basisdocument kleinschalig wonen in lorentzhof en robijnhof · pdf filekleinschalig wonen is...

21
Basisdocument kleinschalig wonen in Lorentzhof en Robijnhof

Upload: vanngoc

Post on 05-Feb-2018

235 views

Category:

Documents


1 download

TRANSCRIPT

Basisdocument kleinschalig wonen in Lorentzhof en Robijnhof

juli 2006 O=

Inhoudsopgave 1 Inleiding ................................................................................................................ 3

2 De impact van het ziekteproces............................................................................... 4

3 Veranderende omgeving ......................................................................................... 5

4 Bouwstenen ........................................................................................................... 7

5 Gevolgen voor medewerkers ................................................................................... 8

6 Mantelzorgers ..................................................................................................... 11

7 Wanneer kleinschalig wonen ................................................................................. 13

8 Hoe te exploiteren................................................................................................ 15

9 Hoe verder........................................................................................................... 20

juli 2006 P=

1 Inleiding

Angstige en onzekere mensen zoeken beschutting. Dat is zo klaar als een klontje. Kijk maar naar kinderen die, als hen iets overkomt, naar hun ouders lopen, kijk naar volwassenen die het gezegde ‘oost-west, thuis best’ gebruiken na een niet geheel vlekkeloos lopende vakantie in het buitenland. Vertrouwde relaties en plekken zijn in die gevallen een veilige thuishaven. Dat geldt zeker voor personen die in bedreigende omstandigheden of crisissituaties verkeren zoals mensen met somatische problemen of dementie. Die zoeken net als wij houvast en proberen dat in een vertrouwde omgeving te vinden. Waarin mensen houvast vinden is voor iedereen verschillend. De een zoekt dat in de bekende volgorde van handelingen, na het ontbijt de krant lezen, de ander vindt het in bekende gezichten van familieleden of in de fysieke woonomgeving: de oude versleten stoel met schemerlamp. Maar meestal is het een combinatie van deze aspecten. Ons eigen huis is een plek bij uitstek waar we op momenten de zo noodzakelijke beschutting kunnen vinden. Wanneer we de deur achter ons dichttrekken, sluiten we de boze buitenwereld uit. We zijn daar helemaal onszelf en doen ons ding: Bach of hardcore, in pyjama of mantelpak, ongeschoren of als een gentleman rondlopen: het kan en mag daar allemaal. In een woon-zorgomgeving wonen cliënten die kwetsbaar zijn. Zij hebben langdurige zorg- en/of ondersteuningsvragen en zijn in vele opzichten afhankelijk van anderen. Ze moeten maar hopen dat deze anderen snappen wat zij willen. Een moderne zorgorganisatie doet zijn best om in de huid van de ander, de cliënt, te kruipen. De medewerkers zoeken naar het eigene van elke cliënt. Waar voelt deze zich veilig en hoe is daarop een antwoord te geven. Het valt niet altijd mee om daar achter te komen en dat te organiseren. Het gaat namelijk niet alleen om de kwaliteit van de zorg, maar ook om die van de andere levensdomeinen: wonen, vrijetijdsbesteding, welzijn. Libertas Leiden wil zich als moderne organisatie profileren en op deze vragen een antwoord geven. Zij is er daarbij van overtuigd dat een kleinschalig woonomgeving goede voorwaarden heeft om een individueel gericht aanbod van zorg- en welzijnsarrangementen te leveren. Op deze wijze moet het mogelijk zijn dat deze woonplekken voor cliënten een veilige thuisbasis worden. Daarom heeft de organisatie een keuze gemaakt: tot in alle hoeken van Leiden wil zij, voor cliënten met dementie en voor cliënten met somatische ziektebeelden, kleinschalig wonen aanbieden met een passend aanbod van zorg en welzijn. Soms vindt dat in groepswoningen plaats, zoals bij mensen met dementie. Soms in individuele appartementen die beschut bij elkaar staan, voor mensen met somatische zorgvragen. De eerste groepswoningen zijn in 2008 gereed. Uiteindelijk zal binnen Libertas Leiden een woon-, welzijns- en zorgaanbod beschikbaar komen in heel Leiden. NIZW-Zorg is benaderd om samen met het middenkader en management van Lorentzhof en Robijnhof hierover een basisdocument te ontwikkelen. Als input daarvoor is er op 20 april 2006 een workshop georganiseerd waarin verschillende thema’s aan bod kwamen. Tegelijkertijd zijn daar de contouren van het thema kleinschalig wonen verder ingevuld. Dit document is een eerste weergave daarvan en bedoeld om aan de discussie inspiratie te geven. Kleinschalig wonen is een thema waar iedereen in de organisatie mee bezig is, zowel directe begeleiders als faciliterende medewerkers. Het basisdocument is daarom een ontwikkeldocument dat in de loop van de tijd met reacties en opvattingen van medewerkers aan te vullen is.

juli 2006 Q=

2 De impact van het ziekteproces

Het dagelijkse leven zal je maar door je vingers glippen. Omdat je niet meer weet wat je gedaan hebt of omdat de fysieke problemen allesoverheersend zijn. Bovendien maakt je partner zich net zo ongerust als jij. Een ziekteproces als dementie heeft grote gevolgen voor het dagelijkse leven. Dat is niet alleen aan het begin van het ziekteproces het geval maar ook naderhand. ‘Ach, vergeetachtigheid is een kwaal waar iedereen wel eens last van heeft, maar het wordt al te gek indien ik het gas laat branden.... of als ik niet meer weet wie er net op bezoek was. Daarnaast komen er allerlei fysieke ongemakken waar ik steeds meer last van krijg. Nee, het dagelijkse leven is zo geen pretje....’. Deze reacties komen van cliënten die geïnterviewd zijn in het kader van het Landelijk Dementie Programma. Cliënten geven daarin aan dat zij vanaf het begin last hebben van een ‘niet pluis gevoel’ 1. De klachten worden naarmate het ziekteproces vordert ernstiger en maken de persoon, maar ook de partner en kinderen, onzeker. Het wordt tijd om vermoedens te bevestigen of uit te sluiten. IJdele hoop vervliegt na de diagnose. De onzekerheid neemt na de bevestiging dat er inderdaad iets aan de hand is niet af. De effecten van het ziekteproces doen zich gelden. Het zoeken naar houvast begint. Kleine dagelijkse vertrouwde handelingen kunnen dat geven zoals de krantenjongen die altijd om zeven uur komt, koffie drinken in de lekker vertrouwd geurende stoel, het journaal van acht uur. De partner krijgt als mantelzorger een essentiële rol. Deze probeert te redden wat er te redden valt, geeft structuur aan de dagindeling, corrigeert wanneer het fout dreigt te gaan. We moeten deze bijdrage niet onderschatten. Op een gegeven moment kan de cliënt alleen nog maar thuis wonen omdat de partner als ‘reddende engel’ optreedt. Dat heeft ook een keerzijde. Wanneer de partner op zijn tenen gaat lopen is er gevaar voor overbelasting. Omdat de cliënt niet meer alleen thuis kan blijven, verschralen de sociale contacten van de partner. Bezoek vindt het moeilijk of lastig om te komen, de partner kan niet meer naar het zangkoor of wandelclub. Dat geeft spanningen die ook effecten kunnen hebben op de onderlinge relatie. Niet voor niets vraagt het Landelijk Dementie Programma minstens zoveel aandacht voor de mantelzorger als voor de cliënt zelf. Op een gegeven moment is een opname in een woon-zorgvoorziening vaak de enige overgebleven oplossing om iets aan deze situatie te doen. Veel mensen met dementie wonen nog thuis, zo’n twee-derde deel. Dat aantal groeit door verbetering van de zorgarrangementen met ondersteuning van technologie zoals domotica en de toepassing van hulpmiddelen. Zoals gezegd, de bijdrage van de mantelzorger is daarbij bepalend. Een andere vaak gehoorde reden tot opname zijn de aanpassingen die men in het eigen huis niet weet aan te brengen. Vanuit het Landelijk Dementie Programma is bekend dat zowel cliënten als mantelzorgers een opname vrezen. Het valt niet mee om afscheid te moeten nemen van de partner waar ooit eeuwige trouw aan beloofd is. Schuldgevoelens of gevoelens van verraad overheersen. Wat het extra moeilijk maakt, is dat de traditionele opnameplaatsen met 24-uurs zorg als woonplek niet erg aantrekkelijk zijn. Het is lastig om je daar ‘thuis’ te voelen. In veel opzichten sluit deze omgeving niet aan op wat mensen met dementie werkelijk nodig hebben: beschutting, vertrouwdheid en gezelligheid met warmte en intimiteit. Gelukkig zijn er tegenwoordig ook andere mogelijkheden, zoals de kleinschalige groepswoning. In alles wil deze woonplek een warme woonplek zijn. Mensen wonen weliswaar dan niet in hun eigen huis, maar aan alles is te merken dat deze woonplek een huiselijke uitstraling heeft. Dat komt omdat de vormgeving lijkt op een huis zoals andere huizen: geen instellingssfeer, een huiskamer met herkenbare meubeltjes, schilderijtjes die horen bij de herinnering van oude mensen, de schaalgrootte refereert aan een gezinsgrootte en elke bewoner heeft een eigen zitslaapkamer. Ook de dagelijkse gang van zaken lijkt op een gewone huishouding. Bewoners doen of helpen mee met de was, de strijk, boodschappen en koken. En dat alles in een tempo dat bij de leeftijd van de bewoner past.

