e s n a r f p i l f een goede tegenwerping heb ik nog niet...

Post on 26-May-2020

4 Views

Category:

Documents

0 Downloads

Preview:

Click to see full reader

TRANSCRIPT

8 We t e n s ch a p

H E RS E N W E T E N S C H A P Meedogenloos reductionistisch is Dick Swaab in zijn bestsellerWij zijn ons brein. Het heeft hem veel kritiek opgeleverd, maar die doet hem niks.

Margriet van der Heijden

Hetzelfde gebouw, glim-mend zeil in de gangen,rekje met tijdschriften,glazen luchtbrug. Op

het Nederlands Instituut voor Neu-rowetenschappen lijkt niets te zijnveranderd. Ik had er een kwartier eer-der willen zijn. Zodat ik in de autonog een keer mijn aantekeningenkon doornemen. Mijn slordig neer-gekrabbelde vragen netjes kon over-s ch r ij v e n .

En net als vorig jaar is dat niet ge-lukt – zat te denken, sleutels kwijt.Maar geen gehaastheid laten blijken.Geloof ik.

Dick Swaab (66), hersenprofessoren bestsellerauteur, komt al aanlo-pen. “Kon je het vinden?”, vraagt hij.Hoffelijk houdt hij een trits klapdeu-ren open. Ook net als vorig jaar. “Hetgebouw zit ingewikkeld in elkaar.”

Je kunt niet in andermans breinkijken. Wat ziet hij? Een vrouw vangemiddelde lengte, gemiddelde leef-tijd. Denkt hij dat ik een beperktruimtelijk inzicht heb, zoals over degemiddelde vrouw wordt gezegd, endat ik in ingewikkelde gebouwen dusmeteen verdwaal?

Of ben ik vooringenomen? Swaabverrast me in elk geval – net als vorigekeer. Door de onverwachte lichtheiddie hij met zijn droge grappen aanhet gesprek geeft. Terwijl zijn ‘neu-r o c a l v i n i s t i s ch e ’ boodschap in degrond zo ernstig klinkt en zijn boekerover, Wij zijn ons brein, zoveel, somsheftige, reacties heeft opgeroepen.

Vorig jaar was ik hier in juni. Toenwas het boek nog niet gedrukt…“Ja”. Lachje. “Wat zei ik toen?”

Swaab gaf toen een definitie vanhet neurocalvinisme. Een versobe-rende visie op de mens. ‘We zijn’, zeihij toen, ‘het product van een mixvan genetische informatie, de com-plexe invloeden in de baarmoederen, in mindere mate, de ervaringen inonze eerste levensjaren. Daarna isons karakter gevormd en liggen onzecapaciteiten en beperkingen vast.Daar moeten we het verder meedoen.’

Het is in essentie ook de bood-schap van zijn boek. In één jaar wer-den er 240.000 exemplaren verkocht.Het is vertaald in het Duits (Wir sindunser Gehirn) en in het Chinees. En hetleidde tot een stroom artikelen op deopiniepagina’s van kranten.

U was de wetenschapper die vanafde zijlijn kanttekeningen zettebij heersende ideeën, zoalsover de maakbaarheid vande mens. Nu zet u zelf detoon…“Als jij dat signaleert, zalhet wel zo zijn. Zelf heb ikniet het gevoel dat mijn posi-

Dick Swaabtie is veranderd. Mijn vak uitleggenvond ik altijd al belangrijk.”

Maar minstens een kwart miljoenmensen hebben nu uw boek gele-zen en gedacht: ja, ja, inderdaad…Spottend: “Nou, dat al die mensen ja,ja zeiden op mijn boek, heb ik niet ge-merkt.” Het is even stil. “Het is won-derlijk dat zoveel mensen het lezenen er zo emotioneel op reageren.”

Vindt u dat gek?“Wonderlijk. Ik dacht: je kunt schrij-ven wat je wilt en mensen relativerenhet wel. Maar mensen zijn emotione-ler dan je denkt. Het was ook nieuwvoor me dat hele groepen geëmotio-neerd reageerden. Zoals psycholo-gen. Zij zeiden: je mag het brein heb-ben, maar de geest is van ons.”

Is dat een emotionele reactie?“Ja, want zo haal je via een achterdeurhet dualisme, de scheiding van li-chaam (brein) en geest, weer binnen.En dat is onzin, dus kan het niet an-ders dan een emotionele reactie zijn.

“De filosofen vonden dat de vrijewil hun toebehoorde. Ook emotio-neel, ja, want die is niet van hen. Na2.000 jaar zijn ze nog altijd niet metiets blijvends gekomen.”

