backbone nl

33
Back kBone Opinie De ‘grande dame’ van onze economie Neelie Kroes Perspectief Rotterdam op #10 in New York Times Succes Topsport op topuniversiteit

Upload: erasmus-school-of-economics

Post on 05-Apr-2016

227 views

Category:

Documents


0 download

DESCRIPTION

BackBone Magazine, eerste uitgave Een magazine met opinies van en informatie over Erasmus School of Economics

TRANSCRIPT

BackkBone

OpinieDe ‘grande dame’ van onze economie Neelie Kroes

PerspectiefRotterdam op #10 in New York Times

SuccesTopsport op topuniversiteit

InhoudVoorwoord Een leider van morgen worden

Kunst Wat is de waarde?

Big Data Wat kunnen we er eigenlijk mee?

EFR Eén van de grootste verenigingen van Europa

Groeiagenda Prioriteiten en denkrichtingen

Slimme studenten Zijn ze mooier?

Fact & Figures Onze resultaten

Symptoombestrijding Regering houdt

begrotingstekort zelf in stand

Rutte op bezoek bij ECE Erasmus Centre for

Entrepreneurship

Consumptie Vallen we voor light en low-fat

verpakkingen?

Koning Willem-Alexander Opening

academisch jaar

Neelie Kroes De grande dame van onze

economie

Afscheidsinterview Onze Johannes Witteveen

Bankiersbonussen Verdienen betere prestaties

een hogere beloning?

Rotterdam Je bent er nog lang niet klaar

Topsport Baas op het water

Kredietbeoordelaar Blijf bij je leest

MVO Verbeter de wereld, meet de impact

Kort nieuws Stampende beats in de bieb

In de media

Studieaanbod Erasmus School of Economics

4

6

10

13

15

18

22

24

28

30

32

34

38

42

46

48

51

54

59

62

63

2

Bac

kBo

ne

Rotterdam:First-class architecture in the Netherlands’ second cityWaar moet je zijn? Lees verder op pagina 46

2

Bac

kBo

ne

3

Bac

kBo

ne

In aanwezigheid van minister van Financiën Jeroen Dijsselbloem vond

op 15 mei 2014 de afscheidsrede plaats van tweevoudig minister van

Financiën en voormalig IMF-topman prof.dr. Johan Witteveen (1921)

alsmede de presentatie van het boek over het leven van alumna en

eurocommissaris Neelie Kroes, getiteld ‘Neelie, brave meisjes schrijven

zelden geschiedenis’. Voor tal van prominenten, waaronder (oud-) politici

en bestuurders van o.a. De Nederlandsche Bank, het Centraal Planbureau,

de Algemene Rekenkamer, de Sociaal-Economische Raad, was het een

weerzien met hun Alma Mater, de Nederlandse Economische Hogeschool

(de voorloper van de huidige Erasmus Universiteit Rotterdam).

4

Bac

kBo

ne

V ergelijk dat eens met de maan, die er over vele jaren

nog hetzelfde uit zal zien. Ten tweede, mensen reage-

ren op economische prognoses (door econometristen

gemaakt) en institutionele veranderingen (denk aan de invoering

van de euro). Zij passen vaak op basis daarvan hun gedrag aan. Dit

in tegenstelling tot het weer: dat houdt geen rekening met voor-

spellingen. Ten derde lijkt iedereen wel een mening te hebben

over economische kwesties en kan een economisch onderwerp

tot verhitte discussie leiden. Dat geeft weer aan dat Economie en

Econometrie zeer boeiende disciplines zijn.

De wortels van de opleiding Economie in het Nederlandse on-

derwijs liggen in Rotterdam en gaan meer dan 100 jaar terug in

de tijd. In 1913 werd de Nederlandsche Handels-Hoogeschool

opgericht, de eerste academische opleiding in de Economie. De

bakermat van de opleiding Econometrie ligt ook in Rotterdam,

waar in 1956 het Econometrisch Instituut werd opgericht. Als de-

caan van Erasmus School of Economics ben ik er bijzonder trots

op om dit te kunnen zeggen.

Erasmus School of Economics richt zich nu al geruime tijd op

één discipline, namelijk Economie en Econometrie. We werven

toptalenten en ervaren academici, slepen onderzoekssubsidies in

de wacht en bieden alumni een podium om het verhaal van onze

school te vertellen. Belangrijker nog: wij vinden het van groot

belang dat onze wetenschappelijke medewerkers zowel onder-

EEN LEIDER VAN MORgEN WORDEN

De studies Economie en Econometrie zijn geen eenvoudige studies, maar desondanks erg populair. Dat komt omdat Economie het gedrag van

mensen en organisaties bestudeert. En dat gedrag kan in de loop van de tijd veranderen.

wijs verzorgen als onderzoek verrichten. In zekere zin is Erasmus

School of Economics nog geheel gewijd aan iets wat al in 1914

werd opgenomen in de statuten van de school: 'Degene die een

professoraat op zich neemt, moet zich volledig wijden aan de uit-

oefening van wetenschap en onderwijs… Zijn werk moet altijd alle

aandacht krijgen, omdat daarvoor stille concentratie en continu-

iteit vereist is.' Vandaag de dag geven veel van onze ervaren pro-

fessoren college aan onze eerstejaars bachelorstudenten. Zodat

studenten onmiddellijk worden gegrepen door het enthousiasme

van toegewijde academici.

Zowel onze wetenschappelijke staf als ons ondersteunend

personeel ziet erop toe dat studenten van Erasmus School of

Economics serieus worden genomen. We zijn eerlijk over wat

het betekent om in Rotterdam te studeren. Het is zelfs zo dat

studenten die niet aan de eisen voldoen, zullen moeten vertrek-

ken. Maar als ze wel aan de eisen voldoen, staat hen een gouden

toekomst te wachten.

Meer dan 25.000 alumni vormen de maatstaf voor onze merk-

waarde. Zij maken het verschil als leiders van vandaag. Als je kiest

voor Rotterdam, leer je alles over Economie en Econometrie en

hoe je een leider van morgen wordt!

Prof.dr. Philip Hans Franses,

decaan Erasmus School of Economics 5

Bac

kBo

ne

WAT IS DE ECHTE WAARDE?

Regelmatig halen recordprijzen voor schilderijen het nieuws. En vaak zijn het hedgefondsmanagers die grof geld voor schilderijen betalen. Is kunst

inderdaad zo’n goede financiële investering?

KuNsTDoor: Patrick Verwijmeren

6

Bac

kBo

ne

7

Bac

kBo

ne

Investeerders zijn constant op zoek naar investerin-

gen die het voor risico gecorrigeerde rendement

verhogen. Het gaat hierbij niet om een enkel schil-

derij dat wellicht door geluk heel erg in waarde stijgt,

maar om goede rendementen op een breed portfolio

van bijvoorbeeld schilderijen. Verschillende studies

hebben aangetoond dat investeringen in kunst hier-

voor in aanmerking komen, met rendementen van

circa 10 procent, en een lage correlatie met aande-

lenrendementen. Hierdoor zouden schilderijen hun

waarde behouden als aandelenmarkten instorten.

Een belangrijk kenmerk van investeren in kunst is

echter dat rendementen veel moeilijker te bepalen

zijn dan rendementen op aandelen. Waar aandeelprij-

zen op ieder moment observeerbaar zijn voor aan-

delen van beursgenoteerde bedrijven, zijn de prijzen

van schilderijen pas observeerbaar als een schilderij

verhandeld wordt. En vaak zit er meer dan 30 jaar tus-

sen opeenvolgende veilingen van een schilderij.

In een recent artikel van mij met Arthur Korteweg

(Stanford University) en Roman Kraussl (Luxemburg

School of Finance) wordt aangetoond dat de schil-

derijen die worden verhandeld niet representatief zijn

voor de totale schilderijmarkt. Schilderijen komen va-

ker op de markt, als de verkoper denkt een hoog ren-

dement te kunnen behalen. Schilderijen in stijlen die

uit de mode zijn, zijn veel minder vertegenwoordigd.

Het schatten van rendementen op basis van gegevens

van verkochte schilderijen levert daarom een te roos-

kleurig beeld op van kunstinvesteringen. In tijden van

economische crisis lijken de verkochte schilderijen

nog best goede rendementen te behalen, maar dit

betreft vooral de uitzonderingen.

Door te kijken naar meer dan twintigduizend schil-

derijen die meer dan één keer zijn geveild na 1972,

vinden we eerst een jaarlijks gemiddeld rendement

van ongeveer tien procent en een negatieve correla-

tie met aandelenrendementen. Kunst lijkt dan zeker

te behoren tot optimale portfolio’s. Maar wanneer

we corrigeren dat schilderijen met prijsstijgingen een

grotere kans hebben om geveild te worden en dus in

onze dataset te verschijnen, zakt het rendement voor

een representatief schilderij tot ongeveer zes pro-

cent. Er is dan sprake van een positieve correlatie met

aandelen. Alhoewel deze rendementen nog steeds

niet slecht zijn, is er daarmee geen belangrijke rol

voor schilderijen weggelegd in optimale portfolio’s.

Hetzelfde geldt voor het enkel investeren in bepaalde

stromingen, zoals oude meesters, impressionisten of

moderne kunst.

Wanneer we transactiekosten en verzekeringskos-

ten meenemen, wordt deze conclusie nog sterker.

Kunstinvesteringen zijn daarom niet aantrekkelijk ge-

noeg vanuit een financieel oogpunt, behalve wellicht

als je een uitstekende kijk hebt op de toekomstige

vraag naar kunst. De aanbeveling is om alleen kunst

aan te schaffen als u veel plezier ontvangt van de es-

thetische waarde.

Patrick Verwijmeren

is hoogleraar

Corporate Finance

aan Erasmus School

of Economics. Hij

doet onderzoek naar

de optimale kapi-

taalstructuur voor

ondernemingen, de

invloeden van short

sales en hedge-

fondsen en recente

ontwikkelingen in

corporate governan-

ce. Zijn voornaamste

specialisme vormt

bedrijfsfinanciering

door middel van

converteerbare

obligaties.

‘Schaf alleen kunst aan als u veel plezier ontvangt van de esthetische waarde’

‘Een zes is hier onvoldoende’

Vivian Hinfelaar,

Econometrie en Operationele Research

8

Bac

kBo

ne

9

Bac

kBo

ne

BIgDaTaWAT KUNNEN WE ER

EIgENLIJK MEE?Door: Philip Hans Franses • Illustratie: Carolyn Ridsdale

H et fenomeen Big Data komt hiermee meteen in een ver-

dacht hoekje, en over een tijdje zal het daarom vast een

andere naam gaan krijgen. Big Data is helemaal niet zo

nieuw als het lijkt en bestaat feitelijk al heel lang. Econometris-

ten zijn al vele jaren bezig om uit een veelheid van gegevens

nuttige informatie te halen. Sinds het bestaan van klantenpas-

sen, call centers en pinpassen wordt er informatie verzameld

over klanten. En wordt die informatie handzaam samengevat

zodat bedrijven daar iets mee kunnen doen. Er zijn ook al lang

bedrijven die postcodes in Nederland koppelen aan het type

mensen dat daar woont. Andere bedrijven kunnen die postco-

des met profielen weer kopen om daarmee doelgericht reclame-

folders te versturen. Op die manier krijgen u en ik waarschijnlijk

heel verschillend foldermateriaal in de brievenbus. De analyses

van dat soort gegevens worden gedaan door data-analisten,

en niet zelden hebben deze analisten econometrie gestudeerd.

Voor econometristen is Big Data dus eigenlijk weinig nieuws onder

de zon. Hooguit zou u kunnen stellen dat door moderne sociale

media en bedrijvigheid op het internet de data van vandaag mis-

schien wat ‘bigger’ zijn dan voorheen, maar het verschil tussen ‘veel’

en ‘heel veel’ is niet zo bijzonder, althans niet voor een econometrist.

Het idee achter Big Data is misschien het best te beschrijven aan

de hand van een voorbeeld. Bedrijven als bol.com verkopen pro-

ducten en ze houden bij wie die producten koopt. Albert Heijn kan

Het recente interview van ING directeur Particulieren Hans Hagenaars met Het Financieele Dagblad over het Big Data plan houdt de gemoederen goed bezig.

Zou de ING met dit plan zijn klanten uitleveren aan gehaaide commerciële jongens? Dan is het natuurlijk gedaan met de privacy.

10

Bac

kBo

ne

11

Bac

kBo

ne

De Economische Faculteits-vereniging Rotterdam (EFR) is verbonden aan Erasmus School of Economics. Met meer dan 4.500 leden is de EFR uitgegroeid tot één van de grootste verenigingen van Europa en één van de meest actieve in Nederland. Ze organiseren een breed scala aan carrièregerichte, academische en sociale evenementen voor zowel studenten van Erasmus School

of Economics als andere studenten.

Philip Hans Franses

is hoogleraar toege-

paste econometrie en

hoogleraar marketing

research aan Erasmus

School of Economics.

Hij is hier sinds 1987

werkzaam en staat

sinds jaar en dag

hoog genoteerd in

rankings van Neder-

landse economen.

Franses is tevens

decaan van Erasmus

School of Economics.

‘Big Data is niet nieuw. Econometristen zijn al jaren bezig om uit een veelheid van gegevens nuttige informatie te halen’

aBouT THE EFR!

In het kort: 4500+ leden, waarvan 130 actief • Jaarlijks meer

dan 50 evenementen, met 5000+ deelnemers • Jaarlijks 5

internationale activiteiten en verschillende liefdadigheidsactiviteiten

• 2 confe renties met top CEO’s, politici en wereldleiders • Meer dan

100 bedrijven op het grootste on-campus recruitment evenement

van Europa • Lijsttrekkersdebat op nationale televisie met meer dan

1 miljoen kijkers • Samenwerking met meer dan 125 bedrijven

ga voor meer informatie naar onze website: www.efr.nl

Een lidmaatschap bij de EFR geeft je toegang tot allerlei

eve nementen en kortingen zonder verdere verplichtingen. En

natuurlijk de mogelijkheid om een sociaal en professioneel

netwerk op te bouwen. Wil je een echt leerzaam jaar tegemoet

gaan? Word dan lid van één van onze commissies.

dat ook met de klantenpashouders, maar niet met wil-

lekeurige klanten. Bol.com kan dat wel van iedereen.

Zo kunnen ze in kaart brengen welke mensen verge-

lijkbaar koopgedrag vertonen. Ze weten echt niet of de

klant een bril draagt, of een hond heeft (tenzij hij elke

week een boek over honden koopt), maar bij bol.com

kunnen ze wel een globaal klantenprofiel van u maken.

De klanthistories worden met elkaar vergeleken en

als iemand in koopgedrag op u lijkt en die koopt het

nieuwe boek van Tommy Wieringa, dan krijgt u waar-

schijnlijk de week later een aanbieding van datzelfde

boek. U lijkt immers op iemand, en misschien heeft u

dezelfde interesse. Bol.com weet dat niet zeker, maar

maakt als het ware een voorspelling van uw toe-

komstige koopgedrag. Als u nu dat boek koopt, leert

bol.com weer meer van u als klant. Als u niet als een

profiel door het leven wil gaan, moet u dus geen boe-

ken kopen bij bol.com maar gewoon bij Donner in

Rotterdam, waar ze u en uw klantgedrag niet kennen.

Big Data geeft ons dus de mogelijkheid om niet

waargenomen intenties te voorspellen, waarbij het

kernwoord ‘niet waargenomen’ is. Er zijn nog meer

interessante fenomenen die niet precies worden

waargenomen, maar wel voorspeld kunnen wor-

den. Voorbeelden zijn ‘tevredenheid’ (zoals blijkt uit

uw werkelijke aankoopgedrag), ‘overweging’ (u kent

50 automerken maar u overweegt er maar 4), ‘lo-

yaliteit’ (u zegt het niet alleen, u bent het ook), en

‘opmerkzaamheid’ (kijkt u wel naar reclames, of ver-

gelijkt u eigenlijk wel prijzen met elkaar?). Doordat

Big Data met zoveel is, is het voor econometristen

mogelijk om die niet waargenomen variabelen in

te schatten. Dat gaat niet met erg eenvoudige mo-

dellen, en het kost ook wat rekentijd, maar het kan

wel. Dankzij die grote datasets maakt het vakgebied

een flinke ontwikkeling door en dat biedt geweldige

uitdagingen voor studenten en wetenschappers.

