inleiding tot ventilatietechnieken · rook bestaat voornamelijk uit opgewarmde lucht. aangezien...
Post on 24-Jan-2020
4 Views
Preview:
TRANSCRIPT
© CFBT-BE/KCCE 1/19 Inleiding tot ventilatietechnieken Versie 29/08/2015 Karel Lambert – 2015 – 1.1
Inleiding tot ventilatietechnieken
Ventilatie wordt gedefinieerd als het systematisch verwijderen van rook, hitte en gassen
en het vervangen ervan door verse lucht. Hiermee wordt een belangrijk doel van ventilatie
weergegeven. Het gaat echter niet om het enige doel van ventilatie. Een tweede doel van
ventilatie is ervoor zorgen dat ruimtes die palen aan de brandende ruimte in overdruk
geplaatst worden. Op die manier wordt rookverspreiding en branduitbreiding (deels)
voorkomen.
In dit hoofdstuk wordt gekeken naar de verschillende vormen van ventilatie. Natuurlijke
ventilatie en overdrukventilatie zijn de best gekende vormen. Recent gaat er steeds meer
aandacht naar anti-ventilatie of het buitenhouden van verse lucht. De invloed van de wind
op het effect van ventilatie wordt kort besproken. Als er geventileerd wordt terwijl er nog
een (ongecontroleerde) brandhaard is, zal er een effect zijn van de ventilatie op de brand.
Het is erg belangrijk om hier aandacht voor te hebben.
De verschillende doelstellingen van het gebruik van overdrukventilatie worden bekeken.
In functie daarvan zullen één of meerdere ventilatoren een bepaalde plaats dienen te
krijgen. Er wordt ook gekeken naar het effect van ventilatieopeningen.
Als laatste wordt de tactiek anti-ventilatie besproken.
1 Welke vormen van ventilatie bestaan er?
1.1 Natuurlijke ventilatie
Tijdens de brand speelt de brandhaard een cruciale rol. De brandhaard produceert
rookgassen. Deze rookgassen zijn warmer dan de omgevende lucht. Iedereen weet dat
voorwerpen die warm worden uitzetten (behalve enkele uitzonderingen waaronder het
smelten van ijs – water (ca. 10% krimp)). Bij vaste en vloeistoffen blijft die uitzetting
behoorlijk beperkt. Bij gassen daarentegen leidt de temperatuurstijging er toe dat de
gassen sterk uitzetten. Door deze uitzetting neemt de densiteit (dichtheid) van het gas af.
Dit betekent dat het gewicht van één kubieke
meter gas afneemt. Rookgassen met een
temperatuur van 315 °C hebben een
densiteit die de helft is dan die van lucht van
20 °C. Een stijging van temperatuur zorgt
voor een verlaging van de densiteit.
Waarom is het verschil in densiteit nu zo
belangrijk? Denk daarvoor aan een
heteluchtballon. Onder zo’n ballon hangt een
gasbrander. Deze zal de lucht in de ballon
opwarmen. Hierdoor zet de lucht in de ballon
uit. Warme lucht stijgt op. De stijgingskracht
is zo groot dat de mand van de ballon wordt
gedragen door de luchtballon.
Figuur 1 Een heteluchtballon stijgt op omwille van het verschil in densiteit tussen de warme en de koude lucht. (Foto: Niels De Ruyck)
© CFBT-BE/KCCE 2/19 Inleiding tot ventilatietechnieken Versie 29/08/2015 Karel Lambert – 2015 – 1.1
Rook bestaat voornamelijk uit opgewarmde lucht. Aangezien rook hierdoor een lagere
densiteit heeft dan de omgevende lucht, stijgt de rook op. Terwijl de rook opstijgt, wordt
er lucht bijgemengd. Dit zorgt ervoor dat de temperatuur van de rook afneemt. Doordat
de temperatuur afneemt, neemt ook het verschil in densiteit af. En als gevolg daarvan
neemt de stijgingskracht af. Op het moment dat de rook zoveel afgekoeld is dat de rook
even warm is als de omgevende lucht zal de rook blijven hangen. In ruimtes waar veel
rokers aanwezig zijn, kan men dit fenomeen soms zien.
Bij een brand gaat het over een
continue stroom van rook. In
tegenstelling tot de luchtballon kan de
rook niet erg hoog stijgen. De rook
stroomt naar het plafond en buigt dan
af en stroomt verder langs het
plafond. Naarmate de brand
evolueert, zal de rook zich verspreiden
over de oppervlakte van het plafond.
Er zal zich aan het plafond een
rooklaag vormen. De ruimte kan
vergeleken worden met een
omgekeerd bad dat gevuld wordt met
rook. Een typische woning is 2,5 m
hoog terwijl de deuren 2 m hoog zijn.
Zodra de dikte van de rooklaag groter
wordt dan 0,5 m, zal er rook doorheen
geopende deuren stromen. De rook
verspreidt zich zo naar naburige
ruimtes of naar buiten.
De brandweer kan gebruik maken van
natuurlijke ventilatie om gebouwen te ontroken na een brand. Er wordt dan gebruik
gemaakt van het feit dat de temperatuur van de rook hoger is dan die van de buitenlucht.
Ook als een deur tot een met rook gevulde ruimte geopend wordt, zal natuurlijke ventilatie
tot stand komen. Hoe hoger de temperatuur van de rookgassen, hoe sneller de stroming
zal zijn.
Bij natuurlijke ventilatie is het belangrijk dat er voldoende verse lucht aangevoerd wordt.
Zonder verse lucht zal de ventilatie niet werken. Er dient met andere woorden een
voldoende grote inlaatopening te zijn. Bij overdrukventilatie zorgt de ventilator voor het
toevoeren van verse lucht.
1.2 Overdrukventilatie
Bij overdrukventilatie zal de brandweer zelf ventilatoren plaatsen om de ventilatie op gang
te brengen. De ventilator brengt een hoeveelheid lucht in beweging. Hij legt een snelheid
op aan een hoeveelheid lucht. Op die manier komt er ook een stroming tot stand. Het
werkingsprincipe is echter helemaal anders dan bij natuurlijke ventilatie.
Figuur 2 Dubbele stroming bij een compartimentsbrand. Rook stroomt uit door de bovenkant van de deuropening. Lucht stroomt in langs beneden. (Foto: Nico Speleers)
© CFBT-BE/KCCE 3/19 Inleiding tot ventilatietechnieken Versie 29/08/2015 Karel Lambert – 2015 – 1.1
Iedereen kent de ventilator die in huis gebruikt wordt om in de zomer een frisse wind in
huis te laten waaien. Dicht bij de ventilator is de stroming goed voelbaar. Hoe groter de
afstand tot de ventilator, hoe minder je de stroming kan voelen. Op een bepaalde afstand
van de ventilator zal er niets meer van de stroming te merken zijn.
Dit is ook zo bij een overdrukventilator. Deze is weliswaar veel krachtiger dan de ventilator
die je in huis gebruikt maar toch is het effect van de ventilator beperkt. Omwille van de
ventilator ontstaat een stroming doorheen een gebouw. Het is echter belangrijk dat de
afstand tussen de inlaatopening en de uitlaatopening niet te groot is. Zoniet gaat het effect
van de ventilator verloren. Hoe krachtiger de ventilator, hoe groter het gebouw mag zijn.
Je kan het rendement van je ventilatie ook verbeteren door de luchtverliezen zoveel
mogelijk te beperken. Probeer dus steeds om een gecontroleerd “ventilatiepad” te creëren.