N=tÉêâÄçÉâ=i~åÇÉäáàâ=aÉãÉåíáÉ=mêçÖê~ãã~I=gKjÉÉêîÉäÇ=ÉK~KI=kfwt=OMMR=

juli 2006 R=

3 Veranderende omgeving

Veranderen zonder dat duidelijk is waar het om gaat heeft geen zin. Medewerkers die in een veranderende organisatie werken, willen graag daarover meepraten. Dat is zeker nodig indien de werkplek er heel anders uit gaat zien. Bij kleinschalig wonen is dat het geval. Een basisdocument voorkomt dat opvattingen over de invulling van het werk te ver uit elkaar komen te liggen. Dat zou niet goed zijn voor de cliënt die dan door de bomen het bos niet meer ziet. Dit basisdocument is bedoeld om de discussie over de richting die de organisatie wil inslaan te structureren. Libertas Leiden wil een cliëntvriendelijke organisatie zijn. De cliënt moet een aanbod krijgen waar deze om vraagt. Libertas Leiden wil zijn best doen om dat aanbod te leveren. Vergeleken met vroeger hebben de cliënten van tegenwoordig andere wensen. Voorheen schikte men zich makkelijker in een aanbod. Men was al blij en dankbaar dat er iets geregeld was waardoor zij goede zorg en opvang kregen. Men durfde nauwelijks andere en bijzondere wensen uit te spreken. Zorgorganisaties gaven alleen standaard en beperkte pakketten zorg, conform de afspraak met de zorgverzekeraar. Andere zorg was niet mogelijk. Dit alles heet ook wel een aanbodgerichte zorgverlening. Onder invloed van democratisering en individualisering van de samenleving krijgen wensen van bewoners, cliënten, een steeds belangrijkere plaats in het geheel. De overheid speelt daarop in door de positie van cliënten sterker te maken. Tegenwoordig is het wettelijk zo geregeld dat cliënten kunnen kiezen tussen verschillende zorgarrangementen en ook waar zij die zorg willen afnemen. Indien zij niet tevreden zijn met het aanbod, dan kunnen cliënten naar een andere zorgaanbieder gaan. Daarnaast is het ook voor particuliere organisaties makkelijker geworden om een aanbod te leveren. Per saldo betekent dit alles dat zorgorganisaties zoals Libertas Leiden een aantrekkelijk aanbod moeten leveren om ‘in de markt’ te blijven. Een manier om dat te doen is door diensten en zorgarrangementen te leveren die cliënten willen. Want cliënten en hun mantelzorgers ‘stemmen met de voeten’. Uit onderzoek en enquêtes blijkt dat mensen het liefst in hun eigen omgeving willen blijven wonen, ook indien zij afhankelijk zijn van ondersteuning en zorg. Om dat te realiseren is in ieder geval een drietal voorwaarden noodzakelijk: • Geschikte woning en woonomgeving • Zorg aan huis • Welzijn in de buurt Bij een geschikte woning moeten we denken aan bereikbaar sanitair, drempelloze toegang tot de woning, gelijkvloerse slaapkamer en moderne technologische toepassingen (domotica) zodat in geval van nood de bewoner de zorgorganisatie kan doen oproepen. Veel nieuwe woningen houden al rekening met de vergrijzing die in ons land in aantocht is. Het is dan betrekkelijk eenvoudig om bijvoorbeeld op de begane grond een extra ruimte te bouwen als slaapkamer en sanitaire ruimte. Veel appartementen krijgen het label ‘levensloopbestendige woning’ waarmee aangegeven is dat dit appartement geschikt is om er in elke levensfase te wonen. De levering van zorg aan huis heeft de laatste jaren een snelle vlucht genomen. De thuiszorg leverde van oudsher zorg op afspraak. Voor mensen die sterk zorgafhankelijk zijn is dat niet genoeg. Daarom verschijnen er een nieuwe diensten en zorgarrangementen op de markt zoals zorg op afroep en onplanbare zorg. Net als in het voormalige zorgcentrum kunnen mensen dan een beroep doen op deze service zodat binnen ongeveer een kwartier een zorgverlener op de stoep staat. Het zorgcentrum had een belangrijke toegevoegde waarde als veilige maar vooral ook een gezellige plek om te vertoeven. Dat voorkwam dat mensen vereenzamen en verpieteren achter de geraniums. Indien mensen langer thuis blijven wonen zal er in de eigen omgeving of wijk een plek moeten zijn waar men elkaar kan ontmoeten. Libertas Leiden ontwikkelt bijvoorbeeld wijkservicecentra, waardoor mensen in buurten en wijken elkaar kunnen blijven ontmoeten. Indien aan deze voorwaarden voldaan is, zullen mensen langer in hun eigen omgeving willen en kunnen blijven wonen. Op steeds meer plaatsen lukt dat. Burgers in de samenleving raken op de

juli 2006 S=

hoogte van deze mogelijkheden en op basis daarvan willen zij ook voor dergelijke constructies in aanmerking komen. Qua vormgeving kan de eigen omgeving er nogal verschillend uitzien. Soms is dat het eigen oude huis, in andere gevallen een modern appartement met zorg- en welzijnsservice. Al naar gelang het eigen inkomen en wat men ervoor over heeft kan men kiezen voor diverse variaties. Zo zijn er appartementcomplexen die speciaal bedoeld zijn voor de hogere inkomensklassen. Daar kan men gebruik maken van fitness, zwembad en andere luxere service zoals maaltijden en garantie op zorg zodra dat nodig is. Daar hangt wel een prijskaartje aan dat niet voor iedereen is weggelegd. Voor anderen zijn huurappartementen beschikbaar in de bereikbare huur, die zo gegroepeerd zijn dat mensen elkaar makkelijk kunnen ontmoeten. Een zorgorganisatie kan zorg op afroep leveren en het geheel is in feite zorgcentrum vervangend opgezet. Libertas Leiden implementeert aantrekkelijke woonconcepten voor een mengeling aan doelgroepen: huur en koop, eenvoudig en luxe, voor mensen die zorg nodig hebben en (nog) niet en wooncomplexen in combinatie met groepswoningen voor mensen met dementie of somatische problematiek.

