basis voor competentiegericht toetsen...beroepsproducten voor de opleidingen logopedie, aansluitend...

N E D E R L A N D S E O P L E I D I N G E N L O G O P E D I E

SRO

Beroepsproducten en kwaliteitseisen

logopedist

Basis voor competentiegericht toetsen

Beroepsproducten en kwaliteitseisen logopedist


SRO

2



SRO

3

Voorwoord Het Studierichtingsleidersoverleg (SRO) heeft in juni 2004 besloten tot het ontwikkelen van beroepsproducten voor de opleidingen Logopedie, aansluitend bij het competentiegerichte leren. Naar aanleiding van het geactualiseerde beroepsprofiel logopedist (NVLF,2003) is het competentieprofiel voor de logopediestudent COMPASS (2005) ontwikkeld. In COMPASS zijn alle competenties uitgewerkt in beheersniveaus. Om deze competenties toetsbaar te maken, kan gebruik gemaakt worden van beroepsproducten. Voor u ligt een verzameling beroepsproducten die door de zeven opleidingen logopedie in samenwerking met het beroepsveld en de beroepsvereniging tot stand is gekomen. Elke opleiding kan dit product gebruiken als basis voor de toetsing van competenties. Het SRO is veel dank verschuldigd aan de leden van de projectgroep, de klankbordgroepleden van de alle opleidingen logopedie, de Nederlandse Vereniging voor Logopedie en Foniatrie (NVLF) en aan Bea Meijers (onderwijskundig begeleider). Namens het SRO-Logopedie B. Leijenaar Voorzitter Mei, 2005



SRO

4



SRO

5

Inhoud Inleiding 7 I Relatie beroepsproducten en competenties 8 II Toetsen en beoordelen 10 Bijlage I Groslijst beroepsproducten Logopedie 13

1 Preventieplan 15 2 Screeningsplan 16 3 Adviesgesprek 17 4 Trainingsplan/Scholingsplan 18 5 Voorlichtingsplan 19 6 Anamnese: onderzoek en diagnose 20 7 Behandelplan 21 8 Intercollegiaal consult 22 9 Reïntegratieplan 23 10 Bijdrage aan een multiprofessioneel handelingsplan 24 11 Planning, organisatie en coördinatie van activiteiten rondom cliënten 25 12 Ondernemingsplan 26 13 Beleidsplan 27 14 Projectplan 28 15 Jaarplan 29 16 Praktijkplanning 30 17 Plan voor het inschakelen van een cliëntsysteem 32 18 Patiëntendossier 33 19 Inwerkprotocol 35 20 Begeleidingsplan van een collega of stagiair 37 21 Persoonlijk ontwikkelingsplan 39 22 Activiteiten ter profilering van het beroep 41 23 Refereerbijeenkomst 42 24 Thema-avond 43 25 Evaluatie van een bestaande methodiek, techniekprotocol of richtlijn 44 26 Praktijkgericht onderzoek 45

Begrippenlijst 47 Geraadpleegde literatuur 49



SRO

6



SRO

7

Inleiding In een competentiegericht curriculum van de opleidingen Logopedie zijn de competenties (COMPASS1) richtinggevend voor de inrichting van het onderwijs. Door te kiezen voor de competentiebeschrijving, zoals in het document COMPASS is gedaan, staat de beroepscontext waarin de bekwaamheid wordt gevraagd, centraal. De competenties vormen de ruggengraat van het curriculum en leveren de input voor de opdrachten aan studenten. Het is zaak deze opdrachten zo te formuleren dat de student vanaf het begin van de opleiding (zo veel mogelijk in een beroepsrealistische leeromgeving) ook daadwerkelijk aan de hele competentie werkt en niet alleen aan onderdelen ervan. Bij het realiseren van de competenties staat het persoonlijke vermogen van de student om een resultaat te leveren centraal. Deze prestatie kan de vorm aannemen van een beroepsproduct of een beroepsdienst. Beroepsproducten en –diensten die door paramedici worden geleverd vertonen op hoofdlijnen grote overeenkomsten. Binnen de opleidingen Logopedie in Nederland is besloten om deze beroepsproducten en –diensten binnen een landelijke projectgroep in kaart te brengen en wel om de volgende redenen: 1 Het optimaal gebruik maken door afgevaardigden vanuit de opleidingen van elkaars

deskundigheid en de deskundigheid die zij meenemen vanuit het werkveld. 2 De inspirerende werking, door met elkaar en van elkaar te leren, wat de kwaliteit van het

product ten goede komt. 3 Het bevorderen van de onderlinge afstemming en samenwerking tussen opleidingen, wat

tegemoet komt aan het advies van de Visitatiecommissie (2002). De projectgroep is hiermee aan de slag gegaan. Een eerste groslijst is samengesteld door Bea Meijers en Willy Voor in ’t Holt. Hiervoor is het Beroepsprofiel Logopedie (2002) en het competentieprofiel Logopedie (COMPASS 2004) gebruikt. In een brainstormsessie in de landelijke projectgroep is de eerste verfijning tot stand gekomen. De SRO leden hebben deze groslijst en een aantal uitgewerkte beroepsproducten ontvangen en hier hun fiat aan gegeven. Deze verantwoording van het project is eveneens naar de werkveldadviescommissies gegaan en zij hebben hun goedkeuring gegeven voor de vervolgstappen. De projectgroep heeft de tweede versie van de beroepsproducten uitgewerkt in kwaliteitseisen en is gekomen tot een volgend concept. Deze versie is naar de opleidingen gezonden ter feedback. De feedback is verwerkt en de definitieve versie ligt als resultaat voor u.

1 COMPASS Competentieprofiel, maart 2005



SRO

8

I Relatie beroepsproducten en competenties In een competentiegerichte leeromgeving kunnen beroepsproducten een centrale rol spelen. De beroepsproducten spelen ook een belangrijke rol bij het achterhalen van de competenties waarover de logopedist moet beschikken. Er is dus een sterke relatie tussen de beroepsproducten en de competenties. Het begrip beroepsproduct wordt ruim opgevat. Beroepsproducten zijn goederen of diensten die de logopedist levert aan een interne2 of externe afnemer, die voldoen aan vooraf vastgestelde kwaliteitseisen en die direct of indirect toegevoegde waarde creëren. Een voordeel van het gebruik van beroepsproducten is gelegen in het feit dat over beroepsproducten direct gecommuniceerd kan worden met het werkveld. Beroepsproduct Een beroepsproduct is een `stoffelijk’ product, in de vorm van een document. Het document heeft meestal de vorm van een plan of een opzet. Een beroepsproduct is de inhoud van het te leveren resultaat. Bijvoorbeeld: Wat moet er allemaal in een voorlichtingsplan aanwezig zijn voordat de feitelijke voorlichting gegeven kan worden. Het begrip beroepsproduct correspondeert in dit document met het begrip INHOUD zoals aangegeven in de criteriumlijsten. Voorbeelden: • een zorgplan • een preventieplan • een inwerkprotocol • een voorlichtingsplan • een trainingsplan • een overdrachtsverslag. De uitvoering van het plan is de feitelijke beroepsdienst. Beroepsdienst Een beroepsdienst is `niet stoffelijk’, maar heeft de vorm van een dienst, die in directe interactie met de afnemer wordt geleverd. De begrippen dienst en afnemer vatten we hier ruim op. Diensten worden in deze optiek niet alleen geleverd aan zorgvragers, maar ook aan collega’s en anderen waarmee de werkrelatie bestaat. Dus in dit document wordt bij de INHOUD de items beschreven die aanwezig moeten zijn in bijvoorbeeld een voorlichtingsplan (beroepsproduct). Bij de uitvoering worden de items beschreven die gescoord kunnen worden tijdens de UITVOERING van het voorlichtingsplan, namelijk tijdens de uitvoering van de voorlichting. Voorbeelden van uitvoering zijn: • een behandeling • een adviesgesprek • een voorlichting • een collegiaal advies/consult • refereerbijeenkomst. 2 Een interne afnemer is bijvoorbeeld een opdrachtgever binnen de opleiding (MT, docent of patiënten die in de interne kliniek komen). Een externe afnemer kan bijvoorbeeld zijn een opdrachtgever in de stage of tijdens het afstudeertraject (bijvoorbeeld een projectopdracht van een opdrachtgever in een ziekenhuis).



SRO

9

Beroepsproducten en –diensten kunnen verschillen in omvang, van groot (kwaliteitsplan, ondernemingsplan) naar relatief klein (een behandelplan, een gesprek) en geleverd worden aan externe afnemers (cliënten3, zorgvragers, collega’s, instellingen) maar ook aan interne afnemers binnen de onderwijsorganisatie (medestudenten, jongerejaars, studenten van andere opleidingen). In het laatste geval spreken we van een onderwijsproduct. De mogelijkheid bestaat om binnen een concentrische opbouw van het curriculum aan het begin van de opleiding te werken met minder omvangrijke en complexe beroepsproducten en beroepsdiensten en toe te werken naar omvangrijke en meer complexe beroepsproducten en –diensten in jaar 3 en 4. Tevens kan de opleiding ervoor kiezen om de beroepsproducten aan te bieden vanuit verschillende contexten, te weten monodisciplinair dan wel multidisciplinair (multiprofessioneel). Deze opbouw volgt de opbouw in competentieniveau’s zoals door de opleidingen Logopedie vastgelegd is in het document COMPASS. Ook zou een opleiding er voor kunnen kiezen om juist direct met complexe producten te werken (een praktijk realistische situatie kiezen), maar dan krijgen studenten meer hulp in het begin. Met andere woorden: de opleiding biedt meer sturing en geeft meer weg. De competenties worden zodoende ook op niveau aangeleerd, maar dan wel op een hoger niveau. Dit is voor de competentieontwikkeling geen probleem. Door de competenties te koppelen aan beroepsproducten en –diensten wordt een leidraad geboden voor verdere ontwikkeling van een competentiegericht curriculum. In de koppeling is gekozen voor meerdere competenties aan een beroepsproduct. Dus, meerdere competenties worden aan de hand van één beroepsproduct of –dienst getoetst. De opleidingen worden zelf in staat gesteld om bij de betreffende competenties de deelcompetentie en het beheersingsniveau aan te geven. Dit is namelijk afhankelijk van het tijdstip waarop de beroepsproducten in het curriculum aangeboden worden. Dit kan per opleiding verschillen. Deze aanpak biedt mogelijkheden om binnen de opleiding een concentrische opbouw in het curriculum tot stand te brengen. De beroepsproducten die de student moet maken en de beroepsdiensten die de student moet leveren zijn in meer of mindere mate complex en afhankelijk van de competenties en het niveau die aan het betreffende beroepsproduct zijn gekoppeld.

