amputatie van een onderste lidmaat

18
1 AMPUTATIE VAN EEN ONDERSTE LIDMAAT Met deze brochure willen we u wegwijs maken in het proces die u zal ondergaan bij een amputatie. Hebt u nog vragen, dan kan u bij uw behandelende arts, uw verpleegkundig consulent sarcomen/bottumoren of bij uw poliverpleegkundig terecht. 1. Het amputatie niveau 2. De operatie 3. De opname op de verpleegafdeling 4. Risico’s en complicaties 5. Wondherstel en revalidatie 6. Kinesitherapie 7. Ergotherapie 8. Ontslag uit het ziekenhuis 9. Revalidatie 10. Het terug behalen van rijvaardigheid 11. Een overzicht van websites en patiëntenverenigingen

Upload: others

Post on 11-Nov-2021

4 views

Category:

Documents


0 download

TRANSCRIPT

Page 1: AMPUTATIE VAN EEN ONDERSTE LIDMAAT

1

AMPUTATIE VAN EEN

ONDERSTE LIDMAAT

Met deze brochure willen we u wegwijs maken in het proces die u zal ondergaan bij

een amputatie. Hebt u nog vragen, dan kan u bij uw behandelende arts, uw

verpleegkundig consulent sarcomen/bottumoren of bij uw poliverpleegkundig terecht.

1. Het amputatie niveau

2. De operatie

3. De opname op de verpleegafdeling

4. Risico’s en complicaties

5. Wondherstel en revalidatie

6. Kinesitherapie

7. Ergotherapie

8. Ontslag uit het ziekenhuis

9. Revalidatie

10. Het terug behalen van rijvaardigheid

11. Een overzicht van websites en patiëntenverenigingen

Page 2: AMPUTATIE VAN EEN ONDERSTE LIDMAAT

2

1. Het amputatie niveau

Een amputatie is een ernstige, onherroepelijke ingreep. Ook voor een chirurg is het

heel moeilijk om het besluit tot amputatie te nemen. Het is een ingreep die alleen

uitgevoerd wordt als het echt niet anders kan. De chirurg bekijkt zorgvuldig in overleg

met de revalidatiearts wat het beste amputatieniveau is. De plaats van amputeren

is namelijk bepalend voor het functioneren in de toekomst, met een prothese. In een

voorbereidend gesprek bespreekt u met de chirurg en/of de revalidatiearts welke

opties voor u mogelijk zijn.

Beenamputaties kunnen op zes niveaus uitgevoerd worden.

De amputatie kan gaan door:

de voet

het onderbeen

de knie

het bovenbeen

de heup

het bekken

De drie meest voorkomende amputatieniveaus zijn de onderbeenamputatie, de knie-

exarticulatie en de bovenbeenamputatie. De basisprincipes voor de behandeling na

de operatie zijn bij alle amputaties vergelijkbaar.

Page 3: AMPUTATIE VAN EEN ONDERSTE LIDMAAT

3

Bovenbeenamputatie (transfemorale amputatie)

Deze amputatie is afhankelijk van de tumorlokalisatie, hoe meer bot/lengte

bewaard kan worden, hoe beter.

Traplopen en buitenhuis lopen met een prothese is vaak mogelijk. Sommige

mensen maken daarbij gebruik van een hulpmiddel (wandelstok of kruk).

Stappen kost wel meer energie, uw mogelijkheden worden wel mede bepaald

door uw algemene toestand.

Amputatie door de knie (knie-exarticulatie)

Dit is een amputatie door het kniegewricht. Het onderbeen wordt als het ware

van het bovenbeen gescheiden. Op die manier bekomt men een lange

amputatiestomp met goede mogelijkheden om een prothesekoker aan op te

hangen. Een nadeel is dat de protheseknie lager staat dan de gezonde knie

van het andere been. De instrumentenmaker zal onder de stomp een

protheseknie moeten plaatsen. U krijgt als het ware een verlengde knie en dus

een verlengd bovenbeen. Dit is vooral te zien als u zit. Door het onderste deel

van de prothese hieraan aan te passen, zorgt de instrumentenmaker ervoor

dat de beide benen uiteindelijk even lang zijn.