juli 2006 T=

4 Bouwstenen

Libertas Leiden wil voor cliënten een aantrekkelijke organisatie zijn. Cliënten moeten tevreden zijn over het woon-, welzijns- en zorgaanbod dat individueel met hen afgestemd is. Begeleiders zijn het visitekaartje van de organisatie. In de visie staat omschreven welke uitgangspunten medewerkers hanteren. De cliënt weet zo waar deze op kan rekenen. Op 20 april 2006 heeft met een achttiental medewerkers van Lorentzhof en Robijnhof (twee van de vier locaties van Libertas Leiden), te weten teamleiders, managers, medewerkers P&O en directie, een bijeenkomst plaatsgevonden om te zoeken naar de uitgangspunten die voor de visie belangrijk zijn. Vervolgens zijn deze geformuleerd in termen van ‘bouwstenen’ als fundament voor de visie. Dat heeft op de volgende wijze plaatsgevonden. De deelnemers is gevraagd om na te gaan hoe zij hun ‘ideale oude dag’ zien wanneer zijzelf 85+ en zorgafhankelijk zijn. Hoe ziet die dag er dan uit, wat zijn daarin belangrijke activiteiten, handelingen of contacten om vast te houden. Op deze wijze verplaatste men zich in het leven van de cliënt. De individuele uitkomsten zijn daarna subgroepgewijs en plenair verwerkt tot de ‘bouwstenen’ als fundament voor de visie van Libertas Leiden op kleinschalig wonen. De deelnemers zijn van mening dat in de visie in ieder geval de volgende ‘bouwstenen’ dienen voor te komen:

Privacy

De woonplek is een plek waar ik op eigen wijze kan leven, waar ik me kan terugtrekken op die momenten waarop ik dat zelf wil

Je thuis voelen

Aan de woonplek is te zien dat ik er woon, het is een plek van mijzelf, dat blijkt uit de omgeving die bestaat uit voor mij belangrijke attributen, aan de inrichting die een weergave is van mijn leefstijl, ik kan er mensen ontmoeten waar ik een warme band mee heb

Eigen regie

De woonplek is een omgeving waar ik de dingen doe die voor mij belangrijk zijn. Dat zijn activiteiten en handelingen die bij mij horen, mijn mede-(groeps)bewoners hebben weer andere en hun eigen activiteiten. Hoe dat eruit ziet bepaal ik zelf. Ook het tempo waarin dat plaatsvindt hoort bij mij. Ik wil best samen met anderen activiteiten doen maar alleen als dat mijn keus is. Mijn eigen manier van leven komt zo het best tot zijn recht.

Betekenis geven

Mijn leven heeft betekenis en daarom doe ik dingen die zin en nut hebben. Ik hoor ergens bij en mijn omgeving is blij dat ik een bijdrage lever aan activiteiten en hen ontmoet. Voor mij zinvolle activiteiten kunnen ook een ontspannend karakter hebben, voor een ander zijn deze mogelijk juist inspannend of niet aantrekkelijk.

Sociale omgeving

Andere personen waar ik aan gehecht ben, spelen een belangrijke rol in mijn leven. Dat kunnen personen zijn, met wie ik contacten wil blijven onderhouden, familie en kennissen, maar bijvoorbeeld ook huisdieren waar ik al jaren voor gezorgd heb of nu voor wil zorgen.

Sociale veiligheid

Ik voel me veilig omdat ik vertrouwen heb in andere mensen, zeker in degenen waarvan ik afhankelijk ben. Begeleiders hebben aandacht voor mij en kunnen me op mijn gemak stellen. Zij laten merken dat ik er ben en nemen mij erg serieus.

juli 2006 U=

5 Gevolgen voor medewerkers

Met kleinschalig wonen krijgen we de vragen en wensen van cliënten beter in beeld waardoor het geven van een passend antwoord beter te regelen is. Kleinschalig wonen is dus geen doel op zich maar een weg waarlangs kwaliteit van leven te realiseren is voor mensen die daar niet meer zelfstandig toe in staat zijn. Een van de belangrijkste schakels daarin is de bijdrage die medewerkers leveren. Dat geldt voor alle medewerkers in de organisatie: de directe begeleiders, de leidinggevenden, de faciliterende dienstverleners en de ondersteunende disciplines.

5.1 Consequenties voor begeleiders

De veranderingen voor begeleiders is op een drietal onderdelen van toepassing. 1 vaker alleen werken 2 grotere mate van zelfstandigheid in werken 3 uitvoeren van meerdere taken. Alleen werken De werkplek voor begeleiders is de kleinschalige woning van de bewoners. In een kleinschalige woning wonen zes bewoners. Met zes bewoners is de exploitatie met wat passen en meten te regelen. Financiering gaat via de budgetten die deze bewoners op basis van hun CIZ-indicatie meekrijgen. Normaal gesproken is dat toereikend om op alle momenten van de dag in de woning een begeleider te financieren. Het is mogelijk dat er voor een aantal uren per dag een tweede begeleider voor de groep is. Duidelijk is wel dat op veel momenten van de dag begeleiders alleen werken. ’s-Nachts werkt er een nachtdienst over meerdere woningen. Voor begeleiders kan het alleen werken een grote verandering zijn. De meeste begeleiders waren dit niet gewend, in het zorgcentrum werkte men altijd samen met collega’s. Die collega’s zijn er nu natuurlijk ook, het team zal uit zo’n acht tot tien mensen bestaan, maar de samenwerking vindt nu veel meer op afstand plaats. Dat houdt in dat collega’s op andere wijze met elkaar gaan communiceren en dat de afstemming over het werk veel meer via teambesprekingen en de schriftelijke overdracht plaatsvindt. Meer zelfstandigheid

Sommige begeleiders zullen het heel plezierig vinden om alleen te werken. Zij vinden het prettig om samen met cliënten de dag in te delen en daarin keuzes te maken. Door deze keuzes kunnen zij een programma maken en de dag indelen zoals zij denken dat dit voor bewoners het meest past. Het gevoel daar verantwoordelijk voor te zijn, geeft er een bijzonder tintje aan. Op directe wijze heb je als begeleider invloed op de kwaliteit van bestaan van deze bewoners. Gedurende de dag nemen begeleiders allerlei besluiten over de voortgang. Ga ik wel of niet naar de markt, schakel ik daar wel of niet de mantelzorger bij in, ga ik ’s-middags of ‘s-avonds warm eten, kunnen we nog wel of net geen spelletje meer doen... het zijn geen ingewikkelde besluiten maar wel die de sfeer en verloop van de dag bepalen. Niet iedereen vindt het plezierig om deze positie in te nemen. Sommigen overleggen graag even met een collega voordat ze tot een besluit komen. Bij kleinschalig wonen is dat lastig en vaak onmogelijk. Ook omdat de leidinggevende een coachende rol op afstand krijgt en niet voortdurend beschikbaar is om bij het maken van deze keuzen te ondersteunen. Integendeel, deze zal je stimuleren om zelf keuzen te maken. Meerdere taken Het accent van de zorgverlening ligt bij kleinschalig wonen niet meer op het geven van de zorg sec. De kwaliteit van leven staat nu voorop en daar horen wonen en welzijn net zo goed bij. Voorheen werd elk onderdeel door een aparte discipline ingevuld: activiteitenbegeleider, vrijetijdsbegeleider, zorgbegeleider. Het gevolg was dat de cliënt met meerdere medewerkers te maken kreeg en dat er altijd een afstemming onderling nodig was. Nu komen alle handelingen en activiteiten in een medewerker samen. De begeleider is naast uitvoerder ook een regelaar geworden. Deze hoeft niet meer alles zelf te doen maar kan bijvoorbeeld de familie van de cliënt vragen om bepaalde handelingen te doen, zoals kamer schoonhouden, een keertje koken, meegaan met boodschappen doen.