De vraag is natuurlijk hoe Big Data zich verhoudt tot

uw privacy. Econometristen maken alleen maar voor-

spellingen, en die zijn nooit honderd procent zeker.

U zult ook vast wel eens totaal onverwachte aanbie-

dingen krijgen, waarmee een voorspelling er dus be-

hoorlijk naast zat. De discussie over privacy zal echter

eerder plaats moeten maken voor wat er aan het be-

gin van de keten gebeurt. Het spoor dat u achterlaat

op internet, via uw telefoon, of via uw pinpasje: daar

begint het allemaal mee.

KERNWaaRDEN

Onderwijs

Missie: De EFR biedt academische ondersteuning aan

studenten van Erasmus School of Economics.

Voorbeelden: Korting op studieboeken, opkomen voor de

belangen van studenten.

Ontwikkeling

Missie: De EFR ondersteunt studenten in de ontwikkeling

van persoonlijke en professionele vaardigheden.

Voorbeelden: Begeleiding van Actieve Leden, EFR-Academy.

Ontmoeten

Missie: De EFR vergroot het persoonlijke en

professionele netwerk van studenten.

Voorbeelden: Netwerkborrels, introductiedagen en

groepsactiviteiten.

Oriëntatie

Missie: De EFR is de schakel tussen studie en de start van

een carrière.

Voorbeelden: Erasmus Recruitment Days, EFR-Business Week,

EFR-Orientation Cycle.

12

Bac

kBo

ne

13

Bac

kBo

ne

‘Als je een grondslagverschuiving niet op brede schaal inzet, zal dit leiden tot verstoringen tussen landen’

Begin februari 2014 hield de voorzitter van de SER, Wiebe Draijer, in Het Financieele Dagblad een pleidooi voor een agenda voor groei. Kort gezegd

vindt hij dat het kabinet eigenlijk niets doet om Nederland economisch op te stuwen. En dat is volgens hem wel hard nodig.

Door: Peter Kavelaars

FIscaLE gRoEIagENDa

PRIORITEITEN EN DENKRICHTINgEN

Wiebe Draijer neemt als uitgangspunt een

wenselijke groei van 1,5 procent. Vergele-

ken bij de afgelopen jaren is dat een mooi

niveau, maar structureel is het voor een land als Neder-

land te weinig. Zeker nu de groei voor 2014 inmiddels

wordt geschat op 0,7 procent. Hans Wijers reageerde

in Het Financieele Dagblad van 15 februari, hij geeft aan

dat op zich een dergelijke agenda inderdaad wenselijk

is. Maar hij stelt – wat mij betreft terecht – de norm

een stuk hoger, namelijk een groei van (tenminste) 2,5

procent. Het pleidooi van beiden verdient opvolging.

Het huidige kabinet is op dit punt weinig ambitieus.

In het betoog van Draijer is vooral opvallend dat

hij geen suggesties doet ter invulling van die groei-

agenda. Wijers noemt twee hoofdthema’s waar de

aandacht zich op zou moeten richten: de achterge-

bleven ontwikkeling van de arbeidsmarkt – met name

de betrekkelijk lage arbeidsproductiviteit – en de ont-

wikkeling van het onderwijs. De gedachte van een

agenda voor economische groei spreekt aan. Maar

dan moeten daar wel handen en voeten aan worden

gegeven. Het gaat om een breed palet aan beleidster-

reinen waar, naast de door Wijers gesuggereerde ge-

bieden, bijvoorbeeld ook infrastructuur een essenti-

ele rol speelt. Daarnaast moeten we ons realiseren dat

Nederland relatief gesproken – anders dan bijvoor-

beeld Duitsland – weinig ‘maakindustrie’ heeft en dat

het ook onmogelijk lijkt daar substantieel verandering

in te brengen. Hiermee is niet gezegd dat we niet op

groei van die sector moeten inzetten, maar Nederland

is nu eenmaal aanzienlijk sterker in dienstverlening.

Dienstverlening is een lastige sector die in economi-

sche zin vaak achter de maakindustrie aanloopt: gaat

het in de maakindustrie slecht dan geldt dat vervol-

gens ook voor de dienstensector; hetzelfde is het ge-

val als het in de eerste sector (weer) goed gaat. De

dienstverleningssector is daarmee minder stuurbaar.

Een uitdaging van het geschetste perspectief is de

vraag op welke manier de fiscale regelgeving aan een

agenda voor groei kan bijdragen. De oproep van Draij-

er en Wijers heeft een goede timing. Er is een nieuwe

fiscale bewindspersoon is aangetreden, waarvan we

mogen aannemen dat zijn ambitie zich niet beperkt tot

het oplossen van de problematiek rondom de toesla-

gen – hoe belangrijk dat ook is. Hieronder doe ik een

paar suggesties voor prioriteiten en denkrichtingen.

Peter Kavelaars

is hoogleraar Fiscale

Economie aan

Erasmus School of

Economics. Daarnaast

is hij directeur van

het Wetenschappelijk

Bureau bij Deloitte.

Kavelaars maakte deel

uit van de Commissie

Van Dijkhuizen. Deze

commissie had als

opdracht realistische

toekomstscenario’s

voor herziening van de

inkomstenbelasting

uit te werken. 14

Bac

kBo

ne

15

Bac

kBo

ne

richting van deze heffingen. U moet zich bedenken dat belastin-

gen economisch alleen gedragen kunnen worden door natuurlij-

ke personen. Als de afwenteling van dergelijke energiebesparende

en groene heffingen niet anders verloopt dan die van traditionele

belastingen, is het maar de vraag of dergelijke belastingen vol-

doende meerwaarde hebben. Dit element moet dus uitdrukke-

lijk onderdeel zijn van een onderzoek naar dit type heffingen.

Ten derde de aanpak van de vennootschapsbelasting. Het staat

niet ter discussie dat dit momenteel de meest complexe heffing

is, onder andere door de vergaande detaillering. Op dit punt zou

een gedegen afweging moeten plaatsvinden: kunnen we in rui-

mere zin met open normen werken of allen met specifieke en

uitvoerige regels. Niet alleen de complexiteit van de vennoot-

schapsbelasting is een belangrijk probleem, relevanter nog is de

problematiek van de fiscale behandeling van het eigen en vreemd

vermogen en daarmee samenhangen van het klassieke stelsel. Dit

dossier is – mede of misschien wel vooral – door de rechtspraak

een ondoordringbaar woud geworden. De vorige bewindsper-

soon rekende de vennootschapsbelasting duidelijk niet tot zijn

aandachtsgebied. Ik hoop dat dit bij de nieuwe bewindsman an-

ders ligt. Als denkrichting – hoewel ook daar zeker haken en ogen

aan zitten – suggereer ik primair de aandacht te richten op een

stelsel waarbij rente partieel (50 procent) aftrekbaar is en (primair)

dividend eveneens partieel in aftrek komt. Enerzijds ontstaat dan

een gelijke behandeling van eigen en vreemd vermogen en an-

derzijds kan een dergelijke opzet in beginsel budgettair neutraal

worden geëffectueerd. Daarnaast bepleit ik om als een grondige

herziening te bekijken of het klassieke stelsel vervangen zou kun-

nen worden door een vorm van verrekening. Een dergelijke sys-

tematiek geeft ook de ruimte om te bekijken of een dualistische

inkomstenbelasting tot de mogelijkheden behoort. Bijvoorbeeld

zoals die in de Scandinavische landen opgeld doet en waarvoor

een verrekeningsstelsel onontbeerlijk is. De Commissie Van

Dijkhuizen kon om die reden een dergelijke heffing niet voorstellen.

Er zijn natuurlijk meer fiscale thema’s te bedenken. In het kader

van een groeiagenda voor Nederland acht ik bovenstaande pun-

ten essentieel. Het door Wijers terecht aangedragen punt van

onderwijs ontbreekt hierbij. Maar ik zie daar geen belangrijke rol

weg gelegd voor de fiscaliteit. Dat punt moet langs andere wegen

worden opgepakt.

Dit artikel is eerder gepubliceerd in het Weekblad voor

Fiscaal Recht.

Ten eerste, de belastingdruk op arbeid moet substanti-

eel afnemen. De totale belastingopbrengst is in 2014 be-

groot op circa € 235 mld. Daarvan komt € 45 mld. voor re-

kening van de loonbelasting, terwijl daarnaast nog eens

€ 100 mld. aan premies voor sociale verzekeringen wordt gehe-

ven, ofwel bij elkaar € 145 mld. die in essentie drukt op arbeid. De

sociale zekerheid zelf kost overigens meer dan € 100 mld. Een

deel wordt gefinancierd uit de belastingopbrengst. Het is natuur-

lijk wel sympathiek dat we een dergelijk sociaal zekerheidsstelsel

hebben. Maar als we streven naar meer economische groei, dan

zal het voorzieningenniveau naar beneden moeten worden bij-

gesteld en arbeid meer moeten lonen. Een van de terreinen waar

dit moet gebeuren is het toeslagenstelsel. Hiermee is meer dan

€ 8 mld. gemoeid en meer dan 70 procent van de huishoudens

doet hier een beroep op. Maar daar is het stelsel niet voor be-

doeld: het moet alleen de onderkant van de samenleving onder-

steunen. Daarnaast moet het stelsel eenvoudiger worden door

de toeslagen afhankelijk te maken van minder (feitelijke) varia-

belen. Ook buiten het toeslagenstelsel is een ingreep in de so-

ciale zekerheid nodig. Bijvoorbeeld binnen het enorme aantal

gemeentelijke tegemoetkomingen in de sociale zekerheidssfeer

en extra ondersteuningen. Zo kennen veel gemeenten nog een

soort huursubsidieregeling bovenop de landelijke huurtoeslag.

De ingreep in de sociale zekerheid is uiteraard niet het enige in-

strument binnen dit thema. Het tweede instrument is een ver-

schuiving naar indirecte belastingen, zowel naar meer omzetbe-

lasting, als naar meer accijnzen. Dat laatste lijkt – gelet op de

recente grensproblematiek ten aanzien van de accijnzen – wel-

licht niet zonder meer voor de hand liggend. Maar wanneer dat

samengaat met een vergaande tariefafstemming op EU-niveau

hoeven in principe betrekkelijk weinig problemen te ontstaan.

Ten tweede zou een brede grondslagverschuiving moeten

plaatsvinden van de traditionele fiscale grondslagen naar ener-

gieheffingen, vervuilende producten e.d. Daarmee kunnen we

onder andere bereiken dat de druk op arbeid wordt verlaagd en

dat belastingen van inkomens- en winst genererende activiteiten

worden verlaagd. Dat stimuleert groei. Bovendien wijzen de er-

varingen met dergelijke heffingen uit dat ze minder gemakkelijk

speelterrein zijn voor constructies. Een belangrijke kanttekening

bij een substantiële omslag naar dergelijke heffingen, zijn de in-

ternationale aspecten: wanneer zo’n operatie niet op brede schaal

door een groot aantal landen wordt ingezet, zal dit leiden tot ver-

storingen tussen landen. Een aanpak op EU-, dan wel op OESO-

niveau is onontbeerlijk. Dat maakt de haalbaarheid op kortere

termijn beperkt. Een tweede belangrijk aspect is de afwentelings-

‘Jaarlijks drukt er in ons land € 145 miljard op arbeid’

‘studeren is jouw wereld ontdekken’

sebastian Korteweg,

Development Manager bij RTL Nederland

‘Studeren is meer dan een diploma halen. Zo

gaf ik leiding aan een studievereniging tijdens

een bestuursjaar bij de EFR. Later ben ik door

Nieuw-Zeeland gereisd. Weer thuis besloot ik

mijn hart te volgen en aan de slag te gaan in

de wereld van TV en film.’

16

Bac

kBo

ne

17

Bac

kBo

ne

Mooie mensen worden vaak bewonderd.

Mooie mensen bekleden meestal betere po-

sities in de maatschappij, het bedrijfsleven of

de politiek (Hosoda, et al., 2003; Dion, Berscheid en

Walser, 1972; Elder, 1969; Hamermesh, 2011). Mensen

worden ook vaak jaloers als anderen meer aandacht

krijgen omdat ze mooier zijn dan zij. Sommigen ver-

binden ethische connotaties aan deze observaties: het

zou niet fair zijn dat mooiere mensen meer kansen

krijgen in de maatschappij of dat minder mooie men-

sen benadeeld worden (Fleener, 2005).

Wat is schoonheid?

Laten we eerst eens nadenken over wat mooi zijn is.

Ik bekijk schoonheid op twee manieren. Ten eerste

is het een subjectieve maat waarbij iemand door een

ander persoon als mooi wordt beschouwd. Denk aan

een schaal van 1 tot 7, waarbij 1 staat voor ‘helemaal

niet mooi’ en 7 voor ‘erg mooi’ (bijv. Hamermesh en

Biddle, 1999). Ten tweede wordt schoonheid ook wel

beschouwd als symmetrie: mensen met een symme-

trisch gezicht zijn mooier. De gulden snede dus (zie

Rhodes, 2006 voor een goed overzicht).

Nu blijkt dat schoonheid – zowel de subjectieve als

de symmetrische – samenhangt met gezondheid,

ZIjN sLIMME sTuDENTEN

OOK MOOIER?

We spreken er niet zo vaak over met elkaar, maar de meeste mensen willen graag mooi zijn. En veel mensen vinden mooi zijn belangrijk.

Door: Willem Verbeke

kracht of dominantie. Dat laatste wijst naar een on-

derliggend fenomeen uit de evolutionaire psycho-

logie: zowel mannen als vrouwen hebben een pre-

ferentie voor mooie partners van de andere sekse

omdat mooiere partners ook voor gezonder nage-

slacht zorgen. Ondanks dat we leven in een maat-

schappij waar geneeskunde zo ver is geëvolueerd dat

minder gezonde mensen toch lang in leven kunnen

blijven, blijft die preferentie bestaan. In zeer compe-

titieve omgevingen, zoals topsport, blijken mensen

de sterkste atleten ook mooier te vinden. Zo’n studie

is recent uitgevoerd door Postma (2014) en hij vond

dat een hogere ranking in de Ronde van Frankrijk ver-

band hield met mooier gevonden worden door zowel

mannen als vrouwen.

Aan een team van mijn studenten Neuromarketing

heb ik, geïnspireerd door voorgaande redenering,

de volgende vraag gesteld: Zou het zo kunnen zijn

dat topbusinessschools in de Verenigde Staten men-

sen aantrekken die slimmer en dus ook mooier zijn

dan de mensen uit de minder hoog gerangschikte

businessschools? Inderdaad, de scores op de gradu-

ate Management Admission Test (gMAT) van de top

Amerikaanse businessschools zijn vaak hoger. En in-

derdaad, de gMAT-scores zijn erg belangrijk.

Willem Verbeke

is bijzonder hoog leraar

Sales en Account

Management en

verbonden aan de

capaciteitsgroep

Bedrijfseconomie van

Erasmus School of

Economics. Daarnaast

is hij oprichter van het

Instituut voor Sales &

Account Management.

Het onderzoek van

Verbeke richt zich

onder meer op

zelfbewuste emoties

en toepassing van

neuro-economics.

