btw-aftrek bedrijfswagens: forfaitaire methode vanaf 2013 · btw-aftrek bedrijfswagens: forfaitaire...

5
BTW-aftrek bedrijfswagens: forfaitaire methode vanaf 2013 Sinds 1 januari 2011 moet de BTW-aftrek voor gemengd gebruikte bedrijfsmiddelen onmiddellijk worden beperkt ten belope van het werkelijke privégebruik. Eind 2011 ver scheen hierover een administratieve toelichting. Maar die stuitte op heel wat kritiek, in het bijzonder voor bedrijfswagens. De toelichting werd daarom bijna onmiddellijk ~tot nader order’ opgeschort. De ~praktische uitvoeringsmodaliteiten’ van de regeling zouden in een ~addendum’ worden uitgewerkt. Dat ~addendum’ zaL binnenkort worden gepubliceerd. Ondernemingen zullen voortaan kunnen kiezen uit drie methoden om de BTW-aftrek van gemengd gebruikte bedrijfswagens te bepalen. Bovendien moet de regeling pas vanaf 2013 worden toegepast (Beslissing nr. E.T. 119.650/3, no,g niQt gQpubliceerd). Of daarmee alle probLemen van de baan zijn, is maar de vraag. Lp ~ ii. ~ .2o ~. Nieuwe aftrekbeperking B egin 2011 werd in het BTW-Wetboek een nieuwe aftrekbeperking ingevoerd (art. 45, § lquinquies BTW-Wetboek). De nieuwe regeling was oorspronkelijk bedoeld om een aftrekbeperking in te voeren voor gemengd gebruikte woningen (zie om., Fisc. nr. 1039, 7). Zoals geweten, heeft de Belgische wetgever de regeling echter uitgebreid tot alle bedrijfsmid delen (Fisc. nr. 1224, 8). Samengevat, komt de nieuwe regeling erop neer dat de aftrek van de BTW van gemengd gebruikte bedrijfsmiddelen niet meer mogelijk is ten belope van het werke lijke privégebruik. Tegelijk geeft het privé - gebruik geen aanleiding meer tot een ‘gelijk- gestelde dienst’ (art. 19, ~ 1 BTW-Wetboek). Met als gevolg dat er gççn BTW meer moet worden afgedragen op het voordeel van alle aard. De voorwaarden voor de toepassing van de ~) ~çgeling zijn de volgende: De nieuwe aftrekbeperking is alleen van toe passing op bedri%fsmiddelen die “behoren tot het vermogen van de onderneming van de belas tingplichtige”. Gehuurde of geleasede goederen zijn dus niet bedoeld. Ook de BTW geheven van leveringen van goederen en diensten met betrekking tot bedrijfsmiddelen (herstelling, onderhoud, brandstof, enz.) is niet bedoeld. Voor deze gevallen wordt de BTW-aftrek be paald volgens de gewone regels (art. 45, § 1, en, voor wagens, art. 45, § 2 BTW-Wetboek). Dat heeft echter evenzeer tot gevolg dat de BTW- aftrek wordt verworpen ten belope van het privé - gebruik. Schommelingen in het privégebruik over de jaren heen moeten worden gecorrigeerd via de techniek van de ‘herziening’ van de BTW gehe ven van bedrijfsmiddelen. De bedrijfsmiddelen moeten vanaf het begin gemengd worden gebruikt voor zowel beroeps- als privédoeleinden. Indien het bedrijfsmiddel vanaf het begin enkel wordt gebruikt voor be roepsdoeleinden, is de nieuwe regeling niet van toepassing. Wordt het bedrijfsmiddel nadien toch deels privé gebruikt, dan moet een ‘regularisatie’ worden verricht door het belasten van een ‘gelijkgestelde dienst’. Dit is bv. het geval indien een bedrijfsmiddel eerst ter beschikking wordt gesteld van een werknemer tegen betaling van een vergoeding, en nadien wordt overgestapt op een stelsel van voordeel van alle aard, zonder vergoeding. De regeling werd toegelicht in de Beslissing nr. E.T. 119.650 van 20 oktober 2011 (Fisc. nr. 1270, 8). Maar de commentaar zorgde, zoals gezegd, voor heel wat kritiek. De bijkomende administra tieve last, de hogere fiscale kost en de retroactieve toepassing tot 1 januari 2011 waren voor velen een doorn in het oog. Vandaar dat de FOD Financiën deze commentaar bijna onmiddellijk opschortte, en aankondigde dat werd “gewerkt aan een addendum” “met daarin de praktische uitvoeringsmodaliteiten” (Fisc. nr. 1271, 9). Daardoor hoefde de regeling alvast voor 2011 niet te worden toegepast. Het ‘addendum’ zou binnenkort worden gepubliceerd. Privégebruik bedrijf swagens zonder vergoeding Voor bedrijfswagens die het karakter van een bedrijfsmiddel hebben (zie hoger) en zonder vergoeding voor het privégebruik ter beschik king worden gesteld, moet het privégebruik in principe worden bepaald op grond van het werkelijk aantal ge reden privékilometers (de kilometers van het woon-werkverkeer inbegrepen); De regeLing hoefde aLvast voor 2011 niet te worden toegepast 5 FISCOLOOG 1322 19.12.2012