juli 2006 V=

De begeleider heeft zodoende een veel breder takenpakket gekregen. Naast het leveren van zorg hoort daar bijvoorbeeld wassen, strijken, koken en schoonmaken nu ook bij. Dat zijn voor de cliënt vertrouwde handelingen die deze thuis ook deed. Zorgen voor de eigen huishouding heeft de cliënt waarschijnlijk altijd al gedaan, bij kleinschalig wonen zijn dat herkenbare handelingen die de cliënt het gevoel geven in zijn eigen huis te wonen. Dat kan ook andere uitkomsten hebben, zo zijn er cliënten die altijd een huishoudster in dienst gehad hebben. Voor hen ziet de kwaliteit van leven er anders uit waarop de begeleider dan andere oplossingen zoekt. Een belangrijk moment op de dag is het bereiden van de maaltijd. Cliënten kunnen daar actief aan bijdragen en indien dat niet meer mogelijk is, kunnen zij toch wel passief van de sfeer en geuren genieten. De begeleider draagt samen met cliënten er zorg voor dat er elke dag weer een lekkere maaltijd op tafel komt. Soms is daar ondersteuning via een kookcursus voor nodig. Er zijn ook voorbeelden bekend waarbij cliënten de begeleiders leerden hoe zij sudderlapjes moesten klaarmaken.

5.2 Consequenties voor leidinggevenden

De leidinggevende krijgt de taak om de begeleider op de werkplek tot zijn recht te laten komen. Om dat voor elkaar te krijgen is in plaats van een sturende, een coachende houding nodig. Het team moet de gelegenheid krijgen om samen met cliënten die keuzen te maken die op dat moment van de dag wenselijk zijn. Daarvoor moet de begeleider goed naar de cliënt luisteren en proberen op basis van zijn eigen inschatting een antwoord te vinden. Dat zal alleen goed lukken indien de begeleider voldoende vrijheid maar ook vaardigheden heeft om dat te doen. De leidinggevende levert daar als coach een belangrijke voorwaardenscheppende bijdrage aan. Dat zal minder op de werkplek zelf plaatsvinden, dat is immers de woonplek van de cliënt, maar veel meer door de begeleider te ondersteunen via leerdoelgesprekken en het geven van reflectie op zijn handelen. Dat kan in een één op één begeleidingssituatie, maar veel leerzamer is het om dat in teamverband te doen. Collega’s kunnen elkaar op deze manier aanspreken en leren op afstand met elkaar samen te werken. Daarnaast moet de begeleider de beschikking hebben over voldoende informatie om verantwoorde handelingen te kunnen doen. In de eerste plaats is dat natuurlijk cliëntinformatie, waarin de geschiedenis en de actuele situatie van de cliënt beschreven staat. Moderne informatiesystemen, die ook voor de overdracht te gebruiken zijn, zijn daarvoor beschikbaar. Maar ook een duidelijk overzicht van bijvoorbeeld de nog te besteden huishoudkosten is van belang als je boodschappen gaat doen. In het nieuwe begeleidingsmodel past voor de leidinggevende eerder een verantwoording geven achteraf dan aansturen vooraf. Natuurlijk is het niet ‘vrijheid blijheid’. Het basisdocument is ervoor bedoeld om vanuit een gemeenschappelijk draagvlak de koers van de organisatie te bepalen. De uitvoering daarvan kan men in onderling overleg vaststellen. Het is gebruikelijk om dit met duidelijke afspraken in te kaderen. De kunst is om deze niet als een knellend keurslijf te zien, maar als inspiratie voor het team om zijn verantwoordelijkheid te nemen.

5.3 Consequenties voor faciliterende diensten

Kleinschalig wonen wil dicht bij het leven van de cliënten staan. In plaats van te werken met aparte hokjes waar elke discipline in huis, komt de organisatie nu rondom de cliënt bij elkaar. Samen met hen wordt invulling gegeven aan zijn leven. Betekent dit dat alle andere diensten rondom de cliënt overbodig zijn geworden? Het kan niet anders dan dat kleinschalig wonen een andere bedrijfsvoering met zich meebrengt. Als we gaan koken in de woning, is er voor dat doel geen centrale keuken meer nodig. Als cliënten, mantelzorgers en begeleiders zelf de woning gaan schoonmaken en de strijk en was doen is er geen facilitaire dienst in die omvang meer nodig. Vaak lukt het om medewerkers bij het integrale begeleidingsteam te betrekken of om te scholen. Het is bekend dat faciliterende medewerkers belangrijke mensen voor cliënten zijn. Het zijn vaak de betrouwbare anderen in het leven van de cliënt omdat zij altijd op hetzelfde tijdstip op dezelfde plek komen. Dat zijn gunstige voorwaarden om een goede band met cliënten op te bouwen wat vaak ook gebeurt. Een gemis aan vakgerichte opleiding is dan geen probleem meer door de uitstekende contactuele eigenschappen. Wellicht dat er voor deze medewerkers een plekje, al of niet met enige aanvullende scholing, binnen het team van de kleinschalige woning te vinden is. Wellicht ook dat de organisatie nog een klein deel

juli 2006 NM=

van de dienst wil behouden voor het grove schoonmaakwerk. Op basis van een goed zicht op de komende uitvoering en financiering daarvan zal de organisatie daarover en besluit moeten nemen.

5.4 Consequenties voor ondersteunende disciplines

Met de introductie van kleinschalig wonen verschuift het accent op zorg naar het accent op de kwaliteit van leven. Zorg maakt daar een belangrijk onderdeel van uit. Het is niet zo dat kleinschalig wonen dat minder belangrijk zou vinden en dat op een tweede plaats zet. Het is echter geen dominerend domein meer. Al eerder waren andere organisaties zich al bewust van de invloed van welzijn op de kwaliteit van leven bij kwetsbare mensen. Zo heeft onder andere de Wielborgh-groep beschreven dat een tekortkoming op een domein, bijvoorbeeld onder invloed van een ziekte, gecompenseerd kan worden door de behaalde kwaliteit op het andere domein. Afnemende mobiliteit is dan (deels) te compenseren door de wekelijkse kaartavond in het grand café. Ondersteunende disciplines zoals medische en paramedische diensten komen in een andere positie te staan ten opzichte van de zorgverlening. Omdat het accent op de kwaliteit van de woonomgeving ligt, past het niet dat de arts rondes gaat lopen over de (groeps)woningen. De cliënt kan gewoon naar het spreekuur indien dat wenselijk is of de arts komt op afroep. De ondersteunende diensten krijgen een belangrijke rol om het begeleidingsteam te ondersteunen in het signaleren van en handelen bij ziektebeelden.

