stappenplan digitaal sjabloon multilaag
Post on 15-Feb-2017
275 Views
Preview:
TRANSCRIPT
DIGITALE SJABLOON
Sjabloon met meerdere kleuren
1. Open een foto met Photoshop (zie Stap 1 Stappenplan digitale sjabloon 1 laag hoe je dit doet).
2. Pas eerst de aHeeldingsgrooIe van het beeld aan aan de grooIe van het sjabloon dat je wil afdrukken. Voor deze oefening zal het beeld horizontaal geplaatst worden op een staande A4 polyesterkalk. Om de grooIe van het beeld aan te passen, ga je naar A"eelding>A"eeldingsgroo-e.
3. Geef bij Documentgroo-e een breedte en hoogte in naar keuze. Zorg wel dat het uit te snijden beeld minstens 3 à 3,5 cm van de rand van het sjabloon blijU. De maximumbreedte is hier dus 15 cm (= 21 cm – 3 cm(links) -‐3 cm(rechts)). Geef bij Breedte 15 cm in. De Hoogte past zich automaZsch aan. Zorg dat de Resolu7e: alZjd 300 is en bevesZg door op OK te klikken.
4. Maak nu de contrasten in de foto groter via A"eelding>Aanpassingen>Niveaus…
5. Pas de contrasten aan m.b.v. de 3 pijltjes in het grafiekje dat nu geopend is in een subvenster. Door het wiIe pijltje naar links te verschuiven voeg je meer wit toe aan het beeld. Door het zwart pijltje naar rechts te schuiven voeg je meer zwart toe aan het beeld. Door het grijsje pijltje naar links of rechts te schuiven verhoog of verlaag je de grijstonen. Zorg dat in het subvenster de opZe Voorbeeld alZjd is aangevinkt. Zo kan je zien wat je aan het doen bent. Op de volgende slide zie je wat er gebeurt met de foto wanneer je deze pijltjes verschuiU.
6. Wanneer je tevreden bent van de contrastaanpassingen, bevesZg je met OK.
7. Na het aanpassen van de contrasten in het beeld moeten we het beeld opsplitsen in verschillende kleurlagen. Per kleur dat je in je sjabloon wilt steken, moet je een laag aanmaken. Voor een 2-‐kleurensjabloon zijn dit dus 2 lagen, enz.. De oorspronkelijke foto houd je steeds als Achtergrond zodat je Zjdens je bewerkingen alZjd eens je stappen kunt vergelijken met het vertrekpunt. Maak geen nieuwe laag aan maar dupliceer de vertrekfoto. Hierdoor vertrekt elke laag vanuit een beeld met dezelfde posiZe en kleur. Dupliceren doe je door Laag>Laag dupliceren… aan te klikken.
8. Geef de gedupliceerde laag een naam. De eerst gedupliceerde laag komt overeen met de lichtste kleur van je sjabloon. Elke volgende gedupliceerde laag bevat een donkerdere toon. De laatste gedupliceerde laag komt overeen met de donkerste toon van je sjabloon. Voeg de lichZntensiteit of kleur in bij Als: (zie volgende stap 8 bis) zodat je bij een mogelijke verschuiving van de lagen nog steeds weet welke laag overeenkomt met welk kleur van het sjabloon en klik OK. Herhaal deze handeling (stap 7 > 8) voor elke laag die je dupliceert.
8bis. Ingeven van de laagnaam.
9. Wanneer je de laagnaam hebt ingegeven en bevesZgd met OK, zie je in het venster Lagen (zie venster rechtsonderaan van het te bewerken beeld) de zonet gedupliceerde laag verschijnen en heeU deze een lichtblauwe kleur.
10. Voor Stap 10 herhaalde ik Stap 7 tot 9 maar nu voor de volgende laag die de donkerste kleuren bevat. In het venster Lagen zie je dat er een nieuwe laag is bijgekomen met de naam Donkerste.
11. Nu moet elke laag worden omgezet naar een beeld dat kan worden uitgesneden. We beginnen hier met het lichtste kleur. Om zeker te zijn dat we in de juiste laag werken, zorgen we dat we de andere gedupliceerde lagen even op onzichtbaar zeIen. Dit doe je door met de cursor in het venster Lagen op het oogje te klikken van de laag die je even wilt onzichtbaar maken. (Wil je deze laag terug zichtbaar maken, klik dan opnieuw op dit lege vlakje tot het oogje weer verschijnt.) Daarna selecteer je de laag die je wenst te bewerken. Dit doe je door met de cursor op de naam van de laag te gaan staan en aan te klikken met de muisknop zodat de naam van de laag lichtblauw kleurt.
