biomechanische analyse van versnellend lopen … · berekend worden door snelheid af te leiden naar...

94
LITERATUURSTUDIE Opleiding Lichamelijke Opvoeding en Bewegingswetenschappen Academiejaar 2010-2011 BIOMECHANISCHE ANALYSE VAN VERSNELLEND LOPEN OVERGRONDS Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad Licentiaat in de Lichamelijke Opvoeding Door: Luc Van Opstal en Reiner Cremers Promotor: Prof. Dr. Dirk De Clercq Begeleider: Lic. Ine Van Caekenberghe

Upload: others

Post on 09-Jan-2020

2 views

Category:

Documents


0 download

TRANSCRIPT

Page 1: BIOMECHANISCHE ANALYSE VAN VERSNELLEND LOPEN … · berekend worden door snelheid af te leiden naar de tijd die nodig is om van v1 naar v2 te gaan. De versnelling zal positief zijn

LITERATUURSTUDIE

Opleiding Lichamelijke Opvoeding en Bewegingswetenschappen

Academiejaar 2010-2011

BIOMECHANISCHE ANALYSE VAN VERSNELLEND

LOPEN OVERGRONDS

Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad Licentiaat in de

Lichamelijke Opvoeding

Door: Luc Van Opstal en Reiner Cremers

Promotor: Prof. Dr. Dirk De Clercq

Begeleider: Lic. Ine Van Caekenberghe

Page 2: BIOMECHANISCHE ANALYSE VAN VERSNELLEND LOPEN … · berekend worden door snelheid af te leiden naar de tijd die nodig is om van v1 naar v2 te gaan. De versnelling zal positief zijn
Page 3: BIOMECHANISCHE ANALYSE VAN VERSNELLEND LOPEN … · berekend worden door snelheid af te leiden naar de tijd die nodig is om van v1 naar v2 te gaan. De versnelling zal positief zijn

Opleiding Lichamelijke Opvoeding en Bewegingswetenschappen

Academiejaar 2010-2011

BIOMECHANISCHE ANALYSE VAN VERSNELLEND

LOPEN OVERGRONDS

Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad Licentiaat in de

Lichamelijke Opvoeding

Door: Luc Van Opstal en Reiner Cremers

Promotor: Prof. Dr. Dirk De Clercq

Begeleider: Lic. Ine Van Caekenberghe

Page 4: BIOMECHANISCHE ANALYSE VAN VERSNELLEND LOPEN … · berekend worden door snelheid af te leiden naar de tijd die nodig is om van v1 naar v2 te gaan. De versnelling zal positief zijn

-deze masterproef mag worden gebruikt voor verder wetenschappelijk onderzoek-

Page 5: BIOMECHANISCHE ANALYSE VAN VERSNELLEND LOPEN … · berekend worden door snelheid af te leiden naar de tijd die nodig is om van v1 naar v2 te gaan. De versnelling zal positief zijn

DANKWOORD

De wondere wereld van biomechanica, vele deuren hebben wij ervan geopend, vele deuren

hebben wij er terug van gesloten, maar vooral aan vele deuren hebben wij onze kop gestoten.

Dagenlang hebben we doorgebracht achter schermen vol groene en rode bolletjes. En toen we

eindelijk van alle bolletjes af waren veranderden deze in nog lastigere cijfers, die op hun beurt

ook nog eens allemaal mochten verwerkt worden.

Het tot stand komen van deze scriptie is een werk geweest van vallen en opstaan. Er waren

momenten waar de data ons teveel werd, en momenten waar we dachten dat we heel de

wereld aankonden. Gelukkig hadden we altijd tijdig hulp en steun van onze vriendin en de

vele mensen rondom ons.

In bijzonder zouden wij graag onze begeleidster in de bloemen zetten. Zonder haar

begeleiding en hulp hadden we dit werk niet gerealiseerd. Zij stond altijd paraat en we konden

steeds op haar rekenen. We hadden het geluk dat we met elke vraag altijd terecht konden bij

haar, geen enkel probleem was haar teveel. Bij deze, Ine, dank u wel!

Prof Dr. Dirk De Clerq zouden we graag bedanken voor de interesse die hij bij ons heeft

opgewekt voor de biomechanica. Tevens willen we hem bedanken voor zijn opvolging in ons

proces. Telkens opnieuw wist hij ons in de juiste richting te sturen.

Ik, Luc Van Opstal, zou graag mijn thesispartner Reiner Cremers willen bedanken voor de

fijne samenwerking en de positieve werkdruk. Hiervoor dank!

En ik, Reiner Cremers, zou graag mijn thesispartner Luc Van Opstal willen bedanken voor de

fijne samenwerking en steeds vernieuwende aanpak. Hiervoor dank!

Page 6: BIOMECHANISCHE ANALYSE VAN VERSNELLEND LOPEN … · berekend worden door snelheid af te leiden naar de tijd die nodig is om van v1 naar v2 te gaan. De versnelling zal positief zijn

SAMENVATTING

Versnelling bij de mens is een veelvoorkomend onderdeel van locomotie. In tegenstelling tot

steady-state en sprint is er weinig onderzoek naar gebeurd. Het doel van deze studie was om

biomechanische inzichten te verwerven in versnellen tijdens lopen.

Versnelling wordt bepaald door de netto voorwaarts gerichte impuls van de

grondreactiekracht, bestaande uit de som van de negatieve en positieve impuls. Versnelling

kan worden gemanipuleerd door de negatieve impuls te doen afnemen en/of de positieve

impuls te doen toenemen.

Negen proefpersonen liepen met verschillende versnellingen over een loopweg. Tijdens deze

versnellingen werden grondreactiekrachten gemeten en 3D-kinematica opgenomen.

Uit de kinetica bleek dat de manier van versnellen afhankelijk was van de mate van

versnellen. Het overgangspunt tussen een submaximale en een meer maximale zone van

versnellen was waar de negatieve impuls zijn minst negatieve waarde bereikte. Bij het

submaximale deel verkleint de negatieve impuls in dezelfde mate als de positieve impuls

toenam. Bij het maximale deel was de verhoging van de positieve impuls volledig

verantwoordelijk voor de netto impuls. De drie strategieën om de negatieve en positieve

impuls te manipuleren waren: minimaliseren van maximale negatieve amplitude,

maximaliseren van maximale positieve amplitude en het temporeel aandeel van propulsiefase

vergroten.

In de kinematica was de onderverdeling submaximaal-maximaal niet zichtbaar. Vooral de

afstand tussen COM-COP bepaalde het verschil in versnelling. Op initieel contact ging de

afstand verkleinen bij hogere versnellingen, bij toe-off ging de afstand vergroten. Vooral het

flexeren van de heup, wat hier zorgde voor een voorwaarts gericht bovenlichaam, had een

invloed op deze afstand. Bij initieel contact zou de knie naarmate de versnelling meer flexeren

en was er geen verschil in enkelhoek. Bij toe-off zou knie- en enkelhoek constant blijven. Op

niveau van de voet was er een shift van hiellopen naar voorvoetlopen. Hoeksnelheden in

heup, knie en enkel wezen op een actieve voetplaatsing.

Page 7: BIOMECHANISCHE ANALYSE VAN VERSNELLEND LOPEN … · berekend worden door snelheid af te leiden naar de tijd die nodig is om van v1 naar v2 te gaan. De versnelling zal positief zijn

INHOUDSOPGAVE

DANKWOORD

SAMENVATTING

INHOUDSOPGAVE

DEEL 1: Literatuurstudie .................................................................................................................... 1

1. Inleiding....................................................................................................................................... 1

1.1. Relevantie van versnelling .................................................................................................. 1

1.2. Wat is versnelling? .............................................................................................................. 1

2. Theoretische aspecten .................................................................................................................. 2

2.1. Externe krachten .................................................................................................................. 2

2.2. Grondreactiekracht (GRK) .............................................................................................. 3

2.2.1. Voor- achterwaartse component ............................................................................. 3

2.2.2. Verticale component ................................................................................................ 5

3. Versnelling .................................................................................................................................. 5

3.1. Sprint ................................................................................................................................... 5

3.1.1. Spatio-temporeel.......................................................................................................... 6

3.1.1.1. Steun-zwaaifase ....................................................................................................... 6

3.1.1.2. Staplengte-stapfrequentieverhouding ...................................................................... 7

3.1.2. Grondreactiekracht ...................................................................................................... 8

3.1.3. Kinematica ................................................................................................................... 8

3.2. Submaximale tot maximale versnelling ............................................................................ 11

3.2.1. Voor- achterwaartse component ................................................................................ 12

Strategie 1: De remimpuls minimaliseren ............................................................................. 13

Strategie 2: Piek propulsie-impuls vergroten ........................................................................ 14

Strategie 3: Een langere propulsiefase ontwikkelen .............................................................. 15

3.2.2. Verticale component .................................................................................................. 16

3.2.3. Grondreactiekrachtvector .......................................................................................... 17

4. Onderzoekshypotheses .............................................................................................................. 19

Page 8: BIOMECHANISCHE ANALYSE VAN VERSNELLEND LOPEN … · berekend worden door snelheid af te leiden naar de tijd die nodig is om van v1 naar v2 te gaan. De versnelling zal positief zijn

DEEL 2: Methode ................................................................................................................................ 20

1. Populatie .................................................................................................................................... 20

1.1. Rekrutering ........................................................................................................................ 20

1.2. Proefpersonen .................................................................................................................... 20

1.3. Drop-outs ........................................................................................................................... 20

2. Procedure ................................................................................................................................... 21

2.1. Design ................................................................................................................................ 21

2.2. Proefopstelling ................................................................................................................... 21

2.2.1. Set-up ......................................................................................................................... 21

2.2.2. Meetmomenten .......................................................................................................... 23

2.3. Meetinstrumenten .............................................................................................................. 23

2.3.1. Camera‟s .................................................................................................................... 23

2.3.1.1.Qualisys- camera‟s .................................................................................................... 23

2.3.1.2.Bassler- camera ......................................................................................................... 23

2.3.2. Krachtplatformen ....................................................................................................... 24

2.3.3. Overig ........................................................................................................................ 24

2.4. Dataverzameling ................................................................................................................ 24

2.4.1. Verloop ...................................................................................................................... 24

2.4.1.1.Gewenning ................................................................................................................. 24

2.4.1.2.Statische callibratie .................................................................................................... 25

2.4.1.3.Experimenteel ............................................................................................................ 25

2.4.1.4.Antropometrie ........................................................................................................... 26

2.5. Data ................................................................................................................................... 26

2.5.1. Qualisys data ............................................................................................................. 26

2.5.2. Maxtraq Data ............................................................................................................. 30

2.5.3. Matlab ........................................................................................................................ 31

3. Data analyse .............................................................................................................................. 32

3.1. Bewerkingen uitgevoerd op ruwe data .............................................................................. 32

3.1.1. Kinetica ..................................................................................................................... 32

Page 9: BIOMECHANISCHE ANALYSE VAN VERSNELLEND LOPEN … · berekend worden door snelheid af te leiden naar de tijd die nodig is om van v1 naar v2 te gaan. De versnelling zal positief zijn

3.1.2. Kinematica ................................................................................................................. 32

3.2. Statistische analyse ............................................................................................................ 34

3.2.1. Kinetica ..................................................................................................................... 34

3.2.2. Kinematica ................................................................................................................. 35

Deel 3: Resultaten ................................................................................................................................ 36

1. Spatio-temporeel ....................................................................................................................... 37

1.1. Steunduur ........................................................................................................................... 37

2. Kinetica ..................................................................................................................................... 38

2.1. Netto, negatieve & positieve impuls.................................................................................. 38

2.1.1. Netto impuls genormaliseerd naar lichaamsmassa .................................................... 39

2.1.2. Submaximale versnellingen ....................................................................................... 39

2.1.3. Maximale versnellingen ............................................................................................ 40

2.1.4. Vergelijking submaximaal-maximaal........................................................................ 41

2.2. Minimale en maximale amplitude van de voor- achterwaartse GRK ................................ 42

2.3. Zerocrossing ...................................................................................................................... 44

3. Kinematica................................................................................................................................. 46

3.1. Verschil afstand COM – COP ........................................................................................... 46

3.2. Gewrichtshoeken ............................................................................................................... 47

3.2.1. Heuphoek ................................................................................................................... 47

3.2.2. Kniehoek ................................................................................................................... 49

3.2.3. Enkelhoek .................................................................................................................. 50

3.3. Segmentshoeken ................................................................................................................ 51

3.3.1. Bovenlichaam ............................................................................................................ 51

3.3.2. Voethoek ................................................................................................................... 52

3.3. Hoeksnelheden .................................................................................................................. 53

Page 10: BIOMECHANISCHE ANALYSE VAN VERSNELLEND LOPEN … · berekend worden door snelheid af te leiden naar de tijd die nodig is om van v1 naar v2 te gaan. De versnelling zal positief zijn

Deel 4: Discussie................................................................................................................................... 55

1. Kinetica ..................................................................................................................................... 55

1.1. Submaximale versnelling .................................................................................................. 56

1.2. Maximale versnelling ........................................................................................................ 57

1.3. Verschil tussen submaximaal en maximaal versnellen ..................................................... 58

2. Kinematica................................................................................................................................. 60

2.1. Aanpassing bij initieel contact ........................................................................................... 60

2.2. Aanpassingen bij toe-off .................................................................................................... 62

3. Spatio-temporeel ....................................................................................................................... 63

4. Case studie ................................................................................................................................. 64

5. Aanbevelingen en tekortkomingen ............................................................................................ 67

6. Relevantie voor de praktijk ....................................................................................................... 68

Deel 5: Bibliografie .............................................................................................................................. 69

Deel 6: Bijlage ...................................................................................................................................... 71

Bijlage 1: Steunduur .......................................................................................................................... 72

Bijlage 2: Netto-, Positieve- en negatieve impuls ............................................................................. 73

Bijlage 3: Relatieve zerocrossing ...................................................................................................... 74

Bijlage 4: Negatieve en positieve amplitudes ................................................................................... 75

Bijlage 5: Verschil COM-COP .......................................................................................................... 76

Bijlage 6: Heuphoek .......................................................................................................................... 77

Bijlage 7: Kniehoek ........................................................................................................................... 78

Bijlage 8: Enkelhoek ......................................................................................................................... 79

Bijlage 9: Romphoek ......................................................................................................................... 80

Bijlage 10: Voethoek ......................................................................................................................... 81

Bijlage 11: Hoeksnelheid heup .......................................................................................................... 82

Bijlage 12: Hoeksnelheid knie .......................................................................................................... 83

Bijlage 13: Hoeksnelheid enkel ......................................................................................................... 84

Page 11: BIOMECHANISCHE ANALYSE VAN VERSNELLEND LOPEN … · berekend worden door snelheid af te leiden naar de tijd die nodig is om van v1 naar v2 te gaan. De versnelling zal positief zijn

LITERATUURSTUDIE

1

DEEL 1: Literatuurstudie

1. Inleiding

1.1. Relevantie van versnelling

Versnelling is een belangrijk element in de menselijke en dierlijke locomotie. De mens

gebruikt die in tal van dagdagelijkse activiteiten. Denk maar aan sneller beginnen te lopen om

toch de bus nog te halen of nog net voor de aanrijdende auto de straat over te steken.

Versnellingen komen ook zeer veel voor in sport. Niet alleen in individuele sporten zoals de

100 meter bij atletiek en de aanloop voor sprong bij gymnastiek, maar zeker ook in balsporten

waar het eropaan komt als eerste bij de bal te zijn. Zo gaat bijvoorbeeld tijdens een

voetbalmatch een speler 40 tot 60 versnellingen uitvoeren die beslissen over het balbezit

(Bangsbo et al., 1991). Bij de dieren is versnelling eerder in een evolutionaire context

bestudeerd. Het dier dat de grootste versnelling kan realiseren heeft een grotere kans om een

prooi te vangen of te ontsnappen en niet als prooi gevangen te worden. In deze gevallen gaat

het over een maximale versnelling. Bij de mens zal het veel voorkomen dat een submaximale

versnelling volstaat om het doel te bereiken.

1.2. Wat is versnelling?

Versnelling is een wijziging van snelheid in de tijd. Als we van een beginsnelheid (v1) naar

een eindsnelheid (v2) gaan, dan is hiervoor een versnelling (a) nodig. De versnelling kan

berekend worden door snelheid af te leiden naar de tijd die nodig is om van v1 naar v2 te

gaan. De versnelling zal positief zijn als de versnelling (a) een toename van snelheid

veroorzaakt tussen beginsnelheid v1 en eindsnelheid v2. Als de eindsnelheid v2 lager ligt dan

de beginsnelheid v1 spreken we over een negatieve versnelling.

In de formule staat versnelling (a) als vector ( ) geschreven. Dit betekent dat deze vector

ook een richting, zin en grootte heeft. Tijdens de locomotie kan een versnelling verschillende

richtingen hebben. Er is een horizontale, verticale en laterale versnelling mogelijk. De zin van

de versnelling kan zoals eerder vermeld positief of negatief zijn. De grootte kan variëren van

een nauwelijks merkbare versnelling tot een maximale versnelling.

Page 12: BIOMECHANISCHE ANALYSE VAN VERSNELLEND LOPEN … · berekend worden door snelheid af te leiden naar de tijd die nodig is om van v1 naar v2 te gaan. De versnelling zal positief zijn

LITERATUURSTUDIE

2

Dit onderzoek handelt over een submaximale tot maximale positieve voorwaartse

versnellingen tijdens het lopen bij de mens.

In de huidige wetenschappelijke literatuur is dit onderwerp nog niet vaak aan bod gekomen.

Naast de uitgebreide kennis over steady state lopen is er ook informatie beschikbaar over

maximale acceleraties tijdens de sprint bij mensen. Ook bij dieren werden acceleraties reeds

onderzocht. In deze literatuurstudie bieden we een overzicht van de studies met betrekking tot

dit onderwerp.

2. Theoretische aspecten

Eerst worden de theoretische basisaspecten behandeld van de locomotie. Hier worden de

wetten van Newton toegepast om zo een dieper inzicht te verkrijgen. Verder wordt er ook

gewerkt met een vrijlichaamsdiagram. Dit is een grafisch middel om alle uitwendige krachten

die inwerken op het lichaam in kaart te brengen. Dit deel is niet gebaseerd op experimentele

data maar berust op theoretische modellen.

2.1. Externe krachten

In de eerste wet van Newton werd gesteld dat een voorwerp in rust dat zich aan een constante

snelheid beweegt dit blijft doen zolang er geen resulterende kracht op inwerkt.

Het lichaamszwaartepunt (COM) kan dus enkel versnellen onder invloed van uitwendige

krachten. Dan geldt de tweede wet van Newton: de versnelling van het lichaam is recht

evenredig met de resulterende kracht en volgt de rechte lijn waarin die kracht werkt, maar is

omgekeerd evenredig met de massa van het lichaam (F= m*a). De resulterende kracht wordt

bepaald door alle externe krachten die op het lichaam inwerken. Hieronder vallen de

grondreactiekracht, gravitatiekracht en de luchtweerstand.

Page 13: BIOMECHANISCHE ANALYSE VAN VERSNELLEND LOPEN … · berekend worden door snelheid af te leiden naar de tijd die nodig is om van v1 naar v2 te gaan. De versnelling zal positief zijn

LITERATUURSTUDIE

3

Figuur 1: Het vrijlichaamsdiagram van een loper (naar Hunter et al., 2005). De drie externe krachten die de versnelling van het zwaartepunt van de loper bepalen: grondreactiekracht (GRK), gravitatiekracht (in verhouding met lichaamsgewicht, LG) en luchtweerstand.

2.2. Grondreactiekracht (GRK)

For just as the pusher pushes, so the pusher is pushed with similar force (1952, Encyclopedia

Britannica)

Grondreactiekracht is de kracht die de aarde uitoefent op een lichaam wanneer de twee in

contact komen. De derde wet van Newton stelt dat de grootte en richting van de reactie gelijk

is en tegengesteld aan die van de actie. Bijgevolg kan de kracht die een lichaam uitoefent op

de grond geobserveerd worden door het meten van de grondreactiekracht.

De grondreactiekrachtvector kan ontleed worden in drie componenten: de voor-achterwaartse

component (Fx), de verticale component (Fy) en de latero-laterale component (Fz) Aan de

latero-laterale component zal in dit onderzoek minder belang worden gehecht aangezien de

laterale GRK in verhouding beperkter is dan de twee andere componenten.

2.2.1. Voor- achterwaartse component

De voor- achterwaartse GRK tijdens het lopen is opgebouwd uit respectievelijk een rem- en

propulsiefase. Het ogenblik van de overgang tussen beide fases (wat inhoudt Fx = 0) wordt

zerocrossing genoemd.