“Heb je het stuk van Douwe Draais-ma gelezen?”, vraagt hij dan. De Gro-ningse psycholoog verweet Swaabdat die zich buiten het terrein vanzijn expertise begaf door te schrijvenover recht, politiek, filosofie en reli-gie. Swaab ziet dat anders: “Ik schrijfover de consequenties van de hersen-wetenschap op andere terreinen. Diezijn er. En natúúrlijk heb ik zulkehoofdstukken eerst aan experts latenlezen.”

Hij was laatst nog met Draaisma inChina, vertelt hij. Beiden promoot-ten daar een boek. Swaab: “Draaismawerd aangekondigd als psycholoogdie bovendien over hersenen en filo-sofie scheef.” Kijkt even. “Toen heb ikmaar eens minzaam gelachen.”

Hoe dan ook, zegt Swaab, bij allekritiek tot dusver zat niks waarvanhij dacht: oh, nou moet ik een hoofd-stuk herschrijven. “Natuurlijk kun jeaan zo’n boek blijven schaven, maarglobaal staat het als een huis.”

U bent stellig; lokt dat kritiek uit?“Ik schrijf niet zo omfloerst als men-sen die bang zijn voor kritiek en vanwie je vervolgens niet weet wat ze be-

doelen. Maar achter elke dui-delijke mening in mijn

boek zit heel veel vaklite-r a t u u r. ”

In mijn tas zitten plaat-jes van de hersenen van

een dode zalm. In 2009

legde neurowetenschapper CraigBennett hem onder de MRI-scanneren liet hem, volgens protocol, plaat-jes zien van geëmotioneerde men-sen. In het dode zalmbrein lichtteeen gebiedje op. Er zit ruis in die in-gewikkelde meetapparaten, wildeBennett maar zeggen. En: interpreta-tie van de gegevens vergt strenge ana-lyses – pas op met stelligheid.

“Leuk”, zegt Swaab. Hij zag deplaatjes niet eerder. Maar hij wil ab-soluut niet concluderen dat zijn vakdoor meetonzekerheid wordt geken-merkt. En hij is het trouwens ook nieteens met de kritiek, zoals van deUtrechtse neuroloog Jan van Gijn,dat al die apparaten slechts een glo-bale inzicht in het brein bieden.

Swaab: “In het algemeen verstaanmensen hun vak. Experimenten wor-den geverifieerd. En vergeet niet: dehersenwetenschap is multidiscipli-nair. Critici komen altijd met deMRI-scanner aanzetten om op be-perkingen van de techniek te wijzen,maar we kijken ook naar hersen-

structuren, naar moleculaire veran-deringen in het brein.”

En zo weten we nu dat 100 miljardhersencellen de geest producerenzoals de nieren urine?“Tegen dat idee heb ik nog altijd geengoede tegenwerping gehoord.” L a ch -je. “Natuurlijk kun je het verfijnen.Je kunt zeggen dat de geest met ver-anderingen in synapssterkte samen-hangt, met aantallen synapsen, re-ceptoren ...”

Het is een favoriete vergelijkingvan Swaab: de geest met urine. En na-tuurlijk zijn er bezwaren tegen ge-maakt. Urine heeft een simpele che-mische formule – dezelfde voor onzevoorouders 10.000 jaar geleden alsvoor ons. Maar nu kunnen we die for-mule opschrijven, kennen we Rem-brandt en Monet, Chopin en TheBeatles, iPhones en vliegtuigen, pe-nicilline en democratie. Mensen mu-siceren, leven langer, reizen… “Ja,en?” vraagt Swaab.

De geest geeft zo mede de mense-lijke evolutie vorm, schreef ondermeer antropoloog André Köb-ben. Ook die van het brein.“Daar kun je het over hebben: of datevolutie is. De mensen die 10.000 jaargeleden grottekeningen maaktenhadden hetzelfde brein als wij. Maarhet mooie van het brein is dat het me-thodes heeft om kennis en ervaring

Het grote publiek kent Dick FransSwaab (1944) van zijn bestseller Wijzijn ons brein die vorig jaar verscheenen waarvan nu bijna een kwart mil-joen exemplaren zijn verkocht. Maardat boek verscheen toen Swaab er aleen lange carrière had opzitten. Nazijn studie medicijnen, aan de Univer-siteit van Amsterdam (UvA), promo-veerde Swaab in 1970 op hersenon-derzoek bij Hans Ariëns Kappers. Van1975 tot 2005 was hij directeur vanhet Instituut voor Hersenonderzoekin Amsterdam, dat tegenwoordig Ne-derlands Instituut voor Neuroweten-schappen heet. In 1985 richtte Swaabde Nederlandse Hersenbank op,waarvan hij tot 2005 directeur was. In1979 werd hij hoogleraar neurologieaan de UvA, en sinds dit jaar is hij te-

vens hoogleraar aan een van debelangrijkste universiteiten in

China, de Zhejiang Univer-sity Medical School inHangzhou. Swaab ontvingvele onderscheidingen, isgetrouwd en heeft een

dochter en een zoon.

neer te leggen. Zo kunnen we op deschouders van onze vooroudersstaan. Dat leidt tot een technische re-volutie. Maar dat is géén evolutie.”

