archiprix 2012-2013

25
ARCHIPRIXSELECTIE IKTINOSPRIJS

Upload: rotterdamse-academie-van-bouwkunst

Post on 06-Apr-2016

224 views

Category:

Documents


0 download

DESCRIPTION

Archiprix is dé wedstrijd voor de beste afstudeerplannen van Nederland. Elk jaar sturen de Nederlandse masteropleidingen met de afstudeerrichtingen architectuur, stedenbouw en landschapsarchitectuur hun beste afstudeerplannen in voor Archiprix. Dit boekje toont alle afstudeerprojecten van 2012-2013 waaruit 3 plannen geselecteerd zijn door de Academie voor de Archiprix NL 2014.

TRANSCRIPT

Archiprixselectie iktinosprijs

rotterDAMse

AcADeMie VAn BoUW

kUnst 2014

WWW.rAVB.nl

[email protected]

GriD

inDe

x

AcADeMieGeBoUWDirectiekADe

iktinosArchiprix

REFLECTIE OP HET AFSTUDEERWERK 2012-2013DOOR ERIC-JAN PLEIJSTER

AFSTUDEERWERK UIT HET STUDIEJAAR 2012-2013

DE ACHTERKANTVAN DE STAD

ARCHIPRIX

P.17

P.03

jUrYrApport

Archiprix 2014

3

De Rotterdamse Academie van Bouwkunst heeft drie afstudeerprojecten uit het academisch jaar 2012-2013 geselecteerd voor deelname aan de Archiprix 2014. De selectiecommissie bestond uit stafl eden van de Acade-mie. Sinds enkele jaren wordt de winnaar van de Maaskantprijs uitgenodigd om als extern jurylid deel te nemen aan de selectie. Dit jaar was dat landschaps-architect Eric-Jan Pleijster, medeoprichter en partner van Lola Landscape Architects, winnaar van de Rotter-dam-Maaskantprijs voor Jonge Architecten 2013.

Er waren 10 afstudeerprojecten van de masteropleiding architectuur en 4 projecten van de masteropleiding ste-denbouw aangemeld. Bij de beoordeling is conform de Archiprix-eisen gelet op de analyse van de opgave; de conceptuele kracht van het plan; de ruimtelijke kwa-liteit van het ontwerp in combinatie met een zorgvul-dige inzet van middelen; de verantwoording in beeld en geschrift en de samenhang tussen deze elementen. Die samenhang is van belang omdat de afgestudeerde daarmee aantoont het totale proces te beheersen waar-bij het in de opgave gestelde probleem naar een pas-sende ruimtelijke oplossing vertaald wordt.

In het licht van deze elementen omvatten de criteria die gehanteerd zijn bij de selectie het tentoongespreide vermogen om vanuit een scherp geformuleerde vraag-stelling, concept en programma te vertalen in een cohe-rent ruimtelijk ontwerp en dit ontwerp uit te werken in architectonische of stedenbouwkundige termen, als-mede het vermogen om kritisch te refl ecteren op de consequenties van de gemaakte (ruimtelijke) keuzes.

De volgende drie geselecteerde afstudeerprojecten zijn allen met een grote meerderheid van de stemmen verkozen. ‘Leerlandschap voor genetisch onderwijs’ van Eef-Jan Boon, ‘Met water stad maken’ van Jens Jorritsma en ‘Gecontroleerde leefwereld, Ontwerp voor een resocialisatie gevangenis’ van Arnold van Ouwerkerk.

4

Genetisch onderwijs heeft een duidelijk pedagogisch ideaal; vanuit de waarneming leren in de diepte en tegelijkertijd in de breedte. Hierdoor wordt de samenhang ervaren van de brede context waarin onder-werpen staan. Onze omgeving vormt de materiële context waarin het leven bete-kenis krijgt. Deze context communiceert culturele waarden en stuurt het gedrag en de waarneming. Een leeromgeving is dus van belang, temeer daar kinderen leren middels alle zintuigen. Architectuur kan het pedagogisch ideaal mogelijk maken

door voorwaarden te scheppen waarbin-nen deze samenhang zichtbaar wordt.