Om een duidelijk beeld te hebben van het effect van de GRK kan de impuls berekend worden.

Hiervoor wordt de GRK uitgezet in een assenstelsel (F= y-as,t= x-as), want impuls kan

Page 14: BIOMECHANISCHE ANALYSE VAN VERSNELLEND LOPEN … · berekend worden door snelheid af te leiden naar de tijd die nodig is om van v1 naar v2 te gaan. De versnelling zal positief zijn

LITERATUURSTUDIE

4

worden weergegeven als de oppervlakte onder de GRK. Om de impuls te berekenen wordt de

integraal (t1 is het begin van de pas, t2 het einde, F is de GRK) op de

grafiek toegepast.

Figuur 2: Horizontale en Verticale GRK bij lopen. De impuls is de oppervlakte onder de grafiek

Bij het steady state lopen zijn de remmende en propulsieve impuls in evenwicht. Er is geen

netto positieve of negatieve versnelling. Bij versnellend lopen zal de impuls van de

propulsiefase groter zijn dan de impuls van de remfase. Het verschil tussen de twee impulsen

(netto voor- achterwaartse impuls) bepaalt de mate van versnelling.

De voor-achterwaartse GRK heeft ook als functie de luchtweerstand te overwinnen.

Luchtweerstand wordt ontwikkeld door het voortbewegen van een lichaam, de lucht

ontwikkelt een weerstand tegen het voortbewegend lichaam. Hoe sneller een voorwerp zich

voortbeweegt hoe groter deze weerstand wordt. De luchtweerstand zorgt ervoor dat tijdens het

steady state lopen de eerste wet van Newton niet van toepassing is. Gezien de beperkte

loopsnelheden valt de luchtweerstand echter te verwaarlozen in dit onderzoek.

Page 15: BIOMECHANISCHE ANALYSE VAN VERSNELLEND LOPEN … · berekend worden door snelheid af te leiden naar de tijd die nodig is om van v1 naar v2 te gaan. De versnelling zal positief zijn

LITERATUURSTUDIE

5

2.2.2. Verticale component

Naast de horizontale bestaat de GRK ook uit een verticale component Fz = G + maz. Bij lopen

heeft deze component het grootste aandeel in de totale GRK. Als we de verticale GRK

tegenover de tijd zetten, zijn er bij hiellopers twee pieken aanwezig (De Wit et al., 2000). De

eerste piek is de passieve piek, ook wel impactpiek genoemd. Deze wordt veroorzaakt door

het initieel contact van de hiel of middenvoet. De tweede piek vindt plaats wanneer het

zwaartepunt het steunpunt passeert. Dit valt samen met zerocrossing van de horizontale GRK.

Na deze piek daalt de GRK tot nul, het moment waarop de voet los komt van de grond.

3. Versnelling

Versnelling is een vaak voorkomend onderdeel in locomotie. Als we de chronologie van

onderzoek naar versnelling raadplegen zien we dat de eerste studies gaan over de sprint,

daarom beginnen we de literatuurstudie met een overzicht over deze materie. Vervolgens

wordt er gekeken naar de submaximale tot maximale acceleratie. Hier wordt de vergelijking

tussen dier en mens gemaakt.

3.1. Sprint

De sprint kan worden gezien als een maximale versnelling naar de maximale snelheid. Hier

komen dus twee aspecten naar voor. Het maximaal versnellen en de maximale steady-state

snelheid. Beiden worden besproken in dit deel van de literatuurstudie. Bij de maximale

steady-state snelheid zal er bij elke steunfase een versnelling plaatsvinden om de

luchtweerstand te overwinnen.

Page 16: BIOMECHANISCHE ANALYSE VAN VERSNELLEND LOPEN … · berekend worden door snelheid af te leiden naar de tijd die nodig is om van v1 naar v2 te gaan. De versnelling zal positief zijn

LITERATUURSTUDIE

6

3.1.1. Spatio-temporeel

3.1.1.1. Steun-zwaaifase

De steunfase is de fase waarbij de voet contact maakt met de grond. Bij de zwaaifase wordt de

voet naar voor gebracht wanneer deze geen contact maakt met de grond. Deze twee fases

noemen we de steun-zwaaicyclus.

Naarmate de snelheid hoger ligt neemt de steun-zwaaicyclus minder tijd in beslag, de

stapfrequentie wordt hoger. Waar bij steady-state lopen (3.2 m/s) de totale duur van een

cyclus ongeveer 1,3seconde is, duurt de cyclus tijdens het steady-state sprinten (9 m/s)

1,1seconde (Novacheck, 1997). Het procentueel aandeel van de steun- en zwaaifase zal ook

gaan verschillen. Bij het steady-state sprinten is het aandeel van de steunfase 20% van de

totale cyclus, de overige 80% is de zwaaifase. Bij het steady-state lopen (3.2 m/s) ligt deze

verhouding anders, hier duurt de steunfase 61% van de totale cyclus en de zwaaifase 39%.

Het aandeel van de steunfase zal verkleinen bij een hogere snelheid.

Figuur 3: procentueel aandeel zwaai / steun in schredetijd (duty factor) bij lopen (3.2 m/s) en sprint (9.0 m/s) (Uit Novacheck, 1997).

Page 17: BIOMECHANISCHE ANALYSE VAN VERSNELLEND LOPEN … · berekend worden door snelheid af te leiden naar de tijd die nodig is om van v1 naar v2 te gaan. De versnelling zal positief zijn

LITERATUURSTUDIE

7

3.1.1.2. Staplengte-stapfrequentieverhouding

Onder staplengte verstaat men de afstand die wordt afgelegd tussen de verschillende

voetcontacten. Stapfrequentie houdt het aantal stappen in dat we zetten over een bepaalde tijd,

of in andere woorden hoe snel men de voet terug op de grond plaatst na de contactfase.

Het algemeen beeld van deze verhoudingen ziet er als volgt uit: eerst vergroot de staplengte

en pas daarna verhoogt de stapfrequentie. Belangrijk is om te weten dat het hier steeds om de

steady-statefase gaat.

Figuur 4: Verband tussen staplengte en stapfrequentie van traag tot zeer snel lopen aan verschillende steady-state snelheden.

Page 18: BIOMECHANISCHE ANALYSE VAN VERSNELLEND LOPEN … · berekend worden door snelheid af te leiden naar de tijd die nodig is om van v1 naar v2 te gaan. De versnelling zal positief zijn

LITERATUURSTUDIE

8

3.1.2. Grondreactiekracht

De grondreactiekracht bij sprint vertoont een ander patroon dan bij het steady state lopen. Dit

komt mede door het landen op de voorvoet waardoor er geen passieve piek aanwezig is in de

verticale component en de negatieve voor- achterwaartse impuls tot een minimum herleid

wordt. De verticale GRK haalt twee tot drie keer het lichaamsgewicht. Bij de overgang van

steady-state naar sprinten ondervindt de voor- achterwaartse component de grootste stijging.

3.1.3. Kinematica

Om de propulsieve impuls te verhogen en zo mogelijk sneller en efficiënter te kunnen

accelereren zullen er kinematische aanpassingen nodig zijn. Dit deel bespreekt de

kinematische aanpassingen van heup en knie, maar enkel bij een maximale steady state

snelheid. De verschillende gewrichten van het onderste lidmaat worden van proximaal naar

distaal behandeld.

Figuur 5: Weergave van de horizontale (a) en verticale (b) grondreactiekracht tijdens het sprinten. Bij (a) is b de remmende impuls en p de propulsieve impuls. Bij (b) is de BW de verticale kracht ontwikkeld door het lichaamsgewicht, v is de volledige oppervlakte van de verticale GRK (Uit Hunter et al, 2005).

Page 19: BIOMECHANISCHE ANALYSE VAN VERSNELLEND LOPEN … · berekend worden door snelheid af te leiden naar de tijd die nodig is om van v1 naar v2 te gaan. De versnelling zal positief zijn

LITERATUURSTUDIE

9

Bij sprint is het de bedoeling om op zo kort mogelijke tijd een zo hoog mogelijke snelheid te

bekomen door middel van een maximale acceleratie. Deze maximale acceleratie kan onder

meer bekomen worden door de voortstuwende voor-achterwaartse kracht tijdens de

propulsiefase te maximaliseren (Mero et al., 1992).

Een kinematische aanpassing is dat de maximale heupextensie later zal gebeuren in de

steunfase (Novacheck, 1997). Dit zorgt ervoor dat de kracht pas geleverd wordt als het

zwaartepunt al voorbij het steunpunt is, en de GRK vector dus meer anterior gericht wordt.

Door deze verandering in GRK zal het bekken en bovenlichaam meer naar voor moeten

leunen, moest dit niet gebeuren zou de sprinter naar achter vallen (Novacheck, 1997). Kugler

(2010) werkt hierop verder bij het belang van lichaamspositie bij submaximaal versnellen.

Tijdens de swingfase zal de heupflexie vergroten naargelang de snelheid toeneemt. Dit zorgt

voor een grotere staplengte. De extensie die hierop volgt vindt plaats tijdens de tweede helft

van de zwaaifase. Dit zorgt ervoor dat het initiële contact van de voet dichter tegen het LZP

plaatsvindt. De GRK die hierbij veroorzaakt wordt, zal minder posterior gericht zijn. Hierdoor

ondervindt het lichaam een kleinere remming bij het initiële contact (Novacheck, 1997).

Figuur 6: Bovenbeen positie in het sagitaal vlak (uit Novacheck et al., 1997). Positie van de dij tegenover de verticale. 0° duidt op een verticale dijpositie.

Om een zo hoog mogelijke acceleratie te bekomen wordt de absorptiefase kleiner en de

propulsiefase groter. Dit is duidelijk merkbaar ter hoogte van het kniegewricht. De maximale

knieflexie tijdens de absorptiefase wordt kleiner en vindt vroeger plaats. De extensie tijdens

de daaropvolgende propulsiefase zal groter zijn (Novacheck, 1997). Tijdens de zwaaifase zal

Page 20: BIOMECHANISCHE ANALYSE VAN VERSNELLEND LOPEN … · berekend worden door snelheid af te leiden naar de tijd die nodig is om van v1 naar v2 te gaan. De versnelling zal positief zijn

LITERATUURSTUDIE

10

de maximale flexie van de knie toenemen naarmate de snelheid toeneemt. Bij normaal

wandelen zal de maximale knieflexie rond de 60° liggen. Bij maximale sprint bij topatleten

kan dit tot 105°oplopen (Novacheck, 1997). Deze grotere flexie zorgt voor een kleiner

inertiemoment van het zwaaibeen. Het been zal dus sneller naar voor kunnen worden

gebracht.

Figuur 7: Knieflexie en extensie in het sagitale vlak (uit Novacheck et al., 1997). Knieflexie en extensie geven de hoek weer tussen bovenbeen en onderbeen. 0° duidt op een volledig gestrekt been.

Het grootste verschil tussen sprinten en lopen vindt plaats tijdens het initieel contact. Waar bij

het sprinten het initieel contact gebeurt door het voorvoetvlak, gebeurt dit bij het lopen in de

meeste gevallen door de hiel. Dit zorgt ervoor dat de enkel zich bij initieel contact op de

voorvoet in een meer neutrale positie bevindt. De timing van de maximale dorsi- en plantaire

flexie zal later plaatsvinden bij hogere snelheden. Hoe hoger de snelheid, hoe lager ook de

maximale dorsi- en plantaire flexie tijdens de steunfase (Novacheck, 1997). Bij elitesprinters

zal de hiel normaal geen contact maken met de grond. Dit typeert duidelijk het verschil tussen

het steady-state lopen en het sprinten. Bij hogere snelheden is het tijdens de zwaaifase niet

noodzakelijk om een dorsiflexie uit te voeren tot neutrale positie door de grotere heup- en

knieflexie.

Page 21: BIOMECHANISCHE ANALYSE VAN VERSNELLEND LOPEN … · berekend worden door snelheid af te leiden naar de tijd die nodig is om van v1 naar v2 te gaan. De versnelling zal positief zijn

LITERATUURSTUDIE

11

Figuur 8: dorsi en plantaire flexie van de enkel in het sagitale vlak (uit Novacheck et al., 1997). De positie van de voet tegenover het onderbeen. Een werkelijke hoek van 90° wordt weergegeven als 0°.

Algemeen gezien hebben alle kinematische aanpassingen te maken met een verkorte

absorptiefase en een meer horizontaal gerichte propulsiefase. Veel aanpassingen zorgen ook

voor een kleinere remimpuls bij initieel contact. Er mag echter niet vergeten worden dat het

hier om sprinten gaat en niet over puur versnellen. Het is niet altijd even duidelijk wat juist

met het sprinten bedoeld wordt.

3.2. Submaximale tot maximale versnelling

Zoals reeds aangehaald verschilt versnellend lopen van steady-state lopen door een

onevenwicht te creëren in de remmende en propulsieve impuls van de horizontale GRK. De

voor-achterwaartse component van de GRK wordt eerst behandeld wegens zijn bepalende

waarde voor de acceleratie (Hunter et al., 2005).

Hierna wordt er tevens naar de verticale component gekeken, door het toevoegen van een

tweede dimensie kan er een uitspraak worden gemaakt over de grondreactiekrachtvector. Het

model breidt zich met andere woorden uit van een 1D-model naar een 2D-model. In de

bespreking worden de kinematische en kinesiologische aspecten telkens mee betrokken.

Ook bij dieren is de locomotie veelvuldig onderzocht. Door natuurlijke selectie zijn veel

dieren op merkwaardige wijze aangepast aan versnellen. In dit deel proberen we gelijkaardige

Page 22: BIOMECHANISCHE ANALYSE VAN VERSNELLEND LOPEN … · berekend worden door snelheid af te leiden naar de tijd die nodig is om van v1 naar v2 te gaan. De versnelling zal positief zijn

LITERATUURSTUDIE

12

mechanismen van versnellen bij dieren en mensen te ontdekken om er zo een dieper inzicht in

te kunnen verwerven. Het spreekt voor zich dat de bipedale dieren hiervoor het meest relevant

zijn.

3.2.1. Voor- achterwaartse component

Om een voor-achterwaartse impuls te creëren moet een positief onevenwicht gecreëerd

worden tussen de remmende en propulsieve impuls. Het verschil tussen deze twee impulsen

wordt de netto-impuls genoemd en die bepaalt de versnelling (Hunter 2005, Roberts 2002).

Zo kan bij een maximale versnelling na 14m de propulsie-impuls ongeveer viermaal groter

zijn dan de remimpuls tijdens een steunfase bij getrainde sprinters (Johnson et al., 2001).

Dit onevenwicht kan theoretisch op drie manieren gecreëerd worden: door de remimpuls te

verkleinen, door de piekpropulsie-impuls vergroten of door een combinatie van de twee

vorige strategieën.

Om de impuls te wijzigen en zo de acceleratie te vergroten zijn er drie manieren: de maximale

amplitude van de remmende GRK verminderen, de maximale amplitude van de stuwende

GRK vergroten en de relatieve duur van de remmende fase verminderen ten voordele van de

stuwende fase. Figuur 9 toont de verschillende manieren om de impuls te wijzigen .

Figuur 9: De verschillende strategieën om een onevenwicht te creëren tussen de remmende en de propulsieve impuls. 1. Maximale amplitude van de remmende GRK verminderen 2. Maximale amplitude van de propulsieve GRK vergroten 3. De relatieve duur van de remmende fase verminderen ten voordele van de propulsieve fase

Page 23: BIOMECHANISCHE ANALYSE VAN VERSNELLEND LOPEN … · berekend worden door snelheid af te leiden naar de tijd die nodig is om van v1 naar v2 te gaan. De versnelling zal positief zijn

LITERATUURSTUDIE

13

Strategie 1: De remimpuls minimaliseren

Het lijkt logisch: hoe minder je afremt, hoe minder moeite je moet doen om nadien opnieuw

te versnellen. Veel onderzoek heeft zich dan ook al gericht op het minimaliseren van de

remfase. Het is bewezen dat een explosieve knieflexie net voor initieel contact de voorwaartse

snelheid van de voet tegenover de grond minimaliseert (Mann & Sprague, 1980). Deze

explosieve knieflexie gaat samen met een maximale heupstrekking (i.e. actieve voetplaatsing).

De heupstrekking zal ook groter zijn bij initieel contact, wat zorgt voor een kleinere

horizontale afstand tussen de plaats van het voetcontact voor het lichaamszwaartepunt (de

voetcontactafstand). Zowel een kleinere voetcontactafstand als een actieve voetplaatsing

zorgen voor een lagere remmende impuls.

Kalkoenen slagen erin om de remmende impuls tot nul te herleiden en de propulsieve impuls

te verhogen tot meer dan éénmaal hun lichaamsgewicht. Bij de mens zijn deze aanpassingen

minder uitgesproken. Kalkoenen doen dit door de protractiehoek te verminderen en hun

retractiehoek te vergroten naarmate de versnelling toeneemt (Figuur 10) (Roberts et al.,

2002). De protractie- en retractiehoek wordt bepaald door de hoek tussen de verticale en de

verbindings-as tussen COM–COP (plaats waar de grondreactiekracht wordt gerealiseerd). We

spreken van een protractiehoek als het COP zich anterior bevindt tegenover het COM en van

een retractiehoek als het COP zich posterior bevindt.

Figuur 10:Toenemende versnelling gecorreleerd met verandering (A) protractiehoek (B) retractiehoek bij kalkoenen (uit Roberts et al., 2002). Op de x-as vinden we de mate van versnelling gaande van 0 to 6 m/s2 . De vijf verschillende symbolen duiden op verschillende kalkoenen.

Page 24: BIOMECHANISCHE ANALYSE VAN VERSNELLEND LOPEN … · berekend worden door snelheid af te leiden naar de tijd die nodig is om van v1 naar v2 te gaan. De versnelling zal positief zijn

LITERATUURSTUDIE

14

Figuur 11:Verandering in (A) protractiehoek (B) retractiehoek bij verschillende versnellingen (uit McGowan et al., 2004). De vierkanten duiden op een de decceleratie en de driehoeken op een acceleratie. Enkel het verschil in retractiehoek (B) is significant.

Bij wallabies treedt er een gelijkaardig fenomeen op. Tijdens het versnelling gaat hun

retractiehoek vergroten en protractiehoek kleiner worden (McGowan et al., 2004). Bij

wallabies is de kinematische verandering van dien aard dat alle gewrichten (heup, knie,

enkel) meer in flexietoestand zijn tijdens het voetcontact. Bij kalkoenen wordt het

heupgewricht eerder uitgesproken in extensie gebracht. Dit fenomeen kan te wijten zijn aan

het verschil in anatomie of aan het feit dat de steunfase gelijkbenig wordt uitgevoerd en dus

niet bipedaal is.

Strategie 2: Piek propulsie-impuls vergroten

Door een grote heupextensiesnelheid van het steunbeen tijdens de steunfase (Mann &

Sprague, 1980) en het volledig uitstrekken van de gewrichten (heup, knie, enkel) bij de afstoot

wordt de propulsieve impuls gemaximaliseerd. We baseren ons hiervoor op de literatuustudie

van Hunter (2005) die verwijst naar het boek „The biomechanics of sports techniques‟ pg 408-

409 van Hay (1994).

In de late zwaaifase en begin steunfase gaan de heupextensoren concentrisch geactiveerd

worden. Na de midden-steunfase gaan de knie extensoren concentrische werken. Vervolgens

gaan de plantaire flexiespieren van een excentrische output (negatieve power) naar een

concentrische output (positieve power) overschakelen. Tijdens de late steunfase zullen de

plantaire flexiespieren van de enkel concentrisch werken. Het genereren van de propulsieve

impuls gebeurt dus proximo-distaal, waarbij timing belangrijk is voor het ontwikkelen van

een maximale poweroutput (Johnson et al., 2001).

Page 25: BIOMECHANISCHE ANALYSE VAN VERSNELLEND LOPEN … · berekend worden door snelheid af te leiden naar de tijd die nodig is om van v1 naar v2 te gaan. De versnelling zal positief zijn

LITERATUURSTUDIE

15

De hoogste krachtontwikkeling werd genoteerd in deze plantaire flexoren. Deze maximale

krachtontwikkeling kan te wijten zijn aan de biarticulaire spieren (hamstrings, m.

gastronemicus) die ervoor zorgen dat de kracht wordt overgedragen van proximaal naar

distaal. Met andere woorden het werk van de grote monoarticulaire spieren van de heup wordt

overgedragen via de knie naar de enkel, doordat de hamstrings inwerken op zowel het heup-

als het kniegewricht en de gastronemicus inwerkt op de knie- en het enkelgewricht. Hierdoor

kan er in de enkel een grotere kracht ontstaan dan louter mogelijk door de plantaire spieren.