Frederique van der Wal, alumna Erasmus Universiteit18

Bac

kBo

ne

19

Bac

kBo

ne

De kansen van Amerikaanse studenten

Mijn studenten maakten een willekeurige selectie van 160 foto’s

(80 mannen en 80 vrouwen) van studenten op Amerikaanse

topscholen (Harvard University, University of California-Berkeley,

University of Chicago, University of Dartmouth en University of

Virginia). Ook hebben ze 160 foto’s (80 mannen en 80 vrouwen) ge-

download van studenten van minder hoog gerangschikte universi-

teiten (University of Florida, Brandeis International Business School,

University of Arizona en Southern Methodist University – Cox

Business School). Ze vroegen vervolgens aan 136 studenten (77

mannen en 59 vrouwen), zonder dat ze wisten van welke business-

school de studenten op de foto’s kwamen, aan te geven in hoeverre

ze mooier of minder mooi waren. Ze stelden vast dat studenten

uit de topscholen als mooier werden beoordeeld. Het antwoord op

de gestelde vraag is feitelijk een kip-en-eiverhaal. In de huidige tijd

moeten de businessschoolstudenten voor hun toelating ook per-

soonlijk naar een interview komen. Zou het zo kunnen zijn dat al tij-

dens de werving en selectie schoonheid een rol speelt? We kunnen

het niet bewijzen, maar mooi zijn zou óók een doorslaggevende rol

hebben kunnen spelen tijdens de selectie. Kortom, we mogen zeg-

gen dat studenten van topbusinessscholen zowel grotere kansen

krijgen in de maatschappij omdat ze slim zijn én omdat ze mooi zijn

– en die twee zijn mogelijkerwijs aan elkaar gecorreleerd.

Universiteit of hbo?

Om tijdens de toelatingsgesprekken de mogelijke invloed van mooi

gevonden worden uit te sluiten, hebben we hetzelfde onderzoek

herhaald in Nederland. In ons land is studiekeuze en de keuze

voor universiteit of hogeschool een zelfselectie. Mijn studenten

(van een ander team uit de klas Neuromarketing) hebben opnieuw

willekeurige foto’s genomen van studenten die studeerden aan

Leiden University (75 vrouwen en 75 mannen) versus de Haagse

Hogeschool, een hbo (75 vrouwen en 75 mannen). Leiden

University kunnen we algemeen beschouwen als een topuniversi-

teit, terwijl de Haagse Hogeschool iets lager scoort. Mijn studen-

ten vroegen aan 100 studenten om deze mensen op de foto’s te

beoordelen (zonder dat ze wisten van welke school ze kwamen).

Opvallende uitslag: de studenten van Leiden University werden als

mooier beschouwd.

Mooi zijn heeft een economische en biologische waarde

Terwijl in de Verenigde Staten de selectieprocedure voor de top-

businessschools streng is, is er op de Nederlandse scholen sprake

van zelfselectie. Maar beide selectiesystemen leiden tot dezelfde

conclusie: ervan uitgaande dat de Amerikaanse topbusiness-

schools en Leiden University moeilijker zijn en de studenten van

die scholen dus slimmer, is het zo dat diezelfde slimmere studen-

ten ook als mooier worden beschouwd. Slim zijn en mooi zijn

gaan dus samen. Daarmee is de stelling dat mooi zijn slechts een

secundair ’voordeel’ is, niet steeds correct. Waarschijnlijk duidt het

op een biologische component en is het de moeite waard om

verder te kijken naar de biologische en economische waarde van

mooi zijn. Natuurlijk hebben onderzoekers als Hamermesh (2011)

hier al veelvuldig onderzoek naar gedaan. Ik probeerde daar met

mijn studenten Neuromarketing een biologisch tintje aan te ge-

ven. Misschien begrijpen we dan ook beter waarom mensen zo-

veel geld uitgeven aan zich mooier maken. In de Verenigde Staten

spenderen vrouwen jaarlijks $ 426 miljard aan schoonheidspro-

ducten. Dit zijn echter maar bijverschijnselen van wat waarschijn-

lijk een fundamenteel biologisch-economische vraag is.

‘Rotterdam is rauw, modern en vernieuwend, dat spreekt mij aan’

Balsa Radulovic,

Econometrics and Operations Research

‘In de Verenigde Staten spenderen vrouwen jaarlijks 426 miljard dollar aan schoonheidsproducten’

20

Bac

kBo

ne

21

Bac

kBo

ne

Facts & FiguresErasmus School of Economics wil de beste worden in haar disciplines (economie, econometrie) en streeft naar excellentie in zowel onderzoek als onderwijs. Dit kan gemeten worden aan de hand van haar prestaties op ranglijsten.

2.000 universiteiten

De QS World University Rankings is een van

deze uit meerdere facetten bestaande rang-

lijsten waarop Erasmus School of Economics

bijzonder goed scoort op het gebied van

economie & econometrie. In het onderzoek

worden momenteel ruim 2.000 universitei-

ten beoordeeld en er staan meer dan 700

universiteiten op de ranglijst.

37ste positie wereldwijdVoor het vak Accounting & Finance: eerste

plaats in Nederland, tiende plaats in Europa,

positie 37 wereldwijd

In 2014 stond de Erasmus Universiteit Rotterdam (vakgebied Economie & Econometrie) in Nederland nummer één op de QS World University Ranking. In continentaal Europa stond de universiteit op nummer drie.

Het Center for World-Class

Universities (at Shanghai Jiao Tong

University) gebruikt 6 verschillende

objectieve indicatoren om

universiteiten over de gehele

wereld te rangschikken: alumni of

medewerkers die Nobelprijzen en

medailles op hun vakgebied hebben

gewonnen, het aantal onderzoekers

dat het vaakst geciteerd wordt

door Thomson Scientific, het

aantal artikelen die in tijdschriften

zijn gepubliceerd en natuurlijk

de prestaties per hoofd van de

bevolking met betrekking tot de

grootte van een instelling. Jaarlijks

kent de Academic Ranking of World

Universities (ARWU) meer dan 1000

universiteiten een plaats op de

ranglijst toe.

In 2014 stond de Erasmus

Universiteit Rotterdam (vakgebied

Economie & Business) in Nederland

op de eerste plaats van de ARWU,

in Europa op de eerste plaats en

wereldwijd op de 28ste plaats.

Eerste plaats

Rotterdammers in de top 5De ESB Top 40 van heeft een nieuwe lijstaanvoerder: David de

Cremer. De sociaal psycholoog verbonden aan de Rotterdam

School of Management heeft met een indrukwekkende score de

nummer 1, Philip Hans Franses, naar de tweede plaats verdreven.

Een opvallende nummer drie is Richard Tol, de milieueconoom

uit Ierland met een deeltijdaanstelling bij de Vrije Universiteit

in Amsterdam.

Bij de eerste zeven plaatsen is de verjonging duidelijk opgetreden:

de leeftijden zitten bij deze groep economen tussen de 37 en 47

jaar. Bij de daarop volgende plaatsen lopen de leeftijden uiteen van

38 tot 65 jaar. De vernieuwde aanpak van de ESB Top 40 levert op

een aantal fronten een nieuw beeld op. Ten eerste is een verjonging

in de top waarneembaar. Daarnaast komen er nieuwe economen

in beeld die voorheen achter de horizon verdwenen. En tot slot

is er een nieuwe lijstaanvoerder. De enige constante in de laatste

jaren is de dominantie van de Rotterdamse economen.

De Times Higher Education World University Rankings zette de Erasmus Universiteit Rotterdam in 2013 op de derde plaats in Nederland, op de 20ste plaats in Europa en wereldwijd op positie 73.De Times Higher Education Ranking is de enige internationale ranglijst die universiteiten van wereldklasse beoordeelt op een aantal essentiële vakgebieden zoals onderzoek, onderwijs, kennisvalorisatie en internationalisering.

20steplaats in Europa

87.013In de Instituten top van 2009 stond de Erasmus Universiteit Rotterdam op de eerste plek met een score van 87.013 punten. Tweede werd de Wageningen Universiteit met een score van 67.062 en derde werd Rijksuniversiteit Groningen 38.556.

Rang Naam Universiteit Geb. jaar

1 (-) D. de Cremer EUR 1972

2 (1) P.H.B.F. Franses EUR 1963

3 (-) R.S.J. Tol VU/ESRI Dublin 1969

4 (7) D. van Knippenberg EUR 1966

5 (4) W.B.F. Brouwer EUR 1972

4

22

Bac

kBo

ne

23

Bac

kBo

ne

De Nederlandse overheid voert na vijf jaar crisis nog steeds geen coherente macro-economische politiek. De regering

volhardt in symptoombestrijding: tekortreductie. Dit verdiept de recessie, waardoor het begrotingstekort nauwelijks daalt en

grote economische schade wordt aangericht. De oorzaken van de crisis moeten worden weggenomen door de balansen

van huishoudens en banken te herstellen.

sYMPTooM- BEsTRIjDINg

REgERINg HOUDT BEgROTINgSTEKORT

ZELF IN STAND Door: Bas Jacobs • Illustratie: Carolyn Ridsdale

24

Bac

kBo

ne

25

Bac

kBo

ne

Bas jacobs

is bijzonder hoog-

leraar openbare finan-

ciën en economisch

beleid aan Erasmus

School of Economics.

Hij promoveerde in

2002 aan de Universi-

teit van Amsterdam en

was werkzaam bij het

Centraal Planbureau,

de European University

Institute in Florence,

de Universiteit van

Amsterdam en de

Universiteit van

Tilburg.

‘De overheid is een jaarlijks terugkerende bron van economische onrust geworden’

Nederland zit in diepe recessie en kampt met

balansproblemen bij huishoudens en banken.

Voor een kwart van de Nederlandse huisbe-

zitters is de hypotheekschuld inmiddels groter dan de

waarde van het huis, terwijl huizenprijzen blijven da-

len tot in 2014. Banken kampen met verliezen bij vast-

goedleningen, MKB-kredieten en hypotheekleningen

en draaien de kredietkraan verder dicht.

Verstorende overheid

De overheid frustreert het economisch herstel met

een historisch ongekende hoeveelheid lastenverzwa-

ringen en bezuinigingen van 9 procent bbp geduren-

de de periode 2011-2017. Alleen al tussen 2011-2014

neemt de overheid voor 6,5 procent bbp aan tekort-

verminderende maatregelen. Desondanks daalt het

begrotingstekort in die periode met slechts 1 procent.

De consumptie daalt continu van 2009 tot 2014, ter-

wijl huishoudens gedurende al die jaren interen op

hun vermogen. De koopkracht daalt tot aan 2014 vijf

jaar achter elkaar. De werkloosheid zal in 2014 tot

9,25% stijgen (CBS definitie). Van 2012 tot 2014 belan-

den meer dan 200.000 mensen extra in de bijstand en

WW. De bezettingsgraad van het bedrijfsleven is met

77% laag. En het aantal bedrijfsfaillissementen breekt

records.

De beroerde economische prestaties zijn mede het

gevolg van macro-economisch mismanagement. Als

zowel de private als publieke sector stopt met beste-

den en begint met sparen, resulteert dit slechts in la-

gere inkomens, hogere werkloosheid, meer bedrijfs-

faillissementen en grotere bankproblemen. Het lukt

daarom niet goed schulden af te bouwen, zowel in de

private als publieke sector.

Zonder visie

De overheid is een jaarlijks terugkerende bron van

economische onrust geworden met volstrekt visie-

loze en onsamenhangende sprokkelpakketten om

binnen de 3-procent tekortgrens te blijven. Dit jaar

doet de kaasschaaf zijn werk in de zorg en de soci-

ale zekerheid. En de kasschuif bij de ontwikkelings-

samenwerking. Bevriezing van ambtenarensalarissen

geeft alleen economische schade op korte termijn,

maar geen verbetering van de overheidsfinanciën op

lange termijn. Het aanvullende beleidspakket bestaat

voor een groot, maar boterzacht deel, uit een boek-

houdkundige truc met de stamrecht-bv. Toekomstige

belastingopbrengsten worden naar voren gehaald.

Daarbij verslechteren de overheidsfinanciën struc-

tureel vanwege extra belastingvoordelen. Een mee-

valler bij de zorg eerder dit jaar wordt in het aanvul-

lende pakket gesmokkeld. De macro-economische

schade van het aanvullende pakket lijkt door deze

begrotingstrucs mee te vallen. Het CPB is echter

waarschijnlijk veel te optimistisch, aangezien de CPB-

modellen onvoldoende rekening houden met de ba-

lansproblemen in de private sector.

Ad hoc bestuur

Jaarlijkse ad hoc maatregelen om het tekort te ver-

kleinen zijn niet alleen economisch onverstandig,

maar ook overbodig. De uitstaande staatsschuld kan

bijna geheel worden weggestreept tegen de belas-

tingclaim op de toekomstige pensioenuitkeringen.

Als Rutte-II zijn structurele hervormingen doorvoert,

zijn de overheidsfinanciën houdbaar. Het tekort kan

beter oplopen als de belastinginkomsten of de uit-

gaven aan werkloosheidsuitkeringen onverhoopt te-

genvallen.

..en zwak bankwezen

Het bankwezen met een balanstotaal van meer dan

vier keer het bbp is de grootste bedreiging voor de

overheidsfinanciën. Als het mis gaat zijn de kosten

voor de belastingbetaler. Als het goed gaat zijn de

winsten voor de aandeelhouder. Vijf jaar na de val van

Lehman Brothers zijn banken nog steeds ‘too-big-

to-fail’ en te zwak gekapitaliseerd. Iedere euro die

Nederlandse banken uitlenen wordt met nog geen 5

cent eigen vermogen gefinancierd. Banken hebben

daardoor perverse prikkels om excessieve risico’s te

blijven nemen. Het eigen vermogen van banken moet

worden opgevoerd naar 20 tot 30 procent van het

balanstotaal, ook al duurt dat jaren.

Banken lijden verliezen op vastgoedportefeuilles,

MKB-leningen en hypotheken. Banken met vervuilde

balansen knijpen de kredietverlening af smoren het

economisch herstel in de kiem. De overheid zal ban-

ken moeten dwingen verliezen te nemen en de ban-

ken te herkapitaliseren. Zoveel mogelijk met privaat

geld, maar als dat niet kan met belastinggeld.

..en zwakke woningmarkt

De doorstroming op de woningmarkt is gestokt, door-

dat restschulden als een zwaard van Damocles boven

de markt hangen. Het is daarom goed dat de overheid

nu beleid gaat voeren zodat doorstromers restschul-

den kunnen dragen. De nationale hypotheekgarantie

wordt uitgebreid naar hypotheken voor financiering

van restschulden. Daarnaast kan het maximum van de

‘loan-to-value’ worden verhoogd voor mensen met

een voldoende hoog inkomen (‘loan-to-income’).

Daarnaast zouden mensen in staat kunnen worden

gesteld om hun pensioenopbouw of pensioenpre-

mies te gebruiken voor de aflossing van hun rest-

schulden, in ruil voor een lager pensioen of langer

doorwerken. De restschulden van mensen die geen

inkomen meer kunnen verwerven, moeten worden

gesaneerd.

Balansherstel gevraagd

Het dringt in Den Haag nog steeds onvoldoende door

dat Nederland in een balansrecessie zit. Aanhouden-

de lastenverzwaringen en uitgavenbeperkingen zijn

economisch onverstandige symptoombestrijding.

Nederland wordt structureel armer omdat onnodig

veel bedrijven over de kop gaan, werknemers perma-

nent werkloos worden en nieuwe economische acti-

viteit niet wordt gefinancierd, terwijl de staatsschuld

niet omlaag komt. Laat de regering stoppen met het

jaarlijkse circus van onsamenhangende en visieloze

sprokkelpakketten in de begroting. Het trendmatige

begrotingsbeleid moet in ere worden hersteld. De re-

gering dient voortvarend beleid te gaan voeren om de

oorzaken van de recessie weg te nemen. Balansher-

stel bij banken en huishoudens.

