batavia en terug

38
Around the world in sailingsteps, Dec 2009 May 2010 Samengesteld door Kees Bouten 2011 De zeilsporen van mijn voorvader kapitein Jacob Bouten Asia Part IIC

Upload: kees-bouten

Post on 01-Feb-2016

237 views

Category:

Documents


0 download

DESCRIPTION

Kapitein Jacob Bouten met de "Jan van Hoorn" rond de wereld in 1849 en 1852; Batavia

TRANSCRIPT

Page 1: Batavia en terug

Around the world

in sailingsteps,

Dec 2009 – May 2010

Samengesteld door

Kees Bouten

2011

De zeilsporen van mijn voorvader kapitein Jacob Bouten

Asia

Part IIC

Page 2: Batavia en terug
Page 3: Batavia en terug

Zeilsporen van mijn voorvader kapitein Jacob Bouten (1815-1894)

with sailingsteps by Kees Bouten.

INHOUDSOPGAVE

0. Voorwoord / Preface 1

1. Jacob Bouten 1815-1849. 3

2. Rond de wereld.

A. Rond Kaap Hoorn naar Valparaiso (1849 en 1852). 59

o Valparaiso, Chiloé and Cape Horn

B. San Franciso (1850 en 1853). 105

o San Franciso.

C. Hong Kong (1853). 131

o Hong Kong.

Batavia (1850 en 1853). 147

o Jakarta.

D. Geschiedenis in perspectief 163

Nawoord “Jan van Hoorn” 165

3. De “Kosmopolieten”

A. “Kosmopoliet” (1854-1862). 173

o From Strait Sunda along Java northcoast.

B. “Kosmopoliet II” (1863-1868). 281

o Java backland.

4. Jacob Bouten 1869-1894. 355

o New York.

o De Veendammer binnen- en buitenvaarders Boiten.

Nawoord 387

Referenties

Kees Jan
Rectangle
Page 4: Batavia en terug
Page 5: Batavia en terug

131

Hong Kong (1853)

In zijn levensverhaal verhaalt vader Jacob over zijn reis van San Francisco naar Hongkong:

"Gedurende de reis stierf een der Chinezen en daar ze niet gaarne in zee begraven

worden, vroegen ze mij of ik hun zoo veel drank kon verkopen om het lijk in een vat te

bewaren. Dat had ik niet aan boord en dus moest het lijk in zee begraven worden. Daar

wij ook geen lange planken meer hadden werd de kist van korte gemaakt, het lijk

daarin gelegen en daarbij gelegen twee spel kaarten, snippers gekleurd papier, rijst,

gedroogde vruchten enz. zoo dat de kist volgepakt was. Deze toen op een leer gezet,

werd hij driemaal rond het dek gedragen met een verschikkelijk geschreeuw en geluid

op een gongong.

Daarop neergezet op een plank om hem overboord te schuiven, brak de kist midden

door en viel het lijk in zee zonder de kist. Dat was een verschrikkelijk iets. Als wilden

vlogen zij allen naar het achterschip en zouden het lijk na willen springen wanneer

daar mogelijkheid voor was geweest. Doch het schip stoorde zich daar niet aan en

zeilde rustig voort. De Chinezen waren de gehele dag zeer onrustend en boos op mij en

de timmerman dat er zoo een slechten kist gemaakt was. Zodanig dat zij zelfs de orders

van de stuurman niet wilden opvolgen en het op een vechtpartij met de Equipage uit

liep, hetgeen met veel moeite gedemt werd.

Zonder verdere moeite kwamen wij te Hongkong waar alle passagiers aan land

gingen. Hier nam ik lading in naar Batavia en veertig Chinezen als passagiers

waarmee ik zonder eene moeilijkheid te Batavia mee aankwam. Nam daar een lading

koffij en suiker in en vertrok daarmee naar Holland waar ik half januari 1854

aankwam."

Hongkong 4 Mei ‘53 Den W Edelen Heer

Mr. P. Blussé v.O.A.

te Dordrecht.

Met dezen heb ik de Eer UWEedele kennis te geven van mijn behouden aankomst alhier op den

28 April na eene reize van 48 dagen. Gedurende de reis hebben wij het schoonste weder gehad dat wij konden wenschen en waardoor

schip en tuig zeer weinig geleden heeft. De passagiers zijn nog dezelfde dag ontscheept en de

Quikzilver en specie de volgende. Hollandsche schepen liggen hier ter reede. De Veronica kapt. Welger en de Graaf van Hogendorp kapt. Van Hees, beide in lading naar St.Francisco voor 12 &

14000 Daalders. Dit zijn echter de laatsten daar. Door het misgewas en het verbod van uitvoer bijna

geen Rijst dan tot hooge Prijzen te bekomen is. Naar Sidnij is er niets. Naar Borneo om kolen of

Signapore of Calcutta geeft ook geen verdienst. Doch ben nu geslaagt in eene vracht naar Java te Canton of Macau te laden en 60 á 80 passagiers voor de ronde som van f. 9000. Morgen zal ik de

reis naar Kanton aannemen, waar ik ook dan dadelijk met laden een begin zal maken.

In de Holl. Nieuwsp. zie ik dat de bevrachting der Maatschappij zoo voordeelig gegaan is, dat ik zeer veel kans heb bij mijne aankomst dadelijk aangenomen te zullen worden.

De Bootman I.Schutte is door onwilligh. en brutaliteid ontslagen.

JB

Page 6: Batavia en terug

132

NRC 05-07-1853, Zeetijdingen Vreemde Havens: Hongkong 25 April, Jan van Hoorn, Bouten, v.Californië. 1 Mei ’s-Hertogenbosch, v.d. Braak, v.Californië.

NRC 02 juli 1853; Canton, 3 mei. De vrachten zijn vast, zonder verandering. De JAN VAN HOORN is van San Francisco gearriveerd en laadt voor NLG 9000 naar Batavia.

Kapt. Bouten heeft dus geen vracht naar Sydney verkregen en vaart dus met 60 á 80 Chinezen

naar Batavia voor een bedrag van f. 9.000,-. Dit lijkt niet al te slecht totdat je ook zijn uitgaven in

China hierbij beschouwt, te weten:

Macao Junij 2.53

Den W Ed Heer Mr. P. Blussé v.O.A.

Morgen zal ik mijn reis van hier naar Java aannemen, zijnde geheel met allerlei Chineesche goederen beladen en 61 Chineezen als Passagiers op het dek.

De toestand van schip en Equipage laten niets te wenschen over, ofschoon de laatsten wel wat

zwak zijn. Er is evenwel geen mensch geschikt voor matroos te krijgen, dus dat wij het moeten zien

te klaren. De te kort gekomen gelden heb ik op afkorting der vracht opgenomen tegen de thans lopende koers

van f.3.30 Ind. Courant de Piaster.

JB

NRC 05-08-1853, Zeetijdingen Vreemde Havens: Macao 3 Junij. Jan van Hoorn, Bouten, n.Batavia.

Het voorgaande betreft de 2e reis rond de wereld door Jacob Bouten met de “Jan van Hoorn”. Op

zijn reis in 1850 kwam hij niet in Hong Kong en voer hij rechtstreeks van San Francisco naar

Batavia.

< > < > < > < > < >

Page 7: Batavia en terug

133

Wel was hij eerder in Hong Kong, te weten in 1832 in Canton, het huidige Guangzhou. In zijn

levensverhaal schrijft hij over deze reis (Jacob was toen 16 jaar oud):

Ik verhuurde mij mij op het Fregatschip “Twee Anthonia” Kapt Briker naar Java en

vertrok in het voorjaar van 1832 van Rotterdam. Dit was een flink schip met 12 stukken

geschut op het dek, een hut achterop voorzien met geweren sabels pistolen en pieken en

met een Equipage van 40 man. Wij hadden slechts weinige passagiers.

Na gelost te zijn op Batavia kregen wij bestemming naar Canton in China en als

passagier de heer Jacobaan die de theeplant naar Java over te brengen. Te Canton

bleven wij geruime tijd liggen en te wachten totdat de nieuwe theeoogst inkwam en

daarop vertrokken wij naar Rotterdam.

Zijn levensverhaal over deze reis gaat uitgebreid verder met hoe ze in een blokkade door Engelse

en Franse schepen van Holland terecht kwamen, de “Twee Antonia” door een Engels oorlogschip

werd opgebracht en de bemanning gevangen genomen werd, waarna ze naar Portsmouth werden

overgebracht.

Wij deden het eiland St.Helena aan voor verversing en provisie, en hoorden daar dat

de laatste tijding uit Europa de tijding aanbracht, dat de Hollandsche kust door

Engelsche en Fransche schepen geblokkeerd was, en alle Hollandsche schepen

opgebracht werden. Zij hadden nog geen order van hun goevernement om de

Hollandsche schepen aan te houden, dus konden wij vertrekken, dat dan nog dien

zelfde dag gedaan werd, uit vrees van ander aankomende tijding. Gedurende de reis

naar huis werd alle dagen scherp uitgezien naar tegenkomende schepen om berichten

van Europa in te winnen, doch geen kwam ons tegen of hij was op zo een afstand dat

wij geen sein met hem konden wisselen. Eerst vooraan in het Engelsche kanaal

ontmoetten wij twee Koffen, waar wij aan seinden, maar die niet de moeite deden een

vlag te hijsen. Wij meenden echter zeker te zijn dat het Hollanders waren en stelden ons

zeer gerust.