De rol van de knie is belangrijk vanaf het punt wanneer het COM meer anterior ligt dan het

steunbeen, vanaf dit punt ontstaat er een piek in de knie- extensiekracht. Eens het COM voor

het COP ligt, zal het lichaam meer voorwaarts worden geduwd in plaats van opwaarts

(Johnson et al., 2001).

Tabel 1: Piekspierkracht van heup, knie en enkel tijdens maximale versnelling na 14m (uit Johnson et al., 2001). De

gemiddelde piekspierkracht met SD wordt weergegeven en of deze concentrisch of excentrisch is.

Strategie 3: Een langere propulsiefase ontwikkelen

Een relatief langere propulsiefase ontwikkelen in functie van de tijd gebeurt door het

toepassen van de vorige twee strategieën. Door het COP dichter bij het COM te leggen op

ogenblik van initieel contact zal de zerocrossing vroeger optreden. Hierdoor zal het aandeel

van de remfase minder groot zijn. Zoals eerder vermeld zijn sommige dieren (vb. kalkoenen)

in staat de remfase te herleiden naar nul, zerocrossing komt hier niet voor. Orendurff (2007)

toont aan dat bij versnellend wandelen het moment van zerocrossing vroeger plaatsvindt (zie

Figuur 12). Het belangrijkste kinesiologisch element hiervoor is de manipulatie van het

sagitaal enkelmoment.

Page 26: BIOMECHANISCHE ANALYSE VAN VERSNELLEND LOPEN … · berekend worden door snelheid af te leiden naar de tijd die nodig is om van v1 naar v2 te gaan. De versnelling zal positief zijn

LITERATUURSTUDIE

16

Figuur 12: Zerocrossing is het punt waar het COM over de COP gaat. Tijdens een acceleratie bij het wandelen gaat de zerocrossing sneller optreden in de steunfase, waardoor de remmende impuls vermindert (Orendurff et al., 2007).

3.2.2. Verticale component

Ook al beïnvloedt de verticale component van de GRK de versnelling niet rechtstreeks, toch

heeft deze ook een invloed op de mogelijkheid tot versnellen. Als de verticale GRK stijgt, is

er een kortere contacttijd met de grond en duurt de vluchtfase langer. Dit zijn twee factoren

die nadelig zijn voor de versnelling. Een kortere contacttijd is nadelig omdat zo de tijd wordt

beperkt wanneer er een propulsiekracht kan worden gegeven. Een langere vluchtfase zorgt er

weer voor dat de volgende stap langer wordt uitgesteld en dus ook de volgende acceleratie

(Hunter et al., 2005).

Tijdens het versnellen moet deze component niet maximaal zijn, maar wel voldoende, zodat

er een vluchtfase ontstaat. Tijdens de vluchtfase kan er van steunbeen gewisseld worden.

Tevens is het belangrijk dat deze in een juiste verhouding is met de horizontale GRK om

ervoor te zorgen dat de GRK-vector goed gericht is.

Page 27: BIOMECHANISCHE ANALYSE VAN VERSNELLEND LOPEN … · berekend worden door snelheid af te leiden naar de tijd die nodig is om van v1 naar v2 te gaan. De versnelling zal positief zijn

LITERATUURSTUDIE

17

3.2.3. Grondreactiekrachtvector

De grondreactiekrachtvector wordt bepaald door de verhouding van de horizontale component

van de GRK op de verticale component. Tijdens de steunfase zal deze vector ,of het verlengde

ervan, bijna altijd door het COM gaan. Dit heet het allignment tussen de GRK en het COM.

Bij afwezigheid van dit allignment wordt er een ongewenste rotatie gecreëerd met als

moments-arm de loodrechte afstand van de vector tot aan het COM.

De GRK-vector hoek correleert positief met de propulsieve impuls, dit wil zeggen dat de

vector op het ogenblik van de maximale GRK meer anterior wordt gericht bij hogere

acceleraties. Tevens is er een daling in de maximale verticale GRK bij toenemende

acceleraties. Als er een daling is in de verticale GRK, stijgt de horizontale propulsie-impuls

wél bij toenemende acceleratie, wat nogmaals het belang aanduidt van de horizontale

component (Kugler et al., 2010).

Figuur 13: GRK-vector hoek (uit Kugler et al., 2010). Bij een grotere propulsie-impuls is er een anteriorshift in de hoek van contact en afstoot (sFLY: matige acceleratie bij versnellend lopen van 3 naar 5ms, mFLY: maximale acceleratie vanaf lopen aan 3 ms, mSS: maximale loopacceleratie vanuit stilstand).

In de studie van Kugler (2010) wordt er bij het versnellen geen grotere GRK-vector

gevonden, enkel een verandering in de hoek van de genoemde vector.

De twee strategieën die worden toegepast om de GRK-vector meer anterior te richten zijn de

voet meer posterior plaatsen tegenover het COM en contacttijd met de grond verlengen.

Page 28: BIOMECHANISCHE ANALYSE VAN VERSNELLEND LOPEN … · berekend worden door snelheid af te leiden naar de tijd die nodig is om van v1 naar v2 te gaan. De versnelling zal positief zijn

LITERATUURSTUDIE

18

Als men een meer anterior gerichte GRK-vector wil creëren tijdens een versnelling zal de

mens zijn COM meer anterior moeten plaatsen en de COP meer posterior om het allignment

te behouden (Kugler, 2010).

In de studie van Roberts (2002) wordt bewezen dat kalkoenen hun COM ook meer anterior

verplaatsen tegenover de GRK tijdens acceleratie. Kalkoenen gaan de verticale GRK

uitstellen zodat de contacttijd groter wordt waardoor het COM meer anterior wordt

gepositioneerd. Zoals eerder vermeld passen kalkoenen zich aan door de protractiehoek te

verkleinen en de retractiehoek te vergroten, op deze manier wordt het allignment tussen COM

en GRK behouden.

Figuur 14: Krachtproductie & kinematic diagram bij acceleratie van kalkoenen (uit Roberts et al., 2002). Veranderingen in protractie-retractiehoek zorgen ervoor dat de GRK voorwaarts is georiënteerd.

Page 29: BIOMECHANISCHE ANALYSE VAN VERSNELLEND LOPEN … · berekend worden door snelheid af te leiden naar de tijd die nodig is om van v1 naar v2 te gaan. De versnelling zal positief zijn

LITERATUURSTUDIE

19

4. Onderzoekshypotheses

De onderzoeksvragen die worden geformuleerd zijn op basis van de informatie gevonden in

de literatuur. Er worden zowel hypotheses geformuleerd over de kinetica tijdens het

versnellen als over de kinematica en het spatio-temporele aspect.

Om te versnellen is er positieve netto voor- achterwaartse impuls nodig. De verhouding van

de propulsieve impuls moet groter zijn als deze van de remmende impuls. Om dit

onevenwicht te creëren zijn er verschillende strategieën mogelijk.

1. De maximale amplitude van de remmende impuls verminderen

2. De maximale amplitude van de propulsieve impuls vergroten

3. De relatieve duur van de remmende fase verminderen ten voordele van de propulsieve

impuls

De hypothese in verband met de kinetica stelt dat de proefpersonen deze drie strategieën gaan

toepassen om een grotere netto impuls te creëren.

Kinematisch wordt er gekeken hoe de proefpersonen hun houding gaan veranderen om deze

drie strategieën te realiseren. Eerst hypothiseren we dat men de afstand tussen COM-COP zo

klein mogelijk gaat maken bij initieel contact, want hierdoor gaat er sneller zerocrossing

optreden. Bij toe-off wordt verwacht dat de afstand vergroot, om zo het propulsief aandeel te

verlengen.

Uit de literatuur weten we dat door actieve voetplaatsing de voorwaartse snelheid van de voet

geminimaliseerd wordt (Mann & Sprague, 1997). Onze tweede hypothese stelt dat onze

proefpersonen zich kinematisch gaan veranderen om zo actieve voetplaatsing toe te passen.

De hypothese in verband met het spatio-temporele berust op het resultaat van Kugler (2010).

Naargelang een hogere versnelling verwachten we een langere steunduur, dit om de GRK

meer voorwaarts te richten.

Page 30: BIOMECHANISCHE ANALYSE VAN VERSNELLEND LOPEN … · berekend worden door snelheid af te leiden naar de tijd die nodig is om van v1 naar v2 te gaan. De versnelling zal positief zijn

METHODE

20

DEEL 2: Methode In dit gedeelte verantwoorden we onze methodiek. Eerst worden de proefpersonen besproken,

daarna de procedure, vervolgens de data-analyse en als laatste de statistiek.

1. Populatie

1.1. Rekrutering

De proefpersonen werden via mailing verzocht deel te nemen aan de studie. Voorwaarden

voor deelname waren: tussen 20 en 35 jaar zijn en op het ogenblik van de test gezond en

blessurevrij zijn.

1.2. Proefpersonen

Tabel 2: Antropometrische gemiddelden.

Algemeen (n= 8) x SD

Lichaamslengte cm 172,5 7,45

Lichaamsmassa kg 71,6 11,61

Beenlengte cm 78,5 6,16

Man (n =5) x SD

Lichaamslengte cm 177,6 5,23

Lichaamsmassa kg 80,2 7,34

Beenlengte cm 78,5 6,16

Vrouw (n=3) x SD

Lichaamslengte cm 166,3 3,95

Lichaamsmassa kg 61,1 4,32

Beenlengte cm 79,0 3,59

1.3. Drop-outs

Van de 24 proefpersonen die tijdens dit experiment werden getest, werden 10 proefpersonen

geselecteerd die eveneens aan een vervolgstudie (die niet in deze scriptie aan bod komt)

deelnamen. Van deze 10 proefpersonen bleken de data van één mannelijke proefpersoon

onbruikbaar door fouten in de berekeningsprocedures. Deze proefpersoon werd dan ook uit de

sample verwijderd.

Page 31: BIOMECHANISCHE ANALYSE VAN VERSNELLEND LOPEN … · berekend worden door snelheid af te leiden naar de tijd die nodig is om van v1 naar v2 te gaan. De versnelling zal positief zijn

METHODE

21

2. Procedure

2.1. Design

Het is een within-subjectdesign waarbij we de parameter „versnelling‟ hebben gemanipuleerd.

De proefpersonen hebben over de loopweg moeten lopen in volgende condities: constante

snelheid (1.5m/s – maximale snelheid), versnellen aan een lage versnelling, versnellen aan

een middelmatige versnelling, versnellen aan een hoge versnelling. Dit wil ook zeggen dat

elke proefpersoon zichzelf controleerde. Elke conditie werd door alle proefpersonen

uitgevoerd, de volgorde van deze condities werd ad random toegewezen.

2.2. Proefopstelling

2.2.1. Set-up

1.Noptel Distance Laser

2.Bassler

3.Qualisys Camera (12 camera‟s)

4.Krachtmeetplatform

A. Amti (0,5m; Uantwerpen)

B. Amti (1m; UZ)

C. Kistler (0,5m)

D. Amti (2m; HILO)

5.Footscan drukmeetplaat

6.Led lichtjes Figuur 15: Proefopstelling

De proefpersonen moesten versnellen over een loopweg van 30m, waarbij na 20m er vier

krachtmeetplatformen op de grond lagen. De totale meetafstand van de krachtmeetplatformen

bedroeg 4m. Op het laatste krachtmeetplatform (Figuur 15, 4D) lag een footscan

Page 32: BIOMECHANISCHE ANALYSE VAN VERSNELLEND LOPEN … · berekend worden door snelheid af te leiden naar de tijd die nodig is om van v1 naar v2 te gaan. De versnelling zal positief zijn

METHODE

22

drukmeetplaat. Twee Bassler-camera‟s registreerden een sagitaal beeld van de beweging over

de krachtmeetplatformen. Rondom de proefopstelling waren 12 Qualisys-camera‟s geplaatst.

Een Noptel-distancelaser was dorsaal gericht op lumbaal niveau. Er werden ook lichten

opgesteld die een aanduiding gaven van de snelheid en vesnelling waaraan de proefpersonen

moesten lopen.

Figuur 16: Proefopstelling Een 30m lange loopweg waarbij na 20m vier krachtmeetplatformen liggen. Rondom de opstelling zijn de Qualisys -camera’s geplaatst.

Page 33: BIOMECHANISCHE ANALYSE VAN VERSNELLEND LOPEN … · berekend worden door snelheid af te leiden naar de tijd die nodig is om van v1 naar v2 te gaan. De versnelling zal positief zijn

METHODE

23

2.2.2. Meetmomenten

De testen werden in mei 2010 in het Labo Russ gehouden. Elke testsessie duurde ongeveer

anderhalf uur voor de metingen, en nog een uur voor de voor- en nabereidingen.

2.3. Meetinstrumenten

2.3.1. Camera’s

2.3.1.1.Qualisys- camera’s

Er werden 12 Qualisys Pro Reflex camera‟s (200Hz) (Figuur 17) gebruikt bij de

dataverzameling. Deze werden geplaatst rondom de proefopstelling, zodat elke marker goed

opgenomen kon worden (Figuur 15, punt 3). De Qualisys-camera‟s maken gebruik van een

infrarood licht dat weerkaatst op de geplaatste markers en zo terug word opgevangen door

de Qualisys camera‟s.

Figuur 17: Qualisys- camera

Figuur 19, Figuur 20 en Figuur 21 geven een beeld dat wordt gevormd in Qualisys track

manager (QTM), ook de anatomische posities van de markers staan op de figuren.

2.3.1.2.Bassler- camera

Op de plaats waar de krachtmeetplatformen lagen stonden twee Bassler-camera‟s gericht

(Figuur 15, punt 2). Deze twee camera‟s stonden ter hoogte van het loopoppervlakte zodat

enkel het onderlichaam sagitaal in beeld werd gebracht gedurende het volledige traject over

de krachtmeetplatformen. De camera‟s registreerden aan 100 Hertz (100 beelden per seconde)

en werden met SIMI opgenomen.

Page 34: BIOMECHANISCHE ANALYSE VAN VERSNELLEND LOPEN … · berekend worden door snelheid af te leiden naar de tijd die nodig is om van v1 naar v2 te gaan. De versnelling zal positief zijn

METHODE

24

2.3.2. Krachtmeetplatformen

Er werden vier krachtmeetplatformen geplaatst na 20meter van de start (zie Figuur 15, punt

4). De totale meetlengte van de vier krachtmeetplatformen bedroeg 4 meter. Het eerste

krachtmeetplatform met een lengte van 0,5m was van het merk AMTI en was afkomstig van

de UAntwerpen. Het tweede krachtmeetplatform afkomstig van het UZGent was een 1m

AMTI. Het derde krachtmeetplatform was een Kistler van 0,6m afkomstig van het HILO. Het

laatste krachtplatform was een 2m AMTI tevens afkomstig van het HILO. De

krachtmeetplatformen werden gebruikt om de GRK te meten en het COP van de

proefpersonen in kaart te brengen. De data werden opgenomen aan 1000 Hertz.

Bovenop de 2m AMTI lag een footscandrukmeetplaat om de meting van het COP te

verbeteren. De footscandrukmeetplaat zorgde er ook voor dat er een beeld kon gevormd

worden van de voetafrol.

2.3.3. Overig

Bijkomend werd er gebruik gemaakt van een Noptel-distancelaser die gericht was op lumbaal

niveau dorsaal van de proefpersoon. De laser registreerde de verplaatsing van het COM en

werkte aan 1000 Hertz. Naast de markers op het lichaam werden ook acht elektrodes

(ZeroWire) bevestigd om het EMG te meten. Deze data werden niet opgenomen in deze

scriptie.

2.4. Dataverzameling

2.4.1. Verloop

2.4.1.1.Gewenning

De proefpersonen kregen eerst een aantal oefenpogingen waarbij nog geen data werden

verzameld. Door middel van deze oefenpogingen konden de proefpersonen wennen aan de

opstelling. Waren de proefpersonen de opstelling niet gewoon, dan bestond de kans dat ze

geen normaal looppatroon zouden hanteren.

Page 35: BIOMECHANISCHE ANALYSE VAN VERSNELLEND LOPEN … · berekend worden door snelheid af te leiden naar de tijd die nodig is om van v1 naar v2 te gaan. De versnelling zal positief zijn

METHODE

25

2.4.1.2.Statische callibratie

Na de gewenning werd de statische callibratie uitgevoerd. Aan de hand van deze callibratie

werd een theoretisch model geconstrueerd en het COM bepaald. Tijdens deze callibratie was

het een noodzaak dat alle markers zichtbaar waren zodat elk segment bepaald kon worden.

Vanuit deze positie kon de referentiehouding (anatomische houding) gehaald worden.

2.4.1.3.Experimenteel

Elke proefpersoon moest over de loopweg versnellen volgens drie verschillende condities. Bij

elke verschillende conditie werden er minstens tien pogingen uitgevoerd waarbij de begin-

snelheid opliep van slogging tot maximale snelheid. Naast versnellingen werden er ook

pogingen aan constante snelheid afgenomen. Elke conditie werd random toegewezen.

Tabel 3: De verschillende condities waaraan de proefpersonen moesten versnelling.

Condities versnellend lopen: 10 pogingen van elke conditie

RU_ACC_015: versnellend lopen aan een kleine positieve versnelling met als doel 0,15ms-2

RU_ACC_060: idem, maar een intermediaire versnelling met als doel 0,60ms-2

RU_ACC_105: idem, maar een hoge versnelling met als doel 1,05ms-2

Condities lopen constante snelheid: 10 pogingen van elke conditie

RU_CST_PRF: lopen aan een constante snelheid met als doel de voorkeurssnelheid

RU_ACC_SLW: idem, maar snelheidsrange is lager dan voorkeurssnelheid

RU_ACC_FST: idem, maar snelheidsrange is hoger dan voorkeurssnelheid

Page 36: BIOMECHANISCHE ANALYSE VAN VERSNELLEND LOPEN … · berekend worden door snelheid af te leiden naar de tijd die nodig is om van v1 naar v2 te gaan. De versnelling zal positief zijn

METHODE

26

2.4.1.4.Antropometrie

Van de negen proefpersonen hebben we de antropometrische gegevens genoteerd (zie bijlage

Tabel 25). Deze data werden gebruikt om het skeletaal model samen te stellen (Figuur 18).

Tabel 4: De gemeten antropometrie.

Antropometrische data

Lengte

Gewicht

Schoenmaat

Bovenbeenlengte

Onderbeenlengte

Beenlengte

Bovenarmlengte

Onderarmlengte

Romplengte

Breedte schouders

Breedte SIAS

2.5. Data

2.5.1. Qualisys data

Aan de hand van de QTM-data kan de exacte positie van elke marker bepaald worden. Elke

marker moet benoemd worden volgens de overeenkomstige anatomische plaats. In totaal had

elke proefpersoon 67 markers op zijn lichaam. De markers werden geplaatst op romp-, arm-,

heup-, dij- en voetniveau, telkens zo dicht mogelijk bij het anatomisch punt. Er werd zowel

gebruik gemaakt van anatomische markers als trackingmarkers. Uit de plaats en naam van

elke marker werd een twaalfsegmentenmodel gecreëerd (Figuur 18). Naast de reflectie van de

geplaatste markers vangen de Qualisys-camera‟s ook andere niet gewenste lichtreflecties op.

Deze reflecties worden ghost-markers genoemd en moeten uit de data verwijderd worden. Het

kan voorkomen dat markers uit het beeld van de twaalf Qualisys-camera‟s gaan. Hierdoor

kunnen er onderbrekingen voorkomen in de trajecten. Deze onderbrekingen worden opgevuld

door de functie „gap fill‟ met QTM. Elk traject dient echter handmatig gecontroleerd te

worden.

Page 37: BIOMECHANISCHE ANALYSE VAN VERSNELLEND LOPEN … · berekend worden door snelheid af te leiden naar de tijd die nodig is om van v1 naar v2 te gaan. De versnelling zal positief zijn

METHODE

27

Tabel 5: Plaats & aantal markers

Niveau n markers Niveau n markers

Romp 4 Heup 8

Bovenarm 3 Bovenbeen 4

Elleboog 2 Knie 2

Onderarm 3 Onderbeen 4

Pols 2 Voet 7

De GRK en de positie van het COP die geregistreerd werden door de krachtmeetplatformen

en de footscan werden ook opgenomen in QTM. Via de antropometrie en het programma

Visual 3D (© C-Motion) konden de gedefinieerde markers tot een skeletaal model gevormd

worden. Het model bevat 12 segmenten (zie Tabel 6), uit dit model wordt het COM berekend.

Het gewrichtscentrum werd berekend via het model van Harrington (2007). Het model kan

ook gebruikt worden om een schatting te maken van de lengte van de lastarm en van de

spieren die inwerken op de gewrichten. Door de juiste positie van het gewrichtscentrum en

een schatting van de lastarm kunnen de gewrichtsmomenten berekend worden (Harrington et

al., 2007).

