· web viewuit de leermiddelenmonitor 2017/2018 van slo blijkt leraren twee soorten digitale...
Post on 29-May-2020
10 Views
Preview:
TRANSCRIPT
1
DASHBOARD BESTUURSAKKOORD PO 2019
Dit dashboard geeft per hoofddoel de doelstellingen weer die zijn afgesproken in het
geactualiseerde Bestuursakkoord PO, vertaald in indicatoren met streefwaarden.1 Per
doel wordt de voortgang van de geactualiseerde doelstellingen in beeld gebracht en
toegelicht aan de hand van realisatiecijfers op de indicatoren en andere relevante
monitoringsgegevens.2 De stippellijnen geven de ambitie weer, op basis van de
streefwaarden die zijn geformuleerd. De doorgetrokken lijnen representeren de beweging
op de indicatoren.
AMBITIE 1. TALENTONTWIKKELING DOOR
UITDAGEND ONDERWIJS
Leerlingen worden voorbereid op de 21e eeuw. Er is oog voor individuele talenten van alle
leerlingen. Het onderwijsaanbod faciliteert brede vorming die recht doet aan de diverse
talenten van kinderen. ICT kan hierbij ondersteunend werken: digitale leermiddelen
maken het steeds meer mogelijk om leerroutes beter aan te passen aan de individuele
leerling en voor elke leerling een eigen uitdaging te bieden. Dit geldt bijvoorbeeld voor
leerlingen met een leerachterstand, of voor leerlingen die extra ondersteuning nodig
hebben.
1) Gebruik van digitaal leermateriaal in de les
Doelstelling
In 2020 gebruikt 90 procent van de scholen dagelijks digitaal leermateriaal in het primaire proces.
Welke beweging is zichtbaar?
In de meest recente publicatie van de Vier in Balans-monitor 20173 ligt de focus op wat leraren zelf
gebruiken in plaats van wat door de school is aangeschaft. De gegevens zijn afkomstig van ruim 5.000
respondenten uit het po. Daaruit blijkt dat leraren niet alleen gebruik maken van de computer en het
digiboard, maar ook steeds meer van hun tablet en hun mobiele telefoon. Ook elektronische
leeromgevingen en digitale toetssystemen worden vaker benut. In de monitor worden drie groepen leraren
onderscheiden: kopgroep (25 procent), peloton (50 procent) en staartgroep (25 procent). Leraren die
behoren tot de kopgroep benutten in hun werk dertien à veertien verschillende ICT-toepassingen. Leraren in
het peloton werken met zes à zeven verschillende ICT-toepassingen. Het gebruik van ICT bij leraren in de
staartgroep is meestal beperkt tot het digiboard.
Uit de Leermiddelenmonitor 2017/2018 van SLO blijkt leraren twee soorten digitale leermiddelen heel
frequent gebruiken: methodegebonden software of –sites (82 procent) en filmpjes (71 procent) enkele
keren per week of vaker, gevolgd door oefensoftware of –sites (59 procent) en productiviteitssoftware zoals
Word of Excel (58 procent). 4
1 Indicatoren zijn dus niet hetzelfde als doelen; een indicator moet wel iets zeggen over het desbetreffende doel, het is zogezegd een ‘bewegingsmelder’ 2 Het dashboard voor po is online beschikbaar op de website Trends in beeld. Hier zijn ook alle achterliggende cijfers te vinden. 3 https://www.kennisnet.nl/fileadmin/kennisnet/publicatie/vierinbalans/Vier-in-balans-monitor-2017-Kennisnet.pdf 4 https://slo.nl/leermiddelenmonitor/
2
Zowel leraren als schoolleiders uit het po zijn het er (helemaal) mee eens dat het gebruik van digitale
leermiddelen niet meer is weg te denken (leraren 97 procent, schoolleiders 97 procent).
Welke acties worden ondernomen?
Een belangrijk speerpunt in de Digitaliseringsagenda Primair en Voortgezet onderwijs is: “digitale
leermiddelen werken voor de gebruiker”. Hiervoor zijn de volgende activiteiten afgesproken:
Door samen te werken met scholen worden praktijkvoorbeelden ontwikkeld voor een keuzeproces dat
leidt tot een leermiddelenbeleid en leermiddelenkeuze die aansluiten op de onderwijsvisie van de
school;
In een publiek-private samenwerking wordt door uitgevers, distributeurs en softwareleveranciers samen
met het onderwijs gewerkt aan een toekomstvaste leermiddelenketen waarin leerlingen en docenten de
leermiddelen kunnen vinden die passen bij hun leerdoelen en die toegankelijk is voor nieuwe
ontwikkelingen en spelers zodat innovatie wordt bevorderd.