5.5 Consequenties voor vrijwilligers

De situatie op de arbeidsmarkt is voor de zorg de komende jaren niet gunstig te noemen. Onder invloed van de vergrijzing zullen enerzijds steeds meer ouderen een beroep doen op zorgarrangementen, anderzijds daalt het aantal nieuwkomers op de arbeidsmarkt dat deze zorg zou moeten leveren fors. Ter illustratie: in 2005 waren er voor elke cliënt 50 potentiële arbeidskrachten beschikbaar, in 2050 is dat aantal gedaald naar 24. Hier ligt dus een ernstig probleem op ons te wachten, en de oplossing daarvan s op dit moment nog niet in beeld. De overheid heeft, mede via de Wet op de Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) een beleid ingezet om burgers op eigen verantwoordelijkheid en solidariteit aan te spreken. Mantelzorg en vrijwilligerswerk zijn een belangrijk onderdeel daarin. Van belang is om op te merken dat vrijwilligerswerk als een informeel fenomeen niet beroepsmatig georiënteerd is en onbetaald wordt verricht. In tegenstelling tot mantelzorgers, hebben vrijwilligers geen persoonlijke relatie met de cliënt. In de meeste gevallen zijn zij verbonden aan vrijwilligerorganisaties zoals de Zonnebloem, Humanitas, et cetera of rechtstreeks aan de zorginstelling zelf. De kern van de werkzaamheden zijn gelegen in het onderhouden van sociale contacten, geven van informatie en advies en het verlenen van praktische steun voor zover dit niet tot het takenpakket van de professionele medewerkers behoort, en het geven van psychische steun bijvoorbeeld via lotgenotencontacten. Het aandeel van het vrijwilligerswerk is omvangrijk, 30% van de bevolking levert daar op een of andere wijze een aandeel in. Het zijn met name de ouderen (de 50 tot 70 jarigen) die dit aandeel leveren. Veel vrijwilligers ervaren in de taken die zij uitvoeren een zinvolle invulling van hun tijd. Zij laten zich niet leiden door financiële beloning maar door de waarde die zij ontlenen via hun inzet voor de medemens. Het is een mogelijkheid om zich in deze zin te ontplooien en te particperen in diverse netwerken. De bijdrage van vrijwilligers kan een belangrijke toegevoegde waarde geven aan het leven van kwetsbare ouderen. De kleinschalige groepswoning heeft en laagdrempelige opzet waardoor het voor betrokken derden makkelijker is om een bijdrage te leveren. De relatie die vrijwilligers met bewoners opbouwen geeft een solide basis voor een warme invulling van die betrokkenheid. Op allerlei manieren is die bijdrage in te vullen: als contactpersoon, een wandeling maken, meehelpen met koken of een permanentje in het haar leggen.

juli 2006 NN=

6 Mantelzorgers 2

Voor mantelzorgers is een opname van de partner of familielid een zeer ingrijpende ervaring. Zij zullen er alleen toe overgaan indien deze onafwendbaar is. Vaak is thuis wonen alleen mogelijk indien er een mantelzorger is die dag en nacht voor de cliënt klaar staat. Het is bekend dat de kans op overbelasting daarbij sterk aanwezig is. Het is natuurlijk ook mogelijk dat er geen mantelzorger is. In beide gevallen kan dat voor de cliënt een reden tot verhuizing naar een zorgcentrum zijn. Een andere vaak gesignaleerde reden is het gemis van aangepaste huisvesting. Om de zorg goed te verlenen, zeker bij een toenemende mate van immobiliteit, is een minimale kwaliteit van materiaal en omvang van ruimte nodig die in de thuissituatie niet altijd beschikbaar is.

6.1 Tegenstrijdige gevoelens

Hoewel de druk op de mantelzorg bij verhuizing van de cliënt in fysieke zin wegvalt, kan een opname nogal wat tegenstrijdige gevoelens oproepen. Voor veel mantelzorgers is de zorginstelling een schrikbeeld waar je partner niet laat wonen. De plek sluit niet aan op een herkenbare en vertrouwde woonomgeving en het is lastig om de zorg, die je zelf zo lang gegeven hebt, aan anderen over te laten. Daarbij kan het voorkomen dat familieleden onderling in conflict raken omdat de ernst van de situatie verschillend beoordeeld of onderkend wordt. Ook dat brengt extra spanningen met zich mee. Desondanks kan een opname ook een opluchting zijn. Dat blijkt wel uit de periode direct na opname die mantelzorgers vaak gebruiken om ‘bij te komen’. Of de mantelzorger berusting vindt in de nieuwe situatie hangt voor een groot deel af van de wijze waarop deze de nieuwe zorgsituatie ervaart en beoordeeld. Vormgeving en houding van medewerkers spelen hierin een doorslaggevende rol. Een gesloten afdeling kan voor een blijvende confrontatie met de eigen onmacht zorgen, zoals ook de meerpersoonskamer of de inrichting van de kamer van de cliënt. Indien deze enkel uit een nachtkastje met foto bestaat zal dit het schuldgevoel over het opnamebesluit niet verminderen. De kans dat dit wel gebeurt, is groter bij een inrichting met eigen meubeltjes en een sfeer zoals de cliënt thuis gewend was. De houding van medewerkers speelt hierin wellicht een nog grotere rol. De hartelijkheid waarmee je ontvangen en uitgenodigd wordt om samen met de cliënt activiteiten te ondernemen, versterkt het gevoel dat de mantelzorger op de nieuwe woonplek van het familielid welkom is.

6.2 Nieuwe thuisplek

Het blijkt dat hoe meer de cliënt zich hecht aan- en zich thuis voelt in de nieuwe woonplek, hoe meer de mantelzorgers bereid en actief zijn om daar een prettige woonomgeving van te maken. Deze betrokkenheid kan op veel verschillende manieren vorm krijgen, zoals het inrichten van de privé-kamer, onderhoud en schoonhouden daarvan, verzorgen van de was en meegaan naar artsenbezoek, recreatieve en ontspannende activiteiten. Bij toenemende immobiliteit kunnen de activiteiten zich meer intern concentreren op spelletjes doen, foto´s kijken, meegaan naar interne recreatieve activiteiten. De opzet van de kleinschalige woning is bijzonder geschikt om mantelzorgers bij de verschillende voorkomende handelingen te betrekken. Veel daarvan hebben met te maken met de huishouding, zijn herkenbaar en sluiten aan op wat de cliënt gewend was te doen: huishoudelijke werkzaamheden, schoonhouden privé vertrek, boodschappen doen of meehelpen met koken. De beperkte schaalgrootte en de vormgeving werken daarbij in het voordeel. Afstemming met de andere bewoners en begeleiders kan makkelijk plaatsvinden en de bijdrage die mantelzorgers leveren, is direct zichtbaar. De ervaring leert dat het contact zelden beperkt blijft tot het eigen familielid. Ook bewoners die geen

O=_êçå=îççê=Çáí=ÜççÑÇëíìâ=áë=ÇÉ=éìÄäáÅ~íáÉW=_ÉÉäÇîçêãáåÖ=Éå=ÄçåÇÖÉåççíëÅÜ~éI=ÉÉå=îÉêâÉååáåÖ=î~å=Ñ~ãáäáÉòçêÖ=áå=ÉÉå=òÉëí~ä=îÉêéäÉÉÖJ=Éå=îÉêòçêÖáåÖëÜìáòÉåI=hÉÉëçãI=aìáàåëíÉÉI=s~å=säáÉí=rj`=ríêÉÅÜí=OMMO=Éå=ÇÉ=Ñ~ÅíëÜÉÉí=j~åíÉäòçêÖ=Éå=ÇÉãÉåíáÉ=î~å=ÜÉí=bñéÉêíáëÉÅÉåíêìã=fåÑçêãÉäÉ=wçêÖI=kfwt=OMMR=

juli 2006 NO=

mantelzorger hebben of minder bezoek krijgen, profiteren dan mee van de gezelligheid die mantelzorgers meebrengen.