12. Net zoals bij het maken van een sjabloon in 1 kleur moet je rekening houden met het feit dat je niet in halUonen kunt afdrukken. Je moet je beeld dus alZjd omzeIen naar een zwartwitbeeld om er een sjabloon van te kunnen maken. Dit kan je doen via A"eelding>Aanpassingen>Drempel…
13. In het venster Drempel krijg je nu een grafiekje te zien zoals bij Niveaus, maar deze keer slechts met 1 pijltje. Alle kleuren in je foto die qua lichtdonkerverhouding onder meetpunt 128 liggen worden nu automaZsch omgezet naar zwart, al de kleuren met een lichtdonkerverhouding boven het meetpunt worden naar wit omgezet. Door aan dit pijltje te schuiven kan je het meetpunt verhogen (naar rechts) of verlagen (naar links) waardoor je beeld respecZevelijk zwarter of wiIer wordt.
14. Voor het maken van de lichtste kleur in je sjabloon is het belangrijk om zoveel mogelijk zwart te behouden. Dit wordt dan je overwegende ondertoon. Om meer zwart te bekomen, schuif je je meetpunt naar rechts.
15. Wanneer je goed kijkt naar de bewerkte foto kan je zien dat er nu verschillende eilanden in het beeld ziIen, nl. de ogen, de wiIe vlek rond de mond en de wiIe vlek van de wang rechts. Deze eilanden moet je eerst ofwel verwijderen, ofwel verbinden aan andere witdelen m.b.v. brugjes. Dit doe je met het penseel. Met het penseel kan je delen wegschilderen of toevoegen. Klik in het instrumentenbalk, het langwerpige verZkale balkje dat zich links van de foto bevindt, het penseel aan. Bovenaan verschijnt nu een werkbalk met links het penseelsymbool. Met deze werkbalk kan je Zjdens het schilderen snel de eigenschappen van je penseel wisselen. Zorg dat Modus op Normaal staat en Dekking en Stroom op 100%.
16. Agankelijk van waar op het beeld wit moet worden toegevoegd of weggenomen, zal je met het penseel wit of zwart moeten schilderen. De kleur van de verf kan worden gecontroleerd in de Instrumentenbalk. De twee grote vierkanten bijna onderaan de balk geven aan welke kleuren worden gebruikt. Het vierkant dat bovenop het andere vierkant ligt, is de huidige en dominante kleur. In de vorige slide was de dominante kleur zwart maar aangezien nu vooral brugjes moeten worden gemaakt tussen de vaste en loshangende wiIe delen, moet er met wit worden geschilderd. Om de penseelkleur van zwart naar wit te veranderen, kan je klikken op het dubbele pijltje rechtsboven de 2 vierkanten. Door op dit pijltje te drukken wisselen de vierkanten van plaats en wordt wit nu dominant.
17. Agankelijk van de plek waar wit moet worden toegevoegd, moet de penseelstreek dikker of dunner zijn. Dit kan je gemakkelijk aanpassen via de werkbalk van het penseel. Klik op het vakje met punt en cijfer naast Penseel: en pas de Hoofddiameter van je penseel aan aan jouw noden. Ga met je cursor op het beeld staan om te zien hoe groot juist die diameter er uitziet. Ben je tevreden met je keuze klik dan gewoon met je muis op je beeld, het submenu met de hoofddiameter verdwijnt, en je kan beginnen schilderen. In de volgende 2 slides zie je hoe de eilanden op deze foto worden bijgewerkt.
17a. Voorhoofd, ogen en mond worden aan elkaar vastgemaakt.
17b. De verbinding met de mond wordt iets sterker gemaakt.
18. Deze laag is nu bijna klaar. Alleen is het beeld nog te gedetailleerd om straks met een mesje te kunnen uitsnijden. De omtreklijnen van de zwarte vlakken moeten dus iets worden vereenvoudigd. Klik hiervoor op Filter>Ar7s7ek>Knipsel.
19. Nu is het submenu Knipsel geopend. Rechts zijn er 3 regelaars die kunnen worden gebruikt om het beeld te vereenvoudigen, nl. Aantal niveaus, Eenvoud rand en Precisie rand. In het midden wordt aangegeven welke opZes er allemaal mogelijk zijn binnen de filter Ar7s7ek, de opZe die nu aanstaat is Knipsel. Links is een voorbeeld te zien van hoe het beeld na bewerking er zal uitzien. Zet de regelaar Aantal niveaus alZjd op het laagste (2). Schuif met regelaar Eenvoud rand naar rechts of links om het beeld respecZevelijk meer of minder te vereenvoudigen. De randen worden verstrakt bij vereenvoudiging. Schuif met de regelaar Precisie rand naar rechts of links om details respecZevelijk meer of minder te behouden.