Een open en toegankelijke leermiddelenmarkt is van belang voor een gezonde marktwerking. De
ontwikkelingen op de leermiddelenmarkt, in de context van internationalisering en nieuwe toetreders,
worden in kaart gebracht en gevolgd.
Aanbod en vraag van scholen ten aanzien van open leermateriaal wordt beter op elkaar afgestemd.
Schoolbesturen werken samen in de leermiddelenmarkt.
SIVON
Het vormgeven van de samenwerking tussen schoolbesturen bij het uitwisselen van kennis en het centraal
inkopen van ICT-producten en -diensten is een belangrijk onderdeel van de digitaliseringsagenda. Hiermee
bouwen de schoolbesturen voort op de succesvolle samenwerking in het Doorbraakproject Onderwijs & ICT.
Inmiddels zijn 83 schoolbesturen lid van SIVON. Deze besturen geven onderwijs aan meer dan 24 procent
van de leerlingen in het po en vo. De PO-Raad, de VO-raad, SIVON en OCW hebben nadere afspraken
gemaakt om de verdere groei van het lidmaatschap van SIVON, en het gebruik van de nieuwe voorziening
voor veilig internet, de komende jaren met raad en daad te ondersteunen. Een betere vraagarticulatie,
meer marktmacht en een krachtige regie voor en door de sector leidt naar verwachting tot meer innovatie,
meer maatwerk en een betere prijs/kwaliteitverhouding voor scholen.
2) Onderzoekend leren van leerlingen
Doelstelling
Met het oog op de brede vorming van de leerling bevorderen scholen het onderzoekend leren van
leerlingen, onder andere door een aanbod op het gebied van ‘wetenschap en technologie’, zoals afgesproken
in het Techniekpact.
Welke beweging is zichtbaar?
Het hernieuwde Techniekpact ‘Focus en Versnellen’ is in juni 2018 gelanceerd.5 De twaalf doelstellingen
worden hierin herbevestigd. Het eerste doel van het Techniekpact is dat basisscholen in 2020 structureel
wetenschap en techniek aanbieden. Binnen het Techniekpact zijn de twaalf doelstellingen ondergebracht
onder drie actielijnen:
Kiezen voor techniek: meer leerlingen kiezen voor een techniekopleiding.
Leren in de techniek: meer leerlingen en studenten met een technisch diploma gaan aan de slag in
een technische baan.
Werken in de techniek: mensen die werken in de techniek behouden voor de techniek, en mensen
met een technische achtergrond die met ontslag bedreigd worden, of al langs de kant staan, elders
inzetten in de techniek
Welke acties worden ondernomen?
Het Techniekpact is bekrachtigd door alle partners, waaronder de PO-Raad en OCW. OCW draagt bij aan het
realiseren van de doelstelling van het Techniekpact aan de hand van de regeling bèta/technieknetwerken,
5 https://www.rijksoverheid.nl/documenten/brochures/2018/06/04/nationaal-techniekpact-focus-en-versnellen
3
aangevuld met ondersteuning en expertise van het Platform Bèta Techniek. Met deze regeling zijn er tot
2020 financiële middelen beschikbaar gesteld zodat basisscholen (die georganiseerd zijn in één van de
bestaande acht regionale netwerken) met verschillende benaderingen wetenschap en techniek in de klas
kunnen stimuleren, zoals met de professionalisering van leraren en de bevordering van samenwerking
tussen onderwijs en bedrijfsleven. Ook wordt Jet-Net/TechNet ondersteund om de samenwerking tussen
onderwijs en bedrijfsleven te stimuleren en om de keuze voor wetenschap en techniek te verhogen. Bij de
lopende curriculumherziening wordt door leraren en schoolleiders, ondersteund door experts, uitgewerkt
hoe dit thema een plek moet krijgen in het nieuwe curriculum.
3) Cultuureducatie
Doelstelling
Met het oog op de brede vorming van de leerling verbeteren scholen de kwaliteit van cultuureducatie door
uitvoering van het programma ‘Cultuureducatie met kwaliteit’ en het uitvoeren van afspraken uit het
‘Bestuurlijk kader Cultuur en Onderwijs’.
Welke beweging is zichtbaar?
In augustus 2018 is de monitor Cultuureducatie PO 2017-2018 aan de Kamer gestuurd.6 Hierin worden de
ontwikkelingen gevolgd met betrekking tot cultuureducatie in het po:de visie op cultuur, de organisatie van
het cultuuronderwijs, het aanbod, de deskundigheid van leerkrachten, de ontwikkeling van leerlingen en de
samenwerking met de culturele omgeving. Ook wordt in de monitor gekeken naar de opbrengsten van het
programma Cultuureducatie met Kwaliteit.
In het afgelopen jaar zijn door de gehele sector opnieuw positieve stappen op het gebied van
cultuureducatie. Per 2017-2018 hebben meer scholen een visie op cultuureducatie dan in de jaren daarvoor,
waarbij scholen die deelnemen aan het programma Cultuureducatie met Kwaliteit deze visie vaker hebben.