6.3 Betrokkenheid

Hoewel we de bijdrage van mantelzorgers als aanvullend en waardevol beschouwen, is deze niet altijd vanzelfsprekend. Of en in welke mate dat gebeurt, hangt sterk af van de mogelijkheden die mantelzorgers hebben. Sommige bewoners hebben geen mantelzorger in de nabijheid wonen, sommige mantelzorgers hebben wellicht zelf gezondheidsklachten, zijn slecht ter been (de leeftijd van veel mantelzorgers komt tenslotte veelal overeen met de leeftijd van de opgenomen bewoner) of hebben onderling geen goede relatie met elkaar. De organisatie van de zorg mag van de bijdrage die mantelzorgers leveren dan ook niet afhankelijk zijn. Mantelzorgers moeten de vrijheid hebben om zelf te beslissen of zij een bijdrage willen leveren, zonder druk vanuit de zorgorganisatie. Mantelzorgers kunnen wel uitgenodigd worden om dat te doen. De organisatie kan daarbij ook haar verwachtingen uitspreken over hoe die bijdrage ingevuld zou kunnen worden. Met kleinschalig wonen wordt een meer genormaliseerde woonsituatie nagestreefd. Daarin horen sociale contacten met andere thuis, zie ook de ‘bouwstenen’. De betrokkenheid is te stimuleren door: • te begrijpen dat mantelzorgers een ingrijpende ervaring achter de rug hebben, ze hebben een

partner met wie ze jarenlang samengewoond hebben, moeten loslaten • zorg te dragen voor continuïteit in contacten, dat kan door een vast contactpersoon voor de

mantelzorger af te spreken • aandacht te hebben voor de persoonlijke omstandigheden van de mantelzorger, dat versoepelt

de contacten en zorgt ervoor dat goede zorg als een gezamenlijk gezien wordt • te onderkennen dat mantelzorgers niet alleen behoefte hebben aan informatie maar ook

psychosociale en praktische vragen hebben • begeleiders te coachen in het omgaan met mantelzorgers

juli 2006 NP=

7 Wanneer kleinschalig wonen

7.1 Kenmerken kleinschalig wonen

Wanneer is een woning nu eigenlijk een kleinschalige woning? En waarin verschilt het wonen voor mensen met dementie van wonen voor mensen met somatische problematiek? Een eenduidig antwoord op deze vraag is niet te geven. Voor ons als burgers ziet elke woonplek er al verschillend uit en dat is zeker ook zo bij de kleinschalige woning. De uitkomst is veel eerder een resultaat van de discussie die men met elkaar gevoerd heeft, rekening houdend met enkele uitgangspunten. Ook de wereld van kleinschalig wonen kent preciezen en rekkelijken. De principiële beijveraars stellen zich een groepswoning van maximaal zes personen voor die er qua uiterlijk net zo uitziet als de omliggende woningen. Dat wil zeggen dat de woning in een gewone woonwijk staat en in het niets lijkt op een zorginstelling. Ook de gang van zaken binnen de woning lijkt in alles zoals dat er in de omliggende woningen aan toegaat met dit verschil dat hier mensen wonen met een permanente zorgafhankelijkheid. Huisdieren, bezoek en betrokkenheid van anderen zijn erg welkom. De cliënten, bewoners genoemd, blijven er wonen tot hun overlijden. De cliënten doen alles zoveel mogelijk zelf en de begeleiders begeleiden met ‘de handen op de rug’. Alom in het land is steun voor dit model. Het Trimbos-Instituut heeft een tweetal jaren terug door een groep prominente betrokkenen bij kleinschalig wonen in ons land een definitie laten vaststellen. De tien belangrijkste items die daar uit kwamen zijn:

1. er moet sprake zijn van een vast team 2. in de woning wordt zelf gekookt 3. de bewoner kan opstaan, naar het toilet gaan, bed gaan wanneer deze zelf wil 4. de bewoner mag in de woning blijven wonen tot aan de dood 5. de inrichting van de woning is van de bewoner zelf 6. bewoner, familie en team samen bepalen de dagelijkse gang van zaken 7. begeleiders lopen niet in uniform 8. de visie op zorg gaat uit van de behoefte die mensen met dementie hebben 9. de zorgorganisatie analoog aan een huishouden is 10. het team is competent genoeg om een huiselijke sfeer te creëren.

Het is opvallend dat een item over de vormgeving in de top tien ontbreekt. Pas op de elfde plaats staat het criterium ‘de woning voldoet aan het archetype huis’ waarmee bedoeld wordt dat de woning qua uiterlijk lijkt op elke andere gewone woning. De eerlijkheid gebied te zeggen dat maar enkele projecten geheel voldoen aan de opsomming die Trimbos geeft. Dat komt omdat het lokale project meestal een uitkomst is van enerzijds het ideale plaatje en anderzijds plaatselijke omstandigheden (zoals gebouwelijke beperkingen of inpassing) en draagvlak tussen de initiatiefnemers. De charme van het kleinschalig wonen zit dan ook in de veelzijdige verschijningsvorm die we aantreffen.

juli 2006 NQ=

7.2 Kijkpunten Interessant is om tussen deelnemende betrokkenen van een initiatief discussie te voeren omtrent een aantal kleurbepalende items. De Kijkpunten geven een handreiking om dat op een achttal items te doen 3. Deze zijn: 1- wonen en nabije omgeving 2- wonen en interne omgeving 3- wonen en inrichting 4- dagindeling 5- regie 6- bejegening 7- medewerker 8- organisatie Per item zijn stellingen geformuleerd die de deelnemers aan de discussie kunnen scoren. Op basis van de uitkomsten kan men samen de uitgangspunten voor het eigen kleinschalige project formuleren.

7.3 Verschil in vormgeving tussen doelgroepen

Mensen met dementie vragen met name om een veilige woonomgeving. Ontmoeting en aanwezigheid van anderen kunnen daar voor zorgen. We zien vaak dat cliënten in kleinschalige projecten voor mensen met dementie in de gemeenschappelijke huiskamer zitten en minder gebruik maken van het privé vertrek. Men zoekt de gezelligheid van elkaar op en vindt steun bij elkaar. De gemeenschappelijke woonkamer mag daarom hier wat groter zijn wat dan wel ten koste gaat van de eigen woon-zitkamer. Maar gezien de tijd die de cliënten daar vertoeven, ervaart men dat meestal als geen probleem. Voor mensen met somatische zorgvragen ligt dat geheel anders. Deze willen over het algemeen de regie in eigen handen houden en hechten veel waarde aan het eigen woonvertrek. Het ligt dan voor de hand om daaraan meer ruimte ter beschikking te stellen ten koste van de gemeenschappelijke ruimte. Voor deze doelgroep is het juist prettig om naast de eigen woonkamer een slaapkamer en sanitaire ruimte te hebben. Deze groep cliënten heeft zeker ook behoefte aan beschutting maar dat is dan beter te creëren door de appartementen bij elkaar in de buurt te plaatsen. Bezoek aan medecliënten vindt dan gemakkelijk plaats op het moment dat men daarvoor kiest. Een combinatie van verschillende doelgroepen en vormgeving komt vaak voor. In de volwaardige appartementen voor senioren en ouderen wonen mensen met en zonder zorgindicatie. De bewoners hebben een zorggarantie dat op elk gewenst moment kan ingaan. De cliënten maken gebruik van de voorzieningen van het wijkservicecentrum die in de vestiging aanwezig zijn.