Upload: others

Post on 08-Jan-2020

11 views

Category:

Documents


0 download

TRANSCRIPT

BTW-aftrek bedrijfswagens:forfaitaire methode vanaf 2013Sinds 1 januari 2011 moet de BTW-aftrek voor gemengd gebruikte bedrijfsmiddelenonmiddellijk worden beperkt ten belope van het werkelijke privégebruik. Eind 2011 verscheen hierover een administratieve toelichting. Maar die stuitte op heel wat kritiek, in hetbijzonder voor bedrijfswagens. De toelichting werd daarom bijna onmiddellijk ~tot naderorder’ opgeschort. De ~praktische uitvoeringsmodaliteiten’ van de regeling zouden in een~addendum’ worden uitgewerkt. Dat ~addendum’ zaL binnenkort worden gepubliceerd.Ondernemingen zullen voortaan kunnen kiezen uit drie methoden om de BTW-aftrek vangemengd gebruikte bedrijfswagens te bepalen. Bovendien moet de regeling pas vanaf 2013worden toegepast (Beslissing nr. E.T. 119.650/3, no,g niQt gQpubliceerd). Of daarmee alleprobLemen van de baan zijn, is maar de vraag. Lp~ ii. ~ .2o ~.

Nieuwe aftrekbeperkingB egin 2011 werd in het BTW-Wetboek eennieuwe aftrekbeperking ingevoerd (art. 45,§ lquinquies BTW-Wetboek). De nieuwe

regeling was oorspronkelijk bedoeld om eenaftrekbeperking in te voeren voor gemengdgebruikte woningen (zie om., Fisc. nr. 1039, 7).Zoals geweten, heeft de Belgische wetgever deregeling echter uitgebreid tot alle bedrijfsmiddelen (Fisc. nr. 1224, 8). Samengevat, komt denieuwe regeling erop neer dat de aftrek van deBTW van gemengd gebruikte bedrijfsmiddelenniet meer mogelijk is ten belope van het werkelijke privégebruik. Tegelijk geeft het privé-gebruik geen aanleiding meer tot een ‘gelijk-gestelde dienst’ (art. 19, ~ 1 BTW-Wetboek). Metals gevolg dat er gççn BTW meer moet wordenafgedragen op het voordeel van alle aard.

De voorwaarden voor de toepassing van de~) ~çgeling zijn de volgende:

• De nieuwe aftrekbeperking is alleen van toepassing op bedri%fsmiddelen die “behoren tot hetvermogen van de onderneming van de belastingplichtige”. Gehuurde of geleasede goederenzijn dus niet bedoeld. Ook de BTW gehevenvan leveringen van goederen en diensten metbetrekking tot bedrijfsmiddelen (herstelling,onderhoud, brandstof, enz.) is niet bedoeld.Voor deze gevallen wordt de BTW-aftrek bepaald volgens de gewone regels (art. 45, § 1, en,voor wagens, art. 45, § 2 BTW-Wetboek). Datheeft echter evenzeer tot gevolg dat de BTW-aftrek wordt verworpen ten belope van het privé-gebruik.