Het merendeel van de scholen geeft aan een intern cultuurcoördinator (ICC’er) te hebben. Ten opzichte van
de monitor 2015-2016 geven scholen aan dat de deskundigheid van groepsleerkrachten is toegenomen bij
muziek, erfgoed, spel en drama, beweging en dans, tekenen en handvaardigheid (bij tekenen en
handvaardigheid acht 78 procent van de groepsleerkrachten zichzelf redelijk tot zeer capabel); een derde
van de scholen heeft zowel tijd als budget geoormerkt voor deskundigheidsbevordering van
groepsleerkrachten. 53 procent van de scholen zet vakleerkrachten in; deze zijn in dienst of extern
ingehuurd. Scholen zijn wel kritisch op het door hen zelf verzorgde aanbod: de helft vindt de kwaliteit
voldoende, 22 procent is tevreden. Het aanbod van externe partijen wordt daarentegen door 33 procent als
voldoende beoordeeld, en 61 procent is hier tevreden over. Blijkens de monitor naar het Bestuursakkoord
zijn op 51 procent van de scholen groepsleerkrachten werkzaam die zijn gespecialiseerd in cultuur.
Welke acties worden ondernomen?
Het programma ‘Cultuureducatie met Kwaliteit 2013-2016’ is verlengd voor de periode 2017-2020. Hierbij
wordt verwacht dat hetzelfde aantal scholen opnieuw deel gaat nemen. Na het eerste jaar zijn dit 2.800
scholen. Ook wordt gestreefd naar verdieping van het cultuuronderwijs op de reeds deelnemende scholen
én het vergroten van het aantal aan dit programma deelnemende scholen. Flankerend aan ‘Cultuureducatie
met Kwaliteit’ kunnen scholen vanaf het schooljaar 2016-2017 met de regeling ‘Professionalisering
Cultuuronderwijs PO’, extra inzetten op het professionaliseren van schoolbestuurders, schoolleiders en
leerkrachten. Zoals bekend is er in 2019 binnen de Prestatiebox ongeveer €23 miljoen beschikbaar voor
cultuuronderwijs, waarvan € 4,5 miljoen voor museumbezoek. Met een extra impuls wordt het intensiveren
en versnellen van goed muziekonderwijs bevorderd door enerzijds de ‘Regeling impuls muziekonderwijs PO’,
waarin in totaal 1641 scholen samen met partijen uit het muziekveld werken, en anderzijds met de
landelijke campagne ‘Méér muziek in de klas’. Met deze publiek-private samenwerking zetten diverse
partijen zich in voor structureel muziekonderwijs onder schooltijd en in de vrije tijd. Het is de ambitie om
het beleid ten aanzien van cultuureducatie voor de toekomst op meer integrale wijze vorm te geven, waarbij
de vraag van de school centraal blijft staan.
6 https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2018/07/02/monitor-cultuureducatie-primair-onderwijs-2017-2018
4
2. EEN BREDE AANPAK VOOR DUURZAME
ONDERWIJSVERBETERING
Scholen komen tot duurzame onderwijsverbetering, analyseren hun leeropbrengsten en
verantwoorden zich hierover op transparante wijze. Zwakke scholen verbeteren zich snel
en duurzaam en de professionaliteit van besturen wordt versterkt.
4) Kwaliteitszorg
Bron: Regioplan, Enquête Bestuursakkoord PO – tabellenrapport 2019
Doelstellingen
In 2020 scoort 80 procent van de besturen een voldoende op de standaard kwaliteitszorg.
In 2020 werken besturen met een planmatige cyclus van kwaliteitszorg, op basis van een jaarlijkse
zelfevaluatie
Welke beweging is zichtbaar?
Bij de actualisatie van het bestuursakkoord is de doelstelling en daarmee ook de indicator aangepast. Met
de invoering van het bestuursgerichte toezicht op 1 augustus 2017 wordt kwaliteitszorg niet langer op
schoolniveau, maar op bestuursniveau beoordeeld door de inspectie. Een ontwikkeling kan nog niet worden
getoond, omdat het aantal besturen dat in 2017 werd bezocht te klein was om hier afzonderlijk op te
nemen. In 2018 gold voor 80 procent van de besturen dat zij op de standaard kwaliteitszorg van de
inspectie met een voldoende werden beoordeeld.
Van de besturen geeft 41 procent aan op basis van een jaarlijkse zelfevaluatie te werken aan kwaliteitszorg.