Onderbeenamputatie (transtibiale amputatie)

Deze amputatie komt het meest voor. Het niveau van de amputatie wordt

bepaald door het letsel en de conditie van uw been. Bij deze amputatie kunt u

in principe deelnemen aan alle activiteiten van het dagelijks leven: stappen

met een prothese zonder hulpmiddel (wandelstok of kruk), traplopen en ook

sporten (afhankelijk van de prothesevoet!).

Page 4: AMPUTATIE VAN EEN ONDERSTE LIDMAAT

4

2. De operatie

Bij een operatie is het belangrijk dat er een zo goed mogelijke stomp wordt

gevormd, stevig en geschikt voor het lopen met een prothese. De ingreep vindt zo

plaats dat na de amputatie de huid rond de wond kan worden dichtgevouwen.

De chirurg vormt met huidsneden twee huidflappen. Deze worden zo gemaakt dat de

ene langer is dan de andere. Hierdoor kan de langere huidflap, over het kortere

gelegd worden. De spieren worden vervolgens op een hoger niveau doorgesneden

en het bot wordt tenslotte weer iets hoger afgezaagd.

Hiermee ontstaat een stomp. De bloedvaten worden afgebonden en de zenuwen

worden zo hoog mogelijk doorgesneden. Hiermee wil men voorkomen dat de

zenuwen in het littekenweefsel bekneld raken, waardoor hevige pijn kan optreden.

De huid met het onderliggende weefsel wordt vervolgens gesloten.

De ingreep duurt afhankelijk van de plaats 1 à 2 uur.

DE VOORBEREIDING

De arts bespreekt de operatieprocedure van tevoren met u. Tijdens dit gesprek legt

de arts onder meer uit op welke plaats de amputatie zal plaatsvinden. Deze plaats

wordt bepaald door de locatie van de weefselschade en door de prothese die na de

amputatie moet worden aangemeten.

Een goede voorbereiding is van levensbelang:

Het overlopen van al de thuismedicatie met de chirurg, indien u

bloedverdunnende medicijnen gebruikt zal met de chirurg overlegd worden

hoe lang u voor de ingreep met deze medicijnen moet stoppen.

Zorgen voor een zo goed mogelijke conditie.

Om uitgerust te zijn voor de operatie is het belangrijk dat u van tevoren

gezond eet, een goede nachtrust en voldoende ontspanning heeft.

Indien u rookt zal u met drang gevraagd worden om te stoppen. Roken

vertraagt de wondgenezing, wat vooral bij een amputatie erg belangrijk is.

Page 5: AMPUTATIE VAN EEN ONDERSTE LIDMAAT

5

Er wordt aangeraden om losliggende tapijten tijdelijk te verwijderen om

valaccidenten te voorkomen.

U hebt een gesprek met de revalidatiearts die u na de operatie begeleidt bij het

omgaan met de prothese. Zo wenselijk kan gevraagd worden of een gesprek met

een lotgenoot mogelijk is.

Psychologische begeleiding kan nuttig zijn aangezien een amputatie een

ingrijpende gebeurtenis is, echter noodzakelijk en in vele gevallen levensreddend u

kunt praten met de oncologieverpleegkundige op het verpleegkundig oncologisch

spreekuur over de psychische belasting die de ingreep met zich meebrengt.

Een amputatie is een chirurgische ingreep met een verminkend effect voor de

patiënt. Het verlies van een lidmaat is één van de schokkendste ervaringen die een

mens kan overkomen. De acceptatie van het verlies van een lichaamsdeel wordt

vaak vergeleken met een rouwproces. Iedereen verwerkt de amputatie op zijn manier

en dat heeft tijd nodig. Het is letterlijk en figuurlijk zoeken naar een nieuwe balans in

uw leven.

U kunt ook begeleiding krijgen van een medische psycholoog of een

maatschappelijk werker als u daar behoefte aan heeft.

3. De opname op de verpleegafdeling

WAT BRENGT U MEE NAAR HET ZIEKENHUIS?

Als u medicijnen gebruikt vragen we u om deze in hun originele verpakking

mee te nemen.

Indien u nog resultaten van onderzoeken heeft gelieve deze mee te

brengen

Toiletgerief, handdoeken, nachtkledij, gemakkelijke gesloten schoen,

krukken, anti-emboolkousen (indien u die heeft).