Schommelingen in het privégebruik over dejaren heen moeten worden gecorrigeerd via detechniek van de ‘herziening’ van de BTW geheven van bedrijfsmiddelen.

• De bedrijfsmiddelen moeten vanaf het begingemengd worden gebruikt voor zowel beroeps-als privédoeleinden. Indien het bedrijfsmiddelvanaf het begin enkel wordt gebruikt voor beroepsdoeleinden, is de nieuwe regeling niet vantoepassing. Wordt het bedrijfsmiddel nadien tochdeels privégebruikt, dan moet een ‘regularisatie’worden verricht door het belasten van een‘gelijkgestelde dienst’. Dit is bv. het geval indieneen bedrijfsmiddel eerst ter beschikking wordtgesteld van een werknemer tegen betaling vaneen vergoeding, en nadien wordt overgestapt opeen stelsel van voordeel van alle aard, zondervergoeding.

De regeling werd toegelicht in de Beslissing nr.E.T. 119.650 van 20 oktober 2011 (Fisc. nr. 1270,8). Maar de commentaar zorgde, zoals gezegd,voor heel wat kritiek. De bijkomende administratieve last, de hogere fiscale kost en de retroactievetoepassing tot 1 januari 2011 waren voor veleneen doorn in het oog. Vandaar dat de FODFinanciën deze commentaar bijna onmiddellijkopschortte, en aankondigde dat werd “gewerktaan een addendum” “met daarin de praktischeuitvoeringsmodaliteiten” (Fisc. nr. 1271, 9).Daardoor hoefde de regeling alvast voor 2011niet te worden toegepast. Het ‘addendum’ zoubinnenkort worden gepubliceerd.

Privégebruik bedrijfswagenszonder vergoedingVoor bedrijfswagens die het karakter van eenbedrijfsmiddel hebben (zie hoger) en zondervergoeding voor het privégebruik ter beschikking worden gesteld,

• moet het privégebruik in principe wordenbepaald op grond van het werkelijk aantal gereden privékilometers (de kilometers van hetwoon-werkverkeer inbegrepen);

De regeLing hoefdeaLvast voor 2011 niette worden toegepast

5FISCOLOOG

132219.12.2012

6FISCOL000132219.12.2012

• en wordt er geen B1W meer geheven van hetvoordeel van alle aard dat voortvloeit uit het privé-gebruik van de bedrijfswagen.

Dit heeft tot gevolg dat bedrijven in principe eenadministratie moeten bijhouden van het werkelijk aantal privékilometers dat werknemers enbedrijfsleiders jaarlijks met hun bedrijfswagensafleggen. Het ‘addendum’ voorziet nu in tweealternatieven voor deze ‘kilometeradministratie’.Zodat bedrijven in feite kunnen kiezen tussendrie methoden. Deze methoden kunnen ookworden toegepast binnen een BTW-eenheid.

Het ‘addendum’ maakt geen enkel onderscheidtussen gekochte en gehuurde bedrijfsmiddelen.Voertuigen die louter bedoeld zijn voor bedrijfsgebruik (art. 45, § 2, tweede lid, a) tot e) BTW-Wetboek; bv. zware vrachtwagens) en ook botenen vliegtuigen zijn in het ‘addendum’ niet bedoeld. Hiervoor “wordt het beroepsmatig gebruikvastgesteld op basis van de feitelijke omstandigheden (vb. aard van het vervoermiddel dat gebruik voor andere doeleinden dan deze van deeconomische activiteit uitsluit, enz.)”.