De volgende dag passeerden wij het eiland Wight met een gunstige wind en heldere

maneschijn. Een ieder opgetogen en vrolijk met het vooruitzicht de volgende dag de

Hollandsche loods aan boord te zullen krijgen, daar wij veel nieuws van zouden

hooren. Niemand dacht meer aan gesloten kanons of andere bekommeringen, doch dit

liet zich niet lang wachten. Omstreeks ’s-avonds om 11 uur hoorde men een schot, een

ieder sprong op en men zag een Kotter op zij van ons die het schot gedaan had. Kort

daarop kwam het tweede schot waarop de 1e stuurman die de wacht had dadelijk naar

beneden ging om de Kapt te waarschuwen. Toen deze op het dek kwam nviel het 3e

geweerschot en was de Kotter ons dicht genaderd, zoo dat wij zien konden dat het een

Gouvernements vaartuig was. De Kapt liet onmiddelijk de zeilen tegen brassen om hem

in te wachten, terwijl zagen wij dat hij bezig was de boot uit te . . . om naar ons toe te

komen. Ineens ordeneerde de Kapt de zeilen weder vol te brassen en de reis te

vervolgen. Zodra de Kotter dit merkte werd een scherp schot gelost waarvan de kogel

langs ons vloog doch niets raakte. Voor het 2e schot kwam waren wij reeds te ver weg.

Zoo zeilden wij verder ongemoeid de nacht door. Met het begin van den dag

veranderde de wind naar het oosten en bijgevolg tegen. Omstreeks 8 uur kwan er een

Engelsche loodsboot naar ons toe, te horen of wij ook een loods nodig hadden. Hiervan

hoorden wij dat alle Hollandsche gaten geblokkeerd waren en dat het zeer moeilijk in

Holland binnen te komen was. Hi9j besprak verder met de Kapt, dat er wanneer er een

goede fooi voor hem te verdienen was, hij wel een kans zou zien het schip in Vlissingen

Page 8: Batavia en terug

134

binnen te brengen. Hierover kwamen zij tot een accoord en nu bleef de Engelsche loods

aan boord terwijl zijn boor ons weder verliet. Op loodsmans orders zeilden wij nu naar

de Fransche kust, en daaronder blijven tot ’s-avonds naar de Engelsche over te gaan.

Wij gingen echter vroeger naar de Engelsche kust en hadden daar nog niet lang over

gelegen, of wij zagen een groot Engels Oorlogsschip op ons afkomen. Spoedig volgde

een schot, het sein voor ons om te draaien, dat dan ook dadelijk gedaan werd met de

Hollandsche vlag in top. De 1e stuurman die dadelijk begreep dat wij door de Engelsche

loods verraden waren, paktre hem beet en wilde hem over boord gooien, doch de Kapt

kwam tussen beiden, en zeide dat er toch niets aan te doen was. Na opgegeven te

hebben waar wij vandaan kwamen en naar toe moesten en hoeveel manschappen er

aan boord waren, werd er geantwoord dat aangezien de Hollandsche gaten door de

Engelschen en Franschen gesloten zijn, hij beslag op het schip legde en het in één der

Engelsche havens zou brengen. Gelaste verder de helft der Equipage zich gereed te

maken bij hem over te komen, waarvoor hij een gelijk aantal zou overzenden.

Er werden nu 20 man van vooruit aangezegd hun te pakken en gereed te zijn als de

oorlogsboten kwamen hun af te halen. Onder deze was ook ik en om 7 uur ’s-avonds

zaten wij in een donker hok met een flauw lichtende lantaarn opgesloten. Zonder nat of

droog over de lippen de nacht in te gaan. Wij waren echter nochal welgemoed en

zongen een tijdlang het hoogste lied uit, tot de slaap ons eindelijk overviel en het rust

bracht. De volgende dag wedrden wij allen voor de Commandant gebracht, waar alle

onze namen, ouderdom en geboortplaats opgeschreven werden, ook de rang die ieder

aan boord de “Twee Anthonia” bekleedde. Daarna werd ons gezegd, dat hoewel wij

prisoniers waren, wij toch (als wij goed gedroegen en de orders stipt opvolgden) de

zelfdevrijheid aan boord zouden hebben als de overige Equipage, doch dan ook op het

dek alle werkzaamheden mee moesten helpen verrigten die voorkwamen. Ons rantsoen

van eten en drinken bleef echter op ¾, doch zouden wij ook voor een namiddag met de

overige Equipage de grok hebben. Zoo bleven wij daar 16 dagen aan boord, waarna

wij naar Portsmouth gingen. Mij beviel het bijzonder goed aan boord en bij de vraag

van de kommanddant of ik zin zou hebben bij hem dienst te nemen, had ik geantwoord

heel graag. Het bleek echter later dat dit niet kon, daar ik geen afbetaling van het prijs

gemaakte schip kon krijgen. Mijn broeder George, die daar ook met zijn schip

opgebracht was en wist dat ik aan boord de Conway was, kwam dadelijk bij mij aan

boord en toen hij hoorde dat ik het plan had daar dienst te nemen, begon hij erg te

huilen en te smeken dat toch niet te doen, daar ik dan misschien nooit meer te huis zou

komen. Dat deed mij dan ook dadelijk van plan veranderen en af te wachten wat er

met ons gedaan zou worden.

Wij werden dan allen aan boord van ons schip gebracht, dat langszijde van een oud

oorlog lag vastgemaakt, en waarop aan weersziojden van den boeg een onklaar anker

geschilderd was. De gehele Equipage was nu weer aan boord en werd door het

Engelsche Gouvernement gevoed, waarvoor de Kapt alle zaterdagen het geld bij de

admiraliteit ging halen.

Hiervan viel zeker nogal iets tusschen kaai en schip. Het minste kregen wij zoo schraal

te eten dat van alle schepen het volk bij de admiraliteit daarover ging klagen, hetgeen

echter weinig geholpen heeft. Wij lagen hier met 14 Hollandsche OostIndië vaarders en

hadden de vrijheid elkander ’s-middags een bezoek te brengen. Doch voor de middag

moesten wij aan boord werken met schoon schip maken en verder zorgen dat het schip

in orde bleef. Alleen ’s-zondags kregn wij verlof naar de wal te gaan en naar de kerk,

doch hadden te zorgen voor zonsondergang weer aan boord te zijn. Daar wij niet met

Page 9: Batavia en terug

135

zekerheid te weten konden komen wat er met ons gedaan zou worden en er daardoor

allerlei praatjes rondgingen, werden velen zoo benauwd dat zij stil deserteerden,

hetgeen oogluikend werd toegelaten daar de Kapt de tegoed hebbende gage en het

Engels Gouvernement de kostgelden, er bij won.

Ik en mijn broeder George hadden elkaar beloofd het einde af te wachten en konden

ons later daarin verheugen, daar nadat ik er bijna 3 maanden gelegen had, er bericht

kwam dat het Embargo was opgeheven en de schepen in vrijheid gesteld zouden

worden. Het duurde echter nog 14 dagen eer dit verlof gegeven werd en dit kwam door

de kwestie over de kostgelden die door het Engelsche Gouvernement betaald waren. Zij

verlangden dit van de reederij der schepen terug, die echter niet genegen waren dat te

betalen. De Engelschen moesten de schepen doen vrijgeven en daar werd niet lang

verwacht van onze gevangenis te verlaten. Met vlag en wimpel vertrokken wij van

Portsmouth, waar wij ruim 3 maanden gelegen hebben en sommigen, zoals mijn

broeder, bijna 7 maanden.

Na drie of vier dagen zeilen vielen wij Hellevoetsluis binnen en zouden een saluut geven

van 21 schoten, doch bij het twaalfde schot dat geladen werd ging het schot onder het

laden reeds af, zodat de man die het laadde zijn hand verloor en ineens in brand stond.

Ik stond op het suk en had hem de kardoes aangegeven, doch hij schijnt het stuk na het

vorige schot niet goed uitgewischt te hebben, zoodat bij het aanbrengen van de kardoes

het kruit vlam vatte. Gelukkig was er water bij de hand om hem te blussen en werd hij

onder behandeling van de dokter gesteld. Te Rotterdam werd hij in het gasthuis

opgenomen, waar hij in zooverre is hersteld, doch met verlies van rechter hand en

gezicht.

In Portsmouth lag ook de schoener/kof ”Harmonie” uit Dordrecht met kapitein Genus de Boer,

met tevens aan boord zijn broer George als matroos, die al 4 maanden eerder met zijn schip was

opgebracht. Hij heeft in Portsmouth 3 maanden vastgezeten voordat de blokkade op 2 juni 1833

wordt opgeheven en de schepen weer mochten vertrekken. Zijn verhaal over deze reis eindigt

met:

Het is wel te denken met wat een vreugde wij in Rotterdam ontvangen werden. Moeder

en Vader met al de kinder stonden onder de menigte ons op te wachten en het duurde

dan ook niet lang dat wij in hunne omarming lagen en naar huis gevoerd werden,

waar we een geheel ankermaal kregen dan we in langer dan een jaar niet genoten

hadden.

Geheel Rotterdam was in feest gedost, overal vlaggen en iedere schepeling die aan land

ging werd met ‘welkom, welkom’ begroet.”

Page 10: Batavia en terug

136

Hong Kong in salingsteps

Although I spent time in Hong Kong during my trip around the world, it was much too short and

the weather was bad. So I hardly saw anything of Hong Kong during the four days I was there and I

did not manage to go to Guangzhou and Macau. I will have to go back there another time and

arrange for an interpreter to join me.

The evening I arrived in Hong Kong (1Feb’10) the weather was still nice, but the next two days

were so cloudy that even tourist tours were not running. The third day was slightly better so I went

on a daytour on a very Chinese boat through the harbour area (with two other tourists), I had a my

only Chinese-lunch and afterwards took a bustour to Victoria Peak (with clouds) and to Aberdeen

Harbour.

I don’t think anything can be found to be still there from the middle of the 19th-century in Hong

Kong, at least not in Kowloon.

From what I found on the internet before I went, I thought there would be remnants in Guangzhou

and was not sure about Macau. Before visiting again, a lot more research will be required, along

with arranging for an interpreter while there.

Page 11: Batavia en terug

137

From Hong Kong I went to

Taiwan, not because of sailingsteps but to visit the parents of

Yi-Chen and to see something of Taiwan, the country where she

was born and where she grew up before coming to Delft in the

Netherlands, where she met and fell in love with my oldest son

Maarten.

