproces om uiteindelijk een practice-based richtlijn voor detoxificatie te ontwikkelen. Voor het onderzoek zijn 229 GHB-afhankelijken gevolgd waarvan 83% mee heeft gewerkt aan de follow-up na drie maanden (De Jong, et al., 2013).
17
vier fasen van afhankelijkheid?’ worden deze vier verschillende fasen van remissie bedoeld
(zie 4.3.3).
De oorzaken van een verslaving zijn niet eenduidig. Erfelijkheid, omstandigheden in het gezin
(hoe gaan de opvoeders om met middelenafhankelijkheid) en de sociale omgeving zouden alle
drie een even grote rol spelen in oorzakelijkheid (Tsuang et al., 1998).
2.3 Definitie zingeving
Zingeving wordt door diverse benaderingen verschillend uiteengezet. Maar er zijn wel veel
overeenkomsten in de literatuur over zingeving zoals het belang van het voelen van een
bepaalde verbinding en het belang van het gevoel van eigenwaarde. Alma, hoogleraar
Psychologie en Zingeving en Smaling, hoogleraar Methodologie en Onderzoeksleer
(verbonden aan de Universiteit voor Humanistiek), zijn aan de hand van negen punten tot een
definitie van zingeving gekomen (Alma & Smaling, 2010). De negen punten zullen hieronder
uiteengezet worden.
Doelgerichtheid
Zingeving kan volgens Alma & Smaling (2010) door ervaringsaspecten worden gekenmerkt,
waarbij het belangrijk is dat zingeving altijd iets persoonlijks is. Het eerste punt van zingeving
dat wordt aangehaald is doelgerichtheid. Hierbij gaat het om doelen die daadwerkelijk
behaald kunnen worden, maar ook om streefdoelen die richting geven aan het leven maar
nooit of maar gedeeltelijk gerealiseerd hoeven te worden (Baumeister, 1991). Er wordt in dat
verband ook wel geschreven over een ‘innerlijke noodzaak’ (Alma & Smaling, 2010, p. 20).
Van Praag, oprichter van het humanistisch verbond, sluit hierop aan. Volgens Van Praag
(1978) gaat zingeving over het ervaren van een innerlijke kracht en is zingeving voor iedereen
anders in te vullen. Je kan niet bepalen wat voor iemand anders zijn leven zingevend maakt.
Iemand moet dan ook zelf de verantwoordelijkheid nemen om zin in zijn bestaan zin te
creëren en een doel na te streven.
Samenhang
Het tweede punt van Alma & Smaling (2010) gaat over het ervaren van een bepaalde
samenhang in de wereld. Dit maakt de wereld begrijpelijk en hanteerbaar. Dit geldt ook voor
het ervaren van een bepaalde samenhang in je eigen levensverhaal. Iemand moet het eigen
18
narratief begrijpen en weten hoe het verleden invloed heeft op het heden. Welke
omstandigheden hebben er bijvoorbeeld aan bijgedragen dat iemand verslaafd is geraakt? De
eigen levensloop moet worden begrepen, dat geeft rust en duidelijkheid. Het leven moet een
consistent narratief vormen.
Waardevolheid
Bij waardevolheid is zowel de zelfwaardering belangrijk als het ervaren van waarde in de
eigen leefwereld. Dit kunnen bijvoorbeeld politieke, morele of religieuze waarden zijn. In de
zelfwaardering is het van belang dat je tot een bepaalde mate van zelfactualisatie komt zodat
je jezelf helemaal kunt ontplooien. Zelfcompassie valt ook onder het gevoel van eigenwaarde.
Zelfcompassie gaat over het aanvaarden van jezelf met alles wat er is, ook pijn en zwakheden
mogen hier bestaan. ‘Het gaat niet om beter presteren maar om aandachtige zelfzorg, niet om
competitie maar om onafhankelijkheid, niet om afsluiten maar om delen’ (Neff & Vonk,
2009, p. 23-50).
Verbondenheid
Het vierde punt is verbondenheid. Dit moet mensen het vertrouwen geven in een bepaalde
samenhang van de wereld en op een meer persoonlijkere manier. De verbinding kan in de
vorm zijn van je verbonden voelen met een bepaald ideaal en/of met de mensen in je directe
omgeving. In het contact met anderen is het na te streven de ander helemaal te zien, net zoals
je zelf helemaal gezien wil worden.
Transcendentie
Transcendentie houdt in dat je als mens nieuwsgierig bent, je wil je verwonderen en het
alledaagse overstijgen. Er zijn vele vormen van transcendentie, maar volgens Frankl (1963)
zou je zin ervaren door het overstijgen/transcenderen van je eigenbelang. In Frankls
logotherapie moet je betekenis kunnen geven aan het leven en een doel nastreven wat verder
gaat dan je eigenbelang. Frankl (1978) beschrijft een voorbeeld van een moeder die haar zoon
verloor op elfjarige leeftijd en alleen overbleef met haar andere zwaar gehandicapte zoon. Het
leven voelde voor haar zinloos na het verliezen van één van haar kinderen en ze ondernam
een zelfmoordpoging. In therapie kwam de vrouw erachter dat haar leven niet zinloos was
19
geweest omdat ze toch het leven had geschonken aan twee kinderen en haar best had gedaan
ze goed te verzorgen en gelukkig te maken. Als ze zich dit realiseert zegt ze ‘Mijn leven is
geen mislukking!’ (Frankl, 1978, p. 145). Haar doel - haar kinderen een goede jeugd bezorgen
- reikt verder dan haar eigenbelang en geeft betekenis aan haar leven.
Competentie
Het zesde punt is competentie. Je moet je gewaardeerd voelen door anderen en tegelijkertijd
zelf het gevoel hebben ertoe te doen. Onder dit punt vallen ook bepaalde competenties zoals
het kunnen voeren van een dialoog en het bezitten van empathisch inlevingsvermogen. Deze
eigenschappen zijn weer belangrijk voor het ervaren van sociale verbondenheid (Smaling,
2008). Het ervaren van doelgerichtheid en waardevolheid hangt samen met het kunnen dragen
van verantwoordelijkheid. Hieruit komen je morele en normatieve competenties voort.
Erkenning
Vervolgens is het ervaren van erkenning van belang. Hierin gaat het om jezelf te erkennen en
om te worden erkend door anderen.
Motiverende werking
Motiverende werking is het achtste punt. ‘De ervaringen van doelgerichtheid, waardevolheid,
competentie, transcendentie et cetera in je leven hebben een motiverende werking’ (Alma &
Smaling, 2010, p. 22). Deze ervaringen zijn niet zozeer een must voor het kunnen ervaren van
zingeving, eerder een gevolg.
Welbevinden
Het laatste punt is welbevinden, wat net als bij het vorige punt van motiverende werking meer
een gevolg is van het beleven van zingeving dan een voorwaarde. Het is bij dit punt belangrijk
om een balans te hebben in het gevoel van geborgenheid en tegelijkertijd uitdaging. Je wil als
persoon gestimuleerd worden, maar niet overprikkeld.
Breedte en dieptepostulaat
20
Het ervaren van zingeving zal waarschijnlijk sterker zijn als er verschillende punten voor het
ervaren van zingeving worden aangesproken en er een grote variatie is tussen de verschillende
manieren van het beleven van zin. Reker & Wong (1988) noemen dit het ‘breedtepostulaat’
en het ‘dieptepostulaat’. Iemand ervaart bijvoorbeeld zin door middel van sociale
verbondenheid en tevens door het ervaren van doelgerichtheid in de vorm van een innerlijke
noodzaak.
2.4 Logotherapie
Volgens de logotherapie van Frankl (1978) is zingeving steeds weer aan verandering
onderhevig en afhankelijk van tijd en plaats. Wat het ene moment belangrijk is kan volgens
Frankl de volgende dag weer volstrekt onbelangrijk zijn. Tevens is belangrijk in zijn
gedachtengoed dat je in het leven zelf kan bepalen hoe je je tot het lijden verhoudt. Hij
illustreert dit met het volgende voorbeeld over het gedachtenproces van hemzelf, als
overlevende van een concentratiekamp, en zijn vrienden: ‘Zij vroegen zich af: ‘Zullen wij het
kamp overleven? Want als dit niet zo is, heeft ons lijden geen zin.’ Mij stond echter de vraag
voor ogen: ‘Heeft al dit lijden, al dit sterven om ons heen enige betekenis? Want als dit niet zo
is, heeft overleven evenmin betekenis, aangezien een leven dat afhankelijk is van het toeval –
of men weet te ontsnappen of niet – uiteindelijk niet de moeite waard is te worden geleefd’
(Frankl, 1978, p. 143). Het is dus van belang om in al het lijden wat je tegenkomt in het leven
de betekenis van dit lijden ontdekken. Naast het begrijpen van het lijden is het in de
logotherapie belangrijk om de zin van het leven te ontdekken. Dit wordt de ‘wil-tot-betekenis’
genoemd (Frankl, 1978, p.123). Deze ´wil tot betekenis´ is op de toekomst gericht: wat wil
iemand voor zinvolle doelen bereiken in de toekomst? Waar leeft iemand voor? Het is een
heroriëntatie van iemand op de zin van het leven. Deze zin is voor iedereen anders en iemand
moet zelf de verantwoordelijkheid nemen om deze zin te ontdekken. Dit zegt niet alleen
Frankl (1978), maar wordt ook door andere relevante theorie ondersteund (Alma & Smaling,
2010; Van Praag, 1978; Van Deurzen, 2002). Overeenkomstig met de theorie van Alma &
Smaling, (2010) bestaat tevens de visie met betrekking tot welbevinden. Ook volgens Frankl
(1978) is er een bepaalde mate van spanning belangrijk in het leven. De mens moet volgens
hem een bepaald doel hebben om te verwezenlijken of een wil om zich persoonlijk te
ontwikkelen. De strijd en de spanning waarmee dit gepaard gaat is van belang. Als dit niet het
geval is kan iemand volgens hem in een ‘existentieel vacuüm’ raken wat voornamelijk wordt
21
gekenmerkt door verveling en zinloosheid en kan leiden tot onder andere alcoholisme (Frankl,
1978, p. 133,134). Een spanningsloos leven is volgens hem niet het ‘goede’ leven.
Uiteindelijk is het volgens Frankl (1978) belangrijk dat de mens boven zichzelf uit kan
stijgen, waardoor iemand zich los kan maken van biologische, sociologische en
psychologische factoren. De mens heeft volgens hem de vrijheid en tegelijkertijd de
verantwoordelijkheid te bepalen wie of wat hij wordt.
2.5 De existentiële benadering
Volgens Van Deurzen (2002) is de existentiële benadering niet zozeer een techniek als wel
een manier om met een filosofische insteek naar de wereld en naar mensen te kijken. De
basispremisse is dat mensen eerst het leven moeten begrijpen voordat ze zichzelf en hun
mogelijke problemen kunnen begrijpen. Van Deurzen geeft geen afgebakende definitie van
zingeving, maar omschrijft deze op verschillende manieren in haar boek Existential
Counselling & Psychotherapy in Practice (2002). Een uitganspunt van deze benadering is dat
mensen zelf zin moeten geven aan het leven en er in moeten geloven dat ze dit zelf kunnen
vormgeven. Zingeving is volgens Van Deurzen ook niet iets wat we met onze geboorte
meekrijgen, maar iets wat we moeten leren door middel van ervaring. Je kan omgaan met
tegenslagen in het leven als je de motivatie hebt en de richting weet die je op wil in het leven.
Tevens is het volgens Van Deurzen belangrijk om je leven in te richten naar je idealen. En
niet de idealen van iemand anders na te streven of de sociaal opgelegde idealen.
Van Deurzen gebruikt in haar benadering vier verschillende ervaringswerelden. De eerste
wereld is deze van de umwelt. Dit is de fysieke, biologische ervaringswereld. De tweede
wereld is deze van de mitwelt, de publieke ervaringswereld, met sociale interacties. De derde
is de wereld van de eigenwelt. Dit is de eigen privéwereld met een psychologische dimensie
van intimiteit en persoonlijke ervaringen. De laatste draagt de naam Überwelt en is de ideale
ervaringswereld met een spirituele dimensie van waarden en principes die iemand aanhangt.
Vanuit deze dimensie wordt er zingeving ervaren.
Uit de verschillende zingevingsbenaderingen is er voor gekozen om de existentiële
benadering van Van Deurzen centraal te stellen. De reden hiervoor is dat de existentiële
benadering van Van Deurzen in het bijzonder geschikt om het mogelijke gebrek aan
22
zingeving van (ex)verslaafden in kaart te brengen. Deze stelling zal hieronder worden
onderbouwd door de benadering te koppelen aan het thema verslaving.
In de eerste wereld, de umwelt, is het belangrijk om weer in contact te komen met het eigen
lichaam. Een gezonde relatie met je eigen lichaam is de basis voor het werken aan de
volgende drie werelden. Zo schrijft Van Deurzen: ‘The naturel world is the foundation of a
person’s being and a basic harmony on this level is a requirement for smooth functioning on
other levels’ (Van Deurzen, 2002, p. 64). Vanuit de verslavingsinstelling Lievegoed wordt het
belang van het herstellen van het contact met het lichaam bevestigd en het belang van het
lichamelijke beaamd.
‘Een van de gevolgen van de verslaving is dat het contact met het eigen lichaam verdwijnt’
(Schaik, 2009, p. 36). Vanuit Lievegoed wordt er in de therapie de nadruk gelegd op het
fysieke herstel van de zintuigen, zoals tast, geur en smaak. Van hieruit kan er weer verbinding
worden gemaakt met het lichaam en uiteindelijk ook met het leven. Een (ex)verslaafde is in
de verslaving namelijk ten eerste het contact verloren met zichzelf.
De tweede wereld is deze van de mitwelt, in deze dimensie staan sociale contacten centraal.
Geen intieme relaties met betekenisvolle anderen, maar oppervlakkige alledaagse contacten.
Onder deze wereld vallen ook de manieren waarop iemand kijkt naar zijn eigen sociale klasse
of groep waarin die zich bevindt, de (werk)omgeving en hoe iemand zich verhoudt tot de wet
en autoriteiten. Het gaat erom of dit in geheel in balans is met de werkelijkheid. Het is
namelijk van belang dat iemand niet een te rooskleurig beeld heeft van de wereld en niet een
te negatief wereldbeeld. Tevens is er binnen deze dimensie aandacht voor eventuele
contradicties die iemand in zichzelf kan ervaren zoals de tegenstelling van dominantie en
onderwerping, liefde en haat. Van Deurzen omschrijft dit ook wel als een cultureel dilemma.
‘(…) clients should be helped to recognize how the cultural dilemma is only an expression of
a more fundamental paradox of human living: the tension between egoism and altruism.
Neither can stand on its own, neither is all positive or negative. Both are essential ingredients
of the dynamic process of the adjustment between self and others’ (Van Deurzen, 2002, p. 71).
Deze tegengestelde gevoelens kunnen in iemand verwarring veroorzaken. Om egoïsme als
voorbeeld te gebruiken: het is niet alleen maar slecht om egoïstisch te zijn. Het is ook een
gezonde emotie, met positieve aspecten en iedereen heeft het recht om egoïstisch te zijn.
Wanneer er te veel verwarring is met betrekking tot de dimensie van de mitwelt zijn mensen
meer gevoelig voor verslaving, aldus Van Deurzen. ‘Drug or alcohol abuse, crime, violence
23
and compulsive sex are all different ways of reacting to the lack of clarity in the public world
of human relationships’ (Van Deurzen, 2002, p. 77).
De derde wereld is deze van de eigenwelt, hierin staat de relatie met het zelf centraal.
Intimiteit zowel met jezelf als met anderen is hierin belangrijk. Het is van belang dat iemand
zich goed en ‘thuis’ voelt in zichzelf. In deze wereld ervaart iemand ook zijn eigen identiteit
en het gevoel van zelfbeschikking. Vanuit deze dimensie vindt tevens de zelfreflectie plaats.
Het is in deze dimensie, net als in de voorgaande, belangrijk om de mogelijke contradicties
van het leven en in jezelf te accepteren in plaats van uit de weg te gaan.
Een therapeute, werkzaam bij de al eerder genoemde instelling Lievegoed, geeft aan dat het
belangrijk is voor (ex)verslaafden om het contact met zichzelf (weer) te herstellen. Door een
basis te creëren kan iemand weer in verbinding komen met zichzelf (Schaik, 2009).
De vierde wereld is deze van de spiritualiteit en/of religie en zingeving. Van Deurzen
beschrijft deze dimensie als volgt: ‘The spiritual world is the domain of experience where
people create meaning for themselves and make sense of things‘ (Van Deurzen, 2002, p. 87).
Mensen zijn zich vaak niet bewust van deze dimensie, maar iedereen leeft vanuit een bepaalde
levensbeschouwing. Vanuit de existentiële benadering is het van belang om de impliciete
normen en waarden, de onderbelichte levensbeschouwing weer expliciet te maken. Wat zijn
iemands idealen? Wat is voor iemand het goede leven? Als iemand hier (weer) achter komt en
grip krijgt op wat het leven waardevol maakt, kan er een nieuwe motivatie en toewijding aan
het leven ontstaan. Van Deurzen omschrijft dit als volgt: ‘When people rediscover their inner
connectedness to something greater than themselves, tot some ideal which will lift them
beyond their everyday struggles, a new motivation flows inside of them, which can carry them
through difficulties with unerring purposefulness’ (Van Deurzen, 2002, p. 87). Een
(ex)verslaafde moet zich ook weer heroriënteren in het leven. Weer ontdekken waar hij voor
leeft of heeft geleefd. Als iemand stopt met gebruiken ontstaat er een grote leegte. Niet alleen
in tijdsbesteding maar ook in iemands innerlijk. Er moet actief op zoek worden gegaan naar
een nieuwe invulling. Iemand moet weer een doel hebben in het leven. Leijssen (2004),
hoogleraar en psychotherapeut, schrijft dat over het algemeen zingeving bij mensen impliciet
aanwezig is en pas op het moment dat het leven vastloopt de zingevingsvragen expliciet
worden. Alma & Smaling (2010) zeggen hierover: ‘Doorgaans zijn we ons weinig bewust van
onze alledaagse manier van betekenisverlening: zolang zaken op een vanzelfsprekende manier
begrijpelijk en hanteerbaar voor ons zijn, reflecteren we niet op het proces van zingeving’
24
(Alma & Smaling, 2010, p. 17). Van Deurzen beaamt dit, volgens haar komen mensen er vaak
in een crisis achter dat ze hun leven als leeg en betekenisloos ervaren.