Mijn mening is dat schoolgebouwen veel poreuzer moeten zijn door een ruimtelijke verweving tussen binnen en buiten. Hier-door ontstaan bestemmingen, afstand, licht, lucht en integratie van natuur. Hier-door ontstaan de tussenruimten die ook voor onderwijs van belang zijn. Dan staat niet het gebouw centraal, of erger, het lokaal, maar de omgeving, het leer-landschap.

leerlAnDschAp Voor Genetisch onDerWijs

Door eeF-jAn Boon (ArchitectUUr)

5

De school is een hybride tussen een werkplaats en een interactief museum. Ruimtelijk vindt het onderwijs plaats in domeingebieden en hoven. Hierbij is een typologie ontwikkeld die zowel de buiten,- als binnenruimten als gelijk-waardige onderwijskundige ruimten een plek biedt. Langs een centrale ex-positieroute, die als ruggengraat fungeert, ontvouwen zich de verschillende domeinhuizen (zoals het huis van de aarde, het huis van de wetenschap, het huis van de kunst). Hiermee wordt samenhang inzichtelijk uit de opbreng-sten van het onderwijs. Buiten voert dit meanderende pad op maaiveld de leerlingen langs de verschillende hoven. Op stedenbouwkundig niveau verbindt het de Raam met de Vest als semi publieke route over de site.

Het plan kent twee hoofdzakelijk drie materialen; hout, beton en glas. Hiermee ontstaat een contrast tussen warm en koud, natuurlijk en kunstmatig, hard en zacht, gegroeid en gegoten.

De combinatie van een poreuze typologie van hoven en domeinhuizen, de verbindende expositieroutes die zowel de hoven als de huizen met elkaar verbinden en de ruimtelijke organisatie binnen de domeinhuizen vormen het ruimtelijk model waarin het pedagogisch ideaal versterkt wordt.

6

jUrY

Vanuit het perspectief van het genetisch onderwijs, dat een duidelijk ideaal doel heeft, namelijk leren vanuit de waarneming in zowel de diepte als de breedte, heeft de ontwerper een ‘nieuw schoolgebouw’ ontworpen. Het is een herdefi nitie van een onderwijsconcept, een nieuwe leeromgeving (een leerlandschap). Inhoudelijk is het ontwerp radicaal in haar pedagogische en onderwijskundige uitspraken, en kritisch naar de hedendaagse onderwijs-praktijk en de fysieke vertaling daarvan in schoolgebouwen. De typologie van het gebouw is, met zijn onderwijsruimten die verbonden worden door middel van een openbare route op de begane grond en een private route op de 1e verdieping, bijzonder te noemen. Het onderwijs vindt plaats in zowel binnen- als buitenruimten die zijn gelegen langs een centrale expositie route. Het complex toont zich in eerste instantie wat afstandelijk naar de omgeving maar door de openbare verbindingsroute is het toch weer onderdeel van het stedelijk weefsel. Dit sluit aan bij de visie op onderwijs. Ook het gebruiken van drie hoofdmaterialen - hout, beton en glas - is hier ondersteunend aan. Er ontstaat zo het gewenste contrast tussen natuurlijk en kunstmatig, warm en koud. Alles bij elkaar een overwogen en consistente doorvoering van het concept met als resultaat een bijzonder onderwijsgebouw.

7

Wat doe je als stedenbouwer als je geen steden meer kunt bouw-en? Hoe krijg je in de bestaande stad ontwikkelingen op gang? En wie maakt dan eigenlijk de stad? ‘Met water stad maken’ probeert op deze vragen antwoord te geven en maakt daarbij gebruik van een actueel thema, de wateropgave. In deze water-opgave liggen kansen voor de stedenbouw om haar werkveld te verbreden.

Wereldwijd zijn talloze voorbeelden te vinden van oplossingen die kunnen bijdragen aan een meer duurzame omgang met water en tegelijkertijd een meerwaarde kunnen leveren aan de stad. Oplos-singen die water ervaarbaar en bruikbaar maken en die sociale, ecologische en recreatieve kansen bieden. Deze verschillende op-lossingen zijn vertaald naar een set kanskaarten; stedenbouwkun-dige instrumenten die variëren in schaal, waterhuishoudkundig effect en functie voor de stad.

Met WAter stAD MAken

jens jorritsMA (steDenBoUW)

8

Als case is gekozen voor de stempelwijk Pendrecht, toonbeeld van de na-oorlogse maakbare stad en tegenwoordig één van de knuffelwijken van Rotterdam. Interessant vanwege haar overdaad aan collectieve ruimte; grote lappen groen die er veelal verlaten bijliggen. Juist die overdaad aan ruimte biedt een fantastische kans om met een heel scala aan kanskaarten aan de slag te gaan in de wijk en van Pendrecht een nieuw stuk waterstad te maken. Hiervoor is een strategie bedacht waarbij zelfred-zaamheid van huidige en toekomstige bewoners van de wijk voorop staat.