After arriving in Taipei I went immediately on to Tainan, where

Yi-Chen did her Bachelor studies Electronics. The next day I

travelled on to Kaohsiung in the south of Taiwan, where I spent

a couple of days before going to Taipei to meet Yi-Chen’s

parents. Maarten had arrived in Taiwan while Yi-Chen was

delayed two day’s due to her work).

Sunset in Kaohsiung harbour Liouhe Night Market

February 11th I met Yi-Chen’s parents at their home, where Maarten arrived some hours before

without his luggage. Tthe following evening we went out for dinner with them to the 85th floor of

Taipei 101 with Yi-Chen’s sister Min-Chen aswell and on (Chineese) New-Year’s Eve, I was

invited together with the whole family to Yi-Chen’s aunt’s home.

Taipei 101 and dinner with the Chiang-family and Maarten

Page 12: Batavia en terug

138

Cinese New Year at home and the Chiang-family (now incl Yi-Chen) and Maarten

These meetings with Yi-Chen’s family in their environment and together with Maarten and Yi-

Chen where of much bigger importance to me than not finding any sailingsteps in Hong Kong and

made my trip through Asia more than worthwhile.

Hong Kong, Taiwan and Tokyo

From Taiwan I continued my trip to Tokyo (before flying to Sydney), but similar to Hong Kong it

was too short and it also rained for the two days I was there.

Page 13: Batavia en terug

139

Before Jacob Bouten left San Francisco in 1853 to Hong Kong, he discussed the possibility to sail

to Sydney next. Although Jacob Bouten went to Batavia instead, I went to Australia, not because of

sailingsteps but to visit some friends in Australia. On the first day I visited Sydney, where I came

upon the

“James Craig”, a three-masted barque in front of the Maritime Museum! Nothing much you

may say, but for me at that moment rather special.

The barque James Craig was built by Bartram, Haswell

& Co. in Sunderland, England in 1874. Originally named

Clan Macleod, her maiden voyage was to Peru.

For 26 years she plied the trade routes of the world carrying general cargoes during which period she

rounded Cape Horn 23 times. In 1900 she was purchased

by Mr J J Craig of Auckland and was used on trans-Tasman trade routes as a general cargo carrier. In 1905

she was re-named James Craig and then a short six years

later, in 1911, she was laid up because increasing

competition from steam ships made sailing vessels

uneconomical. She was then stripped and used as a

copra hulk in New Guinea. After the First World War there was an acute shortage of cargo ships. This gave

James Craig a new lease of life after being towed from

New Guinea to Sydney for re-fitting.

The Australian barque James Craig sets off on her final voyage to Hobart in 1920

Her return to service was brief because in 1925 she was reduced to a coal hulk at Recherche Bay,

Tasmania. In 1932 she was abandoned and became beached after breaking her moorings in a storm.

She remained beached until 1972 when volunteers from the Sydney Heritage Fleet re-floated her.

In 1973 she was towed to Hobart where temporary repairs were carried out. She was towed to Sydney in 1981 and restoration work commenced. The James Craig's restored hull was re-

launched in February 1997. She was recomissioned in 2001.

The hull was originally of riveted iron construction. During restoration many plates had to be

replaced with steel. Under the waterline one third of the original iron plates still do their job. The

hull is totally riveted. The fore and main mast are of riveted steel construction with timber top,

topgallant and royal masts. The Missen mast is of timber. The fore and main course yards are riveted steel. Upper yards, boom, gaff and jibboom are timber.

Standing rigging is wire rope that has been parcelled and served to preserve it from the elements.

Sails are made of Duradon. There are 21 sails with total area of 1128 square metres.

The length of the ship is 54,7 metres (overall 70 metres), registered tonnage 646 tonnes (loaded

displacement approx. 1500 tonnes), masthead height 33 metres above deck, 35 metres above

waterline. Typical cargo: coal, kerosene, timber, wool, general cargo.

Off Sydney Heads, on a glorious summer day in February 2001, she hoisted all her 21 sails for the first time in nearly 80 years and is now fully operational. James Craig is berthed at Wharf 7

Pyrmont.

Page 14: Batavia en terug

140

The barque “James Craig”

It was more than two hours later that I left the ship, with a lot of stories about the reconstruction

(all by volunteers) and a ticket for the next day to go out sailing with them! A sailing ship, very

much like Jacob Bouten had been sailing for more than 30 years, I was going to be sailing on it, on

sail on the ocean! Remarkable.

Parramatta River and Circular Harbour from Sydney Harbour Bridge

Next morning, Saturday 20 February 2010, we set off with a crew of appr. 35 volunteers, including

the captain and officers, and with about as many passengers. First out of Darling Harbour, the ship

has got an engine nowadays, below the Sydney Harbour Bridge, going past Circular Harbour on the

Parramatta River out to the Tasman Sea.

As soon as we were on the sea the sails were raised and there we went with a nice wind of 5 Knots

on a beautiful day. We sailed on the sea for about four hours, a 15 NM out of the coast, at one poinr

together with a school of dolphins swimming around the “James Craig”.

Page 15: Batavia en terug

141

With the “James Craig” on the Parramatta River out of Sydney to the Tasman Sea

The most special moment for me was when I was at the wheel

for a while. To be on a ship like this, at sail, on the sea and then

to be at the wheel ! I did not have the feeling of being the

captain of the ship, not of being in the 19th-century. I don’t know

what I felt, I can’t describe it. It was just a wonderful moment

and very special experience to stand there at the back of the ship

at the wheel and to see it going with all the sails in the wind.

I was very privileged not only to be alowed to hold the wheel

(nobody else was after I had been on it), but I was shown around

all over the ship also in areas where nobody else was allowed to

go. So much so that some of the crew got jealous when they

heard I had been on the lower deck and in the engine room.

Page 16: Batavia en terug

142

Page 17: Batavia en terug

143

It was also very

impressive to

experience how a

tack is made with a square rigged ship

like this. I’d never

thought of it before other than it could

bot be easy.

However they managed it the

fitst time and they

were rather proud

of it! Nice to see how those

volunteers did it all

together and how they enjoyed doing

it.

This composition

shows some views

inside the ship, where the captain

was willing to pose

for me in his cabin

and with his bathroom and

bedroom right top.

The middle deck was made during

renovation of the

ship, originally it was not there

because the “James

Craig” used to be a

cargo ship. The lower deck was

filled with ballast,

consisting of concrete blocks.

Page 18: Batavia en terug

144

Back to Sydney

This last composition is from pictures returning to the river and shows the crew on the rigs getting

the sails in before we were back on the river and sailing towards (without sails) Darling Harbour

again to wharf 7 in front of the Maritime Museum.

During my stay in Australia I was with Axel and Wendy (a former Klinkhamer) first, at their place

in St. Ives north from Sydney, where I met their daughters Stephanie and Karen. Karen is married

with Duncan and they came with their 6 months young Leela to the Bbq on 21Feb’10, where

Wendy’s brother Jan-Paul came aswell with his wife Debbie and their daughter Zoë. Their oldest

daughter Ada was working at that time, but did also come along at the end.

Next day I went by train to Wollongong for two days to visit Piet and Nettie, friends with whom I

played volleybal in Delft when we where studying there and on Thursday I flew to Melbourne to

visit Katelijne and family, another former Klinkhamer. From Sunshine, where I met her daughter

Jenneke and son Hylke with his girlfriend Nerie first, we went to her oldest daughter Ynte, who is

living since half a year in the bush around Lancefield with Marty. From Lancefield we went to

Alexandra where Wytze is building his boat and from there on through the area which was burned

Page 19: Batavia en terug

145

completely the year before, back to Melbourne where we were cycling along the coast during our

last day together.

Sydney area Melbourne area

After flying back to Sydney again, first I had a nice dinner with Axel and Wendy in Circular Bay

and next day I have been to Penrith, to meet my son Robert where he is training every year in

February. Afterwards we went to Sydney together, had dinner in Circular Bay aswell, visited the

Zoo next morning and strolled through the Botanical Garden before he left for Penrith again. The

day after I left to Auckland, New Zealand.

Penrith Whitewater Park Robert at Circular Bay

P.S. Jacob Bouten did not go to Sydney after he came in Hong Kong on his second voyage around

the world. I am glad that I did it nevertheless (via Taiwan).

Page 20: Batavia en terug

146

Page 21: Batavia en terug

147

Batavia

1e Wereldreis

Nadat Jacob Bouten met de “Jan van Hoorn” San Francisco levend had kunnen verlaten, was hij

van plan om de Sandwich-eilanden aan te doen om verse proviand in te slaan. Over dit vervolg

van zijn reis vanaf San Francisco schrijft hij in zijn levensverhaal:

Het gelukte ons echter niet die eilanden aan te doen, daar de wind tegen was en omdat

wij er niet voor wilden ophouden, zeilden wij tussen de keerkringen verder met

bestemming naar Batavia.

De reis was niet zeer voorspoedig, daar wij ten noorden van Nieuw Guinea last van

stilte en tegenstroom hadden, terwijl door de erge warmte bij de meeste der equipage

zich scheurbuik begon voor te doen, zodat binnen enkele dagen er vijf buiten dienst

waren. Eindelijk na een reis van 62 dagen waren wij op de hoogte bij Makassar en

daar ik het nodig vond om doktershulp in te roepen, deed ik Makassar aan (in het zuiden

op het eiland Sulawesi van nu).

Wij bleven hier vijf dagen, voorzagen ons goed van verversingen, die de equipage

spoedig deed opknappen.

De geneeskundige hulp, verversingen (voor f. 222,13 kan je nu in Indonesië nog steeds heel veel krijgen) en drie varkens. Daar moet je wel van aansterken.

Daarna vertrokken wij weder en kwamen na vijf dagen in Batavia.

Hier vond ik de brieven van de rederij om een gedeelte lading in te kopen, maar de

prijzen waren te hoog en nam daarom een lading suiker en rijst voor Rotterdam in,

waarmede ik de 16 Aug. 1850 vertrok.