20. Als je in het linkervak slechts een stukje van je beeld kan zien zoals op de vorige slide, klik dan eerst enkele malen op het minteken linksonderaan in het subvenster Knipsel tot je je hele beeld ziet. Zo krijg je een beter idee hoe het beeld er zal uitzien na de mogelijke bewerking. Je kan nu het beeld dat je wil bewerken al eens vergelijken met het beelddat je zal bekomen na bewerking. Ben je nog niet tevreden, blijf dan schuiven met de regelaars tot je beeld naar behoren is en bevesZg vervolgens door OK.
21. Om straks een goed beeld te krijgen hoe je sjabloon eruit zal zien, is het belangrijk dat je het wit van je beeld weghaalt zodat de verschillende lagen boven elkaar kan zien. Klik op Selecteren>Kleurbereik…
22. In het subvenster Kleurbereik zorg je dat de opZe Selecteren: op kleurmonsters staat, zet je Toleran7e: op 200 en vink je de opZe A"eelding aan. Rechts in het venster zie je 3 pipeIen. Zorg dat steeds het eerste pipet is aangeklikt. Je cursor op het scherm is nu veranderd in een pipet. Ga met dit pipet op een witdeel naar keuze staan in het voorbeeld in het subvenster of op de grote aHeelding links ervan en klik met de muisknop. Nu worden alle witdelen in het beeld door de computer geselecteerd.
23. De geselecteerde witdelen kan je herkennen doordat ze nu omgeven worden door een trillende sZppellijn. Druk nu op de Delete-‐toets van je toetsenbord om al het wit weg te snijden. I.p.v. de witdelen krijg je nu de delen te zien van de voorbeeldfoto die als referenZepunt wordt gebruikt doorheen de oefening. Stop vervolgens de selecZe door in de Instrumentenbalk, het smalle verZkale rechthoekige kader links van je beeld, het symbooltje Rechthoekig selec7ekader aan te klikken. Plaats nu je cursor ergens wilekeurig in het beeld en klik opnieuw met de muisknop zodat de sZppellijn verdwijnt.
24. Zet nu de zojuist bewerkte laag op onzichtbaar en maak de volgende laag die je nog moet bewerken zichtbaar. Doe hier net dezelfde handelingen zoals je deed in de vorige laag. Herhaal van Stap 12 t.e.m. 23. Dit doe je voor elke laag die je wenst toe te voegen aan je sjabloon. MAAR: bij het instellen van de Drempel moet je steeds zorgen dat het meetpunt lager ingesteld staat dan deze van de vorige laag. Voor de vorige laag hebben we het meetpunt van de Drempel naar 154 verschoven om meer kleurvlak te creëren. Nu moeten we juist veel minder kleurvlak en meer wit creëren. Dit doen we door het meetpunt lager te leggen, bv. naar 77. Hoe meer lagen, hoe kleiner de verschillen tussen de meetpunten van de lagen. Hoe minder lagen hoe groter het verschil. BevesZg je keuze met OK.
24a. Maak ook in deze laag eerst bruggen waar nodig.
24b. Zet het bijgewerkte beeld vervolgens om naar een snijdbaar beeld via Filter>Ar7s7ek>Knipsel.
24c. Ook hier knip je vervolgens al het wit weg om deze laag te kunnen vergelijken t.o.v. de andere laag.
24d. Behoud hier dezelfde instellingen als bij de vorige laag (zie Stap 22).
25. Zodra je alle lagen die je wilt maken op dezelfde manier hebt bijgewerkt, ontstaat er zwart beeld met daaronder zichtbare delen van de onderliggende basisfoto. In dit zwart beeld zie je niet alle verschillende lagen die je zojuist hebt aangemaakt. Om een duidelijk beeld te krijgen of je bewerkingen zijn gelukt is het nu belangrijk van elke laag te voorzien van een verschillende kleur die overeenkomt met de beoogde lichZntensiteit van elke laag. Zo kleur je de lichtste laag bv. lichtblauw, lichtgrijs of een andere lichte kleur. De volgende laag geef je vervolgens een donkerdere kleur, enz.. De laatste laag geef je de donkerste kleur. Om een goed beeld te krijgen wat het eindresultaat kan worden is het belangrijk dat je vanaf nu de vertrekfoto op onzichtbaar zet. Vink het oogje van deze laag dus eerst weg.