1.3 Anti-ventilatie
Anti-ventilatie houdt in dat de brandweer ervoor zorgt dat de brand geen toegang tot verse
lucht krijgt of dat de luchttoevoer naar de brand gestopt wordt. Op het einde van dit
hoofdstuk wordt de tactiek anti-ventilatie uitvoerig besproken.
2 Wind
Bij natuurlijke ventilatie zal de wind een zeer grote invloed uitoefenen. Het is dan ook
belangrijk om steeds te proberen om “met de wind” mee te ventileren. Dit houdt in dat de
inlaatopening gemaakt wordt in de gevel waar die wind op blaast (de loefzijde). De
uitlaatopening komt dan bij voorkeur aan de tegenovergestelde kant (de lijzijde). Ook
indien de uitlaatopening in een schuin dak gemaakt wordt, is het beter om deze regel te
respecteren. Indien dit niet mogelijk is, kan gestreefd worden naar een zo hoog mogelijke
efficiëntie voor de ventilatieopening.
Bij overdrukventilatie is de situatie
iets minder windgevoelig. In beperkte
mate kan men tegen de wind in
ventileren. Op zo’n momenten kan
men de uitlaatopening beperken. Dit
zal zorgen voor een grotere overdruk
binnen. Bij kleine windsnelheden is
dat voldoende om de winddruk te
overwinnen. Dit kan handig zijn in
situaties waar het niet mogelijk is om
openingen te maken in de gevel aan
de lijzijde. Het is echter belangrijk om
te beseffen dat deze mogelijkheid erg
beperkt is. Uit onderzoek blijkt dat
overdrukventilatoren zoals we deze
vinden in de autopompen een
overdruk tot 26 Pascal kunnen
opbouwen. Dit komt ongeveer
overeen met druk die opgebouwd
wordt door de wind als de windsnelheid 20 km/u is. Ventileren tegen wind kan maar het
Figuur 3 De wind zorgt voor overdruk aan de loefzijde en onderdruk aan de lijzijde. Daarnaast is er ook turbulentie te verwachten. (Tekening: Bart Noyens)
© CFBT-BE/KCCE 4/19 Inleiding tot ventilatietechnieken Versie 29/08/2015 Karel Lambert – 2015 – 1.1
kan enkel als de windsnelheid laag is. In verschillende bronnen wordt 10 km/u vermeld als
drempelwaarde. Bij windsnelheden lager dan deze is ventilatie tegen de wind efficiënt.
Boven deze snelheid daalt de efficiëntie erg snel.
Dikwijls kan je niet kiezen welke opening je gebruikt om als inlaat opening. Bij rijwoningen
of appartementen zal je het moeten doen met de inkomdeur. Je kan echter wel dikwijls
kiezen waar je de uitlaatopening maakt. Denk eerst na over de invloed van de wind
vooraleer je dit doet.
Probeer te vermijden om ruiten te breken. Je kan die opening immers niet meer sluiten als
de ventilatieopstelling die je gemaakt hebt, niet werkt.
Vooral als er erg veel wind staat, dien je de invloed van de wind te evalueren. Zodra je de
inkomdeur opent om te gaan blussen, kan de wind de brand sterk aanwakkeren.
3 Effect op de brand
3.1 Extra luchttoevoer = hoger brandvermogen
In de VS is het erg gebruikelijk om te ventileren bij brandbestrijding. In de meeste korpsen
betekent dit dat er extra ventilatieopeningen gemaakt worden. Dit kan door het breken
van ramen (horizontale ventilatie) en door het maken van openingen in het dak (verticale
ventilatie). Meestal gaat het hier over natuurlijke ventilatie. Dit wil zeggen dat er geen
overdrukventilatoren gebruikt worden. Op YouTube zijn talloze beelden terug te vinden
van branden waarbij de ventilatie ervoor zorgt dat de situatie uit de hand loopt.
Nochtans heeft ooit iemand deze tactiek bedacht. In de VS wordt deze tactiek
toegeschreven aan Benjamin Franklin (1706-1790). Deze uitvinder en brandweerman
bedacht deze tactiek om rookgassen af te voeren bij brandbestrijding. Deze tactiek heeft
jarenlang goede resultaten opgeleverd. Dit kwam omdat brand zich in de voorbije eeuwen
anders gedroeg dan nu. Brandstof bestond voornamelijk uit natuurlijke producten terwijl
de brandstof in een woning nu voornamelijk bestaat uit producten die afgeleid zijn van
olie. Steve Kerber toonde aan dat de tijd tot flashover sterk afgenomen is. Deze tijd
bedroeg ongeveer 30 minuten in de jaren ’50 en is gereduceerd tot ongeveer 3 à 4 minuten
nu. Dit betekent dat branden nu veel korter brandstof gecontroleerd blijven dan vroeger.
Bij een brandstof gecontroleerde brand heeft het toepassen van ventilatie slechts een
beperkte invloed. Hetgeen gebeurt met de brand wordt immers bepaald door de
eigenschappen van de brandstof. Dit verklaart waarom het toepassen van ventilatie in de
VS zo lang een standaard tactiek geweest is. Tot lang in de 20ste eeuw was het immers een
heel goede tactiek.
In moderne gebouwen wordt de brand erg snel ventilatie gecontroleerd. Als de brand
ventilatie gecontroleerd wordt voor flashover spreken we van een onder geventileerde
brand. Deze laatste soort branden komt steeds vaker voor. Als er een nieuwe opening
gemaakt wordt in de wand van een ruimte waar een onder geventileerde brand woedt, zal
het vermogen van deze brand toenemen. Bij dit type branden bepaalt de ventilatie wat er
gebeurt. Door het maken van een opening komt er extra ventilatie ter beschikking van de
brand. Er bestaan verschillende formules om te berekenen wat het maximaal vermogen is
© CFBT-BE/KCCE 5/19 Inleiding tot ventilatietechnieken Versie 29/08/2015 Karel Lambert – 2015 – 1.1
dat een brand kan ontwikkelen in functie van de oppervlakte en de hoogte van de opening.
Het openen van een deur die 2 m hoog is en 0,9 m breed, zorgt ervoor dat het
brandvermogen in de kamer kan oplopen tot 3 à 4 MW. Het breken van een raam dat 2 m
breed is en 1,5 m hoog, zal een brand voeden die een vermogen heeft van 4,7 tot 5,5 MW.
Bij onder geventileerde branden dient dus erg voorzichtig omgesprongen te worden met
ventilatie. Het brandvermogen zal altijd toenemen nadat de opening gemaakt is. In de VS
begint men dit meer en meer te beseffen. Het heeft er o.a. geleid tot het invoeren van een
“door man”. Deze brandweerman zorgt ervoor dat de inkomdeur zoveel mogelijk gesloten
blijft. Door dit toe te passen, wordt het vermogen van de brand beperkt gehouden.
In het hoofdstuk over brandfysica kan je de formule bestuderen die toelaat om het
vermogen te berekenen in functie van de beschikbare hoeveelheid lucht.
3.2 Wanneer ventilatie gebruiken?
3.2.1 Ventilatie na brand
Een vorm van ventilatie die het meest
gebruikt wordt, is het ventileren van de
rook nadat de brand geblust is. Dit kan
gebeuren met behulp van natuurlijke
ventilatie. Indien voor deze optie
gekozen wordt, dan worden de deuren
en ramen geopend. Eventueel kan
gebruik gemaakt worden van de wind
om dit te doen. Het nadeel van
natuurlijke ventilatie is dat het wel erg
lang kan duren vooraleer het pand terug
in gebruik kan genomen worden.