Dit is een lichte daling ten opzichte van 2018 (44 procent). 32 procent geeft aan dit eens per twee jaar te
doen. Dit is een zelfde percentage als het jaar ervoor. Wel zien we een sterke toename van de mate waarin
een bestuur bij zelfevaluatie gebruik maakt van de zelfevaluatie van de school/scholen (stijging van 66
procent naar 77 procent).7
Welke acties worden ondernomen?
Om besturen waarvan de kwaliteitszorg door de inspectie als onvoldoende wordt beoordeeld te
ondersteunen, is het ondersteuningsprogramma van de PO-Raad voor zeer zwakke en onvoldoende scholen
7 Regioplan, Enquête Bestuursakkoord PO – tabellenrapport 2019
0%
20%
40%
60%
80%
100%
2015 2016 2017 2018 2019 2020
realisatie ambitie
Aandeel schoolbesturen dat een planmatige cyclus van kwaliteitszorg heeft, op basis van een jaarlijkse zelfevaluatie
5
(Goed worden, Goed blijven) uitgebreid met een ondersteuningsaanpak voor besturen. Van dit aanbod is al
door tientallen besturen gebruik gemaakt.
Daarnaast zet de PO-Raad de komende tijd sterk in op de ondersteuning bij het opzetten en uitvoeren van
zelfevaluaties. Ook worden lerende netwerken gefaciliteerd. Hierbij wordt in een groep van circa vijf
besturen een kwaliteitsvraagstuk geanalyseerd en gezamenlijk gezocht naar een passende oplossing die
bijdraagt aan de ontwikkeling van de onderwijskwaliteit en het bestuurlijk handelen.
5) Aandeel (zeer) zwakke scholen dat zich binnen een jaar verbetert
Bron: Inspectie van het Onderwijs
Doelstelling
In 2017/2018 voldoen alle scholen aan de minimumnormen voor kwaliteit. Scholen die toch onder de
minimumnormen zakken (zeer) zwakke scholen) verbeteren zich binnen een jaar.
Welke beweging is zichtbaar?
Zeer zwakke en zwakke scholen moeten zo snel mogelijk weer toe naar voldoende onderwijskwaliteit voor
hun leerlingen. Het lukte 65 procent van de scholen die in 2016/2017 als zwak of zeer zwak werden
beoordeeld om zich binnen een jaar te verbeteren naar een voldoende.8 Dat is een aanmerkelijke
vooruitgang ten opzichte van twee jaar eerder toen dat slechts 21 procent van de zwakke en zeer zwakke
scholen lukte. Het ging in 2016/ 2017 om 102 scholen die beoordeeld werden als zwak; 74 van deze
scholen hadden zich op de peildatum van 1 september 2018 verbeterd tot voldoende. Van de 19 scholen
die in 2016/ 2017 als zeer zwak werden beoordeeld, hadden vijf scholen zich op 1 september verbeterd tot
voldoende, drie scholen lieten geen enkele verbeteringen zien en bleven zeer zwak en een aantal scholen
sloot de deuren.
Welke acties worden ondernomen?
Zeer zwakke scholen moeten zich sinds 2015-2016 in principe binnen één jaar verbeteren naar ten minste
‘onvoldoende’. Deze strengere aanpak moet ervoor zorgen dat de onderwijskwaliteit sneller op orde is en
leerlingen weer onderwijs van voldoende niveau krijgen.
De PO-Raad heeft een ondersteuningsaanbod voor zeer zwakke scholen (Goed Worden, Goed Blijven). Dit
programma is erop gericht om zo snel mogelijk de onderwijskwaliteit te verbeteren. De school krijgt
begeleiding door experts. Het ondersteuningsaanbod wordt door OCW gesubsidieerd en is kosteloos voor de
scholen. In 2017/2018 maakten 75 scholen gebruik van dit aanbod.
8 Per 1 augustus 2017 is het toezicht van de Inspectie van het Onderwijs vernieuwd en wordt er gesproken van onvoldoende scholen in plaats van zwakke scholen. In het schooljaar 2016/2017 was er dus nog wel sprake van zwakke scholen.
0%
20%
40%
60%
80%
100%
2015/16 2016/17 2017/18
realisatie
6
6) Aandeel scholen dat Vensters PO gevuld heeft
Bron: PO-Raad
Doelstelling
Bezoekers, waaronder ouders, die informatie over scholen willen, vinden op Scholen op de kaart
relevante, complete en toegankelijke informatie. De betreffende scholen plaatsen de voor hen relevante
indicatoren met eigen toelichtingen zoveel mogelijk in hun lokale context.
De PO-Raad is namens de sector eigenaar van Vensters PO. De PO-Raad biedt een passend informatie-
en ondersteuningsaanbod aan scholen aan, zodat scholen die door ouders verzocht worden om
informatie, in 2020 een voor hen relevante set van centrale en decentrale indicatoren op hun
schoolpagina kunnen presenteren. Deze scholen plaatsen de uitkomsten met een eigen toelichting in de
lokale context.