Page 6: AMPUTATIE VAN EEN ONDERSTE LIDMAAT

6

De dag van de opname meldt u zich aan op het afgesproken uur bij de opnamebalie

in K 12. Als de opname administratief in orde is, wordt u doorverwezen naar de

verpleegafdeling.

Dit kan zijn op:

9IA K12 Reumato - Orthopedie & Algemene Heelkunde

Hoofdverpleegkundige Franck Sophie

09/332 60 44

Op de verpleegafdeling meldt u zich aan bij het secretariaat, een verpleegkundige

brengt u naar uw kamer. Er is een opnamegesprek met de verpleegkundige waar de

thuismedicatie wordt overlopen en er gebeurt nog een bloedafname.

Uw arts heeft meestal op voorhand de nodige preoperatieve onderzoeken laten

uitvoeren. Indien niet wordt er de dag van opname voor gezorgd. Concreet betekent

dit dat er afhankelijk van uw leeftijd en van uw eventuele voorgaande

ziektegeschiedenis, een elektrocardiogram (hartonderzoek), een foto van de longen

en een bloedonderzoek gebeuren.

Vaak wordt u 48 uur voor operatie opgenomen omdat er een epidurale verdoving

gegeven wordt. Bij een epiduraal anesthesie wordt er een slangetje in de rug

geplaatst. Het slangetje wordt geplaatst, nadat de huid is ontsmet en kan tot een

paar dagen na de operatie gebruikt worden om er pijnstillende medicijnen door te

geven.

Op die manier zou de fantoompijn achteraf minder frequent zijn of in kracht

verminderen. U moet wel weten dat het geven van de epidurale anesthesie geen

garantie biedt tot het vermijden van fantoomgevoel/ pijn.

De verpleegkundige zal voor de operatie uw huid scheren rond het operatiegebied.

Verder krijgt u een injectie om bloedstolsels (trombose) te voorkomen. Deze

inspuiting krijgt u ook dagelijks na de operatie totdat u terug mobiel bent of tot het

moment dat de bloedverdunnende medicatie opnieuw goed is ingesteld.

Page 7: AMPUTATIE VAN EEN ONDERSTE LIDMAAT

7

U heeft nog een gesprek met de anesthesist die instructies zal geven over welke

medicatie de dag van de ingreep verder mag ingenomen worden. Indien u

slaapmedicatie wenst of ondersteuning om de angst te bedwingen op de dag van de

ingreep gelieve dit met de anesthesist te bespreken.

Rond 20u weet de verpleegkundige het vermoedelijke operatie uur, vanaf 24 u moet

u nuchter blijven, dit wil zeggen niet meer eten, drinken en roken.

DAG VAN DE INGREEP

Nagellak, make-up, contactlenzen, bril, gehoorapparaten, gebitsprotheses en

sierraden (ook piercings) mag u niet dragen tijdens de operatie.

Als u aan de beurt bent voor de operatie wordt u in uw bed naar de operatiekamer

gebracht. Daar krijgt u een infuus om vocht en medicijnen toe te dienen. De

anesthesist brengt u onder narcose, de operatie duurt 1 à 2 uur.

Na de operatie wordt u naar de PACU of ontwaakruimte gebracht.

U wordt een aantal uren verbonden aan bewakingsapparatuur die uw hartslag,

bloeddruk, temperatuur en ademhaling voortdurend controleert. U krijgt zo nodig

zuurstof toegediend.

U hebt een of meerdere infusen voor toedienen van vocht en medicijnen. Om de

pijn te bestrijden heeft u een pijnpomp via de ruggenprik of een morfinepomp via het

infuus. Als u door de narcose misselijk bent, krijg u daartegen ook medicijnen.

De chirurg heeft tijdens de ingreep een of meerdere drains geplaatst om wondvocht

en bloed af te voeren. De arts bepaalt wanneer de drains worden verwijderd.

Het kan zijn dat u een blaaskatheter heeft gekregen, omdat het soms moeilijk is om

te plassen na de operatie. Deze katheter mag na enkele dagen verwijderd worden.

De anesthesist beslist wanneer u naar de verpleegafdeling mag overgebracht

worden.