P En hoe kijkt u er tegen aan...Kijkpunten kleinschalig groepswonen voor mensen met dementie, Krijger, E,

NIZW, 2006 =

juli 2006 NR=

8 Hoe te exploiteren - modellen

Hopelijk leiden de voorgaande hoofdstukken tot enthousiasme over het gedachtegoed van kleinschalig wonen. De belangrijkste vraag die nog rest is of en op welke wijze dit alles te betalen is. Om daar een beeld van te krijgen gaan we de geformuleerde uitgangspunten kruisbestuiven met de pragmatische mogelijkheden. Aan beide zijn keuzes verbonden die elkaar beïnvloeden. 8.1 Schaalgrootte Kleinschalig wonen levert een overzichtelijke woonsituatie op waar zowel cliënten als begeleiders profijt van hebben. Voor cliënten is de woonplek klein genoeg om voldoende intimiteit te hebben. Bij een beperkt aantal, zes is een gangbare maatvoering, heeft men nog niet het idee in een afdeling te wonen. Het aantal van zes refereert aan een gezinsgrootte en is ook in psychologisch opzicht te overzien. In een oogopslag kan men de medegroepsbewoners in beeld hebben. Bij een aantal van bijvoorbeeld acht is dat al een stuk lastiger. Bij dit laatste aantal verschijnen er al snel een tweetal eettafels wat ten koste gaat van de ‘gezinssfeer’ en al sneller het beeld geeft van een afdeling. Daarnaast zijn er praktische bezwaren voor een groter aantal dan zes. De maatvoering van de pannen om te koken past al niet meer en de begeleider moet acht bewoners verzorgen, ook indien deze alleen werkt. De ervaring laat zien dat alleen werken ook bij een groter aantal dan zes niet altijd te voorkomen is. Er zijn ook voordelen vanuit begeleidingstechnisch oogpunt te noemen om het aantal van zes vast te houden. Ook voor hen is zes beter te overzien dan acht, men hoeft niet te tellen om te weten of alle cliënten er zijn. Het belangrijkste argument is wel dat dank zij het beperkte aantal cliënten de relatie met de begeleider krachtig is. De begeleider kent de cliënten goed, in goede tijden maar ook indien het deze onder invloed van zijn ziektebeeld minder goed gaat. De kwaliteit van de begeleiding zal erop vooruit gaan omdat deze kan anticiperen op het gedrag van de cliënt. Daarmee zijn problemen te voorkomen. Zodoende zijn er voldoende redenen aan te geven waarom een beperkte schaalgrootte van zes veel voordelen heeft. Of het lukt om dat te realiseren hangt af van het budget dat de cliënten meenemen en de mogelijkheid om vanuit elders in de organisatie formatie over te hevelen. Vergeleken met de traditionele situatie vraagt het werken met een kleinere schaalgrootte om de inzet van meer begeleiders. De budgetten die cliënten op basis van hun indicatie meenemen blijven echter dezelfde. Om kleinschalig wonen te realiseren zal er dus vanuit andere plekken uit de organisatie formatie overgeheveld moeten worden. In principe kan dat ook omdat kleinschalig wonen in zijn aard een andere werkwijze kent. Veel activiteiten die tot dan door andere diensten uitgevoerd worden, vinden nu op de woning zelf plaats. De was, de strijk, de huishouding, schoonmaken, koken, afwassen zijn handelingen die bewoners al dan niet met hulp van de begeleiders, op de woning zelf uitvoeren. Een andere bron zijn mogelijk de leidinggevenden en het middenkader. De teams opereren met een grote mate van zelfstandigheid. Dat is nodig om keuzes te maken die aansluiten bij het dagelijkse leven van de bewoner. Om dat tot uiting te laten komen krijgen leidinggevenden een andere rol: in plaats van sturende invloed gaan deze zich coachend opstellen. Indien een leidinggevende te dicht op het team zit kan dat zelfs de zelfredzaamheid van een team negatief beïnvloeden. Men leert dan niet verantwoordelijkheid te nemen voor de dagelijkse gang van zaken en dat staat een zelfstandige besluitvorming in de weg. Minder leidinggevenden zou dus een optie kunnen zijn en ook dat genereert middelen ten behoeve van de directe zorgverlening. Een grootte van zes bewoners in de groepswoning is een mooi aantal, maar wat is daar aan formatie voor nodig? Hoewel dit onderdeel het basisdocument wellicht overstijgt, zullen we dit pragmatische onderdeel toch behandelen. We zullen eerst een berekening maken vanuit het noodzakelijke dienstenpatroon, daarna nagaan welke kosten daarmee gemoeid zijn om tenslotte te bezien welke consequenties dit voor de organisatie heeft.

juli 2006 NS=

Bij het berekenen van de haalbare schaalgrootte spelen de volgende parameters een rol:

1. de netto inzetbaarheid van een formatieplaats (fte)

2. welke deskundigheidsniveau is op de werkplek gewenst

3. wat zijn de daarbij horende loonkosten

4. hoeveel uren begeleiding zijn overdag in de woning gewenst

5. aantal en grootte van de woningen op de locatie

6. personele formatie.

8.2 Netto inzetbaarheid

De netto inzetbaarheid is op te maken via de bruto-netto berekening. De rekenwijze is betrekkelijk

eenvoudig:

Uitgaande van een fulltime medewerker:

Tabel 1, bruto-netto berekening

52 weken * 36 uur: 1872,00 uur

Af:

Feestdagen: (varieert per jaar) 7 dagen * 7,2 uur 50,40 uur

Vakantie: 23 dagen * 7,2 uur 165,60 uur

Studieverlof: 2 dagen * 8 uur 16,00 uur

Werkoverleg: (2 uur per maand) 24,00 uur

Beschikbaar 1616,00 uur

Ziekte 7% Q 113,12 uur

Netto beschikbaar 1502,88 uur = 1500 uur

8.3 Deskundigheidsniveau

Op de loonkosten is van invloed het deskundigheidsniveau waar de organisatie mee wil werken.

Gezien de mate van zelfstandigheid in werken is een functieniveau 3 aangewezen. Deze begeleiders

hebben een middelbare beroepsopleiding en de ervaring leert dat op dit functieniveau begeleiders

kunnen afwegen welke zorg op welk moment noodzakelijk is, zij kunnen hierover met de cliënt

overleggen en onderhandelen. Zoals gesteld, het alleen werken vraagt nu eenmaal een zekere mate

van zelfredzaamheid in beslissingen nemen die de voortgang van de zorg raken. Het tweede

functieniveau is daarbij als ondersteuner inzetbaar. Op gestructureerde momenten kunnen

begeleiders op dit niveau zelfstandig werken mits iemand op het derde niveau beschikbaar is om met

raad en daad bij te staan indien dat gewenst is. Dat kan door ervoor te zorgen dat in de aanpalende

woning een dergelijke begeleider aanwezig is.

Het is plezierig indien het team uit begeleiders bestaat die een gevarieerde achtergrond hebben. SPW-

ers zijn opgeleid om met name aandacht te geven aan welzijnsaspecten. Verzorgenden leggen meer

accent op verzorgende taken en hebben meer kennis om de gezondheidstoestand van de bewoner

goed in te schatten. De inbreng van deskundigheid van beiden is bij kleinschalig wonen gewenst.

Q=ÜçÉïÉä=iáÄÉêí~ë=içêÉåíòÜçÑ=çé=Çáí=ãçãÉåí=ÉÉå=ä~ÖÉê=òáÉâíÉîÉêòìáãéÉêÅÉåí~ÖÉ=ÜÉÉÑíI=ïçêÇí=ÜáÉê=íçÅÜ=ÜÉí=éÉêÅÉåí~ÖÉ=î~å=TB=~~åÖÉÜçìÇÉåK=bÉå=ä~ÖÉê=éÉêÅÉåí~ÖÉ=é~âí=áå=ÇÉ=éê~âíáàâ=îççê=ÇÉ=ÇáêÉÅíÉ=Çìë=ÖìåëíáÖÉê=ìáí=èì~=Ç~ÖÄÉòÉííáåÖ==

juli 2006 NT=

Indien men besluit om bijvoorbeeld de grotere huishoudelijke klussen uit te besteden aan een aparte

medewerker, ligt het voor de hand dat deze op een functieniveau 1 ingeschaald is.

juli 2006 NU=

8.4 Loonkosten

Gemiddelde loonkosten per jaar inclusief sociale lasten, exclusief onregelmatigheidstoeslag

Tabel 2, gemiddelde loonkosten 2005 per functieniveau

Niveau 3 (fwg 35) € 36.200,-

Niveau 2 (fwg 25) € 31.200,-

Niveau 1 (fwg 15) € 28.200,-

8.5 (Bruto) uren begeleiding per dag

Uitgangspunt is een permanente aanwezigheid van een woonzorgbegeleider in elke woning. Daar is

als voorbeeld het volgende aantal formatieplaatsen voor nodig:

Woonzorgbegeleider:

Ma t/m zo: 07.00 – 15.00 / 14.45 – 22.45 uur = 16 uur * 365 dagen = 5840 uur = 3,89 fte

Assisterende:

Ma t/m zo: 08.00 – 12.00 uur = 4 uur * 365 dagen = 1460 uur = 0,97 fte

Facilitair:

een dag in de week: 2 uur * 52 dagen = 104 uur = 0,07 fte

Totaal dagdienst per woning: 4,93 fte.