De basis voor het voorstel is de bouwsteen van Pendrecht, het stempel, van waaruit een scenario wordt geschetst waarbij bewoners zich in de loop der tijd de collectieve ruimte van de wijk toe kunnen eigenen. Wat begint bij een tuintje met een regenton wordt uit-gebreid naar drie strategieën op stempel-schaal en vervolgens naar een complete waterrijke transformatie van het gehele raamwerk van Pendrecht. Het resultaat is een toekomstbeeld waarin nieuwe vormen van gebruik van de collectieve ruimte hand in hand gaan met een slimme benadering van water.

9

10

jUrY

Door het hoofdthema - de wateropgave - in te zetten als antwoord op actu-ele vragen (Wat doe je als ontwerper als er geen stad meer wordt gebouwd? Hoe kunnen in een bestaande stad ontwikkelingen op gang gebracht worden? Wie maakt dan uiteindelijk de stad?), brengt de ontwerper de kansen voor de stedenbouw, vanuit het perspectief water, in beeld. Vanuit een set kans-kaarten, die de ontwerper gedefi nieerd heeft op basis van oplossingen waar-door water beter ervaarbaar en bruikbaar wordt en waardoor de sociale, ecologische en recreatieve mogelijkheden getoond worden, weet de ontwer-per een strategie op te stellen om antwoord te geven op de gestelde vragen.

Het is daarmee een strategie van deze tijd geworden. Dit alles wordt beves-tigd door de kanskaarten toe te passen, of eigenlijk: te testen, op Pendrecht. De testcase leidt tot een rijk en zeer overtuigend voorstel dat geen afbreuk doet aan kwaliteit van de stempel. Met behulp van de kanskaarten kan Pendrecht een nieuw stuk waterstad worden, waarin gelaagdheid dankzij de benadering vanuit de wateropgave ontstaat. Het zijn deze extra lagen die de verbeterslag inkleuren: het ontwerp richt zich op verschillende in de wijk spelende thema’s zoals het omgaan met de cultuurhistorie van de ‘stempel’, en de daarbij horende ‘top down’ benadering, en relateert deze aan verschillende manieren om via de stedenbouw een ‘bottom up’ benade-ring te faciliteren. Daarmee is een geloofwaardig toekomstbeeld voor deze wijk geschetst.

11

In veel gevangenissen ontbreekt het aan voldoende daglicht. Gevangenen komen er nauwelijks buiten en de gebouwen heb-ben een troosteloze en eenvormige uitstra-ling. Het zijn vaak ongezonde gebouwen die niet zijn ingericht op resocialisatie. In mijn ontwerp probeer ik de vraag te beant-woorden hoe in een gevangenis een zo ge-zond mogelijke leefomgeving kan worden gecreëerd voor de gedetineerden, zonder dat het gebouw zijn functie verliest. Het gebouw balanceert tussen twee uitersten: beveiliging en humanisering. Enerzijds

bevat het de pragmatische elementen die nodig zijn om mensen op te sluiten en de veiligheid binnen het gebouw te waarbor-gen. Anderzijds bevat het zoveel mogelijk elementen die zorgen voor een gezonde en genormaliseerde leefomgeving.

De gevangenis is ontworpen als een mini-samenleving waar gedetineerden een zo normaal mogelijk leven moeten kunnen leiden, vergelijkbaar met het leven in de vrije buitenwereld.

GecontroleerDe leeFWerelD, ontWerp Voor een resociAlisAtie-GeVAnGenis

ArnolD VAn oUWerkerk (ArchitectUUr)

12

Het gebouw bestaat uit een verzameling van losse volumes met verschillende af-metingen, vergelijkbaar met het stedelijk weefsel van een dorp of stad. Deze volu-mes zorgen voor een kleinschalige uit-straling en lijken ogenschijnlijk losjes georganiseerd. Ieder volume heeft haar eigen functie. Zo is er bijvoorbeeld een arbeidscluster, een activiteitencluster en een dienstencluster.

Elk cluster heeft haar eigen buitenruimte met een specifi eke identiteit en uitstraling. Deze patio’s vormen samen een netwerk.