2.6 Definitie zingeving
De vier verschillende ervaringswerelden zoals hierboven beschreven van Van Deurzen,
worden aangevuld met de negen punten van Alma & Smaling voor de complete definitie van
zingeving voor dit onderzoek.
De definitie van Alma & Smaling luidt als volgt ‘(…) een persoonlijke verhouding tot de
wereld waarin het eigen leven geplaatst wordt in een breder kader van samenhangende
betekenissen, waarbij doelgerichtheid, waardevolheid, verbondenheid en transcendentie
worden beleefd, samen met competentie en erkenning, zodat ook gevoelens van gemotiveerd
zijn en welbevinden worden ervaren’ (Alma & Smaling, 2010, p. 23).
Deze omschrijving wordt aangevuld met Frankls (1978) definitie dat zingeving steeds weer
aan verandering onderhevig is en afhankelijk van tijd en plaats. Ook de bronnen waaruit
iemand zingeving put kunnen volgens Frankl variëren en zijn afhankelijk van
omstandigheden. Belangrijk is om betekenis te kunnen verlenen aan het lijden en aan het
leven zodat het niet als zinloos wordt ervaren.
Deze drie definities samen leiden tot de volgende werkdefinitie van zingeving die zal worden
gehanteerd voor dit onderzoek en gebruikt zal worden voor de topiclijst (zie bijlage). Voor het
ervaren van zingeving is het van belang om een gezonde relatie met het lichaam te hebben en
een daarbij horend gevoel van eigenwaarde. Het beeld wat iemand van zichzelf heeft en van
anderen is realistisch. Oppervlakkige relaties met anderen mensen kunnen (zonder al te veel
moeite) worden aangegaan. Er wordt een basis ervaren in iemand zelf van waaruit iemand
betekenisvolle relaties met anderen aan kan gaan. Iemand kan zich verbonden voelen met
andere mensen, maar ook met bepaalde idealen, een religie en/of waarden. Hierin kan
iemand tevens boven zijn eigenbelang transcenderen voor het belang van anderen. Iemand
kan zich, vanuit de competenties die hij heeft, gewaardeerd voelen en erkend. Er zijn
zingevende doelen in het leven waarvoor iemand gemotiveerd is om te bereiken. Deze
zingevende doelen kunnen afhankelijk zijn van tijd en plaats, net als de bronnen waaruit
iemand zin put. In dit alles is er een balans in het ervaren van ontspanning en het gevoel
25
uitgedaagd te worden om deze doelen te bereiken. Tot slot wordt zowel het eigen
levensverhaal als het lijden begrepen.
2.7 Zingeving in relatie tot verslaving
De verslavingsinstelling Tactus heeft in 2011 een onderzoek laten uitvoeren naar de
zingeving, spiritualiteit en het welbevinden van mensen bij hun in behandeling. Volgens het
onderzoek (Stoeten, 2011) bestaat er sinds een paar jaar het idee dat verslaving wellicht
samenvalt met het wel of niet beleven van zingeving en zijn er meerder literatuuronderzoeken
verschenen met betrekking tot de mogelijke rol van zingeving in de Geestelijke
Gezondheidszorg (GGZ) en verslavingszorg.
Een verklaring voor de relatie tussen verslaving en zingeving is dat mensen zich door de
verslaving slechter gaan voelen, wat de zinbeleving belemmert en/of zingeving minder
belangrijk maakt. Tevens blijkt uit het onderzoek van Stoeten (2011) dat hoe ernstiger de
verslaving is, hoe minder iemand vertrouwen en zingeving ervaart. Ook het verlangen naar
drugs heeft een negatieve invloed op het ervaren van vertrouwen, zingeving en welbevinden.
De invloed van een verslaving op vertrouwen wordt in het onderzoek als volgt omschreven:
‘Verslaafde mensen lijken vaak te stuiten op wantrouwen en vaak ontbreekt het bij henzelf
aan zelfvertrouwen, vertrouwen in de medemens en in de maatschappij’ (Stoeten, 2011, p.
41). De verslaving heeft tevens een negatieve invloed op iemands welbevinden doordat het
gevoelens versterkt van eenzaamheid, controleverlies, schaamte, falen, schuld en onzekerheid
(Wiklund a, 2008). Maar volgens Burrel & Jaffe (1999) kan zingeving ook minder belangrijk
worden door de verslaving.
Ook in het buitenland speelt volgens Stoeten het thema: ‘Aan de hand van verschillende
experimenten, voornamelijk buiten Nederland, is aangetoond dat verslaafde mensen bij het
doorbreken van hun verslaving, baat kunnen hebben bij het volgen van spirituele of religieus
georiënteerde behandelmodulen’ (Stoeten, 2011, p. 5). Maar volgens Stoeten ontbreekt de
wetenschappelijke onderbouwing voor het aantonen van de relatie van zingeving tot
verslaving vooralsnog.
Stoeten heeft voor haar onderzoek 130 cliënten benaderd. Zij waren op dat moment in
behandeling bij Tactus en onder andere verslaafd aan alcohol, cannabis, heroïne, cocaïne,
gokken en combinaties daarvan. De ondervraagden zijn allemaal van één jaar tot meer dan
tien jaar verslaafd. Van de ondervraagden was een kwart vrouw en de gemiddelde leeftijd was
26
rond de 42 jaar. Van de ondervraagden vond 81,5% het belangrijk dat er binnen de
verslavingszorg aandacht wordt besteedt aan zingeving. Hiervan vond 41,5% het belangrijk
omdat zingeving een groot en belangrijk aspect is in het leven waarbij stil moet worden
gestaan en 24,5% van de ondervraagden dacht dat er ook een significante relatie bestond
tussen zingeving en verslaving. Tevens bleek uit het onderzoek van Stoeten dat wanneer de
verslavingsproblematiek groter is, de zingeving en daarmee het welbevinden van iemand
afneemt. Voor 72,4% van de ondervraagden houdt zingeving in: de manier waarop je naar
jezelf kijkt en naar het leven.
Dit bleek uit de volgende antwoorden: ‘Dat als je terugkijkt op je leven dat je het goed hebt
gedaan voor jezelf en voor de mensen in je omgeving’; ‘Hoe wil, kan en moet ik leven en hoe
kan ik dit samen laten vloeien met hierbij gelukkig zijn’; ‘Het accepteren van het leven zoals
het is, van anderen en van jezelf’; ‘Dingen doen om je leven makkelijker/fijner te maken’;
‘Voldoening, nuttig zijn voor de samenleving, gelukkig zijn met jezelf’ (Stoeten, 2011, p. 34).
Uit deze antwoorden blijkt dat de zelfwaardering samenhangt met het gevoel van
eigenwaarde, van betekenis te zijn voor anderen en de samenleving. Van de ondervraagden
ziet 50,9% zingeving meer als iets persoonlijks en individueels. Zij gaven de volgende
antwoorden: ‘Dat ik kan functioneren in de maatschappij zoals een ieder ander die geen
verslaving heef’; ‘Worden wie ik ben’; ‘Dat ik me een happy mens voel, zonder stress’;
‘Gevoel van vrijheid bij het maken van keuzes, dingen doen die ik leuk vind en die ik goed
kan’; ‘Ik ben nu 2 maanden van de drank af, bevalt me beter, ik ben minder agressief en veel
vrolijker’ (Stoeten, 2011, p. 34).
Ruim een kwart van de ondervraagden geeft aan dat zij zingeving vooral zien als het belang
van verbonden zijn. Deze mensen gaven antwoorden zoals: ‘Mijn partner en familie’; ‘Zin in
het leven hebben door voor andere mensen van belang of nuttig te zijn’; ‘Nodig zijn, geliefd
zijn. Bijdrage aan een prettige maatschappij’ (Stoeten, 2011, p. 35). Van de ondervraagden
noemden 13,9% in hun antwoord werk en hobby’s en maar 3,8% van de ondervraagden gaf
aan zingeving te relateren aan gezondheid en wel of niet gebruiken.
In hetzelfde onderzoek van Stoeten is er aan de ondervraagden de vraag gesteld of zij een
verband zagen tussen hun verslaving en zingeving. Hierop gaf 38,6% het antwoord dat de
verslaving de zingeving is in het leven en 29,5% gaf aan doormiddel van de verslaving zich
beter te voelen en zo tot zingeving te kunnen komen. Van de ondervraagden gaf 21,1% aan
27
zich juist slechter te gaan voelen door de verslaving en daardoor minder zingeving te ervaren
of het minder belangrijk te vinden. Het kleinste percentage van 1,5% gaf aan dat door de
afname van de verslaving er juist meer in zin in het leven komt.
In de literatuur is terug te vinden dat een gebrek aan zingeving mogelijk kan leiden tot een
verslaving. Leijssen (2004) zegt hierover: ‘Zingeving speelt immers een rol in psychische
gezondheid en gebrek aan zingeving kan leiden tot ernstige psychische problemen met o.a.
depressies, verslavingen en zelfmoord als gevolg’ (2004, p. 241) Volgens Leijssen hebben
mensen behoefte aan (betekenisvolle) anderen, een doel in de dag wat weer leidt tot een doel
in het leven.
Ook de instelling Lievegoed besteedt aandacht aan de zingeving van hun cliënten. Volgens
hen moet iedereen een reden hebben om voor te leven. Bij een gebrek hieraan krijg je als
mens last van zinloosheid (Schaik, 2009). Maar tegelijkertijd kan een verslaving zin
verschaffen (Burrell, 2002). ‘Addicts actively create meaning through the use of chemical
substances, meaning which is highly personal and often idiosyncratic. Moreover when
problems are deeply ingrained, maintaining them can become a purposeful activity that
protects the client core identity – even if this identity is problematic’ (Klion & Pfenninger,
1997, p. 239).
Het Trimbos-instituut heeft onderzoek gedaan naar de werking en betekenis van
zelfhulpgroepen in de verslaving (Muusse & Van Rooijen, 2009). Hieruit bleek dat
zelfhulpgroepen een belangrijke rol spelen in het (her)vinden van zingeving:
‘Zelfhulpgroepen bieden langdurige ondersteuning bij het opbouwen van een leven zonder
drank, drugs of gokken. Onderdeel daarvan is het opnieuw vinden van manieren om zin aan
het leven te geven. Bij het loskomen van een verslaving lijkt dit element van zingeving voor
veel mensen heel belangrijk te zijn’ (Muuse & Van Rooijen, 2009, p. 27; Oliemeulen, 2008;
Schippers, 2007).
De groepen bieden ondersteuning om (weer) te leren leven zonder afhankelijkheid. Het
opnieuw ontdekken wat het leven voor eenieder zin geeft. Sprock (2004) beschrijft dat de
zelfhulpgroepen een 2-trapsontwikkeling faciliteren. De eerste trap is het afkicken zelf en
daarna is de tweede trap het leren leven van een nuchter leven. De zelfhulpgroepen zijn een
steun voor mensen om niet terug te vallen, maar ook voor mensen die nog moeten afkicken.
28
Door veel zelfhulpgroepen en verslavingsinstellingen wordt het 12-stappenprogamma ingezet
(zie bijlage). Het stappenprogramma wordt ook wel het Minnesota-Model genoemd en wordt
sinds 2003 ook ingezet bij AWBZ-gefinancierde verslavingsinstellingen (Muusse & Van
Rooijen, 2009). Het model is gebaseerd op het 12-stappenprogramma van de Alcoholics
Anonymous (AA) en benadrukt het belang van zelfhulpgroepen. Vaak starten mensen met het
model door middel van een klinische opname van vier tot zes weken. Het model is gebaseerd
op het gedachtengoed dat een verslaving is vervlochten met het hele leven. Het heeft invloed
op fysiek gebied, maar ook op mentaal, emotioneel, sociaal en spiritueel gebied. Het doel van
het model en van de behandeling is totale onthouding. Tijdens de behandeling is het van
belang dat er voorlichting is over de groepen en dat mensen de zelfhulpgroepen ook
daadwerkelijk bezoeken tijdens de klinische opname.
Na de opname is de nazorg belangrijk en dat mensen de zelfhulpgroepen blijven bezoeken. In
het model neemt de familie ofwel het netwerk van de verslaafde ook een centrale rol in.
Vanuit het 12-stappenprogramma wordt elke bijeenkomst afgesloten met ‘Het gebed van
kalmte’. Het gebed begint als volgt: ‘Geef mij kalmte om te aanvaarden wat ik niet kan
veranderen, moed om te veranderen wat ik kan veranderen, en wijsheid om tussen deze twee
onderscheid te maken’ (Muusse & Van Rooijen, 2009, p. 28). In verschillende stappen van
het 12-stappenplan wordt er verwezen naar God of een hogere macht, maar iedereen is vrij
om deze hogere macht zelf in te vullen. Sommige deelnemers zien bijvoorbeeld de
zelfhulpgroep als de hogere macht. De zelfhulpgroepen van het 12-stappenprogramma
worden geleid door mensen die zelf al langere tijd aan de groep deelnemen. De taak van
degene die de groep leidt is om ervoor te zorgen dat mensen zich houden aan gemaakte
afspraken en deze persoon kan de contactpersoon zijn voor nieuwe deelnemers. Het is per
zelfhulpgroep wisselend hoeveel aandacht er wordt besteed aan het zingevingselement.
Maar ook andere zelfhulpgroepen zoals de stichting Coke van Jou (steun en informatie voor
direct betrokkenen van verslaafden) organiseren bijeenkomsten met yoga en meditatie en
InTact-groepen (zelfhulporganisatie die is opgezet door de verslavingsinstelling Tactus)
organiseren seminars over zingeving. Muusse & Van Rooijen (2009) zien een toename van
aandacht voor spiritualiteit en zingeving binnen de verslavingszorg. Religie zou preventief
werken op het gebied van overmatig drank en drugsgebruik en steun bieden bij het loskomen
van een verslaving (Humphrys & Gifford, 2006). Uit onderzoek is ook gebleken dat ex-
29
verslaafden behoefte hebben aan zingeving en het behandelen van levensbeschouwelijke
thema’s (Schippers, 2007; Stoeten, 2011; Oliemeulen, 2008).
2.8 Zingeving in relatie tot terugval
Wanneer er in dit onderzoek geschreven wordt over terugval wordt hiervoor dezelfde definitie
gehanteerd die door de GHB-monitor wordt aangehouden. Deze luidt als volgt: iemand is
bewust gestopt met gebruiken, maar gebruikt na dit stopmoment nog een keer, dagelijks of
meerder keren op één dag (De Jong, et al., 2013).
Volgens een mentor, werkzaam op Lievegoed, zou een gebrek aan zingeving niet alleen een
verslaving in de hand werken maar ook een terugval. ‘Terugval vindt juist plaats op de
momenten van stilte. Zingeving is vooral in de nazorg van groot belang. Op de momenten dat
je niets te doen hebt en er niemand is’ (Schaik, 2009, p. 22).
Oud-coördinator van Lievegoed Van den Berg beaamt dat goede nazorg van belang is omdat
dat de kans op terugval zou verkleinen (Schaik, 2009). Maar volgens onderzoek gedaan in
opdracht van Psy4 is de nazorg voor verslaafden na een intensieve behandeling in de
verslavingszorg minimaal (Oliemeulen & Van der Poel, 2008). Voor dit onderzoek werden er
elf cliënten en elf bestuurders van evenzoveel reguliere verslavingsinstellingen geïnterviewd.
Vanwege privacy worden de namen van de cliënten in het onderzoeksrapport niet genoemd en
worden er ook maar enkele verslavingsinstellingen bij naam genoemd. In het onderzoek wordt
aan cliënten gevraagd of goede nazorg ook zingeving inhoudt. De geïnterviewde
respondenten (allemaal ex-verslaafden) stemmen met deze stelling in. Je moet iets hebben om
voor te leven, je moet zin hebben in het leven. Een selectie uit het onderzoeksrapport van de
reacties van de elf geïnterviewde op de vraag of goede nazorg ook zingeving inhoudt:
‘Zingeving is dat je achteraf kunt zeggen “Leuk gedaan”, of “Goed gedaan”. Zin hebben in
de dag. Werk, familie, van alles, door bewust een besluit te kunnen nemen om… vul maar in.’;
‘Het gevoel te hebben dat je ertoe doet. Positief, energie.’; ‘Het stimuleren om zin te geven
aan je leven is heel belangrijk. De instelling moet dat bieden. Ze moeten je ook terugfluiten,
zo van: ho, je gaat te hard. Zingeving is een doel, iets te betekenen hebben. Bijvoorbeeld een
doelenlijstje maken, dat is ook zingeving.’; ‘Absoluut. Goede nazorg zorgt ervoor dat je de
dingen weer wat rooskleuriger kunt zien. Zingeving is normaal zijn! Kunnen functioneren in
deze ingewikkelde maatschappij, je eigen boontjes kunnen doppen.’; ‘Van belang is een
4 Psy is een vaktijdschrift voor geestelijke gezondheidszorg en verslaving van GGZ Nederland.
30
zinvolle dagbesteding. Probeer iemand te helpen gelukkig te worden, dan komt de rest
vanzelf.’ (Oliemeulen & Van der Poel 2008, p. 8).