NRC 23 september 1850, * Zeetijdingen, Aangekomen, Batavia, 4 Julij. Jan van Hoorn, Bouten, v.San Francisco. * Batavia, 24 juli. Scheepsvrachten. De volgende bevrachtingen hebben in deze maand plaats gevonden, als van Nederlandse schepen . . . . de JAN VAN HOORN tot f 80 voor suiker en f 75 voor rijst grotendeels bevracht, .. .

Aankomst in Batavia op 4 jul 1850i,waar

opnieuw flink proviand werd ingeslagen en de

dokter (op het wachtschip) bezocht werd. Op

18 augustus vertrok de “Jan van Hoorn” naar

Rotterdam, met 2240 pic.Suiker, 7381 pic.Rijst,

120 pic.Rotting, 50 legg.Arak, 700st Huiden, 86

Page 22: Batavia en terug

148

pic.Peper en 100 pic.Cassia particuliere uitvoer [NRC 21-10-1850, Zeetijdingen resp

Handelsberigten].

NRC 21-10-1850, Zeetijdingen Vertrokken: Batavia 18 Aug. Jan van Hoorn, Bouten, n. Rotterdam

Na vertrek uit Batavia fourageerden ze onder Anjer nogmaals , waarna zij de Cocos-eilanden

aandeden om een lek bij het roer te repareren. Begin December voeren zij op de Noordzee in

dichte mist tegen een ander schip aan en nadat beide schepen hun reis weer konden vervolgen

raakten zij een dag later op de Banjaard aan de grond.

Over zijn vertek uit Batavia en dit onvoorspoedig einde van zijn 1e reis ronde de wereld, schrijft

Jacob Bouten in zijn levensverhaal:

In zee komende bemerkten wij dat er een lek in het schip ontstaan was, daar er meer

water bij de pomp kwam. Wij stelden dadelijk een onderzoek in en vonden bij het roer

het water instromen. Daar wij dit in zee niet verhelpen konden en ook niet naar

Batavia terug konden, besloot ik de Cocos-eilanden aan te doen om daar te trachten het

te stoppen. Dat gelukte ons en na ons alles goed voorzien te hebben, vervolgden wij

onze reis.

In het begin van December kwamen wij in de Noordzee, waar wij alle dagen dik van

mist hadden, zodat er geen mogelijkheid van observaties bestond en wij op het laatst

op geen mijlen meer wisten, waar wij waren.

Een der nachten liepen wij tegen een ander schip aan, waarbij wij de kluiverboom

verloren en een tijd lang tegen elkaar vast bleven zitten. Het volk daarvan was reeds

overgesprongen, menende dat hun schip reeds zonk en daar het zeer donker was,

konden wij de manschappen niet van elkaar onderscheiden. . . . Bij onderzoek

merkte ik echter al spoedig dat er geen sprake kon zijn van zinken en daar niemand

van hun op hun schip wilde, zond ik mijn stuurman en twee man om onderzoek te doen

en daarna ook de kapitein. Toen bleek dat er geen water in het schip gekomen was, en

zij de reis goed konden vervolgen, trachtten wij van elkaar los te komen en , na beloofd

te hebben enige tijd bij hun te zullen blijven, raakten wij elkaar toch spoedig door de

duisternis kwijt.

Het bleef steeds dik van mist, zelfs zo dat men geen scheepslengte kon zien. Alleen het

dieplood, dat gestadig gebruikt werd, gaf ons aanwijzing wanneer wij te dicht bij de

banken kwamen.

De nacht na de aanvaring meenden wij, dat de bovenlucht iets dunner werd, en dat er

mogelijkheid zou zijn, dat wij de vuren van het land zouden zien, waarop wij het

waagden naar de kust te varen en goed op de diepte te letten. Toen wij echter op vijf

vadem diepte nog niets zagen, gaf ik order om terug te gaan en rond te draaien. Dit

ging echter niet vlug daar wij geen voorzeilen hadden, door het breken van de

kluiverboom en toen wij rondgedraaid waren en met de kop van het schip van de kust

aflagen, voelden wij ineens een schok en was het schip aan de grond.

Gelukkig was er door de lichte koelte weinig zee, zodat het schip niet te zwaar stootte,

doch wij gingen niet meer vooruit en bleven zitten. De loods, die wij in het Kanaal aan

boord hadden gekregen, verklaarde zeker te weten, dat na de stijl oplopende grond, wij

op de Stijle punt van de Banjaard zaten, en, daar het juist hoog water was, wij er niet

dadelijk af zouden komen.

Ons eerste werk was dus te trachten het schip te lichten en maakten dadelijk begin met

suiker en rijst over boord te werpen, terwijl om de minuut een kanonschot gelost werd

Page 23: Batavia en terug

149

om assistentie. Met de middag hadden wij 70 kanasters suiker en omstreeks 300 balen

rijst over boord geworpen, toen de reddingkotter bij ons kwam en vroeg, waarmede hij

ons kon helpen. Wij verlangden van hem dat hij een zwaar anker voor ons uit zoude

brengen, waarmee wij het schip met hoog water op zoude kunnen winden. Dit

weigerde hij eerst, verklarende dat dit niets zou helpen daar het schip op de stijle punt

van de Banjaard zat, en daar nog nooit een schip was afgekomen. Hij raadde ons aan

zoo spoedig mogelijk bij hem over te komen en het schip te verlaten.

Wij zagen echter dat gevaar er niet in en vorderden van hem het anker uit te brengen.

Dit gelukte eindelijk na heel veel moeite. Daarop werd de ketting zoo stijf mogelijk

gedraaid, en toen ’s avonds het water zijn hoogte kreeg en het schip weer beweging

begon te maken, werd er met alle macht aan de ketting gewonden, en bespeurde men

spoedig dat het schip begon vooruit te gaan en na een klein half uur van de grond vrij

was. Een oorverdovend hoera ging op door de Equipage en de 22 gepasporteerde

militairen die aan boord waren.

De volgende alinea in zijn levensverhaal beschrijft hoe hij zich toen voelde; hij schrijft dat hij het

bijna niet durft te beschrijven. Ik kan me inmiddels echter voorstellen hoe het voor hem geweest

moet zijn: aan het eind van zo een reis, voor het eerst de wereld rond naar oorden toen nog zo

nieuw en onbekend, als kapitein van 35 jaar oud dat gedaan te hebben en dan na alle

beleveningen van vooral Kaap Hoorn en San Francisco, maar ook Valparaiso en Chiloé, aan het

eind terugkomende van Batavia, om dan op de Banjaard aan de grond te geraken en daar je schip

bijna te verliezen!

Hoe ik mij op dat oogenblik voelde durf ik bijna niet neer te schrijven, doch het

vreemde dat mij overkwam was, dat ik op dat oogenblik geen woord uit kon brengen

en huilde als een kind. Gelukkig was het donker, en zag het niemand, anders had ik mij

van het dek moeten verwijderen. Ik veronderstel dat het kwam door de te groote

inspanning waarin ik gedurende de tijd van aan de grond zitten geweest was. Het

duurde niet lang en wij stelden nu koers naar Brouwershaven, waar wij de volgende

dag aankwamen.

Vervolgens voeren wij naar Rotterdam, waar de lading gelost werd, en daarna naar

Dordrecht om de geleden schade te herstellen. Op de reis naar Dordt werd ik vergezeld

door mijn zuster Jeltina en Marie en Miebeth Pos, zusters mijner overleden vrouw die

bij mijn moeder te Rotterdam gelogeerd waren. Wij gingen door de Oude Maas en

daar wij een onbekwame loods aan boord hadden, kwamen wij aan de grond, waar

wij de nacht bleven zitten. De meisjes richtten hun slaapplaats in een der hutten op en

meenden daar die nacht gerust te kunnen slapen, doch zoodra het licht uit was en het

stil werd, kregen zij een druk bezoek van ratten die om en over hen heen sprongen. Dit

gaf een gegil en geschreeuw van belang, en het gevolg was dat er de gehele nacht niets

geslapen werd.

Over de aankomst van deze reis in Holland is in het Algemeen Handelsblad van allereerst 16

december 1850 te vinden:

Binnengekomen, Bij Bezevier, 7 Dec.; Bouten, Jan van Hoorn, Bat. n.Rott.

Scheepstijdingen. Brouwershaven, 13 Dec. Het schip Jan van Hoorn, Bouten, van Bat. n. Rott., alhier binnen, heeft op de Banjaard aan den grond gezeten, doch is met adsistentie van de redding-schokker weder in vlot water gebragt.

Binnengekomen, BROUWERSHAVEN, 13 Dec., Jan van Hoorn, Batavia n.Rott.

Page 24: Batavia en terug

150

In verschillende dagbladen wordt er vervolgens ook melding gemaakt van de problemen die zich

op de Banjaard hebben afgespeeld, waarbij een aantal zeer uitgebreid door schipper Braam van

de schokker 2, zoals in de NRC van 17 december en het AH van 18 december.