Het aftrekpercentage dat wordt vastgesteld opbasis van één van de methoden, moet ondermeer toegepast worden op de BTW geheven vande aankoop en de huur van een voertuig, de aankoop van brandstof, de uitgaven voor herstellingen onderhoud en de aankoop van toebehoren.

jDe eerste methode houdt in dat de belastingplichtige “via manuele invoer (bv. rittenboekje,softwareprogramma) of op een geautomatiseerdewijze (bv. aangepast GPS-systeem) een ritten-administratie” bijhoudt. “Een volledige ritten-administratie veronderstelt het bijhouden vanvolgende gegevens met betrekking tot de dagelijkse verplaatsingen voor beroepsdoeleindendatum van de rit, beginadres, eindadres, afgelegde kilometers per rit, totaal afgelegde kilometersper dag”. “Daarnaast dient de kilometerstand bijhet begin en einde van de periode (in principeper kalenderjaar) te worden geregistreerd”. Dezemethode moet worden toegepast “per vervoermiddel van de onderneming”.

Wanneer de onderneming geen ‘rittenadministratie’ wil bijhouden, maar toch rekening wilhouden met het privégebruik van de wagen,“aanvaardt de administratie, ter vereenvoudiging”, een/tweede methode, Çwaarbij het percentç~gfirivégebruik’ als volgt wordt berekend:

Afstand WoonWerk x 2 (heen en terug) x 200+ 6.000

waarbij- 200 het forfaitair aantal werkdagen per jaar is, en- 6.000 het forfaitair bijkomende privéverkeer

Ten belope van deze uitkomst kan de BTW dusniet worden afgetrokken. Ook deze methodemoet per wagen worden toegepast.

“Het forfaitair bepaald aantal werkdagen inbovenstaande formule (200) houdt reeds rekening met vakantiedagen, ziektedagen, dagentelewerk, het feit dat er occasioneel geen afstandtussen de woonplaats en de werkplaats wordtafgelegd, enz.”. Wanneer een wagen maar tijdenseen gedeelte van het jaar wordt gebruikt, danmoeten de parameters pro rata temporis wordenberekend.

Een onderneming mag “naar eigen inzicht”methode 1 combineren met methode 2. Dit wilzeggen dat men per bedriffswagen kan kiezen omeen volledige rittenadministratie bij te houden(methode 1) of een formule te gebruiken om hetwerkelijk gebruik te ramen (methode 2). Dekeuze geldt voor het (lopende) kalenderjaar.Bovendien kan ook een “globaal gemiddeldpercentage” van privégebruik worden berekend“voor alle vervoermiddelen van dezelfde aard”.Dit houdt in dat eerst het privégebruik per wagenwordt bepaald. Vervolgens worden de afzonderlijke percentages privégebruik per wagen opgeteld, en gedeeld door het aantal wagens. Ditgemiddelde percentage kan dan op alle wagensvan de zelfde categorie worden toegepast.

Hoewel het ‘addendum’ dit niet meer herhaalt,moet men er ook rekening mee houden dat deBTW-aftrek in ieder geval niet hoger kan zijn dan50%. De aftrekbeperking van art. 45, § lquinquies wordt immers begrensd door de ‘algemene’aftrekbeperking van art. 45, § 2 BTW-Wetboek(zie punt 4.2.1., sub A. van Beslissing nr. E.T.119.650 van 20 oktober 2011; Fisc. nr. 1270, 11).

“Voor sommige belastingplichtigen die beschikken over meerdere vervoermiddelen kan het toepassen van methode 1 en zelfs van methode 2een belangrijke administratieve last tot gevolghebben”. Vandaar dat het ‘addendum’ ook voorziet in een klerde methodejmet een ‘algemeenforfait’. “Bij wijze van proef”, mag een belastingplichtige “die beschikt over minimaal 4 vervoer-middelen”, het beroepsgebruik forfaitair vastleggen op 35 %. Wat dus betekent dat de aftrek ookwordt beperkt tot maximaal 35 %. Opvallend is,dat door de ‘de minimis’-voorwaarde van vierbedrijfswagens, kleine ondernemingen meteenworden uitgesloten van deze regeling.

De BTW-aftrek kanin ieder geval niet

hoger zijn dan 50%

J

Totaal aantal gereden kilometers Deze methode moet ook voor alle bedrijfswagens (aangekocht of gehuurd) van de onderne

ming worden toegepast. Ze kan dus niet wordengebruikt in combinatie met de twee anderemethoden. Wanneer een BTW-eenheid kiest voordeze methode, dan geldt dit dus meteen voor alhaar leden. Deze forfaitaire methode moet “minstens toegepast worden gedurende een periodedie eindigt op 31 december van het derde jaardat volgt op het jaar waarin ze voor het eerstwerd toegepast”.