Uit het eerder genoemde onderzoek van het Trimbos-instituut naar de werking van
zelfhulpgroepen (Muusse & Van Rooijen, 2009) blijkt dat de zelfhulpgroepen door
verschillende (ex)verslaafden worden gezien als een goede manier van terugvalpreventie, een
deelnemer van een NA-groep vertelt: ‘Toen mijn ontslagdatum naderde raakte ik steeds meer
in paniek, omdat ik het gevoel had dat ik niet in staat was om zonder hulp clean te blijven. De
kliniek kon me 1 uur nazorg bieden per twee weken, maar daar redde ik het zeker niet mee. Ik
zat helemaal klem. Toen heb ik besloten: laat ik dan in godsnaam maar naar de AA gaan! Via
de AA ben ik bij de NA gekomen. Toen ik daar binnenkwam had ik het gevoel alsof ik
thuiskwam. Eindelijk zat ik bij mensen die me begrepen, die ook jarenlang aan het sukkelen
waren geweest met gebruik, niet wisten hoe te stoppen en niet wisten hoe gestopt te blijven.
Er waren ongeveer 10 mensen op die bijeenkomst en van iedereen die wat vertelde dacht ik:
‘dit slaat op mij, dit herken ik’ (Muusse & Van Rooijen, 2009, p. 9). Zoals hierboven
beschreven is de er en herkenning erg belangrijk. Geelen (2003) beschrijft daarnaast dat de
deelname aan een zelfhulpgroep de motivatie tot het abstinent blijven kan versterken. Mensen
leren in de groep om minder te vermijden en ze leren hoe om te gaan met situaties waarin
middelengebruik aan de orde is.
De Jong (2013), hoogleraar Verslaving en Verslavingszorg, heeft aangegeven in een reportage
van Zembla Knock out in Brabant (Mostert, 2013) dat nazorg, oftewel terugvalmanagement,
voor GHB-afhankelijken in het bijzonder nog moet worden ontwikkeld. In deze reportage is
te zien hoe verschillende GHB-afhankelijken jongeren worstelen met het niet meer gebruiken
en hun leven weer op de rails te krijgen. Vanwege het hoge terugvalpercentage is er een
onderzoek gestart naar hoe dit kan worden teruggedrongen (Dijkstra, 2013).
Op het gebied van terugvalpreventie is er in 2013 door verslavingsarts Kamal, werkzaam bij
verslavingsinstelling Novadic-Kentron en verbonden aan de GHB-monitor, een onderzoek
naar baclofen gepresenteerd. Baclofen is een medicijn (werkzaam als spierverslapper) dat
wordt gebruikt bij bijvoorbeeld Multiple sclerose. Baclofen zou mogelijk de zucht naar GHB
doen verminderen. In een onderzoek (Kamal, et al., 2015) zijn er voor de periode van twaalf
weken, elf GHB-afhankelijken behandelt met baclofen. Negen van de elf GHB-afhankelijken
vielen niet terug in gebruik in de periode dat zij baclofen innamen, één patiënt viel terug
binnen vijf weken en één patiënt stopte met de behandeling na zeven weken. Volgens de
31
resultaten moet er nog verder onderzoek worden gedaan, om de positieve rol van baclofen te
kunnen bewijzen, net als de veiligheid van het gebruik.
Uit een ander recent onderzoek (Kamal, et al., 2015) is gebleken dat iemand door de
combinatie van GHB en een te hoge dosis baclofen in coma kan raken.
HOOFDSTUK 3
Methodologische verantwoording
In dit hoofdstuk worden de methodologische keuzes verantwoord. Eerst wordt de
onderzoeksopzet uitgelegd, vervolgens wordt de onderzoekspopulatie en de werving van de
respondenten beschreven, hierna wordt de dataverzameling weergeven om vervolgens de
dataverwerking en analyse uiteen te zetten. Het hoofdstuk sluit af met de validiteit en
betrouwbaarheid van het onderzoek en de positie van de onderzoeker in deze studie.
3.1 Onderzoeksopzet
Dit onderzoek is een exploratief en kwalitatief onderzoek. Er is voor deze vorm gekozen
omdat er nog weinig bekend is over de relatie van zingeving met betrekking tot GHB-
afhankelijkheid. Middels dit onderzoek en deze onderzoeksmethode zal er worden gepoogd
om meer inzicht te verkrijgen in de problematiek. Het onderzoek komt tot stand door middel
van open interviews met (ex)GHB-afhankelijke respondenten, waarbij de existentiële theorie
van Van Deurzen (2002) samen met theorie van Alma & Smaling (2010) en gedachtengoed
van Frankl (1978) de leidende definitie van zingeving voor dit onderzoek onderbouwen.
Het onderzoek is kwalitatief en empirisch van aard. Kenmerkend hiervoor is volgens Evers
(2007)‘(…)het open en flexibele karakter’ en kenmerkend voor de dataverzameling is dat er
gebruik gemaakt wordt van interviews en ‘(…)het zoveel mogelijk recht doen aan de
onderzochten’ (Evers, 2007, p. 13). Het is een manier van onderzoek waarbij de onderzoeker
32
open moet staan voor onvoorziene zaken en flexibel moet zijn. In de interactie met de
respondenten is het belangrijk dat de onderzoeker doorvraagt naar de betekenis van
gebeurtenissen, ervaringen en uitspraken om ‘(…) zo dicht mogelijk bij de gewone sociale en
persoonlijke werkelijkheid blijven’ (Maso & Smaling, 2004, p. 9). Vanuit de kwalitatieve
manier van onderzoeken is de alledaagse betekenisgeving en betekenisverlening van belang,
dit is een passend manier van onderzoeken bij het onderwerp van de mogelijke relatie van
zingeving tot (ex)GHB-afhankelijken (Maso & Smaling, 2004).
De onderzoeksresultaten zullen tot zover op een inductieve wijze tot stand komen dat er niet
vanuit een bestaande theorie met betrekking tot het onderzoeksonderwerp wordt gewerkt. De
reden hiervoor is dat er weinig tot geen theorieën beschikbaar zijn over de mogelijke relatie
tussen GHB-afhankelijkheid en zingeving.
Middels de inductieve methode kan de door kwalitatieve interviews verzamelde data leiden
tot meer kennis omtrent dit onderwerp. Dit in tegenstelling tot de deductieve werkwijze
waarbij er juist wordt gewerkt vanuit een theorie (Evers, 2007). Voor dit onderzoek zal de
visie van Wester (1984) met betrekking tot het inductivisme worden aangehouden. De
onderzoeker gaat volgens Wester (1984) wel uit van theoretische noties en literatuur maar dit
zijn wel algemene noties, de onderzoeker werkt dus niet vanuit een al bestaande theorie
(Maso & Smaling, 2004).
Vanuit de gefundeerde theoriebenadering (Glaser & Strauss, 1967) is het belangrijk om op
deze manier onderzoek te doen om recht te kunnen doen aan de gecompliceerde werkelijkheid
en voorkomt dit dat een theorie alleen uit denkwerk voortkomt en zo te weinig inzichten geeft
in de werkelijkheid (Maso & Smaling, 2004). De wijze waarop de meer inductieve benadering
tot uiting komt in dit onderzoek is te zien in het feit dat de verworven data steeds onderling
zal worden vergeleken met relevante literatuur zoals beschreven in het theoretisch kader.
In dit opzicht wijkt dit onderzoek af van de inductieve benadering van de gefundeerde
theoriebenadering van Glaser en Strauss (1967) omdat de data van dit onderzoek wel zal
worden vergeleken met een theoretisch kader. In het theoretisch kader is het begrip zingeving
uitgediept om de onderzoekvragen te kunnen beantwoorden (Maso & Smaling, 2004).
3.2 Werving en onderzoekspopulatie
De respondenten (zes voormalig GHB-afhankelijken) zullen worden geworven door middel
van de zogenaamde sneeuwbalmethode (Evers, 2007). Naar aanleiding van berichten op
33
social media zoals Facebook en Twitter kunnen er verschillende potentiële respondenten
reageren. Deze potentiële respondenten kunnen mogelijk weer andere mensen aandragen die
eventueel mee zouden willen werken aan het onderzoek.
De inclusie criteria voor de respondenten zijn: de respondenten moeten de Nederlandse taal
goed beheersen. De respondenten zijn niet jonger dan 18. Er is gekozen voor deze ondergrens
van 18 jaar vanwege het feit dat iemand vanaf deze leeftijd volgens de Nederlandse wet
volwassen en meerderjarig is. De respondenten kunnen vanaf deze leeftijd zelf beslissen
zonder instemming van een ouderlijke macht of zij wel of niet willen meewerken met het
onderzoek.
De mensen die aangeven mee te willen werken aan het onderzoek zullen aanvullende
informatie krijgen via de mail. In deze informatieve mail zal de onderzoeker zichzelf
voorstellen, de studie Humanistiek beschrijven en het onderzoeksonderwerp uiteen zetten.
Met al deze informatie kan iemand een goede afweging maken of deze wel of niet mee wil
werken aan het onderzoek.
Als iemand toestemt in deelname aan het onderzoek zal er binnen afzienbare tijd een afspraak
voor een interview worden ingepland. Persoonlijke gegevens zoals telefoonnummers zullen
voor de daadwerkelijke ontmoeting worden uitgewisseld. De respondent zal de mogelijkheid
krijgen van te voren een keer telefonisch contact te hebben met de onderzoeker zodat deze
nogmaals het onderzoek kan uitleggen. De interviews zullen plaats vinden in de woonplaats
van de respondent of op een andere plek naar keuze. Eén respondent heeft aangegeven liever
niet thuis af te willen spreken omdat hij nog moeite heeft met het ontvangen van ‘vreemden’
thuis. Op zijn verzoek zal nu bij de onderzoeker thuis het interview worden afgenomen zodat
alsnog de privacy kan worden gewaarborgd en er niet op een openbare plek afgesproken hoeft
te worden.
Na het interview wordt de respondent gevraagd of deze een kopie wil ontvangen van het
uiteindelijke onderzoek. De interviews worden opgenomen met opnameapparatuur, maar
zullen na afloop van het onderzoek gewist worde om de privacy te waarborgen. Alle
interviews zullen anoniem verwerkt worden. Wanneer respondenten geen toestemming
zouden willen geven voor het opnemen van het interview, zullen de bezwaren worden
besproken. Wil de respondent onder geen beding dat er (audio)opnames worden gemaakt, dan
is er de mogelijkheid om met de hand mee te schrijven tijdens het interview.
34
3.3 Dataverzameling
Als interviewstijl is er gekozen voor het minder gestructureerde sluismodel (Evers, 2007). De
insteek van het model is om het interview breed te starten met open vragen met betrekking tot
het onderwerp om vervolgens meer in te zoomen op specifieke aspecten. Voor het interview
worden er van te voren maar één of twee hoofdvragen geformuleerd die volgens Evers aan de
volgende aspecten moeten voldoen; ‘(…) het gebied waarbinnen het interview zich zal
bewegen ruim neerzetten, (b) niet verwijzen naar meer specifieke zaken binnen dat interview
gebied waarin je (ook) geïnteresseerd bent, (c) aansluiten bij de kennis en ervaring van de
respondent en daar expliciet naar vragen, en (d) geformuleerd zijn in voor de respondent
begrijpelijke taal’ (Maso & Smaling, 1998:88-89, geciteerd in Evers, 2007, p. 57).
De hoofdvraag is de startvraag waarmee het interview wordt geopend. Het sluismodel is een
manier van interviewen waarbij de respondent niet wordt gestuurd en vooral de diepte van het
interview van belang is in plaats van de breedte. De interviewer vraagt in dit model specifiek
door op het onderwerp en zal minder snel vervolgvragen stellen. De respondent wordt
uitgenodigd om gevoelens, gedachtes en ervaringen rondom het onderwerp te uiten. Het is
mogelijk om tijdens het interview op een ander interviewmodel over te stappen zoals het
riviermodel. Het riviermodel biedt weer de mogelijkheid om ook gerelateerde thema’s uit te
diepen die de respondent inbrengt. In het riviermodel worden de gerelateerde thema’s
uitgediept met vervolgvragen.
Voor het verkrijgen van de data is een topiclijst opgesteld (zie bijlage). Deze topiclijst is
geïnspireerd op het theoretisch kader (zie hoofdstuk 2). De topiclijst is een conversatiehulp en
zorgt ervoor dat het theoretisch kader daar waar nodig, aangevuld kan worden, gewijzigd of
bevestigd. In de topiclijst komen vragen te staan die belangrijk zijn om te stellen om de
hoofdvraag en deelvragen van dit onderzoek te kunnen beantwoorden. Als er in het interview
antwoord is gegeven op de eerste openvraag, zal de onderzoeker het antwoord herhalen
(samenvatten) zodat de respondent kan aanvullen en verbeteren waar nodig. Hierna zal de
onderzoeker vragen aan de respondent of dit onderwerp voldoende is uitgediept, als dit zo is
zal de onderzoeker het volgende punt op de topiclijst opnoemen en hierover een vraag stellen,
totdat uiteindelijk alle onderwerpen van de topiclijst zijn besproken (Evers, 2007; Maso &
Smaling, 2004).
3.4 Dataverwerking en data-analyse
35
De cyclische en inductieve werkwijze van dit onderzoek sluiten aan bij de Grounded Theory
benadering (Grass & Strauss, 1967). De data zal dan ook worden geanalyseerd volgens de
Grounded Theory benadering, maar vanwege de minimale grootte van dit onderzoek is dit
geen daadwerkelijk Grounded Theory onderzoek te noemen. Desalniettemin zal dit onderzoek
op dezelfde wijze als de Grounded Theory benadering de data structureren, analyseren en
coderen. De data-analyse zal zich als volgt voltrekken: alle interviews worden getranscribeerd
in het transcribeerprogramma F4 en vervolgens wordt er voor het ondersteunen bij de analyse
van de data het programma Atlas.ti gebruikt. Op de data zal open-coding worden toegepast
(zie bijlage voor open codes). Middels Open coding koppelt de onderzoeker codes (termen)
aan de gedane uitspraken van de respondenten. De data wordt op deze manier geanalyseerd op
mogelijke patronen. Wellicht komen er bijvoorbeeld vaker bepaalde thema’s terug in de
verschillende interviews. Aan deze thema’s worden dan overkoepelende codes gehangen.
Hierna zal er axiaal coderen worden gehanteerd. In dit stadium worden de verbanden tussen
de termen uit de open coding met elkaar verbonden en in categorieën ondergebracht. Er zal
worden gekeken hoe de verschillende codes aan elkaar zijn gerelateerd. Hoe beïnvloeden deze
elkaar? En wat voor een invloed hebben de codes op de hoofdvraag? Als er bijvoorbeeld
ingezoomd zou worden op het begrip terugval, zou een vraag kunnen zijn: In wat voor een
context vallen de respondenten terug in gebruik? Vervolgens zal er worden nagegaan of de
informatie van de respondenten rondom dit onderwerp overeen komt of niet.
In de derde fase van het analyseren van de data zal er selective coding (zie bijlage) worden
toegepast. Ditmaal zal er gecodeerd worden met de verschillende begrippen uit de leidende
definitie van zingeving (beschreven in theoretisch kader) en de begrippen uit de hoofd- en
deelvragen. Door eerst open coding toe te passen en daarna pas selective coding, kan er
worden gekeken of er nieuwe begrippen naar voren komen die met enkel het coderen vanuit
de leidende definitie en de begrippen uit de hoofd- en deelvragen anders niet naar voren
waren gekomen. In dit laatste stadium worden er codes samengevoegd, worden overbodige
codes verwijderd en kunnen er nieuwe codes ontstaan.
3.5 Omschrijving en inschatting van voordeel, belasting en risico
Dit onderzoek kan een bijdrage leveren aan de persoonlijke achtergrond van (ex)GHB-
afhankelijken. Mogelijk biedt dit onderzoek ook een bijdrage aan de manier waarop
(ex)GHB-afhankelijken afhankelijkheid, terugval en de rol van zingeving hierin beleven.
36
De belasting voor de respondenten kan zijn dat zij herinneringen moeten ophalen uit hun
verslavingsverleden. Hier tegenover staat dat de respondenten met hun medewerking aan het
onderzoek andere GHB-afhankelijken in de toekomst kunnen helpen.
3.6 Betrouwbaarheid en validiteit
‘(…) validiteit heeft betrekking op de mate waarin data correct zijn geïnterpreteerd’ (Maso &
Smaling, 1990, p. 81). Om misinterpretatie te voorkomen is het van belang volgens Maso &
Smaling (1990) om de validiteit van de verkregen data te testen door aan de respondenten te
vragen of het verkregen antwoord juist is geïnterpreteerd. In de dialoog met de respondenten
zal dan ook herhaaldelijk worden gecontroleerd wat de respondent precies bedoelt, zie ook in
dit hoofdstuk bij punt 3.3. Tevens zullen de woorden van de respondent vaker bondig worden
samengevat voor de controle van correcte interpretatie.