Dit artikel verscheen eerder in gewijzigde vorm in

NRC Handelsblad d.d. 18 september 2013 en op het

onafhankelijk discussieforum MeJudice.nl. 26

Bac

kBo

ne

27

Bac

kBo

ne

MINIsTER-PREsIDENT RuTTE oP BEZoEK

BIj EcE Het Erasmus Centre for Entrepreneurship (ECE) heeft als doel het

stimuleren en voorbereiden van studenten en onderzoekers om op ondernemende wijze hun kennis en vaardigheden toe te passen. Dat kan als zelfstandig ondernemer, maar ook als ondernemende medewerker

binnen een organisatie. Om dit te bereiken organiseert het ECE verschillende evenementen en programma’s.

Co-creatie en kruisbestuiving Bij de ECE Startup Campus draait alles

om het realiseren van goede ideeën

en het creëren van waarde. Doel is

om een omgeving te scheppen waar

alle gelegenheid is voor co-creatie,

kruisbestuiving en interactie. Daarnaast

biedt de ECE Startup Campus kennis en

coaching in iedere fase van de groei. Zo

kunnen startende ondernemers onder

meer deel nemen aan een programma om

van idee naar business model te komen;

het zogeheten get Started programma. De

volgende stap is dan de ontwikkeling van

het business model naar een omzet van

€250.000 (get Business-programma). Het

programma daarna behandelt de stap naar

een omzet van een miljoen in drie jaar

(Accelerator).

ECE biedt state-of-the-art faciliteiten aan waar ondernemers leren, werken en elkaar kunnen ontmoeten. Op de ECE Campus, gelegen op de 11e verdieping van de Rotterdam Science Tower, hebben ondernemers toegang tot flexplekken, vergaderzalen, collegezalen en kunnen zij zelfs de hele campus gebruiken voor evenementen met maximaal 200 personen.

De ECE gemeenschap is een combinatie van leden en activiteiten die el-

kaar inspireren en ondersteunen om te groeien. De gemeenschap bestaat

uit ondernemers, experts en partners die zijn aangesloten, zowel door

middel van online als offline activiteiten. Evenementen zoals de Day@

theCampus, ECE congres en Get in the Ring zijn goede gelegenheden

om deze mensen met elkaar in contact te brengen. 10 partners werken

momenteel samen met ECE, zoals ING, APMT, BDO en de Investeerders-

club. Daarnaast beschikt ECE over een groot netwerk van alumni, ‘de

EntreprenEURs’, wat in 2014 is opgezet. 29

Bac

kBo

ne

28

Bac

kBo

ne

coNsuMPTIE VALLEN WE VOOR LIgHT AND

LOW-FAT VERPAKKINgEN?

We worden steeds dikker. Volgens het CBS kampte in 1981 nog 27 procent van de Nederlandse bevolking met overgewicht. In 2011 is dat percentage gegroeid naar 41 procent. Parallel met de groei van onze taille is ook het

aantal light en low-fat producten in de supermarkten flink gegroeid.

Door: Iris Versluis en Philip Hans Franses

Iris Versluis

is als promoven-

dus verbonden aan

Erasmus School

of Economics. Ze

behaalde hier zowel

haar bachelor als

master Economics &

Business cum-laude.

Haar onderzoek richt

zich op de invloed

van externe factoren

op eetgedrag, zoals

de aanwezigheid van

een light label en de

verpakkingsgrootte.

We willen afvallen maar tegelijkertijd wel van

onze favoriete producten blijven genieten.

Light producten lijken in dat opzicht dus

ideaal. Minder calorieën maar bijna dezelfde smaak.

Recent onderzoek laat zien dat de light en low-fat

claims op verpakkingen een vervelende psychologi-

sche bijwerking kunnen hebben op onze consumptie.

We voelen ons minder schuldig als we een product

eten dat minder calorieën bevat dan de reguliere vari-

ant en gaan daardoor meer eten. Eén van de bekend-

ste studies op dit gebied is de studie van Brian Wansink

en Pierre Chandon (2006). Bezoekers van een open

dag kregen de mogelijkheid om een bakje M&M’s vol

te scheppen. Aanwezigheid van het woordje ‘low-fat’

in de beschrijving van de M&M’s leidde tot aanzienlijk

vollere bakjes dan wanneer ‘low-fat’ niet stond ver-

meld. Dit kan ertoe leiden dat er uiteindelijk meer ca-

lorieën worden geconsumeerd als er voor de low-fat

variant wordt gekozen dan wanneer er voor de regu-

liere variant wordt gekozen. Moeten we dus massaal

light cola vervangen door reguliere cola en magere

yoghurt inruilen voor volle yoghurt?

Het experimentele onderzoek van bijvoorbeeld

Wansink en Chandon (2006) gebruikt precies de-

zelfde M&M’s, koekjes, of muesli voor zowel de light

als de reguliere variant. De deelnemers aan dergelijke

onderzoeken denken dus dat ze een product eten dat

minder calorieën bevat maar in werkelijkheid is dit niet

zo. Experimenteel gezien is dit een heel valide manier

van testen. Het enige verschil tussen de light en de

gewone variant is de claim, en alle andere factoren

die consumptie kunnen beïnvloeden, worden uitge-

sloten.De werkelijkheid is echter anders. Tot verdriet

van velen bestaan er nog steeds geen light produc-

ten die precies dezelfde smaak, textuur en prijs heb-

ben als de reguliere variant. Al deze verschillen kun-

nen ervoor zorgen dat we helemaal niet zoveel meer

consumeren van een light product als experimentele

onderzoeken ons doen geloven.

We namen de proef op de som. We bepaalden met

behulp van de data van de voedselconsumptiepei-

ling (VCP) 2007-2010 hoeveel wij Nederlanders nu

eigenlijk eten van de light en reguliere versies van 36

verschillende producten. De VCP wordt regelmatig

uitgevoerd onder een representatieve steekproef van

de Nederlandse bevolking en meet nauwkeurig wat

er gedurende twee dagen door de deelnemers wordt

gegeten. In totaal hebben we het consumptiepatroon

van 2400 mensen bekeken. De producten die in het

onderzoek zijn meegenomen zijn onder andere melk,

yoghurt, kaas, chips, margarine, jam, niet-alcoholi-

sche dranken en mayonaise. Dit leidde tot een diverse

set van light categorieën, waaronder halfvol, mager,

minder suiker, light en 20+. In de analyse hebben we

gecontroleerd voor andere invloeden die de consump-

tiehoeveelheid en keuze voor light producten kunnen

beïnvloeden, zoals leeftijd, geslacht, BMI, de plaats

waar het product is genuttigd, en of de desbetreffende

persoon een bepaald dieet volgt.

De resultaten laten zien dat er slechts van enkele pro-

ducten een grotere portie wordt geconsumeerd van de

light variant dan van de gewone variant. Het gaat hierbij

vooral om dranken en boter producten. En zelfs voor

deze producten blijkt dat in termen van calorie-inna-

me, het nog steeds gunstiger is om voor de light variant

te kiezen dan voor de reguliere variant. Naast portie-

grootte, hebben we ook gekeken naar de consumptief-

requentie. Worden light varianten vaker geconsumeerd

dan de reguliere variant? Ook dit blijkt slechts het geval

te zijn voor een beperkt aantal producten. Sommige

van deze producten zijn weinig verrassend, zoals kof-

fiemelk en cola. In deze gevallen is de kans groot dat

de beschikbaarheid van een light variant niet tot fre-

quente consumptie leidt, maar juist dat een frequente

consumptie leidt tot overstap naar de light variant. De

aan cafeïne verslaafde collega is geen zeldzame ver-

schijning op de werkvloer. En ook voor al deze produc-

ten geldt dat het in termen van calorie-inname het nog

steeds gunstiger is om voor de light variant te kiezen

dan voor de reguliere variant.

Het consumptie vergrotende effect van light labels blijkt

in de praktijk dus erg mee te vallen. Uiteraard kan bij het

gebruik van niet-experimentele data nooit volledig wor-

den uitgesloten dat zelfselectie ertoe heeft geleid dat we

geen verschillen vonden tussen de consumptiehoeveel-

heid van light en reguliere producten. Het zou bijvoor-

beeld kunnen dat mensen die light kiezen toevallig ook

gezonder leven en kleinere porties eten. Maar zelfs als

dit het geval is, dan nog kunnen we concluderen dat de

aanwezigheid van light claims in Nederland in ieder geval

niet tot excessieve consumptie van deze producten leidt.

Gebruikers van light producten doen er wel goed aan

ook de rest van hun consumptiepatroon goed in de ga-

ten te houden, zeker als ze af willen vallen. Interventie-

studies hebben aangetoond dat gebruikers van light pro-

ducten in sommige gevallen meer gaan eten van andere

producten. De keuze voor een glas magere melk bij de

lunch mag bijvoorbeeld geen excuus zijn om later in de

middag een groot stuk appeltaart te nemen. We kunnen

dus concluderen dat iedereen die op zijn of haar gewicht

wil letten er niet onverstandig aan doet om voor light

producten te kiezen. Het is wel belangrijk om erop te let-

ten dat de keuze voor light niet als excuus gebruikt wordt

om later op de dag meer of ongezonder te eten.

Voor het volledige rapport zie:

http://hdl.handle.net/1765/41389.30

Bac

kBo

ne

31

Bac

kBo

ne

KoNINKLIjK BEZoEK

VOOR OPENINg

ACADEMISCH JAARVoor de opening van het Academisch Jaar 2014-2015 ontvingen we op 2 september een eregast in Rotterdam. Collegevoorzitter Pauline van der Meer Mohr mocht een speciale centennial sculptuur uitreiken aan

koning Willem-Alexander.32

Bac

kBo

ne

33

Bac

kBo

ne

NEELIE KRoEs DE gRANDE DAME

VAN ONZE ECONOMIE

Neelie Kroes is zo’n beetje de bekendste alumna van de Erasmus Universiteit. ‘Haar’ faculteit, Erasmus School of Economics, liet door journaliste Alies Pegtel

een biografie schrijven over een van de meest succesvolle vrouwen in de recente Nederlandse geschiedenis.

D e eurocommissaris werkte schoorvoetend mee aan de

publicatie en Pegtel interviewde vele intimi waaronder

vrienden, familie en oud-collega’s van Kroes. Op 15 mei

2013 kreeg zij het boek overhandigd in Rotterdam, de locatie waar

in haar tijd nog de Nederlandse Economische Hogeschool (NEH)

huisvestte. De dag stond in het teken van de boekpresentatie

Neelie, brave meisjes schrijven zelden geschiedenis en de afscheids-

rede van emeritus hoogleraar Johan Witteveen. Hun tijd samen

aan de NEH, staat zorgvuldig beschreven in het boek van Pegtel.

Begin jaren zestig waren studentenverenigingen de kraamkamers

van de Nederlandse elite. Het wel en wee van de verenigingen,

wiens leden in persoonlijk contact stonden met burgemeesters,

hoog leraren en andere hoogwaardigheidsbekleders, werd nieuws-

waardig geacht. Voor aanvang van het RVSV-lustrum zochten Nee-

lie Kroes en de praeses van de lustrumcommissie, de van oorsprong

Tsjechische Jana Beranova, met succes de publiciteit . In kranten

verschenen aardige stukken over de RVSV met koppen als: ‘geleer-

de vrouwen ook tussen de potten en de pannen’. Op donderdag 16

februari 1961 ging het RVSV-lustrum ’s middags van start met een

kegelwedstrijd met clubleden en hoogleraren. Daarna werden de

studentes verwelkomd op het stadhuis door PvdA-burgemeester

gerard van Walsum met ‘een aubade van het muziekkorps van de

politie’. Volgens de reportage in NRC Handelsblad van de volgende

dag was het een geslaagde ontvangst, ‘die is uitgelopen op een

bijzonder gezellige bijeenkomst. Mevrouw Kroes, praeses van de

RVSV, beantwoordde de rede van mr. Van Walsum in geestige be-

woordingen. Zij bood hem een bierpul met de beeltenis van de

Euromast aan. Mevrouw van Walsum kreeg bloemen.’

De bijna legendarische aanvaring tussen Onno Ruding en Neelie

Kroes, die decennia later in de media zou worden gememoreerd,

haalde de krant toen niet. Als rector van het RSC had Ruding vrij-

dagmiddag in de aula ‘het kleine zusje’ gefeliciteerd met de 45ste

Door: Wieneke Gunneweg

‘We zaten met onze voeten in teilen water te blokken voor ons kandidaats’

Voorpublicatie uit Neelie - Brave meisjes schrijven zelden geschiedenis.

Door Alies Pegtel. Uit hoofdstuk 2

34

Bac

kBo

ne

35

Bac

kBo

ne

‘Er gaan maar zo weinig meisjes economie studeren en het is toch zo mieters en je krijgt zoveel kansen later’

verjaardag. Neelie had zich niet bedacht en snedig geantwoord:

‘Van deze familieverhoudingen ben ik mij niet bewust.’ Ineke

Nooteboom was opgetogen dat ze hem de les las. ‘Onno zei ook

iets gewaagds, over rijpe appels die van de boom vallen. Neelie

pikte dat niet, ze ging staan en hield een speech.’ Ineke noemt het

opvallend dat Neelie zich in het openbaar anders uitte dan in privé-

situaties. ‘Persoonlijk was ze warmer en hartelijker dan als ze voor

publiek sprak, dan trok ze een strak gezicht.’ Er volgden nog een

aantal festiviteiten met als hoogtepunt een galabal in de Euromast.

Dansen in de 104 meter hoge uitzichttoren was een topattractie.

Het jaar daarvoor was ‘het hoogtepunt van Rotterdams doorzet-

tingsvermogen’ geopend. In alles week het markante gebouw af

van dat wat het zakelijke Rotterdam tot dan toe kende: je kon in de

Euromast niet wonen of werken, er was geen nuttige functie aan het

gebouw verbonden, behalve van het uitzicht genieten. Een ander

organisatorisch kunststukje was het internationale vervoerscon-

gres dat ze hadden georganiseerd. Het was Neelie’s idee geweest

ook een inhoudelijk evenement te verbinden aan het lustrum. Het

transportcongres vond plaats in de Kamer van Koophandel. Dat gaf

prestige, want haar voorzitter Karel Paul van der Mandele, tevens

president-curator van de NEH, was een Rotterdammer met grote

macht en invloed. Hij was aanjager van talloze wederopbouwpro-

jecten, waaronder de Botlek, Europoort, de aanleg van vliegveld

Zestienhoven en de Floriade, een manifestatie bedoeld om de stad

nieuw elan te geven. De lustrum-conferentie ‘La politique Europi-

enne des transports’ werd geopend door VVD-medeoprichter en

oud-minister van Buitenlandse Zaken Dirk Stikker, die een paar we-

ken later op 21 april zou aantreden als secretaris-generaal van de

NAVO. Er kwamen ook buitenlandse gasten naar het congres en de

gesprekken werden simultaan in het Engels vertaald, deelnemers

hadden de beschikking over koptelefoons.

De twintigjarige, energieke Neelie was tevreden dat ze dit al-

les met een handvol meiden voor elkaar hadden gekregen. Haar

broer Til zegt dat hij tijdens haar studie voor het eerst zag dat

zijn zus veel ambitie had. ‘gedurende haar schooltijd hadden we

dat minder in de gaten, daar waren minder gelegenheden om je

te profileren. Mijn ouders waren trots op haar. Al spraken ze dat

niet uit, ik merkte het wel.’ Trots of niet, volgens Neelie’s vader

verdiende haar studie, ondanks alle nevenactiviteiten, prioriteit.

Elly de Jonge, die in het bestuur van de lustrumcommissie had

gezeten, vertelt dat ze beiden vanwege de lustrumorganisatie

uitstel hadden gekregen voor hun kandidaats. Als derdejaars

moesten ze een kandidaatsexamen afleggen en dat was een

serieuze en officiële aangelegenheid. Studenten verschenen in

jacquet of japon bij hun professoren en deden mondeling exa-

men. ‘Wij zijn met zijn tweeën keihard gaan blokken bij Neelie

thuis, ik woonde drie maanden praktisch bij haar in,’ vertelt Elly.