3 Daar waar gesproken wordt over cliënten kunt u naar believen ook patiënten lezen.



SRO

10

II Toetsen en beoordelen De beroepsproducten en -diensten bieden een goede manier om te beoordelen of studenten de competenties beheersen. De beroepsproducten en –diensten kunnen beoordeeld worden aan de hand van vooraf verstrekte kwaliteitseisen. Deze kwaliteitscriteria zijn bij toetsing de beoordelingscriteria aan de hand waarvan de student wordt beoordeeld. Binnen een toetslijn waarin men gebruik maakt van verschillende toetsscenario’s worden criteria waaraan de producten moeten voldoen in het laatste deel van de opleiding door de student zelf geformuleerd (bijvoorbeeld in de stage). De student formuleert dan aan de hand van de competentiecyclus zijn activiteiten en resultaten (producten) en formuleert ook waaraan die producten binnen de gegeven context moeten voldoen. De opleiding geeft dan geen kwaliteitscriteria meer op voorhand weg. De kwaliteitseisen hebben betrekking op: Inhoud van het beroepsproduct • De inhoud van het product of de dienst bevat een relevant (logopedisch4) beroepsprobleem. • De inhoud moet overeenkomen met een bepaalde theorie. • Bij de inhoud moet voldaan worden aan bepaalde protocollen, beroepsstandaarden of

werkmodellen.

Uitvoering van een dienst • De uitwerking moet een resultaat opleveren dat daadwerkelijk een antwoord/oplossing biedt

binnen de gegeven context. • De uitvoering moet voldoen aan bepaalde normen/protocollen/methodieken. • Bij de uitvoering moet gebruik gemaakt worden van bepaalde theoretische concepten. • Bij de uitvoering moet gewerkt worden aan de hand van bepaalde protocollen of

beroepsstandaarden. Verantwoording • Bij verantwoording moet een onderbouwing gegeven worden met betrekking tot inhoud,

uitvoering en gekozen werkwijze op inhoud en uitvoering. • In de verantwoording dient een onderbouwing van de gemaakte keuzes plaats te vinden op

basis van wetenschappelijke bronnen.

Voor de formulering van de kwaliteitseisen zijn vooraf de volgende criteria opgesteld: • De kwaliteitseis is beschreven in een concreet te leveren resultaat. • De kwaliteitseis is geformuleerd in actieve termen en in de ik-vorm. Bijvoorbeeld de zin “Ik …

pas een klantgerichte communicatie toe” in plaats van “er wordt een klantgerichte communicatie toegepast”. Daar waar de beoordeling door een docent of een medestudent wordt uitgevoerd, moet de zinsnede gelezen worden als: “…. past een klantgerichte communicatie toe”.

• De kwaliteitseis wordt beschreven in een hele zin. Formulering ervan in (indien mogelijk) een objectieve kwalificatie en een actieve formulering zonder hulpwerkwoord.

4 Logopedisch is tussen haakjes geplaatst omdat de logopedische invulling (bijvoorbeeld een stotterprobleem, een

slikprobleem, een cliënt met een preventievraag) per beroepsproduct kan verschillen. Het is aan de opleidingen welke logopedische inhouden zij hiervoor willen gebruiken.



SRO

11

Bepalen van de cesuur en schaalindeling Cesuur Om de verschillende kwaliteitseisen te kunnen scoren, en daarmee te kunnen komen tot uitspraken over voldoende/onvoldoende, zal een puntentoekenning gemaakt moeten worden. Deze puntentoekenning is door de landelijke projectgroep niet ter hand genomen omdat de cesuurbepaling door iedere opleiding afzonderlijk vastgesteld kan worden en omdat uitspraken over voldoende/onvoldoende (cesuur) uitgedrukt in het geven van cijfers of o –v – g kunnen verschillen tussen opleidingen. Door dit gegeven is het niet mogelijk om een uniform model voor cesuurbepaling aan te bieden. Wel worden in dit document een aantal handvatten gegeven hoe te komen tot een mogelijke cesuurbepaling. De toetsprestatie, uitgedrukt in ruwe scores, krijgt pas betekenis als deze wordt afgezet tegen een norm. Zo’n norm kan relatief of absoluut zijn. Bij een relatieve norm wordt de score en de prestatie op de scores (totaalscore) afgezet tegen de prestaties van medestudenten. Zo’n relatieve norm kan bijvoorbeeld zijn dat de student zakt indien hij meer dan twee maal de standaarddeviatie onder het gemiddelde zit. Ook vooraf vastleggen van bijvoorbeeld 70% dient te slagen, leidt tot een relatieve normering. Bij een absolute norm wordt vooraf vastgelegd waar de grens tussen voldoende en onvoldoende ligt. Een veel gehanteerde absolute norm is dat de student slaagt indien hij minstens 55% van de scorepunten heeft behaald. Het advies in deze is om de norm hoger te leggen dan 55% omdat de beroepsproducten realistisch van aard zijn. Hiermee mag vervolgens een groter beroep gedaan worden op het leveren van een kwalitatief goede prestatie van de student. Een tweede punt van aandacht betreft de schaalindeling. 1 Een mogelijkheid is om per kwaliteitseis een tweepuntsschaal te hanteren:

onvoldoende/voldoende. Indien voor deze schaalindeling gekozen wordt is het te adviseren een absolute norm vooraf te bepalen.

2 Een andere mogelijk die we vaak in de praktijk zien is het hanteren van een meerpuntsschaal

(vierpuntsschaal, vijfpuntsschaal, tienpuntsschaal). Als voor een meerpuntsschaal gekozen wordt is het van belang de schaalgrenzen (wanneer krijgt een kandidaat bijvoorbeeld 3 punten of 4 punten of 8 punten) duidelijk te benoemen om de betrouwbaarheid van de beoordeling te waarborgen.

Het is daarom aan te raden te werken met gedragsverankerende schalen (Behaviorally Anchored Rating Scales – BARS5). Hierbij wordt per schaalpunt een omschrijving van het gedrag gegeven. Een voorbeeld van een dergelijke BARS zijn de beheersingsniveau’s van de competenties.

De te kiezen schaalindeling wordt vooralsnog overgelaten aan de groep docenten die verantwoordelijk is voor het toetsen en beoordelen binnen iedere opleiding afzonderlijk.

5 J.J.Cluitmans. Toetsing en zelfstandig leren. pp. 41 e.v.



SRO

12

Interne compensatie of niet ? De vraag die bij de cesuurbepaling altijd gesteld moet worden is: “Is interne compensatie mogelijk of niet?” Hiermee wordt bedoeld dat een student niet alle kwaliteitscriteria voldoende behoeft te hebben om een voldoende op het beroepsproduct te scoren. Als er gewerkt wordt met een globale beoordeling per kwaliteitseis (voldoende/onvoldoende), dan ligt een bepaalde vorm van compensatie al in de opzet van het beoordelingsmodel besloten. Wordt er gewerkt met een analytische beoordeling per `Kopje’ (inhoud, uitvoering en verantwoording), dan worden per kopje meerdere kwaliteitseisen beoordeeld en ligt de compensatie binnen het kopje voor de hand. Dus binnen het kopje Uitvoering kan een compensatie plaatsvinden tussen de kwaliteitseisen. De opleiding moet wel vooraf bepalen welke kwaliteitseisen zeker voldoende behaald moeten worden binnen een kopje. Dus beschrijf vooraf de kritische elementen van ieder beroepsproduct. Afhankelijk van het aantal kwaliteitseisen en de weging die daarbinnen (aangeven welke kritische elementen zijn) is aangebracht, bepaalt de toetscommissie van een opleiding, vanuit de kwaliteitsnormen, de cesuur per beroepsproduct/dienstverlening. Voorbeeld: Bij een absolute norm wordt in het eerste studiejaar uitgegaan van 60% voldoende ten aanzien van inhoudscriteria, 60% voldoende ten aanzien van uitvoeringscriteria en 100% voldoende met betrekking tot verantwoording. Binnen de 3 onderdelen afzonderlijk is dus compensatie mogelijk, tussen de 3 onderdelen is geen compensatie mogelijk en dus geldt dat als één van de onderdelen onvoldoende is het totaal onvoldoende is. Voor het tweede en derde studiejaar geldt een verhouding van 70-70-100%. De groep docenten die verantwoordelijk is voor de toetsing en beoordeling moet wel vooraf bepalen welke kwaliteitseisen zeker voldoende behaald moeten worden binnen een kopje. Dus beschrijf vooraf de kritische elementen/kritische succesfactoren van ieder beroepsproduct. Op pagina 13 is de totale groslijst6/verzameling beroepsproducten Logopedie opgenomen. Alle beroepsproducten zijn uitgewerkt in kwaliteitseisen. De opleidingen kiezen zelf welke beroepsproducten/-diensten zij willen opnemen in hun curriculum. Het gehele format is in tact gehouden, opdat de opleidingen in staat worden gesteld die beroepsproducten te kiezen die zij wenselijk achten voor het onderwijs en om zelf de normering van de score en de cesuur te bepalen en te formuleren. In aansluiting op de groslijst zijn alle beroepsproducten uitgewerkt in kwaliteitseisen toegevoegd.

6 De groslijst is tot stand gekomen door een eerste aanzet van Willy voor in ’t Holt daarna een brainstormsessie in de

landelijke werkgroep Logopedie. De SRO leden hebben hier hun fiat aan gegeven.



SRO

13

Bijlage I De groslijst beroepsproducten7 Logopedie 1 Preventieplan8 2 Screeningsplan 3 Adviesgesprek 4 Trainingsplan/Scholingsplan 5 Voorlichtingsplan 6 Anamnese, onderzoek en diagnose 7 Behandelplan 8 Intercollegiaal consult 9 Reïntegratieplan 10 Bijdrage aan een multiprofessioneel handelingsplan 11 Planning, organisatie en coördinatie van activiteiten rondom een cliënt 12 Ondernemingsplan 13 Beleidsplan 14 Projectplan 15 Jaarplan 16 Praktijkplanning 17 Plan voor het inschakelen van een cliëntsysteem 18 Patiëntendossier 19 Inwerkprotocol 20 Begeleidingsplan van een collega of stagiair 21 Persoonlijk ontwikkelingsplan 22 Activiteiten ter profilering van het beroep 23 Refereerbijeenkomst 24 Thema-avond 25 Evaluatie van een bestaande methodiek, techniek, protocol of richtlijn 26 Praktijkgericht onderzoek

7 De volgorde van de beroepsproducten in de groslijst is analoog aan de indeling van de competentiegebieden en

competenties in het document COMPASS. 8 Inclusief ‘uitvoeren’ en ‘evalueren’.



SRO

14



SRO

1 PREVENTIEPLAN Het preventieplan voldoet aan de volgende kwaliteitseisen: INHOUD Beschrijft aanleiding, opdrachtgever en doelgroep. Beschrijft de behoefte aan preventieve interventie aan de hand van bijvoorbeeld9 de systematiek van GVO (=gezondheidsvoorlichting).

Beschrijft de doelstellingen die gericht zijn op het voorkomen van (risico op) logopedische stoornissen bij de doelgroep, in specifieke, concrete en meetbare termen geformuleerd.

Bevat een beschrijving van de interventieactiviteiten die zijn gericht op het bereiken van de doelstellingen.

Beschrijft de organisatie (onder andere tijdsplanning, taakverdeling en middelen) van het preventieplan.

Beschrijft alternatieve preventiedoelen en activiteiten in geval van gewijzigde organisatorische, materiele, financiële en personele omstandigheden.