Gangen ontbreken in het domein van de gevangene. De gevangenen gaan door de buitenlucht naar hun werk of sportgele-genheid. De patio’s zorgen er voor dat de gedetineerden meer buiten komen, wat de ontspannen sfeer in de gevangenis ten goede komt. Ook zorgen ze voor zicht en daglicht en bieden ze oriëntatie binnen het gebouw. Centraal in het gebouw is als extra routing een controlelus aangebracht. Deze maakt het mogelijk om goederen effi -ciënt te verdelen en om een snel te kunnen ingrijpen bij eventuele calamiteiten.

13

14

Vanuit de - uit het onderzoek gedestilleerde - constatering dat het gevolg van wisselende maatschappelijke opvattingen over detentie tot een grote wispelturigheid leidde in het bouwen en slopen van gevangenissen, is als antwoord hierop een ‘resocialisatie gevangenis’ ontworpen. De ontwerper heeft een duidelijke stelling genomen door te kiezen voor resocialisatie in plaats van repressie.

Het programma is goed doordacht en zit ruimtelijk knap in elkaar, waarbij een evenwicht is gevonden tussen beveiliging en humanisering. De resocia-lisatie vindt binnen het gebouw (of beter: de mini-stad) plaats: er zijn voor de groepen die in een andere fase van het resocialisatieproces zitten ver-schillende binnenpleinen ontworpen. De ingewikkelde logistiek van de verschillende stromen van bewonersgroepen en bezoekers is slim opgelost. De schijnbare vanzelfsprekendheid waarmee het complexe programma is georganiseerd, rekening houdend met de vereisten afkomstig uit de richtli-jnen en regels voor gevangenissen, is bewonderenswaardig. Er is een hoge mate van ruimtelijkheid nagestreefd om het benauwende van een gevange-nis zoveel mogelijk weg te laten vallen. De architectuur sluit hierbij aan. Een geslaagd ontwerp.

jUrY

15

Eric-Jan Pleijster studeerde Landschapsarchitectuur in Wageningen. In 2006 richtte hij samen met Peter Veenstra en Cees van der Veeken LOLA Landscape Architects op. Het bureau won in 2013 de Maaskant-prijs voor Jonge Architecten.

eric-jAn pleijster (lolA lAnDscApe Architects)

De AchterkAnt

VAn De stAD

17

Toen ik zelf nog studeerde hadden landschapsarchitecten een grote belangstelling voor de stad. In de stad gebeurde het, dáár waren de grote projecten, daar was de vernieuwing, daar werd kwaliteit ge-maakt. Het was de tijd dat het Schouwburgplein opgeleverd werd en in alle architectuurboeken en -bladen stond, de tijd dat luxe VINEX-wijken werden aangelegd met geld van projectontwikkelaars. De interesse van mijn medestudenten Landschapsarchitectuur in de stad was dus niet vreemd.

Maar dat was niet het enige: de stad was de wereld van architecten en stedenbouwkundigen, en vrijwel een nog onontgonnen terrein voor landschapsarchitecten. Het werk van architecten in de stad was in-drukwekkend, het was groots en vernieuwend, kenmerkend voor die tijd. Architecten hadden een zekere bravoure die bij landschaps-architecten nog leek te ontbreken. Het was de tijd van de Superdutch.

ron VAn loGheM - SLOTERDIJK CENTRUM

18

Tegenwoordig lijkt het soms wel de omgekeerde wereld. De zeepbel van de vastgoedwereld is na 2008 uiteengespat. Er wordt nauwelijks meer gebouwd, projectontwikkelaars hebben hun projecten stilgezet. Er is een voorzichtig herstel, maar de consequenties voor architecten zijn enorm geweest, de bravoure is er vanaf. De omzet van architec-ten is sinds de crisis gehalveerd, net als het aantal werknemers per bureau. En, dankzij het grote aantal nieuwe zelfstandigen zonder personeel, is tegelijkertijd het aantal architectenbureaus verdubbeld.

Ook landschapsarchitecten hebben last van de crisis gehad, maar in mindere mate. In tegenstelling tot het de stedelijke projecten gaat veel van het werk in het landschap gewoon door. Het is werk dat wordt betaald door overheden: vaak gaat het om projecten in een combinatie met de aanleg van nieuwe wegen, met de ontwikke-ling van nieuwe recreatiemogelijkheden, of de aanleg van nieuwe natuurlijke verbindingen. Tegelijkertijd is de interesse van burgers en consumenten in de natuur en het landschap toegenomen, door een hoger milieubewustzijn en de fi nanciële crisis.