Tabel 6: De gebruikte segmenten.

Figuur 18: Skeletaal model met 12 segmenten.

Segmenten Nr.

Bovenlichaam 1.

Bovenarm(2x) 2.

Onderarm(2x) 3.

Heup 4.

Bovenbeen(2x) 5.

Onderbeen(2x) 6.

Voet(2x) 7.

Page 38: BIOMECHANISCHE ANALYSE VAN VERSNELLEND LOPEN … · berekend worden door snelheid af te leiden naar de tijd die nodig is om van v1 naar v2 te gaan. De versnelling zal positief zijn

METHODE

28

Groen: 1.Acromion Blauw: 1.Iliocristalis Paars: 1.Malleous Med. 2.Sternum 2.Asis 2.Calcaneus Med. Rood: 1.Bovenarm Ant. 3.Gtroc 3.Tip 2.Bovenarm Lat. Geel: 1.Bovenbeen Ant. 1 4.Metatarsaal 5

3.Elleboog Lat. 2.Bovenbeen Ant. 2 5.Metatarsaal 1 4.Elleboog Med. 3.Knie Lat. 5.Onderarm Ant. 4.Knie Med. 6.Onderarm Lat. 5.Onderbeen Ant. 1 7.Pols Ant. 6.Onderbeen Ant. 2 8.Pols Post.

Figuur 19: Vooraanzicht posities markers

Page 39: BIOMECHANISCHE ANALYSE VAN VERSNELLEND LOPEN … · berekend worden door snelheid af te leiden naar de tijd die nodig is om van v1 naar v2 te gaan. De versnelling zal positief zijn

METHODE

29

Groen: 1.C7 Blauw: 1.Iliocristalis Paars:1.Malleous Lat. 2.Acromion 2.Psis 2.Malleous Med. 3.T8 3.Gtroc 3.Calcaneus Lat. Rood: 1.Bovenarm Post. Geel: 1.Bovenbeen Post. 1 4.Calcaneus Med. 2.Bovenarm Lat. 2.Bovenbeen Post. 2

3.Elleboog Lat. 3.Onderbeen Post. 1 4.Elleboog Med. 4.Onderbeen Post. 2 5.Onderarm Post. 6.Onderarm Lat. 7.Pols Ant.

8.Pols Post.

Figuur 20: Achteraanzicht posities markers

Page 40: BIOMECHANISCHE ANALYSE VAN VERSNELLEND LOPEN … · berekend worden door snelheid af te leiden naar de tijd die nodig is om van v1 naar v2 te gaan. De versnelling zal positief zijn

METHODE

30

Groen: 1.Acromion Blauw: 1.Psis Paars: 1.Malleous Lat. 2.Sternum 2.Asis 2.Calcaneus Lat. Rood: 1.Bovenarm Ant. Geel: 1.Bovenbeen Ant. 1 3.Tip 2.Bovenarm Post. 2.Bovenbeen Post. 1 4.Metatarsaal 5

3.Bovenarm Lat. 3.Bovenbeen Ant. 2 4.Onderarm Post. 4.Bovenbeen Post. 2 5.Onderarm Ant. 5.Knie Lat. 6.Onderarm Lat. 6.Onderbeen Post. 1 7.Pols Ant. 7.Onderbeen Post. 2

8.Pols Post.

Figuur 21: Zijaanzicht posities markers

2.5.2. Maxtraq Data

De data van de Bassler-camera‟s (100Hz) werden verwerkt in het programma Maxtraq. Via

de Bassler-camera‟s kon het tijdstip van het initieel contact (IC) en het loskomen van de voet

(TO) geregistreerd worden. Deze data werden gebruikt om samen met de

grondreactiekrachten de steunfases af te bakenen die volledig op een krachtmeetplaat

plaatsvonden.

Page 41: BIOMECHANISCHE ANALYSE VAN VERSNELLEND LOPEN … · berekend worden door snelheid af te leiden naar de tijd die nodig is om van v1 naar v2 te gaan. De versnelling zal positief zijn

METHODE

31

2.5.3. Matlab

In het programma Matlab werden alle data verzameld. Hier gebeurden ook alle verdere

berekeningen en filtering van de data (zie Tabel 7).

Tabel 7: Data Matlab

Kinetica

GRK:

Netto impuls

Propulsieve impuls

Remmende impuls

Gemiddelde versnelling

Kinematica

COM:

Positie

Snelheid

Gemiddelde snelheid

Versnelling

Gemiddelde versnelling

Kinesiologie:

Gewrichtshoek: heup, knie, enkel

Hoeksnelheid: heup, knie, enkel

Gewrichtsmoment: heup, knie, enkel

Gewrichtsvermogen: heup, knie, enkel

Spatio-temporeel:

Duur steunfase

Zerocrossing: absoluut, relatief

Page 42: BIOMECHANISCHE ANALYSE VAN VERSNELLEND LOPEN … · berekend worden door snelheid af te leiden naar de tijd die nodig is om van v1 naar v2 te gaan. De versnelling zal positief zijn

METHODE

32

3. Data analyse

3.1. Bewerkingen uitgevoerd op ruwe data

3.1.1. Kinetica

De data van alle steunfases die volledig op een GRK plaat werden uitgevoerd werden naar

Matlab geëxporteerd voor verdere analyse. In Matlab werd een handmatige controle

uitgevoerd op alle GRK-grafieken. De controle werd als nieuwe dichotome variabele (1=

realistische GRK, 0= onrealistische GRK) opgenomen in Matlab. Uit de voor-achterwaartse

GRK kon de voor- achterwaartse impuls berekend worden. De voor- achterwaartse impuls

werd opgedeeld in een negatieve en positieve voor- achterwaartse impuls. De plaats waar de

overgang van negatieve naar positieve impuls plaatsvond werd bepaald als zerocrossing. De

som van de positieve en negatieve voor- achterwaartse impuls werd de netto-impuls genoemd.

De versnelling is berekend als het gemiddelde van de voor-achterwaartse grondreactiekracht

gedeeld door de massa van het subject De minimum en maximum amplitude van de voor-

achterwaartse GRK werden ook berekend in Matlab.

Alle berekende waarden en controlevariabelen werden naar Microsoft Excel geëxporteerd. In

Excel werden alle voor- achterwaartse impulsversnellingen gecontroleerd. Daarbij werden

alle negatieve versnellingen verwijderd. Hiervoor werd gebruik gemaakt van een nieuwe

dichotome controlevariabele (1= positieve horizontale impuls versnelling, 0= negatieve

horizontale impuls versnelling). Beide dichotome variabelen (realistische GRK, positieve a)

werden samengevoegd tot een nieuwe algemene dichotome variabele. De data werden

gefilterd aan de hand van de ALS(logische-test;waarde-als-waar;waarde-alsonwaar) formule.

Voor de logische test was waarde 1 de controle variabele.

Na het selecteren van data zijn de data geëxporteerd naar SPPS en zijn alle impulsen en

krachten genormaliseerd op gewicht om de variatie tussen verschillende proefpersonen te

minimaliseren.

3.1.2. Kinematica

Bij de kinematica zijn er verschillen gezocht op de momenten IC en TO. Op beide momenten

werd er gekeken naar het afstandsverschil tussen COM (uit het kinematisch model) en COP

Page 43: BIOMECHANISCHE ANALYSE VAN VERSNELLEND LOPEN … · berekend worden door snelheid af te leiden naar de tijd die nodig is om van v1 naar v2 te gaan. De versnelling zal positief zijn

METHODE

33

(uit de grondreactiekrachten). Het COP werd pas als contact beschouwd vanaf een kracht van

15N. Eerst werden op het moment van IC en TO de positie van het COM en COP bepaald,

waarna het verschil in afstand tussen beide berekend is. Hiernaast werden op het moment van

IC en TO drie gewrichtshoeken (heup, knie, enkel) en twee segmentshoeken (hoek

bovenlichaam en voethoek) geregistreerd. De heuphoek werd bepaald door de rechte van het

bovenlichaam door te trekken tegenover het dijbeen. De kniehoek werd bepaald door de

rechte van het dijbeen door te trekken tegenover het onderbeen. De enkelhoek werd bepaald

door de rechte van het onderbeen door te trekken tegenover de voet. De hoek van het

bovenlichaam werd bepaald tegenover de verticale. De voethoek werd bepaald door de

horizontale tegenover de voet te zetten.

Figuur 22: De gemeten kinematische hoeken.

Naast de gewrichts- en segmentshoeken zijn ook de data van hoeksnelheden geanalyseerd. De

data van de hoeksnelheden bestaan uit de gemiddelde hoeksnelheid van drie frames voor het

IC. Ook hier hebben we het heup-, knie- en enkelgewricht in onze berekeningen opgenomen.

Alle berekende waarde werden in het Excel-bestand geïmporteerd. Op niveau van

gewrichthoeken en segmentshoeken hebben we de data gefilterd op basis van de kant waarop

de steun werd uitgevoerd (links of rechts). Op deze manier waren enkel de hoeken van het

lidmaat in steunfase opgenomen in de berekeningen. Vervolgens zijn de data naar SPPS

geëxporteerd voor verdere statistische analyse.

Page 44: BIOMECHANISCHE ANALYSE VAN VERSNELLEND LOPEN … · berekend worden door snelheid af te leiden naar de tijd die nodig is om van v1 naar v2 te gaan. De versnelling zal positief zijn

METHODE

34

3.2. Statistische analyse

3.2.1. Kinetica

Vooraleer de data van de GRK verder werden geanalyseerd zijn de data van steunduur

(afhankelijke variabelen= AV) uitgezet in een spreidingsdiagram tegenover de voor-

achterwaartse versnelling (onafhankelijke variabelen= OV). Hiervan werd per proefpersoon

een regressievergelijking en adjusted R² berekend voor verdere interpretatie. De

regressievergelijkingen van alle proefpersonen werden gebruikt voor de berekening van de

richtingscoëfficiënt (rico) en voor de constante van de gemiddelde grafiek in Excel.

Ook de negatieve en positieve voor- achterwaartse impuls (AV) werd uitgezet tegenover de

voor- achterwaartse impulsversnelling (OV) via een spreidingsdiagram per proefpersoon.

Voor verdere interpretatie van de grafiek werd gebruik gemaakt van een lineaire regressie. Dit

omdat we aan de hand van kwalitatieve observatie lineaire verbanden terugzagen die we dan

konden vergelijken tussen de verschillende proefpersonen. De adjusted R² werd gebruikt om

een beeld te hebben van de voorspellende waarde van versnelling.

De overgang van submaximale naar maximale versnelling werd handmatig bepaald voor elke

proefpersoon op de grafiek van de negatieve en positieve voor- achterwaartse versnelling.

Voor zowel de negatieve als positieve voor- achterwaartse impuls werd een lineaire regressie

uitgevoerd met de voor- achterwaartse impuls versnelling (OV). Dit voor de submaximale en

maximale versnelling afzonderlijk.

Wegens het lage aantal richtingscoëfficiënten werd er, om toch een significant verschil te

berekenen tussen de rico van twee onderdelen van de grafiek (bijv. tussen submaximale

negatieve impuls en submaximale positieve impuls), gebruik gemaakt van de non-

parametrische Wilcoxon-test. Ten slotte werd er een gemiddelde grafiek samengesteld aan de

hand van de gemiddelde regressievergelijkingen. Op deze gemiddelde grafiek werd ook de

gemiddelde regressievergelijking van de voor- achterwaartse netto impuls tegenover de voor-

achterwaartse versnelling geplaatst.

Om het verloop van de negatieve en positieve impuls verder te kunnen analyseren werd voor

elke proefpersoon een spreidingsdiagram gemaakt van de zerocrossing (AV) en de maximale

en minimale amplitude van de voor- achterwaartse kracht (AV). Hierbij is het belangerijk te

vermelden dat het niet de werkelijk minimale amplitude is die gemeten wordt maar de

Page 45: BIOMECHANISCHE ANALYSE VAN VERSNELLEND LOPEN … · berekend worden door snelheid af te leiden naar de tijd die nodig is om van v1 naar v2 te gaan. De versnelling zal positief zijn

METHODE

35

maximale negatieve amplitude. Om de link gemakkelijker te kunnen leggen met negatieve en

positieve impuls is gekozen voor de benaming van maximale en minimale amplitude. Bij

beide grafieken werd de horizontale impuls versnelling als onafhankelijke variabele gebruikt.

Er werd telkens een regressielijn en een adjusted R² berekend voor alle herkenbare patronen.

Als er een meerwaarde mogelijk was door aparte berekeningen te maken voor submaximale

en maximale versnelling werden die ook in de berekening opgenomen. Als er verdere

statistische analyse nodig was werd ook hier geopteerd voor de non-parametrische Wilcoxon-

test. Voor elke grafische weergave is er een gemiddelde grafiek opgesteld in Excel. Dit

gebeurde aan de hand van de gemiddelde regressievergelijkingen en eventuele

onderverdelingen in de grafiek.

3.2.2. Kinematica

Hier is eerst de voor- achterwaartse impulsversnelling (OV) aan de hand van een

spreidingsdiagram uitgezet tegenover het verschil in afstand tussen COM en COP (AV).

Vervolgens is de voor- achterwaartse versnelling ook uitgezet tegenover de gewrichts- en

segmentshoeken. Dit telkens op het moment van IC en TO. De hoeksnelheden van heup, knie

en enkel werden samen op één grafiek uitgezet, waarbij de voor- achterwaartse impuls

versnelling de OV was. Net zoals bij de kinetica is ook hier de regressielijn en adjusted R²

berekend voor alle grafische weergaven. Vervolgens werden deze regressie vergelijkingen

gebruikt voor het samenstellen van de gemiddelde grafieken.

Page 46: BIOMECHANISCHE ANALYSE VAN VERSNELLEND LOPEN … · berekend worden door snelheid af te leiden naar de tijd die nodig is om van v1 naar v2 te gaan. De versnelling zal positief zijn

RESULTATEN

36

Deel 3: Resultaten

In dit gedeelte worden de resultaten weergegeven. Er wordt eerst gekeken naar het spatio-

temporeel aspect van het versnellen. Vervolgens worden de relatie tussen de mate van

versnellen en de kinetische en kinematische variabelen gepresenteerd. In Tabel 8 wordt

weergegeven hoeveel passen per persoon werden geanalyseerd voor de kinetica- en

kinematica resultaten. Voor elke gemiddelde grafiek in dit deel zijn de grafieken per

proefpersoon terug te vinden in bijlage.

Tabel 8: Aantal geanalyseerde passen per proefpersoon.

Aantal geanalyseerde passen

Kinetica Kinematica

IC TO

ppn 1 111 99 103

ppn 2 94 85 84

ppn 3 99 97 93

ppn 4 79 68 67

ppn 5 109 94 92

ppn 6 96 90 92

ppn 7 77 74 76

ppn 8 76 72 71

ppn 9 91 89 84

Totaal 832 768 762

GEM 92,4 85,3 84,6

STDEV 13,1 11,4 11,6

Het aantal geanalyseerde passen voor kinetica en voor kinematica bij IC en TO.

Page 47: BIOMECHANISCHE ANALYSE VAN VERSNELLEND LOPEN … · berekend worden door snelheid af te leiden naar de tijd die nodig is om van v1 naar v2 te gaan. De versnelling zal positief zijn

RESULTATEN

37

1. Spatio-temporeel

1.1. Steunduur

Figuur 23: Lineaire regressie door de gemiddelde steunduur. Grafische voorstelling van de steunduur tegenover de versnelling. De steunduur gaat dalen naargelang de versnelling. Grafieken van alle ppn in bijlage 1.

Als we steunduur uitzetten tegenover de voor- achterwaartse impulsversnelling (aAP) is er

voor alle proefpersonen een negatief lineair verband waar te nemen (gem rico= -21.2 , stdev =

11.5). De steunduur neemt af naargelang de versnelling (Figuur 23). De regressies hebben een

verklarende variantie die varieert tussen min= 0.005 en max= 0.488 (gem adjusted R²=

0.201).

Tabel 9: Adjusted R², Rico en Constante steunduur.

Steunduur

Adjusted R² Rico Constante

Ppn1 0,144 -10,736 191,772

Ppn2 0,037 -11,598 265,016

Ppn3 0,060 -17,275 269,168

Ppn4 0,303 -19,808 218,079

Ppn5 0,199 -18,195 224,184

Ppn6 0,409 -37,467 262,528

Ppn7 0,163 -29,121 279,006

Ppn8 0,005 -7,506 239,470

Ppn9 0,488 -39,353 241,910

GEM 0,201 -21,229 243,459 SD 0,168 11,578 28,413

MIN 0,005 -39,353 191,772

MAX 0,488 -7,506 279,006 De Adjusted R², Rico en constante waarden van de lineaire regressie van de steunduur ten opzichte van versnelling voor alle proefpersonen. Zie bijlage 1.

0

50

100

150

200

250

300

0 1 2 3 4

Tijd

(m

s)

Voor-achterwaartse versnelling (m/s²)

Steunduur

gemiddelde steunduur

Page 48: BIOMECHANISCHE ANALYSE VAN VERSNELLEND LOPEN … · berekend worden door snelheid af te leiden naar de tijd die nodig is om van v1 naar v2 te gaan. De versnelling zal positief zijn

RESULTATEN

38

2. Kinetica

2.1. Netto, negatieve & positieve impuls

Figuur 24: Positieve en negatieve impuls. Grafische voorstelling van de gemiddelde positieve- en negatieve impuls tegenover de voor-achterwaartse versnelling. De rode stippellijn geeft de plaats weer van de overgang van submaximale naar maximale versnelling. *,**,***= significantieniveau p<0.05

De grafieken van de voor- achterwaartse positieve- en negatieve impuls op aAP geven weer dat

er bij het versnellen twee verschillende versnellingszones te onderscheiden zijn (Figuur 24).

De twee delen zijn te onderscheiden als een deel submaximale versnelling en een deel

maximale versnelling. De versnelling waarop de negatieve impuls de minst negatieve waarde

bereikte werd als overgangspunt gebruikt in de opdeling tussen submaximale en maximale

versnellingen. Dit scheidingspunt wordt weergegeven op de grafiek aan de hand van een

verticale rode stippellijn. In Tabel 10 worden de overgangspunten van elke proefpersoon

weergegeven. De overgang van submaximaal naar maximaal is echter niet exact te bepalen, er

is steeds een overgangszone zichtbaar. Van de negen proefpersonen zijn er twee

proefpersonen waar er geen duidelijke scheiding is waar te nemen. Bij één proefpersoon komt

dit door de afwezigheid van een overgangszone (ppn5), bij de andere is er een te grote

overgangszone (ppn9). De twee proefpersonen zijn niet opgenomen in de berekeningen. Voor

de overige zeven proefpersonen was de grootte van versnelling waarop de omschakeling

plaatsvond niet gelijk (gem versnelling= 1.89m/s², stdev= 0.43).

-0,6

-0,4

-0,2

0

0,2

0,4

0,6

0,8

1

1,2

0 1 2 3 4

imp

uls

/Kg

(N*s

/Kg)

)

Voor- achterwaartse versnelling (m/s²)

Netto, positieve en negatieve impulsnetto impuls

submaximaal positieve impuls

submaximaal negatieve impuls

maximaal positieve impuls

maximaal negatieve impuls

overgangspunt

**

**

*

****

***

Page 49: BIOMECHANISCHE ANALYSE VAN VERSNELLEND LOPEN … · berekend worden door snelheid af te leiden naar de tijd die nodig is om van v1 naar v2 te gaan. De versnelling zal positief zijn

RESULTATEN

39

2.1.1. Netto impuls genormaliseerd naar lichaamsmassa

Zie Figuur 24, blauwe lijn. De verklarende variantie is minimaal 0.91 en maximaal 0.96 (gem

adjusted R²=0.93). De impuls neemt toe naargelang de versnelling (gem rico= 0.19, stdev=

0.035).

Tabel 10: Regressie vergelijking netto impuls.

Vergelijking netto impuls Adjusted R² Overgang (m/s²)

ppn 1 y=0.155*x+0.019 0,923 2,500

ppn 2 y=0,238*x+0,002 0,910 2,500

ppn 3 y=0,238*x+0,006 0,929 1,700

ppn 4 y=0,162*x+0,021 0,925 1,800

ppn 5 y=0,182*x+0,015 0,946 Nvt

ppn 6 y=0,177*x+0,031 0,936 1,600

ppn 7 y=0,232*x+0,009 0,923 1,400

ppn 8 y=0,224*x+0,004 0,907 1,750

ppn 9 y=0,171*x+0,015 0,962 Nvt

GEM y=0,19*x+0,014 0,929 1,893

SD rico= 0,035 constante= 0,01 0,017 0,434

De regressievergelijking met de Adjusted R² van de netto impuls genormaliseerd naar lichaamsmassa ten opzichte van aAP. Het overgangspunt van submaximale naar maximale versnelling wordt tevens weergegeven.