NRC 17 december 1850 Rotterdam, 16 december. Het volgende extract uit het joumaal van schipper M. Braam, voerende de schokker No.2 van de Zuid-Hollandsche Maatschappij tot het Redden van Schipbreukelingen, hiet ter stede gevestigd, wordt ons toegezonden. "12 december. Het weder sedert enige dagen mistig en daar zulks hoogst gevaarlijk is voor binnenkomende schepen om aan de grond te komen op de buitenbanken, was ik steeds kruisende. Heden morgen ten 7 ure bij de 4e ton ten anker liggende, zowel als de schokker No. 1 en de loodsboot, hoorde ik een schot en ging dadelijk onder zeil, de wind zuid-zuid-west, zoals ook de andere vaartuigen, maar verloren die spoedig uit het gezicht. Bij de uiterste ton komende, hoorde ik het schieten duidelijk, waardoor ik vermoedde een schip in die richting van de steile punt van de Banjaard aan de grond zat. Ik stuurde derwaarts. Ten 12 ure ontdekte ik het schip JAN VAN HOORN aldaar zittende. Wij liepen achterom en kwamen kort bij ten anker en begaf mij met de sloep aan boord om met de gezagvoerder te raadplegen. Het schip zat met de kop om de west, op elf voet water en was reeds twee voeten in het zand geweld. Reeds waren er van de lading 80 balen rijst, 60 balen peper en vier kranjangs suiker, alsmede de watervaten, over boord geworpen. Het volk was af, het lichten gestaakt en de hoop van het schip te redden bij de kapitein en de kanaalloods opgegeven. Ik maakte hun bekend alwaar het schip zat en beschouwde de enige middelen om het te redden zo doenlijk een zwaar anker en ketting uit te brengen, hetgeen dadelijk geschiedde, maar onder veel moeite en gevaar, waarbij de schokker zwaar tegen het schip stootte en nog al veel schade bekwam. Voorts kwamen wij overeen, indien het schip niet vlot kwam, ik met de schokker er bij zou blijven om de equipage te redden. Intussen was het donker geworden. Vele van de equipage waren ziek en de overigen waren bezig met af te hieven, daar er niet verder met vrucht gelicht kon worden, aangezien de lichte goederen, zoals de kaneel en peper, boven in de lading waren. Om zeven uur begon het schip zwaar te werken en om acht uur was het vlot en zeilde wederom naar zee, zodat de genomen maatregel met een gelukkig gevolg is bekroond, terwijl tot ons aller verwondering het schip dicht is gebleven. Het schip zat op de steile punt van de Banjaard, op dezelfde plaats alwaar de TWEE ZEEUWEN en de

NEERLANDS KONINGIN zijn gebleven, terwijl de JAN VAN HOORN de eerste Oost-Indievaarder is, die van die steile en gevaarlijke punt is gered."

In het AH van 24-12-1850 wordt bij de Carga-

lijsten melding gemaakt van de lading die met

de “Jan van Hoorn” vanuit Batavia voor welke

handelshuizen werd aangebracht. Mogelijk dat

Page 25: Batavia en terug

151

hieruit af te leiden is hoeveel lading overboord gezet werd op de Banjaard?

Opmerkelijk is dat er relatief veel handelsberichten in diverse dagbladen verschijnen met

betrekking tot diverse goederen die met de “Jan van Hoorn” werden aangevoerd, hetgeen alles te

maken zal hebben met dat het een particuliere lading was.

NRC 06-01-1851, Handelsberigten, Rotterdam, 4 Januarij.

SUIKER Ruwe De verkoopen hebben bestaan uit 929 kann. en kranj. Java Suiker, aangevoerd per Batavier, en 137 dito, per Jan van Hoorn. In den stand der markt is geene verandering mede te deelen.

RIJST. Buiten de reeds gemelde afdoening in het begin dezer week van 3215 balen knap blank en grof Java, per Jan van Hoorn, tot f8, zijn geene omzettingen in de eerste hand bekend geworden. In de tweede hand was de omgang weder zeer beperkt. De prijzen hebben geene verandering ondergaan.

AH 06-01-1851, Handelsberigten, Dordrecht, 3 Jan. Heden zijn alhier 765 b.ord.blanke Java Rijst

aangebragt per het schip Jan van Hoorn, á f8 afgedaan, om te Rotterdam van boord te ontvangen.

AH 11-01-1851, Advertentie, verkoop 64 balen Peper door makelaars . . . . te Rotterdam,

aangebragt door het schip Jan van Hoorn. Idem NRC 14-01-1851

Reis om de wereld door kapitein Jacob Bouten met de “Jan van Hoorn”

Na zijn terugkomst in Holland op 16 december-1850, blijft Jacob Bouten (na een reis van bijna 1,5

jaar) gedurende de winter bij zijn moeder in Rotterdam, waar ook de zusters Pos geruime tijd

bleven logeren.

“Bij het vertrek van de meisjes naar Amsterdam, merkte ik dat Marie een blijvende indruk op mij had gemaakt, en dacht daarbij dat zij een goede gezellin voor mij zoude zijn. Toen ik merkte dat mijn oude moeder er ook zoo over dacht, vroeg ik aan Marie of zij de mijne wilde worden. Zij had daar niets tegen, doch wilde eerst haar oude lui daar over raadplegen. Marie had toen de leeftijd van 18 jaaren, en dat vonden de oude lui nog wat jong, doch hadden zij er verder niets tegen.”

Page 26: Batavia en terug

152

2e Wereldreis

Na vanuit San Francisco in Hong Kong te zijn aangekomen en daar met lading en 61 Chinezen als

passagiers vertrokken te zijn, kwam hij zonder moeilijkheden in Batavia aan, zoals ik reeds eerder

uit zijn levensverhaal aanhaalde. In Batavia ‘nam hij een lading koffij en suiker in’, waarmee hij

naar Holland vertrok.

NRC 29-09-1853, Zeetijdingen, Aangekomen: Batavia 17 Julij, Jan van Hoorn, Bouten, v.China.

Zijn ‘Brieven van aankomst’ vertellen meer over de geruime tijd dat hij vervolgens op Java

verbleef alvorens naar Holland terug te keren, omdat zijn vracht niet geregeld bleek in

tegenstelling tot hetgeen hij verwacht had. Ook in diverse berichten in Nederlandse dagbladen is

het eea te lezen over de slechte vrachten.

Batavia 25 Julij 1853 Den W Edele Heer

Mr. P. Blussé v.O.A.

Na eene Reize van 43 dagen kwam ik den 17 dezer ter reede Batavia aan welke reis niet zeer

voorspoedig door de aanhoudende flauwe winden en stiltens geweest is. Alles is evenwel ook goed

gegaan en zullen ook ongetwijfeld een goede drooge lading lossen hetgeen zeer veel aan de inspectie voor een volgende vracht afdoet.

Gisteren heb ik eerst de Chineezen kunnen lossen en maak nu een begin in het ruim hetgeen wel

zeer vlug voort zal gaan, en spoedig deze lading gelost zijn16

. Ik zie echter dat ik nog in mei niet bevracht ben hetgeen nu dog zeker in Junij zal zijn. Misschien

dat het er ook niets aan afdoet daar er hier in het geheel geen schepen voor de Factorij zijn, zullen

mij doch nemen zoodra ik gereed tot laden ben. Van de Equipage zijn er twee afgegaan die naar Sidnij wilden, de andere twee zijn nog aan boord

en aangemonsterd zoals de huuren op het oogenblik zijn f.40 p.m. Zeven zoude ik er nog tot

completering bij moeten hebben, waar zij vandaan moeten komen weet ik nog niet. De kok

P.v.Gijn legt in het Hospitaal.

JB

Afmonstering 4 man 2½ md á f50 & f200 aanm f. 300,-

Batavia 7 Aug. Den W Ed Heer

Mr. P. Blusse v.O.A.

Met de grootste verwondering verneem ik, dat de Jan v Hoorn ook bij de bevrachting van junij

niet is opgenomen. Ik heb niet aan de bevrachting kunnen twijfelen, daar ik zie dat schepen die met en na mijn zijn binnengekomen, reeds door hun aangenomen zijn.

Nu echter zoude ik moeten denken dat ik door het onzekere van de reis niet aangeboden ben. Had

ik hier zekerheid van dan zoude ik naar een particuliere vracht omzien, hoewel dezelve merkelijk

lager staan dan voor een paar maanden geboden werd aan f. 90 p.last rijst naar Rotterdam. Misschien dat er wel een tusschenreis naar Singapoor of Bankok te bekomen zijn, doch daar heb ik

minder zin aan door dat ik zeker weet te moeten kaperen bij mijne terugkomst, en misschien zoude

er dan meer aan te doen komen.

16 Over deze vracht is in het grootboek niets terug te vinden?

Page 27: Batavia en terug

153

In overleg met den Heer Weimaar hebben wij gedacht het beste te zijn de volgende mail nog af te

wachten waarmeede ik antwoord op mijn schrijven van Hongkong en Macao kan bekomen. Misschien dat UEdele een gedeelte voor eigene rekening wilde beladen.

JB

NRC 16-10-1853, Handelsberigten, Batavia 23 Augustus.

Omtrent vrachten hebben wij het volgende mede te deelen: De Jan van Hoorn (Ned.) heeft geen charter willen aannemen voor na aankomst der laatste mail; thans is reeds geboden f90 z/m voor eene lading Rijst op Indramayoe in te nemen.

Batavia 28 August.

Den WEHeer Den Heer Mr. P. Blussé v. O.A.

Dordrecht

Den 20

ste dezer had ik het genoegen UEdele geachte Letteren van den 5 julij te mogen ontv.

waarin ik zie, dat ik op geene charterpartij van de Maatschappij te wachten heb. Ook hier kunnen

zij mij op ’t oogenblik niet gebruiken, daar er in dien tusschentijd verschillende schepen van Sidnij in N.Holland aangekomen zijn, die reeds gecharterd waren. Wij hebben dadelijk een circulaire

rondgezonden, doch door de ophand zijnde vertrek der Post heeft niemand tijd om te spreken. De

vrachten staan evenwel beter dan voor 14 dagen daar ik wel geloof f.100 voor de suiker te kunnen

bedingen. Met de Equipage gaat het niet voordeelig met

de gezondheid. 3 zijn er in het Hospitaal, en

ook de aan boord geblevene hebben de meesten koorts.

De Huren der matrozen zijn hier nog van 4 tot

5£ p. maand naar Europa en Javanen zijn er in het geheel niet.

JB

NRC 29-10-1853, * Zeetijdingen, Vertrokken: Batavia 31 Aug. Jan van Hoorn, Bouten, n.Samarang.

Page 28: Batavia en terug

154

* Handelsberigten, Batavia, 7 September. Scheepsvrachten. Hierover valt weinig te zeggen, alleen werden genomen de Ned. Schepen Jan van Hoorn á f100 voor Suiker en f85 voor Tabak

NRC 14-11-1853, Zeetijdingen, Aangekomen: Samarang 9 Sept. Jan van Hoorn, Bouten, v.Batavia.

Samarang 19 Sept 1853 Den WEdelen Heer

Mr. P. Blussé v.O.A. te Dordrecht

Bij dezen heb ik de Eer UEdele te kunnen meede deelen alhier in lading te leggen voor Rotterdam, waarmede ik denk in het laatst dezer maand gereed te zijn.