Deze aantallen zijn gebaseerd op ervaringen elders met een groepsgrootte van zes cq zeven

bewoners 5.

De nachtdienst levert een bijdrage voor het gehele cluster aan woningen. Gangbaar is om een

nachtdienst per maximaal 36 bewoners in te roosteren. Indien er meer bewoners op de locatie wonen

(in de situatie van Lorentzhof is het de opzet om 52 bewoners categorie zwaar, 20 categorie licht en

10 tijdelijke opname te huisvesten), zijn mogelijk twee nachtdiensten aangewezen. De verrekening

per bewoner pakt in het geval van Lorentzhof redelijk gunstig uit. Afhankelijk van de grootte van het

cluster kan het aantal fte nachtdiensten variëren.

Wanneer we ons richten op de variant met vier groepswoningen kost de inzet van de nachtdienst van

22.30 – 07.30 uur = 9 uur * 365 nachten = 3285 uur = 2,19 fte 6.

Voordeel is te behalen indien de nachtdienst te koppelen is aan andere zorgfuncties. Zo zijn er

situaties bekend waarbij deze ook een taak heeft voor cliënten uit een andere doelgroep, mensen met

een verstandelijke beperking 7 of cliënten die in de directe omgeving thuis wonen. Om van de locatie

weg te kunnen is de nachtdienst toegerust met een mobiel oproepsysteem.

R=psowI=Éñéäçáí~íáÉÖÉÖÉîÉåë=âäÉáåëÅÜ~äáÖÉ=ïçåáåÖÉåI=oìåÇÖê~~Ñé~êâ=sÉäÇÜçîÉåI=Éñéäçáí~íáÉÖÉÖÉîÉåëI=häÉáåëÅÜ~äáÖ=ïçåÉå=îççê=ÇÉãÉåíÉêÉåÇÉåI=Ü~åÇêÉáâáåÖ=îççê=ÇÉ=çêÖ~åáë~íáÉI=ftwI=OMMO=S=aÉ=ìáíÖ~åÖëéìåíÉå=òáàå=ÖÉÄ~ëÉÉêÇ=çé=ÇÉ=Éêî~êáåÖ=î~å=êÉÉÇë=âäÉáåëÅÜ~äáÖ=ïÉêâÉåÇÉ=áåáíá~íáÉîÉå=îççê=ÇÉãÉåíÉêÉåÇÉå==T=òáÉ=ççâ=ÇÉ=éìÄäáÅ~íáÉ=ÚaÛå=^çâ=çé=âçÉêëI=ïáÉ=îçäÖíÛI=kfwt==OMMR=

juli 2006 NV=

De financiële vertaling van de formatieve inzet hangt mede af van:

• de samenstelling van het vaste team van de groepswoning en de facilitaire ondersteuning vanuit

de organisatie

• het kwalificatieniveau van de medewerkers

• een inroostering van bijvoorbeeld minimaal de helft van de diensttijd bezet door zorgmedewerkers

functieniveau 3

juli 2006 OM=

9 Hoe verder De bijeenkomst op 20 april was een brainstorm bijeenkomst om het gedachtegoed van kleinschalig wonen op een aantal belangrijke consequenties te verkennen. Zeker is dat kleinschalig wonen gaat plaatsvinden. De eerste woningen zijn eind 2007 gereed. Het is nu belangrijk om draagvlak binnen de organisatie te creëren. Om het gedachtegoed tot uiting te laten komen is van iedereen medewerking nodig. Niet alleen begeleiders zijn een onmisbare factor, ook de leidinggevenden, ondersteunende en faciliterende diensten en organisaties zoals een cliënten- en ondernemingsraad. Zien hoe het werkt is de beste vorm van reclame maken. Iedereen die ooit met gerealiseerde kleinschalige projecten heeft kennisgemaakt raakt enthousiast. Medewerkers die ermee begonnen zijn, willen niet meer terug naar de voormalige situatie. Een nog te ontwerpen strategisch communicatieplan kan de basis zijn voor verdere activiteiten om het draagvalk te versterken. De volgende activiteiten kunnen worden opgepakt: Kijken naar voorbeelden elders.

Er zijn inmiddels wel 200 projecten gerealiseerd. Deze zijn trots op wat zij gerealiseerd hebben en de meeste zijn graag bereid om hun ervaringen met belangstellenden te delen. Via de databank van het kenniscentrum Wonen en Zorg van Aedes/Actiz zijn deze op te sporen.

Stage lopen

Zien is doen. Begeleiders kunnen via een stage van een paar dagen al proeven aan de nieuwe opzet. Dat is vaak bij andere voorzieningen te regelen maar bijvoorbeeld ook bij de eerste projecten van Libertas Leiden. De begeleiders van deze eerste projecten zijn ambassadeur van kleinschalig wonen. De hoogte van het vertrouwen stijgt alleen maar indien de eigen organisatie laat zien hoe het werkt.

Laten komen

Een verhaal uit de praktijk doet wonderen. Die hoeven niet altijd van bestuurders te komen. Ook begeleiders of leden van de cliëntenraad kunnen enthousiaste verhalen vertellen over hun ervaringen met kleinschalig wonen.

Visie discussie Een discussie over de uitgangspunten, bijvoorbeeld via de Kijkpunten, kan opvattingen duidelijk maken. Of men het nu wel of niet eens met elkaar is, een discussie maakt meningen bespreekbaar. Op deze wijze kan de organisatie of een team standpunten op tafel leggen en op basis daarvan uitvoering geven aan de accenten leggen waar draagvlak voor bestaat.

Uitstraling

Uit alles moet blijken dat de organisatie en bepalende personen daarin deze kant uitwillen. Veranderen is lastig, zeker als het om een cultuurverandering gaat zoals bij kleinschalig wonen. Laat zien dat je deze kant uit wilt, uiteraard zonder uit het oog te verliezen dat het soms ook lastig is voor mensen om mee te veranderen. Het middenkader heeft hierin als vertaler van het beleid en direct contact hebbend met uitvoerenden een bepalende rol. Sta open voor mensen die er moeite mee hebben.

Communicatie

De film “Thuis” laat zien hoe het er in een kleinschalige woning aan toe gaat. Vertoning daarvan kan onderdeel zijn van het communicatieplan. Dat geldt ook voor nieuwsbrieven, muurkranten, foto’s en plattegronden, informatiebijeenkomsten, workshops, en dergelijke.

juli 2006 ON=

Colofon Deze publicatie is tot stand gekomen dank zij de bijdrage van medewerkers van De Robijn en Lorentzhof op een discussiebijeenkomst over kleinschalig wonen. De Robijn en Lorentzhof maken onderdeel uit van Libertas Leiden. Tekst: Eric Krijger, NIZW Utrecht Opdrachtgever: Libertas Leiden Oktober 2006