Geeft een prognose over de effecten bij de doelgroep op korte, middellange en lange termijn. Beschrijft de wijze van evalueren van het uitgevoerde preventieplan. Bevat aanbevelingen voor verbetering van het preventieplan. Bevat een stroomdiagram van het gehele integratieproces. UITVOERING Voert screening uit volgens plan en handelt in overeenstemming met weten regelgeving. Voert de probleemanalyse uit volgens bijvoorbeeld de GVO richtlijnen en in samenwerking met de betrokken functionaris.

Voert de analyse van gedrag en omgeving uit volgens bijvoorbeeld de GVO richtlijnen. Voert de determinantenanalyse uit volgens bijvoorbeeld de GVO richtlijnen en naar het ASE (Attitudes, Sociale invloed, Eigen-effectiviteit).

Voert de interventie uit volgens plan. VERANTWOORDING Onderbouwt keuzes bij opstellen en uitvoeren van het preventieplan door bijvoorbeeld: • de systematiek van GVO en het planningsmodel GVO-cyclus • recent wetenschappelijke bronnen • het wettelijke preventiebeleidskader van de nationale (+ eventueel internationale)

gezondheidszorg • standaarden van de beroepsgroep.

Onderbouwt de prognose van het preventieplan met behulp van een SWOT-analyse en de uit die analyse voortvloeiende concrete opties, acties en termijnbepaling.

Onderbouwt de bijdrage van de interventie aan gezondheidsbevordering. Onderbouwt de keuzes met behulp van wetenschappelijke bronnen in een verslag. COMPETENTIES op NIVEAU (invullen): OPMERKING Geef per competentie aan op welke manier jij het afgelopen blok hebt gewerkt aan deze competenties. Maak hiervan een verslag ter grootte van 1 A4-tje. Neem het verslag op in je portfolio. Tijdens het SLB-gesprek leg je verantwoording af over jouw groei in competenties.

9 De voorbeelden zijn willekeurig gekozen. Het is vrij aan iedere opleiding die systematieken/protocollen/stappenplannen te kiezen die de opleiding wenselijk acht.



SRO

16

2 SCREENINGSPLAN Het screeningsplan voldoet aan de volgende kwaliteitseisen: INHOUD Bevat de verschillende stappen volgens de logopedische standaarden van de beroepsgroep NVLF.

Bevat een behoefte-inventarisatie. Bevat de aanleiding, de opdrachtgever en de doelgroep van de screening. Beschrijft de voorbereiding van de screening. Beschrijft de verwijzingen aanmeldingsprocedure voor deelname aan de screening. Beschrijft de organisatie (onder andere tijdsplanning, taakverdeling en middelen) van de screening.

Beschrijft de wijze van evalueren van de uitgevoerde screening. Bevat aanbevelingen voor verbetering van het screeningsplan. UITVOERING Voert de screening uit volgens het screeningsplan. Voert de screening uit volgens de logopedische standaarden. Formuleert conclusies over de uitkomst van de screening. Beslist in samenspraak met de cliënt over wel of niet behandelen. Geeft voorlichting en advies. Sluit de interventie af. Registreert de bevindingen. Evalueert de uitvoering van de screening. Rapporteert het resultaat van de screening van de totale doelgroep naar de eventuele opdrachtgever.

VERANTWOORDING Onderbouwt keuzes in het screeningsplan met behulp van diverse EB-bronnen. Beargumenteert de waarde van de uitgevoerde screening met behulp van gegevens over landelijk preventiebeleid en beleidsdoelen.

Onderbouwt de keuzes met behulp van wetenschappelijke bronnen in een verslag. COMPETENTIES op NIVEAU (invullen): OPMERKING Geef per competentie aan op welke manier jij het afgelopen blok hebt gewerkt aan deze competenties. Maak hiervan een verslag ter grootte van 1 A4-tje. Neem het verslag op in je portfolio. Tijdens het SLB-gesprek leg je verantwoording af over jouw groei in competenties.



SRO

17

3 ADVIESGESPREK

Het adviesgesprek voldoet aan de volgende kwaliteitseisen:

INHOUD Is gebaseerd op een adviesplan met daarin een beschrijving van de aanleiding voor het adviesgesprek, de verzamelde gegevens en de daaruit voortvloeiende conclusies.

Sluit aan bij het adviesplan. UITVOERING Voert een adviesgesprek volgens het adviesplan. Gebruikt aanvullende relevante communicatiemiddelen . Hanteert verschillende gesprekstechnieken ten aanzien van verbale en non verbale signalen van de cliënt.

Motiveert en stimuleert de gedragsverandering bij de cliënt tijdens het adviesgesprek. Draagt door het adviesgesprek bij tot bewustwording van gezond gedrag van de cliënt. Vat het adviesgesprek samen en noteert conclusies. Evalueert met de cliënt het adviesgesprek. VERANTWOORDING Onderbouwt keuzes bij voorbereiden en uitvoeren van het adviesgesprek met behulp van principes en modellen uit bijvoorbeeld de `health counseling’, fasen in de rouwverwerking en gedragsveranderingmodellen.

Plaatst het adviesgesprek eventueel binnen het kader van preventiebeleid. Evalueert het adviesgesprek en formuleert verbeteracties. Onderbouwt de keuzes met behulp van wetenschappelijke bronnen in een verslag. COMPETENTIES op NIVEAU (invullen): OPMERKING Geef per competentie aan op welke manier jij het afgelopen blok hebt gewerkt aan deze competenties. Maak hiervan een verslag ter grootte van 1 A4-tje. Neem het verslag op in je portfolio. Tijdens het SLB-gesprek leg je verantwoording af over jouw groei in competenties.



SRO

18

4 TRAININGSPLAN/SCHOLINGSPLAN Het trainingsplan/scholingsplan voldoet aan de volgende kwaliteitseisen: INHOUD Bevat de verschillende stappen volgens de logopedische standaarden (beroepsgroep vrije vestiging NVLF).

Beschrijft de behoefte-inventarisatie aan een training/scholing. Beschrijft het doel van de training/scholing. Beschrijft de aanleiding, de opdrachtgever en de doelgroep van de training/scholing. Bevat een beschrijving van de voorbereidingsfase waaronder de (resultaat-) afspraken met de opdrachtgever, de aanmeldingsprocedure voor deelname aan de training en een beschrijving van de organisatie en faciliteiten.

Bevat volgens SMART-geformuleerde doelstellingen per bijeenkomst. Beschrijft de organisatie (onder andere tijdsplanning, werkvormen, taakverdeling en middelen) van de training/scholing.

Bevat een methodisch opgezet oefenprogramma. Bevat suggesties voor een follow-up voor de deelnemers. Beschrijft de wijze van evalueren van de uitgevoerde training/scholing. UITVOERING Gebruikt de groep als trainingscontext en feedbackcontext, dat wil zeggen maakt gebruik van groepsdynamica.

Voert de training uit volgens plan. Hanteert didactische principes. Stemt uitvoering af op het doel, de wensen en het niveau van de doelgroep. Stimuleert, motiveert en activeert de doelgroep. Evalueert de training met de doelgroep. Trekt conclusies omtrent resultaat (product) en uitvoering (proces) van de training/scholing en rapporteert conclusies naar de eventuele opdrachtgever.

VERANTWOORDING Onderbouwt keuzes in het trainingsplan met behulp van diverse (EB) bronnen op het gebied van didactiek en training in een verslag.

Beargumenteert de waarde van de uitgevoerde training aan de hand van gezondheidsbeleid en beleidsdoelen van de beroepsgroep van de NVLF.

COMPETENTIES op NIVEAU (invullen): OPMERKING Geef per competentie aan op welke manier jij het afgelopen blok hebt gewerkt aan deze competenties. Maak hiervan een verslag ter grootte van 1 A4-tje. Neem het verslag op in je portfolio. Tijdens het SLB-gesprek leg je verantwoording af over jouw groei in competenties.



SRO

19

5 VOORLICHTINGSPLAN Het voorlichtingsplan voldoet aan de volgende kwaliteitseisen: INHOUD Bevat een beschrijving van de verschillende fasen van de voorlichting, bijvoorbeeld: voorbereiding van de voorlichting, uitvoering van de voorlichting en nazorg.

Beschrijft de aanleiding, de doelgroep en een eventuele opdrachtgever voor de voorlichting.

Bevat de inventarisatie van de actuele behoefte aan de voorlichting. Beschrijft het beoogde resultaat van de voorlichting in SMART(I) termen van veranderd (gezond) gedrag.

Beschrijft de organisatie (onder andere tijdsplanning, taakverdeling en middelen) van de voorlichtingsactiviteiten.

Beschrijft de wijze van evalueren van de uitgevoerde voorlichting. Bevat aanbevelingen voor verbetering van het voorlichtingplan. UITVOERING Voert de voorlichting volgens plan uit. Gebruikt meerdere aanvullende communicatiemiddelen. Stimuleert tijdens de voorlichting gedragsverandering bij de doelgroep. Evalueert met de doelgroep de voorlichting. VERANTWOORDING Onderbouwt keuzes bij voorbereiden en uitvoeren van de voorlichting met behulp van principes en modellen uit bijvoorbeeld de `health counseling’, fasen in de rouwverwerking en gedragsveranderingmodellen.

Plaatst het geheel aan voorlichting binnen het kader van preventiebeleid. Onderbouwt de keuzes met behulp van wetenschappelijke bronnen in een verslag. COMPETENTIES op NIVEAU (invullen): OPMERKING Geef per competentie aan op welke manier jij het afgelopen blok hebt gewerkt aan deze competenties. Maak hiervan een verslag ter grootte van 1 A4-tje. Neem het verslag op in je portfolio. Tijdens het SLB-gesprek leg je verantwoording af over jouw groei in competenties.



SRO

20

6 ANAMNESE, ONDERZOEK EN DIAGNOSE De anamnese, onderzoek en diagnose voldoen aan de volgende kwaliteitseisen: INHOUD Bevat een opening met uitleg over doel en verloop van gesprek en onderzoek. Bevat een inventarisatie van persoonlijke gegevens. Bevat een vraagverheldering waarin de klacht en klachtengeschiedenis in eigen woorden worden uitgelegd.

Bevat een inventarisatie van informatie van derden (bijvoorbeeld arts, verwijzer). Bevat een inventarisatie van stoornis en beperkingen in activiteiten en participatie. Bevat een inventarisatie van de invloed van persoonlijke en externe factoren op de klacht. Opbouw en inhoud van anamnese en onderzoek zijn gebaseerd op een beslismodel. Bevat een logopedisch onderzoek in de vorm van een test en/of observatie ten aanzien van stoornissen, activiteiten en participatie.

Bevat een samenvatting en een logopedische conclusie. Bevat een logopedische diagnose. Bevat een uitleg over de gegevens uit intake en onderzoek aan de patiënt. Bevat een advies tot vervolg in de vorm van doorverwijzing en/of behandeling en/of afsluiting van het contact.

UITVOERING Handelt in overeenstemming met weten regelgeving (bijvoorbeeld ten aanzien van privacy).

