böhme-j_christosofia_de weg tot christus_1621

Upload: bevenos

Post on 31-Oct-2015

95 views

Category:

Documents


6 download

DESCRIPTION

Nederlandse vertaling van Jakob Böhme's 'Christosophia' (der Weg zu Christo), uit 1621.

TRANSCRIPT

  • De Weg tot Christus

  • De Weg tot Christus

    Uit de Goddelijke kennis opgesteld doorJacob Bhme van Alt-Seidenburg,Teutonicus Philosophus genaamd

    (1575-1624)

  • INHOUD

    1 Over de Penitentie

    Een korte aanwijzing over de Sleutel tot Begrip van deGoddelijke Verborgenheid, of hoe de mens in zichzelftot de Goddelijke beschouwing kan komen.

    2 Over de Ware Bekering

    Hoe de mens de juiste wil en het juiste gemoed in zichzelfop moet wekken: en wat zijn ernstige betrachting envoornemen zal zijn wanneer hij krachtige boete (ofbekering) wil doen: en met wat voor gemoed hij voorGod zal treden wanneer hij wil bidden, en Godsvergeving van zijn zonden wil ontvangen.

    3 Over de Wedergeboorte

    Hoe de mens, die de Zaligheid ernst is, zich door deGeest van Christus, uit het verwarde en twistige Babylonmoet laten uitvoeren, opdat hij in de Geest van Christusopnieuw geboren wordt, en Hem alleen leeft.

    4 Over de Ware Gelatenheid

    Hoe de mens zijn eigen wil, zijn zelfheid, dagelijks moetafsterven, en hoe hij zijn begeerte in God zal invoeren,en wat hij van God bidden en begeren zal, en hoe hij uithet sterven van de zondige mens met hernieuwde wil engemoed door de Geest van Christus opbloeien zal. Ookwat de oude en nieuwe Mens zijn in hun willen en doen.

  • 5 Over het Bovenzinnelijke Leven

    Hoe de ziel tot de Goddelijke aanschouwing en gehoormoge komen, en met haar kindschap in het natuurlijkeen bovennatuurlijke leven is. Hoe zij uit de natuur, inGod, en wederom uit God, in de natuur der zelfheidingaat, en ook wat haar Zaligheid en verderf is.

    6 Samenspraak tussen een Verlichte en eenOnverlichte Ziel

    Epistola of zendbrief aan een ziel, hongerig en dorstignaar de Fontein van zoete Liefde van Jesus Christus: Hoeeen verlichte Ziel de andere zal zoeken, haar zalvertroosten en op de Pelgrimsweg van Christus brengt,en haar de doornige weg dezer wereld (waar de afgewekenziel wandelt, en welk tot de afgrond leidt) getrouwelijktot een spiegel voor ogen zal stellen.

    7 Over het Heilige Gebed

    Waarin de Ware grond van het rechte bidden wordtgetoond en aangewezen.

  • I.

    OVER DE

    PENITENTIE,

    Een korte aanwijzing over de Sleutel tot Begripvan de Goddelijke Verborgenheid, of hoe de

    mens in zichzelf tot de Goddelijke beschouwingkan komen.

    Opgesteld door

    JACOB BHME van Alt Seidenburg,Teutonicus Philosophus genaamd

    ~~~~~~

    De H. Paulus zegt:

    Alles wat gij doet, doe dat in de naam desHeren, en dank God en de Vader in Christus

    Jezus.

  • Liefhebbende lezer, wilt u dit boekje juist gebruiken, en hetu ernst laten zijn, dan zult gij het nut ervan welondervinden. Maar ik wil u nogmaals gewaarschuwdhebben; is het u geen ernst, laat dan de Hoogwaardige naamGods (waarmee de hoogste Heiligheid genoemd, bewogenen machtig begeerd werd) staan, opdat Zij niet de toornGods in uw ziel ontsteekt. Want men moet de Heilige NaamGods niet misbruiken. Dit boekje behoort alleen degenendie graag boete willen doen en in begeerte tot het Beginselzijn. Zij zullen wederzijds ondervinden wat daar voorwoorden in zijn en waaruit deze geboren zijn.

    10 DE WEG TOT CHRISTUS

  • over dePENITENTIE,

    Degene die in zichzelf tot Goddelijke beschouwingwil komen, en in Christus met God spreken wil,

    die volge deze weg; zo komt hij daartoe.

    I.

    Hij moet al zijn verlangens, gedachten en inbeeldingen tezamennemen in n enkel voornemen; het voornemen om zichzelf ineen helder beeld te vatten, zichzelf te betrachten, en te overwegenwat hij is. Hij vat zichzelf in het beeld waarin de Schrift hemGods Beeld, en een Tempel van de Heilige Geest noemt welk inhem woont; en hem Christus lidmaat noemt, en hem tot spijs endrank het vlees en bloed van Christus aanbiedt.2. Zo moet hij zich in zijn eigen leven bezien, of hij deze grotegenade ook waardig is, en deze hoge Titel van Christus aannemelijk,en hij moet beginnen zijn hele leven te betrachten en overwegen,wat hij gedaan heeft, en hoe hij die gehele tijd heeft doorgebracht.Hij moet bezien of hij zich ook in Christus bevindt. Of hij ook inhet Goddelijk Willen staat, of waar hij anders toe genegen is. Ofer zich enige wil in hem bevindt die hartelijk naar God verlangt,en graag Zalig wil zijn.3. En wanneer hij nu een diep verborgen wil in zich vindt, diezich graag tot Gods Genade wil keren, als hij t maar kon, dat hijdan weet, dat deze wil het ingelijfde, en in het Paradijs (na debedreven zonde) ingesproken Woord Gods is. Dat de God J E H O V A(namelijk de Vader) hem dan nog aantrekt tot Christus. Want inonze eigenheid hebben wij geen wil meer tot gehoorzaamheid.4. Maar deze aantrekking van de Vader (zijnde de ingelijfde,ingesproken Genade) trekt aan alle mensen, ook de meest

    OVER DE PENITENTIE 11

  • goddeloze, wanneer deze niet geheel een distel is geworden, en deaantrekking door zijn valsheid een ogenblik stil zal staan.5. Zo hoeft er bij geen mens rede te bestaan om te twijfelen overGods Genade, als er zich maar enige begeerte in hem bevindt omzich te eniger tijd te bekeren.6. Hij zou geen ogenblik meer moeten wachten, want zoalsgeschreven staat; Heden, wanneer gij de Stem des Heren hoort,verstokt uw oren en harten niet.7. Want de begeerte tot de bekering is de Stem Gods in de mens,de Stem die door de duivel bedekt wordt met de beelden die hij inons voert, om ons zo op te houden, opdat het van een dag een jaarwordt, om het vervolgens weer verder uit te stellen, tot de zieluiteindelijk tot een distel wordt, en de Genade niet meer kanbereiken.8. De zelfde mens zal, alleen in zijn Hemelse Betrachtingen, zijnganse loop des levens aanzien, en deze naast de Tien GebodenGods en naast de Liefde van het Evangelie stellen, welk hem gebiedzijn naasten te beminnen als hemzelf, en hij zal zien dat hij alleenin de Liefde van Christus een Kind der Genade is. Hij beziet hoeverhij daarvan is afgeweken, en wat zijn dagelijkse bezigheid enbegeerte is. Dan zal de aantrekking van de Vader hem in GodsGerechtigheid voeren, en hem wijzen op de [door de duivel]ingeprente beelden in zijn hart, welk hij boven God bemint envoor zijn beste schat houdt.9. Deze beelden zijn, ten eerste, hovaardigheid; zichzelf beminnenen door anderen geerd willen worden. Het is een beeld tot machten geweld, om in eer boven anderen te willen uitstijgen. Ten tweedeis daar het beeld van het zwijn, namelijk de gierigheid, welk alleswil hebben, en al had het de wereld en de Hemel, zo zou het ooknog over de hel willen heersen. Het is t beeld welk meer begeertdan voor het tijdelijk leven noodzakelijk is, en geen geloof vanGod in zich heeft. Het is een vuil zwijn, welk begeert alles in zichop te slokken. Ten derde is er in hem het beeld van de afgunst,welk een ander in het hart steekt, en hem niets gunt, wanneerdeze meer geld, tijdelijk goed, en eer geniet. Ten vierde is er detoorn, waar de afgunst zich in verheft. Het is als een vergif, en zalom kleinigheden verstoten, slaan, vertoornen en hiervoor

    12 DE WEG TOT CHRISTUS

  • rechtvaardiging zoeken. Ten vijfde zullen er in hem een menigte,ja vele honderden Aardse Dieren zijn die hij bemint, want alleswat in de wereld is bemint hij, en heeft hij in de plaats van Christusgezet, en deze eert hij meer dan God.Wanneer hij maar zijn eigen woorden zou aanzien; Hoe zijn mondanderen heimelijk schendt, veroordeelt zonder enig fundament,kwaadspreekt, hoe hij zich menigmaal verheugt over het ongelukvan zijn naasten, en hoe dit alles tezamen de klauwen en nagelsvan de duivel vormt, het beeld van de slang welk hij in zich draagt.10. Dat hij aldaar zichzelf tegenover Gods Woord en de Wet vanhet Evangelie beziet, en zo zal zien dat hij meer dier en duivel isdan een waar Mens. En dat hij duidelijk zal zien hoe dezeingebeelde en aan-gerfde aardse dieren hem ophouden, enverwijderen van het Rijk Gods. Dat, wanneer hij graag boete wildoen en zich tot God wil wenden, deze klauwen des duivels hemdaarvan weerhouden, en dat deze monsters zich door de arme zielals Heiligheid laten inbeelden, opdat de ziel de lust van dezemonsters wederom ingaat [in de veronderstelling dat ze zich totGod wendt], en in de toorn Gods blijft zitten, en uiteindelijk inde Afgrond treedt wanneer ze de Genade en de aantrekking desVaders uitblust.11. De mens toont deze dieren zijn eigen weg zogauw hij ze gewaarwordt, opdat hij op hetzelfde ogenblik zich in de Ziel voorneemt en zich terstonds in een wil invoert, dat hij van het dierlijkewillen begeert uit te gaan, en begeert zich door Ware bekering totGod te wenden. En omdat het onmogelijk is dat in eigen kracht tedoen, zo zal hij dan de Belofte van Christus in zich nemen, daarChristus sprak; Zoek, en gij zult vinden; Klop aan, en u wordtopengedaan; geen zoon die de Vader om brood bidt, en een steendaarvoor krijgt; Hebt gij, die slecht zijt, uw kinderen goede gavengegeven? Hoe veel te meer zal mijn Vader in de Hemel de HeiligeGeest geven aan degenen die Hem daarom bidden?12. Dat hij zich deze Belofte in het hart inbeeldt; want hij zelf isde duivel, hij zelf is de aangerfde ingeprente dieren, hij zelf is eenvergif, hij zelf is doods. En hij zal van stonden aan met dezeingebeelde woorden der Belofte, met zijn gebed, voor God komen,en zien dat hij zich tevoren alle gruwelijke dieren inbeeldde welk

    OVER DE PENITENTIE 13

  • hij zelf is. Hij zal zich bedenken dat hij niets anders dan een vuileZwijnen-hoeder is, die al zijn Vaders Goed en zijn KinderlijkeGerechtigheid met de wereldse zwijnen, met de boze dieren heeftdoorgebracht. Dat hij nu voor het aangezicht van God staat alseen ellendige, naakte, verscheurde zwijn-herder die zijn VadersErfgoed met de dierlijke beelden des werelds verhoereerd enverspild heeft, en geen gerechtigheid meer heeft tot de GenadeGods, dat hij zelf ook niet waardig is om een Christen of KindGods genoemd te worden, en dat hij ook alle goede werken diehij ooit gedaan heeft zal zien voor wat ze zijn, want ze zijn maargedaan uit een schijnheiligheid van Godzaligheid, opdat de mens-duivel een Engel genoemd zou worden. Want de Schrift zegt;zonder Geloof is het onmogelijk God te behagen.13. Echter, hij moet aan de Goddelijke Genade niet twijfelen,alleen aan zich zelf, aan zijn eigen kunnen en vermogen, en zichin zijn ziel buigen voor God, uit alle kracht. En al is het dat zijnhart louter nee zegt, of; wacht nog, het is geen goed moment, of;uw zonden zijn te groot, het kan niet zijn dat ge tot de GenadeGods komt, en al wordt hij in zichzelf benauwd, dat hij tot Godniet bidden kan, noch troost noch kracht in zijn hart kanontvangen, alsof zijn ziel geheel blind en dood was voor God,toch moet hij standvastig zijn, en de Beloften Gods voor zekereen onfeilbare Waarheid houden, en met neergeslagen hart tot deGenade Gods zuchten, en in zijn grote onwaardigheid zich in Hembegeven.14. En als hij zichzelf onwaardig acht (als zijnde een vreemdeling,aan wie de erfenis van Christus niet meer toebehoort, en waaroverhij zijn recht heeft verloren), evenwel moet hij zich dan vastinbeelden wat Christus zei; dat Hij gekomen was om te zoeken enZalig te maken wat verloren is, namelijk de arme, aan God dodeen blinde zondaar. Dat hij zich deze belofte inbeeldt, en zichzelfeen streng voornemen maakt, dat hij de beloofde Genade Gods inChristus niet zal uitgaan, al zouden zijn ziel en lichaam verbreken,en al zou hij alle dagen van zijn leven geen troost in zijn hart totvergeving verkrijgen. Evenwel is de Belofte Gods zekerder danalle troost die hem zou mogen toekomen.15. Ook moet hij zich voornemen, en zijn wil zo vast in zijn