De vracht welke mij door de Heeren Kopersmit bezorgd is bestaat in Suiker, Arak, Tabak, Indigo

& Huiden, waarvoor betaald zal worden Suiker f.100, Arak f.130, Indigo f 120 en Huiden f 110 en

Tabak á 650 v.p.L. f 85 het laatste in Am. te leveren alles volgens Maatschappij tarief. Bij de volgende mail zal ik UEdele het nadere kunnen melden met mijn rekening.

JB

AH 30-11-1853, Uitgezeild. SAMARANG, 24 Sept. Jan van Hoorn, Bouten, Rott.

Batavia 28 Sept.

Den WEdelen Heer Den Heer Mr. P. Blussé v.O.A.

te Dordrecht

Den 24 van Samarang vertrokken zijnde ben ik hier gisteren aangekomen om met Kopersmit af

te rekenen en het noodige voor de reis in te nemen.

Het schip heb ik geheel volgekregen te Samarang en legt niet diep, hetgeen gelegenheid zal geven om Helvoet in te kunnen zeilen. De vracht welke zal bedragen omstr. de f. 34000 valt voor een

particuliere niet tegen.

Tot completering mijner Equipage heb ik er zes Javanen te Samarang bij genomen tegen f. 30 per

maand. Morgen hoop ik mijn reis aan te nemen.

Verblijve met de meeste Acht

UE Dienaar JB

Over de ingenomen lading is uiteindelijk in o.a. de NRC van 16 december 1853 bij de

handelsberichten te lezen:

Batavia, 24 October. Uitvoeren voor Particuliere Rekening gedurende deze maand zijn: Naar NEDERLAND: per Jan van Hoorn: 5002 pic. Suiker, 2300 stuks Huiden, 25 pic. Rotting, 30537 ?? Indigo, 123907 pic. Tabak, 60 pic. Lange Peper.

Page 29: Batavia en terug

155

Het vertrek uit Batavia zal na meer dan twee maanden op Java op 29 september uit Batavia

geweest zijn. De terugkomst in Holland was minder rampzalig dan van zijn eerste reis rond de

wereld, maar toch waren er ook nu de nodige problemen voordat de “Jan van Hoorn” veilig in de

thuishaven terug kon keren.

NRC 15-01-1854,

* Zeetijdingen: Hellevoetsluis 14 Jan. Gisteren na posttijd arriveerden Gouverneur Elsevier, J. Kuyt, v.Porto Plata, - Kleine Carl, C.D. Hilchart, v.Reval, - Soebloemsten, P. Hansen, v.Neyborg – Jan van Hoorn, J. Bouten, v.Batavia. Laatsgenoemde is achter de kwak van den grond gesleept door de sleepboot Brouwershaven; alle schepen zijn alhier in de haven gekomen, behalve de Jan van Hoorn welke op de reede ten anker ligt. * Scheepstijdingen: Hellevoetsluis 14 Jan. Het Holl. schip hetwelk, als gisteren gemeld op het Pampus aan den grond zat, is gebleken te zijn de te Dordrecht te huis behoorende bark Jan van Hoorn, kapt. J. Bouten, van Batavia n Dordt bestemd; hetzelve zat aan den Noordwal aan deze zijde Pampus buiten het schaar. Terstond bij de.aankomst der stoomboot Brouwershaven, ( 1 uur 55 min. namiddag) werd alles aangewend om het schip af te brengen, doch met dat Gety vruchteloos. Op het volgende tij werd nu gewacht, en onder aanwending van alle mogelijke- kracht door de Brouwershaven en verdere gepaste middelen, mogt het gelukken ten 2 uur 30' des nachts, het schip er af te sleepen en ten 3 uur 15' op dezen reede ten anker te brengen.

Kennelijk had een dergelijk gebeuren niet meer zoveel indruk op Jacob Bouten gemaakt dat hij er

in zijn levensverhaal over schreef. Voor hem belangrijker was waarschijnlijk dat hij zijn vrouw in

Dordrecht aantrof in plaats van als verwacht naar Amsterdam te moeten en het slechte nieuws

dat hun zoon Adriaan 10 dagen eerder overleden was.

Wij troffen bij ons aankomen een strenge winter, alle rivieren waren vol ijs en de

havens dicht gevroren. Met zeel veel moeite haalden wij de kanaalhaven van Helvoet

waar wij een veilige ligplaats vonden. Hier vond ik de brieven van de Heeren Blussé en

van mijne vrouw. De Heeren Blussé schreven mij, dat al de wateren toe gevroren

waren, het schip maar goed te verzorgen, en dan naar Dordt over te komen. Dat was

een buitenkansje en voor mij een aansporing om zo gauw alles te regelen, dien dag nog

mij te kennen en misschien nog naar Amsterdam te gaan, waar ik meende dat mijn

vrouw nog woonde.

Ten 4en ’s-middags zat ik reeds tusschen de wielen naar ’s-Gravendeel, kwam daar met

veel moeite over de kil en liep toen naar Dordt waar ik ten 10en aan kwam. Mijn eerste

gang was naar het Kantoor, doch vond ik reeds gesloten, en daarna naar de Kalkhaven

bij den Heer P. Blussé die ik thuis vond.

Hij nodigde mij bij de warme haard en schonk mij een warm glas grok, waarop ik hem

veel over de reis te vertellen had. Later vroeg hij mij of ik niet naar huis verlangde, en

daar ik daar graag op zeide en verzocht morgen naar Amsterdam te gaan, vroeg hij

mij of ik dan niet wist dat mijne vrouw in Dordt woonde. Door de drukke bezigheden in

Helvoet om alle scheepszaken in orde te hebben dien dag noch weg te kunnen gaan,

had ik van de brieven van mijne vrouw slechts de laatste gelezen, te weten of alles wel

was, en niet gezien uit welke plaats deze geschreven was. Ik spoedde mij dus vlug naar

hun en vond ze noch wakende, hoewel ze niet van mijn komst wisten.

Hoewel mijn vrouw natuurlijk zeer verheugd was over mijne komst, was zij nog

treurig gestemd over het verlies van het eerste kind dat voor eenige dagen overleden

was. Hare zuster Peetje was met haar van Amst gekomen en bij hare gelogeerd”.

Page 30: Batavia en terug

156

De eerste serie brieven van aankomst welke in het voorgaande staan gegeven, betreffen de

laatste reis van Jacob Bouten met de “Jan van Hoorn. Van zijn eerdere reizen zijn zijn brieven van

aankomst niet bewaard gebleven.

Nadat hij na 1,5 jaar van zijn laatste reis met de “Jan van Hoorn” terugkwam in Holland, bleef

Jacob Bouten ruim een jaar aan wal in verband met de bouw van een clipper naar Amerikaans

model, waarvoor hij door de reders Blussé gevraagd werd het toezicht op de bouw te houden.

Met deze “Kosmopoliet” zeilt hij vanaf april 1855 tot en met 1862 negen maal naar Batavia en

breekt hij tweemaal het record van Holland naar Batavia.

De “Jan van Hoorn”, 292 last, werd in 1841-1842 als bark gebouwd door de werf Corn. Gips & Zn

voor reder A. Blussé, beide te Dordrecht. Tewaterlating 19-06-1841, bijlbrief nr.110 dd 16-06-

1841 [SAD].

Jacob Bouten maakte van 1842-1854 negen reizen met de “Jan van Hoorn” voor rederij Blussé,

waarvan de eerste twee als stuurman onder kapitein J.A. Keeman. In 1854 werd het gezag op de

“Jan van Hoorn” overgenomen door kapitein M.J. Logger, die op zijn tweede reis in Batavia

overleed waarna de “Jan van Hoorn” terug naar Holland voer onder gezag van H. De Vos. Hierna

maakte de “Jan van Hoorn van 1857-1861 nog twee reizen naar Batavia, de eerste met kapitein B.

Mols en de tweede met C.M. Borghorst als kapitein.

In 1862 werd de “Jan van Hoorn” bij publieke verkoping in Schiedam voor f. 17.800 (plus

bijkomende opbrengsten) naar Pruisen (Duitsland) verkocht.

Page 31: Batavia en terug

157

Jakarta in salingsteps

I arrived in Jakarta-Indonesia (formerly Batavia in the Dutch Indies) during the first part of my trip

around the world, after a one-week stop-over in Singapore. November 28, 2009 I left Europe from

Antwerp, where I had worked for the past 20 years and where I moved to in 2007. I took the TGV

to London and thus I went beneath the channel where Jacob Bouten had sailed through many many

times.

My youngest son Freek and his girlfriend Nina came the evening before I left and we had a very

nice dinner in my favourite restaurant “Het verloren model” in Antwerp and the morning after they

brought me to the station in Antwerp. I flew with British Airways, on flight BA11 from LHR at

9:15 pm to SIN arriving at 5:45 pm, a flight of 12¾ hours.

The B747 (452 seats) was airborne at 10 pm, starting the 6.784 miles to Shangi Airport Singapore,

where we landed 6 pm (GMT +8) after a flight of 12 hours exactly, with a crew of 3 in the cockpit

and 14 for 324 passengers.

Boeing 747 British Airways, cockpit crew and my ‘cabin’

Page 32: Batavia en terug

158

The last part of my trip to Jakarta was a short one. I flew with Lufthansa, flightnumber LH778 at

6:10 pm from Singapore, on a B747 again arriving at 6:45 pm (GMT +7) in CGK in Jakarta.

“After a flightime of 13¼ hours, I arrived at Jakarta Soekamoi-Hatta International Airport

in former Batavia, after I left London-Heathrow Airport 6 days before”, I wrote in my weblog.

After getting through customs I had my first experience of being in Indonesia, to find a Tourist

Information office, an ATM and a taxi trough an enormous cowd, comparable to a ‘forest of

people’. Anyhow, a taxi brought me to my hotel ‘Batavia’ at the ‘Kali Besar’ in Jakarta, where I

had a midnight dinner.