Jaarlijkse herzieningBehalve in methode 3, zal de berekening van deBTW-aftrek steeds in twee stappen moetengebeuren. Gedurende het lopende jaar kan hettotale werkelijke privégebruik immers alleenmaar worden geschat. Dit moet gebeuren “ondertoezicht van de administratie”. Het ‘echte’ werkelijke gebruik kan maar begin van het volgendejaar worden vastgesteld. De oorspronkelijkeBTW-aftrek zal dan moeten worden herzien. Ditmoet gebeuren “uiterlijk in de periodieke BTWaa~~aif~e in te dienen op 20 april van het jaar volg~d op het jaar van aankoop of huur van eengoed”. Deze herziene aftrek geldt dan weer alsvoorlopige aftrek voor het nieuwe jaar. Dit geldtzowel voor de gekochte bedrijfswagens (art. 8,10 KB nr. 3) als voor de gehuurde bedrijfswagens en de andere kosten (art. 5, 1~ KB nr. 3).Bovendien dient voor de gekochte bedrijfswagens ook “voor de resterende jaren van hetherzieningstijdvak jaarlijks een herziening teworden verricht” (art. 10, 1° KB nr. 3).

Privégebruik bedrijfswagentegen vergoedingDe terbeschikkingstelling van een wagen tegeneen vergoeding maakt een verhuur uit. Over de‘huurvergoeding’ moet dus BTW worden afgedragen. Hoewel het ‘addendum’ hierover nietszegt, lijkt het logisch dat de aangerekende vergoeding ‘BTW inclusief is.

Deze vergoeding mag echter niet lager uitvallendan de ‘normale waarde’ van het privégebruikvan de wagen (art. 33, § 2 BTW-Wetboek). Het‘addendum’ voorziet in een concrete berekeningvan deze ‘normale waarde. Voor een gekochtewagen is deze ‘normale waarde’ gelijk aan

(Aankoopprijs/5 + kosten) x(50 % - % beroepsgebruik)

In de formule wordt dus gewoon uitgegaan vande werkelijke aankoopprijs, exclusief BTW. Integenstelling tot de regeling voor de berekeningvan het voordeel van alle aard in de inkomsten-belastingen, kan dus wel rekening worden gehouden met verkregen kortingen. De ‘aankoopprijs’ isde ‘maatstaf van heffing’ bij de aankoop van dewagen, en omvat dus niet het gedeelte niet-aftrekbare BTW in hoofde van de onderneming. Omdatook hier rekening wordt gehouden met het per-

centage beroepsgebruik, moet de normale waardejaarlijks worden herberekend.

Voor een gehuurde wagen is de ‘normale waarde’gelijk aan:

(Huurprijs + kosten) x(50 % - % beroepsgebruik)

Beide formules hebben als gevolg dat indien hetberoepsgebruik 50 % bereikt of overschrijdt, ergeen normale waarde moet worden vastgesteld;de uitkomst van de berekening is dan nul.

Het addendum preciseert verder dat een onderneming die de bedrijfswagens ‘verhuurt’ aan haarpersoneelsleden, in ieder geval niet als een ‘verhuurbedrijf kan worden aangemerkt. Men moet erdus niet op rekenen dat hierdoor de BTW volledigkan worden afgetrokken (zie art. 45, ~ 2, tweedelid, i) BTW-Wetboek; zie ook beslissing nr. E.T.113.611 van 7 november 2007; Fisc. nr. 1092, 3).