Page 8: AMPUTATIE VAN EEN ONDERSTE LIDMAAT

8

De PACU is gelegen op K12IC – 1ste verdiep

Bezoekuur is om 20 uur (15 minuten)

Max. 2 personen en kinderen onder de 14 jaar zijn niet toegelaten

Telefoonnummer PACU 09/332 63 00

Terug op de verpleegafdeling is de periode na de operatie gericht op het herstel van

de wonde en de ontwikkeling van de functies in het restant van het geamputeerde

lichaamsdeel.

Na de operatie is de wonde zorgvuldig afgedekt met een verband. Als u schrik heeft

voor de confrontatie met het litteken, kan u in overleg met de verpleegkundige een

tijdstip afspreken om dit samen te doen, eventueel met uw partner erbij.

De spieren moeten zich aanpassen aan de nieuwe situatie. Door te oefenen

voorkomt u dat u spierkracht kwijtraakt, die u later juist hard nodig heeft als u met

een prothese leert lopen.

De verpleegkundigen helpen u in het begin met wat u zelf nog niet kunt doen.

Langzaam maar zeker hebt u steeds minder hulp nodig.

4. Risico’s en complicaties

Bij iedere operatie is er kans op complicaties aanwezig.

Mogelijke complicaties zijn:

Nabloeding & bloedverlies

Door het grote wondgebied bestaat de kans op veel bloedverlies, daarom worden

de bloedwaarden gecontroleerd en indien nodig wordt bloed toegediend.

Infectie

Om een infectie te voorkomen wordt uit voorzorg antibiotica gegeven tijdens de

eerste 24 uur van de ingreep.

Page 9: AMPUTATIE VAN EEN ONDERSTE LIDMAAT

9

Als er na de operatie verschijnselen zijn die wijzen op infectie (koorts, roodheid,

warmte, ..) wordt uw bloed gecontroleerd. Een infectie kan meestal worden

bestreden met antibiotica.

Trombose

Trombose is een bloedstolsel in de bloedvaten. Om een trombose te voorkomen

krijgt u een aantal weken een antistollingsmiddel (spuitjes die dagelijks

onderhuids/subcutaan worden gegeven).

Decubitus of drukletsels

Decubitus is een beschadiging van de huid door verminderde weerstand en het

niet goed kunnen bewegen in bed (bijv. aan de stuit, de hiel van het niet

geopereerde been). Dit kan voorkomen worden door de hiel te laten zweven

alsook door u zo vlug mogelijk postoperatief te mobiliseren onder begeleiding van

de kinesist(e).

Dwangstand van de stomp

Het in een vaste stand gaan staan van heup- of kniegewricht door het inkorten

van de spieren en het gewrichtskapsel. Hierdoor nemen de

bewegingsmogelijkheden van het gewricht af. Voldoende pijnbestrijding en

voldoende strekken kunnen dit risico verkleinen.

Risico op verkorting van de heup- en kniebuigers

Dit kan voorkomen worden door buiklig van zodra mogelijk is. In geval van een

onderbeenamputatie geen kussens onder de knie leggen en gebruik maken van

een strekplank in zit.

Fantoompijn

Fantoompijn is zenuwpijn in het afwezige ledemaat, dit

betekent dat u pijn voelt in het gedeelte wat is geamputeerd.

Soms kan het gevoel verdwijnen door bijvoorbeeld ’s morgens

te bewegen met het geamputeerde lidmaat.

Page 10: AMPUTATIE VAN EEN ONDERSTE LIDMAAT

10

Ook kan veel en normaal lopen met de prothese de pijn verzachten. Er bestaan

medicijnen om fantoompijn te bestrijden of te verzachten.

5. Wondherstel en revalidatie

De amputatiestomp wordt na de operatie verbonden met

kompressen en een zwachtel tot een zogenaamd stompverband.

De stomp wordt dagelijks opnieuw verbonden en is in het begin

vanzelfsprekend gevoelig. Zwachtel 2 à 3 maal per dag, ook als u

denkt, dat de zwachtel nog goed zit. Laat de zwachtel ’s nachts

om.

Na een amputatie is “stompoedeem” een normaal verschijnsel. Oedeem is een

ophoping van (te veel) vocht in weefsels. Ernstig oedeem beïnvloedt de genezing

van de stomp nadelig. Door het aanwezige oedeem kan het aanmeten van een

definitieve prothese langer op zich laten wachten.