    14 DE WEG TOT CHRISTUS

  • voornemen sluiten, dat hij niet meer begeert de oude dierlijkebeelden en boosheid in te gaan, al zouden al zijn zwijnen en dierenom hun herder treuren, en al zou hij daarom een dwaas voor deganse wereld zijn, dat hij toch bestendig in zijn voornemen blijft,en aan Gods genadige Belofte wil blijven. Is hij dan nog een kinddes doods; dat hij dan in de Belofte van Christus, in Christusdood begeert te zijn. Dat hij zijn voornemen stelt in gedurig biddenen zuchten tot God, en al wat hij aanvangt en doet in het werkzijner handen aan Hem overgeeft, en vrij blijft van de inbeeldingder gierigheid, afgunst en hovaardigheid. Hij behoeft maar dezedrie dieren over te geven, dan zullen de andere ook zeer snel zwaken ziek worden, en het sterven naderen. Want Christus zal terstondsin Zijn beloofde Woord (welk hij zich heeft ingebeeld, en waar hijzich in verbergt) een gestalte ten Leven verkrijgen, en zal aanvangenin hem te werken, en daarin zal zijn gebed krachtiger worden, enhij zal steeds meer in de Geest der Genade versterkt worden.16. Gelijk het zaad in s moeders lichaam een kind verwekt, enonder veel aanstotingen der natuur en uitwendige toevallen zalgroeien, totdat het kind in moeders lichaam zijn leven verkrijgt,zo gaat het hier ook toe. Hoe meer de mens uit zich zelf, uit debeelden gaat, hoe meer hij in God gaat, tot de tijd dat Christus,de ingelijfde Genade, Levend wordt, wat in de grote ernst van hetvoornemen geschiedt. Dan volgt terstonds de verhuwelijking metde Jonkvrouw Sophia, waar de twee Geliefden elkander in vreugdeontvangen, en met zeer grote inwendige begeerte, in de allerzoetsteLiefde Gods, tot elkander indringen. In korte tijd wordt de Hoog-tijd des Lams bereid, waar Jonkvrouw Sophia (de Mensheid vanChristus) met de ziel verhuwelijkt wordt.En wat aldaar geschied, wat voor vreugde daar heerst, wijst Christusaan met de grote vreugde over de bekeerde zondaar, welk gevierdwordt in de Hemel in de Mens, voor de ogen Gods en alle HeiligeEngelen; meer dan negenennegentig Rechtvaardigen, die debekering niet van node hebben.17. Om te beschrijven of uit te spreken wat de zoete Genade Godsis in de Mensheid van Christus, en hoe het iemand vergaat wanneerhij waardig is te komen tot de Hoog-tijd des Lams, hetgeen wij inonze weg zelf ondervonden hebben, daar hebben wij geen pen

    OVER DE PENITENTIE 15

  • noch woorden voor. Wij weten dat wij voor ons schrijven eenware grond hebben, welk wij aan onze broeders, in de Liefde vanChristus, van harte graag willen mededelen. Bij wie het mogelijkwas dat zij onze trouwe kinderlijke raad wilden geloven, zij zoudenhet in henzelf ondervinden, hoe deze eenvoudige hand deze groteVerborgenheid begrijpt en weet.18. Nadat wij tevoren een gans uitvoerig Tractaat over de Bekeringen Nieuwe Wedergeboorte hebben geschreven, zo laten wij hethier alleen maar bij een aanwijzing, en verwijzen de lezer naar datTractaat, alsmede naar het grote werk, namelijk de Uitleg overGenesis, alwaar hij de grond van alles wat hij zou willen vragen,genoegzaam uitvoerig vinden zal. En we vermanen hem Christelijk,ons in deze Weg na te volgen, zo zal hij in zichzelf tot de GoddelijkeBeschouwing komen, en horen wat de Heer door Christus in hemspreekt, en we bevelen hem de Liefde van Jesus Christus.

    gegeven de 9e Febr. Anno 1623:

    Einde

    16 DE WEG TOT CHRISTUS

  • II.

    OVER DE

    WARE BEKERING

    Hoe de mens de juiste wil en het juiste gemoed in zichzelfop moet wekken: en wat zijn ernstige betrachting envoornemen zal zijn wanneer hij krachtige boete (of bekering)wil doen: en met wat voor gemoed hij voor God zal tredenwanneer hij wil bidden, en Gods vergeving van zijn zondenwil ontvangen.

    I.

    Wanneer de mens zich wil bekeren boete wil doen en zich metzijn gebeden tot God wil richten, dan zal hij vr al zijn gebedenzijn gemoed moeten betrachten; hoe het volledig van God isafgekeerd, hoe het aan God ontrouw is geworden, hoe het alleenop het tijdelijke, vergankelijke en aardse leven is gesteld, en geenoprechte liefde voor God, noch voor zijn naasten heeft; en hoezijn lust en verlangen geheel in strijd zijn met het Gebod Gods,en hoe het alleen de tijdelijke vergankelijke lust van het vlees zoekt.2. Ten tweede zal hij moeten overwegen hoe het gehele gemoed invijandschap verkeert tegen God, welk Satan door zijn bedriegerijin onze eerste voorvaderen verwekt heeft, door wiens gruwelenwij de dood sterven en met ons lichaam moeten vergaan.3. Ten derde zal hij de drie gruwelijke ketenen moeten overwegen,waar onze ziel (tijdens dit aardse leven) aan gekluisterd ligt; deeerste is de gestrenge toorn Gods, de afgrond en duistere wereld diehet centrum (of de grond) en het creatuurlijke leven is van de ziel.De tweede keten is de begeerte van de duivel tegen de ziel, waar hij

  • de ziel voortdurend mee verzoekt, en haar zonder ophouden vande Waarheid Gods afhoudt, en in de ijdelheid (in hovaardigheid,gierigheid, afgunst en toorn) wil storten. En waarmee hijvoortdurend (door zijn begeerte) deze kwade eigenschappen in deziel opwekt en aansteekt, waardoor de wil van de ziel zich vanGod afkeert en de zelfheid ingaat. De derde en allerschadelijksteketen waar de ziel aan gebonden ligt is het verdorven en volkomenijdele, aardse, en sterfelijke vlees en bloed, vol kwade begeerten engenegenheden. Alhier zal hij betrachten hoe hij met lichaam enziel ernstig gevangen zit in de drek der zonden (in de toorn Gods,tussen de kaken van de helse afgrond), hoe de toorn Gods brandtin zijn lichaam en ziel: en hoe hij de ellendige Vee-hoeder is [luc 15],die (tezamen met de dieren des duivels) zijn Vaders erfgoed inaardse wellustigheid heeft verkwist en verteerd (en zo ook de Liefdeen Barmhartigheid Gods), en niet het hoogwaardige Verbond ende verzoeningen van het onschuldige lijden en de dood van IesusChristus heeft waargenomen. Jesus Christus die, door Gods Genadein de mensheid neergedaald, ons in Hem verzoend heeft. Ook zalhij betrachten hoe hij het verbond van de heilige Doop (in welkhij zijn Heiland geloof en trouw heeft toegezegd) zo geheel vergetenis, en Zijn Gerechtigheid, die God hem in Christus uit genadeschonk, zo geheel in zonden besmet en verduisterd heeft: dat hijmet het schone kleed des onschulds van Christus (welke hij nudanig bevlekt heeft) voor het aanschijn Gods verschijnt, als eenvuile, ellendige en armzalige Vee-hoeder die steeds met de dierendes duivels van de resten der ijdelheid heeft gegeten, en niet waardigis dat hij een Zoon des Vaders en een lidmaat van Christus wordtgenoemd.4. Ten vierde zal hij ernstig overwegen, hoe de grimmige dood alleuren en ogenblikken op hem wacht, en hem (met dit Vee-hoederskleed, in zijn zonden en gruwelen) grijpen wil, en in deafgrond van de hel wil storten, als een meinedige, een verbrekervan het geloof, die tot het Oordeel Gods in de kamer des doodszijn verblijf zal houden.5. Ten vijfde zal hij het ernstige en gestrenge Oordeel Godsoverwegen, hoe hij daar levend in zijn gruwelen voor hetOordeel gesteld zal worden. En dat al diegenen die hij met woorden

    18 DE WEG TOT CHRISTUS

  • en daden bezwaard en tot kwaad aangezet heeft en die, doorhem aangedreven, ook zonden begaan hebben hem nu onderogen zullen komen, en hem voor de ogen van Christus en vooralle heilige Engelen en Mensen vervloeken zullen. En hoe hij aldaarin grote schande en bespotting, in zware verschrikking en eeuwigevertwijfeling zal staan, en hoe het hem eeuwig zal berouwen, dathij omwille van zon kortstondige wellust, zon grote en eeuwigeZaligheid verwaarloosd heeft. Dat hij zichzelf niet beter heeftwaargenomen, en zag dat ook hij onder de gemeenschap derHeiligen mocht zijn, en het eeuwige licht en de kracht Gods mochtgenieten.6. Ten zesde zal hij betrachten hoe de goddelozen hun edele beeld,door God naar Zijn Beeltenis geschapen, verliezen, en dat het toteen mismaakt monster zal worden, een helse worm, een gruwelijkbeest, waarmee hij als een vijand Gods zal zijn, tegen de Hemel enalle Heilige Engelen en Mensen, en hoe hij eeuwig in gemeenschapmet de duivels en helse wormen in de gruwelijke duisternis zalverkeren.7. Ten zevende zal hij de eeuwige straf en pijn der verdoemdenernstig betrachten, hoe zij pijn en smart zullen lijden in de eeuwigeverschrikkingen van hun hier gecreerde gruwelen, en het landder Heiligen in de eeuwigheid niet aanschouwen zullen, ook geheelgeen verkwikking zullen ontvangen, zoals bij de Rijkeman hetgeval was [Luc 16:24-26]. Dit zal de mens ernstig betrachten enhij zal bedenken hoe God hem in zon schoon en heerlijk Beeld,in Zijn Gelijkenis geschapen heeft, in welk Hij Zelf wonen wil,dat Hij hem in Zijn Lof tot Zichzelf eeuwige vreugde enheerlijkheid heeft geschapen, dat hij naast de H. Engelen, met dekinderen Gods, in grote Vreugde, Kracht en Heerlijkheid in hetEeuwige Licht mag wonen, in de gezangen en harmonischeklanken van de Engelen, en in Goddelijke Vreugde; dat hij zichmet de kinderen Gods eeuwig zou verheugen, zonder enig eindete hoeven vrezen. Geen kwade gedachten kunnen hem daarberoeren, ook geen leed noch bekommeringen, noch hitte nochkou, waar men van geen nacht weet, en er ook geen dag, noch tijdbestaat, maar slechts een Eeuwige Vreugde, waar ziel en lichaamin Vreugde jubelen, en hij zich zal verheugen over de oneindige

    OVER DE WARE BEKERING 19

  • Wonderen en Krachten, over de Sierlijkheid van de oneindigeBaringen in de Wijsheid Gods op de nieuwe Kristallen Aarde (dieals een doorluchtig glas zal zijn), en hoe hij dit alles zo moedwilligvoorbij laat gaan, omwille van een zo korte en snode tijd, die toch in deze ijdelheid, in het boze leven van t wellustige vlees volellende, vrees en ongerustheid is; en het vergaat de goddelozengelijk de vromen, zoals de een moet sterven sterft ook de ander.Echter de dood der Heiligen is niets anders dan een ingang toteeuwige rust, terwijl de dood der goddelozen een ingang tot deeeuwige onrust is.8. Ten achtste zal hij de loop van deze wereld overwegen, hoe allesniet anders dan een speel-toneel is, alwaar hij zijn tijd inongerustheid doorbrengt, en dat het de rijken en de machtigenzoals de armen vergaat, hoe wij, allen gelijk, in de vier Elementenleven en zweven, en dat de bedes van de armen gelijk smaken alsde zorgen van de rijken, dat wij allen tezamen in n adem leven,en dat de rijke geen ander voordeel heeft dan zijn lekkernijen, enzijn snuisterijen voor het oog, waarvoor de mens een zo grootseZaligheid verwaarloost en zichzelf in dergelijk grote en eeuwigeongerustheid brengt!9. In zodanige betrachting en overweging zal de mens (in hart engemoed) ondervinden, dat hij een heimelijke aantrekkingskrachten verlangen zal ontwikkelen naar de Barmhartigheid Gods. Zijnbedreven zonden zullen hem beginnen te berouwen, dat hij zijndagen zo kwalijk heeft doorgebracht, en niet heeft waargenomennoch betracht hoe hij alhier (in deze wereld) in een akker inwasdom staat, om tot een vrucht te worden, in de Liefde, f in detoorn Gods. Hij zal zich nu eerst bedenken dat hij nog geen arbeidverricht heeft in de Wijngaard van Christus, en dat hij een dorrerank aan de Wijnstok van Christus is, alwaar hij in groot gejammer,hartzeer en inwendig klagen opgaat (dat door zijn oprechtebetrachtingen in beweging gebracht wordt door de Geest vanChristus), over de dagen zijner boosheid, die hij in ijdelheid heeftverkwist en doorgebracht, zonder te werken in de Wijnberg vanChristus.10. Iemand die op deze wijze in berouw de Geest van Christusnaar zich toe trekt, en zijn hart opent tot kennis en leedwezen van