Andere goederenOok voor de andere roerende goederen dan vervoermiddelen (GSM’s, laptops, tablet-PC’s, enz.)die “de belastingplichtige zowel voor zijn economische activiteit gebruikt als anderszins” moet“met het oog op het bepalen van het recht opaftrek, de verhouding tussen het privégebruik enhet beroepsgebruik” worden vastgesteld. Zoalsvoor wagens, zal dit in twee stappen moetengebeuren. Het ‘addendum’ voorziet ook voordeze bedrijfsgoederen “bij wijze van proef’ in eenalgemeen forfaitair beroepsgebruik. Dit wordtvast~~gd op 75 %, zodat 25 % van de BTW nietkan worden gerecupereerd. “De belastingplichtigeis uiteraard niet verplicht dit forfait toe te passen”.“Indien hij evenwel ervoor opteert het forfait van75 % toe te passen, is het zonder onderscheidverplicht van toepassing op alle roerende goederen andere dan vervoermiddelen”. In tegenstellingtot het forfait voor bedrijfswagens, zegt het‘addendum’ niets over de periode waarvoor dezekeuze geldt. Kleine ondernemingen worden hierblijkbaar niet uitgesloten van het forfait.

Wanneer een vergoeding wordt aangerekendvoor het privégebruik, dan mag die ook weerniet lager zijn dan de normale waarde. De formules ter berekening van de ‘normale waarde’zijn als volgt

(Aankoopprijs/5 + kosten) x(100 % - % beroepsgebruï k)

(Huurprijs + kosten) x(100 % - % beroepsgebruik)

Voor onroerende goederen dient de verhoudingberoepsmatig en privématig gebruik “onder toezicht van de administratie” vastgesteld te worden

Voor de andereroerende goederengeldt een algemeenforfaitair beroeps-gebruik van 75%

7FISCO [OOG

13221912.2012

Voor onroerendegoederen voorziethet addendum niet

in een forfaitairalternatief

8FISCOLOOG132219.12.2012

“op basis van de feitelijke omstandigheden”. Hiervoorziet het ‘addendum’ niet in een forfaitairalternatief. Wanneer een vergoeding wordt aangerekend, is er sprake van een vrijgestelde onroerende verhuur (art. 44, ~ 3, 2° BTW-Wetboek). Indit geval is de BTW-aftrek eveneens uitgeslotenten belope van de verhuur.

VerpLichtingenWanneer een bedrijfsmiddel tegen betaling terbeschikking wordt gesteld, moet in principegeen factuur worden uitgereikt. De ontvangstenmoeten in dit geval in het dagboek van ontvangsten worden ingeschreven (art. 14, § 2, 3° KBnr. 1), aan de hand van een verantwoordingsstuk(art. 15, ~ 2, KB nr. 1). Als wel een factuur wordtuitgereikt, dan moet de maatstaf van heffing worden vermeld. Maar deze mag niet lager zijn dande ‘normale waarde’ (zie hoger). “De administratie aanvaardt evenwel dat op de factuur slechtsde daadwerkelijk aan de medecontractant aangerekende prijs wordt vermeld”. Maar dan moet deonderneming “op een intern stuk het verschiltussen de aan de medecontractant aangerekendeprijs en de normale waarde” vermelden. Beidecomponenten moeten dan in de BTW-aangifteworden opgenomen. “Wanneer de maatstaf vanheffing nog niet volledig bepaald of bepaalbaaris op het tijdstip waarop de BTW opeisbaarwordt (inzonderheid in het geval dat het werkelijk gebruik nog niet definitief werd vastgesteld),wordt de belasting berekend over een voorlopige maatstaf van heffing die moet wordenherzien zodra de definitieve maatstaf van heffinggekend is (in principe uiterlijk in de aangifte inte dienen op 20 april van het volgende jaar)”.

GeLijkgestelde dienstWanneer niet is voldaan aan de voorwaardenvoor de toepassing van de aftrekbeperking, moethet privégebruik toch nog worden belast op basisvan een gelijkgestelde dienst (bv. voor wagensdie zijn gekocht v66r de inwerkingtreding van denieuwe regeling). In dit geval is de maatstaf vanheffing gelijk aan de ‘gedane uitgaven’ (art. 33,~ 1, 2° BTW-Wetboek). Men kan hier niet meerterugvallen op het bedrag van het voordeel vanalle aard. De ‘gemaakte uitgaven’ moeten dus feitelijk worden berekend, waarbij er eventueelrekening mee wordt gehouden dat bepaalde kosten niet onderworpen zijn aan de BTW (bv. verzekeringskosten). Het ‘addendum’ verwijst hiervoor naar de aanschrijving nr. 4/1996.