Het extra checken van de verkregen informatie wordt ook wel member-check genoemd en
wordt onder punt 3.7 verder toegelicht (Maso & Smaling, 2004). Om de interne
betrouwbaarheid van het onderzoek te waarborgen geven Maso & Smaling (2004)
verschillende punten aan waardoor de betrouwbaarheid kan worden bevorderd. Het is volgens
hen belangrijk om bij het verzamelen van de gegevens gebruik te maken van mechanisering
en automatisering. Mede om deze reden zullen de interviews met de respondenten opgenomen
worden met audioapparatuur. Tevens is het van belang om een logboek met
gedachtenprocessen van de onderzoeker bij te houden. Dit maakt inzichtelijk hoe de
onderzoeker tot de uiteindelijke besluitvorming is gekomen. Na elk interview zal de
onderzoeker een reflectieverslag schrijven naar aanleiding van het gehouden gesprek.
De betrouwbaarheid zal worden gewaarborgd door gebruikmaking van het
computerprogramma Atlas.ti waarin de data zal worden verwerkt, geanalyseerd en gecodeerd.
Dit is om meerdere redenen belangrijk. Het maakt de werkwijze van de onderzoeker
inzichtelijk. De coderingen zullen apart worden uitgeschreven en in het onderzoek worden
vermeld, zodat er optimaal inzichtelijk wordt gemaakt hoe de onderzoeker tot de coderingen
is gekomen. En een ander voordeel is volgens Maso & Smaling (2004) dat het de kans op
fouten in het analyseren vermindert ‘(…) coderingen van tekstfragmenten maken het mogelijk
allerlei combinaties te maken met veel minder kans op fouten’ (Maso & Smaling, 2004, p.
69).
Tevens is het belangrijk om aan de respondenten duidelijk het doel van het onderzoek uit te
leggen. Anders kan je te maken krijgen met ‘demand characteristics’ wat inhoudt dat
37
respondenten beïnvloed kunnen raken door verkeerde vooronderstellingen met betrekking tot
het mogelijke nut en het doel van het onderzoek (Maso & Smaling, 1990, p. 86).
Omdat er niet met vooraf opgemaakte standaard vragenlijst wordt gewerkt, maar met een
topiclijst en de data wordt verkregen vanuit de dialoog, is het van belang dat er in deze
dialoog de juist vragen worden gesteld. Wanneer verkeerde vragen worden gesteld, ontstaat er
twijfelachtige informatie en dit verstoort de validiteit (Maso & Smaling, 1990). Door gebruik
te maken van de topiclijst blijft de consistentie van de zes verschillende interviews
gewaarborgd.
3.7 Positie van de onderzoeker
Bij kwalitatief onderzoek is de onderzoeker het eigen instrument, deze kan zich niet
verschuilen achter bijvoorbeeld gestandaardiseerde vragenlijsten (Maso & Smaling, 2004).
‘Kwalitatieve onderzoekers moeten beschikken over goede sociale vaardigheden en een grote
bekwaamheid tot rolneming bezitten, dat wil zeggen dat zij de wereld van de ander moeten
kunnen bezien vanuit het perspectief van die ander. Het is de kunst een goede balans of
afwisseling van betrokkenheid en distantie te realiseren’ (Maso & Smaling, 2004, p. 10). Het
is evident dat de onderzoeker objectief en tegelijkertijd betrokken is. Om de objectiviteit te
behouden tijdens de gesprekken is het van belang om als onderzoeker neutraal het gesprek in
te gaan. Neutraal in de zin dat de onderzoeker niet van te voren bepaalde uitkomsten
verwacht, want dit zou de onderzoeksresultaten in de weg kunnen staan. Een valkuil tijdens
het interview zou kunnen zijn dat de onderzoeker gaat invullen wat de respondent wil
vertellen of wat deze bedoelt. Om verkeerde interpretatie te voorkomen zal de onderzoeker
veel doorvragen naar wat de respondent precies bedoelt.
Er zijn verschillende zaken waar de onderzoeker op moet letten. De onderzoeker kan
bijvoorbeeld niet iemands hulpverlener zijn. Eén respondent vroeg voor het daadwerkelijke
interview al om een gesprek om te praten over haar problemen. Het is dan aan de onderzoeker
om duidelijk te zijn en grenzen af te bakenen. Ook bestaat er de valkuil dat de onderzoeker
zich herkent in het verhaal en de respondent een lotgenoot zoekt. Wederom is het op dat
moment aan de onderzoeker om professionele afstand te bewaken. Een goed hulpmiddel
tijdens het interview is de topiclijst, die ervoor zorgt dat het toch een enigszins afgebakend
38
gesprek is. Tegelijkertijd is het van belang dat de onderzoeker de eigen interpretaties en
gevoelens bijhoudt in een logboek zoals beschreven in dit hoofdstuk onder punt 3.6. Deze
persoonlijke aantekeningen van de onderzoeker dragen bij aan de transparantie en
betrouwbaarheid van het onderzoek (Evers, 2007).
HOOFDSTUK 4
Resultaten
In dit hoofdstuk zullen de resultaten van het onderzoek worden gepresenteerd.
4.1 Demografische variabelen
De zes interviews zijn gehouden met twee mannen en vier vrouwen tussen de drieëntwintig en
zesenveertig. Ze wonen verspreid over Nederland. Het opleidingsniveau verschilt van mbo tot
universitair geschoold. De interviews duurden allemaal tussen een uur en anderhalf uur. De
locatie van het interview was bij de respondent thuis of bij de onderzoeker thuis, het was aan
de respondent om aan te geven wat deze het prettigst vond. Per mail en/of telefonisch zijn de
afspraken kortgesloten. In Tabel 1 zullen de demografische gegevens per respondent
inzichtelijk worden gemaakt. De letters staan voor de verschillende respondenten.
Respondent Geslacht Verslavings-
duur
Mate van
gebruik
Gebruik
andere
middelen
Periode
van geen
gebruik
Terugvallen
K Vrouw 5 jaar 3 jaar
dagelijks
Speed en
XTC
3 dagen 1 keer een
weekend
S Vrouw 4 jaar dagelijks XTC 2 jaar 2 keer een
avond
A Vrouw Zes jaar dagelijks XTC, 118 1 keer voor
39
speed dagen een periode
van 3 jaar
G Man Zes jaar Laatste
halfjaar
dagelijks
Cocaïne,
XTC
47 dagen 2 keer voor
een paar
dagen
H Vrouw Twee jaar dagelijks XTC,
speed
5 jaar Eenmalig een
avond
J Man 9 jaar dagelijks Cocaïne,
heroïne,
speed
1 week Regelmatig
een terugval
Tabel 1 Demografische gegevens respondenten
4.2 Data gekoppeld aan leidende definitie zingeving
De verkregen data zijn in verband gebracht met de leidende definitie van zingeving voor dit
onderzoek (zie punt 2.6). Hieronder zullen de resultaten worden beschreven.
Gezonde relatie met het lichaam
Volgens de leidende definitie is het van belang dat iemand een gezonde relatie met zijn
lichaam heeft en een daarbij horend gevoel van eigenwaarde. Deze theorie is afkomstig van
de existentiële benadering van Van Deurzen (2002).
Aan de respondenten is gevraagd naar hun huidige relatie met het eigen lichaam. Gevraagd is
of deze relatie anders is dan als zij niet gebruiken. Vijf respondenten (alle respondenten
behalve respondent G) gaven aan dat er een groot contrast was tussen de omgang met het
eigen lichaam tijdens het gebruik/de verslaving en wanneer ze niet gebruikten. (Er is met de
respondenten niet gesproken over de relatie met het lichaam voor de verslaving.) Tijdens het
gebruik van GHB werd het lichaam verwaarloosd. Er werd slecht gegeten en weinig gekookt.
Er werd niet gesport of gemediteerd, waar de respondenten wel mee beginnen na de
verslaving. Het gebruiken van GHB werd door één respondent (respondent K) ook wel
gebruikt om het eigen lichaam te vergeten en te kunnen dissociëren om betaalde seks
makkelijker te maken. Zodra de respondenten stoppen met gebruik wordt het lichaam juist
heel belangrijk. De relatie ten opzichte van het lichaam verandert en alle respondenten geven
dan aan goed voor het lichaam te willen zorgen. Gezonde voeding wordt belangrijk, net als
40
veel bewegen. De acceptatie van het lichaam lijkt te groeien naarmate de verslaving langere
tijd in het verleden ligt. Respondent A zegt hierover: ‘Ik ben nu heel erg bezig met goed voor
mijn lichaam zorgen dus gezond eten en sporten. Daar was ik eerder gewoon niet mee bezig.
Ik vind het nu heel belangrijk om natuurlijke producten te gebruiken. GHB is zo chemisch, nu
moet ik het een beetje compenseren.’ De respondenten S en H zeggen mede door actief te
werken aan lichaam en geest de verslaving te hebben kunnen verwerken. Maar wanneer
respondenten terugvielen in gebruik van GHB vertellen zij dat ze niet meer goed voor hun
lichaam zorgden qua voeding en sport. Wel werd er dan nog door twee respondenten
vitaminepillen geslikt (respondent J en G).
Iemand heeft een realistisch zelfbeeld en kan oppervlakkige relaties aangaan
Vijf respondenten (met uitzondering van respondent H) gaven aan dat zij onder invloed van
GHB makkelijker contact aangaan. Sociale angst werd dan ook door de helft van de
respondenten (respondent J, G en A) genoemd als één van de redenen van gebruik.
Het gebruik van GHB zou zelfvertrouwen geven en zelfs in dusdanige mate dat ze dan juist
met mensen in contact willen zijn. Een respondent (respondent J) vertelde dat hij onder
invloed van GHB vaak de supermarkt inloopt, ook als hij niets wil kopen, puur omdat hij dan
een praatje wil maken. De GHB is op zo’n moment datgene wat de respondent nodig heeft om
zingeving te kunnen putten uit minder diepgaande sociale interacties. Zonder de GHB zou dit
contact niet worden aangegaan. Op de vraag hoe om te gaan met deze sociale angst zonder
GHB, vertelden de respondenten (J, G en A) dat de sociale angst na de verslaving nog wel
aanwezig is maar dat deze nu meer geaccepteerd kan worden. Deze gevoelens mogen er nu
meer zijn in plaats van dat ze als negatief worden beschouwd en met behulp van GHB
weggemaakt moeten worden. De contradicties die de respondenten in zichzelf ervaren lijken
na de verslaving meer te mogen bestaan. De spanning wordt nu ook gezien als iets positiefs in
plaats van alleen maar een negatieve emotie die hun belemmert in hun bestaan. Twee
respondenten (respondenten J en G) zeiden hierover dat spanning ook een positieve kant
heeft, bijvoorbeeld op het moment dat je iets moet presenteren.
41
Iemand ervaart een basis in zichzelf van waaruit er betekenisvolle relaties aangegaan
kunnen worden
Verbondenheid met andere mensen komt bij alle respondenten terug als een thema in hun
leven. Alle respondenten gaven aan in meer of mindere mate moeite te hebben met het maken
van contact.
Bij vijf respondenten was er sprake van familiare problemen in het heden of verleden. Eén
respondent (respondent A) vertelde dat ze vanuit haar jeugd niet het basis gevoel van
veiligheid en vertrouwen mee heeft gekregen. Haar moeder werd door haar vader mishandeld
en heeft haar hierdoor niet het gevoel meegegeven ‘iets waard te zijn’. Respondent G vertelde
over het gemis van biologische vader: ‘Ik ben opgegroeid met een stiefvader. Ik ken mijn
biologische vader niet en ik heb twee halfbroertjes, dus ik voel me altijd degene die het minst
krijgt. Ik voel me altijd achtergesteld terwijl ik misschien wel het meest heb gekregen. Zij
hebben wel hun biologische vader: het is ingewikkeld.’
Respondenten S en H (beide al meerdere jaren niet meer afhankelijk) geven aan dat het gevoel
van zelfvertrouwen langzaam, met de jaren terug komt. Hierdoor groeide bij beiden ook het
gevoel van autonomie. Beide respondenten kwamen uit een heftige relatie waarvan ze
moesten herstellen, maar ze vertellen dat dankzij veelvuldige zelfreflectie en goede zelfzorg
er steeds meer balans komt. Tevens groeit het vertrouwen in anderen weer, wat zich
voornamelijk uit in het contact met goede vrienden.
Door de verslaving aan GHB lijkt iemand het contact met zichzelf te verliezen. De respondent
(respondent A) die enkele maanden is gestopt met gebruik vertelt dat zij worstelt met vragen
als ‘wie ben ik?’ en ‘waar leef ik voor?’ Ze vertelt dat ze weer moet leren om nuchter te
leven. Met het verstrijken van de tijd groeit langzaam de zelfacceptatie. Het drugsgebruik
ging bij vier respondenten (A, K, H en S) ook gedeeltelijk gepaard met een gecompliceerde
liefdesrelatie. Een respondent (respondent K) vertelt hierover dat ze niet meer weet wie ze is
mede door haar ex-partner. Van hem moest ze altijd het vrolijke, sexy meisje zijn. Ze is
uiteindelijk zelf gaan geloven in dat beeld, maar is ze dat wel echt, vroeg ze zich hardop af
tijdens het interview.
Uit de data is gebleken dat de vier vrouwelijke respondenten (A, S, H en K) gestimuleerd zijn
in het gebruiken van (hard)drugs en in het bijzonder van GHB door hun partner. Al deze
relaties zijn inmiddels verbroken. Deze relaties werden gekenmerkt door een zekere
machtsrelatie waarbij de vrouw afhankelijk was van de man. Dit werd veroorzaakt door een
42
laag zelfbeeld aan de kant van de vrouw en een man die dit voedde door ofwel de vrouw te
kleineren of juist veel bevestiging te geven. Respondent H vertelde hoe haar ex haar na de
scheiding ging stalken: ‘Ik kreeg wel honderd sms’jes en mailtjes per dag en dat verscheurde
me. Daar stond dan in: “liefje ik mis je en hou van je” en daarna: “ik maak je helemaal
kapot je hebt nooit van me gehouden” en dat verscheurde me. Ik had alles gegeven. Hij ging
ook zeggen dat ik hem mishandelt had, ik hem helemaal kapot had gemaakt. Mijn hele basis
was weg en ik kon niet meer slapen. Door hem had ik xtc leren kennen en de mensen
daaromheen. Door de stress had ik een hele hoge bloeddruk en als je dan een beetje GHB
neemt kon ik ontspannen. Dat wordt dan de verslaving. Het is zo lekker om even niet na te
hoeven denken, niet te huilen. Even ontspannen en op ademen komen. Als je dat te vaak gaat
doen, dan gaat je lichaam er echt om vragen en dan wordt het een probleem. Dan kom je op
een punt dat je gaat trillen als je het niet neemt. Ik werd daar heel angstig van en nam dan
weer een beetje GHB. Zo kom je in een vicieuze cirkel.’
Er is bij alle respondenten wel behoefte aan intieme relaties met betekenisvolle anderen, maar
deze relaties moeten zeker in de beginperiode na het stoppen met gebruik weer worden
opgebouwd. Twee respondenten (K en A) vertelden geen vrienden meer te hebben omdat alle
oude vrienden gebruiken en ze nu weer opnieuw een vriendenkring moeten opbouwen.
Beiden gaven zij ook aan een vertrouwenspersoon te missen.
Iemand voelt zich verbonden met bepaalde idealen, een religie en/of waarden
Aan alle respondenten is gevraagd of zij meer konden vertellen over het feit of zij zich
verbonden voelen met een religie of bepaalde waarden. Geen van de respondenten hing ten
tijde van het interview een religie aan. Wel zeiden meerdere respondenten spiritualiteit
belangrijk te vinden. Eén respondent (respondent K) had als toekomstdroom om in India te
gaan wonen in Auroville en luisterde op internet dagelijks radioprogramma’s over
spiritualiteit. Een belangrijke waarde voor haar was dat iedereen gelijke rechten heeft. Ze
vertelde: ‘Het liefste zou ik op een heel mooi eiland wonen met heel veel fijne mensen en een
mooi schoolsysteem. Een educatiesysteem voor iedereen, altijd, zodat je de rest van je leven
kan blijven leren. En waar we gezond met elkaar koken, gewoon een paar mensen die koken
voor iedereen dan hoeft er niemand anders voor het eten te zorgen.’ Een andere respondent
(respondent A) sprak over het feit dat ze wel geloofde in een bepaalde energie, dat als zij
ergens positief mee bezig was de aarde haar zou helpen.
Transcenderen boven het eigenbelang voor het belang van anderen
43
Met transcenderen boven het eigenbelang wordt gedoeld op het feit dat mensen hun
eigenbelang onderschikken aan het belang van iemand anders. Volgens Frankl (1968) zou je
zin putten uit een doel, wat niet jouw eigen doel is.
Uit de data blijkt dat in de eerste paar maanden van het stoppen met gebruik van GHB de
respondenten zich nog moeten focussen op zichzelf. In deze periode kunnen de respondenten
dan ook nog niet transcenderen boven hun eigen belang. Ze moeten dan nog te hard werken
aan zichzelf. Na deze eerste paar maanden gaan de respondenten (S, G en H) zich inzetten
voor anderen in de vorm van vrijwilligerswerk met demente bejaarden, werken met dak- en
thuislozen en werken bij de dierenambulance. Dit biedt hen zingeving doordat ze iets kunnen
betekenen voor andere mensen of dieren, zich nuttig en gewaardeerd voelen. Respondent G
vertelde hierover: ‘Met vrijwilligerswerk krijg je geen loonstrook, maar je krijgt waardering
ervoor terug. Dat is voor mij nu heel veel waard en eigenlijk zouden alle ex-verslaafden of
iedereen die niet een goed gevoel over zichzelf heeft vrijwilligerswerk moeten doen.
Je hebt gewoon waardering nodig en als je vroeger te weinig waardering hebt gekregen is dit
de beste manier naar healing.’