    20 DE WEG TOT CHRISTUS

  • zijn zonden, is geheel lichtelijk te rade, hij behoeft slechts de Beloftevan Christus aan te trekken. Christus zei [Ez 18:23, Matt. 11:28,Luc 15:7] dat God de dood van de arme zondaar niet begeert,maar gebiedt hen allen tot Hem te komen, en dat Hij henverkwikken wil, en dat er in de Hemel grote vreugde is over elkezondaar die zich bekeert. Zo neemt hij de woorden van Christusaan en gaat hij het lijden en de dood van Christus in. Maar ik wilnu tot hen spreken die wel een begeerte tot bekering in zich voelen,maar niet tot een bekentenis en leedwezen (over hun bedrevenzonden) komen. Het vlees spreekt voortdurend tot de ziel; volhardnog, morgen zal het goed zijn om te bekeren en wanneer demorgen komt, zo spreekt het vlees wederom, morgen. Hierdoorhaakt de arme ziel af en staat zij in onvermogen, ontvangt zij geenrecht op berouw over de bedreven zonden noch enige vertroosting.Voor hen wil ik een weg voorschrijven die ik zelf bewandeld heb,dat hij mag weten wat hem te doen staat, en hoe het met mij isvergaan. Wanneer het iemand belust mij na te volgen, dan zal hijondervinden wat hierna geschreven is:

    De Weg tot de Bekering

    Wanneer nu de mens na bovengenoemde betrachtingen enoverwegingen dusdanig hongert en dorst, dat zij graag boete wildoen en zich wil bekeren, maar er zich geen oprecht leedwezenover zijn bedreven zonden in hem bevindt, terwijl hij wl eenhonger naar leedwezen voelt (gelijk de arme gevangen ziel hiervoortdurend naar smacht en tegelijkertijd vreest om voor hetOordeel Gods zich aan de zonden schuldig te moeten bekennen)die kan er niet beter aan doen dan zijn zinnen en gemoed met zijngehele verstand samen te vatten, en direct in de eerste betrachtingen(in geval hij nu de lust tot bekering voelt) het krachtige voornemente maken dat hij per direct de weg der goddelozen zal verlaten, enook alle wereldse macht en eer laat voor wat ze zijn, en alles, wathet ook moge zijn, verlaten zal en als niets zal beschouwen, ditalles ter wille van de Ware Bekering. Hij neemt het vaste besluitnooit weer hierin terug te keren, al zou de gehele wereld hem voor

    OVER DE WARE BEKERING 21

  • een dwaas houden. Hij begeert met zijn gemoed uit de schoonheiden wellustigheid van deze wereld en in het lijden en de dood vanChristus te gaan (geduldig onder zijn kruis). Hij zal zijn gehelehoop op het toekomstige Leven vestigen, en begeren in deWijngaard van Christus te treden en de Wil van God te doen, enal zijn doen en laten in de wereld aan te vangen en te voleinden inde Geest en Wil van Christus. Hij begeert vanwege de Woordenen Beloften van Christus (daar Hij ons de Hemelse Beloning heefttoegezegd) alle ongeluk te lijden en het kruis te dragen, als hijmaar tot de gemeenschap der kinderen van Christus behoort, enin het bloed des Lams Jesu Christi (in zijn menselijkheid) verenigdmag zijn. Hij zal zich vast inbeelden (en zijn ziel hier geheel inwikkelen) dat hij de Liefde Gods in Christus (in zijn voornemen)zal ontvangen, en dat God hem (na zijn trouwe belofte) het edelepand, de Heilige Geest, tot aanvang zal schenken; dat hij in deMensheid van Christus, naar Hemels Goddelijk wezen, opnieuwgeboren zal worden, en dat de Geest van Christus in Zijn Liefdeen Kracht hem zijn gemoed zal vernieuwen, en zijn zwakke geloofzal versterken; en ook dat hij in zijn goddelijke honger het vleesen bloed van Christus in de begeerte van zijn ziel (die daarvoortdurend naar hongert en dorst) tot zijn spijs en drank zalnemen, en met de dorst van zijn ziel (uit de zoete Fontein vanJesus Christus) het Water des Eeuwigen Levens zal drinken, naarde Belofte en waarachtig sterke toezeggingen van Christus.15. Hij zal zich ook de grote Liefde Gods inbeelden; dat God dedood van de zondaar niet begeert, maar begeert dat Hij hem bekeerten doet leven; en hoe Christus de arme zondaars zo vriendelijk totZich roept, hoe Hij hen wil verkwikken, en dat God daarom ZijnZoon in de wereld heeft gezonden, om wat verloren is (de armeboetvaardige zondaar) te zoeken en Zalig te maken; en hoe Hij terwille van het leven van de arme zondaar zich in de dood begevenheeft, en voor hem (in onze aangenomen menselijkheid) isgestorven.16. Verder zal hij zich vast inbeelden dat God (in Jesus Christus)hem verhoren zal en in genade aan zal nemen wanneer hij totHem komt; en dat God in de Liefde van Christus (in dehoogwaardige naam van Jesus) niets kwaads kan willen, dat in

    22 DE WEG TOT CHRISTUS

  • deze naam gans geen toornig gezicht is, maar de allerhoogste Liefdeen Trouw, de allergrootste zoetigheid van de Godheid, in de grotenaam van J E H O V A, die Hij in onze verwelkte mensheid in hetHemelse deel dat in het Paradijs door de zonden uitbluste heeft geopenbaard, en hem terwille hiervan naar Zijn Hart beweegt,opdat Hij zo zijn vriendelijke Liefde over ons uit zou storten, opdatde toorn des Vaders (die in ons ontstoken was) daardoor uit zoublussen, en in Liefde werd veranderd, dit alles ter wille van dearme zondaar, opdat hij wederom een open Deur der Genade magvinden.In zodanige betrachting zal hij zich vast inbeelden dat hij ter zelfdeure en ogenblik voor het aanschijn van de Heilige Drievuldigheidstaat, en dat God waarachtig in en buiten hem tegenwoordig is,hier verwijzend naar de Heilige Schrift die zegt: Ben Ik het niet diehet alles vervulle? En Het woord is u nabij, namelijk in uw mond enhart. En Wij zullen tot u komen, en een woning in u maken. En Ikzal alle dagen tot de voleinding des werelds bij u blijven. En Het RijkGods is binnen in u. En Hij is niet verre van ieder onder ons.Alzo zal hij met zekerheid weten en geloven dat hij met zijn zielvoor het aanschijn van Jesus Christus (voor de Heilige Godheid)staat; dat zijn ziel zich ruggelings van het aanschijn Gods heeftafgekeerd, en dat hij de ogen en de begeerte van zijn ziel nu terzelfde ure tot God zal keren, en met de arme, verloren enwederkomende Zoon tot de Vader zal komen. Hij moet metneergeslagen ogen van zijn ziel en gemoed in vrees en hoogstedeemoedigheid, als volgt zijn zonden en onwaardigheid voor Godaanvangen te belijden:

    Een kort Formulier van de bekentenisvoor de ogen Gods.

    Deze belijdenis mag ieder, naar zijn eigen noodwendigheidherformuleren en verlengen, zoals de H. Geest hem zal ingeven. Ikwil slechts een korte aanwijzing geven.O grote, ondoorgrondelijke Heilige God, Heer van alle schepselen,Gij die Zich in Christus Jesus uit grote Liefde voor ons, met Uw

    OVER DE WARE BEKERING 23

  • Heilig Wezen in onze mensheid hebt geopenbaard. Ik arm,onwaardig en zondig mens kom voor Uw geopenbaardeAangezicht, in de Mensheid van Jesus Christus, hoewel ik nietwaardig ben dat ik mijn ogen tot U ophef, en smeek tot U, enbelijd tot U, dat ik Uw grote Liefde en Genade die Gij onsgeschonken heeft, trouwloos en breukvallig geworden ben. Ik hebhet verbond dat Gij uit louter Genade door de Doop met mijgemaakt hebt, in welk U mij tot een kind en erfgenaam van heteeuwige leven hebt aangenomen, verlaten, en ik heb mijn begeertein de ijdelheid van deze wereld geleid, en mijn ziel daarmee besmet,en geheel dierlijk en aards gemaakt, zodat ook mijn ziel (vanwegede onreinheid der zonden) zichzelf niet kent, en geheel voor eenvreemd kind lijdt en zucht, voor Uw Aanschijn, terwijl het nietwaardig is dat het Uw Genade zal begeren. Ik drijf in de drek derzonden, in de ijdelheid van mijn verdorven vlees, tot aan de lippenvan mijn ziel, en heb slechts een klein vonkje van de LevendeAdem in mij dat Uw Genade begeert. Ik ben zelf, in de ijdelheid,zo geheel doods geworden, dat ik ook mijn ogen niet tot U durfop te heffen.O God in Christus Jesus, Gij die omwille van de arme zondaarmens bent geworden, omdat Gij hem wilde helpen, bij U beklaagik me; in mijn ziel heb ik nog een vonkje toevlucht tot U, echter,op Uw Erfenis, die Gij door Uw bittere dood voor ons verworvenhebt, heb ik geen acht geslagen. Ik heb mij de erfenis der ijdelheid in de toorn van Uw Vader, in de vloek van de aarde deelachtiggemaakt, en ik ben in zonden gevangen, en aan Uw Rijk halfverstorven. Ik lig in onmacht tegenover Uw Kracht, en de gestrengedood wacht op mij. De duivel heeft mij vergiftigd, opdat ik mijnHeiland niet ken. Ik ben een wilde tak aan Uw Boom geworden,en heb mijn erfenis aan U met de dieren des duivels verteerd. Watkan ik tot U zeggen, terwijl ik Uw Genade niet waardig ben? Iklig in de slaap des doods, die mij gevangen heeft, en ben met driesterke ketenen stevig gebonden. O, Gij Doorbreker des doods,kom mij toch ten hulp, ik ben tot niets in staat; ik ben zelf doodsgeworden, en heb geen kracht voor U, en durf mijn ogen (vanwegede grote schande) niet voor U op te heffen, want ik ben de bevlekteveehoeder, en heb mijn erfenis met de valse hoeren der ijdelheid

    24 DE WEG TOT CHRISTUS

  • in de lust van het vlees doorgebracht. Hierin, en niet in U heb iklust gezocht. Nu ben ik in mijn zelfheid tot spot geworden, enben ik naakt en bloot. Mijn schande staat U voor ogen, ik kan zeniet verbergen, Uw Oordeel wacht op mij, wat kan ik voor Uzeggen, Gij, die de Rechter van de gehele wereld zijt? Ik heb nietsmeer dat ik U voor kan dragen. Hier sta ik voor U, naakt enbloot, en val ik neer voor Uw Aanschijn, en beklaag ik mijn ellende,en smeek ik Uw grote Barmhartigheid, hoewel ik het niet waardigben; neem mij toch in Uw Dood! Laat mij toch mijn dood in deUwe afsterven, sla mij toch neer in mijn aangenomen ikheid, endood mijn ikheid, door Uw dood, opdat ik niet meer mijzelf leef.Daar ik in mijn eigen zelf niets dan zonden bega, slaat Gij tochdat boze dier (vol valse list en eigen begeerte) neer, en verlos tochde arme ziel van haar zware kluisters!O, Barmhartige God! Het is Uw Liefde en Verdraagzaamheidwaardoor ik niet al reeds in de hel ben geworpen, ik geef mij metmijn gehele wil, zinnen en gemoed over in Uw Genade, en smeekUw Barmhartigheid. Ik roep tot U, door Uw dood, vanuit hetkleine vonkje van mijn leven dat met dood en hel omsloten wordt,die hun kaken voor mij opensperren en mij geheel in de doodverslinden willen. Gij, die hebt toegezegd dat Ge het geknakteriet niet verbreken wilt, noch het rokende vlas uit wilt blussen[Matt. 12:20] Nu heb ik geen andere weg tot U dan Uw lijden ensterven. Terwijl U onze dood door Uw mensheid tot leven hebtgemaakt, en de ketenen des doods hebt verbroken, zo verzink ikde begeerte van mijn ziel in Uw dood, in de opengebroken poortenvan Uw dood. O! Grote Fontein der Liefde Gods, laat mij tochmijn ijdelheid en zonden in de dood van mijn Verlosser JesusChristus afsterven!O! Gij Adem der grote Liefde Gods, verkwik toch de zwakke ademin mij, zodat hij aanvangt naar U te hongeren en dorsten!O Jesus! Gij zoete lieflijke Kracht, geef mijn ziel toch uit UwFontein der Genade, Uw zoete Water des Levens te drinken, opdatzij uit de dood ontwaakt, en naar U dorsten zal. Ach, hoe hulpeloosis zij tegenover Uw Kracht!O Barmhartige God, bekeert Gij mij toch, ik ben tot niets instaat. O gij Ridder des doods! Help mij toch in mijn worsteling.