We zijn oermensen in een Ferrari?“Ja, kijk maar naar oorlogssituatiesen de misdaden die mensen dan be-gaan. En als je mensen heel snel laatreageren tijdens tests, dan blijkt datiedereen racistische vooroordelenheeft. De oermens zit in ons.”

Hoofdschuddend luistert Swaabnaar de vraag of dat oermensbreingeen nieuwe, extra kenmerken ont-wikkeld kan hebben. Erbij. Een vande problemen, zegt hij, is dat mensenzijn boek niet goed lezen. Kennis kunje opdoen, zegt hij. Gedrag kun je bij-schaven. Maar je karakter ligt vast.Dát schreef hij, en zo is het.

En nee, hij schreef dus niet dat allesin de baarmoeder is vastgelegd, zoalswel wordt beweerd. “Kletskoek. Ikbenadruk het belang van een warmnest vlak na de geboorte. En natuur-lijk wordt er later nog heel veel inge-vuld. Maar: je mogelijkheden en be-perkingen liggen vast. Is je geneti-sche basis niet goed, dan blijf je eenp e ch v o g e l . ”

Eén op de tien mensen is dat. Zovaak gaat er iets mis tijdens de ont-wikkeling van de hersenen. Swaab:“Het is de consequentie van ons grotebrein – de ontwikkeling daarvan is zocomplex dat ik verbaasd ben dat het

“Achter elk van mijnmeningen zit heelveel vakliteratuur.”

A F P

FL

IP F

RA

NS

SE

N

AFP

‘Een goede tegenwerpingheb ik nog niet gehoord’

9

Neurobioloog Dick Swaab (1944) met een gipsen afgietsel van menselijke hersenen dat nog van zijn vader is geweest. Zijn vader was gynaecoloog. F O T O V I N C E N T M E N T Z E L

zo vaak goed gaat. De maatschappijmoet deze consequentie aanvaarden.En dus niet, zoals deze regering doet,sociale werkplaatsen sluiten.”

Je kunt ook zeggen: toch niks aante verbeteren, laat maar…Verontwaardigd. “Omdat jij het ge-luk heb van een goed ontwikkeldbrein. Moet je daarom zeggen: Ikke,ikke, en de rest kan stikken?” Is evenstil. “Heb je kinderen?”

Ik bedoelde: waarom zegt u ‘moe-ten’ als die andere interpretatieook bestaat? Het klinkt bijna vanboven opgelegd, transcendent…Licht docerend. “Het moet omdat demens is geëvolueerd tot een wezendat in een complexe maatschappij ingezinnen leeft, heel bijzonder. Men-sen kunnen niet functioneren alseenling en dáárom kunnen ze ande-ren niet laten stikken als ze zelf eengoede positie hebben.”

Dat klinkt wetenschappelijk en aan-nemelijk. Alleen: hoe ver ga je in die‘zorg’? Sommige beperkingen, schi-zofrenie, een hersenbeschadiging,zijn overduidelijk. Maar er zijn ookkleine beperkingen, waarvan je jekunt afvragen of ze niet voor eengroot deel cultureel gestuurd zijn.Niet goed stil kunnen zitten (jongensop school), geen goed ruimtelijk in-zicht hebben (meisjes). “N a t u u r l ij k

zit dat in de genen”, zegt Swaab.Maar als je op zulke stellige ge-

dachten het onderwijs inricht, derechtspraak baseert, beroepskeuzestuurt, loop je dan niet het risico datje een deel van de mensen onnodigtekort doet? Omdat die inzichtenwellicht later toch zullen wankelen?

Ik heb een voorbeeld opgezocht.In 1915 zei neuroloog Charles Danadat een op de vier vrouwen, wegenshun zwakke geestkracht en gebrek-kig logisch denkvermogen, waanzin-nig zou worden door de beoogde in-voering van het vrouwenkiesrecht.

Swaab lacht.

Goed dat hij geen gehoor kreeg?“Nou, een op de vijf vrouwen heefteen psychische aandoening. Dus.”Lacht weer. “Maar ja, een op de vijfmannen ook.”