Zo er geen uitgesproken lekkage van de wonde meer is, wordt er overgestapt op een

tubigrip (elastische stompkous).

De tubigrip wordt steeds dubbel aangebracht tot iets boven de stomp, d.w.z. bij een

bovenbeenamputatie tot in de lies, bij een onderbeenamputatie tot iets boven de

knie.

Page 11: AMPUTATIE VAN EEN ONDERSTE LIDMAAT

11

Zodra mogelijk (afhankelijk van het aanwezige verbandmateriaal) zal er gestart

worden met het dragen van de liner. Een liner is een siliconen kous die in eerste

instantie dient om een goede vorm van de stomp te bekomen en in een tweede fase

kan gebruikt worden voor de ophanging van de prothese. Het dragen van een liner

wordt langzaam opgebouwd. Er wordt gestart met 15 à 30 min. in de voor- en

namiddag. Nadien doet u de tubigrip terug aan.

‘s Nachts wordt er het eerste jaar steeds geslapen met een tubigrip.

Een goede verzorging van de stomp voorkomt veel huidproblemen. Daarom dient

u de stomp dagelijks te wassen met een ongeparfumeerde, pH-neutrale zeep. De

huid moet daarna grondig maar voorzichtig worden gedroogd. Afdrogen met een

ruwe handdoek stimuleert de circulatie. Een droge schilferige huid kunt u inwrijven

met een vettige crème of amandelolie, enkel ’s avonds en niet voor het aandoen van

de liner!

Na het wassen kunt u de huid tevens met behulp van

een handspiegel controleren op wondjes, blaren, rode of

blauwe plekken.

Blaarvorming is het meest voorkomend huidprobleem dikwijls door de liner verkeerd

aan te doen. Wanneer blaarvorming aanwezig is, mogen de liner en de prothese

vaak tijdelijk niet gedragen worden.

Was de stompkousen die u in de prothese draagt regelmatig uit, zodat ze schoon en

vooral soepel blijven. Maak de zachte binnenkoker in mousse van de liner na het

dragen of iedere avond met koud water schoon, eventueel met een pH-neutrale

zeep. Dit is noodzakelijk ter voorkoming van het ontstaan van wondjes op uw huid en

huidirritatie.

Page 12: AMPUTATIE VAN EEN ONDERSTE LIDMAAT

12

6. Kinesitherapie

De kinesist(e) komt bij u langs om samen met u aan het herstel te werken.

Wat doet de kinesist(e) samen met u?

U leert opnieuw staan en uw evenwicht bewaren. Dit noemen we sta-

balanstraining.

U krijgt instructies over uw houding.

U leert om te lopen zonder prothese, maar met een hulpmiddel (het looprekje

of de krukken), van zodra dit mogelijk is.

U doet oefeningen om het andere been sterker te maken en om de armen

meer kracht te geven.

U doet oefeningen met de stomp om de beweeglijkheid en de spierkracht te

onderhouden en te verbeteren.

Afhankelijk van het soort amputatie dat u hebt ondergaan: doet u oefeningen

om verkorting van de spieren te voorkomen.

Omdat u een deel van het been mist, bent u onbewust geneigd de stomp omhoog te

houden. Hierdoor kunt u pijn krijgen of kan de knie of heupgewricht een dwangstand

gaan aannemen. Om dit te voorkomen moet u, als uw lichamelijke conditie dat

toelaat, twee keer per dag een half uur plat op uw rug of buik liggen.

Oefeningen met de kinesist(e)

Ruglig

Trek het niet-geamputeerde been maximaal op met de knie naar de borst en probeer

het geamputeerde been zoveel mogelijk tegen de grond te drukken. Wissel beide

benen af. Let op dat u recht blijft liggen en dat de stomp niet zijwaarts wegdraait.

Goed Fout

Page 13: AMPUTATIE VAN EEN ONDERSTE LIDMAAT

13

Buiklig

Leg onder het einde van de stomp een klein kussentje of opgerolde handdoek; bij

een onderbeenamputatie moet u dit net boven de knieschijf leggen. Houd beide

benen tegen elkaar en houd beide heupen op de onderlaag (vloer, matras). Draai uw

hoofd naar de niet geamputeerde zijde.