    OVER DE WARE BEKERING 25

  • De vijand houdt mij aan zijn drie ketenen gebonden, en wil debegeerte van mijn ziel niet voor U laten treden. Komt Gij toch, enneem de begeerte van mijn ziel in U. Ge bent mijn weg tot deVader, verlos mij van de banden des duivels. Ziet mijnmismaaktheid niet aan; dat ik zo naakt voor U sta en Uw kleedverloren heb. Bekleed toch de adem die nog in mij leeft en UwGenade begeert, en toon mij Uw Heil.O Allerdiepste Liefde! Neem de begeerte van mijn ziel toch in U,leidt haar toch uit de banden des doods (door Uw Dood enOpstanding) en in U. Verkwik mij toch in Uw Kracht, opdatmijn begeren en wil opnieuw opbloeien. Ach! Gij Overwinnaardes doods en toorn Gods, overwin toch in mij mijn ikheid, verbreekhaar wil, vermorzel mijn ziel, dat zij U moge vrezen, en steedsvoor U neervalt, en zich tegenover Uw Oordeel schaamt voor haareigen wil; dat zij, als Uw Werktuig U gehoorzaam zal zijn; bedwinghaar in de banden des doods, ontneem haar de kracht van haargeweld, opdat zij niets meer zonder U wilt.O, God Heilige Geest in Christus mijn Heiland! Leer mij tochwat ik doen zal, opdat ik me tot U mag keren. Wend toch de wilin mij tot U. Trek mij toch in Christus tot de Vader, en help mij,opdat ik nu voortaan de zonden en ijdelheid uit kan gaan, ennooit weer daar in zal treden. Verwekt Gij toch het oprechteleedwezen over de bedreven zonden in mij, houdt mij toch aan Ugebonden, en laat mij niet los, opdat de duivel (in mijn verdorvenvlees en bloed) mij niet zift, en in de dood des doods voert. Verlichttoch mijn geest, dat ik de Goddelijke Weg mag zien, en gestadiggaan mag. Neemt Gij toch van mij hetgeen zich doorgaans van Uafkeert. Schenk mij toch hetgeen mij doorgaans tot U doet wenden.Neem mijn zelf, en geef me geheel Uw Eigen Zelf. Laat mij tochzonder U niets beginnen, willen, denken of doen. Ach! Hoe langnog Heer! Hoe lang ben ik niet waardig wat ik van U begeer! Laattoch de begeerte van mijn ziel in de deur van Uw Voorhof wonen,maak haar tot Uwe dienstknecht, verlos haar toch uit de gruwelijkekuil waar geen troost noch verkwikking is.O God in Jesus Christus! Ik ben blind en ken door de ijdelheidmijzelf niet. Gij bent voor mij, in mijn blindheid, verborgen,hoewel U toch zo dichtbij bent. Uw gestrengheid, die mijn begeerte

    26 DE WEG TOT CHRISTUS

  • verwekt heeft, heeft mij duister gemaakt. Neem toch de adem vande begeerte van mijn ziel tot U. Stel haar toch op de proef, Heer,maak haar wakker, dat mijn ziel een straal van Uw zoete Genademag ontvangen! Ik lig voor U als een dode, wiens leven boven zijnlippen zweeft, als een klein vonkje. Steek het toch aan, Heer, enhef de adem van mijn ziel voor U op! Heer, ik wacht op Uw Belofte,daar Gij hebt gezegd: Zo waar als ik leef, ik heb geen lust aan dedood des zondaars; dat hij zich moge bekeren, en Leven. Ik verzinkmij in de dood van mijn Verlosser Jesus Christus en wacht op U,Uw woord is Waarheid en Leven, Amen.20. Op zodanige of vergelijkbare wijze (afhankelijk van hoe iederzich in zijn gemoed bevindt en in wat voor zonden hij zijn zielheeft geleid) zal hij belijden, hoewel het, wanneer het voornemenernstig en oprecht is, onnodig is een Formulier te maken, want deGeest Gods (die van het begin af aan in de wil van het gemoed is)zal het, in zijn gemoed, Zelf maken. Want Hij is het die, in eenernstig en oprecht begeren, de bekering bewerkstelligt, en de zieldoor de dood van Christus voor God doet komen.21. Maar ik wil het voor de beminde lezer die in een Christelijkvoornemen is niet verbergen hoe het (in zodanig gestrengevoornemen) gewoonlijk placht te geschieden. Doch bij de eengeschiedt het anders dan bij de ander, mede afhankelijk van deernst en oprechtheid van zijn voornemen, want de Geest Gods isongebonden (Hij is niet aan een formulier gebonden) en plachtvele Wegen te gebruiken, zuiver afgestemd op de persoon. Dochhij die de strijd heeft gestreden, die weet erover te spreken, kaneen ander die in een vergelijkbare situatie terecht komt instructiesgeven.22. Nu gebeurt het dat een hart met een dergelijk streng voornemenvoor God verschijnt en in bekering gaat. Maar het vergaat hem alsde Kananitische Vrouw, die niet gehoord scheen te worden doorGod. Zijn hart blijft ongetroost, en zijn zonden en onwaardighedenkomen hem klaar voor ogen. Het is alsof hij niet waardig wordtbevonden, zijn ziel hangt in de diepte, zijn hart ontvangt niets, hijkan voor God zijn belijdenis niet uitstorten, het is alsof hart enziel verstoten zijn, de ziel wil graag, maar het vlees houdt haargevangen. De duivel dekt haar vast toe, en stelt hem wederom de

    OVER DE WARE BEKERING 27

  • weg der ijdelheid voor, en kietelt hem met vleselijke wellust, enspreekt hem toe in het gemoed; wacht nog even, doe eerst nog diten dat, verzamel eerst nog geld en goed opdat gij de wereld nietmeer nodig zult hebben, en leidt dan een vroom leven in bekering,er is dan nog tijd genoeg.23. O! Hoevelen zijn verdorven in dergelijke aanvang, doordat zijwederom de ijdelheid ingaan. Het zal de ziel vergaan als een jongeent dat door de wind wordt afgebroken of door de hitte verdort.24. Hoor, beminde ziel, wilt gij een Ridder des doods en der helworden, in Christus uw Heiland, en begeert gij een jonge ent teworden aan een boom in het Rijk van Christus, en te groeien, danmoet ge vast in het eerste ernstige voornemen blijven staan. Hetkost uw eerste Vaderlijke Erfenis, uw lichaam en ziel, om een EngelGods te zijn, of anders een duivel in de hel. Wilt gij gekroondworden, dan moet gij strijden. Gij moet in Christus overwinnen,en niet vallen voor de Duivel, uw voornemen moet vast blijvenstaan. Ge moet tijdelijke eer en goed niet boven uw ernstigevoornemen stellen.25. Wanneer de geest van het vlees zegt; volhard nog in het vlees,want zo is het u niet aangenaam, dan moet de ziel zeggen; Het isnu mijn tijd en uur dat ik wederom mijn Vaderland, waar mijnVader Adam me heeft uitgeleid, in moet gaan. Geen enkel schepselzal mij tegenhouden, zelfs al zoudt gij, mijn aardse lichaam, daartoetot niets moeten vergaan. Ik wil nu de Rozenhof van mijn VerlosserJesus Christus ingaan door Zijn lijden en dood, met mijn gehelewil en begeerte. En u, gij aards lichaam, gij, die mijn parelverslonden hebt, de parel die God aan mijn vader Adam gaf in hetParadijs, gij zult in de Dood van Christus gedempt worden, en dewil van uw wellustigheid in de ijdelheid zal worden verbroken. Ikleg u, als kwaadaardig beest, aan de ketting, aan de band van mijnernstige voornemen. Al zoudt gij hierdoor als een dwaas voor allemensen zijn, het ernstige voornemen van mijn ziel zult gegehoorzamen. Van deze band zal niemand u verlossen, slechts detijdelijke dood is hiertoe in staat. Hiertoe helpe mij God en ZijnKracht, Amen.

    28 DE WEG TOT CHRISTUS

  • EEN KORTE AANWIJZING

    Op hoedanige wijze de arme ziel wederom voor God zal komen, enhoe zij zal strijden voor het edele Ridderkransje.Wat voor wapenenzij moet aantrekken wanneer zij begeert tegen de toorn Gods, en ooktegen de duivel, de wereld en de zonden, alsmede tegen vlees en bloed,sterren en elementen, en tegen alle vijanden ten strijde te trekken.

    26. Lieve Ziel, hier behoort ernst, we moeten niet eenvoudigwegeen verhaal maken, een opeenvolging van woorden. De ernstigewil van het voornemen moet als drijvende kracht dienen, anderswordt er niets ontvangen.27. Want wanneer de ziel het Ridderkransje van Christus begeertte ontvangen van de edele Sophia dan moet zij (in grote begeerteen liefde) Haar daarom beminnen, zij moet Haar (bij Haarallerheiligste naam) hierom bidden, en in grote zuivere nederigheidvoor haar komen, met een gemoed dat niet door de liefde derschepselen bevangen is. Want zolang dat wl het geval is, behoeftzij niets te begeren, daar zij dan niets ontvangen zal. En al doet zijin zulk een staat een bekentenis, dan is dat niets anders dan eenschijn. Maar een zuiver Godvruchtig gemoed kan het welontvangen. De ziel wordt dan in haar edele beeld (welk in Adamstierf ) levend gemaakt, en zij kan het kransje opzetten welk (alshet al geschiedt) de ziel ook weer wordt afgenomen en als kroonwordt weggelegd (zoals men een koning kroont, en daarna zijnkroon bewaart). Zo gaat het met de ziel (terwijl zij nog steeds methet huis der zonden omvangen is) opdat haar kroon niet bevlektraakt (mocht zij wederom ten val komen). Hiermee heb ik heldergenoeg gesproken tot de kinderen die dit weten en ondervondenhebben. Geen goddeloze is dit waardig te begrijpen.

    Weg tot de Boete

    29. Hiertoe behoort een nuchter gemoed, welk in een ernstigvoornemen, in de hoogste nederigheid (met berouw over zijnzonden) voor God verschijnt, en welk in een voornemen is dat hijniet meer begeert over de oude voetpaden der ijdelheid te wandelen,

    OVER DE WARE BEKERING 29

  • al zou de gehele wereld hem voor een dwaas houden. Hij zal ookdaarom eer en goed verliezen, en zo het vergankelijke leven, en hijzal daarin begeren te volharden.30. Een zodanige belofte moet hij (in zijn voornemen en gemoed)aan de edele Sophia doen, wanneer hij haar echtgenoot en liefdeworden wil, want Christus zei aldus; Wie niet bereid is zijn vrouw,kinderen, broeder, zuster, geld, goed en alles wat hij heeft, ja zelfszijn aardse leven, te verlaten om mij na te volgen, die is mij nietwaardig [Luc. 14:26 Matt. 10:37] Christus spreekt hier ook overhet gemoed van de ziel. Wanneer iets het gemoed hierin wilhinderen (hoe schoon en heerlijk het voor de wereld ook magschijnen) zal het gemoed hier geen acht op slaan, en veel lieverbegeren alles op te geven dan de liefde van de edele JonkvrouwSophia (in de knop van de bloem Christus, in zijn tere Mensheidin ons, naar Hemelse lichamelijkheid) te willen ontberen. Wantdat is de Roos te Saron, dat zijn de Lelin waarop Salomonzinspeelde, in het Boek der Gezangen; en waar hij Haar zijn lievevriendin, zijn zuivere Jonkvrouw noemt, die hij zo zeer beminde,en die vr en na hem door alle heiligen zo bemind is geweest.Wie Haar ontvangen heeft, heeft Haar zijn edele Parel en hoogsteschat genoemd.31. Op de wijze waarop men nu om Haar moet bidden, volgt nueen korte inleiding, maar het werk zelf wordt in eenieders hart(alwaar Zij gezocht wordt) opgedragen aan de Heilige Geest, dievoor hem het gebed formuleren zal.

    Gebed om de Liefde van de edele Sophia te ontvangen,dat is, de eeuwige Wijsheid, de eeuwige Wezendheidvan de H. Drievuldigheid, of de Geest van Christus.