Verkoop van bedrijfsmiddeLenHet ‘addendum’ herneemt de ‘tolerantie’ dat l~ij_de verkoop van bedrijfswagens, de maatstaf vanheffing kan worden beperkt tot 50 %. Dit wordtzelfs uitgebreid tot de wagens die zijn gekochtvéôr de inwerkingtreding van de nieuwe regeling. Dit is in lijn met het eerdere antwoord vande minister van Financiën op een parlementaire

vraag van Senator TOMMELEIN (Pan. Vr. nr. 5-5973 van 23 maart 2012, www.senaat.be; Fisc. nr.1300, 13). Opvallend is wel dat in het ‘addendum’ geen sprake is van de voorwaarden die deminister aanhaalde in zijn antwoord.

De toegeving is wel alleen maar van toepassingin de mate dat de onderneming BTW heeft kunnen aftrekken. Met andere woorden, de toegeving is niet van toepassing op “de autovoertuigen die werden aangekocht zonder toepassingvan de BTW of waarvoor geen recht op aftrekkon worden uitgeoefend” (bv. aankoop bij eenparticulier, aankoop met toepassing van demargeregeling van art. 58, ~ 4 BTW-Wetboek).

De 50 % van de verkoopprijs moet worden vermeld in rooster [03] van de periodieke BTW-aangifte; de verschuldigde BTW wordt opgenomenin rooster [54]. De andere 50 % moet wordenaafigçgeven in rooster [001.

Voor de BTW-aftrek in hoofde van de koper, gelden de normale regels. De koper wordt trouwens “ontlast” van zijn hoofdelijke aansprakelijkheid voor de voldoening van de BTW op deandere helft van de maatstaf van heffing (artikel5lbis, ~ 1, 1° BTW-Wetboek) indien de verkoperdeze regeling toepast. De factuur moet dan welde volgende melding bevatten : “Verminderdemaatstaf, toepassing Beslissing nr. E.T. 119.650van 20 oktober 2011”.

InwerkingtredingDe minister van Financiën heeft onlangs bevestigd dat de regeling maar van toepassing zal zijnvanaf 1 januari 2013. Dit “om te vermijden dat deondernemingen de zware administratieve lastvan het retroactief toepassen van de” regelingmoeten dragen (Kamercommissie Financiën,Integraal Verslag 2012-2013, COM 614, 30). Letwel, de regeling geldt al wel voor onroerendegoederen; voor deze goederen geldt de schorsing van de eerdere beslissing immers niet.

Maar de regeling kan ook al voor 2012 wordentoegepast. Behalve wanneer een algemeen forfaitwordt toegepast, kan het werkelijk gebruikvan de roerende bedrijfsmiddelen dan wordengeraamd op basis van de gegevens van de periode van 1 juli 2012 tot 31 december 2012.Indien men kiest voor het forfait van 35 % voorwagens en 75~dan moet dit vanzelfsprekend voor het hele jaar2012 worden toegepast. De “regularisaties metb~~1~F1~fa~~012 dienen te gebeurenuiterlijk in de periodieke BTW-aangifte in te dienen op 20 april 2013”.

Eerste commentaarOok de nieuwe toelichting scheert gekochte engehuurde bedrijfswagens over dezelfde kam. Wat

tot gevolg heeft dat voor gehuurde wagens eennieuwe aftrekbeperking wordt toegepast. Zoalsal in een eerdere bijdrage is aangegeven, komthet ons voor dat dit in strijd is met de standstiliregeling van de BTW-Richtlijn (Fisc. nr. 1270, 8).