Past communicatieve vaardigheden toe die gericht zijn op interactie met de patiënt. Zoekt gedurende de gehele anamnese en het onderzoek actief naar symptomen van communicatieve problematiek.

Hanteert een structuur in anamnese en onderzoek waarin beslismomenten duidelijk zijn en naar de patiënt gecommuniceerd worden.

Past het professioneel handelen aan de actuele situatie. Hanteert de tests en interpreteert de gegevens conform de handleiding. Instrueert de patiënt passend bij de bedoeling van het onderzoeksonderdeel. Verwoordt het verband tussen de gegevens uit anamnese en onderzoek gekoppeld aan evidence op dit gebied.

VERANTWOORDING Verantwoordt op welk beslismodel gebruikt is bij de gemaakte keuzes tijdens het proces van anamnese en onderzoek.

Verantwoordt het verloop en de inhoud van het anamnesegesprek en het onderzoek aan de hand van de logopedische standaarden en criteria patiëntenperspectief van NVLF.

Verantwoordt het eigen handelen in relatie tot de eigen mogelijkheden en de kwaliteit van het eigen functioneren.




SRO

21

7 BEHANDELPLAN Het behandelplan voldoet aan de volgende kwaliteitseisen: INHOUD Stelt het behandelplan in dialoog op met de patiënt. Bevat een beginsituatie volgens de systematiek van de ICF/ICIDH10. Bevat een lange termijn doel passend bij de beginsituatie. Bevat een werkwijze die gericht is op het behalen van het lange termijn doel; vorm en methoden van behandeling, duur en de middelen worden benoemd.

In de werkwijze is voorlichting verwerkt. Bevat een prognose. Bevat korte termijn doelen en werkwijzen passend bij het lange termijn doel. Bevat een beschrijving van samenwerking met andere disciplines. Bevat bepaling van aard en tijdstip van evaluatie en rapportage naar derden. Bevat proces- en productevaluatie. UITVOERING Past communicatieve vaardigheden toe die gericht zijn op interactie met de patiënt. Gebruikt in rapportage terminologie die is afgestemd op derden. Behandeldoelen zijn SMART geformuleerd. Legt samen met de patiënt de verantwoordelijkheden en de manier van samenwerken ten aanzien van het behandelproces vast.

Geeft instructies aan de patiënt ten aanzien van de uitvoering van oefeningen, methoden aspecten.

Begeleidt de patiënt/omgeving bij het uitvoeren van het behandelplan conform de gekozen werkwijze.

Bewaakt de opbouw van het behandelplan en stelt op basis van evaluatie bij. Legt het verloop van de logopedische behandeling vast en informeert derden hierover. Regelt de afhandeling c.q. nazorg van de logopedische behandeling in overleg met de patiënt.

Handelt creatief, flexibel en oplossingsgericht. Handelt conform de afgesproken beleid/impliciete afspraken binnen de organisatie. Reflecteert op proces en op de inhoud van eigen handelen. Evalueert proces en resultaat van de behandeling met de patiënt . VERANTWOORDING Verantwoordt keuzes in de therapie op basis van zowel de persoonlijke als de financiële omstandigheden van de patiënt en de organisatie.

Motiveert gemaakte keuzes ten aanzien van therapievormen en methoden en evaluatie. Verantwoordt de momenten en richting van de bijstelling van het behandelplan. Heeft een visie op de manier waarop de autonomie van de patiënt is gewaarborgd in het behandelproces.

Verantwoordt keuzes in de therapie op basis van evidence in een verslag. COMPETENTIES op NIVEAU (invullen): OPMERKING Geef per competentie aan op welke manier jij het afgelopen blok hebt gewerkt aan deze competenties. Maak hiervan een verslag ter grootte van 1 A4-tje. Neem het verslag op in je portfolio. Tijdens het SLB-gesprek leg je verantwoording af over jouw groei in competenties.

10 Daar waar gesproken wordt van ICF kunt u ook nog lezen ICIDH.



SRO

22

8 INTERCOLLEGIAAL CONSULT Het intercollegiale consult voldoet aan de volgende kwaliteitseisen: INHOUD Bevat een vraagstelling, probleemstelling ten aanzien van het onderzoek/de diagnose of de behandeling van een patiënt.

Bevat een gesprek ofwel briefwisseling waarin: • de vraag/het probleem van de adviesvrager verhelderd wordt • aanvullende informatie gegeven dan wel gezocht wordt • mogelijke oplossingen voor de vraag/het probleem gegenereerd worden.

Bevat een interpretatie van de verkregen informatie door de adviesvrager en een conclusie ten aanzien van het vervolg van het handelen ten aanzien van de patiënt.

UITVOERING Signaleert vraag/probleem ten aanzien van diagnose/onderzoek/behandeling van een patiënt die binnen de eigen mogelijkheden van de logopedist niet oplosbaar is.

Bepaalt of een consult helpt bij het oplossen van het probleem of dat doorverwijzing en/of afronding nodig is.

Overlegt voorafgaand aan het consult met de patiënt. Formuleert een consultvraag aan een collega en geeft de wijze van informatieoverdracht aan.

Ordent en interpreteert de verkregen informatie en stelt op grond van een conclusie vervolgbeleid vast.

Regelt de financiële afhandeling van het consult en zorgt voor verslaglegging. Geeft terugkoppeling aan de patiënt over het consult. VERANTWOORDING Verantwoordt de keuze voor het consult in relatie tot de eigen professionele mogelijkheden.

Verantwoordt de manier waarop op basis van het consult keuzes zijn gemaakt voor vervolgbeleid.

Verantwoordt de evaluatie van het intercollegiaal consult in een verslag. COMPETENTIES op NIVEAU (invullen): OPMERKING Geef per competentie aan op welke manier jij het afgelopen blok hebt gewerkt aan deze competenties. Maak hiervan een verslag ter grootte van 1 A4-tje. Neem het verslag op in je portfolio. Tijdens het SLB-gesprek leg je verantwoording af over jouw groei in competenties.



SRO

23

9 REïNTEGRATIEPLAN Het reïntegratieplan voldoet aan de volgende kwaliteitseisen: INHOUD Bevat persoonsgegevens van de werknemer. Bevat informatie over de arbeidssituatie van de werknemer: werkplaatsanalyse, omvang van de aanstelling, korte omschrijving van de taken en organogram.

Bevat enkele medische gegevens van de werknemer: medische diagnose, eventueel gegevens van de curatieve sector, oorzaak van de klachten volgens de werknemer, prognose.

Bevat gegevens omtrent het verzuim: de eerste arbeidsongeschiktheidsdag, tijdelijke/blijvende beperkingen voor het eigen werk, mogelijke aanpassingen in en op het eigen werk, en beschrijft deze aan de hand van fysieke omstandigheden en de plaats in het organogram.

Bevat een resultaatomschrijving, waaronder het narratieve deel van de patiënt met betrekking tot ontstaansgeschiedenis en verloop van klachten en ook het toekomstbeeld van herstel dat de patiënt heeft.

Bevat een opsomming van de disciplines die bij de reïntegratie betrokken zijn. Bevat een beschrijving van de afzonderlijke bijdrage van die betrokken disciplines. Bevat een beschrijving van de verwachtingen en de mogelijkheden van de cliënt voor werkhervatting.

Bevat een beschrijving van de verwachtingen van de werkgever over de werkhervatting. Bevat een beschrijving van de mogelijkheden die de werkgever kan bieden bij de werkhervatting.

Bevat een beschrijving van de organisatie van het reïntegratietraject: wie voert de regie, welke vragen zijn door wie aan wie gesteld?

Bevat een overzicht van de communicatielijnen tussen de betrokken disciplines en de cliënt: wie rapporteert wat op welk moment aan wie?

Bevat een tijdpad, een planning van het gehele traject. Bevat een of meerdere evaluatiemomenten met de bijbehorende criteria waarop de stand van zaken geëvalueerd wordt.

UITVOERING Stelt het reïntegratieplan (digitaal) beschikbaar voor alle betrokkenen. Schrijft het reïntegratieplan in correct Nederlands. Stelt het reïntegratieplan op volgens de voorwaarden die zijn neergelegd in het Besluit minimumeisen reïntegratieplan 1997 en 1998.

VERANTWOORDING Motiveert in het reïntegratietraject de deelname van de betrokken disciplines inhoudelijk. Ligt de organisatie van het reïntegratietraject inhoudelijk toe. Onderbouwt in diverse onderdelen van het reïntegratieplan met betrekking tot de gemaakte keuzes.

Geeft de samenhang weer van alle gemaakte keuzes in relatie tot het geformuleerde eindresultaat.

Onderbouwt de geformuleerde keuzes (waar mogelijk) met literatuur in een verslag. COMPETENTIES op NIVEAU (invullen): OPMERKING Geef per competentie aan op welke manier jij het afgelopen blok hebt gewerkt aan deze competenties. Maak hiervan een verslag ter grootte van 1 A4-tje. Neem het verslag op in je portfolio. Tijdens het SLB-gesprek leg je verantwoording af over jouw groei in competenties.



SRO

24

10 BIJDRAGE AAN EEN MULTIPROFESSIONEEL HANDELINGSPLAN Het multiprofessioneel handelingsplan voldoet aan de kwaliteitseisen: INHOUD Vermeldt de medische diagnose op ICF-niveau. Beschrijft het kernprobleem op ICF-niveau. Vermeldt de diagnose per discipline. Beschrijft de teamdoelstelling. Beschrijft de verantwoordelijkheden en hoofddoelen per discipline en onderlinge gezagsverhoudingen.

Beschrijft de gezamenlijke acties. Beschrijft in SMART termen het resultaat van de gezamenlijke acties en de bijdrage van de logopedie hierin.

Bevat een stroomdiagram van het proces. UITVOERING VERANTWOORDING Onderbouwt keuzes bij het opstellen van het handelingsplan door: • recent wetenschappelijke bronnen (bestaande modellen) • een relatie te leggen met visie en uitgangspunten ten aanzien van cliëntzorg • de standaarden van de beroepsgroep.

Verantwoordt de keuzes in een verslag. COMPETENTIES op NIVEAU (invullen): OPMERKING Geef per competentie aan op welke manier jij het afgelopen blok hebt gewerkt aan deze competenties. Maak hiervan een verslag ter grootte van 1 A4-tje. Neem het verslag op in je portfolio. Tijdens het SLB-gesprek leg je verantwoording af over jouw groei in competenties.



SRO

25

11 PLANNING, ORGANISATIE EN COORDINATIE VAN ACTIVITEITEN RONDOM CLIENTEN De planning, organisatie en coördinatie van activiteiten rondom een cliënt voldoen aan de volgende kwaliteitseisen: INHOUD Gaat uit van de hulpvraag van de cliënt en zijn financiële mogelijkheden. Richt zich op samenwerking. Formuleert noodzaak tot planning, organisatie en coördinatie. Initieert contacten met relevante samenwerkingspartners. Overlegt met de cliënt. Evalueert en reflecteert op de uitvoering van het traject. Brengt verbeteringen aan. UITVOERING Sluit aan bij hulpvraag. Richt zich op inhoud zowel als proces. Is coöperatief, probleemoplossend, communicatief, sturend. Voert de stappen Plan Do Check en Act (PDCA-cyclus) uit. VERANTWOORDING Formuleert de inhouden consistent aan de geformuleerde visie. Verantwoordt de gemaakte keuzen en uitvoering van de activiteiten op visies en werkwijzen binnen de geschetste organisatie/praktijk/afdeling.