    31. Ik arm onwaardig mens, kom wederom voor U, O grote HeiligeGod! En hef nu mijn ogen tot U op, al ben ik zulks niet waardig;maar Uw grote Barmhartigheid (Uw trouwe beloften in het Woord)heeft me vrijmoedig gemaakt, zodat ik nu de ogen van de begeertevan mijn ziel tot U ophef. Want mijn ziel heeft nu het woord vanUw beloften in zich opgenomen, en hiermee komt ze tot U. En alis ze dan voor U nog als een vreemd kind, (welk U ongehoorzaam

    30 DE WEG TOT CHRISTUS

  • is geweest maar nu begeert gehoorzaam te zijn) toch dringt mijnziel zich nu met haar begeerte in het Woord, het Woord dat Mensgeworden is, dat vlees en bloed geworden is, dat de zonden en dedood (in mijn mensheid) verbroken heeft, dat de toorn Gods inLiefde veranderd heeft, dat de dood zijn macht en de hel haaroverwinning (in ziel en lichaam) ontnomen heeft, dat een deurheeft geopend (voor mijn ziel) tot het klare aangezicht van UwKracht. In dit allerheiligste Woord heb ik, O grote allerheiligsteGod! de honger en de begeerte van mijn ziel ingevoerd, en kom iknu tot U, en roep ik in mijn honger door het Woord (welk vleesen bloed geworden is) in U: O Gij Fontein des Levens! Daar UwWoord het leven in ons vlees geworden is, maak ik de begeertevan mijn ziel als mijn eigen leven, en dring ik met de begeerte vanmijn ziel door tot Uw Woord in het vlees van Christus. Door ZijnHeilige ontvangenis in de Maagd Maria; door zijn geheleMenswording; door zijn Heilige geboorte; door zijn doop aan deJordaan; door zijn verzoekingen in de woestijn alwaar hij in zijnmensheid het rijk des duivels en der wereld heeft overwonnen;door al zijn krachtige wonderwerken die hij op aarde deed; doorzijn bespottingen en verachtingen; door zijn onschuldig lijden ensterven; door zijn bloedvergieten alwaar de toorn Gods in de zielen in het vlees uitgeblust werd; door zijn ruste in het graf, alwaarhij onze vader Adam uit zijn slaap opwekte toen hij aan het Rijkder Hemelen in slaap was gevallen; door Zijn Liefde, die Hij doorde toorn joeg, en zo in de ziel de hel verstoorde; en door Zijnopstanding van de dood; door Zijn hemelvaart; door de zendingvan de Heilige Geest in onze ziel en geest; door al Zijn woordenen beloften, dat Gij O God Vader, de Heilige Geest zult geven aandegenen die U in dezelfde Naam en door het Woord welk menswerd hierom zullen bidden. Door dit alles, zeg ik, dring ik metde begeerte van mijn ziel in U.34. O! Gij leven van mijn vlees, en van mijn ziel in Christus mijnbroeder; ik smeek voor U in de honger van mijn ziel, en bidt Uuit al mijn kracht, al is die nog zo zwak, geef mij toch hetgeen Gemij in mijn Heiland Jesus Christus geschonken en beloofd hebt,te weten; Zijn vlees tot spijze, en Zijn bloed tot drank, ter lavenisvan mijn arme hongerige en dorstige ziel, opdat zij in Uw Woord,

    OVER DE WARE BEKERING 31

  • welk mens werd, krachtig mag worden, en mag verkwikken, endat zij daardoor oprecht belust en hongerig naar U mag worden.35. O! Diepe Liefde, in de allerzoetste naam Jesus, neem tochplaats in de begeerte van mijn ziel. Daarom heeft U Zich in demensheid bewogen [dat Gij mens bent geworden] en heeft U Zichnaar Uw grote zoetigheid geopenbaard, en ons tot U geroepen;wij, die naar U hongeren en dorsten. En Ge hebt ons beloofd datGij ons verkwikken zult. Ik open nu de lippen van mijn ziel naarU, en al ben ik dan onwaardig zulks van Uw Heiligheid te begeren,zo kom ik dan toch door Uw bittere lijden en dood tot U,alwaar Ge mijn onreinheid met Uw bloed hebt besprenkeld, enmij in Uw Mensheid hebt geheiligd, en mij in Uw bloed een opendeur hebt gemaakt, door Uw dood Uw zoete Liefde in. Ik voer debegeerte van mijn ziel door Uw Heilige vijf wonden (waaruit GijUw bloed hebt vergoten) Uw Liefde in. O! Jesus Christus, zoonvan God en de Mensen, ontvang in Uzelf Uw verworven erfenis(welk Uw Vader U geschonken heeft). Het schreeuwt in mij, datik door Uw heilige bloed en dood in U wil treden; open Uzelf inmij, opdat de geest van mijn ziel U in zichzelf bereiken kan. VoerUw dorst (die Gij aan t heilige kruis naar ons mensen had) inmijn dorst, en laaf me met Uw bloed opdat mijn dood (in mij, diemij gevangen houdt) in Uw bloed der Liefde verdrinkt; en opdatmijn verwelkte beeld (welk in mijn vader Adam in de zonden aanhet Rijk der Hemelen verduisterde) in Uw krachtige bloed levendwordt en mijn ziel wederom aantrekt als een nieuw lichaam welkin de Hemel woont; een lichaam waar Uw heilige Kracht en Woord(dat mens werd) in wonen kan, welk de tempel van Uw HeiligeGeest is, die in ons woont gelijk Gij ons beloofd hebt, wij zullentot u komen en woning in u maken. O! Grote Liefde van JesusChristus, ik ben tot niets meer in staat, maar ik verzink mijnbegeerte in U, Uw Woord welk mens is geworden is Waarheid.Daar U me bevolen hebt te komen, zo zal ik nu komen, mijgeschiedde naar Uw woord en wil. Amen.

    32 DE WEG TOT CHRISTUS

  • Waarschuwing aan de Lezer

    32. Met goede bedoeling wil ik u (beminde lezer) niet verbergen watmij hierbij ernstig getoond is. Wanneer gij in de ijdelheid van hetvlees nog een welbehagen vindt, en niet in een ernstig voornemenstaat om de weg tot de nieuwe wedergeboorte te gaan, en niet gezindbent een ander mens te worden, laat dan deze opgeschreven woordenongenoemd, of zij zullen u, in u, ten oordeel Gods worden. Gij zultde H. Naam niet misbruiken, ge bent gewaarschuwd; zij zijn voorde dorstige zielen. Wanneer het haar (de ziel) ernst is, zal zij welondervinden wat voor woorden het zijn.

    Inleiding, hoe de ziel haar Beminde zal ontmoeten(wanneer Deze in het Centrum of grond in detoegesloten kamer van de ziel aanklopt)

    33. Beminde ziel, het moet ernst zijn, zonder ophouden. De kus derLiefde van de edele Sophia in de Heilige naam Jesus zult gij welontvangen, want Zij staat voor de deur van de ziel en klopt aan, enwaarschuwt de zondaar voor de weg der goddelozen. Indien hij (dezondaar) nu alzo enige tijd Haar Liefde begeert, zo zal Zij hem terwille zijn, en kust hem met de stralen van haar zoete Liefde, die hethart in vreugde ontvangen zal. Maar Zij gaat niet haastig eenverbintenis met de ziel aan, Zij wekt niet direct het Hemelse beeld dat in het Paradijs onderging in haar op. Het is gevaarlijk bij demensen, want zoals Adam en Lucifer gevallen zijn, zo zou dat ooknog bij de Mens kunnen geschieden, die nu zo sterk in de ijdelheidgebonden is.34. De band van uw toezegging [of belofte] moet sterk en getrouwzijn, want voor Zij u zal kronen, zult ge verzocht en verleid worden.Ze neemt haar stralen der Liefde wederom van u, om te zien of getrouw zult blijven. Zij laat u ook wel staan, zonder u te antwoorden,met nog niet de kleinste blik van haar Liefde; want zal ze u kronen,zo moet u eerst geoordeeld worden, en zult ge moeten proeven vande drank der ellende die ge in uw gruwelen hebt ingeschonken. Gijmoet voor de poort van de hel gaan staan, en uw zelf overwinnenom uw liefde voor Haar, in de kracht die Zij u geschonken heeft,

    OVER DE WARE BEKERING 33

  • tegenover de duivelsaanblik te tonen.35. Christus werd in de woestijn verzocht, en wanneer ge Hemwilt aantrekken, dan moet gij door zijn gehele weg gaan (van zijnmenswording tot aan de hemelvaart toe). Hoewel gij niet kuntnoch behoeft te doen wat Hij gedaan heeft, moet gij toch geheelin Zijn Weg opgaan en de ijdelheid in de ziel volledig afsterven,want Jonkvrouw Sophia huwt de ziel anders niet, doch slechtswanneer de ziel opgaand in Zijn Weg ontluikt gelijk een nieuwgewas dat in de Hemel staat. Het aardse lichaam begrijpt Haarniet, want het moet alvorens de ijdelheid afsterven. Maar hetHemelse beeld dat in Adam onderging, als het ware zaad derVrouwen, waaruit God Mens werd, waarin Hij Zijn Levende Zaad,de Hemelse Wezendheid, inbracht deze gelijkenis met wat inMaria geschiedde, in het teken des Verbonds, dt begrijpt dezeedele Parel.42. Ziet daarom toe wat gij doet, wanneer gij belofte doet. Wanneerge u hieraan houdt, zal Zij u veel liever kronen dan wanneer gijhet slechts begeert. Maar ge moet standvastig zijn. Wanneer deverzoeker tot u komt met de wereldse wellust, schoonheid enheerlijkheid, dan moet het gemoed dit verwerpen en zeggen: Ikbegeer in de Wijnberg van Christus knecht te zijn en geen Heer;al dat ik bezit, daarover ben ik slechts een dienaar Gods, en ikbegeer ermee te doen wat Zijn Woord mij leert. Mijn hart zalnederig zijn in het stof, en voortdurend in nederigheid verkeren.43. Gij bent dan in de staat waarin ge zijn wilt, nederigheid moetvoorop staan, anders wordt ge niet Haar echtgenoot, hoewel hetwaar is dat Ware deemoedigheid pas werkelijk in Haar geborenwordt. Maar uw vrije wil van de ziel moet als een Ridder staan,want wanneer de duivel de ziel niet via ijdelheid kan overwinnen,haar niet kan laten toehappen gelijk een vis naar het aas, dan zalhij komen met onwaardigheid en het Register der zonden. Hierligt een zware strijd.44. Hier moet de verdienste van Christus voorop gesteld worden,anders kan het schepsel geen stand houden voor de duivel. Wanthet gaat er hier zo verschrikkelijk aan toe, dat zelfs het uitwendigeverstand meent dat deze mens zinloos is en van de duivel bezeten.De duivel verzet zich zo gruwelijk sterk in menig strijder voornamelijk

    34 DE WEG TOT CHRISTUS

  • wanneer hij een groot en degelijk fort in hem heeft gehad ommaar niet te hoeven wijken en zijn geroofde kracht te moetenverlaten. Ja, dit is het slagveld, waar Hemel en Hel met elkaarstrijden.45. Wanneer nu de ziel hierin bestendig blijft en de duivel (met alzijn listen) overwint, en geen acht slaat op al het tijdelijke, omwillevan de Liefde van de edele Sophia, dan wordt haar het waardigeRidderkransje tot een teken van overwinning opgezet. Alhier treedtde Jonkvrouw (die Zich openbaart in de hoogwaardige naam vanJesus, van Christus de Slangen-treder, de Gezalfde Gods) tot deziel, en kust haar met Haar zoete Liefde in haar meest innerlijkeEssentie (de wezenlijke kracht), en drukt haar als teken vanoverwinning Haar Liefde in haar begeerte in. Alhier staat Adam,naar zijn Hemelse Beeld, op uit de dood, in Christus. Hiervankan ik echter niet schrijven, daar is in deze wereld geen pen toe.Het is de Bruiloft des Lams alwaar de edele Parel met grote triomfgezaaid wordt, doch in den beginne is het klein als eenmosterdzaadje.46. Wanneer nu deze Bruiloft voorbij is zal de ziel wel in achtnemen wat zij haar Jonkvrouw heeft beloofd, opdat het Parel-boompje (de boom des geloofs) groeien kan, want de duivel zaldirect weer met zijn stormen komen (met de goddeloze mensen)die haar zullen verachten, bespotten, en haar tot krankzinnigeverklaren. Hier moet de mens in de Weg van Christus onder zijnKruis treden. Hier moet nu met de daad bewezen worden dat wijons Christenen mogen noemen. Hier moet de mens zich tot dwaasen goddeloze uit laten roepen, ja, zijn allerbeste vrienden (die hemtevoren in de lust van het vlees geliefkoosd hebben) worden totzijn vijanden, en al weten zij niet waarom, zij zullen hem haten.Christus verschuilt Zijn Bruid zozeer onder het Kruis, dat zij in dewereld niet bekend zal worden. Ook de duivel zal er voor strijdendat deze kinderen voor de wereld verborgen blijven opdat er nietmeerdere knoppen zullen ontluiken in het Hof, dat hij als vanhemzelf beschouwd.47. Dit leg ik de Lezer, die een Christelijk gemoed heeft, terinformatie voor, in het geval hij in zulk een situatie terecht zalkomen, opdat hij weet wat hem te doen staat.

    OVER DE WARE BEKERING 35

  • Een ernstig gebed in de aanvechting tegen de toorn Godsin het gemoed, ook tegen vlees en bloed, wanneer deverzoeker tot de ziel komt en haar in worsteling brengt.