De grote nieuwigheid is dat de aanvullende toelichting een forfaitaire aftrekbeperking mogelijkmaakt. Hiermee wil de Administratie duidelijktegemoetkomen aan de eerdere kritiek dat voorondernemingen met een groot aantal wagens, deregeling zou leiden tot een zware bijkomendeadministratie. ‘Kleinere’ bedrijven worden evenwel uitgesloten van dit algemene forfait. Zij zullen dus wel een kilometeradministratie moetenbijhouden. De forfaitaire aftrekbeperking van75 % voor andere roerende bedrijfsmiddelen, isdan blijkbaar weer wel mogelijk voor kleineondernemingen. Wie deze forfaits niet wil of kantoepassen, zal nog steeds een gedetailleerdeadministratie moeten bijhouden. Hetzelfde geldt

-‘ voor de berekening van de ‘normale waarde’voor het geval de werknemer een bijdrage betaalt

kortRECHTSPRAAK

Selectie van overige recentelijk uitgesproken of gepubliceerdevonnissen en arresten

Inkomstenbetastingen

ART. 18 W~B 92Hoeveel bedraagt de marktrente?

Interesten van voorschotten die bepaalde personen (om. sommige bedrijfsleiders) aan hun vennootschap toestaan, worden in dividenden geherkwalificeerd, in de mate dat de toegepaste interestvoet of de voorschotten bepaalde grenzenoverschrijden. Wat de interestvoet betreft, luidt hetdat herkwalificatie plaatsvindt ‘in de mate dat’ demarktrente overschreden wordt (art. 18, al. 1, 4°WIB 1992 dat hiertoe verwijst naar de ‘marktrente’bedoeld in art. 55 WIB 1992).

In casu had een vennootschap op rentegevendevoorschotten in rekening-courant (haar toegestaan door haar bedrijfsleiders) een interestvoettoegepast van 8,20 %; zijnde, de referentierentevoet die voor het betrokken jaar bij KB was vastgesteld om het voordeel van alle aard te berekenendat voortvloeit uit het toestaan van goedkope ‘niet-

voor de bedrijfswagen. Dat het werkelijk gebruikvolgens de Administratie (behalve bij methode 3)steeds in twee stappen moet worden berekend,verhoogt bovendien de administratieve last.

Ten gronde klampt de Administratie zich nogsteeds vast aan een sterk bekritiseerbare benadering. De nieuwe regeling gaat uit van de juisteomvang van het privégebruik. Dit wordt vastgesteld “onder toezicht van de administratie”, en“gestaafd met bewijskrachtige gegevens”. Watmeteen ook tot gevolg heeft dat de omvang vanhet beroepsmatig gebruik evenzeer vaststaat.Maar voor wagens wordt de BTW-aftrek onherroepelijk beperkt tot 50 %. Zelfs wanneer hetaldus bewezen is, dat het beroepsgebruik hogeris dan 50 %. Hetzelfde geldt ingeval het privé-gebruik volledig wordt afgedekt met een vergoeding waarover BTW wordt betaald. De principesvan ‘fiscale neutraliteit en evenredigheid’ werkenin dit geval dus blijkbaar niet door.

Ivan Massin

hypothecaire leningen zonder vaste looptijd’ (endie ook gebruikt wordt om het voordeel van alleaard te berekenen dat voortvloeit uit het via rekening-courant verstrekken van voorschotten aanbedrijfsleiders); (cf. de referentierentevoet zoalsvastgesteld voor de toepassing van art. 18 KB/WIB1992). •De Administratie was het daar niet meeeens en stelde de marktrentevoet in casu vast op~ onder verwijzing naar het ‘Belgostat’-tariefvoor het betrokken jaar (het gemiddelde tarief opde markt voor kredieten van maximaal 1.000.000EUR met een looptijd van minder dan één jaar).

Maar de rechtbank van eerste aanleg te Bergenziet in casu geen enkele reden om af te wijken vande voormelde referentierentevoet zoals die wordtgebruikt in het kader van de voordelen van alleaard

• het voordeel van alle aard uit voorschotten inrekening-courant toegestaan aan bedrijfsleiderswordt geteld voor ‘de werkelijke waarde bij de ver-krijger” (cf art. 36, § 1, al. 1 WIB 1992);

• de forfaitaire waardering van dat voordeel gebeurt onder verwijzing naar de marktrentevoetde te gebruiken referentierentevoet wordt immerselk jaar opnieuw vastgesteld en uit het antwoordvan de minister van Financiën op een parlemen

9FISCOL006

132219.12. 20 12