Beargumenteert de gemaakte keuzes op visie en inhouden met gebruikmaking van in de recente literatuur gevonden evidence.

Verantwoordt de keuzes in een verslag. COMPETENTIES op NIVEAU (invullen): OPMERKING Geef per competentie aan op welke manier jij het afgelopen blok hebt gewerkt aan deze competenties. Maak hiervan een verslag ter grootte van 1 A4-tje. Neem het verslag op in je portfolio. Tijdens het SLB-gesprek leg je verantwoording af over jouw groei in competenties.



SRO

26

12 ONDERNEMINGSPLAN Het ondernemingsplan voldoet aan de volgende kwaliteitseisen: INHOUD Beschrijft een visie. Bevat een missie met uitgangspunten, doelstellingen en karakteristiek van de onderneming.

Beschrijft de organisatie van het bedrijf: personeel, administratie, huisvesting, bereikbaarheid, verzekering.

Bevat een marketingplan met gegevens over marketingonderzoek, marketingstrategie, SWOT-analyse.

Beschrijft de financiering van het bedrijf: financieel plan, investeringsbegroting, exploitatiebegroting, belastinggegevens.

Bevat een tijdplanning. UITVOERING Stelt in samenwerking met collegae een ondernemingsplan op. Voert (delen van) het plan uit in projecten of stages. Volgt bij uitvoering van het plan de richtlijnen van het plan. VERANTWOORDING Verklaart keuzes bij het opstellen van het ondernemingsplan aan de hand van geformuleerde visie en missie van het bedrijf.

Onderbouwt de keuzes bij het opstellen van het ondernemingsplan door middel van richtlijnen van bevoegde instanties, zoals financiële instellingen of de Kamer van Koophandel.

Onderbouwt de keuzes met behulp van recente wetenschappelijke bronnen in een verslag.




SRO

27

13 BELEIDSPLAN Het beleidsplan voldoet aan de volgende kwaliteitseisen: INHOUD Beschrijft een visie en een daarvan afgeleide missie. Beschrijft samenwerkingsverbanden. Bevat informatie over personeelsbeleid. Beschrijft het financiële beleid met betrekking tot exploitatie en investering. Beschrijft infrastructuur, logistiek en ICT. Beschrijft marketing en PR. Beschrijft het te voeren kwaliteitsbeleid. Beschrijft de implementatie en evaluatie van het plan. UITVOERING Stelt in samenwerking met collegae een logisch en overzichtelijk ingedeeld plan op. Werkt het beleidsplan (of delen daarvan) uit volgens de in het plan opgestelde richtlijnen of voorstellen.

VERANTWOORDING Onderbouwt keuzes bij het opstellen van het beleidsplan door middel van richtlijnen en modellen van bevoegde instanties.

Onderbouwt de keuzes met behulp van recente wetenschappelijke bronnen in een verslag.

Evalueert de uitvoering van het beleidsplan (of delen daarvan) volgens de in het plan opgestelde richtlijnen en legt deze evaluatie vast in een verslag.




SRO

28

14 PROJECTPLAN Het projectplan11 voldoet aan de volgende kwaliteitseisen: INHOUD Bevat de titel van het project. Bevat de personalia van de opdrachtgever en de uitvoerder. Bevat een probleemomschrijving, waarin opgenomen: achtergrond/probleemstelling/vraagstelling(en)/operante definities.

Beschrijft in SMART termen de doelstelling(en). Beschrijft het resultaat in concrete producten. Beschrijft de functionele en operationele kwaliteitseisen. Beschrijft de uit te voeren activiteiten, te weten: vooronderzoek, ontwikkeling, producten, tijdpad en evaluatie.

Bevat een tijdpad. Bevat een begroting. Bevat een literatuurlijst. UITVOERING Voert het project uit volgens het projectplan. Rapporteert resultaten en proces van het project in een projectverslag. Evalueert de resultaten van het project in een projectverslag en doet aanbevelingen. VERANTWOORDING Beschrijft in de `achtergrond’ binnen de probleemomschrijving in het projectplan een verantwoording van de start van het project.

Het projectverslag bevat een verantwoording van de gemaakte keuzes bij inhoud en uitvoering van het project volgens het format*.


11 Het projectplan wordt ingedeeld conform het volgende format: Inleiding, Theoretische onderbouwing, Methode,

Resultaten, Evaluatie, Discussie, Conclusie.



SRO

29

15 JAARPLAN Het jaarplan voldoet aan de volgende kwaliteitscriteria: INHOUD De inhoud van het jaarplan is afgeleid van de visie en het kader zoals geformuleerd in het beleidsplan.

Bevat de evaluatie van het voorafgaande jaar. Bevat de doelstellingen voor het komende jaar. Beschrijft activiteiten uit het beleidsplan voor het komende jaar. Bevat richtlijnen voor de uitvoering. Bevat een planning van de uit te voeren activiteiten. Bevat de begroting voor het komend jaar. Beschrijft hoe de evaluatie na elk jaar plaatsvindt. UITVOERING Stelt het plan logisch en overzichtelijk op. Werkt het jaarplan (of delen daarvan) uit volgens de in het plan opgestelde richtlijnen. VERANTWOORDING Relateert gemaakte keuzes aan de in het beleidsplan geformuleerde visie. Evalueert de uitvoering (proces) van het jaarplan (of delen daarvan) aan de hand van de in het jaarplan opgestelde doelstellingen en richtlijnen.

Evalueert de kwaliteit van het resultaat (product) aan de hand van de geformuleerde doelstellingen.

Onderbouwt keuzes bij het opstellen van het jaarplan aan de hand van recente wetenschappelijke bronnen.




SRO

30

16 PRAKTIJKPLANNING De praktijkplanning voldoet aan de volgende kwaliteitseisen: INHOUD Bevat een resultaatomschrijving ten aanzien van de nagestreefde praktijkplanning en de communicatie daaromtrent naar cliënten toe.

Bevat werkroosters, bereikbaarheidsroosters, vakantieroosters en openingstijden. Bevat personeelsgegevens van de logopedisten/werknemers. Bevat een overzicht van verantwoordelijkheidgebieden van de samenwerkende logopedisten binnen de praktijk.

Bevat een richtlijn voor het eerste (telefonische) contact met een cliënt met daarin: • de informatie die van de cliënt gevraagd wordt • de informatie over de praktijk die aan de cliënt gegeven/verteld wordt • de manier waarop een (vervolg)afspraak tot stand komt (wordt er teruggebeld

enzovoorts) • afspraken/gedragsregels binnen de praktijk over bijvoorbeeld plannen en afzeggen

van behandelingen, betaling van rekeningen.

Voorziet in het schriftelijk meegeven van informatie over: • de wachttijd, de wachtlijst • logopedie in het algemeen en de specifieke stoornis • locatie en bereikbaarheid • kosten, verzekeringen • de behandeling, de duur, de tijd per sessie en de frequentie.

Bevat een richtlijn voor het verwerken van de gegevens uit het eerste directe patiëntencontact in bijvoorbeeld een (elektronisch) patiënten dossier.

Bevat een richtlijn ten aanzien van het verlengen en/of afronden van het contact met een cliënt (bijvoorbeeld na beëindiging van een bepaald aantal behandelingen) met daarin: • de manier waarop de kosten worden gedeclareerd/in rekening gebracht inclusief de

termijn daarvan • de manier waarop doorverwijzingen/afspraken met derden geregeld worden • de manier waarop verlenging en/of afronding afgehandeld wordt.

Bevat een richtlijn voor het verwerken van de informatie uit vervolgcontacten, verlengingen van de behandelduur, doorverwijzingen en het versturen van de declaraties/rekeningen in bijvoorbeeld een (elektronisch) patiënten dossier.

Voorziet in het informeren van patiënten over hoe er met privacy wordt omgegaan en waar zij met klachten terecht kunnen.

Voorziet in het informeren van patiënten over de wijze van rapporteren zowel mondeling als schriftelijk naar verwijzers en/of andere betrokkenen.

UITVOERING Werkt zowel het eerste telefonische contact als eventuele vervolgcontacten met cliënten volgens de afspraken/richtlijnen uit.

Past in de contacten met cliënten over planning en bij het maken van afspraken een klantgerichte communicatie toe.

Houdt de agenda/planning bij, signaleert planningsproblemen op tijd en anticipeert erop. Geeft praktijkregels/gedragsregels schriftelijk aan cliënten mee en licht ze mondeling toe. Geeft adresgegevens, bereikbaarheidsgegevens en gemaakte afspraken voor consulten schriftelijk aan cliënten mee, evenals voorlichtingsmateriaal.

Refereert naar cliënten toe aan gemaakte afspraken. Verzamelt gericht feedback over de praktijkplanning bij bijvoorbeeld patiënten/derden.



SRO

31

VERANTWOORDING Baseert de richtlijnen voor de (praktijk)planning op geëvalueerde werkwijzen binnen de praktijk/organisatie.

Baseert de richtlijnen voor de (praktijk)planning op landelijke en regionale afspraken en standaarden (met bijvoorbeeld de beroepsgroep, zorgverzekeraars enzovoorts).

Past de richtlijnen voor de (praktijk)planning toe binnen de afspraken met andere afdelingen of derden (bijvoorbeeld collega-praktijken binnen een gezondheidscentrum).

Verzamelde feedback op de praktijkplanning leidt tot verbeteringen. Motiveert de evaluatie van en reflectie op de uitvoering van de praktijkplanning en geeft verbeteringen aan.

Verantwoordt de klantgerichtheid en onderbouwt de keuzes met behulp van recente wetenschappelijke bronnen in een verslag.




SRO

32

17 PLAN VOOR HET INSCHAKELEN VAN HET CLIENTSYSTEEM Het plan voldoet aan de volgende inhoudelijke kwaliteitseisen: INHOUD Bevat een resultaatomschrijving, waarbij gebruik wordt gemaakt van de terminologie van de ICF-systematiek.

Bevat een visie op de invloed van het inschakelen van de omgeving op de communicatieve mogelijkheden van de cliënt.

Bevat een beschrijving van de samenwerkingspartners in het kader van het gestelde resultaat, hoe deze benaderd worden en de wijze van organisatie.

Bevat een beschrijving van een inventarisatiefase ter bepaling van hulpvraag, mogelijkheden en motivatie van de omgeving van de cliënt in het kader van het optimaliseren van de communicatieve mogelijkheden van de cliënt.

Bevat een uitvoeringsfase waarin beschreven zijn: • werkwijze tijdens de voorlichtings-/begeleidings-/trainingstrajecten van verschillende

onderdelen uit het cliëntsysteem • relatie met het behandelplan van de cliënt • afstemming van de verschillende trajecten.