Hotel Batavia through the ‘Chicken Market Bridge’ across the ‘Kali Besar’

I was right in the middle of ‘Old Batavia’, as I saw next morning when I started to explore the area.

First I went to the Pasar Ikan, the old fishmarket, and the Sunda Kelapa, the old harbor. It was kind

of a shock and even more so was the neighbouring area, if possible.

Tamman Fatahillah, the main square in the area was also very different to Singapore, as well as

everything else I visited on Saturday.

On Sunday I went to the Tamman Merdeka area, with the National Monument Monas , formerly

the ‘Koningsplein” area. The next day I went on a 5-day tour to “Ujung Kulon National Park” after

which and on my return to Jakarta I could look at Jakarta more objectively.

You can read about this and more in the next chapters about Jacob Bouten’s voyages between

Holland and Batavia, with the “Kosmopoliet” and “Kosmopoliet II”.

Page 33: Batavia en terug

159

Wat geschiedenis van Indonesië (tot 1870).

Indonesië heeft een bewogen geschiedenis, die minstens een half miljoen jaar geleden begonnen is met de Java-man. Het land staat voor ontdekking, onderdrukking en vrijheid. Nadat lange tijd de Hindoestaanse en later Islamitische rijken een groot deel van de archipel in handen hadden, waren het de Europeanen, en dan met name de Nederlanders die de verschillende eilanden in een houtgreep hielden, totdat de onafhankelijkheid werd bereikt. Prehistorie Tijdens het Pleistoceen was Indonesië nog verbonden met het huidige vasteland van Azië. In deze periode gingen grote delen van de aarde schuil onder ijsmassief. Door het smelten van de ijslagen ten noorden van Europa en Amerika steeg de zeespiegel, waardoor de eilanden ontstaan zijn. De eerste mensen zouden tijdens het Pleistoceen op aarde verschijnen. Dankzij de vondst van de fossiele resten van de Java-mens (Pithecanthropus erectus) in 1891 weten we nu wie de eerste bewoners van Indonesië waren. Meer dan 500.000 jaar geleden leefde deze mensachtige in het gebied dat nu Java heet. Oudheid De bewoners van de archipel mengden zich tussen 3000-500 v. Chr. met migranten afkomstig uit Azië en India. De eerste Indiase immigranten vestigden ze aan het begin van de Christelijke jaartelling op Java, Sumatra en Sulawesi. Zij kwamen voornamelijk uit Gujarat in Zuidoost India en introduceerden het Sanskriet, het Pallawageschrift en het Devanagari geschrift, die in latere periodes overgenomen werden in de Indonesische cultuur. Vroege handelsrelaties ontwikkelden zich tussen Zuidoost India en Indonesië en dat nam ook vorm in culturele en religieuze uitingen. De migranten bleven tot de zevende eeuw Indonesië instromen en zorgden ervoor dat het hindoeïsme zich vreedzaam verspreidde door het archipel. Vooral in Java ging die verspreiding geleidelijk door alle lagen van de samenleving. Op de andere eilanden bleef dit vrijwel beperkt tot de eliteklassen. Hindoeïstische Koninkrijken Tot de 15 eeuw bleef de Indonesische cultuur zich vermengen met het boeddhisme en het hindoeïsme. De Indiase gewoontes en gebruiken werden geïntroduceerd in onder andere het bestuurlijke systeem van de monarchie, de organisatie van het leger, literatuur, muziek en in mindere mate het kastensysteem. De Indiase heldendichten werden door middel van het schaduwspel van de wayangpoppen geïntroduceerd en verspreid over het land. Op Java, met name aan de kust, bloeiden rijke en machtige hindoe-Javaanse staten op. De kleine en meestal goedgeorganiseerde koninkrijkjes met een hoge beschaving ,werden bestuurd door inheemse Radjas die het hindoeïsme en later het boeddhisme aanhingen. De vorsten, edelen en dorpshoofden vormden de priyayi (elitaire) klasse en het volk betaalde belasting en was verplicht diensten te verlenen. De eerste Indiase boeddhisten arriveerden tussen 100 en 200 n. Chr. in Indonesië. Het boeddhistische koninkrijk Sriwijaya kwam sterk opzetten in het zuiden van Sumatra en groeide uit tot een handelsimperium dat Malakka en Sumatra en de scheepvaart van India naar China beheerste. Halverwege de 8e eeuw n. Chr. kwam in Centraal-Java een ander boeddhistisch koninkrijk op, Sailendra. Ook dit groeide uit tot een grote handel- en zeemacht en daarnaast zette Sailendra zich in op het gebied van kunst en cultuur. Het boeddhistische monument de Borobudur getuigt nog steeds van het hoge niveau dat zij nastreefden. Het hindoeïstische koninkrijk Mataram nam de macht over in Centraal-Java. Onder hun gezag werden de tempels op het Diengplateau en het hindoeïstische Prambanancomplex op de Prambananvlakte

Page 34: Batavia en terug

160

gebouwd. Tegen het einde van de 10e eeuw verplaatste het centrum van de macht zich van Centraal-Java naar Oost-Java en door een invasie van Sriwijaya kwam er een eind aan Mataram. Ook het Sriwijaya verzwakte en tegen het einde van de 13e eeuw werd dit overgenomen door Majapahit. Dit zou tot het begin van de 16 eeuw het laatste hindoeïstische rijk op Java zijn, die tegen de opkomende islam geen stand wist te houden. Islamitische Koninkrijken In de 13e eeuw bezochten islamitische handelaren uit Perzië en India de archipel en ontwikkelden handelsbetrekkingen met India en Perzië. Vooral in het kustgebied van Java verspreiden ze het islamitische geloof. De hinduradja van het koninkrijk Demak was in de 15 eeuw de eerste sultan in Java die zich bekeerde tot de islam. Gedurende de 15e en 16e eeuw maakten Indonesische heersers de islam tot de religie van het land. Vooral in gebieden waar het hindoeïsme het minste voet aan de grond had weten te zetten, had de islam het meeste succes. Ook Jakarta werd officieel door de Islamieten gesticht. Hoewel het daarvoor al de hoofdstad van het hindukoninkrijk Pajajaran was, Sunda Kelapa. In 1527 werd Sunda Kelapa veroverd door de islamitische generaal Falatehan van het sultanaat Demak en sindsdien heet de stad Jaya Karta wat ‘de stad van de overwinning’ betekent. Portugezen In 1511 veroverden de Portugezen Malakka en voeren vervolgens verder naar de Molukken, dat rijk aan specerijen was. De Portugezen hielden zich nauwelijks bezig met de verovering van gebieden en richten zich volledig op de handel en verspreiding van het christendom. Vooral in Minahasa en de Molukken waren zij zeer succesvol met de christelijke missie. Anders dan de Arabische, Indiase en Chinese handelaren schuwden de Portugezen geen geweld. Op gewelddadige wijze monopoliseerden zij de handel. Alle handel vanuit Azië naar Europa werd door Portugese schepen vervoerd en verkocht in Lissabon. Lissabon wist uit te groeien tot het centrum van de handel in peper en specerijen in zuid-Europa. Door hun gedrag werden de Portugezen echter gehaat en ontstond er veel vijandschap in Azië. De sultan van Aceh in Sumatra, de sultan van Demak in Java en de sultan van Ternate in de Molukken bundelden hun krachten samen om de Portugezen te verdrijven. In 1570 slagen de Portugezen er echter in om de sultan van Ternate te vermoorden in de hoop meer gunsten te kunnen krijgen van de opvolger. De opvolger van de sultan bestormde echter de Portugese forten in Ternate en wist ze uiteindelijk te verjagen. Later zou blijken dat dit het begin van het einde, van de superioriteit van de Portugezen, in Indonesië was. Alleen in Oost-Timor bleef hun macht standhouden. Een verdrag uit de 18e eeuw met Nederland benoemde dit deel van het eiland tot de Portugezen. En zij hebben deze regio pas in 1975 verlaten. V.O.C. Op 23 juni 1596 bereikten de eerste Nederlandse handelsschepen de haven van Banten. In 1602 besluiten de Nederlandse handelsondernemingen te fuseren en op te gaan in een grote handelsonderneming onder de naam Verenigde Oost-Indische Compagnie (V.O.C.). Om alle Europese concurrentie te kunnen verslaan werd in 1610 de functie van Gouverneur-Generaal ingesteld om alle zaken van de V.O.C. in Azië te behartigen. In 1619 werd Jan Pieterszoon Coen Gouverneur-Generaal. Hij verwoestte Jayakarta wat later omgedoopt werd tot Batavia en vestigde hier het hoofdkwartier van de V.O.C. Dankzij het beleid van Coen dat gepaard ging met veel geweld, wist Nederland halverwege de 17e eeuw uit te groeien tot het grootste handelsland in Europa. De handel tussen de verschillende eilanden, zoals tussen Malakka, Aceh, Mataram en Banten werd geleidelijk lam gelegd. Opstanden in Ambon, Celebes, Java en Banten werden bloedig neergeslagen.