Doel van de hernieuwde afspraken is scholen te ondersteunen en te stimuleren hun omgeving te informeren
over het onderwijs, hoe zij dat doen en wat nodig is om dit beter te doen.
Hiertoe wordt een aantal acties ondernomen.
Welke beweging is zichtbaar?
De monitoring van de PO-Raad laat zien dat 90,8 procent van de besturen (die 97,9 procent van de scholen
vertegenwoordigen) het afgelopen half jaar heeft ingelogd in Vensters. 3.180 scholen hebben minimaal 80
procent van de vergelijkingsindicatoren gepubliceerd op 1 januari 2019. Twee jaar eerder waren dat nog
1.700 scholen, bijna een verdubbeling in twee jaar tijd. Scholen op de kaart PO heeft met gemiddeld 52.000
bezoekers per maand in 2018 een forse verbetering ten opzichte van 2017 laten zien. Dat is een stijging
van 43 procent en de stijgende lijn zet ook in 2019 door.
In 2018 is ook het Dashboard Passend Onderwijs in beheer genomen. 95 procent van de
samenwerkingsverbanden PO gebruikt het Dashboard Passend Onderwijs inmiddels voor sturing en
verantwoording.
Welke acties worden ondernomen?
De leden van de PO-Raad hebben in hun strategische agenda afgesproken dat ieder schoolbestuur zich
actief verantwoord over zijn eigen kwaliteit en die van zijn scholen via Scholen op de Kaart, de website van
Vensters. In dat licht is het vullen van Vensters door schoolbesturen vrijwillig, maar niet vrijblijvend. De set
van centrale en decentrale indicatoren die gevuld kan worden op Scholen op de kaart wordt afgestemd met
belanghebbenden (waaronder OCW). Het is belangrijk dat steeds meer scholen en schoolbesturen Vensters
als verantwoordingsinstrument gebruiken en daarom werkt de PO-Raad hard aan de doorontwikkeling:
De groei van het gebruik is onder meer te danken aan het succes van de schoolgidsmodule. Daarmee is
de toegevoegde waarde van het instrument voor scholen vergroot. De PO-Raad werkt aan meerdere
producten met een soortgelijke werking waarbij verantwoording en lastenverlichting hand in hand gaan.
1700
2704
3180
0
1000
2000
3000
4000
AANTAL SCHOLEN DAT VENSTERS PO GEVULD
HEEFT
jan-17 jan-18 jan-19
7
Er wordt onverminderd ingezet op communicatie om het bereik van Vensters te vergroten. Ook
ondersteunt de PO-Raad scholen en besturen concreet met het invullen van hun schoolpagina, zijn er
regionale bijeenkomsten en vinden er technische en inhoudelijke aanpassingen plaats zodat de website
beter aansluiten bij de wensen en behoeften van de gebruikers (ouders).
De PO-Raad zal via monitoring van het gebruik van Scholen op de kaart de informatievraag van
bezoekers, waaronder ouders, in kaart brengen. Hiermee kan de vraag om informatie vanuit de
samenleving en het aanbod van informatie door scholen, in beeld worden gebracht.
De inzichten in landelijke en regionale trends worden geïntegreerd in (landelijke) campagnes en
gebruikt om het aanbod van informatie door scholen beter af te stemmen op de vraag om informatie
vanuit de samenleving.
8
3. PROFESSIONELE SCHOLEN
Leerlingen, ouders, leraren, schoolleiders en besturen geven gezamenlijk vorm aan
scholen. De kwaliteit van het onderwijs is afhankelijk van de inzet en vaardigheden van
al deze betrokkenen, waarbij de kwaliteit van de leraar van doorslaggevend belang is.
Een stimulerende werkomgeving waar professionele ontwikkeling prioriteit heeft, draagt
bij aan de kwaliteit van leraren. En diversiteit in het onderwijsteam helpt bij het
maximaal benutten van de capaciteiten en kwaliteiten van teamleden Dit vraagt het
nodige van schoolleiders, maar ook van het schoolbestuur in het kader van strategisch
personeelsbeleid.
7) Aandeel startende leraren dat begeleiding krijgt (naar cohort)
Bron: Loopbaanmonitor en Regioplan
Doelstelling
De schoolbesturen zorgen vanaf uiterlijk 2017 voor planmatige begeleiding van elke startende leraar op
basis van een jaarlijkse vaardigheidsmeting.
Welke beweging is zichtbaar?