Bevat een evaluatiefase. Bevat een tijdpad/planning. Is overzichtelijk en leesbaar voor cliënt en cliëntsysteem, collega’s, verwijzers, relevante belanghebbenden.

UITVOERING Motiveert het cliëntsysteem tot medewerking en inzet. Stemt de wijze waarop zij informeert, voorlicht, begeleidt en traint af op het niveau van de gesprekspartner die deel uitmaakt van het cliëntsysteem. Er is sprake van maatwerk, waarbij gebruik wordt gemaakt van een scala aan technieken: gespreksvaardigheden, communicatievaardigheden, therapeutische vaardigheden.

Verwijst naar derden als zich problemen voordoen die niet passen binnen de kaders van het logopedisch handelen.

Neemt initiatief tot maken van (vervolg)afspraken. Werkt doelgericht, bewust, systematisch, procesmatig. Gebruikt relevante meetinstrumenten. VERANTWOORDING Voert het plan uit consistent met geformuleerde visie. Beargumenteert gemaakte keuzes in inhoud en uitvoering van het plan met gebruikmaking van relevante literatuur.

Reflecteert op resultaat en proces en benoemt sterke en zwakke punten. Reflectie resulteert in verbeteringen. COMPETENTIES op NIVEAU (invullen): OPMERKING Geef per competentie aan op welke manier jij het afgelopen blok hebt gewerkt aan deze competenties. Maak hiervan een verslag ter grootte van 1 A4-tje. Neem het verslag op in je portfolio. Tijdens het SLB gesprek leg je verantwoording af over jouw groei in competenties.



SRO

33

18 PATIENTENDOSSIER Het patiëntendossier (inclusief rapportage) voldoet aan de volgende kwaliteitseisen: INHOUD Bevat informatie over alle fasen van het methodisch logopedisch handelen (intake- en anamnesegegevens, onderzoeksgegevens, behandelplan, behandelgegevens, evaluaties, eindverslag, overdrachtsverslag, rapportage aan derden).

De gegevens zijn geschikt voor gebruik binnen de praktijk, onderneming, afdeling of dienst.

De gegevens zijn beschikbaar ten behoeve van onderzoek van interne en externe partijen.

Bevat begrijpelijke taal, qua vorm en inhoud afgestemd op de gebruiker(s). Het onderzoeksverslag bevat: - persoonsgegevens - verwijzing - korte samenvatting van klacht/hulpvraag - onderzoeksgegevens (inclusief anamnese, observatie- en testgegevens) en

interpretatie daarvan - logopedische diagnose - oorzakelijke en instandhoudende factoren - conclusie van het onderzoek en advies.

Het overdrachts- en eindverslag bevat: - persoonsgegevens - verwijzing - korte samenvatting van klacht/hulpvraag, logopedische diagnose,

behandeldoelen/behandelingsverloop/resultaten - interpretatie van de gegevens - conclusie en advies.

UITVOERING Beheert het dossier zorgvuldig. Beheert het dossier, wanneer noodzakelijk, op digitale wijze. Maakt het dossier (digitaal) toegankelijk voor alle betrokkenen (collega-logopedisten, maar ook andere disciplines, externe partijen).

Stelt het dossier systematisch op. Geeft toelichting over de dossiergegevens. Bewaart het dossier zodanig, dat het niet voor onbevoegden toegankelijk is. Gebruikt bij voorkeur de terminologie die gebruikt wordt binnen ICF. Gebruikt vaktermen correct. Stemt het gebruik van vaktermen af op de lezer. Legt gegevens op methodische wijze vast. Maakt een duidelijk onderscheid tussen objectieve waarnemingen en interpretaties. Past in verslaglegging grammaticale en spellingsregels op de juist wijze toe. Formuleert een tussentijds verslag met een specifieke vraagstelling. Het verslag ziet er verzorgd uit. Het verslag is digitaal toegankelijk. Het verslag is begrijpelijk; de lezer heeft weinig vragen om verduidelijking. Het verslag bevat een conclusie waarin is opgenomen een hypothese met betrekking tot de relatie tussen alle relevante onderzoeksbevindingen.



SRO

34

VERANTWOORDING Houdt zich aan de wettelijke regels met betrekking tot het hanteren van cliëntgegevens. Beargumenteert gemaakte keuzes in inhoud en uitvoering met gebruikmaking van relevante literatuur, logopedische standaarden en richtlijnen.




SRO

35

19 INWERKPROTOCOL Het inwerkprotocol voldoet aan de volgende kwaliteitseisen: INHOUD Bevat een resultaatomschrijving voor de termijn van inwerkperiode. Bevat een beschrijving van de manier waarop het protocol gebruikt wordt, wie aanspreekpunt is, wie begeleider of verantwoordelijke is en hoelang de inwerkperiode duurt.

Bevat een stappenplan/checklist waarin tijdspad, inwerkactiviteiten, over te dragen informatie, doel/resultaat per activiteit, verantwoordelijke/aanspreekpunt per activiteit zijn opgenomen.

Het stappenplan/de checklist is gericht op: • regelen van faciliteiten (werkplek, postvakje, telefoon, inlognummers enzovoorts) • regelen van de arbeidsvoorwaarden en –omstandigheden • kennismaking met relevante personen, diensten afdelingen • oriëntatie op visie, doelen, werkwijzen, doelgroepen en werkzaamheden • relevante informatie en informatiebronnen • Inwerkactiviteiten zoals meekijken met collega’s, oriënterende gesprekken met

collega’s gericht op de taak/rol die de nieuwe collega zal krijgen.

Bevat begeleidings-/terugkoppelingsmomenten. Bevat een evaluatiemoment met betrekking tot een terugblik op de inwerkperiode en afspraken over de te volgen werkwijze na de inwerkperiode.

UITVOERING Neemt het initiatief naar de in te werken collega/stagiair. Treedt op als gastheer/vrouw en als intermediair in het contact naar anderen. Legt het protocol en daarin opgenomen activiteiten uit en bespreekt het na te streven resultaat met de collega/stagiair.

Zorgt ervoor dat afspraken nagekomen worden en regelt de inwerkactiviteiten en begeleidings- of terugkoppelingsmomenten.

Gebruikt het stappenplan/de checklist als leidraad, zorgt ervoor dat alle relevante items worden gerealiseerd.

Zorgt ervoor dat er binnen het stappenplan voldoende ruimte is voor het onderzoeken van eigen ontwikkelingsmogelijkheden binnen de organisatie door de in nieuwe collega/stagiair.

Spoort in begeleidings- terugkoppelingsmomenten samen met de in te werken collega/stagiair problemen en stagnaties op en lost deze op of verwijst door naar andere collega’s.

Bespreekt in een evaluatie gesprek de inwerkperiode, vraagt feedback van de collega/stagiair en maakt op grond hiervan afspraken over het vervolg.



SRO

36

VERANTWOORDING Het inwerkprotocol is passend bij de context van de organisatie en is uitvoerbaar. De verantwoordelijkheden zijn vastgelegd en gecommuniceerd met de betreffende personen.

Feedback van de nieuwe collega/stagiair op de inwerkperiode leidt tot verbeteringen. Evaluatie van en reflectie op de uitvoering van het inwerkprotocol/de inwerkperiode leidt tot verbeteringen.




SRO

37

20 BEGELEIDINGSPLAN VAN EEN COLLEGA OF STAGIAIR Het begeleidingsplan voldoet aan de volgende kwaliteitseisen: INHOUD Bevat een resultaatomschrijving. Kan een sollicitatieprocedure of een kennismakingsprocedure omvatten (n.b. dit wordt hier niet verder uitgewerkt).

Bevat een inwerkperiode (n.b. kwaliteitseisen ten aanzien van een inwerkprotocol worden elders beschreven).

Bevat een begeleidingsplan. Bevat een visie op begeleiden. Bevat een beschrijving van uitgangspunten/kader van de organisatie/afdeling/praktijk ten aanzien van begeleiden van collega’s/stagiairs.

Bevat een inventarisatiefase waarin de coachingsvraag van de collega/stagiair alsmede de verwachtingen, mogelijkheden en kaders van de begeleider.

Bevat een uitvoeringsfase waarin zowel begeleidingsgesprekken als evaluatiegesprekken en een beoordelingsgesprek opgenomen zijn.

Bevat afspraken over rol/taakverdelingen, vorm en inhoud van het ontwikkelingsplan van de collega/stagiair, tijdspad.

Bevat een evaluatiemoment van het gehele begeleidingstraject. Bevat een tijdspad/planning van het gehele traject. UITVOERING Stelt het begeleidingsplan overzichtelijk. Maakt het (digitaal) toegankelijk voor alle betrokkenen. Past in het begeleidings/evaluatiegesprek communicatieve vaardigheden toe die gericht zijn op interactie.

Gaat in het begeleidings/evaluatiegesprek naar aanleiding van de coachingsvraag van de collega/stagiair in op zowel kunnen als doen.

Gaat in het begeleidings/evaluatiegesprek in op zichtbaar gedrag met betrekking tot de leerdoelen/resultaten/competenties van de collega/stagiair.

Is in het begeleidings/evaluatiegesprek gericht op zowel inhoud als proces. Geeft in het begeleidings/evaluatiegesprek feedback op zichtbaar gedrag en legt relaties naar effect op anderen en effect op werk en eigen ontwikkeling.

Is in het begeleidings/evaluatiegesprek helder over kaders en mogelijkheden en verwijst naar derden als er problemen optreden die binnen deze kaders/mogelijkheden niet opgelost kunnen worden.

Neemt in het begeleidings/evaluatiegesprek initiatief tot vervolgafspraken en stuurt de collega/stagiair aan op het volgen van de gemaakte planning en afspraken.

Geeft in het beoordelingsgesprek een beoordeling aan de hand van vooraf afgesproken criteria en geeft een toelichting met voorbeelden.

Reflecteert, benoemt de sterktes en zwaktes ten aanzien van de eigen begeleidings/coachingsvaardigheden en brengt verbeteringen aan.



SRO

38

VERANTWOORDING Alle inhouden zijn consistent aan de geformuleerde visie. De visie en de inhouden zijn gebaseerd op visies en werkwijzen binnen de organisatie/praktijk/afdeling.

De gemaakte keuzes in visie en inhouden zijn beargumenteerd met gebruikmaking van in de literatuur gevonden concepten.

Evaluatie van en reflectie op de uitvoering van het traject leidt tot verbeteringen. COMPETENTIES op NIVEAU (invullen): OPMERKING Geef per competentie aan op welke manier jij het afgelopen blok hebt gewerkt aan deze competenties. Maak hiervan een verslag ter grootte van 1 A4-tje. Neem het verslag op in je portfolio. Tijdens het SLB-gesprek leg je verantwoording af over jouw groei in competenties.



SRO

39

21 PERSOONLIJK ONTWIKKELINGSPLAN Het POP voldoet aan de volgende kwaliteitseisen: INHOUD Sluit aan bij de visie/missie van de organisatie. Maakt onderdeel uit van de cyclus binnen de organisatie (in het kader van personeelsbeleid) van functionerings- en beoordelingsgesprekken.