Stephen J. Gould maakte tegenDana bezwaar omdat die ‘ten on-rechte als een innerlijke grensmarkeerde wat van buitenaf wasopgelegd.’ Bent u nooit bang tenonrechte grenzen te trekken?“Ik trek in mijn boek geen grenzen.”

Indirect wel als u op grond vanbreinkennis stellig adviseert overonderwijs, recht en dergelijke…Licht verontwaardigd. “Ja, we wetenbijvoorbeeld dat de prefrontale cor-tex nog tot het vierentwintigste jaar

in ontwikkeling is. Hersenen functi-oneren anders in de puberteit en pu-bers hebben meer kans om uit debocht te vliegen. Daarom zeg ik:breng de leeftijdsgrens van hetjeugdstrafrecht omhoog. Haal hemjuist niet omlaag, van 18 naar 16 j a a r,zoals nu het plan is. Vind je dat ver-keerd?”

Ik probeer iets anders: mijn eigenvakgebied. De natuurkunde. Metdeeltjesversnellers hebben fysici ato-men ontleed tot op het kleinste ni-veau van quarks en gluonen. Maardie kennis schiet tekort om uitspra-ken te doen over, bijvoorbeeld, dedruk die een gas uitoefent. Druk ont-staat pas uit het samenspel van gas-moleculen. Druk is ‘emergent’.

“Ik zie het bewustzijn ook alsemergent”, zegt Swaab. “Als het pro-duct van het samenspel van miljar-den neuronen in een aantal hersen-gebieden. Het staat in mijn boek.”

Maar is de neurowetenschapperSwaab die de geest wil begrijpen, nieteen beetje zoals de deeltjesfysicus dieop basis van elementaire deeltjes,vergeefs, de luchtdruk wil bepalen?En dan hebben we het nog niet eensover de wisselwerking tussen tweegeesten, over hoe je kunt houden vaneen ander brein, van muziek, hoe jekennis overneemt, je gedrag aanpast.Moet je die zaken, net als drukmetin-gen, niet overlaten aan specialisten?

Swaab is niet onder de indruk. “Aldie zaken kun je terugvoeren op her-sencellen, op neuronen. In relatiesdraait het om empathie. Daar zittenspiegelneuronen achter. Doen diemet plezier mee tijdens een ontmoe-ting, dan leidt dat tot extra dopami-ne-afgifte in de accumbens – danvind je iemand aardig.

“Of neem de neuro-esthetiek. Dieis er al heel ver in om op neurale gron-den te verklaren waarom we ietsmooi vinden. Schilderijen van Rem-brandt. Muziek van Chopin.” L a ch t .“Of de Peking-opera zo vreselijk...”

Het verklaart hoe, niet waarom...“In de loop van de evolutie is de mensgaan musiceren. Muziek stimuleerthet groepsgevoel. Dat is een van deantwoorden daarop.”

Ontsnappen lukt niet. Swaab isruthlessly reductive, meedogenloos re-ductionistisch. Stellig voert hij allesterug op materie, chemie en overle-ving. “Klopt”, knikt hij opgewekt.

Ik doe nog één poging. Niet via te-kortschietende techniek (de zalm),niet via lacunes in de kennis (à la Da-na), niet via beperkte geldigheid er-van (Draaisma), maar via de beper-kingen die ook het best ontwikkeldebrein heeft. Ik haal psychiater Her-man van Praag aan. Het menselijkbrein is het voorlopig eindpunt vaneen evolutionaire ontwikkeling,schreef hij. Niks meer. Waarover weniet eens alles weten. Mensen doenzichzelf tekort als ze dan dat beperk-te brein met zijn apenreflexen nietproberen te ontstijgen, maar als maatder dingen nemen. Als richtsnoervoor van alles van muziek tot moraal.

Maar die gedachtelijn kapt Swaabonmiddellijk af. Voor je het weet be-land je in discussies over de kwestie:‘er is meer’ – zo vaag, zo niet concreet,daar kun je niks mee. “Mijn dochterzegt ook: er is meer. Maar als ik vraag:Wat is er meer?, dan hoor ik niksm e e r. ” En hij lacht, een beetje veront-schuldigend, alsof hij ook niet kanhelpen dat hij weet hoe het zit.

Het was leerzaam. Verhelderend. Netals vorige keer. Hoffelijk gaat Swaabvoor naar de lift. Mijn auto staat er-gens op de enorme, modderige par-keerplaats achter het Instituut. Ikben daarnet vergeten op te letten inwelke rij ik hem had gezet. Net als vo-rige keer. Sommige dingen verande-ren inderdaad niet.

“Mijn dochter zegt ook:Er is meer. Maar als ikvraag: Wat is er meer?,dan hoor ik niks meer.”

top related