Neelie weet het ook nog. ‘Op de muur van mijn zolderkamer

plakten we van die grote vellen kastpapier, die je normaalge-

sproken op de planken legde onder de kleren. Op die grote vel-

len schreven we wat we moesten onthouden. Het was zomer en

ontzettend warm. Met onze voeten zaten we in teilen water om

ze koel te houden.’ Neelie haalde haar kandidaats en dat was hét

moment om het ouderlijk huis te verlaten. Ze ging op kamers

wonen in het RVSV-huis. ‘Na mijn kandidaats ben ik meteen een

baantje gaan zoeken, zodat ik een kamer kon betalen,’ zegt ze.

‘Ik kon terecht als student-assistent bij professor Henk Kuiler,

van Vervoerseconomie.’

Haar studie spitste ze na haar kandidaats toe op haar persoon-

lijke interesses. Binnen de algemeen economische richting

koos ze voor internationale monetaire betrekkingen. ‘Het was

een zwaar werkcollege, maar ik had in mijn hoofd dat ik naar

Washington wilde, naar de Wereldbank of het IMF, dat leek

me fantastisch.’ Er heerste destijds groot optimisme over in-

ternationale samenwerkingsverbanden. Op 25 maart 1957 had

Nederland met vijf andere West-Europese landen het Verdrag

van Rome getekend waarmee ze de Europese Economische

gemeenschap (EEg) hadden gesticht. De wereld werd kleiner,

ook voor studenten. Studentenorganisatie Aiesec, die een paar

jaar na de oorlog was opgericht, organiseerde internationale

studentenuitwisselingen en vanwege haar wens ooit in Amerika

te werken, meldde Neelie zich bij Aiesec aan voor een stage

in Chicago. De Verenigde Staten waren een trekpleister, ook al

omdat in 1961 de jonge president John Kennedy was aangetre-

den die met zijn knappe modieuze vrouw Jackie, een nieuwe

generatie representeerde.

Haar vader vond het goed, vertelt Neelie, dat ze naar de an-

dere kant van de oceaan op stage ging. ‘Hij zei wel: “ik schiet

je de reis voor, maar als je terug bent, moet je me de kosten

meteen terugbetalen.”’ De overtocht naar New York maakte ze

met groote Beer, ‘een schip waarop iedereen zeeziek werd’.

Vandaaruit ging ze met een greyhoundbus naar Chicago. Daar

was een kamer geregeld in een meisjeshuis. De bedrijfsstage

viel aanvankelijk tegen. ‘Ik mocht alleen koffie halen en papie-

ren op stapeltjes leggen. Pas toen ik daarover had geklaagd,

mocht ik interessantere dingen doen.’ Achteraf had ze spijt dat

ze de gelegenheid niet had aangegrepen om door de Verenigde

Staten te reizen. ‘Ik heb vrijwel niets van het land gezien. Maar

ja, ik moest mijn stagevergoeding meteen na terugkomst af-

dragen aan mijn vader. Zo zie je maar hoe bepalend die man in

mijn leven is geweest.’ 36

Bac

kBo

ne

37

Bac

kBo

ne

oNZE joHaNNEs WITTEVEEN

Op donderdag 15 mei gaf prof. dr. Johannes Witteveen zijn afscheidslezing aan Erasmus School of Economics, getiteld The meaning of our enormous

structural balance of payments surplus. De ondertitel – A neglected opportunity – geeft in wezen het antwoord op die vraag.

Door:Sandra Phlippen

HET AFSCHEIDSINTERVIEW

E r zit een duidelijke boodschap in uw afscheidslezing. U

signaleert een overschot op de lopende rekeningen in

Nederland en stelt dat dit een mogelijkheid had kunnen

bieden om de negatieve effecten van een aantal onevenwich-

tigheden in de economie te verzachten. Welke onevenwichtig-

heden bedoelt u en wat is hier problematisch aan?

‘Het gaat in wezen om bewegingsprocessen in de economie. De

meeste economen zijn tegenwoordig aanhangers van de alge-

mene evenwichtstheorie. Zij gaan er van uit dat alle markten altijd

in evenwicht zijn. In werkelijkheid is er echter het tijdselement.

Het evenwicht raakt soms verstoord. Daardoor komen krachten

op gang die de economie weer doen tenderen naar een nieuw

evenwicht. Maar het aanpassingsproces naar een nieuw even-

wicht duurt soms langer dan nodig is, of is pijnlijker dan nodig

omdat de herstellende krachten verstoord worden door beleid of

door instituties.’

U pleit ervoor om in te grijpen in het herstelproces naar een

nieuw evenwicht?

‘Ja. Het Nederlandse spaaroverschot is een kans om te investe-

ren in de economie waardoor we de recessieduur en daarmee

het pijnlijke aanpassingsproces van de economie naar een nieuw

evenwicht zouden kunnen verkorten en verzachten. Daarmee

bedoel ik niet dat het gespaarde pensioengeld geen groot goed

is, maar wel dat men de investeringen met dat spaargeld beter

in Nederland had kunnen doen, bijvoorbeeld in de Deltawerken.

Niemand betwijfelt de noodzaak van deze investering op de lan-

gere termijn. Daarbij is de rente nu zo laag dat dit een ideale in-

vestering zou kunnen zijn om de economie te stimuleren, om op

die manier veel werkgelegenheid in Nederland te creëren. Deze

vorm van conjunctuurpolitiek wordt nauwelijks bedreven, en dat

is de gemiste kans.’

Uw ideeën over het draaien aan de knoppen van de economie

waren ook kenmerkend voor uw leermeester Jan Tinbergen.

Hoe inspirerend waren zijn ideeën voor u?

‘Enorm. Tinbergen was gericht op economische politiek. Naar

zijn idee kwamen de voordelen van de vrije markt tot hun recht

binnen een klimaat dat door de overheid werd geschapen. Des-

tijds, tijdens de grote depressie van de jaren dertig, was Tinber-

gen bezig met het heel simpel in kaart brengen van economische

verbanden. Hij gebruikte eenvoudige modellen, waaruit hij een 38

Bac

kBo

ne

39

Bac

kBo

ne

helder inzicht destilleerde. Dat was inspirerend. Ook bij de op-

richting van het Centraal Planbureau was het uitgangspunt dat

beleid het klimaat zou scheppen om de vrije markt beter te laten

werken. Een centrale planeconomie, zoals men later wel eens

dacht, is nooit de insteek van het Planbureau geweest. Wel was

er sprake van een groot idealisme. Iedereen had er een enorm

positief gevoel bij. Het Planbureau was het mooiste werk dat je

kon doen: meewerken aan de wederopbouw. Maar om die vrije

economie te herstellen, formuleerde Tinbergen de regel dat er

evenveel variabelen als beleidsdoelen moesten zijn, zodat ieder

beleidsinstrument slechts één beleidsdoel effectief zou dienen.’

Tegenwoordig is er veel discussie over het Centraal Planbureau.

De grote macromodellen zouden te complex zijn geworden en

de politiek hecht er te veel waarde aan. Wat vindt u van de hui-

dige macromodellen van het Planbureau?

‘Hoe ingewikkelder de modellen worden, hoe moeilijker ze te

doorzien zijn. Uiteindelijk moet je je altijd afvragen of de uitkomst

overeenkomt met je praktische gevoel van de werkelijkheid. Dat

is nu veelal niet meer het geval, maar door de complexiteit is het

ook niet meer te toetsen. Het IMF werkte met modellen die be-

rusten op verbanden zoals die bestaan bij normale bezetting van

het productieapparaat. Maar in een recessie werken die verban-

den anders. Dit heeft geleid tot de hele discussie over de juiste

multiplier. Het IMF gaf de verkeerde adviezen in deze crisis door

gebruik te maken van een model dat op verkeerde aannames ge-

baseerd was. Zodoende is er te veel bezuinigd in griekenland.

Men onderschatte het negatieve multipliereffect van bezuinigin-

gen in dit land. In mijn ogen had het IMF meer gericht moeten zijn

op groei. Er hadden weliswaar structurele hervormingen plaats

moeten vinden, maar daarnaast ook een agenda die gericht is

op groei.’

Ondanks de toegenomen complexiteit van macromodellen is

de impact van de financiële sector op de reële economie toch

onvoldoende tot uitdrukking gekomen in de modellen?

‘Zelfs Jan Tinbergen had al grote moeite om de financiële sector

in zijn model van de Amerikaanse economie onder te brengen,

dus dat probleem is niet nieuw. Maar het is ook principieel moei-

lijk om dit te realiseren, omdat financiële markten deels worden

gedreven door massapsychologie. Dat kun je moeilijk in een

model vangen. Massapsychologie heeft te maken met the state

of long term expectations, waar Keynes een prachtig hoofdstuk

over schreef. Economen houden in hun model rekening met

grote investeringen, maar deze zijn omgeven door grote onze-

kerheden die beïnvloed worden door wat men van de lange ter-

mijn verwacht. Wat mensen verwachten dat er op de lange ter-

mijn zal gebeuren is een massapsychologisch verschijnsel. Een

ander voorbeeld is dat financiële markten een grote rol spelen

in de financiering van de begroting. In eerste instantie maakte

dat financiering van overheidsuitgaven heel makkelijk, maar toen

later de kredietcrisis uitbrak, werd dat vrijwel onmogelijk.’

We weten sinds de crisis dat financiële markten een grote in-

vloed hebben op de effecten van het beleid op de reële eco-

nomie. Houdt u er rekening mee dat dit transmissiekanaal

mogelijk een dempend effect heeft op de mogelijkheid om de

economie met beleid te beïnvloeden?

‘Het is altijd moeilijk om de reële economie te beïnvloeden. Vol-

gens Keynes kan monetair beleid op zichzelf de economie niet

voldoende beïnvloeden, daarom is begrotingspolitiek nodig.

Opvallend tijdens het 200-jarige bestaan van De Nederlandsche

Bank was dat er in feite alleen aandacht was voor monetair be-

leid. Alsof er geen ander instrument is dan dat om de economie

bij te sturen. Maar monetair beleid is niet altijd werkzaam. Je ziet

dat het heel laag zetten van de rente geen effect op gedrag heeft

als de mensen lage verwachtingen hebben van de toekomst. Mijn

suggestie is om in het beleid structuur en conjunctuur van elkaar

te onderscheiden. Structurele hervormingen die nodig zijn om

de economie naar een nieuw evenwicht te helpen, hebben vaak

negatieve conjunctuureffecten. Het is dan nodig om conjunctu-

rele maatregelen te treffen, zoals de wiebeltaks. De wiebeltaks is

‘We hadden het gespaarde pensioengeld beter in Nederland kunnen investeren, bijvoorbeeld in de Deltawerken’

een tijdelijke belasting(korting) die conjunctuurdempend werkt

en structurele hervormingen ongemoeid laat. Het lastige is al-

leen voor de politiek om deze duale boodschap geloofwaardig

uit te leggen. Met deze wiebeltaks had de consumptie gestimu-

leerd kunnen worden, wat de bekende multiplier in gang had

gezet. De structurele hervormingen van het moment zijn dus

prima, maar we moeten er een instrument bij hebben.’

Gaan mensen, als ze lage toekomstverwachtingen hebben, dat

extra belastinggeld niet sparen of ontschulden?

‘Dat is onwaarschijnlijk, want het gaat om het marginale effect.

Mensen zijn al aan het ontsparen, dus als ze daardoor dat extra

geld hadden besteed, trekt de vraag aan en dat kan een vertrou-

wensimpuls geven die investeringen aanjaagt, die weer werkge-

legenheid creëren. Ook kunnen kleine bedrijven die aan de rand

zitten net wat meer doen met dat beetje extra ruimte.’

Mengen economen zich genoeg in deze discussie?

‘Nee, we hebben als economen de taak om de politiek te wijzen

op de contracyclische rol van de overheid. Een goed politicus

moet dit toch kunnen uitleggen? Bijvoor-

beeld door het onderscheid tussen structu-

rele en conjuncturele maatregelen duidelijk

te maken. Maar dat is voor een politicus niet

makkelijk. Enerzijds vraag je om pijnlijke her-

vormingen, anderzijds verlaag je de belastin-

gen. Een andere conjuncturele maatregel zou

kunnen zijn dat je een lange termijninvestering

naar voren haalt, zoals het nieuwe Deltaplan.’

Waardoor komt het dat de economen zich

te weinig roeren?

‘Ontwikkelingen in de economische wetenschap zijn van de eco-

nomische conjunctuurpolitiek afgedreven. Het huidige econo-

mische denken grijpt terug op het algemene evenwichtsdenken,

waarin uitgegaan wordt van rationele verwachtingen en gedra-

gingen. Daarin is er vrijwel geen rol voor de overheid. Dit past in

het politieke klimaat van Reagan en Thatcher, maar ook de huidi-

ge politiek lijkt te neigen naar het idee dat als we de overheid het

tekort maar laten terugdringen, dat dan – wanneer de overheid

zich dan verder niet met de economie bemoeit – de vrije markt

alles oplost. Maar zoals ook aan het begin gezegd: het begro-

tingsbeleid is nodig om die aanpassingsprocessen te begeleiden,

zodat de vrije markt zo snel mogelijk in haar evenwicht komt en

haar heilzame werk kan doen.’

Is er een conflict tussen uw liberaal zijn en het maakbaarheids-

denken?

‘Absoluut niet. Liberaal wil niet zeggen laisser faire, laisser passer,

maar wel dat een overheid nodig is die de vrije economie bij-

stuurt. Als je dat niet doet, dan brengt die vrije economie zoveel

nadelen met zich mee dat dit koren op de molen is voor de linkse

partijen. Een vrijemarkteconomie brengt ons werkloosheid en

levert ons over aan de macht van het kapitaal. Kapitaal wordt te

vrij gelaten. Zie wat er met ABN AMRO is gebeurd. DNB voorzag

dat de overname schadelijk zou zijn, maar had niet de bevoegd-

heid om kapitaal aan banden te leggen als nationale belangen

geschaad zouden worden. Een ander aspect is dat de overheid

moet herverdelen. Ongelijkheid reduceren dient de goede wer-

king van de vrije economie. Maar deze ongelijkheid komt in het

geding door de grote bewegingsvrijheid van kapitaal, dat de plek-

ken in de wereld met de laagste belasting opzoekt. Daar komt

nog bij dat het door de vlucht van kapitaal naar belastingparadij-

zen steeds lastiger wordt om aan het schaarser wordende kapi-

taal te komen, waardoor de lonen in de financiële sector omhoog

gaan. Dat is een direct gevolg geweest toen China en India gin-

gen exporteren naar de wereldmarkt. Daar is arbeid schaarser en

gaan de lonen omhoog. Bij ons is arbeid steeds overvloediger,

en zie je dat bij ons en in Amerika de reële inkomens nauwelijks

gestegen zijn in de laatste jaren. Inkomen is daardoor sterk naar

de winsten verschoven.’

Wat zou de overheid daaraan kunnen doen zonder kleine bedrij-

ven te zeer te belasten en zonder kapitaalvlucht uit Nederland?

‘Je zou de financiële-transactietaks (Tobin-taks) kunnen invoe-

ren. De financiële sector moet geremd worden, want ze onttrekt

onevenredig makkelijk kapitaal uit te

maatschappij. Je moet zand in de wielen

van de financiële sector strooien. Verder

kun je denken aan erfbelasting en ver-

mogensbelasting. Om dit politiek haal-

baar te maken, zal een beroep moeten

worden gedaan op het solidariteitsge-

voel onder de elite. Het boek van Piketty

gaat hier wel voor zorgen. goede soci-

ale verhoudingen zijn belangrijk voor de

ontwikkeling van de hele maatschappij.