Bevat een omschrijving van functies/rollen/taken. Bevat een omschrijving van de eisen/kwaliteiten/competenties en operationalisaties daarvan die in de organisatie bij teamleden worden nagestreefd.

Bevat een inventarisatiefase waarin zijn opgenomen: • een voorgeschiedenis of een curriculum vitae • een sterkte-zwakte analyse ten aanzien van de beschreven kwaliteiten/competenties.

Bevat een uitvoeringsfase waarin zijn opgenomen: • persoonlijke doelen of resultaatomschrijvingen • acties • een tijdspad • een portfolio/een verzameling producten en feedback.

Bevat een evaluatiefase waarin zijn opgenomen: • een evaluatieverslag/jaarverslag • een functioneringgesprek/beoordelingsgesprek en verslag daarvan • een conclusie met aanbevelingen voor een volgende POP termijn • eventueel: een conclusie ten aanzien van de taakinzet van een volgende termijn.

UITVOERING Stelt een POP op en selecteert documenten/portfolio-onderdelen, neemt deze in het POP op, ordent ze, waarbij het eigen leerproces de centrale lijn vormt.

Toont zich `eigenaar’ van de eigen competentieontwikkeling in zowel het POP als in gesprekken (bijvoorbeeld functioneringsgesprekken) en neemt vanuit dit eigenaarschap initiatief.

Toont bij het opstellen en uitvoeren van het POP en in gesprekken daarover (bijvoorbeeld functioneringsgesprek) openheid in het benoemen en bespreken van de eigen sterke en zwakke kanten.

Reflecteert en toont in deze reflecties inzicht in denken over het beroep/de functie of rol en in het eigen functioneren daarbinnen.

Schetst in het POP een reëel beeld van hoe hij/zij in de volgende periode wil werken aan de kwaliteiten/competenties door middel van gerichte actieplannen met een tijdspad.

Maakt bij het opstellen, uitvoeren en evalueren van het POP gebruik van interactie met anderen.

Organiseert het krijgen/verzamelen van feedback met behulp van peer-assessments, 360 graden-feedback of andere feedbackinstrumenten.



SRO

40

VERANTWOORDING Baseert de visie en de inhouden van het POP op visies en werkwijzen binnen het personeelsbeleid van de organisatie/praktijk/afdeling.

Werkt de fasen van het POP qua inhoud en proces consistent uit, laat deze fasen logisch op elkaar volgen.

Formuleert verbeteringen op basis van de verzamelde feedback op het functioneren. Evaluatie van en reflectie op de uitvoering van het POP leidt tot verbeteringen. COMPETENTIES op NIVEAU (invullen): OPMERKING Geef per competentie aan op welke manier jij het afgelopen blok hebt gewerkt aan deze competenties. Maak hiervan een verslag ter grootte van 1 A4-tje. Neem het verslag op in je portfolio. Tijdens het SLB-gesprek leg je verantwoording af over jouw groei in competenties.



SRO

41

22 ACTIVITEITEN TER PROFILERING VAN HET BEROEP De activiteiten ter profilering voldoen aan de volgende kwaliteitseisen: INHOUD Beschrijft een doelgroep. Inventariseert de informatiebehoefte bij de doelgroep. Bepaalt een doelstelling voor de activiteit (bijvoorbeeld het geven van voorlichting, het ontwerpen van een website).

Stemt de inhoud van de activiteit af op de informatiebehoefte en de doelstelling. Stemt de (vorm van de) presentatie van de activiteit af op de doelgroep. Bepaalt de structuur voor de activiteit, rekening houdend met de informatiebehoefte en de doelstelling.

Zet voor de activiteit een tijdslijn uit. Maakt een raming van de kosten die ermee gemoeid zijn. UITVOERING Inventariseert en organiseert de gewenste deskundigheid voor de uitvoering van de activiteit.

Inventariseert en organiseert de gewenste ondersteuning. Besteedt aandacht aan de overige randvoorwaarden voor de uitvoering van de activiteit. VERANTWOORDING Verantwoordt en beargumenteert de keuze van de activiteit. Verantwoordt en beargumenteert waarom die activiteit het doel het beste dient. Verantwoordt en beargumenteert waarom met die activiteit de doelgroep het best bereikt wordt.

Verantwoordt de keuze van de gewenste deskundigheid en ondersteuning. Verantwoordt de wijze van uitvoering. COMPETENTIES op NIVEAU (invullen): OPMERKING Geef per competentie aan op welke manier jij het afgelopen blok hebt gewerkt aan deze competenties. Maak hiervan een verslag ter grootte van 1 A4-tje. Neem het verslag op in je portfolio. Tijdens het SLB-gesprek leg je verantwoording af over jouw groei in competenties.



SRO

42

23 REFEREERBIJEENKOMST De refereerbijeenkomst voldoet aan de volgende kwaliteitseisen: INHOUD Bevat het doel van de refereerbijeenkomst. Bevat een duidelijk afgebakend onderwerp dat aansluit bij het doel en het publiek. Volgt een logische structuur. Volgt de grote lijn middels probleemstelling en hoofdvragen. Bevat antwoorden op alle hoofdvragen. Bevat structurerende elementen, zoals overgangspassages, signaalwoorden, verwijzingen, redundantie.

Inleiding en slot sluiten op elkaar aan. UITVOERING Beheerst eventuele presentatiespanning. Corrigeert eventuele versprekingen of storingen. Maakt gebruik van een tekst (voorlezen) of van een spreekschema (vertellen). Formuleert in zinsbouw en woordkeus publiekgericht, eenvoudig, helder en concreet. Gebruikt voldoende en illustratieve voorbeelden/vergelijkingen/beeldspraak. Gebruikt weinig stopwoorden of `eh’. Houdt oogcontact met het publiek. Gebruikt functionele gebaren en mimiek. Heeft een actieve houding. Verzorgt het uiterlijk zoals bij de gelegenheid verwacht mag worden. Hanteert op een correcte wijze audiovisuele middelen: in de juiste functie, op de juiste wijze en met verhelderende en ondersteunende informatie.

Hanteert een juiste spreektechniek: met een verstaanbare intonatie, een verstaanbaar tempo en volume en met de correcte ademtechniek, stemgeving en articulatie.

Is flexibel in interactie, en is afgestemd op het publiek en is alert op signalen uit de zaal. Stimuleert tijdens de voorlichting gedragsverandering bij de doelgroep. VERANTWOORDING Verantwoordt de keuze voor de inhoud van de refereerbijeenkomst. Verantwoordt de opbouw van de refereerbijeenkomst. Verantwoordt de vraagstelling bij de refereerbijeenkomst. Verantwoordt de uitsplitsing van de refereerbijeenkomst. Verantwoordt de uitvoering van de presentatie. Verantwoordt de evaluatie van de refereerbijeenkomst in een verslag. COMPETENTIES op NIVEAU (invullen): OPMERKING Geef per competentie aan op welke manier jij het afgelopen blok hebt gewerkt aan deze competenties. Maak hiervan een verslag ter grootte van 1 A4-tje. Neem het verslag op in je portfolio. Tijdens het SLB-gesprek leg je verantwoording af over jouw groei in competenties.



SRO

43

24 THEMA - AVOND De thema-avond voldoet aan de volgende kwaliteitseisen: INHOUD Bevat een inhoudelijke motivatie van het thema. Omschrijft de doelgroep op basis van de inhoudelijke motivatie van het thema. Beschrijft, gelet op de geselecteerde doelgroep, de inhoud van de thema-avond. Bepaalt, gelet op de geselecteerde doelgroep, de presentatievorm van de thema-avond. Geeft de structuur van de thema-avond weer. UITVOERING Stelt op basis van de inhoudelijke analyse de uit te nodigen personen vast (de doelgroep).

Organiseert de uitnodiging van de doelgroep. Ontwerpt een programma dat wordt uitgereikt op de thema-avond zelf. Verzorgt informatiemateriaal in voldoende aantallen. Draagt zorg voor een ruimte voor de thema-avond. Stemt de inrichting en aankleding van de ruimte af op het verloop van de thema-avond. Besteedt tijdens de thema-avond veel aandacht aan groepscoaching. Draagt zorg voor (het inschakelen van) de catering. Besteedt aandacht aan de nazorg van de thema-avond: opruimen enzovoorts. VERANTWOORDING Verantwoordt de organisatie van een thema-avond. Verantwoordt de keuze van het thema voor de avond. Verantwoordt de uitvoering van de thema-avond. Verantwoordt de evaluatie van de thema-avond in een verslag. COMPETENTIES op NIVEAU (invullen): OPMERKING Geef per competentie aan op welke manier jij het afgelopen blok hebt gewerkt aan deze competenties. Maak hiervan een verslag ter grootte van 1 A4-tje. Neem het verslag op in je portfolio. Tijdens het SLB-gesprek leg je verantwoording af over jouw groei in competenties.



SRO

44

25 EVALUATIE VAN EEN BESTAANDE METHODIEK, TECHNIEK, PROTOCOL OF RICHTLIJN De evaluatie voldoet aan de volgende kwaliteitseisen: INHOUD Bevat een lijst van alle voor- en nadelen van de methodiek of techniek. Beschrijft relatieve effecten van het onderzoek/methodiek in verschillende situaties (effectmodificatie).

Beschrijft het effect van de methodiek of techniek in samenhang met het achtergrondrisico.

Beschrijft de absolute risicoreductie voor de individuele patiënt. Bevat alle belangrijke opties en uitkomsten in het protocol of de richtlijn. Beschrijft een expliciete en adequate procedure om het beschikbare bewijs te identificeren, te selecteren en te combineren.

Beschrijft een expliciete en adequate procedure om de waarde van de verschillende uitkomsten te waarderen.

Beschrijft of de richtlijn of het protocol voldoende recent is om mogelijk belangrijke nieuwe ontwikkelingen te ontdekken.

Beschrijft of de richtlijn of het protocol is onderworpen aan een commentaarronde. Beschrijft of het effect van het protocol of de richtlijn is geëvalueerd. Beschrijft of het protocol of de richtlijn toepasbaar is in de eigen klinische situatie, met hierin: • de ziektelast in de soort gezondheidszorginstelling • de waardering van patiënten voor bepaalde interventies of uitkomsten • de afweging van de kosten van implementatie tegen andere gezondheidsprioriteiten • de barrières voor de implementatie, bij de patiënt of in de gemeenschap.

UITVOERING Integreert de feedback uit de commentaarronde in het plan. Evalueert de methodiek/techniek of de richtlijn/het protocol samen met minstens één collega.

Werkt projectmatig. Volgt het projectplan. VERANTWOORDING Beargumenteert waarom deze methodiek/techniek of dit protocol/deze richtlijn is geselecteerd voor evaluatie.

Beargumenteert welke methode is gekozen voor de evaluatie. Beargumenteert welke methode is gekozen voor de uitvoering van de evaluatie. COMPETENTIES op NIVEAU (invullen): OPMERKING Geef per competentie aan op welke manier jij het afgelopen blok hebt gewerkt aan deze competenties. Maak hiervan een verslag ter grootte van 1 A4-tje. Neem het verslag op in je portfolio. Tijdens het SLB-gesprek leg je verantwoording af over jouw groei in competenties.