Een tweede optie is het inzetten van één
of meerdere overdrukventilatoren of
PPV’s. Deze genereren dan een
kunstmatige “wind”. Ze hebben als
voordeel dat de luchtstroom doorheen
het gebouw beter kan gericht worden.
Ventilatie na brand is een veilige optie.
Aangezien de brand geblust is, kan er
geen interactie ontstaan tussen de ventilatie en de brand.
3.2.2 Positive pressure ventilation (PPV) als ondersteuning van de aanvalsploeg
Een tweede manier waarop (overdruk)ventilatie kan worden ingezet is tijdens de
brandbestrijding. De brandweer heeft de binnenaanval gestart. De aanvalsploeg heeft de
brandhaard gevonden en is gestart met de blussing. Vanaf dat moment zou de heat release
rate van de brand moeten dalen. Er wordt immers water gespoten op de brandhaard. De
aanvalsploeg bevindt zich dan nog steeds in een met rook gevulde omgeving. Hun
zichtbaarheid is beperkt. Hetzelfde geldt voor eventuele slachtoffers in de ruimte van de
brand of in aanpalende ruimtes waar rook is binnengetreden.
Figuur 4 Het gebruik van een opstelling in V met twee overdukventilatoren voor de ventilatie na een brand. (Foto: Frank Meurisse)
© CFBT-BE/KCCE 6/19 Inleiding tot ventilatietechnieken Versie 29/08/2015 Karel Lambert – 2015 – 1.1
Van buitenuit kan men de aanvalsploeg ondersteunen door te starten met
overdrukventilatie. Bij overdrukventilatie is het erg belangrijk om eerst een uitlaatopening
te maken. Vervolgens kan een overdrukventilator geplaatst worden aan de inlaatopening.
Deze zal versneld de rook afvoeren uit het pand. De omstandigheden voor de aanvalsploeg
zullen verbeteren. Dit maakt het voor hen makkelijker om de brandhaard af te blussen.
Bij deze werkwijze dient wel de kanttekening gemaakt te worden dat de brand niet geblust
is op het moment dat de ventilatie start. Dit houdt in dat er een interactie kan ontstaan
tussen de brand en de ventilatie. Normaal gezien is de brand onder controle op het moment
dat de ventilatie start. De aanvalsploeg is immers al aan het blussen. Dit maakt dat de
invloed van de ventilatie op de brand klein zou moeten zijn. Het is echter belangrijk om in
gedachten te houden dat er wel eens een tweede brandhaard zou kunnen zijn die nog niet
ontdekt is. Dit kan het geval zijn omdat er branduitbreiding heeft plaatsgevonden.
Brandstichting is echter een tweede mogelijkheid voor een dergelijk scenario. In deze
gevallen kan gebruik van overdrukventilatie leiden tot een escalatie van de brand.
3.2.3 Positive Pressure Attack (PPA)
Een laatste werkwijze betreft het gebruik van overdrukventilatie vooraleer met de
binnenaanval wordt begonnen. De brand is dan nog niet onder controle. Dikwijls is zelfs
niet met 100% zekerheid geweten waar de brandhaard zich bevindt. Een dergelijke aanpak
houdt erg veel risico in. Het principe is dat er eerst geventileerd wordt. Daarna gaat de
aanvalsploeg naar binnen om de brand te blussen. Deze aanpak wordt positive pressure
attack (PPA) genoemd. De bedenker ervan, Kriss Garcia, schreef zijn kennis neer in het
boek Positive pressure attack for ventilation & firefighting.
In Zweden zijn er ook een aantal korpsen die een gelijkaardige tactiek gebruiken. De
Zweedse collega’s voegen echter één element toe. Op het moment dat de binnenaanval
gestart wordt, zal de aanvalsploeg ook de rookgassen koelen. Indien deze tactiek goed
wordt uitgevoerd, is het mogelijk om in een heel korte tijd de brand onder controle te
brengen en de rookgassen te ventileren. Sommige Zweedse collega’s gaan er van uit dat
de overlevingskansen van eventuele slachtoffers hierdoor sterk stijgen. Onderzoek zal
moeten uitwijzen of dit klopt in de ruimte van de brandhaard en andere ruimtes die via
open deuren in verbinding staan met deze ruimte. Het onderzoek van Steven Kerber bij
UL heeft echter al duidelijk aangetoond dat slachtoffers in kamers met een gesloten deur
een serieuze kans hebben om het incident te overleven. Een snelle interventie van de
brandweer kan er toe bijdragen dat de blootstelling aan rookgassen in de tijd beperkt
wordt.
Deze methode houdt naast veel voordelen ook heel wat risico’s in. De brand zal namelijk
aangewakkerd worden door de verse lucht en kan evolueren naar (ventilatie geïnduceerde)
flashover. De aanvalsploeg zal snel en adequaat moeten werken om dit te voorkomen. En
de bevelvoerder zal uiterst competent moeten zijn om te oordelen welke aanpak de juiste
is. Hiertoe dient deze leidinggevende voldoende opleiding genoten te hebben. Bovendien
heeft hij ook de nodige ervaring nodig om te kunnen oordelen of deze tactiek de gewenste
resultaten oplevert. Het is voor de brandweer als organisatie een grote uitdaging om ervoor
te zorgen dat zowel bevelvoerders als officieren over een voldoende hoog opleidings- en
ervaringsniveau beschikken om hun taken vlot en efficiënt te kunnen uitvoeren.
© CFBT-BE/KCCE 7/19 Inleiding tot ventilatietechnieken Versie 29/08/2015 Karel Lambert – 2015 – 1.1
4 Doelstelling van overdrukventilatie
4.1 Overdruk creëren
Het creëren van overdruk wordt
voornamelijk toegepast in
Scandinavische landen. Indien er
brand uitbreekt in een ruimte,
dan is het zo dat er een overdruk
opgebouwd wordt ten opzichte
van de luchtdruk buiten. Dit is de
reden dat rook vanuit de
brandende ruimte naar buiten
stroomt. Hoe hoger de
temperatuur in de ruimte, hoe
groter het drukverschil met de
luchtdruk buiten wordt. In de
aanpalende huizen is er geen
brand. Daar is de luchtdruk dus
gelijk aan de buitenlucht. Dit
betekent dat er een drukverschil is
tussen de kamer van de brand en
de kamer ernaast bij de buren (zie Figuur 5).
Bij een volontwikkelde brand, zal de rook overal naartoe kruipen. Eerst en vooral door
openstaande deuren en ramen. Daarnaast zal de rook zich ook doorheen kieren en spleten
naar aanpalende ruimtes begeven. Bij hete onder geventileerde branden ontstaat hier dan
het beeld van de rook die schijnbaar overal doorheen de muren en het dak heen komt. De
rook wordt letterlijk doorheen de muren geduwd. Zeker in oudere gebouwen (bv
rijwoningen uit de vroege 20ste eeuw) met een gemene muur in metselwerk kan het zijn
dat er naast rook ook vlammen in het aanpalend gebouw naar binnen geduwd worden.
De brand probeert zich op die
manier uit te breiden. De
kamers in de aanpalende
woning worden gevuld met
rook. Als daar mensen liggen
te slapen, wordt hun
gezondheid bedreigd door de
rookgassen. De rook zal er
tevens voor nevenschade
zorgen. In extreme gevallen
zal de brand op die manier
uitbreiden naar de buren.