Het IMF had vroeger instrumenten om

internationale kapitaalbewegingen te beperken. En ook nu staat

het IMF bepaalde landen toe om kapitaalbeperkende maatrege-

len door te voeren, zoals het blokkeren van grote overnames.’

Ten slotte nog een vraag over vertrouwen. U geeft in uw af-

scheidslezing aan dat het daar allemaal om draait. Nu laat re-

cent onderzoek zien dat er in tijden van hoogconjunctuur te

veel vertrouwen is, waardoor er bij kredietverlening op de fi-

nanciële markten onvoldoende controle is geweest op de kwa-

liteit van het onderpand. Transacties vonden toen door ver-

trouwen juist te eenvoudig plaats. Hoe kijkt u hier tegenaan?

‘In een hoogconjunctuur is er inderdaad soms te veel vertrou-

wen. In laagconjunctuur is er te weinig vertrouwen. Tegenover de

onzekerheid van de conjunctuur is er behoefte van vertrouwen

vanuit een spirituele kracht. Vertrouwen dat het op de lange ter-

mijn weer goed komt: long run expectations. Waar we behoefte

aan hebben, is een algemeen vertrouwen in het nieuwe even-

wicht van de economie. Net zoals je op je individuele levenspad

soms moeilijkheden tegenkomt die je op een later moment in je

leven onverwacht toch veel kunnen opleveren. Vertrouwen in het

belang van elke situatie op elk moment.’

Dit interview verscheen eerder in Economisch Statistische

Berichten, jaargang 99 (4685).

‘Je moet zand in de wielen van

de financiële sector strooien’

40

Bac

kBo

ne

41

Bac

kBo

ne

BaNKIERs BoNussEN

VERDIENEN BETERE PRESTATIES EEN

HOgERE BELONINg?

Eerder dit jaar stond in het NRC Handelsblad dat George Osborne een klacht indient bij het Europees Hof van Justitie in Luxemburg. De Britse minister van Financiën probeert zo

te voorkomen dat binnen de Europese Unie een limiet wordt gesteld aan de hoogte van bonussen voor bankiers.

Door: Sjoerd van Bekkum • Illustratie: Carolyn Ridsdale

43

Bac

kBo

ne

42

Bac

kBo

ne

ment op aandelen een bepaald percentage bedraagt.

In het geval van een bank wordt soms zo’n vijftien tot

twintig procent vereist, wat betekent dat de manager

een flink risico moet nemen om zijn bonus te krijgen.

Dat maakt elke beperking van de bonus ter voorkoming

van risico's onzinnig, zolang er geen aandacht wordt

besteed aan de prikkels die uitgaan van de bonussen.

Een flinke bonus mag natuurlijk best van een ambiti-

euze doelstelling afhangen. Maar is het rendement op

aandelen werkelijk de beste graadmeter voor goede

prestaties? Wetenschappelijk is er geen positief ver-

band aangetoond tussen prikkels ten gunste van

aandeelhouders en risico-monitoring, maar eerder

een negatief verband. In plaats van aandelenrende-

ment stellen verschillende studies voor om de bonus

te koppelen aan andere prestatiedoelen. Hoewel niet

alle ideeën even makkelijk te implementeren zijn, kun-

nen objectieve graadmeters voor bankrisico prima

gebruikt worden. Bijvoorbeeld: waarom niet de bo-

nus koppelen aan het rendement op obligaties die

een bank uitgeeft, of de premie op de credit default

swaps waarmee deze obligaties verzekerd kunnen

worden? De winst van de bank gaat immers volledig

naar de aandeelhouders, terwijl de verliezen worden

gedeeld met de obligatiehouders. Deze laatste zijn

dus gebaat bij het beperken van risico, precies zoals

het wetsvoorstel beoogt. En als honderd procent ri-

sicobeheersing iets te ver gaat voor de aandeelhou-

ders, is het een compromis om de bonus niet langer

te koppelen aan het rendement op aandelen maar

aan het totale rendement op aandelen en schulden.

Al deze aanpassingen zijn te implementeren met een

regeling die niet ingewikkelder is dan het huidige voor-

stel. Het idee van risicobeperking via het salarisstrookje

kan behalve op de bonus ook op het totale belonings-

pakket worden toegepast. Dus laten we george Os-

borne voor deze keer gelijk geven, en Europese regel-

geving bedenken die het probleem daadwerkelijk een

klein beetje kleiner maakt.

sjoerd van Bekkum

Sjoerd van Bekkum

is sinds januari 2011

universitair docent

financiële economie

aan Erasmus School

of Economics Van

Bekkum heeft een

PhD in Economie

van het Tinbergen

Instituut en doet

empirisch onderzoek

naar bestuurders-

beloningen, bedrijfs-

investeringen, en

de voorspelbaarheid

van aandelen -

rendementen.

‘Want wat zou u doen als uw bonus op die manier beperkt zou worden? Juist, een hoger salaris vragen’

De aanleiding is een wetsvoorstel, dat afge-

lopen april is goedgekeurd door het Euro-

pees Parlement. De jaarlijkse bonus voor

bankiers mag volgens dit voorstel vanaf 2014 niet

hoger dan één jaarsalaris zijn, of twee jaarsalaris-

sen als de aandeelhouders daarmee instemmen.

Het wetsvoorstel was in de eerste plaats ontwor-

pen ‘om risico-zoekend gedrag te voorkomen’.

Hoewel Osborne misschien vooral vreest dat dit

soort regelgeving bankiers uit de Londense City naar

het buitenland jaagt, bracht hij ook een minder op-

portunistisch argument in. Want wat zou u doen als

uw bonus op die manier beperkt zou worden? Juist,

een hoger salaris vragen. Dat zal vast niet de bedoe-

ling van het wetsvoorstel geweest zijn. Bovendien:

door een hoger salaris gooien we met het badwater

ook het kind weg. Want bonussen laten de perso-

neelskosten van een bedrijf ‘mee-ademen’ in vette

en magere jaren. Zo verzwaren we dus de lasten

in moeilijke tijden, en wordt het risico voor banken

juist groter. Maar naast deze onbedoelde bijwerkin-

gen rammelt het voorstel ook op andere fronten.

Bonussen zijn een mechanisme waardoor mana-

gers meer krijgen uitbetaald als ze beter presteren.

Laten we om te beginnen veronderstellen dat we

weten wat we met ‘beter’ bedoelen. Dan betekent

een lagere bonus ten opzichte van het salaris (al dan

niet door gestegen salarissen), dat slechte mana-

gers voortaan minder sterk afgestraft worden als

ze ‘slecht’ presteren. Dat kan niet de bedoeling zijn.

Wat zijn ‘goede’ prestaties? Dat is de vraag. Nu is het

wetsvoorstel daar vrij duidelijk in, namelijk het beper-

ken van bankrisico's. Een goed punt, want het veiligstel-

len van een constante stroom van krediet blijkt net zo

belangrijk voor een productieve samenleving als een

constante stroom van gas, water en licht. Maar wan-

neer krijgen managers hun bonus eigenlijk uitgekeerd?

In veel gevallen, zo blijkt, is dat wanneer het rende-

‘Perfecte voorbereiding’

Frank Berning,

Business Analyst bij KPN

Mijn tijd aan Erasmus School of Economics

was een perfecte voorbereiding voor mijn

huidige baan. Ik maak dagelijks van de vaar-

digheden en kennis die ik tijdens mijn studie

heb opgedaan. Van finance tot marketing

en van micro-economie tot accounting, het

komt allemaal aan bod in de projecten die

ik doe.

44

Bac

kBo

ne

45

Bac

kBo

ne

smeltkroes van smaken

Patat in een papieren puntzak,

staand, bij de counter van

Bram Ladage. Of toch liever

een Vietnamese baguette

voor de lunch? En vanavond?

Michelinsterren of dat Chinese

buurtrestaurantje?

De ideale fabriek

UNESCO Werelderfgoed, ‘een

gedicht in staal en glas’. Je

was trots als je werkte in deze

koffie-, thee- en tabakfabriek

van Van Nelle uit 1931, waar

het welzijn van de werknemers

telde. Nu: Ontwerpfabriek.

Rotterdam = muziek

Stampende scheepsmotoren

en dreunende heimachines:

Rotterdam is muziek. Op

North Sea Jazz (juli) staan de

grote namen en het must hear

talent. Hier hoor je verleden,

heden en toekomst van jazz,

soul en pop.

MET RoTTERDaM BEN JE NOg LANg NIET KLAAR...

It’s not done yet, schrijft the New York Times over Rotterdam. De krant zette de stad dit jaar in de top 10 van Places to Go. Grootste haven van Europa, spectaculaire skyline, architectuur van wereldklasse, topmusea - het is er allemaal. En inderdaad: Rotterdam is nog lang niet klaar! Wat maakt Rotterdam een city to see, ook volgens de Rough guide? Wij denken de mix van oud en nieuw, bijvoorbeeld op de Blaak, waar je een gotische kathedraal naast futuristische kubuswoningen vindt. En de rivier, die de geur van de zee in de stad brengt en waarover je boottaxi’s als vlooien ziet hoppen. Of zouden het gewoon de mensen zijn, zo gevarieerd en aantrekkelijk als een Surinaams buffet, waarin azië, afrika, amerika en Europa versmelten. Ga kijken, morgen kan het in Rotterdam alweer anders zijn.

Mode aan de Maas

176 nationaliteiten en

stijlen. Adidas en driedelig,

vintage couture en designer

tracksuits, handgemaakte he-

renschoenen en Chinees con-

tainerspul. Shoppen begint op

de Nieuwe Binnenweg. veel

lak: de stijl is onalledaags, luxe

en een tikkeltje brutaal. Niet

voor niets is de excentrieke

nachtburgemeester van Rot-

terdam, Jules Deelder, al jaren

vaste klant.

Een pier als een decor

Alleen al van buiten is het

nieuwe film- en muziek-

theater Lantaren/Venster

mooi. Vooral na zonsonder-

gang waant de filmliefhebber

zich op de Wilhelminapier in

het futuristische Alphaville.

MegaMarkthal

Het volgende architectonische

hoogstandje staat altijd al

klaar in deze dynamische stad.

Hier hangt het grootste kunst-

werk ter wereld boven de

eerste overdekte marktvloer

van Nederland. Altijd vers.

Havenstad met hart

Ik heb mijn hart op Katen-

drecht verloren. De opium-

lokalen en de vrouwen van

lichte zeden zijn weg, toch

wordt steeds gezelliger op dit

schiereiland, waar zeeschui-

mers plaatsmaken voor koffie

en cuisine.

De wereld zien op IFFR

Spectaculaire evenementen

voor elke smaak krijgen de

ruimte: het Zomercarnaval, de

Marathon en City Racing met

Formule 1-demonstaties en

andere wereldtoppers van de

autosport in actie in de straten

van Rotterdam. En natuurlijk

het International Film Festival

Rotterdam (januari), met films

uit alle delen van de wereld.

46

Bac

kBo

ne

47

Bac

kBo

ne

Baas

Hoe lang was het geleden dat hij de beginselen van de ‘roei-

haal’ onder de knie kreeg? Drie, drie en een half jaar gele-

den? Veel langer kon het niet geweest zijn. En nu, op zon-

dag 20 oktober 2013, roeide Reinier Spillenaar Bilgen plotseling

in de grootste roeiwedstrijd ter wereld, The Head of the Charles

Regatta in Boston, met de Oude Acht van Skadi, tussen de boten

van de Amerikaanse Ivy League-universiteiten en de bondroeiers

van Nederland en Frankrijk. ‘Bij het zien van die tegenstand begon

ik toch wel een beetje te twijfelen’, geeft Reinier achteraf toe.

Een ploeg waar je bij wilt horen

In het eerste jaar van zijn studie aan de Erasmus Universiteit Rot-

terdam werd hij lid van Skadi, voluit: de Algemene Rotterdamse

Studenten Roeivereniging Skadi. Toen Reinier die roeihaal eenmaal

beheerste – catch, doorhalen, afmaken, uitpik, recover, catch,

doorhalen, afmaken, uitpik, recover – had het roeivirus hem te

pakken. Drie keer in de week werd twaalf keer in de week trainen.

In de zomer voor het Amerikaanse avontuur mocht hij voor het

eerst plaats nemen in de Oude Acht op het WK onder de 23.

Aan zelfvertrouwen ontbrak het hem dan ook niet, die zondag

op de rivier de Charles. ‘Ik had het gevoel dat we ook echt thuis-

hoorden in de Champions Eights’, zegt Reinier. Meer dan de helft

van de mannen in de boot had dat jaar al een medaille gewon-

nen tijdens een WK, EK, Worldcup of Universiade. Vier van de acht

roeiers aan boord namen deel aan de Olympische Spelen. ‘Een

ploeg waar je graag bij wilt horen’, zegt hij over zijn teamgenoten

tijdens de Head of the Charles. ‘Mannen met ervaring en heel veel

roeikennis. Ze leggen actief uit wat ze willen dat je doet en hoe je

het moet doen. Als relatieve nieuwkomer leer je dan veel en snel.’

’Je leert zoveel meer dan alleen roeien’

15 minuten en 12,7 seconden doet het gelegenheidsteam over de

3 mijl over de Noord-Amerikaanse rivier. goed voor de vijftiende

plaats. Achter de Fransen, het team van de US Naval Academy en de

Holland Acht. Maar de Rotterdammers eindigen vóór een aantal Ivy

League-teams, een prestatie om trots op te zijn. En Reinier genoot

van elk moment. ‘De Charles is misschien wel de mooiste, maar ook

de bochtigste roeirivier ter wereld.’ Langs het water flitsen de impo-

sante boothuizen van onder meer Boston University, MIT, Harvard

en de North Eastern University voorbij. Roeigeschiedenis.

Negenduizend deelnemers van tweeduizend verenigingen en

driehonderdduizend toeschouwers trekt de tweedaagse regatta.

De winnaar is ‘Head of the River’, baas van de rivier. Dat voelden de

Rotterdammers zich na hun goede prestatie toch wel een beetje.

Reinier: ‘Toen ik als doodnormale student aankwam in Rotterdam

had ik dit nooit durven dromen. Er waren vele uren met z’n nege-

nen in de boot voor nodig om dit te bereiken en we hebben samen

kilo’s pasta en vlees verorberd. En niet te vergeten de vele uren

aan voorbereiding om stickers, pakjes, tickets en verblijf te rege-

len. Maar ik kan dit iedereen alleen maar aanraden. Je leert zoveel

meer dan alleen roeien.’

Rotterdamse roeiers maken indruk

Zonder topsport geen topuniversiteit, vinden ze in Rotterdam.

Het Erasmus Trustfonds dat ten doel heeft ‘het bevorderen van de

groei en bloei van de Erasmus Universiteit Rotterdam’, droeg bij

in de kosten van de deelname aan de prestigieuze roeiwedstrijd.

Bovendien werd het team voor de gelegenheid gesponsord door

Erasmus School of Economics, om het honderdjarig bestaan van

Zonder topsport geen topuniversiteit. Erasmus School of Economics steunt de roeiers van A.R.S.R. Skadi, die successen vieren bij alle grote

internationale roeievenementen. Hoe je in een paar jaar tijd kunt uitgroeien van onervaren sportstudent tot Rotterdamse roeikampioen.

OP HET WATERDoor: Werner Bossmann

49

Bac

kBo

ne

48

Bac

kBo

ne

de universiteit en economische faculteit extra glans te geven.

‘We dagen de Ivy League uit’, had Skadi-president John Veerman

vooraf gezegd, in de overtuiging dat Rotterdam zich kan meten

met de gerenommeerde Amerikaanse universiteiten. En dat blijkt.

De wereld heeft de roeiers in de geel met zwarte ESE-letter swea-

ters opgemerkt. Ze hielden stand in het mekka van het varsity-

roeien. Ook de Jonge Acht maakte indruk

in Boston, de eerstejaars werden twaalfde

in hun klasse. 100 years of impact, indeed.