Competentie, erkenning en doelgerichtheid
Volgens de leidende definitie is het belangrijk om te worden gewaardeerd door anderen en dat
je competenties worden erkend. Volgens Alma & Smaling (2010) is het voor het beleven van
zin belangrijk dat je het gevoel hebt dat je ertoe doet. Dit hangt mede samen met het hebben
van een doel. Heb je een doel in je leven en voel je je bekwaam om dit doel te bereiken?
Alle respondenten geven aan kleine stapjes te moeten nemen in het stellen en behalen van
doelen. Therapie afmaken werd door twee respondenten (respondenten A en G) genoemd als
één van de hoofddoelen van dat moment. Zij hadden er vertrouwen in dat dit ging lukken.
Respondent G gaf tijdens het interview wel aan dat verder kijken nog te veel stress oplevert:
‘Ik vind het lastig om te kijken wat ik echt wil met mijn leven. Het is nog te groot, ik ga dan
een beetje in een passieve houding. Ik raak dan een beetje in de stress.’
Twee andere respondenten (J en K) die allebei recent een terugval hebben gehad, hadden als
doel om eventueel weer in therapie te gaan. Eén van hen (respondent J) gaf aan door een
terugval, zich minder competent te voelen en weer behoefte had aan een succesverhaal. Hij
vertelde dat hij elke maand terugvalt en dat sommige vrienden hem om deze reden niet meer
willen zien omdat ze denken dat hij het niet serieus neemt, maar dat is volgens hem niet het
44
geval. Hij vertelde over zijn terugval: ‘Ik zit nu in een terugvalfase en daar voel ik me heel
slecht over en iedere terugval is een faalactie en je hebt succes verhalen nodig voor je geluk.’
Alle respondenten hadden als doel om gezond verder te leven en iets te willen betekenen voor
andere mensen en/of dieren. Ze gaven ook allemaal aan te vertrouwen in een goede toekomst.
Het lijkt er daarmee op alsof ze zich bekwaam genoeg voelen om de doelen te bereiken in hun
leven die ze willen.
Voor respondent A is het hebben van een zingevend doel een nieuw gegeven. Ze vroeg zich
tijdens het interview hardop af wat mensen eigenlijk doen met hun leven en wat voor een
doelen zij nastreven? ‘Het is ook heel erg nieuw voor mij, wat doen mensen eigenlijk met hun
leven enzo?’ Ze noemde het oppakken van haar vroegtijdig afgebroken studie uiteindelijk als
een zingevend doel.
De respondenten H en S die al voor vijf en twee jaar niet meer afhankelijk zijn, gaven aan dat
een doel na het stoppen met gebruiken was om weer aan het werk te gaan. Beiden hebben dit
doel inmiddels bereikt. Ze zeggen hierover dat het hebben van een doel een belangrijke bron
van zingeving is. Respondent S gaf aan dat doelen afhankelijk zijn van tijd en plaats. De
eerste periode dat ze was gestopt met gebruiken had ze kleinere, haalbare doelen opgesteld.
De eerste doelen die ze behaalde in de kliniek waren: stoppen met de antidepressiva en
afvallen.
De drie respondenten (G, H en S) die vrijwilligerswerk doen of hebben gedaan spraken tijdens
het interview het meest over het ervaren van erkenning.
Balans ontspanning en uitdaging
Volgens de leidende definitie is het van belang om aan de ene kant uitgedaagd te worden en
aan de andere kant te kunnen ontspannen. Alma & Smaling (2010) hanteren de term
welbevinden, voor de balans tussen uitdaging en geborgenheid. Het ervaren van welbevinden
is niet zozeer een voorwaarde voor het ervaren van zin als wel een gevolg.
De data laten zien dat alle respondenten nog op zoek zijn naar welbevinden. De drie
respondenten (G, J en K) die onlangs een terugval hebben gehad, worstelen nog met de vraag
wat zij in de toekomst willen. Degene die al langer dan drie maanden niet meer afhankelijk
was van GHB (respondent A) wil graag haar studie afmaken, wat door de verslaving eerder
niet lukte. Voor haar was het nog erg uitdagend om weg te gaan uit de kliniek waar zij was
45
opgenomen en weer zelfstandig te gaan wonen en haar leven op te pakken. Ze kampte nog
met sociale angst waardoor haar welbevinden (nog) niet helemaal in balans was.
De andere respondenten (S en H) die al een aantal jaar niet meer afhankelijk zijn, hadden juist
behoefte aan meer uitdaging. Tegelijkertijd gaf respondent S aan dat je vlak na de verslaving
goed de balans in de gaten moet houden tussen het hebben van een doel en het genieten van
het leven. Dat je niet alleen maar streng moet zijn voor jezelf door bijvoorbeeld heel hard te
gaan studeren, maar hiernaast jezelf ook moet gunnen om leuke dingen te doen na de
verslaving. Inmiddels merkt ze zelf dat er weer iets nieuws in haar leven moet komen, ze
vindt het inmiddels allemaal een beetje gezapig. Ze vertelde: ‘Ik heb gewoon mijn werk en ik
heb mijn doelen alweer allemaal behaald. Ik moet wel weer wat dingentjes erbij gaan doen,
dat is belangrijk inderdaad. Alleen mediteren en werken dat is niet genoeg.’ Ook respondent
H gaf aan dat ze wel weer toe was aan wat meer positieve spanning in haar leven.
Het eigen levensverhaal en het lijden wordt begrepen
Volgens Alma & Smaling (2010) is tevens belangrijk: ‘(…) een persoonlijke verhouding tot
de wereld waarin het eigen leven geplaatst wordt in een breder kader van samenhangende
betekenissen’ (Alma & Smaling, 2010, p. 23). Voor dit onderzoek is dit opgevat als het feit
dat de respondenten de eigen levensloop moeten begrijpen. Dat het eigen leven en het
verslavingsverleden verwerkt wordt doordat de respondent begrijpt hoe het verleden
samenhangt met het heden. In de theorie staat hier over beschreven: ‘De ervaren samenhang
tussen je leven en dat van anderen (wat is mijn plaats?) en ook binnen je levensverhaal maken
deel uit van de ervaring van je identiteit en van de zin van je leven’ (Alma & Smaling, 2010,
p. 20).
Respondent S vertelde over haar moeizame relatie met haar moeder en dat ze dit inmiddels
meer los kan laten. Ze beseft nu dat ze altijd door haar moeder gewaardeerd en gezien wilde
worden. Het brengt haar rust dat ze nu meer op eigen benen staat en de relatie kan accepteren
zoals deze is. Respondent K kwam er in therapie achter dat ze met het willen behouden van de
destructieve relatie met haar ex-vriend eigenlijk een soortgelijke situatie creëerde als met haar
vader. Ze voelde zich machteloos over het feit dat ze haar vader niet meer ziet en probeerde
weer controle te krijgen door deze liefdesrelaties wel te laten slagen. Ze vertelde blij te zijn
met dit inzicht. Ze denkt dat het nut heeft om over alles na te denken en dat het op de een of
andere manier positief bijdraagt. Respondent A vertelde dat het haar had geholpen om een
goed gesprek met haar moeder te voeren over het verleden. Haar moeder vertelde over haar
46
gecompliceerde huwelijk waarin ze werd mishandeld. Door dit gesprek begrijpt de respondent
beter waar haar onzekerheid vandaan komt. In de schematherapie die respondent A volgt bij
verslavingsinstelling Brijder gaat het ook over inzicht krijgen in je denkpatronen, die te
maken hebben met het verleden. Respondent G heeft ook veel baat bij de therapie van de
instelling Lievegoed waar wordt gekeken naar iemands verleden en niet alleen naar de
verslaving.
4.3 Deelvragen
In welke mate beleven (ex)GHB-afhankelijken zingeving voor hun verslaving?
Aan alle respondenten is de vraag gesteld of zij zingeving ervoeren voor hun verslaving.
Respondenten J en K konden dit beamen en expliciet vertellen waar zij zingeving uit putten.
Deze respondenten gaven aan dat ze een gelukkige en zorgeloze jeugd hebben gehad en
vroeger zingeving putten uit onder andere buitenspelen en uit de familierelaties.
Respondent J zegt vroeger de perfecte jeugd te hebben gehad. Hij heeft genoten van zijn
kindertijd. Hij haalde toen zingeving uit de vakanties met zijn ouders en broer, sporten en
buitenspelen met vriendjes. Zijn ouders hadden nooit ruzie en er was nooit stress thuis in zijn
herinnering.
Ook respondent K heeft tot haar elfde (daarna gingen haar ouders scheiden) zingeving geput
uit het gezingsleven: ‘Ik heb echt een topjeugd gehad.’ Ze werd voorgelezen en er was
iemand thuis als ze uit school kwam. Ze had een sterke band met haar vader en zusje. Ze deed
het goed op school en vond het leuk om huiswerk te maken. Met vriendjes en vriendinnetjes
buitenspelen maakte haar gelukkig. Dat respondenten J en K zingeving putten uit warme
familierelaties komt overeen met de leidende definitie van zingeving dat het ervaren van zin
mede afhankelijk is van het ervaren van een basis van waaruit je betekenisvolle relaties aan
kan gaan.
Respondent K vertelde tevens dat ze tot haar vijftiende heel idealistisch was. Ze wilde graag
iets bijdragen aan de wereld en naar eigen zeggen wilde ze ‘van de wereld een betere plek
maken’. Dit komt overeen met de leidende definitie van zingeving dat het belangrijk is dat
iemand zich kan verbinden aan bepaalde idealen en/of waarden. En dat iemand zich boven
zijn eigenbelang kan transcenderen voor het belang van anderen. Respondent K had als doel
om secretaris-generaal van de Verenigde Naties te worden. Maar toen ze vijftien werd kreeg
ze haar eerste vriendje en raakte ze naar eigen zeggen verslaafd aan de liefde en het roken van
47
jointjes. Haar idealisme hield wel aan, maar toen ze eenmaal rechten ging studeren veranderde
haar idealisme in het feit dat ze dacht toch geen verschil te kunnen maken. Ze raakte
‘afgestompt’ (woordkeuze van de respondent zelf) en haar ambitie zakte weg, mede door het
gebruiken van drugs en door de kennis die ze opdeed over de wereld.
Respondent G vindt het (net als de respondenten H, S, A) moeilijk om aan te geven waar hij
zingeving uitputte vóór zijn verslaving. Hij worstelde vroeger met zichzelf en met wie hij
was. Hij zag voetbal vroeger wel als zingeving, maar de liefde voor voetbal verdween op het
moment dat hij begon met het gebruiken van harddrugs. ‘Ik heb nooit echt geweten wie ik was
en wat ik leuk vond en dat soort dingen. Ik voetbalde, maar begon op mijn 19de met coke. Het
gebruik werd al snel zo excessief dat ik elk weekend gebruikte en toen ben ik gestopt met
voetballen.’ Respondent H was als kind al erg op zichzelf en onzeker. Ook had ze al voor haar
drugsverslaving last van depressies. Ze vertelde dat dit gegeven het voor haar moeilijk maakt
om te zeggen waar ze vroeger zingeving uithaalde. Respondent A had voor haar
drugsverslaving ook al last van emotionele instabiliteit.
Ze weet niet waar ze voor haar verslaving zingeving uitputte, ze vertelt: ‘Dat is wel een lastig
verhaal, want ik kreeg op vrij jonge leeftijd al anorexia en dat is overgegaan in een alcohol-
en drugsverslaving, dus ik weet het eigenlijk niet.’
In welke mate beleven (ex)GHB-afhankelijken zingeving tijdens hun verslaving?
Tijdens de verslaving werd er door de meeste respondenten weinig zingeving beleefd doordat
de drugsverslaving dit in de weg stond. Respondent H zegt dat het leven compleet zinloos was
doordat ze alleen maar bezig was met het nemen van GHB. Het nemen van GHB werd een
obsessie die haar wereld steeds kleiner maakte. Door het gebruiken van GHB ging ze steeds
minder met vrienden afspreken. De respondenten geven ook aan dat de GHB zodanig
verdoofd dat je tijdens het gebruik niet meer bewust stil staat bij leven en dood. Respondent J
was door een overdosis bijna dood en heeft als gevolg hiervan een week in het ziekenhuis
gelegen. Zijn ouders hebben toen een verschrikkelijke week beleefd, waarin ze niet wisten of
hij het wel of niet ging redden, maar zelf was hij zich hier niet bewust van. Hij zegt hierover:
‘Ik realiseer het me met momenten, bijvoorbeeld als ik heel depressief ben, zo van: “ o ja ik
was bijna dood.” Maar ik bagatelliseer het wel, ik heb namelijk niet echt grenzen. Ik ken geen
remmen en er is voor mij geen grens als ik eenmaal aan de GHB zit. Dan ben ik echt niet
bezig met de gedachte dat ik dood kan gaan, het is zo een angstremmer, ik realiseer het me
dan niet.’ Hij vertelt dat hij tijdens zijn verslaving zingeving haalt uit illegale feestjes en
48
schemerwerelden die haaks staan op de maatschappij. Hij vindt het interessant om bij mensen
thuis te komen die in de slaapkamer speed maken. Onder invloed van GHB vindt hij zichzelf,
de wereld en iedereen om zich heen, geweldig. Hij is dan continu vrolijk.
Respondent S ging actief op zoek naar zingeving tijdens haar verslaving. Ze begon met een
holistisch massage-opleiding en dacht te kunnen stoppen met de GHB. Dit bleek niet het
geval te zijn en op de opleiding kreeg ze last van ontwenningsverschijnselen. De verslaving
was volgens haar geen substituut voor zingeving omdat ze er ook suïcidaal van werd, maar
het was een ‘way of life’.
In welke mate beleven (ex)GHB-afhankelijken zingeving na het stoppen met gebruik?
Voor deze vraag is er geen rekening gehouden met de tijdsduur dat de respondent is gestopt
met gebruiken. Dit kan verschillen van een paar dagen tot een paar jaar. Hiermee verschilt
deze vraag met deelvraag met betrekking tot de verschillende fasen van remissie.
Sporten is voor alle respondenten een belangrijke bron van zin na het stoppen met gebruik.
Alle respondenten zorgen na onthouding goed voor het eigen lichaam. Ze gaan gezond eten en
respondenten S en A gaan yoga beoefenen. Respondenten S en K beginnen ook met meditatie.
Tevens is het contact met anderen belangrijk na het stoppen met gebruik. De NA meetings, de
andere lotgenotengroepen en het contact met de mensen in de kliniek worden door de
respondenten die zijn opgenomen geweest (respondent K, G, S, J en A) als belangrijk ervaren.
Het contact wordt gezien als een extra hulpmiddel om niet terug te vallen in gebruik.
Respondent A legt uit dat het hypocriet zou zijn om op de groeps-app goeiemorgen te zeggen
tegen je groepsgenoten van de kliniek als je de avond daarvoor nog hebt gebruikt. De groepen
bieden een bepaalde steun, herkenning en erkenning. Een plek waar je je diepste gevoelens
kan delen. De zingeving komt ook voort uit het gevoel gewaardeerd te worden door anderen
al blijft het contact met anderen ook een uitdaging. Respondent A vertelt over haar nuchtere
leven en het ervaren van contact: ‘Het is nog steeds soms wel moeilijk, dat ik denk ‘had ik
maar iets om het even weg te halen’. Als ik dat voel dan ga ik maar hardlopen, of yoga doen,
of iemand opbellen. Dan probeer ik eerlijk te zijn over mijn gevoelens. Want dat heb ik nooit
eerder gedaan: gewoon eerlijk zijn. Ik heb last van sociale angst, maar ik merk nu ook hoe
fijn het eigenlijk is om iemand op te bellen.’ Respondent H zegt hierover: ‘Ja, ik heb wel het
gevoel dat er nu mensen zijn die me waarderen en dat vind ik leuk. Tegelijkertijd ben ik ook
nog wel heel erg op mezelf en erg onzeker.’
49
Respondent S noemt naast het contact met andere mensen haar hond als zingevende factor.
Door haar hond heeft ze regelmaat en structuur. Het fijne van een hond is ook dat deze veel
liefde geeft en een continue factor is. Ook respondent H geeft tijdens het interview meerdere
malen aan hoe belangrijk haar hond en kat voor haar zijn. Ze is ook mede om het
verantwoordelijkheidsgevoel naar haar huisdieren toe, gestopt met gebruiken. Ze wilde niet
doodgaan en pas na twee weken gevonden worden terwijl haar huisdieren nog leefden.
De twee mannelijke respondenten (respondent G en J) geven aan dat zij nu zingeving halen
uit het creëren van dingen. Respondent G maakt de grap dat hij nu dingen opbouwt in plaats
van afbreekt. Hij heeft tijdens zijn opname gemerkt dat hij erg van koken houdt. Momenteel
werkt hij als vrijwilliger in de keuken bij een dak- en thuislozenopvang. Ook is hij er achter
gekomen dat hij goed is met zijn handen en bouwt hij festivalterreinen op. Respondent J zegt:
‘Ik ben bezig met graffiti en daar word ik heel gelukkig van. Ik word er zo blij van dat ik het
als zingeving beschouw. Zingeving is voor mij dat ik met iets creatiefs bezig ben: nuchter.
Het creëren van iets wat echt resultaat oplevert. Iets maken wat nog niet bestaat. Daar word
ik gelukkig van.’
Tegelijkertijd zijn de respondenten na hun verslaving nog opzoek naar zingeving. De twee
respondenten die het langst niet meer afhankelijk zijn van GHB (respondent S en H) geven
aan hun leven nu ook wel saai te vinden. Ze zouden meer uitdaging willen in hun leven, maar
vertrouwen er beiden op dat dit goed komt. Dit komt overeen met de leidende definitie dat je
als gevolg van het beleven van zin, een balans moet ervaren van enerzijds ontspanning en
anderzijds uitdaging.