26. Selecteer vervolgens de lichtste laag en maak deze zichtbaar. Alle andere lagen zet je even op onzichtbaar. Om het zwart van je beeld te veranderen naar een andere kleur kies je A"eelding>Aanpassingen>Kleurtoon/ verzadiging…
27. Het subvenster Kleurtoon/ verzadiging opent zich. Om het beeld te kunnen vullen met een ander kleur moet je eerst de opZe Vullen met kleur, rechtsonderaan in het subvenster, aanvinken. Met de regelaar Helderheid: verlicht (naar rechts) of verdonker (naar links) je het gekozen kleur. Met de regelaar Verzadiging: intensifieer je het gekozen kleur meer (naar rechts) of minder (naar links). Met de regelaar Kleurtoon: bepaal je het kleur. Wanneer je de regelaars verschuiU, zie je het kleur in je beeld veranderen.
28. Hier werd voor een soort donker beige gekozen door de kleurtoon een hoge helderheid en eerder lage intensiteit te geven. Deze handelingen herhaal je voor elke laag die je hebt gemaakt.
29. Wanneer je alle lagen voorzien hebt van een kleur en alle lagen, behalve de basisfoto, op zichtbaar zet, krijg je een idee van hoe het eindbeeld er zal uitzien. Het enige wat nu nog ontbreekt is een achtergrondkleur. Dit kan gewoon wit zijn of een extra derde kleur. Dit doe je door een nieuwe laag toe te voegen tussen de onderste vergrendelde laag Achtergrond en de laag Lichtste.
30. Voor het toevoegen van een achtergrondkleur klik je in het venster Lagen (het venster rechtsonder t.o.v. het beeld) op de vergrendelde laag Achtergrond zodat deze lichtblauw wordt. Dit is de laag die de basisfoto bevat waaruit je bent vertrokken. Vervolgens klik je Laag>Nieuw>Laag…
31a. Om geen verwarring te scheppen met de reeds bestaande en vergrendelde laag Achtergrond geef je de nieuwe laag best de Naam: Achtergrond/ registra7e aangezien in de volgende stappen in deze laag ook de registraZelijnen zullen worden toegevoegd. Als Kleur: kies je Geen of Wit. Als Modus: kies je Normaal en voor Dekking: geef je 100% in. TensloIe bevesZg je door te klikken op OK.
31b. Als Kleur: kies je Geen of Wit. Als Modus: kies je Normaal en voor Dekking: geef je 100% in. TensloIe bevesZg je door te klikken op OK.
32. Er is nu een nieuwe laag toegevoegd zonder kleur of met wit, agankelijk van de keuze die je maakte in de vorige stap. Om deze nieuwe laag van een (andere) kleur te voorzien, selecteer je in het venster Lagen de laag Achtergrond/ registra7e door deze aan te klikken zodat ze lichtblauw wordt en vervolgens de zichtbaarheid van alle andere lagen uit te schakelen door de oogsymbooltjes weg te klikken.
33. Klik vervolgens in de Instrumentenbalk op het emmersymbooltje. Ga dan naar de twee overlappende vierkanten onderaan deze instrumentenbalk en selecteer het dominante kleur, het kleur dat deze laag moet vullen. Wanneer je op de vierkanten zelf drukt verschijnt een venster waar je ook andere kleuren kan selecteren als achtergrond. Voor deze oefening werd wit als achtergrondkleur geselecteerd.
34. Na de keuze van het kleur plaats je de cursor op het vlak dat moet worden ingevuld. De cursor heeU nu de vorm van een emmertje. Klik nu met de muisknop op dit vlak. Het vlak wordt gevuld met een wiIe achtergrondkleur. Zet na deze handeling alle lagen, behalve de onderste vergrendelde laag, terug op zichtbaar zodat je een totaalbeeld krijgt van je bijgewerkte beeld.
35. Het beeld is nu uitsnijdensklaar maar nog niet drukklaar. Daarvoor ontbreekt nog een registraZesysteem. Daarom wordt het beeld best eerst op een vlakgeplaatst dat dezelfde grooIe heeU als het vel polyesterkalk dat wordt gebruikt als sjabloon. In het begin werd beslist om als sjabloon een rechtstaande A4 polyesterkalk te gebruiken. Het beeld moet dus op een verZkaal geplaatst A4-‐vlak worden geposiZoneerd en voorzien van een registraZesysteem. Klik op A"eelding>Canvasgroo-e…
36a. In het subvenster Canvasgroo-e zijn de Huidige groo-e: en de Nieuwe groo-e: nu idenZek.