Niet verwonderlijk dus dat de architectenbranche zich de afgelopen jaren steeds op het landschap is gaan richten. Vormde landschap een tiental jaar geleden nauwelijks een begrip binnen de architectuur en stedenbouw, tegenwoordig ontwerpen architecten zelf aan het land-schap. Enerzijds is dit natuurlijk een vorm van overlevingsdrang. Anderzijds denk ik dat ook architecten, net als de burgers en consu-menten, de waarde van landschap en natuur meer zijn gaan begrijpen. Dat is iets wat ik dagelijks in het werk ervaar, en dat zie ik als iets goeds, al begeven architecten zich op ‘ons’ terrein.

Hoe gaat een academische opleiding architectuur en stedenbouw hier mee om, is daar iets van te merken? En in hoeverre zijn studenten al verbonden met het werkveld, weten zij wat er buiten de muren van de academie speelt? Uit de het afstudeerwerk van de studenten aan de Rotterdamse Academie van Stedenbouw en Architectuur blijkt dat de meeste studenten een voorliefde hebben voor het gebouw, het bouw-blok en de wijk. Er zijn projecten over waterwijken, bibliotheken, gevangenissen, fabriekshallen, stations en scholen. Vanzelfsprekend wellicht, want is dat niet de kern van architectuur en stedenbouw?

19

Op een uitzondering na spelen alle voor de Archiprix 2014 geselec-teerde projecten in de stad, of hebben de projecten een prominente plek in het stedelijk weefsel. Geen enkel project heeft 100% landelijk gebied als speelveld: geen dorpen, gehuchten en boerderijen als onder-werp van studie, of bezoekerscentra, campings, strandtenten of uit-kijktorens als onderwerp van ontwerp. Ja, natuurlijk: er zijn projecten tussen de inzendingen met landschappelijke aspecten en uitgangs-punten. Zo laat Jens Jorritsma (Stedenbouw) in Met Water Stad Maken met een rijk plan zien dat Pendrecht met meer water veel aantrekkelijker en duurzamer kan worden. Roos Limburg introdu-ceert in Yoff Urbain de boom als ontmoetingsplek, en Jos Hartman gebruikt in Carnisse Verbonden de typologie Carnisse Plantage om dit stadsdeel beter aan Rotterdam te hechten.

roos liMBUrG - YOFF URBAIN

20

jos hArtMAn - CARNISSE VERBONDEN

pinAr BoZoGlAn - GALATA CULTURAL PRODUCTION CENTER

21

FreDDie slot - REGENERATION

kees BesterVelD - CULTUURPASSAGE ROTTERDAM KARELDOORMANSTRAAT

22

GABrielA kopAcikoVA - CULTURAL PLATFORM KATENDRECHT

Ook de regionale schaal wordt aangeraakt: Re-Adressing the Layered Landscape van Rob Wouters (Stedenbouw) gaat in op de problema-tiek van Belgische corridorontwikkeling en lintbebouwing. Toch zijn dit projecten die het landschap benaderen vanuit een stedelijk per-spectief: hoe het landschap gebruikt kan worden om de stad aantrek-kelijker te maken. Maar hoe kan het landschap mooier gemaakt wor-den door middel van architectuur en stedenbouw? Zoals ik als student Landschapsarchitectuur destijds met lonkende ogen naar de stad keek, zo kijken studenten architectuur en stedenbouw blijkbaar nog niet naar het landschap, dat is nog steeds de achterkant van de stad.

23

BArt MAchielsen - BIBLIOTHEEK

24

jUrGen reichArDt - EEN NIEUWE OVERGANGSRUIMTE

De wereld is dus nog niet helemaal omgekeerd, zoals ik even dacht. Waarom is dat? Hebben de opgaven in het landschap als speelveld niet de bravoure om jonge architecten en stedenbouwkundigen te verleiden erin te ontwerpen? Wat dat betreft zitten er twee kanten aan Urban By Nature, het thema van de Internationale Architectuur Biënnale Rotterdam in 2014. Niet alleen is het standpunt dat we de globale milieuproblemen alleen kunnen oplossen als we eerst de pro-blemen van de stad oplossen, maar ook ons verstedelijkte platteland kan aan kwaliteit winnen door de bewuste en doordachte inzet van stedenbouw en architectuur.

25