Alle zes de respondenten worstelen met faalangst en onzekerheid. Vooral in de beginperiode
van onthouding geven alle respondenten aan weer te moeten leren hoe nuchter te leven.
In welke mate beleven (ex)GHB-afhankelijken zingeving tijdens momenten van terugval?
Op de momenten van terugval is een reden om weer te gebruiken het even niet willen voelen
van eenzaamheid, leegte en de moeilijke dingen in het leven. Respondent S: ‘Ik had wel de
handvaten en de tools om het te kunnen voorkomen, maar het is zo venijnig als je gaat
onderhandelen. Een stemmetje in me had bedacht: ik wil het gewoon. En ik was het gewoon
even zat, ik voelde me alleen en ik voelde die leegte weer even heel erg.’ Respondent S is twee
keer een avond teruggevallen. Zelf noemde ze als reden dat ze deze momenten ‘even niet
50
meer door de zure appel kon bijten’. Op deze momenten werd ze overmeesterd door verdriet
en wilde ze alles even niet meer voelen.
Tijdens de momenten van terugval kan de leegte die wordt ervaren nadat de GHB is
uitgewerkt ook weer een trigger zijn om weer te gaan gebruiken. Zo zegt respondent G:‘Elke
keer na die 2 uurtjes als het is uitgewerkt dan voelt het heel leeg en triestig aan en dat pak je
maar weer.’ Een trigger voor zijn terugval was het feit dat hij zijn beste vriend onder invloed
van GHB zag. Hij vertelde dat hij daarom ook weer ging gebruiken, maar dat het niet meer
fijn voelde om onder invloed te zijn.
Respondent J vertelde over de momenten van terugval: ‘Nu als ik thuis kom na mijn werk dan
is het omslagpunt, van je hebt allemaal mensen om je heen op je werk en dan ben ik alleen
thuis. Het is ook donker in mijn huis. Ik moet altijd in beweging zijn, ik moet sporten, maar je
kan niet de hele tijd sporten. Ik moet iets doen, de momenten opvullen als ik me echt heel kut
voel. Eenzaamheid is ook een reden om te gaan gebruiken. GHB moet dan mijn gedachten
kalmeren.’
Ook respondent K is teruggevallen op een moment dat zij het moeilijk had. Ze was geslagen
tijdens het uitgaan en wist niet hoe ze dit thuis aan haar moeder zou moeten verklaren. Ze is
toen voor een paar dagen teruggevallen. ‘Ik ga dan onderduiken.’
Zijn er voor (ex)GHB-afhankelijken bepaalde bronnen waaruit men zin put en zo ja,
verschillen die in de vier fasen van remissie?
Er is aan de respondenten gevraagd of zij zin hebben ervaren tijdens de vier fasen van
afhankelijkheid. Als de respondent daadwerkelijk zingeving ondervond, werd er gevraagd
waar deze zingeving uit bestond. Zo kon er worden nagegaan of de bronnen van zingeving
verschillend waren per fasen. In Tabel 2 is inzichtelijk gemaakt welke fasen de respondenten
hebben doorlopen en in welke fasen zij zich bevonden op het moment van het interview.
Respondent Fasen 1:
vroege
remissie
Fasen 2:
langdurige
remissie
Fasen 3: remissie
tijdens onderhouds-
behandeling
Fasen 4:
remissie in
gecontroleerde
omgeving
Overig:
respondenten
vallen buiten
de vier fasen
A X X X
J X X X
51
G X X X
K X X X
H X X
S X X X
Tabel 2 Fasen van remissie van respondenten
De letters staan voor de verschillende respondenten. De kruisjes staan voor welke fasen de
respondent heeft doorlopen. De dikgedrukte kruisjes staan voor de fasen waar de respondent
zich op het moment van het interview bevond. Drie respondenten (respondent J, K en G)
vielen op het moment van het interview niet in één van de vier fasen. De reden hiervoor was
dat de respondenten ten tijde van het interview binnen het tijdsbestek van drie maanden een
terugval hadden gehad. Om deze reden vallen deze respondenten in de tabel onder overig.
Bronnen van zingeving tijdens fase één: vroege remissie
(Er is geen GHB gebruikt voor de periode van drie tot twaalf maanden)
In deze eerste fasen waarbij de respondenten drie tot twaalf maanden geen GHB meer hebben
gebruikt, lijkt het gevoel van eigenwaarde toe te nemen. Respondent A zegt hierover: ‘Ik heb
voor het eerst in mijn leven dat ik blij ben met de persoon die ik ben en dat is wel heel
bijzonder eigenlijk. Ik ben echt oprecht goede stappen aan het maken in mijn leven en ik heb
echt iets in het leven om blij om te zijn. En ik heb nu iets om trots op te zijn en trots is wel een
dingentje bij mij. Ik vraag me af waarom mensen met mij om zouden willen gaan? Maar die
eigenwaarde begint te groeien. Nu merk ik ook wel dat hoe meer tijd er voorbij gaat, hoe
meer je jezelf leert te accepteren, want hoe meer je vlucht voor wie je eigenlijk bent hoe enger
het is om jezelf te zijn. Ik leer nu om blij te zijn met mezelf...Ik heb afgelopen maanden voor
het eerst heel veel lol gehad nuchter en ik wist echt niet dat dat kon.’ Deze bron van zingeving
komt overeen met het aspect van de leidende werkdefinitie van zingeving dat iemands gevoel
van eigenwaarde van belang is voor het ervaren van zin.
Bij alle respondenten komt terug dat in deze fase de omgeving belangrijk is om zingeving uit
te putten. Respondent A zegt hierover: ‘Mensen om je heen verzamelen die je helpen om clean
te blijven, dat is nodig. In je eentje is het niet te doen.’ Het is belangrijk dat je naasten je
steunen, dat je je gewaardeerd voelt door je omgeving en je verbonden voelt met de mensen
52
die belangrijk voor je zijn. Zo vertelde respondent A over haar familie: ‘Een tijdje geleden
was er familiedag in Alkmaar en ik zou vertellen over mijn levensverhaal: waar ik mee bezig
was en wat ik had geleerd. Ik had mijn verhaal gedaan en mijn familie was helemaal
ontroerd. Ze waren er gewoon en hadden tranen in hun ogen, dat betekent veel voor mij dat je
gewoon de trots op iemands gezicht ziet.’ Een bron van zingeving in deze fasen is voor
respondent A het voelen van verbinding met betekenisvolle andere zoals haar familieleden.
Uit alle data komt naar voren dat sporten en goed voor het eigen lichaam zorgen belangrijk
zijn in deze fasen. Respondent A zegt hierover: ‘Ik ben nu heel erg bezig met goed voor mijn
lichaam te zorgen, dus gezond eten en sporten enzo. Eerder was ik daar gewoon niet mee
bezig. Ik vind het nu heel belangrijk om natuurlijke producten te gebruiken. GHB is zo
chemisch en het eten van natuurlijke producten zorgt een beetje voor compensatie. Het heeft
ook te maken met het besef dat het belangrijk is om goed voor jezelf te zorgen. Bij het stoppen
met gebruiken hoort het er ook bij dat ik positief verder wil met het leven en goed voor mezelf
wil zorgen. Ik ben altijd heel erg onzeker en dan moet je ook beginnen bij jezelf lief hebben en
dat begint bij gezond eten enzo.
Respondent S vertelt hoe zij in deze fasen haar verslavingsverleden moest begrijpen en
verwerken om verder te kunnen met haar leven. ‘Ik ben toentertijd bij een therapeut
aangemeld van de fellowship. Deze therapeut is zelf ook verslaafd geweest. Aan de
gesprekken heb ik veel gehad, om alles te verwerken en op een rijtje te zetten. Ik ben dwars
door de pijn en de schuld en de schaamte heengegaan.’
Bron van zingeving tijdens fase twee: langdurige remissie
(Er is langer dan twaalf maanden geen GHB gebruikt)
Twee van de zes respondenten (respondent S en H) bevonden zich ten tijde van het interview
in deze fasen. In deze tweede fasen blijft voor respondent S een bron van zingeving het
begrijpen van het eigen lijden en het levensverhaal. Ze vertelt wat voor een functie het lijden
in het verleden haar in het heden brengt. Haar collega’s kunnen zich snel druk maken terwijl
zij heeft geleerd, dankzij de overwonnen moeilijkheden in haar leven, alles in perspectief te
zien. Ze zegt hierover: ‘Het kost allemaal zo veel energie en dan denk ik mens waar maak je
je druk om. Zo niet relevant allemaal. Dus wat dat betreft zie ik daar ook wel verschil in, het
heeft me uiteindelijk ook wel iets gebracht.’ Ook kan respondent S zichzelf door middel van
het verwerken van de verslaving (weer) accepteren. ‘Ik kan weer grapjes maken en daar was
eerst geen ruimte voor, nu kan ik dat weer met goede vriendinnen dan lopen de tranen over
53
mijn wangen. Dat ik dan denk nou je bent ook best oké. Nu zit ik helemaal in die acceptatie,
het is nou eenmaal zou gelopen als dat het is.’ Deze zelfacceptatie en het daarbij horende
positieve gevoel van eigenwaarde zijn van belang om zingeving te kunnen ervaren.
Sporten en goed voor het eigen lichaam zorgen waren al in de beginfase een bron van
zingeving voor respondent S en dit is tijdens de tweede fasen zo gebleven.
Respondent H vertelt over hoe ze haar leven na haar verslaving heeft aangepast door te
verhuizen en veel te gaan sporten. Ze haalt haar zingeving onder andere uit het sporten wat
haar gevoel van eigenwaarde ook goed doet. Tegelijkertijd heeft ze veel nieuwe leuke
contacten met buren sinds haar verhuizing, ze kan nu vaker zingeving putten uit zowel
oppervlakkige als betekenisvolle relaties met anderen, wat volgens de leidende definitie van
zingeving beiden van belang is.
Respondenten S en H geven aan dat een goede dagbesteding - of het nu vrijwilligerswerk is of
betaald werk - zingeving biedt. Het is goed voor het gevoel van eigenwaarde en het biedt
structuur. Respondent S vertelde: ‘Ik werk met kinderen, dat is heel vrolijk werk en dat haalt
me ook heel erg uit mijn hoofd en ja ik vind het gewoon fijn weet je gewoon heel luchtig en
liefdevol. Het is in de buurt en het was ook echt prima om na twee jaar weer te gaan werken.
Als ik een paar dagen vrij heb gehad wil ik ook echt weer aan de slag.’ Respondent H werkt
bij de dierenambulance en geeft aan dat het dankbaar werk is. Hiernaast is het ook fijn om aan
anderen mensen te kunnen vertellen wat je doet als iemand hiernaar vraagt, in plaats van te
moeten vertellen dat je geen baan hebt.
Bron van zingeving tijdens fasen drie: remissie tijdens onderhoudsbehandeling
(Tijdens opname krijgt iemand medicinale GHB toegediend)
Respondent A is de enige (van de zes respondenten) die tijdens een eerdere opname
medicinale GHB toegediend heeft gekregen en daarmee meer over fase drie kon vertellen. Na
deze detox-behandeling is de respondent toentertijd teruggevallen in gebruik, onder andere
omdat haar vriend toen nog gebruikte. Respondent A gaf aan in deze periode geen zingeving
te beleven. Ze vertelde hierover: ‘Ik heb toen een detox gedaan van twee weken ofzo en
daarna zou ik nog een andere behandeling krijgen in Tiel. Maar ik zat toen nog zo in dat
wereldje en mijn vriend gebruikte nog. Na drie weken en twee terugvallen ben ik daar gestopt
en gewoon weer aan de drugs gegaan. Ik was er toen eigenlijk nog helemaal niet klaar mee.’
Respondent A zegt achteraf over deze periode dat ze op dat moment nog niet gemotiveerd
genoeg was.
54
Bron van zingeving tijdens fase vier: remissie in een gecontroleerde omgeving (Iemand is
opgenomen in een verslavingskliniek)
Respondent K zei de eerste paar weken in de kliniek te genieten van haar eigen energie. ‘De
eerste week voelde als een nieuwe drug. Elke dag sporten en ik voelde me echt een beetje
high. Bijeten en bijslapen. Elke dag ging ik naar NA meetings. Het was te gek, ik was al zo
lang niet nuchter geweest en mijn eigen energie voelde zo lekker.’ Vervolgens vertelt ze dat
ze het een paar weken later al niet meer zo voelde. Dan is het zoals ze beschreef: ‘Fuck I’m
sober. En dat blijft zo.’
Voor respondent S was het hebben van een doel een bron van zingeving, naast de steun die ze
kreeg van de andere mensen in de kliniek. ‘Ik had in de kliniek een schoenendoos waarop ik
aan de binnenkant moest plakken hoe mijn leven eruit zag en aan de buitenkant hoe je het zou
willen. En dat gaf me ook wel een soort van houvast.’
Wat zijn volgens (ex)GHB-afhankelijken (zingevende of zin ontnemende) factoren die
terugval bevorderen dan wel remmen?
Alle respondenten zijn een keer teruggevallen in gebruik. Eenzaamheid wordt door iedereen
genoemd als één van de redenen van terugval. Het is volgens de meeste respondenten
(behalve respondent H) dan ook onmogelijk om (blijvend) te stoppen zonder hulp en
ondersteuning van anderen. Alleen respondent H is zonder enige hulp van buitenaf zelfstandig
gestopt. Respondent S geeft aan dat haar sponsor van de NA (iemand die zelf ook verslaafd is
geweest en je begeleidt als ervaringsdeskundige) haar er na een terugval er weer doorheen
heeft geholpen. En voor respondent A is het contact met haar familie bevorderlijk in het
remmen van een eventuele terugval: ‘Wat me heel erg heeft geholpen is nu ik zo bezig ben met
mezelf het contact met mijn familie heel erg is verbeterd.’ Op de vraag of een terugval in het
verleden voorkomen had kunnen worden antwoorde ze: ‘Ik zou niet weten hoe. Achteraf is het
heel logisch dat ik GHB gebruikte omdat ik zo veel angsten had en spanning. Dat bouwde zich
dan op en ik had gewoon geen idee hoe ik het anders had moeten doen. Het was een hele
logische stap dat als ik het niet meer trok om dan die dealer op te bellen. En als je gewoon
nog in dat wereldje zit dan...Ik had toen ook nog niet de keuze gemaakt om echt te gaan
veranderen, dus ik zou niet weten hoe ik dat toen had moeten voorkomen.’
55
Degene die het langst geen terugval hebben gehad zijn ook het meest bezig met regelmatig en
gezond leven. Respondent H geeft ook aan dat drugsgebruik voor haar samenhangt met
zelfdestructie en dat het voor haar heel belangrijk was om te verhuizen en in een andere
omgeving te gaan wonen. Dit is iets wat alle respondenten aangeven, het is belangrijk om een
nieuw leven te beginnen en dat is bijna onmogelijk in je oude omgeving met al je oude
contacten die ook drugsgebruiken. Er moet dus actief opzoek worden gegaan naar nieuwe
contacten als deze er nog niet zijn. Goede, positieve contacten zijn zingevend en goed voor
het gevoel van eigenwaarde.
Ook is het hebben van een doel in het leven, een hobby of een dagbesteding is belangrijk in
het voorkomen van een terugval. Het zorgt dat iemand zich beter voelt over zichzelf, het
gevoel dat het leven zin heeft zonder GHB. Zoals Respondent J het verwoordt:
‘Tijdsbesteding, zingeving, stukje iets waar je voldoening uit haalt zonder dat je naar de klote
hoeft te zijn. Sporten, een hobby zoeken, je moet zin hebben, het blijft een keuze en het is
wilskracht je moet kiezen voor een ander leven. Je leven draait om drugs dat moet je compleet
radicaal veranderen.’
Volgens respondent H moet je ook kiezen voor het leven: ‘Ik realiseerde me ik zit in die cirkel
en die moet ik doorbreken. Anders blijf ik doorgaan totdat het op is en dan krijg ik weer een
delirium en alleen als ik hier vanaf wil en verder wil met mijn leven dan moet ik stoppen. Ik
moet kiezen: of ik ga hieraan dood en dan moet ik dat meteen regelen en dan doe ik heel veel
mensen pijn en verdriet, maar op deze manier kan ik niet verder dit is geen leven.’
56
HOOFDSTUK 5
Discussie en conclusie
In dit afsluitende hoofdstuk wordt eerst een samenvatting gegeven van de verkregen data. Aan
deze informatie wordt vervolgens ander onderzoek gekoppeld. Hierna worden de sterke
kanten en beperkingen van dit onderzoek beschreven en worden de aanbevelingen voor
vervolgonderzoek gepresenteerd. Het hoofdstuk sluit af met een advies met betrekking tot wat
de uitkomst van dit onderzoek mogelijk kan bijdragen aan de maatschappij.
5.1 Conclusie
Concluderend zeggen alle respondenten dat zingeving een rol speelt in de GHB-
afhankelijkheid. Tijdens de verslaving in de vorm dat er veelal een gebrek aan zingeving was.
Er waren relationele problemen en de drugs nam een dermate deel van het leven in beslag dat
de respondenten een gevoel van eenzaamheid hebben ervaren. Niet-drugs gebruikende
vrienden en familieleden werden op het moment van gebruik buitengesloten en daardoor
isoleerde de respondent zich. Bij het stoppen met gebruik speelde zingeving een rol doordat
57
het proces gepaard ging met existentiële vragen als ‘wie ben ik?’ en ‘wat wil ik met mijn
leven?’