2.1.2. Submaximale versnellingen

Bij een toenemende submaximale versnelling neemt de absolute waarde van de negatieve

impuls (Figuur 24, groene lijn) in dezelfde mate af als de positieve impuls toeneemt (Figuur

24, rode lijn), wat grafisch gezien bij beide neerkomt op een positieve richtingscoëfficiënt. De

negatieve impuls neemt af tot bijna 0 (gem rico= 0.11, stdev= 0.02). De positieve impuls stijgt

(gem rico= 0.10, stdev= 0.02) tot aan de overgang naar maximale versnelling. Een Wilcoxon

test toont geen significant verschil aan tussen de rico‟s van negatieve en positieve impuls

(n=7, p= 0.446). De lineaire regressies voor elk subject zijn terug te vinden in de bijlage 3.

Page 50: BIOMECHANISCHE ANALYSE VAN VERSNELLEND LOPEN … · berekend worden door snelheid af te leiden naar de tijd die nodig is om van v1 naar v2 te gaan. De versnelling zal positief zijn

RESULTATEN

40

Tabel 11: Submaximale versnelling: positieve en negatieve impuls.

Submaximaal

Positieve Impuls Negatieve Impuls

Adjusted R² Rico Adjusted R² Rico Ratio Pos/Neg

ppn 1 0,725 0,101 0,604 0,064 1,570

ppn 2 0,695 0,127 0,561 0,079 1,600

ppn 3 0,731 0,126 0,727 0,114 1,100

ppn 4 0,636 0,080 0,839 0,105 0,760

ppn 5

ppn 6 0,567 0,084 0,794 0,119 0,700

ppn 7 0,639 0,114 0,726 0,126 0,900

ppn 8 0,528 0,130 0,594 0,100 1,300

Ppn 9

GEM 0,646 0,109 0,692 0,101 1,140

SD 0,078 0,021 0,107 0,022 0,370

De gemiddelde Rico en Adjusted R² waarde voor de positieve impuls en voor de negatieve impuls bij submaximale versnelling. De ratio tussen de Rico van de positieve en negatieve impuls worden ook weergeven. Zie bijlage 2.

2.1.3. Maximale versnellingen

Bij het maximale gedeelte is de rico van de regressie van de negatieve impuls (Figuur 24,

rechts van rode stippellijn) (gem= 0.01, stdev= 0.03) niet significant verschillend van 0

(p=0,389, one sample t-test). De negatieve impuls zal dus niet stijgen of dalen. De

verklarende variantie van aAP is klein en varieert tussen de 0.13 en de 0.27 (gem= 0.13). Bij

het maximaal deel is er een significant verschil tussen de rico van de positieve en negatieve

impuls (n=7, p= 0.018, Wilcoxon), aangeduid door * op Figuur 24.

Page 51: BIOMECHANISCHE ANALYSE VAN VERSNELLEND LOPEN … · berekend worden door snelheid af te leiden naar de tijd die nodig is om van v1 naar v2 te gaan. De versnelling zal positief zijn

RESULTATEN

41

Tabel 12: Maximale versnelling: positieve en negatieve impuls.

Maximaal

Positieve Impuls

Negatieve Impuls

Adjusted R² Rico Adjusted R² Rico Ratio Pos/Neg

ppn 1 0,478 0,167 0,042 -0,015 -11,133

ppn 2 0,521 0,322 0,072 -0,021 -15,333

ppn 3 0,290 0,173 0,153 -0,021 -8,238

ppn 4 0,715 0,18 0,059 0,016 11,250

ppn 5

ppn 6 0,971 0,168 0,241 0,041 4,0975

ppn 7 0,729 0,273 0,274 0,054 5,055

ppn 8 0,674 0,228 0,052 0,021 10,857

ppn 9

GEM 0,625 0,216 0,128 0,011 -0,492

SD 0,218 0,061 0,0964 0,031 10,894

De Gemiddelde Rico en Adjusted R² waarde van de positieve en negatieve impuls bij maximale versnelling. De ratio tussen de rico’s van positieve en negatieve impuls worden tevens weergeven. Bijlage 2.

2.1.4. Vergelijking submaximaal-maximaal

Het verschil tussen submaximale en maximale versnelling is voor beide impulsen zichtbaar.

Richtingscoëfficiënten tussen het submaximaal en maximaal deel verschillen significant,

zowel voor de positieve (**, Figuur 24) als voor de negatieve (***,Figuur 24) impuls (pos

sub/max p= 0.018, neg sub/max= 0.018, Wilcoxon). De positieve impuls stijgt meer ten

opzichte van de versnelling na de omschakeling (gem rico= 0.21). De verklarende variantie

voor de submaximale versnelling is gemiddeld 0.65 en voor de maximale 0.63. De negatieve

impuls neemt af na de omschakeling en blijft constant (gem rico= 0.01). De verklarende

variantie daalt na de omschakeling (gem sub adjusted R²= 0.70, gem max adjusted R²= 0.13).

Page 52: BIOMECHANISCHE ANALYSE VAN VERSNELLEND LOPEN … · berekend worden door snelheid af te leiden naar de tijd die nodig is om van v1 naar v2 te gaan. De versnelling zal positief zijn

RESULTATEN

42

2.2. Minimale en maximale amplitude van de voor- achterwaartse GRK

Figuur 25: Maximale en minimale amplitudes (* = significantie 0.008) Grafische voorstelling van de maximale en minimale amplitude tegenover de voor-achterwaartse versnelling. * is een significant verschil (p = 0,008) in rico. (Wilcoxon)

Er is een lineair verband tussen de aAP en de amplitude. De maximale amplitude stijgt

naargelang de versnelling, terwijl de minimale amplitude daalt naargelang de versnelling.

Grafisch gezien komt dit echter bij beiden neer op een stijgende trendlijn (Figuur 25). De rico

van de maximale amplitude ligt hoger dan deze van de minimale (gem rico max= 1.25, stdev=

0.16; gem rico min= 0.54, stdev= 0.28). Er is een significant verschil tussen de rico‟s van de

maximale – en minimale amplitude (p= 0.008, Wilcoxon). Als we kijken naar de verklarende

variantie van beide delen dan is er een verschil te zien tussen maximale en minimale

amplitude (gem adjusted R² max ampl= 0.67, stdev= 0.06; gem adjusted R² min ampl= 0.09,

stdev= 0.10).

Als de opdeling submaximale en maximale versnelling wordt toegepast is er een trend tot

significantie tussen de submaximale- en maximale rico van de maximale amplitude (p= 0.091,

Wilcoxon). Dit is niet het geval bij de minimale amplitude (p=0.735, Wilcoxon). Er zijn twee

proefpersonen niet opgenomen in de berekeningen doordat er geen overgangspunt kon

worden vastgesteld.

-4

-3

-2

-1

0

1

2

3

4

5

6

7

0 0,5 1 1,5 2Kra

cht/

LG (

N/K

g)

Voor- achterwaartse versnelling (m/s²)

Maximale en minimale amplitude

maximale amplitude

minimale amplitude

*

*

*

*

Page 53: BIOMECHANISCHE ANALYSE VAN VERSNELLEND LOPEN … · berekend worden door snelheid af te leiden naar de tijd die nodig is om van v1 naar v2 te gaan. De versnelling zal positief zijn

RESULTATEN

43

Tabel 13: Maximale en minimale amplitude.

Maximale amplitude Minimale amplitude

Adjusted R² Rico Adjusted R²

Rico

ppn 1 0,760 1,180 -0,001 0,165

ppn 2 0,673 1,265 0,236 0,710

ppn 3 0,632 1,208 0,099 0,628

ppn 4 0,745 1,062 0,187 0,721

ppn 5 0,722 1,243 -0,009 0,053

ppn 6 0,718 1,286 -0,055 0,424

ppn 7 0,618 1,284 0,248 0,931

ppn 8 0,589 1,135 0,056 0,547

ppn 9 0,630 1,628 0,080 0,681

GEM 0,676 1,255 0,093 0,540 SD 0,062 0,158 0,110 0,281

De Adjusted R² en Rico waarde voor de maximale amplitude en de minimale amplitude van de grondreactiekracht van alle proefpersonen zonder onderscheid te maken tussen submaximaal en maximaal. Bijlage 4.

Tabel 14: Maximale amplitude.

Maximale amplitude

Submaximaal Maximaal

Adjusted R² Rico Adjusted R² Rico

ppn 1 0,657 1,439 0,167 0,561

ppn 2 0,504 1,589 0,758 1,579

ppn 3 0,481 1,327 0,645 1,497

ppn 4 0,440 1,021 0,288 0,921

ppn 5

ppn 6 0,512 1,373 0,039 0,474

ppn 7 0,451 1,317 0,033 0,604

ppn 8 0,370 1,156 0,496 1,023

ppn 9

GEM 0,488 1,317 0,347 0,951

SD 0,089 0,185 0,291 0,447

De Adjusted R² en Rico waarde voor de maximale amplitude bij submaximaal versnellen en maximaal versnellen.

Page 54: BIOMECHANISCHE ANALYSE VAN VERSNELLEND LOPEN … · berekend worden door snelheid af te leiden naar de tijd die nodig is om van v1 naar v2 te gaan. De versnelling zal positief zijn

RESULTATEN

44

Tabel 15: Minimale amplitude.

Minimale amplitude

Submaximaal Maximaal

Adjusted R² Rico Adjusted R² Rico

ppn 1 -0,008 0,191 -0,032 0,440

ppn 2 0,042 0,474 -0,065 -0,268

ppn 3 0,139 1,014 -0,055 -1,006

ppn 4 0,080 0,789 0,080 1,353

ppn 5

ppn 6 0,118 0,890 0,025 1,179

ppn 7 0,133 0,957 0,355 1,838

ppn 8 0,001 0,359 -0,060 0,551

ppn 9

GEM 0,072 0,668 0,035 0,584 SD 0,062 0,323 0,151 0,983

De Adjusted R² en Rico waarde voor de minimale amplitude bij submaximaal versnellen en maximaal versnellen.

2.3. Zerocrossing

Figuur 26: Zerocrossing Grafische voorstelling van de gemiddelde relatieve zerocrossing tegenover de voor-achterwaartse versnelling. De stippellijn geeft de overgang van submaximale naar maximale versnelling. Er wordt onderscheid gemaakt tussen twee verschillende groepen bij zowel het submaximale als het maximale gedeelte.

Als we de grafieken van de zerocrossing tegenover de aAP uitzetten zien we dat er op de

overgang van submaximaal naar maximaal twee patronen overlappen. Er is dus sprake van

een overgangszone voor de zerocrossing. Dit heeft als gevolg dat de berekende regressies

voor de aparte delen sterk beïnvloed worden door de overgangszone. Aangezien de punten in

de overgangszone als uitbijters t.o.v. het globale patroon kunnen beschouwd worden, werden

Page 55: BIOMECHANISCHE ANALYSE VAN VERSNELLEND LOPEN … · berekend worden door snelheid af te leiden naar de tijd die nodig is om van v1 naar v2 te gaan. De versnelling zal positief zijn

RESULTATEN

45

ze in deze analyse buiten beschouwing gelaten. Vervolgens werden lineaire regressies van

beide delen apart berekend om de gemiddelde grafiek op te stellen.

Uit de analyse van de rico‟s van de lineaire regressies kunnen de proefpersonen opgedeeld

worden in twee groepen. (Figuur 26). Drie proefpersonen vertonen nog andere patronen, bij

één subject ontbreekt maximale versnelling (ppn 7), de andere heeft een zeer grote

overlappingszone tussen submaximale en maximale versnellingen (ppn 9), tot slot is er ook

nog een proefpersoon waarbij er geen overgangszone aanwezig is (ppn 5).

Bij de eerste groep die bestaat uit drie proefpersonen (ppn 1,2,3) zien we bij maximale

versnellingen eenzelfde daling in rico als voor submaximale versnellingen (gem rico sub= -

0.06, gem rico max= -0.03, p= 0.109, Wilcoxon). Er is grafisch een plotse daling van

zerocrossing waar te nemen na de overgangszone (gem sub constante= 0.48, gem max

constante= 0.16). Volgens de Wilcoxon-test is er echter geen significant verschil (p= 0.109).

Bij de tweede groep (drie proefpersonen) is de rico van het maximale versnelling gedeelte

(gem rico= -0.08) hoger dan die van het submaximaal gedeelte (gem rico= -0.13). Er is een

trend tot significantie tussen de rico‟s van beide delen (p= 0.066, Wilcoxon). Ook hier is er

een verval in zerocrossing zichtbaar bij de overgangszone (gem sub constante= 0.49, gem

max constante= 0.54).

Tabel 16: Relatieve zerocrossing.

Submaximale versnelling

Maximale versnelling

Zero crossing Zero crossing

Adjusted R² Rico Constante Adjusted R² Rico Constante

Groep 1

ppn 1 0,782 -0,066 0,472 0,123 -0,019 0,205

ppn 2 0,524 -0,053 0,490 0,099 -0,034 -0,009

ppn 4 0,847 -0,075 0,508 0,240 -0,047 0,287

GEM 0,717 -0,065 0,490 0,154 -0,033 0,161 SD 0,171 0,011 0,018 0,075 0,014 0,153

Groep 2

ppn 3 0,525 -0,080 0,469 0,409 -0,123 0,431

ppn 6 0,612 -0,086 0,512 0,633 -0,134 0,594

ppn 8 0,712 -0,078 0,517 0,711 -0,126 0,598

GEM 0,616 -0,081 0,499 0,584 -0,128 0,541 SD 0,094 0,004 0,026 0,157 0,006 0,095

uitbijters Ppn 5, ppn 7, ppn 9

De waarde van de Adjusted R², Rico en constante van de lineaire regressie van zerocrossing voor elke proefpersoon voor zowel submaximale als maximale versnelling. Zie bijlage 3.

Page 56: BIOMECHANISCHE ANALYSE VAN VERSNELLEND LOPEN … · berekend worden door snelheid af te leiden naar de tijd die nodig is om van v1 naar v2 te gaan. De versnelling zal positief zijn

RESULTATEN

46

3. Kinematica

3.1. Verschil afstand COM–COP

Figuur 27: Verschil COM-COP Grafische weergave van het verschil COM-COP tegenover de voor-achterwaartse versnelling bij IC en TO. Als het verschil negatief is , dan bevindt het COP zich voor het COM. Als het verschil positief is, dan bevindt het COP zich achter het COM.

De grafieken van de afstand tussen het COM en het COP tov de aAP op het moment van het

initieel voetcontact en het toe-off tonen voor beide een lineaire stijging (gem rico IC=0.03,

stdev= 0.009; gem rico TO= 0.07, stdev= 0.07). Op het ogenblik van initieel contact ligt het

COP voor het COM, deze afstand gaat naargelang de versnelling kleiner worden (Figuur 27).

De verklarende variantie bedraagt gemiddeld 0.08 (stdev= 0.12). Op het tijdstip van toe-off

zien we dat het COP posterior van het COM ligt. Naargelang de versnelling groter wordt gaat

het COP meer posterior van het COM liggen (gem adjusted R²= 0.38, stdev= 0.35). In deze

analyse werden slechts zes van de negen proefpersonen gebruikt wegens problemen met de

meting van het COP.

Page 57: BIOMECHANISCHE ANALYSE VAN VERSNELLEND LOPEN … · berekend worden door snelheid af te leiden naar de tijd die nodig is om van v1 naar v2 te gaan. De versnelling zal positief zijn

RESULTATEN

47

Tabel 17: Verschil COM-COP.

Verschil COM-COP

IC TO

Adjusted R² Rico Adjusted R² Rico

ppn 1

ppn 2 0,19 0,03 0,76 0,10

ppn 3 0,01 0,05 0,01 0,06

ppn 4 -0,01 0,03 0,08 0,13

ppn 5

ppn 6 0,27 0,04 0,75 0,10

ppn 7 0,12 0,03 0,70 0,10

ppn 8 0,02 0,03 0,36 0,10

ppn 9

GEM 0,10 0,04 0,44 0,10 SD 0,08 0,01 0,38 0,02 De Adjusted R² en Rico waarde van het verschil tussen COM-COP van alle proefpersonen. Dit op het tijdstip van IC en TO. Zie bijlage 5.

3.2. Gewrichtshoeken

3.2.1. Heuphoek

Figuur 28: Heuphoek Grafische weergave van verandering in de heuphoek naargelang de voor- achterwaartse versnelling bij IC en TO. De heuphoek wordt uitgedrukt in aantal ° afwijking tegenover de doorgetrokken rechte vanuit het bovenlichaam. De neutrale positie van de heup is 0°. Een positieve hoek wil zeggen dat de heup in flexie is. Een negatieve hoek wil zeggen dat de heup in extensie is.

In de grafiek op Figuur 28 zien we de verandering in de heup naargelang de voor-

achterwaartse versnelling op het ogenblik van initieel contact en toe-off. We zien bij steady-

state (= versnelling 0m/s²) dat op het tijdstip van initieel contact de heup gemiddeld een

Page 58: BIOMECHANISCHE ANALYSE VAN VERSNELLEND LOPEN … · berekend worden door snelheid af te leiden naar de tijd die nodig is om van v1 naar v2 te gaan. De versnelling zal positief zijn

RESULTATEN

48

flexiehoek heeft van 30° en een extensie hoek van 18° op het ogenblik van toe-off.

Naargelang de versnelling gaat stijgen gaat de heupflexiehoek groter worden op initieel

contact (gem rico= 11.6, stdev= 2.7; gem adjusted R²= 0.61, stdev=0.17). De extensiehoek op

het ogenblik van toe-off wordt kleiner . Een hogere versnelling zorgt ervoor dat op het

ogenblik van toe-off de heup minder in extensie gaat (gem rico= 3.4, stdev= 3.22; gem

adjusted R²= 0.30, stdev=0.29). Bij twee van de negen proefpersonen zagen we bij de hoogste

versnellingen dat op het tijdstip van toe-off de heup in flexiepositie was (positieve heuphoek

bij TO, ppn 1 , ppn 4). In deze analyse werd één persoon niet opgenomen door een niet

opgeloste fout in de data.

Tabel 18: Heuphoek

Heuphoek

IC TO

Adjusted R² Rico Adjusted R² Rico

ppn 1 0,725 7,810 0,559 3,813

ppn 2 0,756 14,605 0,171 2,885

ppn 3 0,450 12,402 0,178 3,075

ppn 4 0,762 13,703 0,857 9,089

ppn 5 0,733 11,972 0,177 2,192

ppn 6 0,653 14,401 0,456 6,834

ppn 7

ppn 8 0,300 7,715 -0,008 0,557

ppn 9 0,522 10,587 0,018 -0,891

GEM 0,613 11,649 0,301 3,444 SD 0,171 2,740 0,298 3,221

De waarde van de Adjusted R² en Rico voor de heuphoek van alle proefpersonen bij IC en TO. Zie bijlage 6.

Page 59: BIOMECHANISCHE ANALYSE VAN VERSNELLEND LOPEN … · berekend worden door snelheid af te leiden naar de tijd die nodig is om van v1 naar v2 te gaan. De versnelling zal positief zijn

RESULTATEN

49

3.2.2. Kniehoek

Figuur 29: Kniehoek Grafische weergave van verandering in de kniehoek naargelang de voor-achterwaartse versnelling bij IC en TO. De kniehoek wordt uitgedrukt in aantal ° afwijking tegenover gestrekte stand. Bij een hoek van 0° is de knie in een neutrale positie. Hoe negatiever de hoek, hoe meer de knie zich in flexie bevindt.

Als we verder kijken naar de verandering in kniehoek afhankelijk van de aAP zien we de

grootste verandering op het ogenblik van initieel contact (Figuur 29). Bij steady state is de

knie lichtjes gebogen (knieflexie= 15°), naarmate de versnelling groter wordt gaat deze

knieflexie hoek groter worden (gem rico= -11.04, stdev=1.8; gem adjusted R²= 0.78, stdev=

0.06). Op het ogenblik van toe-off zien we geen veranderingen (gem rico= 0.29, stdev= 1.8;

gem adjusted R²= 0.15, stdev= 0.12). Afhankelijk van proefpersoon wordt de kniehoek op het

tijdstip van toe-off ofwel kleiner (max rico= 2.8) ofwel groter (min rico= -2.1).