Zoals eerder is gemeld met de brief over de Arbeidsmarkt leraren 2018, hebben startende leraren met de
huidige arbeidsmarkt het voordeel dat zij gemakkelijker in het onderwijs aan het werk komen.9 Het aandeel
afgestudeerden van de pabo dat na een half jaar een baan heeft in het onderwijs is gestegen van 83 procent
in 2013 naar 88 procent voor de lichting die in 2017 is afgestudeerd. Het is tevens positief dat uitval in de
eerste vijf jaar dat zij werkzaam zijn lager is dan bij oudere afstudeercohorten. Dit betekent dat het
onderwijs er in de meeste gevallen beter in slaagt starters voor het onderwijs te behouden: 77 procent van
de afgestudeerden werkt na vijf jaar nog in het onderwijs.
Inzoomend op de begeleiding van starters in het primair onderwijs, is er sprake van een duidelijk stijgende
lijn: in 2015 ontving 72 procent van de startende leraren in het primair onderwijs een of andere vorm van
begeleiding; ten opzichte van 84 procent nu. Aanvullend daarop blijkt uit de monitor bestuursakkoord van
9 Kamerstukken II 2018/19, 27 923, nr. 344
0%
20%
40%
60%
80%
100%
2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020
realisatie ambitie
9
Regioplan dat 88 procent van de besturen en 89 procent van de schoolleiders maatregelen heeft getroffen
om startende leraren te bekwamen in hun algemene didactische vaardigheden.10 Dit is een stijging ten
opzichte van 2017.
Hierbij wordt met name ingezet op coachingsactiviteiten (89 procent van de besturen en 83 procent van de
schoolleiders), waarbij op schoolniveau 73 procent van de collega-leraren die worden ingezet voor coaching
in uren worden gefaciliteerd. Dat is meer dan de 64 procent in 2017. Ook worden deze collega-leraren meer
dan in 2017 (53 procent) getraind om hun rol als coach te vervullen (59 procent in 2018). De
Loopbaanmonitor 2018 laat echter zien dat de mate waarin starters op planmatige wijze worden begeleid
nog beter kan. 11 Zo geeft maar 29 procent van de pabo-afgestudeerden aan te hebben deelgenomen aan
een begeleidingsprogramma voor beginnende leraren.
Welke acties worden ondernomen?
De begeleiding van startende leraren heeft een belangrijke plek in het bestuurlijk traject rondom ‘Samen
Opleiden en Professionaliseren’, waarmee OCW en de sectorraden een gezamenlijk eindbeeld schetsen ten
aanzien van het opleiden van toekomstige leraren, het begeleiden van startende leraren en
professionaliseringsactiviteiten.12 Daartoe worden in 2019 gezamenlijke generieke kwaliteitseisen voor
begeleiding van startende leraren geformuleerd, in aanvulling op de reeds bestaande verankering hiervan in
de cao primair onderwijs. Zo is in de cao vastgelegd dat de startende leraar recht heeft op begeleiding door
een coach die niet de directe leidinggevende is, en wordt er een beproefd of objectief observatie-instrument
ingezet. De PO-Raad heeft om dit inzichtelijk te maken voor leden een actuele inventarisatie van te
gebruiken observatie-instrumenten opgesteld.
Daarnaast heeft begeleiding startende leraren een plek in het strategisch personeelsbeleid van scholen en
besturen.
8) Aandeel schoolleiders dat is geregistreerd in het Schoolleidersregister PO
Schoolleidersregister PO
Doelstellingen
In 2018 werken alle schoolleiders aan het onderhoud van hun bekwaamheid en registreren zich in het
schoolleidersregister PO.
In 2018 voldoen alle schoolleiders aan de registratie-eisen: een afgeronde schoolleidersopleiding of een
10 Regioplan, Enquête Bestuursakkoord PO – tabellenrapport 2019 11 https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2019/01/16/loopbaanmonitor-2018 12 https://www.platformsamenopleiden.nl
0%
20%
40%
60%
80%
100%
2015 2016 2017 2018
realisatie
% geregistreerde schoolleiders
% aangemelde schoolleiders
10
vergelijkbaar kennis- en vaardigheidsniveau.
Welke beweging is zichtbaar?
Sinds 1 januari 2018 is registratie in het schoolleidersregister een, in de cao PO opgenomen, verplichte
voorwaarde voor het kunnen vervullen van een directiefunctie. Geregistreerde schoolleiders werken
inmiddels aan hun vierjaarlijkse herregistratie. Schoolleiders kunnen daarbij kiezen uit een aanbod van
geaccrediteerde masters, formeel leren en/of informeel leren. Informeel leren kan bijvoorbeeld bestaan uit
het bezoeken van een congres, deelname aan netwerken of het ontplooien van initiatieven op de eigen
school.
In 2018 hadden alle schoolleiders zich aangemeld bij het schoolleidersregister. Daarnaast hebben nagenoeg
alle schoolleiders zich geregistreerd. Dit betekent dat zij voldoen aan de vereisten voor registratie. Zij
volgen een masteropleiding of ontwikkelen zich op drie onderwerpen van de kennisbasis (de
professionaliseringsthema’s). Zij kunnen dit doen door te kiezen uit één van de 351 gecertificeerde
opleidingen, cursussen en studiereizen of door te kiezen voor informeel leren in de beroepspraktijk.