Goed Fout

7. Ergotherapie

Een ergotherapeut kan individuele training geven, u begeleiden naar een optimale

zelfstandigheid door dagelijkse activiteiten te trainen (ADL training), u leren om in- en

uit het bed te komen (transfertraining), u leren gebruik maken van hulpmiddelen

(rolstoeltraining), advies geven over rolstoelen (hulpmiddelenadvies) en aanleren van

functionele oefeningen vanuit zit en staand.

8. Ontslag uit het ziekenhuis

Voorbereiding op het ontslag

U kunt uw arts een aantal vragen stellen zodat u een duidelijker zicht krijgt op wat u

mag verwachten:

Hoe lang zal mijn opname duren?

Wat kan ik verwachten tijdens mijn herstelperiode?

Hoe lang zal dit herstel duren?

Zal er nog nabehandeling nodig zijn?

Zal ik bepaalde dingen niet kunnen doen als ik naar huis ga?

Page 14: AMPUTATIE VAN EEN ONDERSTE LIDMAAT

14

Heb ik bijkomende zorg of bepaalde hulpmiddelen nodig, zoals een aangepast

bed, krukken, looprek, rolstoel of andere?

Moet ik eerst verder herstellen in een revalidatiecentrum, hersteloord of

andere setting?

Vanuit de Sociale Dienst voor Patiënten kunt u bijstand krijgen bij het regelen van

heel wat persoonlijke en praktische zaken.

Vervoer en eventuele opvang thuis

Als u het ziekenhuis mag verlaten, is het belangrijk al op voorhand nagedacht te

hebben over uw vervoer naar huis (of thuisvervangend milieu).

Volgende vragen kunnen hierbij helpen:

Kan iemand u naar huis brengen?

Kan iemand aanwezig zijn als u thuiskomt?

Hebt u bijkomende hulp nodig thuis?

Bent u zelf hulpverlenend persoon voor uw partner of andere mensen in

uw omgeving?

Moet voor hen hulp georganiseerd worden?

Hulpmiddelen

Na uw verblijf in het ziekenhuis hebt u soms nood aan bijkomende hulpmiddelen die

u kunnen helpen bij de dagelijkse activiteiten. Die kunnen uw levenskwaliteit sterk

verbeteren. Als u geen trappen meer kan doen en uw slaapruimte bevindt zich op

een andere verdieping, kan u een ziekenhuisbed ontlenen. Als u krukken, een

looprek, een rolstoel of andere hulpmiddelen nodig hebt, is het belangrijk ervoor te

zorgen dat ze voor uw ontslag uit het ziekenhuis al ter beschikking zijn. Deze

hulpmiddelen zijn te verkrijgen bij de mediatheek van uw ziekenfonds.

Informatie kan bekomen worden via de sociale dienst en advies wordt gegeven door

de ergo van het revalidatiecentrum of sociale dienst mutualiteit.

Page 15: AMPUTATIE VAN EEN ONDERSTE LIDMAAT

15

Thuisverpleging en kinesitherapie

U kunt thuisverpleging aanvragen bij georganiseerde diensten of bij een zelfstandige

verpleegkundige uit uw buurt. Meer informatie over zelfstandige

thuisverpleegkundigen (lid van de Vlaamse beroepsvereniging voor zelfstandige

verpleegkundigen) vindt u op de website: www.verplegingthuis.be.

Voor adressen van thuisverpleegkundigen of kinesitherapeuten kan u ook terecht bij

uw huisarts, de sociale dienst van uw ziekenfonds, het OCMW of de sociale dienst

van het ziekenhuis.

9. Revalidatie

Als u denkt dat herstel thuis niet mogelijk is – omdat u alleen woont, uw omgeving u

onvoldoende hulp kan bieden of u denkt onvoldoende zelfredzaam te zijn – kan een

verblijf in een hersteloord, een revalidatiecentrum of een andere setting een

oplossing bieden. Vraag hierover het advies van uw arts. Een dergelijk verblijf moet

voor uw opname in het ziekenhuis aangevraagd worden om een vlotte overgang van

ziekenhuis naar een verlengde opname in een hersteloord, revalidatiecentrum, …

mogelijk te maken.

Voor een opname in het revalidatiecentrum UZ Gent komen enkel patiënten met

een bovenbeenamputatie en/of dubbele onderbeenamputatie in aanmerking. Alle

patiënten met een amputatie kunnen ambulant revalideren in het revalidatiecentrum

en worden zo nodig opgenomen op de locomotorische SP-revalidatie van het UZ

Gent.

