p lanner - s.com s.com
Post on 13-May-2015
236 Views
Preview:
TRANSCRIPT
PLANNER
- www.spaansteylingen.wikispaces.com
UNIDAD 3
¿ cómo eres?
JE LEERT
Iemands uiterlijk en karakter beschrijven(familie en vrienden)
Vertellen wat je leuk en niet leuk vindt.
Regelmatige werkwoorden (tegenwoordige tijd)
WEEK 2
Tekstboek OEFENINGEN 1
Huiswerk (maandag 16 januari)Oefening 1, 2 en 4 werkboek
IEMAND UITERLIJK BESCHRIJVEN BLZ. 31
Tiene el pelo rubioel pelo negroojos azules
Es rubioEs morenoEs castañoEs calvo
Tiene el pelo rizado/liso/muy bonito.Tiene los ojos azules /verdes/muy grandes
Es alto/ altaEs bajito/ bajita
Es delgado/delgadaEs gordito/gordita
EJERCICIO 1
Se buscan chicos y chicas
Lees de informatie van de advertentie. Zoek vervolgens de geschikte kandidaad aan de hand van de informatie die de jongens en meisjes hebben gegeven.Wie is de geschikte kandidaad?
BESCRIJF JE MEDECURSIST
Maak een korte beschrijving van degene die naast jou zit.
Video
http://www.videoele.com/A1_Como_son_los_gigantes.html
ejercicios http://
atschool.eduweb.co.uk/rgshiwyc/school/curric/Spanish/Cam1Uni4/Cam1Uni4New/12.htm
http://atschool.eduweb.co.uk/rgshiwyc/school/curric/Spanish/Cam1Uni4/Cam1Uni4New/6.htm
HUISWERK
Werkboek: oefening 1, 2 en
4
WEEK 4
¿Cómo somos?
Hoeveel jongens en meisjes uit de klas hebben blond haar? bruine ogen, een bril of krulen?... Maak een statistiekje
Bijvoorbeeld: En la clase hay 6 chicos rubios.
OEFENING 4 B
Blz. 32
Maak met een klasgenoot deze e-mail af.
¡ hola Daniela!
¿sabes una cosa? Mi
hermano tie
ne novia!
¡ je, je
, je!
Ella es .....
Week Toetsen, afspraken Huiswerk Week 4Maandag23 de enero
Boek Gente 1 Unidad 3TB: 3, 4B,
Week 4donderdag26 de enero
SO woordeschat (deel 1) Groepswerk
Week 5Maandag30 de enero
Boek gente Unidad 3 TB: 5A, 6, WB: oefening 6,8, afmaken oef. 13,15
WB blz. 37 (1A). blz. 38 (1 t/m 3), blz. 39 (1A+B)
Week 5donderdag2 de febrero
SO woordenschat (deel 2) (NS-SN)Werken aan het eindtaak (foto- album)
Week 6maandag5 de febrero
SO grammatica (jezelf beschrijven en een ander met de werkwoorden SER-TENER-LLEVAR)Boek gente Unidad 3, TB: 7 A en C
Week 6donderdag8 de febrero
Boek gente, unidad 3TB: 8A , D en E. Típico Tópico> indelen regio’s / tweetallen maken
Típico Tópico
Week 7 Maandag12 de febrero
Verkort rooster: Mondeling voorbereiden:Werken aan Típico Tópico of eindtaak (foto- album)
Week 7 Donderdag 15 de febrero
PW: Unidad 3
Week 8Maandag
Vakantie
Week Donderdag
Vakantie
Week 9 Maandag
Eindtaak inleveren (foto- album)Presentaties
Week 9 Donderdag
Presentaties
Week 10 Start periode 3
¿QUÉ TE GUSTA HACER?
A mí me gusta mucho ............. y .............. A mí NO me gusta nada .........................
Hacer los deberes? Ver la televisión? Leer? Escribir
redacciones? Hablar español? Jugar al fútbol?
Jugar con la consola?
Navegar por internet?
Hacer exámenes? Tocar guitarra? Chatear? Salir con amigos?
Resolver problemas de matemáticas?
Ir de compras? Ordenar mi
habitación? Ir a la playa? Hacer teatro?
¿ QUÉ LE GUSTA A TU COMPAÑERO?
Voorbeeld:Vraag: ¿ María, qué te gusta hacer?Antwoord: A mí me gusta ir a la playa.
Verteel aan de docente in het Spaans wat je klasgenoot leuk vind om te doen.
Bijvoorbeeld:
A María le gusta ir a la playa.
FRECUENCIA
Todos los días/ lunes/ martes/miercoles, etc.
A veces
Nunca
¿ERES COMO PABLO O COMO MARTÍN?
Lees wat Pablo en Martín doen. Zeg van vier dingen of jij ze doet, en hoe vaak. Schrijf het op in je schrift.