Slachtoffers kunnen
gemakkelijk vermeden
worden door een ploeg naar
binnen te sturen die
controleert of er rook
aanwezig is in ruimtes waar
Figuur 5 De brand veroorzaakt overdruk in het brandende pand. Hierdoor ontstaat er een drukverschil tussen het brandende pand en de buren. De rook dringt doorheen kieren in de gemene muur. Rook zal zich op die manier verspreiden naar de aanpalende panden. Op deze manier kan de brand uitbreiden. (Tekening: Bart Noyens)
Figuur 6 Door overdrukventilatoren in te zetten, wordt er in de aanpalende huizen ook een overdruk gecreëerd. Hierdoor stopt de stroming van het brandende huis naar de buren. De verspreiding van rook wordt hierdoor voorkomen. (Tekening: Bart Noyens)
© CFBT-BE/KCCE 8/19 Inleiding tot ventilatietechnieken Versie 29/08/2015 Karel Lambert – 2015 – 1.1
ook mensen aanwezig zijn. Indien dit het geval is, worden deze woningen best
geëvacueerd. Dit zal echter niet verhinderen dat er branduitbreiding optreedt. Achteraf zal
eveneens een probleem ontstaan omdat de ruimtes rookvrij moeten worden gemaakt. De
bewoners kunnen immers niet terug naar hun woning zolang het CO-gehalte niet terug
gelijk is aan nul.
De overdruk in de kamer van de brand levert dus een aantal grote problemen op. In
Zweden wordt dit opgelost door de aanpalende ruimtes ook in overdruk te plaatsen ten
opzichte van de buitenlucht. Door dit te doen wordt het drukverschil met de brandende
kamer kleiner of valt het zelfs helemaal weg. De hierboven beschreven stroming doorheen
spleten en kieren wordt dan ook gestopt. Dit wordt gerealiseerd door de buren in
overdruk te plaatsen en het drukverschil weg te nemen.
4.2 Rook verwijderen
Het verwijderen van rook is de doelstelling waarvoor overdrukventilatie het meest gebruikt
wordt. Door het op gang brengen van een stroming, wordt de rook verplaatst. Om een
goede stroming op gang te brengen dienen de volgende voorwaarden vervuld te zijn:
• De inlaat en uitlaatopening moeten goed gekozen zijn.
• Er moet rekening gehouden worden met eventuele wind.
• De ventilator dient krachtig genoeg te zijn voor de grootte van de ruimte.
• De ventilator dient krachtig genoeg te zijn om de stroming gecreëerd door de
brand te overwinnen.
Nadat een brand is geblust, kan overdrukventilatie ook dienen om gassen te verwijderen.
Een brand produceert talloze schadelijke gassen zoals CO, HCN, … Door continu de lucht
in de ruimte van de brand te verversen, zal de concentratie aan schadelijke gassen
afnemen.
Het is belangrijk om te beseffen dat een ventilator met een verbrandingsmotor ook
uitlaatgassen produceert. Meestal worden die meegevoerd door de luchtstroom. Deze
uitlaatgassen komen dan terecht in de ruimte die geventileerd wordt. Het is dus niet
mogelijk met een dergelijke ventilator om bv. het gehalte aan CO tot nul te herleiden.
Hiervoor dient een ventilator met een elektrische motor gebruikt te worden.
5 Plaatsing van een ventilator
Bij het plaatsen van een ventilator is het type van de ventilator belangrijk. Grosso modo
zijn er twee soorten ventilatoren:
1. Conventionele ventilatoren die een brede luchtkegel produceren
2. Turboventilatoren die een smalle luchtkegel of zelfs een cilindervormige uitstroom
produceren.
© CFBT-BE/KCCE 9/19 Inleiding tot ventilatietechnieken Versie 29/08/2015 Karel Lambert – 2015 – 1.1
Zorg dat je weet over welk type ventilator je beschikt vooraleer je begint te ventileren op
interventie. Dit kan door eenvoudige oefeningen te doen met de ventilatoren waarover je
beschikt.
5.1 Om rook te verwijderen
Rook wordt verwijderd door de luchtstroming doorheen de ruimte. In een alleenstaande
woning is dit vrij eenvoudig. Meestal is er een voordeur, een achterdeur en verschillende
ramen. Dit laat toe om rekening te houden met eventuele wind. Daarnaast is het zo dat
alleenstaande woningen meestal een beperkte oppervlakte hebben. Dit betekent dat de
meeste ventilatoren krachtig genoeg zullen zijn om een stroming op gang te brengen die
voldoende sterk is om rook af te voeren.
In rijwoningen ligt dit iets anders. Daar moeten we het doen met de voordeur als
inlaatopening. Dikwijls ligt de ruimte die dient ontrookt te worden boven het straatniveau.
Hoe hoger de verdieping waar het gebrand heeft, hoe krachtiger de ventilator beneden
dient te zijn om een goed effect te bekomen. In praktijk dient gewerkt te worden met het
materiaal dat voorhanden is. Het vermogen van de ventilator is met andere woorden
beperkt. Dan kan het effect van de ventilatie verhoogd worden door de ventilator zo goed
mogelijk in te zetten.
5.1.1 Opstellingen met één ventilator
Een conventionele ventilator haalt een hoger rendement naarmate hij dichter bij de
deuropening staat. Als de ventilator echter te dicht bij de deur staat, dan staat hij in de
weg van de brandweermensen die de deur gebruiken om binnen of buiten te gaan. Tactisch
is dit geen goede keuze.
Als beide elementen (opbrengst en tactiek) tegen elkaar worden afgewogen, lijkt het ideaal
om de ventilator op ongeveer 1,6 meter van de deur te plaatsen. De ventilator wordt hierbij
niet gekanteld. Door op die manier te werken ontstaat een luchtstroom richting de
deuropening. Bovenaan en aan de zijkanten van deze luchtstroom zal het venturi effect
spelen en zal er extra lucht worden meegezogen. Hiervan kan afgeweken worden om de
deuropening te bedekken om uitstroom van rook bovenaan te vermijden. Dit zal het geval
zijn bij horizontale ventilatie.
Als laatste element dient ook rekening gehouden te worden met de situatie ter plaatse. Bij
de brandweer gebruikt men soms teveel regeltjes zonder te weten waarop deze regeltjes
gebaseerd zijn. In de praktijk komt het veelvuldig voor dat het voetpad er slecht aan toe
is en dat de ventilator steviger kan geplaatst worden als hij een halve meter naar voor of
naar achter geplaatst wordt.
Het komt ook veelvuldig voor dat er een dorpel of zelfs een aantal treden zijn die maken
dat de toegangsdeur tot een woning een halve meter boven het niveau van het voetpad
ligt. In dergelijke gevallen wordt de ventilator best gekanteld.
© CFBT-BE/KCCE 10/19 Inleiding tot ventilatietechnieken Versie 29/08/2015 Karel Lambert – 2015 – 1.1
Turboventilatoren genereren een hogere
luchtsnelheid dan conventionele
ventilatoren. Typisch is de luchtkegel veel
smaller dan bij een conventionele ventilator.
Bij ventilatoren van het type Easy Pow’air
wordt zelfs eerder een cilinder van lucht
geproduceerd dan een kegel. Hierdoor wordt
het beste resultaat gehaald op een grotere
afstand van de deur. Turboventilatoren
worden best op twee tot drie meter van de
deur geplaatst. Ventilatoren van het type
Easy Pow’air halen een constant resultaat op
een afstand van twee tot vijf meter van de
deur.