Tabel 19: Kniehoek

Kniehoek

IC TO

Adjusted R² Rico Adjusted R² Rico

ppn 1 0,897 -9,234 0,102 -1,001

ppn 2 0,784 -10,195 0,199 2,307

ppn 3 0,727 -12,157 0,129 2,082

ppn 4 0,784 -12,066 0,354 -0,639

ppn 5 0,818 -14,167 0,016 -0,934

ppn 6 0,738 -10,088 0,219 -2,128

ppn 7

ppn 8 0,697 -8,675 0,227 2,803

ppn 9 0,756 -11,789 -0,011 -0,189

GEM 0,775 -11,046 0,154 0,287 SD 0,062 1,817 0,120 1,840

De waarde van de Adjusted R² en Rico voor de kniehoek van alle proefpersonen bij IC en TO. Zie bijlage 7.

Page 60: BIOMECHANISCHE ANALYSE VAN VERSNELLEND LOPEN … · berekend worden door snelheid af te leiden naar de tijd die nodig is om van v1 naar v2 te gaan. De versnelling zal positief zijn

RESULTATEN

50

3.2.3. Enkelhoek

Figuur 30: Enkelhoek Grafische weergave van verandering in de enkelhoek naargelang de voor- achterwaartse versnelling bij IC en TO. De enkelhoek wordt uitgedrukt in aantal ° afwijking tegenover de doorgetrokken rechte van het onderbeen. De neutrale positie van de enkel is 90°. Hoe negatiever de hoek is, hoe meer de enkel zich in plantaire flexie bevindt.

Op enkelniveau zien we dat op het tijdstip van initieel contact de plantaire flexie lichtjes stijgt

als de aAP stijgt (Figuur 30) (gem rico= -3.04, stdev= 3.07). Op het ogenblik van toe-off zien

we geen veranderingen in de enkelhoek als de versnelling stijgt (gem rico= -0.1, stdev=2.68).

Bij zowel initieel contact als toe-off is de verklarende variantie zeer laag (gem adjusted R²

IC= 0.26, stdev=0.19; gem adjusted R² TO= 0.09, stdev= 0.11). Er is een beperkt verband

tussen de voor- achterwaartse impuls versnelling en de enkelhoek.

Tabel 20: Enkelhoek

Enkelhoek

IC TO

Adjusted R² Rico Adjusted R² Rico

ppn 1 0,228 1,990 0,031 0,800

ppn 2 -0,004 0,360 0,034 -0,994

ppn 3 0,157 -3,056 0,036 -0,957

ppn 4 0,154 -2,125 0,041 1,119

ppn 5 0,383 -5,129 0,206 5,359

ppn 6 0,454 -6,357 0,101 -2,327

ppn 7

ppn 8 0,142 -3,411 0,332 -3,555

ppn 9 0,601 -6,661 -0,010 -0,322

GEM 0,264 -3,048 0,096 -0,110 SD 0,198 3,078 0,116 2,688

De waarde van de Adjusted R² en Rico voor de enkelhoek van alle proefpersonen bij IC en TO. Zie bijlage 8.

Page 61: BIOMECHANISCHE ANALYSE VAN VERSNELLEND LOPEN … · berekend worden door snelheid af te leiden naar de tijd die nodig is om van v1 naar v2 te gaan. De versnelling zal positief zijn

RESULTATEN

51

3.3. Segmentshoeken

3.3.1. Bovenlichaam

Figuur 31: Hoek bovenlichaam Grafische weergave van de verandering in de hoek bovenlichaam naargelang van de voor- achterwaartse versnelling bij IC en TO. De hoek bovenlichaam wordt uitgedrukt in aantal ° afwijking tegenover verticale loodrecht naar beneden. In neutrale positie bevindt het bovenlichaam zich op 0°. Hoe positiever de hoek is, hoe meer het lichaam voorwaarts gaat neigen.

Als we de hoek van het bovenlichaam uitzetten tegenover de voor- achterwaartse versnelling

zien we dat er een verband is op zowel het initieel contact als op het ogenblik van toe-off

(Figuur 31). Het bovenlichaam gaat naargelang er een hogere versnelling wordt aangenomen

een grotere hoek hebben tegenover de verticale-as. De stijging op initieel contact en toe-off is

gelijklopend (gem rico initieel contact= 7.1, stdev=2.48; gem rico toe-off= 6.9, stdev=2.37)

en hebben een verklarende variantie van (gem adjusted R² initieel contact= 0.64, stdev=0.15;

gem adjusted R² toe-off= 0.70, stdev= 0.12). De hoek op moment van initieel contact is gelijk

aan de hoek op moment van toe-off onafhankelijk van de versnelling.

Page 62: BIOMECHANISCHE ANALYSE VAN VERSNELLEND LOPEN … · berekend worden door snelheid af te leiden naar de tijd die nodig is om van v1 naar v2 te gaan. De versnelling zal positief zijn

RESULTATEN

52

Tabel 21: Hoek bovenlichaam

Bovenlichaam

IC TO

Adjusted R² Rico Adjusted R² Rico

ppn 1 0,69 5,00 0,69 5,50

ppn 2 0,82 9,40 0,85 9,20

ppn 3 0,54 7,60 0,72 8,40

ppn 4 0,81 10,00 0,93 10,30

ppn 5 0,67 5,40 0,72 5,20

ppn 6 0,77 11,00 0,69 9,20

ppn 7 0,52 6,10 0,63 5,20

ppn 8 0,35 4,40 0,54 5,50

ppn 9 0,66 5,00 0,56 3,60

GEM 0,64 7,10 0,70 6,90 SD 0,15 2,47 0,12 2,37

De waarde van de Adjusted R² en Rico voor de hoek bovenlichaam van alle proefpersonen bij IC en TO. Zie bijlage 9.

3.3.2. Voethoek

Figuur 32: Voethoek Grafische weergave van de verandering in voethoek tegenover de voor- achterwaartse versnelling bij IC en TO. De voethoek wordt uitgedrukt in aantal ° afwijking tegenover horizontale. De neutrale positie van de voethoek is 34°. Hoe positiever de hoek is, hoe groter de hoek tussen voet en de grond.

De grafiek van de voethoek tegenover de voor- achterwaartse versnelling geeft een verband

weer tussen beide variabelen op het ogenblik van initieel contact en toe-off (Figuur 32). Op

het moment van initieel contact zal naargelang de versnelling stijgt de voethoek op initieel

contact groter worden. (gem rico= 8.7, stdev= 2.91; gem adjusted R²= 0.48, stdev= 1.48). Op

het ogenblik van toe-off is deze stijging (gem rico= 4.04, stdev= 1.48; gem adjusted R²= 0.23,

stdev= 0.008), significant kleiner (p= 0.011, Wilcoxon).

0

20

40

60

80

100

120

0 1 2 3 4

Ho

ek

en

kel t

ege

no

ver

ho

rizo

nta

le (

°)

Voor- achterwaartse versnelling

Voethoek

Initieel voetcontact

Toe-off

Voethoek in neutrale stand (L&R)

Page 63: BIOMECHANISCHE ANALYSE VAN VERSNELLEND LOPEN … · berekend worden door snelheid af te leiden naar de tijd die nodig is om van v1 naar v2 te gaan. De versnelling zal positief zijn

RESULTATEN

53

Tabel 22: Voethoek

Voethoek

IC TO

Adjusted R² Rico Adjusted R² Rico

ppn 1 0,52 5,00 0,18 2,10

ppn 2 0,40 5,30 0,29 3,10

ppn 3 0,44 9,60 0,30 4,00

ppn 4 0,69 9,10 0,09 2,30

ppn 5 0,52 10,40 0,23 3,90

ppn 6 0,62 11,50 0,27 5,90

ppn 7 0,12 5,60 0,24 6,10

ppn 8 0,36 9,10 0,32 5,40

ppn 9 0,69 13,30 0,15 3,60

GEM 0,48 8,77 0,23 4,04 SD 0,18 2,91 0,07 1,48

De waarde van de Adjusted R² en Rico voor de voethoek van alle proefpersonen bij IC en TO. Zie bijlage 10.

3.3. Hoeksnelheden

Figuur 33: Hoeksnelheden Grafische weergave van de verandering in hoeksnelheden tegenover de voor- achterwaartse versnelling bij IC en TO voor de heup, knie en enkel. Hoe negatiever de waarde wordt, hoe sneller het gewricht naar extensie gaat. Hoe positiever de waarde wordt, hoe sneller het gewricht naar flexie gaat.

Als we de hoeksnelheden van heup, knie en enkel uitzetten tegenover de voor- achterwaartse

snelheid (Figuur 33) kunnen we drie besluiten maken. De heup gaat naargelang een hogere

-500

-400

-300

-200

-100

0

100

200

0 1 2 3 4

Ho

eks

ne

lhe

id (

°/s)

Voor- achterwaartse versnelling

Hoeksnelheden

hoeksnelheid enkel

hoeksnelheid knie

hoeksnelheid heup

Page 64: BIOMECHANISCHE ANALYSE VAN VERSNELLEND LOPEN … · berekend worden door snelheid af te leiden naar de tijd die nodig is om van v1 naar v2 te gaan. De versnelling zal positief zijn

RESULTATEN

54

versnelling een negatief lineair patroon vertonen (gem rico= -75.54, stdev= 83.5; gem

adjusted R²= 0.28). Met andere woorden de heup gaat net voor initieel contact een snellere

heupextensie uitvoeren naargelang er een hogere versnelling wordt aangenomen.

Bij de knie zien we tevens een verband tussen hoeksnelheid en versnelling. We zien dat

naargelang de versnelling stijgt de hoeksnelheid mee gaat stijgen (gem rico= 58.40, stdev=

74.18; gem adjusted R²= 0.23, stdev= 0.17). De knie gaat dus bij hogere versnellingen een

snellere knieflexie inzetten net voor de voet de grond raakt.

Op de grafiek zien we dat naargelang de versnelling de plantairflexiesnelheid een positief

patroon vertoont (gem rico= 52.00, stdev= 33.7), wat wilt zeggen dat de enkel een snellere

plantaire flexie vertoont voor initieel voetcontact bij hogere versnellingen. De regressie heeft

een verklarende variantie van (gem adjusted R²= 0.06, stdev= 0.06).

Tabel 23: Hoeksnelheid

Hoeksnelheid

Heup Knie Enkel

Adjusted R² Rico Adjusted R² Rico Adjusted R² Rico

ppn 1 0,341 -82,763 0,365 87,694 -0,009 1,472

ppn 2 0,122 -83,300 0,359 87,399 0,029 25,784

ppn 3 0,239 -92,019 0,214 74,665 0,058 48,072

ppn 4 0,324 -124,241 0,358 123,722 0,144 47,832

ppn 5 0,654 -151,397 0,471 117,999 0,087 56,385

ppn 6 0,413 -103,082 0,192 74,345 0,179 93,902

ppn 7 0,120 130,256 0,051 -122,000 0,031 113,309

ppn 8 0,061 -42,282 0,003 20,534 0,043 35,869

ppn 9 0,240 -131,050 0,051 61,218 0,006 45,407

GEM 0,279 -75,542 0,229 58,397 0,063 52,004

SD 0,182 83,522 0,168 74,181 0,063 33,747 De Adjusted R² en Rico waarde van de hoeksnelheden voor heup, knie en enkel bij IC en TO. De waarde van alle proefpersonen worden weergeven. Zie bijlage 11, 12 en 13.

Page 65: BIOMECHANISCHE ANALYSE VAN VERSNELLEND LOPEN … · berekend worden door snelheid af te leiden naar de tijd die nodig is om van v1 naar v2 te gaan. De versnelling zal positief zijn

DISCUSSIE

55

Deel 4: Discussie

Het doel van deze scriptie was een onderzoek naar veranderingen op kinetisch, kinematisch

en spatio-temporeel niveau tijdens het versnellen. Negen proefpersonen zijn opgenomen in de

scriptie en hebben versneld aan drie condities (minimale, submaximale en maximale

versnelling). Hiermee werd een volledig spectrum van versnellingen bekomen gaande van

steady state (a= 0m/s²) tot 3.5m/s². Telkens zijn zowel de kinetische als de kinematische

aspecten geanalyseerd. Ten slotte is ook het spatio-temporeel aspect van versnellen

besproken.

1. Kinetica

Op kinetisch niveau was onze hoofdhypothese dat alle drie de eerder besproken strategieën

(Zie Figuur 9) zouden gebruikt worden om de gepaste voorwaarts gerichte netto impuls te

creëren. De drie strategieën maken deel uit van een theoretisch model dat handelt over de

manipulatie van de netto voor- achterwaartse impuls. Strategie 1 werd getoetst door de

minimale amplitude te meten van de GRK tijdens de remfase van de voor- achterwaartse

GRK. De maximale amplitude tijdens de propulsieve fase werd gebruikt om de tweede

strategie nader te verklaren. De derde strategie heeft een impact op het temporeel aandeel van

de positieve en negatieve impuls. Hiervoor werd de relatieve zerocrossing geanalyseerd. Uit

onze studie is gebleken dat alle strategieën worden toegepast, maar niet alle strategieën

hadden een even grote invloed op de versnelling. Het gebruik van de strategieën was ook

afhankelijk van de grootte van versnelling.

Om een goed beeld te krijgen van de netto voor- achterwaartse impuls en het aandeel van de

negatieve en positieve impuls hierin, is er een grafiek opgemaakt die het verloop van de

positieve, negatieve en netto impuls aantoont tegenover de versnelling. Als de individuele

grafieken per proefpersoon geanalyseerd werden (zie bijlage 2) waren er bij zeven van de

negen proefpersonen twee verschillende versnellingszones te onderscheiden. Zoals eerder

vermeld in het deel resultaten, werd de versnelling in een submaximale en maximale

versnelling opgedeeld. De overgang werd bepaald door de versnelling waarop de negatieve

impuls minimaal was. Op de grafiek wordt verwacht dat de verticale afstand tussen de

Page 66: BIOMECHANISCHE ANALYSE VAN VERSNELLEND LOPEN … · berekend worden door snelheid af te leiden naar de tijd die nodig is om van v1 naar v2 te gaan. De versnelling zal positief zijn

DISCUSSIE

56

positieve impuls en de regressielijn van de netto impuls gelijk is aan de afstand tussen de

negatieve impuls en de x-as. Deze relatie is duidelijk terug te vinden op alle grafieken.

1.1. Submaximale versnelling

Als de gemiddelde grafiek van netto negatieve- en positieve impuls geïnterpreteerd wordt zien

we dat de stijging van de positieve impuls gelijk is aan de afname van de negatieve impuls. Ze

dragen beiden evenveel bij aan de toename van netto impuls. Als het theoretisch model met

de drie bijhorende strategieën op de submaximale versnelling wordt toegepast dan kan

onderzocht worden welke strategieën voor het verschil in negatieve en positieve impuls

zorgen. Als de minimale amplitude wordt uitgezet tegenover de versnelling voor het

submaximale gedeelte concluderen we dat er voor alle proefpersonen zeer lage verklarende

variantie verschijnt (bijlage 4). Dit gaat in tegen onze verwachtingen. Als de gemiddelde

grafiek wordt uitgezet dan zien we dat er een tendens is tot dalen van de minimale amplitude

naar gelang van de versnelling. Een verklaring voor deze data kunnen we vinden bij de impact

van de voet bij initieel contact. Het is zeer moeilijk om de eerste negatieve voor-

achterwaartse piek weg te werken. Hier wordt verder op ingegaan in het deel maximale

versnelling.

Om strategie 2 te toetsen is dezelfde grafische weergave gehanteerd als bij strategie 1. De

maximale amplitude van de voor- achterwaartse GRK is uitgezet tegenover de versnelling. In

tegenstelling tot de minimale amplitude is hier wel een duidelijk verband waar te nemen. Er

kan geconcludeerd worden dat een hogere versnelling samengaat met een hogere maximale

positieve amplitude in de voorwaartse GRK voor submaximale versnelling. Dit is grafisch

goed waar te nemen als de individuele grafieken worden geïnterpreteerd (zie bijlage 4).

Naast de maximale en minimale amplitudes heeft ook de zerocrossing een groot aandeel in

het vormen van de netto impuls aangezien een impuls wordt gevormd door kracht met tijd te

combineren (I=F*t). Om de derde strategie (vervroegen van zerocrossing) grafisch weer te

geven is de relatieve zerocrossing uitgezet tegenover de voor- achterwaartse versnelling. De

relatieve zerocrossing kan worden beïnvloed door het temporeel aandeel van de remimpuls te

verkleinen, alsook door het temporeel aandeel van de propulsieve impuls te vergroten. Net

zoals Orendurff et al. (2007) bij wandelen gevonden had kan een daling in relatieve

zerocrossing gelinkt worden aan een toenemende versnelling. Een kleinere relatieve

zerocrossing betekent een groter temporeel aandeel van de propulsieve fase. Er zal vroeger

Page 67: BIOMECHANISCHE ANALYSE VAN VERSNELLEND LOPEN … · berekend worden door snelheid af te leiden naar de tijd die nodig is om van v1 naar v2 te gaan. De versnelling zal positief zijn

DISCUSSIE

57

propulsief gewerkt worden naar gelang van de versnelling. Bij de submaximale versnelling

zijn er geen grote verschillen merkbaar tussen de verschillende proefpersonen (zie Tabel 16).

Bij submaximale versnelling zullen de tweede en derde strategie een grotere invloed hebben

op het doen stijgen van de netto impuls dan de eerste strategie. De negatieve en positieve

impuls hebben een even groot aandeel in de netto voorwaartse impuls.

1.2. Maximale versnelling

In dit onderzoek werden geen topsprinters onderzocht. Er kunnen dus geen uitspraken gedaan

worden over de maximaal haalbare versnelling voor mensen. De term “maximale versnelling”

duidt op de versnellingen gaande van de submaximale versnelling tot aan de maximaal

haalbare versnelling voor de proefpersonen individueel. Aangezien er een grote diversiteit

was tussen de proefpersonen onderling, lag deze maximale versnelling tussen de 2.5 m/s² en

4.5 m/s².

Als het maximale gedeelte van de gemiddelde grafiek in verband met de positieve en

negatieve impuls wordt geanalyseerd, zien we dat de positieve impuls stijgt naarmate de

versnelling toeneemt (zie Figuur 24). Deze stijging loopt parallel met de netto voor-

achterwaartse impuls. Doordat de negatieve impuls plafonneert tegen de nul aan, zal de

stijging in netto impuls volledig veroorzaakt worden door de stijging in positieve impuls. Dit

is te zien op de gemiddelde grafiek. Belangrijk is ook dat de negatieve impuls niet

plafonneerde op nul maar net onder de x-as. Dit is echter wel met een lage verklarende

variantie. Roberts (2002) bewees dat kalkoenen in tegenstelling tot de mens wel in staat zijn

de negatieve impuls volledig weg te werken bij maximale versnellingen. Het verschil in

kinetische output tussen mens en kalkoen kan te wijten zijn aan kinematische en anatomische

verschillen. Zo gaan kalkoenen hun lichaam niet naar voor kantelen bij het versnellen. Ze zijn

in staat door enkel hun onderste lidmaat te manipuleren, maximaal te versnellen (Roberts

2002). Als de individuele grafieken geïnterpreteerd worden (zie bijlage 2) zijn er passen op te

merken die een negatieve impuls hebben boven de x-as. Deze punten zijn te verklaren door

het verloop van de horizontale GRK bij hoge versnellingen te analyseren (zie Figuur 34). Op

de grafiek is zichtbaar dat er tussen twee negatieve impulsen (rode zones) een positieve

impuls (groene zones) ligt. Het kan uitzonderlijk voorkomen dat deze positieve impuls groter

is dan de twee negatieve samen. Doordat in deze studie de negatieve en positieve impuls

werden berekend aan de hand van de zerocrossing (zwarte dikke lijn) had dit als resultaat dat

het kon voorkomen dat er negatieve impulsen werden berekend hoger dan nul.

Page 68: BIOMECHANISCHE ANALYSE VAN VERSNELLEND LOPEN … · berekend worden door snelheid af te leiden naar de tijd die nodig is om van v1 naar v2 te gaan. De versnelling zal positief zijn

DISCUSSIE

58

Figuur 34: Verloop van de voor- achterwaartse GRK bij hoge versnellingen (2.60 m/s²).

Als het theoretisch model met zijn drie bijhorende strategieën ook op de maximale versnelling

wordt toegepast zien we net zoals bij de submaximale versnelling geen duidelijk verband voor

de eerste strategie. Er is zeer weinig samenhang tussen de versnelling en de minimale

amplitude van de voor- achterwaartse GRK. Het is duidelijk dat ook bij maximale versnelling

de impactpiek niet wordt weggewerkt.

Bij de positieve impuls zien we wel een stijging in maximale amplitude. De tweede strategie

wordt dus wel bevestigd bij maximale versnelling. De maximale amplitude zal stijgen naar

gelang van de versnelling (zie bijlage 4).