Studeren in de Topsportstad

Met de voorzieningen voor sportieve stu-

denten zit het wel goed in Rotterdam, dat

een groot aantal topsportfaciliteiten telt. De

stad ademt topsport. Rotterdam heeft maar

liefst drie professionele voetbalclubs, draait

mee in de hoogste regionen van het honk-

bal, heeft een vermaard tennistoernooi en

een topmarathon en in 2010 ging in de

Maasstad de Tour de France van start. En

dan is er die machtige rivier, die zich dwars

door de stad een weg naar zee baant, symbool voor de openheid van

de stad en voor de ambitie om de wereld te veroveren.

Studenten die op hoog niveau sporten kunnen via het Erasmus Top-

sport Bureau de topsportstatus krijgen, die het ze makkelijker moet

maken studeren en sporten te combineren. Wedstrijden en trainin-

gen worden opgenomen in een speciaal studieschema. Maar het

blijft het nuchtere Rotterdam. Nominaal is normaal – ook sportende

studenten moeten het voorgeschreven aantal studiepunten halen.

Tentamens worden niet verzet aan de universiteit voor Denkers

en Doeners.

Teamgeest, ook buiten de boot

Sinds 1926 groeide Skadi uit tot een van de grootste studenten-

verenigingen van Rotterdam. ‘De teamgeest heerst bij Skadi ook

buiten de boot’, vertelt John. ‘Hier ontmoet je medestudenten die

je kunnen helpen en waarmee je samen kunt studeren. Je leert

gemakkelijk ouderejaars kennen die sommige tentamens al heb-

ben gehad of die je tips kunnen geven.’

Studenten van de universiteit en het HBO

zijn lid.

A.R.S.R. Skadi, dat toch ook al weer een

kleine negentig jaar bestaat, werkt met de

universiteit samen om roeiers mogelijk-

heden te bieden om bijles te volgen. Het

bestuur plant activiteiten zoveel moge-

lijk buiten de tentamens om. ‘En tal van

Skadianen die tijdens hun studententijd

een bestuursfunctie aan de Universiteit

doen’, benadrukt John. ‘Daar blijkt wel uit

dat het studentenleven op Skadi goed te

combineren is met een studie.’

Winnen wat er te winnen valt

De sportieve prestaties lijden er in elk geval niet onder. Een Oud-

Skadiaan met de oer-Rotterdamse naam Koos Maasdijk won in

1996 goud op de Olympische Spelen in Atlanta. Hij won tevens

goud bij de Skiffhead, de Holland Beker, het WK en de Varsity, en is

daarmee Nederlands succesvolste roeier.

Dergelijke succesvolle Skadianen zijn een belangrijk uithangbord

voor de Rotterdamse universiteit, een belangrijke reden voor Eras-

mus School of Economics om de vereniging te blijven sponsoren.

Roeiers zijn de baas op het water.

‘Hier hoorden we thuis’, Reinier

nam deel aan de mooiste

roeiwedstrijd ter wereld

KREDIET- BEooRDELaaR

BLIJF BIJ JE LEEST

De afwaardering van de Nederlandse staatsschuld door de Amerikaanse kredietbeoordelaar Standard & Poor’s roept gemengde reacties op. De meeste

commentatoren spreken er schande van dat opeenvolgende kabinetten het zover hebben laten komen.

Door: Ivo Arnold

50

Bac

kBo

ne

51

Bac

kBo

ne

‘De afwaardering van de Nederlandse staatschuld wordt gebruikt om een negatief oordeel over de Nederlandse economie kracht bij te zetten’

Ivo arnold

is hoogleraar mo-

netaire economie

(Neyenrode Business

Universiteit) en

hoogleraar econo-

misch onderwijs,

opleidingsdirecteur

en plaatsvervangend

decaan aan Erasmus

School of Economics.

Zijn onderzoeksin-

teresses omvatten

monetair beleid,

financiële intermedi-

atie, Europese inte-

gratie en studiesucces

in de economische

opleidingen.

Een smet op Neerlands blazoen, als gevolg van

een langdurig zwak economisch beleid. Zo

wordt de afwaardering gezien. Heel voorspel-

baar probeert de regering nu het verlies van de AAA

rating te bagatelliseren, nadat zij ons eerst hiervoor

bang heeft gemaakt.

Ik kan mij nog goed herinneren hoe toenmalig Mi-

nister van Financiën Jan Kees de Jager bijna twee

jaar geleden in Het Financieele Dagblad voorreken-

de dat het verlies van de AAA-status zou leiden tot

een vol procentpunt hogere rente. Het zou Neder-

land jaarlijks vier miljard euro extra aan rente kos-

ten. Dit argument werd gebruikt ter ondersteuning

van vele korte termijn beleidsmaatregelen, gericht

op het snel terugdringen van het begrotingstekort

onder de Brusselse 3-procentnorm, zoals de BTW-

verhoging in 2012. Maar het beleid van lastenver-

zwaringen en bezuinigingen heeft niet gewerkt.

Het heeft de koopkracht van de burger uitgehold

en de zwakke groei gezaaid waar Standard & Poor’s

nu zo over klaagt. De 3-procentnorm is echter niet

gehaald. Aan zelfreflectie over de eigen rol die hij

in dit drama heeft gespeeld – door aan te dringen

op tekortreductie ten koste van economische groei

-ontbreekt het Standard & Poor’s echter volledig.

Belangrijker voor de economie is de reactie van de

financiële markten op de afwaardering. Die haalden

gelukkig hun schouders op. De Nederlandse ren-

te schommelt al een tijdje op een niveau dat één

procentpunt boven de rente van Finland ligt, één

van de weinige overgebleven kleine AAA-landen in

het eurogebied. De dag van de afwaardering ver-

anderde weinig. De één procentpunt hogere rente

van De Jager was een spookbeeld, bedoeld om de

burger angst aan te jagen.

De milde reactie in de financiële markten was

te verwachten. De economische analyse van

Standard & Poor’s bevat immers geen enkel nieuw

feit of inzicht, waar de markt op zou moeten rea-

geren. Standard & Poor’s herhaalt slechts de be-

kende lijst van kwalen; de zwakke consumptie, de

woningmarkt en de politieke instabiliteit. Nu kan

het nooit kwaad als een buitenlandse instantie

het kabinet een spiegel voorhoudt en oproept tot

meer daadkracht op hervormingsgebied. Maar de

kredietbeoordelaar gebruikt de afwaardering van

de Nederlandse staatschuld als instrument om een

negatief oordeel over de Nederlandse economie

kracht bij te zetten. En dat is naar mijn mening niet

terecht.

Standard & Poor’s suggereert dat de zwakke

economie de kredietwaardigheid van de Ne-

derlandse staatsschuld vermindert, maar on-

derbouwt dat niet. Soms zijn kredietwaardig-

heid en economische groei inderdaad sterk

gerelateerd. griekenland is bijvoorbeeld

voor de houdbaarheid van haar overheids-

financiën volledig afhankelijk van een sterk – om

niet te zeggen bovenmenselijk sterk – economisch

herstel. Maar Nederland is geen griekenland. Ne-

derland heeft namelijk een ijzersterke vermogens-

positie. Onze pensioenpotten en de toekomstige

belastingclaims daarop zorgen ervoor dat de netto

staatsschuld tot de laagste van het eurogebied be-

hoort en bijvoorbeeld ook veel lager is dan die van

Duitsland. Tel hierbij op onze handelsoverschot-

ten en onze sterke externe vermogenspositie (dit is

ons netto vermogen ten opzichte van de rest van

de wereld) en er is geen reden waarom Nederland

niet in het rijtje AAA-landen thuis zou horen.

Kritisch commentaar op de Nederlandse econo-

mische situatie is altijd welkom, ook van een kre-

dietbeoordelaar. Maar wanneer dit overgaat tot

het zware middel van een afwaardering, volstaan

gratuite opmerkingen over de zwakke Neder-

landse economie niet meer. Van een kredietbe-

oordelaar mag je dan verwachten dat deze precies

aangeeft waarom de kredietwaardigheid niet meer

AAA is, rekening houdende met de ongeëvenaard

sterke vermogenspositie van Nederland. En daarin

is Standard & Poor’s niet geslaagd. Het is tijd om

Standard & Poor’s af te waarderen. 52

Bac

kBo

ne

53

Bac

kBo

ne

VERBETER DE WERELD

MEET DE IMPACT VAN MVO

Door: Kellie Liket • Illustratie: Carolyn Ridsdale

Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (MVO) vliegt ons om de oren. Trotse trekkers van de Nederlandse economie zoals Philips, Heineken en Shell maken samen de gelofte in de Dutch Sustainable Growth Coalition om maximaal bij te dragen aan het oplossen van de grote maatschappelijke uitdagingen van deze

tijd. Ook hebben ze de ambitie om Nederland om te toveren tot één van de sustainability valleys van de wereld.54

Bac

kBo

ne

55

Bac

kBo

ne

en beoefent met de door fanaten beschreven ‘core

business’ lens, nog klein is. Nieuwe data uit het Eras-

mus MVO Expert panel, de global Enterpreneurship

monitor en de Innovatiemonitor wijzen in dezelfde

richting voor MVO breed, impact meting gebeurt

weinig.

Bij de MVO manager triggeren mijn resultaten een

andere reactie: ‘Al dat meten kost alleen maar geld,

dat besteed moet worden aan het oplossen van de

problemen.’ Was het maar zo simpel. De geschiede-

nis leert dat maatschappelijke problemen oplossen

niet gemakkelijk is. De realiteit loopt vaak anders

dan we op basis van de theorie zouden verwachten.

‘Impact meten is te moeilijk’, zegt de MVO mana-

ger vervolgens. Maatschappelijke impact gaat uit-

eindelijk om de waarde die de persoon, wiens leven

zou moeten verbeteren, hecht aan die verandering.

Dit vergt verzameling van data. En dat vergt op zijn

beurt weer een sterke methodologie. ‘Het moet wel

een beetje praktisch blijven’.

Even een setje indicatoren selecteren en in een

paar gesprekken met een groepje stakeholders de

data verzamelen. Dusdanige impactmetingen geven

meestal geen inzicht in de mate waarin een duur-

zame verandering is gerealiseerd. Belangrijker nog

is dat goede evaluaties laten zien dat er in sommige

contexten een serieuze kans bestaat dat initiatieven

met goede bedoelingen negatieve effecten hebben.

Netto is de maatschappij er dan nog steeds niets op

vooruit gegaan.

Bedrijven moeten kritischer zijn over de maat-

schappelijke impact van hun MVO. Dat vergt focus

op die maatschappelijke problemen waar de unieke

karakteristieken van het bedrijf goed op aansluiten.

Baseer keuzes op de bestaande kennis over wat wel

Kellie Liket

Kellie Liket promo-

veerde in 2014 met

haar proefschrift met

de titel: ‘Waarom

‘goed’ doen, niet goed

genoeg is. Essays

over maatschappe-

lijke impact meting’.

Het PhD-onderzoek

van Kellie Liket is

gepubliceerd binnen

de ERIM PhD series.

‘Veertig procent van de meest duurzame bedrijven ter wereld meet hun maatschappelijke impact niet’

Hoe goed zijn bedrijven eigenlijk in het oplos-

sen van maatschappelijke problemen? Afge-

leid door de drang om te beargumenteren

dat MVO ‘business sense’ maakt, zijn we langzaam

maar zeker gewoon gaan aannemen dat de maat-

schappelijke effecten van MVO enorm positief zijn.

Mijn onderzoek laat echter zien dat we helemaal

niet zo goed weten wat de maatschappelijke impact

is van MVO. De meeste bedrijven meten hun maat-

schappelijke resultaten namelijk helemaal niet.

De meest duurzame bedrijven van onze wereld krij-

gen een plekje in de Dow Jones Sustainability Index.

Mijn onderzoek richtte zich op deze groep bedrij-

ven, ervan uitgaande dat zij koplopers zijn als het om

MVO gaat. Ik keek specifiek naar één van de meest

veelvoorkomende en traditionele vormen van MVO:

de filantropische programma’s. Ook in deze groep

van toppers blijkt de aandacht voor de maatschap-

pelijke effecten gering.

Van 531 ‘sustainability leaders’ rapporteerde in 2007

bijna veertig procent dat ze helemaal geen systemen

hadden om hun maatschappelijke impact te meten.

Vervolgens keek ik naar een groep van 262 bedrijven

om na te gaan in hoeverre organisaties in de vervolg-

jaren impact hebben gemeten op de maatschappij

en het bedrijf zelf, dé retoriek achter het strategisch

bezig zijn met MVO. Ook dat was maar zestig pro-

cent. En dit moeten we ook nog met een korreltje

zout nemen, omdat we niets weten over de kwaliteit

van deze meetsystemen.

MVO fanaten stellen haastig dat de conclusie dat

weinig bedrijven impact meten, nuance behoeft,

omdat mijn onderzoek louter één vorm (filantropie)

van MVO betreft. Maar empirisch onderzoek laat

zien dat de groep van bedrijven, die MVO begrijpt

en wat niet werkt. En meet de impact van de initi-

atieven op een gedegen manier, onafhankelijk van

de kosten die hiermee gepaard gaan. De kans dat

alle moeite zich niet vertaalt in het daadwerkelijk

oplossen van problemen is (te) groot. En iedere ac-

tie loopt het risico een boel onbedoelde negatieve

effecten te hebben. Al hebben bedrijven veel meer

geld tot hun beschikking in vergelijking tot bijvoor-

beeld goede doelen organisaties, ook deze euro’s

kunnen maar één keer uitgegeven worden.

Het is prijzenswaardig dat Puma, Unilever en een

aantal andere bedrijven de uitdaging van impact-

meting zijn aangegaan. Belangrijk is het wel om

twee denkfouten te voorkomen. Ten eerste kunnen

we op basis van deze voorbeelden niets conclu-

deren over de grote groep. Ten tweede betreft het

bij deze voorbeelden louter milieueffecten, die we

sinds de jaren tachtig al goed in kaart kunnen bren-

gen. De uitdaging zit juist in het meten van de soci-

ale effecten. gelukkig is het aantal bedrijven dat de

impact meet groeiende en de uitdaging wel serieus

aangaan, zoals DSM en Corio.

Maar als MVO geïntegreerd zit in de missie, zoals

bij Triodos Bank of een bedrijf als Toms Shoes, dan

is al dat meten toch niet nodig? Voor een sociale

onderneming als Toms is MVO ook meteen haar

core business.Het businessmodel is gebouwd op

de partnerships met maatschappelijke organisaties.

De slogan is ‘een paar Toms voor jou = een paar

schoenen voor een ander’. Afgaande op de missie

en intenties is Toms Shoes honderd procent MVO.

Maar is haar impact daardoor ook meteen positief?

Of zouden gedegen metingen aantonen dat de lo-

kale schoenmakers failliet gaan als gevolg van de

gratis schoenen die maatschappelijke organisaties

namens Toms Shoes weggeven? 56

Bac

kBo

ne

57

Bac

kBo

ne

‘Hier krijg ik zicht op de wereld achter de modellen’

Pascalle Boerrigter,

Economie en Rechten

De universiteitsbibliotheek (UB) wordt meestal

bevolkt door blokkende studenten en koffie-

slurpers, maar tijdens de Centennial Party op

7 november 2013 maakten de boeken plaats

voor stampende beats en gillende saxofoons.