5.1.2 Twee ventilatoren achter elkaar of in serie
In de literatuur zijn er verschillende auteurs die de mogelijkheid beschrijven om twee
ventilatoren achter elkaar te plaatsen. Het idee is dat de achterste ventilator een
luchtstroom genereert die door de voorste ventilator versterkt wordt. Daarnaast zorgt de
achterste ventilator ervoor dat de inlaatopening volledig bedekt wordt. Een andere manier
om dit systeem te bekijken is dat de achterste ventilator de voorste ventilator van voeding
voorziet zoals waterpompen in een aanjaagverband.
5.1.3 Twee ventilatoren naast elkaar of in parallel
Twee ventilatoren kunnen gecombineerd worden door ze naast elkaar plaatsen. Dit kan
toegepast worden bij een garagepoort. Bij een normale deur zijn er verschillende andere
opties die kunnen gekozen worden.
De ventilatoren kunnen in serie of in
V geplaatst worden. Bij een
garagepoort speelt de breedte van
de opening een grote rol. Om de
opening volledig te bedekken,
worden de ventilatoren enige
afstand uit elkaar geplaatst. Bij een
hoge sectionaalpoort kan het handig
zijn om de poort deels te laten
zakken zodat de inlaatopening wat
verkleint. Als de inlaatopening vier
meter hoog is, zal geen enkele
opstelling de opening volledig
kunnen bedekken. Door de poort
twee meter te laten zakken, wordt
een inlaatopening bekomen die met
twee ventilatoren helemaal kan
worden afgedekt. Er bestaat tevens een andere manier van werken bij het plaatsen van
overdrukventilatoren voor poorten. Daarbij worden één of meerdere ventilatoren op een
verhoog geplaatst. Bij bedrijven zijn dikwijls paletten aanwezig waarmee een verhoog kan
gemaakt worden. De luchtkegel van de ventilator botst op een bepaald moment tegen de
grond. Dit heeft een negatieve invloed op de efficiëntie van de ventilator. Door de ventilator
Figuur 7 Easy pow’air ventilatoren met verschillende capaciteiten (foto: Leader)
Figuur 8 Twee ventilatoren in parallel voor een garagepoort (Tekening: Bart Noyens)
© CFBT-BE/KCCE 11/19 Inleiding tot ventilatietechnieken Versie 29/08/2015 Karel Lambert – 2015 – 1.1
op een verhoog te zetten, zal dit effect afnemen aangezien de botsing later plaatsvindt.
Zeker bij een hoge poort is het mogelijk om de efficiëntie van de ventilator op die manier
te verbeteren.
Als laatste dient er wel te worden opgemerkt dat twee ventilatoren in parallel voor een
normale deuropening nog meer in de weg staan dan één ventilator.
9.1.1 Opstelling in V
Een opstelling die minder goed gekend is maar toch in een aantal werken beschreven
wordt, is de opstelling in V. Het betreft een opstelling die vooral onderzocht is met
conventionele ventilatoren. Bij deze opstelling worden de ventilatoren zo geplaatst dat ze
een V vormen (zie Figuur 9). De beide ventilatoren worden op de deuropening gericht en
het idee erachter is dat er tussen de twee ventilatoren een venturi effect ontstaat. De twee
luchtstromen botsen ter hoogte van de deuropening en trekken extra lucht met zich mee.
De afstand tussen beide ventilatoren en de deuropening bedraagt telkens ongeveer
anderhalve meter.
Figuur 9 Opstelling van twee conventionele ventilatoren “in V”. De hoek tussen de as van de ventilator en de as van de deur bedraagt ongeveer 30°. (Tekening: Bart Noyens)
De hoek tussen de as van de ventilator en de as van de deuropening bedraagt ongeveer
30°. Dit zorgt ervoor dat er tussen de twee ventilatoren plaats is om gemakkelijk te
passeren. Tactisch gezien is dit een voordeel.
Indien er gewerkt wordt met horizontale ventilatie (brand op het gelijkvloers) dan worden
de ventilatoren best gekanteld om te vermijden dat er een dubbele stroming op gang komt
in de deuropening.
Dezelfde opmerkingen die gemaakt zijn voor de opstelling van één ventilator kunnen hier
ook gemaakt worden. De plaatselijke toestand (oneffen voetpad, trapjes naar de woning)
© CFBT-BE/KCCE 12/19 Inleiding tot ventilatietechnieken Versie 29/08/2015 Karel Lambert – 2015 – 1.1
kunnen ervoor zorgen dat de ventilatie beter werkt als de ventilatoren iets meer naar
achter geplaatst worden of als de hoek iets groter of kleiner wordt gemaakt.
De opstelling in V werkt niet als er zijmuren
zijn die een goede stroming verhinderen. Op
Figuur 10 staan twee ventilatoren opgesteld
in V in een garage. De beide ventilatoren
zuigen lucht aan die ze vervolgens in de
richting van de deuropening blazen. Het
aanzuigen van deze lucht wordt gehinderd
door de zijmuren van de garage. Hierdoor
neemt het rendement van de ventilatoren af.
Vooral de linkse ventilator op de foto wordt
gehinderd door de zijmuur. Bij experimenten
werd vastgesteld dat één ventilator die voor
de deur opgesteld wordt een hogere
rendement oplevert dan twee ventilatoren in
V als hun aanzuiging gehinderd wordt door
zijmuren.
5.2 Om overdruk te creëren
Bij het maken van een ventilatie-opstelling
wordt steeds eerst een uitlaatopening en
vervolgens een inlaatopening gemaakt. Het
is immers de bedoeling om een stroming op
gang te brengen. Als het de bedoeling is om
een overdruk tot stand te brengen, dan wil
men niet dat er iets uitstroomt uit het
compartiment. Er wordt dan geen
uitlaatopening gemaakt. Eén of meerdere
overdrukventilatoren worden dan geplaatst
om de ruimte(s) in overdruk te plaatsen ten
opzichte van de buitenlucht. In een
dergelijke toepassing wordt gepoogd om de
deuropening zo volledig mogelijk af te dekken
met de gegenereerde luchtkegel (zie Figuur
6). Het is belangrijk dat men de karakteristieken van de gebruikte ventilatoren kent. Bij
conventionele ventilatoren geldt de regel dat de ventilator gekanteld dient geplaatst te
worden op een afstand van de deur die gelijk is aan de hoogte van de deur. Bv. Als de
deur twee meter hoog is, dient de ventilator op twee meter afstand geplaatst te worden.
Dit is niet de beste positie om een stroming op gang te brengen. Dit is echter hier niet de
bedoeling. De bedoeling is om een overdruk te creëren. Bij turboventilatoren of Easy
Pow’air ventilatoren is het niet mogelijk om de deuropening volledig af te dekken. Deze
ventilatoren produceren immers een eerder cilindervormige luchtstroom. Typisch zijn de
luchtsnelheden hoger bij deze ventilatoren. Hierdoor zal het venturi-effect meehelpen om
de deuropening af te sluiten. Het is echter niet duidelijk hoe efficiënt dit zal zijn.