36b. Bij de Nieuwe groo-e: wordt de grooIe van de polyesterkalk (=uiteindelijke grooIe van het sjabloon )ingegeven nl. Breedte: 21 cm en Hoogte: 29,7 cm. Rela7ef mag niet worden aangevinkt. Bij Plaatsing: moet het donkergrijze vlakje in het midden van de 9 vlakjes staan. Hierdoor wordt het beeld centraal in het nieuwe vlak geplaatst. Zorg dat Kleur canvasuitbreiding op wit staat. Indien je dit niet kan kiezen, zal je achteraf het bijgevoegde vlak zelf moeten inkleuren met de gewenste kleur. BevesZg uiteindelijk met OK.
37. Nu is de bijgewerkte foto geplaatst op een vlak ter grooIe van een A4. Nu ontbreekt alleen nog een registraZesysteem. Dit kan worden toegevoegd met behulp van magneZsche hulplijnen en het penseel. Maak de hulplijnen magneZsch door Weergave>Magne7sch aan te klikken.
38. Voor het maken van een registraZe zijn de volgende lijnen nodig: een kader rond het beeld, een middellijn over de gehele lengte van de sjabloon en een lijn over de breedte van het sjabloon . Deze laatste lijn dient als registraZe maar tegelijk als aanleglijn voor de drager (het papier waarop wordt afgedrukt). Hoe dichter deze laatste lijn tegen het beeld ligt, hoe kleiner de witrand tussen de bovenkant van de drager en het afgedrukte beeld. Om deze lijnen gemakkelijk te kunnen tekenen, kan men eerst deze lijnen met de magneZsche hulplijnen trekken zodat deze straks als richtlijn helpen voor de te trekken lijnen.Een hulplijn trek je door met de cursor op het liniaal, bovenaan je beeld, te gaan staan en vervolgens de muisknop in te drukken. Wanneer je de muisknop ingedrukt houdt en de cursor nu naar het beeld trekt, trek je een lichtblauwe lijn over je beeld. Deze lichtblauwe lijn is een hulplijn die je enkel Zjdens het werken ziet maar nooit in de afdruk van je beeld. Kies nu het Penseel en kies als Hoofddiameter 7 of 8. Schuif met de cursor tot aan het begin van een lijn, klik met de muis en houd deze ingedrukt terwijl je ook de ShiU-‐toets indrukt. Trek nu met de muis tot op de plek waar je de lijn wenst te trekken. Laat vervolgens alles los. Om een nieuwe lijn te trekken verschuif je de cursor naar het nieuwe beginpunt, druk je de muisknop in, vervolgens de ShiU-‐toets en trek je een nieuwe lijn, enz..
39. Na de vorige handeling maak je elke laag apart zichtbaar met het registraZesysteem zodat je een goed overzicht krijgt van hoe elke laag moet worden uitgesneden. Begin met alleen de lagen Achtergrond/ registra7e en Lichtste zichtbaar te maken.
40. Nu heb je twee mogelijkheden: ofwel bewaar je deze lagenselecZe als een JPEG-‐ of PDF-‐document zodat je deze later in het programma Voorvertoning kunt openen en van daaruit afdrukken, ofwel druk je deze lagenselecZe nu direct af vanuit Photoshop. Wil je het beeld afdrukken, lees dan even de Stappen 27 en 27bis na in de ppt STAPPENPLAN DIGITAAL SJABLOON 1 LAAG. Zorg dat bij het afdrukken elke laag apart wordt afgeprint en dat deze steeds voorzien zijn van hetzelfde registraZesysteem. Dit is heel belangrijk om straks bij het afdrukken van alle lagen op 1 blad een goed en samenhangend totaalbeeld te kunnen bekomen.
41. Herhaal nu stappen 39 en 40 ook voor alle andere lagen die je hebt gemaakt voor je sjabloon. Voor dit beeld hebben we maar twee lagen.
42. Wanneer je dit sjabloon met de hand afdrukt, maak dan na het afdrukken van alle aparte lagen ook een afdruk op papier van het totaalbeeld (= alle lagen zijn zichtbaar behalve de vergrendelde basislaag).
43. Indien je je sjablonen met de pers wenst af te drukken, heb je een print van je totaalbeeld nodig in spiegelbeeld. Deze print maak je niet op polyesterkalk maar op gewoon papier. Dit gespiegeld beeld dient als registraZesysteem om onder je dunne PVC-‐onderlegger te leggen. Kies A"eelding>Canvas roteren>Canvas horizontaal draaien.
44. . Druk dit gespiegelde beeld af op papier, plaats het onder je dunne PVC (200 micron) en start het afdrukken! Veel succes!
top related