Als we het maximale versnellingsdeel voor de derde strategie analyseren komen twee groepen

met drie personen naar voor (zie Figuur 26). Beide groepen tonen een daling in zerocrossing

naargelang versnelling, maar verschillen in hellingsgraad. Ook de beginwaarden voor

zerocrossing tegenover dezelfde versnelling liggen anders.

Net zoals bij submaximale versnelling zien we vooral verbanden bij de tweede en derde

strategie bij het maximale versnellingsgedeelte.

1.3. Verschil tussen submaximaal en maximaal versnellen

Niet enkel de negatieve impuls gaat veranderen bij de overgang van submaximaal naar

maximaal. Doordat de daling in negatieve impuls en stijging in positieve impuls gedurende de

submaximale versnelling gelijklopend is, hebben ze op dit ogenblik een gelijke invloed op de

netto impuls. Hieruit volgt dat de positieve impuls een grotere stijging zal ondervinden

wanneer de negatieve impuls gaat plafonneren en dezelfde constante verhoging van

versnelling wordt aangehouden. Er is dus niet enkel een significant verschil tussen

Page 69: BIOMECHANISCHE ANALYSE VAN VERSNELLEND LOPEN … · berekend worden door snelheid af te leiden naar de tijd die nodig is om van v1 naar v2 te gaan. De versnelling zal positief zijn

DISCUSSIE

59

submaximale en maximale negatieve voor- achterwaartse impuls, maar dit is ook het geval bij

de positieve voor- achterwaartse impuls (zie Figuur 24).

Als de opdeling tussen submaximale en maximale versnelling wordt gemaakt voor strategie

één en twee is er geen significant verschil berekend voor beide strategieën. Er is wel een trend

tot significantie dat de positieve maximale amplitude minder zou toenemen naar gelang van

de maximale versnelling in verhouding tot submaximale versnelling. Er is ook een verschil te

merken in verklarende variantie, deze ligt lager bij het maximaal deel. We zien ook een zeer

grote spreiding bij de verklarende variantie van het maximale versnellingsgedeelte. Het is

merkwaardig dat een lage verklarende variantie steeds samengaat met een kleine stijging in

maximale amplitude naar gelang van de versnelling (zie ppn 2,3,4 en 8 in Tabel 14). Deze

bemerking maakt het moeilijker om te zeggen of er al dan niet een verschil is tussen

submaximale en maximale versnelling voor de maximale amplitude.

Maken we een kwalitatieve analyse van het verschil tussen submaximale en maximale

versnelling voor zerocrossing, dan zien we het verschil tussen de twee groepen in maximale

versnelling terugkomen. Door het lage aantal proefpersonen per groep is statistiek moeilijk en

daarom wordt er geopteerd voor een kwalitatieve beschrijving van de resultaten. De eerste

groep vertoont een minder sterke daling in zerocrossing bij maximale versnelling in

vergelijking met de submaximale versnelling. Naast de minder sterke daling is er ook een

verschil te merken in constante. Er is een plotse daling van zerocrossing na de overgang van

submaximaal naar maximaal. Deze daling wordt echter wel versterkt door het handmatig

verwijderen van de passen die het globaal patroon in de overgangszone verstoorden. Hiermee

rekening houdend is er nog steeds sprake van een merkwaardige daling. Om verdere

conclusies te maken over deze plotse daling in zerocrossing is meer statistiek nodig en zouden

er meer verschillende proefpersonen moeten onderzocht worden. Bij de tweede groep is er

ook een verval te merken in constante. Dit verval is echter minimaal in vergelijking met de

eerste groep. De tweede groep ondersheidt zich van de eerste door een grotere daling naar

gelang van de maximale versnelling. Samengevat komt het erop neer dat er bij de eerste groep

een abrupte overgang is van submaximaal naar maximaal, bij de tweede groep is er eerder een

gelijkmatige daling zichtbaar.

Algemeen gezien kunnen we concluderen dat versnelling kan opgedeeld worden in twee

versnellingszones. De overgang van de zones wordt bepaald door de plafonnering van de

negatieve impuls. Voor zowel de submaximale als maximale versnelling is vooral de tweede

Page 70: BIOMECHANISCHE ANALYSE VAN VERSNELLEND LOPEN … · berekend worden door snelheid af te leiden naar de tijd die nodig is om van v1 naar v2 te gaan. De versnelling zal positief zijn

DISCUSSIE

60

en derde strategie van toepassing. Voor beide versnellingsgedeelten is strategie één minder

van toepassing. De impactpiek van de voet bij initieel contact kan niet volledig worden

weggewerkt bij hogere versnellingen.

2. Kinematica

De kinematica werd op twee verschillende tijdstippen geanalyseerd. Bij initieel contact werd

er gekeken of de vermindering van remmende impuls verklaard kon worden. Op het ogenblik

van toe-off werd een verklaring gezocht voor de verhoogde propulsieve impuls. Ook de studie

van Hunter (2005) bestudeert het ogenblik van IC om de link te maken met remmende impuls.

Het ogenblik van TO werd door Kugler (2010), Hunter (2005) en Roberts (2002) geassocieerd

met de propulsieve impuls.

2.1. Aanpassing bij initieel contact

Op IC werd er gekeken naar kinematische veranderingen die verklaarden waarom de

negatieve impuls kon afnemen. Hiervoor werd er eerst gekeken naar de afstand tussen het

COM en het COP. Bij de studie van Kugler (2010) ging het COM meer anterior verschuiven

en het COP meer posterior. Door deze aanpassing is de GRK vector minder posterior gericht

bij IC en neemt hiermee ook de remmende impuls af. Ook bij kalkoenen wordt de afstand

tussen COM en COP verkleind bij initieel contact (Roberts, 2002). Deze bevindingen worden

bevestigd door onze resultaten. De afstand tussen COM en COP op IC verkleint naar gelang

van de versnelling. Als er verder wordt gekeken naar de gewrichtshoeken zullen vooral de

heup- en kniehoeken verschillen naarmate de versnelling stijgt (zie Figuur 28 en Figuur 29).

De heup gaat naar gelang van de versnelling een grotere flexiehoek vertonen. De heuphoek

kan meer flexeren door het bovenlichaam meer naar voor te neigen of het bovenbeen meer

naar boven op te trekken. Uit de resultaten blijkt dat het bovenlichaam meer in anteversie

gaat. In de heuphoek zien we een verschil van 40° tussen een lagere versnelling (0,58 m/s²) en

een maximale versnelling (3.5 m/s²). De romp beweegt 25° naar voor in deze range van

versnelling. We kunnen dus concluderen dat de heup vooral zal flexeren door het

bovenlichaam meer naar voor te brengen en minder door het bovenbeen hoger te brengen

(15°). Vermits het bovenbeen opwaarts zal bewegen en knie meer zal flexeren is de conclusie

dat de knieflexie het hoger brengen van de dij eerst zal compenseren vooraleer het COP zich

verder naar achter zal verplaatsen. Het hoger brengen van de dij is dus nefast voor het

Page 71: BIOMECHANISCHE ANALYSE VAN VERSNELLEND LOPEN … · berekend worden door snelheid af te leiden naar de tijd die nodig is om van v1 naar v2 te gaan. De versnelling zal positief zijn

DISCUSSIE

61

verkleinen van de afstand tussen COM en COP op het ogenblik van IC. Er kunnen echter wel

kinesiologische of evenwichtsvoordelen aan de beweging verbonden zijn. Zo kan het

mogelijk zijn dat de dij meer kracht kan produceren als het bovenbeen hoger gepositioneerd

is. Ook elasticiteit en voorspanning hebben grote invloed op prestatie. In de enkelhoek vinden

we geen grote verschillen naargelang de versnelling. Doordat de enkelhoek constant blijft op

IC naar gelang van de versnelling zal de grotere flexie in de knie een rechtstreekse invloed

hebben op de voethoek (i.e. de hoek van de voet tegenover de horizontale). Onze resultaten

tonen ook aan dat er op de voorvoet wordt geland bij hogere versnellingen. Er kan worden

gehypotiseerd dat bij het landen op de voorvoet de afstand COM-COP groter zal zijn dan bij

het landen op de hiel. Het COP bevindt zich meer anterior bij het landen op de voorvoet.

Naast het omschakelen van heelstrike naar voorvoetlopen gaat ook de hoeksnelheid in de

gewrichten veranderen naar gelang van de versnelling (zie Figuur 33). Waar de heup een

grotere extensiesnelheid heeft op IC (= heupstrekking), de knie een grotere flexiesnelheid en

de enkel een grotere plantaire flexiesnelheid wordt, in combinatie met het voorvoetlopen, het

fenomeen „actieve voetplaatsing‟ bevestigd. Deze bevindingen lopen in lijn met die van Mann

& Sprague (1980). Ook zij vonden een explosieve heupstrekking en knieflexie net voor het IC

bij sprinten. Ze toonden ook aan dat een explosieve knieflexie de voorwaartse snelheid van de

voet tegenover de grond minimaliseert.

We hadden verwacht dat de combinatie van kleinere COM–COP afstand en de actieve

touchdown een effect ging hebben op de amplitude van de negatieve voor- achterwaartse

GRK. Uit de kinetische data zien we dat dit niet het geval is. We kunnen concluderen dat de

kleinere COM-COP afstand en actieve touchdown de remmende impuls vooral zal verkleinen

door het toepassen van strategie 3, nl. het temporeel aandeel van de afremmende fase

verkleinen.

Kinematisch is er geen overgang van submaximale naar maximale versnelling te zien. Ook de

twee verschillende groepen op gebied van zerocrossing zijn niet terug te vinden in de

kinematische data. De reden hiervan kan zijn dat de kinetische data in de kinematica in veel

verschillende componenten zijn onderverdeeld. Geen enkele component in de kinematica

plafonneert zoals de negatieve impuls. Het wordt eerder een combinatie van alle kinematische

interacties die ervoor zorgen dat er kinetisch twee zones ontstaan.

Page 72: BIOMECHANISCHE ANALYSE VAN VERSNELLEND LOPEN … · berekend worden door snelheid af te leiden naar de tijd die nodig is om van v1 naar v2 te gaan. De versnelling zal positief zijn

DISCUSSIE

62

2.2. Aanpassingen bij toe-off

Op het ogenblik van toe-off wordt er een grotere afstand tussen COM–COP verwacht, wat een

grotere propulsieve impuls veroorzaakt. Deze hypothese is gebaseerd op de studies van

Kugler (2010) en Hunter (2005). Beiden vonden een grotere afstand tussen COM en COP op

het tijdstip van TO. Ook bij dieren vond Roberts (2002) een grotere retractiehoek naar gelang

van de versnelling. Een grotere retractiehoek komt overeen met een grotere afstand tussen

COP–COM. De resultaten bevestigen onze hypothese. De COM-COP afstand stijgt naar

gelang van de versnelling. Als de gewrichts- hoeken en segmentshoeken op het tijdstip van

TO worden geanalyseerd is het grootste verschil merkbaar ter hoogte van het bovenlichaam.

Bij grotere versnellingen gaat het bovenlichaam meer voorwaarts neigen (zie Figuur 31). Het

resultaat van een meer voorwaarts gerichte romp is dat het verschil tussen COP-COM groter

wordt. Dit kan relevant zijn voor de GRK. Zoals eerder vermeld in de literatuurstudie zal het

verlengde van de GRK-vector steeds door het zwaartepunt gaan (= allignment)(Chang et al.,

1999). Aangezien het COM meer voorwaarts gericht is tegenover het COP zal dit samengaan

met een meer horizontaal gerichte GRK-vector. Kugler (2010) vond in zijn resultaten dat bij

een hogere versnelling er een meer voorwaartse georiënteerd GRK ontstond. Dit kan niet

bevestigd worden in onze scriptie omdat de GRK niet tweedimensioneel bekeken werd. Om

een beeld te vormen van deze interactie is er een casestudie gemaakt die de GRK-vector

weergeeft voor drie verschillende versnellingen (zie Figuur 36).

Uit de eerder besproken literatuur blijkt dat bij sprinten aan een maximale steady-stae

snelheid de propulsieve impuls verhoogt door het volledig uitrekken van de gewrichten (heup,

knie en enkel) op het ogenblik van TO. Daarentegen gaat naarmate de versnelling verhoogt

het heupgewricht zich minder uitstrekken. Het kniegewricht blijft constant naargelang de

versnelling bij TO (zie Figuur 28, Figuur 29). In de studie van Kugler (2010) wordt ook

aangehaald dat de heupextensietheorie tijdens sprint niet wordt toegepast op versnellingen.

Bij vier proefpersonen (zie bijlage 6: pp1, pp3,pp4,pp6) gaat op het ogenblik van TO de heup

zich nog in flexiepositie bevinden. De aanpassing van de heup kan een belangrijke factor zijn

voor het behoud van het evenwicht. Immers, als de heup ook verder wordt uitgerekt tijdens

versnellen, zal de afstand tussen COM-COP nog verder vergroten. Hypothetisch gezien zou

het kunnen dat de proefpersoon zijn allignment niet meer kan behouden als de afstand tussen

COM-COP te groot wordt. Als dat gebeurt dan wordt er rotatiemoment gecreëerd waardoor

Page 73: BIOMECHANISCHE ANALYSE VAN VERSNELLEND LOPEN … · berekend worden door snelheid af te leiden naar de tijd die nodig is om van v1 naar v2 te gaan. De versnelling zal positief zijn

DISCUSSIE

63

de proefpersoon zijn evenwicht verliest en naar voor valt. Als de versnelling stijgt verandert

de enkel- en de kniehoek niet.

Kugler (2010) toonde aan dat de proefpersonen vooral meer voorwaarts neigde, maar geen

grotere krachtontwikkeling creëerden bij hogere versnelling. De resultaten van de kinematica

maken Kuglers stelling hard. Onze meetresultaten bewijzen dat het bovenlichaam zich al naar

gelang van de versnelling meer en meer voorwaarts richt op het ogenblik van TO. De

heuphoek zal zich niet meer uitstrekken waardoor er kan gehypotiseerd worden dat de nadruk

ligt op lichaamspositie en niet op krachtontwikkeling. Dit wordt verder geanalyseerd in een

casestudie met een twee dimensionaalbeeld van de GRK.

3. Spatio-temporeel

Onze hypothese was dat de steunduur zou verhogen naar gelang van de versnelling. Omdat

Kugler (2010) deze bevindingen al had gedaan werden gelijklopende resultaten verwacht. De

data spreken deze hypothese echter tegen. Voor alle proefpersonen geldt dat de gemiddelde

steunduur daalt naarmate de versnelling toeneemt (zie Figuur 23 en bijlage 2). De data

spreekt hiermee de studie van Kugler (2010) tegen. Kugler (2010) meet een significant

verschil tussen submaximale versnelling (steunduur= 167ms) en maximale versnelling

(steunduur= 205ms) vanuit een constante beginsnelheid van 3 m/s. Hij concludeert dat een

langere contacttijd ervoor zorgt dat het COM verder naar voor kan schuiven gedurende de

steunfase. Doordat het COM verder naar voor schuift zal, net zoals bij het bovenlichaam naar

voor brengen, de GRK-vector meer horizontaal gericht zijn wat zal resulteren in een hogere

versnelling. Een factor die een grote invloed heeft op de contacttijd is snelheid (Enoka, 2008).

In Kuglers studie (2010) wordt bij alle condities aangelopen aan een constante snelheid van 3

m/s.

Om het effect van snelheid op versnelling te bekijken is geopteerd voor de parameter

“gemiddelde snelheid tijdens de versnelling”. Als deze gemiddelde snelheid wordt uitgezet

tegenover versnelling is er een lichte stijging merkbaar naargelang de versnelling. Hierbij

moet echter wel de kanttekening gemaakt worden dat een hogere versnelling een invloed zal

hebben op de gemiddelde snelheid. Door een hoge versnelling zal je snelheid op het einde van

de steun hoger liggen en dus ook de gemiddelde snelheid verhogen. Deze redenering zou de

lage gemiddelde snelheden aan lage versnellingen kunnen verklaren. De vraag is echter

Page 74: BIOMECHANISCHE ANALYSE VAN VERSNELLEND LOPEN … · berekend worden door snelheid af te leiden naar de tijd die nodig is om van v1 naar v2 te gaan. De versnelling zal positief zijn

DISCUSSIE

64

waarop het systeem zich het meest zal tunen, beginsnelheid of globale snelheid? Aangezien in

deze scriptie een grotere range van versnellingen is onderzocht in vergelijking met de studie

van Kugler (2010) kan dit een verschil van data geven.

Figuur 35: Gemiddelde snelheid tegenover versnelling. We zien een lichte stijging bij lage versnellingen. Algemeen kunnen we stellen dat er grote een spreiding is.

4. Case studie

Op Figuur 35 zijn alle voorgaande beweringen terug te vinden. Het is een casestudie van ppn

4 over drie verschillende versnellingen waarbij een snapshot is gemaakt op vijf cruciale

punten in de kinetica en kinematica. Deze drie versnellingen geven een goed beeld van

verschillen tussen een submaximale- en een maximale versnelling. De figuur is twee-

dimensionaal waardoor het mogelijk is om de GRK-vector te analyseren. De vierde

proefpersoon leek ons het best representatief voor de volledige groep. De resultaten van deze

proefpersoon lagen zowel kwantitatief als grafisch het dichtst bij het gemiddelde.

Bij de submaximale versnelling (1,7m/s²) merken we op dat de totale steunduur verkort is

tegenover de lagere versnelling (0,58 m/s²). Dit komt overeen met de gemiddelde resultaten

van ons onderzoek. Bij de maximale versnelling (3,14 m/s²) gaat de steunduur groter zijn

tegenover de submaximale versnelling. Dit gaat in tegen de gemiddelde resultaten van onze

studie maar komt wel overeen met de bevindingen van Kugler (2010). Aan de hand van onze

casestudie kan gesteld worden dat er een verschil in verandering van steunduur opstreedt

naargelang de versnelling vergroot. Tot aan de submaximale versnelling gaat de steunduur

dalen, maar stijgt daarna weer tussen de submaximale en maximale versnelling. Er zal meer

onderzoek moeten gebeuren om hier een sluitende conclusie over te maken. Hierbij zou er

0

2

4

6

8

0 1 2 3 4 5

Sne

lhe

id (

m/s

)

Versnelling (m/s²)

Gem snelheid tijdens versnelling

ppn 7

ppn 4

ppn 1

ppn 5

ppn 3

ppn 2

ppn 6

Page 75: BIOMECHANISCHE ANALYSE VAN VERSNELLEND LOPEN … · berekend worden door snelheid af te leiden naar de tijd die nodig is om van v1 naar v2 te gaan. De versnelling zal positief zijn

DISCUSSIE

65

veel aandacht moeten uitgaan naar het gebruik van verschillende begin/gem snelheden en de

volledige range van versnellingen zou moeten gebruikt worden. Op kinetisch niveau gaat de

zerocrossing vroeger optreden bij het submaximaal versnellen. Het verschil in zerocrossing

van de submaximale versnelling tegenover de lagere versnelling is klein. Dit bevestigen onze

resultaten waar de daling in zerocrossing geleidelijk gebeurt. Bij maximaal versnellen is het

ogenblik van zerocrossing opmerkelijk vroeger. Zoals onze resultaten bevestigen treedt de

zerocrossing op ogenblik van maximale versnelling zeer snel op. Door het vroeger optreden

van de zerocrossing gaat het temporeel aandeel van de negatieve impuls kleiner worden.

Als we verder kijken naar de kinematische aanpassing zien we op IC welke aanpassingen er

gebeuren die ervoor zorgen dat het COM dichter tegen het COP komt te liggen. Door

aanpassingen in de heup en knie gaat het bovenlichaam meer naar voor leunen waardoor het

COM anterior verplaatst wordt en hierdoor de afstand tegenover het COP verkleint. Het is ook

duidelijk te zien dat het IC bij lage versnelling op de hiel gebeurt. Naargelang een hogere

versnelling wordt er overgeschakeld naar voorvoetlopen of middenvoetlopen. Bij de TO zien

we dat de afstand tussen COM en COP groter is bij maximale versnelling dan bij lage

versnelling. Dit is volledig te wijten aan het voorover leunen van de romp. Het steunbeen

strekt zich niet meer uit naar gelang van de versnelling.