    40. O Allerdiepste Liefde Gods in Christus Jesus! Verlaat mij tochniet in deze nood. Ik ben schuldig aan de zonden die mij nu inhet gemoed verrijzen, maar wanneer Gij me verlaat, moet ik hierinverdrinken. Hebt Gij niet in Uw Woord gezegd: Al was het dateen moeder haar kind vergeet (wat toch niet gauw gebeuren zal),Ik zal u nimmer vergeten. In Uw Handen hebt Gij mij opgetekend.In Uw Handen (met scherpe nagels doorboord) en in Uw Zijde(waar water en bloed uitgutste) hebt Gij mij ingegraven. Ik, armemens, in Uw toorn gegrepen, ben tot niets in staat voor UwAangezicht. Ik verzink mij geheel in Uw wonden en dood.O grote Barmhartigheid Gods! Verlos mij toch van de banden desduivels, nergens heb ik een toevlucht dan in Uw wonden en dood.Ik verzink in U, in de zielesmart van mijn gemoed. Doe met mijwat U wilt, in U wil ik nu leven of sterven, gelijk het U behaagt,laat mij maar in Uw dood sterven en vergaan, begraaf mij in Uwdood, opdat de angst der hel mij niet beroert. Waar kan ik mijvoor verontschuldigen? Gij kent mij in hart en nieren, en stelt mijmijn zonden voor ogen. Ik ben schuldig, en geef mij aan UwOordeel over. Vel toch Uw Oordeel over mij, door de dood vanmijn Verlosser Jesus Christus.Ik smeek tot U (O, Rechtvaardige Rechter!) door de angst vanmijn Verlosser Jesus Christus omdat Hij voor mij (op deOlijfberg) bloed gezweet heeft, en Zich voor mij door Pilatus lietgeselen, en tot spot een doornenkroon op Zijn hoofd liet drukken,dat Zijn bloed deed vloeien.O Rechtvaardige God! Gij hebt Hem op mijn plaats gesteld, Hijwas onschuldig, doch ik ben schuldig aan hetgeen waar Hij voorgeleden heeft. Wat zal ik dan wanhopen in Uw toorn? Verdelgtoch Uw toorn in mij, door Zijn angst, lijden en dood. Ik laat mijvolledig in Zijn lijden, dood en angst verzinken. Voor UwAangezicht zal ik Zijn lijden en angst stil in mij dragen. Doe metmij wat U wilt. Laat mij maar niet van Zijn angst afwijken. Gijhebt mij toch Zijn angst geschonken, en Uw toorn in Hem

    36 DE WEG TOT CHRISTUS

  • verdelgd. En al heb ik dit niet aangenomen, en ben ik van Hemafgeweken en trouweloos geworden, toch hebt Gij mij dit waardigePad geschonken, in mijn vlees en ziel, alwaar Hij mijn vlees enziel heeft aangenomen, in zijn Hemelse en Eeuwige Natuur. Enalwaar Hij met Zijn Hemelse Bloed de toorn in mijn vlees en zielin Hem verzoend heeft. Neem mij toch aan in Zijn verzoening enplaats Zijn angst, lijden en dood in Uw toorn (die in mij ontstokenis), en verbreek Uw Rechtvaardige Oordeel in mij, in het Bloedvan Zijn Liefde.O grote Liefde! in het bloed en de dood van Jesus Christus smeekik U, verbreek toch de Duivel zijn kracht in mij, welk hij in mijheeft opgericht, alwaar hij mij op de weg van Uw Genadetegenhoudt. Drijf hem van mij uit, opdat hij mij niet overwint,want geen levende kan voor U bestaan zodra Gij Uw Hand vanhem hebt weggetrokken.O, kom toch, Gij doorbreker van de toorn Gods! Verbreek hemzijn macht, help mijn arme ziel toch tegen hem strijden enoverwinnen! Leidt mij in Uw Overwinning en behoudt mij in U.Verbreek zijn zitplaats in mijn aangestoken ijdelheid in ziel envlees. Dood de begeerte in mijn ijdele vlees en bloed, die de duiveldoor zijn valse begeerten, angst der hel, en vertwijfeling heeftaangestoken. Blust Gij haar toch (mijn aangestoken ijdelheid) metUw water des eeuwige levens, en leidt mijn angst door Uw dooduit. Geheel en al verzink ik in U, en al zouden nu mijn lichaam enziel in Uw Gestrengheid vergaan, dan nog zou ik U niet aflatendzijn. Al schreeuwt mijn hart ronduit nee, de begeerte van mijnziel zal nochtans Uw Waarheid vast blijven houden, en die zalnoch duivel noch dood mij ontnemen, want het bloed van JesusChristus, Zoon van God, maakt ons rein van onze zonden. Datvat ik in mij, de toorn Gods doet nu met mijn zonden wat hij wil;hij ruist vrij over mijn ziel, zoals de duivel in zijn opgerichte kracht,naar zijn wil. Uit de wonden van mijn Heiland zal noch doodnoch duivel noch hel mij kunnen losscheuren. Gij ellendige duivel,gij zult mij uiteindelijk nog ten schande worden, en uw fort verlatenmoeten, want ik zal in de Liefde van Jesus Christus verzinken, gijmoogt hier gerust in wonen, zo gij de macht daartoe hebt. Amen.

    OVER DE WARE BEKERING 37

  • Onderwijzing in de verzoeking

    Beste Lezer, dit alles is geen gekheid. Hij die het voor gekheidhoudt, is nog onervaren, of hij is het stadium van de verzoekingnog niet gepasseerd en zijn geweten is nog in slaap. En al wordthet uitgesteld tot zijn laatste moment (wat zeker gevaarlijk is), zalhij alsnog door deze rechtspraak, door de verzoekingen en proevenheen moeten. O! Gezegend hij die in zijn jonge jaren, nog vr deduivel zijn geroofde kracht, zijn sterke fort, volledig in hemverankerd heeft, al de beproevingen en verzoekingen doorgaat.Hierna kan hij een arbeider in de Wijnberg van Christus worden,en zijn zaad in het Hofje van Christus zaaien. Zo iemand zal tezijner tijd de vrucht wel oogsten. Dit oordeel, deze verzoekingenduren bij menig mens vele jaren, voornamelijk wanneer hij zichniet met ernst in het harnas van Christus begeeft, en het Oordeelvan Rampspoed hem moet aanzetten tot bekering, die hem danzeer bitter zal vallen. Maar hij die uit zichzelf komt, vanuit zijnernstige voornemens, al voor de aanvechtingen en verzoekingenhem daartoe dwingen, hem valt het niet zo zwaar, hem duurt hetniet zo lang. Al moet hij met Ridderlijke moed in zware strijd deduivel overwinnen, hij zal hiertoe krachtig worden bijgestaan. Hemzal t het allerbeste vergaan, hij zal wanneer de dageraad in de zielaanbreekt een grote lofzang tot God aanvangen, omdat devervolger, de onderdrukker overwonnen is.

    Een kort gebed, voor wanneer de edele Sophia, of deeeuwige Wijsheid, de ziel met Haar Liefde kust, enhaar de Liefde aanbiedt.

    42. O Aller-gelukzaligste en diepste Liefde Gods in Jesus Christus!Schenk mij toch Uw Parel, druk ze toch in mijn ziel, neem mijnziel toch in Uw armen. O Gij allerzoetste Liefde! Voor U ben ikgeheel onrein, verbreek toch mijn onreinheid door Uw dood, leidttoch de honger en dorst van mijn ziel door Uw dood in Uwopstanding, in Uw triomf. Sla toch mijn ikheid in Uw dood neer,neem haar gevangen en leidt mijn honger in Uw Honger.O hoogste Liefde! Gij zijt toch in mij verschenen, blijf toch in

    38 DE WEG TOT CHRISTUS

  • mij, en neem mij in U op, houdt mij toch in U, opdat ik niet vanU kan wijken. Vervul toch mijn honger met Uw Liefde, spijs mijnziel met Uw Hemelse Wezen, laaf haar met Uw bloed, en geefhaar te drinken uit Uw Fontein.O grote Liefde! Wek toch mijn verwelkte beeld (welk in mijnvader Adam aan het Rijk der Hemelen verduisterde) door hetWoord (welk het beeld in het zaad der vrouwen, in Maria opwekte)wederom op, brengt Gij het toch in beweging.O Gij Leven en Kracht der Godheid! Gij die ons de beloften gedaanhebt, zeggende dat wij tot U zullen komen en woning in U maken.O zoete Liefde! In datzelfde Woord Uwer Belofte voer ik mijnbegeerte in. Hebt Gij niet toegezegd dat Uw Vader de H. Geestzal schenken aan hen die daarom bidden? Zo voer ik nu de hongervan mijn ziel Uw beloften in, en neem ik Uw Woord op in mijnhonger; vermeerdert Gij toch mijn honger naar U, sterk mij toch(o zoete Liefde!) in Uw Kracht, maak mij Levend (in U), opdatmijn geest Uw zoetigheid proeven kan. Gelooft Gij toch [binnen-]in mij, door Uw Kracht, want zonder U kan ik niets.O zoete Liefde! Ik bid U door de Liefde waarmee Ge de toornGods hebt overwonnen, en deze in Liefde en in goddelijke Vreugdeveranderde. Door deze zelfde grote Liefde verandert de toorn inmijn ziel, zodat ik U gehoorzaam kan zijn, en opdat Gij mijn zieldaar eeuwig in beminnen mag. Verandert Gij toch mijn wil in deUwe, voer toch Uw Gehoorzaamheid in mijn ongehoorzaamheid,opdat ik U gehoorzaam zal zijn.O grote Liefde van Jesus Christus! Ik bid U, leidt de honger vanmijn ziel Uw wonden in, waar U Uw Heilig bloed uit vergoot ende toorn in de Liefde uitbluste. Ik voer mijn honger Uw hollezijde in (waar water en bloed uit gutste); ben toch in mij, en verkwikmij in Uw lijden, laat mij toch niet los.O mijn edele Wijnstok! Geef toch sap aan Uw rank, opdat ik inUw Essentie [of Wezen] groei, was en bloei, in Uw Kracht en sap.Baart Gij toch door Uw Kracht de ware kracht in mij.O zoete Liefde! Gij zijt mijn licht; verlicht mijn arme ziel in haargevangenis van vlees en bloed, leid haar voortdurend op rechtewegen, verbreekt Gij toch de wil des duivels, en leid mijn lichaamdoor de loop van deze wereld (uit de kamer des doods Uw Rust

    OVER DE WARE BEKERING 39

  • in) opdat het op de jongste dag uit Uw dood mag opstaan, eneeuwig in U leven mag. Leert Gij mij toch, wat ik in U doen zal.Zijt Gij toch mijn willen, weten en doen, laat mij zonder U nergensheengaan, ik geef mij geheel en al aan U over, Amen.

    Een kort Gebed, om de Goddelijke werken, bescherming,en bestuur te verkrijgen. Hoe het gemoed in de Boomdes Levens van Christus, met en in God zal arbeiden.

    43. In U, O levendige Fontein! verhef ik de begeerte van mijn ziel,en roep ik met mijn begeerte in U (door het leven van mijn HeilandJesus Christus). O Gij Leven en Kracht Gods! Verwek U Zelf tochin de honger van mijn ziel, met Uw Begeerte der Liefde, door dedorst van Jesus Christus die Hij aan het kruis naar ons mensenhad en voer mijn zwakke kracht door Uw machtige hand in UwGeest. Verblijf toch met Uw Kracht, Uw Werken en Uw Wil inmij. Bloei toch in mij, in de kracht van Jesus Christus, opdat ik Ulof mag toebrengen, als ware vruchten in Uw Rijk. Laat mijn harten begeren in de eeuwigheid niet van U wijken.Maar in dit jammerdal (in het uitwendige aardse vlees en bloed)zwem ik in ijdelheid, en wordt mijn edele beeld (naar UwGelijkenis) van alle kanten met vijanden omringd; en staat debegeerte des duivels tegenover mij, en ook de begeerte der ijdelheidin het vlees en bloed; ook sta ik recht tegenover alle goddelozemensen die Uw Naam niet kennen. Ik zwem met mijn uitwendigeleven in sterren en elementen, alwaar mijn vijanden aan alle kanteninwendig en uitwendig op mij loeren, evenals de tijdelijke dood,die de verbreker van dit ijdele leven is. Zo bid ik tot U, O HeiligeKracht Gods! Nadat Gij U (met Uw Liefde in Genade) in demensheid hebt geopenbaard, door de Heilige Naam van Jesus, endeze ook ter vertroosting in ons hebt gegeven, zo bid ik tot U, laattoch Zijn Engelen (die Hem dienen) onze ziel beschermen, laathen zich om ons heen legeren, en ons bewaren voor de vurigepijlen van de begeerte van de booswicht; de pijlen die hij, door devloek van de toorn Gods die in ons aardse vlees verwekt is, dagelijksin ons schiet. Houd met Uw Kracht toch de giftige stralen van tgesternte tegen, in welk zich de booswicht met zijn begeerte

    40 DE WEG TOT CHRISTUS

  • gevlochten heeft, om ons in ziel en vlees te vergiftigen, en in valse[of kwade] begeerten te voeren, en ook in krankzinnigheid enellende. Weert Gij toch deze stralen des toorns van ons, door deH. Naam van Jesus in onze ziel en geest, opdat zij ons niet beroeren;en laat Uw heilige goede Engel bij ons zijn, opdat hij dezevergiftigde stralen van onze lichamen afdrijft.O grote Liefde, en zoete Kracht Iesus! Gij Fontein van de zoetigheidGods, uit de eeuwige grote naam Iehovah! Ik smacht ernaar metde begeerte van mijn ziel in U op te gaan, mijn ziel smacht ernaarom Uw Geest waaruit zij in het lichaam werd geblazen en diehaar tot een gelijkenis Gods geformeerd heeft in te gaan. In haardorst verlangt ze naar de zoete Fontein Jesus die ontspringt uitIehovah, om haar dorst te laven, in haar goddelijke vuur-adem diezij zelf is, opdat haar vuur-adem de zoete Liefde van Jesus (door deFontein uit Iehovah) ontsluit, en dat de heilige Naam van Christusde Hemelse geestelijke lichamelijkheid (in mijn verwelkte beeld)openbaar en tot Mens maakt, en dat de arme ziel haar lieve Bruidwederom in haar armen mag ontvangen, met Wie zij zich eeuwigmag verheugen.O Immanuel! Gij Echtelijke Verbintenis, God en Mens, in de armenvan Uw begeerte (naar en in ons) begeef ik mij. Ik begeer U. Verdelgdoor Uw Liefde de toorn van Uw Vader in mij, en breng kracht inmijn zwakke verwelkte beeld, opdat het de ijdelheid in vlees enbloed mag overwinnen en temmen, en U in heiligheid engerechtigheid mag dienen.O grote allerheiligste Naam en Kracht Gods Iehovah, Gij, die Zichmet Uw allerzoetste Kracht Jesus hebt bewogen in het beloofdeteken des verbonds dat Gij met onze Vader Adam gemaakt hebt,en ook in het zaad der vrouwen, in de jonkvrouw Maria en inonze verwelkte Hemelse Mensheid, waar U Uw LevendigeWezendheid van Uw Heilige Kracht (in de JonkvrouwelijkeWijsheids Gods) hebt ingebracht, en ons dit tot een victorieusleven en nieuwe weder-geboorte hebt gegeven. Tot U bid ik uit almijn kracht, baart mij toch ook (in Uw zoete Kracht van Jesus)tot een nieuw en heilig leven, opdat ik in U en Gij in mij zijt, endat Uw Rijk in mij openbaar wordt, en de wil en wandel mijnerziel in de Hemel is.