Figuur 11 Opstelling van een conventionele ventilator met als doelstelling het creëren van den overdruk binnen. (Tekening: Bart Noyens)
Figuur 10 Opstelling van ventilatoren in V in een lokaal waar de zijmuren te dicht staan en er niet voldoende lucht kan worden aangezogen door de ventilatoren (Foto: Karel Lambert)
© CFBT-BE/KCCE 13/19 Inleiding tot ventilatietechnieken Versie 29/08/2015 Karel Lambert – 2015 – 1.1
Indien mogelijk wordt best gebruik gemaakt van elektrische ventilatoren. Ventilatoren met
een verbrandingsmotor produceren immers zelf ook een kleine hoeveelheid
verbrandingsgassen. Bij het toepassen van deze vorm van anti-ventilatie kan een CO-
concentratie verwacht worden van 50 tot
100 ppm in de ruimtes. Het is belangrijk dat
deze achteraf weg geventileerd worden. Dit
is een extra werk dat kan vermeden worden
door elektrische ventilatoren te gebruiken.
6 Ventilatieopeningen
Bij het bepalen van de grootte van een ventilatieopening hebben we niet altijd veel
keuzemogelijkheid. Bij veel gebouwen dient de inkomdeur als inlaatopening. Dit betekent
dat de inlaatopening ongeveer 2 m² groot is.
6.1 Natuurlijke ventilatie
Bij natuurlijke ventilatie is het zo dat het rendement bepaald wordt door enerzijds de
verhouding tussen de inlaat en de uitlaat en anderzijds de grootte van de uitlaatopening.
Als de inlaatopening niet kan groter gemaakt worden, dan kan het rendement vergroot
worden door de uitlaatopening te vergroten. Hierbij kan altijd de volgende vuistregel
gebruikt worden. Als de uitlaatopening drie keer groter is dan de inlaatopening (die niet
kan veranderd worden), dan wordt een maximaal rendement gehaald.
In een aantal situaties beschikt men wel over grote inlaat openingen. Dit is bijvoorbeeld
het geval in gebouwen waar poorten voor vrachtwagens in aanwezig zijn. In deze situatie
is het dikwijls zo dat de uitlaatopening beperkt zijn tot rookluiken of ramen in het dak. In
deze situatie is het belangrijk om bij natuurlijke ventilatie grote inlaatopeningen te maken.
Voor een bepaalde uitlaatopening (die niet kan veranderd worden) wordt een maximaal
rendement gehaald als de inlaatopening dubbel zo groot is als de uitlaat opening.
Het hangt er bij natuurlijke ventilatie dus van af welke mogelijke openingen je kan maken.
Eerst maak je de inlaatopening zo groot mogelijk. Als de inlaatopening beperkt is in
oppervlakte, dan mag de uitlaatopening (de ramen) vergroot worden tot de uitlaat drie
keer groter is dan de inlaat. In het geval dat de uitlaatopening beperkt is (het aantal
ramen) dan, kan je deuren of poorten openen totdat de oppervlakte van de inlaat dubbel
zo groot is als de uitlaat.
6.2 Overdrukventilatie
Bij overdrukventilatie is de inlaatopening minder belangrijk. Voor een ventilator tot ca.
40.000 m³/h zal een gewone deuropening volstaan. De ventilator zorgt ervoor dat lucht
naar binnen wordt geblazen. Vervolgens bepaalt de grootte van de uitlaatopening hoeveel
Figuur 12 Opstellen van een Easy Pow’air ventilator. Deze ventilator werkt op een andere manier. Het creëren van een stroming lukt hiermee bijzonder goed maar het is niet duidelijk hoe performant deze ventilator is als het gaat over het creëren van overdruk. (Tekening: Bart Noyens)
© CFBT-BE/KCCE 14/19 Inleiding tot ventilatietechnieken Versie 29/08/2015 Karel Lambert – 2015 – 1.1
lucht er verplaatst wordt. Het maximale rendement wordt bereikt als de uitlaat opening
drie keer groter is dan de inlaatopening.
In praktijk zal het echter dikwijls niet mogelijk zijn om 6 m² uitlaat opening te maken. Bij
overdrukventilatie zal het rendement snel zakken als de uitlaatopening kleiner is dan de
inlaat opening. De enige situatie waarin bewust gekozen wordt voor een kleinere
uitlaatopening dan de inlaatopening is als er geventileerd wordt tegen een kleine wind in.
Door de kleinere uitlaatopening wordt er een kleine overdruk opgebouwd in de ruimte.
Deze helpt de winddruk te overwinnen.
6.3 Sequentiële ventilatie
In praktijk heb je vooral belang bij “sequentiële ventilatie”. Je gaat dus doelbewust eerst
de ene kamer verluchten, vervolgens de tweede, dan de derde kamer. Het lijkt een
logischer manier van werken en vooral, je verhindert dat er “ongewilde stromingen
optreden op de verdieping, vb. omdat er twee ramen in de achtergevel zitten en één in de
zijgevel …”. Het is als bevelvoerder ook eenvoudiger om het effect op te volgen van de
ventilatie.
7 Anti-ventilatie
Bij brand spelen stromingen een heel belangrijke rol. Opdat de brand zou kunnen
evolueren, moet er rook afgevoerd en verse lucht toegevoerd worden. Historisch gezien
was het zo dat bij branden in gebouwen grote openingen ontstonden doordat ramen
braken. Op die manier werd een oppervlakte gecreëerd die groot genoeg was om
voldoende rookafvoer en luchttoevoer te realiseren.
Bij branden in moderne panden is dat
echter niet steeds het geval. Bij meer
en meer branden zijn er geen
openingen meer. Doordat er
luchtdichter wordt gebouwd, kan de
brand amper nog lucht aantrekken
via kieren. Dit resulteert dan in de
onder geventileerde brand.
Deze nieuwe vorm van brandverloop
zorgt voor een aantal uitdagingen
maar biedt ook een aantal kansen
voor de brandweer. Bij anti-ventilatie
wordt ingespeeld op het
stromingsaspect. Door acties van de
brandweer wordt de stroming
verhinderd, gestopt of beperkt.
7.1 Alles dicht houden
Als de brandweer aankomt bij een onder geventileerde brand in een woning waar alles
gesloten is, dan wordt zij feitelijk geconfronteerd met een brand die “op pauze staat”. Tot
Figuur 13 In de woning op de linkerkant van de foto woedt een onder geventileerde brand. Veel rook ontsnapt doorheen het dak. Er zijn nergens vlammen te zien. (Foto: Zbigniew Wozniak)
© CFBT-BE/KCCE 15/19 Inleiding tot ventilatietechnieken Versie 29/08/2015 Karel Lambert – 2015 – 1.1
op het moment dat er een opening gemaakt wordt, kan de brand niet evolueren. De heat
release rate wordt in bedwang gehouden door een gebrek aan zuurstof. De brand kan zelf
voor een opening zorgen. Dit kan omwille van thermische spanningen, scheuren in folies
of wegbranden van houten delen van het gebouw. In het begin van de brandinterventie is
het echter meer waarschijnlijk dat er een opening gemaakt wordt door een menselijke
tussenkomst. Dit kan de brandweer zijn die het pand wil betreden om de blussing aan te
vatten. Het is echter ook mogelijk dat de politie voor de aankomst van de brandweer de
deur opent om slachtoffers te gaan zoeken. In België gebeurt dit wel eens. Onbedoeld
zullen zij hiermee het brandgedrag ernstig beïnvloeden in het geval van een onder
geventileerde brand.
Het is echter zo dat de brand niet meer kan groeien totdat er een opening gemaakt wordt.