Alle respondenten zijn na het stoppen met gebruik, een keer teruggevallen op een moment
waarbij zingeving ontbrak. Terugkerende redenen waren: het niet meer willen voelen van
negatieve emoties, oftewel het willen verdoven van gevoelens.
Twee respondenten (S en H) hebben inmiddels respectievelijk twee en vijf jaar geen GHB
meer gebruikt. Zij gaven beiden aan veel baat te hebben bij een evenwichtig leven met werk,
een goed leef ritme, gezonde voeding en veel sport. Ze zeiden ook actief te hebben gewerkt
aan de verwerking van het verslavingsverleden door middel van therapie. Als resultaat was er
meer zelfacceptatie en een groter gevoel van eigenwaarde. Ze gaven aan na de laatste terugval
te hebben gekozen voor het leven.
Volgens de respondenten is zingeving belangrijk om blijvend te kunnen stoppen met GHB-
gebruik. Zingeving bestaat voor hen onder andere uit het contact met betekenisvolle anderen
zoals familie, vrienden en/of mensen van de NA meetings. Deze betekenisvolle anderen
spelen ook een rol in het niet terugvallen in gebruik. Verder is het belangrijk om een
zingevend doel ofwel een zingevende dagbesteding te hebben, wat bijdraagt aan het gevoel
van eigenwaarde.
Dit kan bestaan uit (vrijwilligers)werk, studie en/of het uitoefenen van hobby’s. Door
vrijwilligerswerk kunnen de respondenten transcenderen boven het eigenbelang wat tevens
het gevoel van eigenwaarde versterkt. Alle respondenten geven aan dat een doel ertoe
bijdraagt om te kiezen voor het leven en niet meer te gebruiken.
Opvallend was dat emotionele instabiliteit bij alle respondenten voorkwam. Voor de
afhankelijkheid hadden drie respondenten last van (sociale) angst. Zij namen onder andere
GHB als angstremmer. Twee respondenten hadden last van depressies en vijf respondenten
hadden problemen in de familiare relaties. De respondenten geven aan na de afhankelijkheid
de angsten, depressies en/of familiare problemen beter te kunnen begrijpen en daarmee (meer)
te kunnen accepteren.
5.2 Discussie
Na het stoppen met gebruik wordt als belangrijke bron van zingeving het contact met
betekenisvolle anderen genoemd. Ook speelt de omgeving een centrale rol in het wel of niet
(blijvend) terugvallen. De respondenten geven aan na de verslaving een nieuw leven te
58
moeten beginnen met andere vrienden en meerdere respondenten zijn na de verslaving
verhuist. Dit ligt in dezelfde lijn als een onderzoek van de Universiteit van Rhode Island, om
de GHB-gebruiker beter in beeld te krijgen (Stein et al., 2010). Voor dit Amerikaanse
onderzoek zijn 61 GHB-gebruikers onder andere gevraagd naar hun visie op GHB en hieruit
blijkt dat de omgeving van grote invloed is op de GHB-afhankelijkheid (Stein et al., 2010).
Uit het onderzoek (Stein et al., 2010) blijkt dat 77% van de respondenten zijn familie heel
belangrijk tot extreem belangrijk vindt. Ook blijkt dat 51% van de familieleden niet afweet
van de GHB-afhankelijkheid en 25% van de familieleden het drugsgebruik niet accepteert.
Van de familieleden gebruikt 86% zelf geen drugs, in tegenstelling tot de vrienden van de
respondenten. In de vriendengroep van de respondenten gebruikt 75% drugs en 54% van de
vrienden accepteert en stimuleert het drugsgebruik. Een groot gedeelte van de respondenten
(84%) ziet vrienden ook als erg belangrijk. Het onderzoek sluit af met het advies om niet
gebruikende familieleden te betrekken in het stopproces van GHB-afhankelijken. In dezelfde
lijn als dit onderzoek lijkt de familie een belangrijke rol te kunnen spelen in het stopproces
van GHB-afhankelijken in tegenstelling tot gebruikende vrienden. Uit een ander onderzoek
(Satre, et al., 2012) gebaseerd op basis van gesprekken met 1.646 respondenten bij een intake
bij een verslavingskliniek en een telefonisch vervolginterview na een periode van vijf, zeven
en negen jaar blijkt tevens dat het sociale netwerk invloed heeft op het abstinent blijven van
alcohol en andere drugs (afgekort in het onderzoek met AOD, alcohol en andere drugs).
Uit dit onderzoek blijkt ook dat het transcenderen boven het eigenbelang in de vorm van
vrijwilligerswerk en het zorgen voor anderen, zingevend is en ondersteund in het abstinent
blijven. Dit ligt in dezelfde lijn als een Amerikaans longitudinaal onderzoek (Jessup, et al.,
2014). Binnen dat onderzoek zijn 48 respondenten (waarvan 30 niet meer afhankelijk en 18
wel afhankelijk) semigestructureerd telefonisch geïnterviewd (Jessup, et al., 2014). De
respondenten waren afhankelijk van alcohol en andere drugs (in het onderzoek afgekort met
AOD, alcohol en andere drugs). Uit het longitudinaal onderzoek bleek dat de respondenten
die voor een familielid moesten zorgen abstinent bleven en minder gingen drinken. De
respondenten noemde het zorgen voor anderen extreem belangrijk. Ook het zijn van een vader
of moeder, opa of oma, blijkt volgens het longitudinaal onderzoek (Jessup, et al., 2014)
bevorderlijk te zijn voor het abstinent blijven en motiverend om minder te drinken.
Hiernaast is uit dit onderzoek gebleken dat mensen terugvallen op het moment dat zij een
gebrek aan zingeving ervaren en negatieve gevoelens willen verdoven. Uit het onderzoek
uitgevoerd door de Universiteit van Rhode Island (Stein, et al., 2010) blijkt dat mensen onder
59
andere terugvallen vanwege angst en depressieve klachten. Van de 61 ondervraagde
respondenten van het Amerikaanse onderzoek viel 68% terug in gebruik vanwege
angstklachten en 48% van de respondenten nam na het stoppen met gebruik weer GHB tegen
depressieve klachten (Stein et al., 2010). Deze uitkomst ligt in de lijn van dit onderzoek dat
GHB-afhankelijken terugvallen op momenten dat zij negatieve gevoelens willen
onderdrukken.
Voor het beleven van zin is het gevoel van eigenwaarde van belang. Een opvallende uitkomst
van dit onderzoek was dat de respondenten allemaal last hadden van onzekerheid en een laag
gevoel van eigenwaarde. De helft van de respondenten gaf ook aan GHB te gebruiken tegen
(sociale) angst. Deze uitkomst ligt in de lijn van het onderzoek van de GHB monitor waaruit
blijkt dat GHB-afhankelijken meer kampen met angsten. ‘Gemiddeld genomen is bij klinische
GHB-patiënten dus sprake van ernstige angstproblematiek’ (De Jong, et al., 2013, p. 30).
Tevens ligt deze uitkomst in dezelfde lijn als de uitkomst van het onderzoek van Rhode Island
(Stein, et al., 2010). Hieruit bleek dat mensen als reden van gebruik opgaven dat ze dachten
socialer te zijn (78%) en dat ze het namen tegen angst en depressieve klachten (72%). Verder
dacht 95% van de respondenten dat GHB je stemming positief zou veranderen en 88% dacht
dat onder invloed van GHB je beter op het sociale vlak zou functioneren (Stein, et al., 2010).
Ook uit andere onderzoeken blijkt dat mensen GHB nemen voor het vergemakkelijken van
sociale contacten en om beter te kunnen ontspannen (Barker et al., 2007; Miotto, et al., 2001;
Sumnall, et al., 2007). Dit resultaat komt ook in dit onderzoek terug. En ligt in dezelfde lijn
als het onderzoek van de GHB monitor dat veel GHB-afhankelijken angst en depressieve
klachten hebben bij opname in een verslavingskliniek. Maar ook bij ontslag uit de kliniek
heeft nog bijna een derde (31%) last van angstklachten (De Jong, et al., 2013). Uit het
onderzoek van de GHB monitor blijkt niet of de angstklachten van de GHB-afhankelijken ook
al aanwezig waren voor de verslaving.
Een verschil met de data uit dit onderzoek, is dat de respondenten expliciet spreken over
sociale angst. In de andere onderzoeken (Stein et al., 2010; Barker et al., 2007; Miotto et al.,
2001; Sumnall et al., 2007) wordt er wel gesproken over het vergemakkelijken van sociale
contacten, maar wordt de sociale angst niet zo expliciet benoemd.
5.3 Sterke punten en beperkingen onderzoeksdesign
60
De respondenten zaten in verschillende fasen van hun afhankelijkheid van GHB. Sommigen
waren al jaren niet meer verslaafd en anderen hadden een paar dagen voor het interview nog
een terugval gehad. Een sterk punt als gevolg hiervan is dat de respondenten die recentelijk
waren teruggevallen goed konden vertellen over de reden van hun terugval en hun daarbij
horende gevoelens. Een beperkend gevolg kan zijn dat als een terugval nog zo kort geleden is,
iemand een lager gevoel van eigenwaarde kan ervaren. Dit werd door tenminste één
respondent aangegeven.
Het opleidingsniveau en de leeftijd van de respondenten liep erg uiteen. Hierdoor was er geen
sprake van een homogene groep, maar juist een hele gevarieerde. Dit kan zowel positief als
negatief geïnterpreteerd worden. Bovenstaande factoren kunnen invloed hebben gehad op de
manier waarop de respondenten zingeving beleven. Mogelijk hebben de twee oudere
respondenten al meer levenservaring waardoor zij meer vat hebben op het begrip zingeving.
Respondent S zegt ook dat zij met de jaren steeds meer op eigen benen komt te staan en het
leven meer begrijpt.
In de onderzoeksvraag van dit onderzoek gaat het specifiek om GHB-afhankelijkheid. Tijdens
de interviews bleek dat alle respondenten ook andere harddrugs en alcohol gebruikten. De
resultaten van dit onderzoek zijn hiermee misschien niet één op één geldig voor mensen die
enkel GHB-afhankelijk zijn.
Maar uit onderzoek van het Trimbos-instituut blijkt dat in 2013 negen van de tien mensen die
zich melden met een primaire GHB-afhankelijkheid ook problemen hadden met amfetamine
en andere opwekkende middelen (34%), cocaïne of crack (23%), cannabis (12%), alcohol
(10%), of slaap- en kalmeringsmiddelen (9%) (Van Laar, et al., 2013).
Een ander sterk punt van dit onderzoek is de topiclijst. Deze was ondersteunend in het
uitvragen van alle nodige informatie. Een beperking van dit onderzoek is dat er met alle
respondenten maar éénmalig ongeveer anderhalf uur is gesproken. Als er meerdere
gesprekken waren gevoerd dan had de onderzoeker nog dieper op andere voorbijkomende
thema´s in kunnen gaan. Tevens is het vanwege de kleine onderzoeksgroep moeilijk om
generaliserende uitspraken te doen.
5.4 Suggesties voor vervolgonderzoek
Allereerst is een opvallend terugkerend resultaat dat alle respondenten de functie van GHB
omschrijven als iets wat hen kan laten ontspannen en/of wat sociale angst wegneemt. Drie
61
respondenten zeiden nog steeds last te hebben van sociale angst en vijf hadden nog last van
onzekerheid, maar ze konden hier beter mee omgaan als ze voor langere tijd waren gestopt.
Alle respondenten spraken van een in meer of mindere mate laag gevoel van eigenwaarde en
meerdere respondenten zeiden dat het GHB-gebruik hielp om zich beter voor te kunnen doen.
Uit de data bleek dat deze problematiek al bestond voordat de respondenten gingen gebruiken.
Het gebruik leek negatieve gevoelens weg te nemen en positieve emoties en gedragingen te
stimuleren. Meerdere respondenten sprake over ‘een verbeterde versie van zichzelf’ tijdens
het gebruik. Voor vervolgonderzoek is het interessant om te onderzoeken hoe onzekerheid,
een laag zelfbeeld en (sociale) angst samenhangt met het GHB-afhankelijkheid. Mogelijk zou
ondersteuning met betrekking tot deze problematiek een rol kunnen spelen in preventie.
Wat alle respondenten aangaven was dat zingeving belangrijk is om een terugval in het
gebruik van GHB te voorkomen. Onder zingeving valt volgens de respondenten: een
dagbesteding, betekenisvolle relaties met anderen en goede zelfzorg wat samenhangt met het
gevoel van eigenwaarde. Ook werd aangegeven dat de omgeving een grote rol speelt in het
wel of niet terugvallen. Als iemand blijft omgaan met gebruikende vrienden en/of partner is
het vrijwel onmogelijk om zelf niet meer te gebruiken. Voor vervolgonderzoek is het
interessant hoe en of verslavingsklinieken hierop in kunnen spelen door bijvoorbeeld niet
gebruikende familie en vrienden te betrekken bij het proces.
5.5 Slotsom
Dit onderzoek, naar de vraag of zingeving een rol speelt in GHB-afhankelijkheid en zo ja, op
welke manier, geeft een aantal adviezen aan de Nederlandse samenleving en professionals.
Uit dit onderzoek blijkt dat zingeving een rol speelt in GHB-afhankelijkheid. Er zijn
aanwijzingen dat een gebrek aan zingeving ook een rol speelt in het sneller terugvallen in
gebruik. Op basis van de resultaten van dit onderzoek is het denkbaar dat de behandeling van
verslavingsinstellingen zich vanaf het moment dat iemand zich aanmeldt, richt op zingeving.
Hier zouden geestelijk verzorgers en/of andere zingevingsdeskundigen wellicht een rol in
kunnen spelen. Voorwaarden voor het ervaren van zingeving zijn volgens de respondenten:
het ervaren van relaties met betekenisvolle anderen, het hebben van een toekomstperspectief
en een dagbesteding. Deze factoren staan in wisselwerking met het gevoel van eigenwaarde.
Het gevoel van eigenwaarde lijkt te groeien door verbondenheid met andere mensen. Ook
door het uitoefenen van een dagbesteding krijgt iemand waardering en het gevoel gezien te
62
worden. Het hebben van een doel draagt tegelijkertijd bij aan het gevoel, een identiteit te
hebben en mee te doen met de maatschappij. Dit lijkt ondersteunend in het ervaren van
zingeving en het wel of niet terugvallen in gebruik.
Het huidige behandeltraject voor GHB-afhankelijkheid is gericht op de detoxificatie. Vanuit
dit onderzoek is het advies om al tijdens het proces van detoxificatie aandacht te besteden aan
bovenstaande zingevende factoren zodat het hoge terugvalpercentage mogelijkerwijs
teruggedrongen kan worden.
Verder is het belangrijk dat de GHB-afhankelijken langdurige begeleiding krijgen. Uit de
resultaten van dit onderzoek is gebleken dat onder de GHB-afhankelijkheid een grotere
problematiek schuilt dan alleen de verslaving. Het is van belang om niet alleen tijdens de
(interne) behandeling, maar ook in het nazorgtraject ruimschoots aandacht te besteden aan de
onderliggende problematiek en aan zingeving in het bijzonder.
Ik hoop dat dit onderzoek het gesprek rondom GHB-afhankelijkheid weer een nieuwe impuls
geeft zodat er weer meer perspectief komt voor de mensen waarvan de ontwikkeling door de
GHB-afhankelijkheid momenteel stil staat.
Bronnen
Addolorato, G. et al. (1996). An open multicentric study evaluating 4-hydroxybutyric acid
sodium salt in the medium-term treatment of 179 alcohol dependent subjects. GHB Study
Group. Alcohol Alcohol. Gevonden op 22-09-2015
http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/8879280
Alma, H. Humanistische canon. Grondbegrippen van hedendaags humanisme en humanistiek.
Gevonden op 12-01-2015 http://www.humanistischecanon.nl/humanisering_en_zingeving
Alma, H, A. Smaling (2010). Waarvoor je leeft. Studies naar humanistische bronnen van zin.
Amsterdam: Uitgeverij SWP.
63
Amsterdam, J.G. van, M. van Laar, T.M. Brunt & W. Brink (2012). Risk assessment of
gamma-hydroxybutyric acid (GHB) in the Netherlands [Electronic version] . Regulatory
Toxicology and Pharmacology 63(3), 55-63.
Barker, C, L. Harris & E. Dyer (2007). EXPERIENCES OF GAMMA HYDROXYBUTYRATE
(GHB) INGESTION: A FOCUS GROUP STUDY. Gevonden op 16-09-2015
http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pmc/articles/PMC2257870/
Baumeister, R.F. (1991). Meanings of life. New York: The Guilford Press.
Bennett, T & K. Holloway (2012). The impact of take-home naloxone distribution and
training on opiate overdose knowledge and response: an evaluation of the THN Project in
Wales [Electronic version]. Drugs: Education, Prevention and Policy 19(4), 320–328.
Boeije, H. (2005). Analyseren in kwalitatief onderzoek. Denken en doen. Den Haag: Boom
Lemma Uitgevers.
Boyd, J.J., M. Kuisma & T. Randell (2012). Temporal differences in gamma-hydroxybutyrate
overdoses involving injecting drug users versus recreational drug users in Helsinki: a
retrospective study [Electronic version]. Scandinavian Journal of Trauma, Resuscitation and
Emergency Medicine 20(7), 1-10.
Brink, W. van den (2014). Verslavingsgedrag van DSM-IV naar DSM-5 [Electronic version].
TIJDSCHRIFT VOOR PSYCHIATRIE 56(3), 206-210.
Brunt, T. M., J.G. van Amsterdam & W van den Brink (2014). GHB, GBL and 1,4 BD
Addiction [Electronic version]. Current Pharmaceutical Design 20(20), 4076-4085.