Het Zuid-Afrikaanse duo goldfish liet de UB sid-

deren op haar grondvesten met dancemuziek,

inclusief trompetten en een jazzy piano. En Ba-

kermat, Prosper Rek en Nico Pusch draaiden

stampende, melodieuze deephouse beats en

swingende saxofoons op de plek waar normaal

gesproken serene rust heerst. Miranda Qualm,

voorlichter van de UB, kijkt terug op een geslaagd

feest. ‘We wilden laten zien dat de UB naast een

plek om te studeren ook een plek om je te ver-

maken is’, zegt ze. De kaartverkoop liep dan ook

ontzettend goed. Qualm: ‘Er werd op Facebook

veel in de kaarten gehandeld, studenten von-

den het blijkbaar erg leuk dat ze nu ook konden

feesten in de UB.’ Ze vond het wel apart om haar

werkplek te zien transformeren in een heuse par-

tyspot. ‘We hadden een time-lapse-cameraatje

geplaatst, waardoor je kon zien dat alle boeken

werden verplaatst, de kasten eruit gingen, er in

no-time een podium stond, en hoe het vervol-

gens volstroomde met feestende studenten en

medewerkers.’ Tijdens het feest zelf hoefden de

medewerkers van de UB zich geen zorgen te ma-

ken over het knoeien van bier op bijzondere boe-

ken. ‘Alle boeken en apparatuur waren verplaatst.

Zelfs op de vloer lag een speciale festivalmat en

er waren speciale wc’s geregeld.’ De biebleiding

kon dus onbevangen mee feesten. ‘Ze hadden er

speciale gouden glitterpakjes voor aangetrok-

ken.’ Na het feest werden de plasticbekers en an-

dere troep van de grond geraapt en de UB weer

studeer-proof gemaakt. Qualm vond het feest zo

geslaagd, dat ze het zeker voor herhaling vatbaar

vindt. ‘Als we de UB gaan renoveren, is het mis-

schien wel weer tijd voor een feestje’, zegt ze.

‘Want dan gaat alles er toch uit.’

Studievereniging EFR zorgde ervoor dat op woensdag 12 maart een flyboarder op de vijver naast het paviljoen werd gelanceerd. Een mooie stunt om de Business Week van EFR te promoten. Maar waar geen rekening mee was gehouden: de flyboarder sleepte tijdens het opstijgen planten mee uit de vijver en moest daardoor na een kwartiertje de stunt staken. ‘Gelukkig hebben de aanwezige studenten hier niks van gemerkt, we hebben er veel aandacht mee getrokken en dat was de bedoeling’, aldus Jeffrey Meerpoel, Marketing Officer van de Business Week.

DAT WAS EEN STUNT!

STAMPENDE BEATS IN DE BIEB

Ko

RT

NIE

uW

sDe berichten in deze rubriek zijn eerder verschenen in Erasmus Magazine.

58

Bac

kBo

ne

59

Bac

kBo

ne

Ko

RT

NIE

uW

s

Schaatsen bij Alcedo

Inmiddels kunnen de schaatsen

van de leden van schaatsvereni-

ging Alcedo alweer bijna uit het

vet. Voorzitter en masterstudent bij

economie Martin Schaaphok (23)

kijkt terug op een geslaagd eerste

seizoen vorige winter. ‘Toen we in

de zomer van 2013 Alcedo opricht-

ten, hadden we geen idee of er nog

meer mensen interesse hadden in

schaatsen. Maar in no-time hadden

we allemaal enthousiaste schaatsers

om ons heen. De twee hoogtepun-

ten van het schaatsjaar? ‘Makkelijk!

De clubkampioenschappen in Den

Haag. Tijdens die wedstrijden kon

iedereen eindelijk eens testen hoe

hard hij of zij nu precies reed. We

kregen speciale starttrainingen en

namen van tevoren door hoe de race

moest verlopen. Niet dat je daar tij-

dens een sprintwedstrijd verder nog

mee bezig bent, hoor’, zegt Schaap-

hok grinnikend. ‘Want dan moet je

niet nadenken, maar volle bak gaan.

Doorklappen.’

Een ander hoogtepunt was de Rot-

terdamse vijfkroegentocht met

stempelkaart. Alle leden bewogen

zich vijf kilometer lang in de schaats-

houding van kroeg naar kroeg.

‘Daarmee trokken we veel bekijks’,

zegt Schaaphok. ‘Maar Rotterdam-

mers zijn wel gekkere dingen ge-

wend.’ Bij iedere kroeg kregen ze

een stempel en er was ook kebab

en zopie. ‘Een elfkroegentocht was

net iets te ver, dan hadden we in de

middag al aan het bier gemoeten. En

dan loop je na elf kilometer niet echt

lekker meer. Nu hebben we vooral

hard gelachen.’ In de zomer staan de

schaatsen weliswaar op zolder, maar

wordt er nog wel aan de schaats-

conditie gewerkt. ‘We doen aan

conditietraining, krachtoefeningen

en techniektrainingen. En we lopen,

fietsen en skaten door het Kralingse

Bos. Zodat we na de zomer weer

verder kunnen schaatsen. En maffe

dingen samen doen.”

Honderd jaar Erasmus Universiteit Rotterdam, reden voor een feestje. En een feestje, dat werd het Heart Beat Festival! Studenten en medewerkers gingen uit hun dak op de muziek van Kensington, Hed Kandi, Three/Third XL, Friends of the Family en guus Blok & the Boogies. ‘Het was een geweldige dag’, zegt Koos van Kalsbeek van de organisatie van het Heart beat Festival. ‘Het was supermooi weer, er waren veel mensen en iedereen was helemaal happy. De campus was net een echt festivalterrein. Mensen zaten aan de waterrand naar muziek te luisteren, collega’s en studenten feestten met elkaar. Voor de eerstejaars was het een geweldige kennismaking met de universiteit.’ De meneer verkleed als Erasmus was heel populair bij buitenlandse studenten, zegt van Kalsbeek. ‘Ze wilden allemaal met hem op de foto.’ Het podium op een hijskraan dat boven het publiek schommelde trok ook veel bekijks. ‘Daar kregen we veel foto’s van opgestuurd.’ Het Heart Beat Festival is echt een feestje voor studenten op de dag van de Opening van het Academisch Jaar.’

Heart Beat Festival

De Economische Faculteitsver-

eniging Rotterdam (EFR) en het

nieuws- en actualiteitenprogramma

EenVandaag organiseerden een frac-

tievoorzittersdebat op de campus

van Erasmus Universiteit Rotterdam.

Landelijke politieke kopstukken

mengden zich twee dagen voor de

gemeenteraadsverkiezingen in de

strijd om de lokale kiezer. Thijs van

Kemenade (21), student Economie

en Recht (Mr.-drs.-programma) en

voorzitter van de activiteitencom-

missie bij de EFR licht toe.

‘Een debat met de landelijke lijsttrek-

kers van de zes grootste partijen’,

kondigt de universiteitssite aan, maar

de PVV ontbrak. Had Geert Wilders er

geen zin in?

‘Landelijk hoort de PVV daar inder-

daad wel tussen, maar Wilders doet

in slechts twee gemeentes mee. Zijn

invloed op de lokale politiek is margi-

naal. Voor de sensatie zou het mooi

zijn, maar we vonden het niet eerlijk

hem uit te nodigen. Wel jammer, ik

had hem graag ontmoet.’

Het debat was aan de vooravond

van de gemeenteraadsverkiezingen.

Waarover legden jullie de Haagse po-

litici het vuur aan de schenen?

‘Decentralisatie en de zorg waren de

kernthema’s van de avond. Daar liggen

de grote uitdagingen voor gemeentes.

Hoe willen de partijen dat organise-

ren? Zo gaven we het debat een lokaal

tintje. Omdat het live op Nederland 1

werd uitgezonden, was de keuze voor

landelijke kopstukken snel gemaakt.’

Naar wiens oneliners keek jij het

meest uit?

‘Ik was vooral benieuwd naar het sa-

menspel. Wat blijft er heel van de

zittende partijen? Die zouden het

ongetwijfeld van alle kanten zwaar

te verduren krijgen. De houding van

Arie Slob vond ik spannend, omdat hij

verdere akkoorden op het spel zette

voor de kwestie over illegaliteit. Maar

ook van de SP verwachtte ik wel vuur-

werk, die partij veroordeelde het kabi-

netsbeleid vanaf het begin af aan het

hardst.’

Jij bent straks de gastheer voor de

fractievoorzitters. Met wie drink jij

achteraf een biertje?

‘Ze zijn allemaal welkom hoor! Ik zou

elk van hen graag willen vragen hoe

ze dat nou dagelijks doen: die enorme

werkdruk en ook nog een gezin. Wat

zijn hun drijfveren? Ik ben benieuwd

wat het is waarvoor ze zulke lange da-

gen willen draaien om de wereld een

stukje beter maken.’

De universiteit streeft naar tweetaligheid. Het belangrijkste medezeg-genschapsorgaan wilde voor de troepen uitlopen en besloot bij wijze van proef drie maanden in het Engels te vergaderen. Hoewel de taalvaardigheid van de raadsleden van een redelijk niveau was, concludeerde men toch dat de universiteit nog niet bepaald klaar is voor En-gelstalige bijeenkomsten. ‘Nu we weer in het Neder-lands vergaderen, merk ik hoeveel makkelijker dat is’, vertelt René Karens, voorzitter van de Univer-siteitsraad. ‘Je volgt de discussies veel beter en je ziet nuance. Maar het ging minder slecht dan ik had gevreesd. Iedereen kon zich prima verstaan-baar maken, terwijl ik had verwacht dat leden sneller op het Nederlands zouden overschakelen. Het ligt toch wel in de lijn der ver-wachting dat Erasmus Universiteit Rotterdam steeds internationaler wordt, dus op termijn zullen internationals ook meer participeren in de medezeggenschap. Door een paar maanden in het Engels te vergaderen, hebben we al wat voor-werk gedaan

Tweetalige universiteit?

Fractievoorzitters in televisiedebat

op campus

Ko

RT

NIE

uW

s

60

Bac

kBo

ne

61

Bac

kBo

ne

Rotterdam: havens in het buitenland krijgen juist meer staatssteun Michiel Nijdam, RTL Nieuws

Meer invloed in de haven Larissa van der Lugt, BNR Nieuwsradio Kirsten Rohde in adviesraad van cPB

Kirsten Rohde, Centraal Planbureau Nieuws ‘Kritiek op salarisverhoging bij aBN amro is overdreven’ Sjoerd van Bekkum, Radio 1 Laag parkeertarief helpt winkels niet

giuliano Mingardo, Het Financieele Dagblad Icoon Neelie Kroes geëerd met boek Elsevier, NRc,

Trouw, FD, BNR Nieuwsradio, RTV Rijnmond etc. Nederlands belastingsysteem te ingewikkeld

Peter Kavelaars, BNR Nieuwsradio gelukkig personeel zorgt voor winst guy van Liemt, Trouw Erasmus

charity Run haalt fantastisch bedrag op voor het goede doel! Banken knijpen aorta van de economie af Bas Jacobs, New Financial Magazine casper de Vries over het herstel

van de Nederlandse economie Casper de Vries, BNR Nieuwsradio FNV voorspelt massa-ontslag in

Rotterdamse haven Bart Kuipers, Algemeen Dagblad Nederlander zou dertig levens kunnen redden

Kellie Liket, Het Financieel Dagblad ‘De rommel moet nu worden opgeruimd’ Bas Jacobs, Het Parool

Peter Kavelaars over het einde van het Luxemburgse bankgeheim Peter Kavelaars, RTL Z Wederom

aandacht voor onderzoek naar roklengte Philip Hans Franses, El Mundo/The Week en andere

internationale media Marloek Hoogewoud (EFR) over integriteit binnen de financiële wereld

Marloek Hoogewoud, BNR Nieuwsradio Erasmus school of Economics scoort goed in Qs World university Rankings Qs World university Ranking Dick van sprundel

over betalingsuitstel bij bedrijfsemigratie Dick van Sprundel, Taxlive Bas jacobs over het pensioenstelsel

nadelig voor jongeren Bas Jacobs, Het Parool Ivo arnold over de plannen van eurocommissaris

Barnier om Europese banken veiliger te maken Ivo Arnold, de Volkskrant Karen Maas

over het ontbreken van visionair leiderschap Karen Maas, Management Scope Michiel

Nijdam over haven-hubs in Nederland Michiel Nijdam, BNR Nieuwsradio Robert Dur over

vuilnis bestrijding in Rotterdam Robert Dur, Studio Erasmus Interview met eredoctor

steve Levitt Steve Leviitt, Economische Statistische Berichten Bitcoin, wie snapt het nu nog?

Casper de Vries, RTL Z Voor economie moet je in Rotterdam zijn Frans van Houten,

Trouw Economen van de EuR het meest bescheiden Bas Jacobs, Volkskrant Fieke van der Lecq maakt

vrouwen pensioenwijs Fieke van der Lecq, Het Financieele Dagblad Bas jacobs over de shutdown in

de Vs Bas Jacobs, Het Parool

IN DE MEDIaRegelmatig zijn onze prominente wetenschappers te zien en te horen in

diverse media. Hieronder vindt u een overzicht van de optredens van onze medewerkers op televisie, radio en in dagbladen en tijdschriften.

coLoFoNPublicatie Erasmus School of Economics, Erasmus Universiteit Rotterdam© Redactie Ronald de Groot, Annemarieke Roest, Patrick van Thiel,

Thomas Schoemacher, Naomi Graafland, Stèphanie Stapert, Kris Kras context, content and design Concept, ontwerp en realisatie Kris Kras

context, content and design, Utrecht Druk Drukkerij Van Deventer, ‘s Gravesande Fotografie Kees Stuip Fotografie, Anne Marie Hazenberg,

Kimberly Gomes. Hollandse Hoogte / Robin Utrecht, Flip Franssen, David Rozing, Martin Roe, Paul van Riel, Patrick Post, Dieter Telemans, Hapé

Smeele, Justin Guarligia/Redux, Vincent Mentzel, Peter Hilz, Hans-Peter van Velthoven, Rob Cloosterman. ANP Photo / Robin van Lonkhuijsen,

TT News Agency, George Mollering, Bart Maat. Mason D. Cox Photography, Scullingfool Illustraties Carolyn Ridsdale Oplage 2.000 exemplaren

sTuDIEaaNBoD ERasMus

scHooL oF EcoNoMIcs5 Bachelor opleidingen:• BSc Economie en Bedrijfseconomie

(inclusief de International Bachelor Economics and

Business Economics)

• BSc Econometrie en Operationele Research

(inclusief de International Bachelor Econometrics

and Operations Research)

• BSc Fiscale Economie

• BSc² Econometrics/Economics (Engelstalig)

• Mr. drs. – Programma voor Economie en Rechten

2 Research Master opleidingen• MPhil in Economics

• MPhil in Business Research

4 Post-experience Master opleidingen• Executive Master of Finance and Control

• Maritime Economics and Logistics (Engelstalig)

• Master City Developer (MCD)

• Master in Urban Management and Development

(Engelstalig)

4 Master opleidingen: • MSc Econometrics and Management Science

- Econometrics

- Operations Research and Quantitative Logistics

- Quantitative Finance

- Quantitative Marketing

• MSc Economics and Business

- Behavioural Economics

- Economics of Management and Organisation

- Entrepeneurship and Strategy Economics

- Financial Economics

- Health Economics

- International Economics

- Marketing

- Policy Economics

- Urban, Port and Transport Economics

• MSc Accounting, Auditing and Control (ook in deeltijd)

• MSc Fiscale Economie

62

Bac

kBo

ne

63

Bac

kBo

ne

BackkBone

Vanuit Rotterdam, het economische en

logistieke hart van Europa, staat Erasmus

School of Economics al meer dan een

eeuw garant voor excellent onderwijs

en onderzoek. Veel succesvolle carrières

zijn hier begonnen. Afgestudeerden van

Erasmus School of Economics weten

hun weg te vinden in het bedrijfsleven,

bij de overheid en in de wetenschap,

waar dan ook ter wereld. De Rotterdamse

econoom is te herkennen aan zijn/haar

daadkracht, doorzettingsvermogen,

inzet en academische houding. Niet alleen

de vraag van nu verdient de aandacht,

ook aan mogelijke oplossingen voor

toekomstige vraagstukken wordt gedacht.

Voor meer informatie bezoek www.ese.eur.nl