Page 35: Batavia en terug

161

Indonesië werd gedwongen om een agrarisch land te worden, met als enige doel: producten verbouwen, die geschikt waren voor de verkoop op de Europese markten. De Nederlanders handhaafden zich door het toepassen van de verdeel- en heersstrategie en de loyale medewerking van het merendeel van de vorsten en edelen, die arbeidskracht en opbrengsten van de bevolking konden opeisen. Aan het einde van de achtiende eeuw nam de internationale macht van de V.O.C. steeds meer af, de Engelsen namen die positie steeds meer over. Corruptie en verkeerd management zorgden er uiteindelijk voor dat de V.O.C. in 1799 werd opgeheven. De Nederlandse regering wilde echter het grote politieke machtsgebied dat de V.O.C. geschapen had behouden. Nederland verklaarde op 31 december 1799 Indonesië officieel als kolonie. Onder Gouverneur-Generaal Daendels (1807-1810) begonnen de pogingen het bestuur op Java te centraliseren en de heerschappij van de feodale machthebbers in te perken. Daendels organiseerde bestuur en rechtspraak op een moderne manier en hij ruimde enkele misbruiken en wantoestanden uit de tijd van de V.O.C. op. Het oude systeem waarbij de boeren gedwongen werden bepaalde gewassen te verbouwen, bleef hij hanteren. Britten Toen Nederland werd bezet door Frankrijk tijdens de oorlogen van Napoleon viel Indonesië onder het gezag van de Britse Oost-Indische Compagnie (1811-1816). Sir Thomas Stanford Raffles werd Luitenant-Gouverneur-Generaal van Java en de andere kolonies. Raffles schafte het monopoliesysteem van de V.O.C. af en verving het door een liberaal economisch systeem waarbij de boeren ook voor zichzelf mochten verbouwen. De financiële lasten werden verlicht door het landrentestelsel waarin de boeren tweevijfde van de oogst moesten afstaan als ‘pacht’. Daarnaast verbood hij de slavenhandel en probeerde hij de macht van de feodale machthebbers in te perken. In 1812 verovert hij het keraton in Yogyakarta. Dit was de eerste keer dat een Europese macht daadwerkelijk het hof van een Javaanse koning had veroverd. Wat een grote vernedering was voor de Javaanse aristocratie. Dit betekende echter niet dat Raffles geen respect had voor de Javaanse cultuur, integendeel. Onder zijn gezag werden het boeddhistische monument de Borobudur en een aantal hindoetempels gerestaureerd. Zijn boekwerk 'The History Of Java' zou het eerste standaardwerk worden over de geschiedenis en cultuur van het eiland. In tegenstelling tot de Nederlanders beschouwde hij de Javanen niet als onverschillige luilakken maar als intelligente mensen. Een lichter koloniaal beleid zou het beste zijn om de Javaan met succes te ontwikkelen. Zijn ambitie was om van Java het centrum van een oosters eilandenrijk te maken en daarbij nauwe vriendschappelijke betrekkingen met de Javanen te onderhouden. De Britse regering had echter andere plannen met de archipel. En na de overwinning op Napoleon, werd Raffles vervangen door een minder controversieel persoon. Op 13 augustus 1814 werd een verdrag getekend tussen de Engelsen en de Nederlanders, waarbij werd bepaald dat alle kolonies die op 1803 in handen van Batavia waren moesten worden teruggegeven. Nederlanders Als de Nederlanders in 1816 na het Britse interregnum terugkeren, worden de koloniale teugels weer stevig aangetrokken. De traditionele leiders zagen in de machtswisseling echter een mogelijkheid om hun macht en onafhankelijkheid weer terug te krijgen. Door hun gewapende verzet tegen de tweede lichting Nederlanders werden zij de eerste nationalisten. De opstanden die op verschillende plaatsen in de archipel plaatsvonden, werden echter één voor één door de Nederlanders neergeslagen. Thomas Matulessy begon een opstand tegen de Nederlanders op de Molukken (1816-1818). Prins Diponegoro van Mataram leidde de Java-oorlog van 1825 tot 1830 waarbij ca. 15.000 Nederlanders en 250.000 Indonesiërs omkwamen. Tuanku Imam Bonjol leidde de 'padri'-oorlog tegen de Nederlanders in West-Sumatra, Teuku Umar leidde de Aceh-oorlog in Noord-Sumatra van 1873 tot 1903 en Sisingamangaraja, koning van de Batak, leidde de oorlog in 1907. De Nederlanders probeerden in 1908 Bali te bezetten maar stuitten daarbij op hevige tegenstand van Raja Udayana die de Bali-oorlog tegen de Nederlanders leidde.

Page 36: Batavia en terug

162

Er vonden ook opstanden plaats in Gowa op Zuid-Sulawesi en in Zuid-Kalimantan. De terugkeer van de Nederlanders ging dus niet zonder stoot of slag gemoeid. De Java-oorlog had vele mensenlevens geëist aan beide kanten, de macht en kracht van de Javaanse politieke elite was gebroken en de materiële schade was enorm. Daarnaast was de financiële situatie zeer slecht doordat de Nederlands staatbegroting leed onder de verliesposten van de West-Indische eilanden en de Afrikaanse bezittingen. De kolonie diende weer winstgevend te worden. Java moest getransformeerd worden tot exporteiland voor tropische landbouwproducten. Met de handelswinsten die hieruit zouden voortkomen, kon de Nederlandse staatskas weer worden gespekt. Het cultuurstelsel (1830-1870) zou het middel worden, om dit te bereiken. De Javaanse boeren moesten een bepaald deel van hun grond bebouwen met vooraf bepaalde exportgewassen. Als pacht voor de grond dienden de boeren een vijfde deel van hun oogst af te staan. Bij dit alles moest het inheemse bestuur een centrale rol krijgen, want de Javaanse oorlog had duidelijk gemaakt dat steun van de traditionele leiders onmisbaar was. Het cultuurstelsel werd financieel een groot succes. Toch won het inzicht dat de enorme winsten die naar Nederland vloeiden ten koste gingen van de inheemse bevolking meer terrein. Deze groeiende verontwaardiging over de vermeende uitbuiting van het Indische volk en de wens tot meer liberalisering zou leiden tot de afschaffing van het cultuurstelsel in 1870.

Page 37: Batavia en terug

163

Geschiedenis in perspectief:

1492, 12 Oktober. Christopher Columbus landt op de Bahama’s. en ontdekt het

Amerikaanse continent

- 1500 –

Honderd jaar later.

1596-97. Een vloot van vier Hollandse schepen slaagt er in om via de toen Portugese weg

om de Kaap, de Indonesische archipel te bereiken.

- 1600 -

1602. Oprichting van de Verenigde Oost-Indische Compagnie VOC.

1606. Ontdekking van Australië door Willem Jansz., kapitein van de Duyfken.

1609, September. Kapitein Henry Hudson (een Engelsman in dienst van de Oost Indische

Compagnie) vaart met het schip “Halve Maen” bij wat nu de haven van New York is, de

huidige Hudsonrivier op.

1616, 29 Januari. Jacob le Maire en kapitein Willem Cornelisz Schouten ontdekken met

het schip de “Eendracht” de zuidelijkste punt van Zuid-Amerika, die door hen Kaap

Hoorn genoemd wordt naar de geboorteplaats van Schouten.

1609-1621, twaalfjarig bestand in de tachtigjarige oorlog (1568-1648)

1667, Suriname wordt door Abraham Crijnssen veroverd op de Engelsen, die er bij de

Vrede van Breda van afzien om het land terug te eisen in ruil voor de Nederlandse kolonie

Nieuw-Amsterdam (New York).

- 1700 –

Driehonderd jaar later.

1788, 26 Januari. Kapitein Arthur Phillip hijst de Engelse vlag in Sydney, nadat hij daar

met 751 gevangenen en 252 mariniers met hun gezinnen aan land is gekomen. Deze groep

vormen de eerste kolonisten in Australië, nadat dat vanaf de landing van kapitein James

Cook met de “Endeavor” op 29 April 1770 tot Engels grondgebied verklaard werd.

1799. Faillisement van de VOC.

- 1800 -

1804-1815. Napoleontische oorlogen in Europa.

1810, 18 September. Begin van de onafhankelijkheidsoorlog van Chili met de

Spanjaarden. Afhankelijk van welke criteria er gehanteerd worden duurde deze oorlog tot

1821 toen de Spanjaarden van het vaste land verdreven waren of 1826 toen de laatste

Spanjaarden zich overgaven op het eiland Chiloë in het zuiden van Chili. Op 12 Februari

1818 verklaarde Chili zich officiëel onafhankelijk, hetgeen in 1840 door Spanje werd

erkend.

Page 38: Batavia en terug

164

1819. Sir Thomas Stanford Raffles (gouverneur in Batavia van 181?-1819 voor de

Engelsen) sticht Singapore.

1824. Oprichting van de Nederlandsche Handel-Maatschappij (NHM) door koning Willem

I, ter “bevordering van handel, scheepvaart, scheepsbouw, visserij, landbouw en het

fabriekswezen".

1830. Belgische Opstand.

1847. Yerba Buena wordt tijdens de Mexicaans-Amerikaanse oorlog (1845-1848) door de

Mexicanen overgedragen aan de Amerikanen en het dorp krijgt de naam San Francisco.

1869, 17 November. Opening van het Suezkanaal.

1883. Uitbarsting van de Krakatau vulkaan (tussen Sumatra en Java, Indonesië), de

grootste uitbarsting (400x sterker dan de atoombom op Hiroshima) sinds mensen heugenis.

- 1900 -

1914, opening van het Panamakanaal

1945, 17 Augustus. Onafhankelijkheidsverklaring van de Republiek van Indonesië door

Soekarno. Pas na jarenlange en bloedige strijd met twee grote Nederlandse militaire

(politionele) acties wordt deze op 27 December 1949 (onder druk van de VS) door

Nederland erkend.

1975, 25 November. Suriname verkrijgt haar onafhankelijk van Nederland na sinds 1954

een autonome status gehad te hebben.

Aardbevingen:

Chili

1906, 17 Augustus. Sterkte 8,2 met epicentrum bij Valparaiso

1960, 22 Mei. Sterkte 9,5 met epicentrum ten noordwesten van Temuco

2010, 27 Februari. Sterkte 8,8 met epicentrum ten noordwesten van Temuco

San Francisco

1906, 18 April. Sterkte 7,8 met epicentrum bij San Francisco

Java, Indonesië

2006, 26 Mei. Sterkte 6,3 met epicentrum 20 km ten zuidwesten van Yogyakarta

2006, 17 Juli. Sterkte 7,7 met epicentrum in zee, 230 km ten zuiden van Bandung. Deze

aardbeving veroorzaakte in Pangandaran een tsunami groter dan die van 2004

2007, 8 Augustus. Sterkte 7,5 met epicentrum in zee, 115 km ten noorden van Bandung

2009, 2 September. Sterkte 7,0 met epicentrum in zee, 100 km ten zuidwesten van

Bandung