Brunt, T.M. & J. Schrooten (2014). GHB-epidemiologie in Nederland en
Vlaanderen. Verslaving: Tijdschrift over Verslavingsproblematiek 1(3), 20-32.
Burrell, M.J. & A.J. Jaffe (1999). Personal meaning, drug use and addiction: an evolutionairy
constructivist perspective [Electronic version]. Journal of Constructivist Psychology 12(1),
41-63.
Clark, A.K., C. Wilder & E. Winstanley (2014). A systematic review of community opioid
overdose prevention and naloxone distribution programs [Electronic version] . JOURNAL OF
ADDICTION MEDICINE 8(3), 153-163.
64
Cock, C. (red.) (19 maart 2013). Algemeen Dagblad.
Corbin, J & A. Strauss (2007). Basics of Qualitative Research: Techniques and Procedures
for Developing Grounded Theory. California: Sage Publications.
Degenhardt, L, S. Darke & P. Dillon (2003). The prevalence and correlates of gamma-
hydroxybutyrate (GHB) overdose among Australian users [Electronic version] . Addiction
98(2), 199-204.
Deurzen, E. van (2002). Existential Counseling & Psychotherapy in Practice. Londen: SAGE
publications.
Evers, J. (red.) (2007). Kwalitatief interviewen: kunst én kunde. Den Haag: Uitgeverij
LEMMA.
Frankl, V. (1978). De zin van het bestaan. Een psycholoog beleeft het concentratiekamp &
een inleiding tot de logotherapie. Rotterdam: A.D. Donker.
Frankl, V. (1963). Man’s search for meaning: An introduction to logotherapy. New York:
Washington Square Press.
Fransella, F. (eds.) (2005). The Essential Practitioner's Handbook of Personal Construct
Psychology. Chichester: John Wiley & Sons Ltd., p. 239
Frey, J. (2003). A Million Little Pieces. New York: Anchor Books.
Gallimberti, L, M.R. Spella, C.A. Soncini, & G.L. Gessa (2000). Gamma-hydroxybutyric acid
in the treatment of alcohol and heroin dependence. Gevonden op 22-09-2015
http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/10869867
Geelen, K. (2003). Zelfhulpgroepen en 12 stappenprogramma’s. Zelfhulp, literatuurstudie
over de waarde van zelfhulpgroepen en 12-stappenprogramma’s. ResultatenScoren.
Amersfoort: GGZ Nederland.
Glaser, B.G. & A.L. Strauss (1967). The Discovery of Grounded Theory: Strategies for
Qualitative Research. Chicago: Aldine Publishing Company.
Humphreys, K & E. Gifford (2006). Religie, spiritualiteit en het problematisch gebruik van
alcohol en drugs [Electronic version] In: Verslaving, tijdschrift over verslavingsproblematiek
3(3), 5-18.
65
Jessup, M.A. et al. (2014). Significant life events and their impact on alcohol and drug use: a
qualitative study. Gevonden op 18-09-2015 http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/25364998
Jong, C.A.J. de. et al. (2013). Eindrapport, GHB monitor: GHB detoxificatie met
farmaceutische GHB. Nijmegen: NISPA.
Jong, C.A.J. de & R. Kamal (2012). Protocol GHB detoxificatie in ambulante setting.
Practice-based aanbevelingen voor de detoxificatie van patiënten met een stoornis in het
gebruik van GHB. Nijmegen: NISPA.
Kamal, R.M. (2013). Presentatie: Terugvalpreventie voor GHB: Kan Baclofen hierin een rol
spelen? Gevonden op 22-09-2015 NISPA: http://www.nispa.nl/sites/default/files/Kamal-GHB
%20monitor%2019maart13.pdf
Kamal, R.M., A.J. Loonen, B.A. Dijkstra & C.A. de Jong (2015). Baclofen as relapse
prevention in the treatment of gamma-hydroxybutyrate dependence: a case series. Gevonden
op 21-09-2015 http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/25900349
Kamal, R.M., R. Qurishi & C.A. de Jong (2015). Baclofen and γ-hydroxybutyrate (GHB), a
dangerous combination. Gevonden op: 17-10-2015
http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/25494007?dopt=Abstract
Kamal, R & M. Jannsen van Raay (2014). Wat is gammahydroxyboterzuur (GHB)?
Tijdschrift over verslavingsproblematiek 10(3), 5-16.
Kleinman, A. (1978a). Native Healers. Human Nature 1, 63-69.
Kleinman, A. (1978b). Concepts and a model for the comparison of medical systems as
cultural systems. Social Science and Medicine 12, 85-93.
Korf, D & T. Nabben (2013). Verward, verdoofd, verslaafd: Politie en GHB-problematiek.
Tijdschrift over verslavingsproblematiek 10(3), 45-55.
Laar, M.W. van. et al. (2012). Jaarbericht 2011, Nationale Drug Monitor. Utrecht: Trimbos-
instituut.
Leijssen, M. (2004). Zingeving en zingevingproblemen vanuit psychologisch perspectief.
Leuven: Universitaire Pers Leuven.
66
Maso, M & A. Smaling (red.) (1990). Objectiviteit in kwalitatief onderzoek. Amsterdam:
Boom Meppel.
Maso, M & A. Smaling (2004). Kwalitatief onderzoek: praktijk en theorie. Amsterdam:
Boom.
Miotto, K. et al. (2001). Gamma-hydroxybutyric acid: patterns of use, effects and withdrawal.
Gevonden op 17-09-21015. http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/11579621
Mostert, D. (Regie) (2013, 14 november). Knock-out in Brabant. Reportage. Zembla.
Hilversum: Vara.
Muusse, C & Sonja van Rooijen (2009). De echo van het eigen verhaal. Over zelfhulpgroepen
bij verslaving en de samenwerking met de ggz en verslavingszorg. Utrecht: Trimbos-instituut.
Neff, K.D. & R. Vonk (2009). Self-compassion versus self-esteem: two different ways of
relating to oneself [Electronic version]. Journal of Personality 77(1), 23-50.
Nijman, S. (2011). Ongevallen waar alcohol of drugs bij betrokken zijn. Amsterdam:
Stichting Consument en Veiligheid.
Noorden, M. et al. (2012). Behandelprotocol voor acute Gamma-Hydroxyboterzuur (GHB)
onthouding in het ziekenhuis; Practice-based aanbevelingen voor de behandeling van
patiënten met een stoornis in het gebruik van GHB. Nijmegen: NISPA.
Noorden, M. van & T van Dijken (2014). GHB-intoxicaties en –onthouding in het algemeen
ziekenhuis. Diagnostiek en behandeling. Tijdschrift over verslavingsproblematiek 10(3), 33-
44.
Oliemeulen, L & A. van der Poel (2008). Verslag: Nazorg aan verslaafden door de
verslavingszorg. Rotterdam: Psy.
Praag, J. van (1978). Grondslagen van humanisme. Inleiding tot een humanistische levens- en
denkwereld. Amsterdam: Boom.
Pérez, N. (red.) (2013). LEF-MAGAZINE 5.
67
Pistis, M. et al. (2005). Gamma-hydroxybutyric acid (GHB) and the mesoaccumbens reward
circuit: evidence for GABA(B) receptor-mediated effects [Electronic version]. Neuroscience
131, 456-474.
Reker, G. T. & P.T.P Wong (1988). Aging as a individual process: toward a theory of
personal meaning. In: J.E. Birren & V.L. Bengtson (eds.), Emergent theories of aging. New
York: Springer, p. 214-246.
Satre, D, F, Chi, J, Mertens & C. Weisner (2012). Effects of Age and Life Transitions on
Alcohol and Drug Treatment Outcome Over Nine Years. Gevonden op 29-09-2015
http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pmc/articles/PMC3316718/
Schaik, J. (red.) (2009). Zingeving en verslaving: Een verslag van 33 jaar ervaring.
Bilthoven: Uitgeverij Christofoor.
Schep, L.J., K, Knudsen, R.J. Slaughter, J.A. Vale & B, Megarbane (2012). The clinical
toxicology of gamma-hydroxybutyrate, gamma-butyrolactone and 1,4-butanediol [Electronic
version]. Clinical Toxicology (Philadelphia, Pa.) 50, 458-470.
Schippers, G. M. & J. Roemer (2007). Redactioneel In: Verslaving, tijdschrift over
verslavingsproblematiek 3(3), 2-4.
Snead, O.C. & K.M. Gibson (2005). Drug therapy-gamma hydroxybutyric acid [Electronic
version] . The New England Journal of Medicine 352, 2721-2731.
Sprock, B. (2004). Complementaire Zorg. De brug tussen professionele hulp en
ervaringsgroepen in de verslavingszorg [Electronic version]. In: Maandblad Geestelijke
Volksgezondheid 10, 803-805.
Stein, L.A.R. et al. (2010). A Web-Based Study of Gamma Hydroxybutyrate (GHB): Patterns,
Experiences, and Functions of Use. Gevonden op 17-09-2015
http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pmc/articles/PMC3065821/
Stoeten, C. (2011). Welbevinden, zingeving, spiritualiteit, levensbeschouwing en religie in de
verslavingszorg. Hengelo: Faculteit Gedragswetenschappen Universiteit Twente.
Sumnall, H.R. et al. (2007) Use, function, and subjective experiences of gamma-
hydroxybutyrate (GHB). Gevonden op 17-09-2015
http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/17766059
68
Trimbos-instituut. Kerncijfers drugsgebruik 2014. Gevonden op: 12-10-2015.
https://assets.trimbos.nl/docs/088c4496-ca0c-49a7-af1c-a50be922f5b1.pdf
Trimbos-instituut. Jaarbericht 2013/2014. Gevonden op: 27-09-2015.
https://assets.trimbos.nl/docs/ec565950-3566-48fb-adda-8406b0b7e26d.pdf
Trimbos-instituut. Jaarbericht DIMS en Factsheet 2012 Monitor Drugsincidenten. Gevonden
op 12-02-2015. (Update 16-07-2013)
http://www.trimbos.nl/nieuws/trimbos-nieuws/jaarbericht-dims-en-factsheet-2012-monitor-
drugsincidenten
Trimbos-instituut. GHB en de wet. Gevonden op 01-01-2015. (Update 09-05-2012)
http://www.trimbos.nl/onderwerpen/alcohol-en-drugs/ghb/ghb-algemeen/de-wet
Tsuang, M.T. et al. (1998). Co-occurrence of abuse of different drugs in men: the role of
drug-specific and shared vulnerabilities. Gevonden op 17-10-2015.
http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/9819064
Vandereycken, W, C. Hoogduin & P. Emmelkamp (red.) (2013). Handboek
Psychopathologie, Deel 1 Basisbegrippen. Houten: Bohn Stafleu Van Loghum. p. 98.
Weert-van oene, G.H. de. et al. (2013). Detoxificatie van patiënten met GBH-afhankelijkheid
[Electronic version]. Tijdschrift voor Psychiatrie 55(11), 885-890.
Wiklund, R.N. (2008). Existential aspects of living with addiction- Part 1: meeting Challenges
[Electronic version]. Journal of Clinical Nursing17(18), 2426-2434.
Wong, P. (ed.) (2012). The Human quest for meaning, theories research and applications.
New York: Taylor & Francis Group. p. 165-185.
69
Bijlage 1: Topiclijst
Hoe lang ben je verslaafd geweest aan GHB?
Ben je opgenomen geweest tijdens je verslaving? Zo ja, heb je toen ook medicinale GHB
gekregen?
Hoe lang ben je nu clean?
Ben je weleens teruggevallen in gebruik? Zo ja, kan je daar meer over vertellen? Had dit
mogelijk voorkomen kunnen worden, zo ja op welke manier?
Welke functie had het gebruiken van GHB voor jou/waarom gebruikte je GHB?
Hoe ga je daar nu mee om, nu je niet meer gebruikt?
70
Kan je meer vertellen over waar je zingeving uit putten voor je verslaving?
Als je zingeving ervoer tijdens je verslaving kan je meer vertellen over waar je zingeving uit
putten?
Wie of wat was er belangrijk voor je toen je stopte met gebruiken? (Volgende alleen vragen
als iemand al één jaar clean is) Is dit verandert na je een jaar niet meer te hebben gebruikt?
Waar put je momenteel zingeving uit?
Thema zingeving algemeen
Hoe voel je je in je eigen lichaam en is dit verandert ten opzichte van toen je nog verslaafd
was?
Heb je het gevoel dat de wereld zoals jij die beleeft, overeenkomt met de werkelijkheid? (Dus
dat je niet een te rooskleurig of juist een te negatief wereldbeeld hebt).
Hoe voel je je over jezelf? En hoe werkt dit door in het contact met vrienden/familie/partner?
Heb je het gevoel gewaardeerd te worden door anderen mensen en voel je je gezien door
anderen? En heb je ook het gevoel iets voor anderen te kunnen betekenen?
Streef je bepaalde doelen na in het leven of hang je een bepaalde religie aan?
Afsluiting
We zijn nu… in gesprek dus ik wil zo gaan afronden en je bedanken voor je tijd. Wil je
misschien nog iets toevoegen aan ons gesprek? Dan wil ik je heel erg bedanken voor je
openheid en tijd en zal ik je de onderzoeksresultaten mailen als je dat wil.
71
Bijlage 2: Codes
Open codes
Aan de uitspraken van de respondenten zijn onderstaande open codes gekoppeld. Op deze
manier kon de data worden geanalyseerd op terugkerende thema’s.
Terugkerende thema’s waren:
Faalangst
Familiare problemen
Functie verslaving
Gebruik met partner
Lichamelijke verslaving controleren
72
Reden verslaving
Reden verslaving en behoefte aan erkenning
Reden verslaving en onzekerheid
Relatie lichaam
sociale angst
Stoppen met gebruik
Terugval en reden
Terugval en reden leegte
Terugval voorkomen
vertrouwen in zelf
verwerken verslaving
zelfacceptatie na verslaving
zingeving na verslaving
zingeving na verslaving en eigenwaarde
Zingeving tijdens verslaving
Zingeving voor verslaving
Selective coding
Voor de selective coding zijn de verschillende begrippen uit de leidende definitie van
zingeving (beschreven in theoretisch kader) en de begrippen uit de hoofd en deelvragen
gebruikt.
Gebruikte codes zijn:
Zingeving voor verslaving
Zingeving tijdens verslaving
Terugval en reden
Zingeving en terugval
Zingeving tijdens terugval
73
Terugval voorkomen
Zingeving na het stoppen met gebruik
Gevoelens van gemotiveerd zijn en reden van stoppen
Bronnen zingeving –‘vroege remissie
Bronnen zingeving -‘langdurige remissie’
Bronnen zingeving -‘remissie tijdens onderhoudsbehandeling’
Bronnen zingeving vierde fasen ‘remissie in een gecontroleerde omgeving’
Verbondenheid
Transcenderen eigenbelang
Welbevinden
Samenhangende betekenissen
Doelgerichtheid
Waardevolheid
Verbondenheid
Competentie en erkenning
Gevoelens van gemotiveerd zijn
Waardevolheid: zingeving na de verslaving en eigenwaarde
Bijlage 3: 12 stappenprogramma
De kern van de 12-stappenprogramma is dat je als deelnemer eerst je machteloosheid
erkent en daarna aan de slag gaat met het zoeken van je eigen kracht. Een kracht die
de strijd tegen verslaving kan ondersteunen. Je maakt een morele balans op van de
schade die je door je verslaving aan anderen en aan jezelf hebt aangericht. Onderdeel van het
programma is ook dat je je voorneemt de boodschap van AA door te geven aan andere
verslaafden (Geelen, 2003).
De 12 stappen van AA, die ook (in aangepaste vorm) toegepast worden door andere
74
zelfhulpgroepen:
Eerste stap:
“Wij erkenden dat wij machteloos stonden tegenover de alcohol -dat ons leven
stuurloos was geworden”
Tweede stap
“We kwamen ertoe te geloven dat een Macht groter dan wijzelf ons weer geestelijk
gezond kon maken”
Derde stap
“Wij besloten onze wil en ons leven over te geven in de hoede van God, zoals ieder
van ons Hem persoonlijk aanvaardt.”
Vierde stap
“We maakten een diepgaande en onbevreesde morele balans op van ons leven.”
Vijfde stap
“Wij bekenden tegenover God, tegenover onszelf en tegenover een ander mens de
juiste aard van onze misstappen.”
Zesde stap
“We waren volkomen bereid om God al onze karakterfouten te laten wegnemen.”
Zevende stap
“Wij vroegen Hem nederig onze tekortkomingen weg te nemen.”
Achtste stap
“Wij maakten een lijst met de namen van allen die door ons schade en leed hadden
ondervonden en verklaarden ons bereid om dit bij hen allen goed te maken.”
Negende stap
75
“Wij hebben waar het mogelijk was dit rechtstreeks weer bij zulke mensen goedgemaakt,
behalve wanneer dit hen of anderen zou kwetsen.”
Tiende stap
“We maakten er een gewoonte van onszelf te onderzoeken en erkenden direct de
fouten die we hadden gemaakt.”
Elfde stap
“Wij trachtten door gebed en overdenking ons contact met God, hoe ook ieder van
ons Hem persoonlijk aanvaardt,
te verdiepen, en baden Hem enkel ons Zijn wil te
doen kennen en om de kracht die te volbrengen.”
Twaalfde stap
“Nu deze Stappen ons tot geestelijk bewustwording hebben geleid, hebben wij
geprobeerd deze boodschap aan alcoholisten door te geven en deze principes bij al
ons doen en laten na te streven.”
(Stichting Publiciteit AA Nederland, 2005)
76