SRO

45

26 PRAKTIJKGERICHT ONDERZOEK Het praktijkgericht onderzoek voldoet aan de volgende kwaliteitseisen: INHOUD Bevat een beschrijving van de context van het onderzoek. Ondersteunt de verantwoording van het onderzoek met bronvermeldingen. Beschrijft de onderzoeksvraag of het probleem: • het doel van het onderzoek • de relevantie (wetenschappelijk en maatschappelijk) van het onderzoek.

Beschrijft het orienterende literatuuronderzoek voor de vraagstelling. Minimale eisen: • 1 expert • 1 potentiële proefpersoon • 2 kernartikelen of boeken • benoeming van de Engelstalige trefwoorden • beschrijving van de gebruikte databases • gebruik van minimaal twee internationale bronnen • beoordeling van het artikel op bewijskracht (EBP).

Beschrijft de definitieve vraagstelling in de vorm van een vraag met deelvragen of een toetsbare voorspelling, een hypothese: • expliciteert de aard van de vraagstelling (kwantitatief: frequentie, samenhang of

verschil) • definieert de gehanteerde begrippen.

Selecteert de passende onderzoeksvorm: • expliciteert de relatie tussen de vraagstelling en de methode • expliciteert de gebruikte literatuur over de methodologie.

Beschrijft de methode: • beschrijft de doelpopulatie op basis van in- en exclusiecriteria en informed consent • definieert de variabelen • visualiseert het onderzoeksmodel.

Beschrijft de kwaliteit van het meetinstrument • validiteit • betrouwbaarheid • hanteerbaarheid.

Kiest de passende statistische analysemethode. Beschrijft de relatie tussen de vraagstelling en de resultaten. Geeft de resultaten interpretatievrij weer, schriftelijk en grafisch. Geeft een expliciet antwoord op de vraagstelling in de vorm van een conclusie. Beschrijft in de `discussie’ de sterke en zwakke punten van het onderzoek. Zet de resultaten van het onderzoek in internationaal perspectief. Beschrijft wat het onderzoek heeft toegevoegd. Doet aanbevelingen voor vervolgonderzoek of –acties. Bevat een literatuurlijst.



SRO

46

UITVOERING Is voor alle betrokkenen toegankelijk. Beschrijft de opzet van het onderzoek. Bevat een tijdsplanning van het onderzoek. Geeft aan welke kosten met de uitvoering gemoeid zijn. Geeft aan welke begeleiding en deskundigheid nodig is voor de uitvoering. Geeft aan welke software ter ondersteuning van de uitvoering gewenst is. Geeft aan hoe en op welke momenten de betrokken partijen worden geïnformeerd over het verloop van het onderzoek.

Geeft aan op welke momenten en met welke criteria het verloop van het onderzoek wordt geëvalueerd.

VERANTWOORDING Verantwoordt de keuze van het onderwerp voor het onderzoek. Verantwoordt de keuze van het type onderzoek. Verantwoordt de kernliteratuur bij het onderzoek. Verantwoordt de (aard van de) variabelen. Verantwoordt het verloop van het onderzoek. Verantwoordt de conclusie. Verantwoordt welke competenties met dit onderzoek zijn gerealiseerd. Verantwoordt welke bijdrage dit onderzoek levert aan het werkveld. COMPETENTIES op NIVEAU (invullen): OPMERKING Geef per competentie aan op welke manier jij het afgelopen blok hebt gewerkt aan deze competenties. Maak hiervan een verslag ter grootte van 1 A4-tje. Neem het verslag op in je portfolio. Tijdens het SLB-gesprek leg je verantwoording af over jouw groei in competenties.



SRO

47

Begrippenlijst

Afstudeerprofiel Een studieroute binnen de hoofdfase van een opleiding die leidt tot een welomschreven zwaartepunt binnen het geheel van competenties waartoe de opleiding opleidt. Het afstudeerprofiel bestaat minimaal uit de uitvoering van een afstudeeropdracht en een onderwijseenheid ter voorbereiding op de afstudeeropdracht. Assessment (peer-, co-, self-) Self- en peer assessment staan voor het proces waarbij studenten zichzelf, respectievelijk elkaar evalueren op basis van vooraf bepaalde criteria. Bij co-assessment worden de criteria op voorhand in overleg met de studenten vastgelegd en geeft de docent de uiteindelijke beoordeling. De toetsing van gedrag en beroepsproducten geschiedt aan de hand van een realistische praktijktaak. Beroepenanalyse Analyse gericht op het verkrijgen van een feitelijk en/of gewenst beroepsprofiel (zie aldaar), waarbij dit beroep bijvoorbeeld omschreven kan worden in functies met bijbehorende verantwoordelijkheden, (deel)taken en handelingen die kenmerkend zijn voor dat beroep. Een beroepenanalyse kan bijvoorbeeld gebruikt worden om de inhoud van een primaire beroepsopleiding of een bedrijfsopleiding vast te stellen. Beroepsproduct Goederen of diensten die een beroepsbeoefenaar levert aan een interne of externe afnemer, die voldoen aan vooraf vastgestelde kwaliteitseisen (specificaties) met betrekking tot het product en/of het proces, en die direct of indirect toegevoegde waarde creëren. Beroepsprofiel Een omschrijving van de karakteristieken van een beroep en van de beroepsactiviteiten (uit te voeren taken, handelingen en activiteiten). Context Het leren van nieuwe kennis en cognitieve en metacognitieve vaardigheden in reële contexten die aansluiten op situaties waarin studenten de geleerde kennis en vaardigheden moeten toepassen. EBP Evidence based practice: het op wetenschappelijke gronden gebaseerd aanleveren van bewijsmateriaal.

Intake-assessment Dit is onderdeel van een intakeprocedure. Het assessment wordt gevormd door de praktijkopdracht waarin de student ter plekke laat zien wat hij/zij kan. De verrichtingen worden vooraf en na afloop besproken met de assessoren.



SRO

48

Intervisie Onderwijsvorm waarin studenten onderling reflecteren op hun professionele ontwikkeling. Aandachtspunten hierbij zijn: analyse van praktijksituaties, explicitering van eigen taken, verantwoordelijkheden, dilemma's en bewustwording van keuzes die zijn gemaakt. Peerteaching Instructie waarbij de ene student de andere student(en) onderwijst en coacht. Peertoetsing De situatie waarin de ene student de ander student(en) toetst aan de hand van vooraf opgestelde criteria. Persoonlijk Ontwikkelingsplan (POP) Een (al dan niet digitaal) document waarin de student ontwikkelplannen formuleert. De student houdt vorderingen bij en geeft aan waar de komende periode aan gewerkt gaat worden. Een POP wordt vaak gebruikt bij voortgangsgesprekken met een studieloopbaanbegeleider of bij functioneringsgesprekken met een projectbegeleider. Studieloopbaanbegeleider (SLB-er) Persoonlijk begeleider of mentor van de student gedurende het gehele studiejaar of bij sommige opleidingen gedurende de gehele studie. Bij hem of haar kan de student terecht met vragen en problemen over de studie en studie- en beroepskeuze. In het kader van het SLB-traject oriënteert de student zich op het proces van competentieontwikkeling: wat heb je verworven, waar wil je je op gaan concentreren en welke mogelijkheden heb je dan. Gedurende de studieperiode verandert het karakter van de begeleiding: de studieloopbaanbegeleider wordt steeds meer adviseur.

Studieloopbaanbegeleiding Ondersteuning die de studieloopbaanbegeleider studenten geeft bij het leren reflecteren, betekenis geven, keuzes maken ten aanzien van studie en beroep. Aspecten zijn: • oriëntatie, verwijzing en (zelf)reflectie • feedback en reflectie op verworven competenties, behaalde studieresultaten en

persoonlijkheidskenmerken • ontwikkeling van studieloopbaanplanning binnen de flexibele studieroutes en verplichte,

geoormerkte en vrije keuzes die de opleiding biedt • het beoordelen van en als contractpartner namens de opleiding optreden bij een door de

student voorgesteld studiecontract (studieovereenkomst) binnen de kaders van de opleiding • studieproblemen.

Studieovereenkomst Een overeenkomst tussen student en opleiding waarin voor de duur van een studiejaar de wederzijdse intenties en verplichtingen zijn beschreven. In de beschrijving worden de door de student te volgen onderwijseenheden (verplichte en vrije keuze eenheden) vermeld alsmede de activiteiten van de opleiding ter ondersteuning van de student.



SRO

49

Geraadpleegde literatuur Berkel, H. van en A. Bax (2002). Toetsen in het hoger onderwijs. Houten. Cluitmans, J.J. (2000), Toetsing en zelfstandig leren. Gevarieerd toetsen en beoordelen binnen probleemgestuurd onderwijs en projectonderwijs in HBO en MBO. Nuenen. Dochy, F., L. Heijlen en H. van de Mosselaar (2002). Assessment in onderwijs. Nieuwe toetsvormen en examinering in studentgericht onderwijs en competentiegericht onderwijs. Utrecht. Meijers, E.M. (2002). Notitie Toetsen en Assessment. Project Transformatie Opleidingen Mondhygiëne, februari 2002. Nederlandse Opleidingen Logopedie – SRO (2005). COMPASS Competentieprofiel Logopediestudent, een synthese van competentie, passie, assessment en kompas. Nederlandse Vereniging voor Logopedie en Foniatrie (2003). Beroepsprofiel Logopedist. Gouda. Sluismans, Dominique (2003). Peerassessment als leermiddel. In: Onderzoek van Onderwijs, juni 2003. Vleuten, C.P.M. van der en Driessen, E.W. (2000). Toetsing in probleemgestuurd onderwijs. Groningen.



SRO

50

Landelijke projectgroep Joost de Beer Hogeschool van Arnhem en Nijmegen Philine Berns Hogeschool Rotterdam Piet Geerts Fontys Paramedische Hogeschool, Eindhoven Tijmen Groot Hogeschool van Utrecht Annelies Moers Hogeschool van Arnhem en Nijmegen Carry Lindenberg Christelijke Hogeschool Windesheim Zwolle Aimée van Loo Hogeschool Zuyd, Heerlen Willy Voor in ’t Holt Hanzehogeschool, Groningen Onderwijskundige Begeleiding Bea Meijers Bureau Onderwijs Impuls, Westervelde Projectleiding Hetty Ebben SRO-lid; Fontys Paramedische Hogeschool, Eindhoven Annemarie Meulenberg SRO-lid; Hogeschool Rotterdam Lay out en vormgeving C. Cobben-Crefcoeur S. Barends Grafische verzorging Drukkerij SchrijenLippertzHuntjens © Deze uitgave mag verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of op enige andere manier, mits de bron wordt vermeld. U wordt verzocht dit kenbaar te maken bij het secretariaat van het Landelijk Studierichtingsleideroverleg Logopedie: [email protected] (030-2585144).



SRO

51



SRO

52

basis voor competentiegericht toetsen...beroepsproducten voor de opleidingen logopedie, aansluitend...

Documents