Gedurende deze tijd blijft de grootte van de brand min of meer dezelfde. Dit betekent dat
de brand 5 minuten na de aankomst van de brandweer ongewijzigd zal zijn. Dit is niet het
geval bij een geventileerde brand. Bij een geventileerde brand is haast geboden. Het
betreft immers een erg dynamische situatie. Omdat een gesloten onder geventileerde
brand eerder statisch is, heeft de brandweer tijd om een grondige buitenverkenning te
doen. Gedurende die tijd wordt er anti-ventilatie toegepast door bewust alles dicht
te houden. Het is belangrijk dat alle brandweermensen ter plaatse weten dat er geen
openingen mogen worden gemaakt. Op basis van de gegevens die verzameld zijn tijdens
de verkenning, kan een tactiek worden gekozen. Alle voorbereidingen kunnen worden
gemaakt. Het is pas als alles klaar is dat een opening wordt gemaakt.
In een kanttekening dient wel te worden opgemerkt dat de brand niet onbeperkt “op pauze”
kan worden gehouden. Als er slachtoffers aanwezig zijn, dienen hun overlevingskansen
meegenomen te worden in de analyse. Potentiële slachtoffers in de ruimte van de brand
hebben weinig overlevingskansen. Bij een onder geventileerde brand lopen de
concentraties aan giftige rookgassen immers veel te hoog op. Onderzoek van Steve Kerber
bij UL wees echter uit dat mensen in aanpalende ruimtes wel een overlevingskans hebben
mits ze zich achter een gesloten deur bevinden.
Een tactiek die kan gebruikt worden om de
aanvalsploeg te ondersteunen tijdens een onder
geventileerde brand is “door control”. Op het moment
dat de aanvalsploeg naar binnen gaat om te blussen
wordt een opening gemaakt. De deur moet immers
open om de brandweerlui binnen te laten. Vanaf dat
moment begint de brand te groeien. In full-scale
experimenten bekwam Steve Kerber een ventilatie
geïnduceerde flashover 1 à 3 minuten na het maken
van de deuropening. Dit betekent dat de stroming
doorheen de deuropening voldoende is om de brand te
laten evolueren tot flashover. Dit terwijl de
aanvalsploeg binnen zit.
Figuur 14 Toepassen van door control. De brandweerman op de foto houdt de deur op een kier. Tegelijkertijd zorgt hij ervoor dat de slang vordert als de ploeg binnen meer slang nodig heeft. (Foto: Ed Hartin)
© CFBT-BE/KCCE 16/19 Inleiding tot ventilatietechnieken Versie 29/08/2015 Karel Lambert – 2015 – 1.1
Dit kan vermeden worden door de deur terug te sluiten nadat de brandweerlui
binnengetreden zijn. Er moet dan wel iemand aan de deur blijven zitten, een zogenaamde
“door man”. Hij houdt de deur op een kier van ongeveer 5 cm en duwt de slang naar binnen
op het moment dat de aanvalsploeg wil vorderen. Als de brandweer te maken heeft met
een voordeur die één meter breed is en er wordt door control toegepast, dan zal de brand
binnen ongeveer 20 keer kleiner zijn dan in het geval dat de deur volledig open gelaten
wordt. Dit is een praktische toepassing van anti-ventilatie.
7.2 Iets dicht doen
Stel dat de brandweer aankomt bij een woning waarin het brandt. De voordeur staat open
en rook stroomt uit de deuropening terwijl lucht instroomt. In de woning ontwikkelt de
brand zich. Het doen van de verkenning en het afleggen van een aanvalsleiding zal enige
tijd in beslag nemen. Gedurende deze tijd kan de intensiteit van de brand groeien. Het
probleem waarmee de brandweer geconfronteerd wordt, wordt dan groter. Dit kan deels
opgelost worden door al tijdens de verkenning de deur te sluiten. Hier wordt anti-
ventilatie toegepast door een opening terug af te sluiten. De uitstroom van
rookgassen en de instroom van lucht zal gestopt worden en de groei van de brand wordt
tijdelijk gestopt. Als dit de enige opening was, zal de intensiteit van de brand zelfs
afnemen. De heat release rate is immers rechtstreeks afhankelijk van de hoeveelheid verse
lucht die kan toetreden.
Tijdens de bovenstaande toepassingen van anti-ventilatie is gekeken naar de instroom van
lucht. Door de instroom van lucht te beperken, wordt de brand ook beperkt. Het tweede
luik van stroming betreft het uitstromen van rookgassen (en vlammen). Deze uitstroom
kan ook ernstige problemen veroorzaken. Uitstroom van hete rook veroorzaakt
branduitbreiding. Daarnaast kunnen grote hoeveelheden rook er ook voor zorgen dat de
omstandigheden onhoudbaar worden voor mensen zonder adembescherming. Op die
manier kan rookuitstroom zorgen voor bijkomende slachtoffers.
Bij een brand in een kelder is het een goed idee om de deur bovenaan de trap zo dicht als
mogelijk te houden. Op die manier wordt vermeden dat het volledige gebouw boven de
kelder met rook gevuld wordt. Indien de deur blijft openstaan, wordt het initieel probleem
(de kelderbrand) opgelost maar wordt een secundair probleem gecreëerd, nl. dat alle
ruimtes boven de kelder onder de rook komen te staan. Bij een brand in een parkeergarage
onder een appartementsgebouw kan dit grote proporties aannemen. Het is mogelijk dat
mensen om het leven komen in hun appartement omdat de brandweer toegelaten heeft
dat rook uit de kelder zich verspreid doorheen het gebouw. Anti-ventilatie kan hier dus een
goede tactiek zijn.
Stel dat het volgende scenario plaatsgrijpt. Een typische configuratie in een rusthuis is een
gang met kamers. In elke kamer bevinden zich één of twee bejaarden. In functie van hun
gezondheid zijn deze mensen al dan niet mobiel. Dikwijls tellen dergelijke gebouwen
meerdere verdiepingen. In de zomer gebeurt het al eens dat alle kamerdeuren open staan
omdat het anders te warm wordt in de kamer. Soms staan er ook ramen open omwille van
dezelfde reden. Als er in zo’n situatie brand uitbreekt, dan beschikt deze over erg veel
zuurstof. Bovendien zal de rook zich over de volledige verdieping verspreiden. Een
brandscenario dat veelvuldig voorkwam, is een brand van een oud tv-toestel met een
beeldbuis Dit komt nu in Vlaanderen minder en minder voor omdat het Vlaams decreet
beeldbuizen verbiedt in rusthuizen. Initieel zullen de gevolgen van de brand zich beperken
© CFBT-BE/KCCE 17/19 Inleiding tot ventilatietechnieken Versie 29/08/2015 Karel Lambert – 2015 – 1.1
tot de kamer. Er zal slechts een beperkte hoeveelheid rook in de gang stromen.
Waarschijnlijk is er nog geen probleem in de andere kamers. De veiligheid van de bewoners
van de andere kamers is nog niet in het gedrang.
Deze situatie verandert snel wanneer de brand uitbreiding neemt. Een moderne kamer kan
evolueren van ontsteking tot flashover in 2 tot 4 minuten. Zelfs indien de brand quasi
onmiddellijk wordt opgemerkt of gedetecteerd, zelfs indien de brandweer vervolgens
onmiddellijk op een correcte manier wordt verwittigd, zelfs indien de brandweerkazerne
om de hoek is, zelfs … Zelfs dan kan de brand volontwikkeld zijn in de eerste kamer
vooraleer de brandweer ter plaatse komt. Gezien de snelheid waarmee brand zich heden
ten dage ontwikkelt, zal de kamerbrand waarschijnlijk volontwikkeld zijn bij de aankomst
van de brandweer.