    OVER DE WARE BEKERING 41

  • O grote Onbegrijpelijke God! Gij die alles vervult, Gij zijt tochmijn Hemel waarin mijn nieuwe geboorte in Jesus Christus wonenkan. Laat mijn geest toch het snarenspel, de klank en vreugde vanUw Heilige Geest zijn. Speel toch in mij, in Uw wedergeborenbeeld. Laat mijn Harmonie klinken in het Rijk van Uw GoddelijkeVreugde, in de grote Liefde Gods, in de wonderen van Uw Glorieen Heerlijkheid, in de gemeenschap van de Heilige Harmonievan de Engelen, en bouw in mij de heilige Stad Sion op, waarinwij als kinderen van Christus kunnen leven, de Stad die Christusis in ons. In U verzink ik mij geheel en al, doet Ge met mij wat Uwilt, Amen.

    Een Gebed in en tegen de aanvechtingen onder hetkruis van Christus, voor in de tijd dat alle vijandenons bestormen, en dat wij in de Geest van Christusworden vervolgd, gehaat en als kwaaddoenersgesmaad en gelasterd worden.

    44. Ik arm mens, vol angst en droefheid, wandel op mijn weg inPelgrimage naar mijn Vaderland waar ik [in Adam] ben uitgegaan,en reis door de distels en doornen van deze wereld, wederom naarU, O God mijn Vader! En ik wordt van alle kanten door dedoornen verscheurd, en door de vijanden geplaagd en veracht.Zij smaden mijn ziel, en verachten haar als een kwaaddoener dietrouweloos geworden is. Zij verachten mijn weg huiswaarts, enhouden het voor dwaasheid. Zij menen dat ik van mijn verstandberoofd ben, omdat ik op deze doornige weg wandel, en niet methen hun glinsterende wegen betreed.O Heer Jesus Christus! Ik smeek tot U onder het kruis, ach lieveEmanuel! Neem mij toch bij U en leid mij tot in Uzelf doorUw pelgrims-straten die Gij in deze wereld hebt bewandeld; doorUw menswording en armoede; door Uw verachtingen enbespottingen; door Uw angst, lijden en dood. Maak voor mij tochUw Beeld aanvaardbaar. Zend toch Uw goede Engel tot mij, diemij de weg wijst door deze gruwzame doorn-achtige woestijn derwereld! Sta mij toch bij in mijn ellende, vertroost mij toch, met de

    42 DE WEG TOT CHRISTUS

  • vertroostingen waarmee de Engel in het Hofje U vertroostte toenGij tot Uw Vader bad, en bloed zweette (Luc. 22:39-44). Sta metoch bij in mijn angst en vervolgingen, onder de spot van de duivelsen alle goddeloze mensen die U niet kennen en Uw Weg nietbegeren te gaan. O grote Liefde Gods! Zij kennen Uw Weg niet,en doen het uit blindheid door de duivelse bedriegerij. ErbarmtGij U toch over hen, en voer ze uit de blindheid tot het licht,opdat ze zichzelf leren kennen, hoe zij in het slijk en de drek desduivels, in een donker dal gekluisterd liggen, stevig gebonden metdrie ketenen. O grote God! Ontferm U toch over Adam en zijnkinderen, verlos hen toch in de nieuwe Adam, in Christus.Ik bid tot U, O Christus! God en Mens, op deze Pelgrims-stratendie ik in het donkere dal bewandelen moet, waar ik overal bespot,beangstigd, en voor een vals goddeloos mens gehouden wordt.Heer, het is Uw Oordeel over mij; dat mijn zonden en aangeborenijdelheid op deze weg van mijn Pelgrimage voor U veroordeeldworden en als een vloek ten toon gespreid, alwaar Uw toorn zichaan verzadigen kan, en waardoor de eeuwige bespottingen vanmij weggenomen kunnen worden. Het is een teken van Uw Liefde,en Gij voert mij daardoor in de bespotting, angst, lijden en doodvan mijn Heiland Jesus Christus, opdat ik mijn ijdelheid in mijnHeiland afsterf, en in Zijn Geest (door Zijn bespottingen enverachtingen) door Zijn dood tot een nieuw Leven uit kan groeien[en bloeien].Ik bid tot U, O Christus! Gij geduldig Lam Gods! Door al Uwangsten en bespottingen, door Uw lijden en dood, door Uwverachtingen aan de stam van het Kruis (alwaar Gij voor mij verachtwerd), verleen mij toch geduld in mijn weg van het kruis, en voermij als een geduldig lam op dezelfde weg tot U, en voer mij in UwOverwinning. Laat mij met en in U leven, en bekeer mijnvervolgers, die nu (geheel onwetend) mijn zonden voor Uw toornopofferen. Zij weten niet wat ze doen, zij menen het slecht metmij maar zij doen het goede. Zij doen voor U, hetgeen ik voor Ubehoorde te doen, ik behoorde dagelijks al mijn zonden enschanden voor U te ontdekken en te bekennen, en mij daarmee inde dood van Uw Lieve Zoon te verzinken, opdat ze in Uw doodsterven zouden. Maar daar ik te zeer nalatig ben (ook te mat en te

    OVER DE WARE BEKERING 43

  • zwak) zo gebruikt Gij hen [mijn vijanden] daartoe, in Uw toorn;dat zij zo mijn schande voor Uw toorn blootleggen, opdat dezeschande door Uw gestrengheid gegrepen en in de dood van mijnHeiland verzonken wordt.O Barmhartige God! Mijn ijdel vlees kan niet begrijpen dat Gijhet zo goed met mij meent. Dat Ge mijn gruwelen door mijnvijanden van me laat nemen, en aan U op laat offeren. Mijn aardsgemoed meent dat Gij mij alzo plaagt vanwege mijn zonden, envreest overal voor, maar Uw Geest (in mijn inwendige nieuwemens) zei tot mij, dat het geschiedt uit liefde voor mij, dat Gij hetzo goed met mij meent. Wanneer Gij mij door mijn vijanden laatvervolgen [zo zei Uw Geest tot mij] dient dat mij ten beste, zijhelpen mij het werk te volbrengen, en mijn zonden voor U (inUw toorn) op te ratelen, opdat deze toorn mijn zonden verslindt,en belet dat zij mij navolgen in mijn Vaderland. Daar zij [mijnvijanden] nog sterk zijn in Uw toorn, en ik al reeds zwak en matin mijn wil en ijdelheid, kunnen zij dat beter doen dan ik, en datweet U, O rechtvaardige God!Daarom bid ik U O Rechtvaardige God, daar U hen tot mijndienaars gebruikt, en zij mij het beste doen (hoewel mijn aardsevernuft dat zelf niet begrijpt); maakt Gij hun toch mijn wegbekend! Zend hen daartoe ook dienaars (die hen tot het lichtbrengen) opdat zij U bekennen en U danken.O barmhartige God in Christus Jesus, ik bid U (in mijn kennis),uit de diepte van Uw Liefde voor ons arme mensen (welke LiefdeGij mij hebt geopenbaard in de verborgen Mens), roept ons tochallen tezamen tot U! Beweegt U toch (in deze laatste bedroefdetijd, alwaar Uw toorn in ons ontstoken is) nog eenmaal in ons.Weersta toch Uw toorn in ons, opdat hij ons niet (met lichaam enziel) verslindt.O Gij Morgenstond van de Dage Gods, treed toch eindelijk naarvoren, Gij zijt toch aangebroken, openbaar dan toch Uw HeiligeStad Sion (het nieuwe Jerusalem) in ons.O grote God! Ik zie U in de diepte van Uw Kracht en Macht, wekmij toch geheel in U op, opdat ik Levend in U wordt. Verbreektoch de boom van Uw Toorn in ons, en laat Uw Liefde in onsontkiemen, wassen en bloeien!

    44 DE WEG TOT CHRISTUS

  • O Heer! Ik lig voor Uw Aangezicht, en bid tot U, straf ons tochniet in Uw Toorn, wij zijn toch Uw verworven goed, vergeef onstoch allen onze zonden, en verlos ons van de vijandschap van Uwgestrengheid, en van de spot en nijd des duivels, en voer ons (onderUw kruis in lijdzaamheid) wederom in ons Paradijs! Amen.

    de Poort van de Paradijselijke Rozenhof.

    Dit wordt slechts begrepen door de kinderen vanChristus, die het uit eigen ervaring ondervonden en

    gekend hebben.

    Samenspraak tussen de arme ziel en de edele Jonkvrouw Sophia, inde inwendigste grond van de mens, dat is, de Geest van Christus (inde nieuwe wedergeboorte) in onze ziel. En over de grote vreugde dieer heerst in de Hemel over een nieuw wedergeboren Mens. Hoegelukzalig zich de edele Sophia toont tegenover de Ziel, HaarBruidegom, wanneer deze de boete ingaat, en hoe de ziel zich gedraagt,wanneer Jonkvrouw Sophia haar openbaar wordt.

    45. Wanneer de Hoeksteen (Christus) zich in het verduisterdebeeld van de mens beweegt (in zijn hartelijke bekeringen en boete),zo verschijnt Jonkvrouw Sophia (in de bewegingen van de Geestvan Christus) in dit verduisterde beeld voor de ziel, in HaarJonkvrouwelijke gewaad. De ziel raakt hierdoor zo ontzet (in haaronreinheid) dat al haar zonden in haar ontwaken en inverschrikking en siddering voor Haar (de edele Sophia) staan. Wantaldaar volgt het oordeel over de zonden van de ziel, en in haaronwaardigheid keert ze Haar de rug toe, en in schaamte voor haarSchone Vriendin keert ze in zichzelf, en veroordeelt ze zichzelf alszijnde onwaardig een zodanig pronkjuweeltje te ontvangen (zijdie van dit juweeltje hebben mogen proeven begrijpen dit, aanniemand anders is dit bekend). Maar de edele Sophia nadert haarin de Essentie [of in de grond van de uitgaande wezenlijke kracht]van de ziel, en kust haar vriendelijk, en lost met Haar stralen der

    OVER DE WARE BEKERING 45

  • Liefde het donkere vuur in haar op [doorgloeit het], en doorschijntde ziel met haar Kus der Liefde. Zo springt de ziel, in haar liefde(in de kracht van de Jonkvrouwelijke Liefde) van grote vreugdeop, jubelt en looft de grote God, in kracht van de edele Sophia [ofWijsheid Gods.]Hiervan stel ik een korte verklaring op, hoe het toegaat wanneerde Bruid de Bruidegom omhelst. Ter overpeinzing van de lezer(die misschien nog niet in de Bruidskamer is geweest, alwaar deBruid de Bruidegom omhelst), of het hem belust ons na te volgen,en mede in de rij te wandelen (alwaar men in grote vreugde metSophia [met de Goddelijke Wijsheid] danst en speelt).