Blz. 33
HUISWERK
WB: oefening 6,8, afmaken oef. 13,15
FAMILIASBLZ. 34
Ejercicio 7 A
Verbind de teksten met de plaatjes
Ejercicio 7 CStap 1Beschrijf in 5 zinnen 3 klasgenotenStap 2Je klasgenoot stelt vragen om erachter te
komen wie je beschreven hebt.
TU MEDIA NARANJA
Stap1
Cómo eres tú? Geef aan hoe je bent (5 zinnen). Noem positieve en negatieve eigenschappen.
Soy……
Tengo...... (zie woordenlijst unidad 3 voor beschrijvingen)
Simpático/aAntipático/aInteligenteVago/aCallado/aMentiroso/aDeportistaTrabajador/a
ResponsableEmpollón/aSincero/aChivato/aTranquilo/aTacaño/aOrdenado/acabezota/
LLEVAR = DRAGEN
Yo llevo una camisa blanca Yo llevo un pantalón vaquero
Él lleva una camisa negra Ella lleva un vestido rojo.
(Yo) (Tú) (Él/ ella/ Usted) (Nosotros/as) (Vosotros/as)(Ellos/ ellas/ ustedes)
llevollevasllevallevamoslleváisllevan
El pantalónLa chaqueta
La camisa
La falda
El vestido
Los calzadosLas botas
Los vaqueros La camisetaEl jersey
El pantalón/ los pantalonesLa chaquetaEl abrigoLa camisaLa faldaEl vestidoLos calzadosLas botasLa camisetaLos vaqueros
De broekDe jas De winterjas Het overhemd / de blouseDe rokDe jurkDe schoenenDe laarzenHet t-shirtDe spijkerbroek
COLORES
masc. sing. fem. sing. masc. pl. fem. pl.
blanco
-a -os -as
amarillo -a -os -as
rojo -a -os -as
negro -a -os -as
verde -s
azul -es
gris -es
rosa
naranja
beige
Stap 2.
Noem de eigenschappen van de volgende personen:
Ella es ..............................................
Él es.....................................
Ella tiene.....................Él tiene....................
Profesora de español
Alguien de tu familia
Tu mejor amigo/a
Tu cantante favorito
Un personaje famoso (un deportista, actor o una actriz)
AGENDA
Eindtaak inleveren week 9: Opdracht 1 (Schrijftelijk)Maandag 27 februari Donderdag 1 maart
Opdracht 2 (Presentaties in het Spaans)PresentatiesMaandag 27 februari en donderdag 1 maart
ZELFSTANDIG WERKEN
Mijn familie en ik
(30 minuten)
Document
TÍPICO TÓPICO
We gaan een tentoonstelling maken over HET ANDERE SPANJE.
Doelstelling: bewustwording van vooroordelen en stereotypen.
Filmpje
VANDAAG
Stap 1: De docent activeert de aanwezige voorkennis. Waar denk je
aan als je aan SPANJE denkt?
Stap 2: De leerlingen gaan in groepjes op stap door de school en
stellen (5) willekeurige leerlingen en docenten dezelfde vraag: Waar denk je aan als je aan SPANJE denkt?
Stap 3: (Thuis) De leerlingen stellen thuis bij familie en/of vrienden (5)
dezelfde vraag. Waar denk je aan als je aan Spanje denkt?
Stap 4: De leerlingen schrijven de woorden van stap 1 t/m 3
(Nederlands-Spaans) op in hun taalportfolio.
DONDERDAG
2B en 2C
PW Unidad 3
- Wat moet je weten en kunnen?
DONDERDAGStap 5: De leerlingen gaan in groepjes (andere samenstelling dan in stap 2) bijelkaar zitten en
vergelijken hun uitkomsten met elkaar. Per groepje het volgende resultaat boeken: 5 uitkomsten die bekend voor je zijn en 5 uitkomsten die niet bekend voor je zijn. De uitkomsten komen op het bord/beamer/board. Stap 6: De docent presenteert het onderwerp vooroordeel en stereotype (bv. in Spanje schijnt altijd
de zon) en vraagt de leerlingen over het tegenovergestelde na te denken (bv. in Zuid-Spanje ligt eeuwige sneeuw>Alpujarras, Sierra Nevada).
Stap 7: De leerlingen gaan eerst aan elkaar PRESENTEREN hoe Spanje is opgedeeld in 17
zelfstandige regio’s (comunidades autónomas). de leerlingen kiezen 1 partner en maken een Top 3 van de regio’s met hun motivatie (bv. mijn tante woont in Granada dus wil ik……) de docent verdeelt de regio’s onder de leerlingen de leerlingen onderzoeken eerst de algemene zaken van de regio: geografie (waar ligt het,
de hoofdstad, andere belangrijke steden etc.), landschap (rivieren, bergen, strand etc.) , het klimaat, de taal/talen, 2/3belangrijke personen en dingen uit die regio etc.)
de leerlingen presenteren in 3 minuten hun bevindingen (geen beamer, computer, powerpoint > wees creatief en bedenk andere manieren
In het Nederlands met 10 Spaanse woorden die van toepassing zijn op jouw regio voor een CIJFER (telt 2x)
top related