Als het rusthuispersoneel de bewoner(s) van de brandende kamer niet geëvacueerd heeft
of niet kunnen evacueren heeft, dan zijn deze mensen niet meer te redden. Omwille van
de volontwikkelde brand stromen de hete rookgassen nu de gang in. De kamerbrand zal
een vermogen hebben van ongeveer 5 MW. De rookgassen worden echt de gang in
gestuwd. Ook de andere kamers worden met rook gevuld. De temperatuur in de gang zal
ook beginnen stijgen. Als de brandweer nu de oude doctrine “eerst redden, dan blussen”
toepast, dan loopt zij achter de feiten aan. De brand zal blijven rookgassen produceren,
de temperatuur zal blijven stijgen en op een bepaald moment zal branduitbreiding
optreden. Het is onmogelijk om alle bejaarden uit de blootgestelde kamers te redden
vooraleer ze omkomen door de blootstelling aan rook en hitte.
De nieuwe doctrine “Put the fire out first” kan hier soelaas bieden. Als de brand is
neergeslagen, stopt de rookproductie. Met behulp van overdrukventilatoren kan de rook
verwijderd worden. Op die manier worden de omstandigheden voor de bewoners snel
beter. Hun overlevingskansen nemen toe. Transitional attack kan hier een handige tactiek
zijn.
In praktijk is het echter niet altijd mogelijk om de brand snel aan te vallen. Misschien
bevindt de brand zich op de 6de verdieping van een gebouw en kost het veel tijd om een
buitenaanval of een binnenaanval op te bouwen. Misschien is het neerslaan van de brand
wel geen optie om de bejaarden in de gang te redden. Een optie die er misschien wel is, is
het toepassen van anti-ventilatie door de deur van de brandende kamer terug te
sluiten. Door dit te doen worden twee effecten bereikt. Enerzijds zal de brand iets kleiner
worden want er kan geen zuurstof meer doorheen de deuropening. Anderzijds kan er geen
rook meer uitstromen in de gang. Zelfs al kan de deur maar voor 90% gesloten worden,
toch zal het effect van deze actie gigantisch zijn. Er wordt een scheiding gerealiseerd
tussen de potentiële slachtoffers en de brand. Ook hierna kan ventilatie de omstandigheden
in de gang en in de andere kamers sterk verbeteren. Anti-ventilatie van de brandende
kamer gecombineerd met overdrukventilatie van de te beschermen kamers kan hier
belangrijke overlevingskansen creëren.
Nadat de deur gesloten is, kan ingezet worden op de redding van de bejaarden. Deze
redding, ondersteund door ventilatie zal veel meer kansen op succes bieden dan in het
geval dat de deur open blijft staan. In dit laatste geval zullen de omstandigheden op de
gang immers onhoudbaar worden, zelfs voor brandweerlui met adembescherming. Het is
echter wel belangrijk dat brandweerorganisaties beseffen dat ze hun medewerkers zullen
moeten opleiden en oefenen als men dergelijke tactieken wil gebruiken. Hopen dat
© CFBT-BE/KCCE 18/19 Inleiding tot ventilatietechnieken Versie 29/08/2015 Karel Lambert – 2015 – 1.1
brandweerlui dit kunnen toepassen na het lezen van dit werk is hetzelfde als hopen dat
iemand leert zwemmen door er een boek over te lezen. Als men niet investeert in opleiding
en training, dan is het onrealistisch om dit te verwachten van brandweerlui.
Na de reddingen kan dan een aanvalslijn opgebouwd worden. Indien voldoende personeel
ter plaatse is, kan dit ook parallel met de reddingsoperatie gebeuren. De brand neerslaan
staat immers gelijk met het wegnemen van het gevaar. De productie van rookgassen en
de stuwing ervan naar de aanpalende ruimtes wordt dan sterk verminderd en uiteindelijk
zelfs gestopt.
Het is erg belangrijk dat rekening gehouden wordt met de integriteit van de deur bij een
dergelijke toepassing van anti-ventilatie. Indien het geen branddeur betreft, zal de deur
vrij snel doorbranden. Anti-ventilatie zal het probleem dan slechts 10 à 15 minuten
oplossen of verminderen. In dergelijke gevallen is het nodig dat er tegen dan een
aanvalslijn gerealiseerd is die de brand
ten laatste op dat moment kan
neerslaan. Indien het echter een
branddeur betreft, dan zal deze
bescherming langer duren. Op het
moment dat een branddeur helemaal
dicht is, kan er van uit gegaan worden
dat deze minstens een half uur
bescherming biedt. In praktijk kan het
echter voorvallen dat de deur niet meer
helemaal dicht kan. Een branddeur
functioneert doordat in de deur
elementen opschuimen. Als dit
gebeurt, wordt het moeilijk of zelfs
onmogelijk om de deur nog te
bewegen. In dergelijke gevallen kan de
deur niet meer gebruikt worden voor
anti-ventilatie.
In Duitsland heeft dr. Reick hiervoor
een oplossing bedacht. Bij Duitse
interventieploegen wordt standaard
een rookstopper gebruikt. Dit is een
tool die kan gebruikt worden om de
deuropening bijna helemaal af te
sluiten.
Een nadeel van dit systeem is dat het
een extra gewicht betekent voor de
aanvalsploeg. Indien de ploeg het niet
standaard meeneemt, zullen ze het
moeten gaan halen in de autopomp op
het moment dat het nodig is. In
bovenstaand voorbeeld zou er
daarmee veel tijd verloren gaan. Toch
is het interessant om deze tool te
Figuur 15 Bij deze brand heeft de ploeg een rookstopper geplaatst. Hierdoor wordt de uitstroom van rookgassen naar de gang beperkt. Zodra de aanvalsploeg voorbij de deur is, valt het gordijn terug op zijn plaats en stopt de uitstroom bijna volledig. Hierdoor wordt een extra bescherming van de bewoners in de rest van het gebouw gerealiseerd. (Foto: Lukas Derkits / Fire Department Wiener Neudorf, Austria)
© CFBT-BE/KCCE 19/19 Inleiding tot ventilatietechnieken Versie 29/08/2015 Karel Lambert – 2015 – 1.1
overwegen. In Duitsland zijn immers cases bekend waarbij een kamer met een
volontwikkelde brand wordt gescheiden van de rest van de woning met behulp van een
rookstopper. Op die manier is het ook mogelijk om de overlevingskansen van slachtoffers
in andere delen van de woning sterk te verbeteren.
8 Bronnen
[1] Fire Ventilation, Svensson Stefan, Swedish Rescue Services Agency, 2000
[2] Brandbestrijding: technisch bekeken, tactisch toegepast, Karel Lambert, Siemco
Baaij, Hans Nieling & Hein Vandenberghe, 2015
[3] Brandverloop: technisch bekeken, tactisch toegepast, Karel Lambert & Siemco
Baaij, 2011
[4] Impact of ventilation on fire behavior in legacy and contemporary residential
Construction, Steve Kerber, 2011
[5] Nieuwe inzichten omtrent ventilatie, Karel Lambert, De brandweerman, mei 2011
[6] Positive pressure attack for ventilation & firefighting, Garcia Kriss, Kauffmann
Reinhard & Schelbe Ray, 2006
[7] Ventilatieopeningen & Brand, Karel Lambert, De brandweerman, mei 2014
[8] Invoeren van overdrukventilatie: drie benaderingen, Karel Lambert, De
brandweerman, september 2012
[9] Wat is stroming?, Karel Lambert, De brandweerman, januari 2014
top related