Kuglers stelling dat een hogere versnelling niet bereikt wordt door een grotere kracht te

ontwikkelen maar door een anders gerichte GRK-vector, wordt hier bevestigd. Op het

ogenblik van zerocrossing gaat de GRK verkleinen en meer voorwaarts gericht worden

naargelang de versnelling toeneemt. Op het ogenblik van TO bij maximaal versnellen zien we

bij deze proefpersoon dat de GRK meer voorwaarts is gericht tegenover een submaximale

versnelling. Wat opvalt bij de maximale versnelling is dat op het ogenblik van maximale

amplitude (Fmax) de GRK het grootst is. Bij submaximale versnelling lijkt de GRK het

grootst te zijn op moment van zerocrossing. Ons onderzoek heeft zich echter beperkt tot het

onderzoeken van de voor- achterwaartse GRK. Laat deze figuur dan ook een stimulatie zijn

om dit verder te onderzoeken in latere studies.

Page 76: BIOMECHANISCHE ANALYSE VAN VERSNELLEND LOPEN … · berekend worden door snelheid af te leiden naar de tijd die nodig is om van v1 naar v2 te gaan. De versnelling zal positief zijn

DISCUSSIE

66

Figuur 36:Case kinematische veranderingen

Een visueel beeld van de kinematische veranderingen tussen drie verschillende versnellingen (0, 58 m/s², 1,70 m/s², 3,14 m/s²). De rode verticale lijn geeft de plaats van het COM op de grond weer. Er worden vijf tijdstippen weergeven: IC, Fmin, ZC, Fmax en TO, hierbij staat telkens het procentueel aandeel wanneer het tijdstip valt tegenover de totale steunduur. Bij IC zie je vooral de grotere heupflexie, knieflexie, meer voorwaarts gericht bovenlichaam en de overschakeling van hielstrike naar voorvoetlopen. Bij TO zien we vooral een meer voorwaarts gericht bovenlichaam. De GRK wordt kleiner op het ogenblik van zerocrossing naargelang de versnelling toeneemt. De maximale GRK gaat tegenover submaximale versnelling bij maximale versnelling later optreden.

Tabel 24: Gewrichts- en Segmentshoeken Case

Voor- achterwaartse versnelling: 0,58 m/s²

Hoek(°) IC Fmin ZC Fmax TO

Bovenlichaam 10,7 14,2 16,1 14,4 11,6

Heup 37,9 45,0 36,0 8,0 -13,0

Knie -7,9 -38,9 -48,6 -35,6 -15,7

Enkel -13,4 -17,8 -2,1 -5,9 -53,3

Voethoek -7,2 26,9 31,3 47,7 91,0

IC TO

Verschil COM-COP -0,3 0,5

Page 77: BIOMECHANISCHE ANALYSE VAN VERSNELLEND LOPEN … · berekend worden door snelheid af te leiden naar de tijd die nodig is om van v1 naar v2 te gaan. De versnelling zal positief zijn

DISCUSSIE

67

Voor- achterwaartse versnelling: 1,70 m/s²

Hoek(°) IC Fmin ZC Fmax TO

Bovenlichaam 30,0 29,7 30,0 29,2 27,4

Heup 66,0 52,8 47,5 21,1 8,9

Knie -39,2 -42,3 -44,4 -36,1 -24,7

Enkel -23,9 -9,6 -5,6 -5,0 -22,6

Voethoek 19,4 25,6 29,9 45,2 64,4

IC TO

Verschil COM-COP -0,2 0,6

Voor- achterwaartse versnelling: 3,14 m/s²

Hoek(°) IC Fmin ZC Fmax TO

Bovenlichaam 44,5 44,3 44,0 43,5 42,2

Heup 82,8 79,7 76,3 36,9 12,9

Knie -53,1 -50,1 -49,6 -43,9 -23,5

Enkel -14,6 -15,6 -13,4 1,8 -33,3

Voethoek 24,7 22,2 26,6 38,9 82,2

IC TO

Verschil COM-COP -0,2 0,7

De veranderingen in hoeken van gewrichts- en segmentshoeken (bovenlichaam, heup, knie, enkel en voethoek) op verschillende ogenblikken (IC, Fmin, ZC, Fmax en TO) voor drie verschillende versnellingen (0.58m/s², 1.70m/s² en 3.14m/s²)

5. Aanbevelingen en tekortkomingen

In onze scriptie hebben we getracht de proefpersonen te laten versnellen aan drie opgelegde

versnellingen. Hiertegenover staat dat we een heel spectrum van versnellingen hebben

teruggevonden in onze resultaten. Het is moeilijk om personen een vastgelegde versnelling op

te leggen. Het zou beter zijn om in het vervolg te spreken over traag, submaximaal en

maximaal versnellen.

De verschillende beginsnelheden waaraan de proefpersonen moesten toekomen kan een

invloed hebben uitgeoefend op onze resultaten. De proefpersonen zijn toegekomen met

verschillende beginsnelheden, hierna hebben ze drie verschillende versnellingen moeten

uitvoeren. Een idee voor verder onderzoek is om te werken met een 3x3 rooster, waarbij

Page 78: BIOMECHANISCHE ANALYSE VAN VERSNELLEND LOPEN … · berekend worden door snelheid af te leiden naar de tijd die nodig is om van v1 naar v2 te gaan. De versnelling zal positief zijn

DISCUSSIE

68

beginsnelheid en versnelling worden benoemd met traag, submaximaal en maximaal. Dit

omdat proefpersonen niet in staat zijn opgelegde versnellingen uit te voeren.

Op vlak van spatio-temporele factoren is nog meer onderzoek nodig. Kugler spreekt over het

verlengen van de steunduur bij een maximale versnelling, maar onze resultaten duiden aan dat

de steunduur gemiddeld gezien verkort naargelang de versnelling verhoogt. In onze case zien

we dat de steunduur verkort bij submaximale versnellingen, maar als we het maximaal

versnellen tegenover het submaximaal versnellen bekijken zien we dat de steunduur terug

stijgt. De steunduur gaat dus afhankelijk zijn van verschillende factoren.

Deze scriptie bespreekt enkel de voor- achterwaartse impuls bij versnelling. In verder

onderzoek zal men ook de verticale GRK-component moeten betrekken. Op deze manier

kunnen meer uitspraken gedaan worden op het vlak van de GRK-vector, die duidelijk een

invloed heeft op het versnellen. De GRK moet niet enkel worden bekeken op het vlak van

grootte, maar ook op het vlak van richting.

Om de kinetische data meer uitgebreid te verklaren is een kinesiologische analyse nodig. Aan

de hand van inverse dynamics kunnen er gewrichtsmomenten berekend worden. Door de

EMG verkrijgen we meer informatie over de activatie van de verschillend spieren. Zo krijgen

we een duidelijk beeld van de spierwerking die aanwezig is.

6. Relevantie voor de praktijk

Belangrijk naar de toekomst toe is dat er rekening wordt gehouden met de onderverdeling

submaximaal en maximaal versnellen. Kinetisch zijn er duidelijk twee verschillende patronen

te vinden tussen deze twee versnellingszones. Er zijn duidelijk grote interpersoonlijke

verschillen te vinden op vlak van versnellen, maar de twee verschillende patronen zijn steeds

terug te vinden. Naar de toekomst gericht is het belangrijk om verschillende niveau van

looptechnieken te onderscheiden. De manier van versnellen kan afhankelijk zijn van de

trainingstaat van de proefpersoon. Er kan een verschil gemaakt worden voor niet-sporters,

recreatieve, uithoudings- en explosieve sporten.

Page 79: BIOMECHANISCHE ANALYSE VAN VERSNELLEND LOPEN … · berekend worden door snelheid af te leiden naar de tijd die nodig is om van v1 naar v2 te gaan. De versnelling zal positief zijn

BIBLIOGRAFIE

69

Deel 5: Bibliografie

Bangsbo J, Norregaard L Thorseo F (1991). Activity profile of competition soccer, canadian

journal of sport sciences, 16, 110-116

Cavangna GA, Komarek L, Mazzoleni S (1971). The mechanics of sprint running, journal of

physiology, 217, 709 - 721

Chang Y, Kram R (1999). Metabolic cost of generating horizontal forces during human

running. journal of applied physiology,5, 1657-1662

Chan Y, Huang C, Hamerski CM, Kram H(1999). The independent effects of gravity and

inertia on running mechanics. journal of experimental biology, 203,229-238

Ciacci S, Di Michele R, Merni F (2010). Kinematic analysis of the braking and propulsion

phases during the support time in sprint running. gait & posture, 2, 209-212

Coh M, Peharec S, Basic P, Kampmiller T (2009). Dynamic factors and electromyographic

activity in a sprint start. biology of sport, 2, 137-147

Coh M, Tomazin K, Rausavjevic N (2007). Differences in morphological and biodynamic

characteristics of maximum speed and acceleration between two groups of female sprinters.

biology of sport, 2, 115-128

De Wit B, De Clercq D, Aerts P(2000). Biomechanical analysis of the stance phase during

barefoot and shod running. journal of biomechanics, 33, 269-278

Enoka, R. M. (2008). Neuromechanics of human movements. 4th edition, 142-143, (Human

kinetics)

Harrington ME, Zavatsky AB, Lawson SEM, Yuan Z, Theologis TN (2007). Prediction of the

hip joint centre in adults, children, and patients with cerebral palsy based on magnetic

resonance imaging. journal of biomechanics, 40, 595-602

Heslseth J, Hortobagyi T, Devita P (2008). How do horizontal forces produce

disproportionately high torques in human locomotion? JOURNAL of biomechanics, 4, 1747-

1753

Hunter JP, Marchall RN, Mcnair P (2005). Relationships between ground reaction force

impulse and kinematics of sprint-running acceleration, journal of applied biomechanics, 1,

31-43

Hunter JP, Marshall RN, Mcnair PJ (2003). Segment-interaction analysis of the stance limbin

sprint running, journal of biomechanics, 37, 1439–1446

Johnson MD, Buckley JG (2001). Muscle power patterns in the mid acceleration phase of

sprinting, journal of sport sciences, 19: 4, 263 - 272

Page 80: BIOMECHANISCHE ANALYSE VAN VERSNELLEND LOPEN … · berekend worden door snelheid af te leiden naar de tijd die nodig is om van v1 naar v2 te gaan. De versnelling zal positief zijn

BIBLIOGRAFIE

70

Kugler F, Janshen L (2010). Body position determines propulsive forces in accelerated

running. journal of biomechanics, 43, 343 – 348

Kyröläinen H, Avela J, Paavo K(2005). Changes in muscle activity with increasing running

speed. journal of sport sciences, 23, 1101-1109

Lee DV, Bertram JEA, Todhunter RJ (1999). Acceleration and balance in trotting dogs.

journal of experimental biology, 24, 3565-3573

Mann R, Sprague P(1980). A kinetic analysis of the ground leg during sprint running.

research querterly for exercise and sport, 51, 334-348

McGowan CP, Baudinette RV, Biewener AA (2005). Joint work and power associated with

acceleration and deceleration in tammar wallabies (Macropus eugenii). journal of

experimental biology, 1, 41-53

Mero A, Komi PV, Gregor RJ(1992). Biomechanics of sprint running, a review. sports

medicine, 13, 376-392

Novacheck TF (1998). Review paper The biomechanics of running. Gait and Posture, 7, 77-

95

Orendurff MS, Bernatz GC, Schoen J, Klute GK (2007). Kinematic mechanisms to alter

walking speed. gait & posture, 27, 603-610

Roberts TJ, Scalest JA (2004). Adjusting muscle function to demand: joint work during

acceleration in wild turkeys. journal of experimental biology, 23, 4165-4174

Robert TJ, Scales JA (2002). Mechanical power output during running accelerations in wild

turkeys. journal of experimental biology, 10, 1485-1494

Stefanyshyn DJ, Nigg BM (1997). Mechanical energy contribution of the

metatarsophalangeal joint to running and sprinting, journal of biomechanics, 30, 1081-1085

Walter RM, Carriar DR (2009). Rapid acceleration in dogs: ground forces and body posture

dynamics. journal of experimental biology, 12, 1930-1939

Williams SB, Tan HL, Usherwood JR, Wilson AM (2009). Pitch then power: limitations to

acceleration in quadrupeds. biology letters, 5, 610-613

Williams SB, Usherwood JR, Jespers K, Channon AJ, Wilson AM (2009). Exploring the

mechanical basis for acceleration: pelvic limb locomotor function during accelerations in

racing greyhounds (Canis familiaris).journal of experimental biology, 4, 550-565

Page 81: BIOMECHANISCHE ANALYSE VAN VERSNELLEND LOPEN … · berekend worden door snelheid af te leiden naar de tijd die nodig is om van v1 naar v2 te gaan. De versnelling zal positief zijn

BIJLAGE

71

Deel 6: Bijlage

Tabel 25: Antropometrische data voor alle proefpersonen

pp 1 2 3 4 5 6 7 8 9

Lichaamslengte (cm) 173 179 172 180 165 185 184 165 163

Lichaamsgewicht (kg) 83,0 78,0 67,0 70,0 60,0 77,0 78,0 54,0 58,0

Schoenmaat 43,0 43,0 39,0 43,0 40,5 44,0 46,0 38,0

Bovenbeen lengte (cm) 40,5 36,5 40,2 40,7 39,0 40,8 38,3 41,5 35,7

Onderbeenlengte (cm) 40,2 41,5 40,3 44,0 39,7 45,7 42,3 41,0 38,4

Beenlengte (cm) 80,7 78,0 80,5 84,7 78,7 86,5 80,6 82,5 74,1

Bovenarmlengte (cm) 35,6 30,5 37,2 37,5 33,1 37,4 37,9 32,5 34,6

Onderarm lengte (cm) 25,2 25,1 26,3 25,4 26,3 28,6 29,3 24,0 25,6

Romplengte (cm) 48,0 48,7 43,3 46,4 45,3 47,8 48,2 44,5 41,6

Breedte schouders (cm) 25,8 22,5 27,8 25,2 23,9 24,2 28,3 20,6 21,0

Breedte SIAS (cm) 25,8 22,5 27,8 25,2 23,9 24,2 28,3 20,6 21,0

Page 82: BIOMECHANISCHE ANALYSE VAN VERSNELLEND LOPEN … · berekend worden door snelheid af te leiden naar de tijd die nodig is om van v1 naar v2 te gaan. De versnelling zal positief zijn

BIJLAGE

72

Bijlage 1: Steunduur Ppn 1

Ppn2

Ppn3

Ppn4

Ppn 5

Ppn6

Ppn7

Ppn8

Ppn9

Steu

nd

uu

r (m

s)

Voor-achterwaartse versnelling (m/s2)

Page 83: BIOMECHANISCHE ANALYSE VAN VERSNELLEND LOPEN … · berekend worden door snelheid af te leiden naar de tijd die nodig is om van v1 naar v2 te gaan. De versnelling zal positief zijn

BIJLAGE

73

Bijlage 2: Netto-, Positieve- en negatieve impuls = overgangspunt

Ppn 1

Ppn 2

Ppn3

Ppn4

Ppn 5

Ppn6

Ppn7

Ppn8

Ppn9

imp

uls

/Kg

(N*s

/Kg)

Voor-achterwaartse versnelling (m/s2)

Page 84: BIOMECHANISCHE ANALYSE VAN VERSNELLEND LOPEN … · berekend worden door snelheid af te leiden naar de tijd die nodig is om van v1 naar v2 te gaan. De versnelling zal positief zijn

BIJLAGE

74

Bijlage 3: Relatieve zerocrossing = overgangspunt

Ppn 1 Ppn 1

Ppn 2

Ppn3

Ppn 4

Ppn 5 Ppn 6

Ppn 7

Ppn 8

Ppn 9

Aan

dee

l ste

un

du

ur

(%)

Voor- achterwaartse versnelling (m/s²)

Page 85: BIOMECHANISCHE ANALYSE VAN VERSNELLEND LOPEN … · berekend worden door snelheid af te leiden naar de tijd die nodig is om van v1 naar v2 te gaan. De versnelling zal positief zijn

BIJLAGE

75

Bijlage 4: Negatieve en positieve amplitudes = overgangspunt

Ppn 1

Ppn 2

Ppn3

Ppn4

Ppn 5

Ppn 6

Ppn7

Ppn8

Ppn9

Kra

cht/

Kg

(N/K

g)

Voor-achterwaartse versnelling (m/s2)

Page 86: BIOMECHANISCHE ANALYSE VAN VERSNELLEND LOPEN … · berekend worden door snelheid af te leiden naar de tijd die nodig is om van v1 naar v2 te gaan. De versnelling zal positief zijn

BIJLAGE

76

Bijlage 5: Verschil COM-COP Ppn 1

Ppn 2

Ppn 3

Ppn4

Ppn 5

Ppn 6

Ppn7

Ppn8

Ppn9

Afs

tan

d C

OM

-CO

P (

m)

Voor-achterwaartse versnelling (m/s2)

Page 87: BIOMECHANISCHE ANALYSE VAN VERSNELLEND LOPEN … · berekend worden door snelheid af te leiden naar de tijd die nodig is om van v1 naar v2 te gaan. De versnelling zal positief zijn

BIJLAGE

77

Bijlage 6: Heuphoek Ppn 1

Ppn 2

Ppn 3

Ppn4

Ppn 5

Ppn 6

Ppn7

Ppn8

Ppn9

Heu

ph

oek

(°)

Voor-achterwaartse versnelling (m/s2)

Page 88: BIOMECHANISCHE ANALYSE VAN VERSNELLEND LOPEN … · berekend worden door snelheid af te leiden naar de tijd die nodig is om van v1 naar v2 te gaan. De versnelling zal positief zijn

BIJLAGE

78

Bijlage 7: Kniehoek Ppn 1

Ppn 2

Ppn 3

Ppn4

Ppn 5

Ppn 6

Ppn7

Ppn8

Ppn9

Kn

ieh

oek

(°)

Voor-achterwaartse versnelling (m/s2)

Page 89: BIOMECHANISCHE ANALYSE VAN VERSNELLEND LOPEN … · berekend worden door snelheid af te leiden naar de tijd die nodig is om van v1 naar v2 te gaan. De versnelling zal positief zijn

BIJLAGE

79

Bijlage 8: Enkelhoek Ppn 1

Ppn 2

Ppn 3

Ppn 4

Ppn 5

Ppn 6

Ppn 7

Ppn 8

Ppn 9

Enke

lho

ek (

°)

Voor-achterwaartse versnelling (m/s2)

Page 90: BIOMECHANISCHE ANALYSE VAN VERSNELLEND LOPEN … · berekend worden door snelheid af te leiden naar de tijd die nodig is om van v1 naar v2 te gaan. De versnelling zal positief zijn

BIJLAGE

80

Bijlage 9: Romphoek Ppn 1

Ppn 2

Ppn 3

Ppn 4

Ppn 5

Ppn 6

Ppn 7

Ppn 8

Ppn 9

Ro

mp

ho

ek (

°)

Voor-achterwaartse versnelling (m/s2)

Page 91: BIOMECHANISCHE ANALYSE VAN VERSNELLEND LOPEN … · berekend worden door snelheid af te leiden naar de tijd die nodig is om van v1 naar v2 te gaan. De versnelling zal positief zijn

BIJLAGE

81

Bijlage 10: Voethoek = neutrale stand

Ppn 1

Ppn 2

Ppn 3

Ppn 4

Ppn 5

Ppn 6

Ppn 7

Ppn 8

Ppn 9

Vo

eth

oek

(°)

Voor-achterwaartse versnelling (m/s2)

Page 92: BIOMECHANISCHE ANALYSE VAN VERSNELLEND LOPEN … · berekend worden door snelheid af te leiden naar de tijd die nodig is om van v1 naar v2 te gaan. De versnelling zal positief zijn

BIJLAGE

82

Bijlage 11: Hoeksnelheid heup Ppn 1

Ppn 2

Ppn 3

Ppn 4

Ppn 5

Ppn 6

Ppn 7

Ppn 8

Ppn 9

Ho

eksn

elh

eid

(°/

s)

Voor-achterwaartse versnelling (m/s2)

Page 93: BIOMECHANISCHE ANALYSE VAN VERSNELLEND LOPEN … · berekend worden door snelheid af te leiden naar de tijd die nodig is om van v1 naar v2 te gaan. De versnelling zal positief zijn

BIJLAGE

83

Bijlage 12: Hoeksnelheid knie

Pp1 Pp2 Pp3

Pp4 Pp5 Pp6

Pp7 Pp8 Pp9

Ho

eksn

elh

eid

(°/

s)

Voor-achterwaartse versnelling (m/s2)

Page 94: BIOMECHANISCHE ANALYSE VAN VERSNELLEND LOPEN … · berekend worden door snelheid af te leiden naar de tijd die nodig is om van v1 naar v2 te gaan. De versnelling zal positief zijn

BIJLAGE

84

Bijlage 13: Hoeksnelheid enkel

Pp1 Pp2 Pp3

Pp4 Pp5 Pp6

Pp7 Pp8 Pp9

Ho

eksn

elh

eid

(°/

s)

Voor-achterwaartse versnelling (m/s2)