Welke acties worden ondernomen?
Het Schoolleidersregister PO werkt met schoolleiders aan de actualisering van de beroepsstandaard. De
huidige beroepsstandaard wordt vergeleken met beroepsstandaarden uit andere landen en er wordt
onderzoek gedaan naar de nieuwste inzichten op het gebied van schoolleiderschap. Er worden verschillende
bijeenkomsten georganiseerd om met schoolleiders over de beroepsstandaard te praten. De verwachting is
dat de geactualiseerde beroepsstandaard eind november 2020 beschikbaar is.
Ook aan de ontwikkeling van de kennisbasis wordt verder gewerkt:
1. Ontwikkelingen en trends in en rond de school die van invloed zijn op het beroep van schoolleiders
worden jaarlijks in kaart gebracht en tijdens een bijeenkomst besproken met schoolleiders. Indien
noodzakelijk worden de bestaande professionaliseringsthema’s op basis van deze onderzoeken
geactualiseerd.
2. Het Schoolleidersregister PO, drie wetenschappers uit verschillende disciplines (bedrijfskunde,
pedagogiek en onderwijskunde) en vijftien schoolleiders onderzoeken gezamenlijk de rol van reflexiviteit
in leiderschap. De resultaten van dit onderzoek zullen in 2020 beschikbaar zijn.
Nieuwe professionaliseringsthema’s worden ontwikkeld. Het Schoolleidersregister brengt groepen
schoolleiders samen met wetenschappers om te onderzoeken welke wetenschappelijke inzichten relevant
zijn schoolleiders. In 2019 zullen de eerste nieuwe professionaliseringsthema’s beschikbaar zijn.
9) Aandeel scholen en besturen dat tevreden is over het post-initiële
opleidingsaanbod
Doelstelling
Het post-initiële opleidingsaanbod is goed afgestemd op de vraag van scholen en schoolbesturen.
Welke beweging is zichtbaar?
In 2015 heeft ResearchNed een rapport gepubliceerd over vraag en aanbod in post-initieel
nascholingsaanbod voor leraren in het primair onderwijs.13 Op basis hiervan is besloten onder leiding van de
PO-Raad meer intersectoraal overleg (met VH, VSNU, PO-Raad, LOBO/LPNOPO, vakbonden) te organiseren
over het nascholingsaanbod, om tot kennisuitwisseling en nadere afstemming te komen. Dit overleg is sinds
2018 ‘on hold’ gezet, onder meer omdat het overleg overlap leek te hebben met andere bijeenkomsten
tussen betrokken partijen.
Welke acties worden ondernomen?
Uit recent onderzoek van het Kohnstamm Instituut naar Huisacademies in het po en vo blijkt ook dat er
rond nascholing en professionalisering van leraren een duidelijke beweging in het veld zichtbaar is.14 Doel
13 ResearchNed, Vraag en aanbod nascholing leerkrachten primair onderwijs, 2015 14 Kohnstamm Instituut, Huisacademies in kaart (rapport 1023), 2019
11
van dit onderzoek was het in kaart brengen van de verschillende typen huisacademies. Onder een
huisacademie wordt een interne academie, expertise-, kennis- of opleidingscentrum voor
professionaliseringsactiviteiten verstaan, die bestaat binnen een school, tussen scholen of binnen een
bestuur.
Belangrijkste speerpunten voor de bevraagde huisacademies zijn leren van en met elkaar,
professionaliseren, verbinden en onderling kennis delen. Een groot deel van de huisacademies blijkt samen
te werken met opleidingsscholen, andere scholen, organisaties of lerarenopleidingen in hun regio.
Huisacademies passen binnen de ontwikkeling van de laatste jaren waarbij schoolorganisaties en besturen
zelf meer verantwoordelijkheid nemen om activiteiten op te zetten ten behoeve van professionalisering van
medewerkers. Dit sluit daarmee aan op de ambities gesteld in het bestuursakkoord en is een beweging uit
de sector zelf.
De PO-Raad stimuleert de ontwikkeling van Huisacademies ook, in bijeenkomsten van het Netwerk
Huisacademies waarbij de verbinding tussen besturen en kennisdeling over het organiseren van nascholing
wordt gestimuleerd. Hierbij zijn bestuurders en medewerkers die verantwoordelijk zijn voor het vormgeven
van nascholing beide aanwezig.
Naast bovenstaande is er vanuit Samen Opleiden en Professionaliseren ook aandacht voor de
professionalisering van leraren.