Page 16: AMPUTATIE VAN EEN ONDERSTE LIDMAAT

16

De ziekenhuisbehandeling is klaar als de wonde aan het genezen is en de patiënt

naar huis mag. Maar op één been ziet de wereld er opeens heel anders uit: door een

amputatie is het leven in praktische en in emotionele zin sterk veranderd.

In het ziekenhuis heeft de revalidatiearts al beoordeeld hoe u het beste kunt worden

gerevalideerd: tijdens een opname in het revalidatiecentrum of via de ambulante

revalidatiebehandeling. Vaak volgt na een klinische opname nog een periode van

ambulante behandeling.

10. Het terug behalen van rijvaardigheid

Na uw amputatie wil u misschien opnieuw met de auto rijden. Omwille van de

amputatie bent u dan verplicht om naar het CARA (Centrum voor Rijgeschiktheid en

voertuig Aanpassing) te gaan. Volgens de wetgeving is een kandidaat verplicht om

zich te laten testen bij een aandoening van het bewegingsstelsel (waaronder een

amputatie hoort).

Het CARA bepaalt uw rijgeschiktheid met uw beperking door een gratis test. Deze

test is nodig voor alle motorvoertuigen waar een rijbewijs voor vereist is. U krijgt een

oogtest (standaard) en zult met een testwagen van het CARA een rit maken. Tijdens

deze test wordt gekeken naar uw rijgeschiktheid, het is dus geen rijexamen.

Afhankelijk van uw beperking en uw vaardigheden kan het CARA u een aantal

voorwaarden, beperkingen of aanpassingen voorstellen.

Er is een wachttijd van ongeveer 2 maanden, de testauto komt (niet altijd!) naar het

UZ Gent om deze proef af te leggen. Voor een brommer/moto/vrachtwagen moet u

naar Brussel gaan.

Nadien mag u zelf rijden en bent u verzekerd van zodra het rijbewijs is aangepast en

eventuele noodzakelijke aanpassingen aan het voertuig zijn gebeurd. De

revalidatiearts kan u hierbij begeleiden (papieren in te vullen door kandidaat en

arts,….).

Page 17: AMPUTATIE VAN EEN ONDERSTE LIDMAAT

17

11. Een overzicht van websides en patiëntenverenigingen

OVERZICHT VAN WEBSITES EN PATIENTENVERENIGINGEN

Verenigingen voor mensen met een handicap

www.kvg.be

www.vfg.be

Sport

www.anvasport.com

www.casvzw.be

www.sporta.be/towalkagain

www.vlg.be

Hulpmiddelen

www.vlibank.be

www.handy-wijzer.nl

www.practicomfort.nl

www.dyadis.org.

www.hachiko.org

CARA

www.bivv.be

Page 18: AMPUTATIE VAN EEN ONDERSTE LIDMAAT

18

___________________

Referenties:

Het multidisciplinair team sarcomen en bottumoren UZ Gent

Hospitalisatie afdeling Reumato - Orthopedie & Algemene Heelkunde (9IA K12)

Verantwoordelijke uitgever: Oncologisch Centrum UZ Gent. April 2015.

Deze brochure werd enkel ontwikkeld voor gebruik binnen het UZ Gent. Alle rechten voorbehouden. Niets uit

deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar

gemaakt, in enige vorm of op enige wijze zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van het Oncologisch

Centrum UZ Gent.

De chirurg bekijkt zorgvuldig in overleg met de revalidatiearts wat het beste

amputatieniveau is

Bij een operatie is het belangrijk dat er een zo goed mogelijke stomp wordt

gevormd, stevig en geschikt voor het lopen met een prothese.

Vaak wordt er 48u voordien epidurale verdoving.

Mogelijke complicaties zijn; infectie, bloedverlies, decubitus, trombose,

dwangstand van de stomp, fantoompijn/gevoel, …

Na operatie wordt er een stompverband aangelegd, die nadien vervangen

wordt door een tubigrip om uiteindelijk te starten met het dragen van een

liner.

De kinesitherapeut, ergotherapeut, revalidatiearts, … staan in voor de verdere

revalidatie.

Aanpassing rijbewijs CARA