    Wanneer nu dit (boven-verhaalde) geschiedt, zo verheugt zich deZiel, en spreekt:

    46. Lof, dank, prijze en ere aan U! (O grote God! in Uw Krachten Zoetigheid) dat Gij mij van de drijver der angst verlost hebt. OGij uitverkoren Lief, mijn hart omhelst U, waar zijt Gij zolanggeweest? Ik dacht dat ik in de hel (in de toorn Gods) was. Ogelukzalige Beminde, blijf toch bij mij, wees toch mijn vreugdeen verkwikking, leid mij toch op de ware weg. Ik geef mij over inUw Liefde. Ach! Ik ben voor U zo donker, maak mij toch licht, Oedele Beminde, geef mij toch Uw zoete Parel, en leg ze in mij.O grote God in Christus Jesus! Nu prijs ik U en loof ik U, in UwWaarheid, grote Macht en Heerlijkheid, dat Gij me mijn zondenvergeven hebt, en mij met Uw Kracht hebt vervuld. Ik roem U inmijn leven, en loof U in Uw Vastheid, welk niemand, doch slechtsUw Geest ontsluiten kan in Uw Barmhartigheid. Mijn gebeenteverheugt zich in Uw Kracht, mijn hart zingt in mijn lijf. Eeuwigedank aan U, dat Gij mij uit de hel verlost hebt, en mij de dood totleven hebt gemaakt. Nu ervaar ik Uw beloofde Waarheid, OLieflijke Beminde! Laat mij toch niet meer van U wijken, schenkmij toch Uw Paarlen-kransje, en blijf in mij, wees toch mijneigendom, opdat ik mij eeuwig in U verheuge.

    Hierop spreekt Jonkvrouw Sophia tot de Ziel:

    46 DE WEG TOT CHRISTUS

  • 47. Mijn edele Bruidegom, gij zijt mij ten hoogste welkom. Hoehebt gij mij zolang vergeten, dat ik in grote treurigheid voor uwdeur heb moeten staan aankloppen? Ik heb u toch altijd gebedenen geroepen, maar gij hebt uw aanschijn van mij afgekeerd, uworen waren uit mijn lande gegaan, gij kon mijn licht niet zien,want gij wandelde in een duister dal, ik ben u nabij geweest, enheb u doorgaans gebeden, maar uw zonden hielden u in de doodgevangen zodat ge mij niet herkende. Ik kwam tot u in grotenederigheid, en riep u, maar gij waart in het Rijk van Gods toorn,en sloeg geen acht op mijn ootmoedigheid. Gij hebt u de duiveltot vriendinne aangenomen, die heeft u alzo bezoedeld, en zijnkracht der ijdelheid in u opgebouwd, en u van mijn Liefde enTrouw geheel weggevoerd tot in zijn vals glinsterende rijk. Daarinhebt gij veel zonden en boosheden begaan, en uw wil van mijnLiefde afgekeerd; en daar hebt gij mij de trouw verbroken, en eenvreemde vriendschap gehouden, en mij (uw door God gegevenBruid) in het verduisterde wezen (zonder de kracht uwer vuur-macht) laten staan. Ik heb (zonder uw vuur-macht) niet vrolijkkunnen zijn, want gij zijt mijn Echtgenoot. Door u wordt mijnglans openbaar, gij kon mijn verborgen wonderen openbaren (inuw vuur-leven), en ze in verheven Pracht invoeren. Buiten mij zijtgij toch een donker huis waar niets dan angst en pijn is, en daarmeeeen vijandelijke kwaal [of eigenschap].O edele Bruidegom! Blijf toch met uw aangezicht voor mij staan,en geef mij uw vurige stralen, voer uw begeerte in mij, en steekmij aan, zo zal ik u uit mijn Zachtmoedigheid uw Vuur-stralen inhelder Licht veranderen, en mijn stralen der Liefde in de Essentievan uw vuur voeren, en zo zal ik u eeuwig kussen.O mijn Bruidegom! Hoe goed vergaat het mij nu wij verenigdzijn, kus mij toch met uw begeerte in uw sterke macht, zo zal ik umijn Schoonheid tonen, en mij met uw zoete liefde en heldereglans in uw vuur-leven verheugen. Alle Heilige Engelen verheugenzich nu om ons, omdat ze ons wederom verenigd zien. Nu, mijnlieve Bruidegom, blijf toch in mijn trouw, en keer uw aangezichtniet meer van mij, doe nu uw wonderen in mijn Liefde, waartoeGod u opgewekt heeft.

    OVER DE WARE BEKERING 47

  • Voor de tweede maal spreekt de ziel tot haar edele JonkvrouwSophia, als tot haar (in haar wedergeboren) Vriendin.

    48. Ach! Mijn edele Parel en geopende vlam van mijn licht, inmijn angstige vuur-leven, hoe verandert Gij mij in Uw Vreugde,O schone Beminde! Ik heb u toch echt-breuk gepleegd (in mijnvader Adam), en ik heb mij (door de vuur-macht) in wellustigheid,en in de ijdelheid van de uiterlijke wereld gekeerd, en een vreemdevriendschap aangenomen. En ik had eeuwig in deze vreemdevriendschap, in t dal der duisternis, moeten wandelen zo Gij nietin Uw grote Trouw (door Uw doordrngen en verbreken van detoorn Gods, de hel en de duistere dood) in het huis van mijnellendigheid tot mij gekomen was, en zo Ge niet Uw Zacht-moedigheid en Liefde wederom in mijn vuur-leven had gebracht.O zoete Beminde! Gij hebt voor mij (uit de Fontein Gods) hetWater des Eeuwige Levens meegebracht, en mij in mijn grote dorstverkwikt. Ik zie in U de grote Barmhartigheid Gods, die voor mij(in de vreemde vriendschap) verborgen was. In U kan ik mijverheugen, Gij verandert mijn vuur-angst in grote vreugde. Ach!Gelukzalige Beminde, geef mij toch Uw Parel opdat ik eeuwig inzodanige vreugde mag staan.

    Hierop antwoordt de edele Sophia en spreekt wederom tot de Ziel:

    49. Mijn beminde Bruidegom en waardige schat, gij verheugt mijhogelijkst in uw aanvang. Ik ben toch door de diepe poorten Godstot u doorgebroken (door de toorn Gods, door hel en dood), tot inhet huis van uw ellende, en heb u (uit Genade) mijn Liefdegeschonken, en u van de ketenen en banden verlost waar gij meevast was gebonden. Maar gij bidt mij een zware bede, gij bidt omiets wat ik niet gaarne met u waag. Gij begeert mijn Parel toteigendom te hebben; bedenk toch, mijn beminde Bruidegom, hoegij haar al eerder in Adam verwaarloosd hebt. Daartoe staat gij nogin groot gevaar, en wandelt ge in twee gevaarlijke rijken, namelijkin uw vuur-oorsprong, daarin wandelt ge in het land, waar Godzich een sterke naijverige God en een verterend vuur noemt, en inhet andere rijk, waar ge wandelt in de uitwendige wereld, in de

    48 DE WEG TOT CHRISTUS

  • lucht, in het ijdele verdorven vlees en bloed, alwaar de wereldsewellusten door duivels ingrijpen alle uren over u heen ruisen. Gijzoudt nog in uw grote vreugde wederom aardsheid in mijne schoneParel invoeren, en mijn Parel verduisteren. Ook zoudt gijstoutmoedig kunnen worden gelijk Lucifer toen hij deze Parel toteigendom had, en gij zoudt u van de Harmonie Gods af keren. Zozou ik daarna eeuwig van mijn Bruidegom beroofd moeten zijn.Ik wil mijn Parel in me behouden, en wil in de Hemel verblijvend,in uw verduisterde (en nu in mij wederom levend gemaakte)inwendige mensheid in u wonen, en mijn Parel behouden tot inhet Paradijs, tot gij dit aardse lichaam aflegt, dan wil ik ze u teneigendom geven. Doch mijn aangezicht en de lieflijke stralen vande Parel wil ik u (tijdens dit aardse leven) graag aanbieden. Ik wilmet de Parel [zelfs] in het inwendigste Koor [of in de grond uwerziel] wonen, en uw getrouwe lieve Bruid zijn. In uw aardse vleeswil ik mij niet verhuwelijken, want ik ben een Hemelse Koningin,en mijn Rijk is niet van deze wereld. Nietemin zal ik uw uitwendigleven niet wegwerpen, maar ik zal het menigmaal (met mijn stralender liefde) bezoeken, want uw uitwendige mensheid zal wederomterugkomen. Maar het dier der ijdelheid begeer ik niet, God heefthet (in Adam) ook niet uit Eigen Voornemen zo grof en aardsgeschapen, maar uw begeerte heeft deze dierlijke grofheid, in Adam,door lust aangenomen, uit en met alle Essenties van de opgewekteijdelheid van de aardse eigenschap, waarin de hitte en koude, depijn, de vijandschap en afscheiding staan.Nu, mijn beminde vriend en Bruidegom, geef uzelf maar aan mij,in mijn wil, ik wil u (in dit aardse leven, in uw gevaarlijkheid) nietverlaten. Al was het dat ge gelijk door de toorn Gods bedekt werd,en dat ge hierdoor bang werd, en meende dat ik u had verlaten, zozal ik toch bij u zijn en u bewaren, want gij kent uzelf niet, nochweet gij wat uw ambt is. Gij moet in deze [vergankelijke] tijd werkenen vruchten dragen. Gij zijt de wortel van deze boom, uit u zullentakken geboren worden, die moeten alle in angst [of inbenauwdheid] geboren worden. Maar ik dring mij door uw takken(in het sap), en baar heerlijke vruchten aan uw takken, gij weet ditniet, doch de Hoogste heeft mij zo opgedragen, om bij en in u tewonen.

    OVER DE WARE BEKERING 49

  • Wikkel u daarom in lijdzaamheid, en wacht u voor vleselijkewellustigheid, breek de eigen wil en begeerte, houdt het in toomals een boos paard, dan zal ik u menigmaal (in uw vurige Essentie)[of in de vruchten van uw ernstige ijver] bezoeken, en u mijn Kusder Liefde geven, en u een kransje (uit het Paradijs) tot teken vanmijn Liefde meebrengen en opzetten, waar gij u in zult verheugen.Maar mijn Parel geef ik u te dezer tijd niet ten eigendom. Gij zultin gelatenheid blijven staan, en horen wat de Heer in de Harmoniein u speelt, daartoe zult gij Hem, uit mijn kracht, de klank enessentie van uw toon geven, want gij zijt nu tegenwoordig een bodevan Zijn Mond, en zult Zijn Roem en Eer verkondigen. Om dezezelfde reden heb ik mij nu opnieuw met u verbonden, en mijnridderlijke overwinnings-kransje (welk ik in de slag tegen de duivelen de dood verkregen heb) op uw hoofd gezet. Maar mijn Parelen-kroon (waarmee ik u kroonde), die heb ik weggelegd, die zult gijniet meer dragen totdat gij Rein voor mij zult zijn.

    Voor de derde maal spreekt de ziel tot de edele Sophia.

    50. Ach! Gij, mijn schone en lieflijke Gemalinne, wat zal ik voorU zeggen? Ik geef mijzelf over in Uw toevertrouwen, ik kan nietmijzelf behoeden. Zo Gij mij nu de kostelijke Parel niet zult geven;laat haar in Uw Wil blijven, geef mij maar Uw Stralen der Liefde,en voer mij door deze weg der Pelgrimage. Verwek en baar in mewat Gij wilt, ik zal voortaan van U zijn, en voor mijzelf niets meerwillen noch begeren, uitgezonderd hetgeen Gij door mij wilt [enbegeert]. Ik had Uw zoete Liefde verwaarloosd, en mijn trouwniet gehouden, waardoor ik in de eeuwige straf was gevallen, maarnadat Gij uit Liefde in de angst der hel tot mij was gekomen, enmij van mijn pijn hebt verlost, mij ook wederom tot een echtgenoothebt aangenomen, zo zal ik nu (terwille van Uw Liefde) mijn wilverbreken, en U gehoorzaam zijn, en op Uw Liefde wachten. Ikheb nu genoeg; ik weet nu dat Gij in alle nood bij me zijt, en mijniet verlaat.O Gelukzalige Beminde! Ik keer mijn vurig aangezicht tot U, OSchone Krone! Neem mij toch snel in U, en voer mij uit de onrust,ik wil eeuwig bij U zijn, en van U nimmer meer wijken.

    50 DE WEG TOT CHRISTUS

  • De edele Sophia antwoordt de ziel troostend, en zegt:

    51. Mijn edele Bruidegom, wees getroost, ik heb mij met u verloofdin mijn hoogste Liefde, en me in mijn Trouw met u verbonden. Ikzal alle dagen (tot aan het einde der wereld) bij en in u zijn, ik zaltot u komen en woning in u maken, in uw inwendige Koor [of inde grond uwer ziel]. Gij zult uit mijn Fontein drinken, want ikben nu u, en gij zijt mij. De vijand zal ons niet scheiden. Werk, inuw vurige eigenschap, zo zal ik u mijn Stralen der Liefde (in uwwerken) geven. Wij zullen de Wijnberg van Christus bouwen. Geefde essentie van het vuur [of ijverige uitgaande wezenlijke kracht],dan zal ik de essentie van Licht en Voorspoed geven. Zjt Gij hetvuur, dan zal ik het water zijn; wij zullen in deze wereld uitrichtenwaartoe wij door God zijn opgedragen, en we zullen Hem in ZijnTempel (die wij zelf zijn) dienen. Amen.

    Waarschuwing aan de lezer.

    52. Beminde lezer, houdt al het voorgaande niet voor onzekerdichtsel. Het is de Ware grond, en begrijpt het gehele HeiligeSchrift, want het boek des levens van Jesus Christus is daar klaarvoor ogen afgebeeld, gelijk het door de auteur zelf bekend isgeworden, want het is zijn weg geweest. Hij geeft u het beste dathij heeft, God geve d