12
4. GEZONDE KINDEREN DIE MEER BEWEGEN IN
EN RONDOM SCHOOLTIJD
Kwalitatief goed bewegingsonderwijs in combinatie met een rijk buitenschools aanbod is
belangrijk voor de motorische ontwikkeling van kinderen. Dit draagt bij aan het
ontwikkelen en behouden van een gezonde en actieve leefstijl, ook op latere leeftijd.
10) Bewegingsonderwijs
Bron: Regioplan, Enquête Bestuursakkoord PO – tabellenrapport 2019
Doelstellingen
Scholen committeren zich aan de doelen uit de agenda Sport en Bewegen om vanaf 2017 minimaal
twee lesuren per week bewegingsonderwijs te bieden; waar mogelijk streven scholen naar drie lesuren
bewegingsonderwijs.
Vanaf 2017 worden alle lesuren bewegingsonderwijs gegeven door een bevoegde leerkracht (ALO of
pabo met LO-bevoegdheid).
Welke beweging is zichtbaar?
Uit de Monitor Bestuursakkoord blijkt dat 69 procent van de scholen in 2018 twee of meer lesuren
bewegingsonderwijs geeft. Dit is een lichte stijging ten opzichte van 2017, waar dit percentage 65 procent
bedroeg15. Op 55 procent van de scholen wordt al het bewegingsonderwijs gegeven door een bevoegde
leerkracht; dit is een daling ten opzichte van 2017. Gemiddeld wordt 79 procent van de lessen
bewegingsonderwijs gegeven door een bevoegde leerkracht. 24 procent van de deelnemende scholen geeft
aan van plan te zijn om in de komende jaren meer bewegingsonderwijs te gaan geven; dit is een stijging
ten opzichte van 2017. Scholen die het minimum aantal uren nu niet halen en dit in het komende jaar ook
niet verwachten, noemen knelpunten als onvoldoende tijd in het onderwijsprogramma, onvoldoende
middelen en de beschikbaarheid en afstand tot de gymaccommodatie.
Welke acties worden ondernomen?
De cijfers uit de monitor maken inzichtelijk dat de algehele trend op het gebied van het bewegingsonderwijs
in het afgelopen jaar niet positief is. Inmiddels is een aantal maatregelen genomen waarvan een positieve
uitwerking wordt verwacht, zoals het sluiten van het Nationaal Sportakkoord, de intensivering van de Brede
Impuls Combinatiefuncties, en de werkdrukakkoorden. Uit een peiling van de PO-Raad blijkt dat 43 procent
15 Regioplan, Enquête Bestuursakkoord PO – tabellenrapport 2019
0%
20%
40%
60%
80%
100%
2015 2016 2017 2018 2019 2020
Aandeel scholen dat minimaal 2 lesuren bewegingsonderwijs geeft per week
0%
20%
40%
60%
80%
100%
2015 2016 2017 2018 2019 2020
realisatie ambitie
Aandeel scholen waar 100 procent van de lesuren bewegingsonderwijs door een bevoegde leerkracht wordt gegeven
13
van de scholen de werkdrukmiddelen (deels) inzet voor een vakleerkracht. Dit leidt naar verwachting vanaf
volgend jaar tot meer bewegingsonderwijs. Ook is voor de jaren 2019 en 2020 weer een subsidieregeling
opengesteld die groepsleerkrachten in staat stelt hun bevoegdheid voor het bewegingsonderwijs te behalen;
in voorgaande jaren is deze regeling volledig uitgeput; tot april 2019 is deze beurs 531 keer aangevraagd.
Naast deze acties wordt onderzoek uitgevoerd naar de knelpunten en slaagfactoren om de gemaakte
afspraak over het aantal uur bewegingsonderwijs te realiseren. Hierbij wordt expliciet gekeken naar hoe
deze knelpunten en slaagfactoren zich verhouden tot de regio waarin de school zich bevindt. Op basis van
dit onderzoek kan het gesprek met en tussen gemeenten en schoolbesturen naar verwachting beter worden
gevoerd om eventuele knelpunten voor het realiseren van de gemaakte afspraken omtrent
bewegingsonderwijs weg te nemen. Daarnaast willen VWS en OCW, mede in lijn met de aanbevelingen van
het advies ‘Plezier in Bewegen’, binnen de bestaande financiële en wettelijke kaders de samenwerking op
lokaal niveau versterken tussen gemeenten, scholen en sportverenigingen om het lokale sport- en
beweegklimaat duurzaam te verbeteren. Dit vindt plaats in het kader van de uitwerking van het gesloten
Sportakkoord en Nationaal Preventieakkoord. Binnen het Preventieakkoord heeft ook een intensivering
plaatsgevonden van Jongeren op Gezond Gewicht (JOGG), een programma dat als opdracht heeft om op
lokaal niveau gemeenten, scholen en sportverenigingen te verbinden.
top related