building conservation assessment:opstandingskerk voorburg

91
1 Bas Lewerissa 1317415 Roel Rennen 1184083 begeleiders: R. van Hees S. Naldini AR0015 Building conservation assessment: OPSTANDINGSKERK VOORBURG Rembrandtlaan 92 Voorburg

Upload: bas-lewerissa

Post on 30-Mar-2016

219 views

Category:

Documents


1 download

DESCRIPTION

Koppeling van bouwhistorisch onderzoek en waardebepaling aan schadeonderzoek van het metselwerk van de Opstandingskerk te Voorburg (R.H. Fledderus, start bouw 1962)

TRANSCRIPT

Page 1: Building conservation assessment:OPSTANDINGSKERK VOORBURG

1

Bas Lewerissa 1317415Roel Rennen 1184083

begeleiders: R. van HeesS. Naldini

AR0015 Building conservation assessment:OPSTANDINGSKERK VOORBURG

Rembrandtlaan 92

Voorburg

Page 2: Building conservation assessment:OPSTANDINGSKERK VOORBURG

2

Page 3: Building conservation assessment:OPSTANDINGSKERK VOORBURG

3

Voorwoord.

In dit werkstuk presenteren wij het onderzoek, dat wij hebben verricht naar de Opstandingkerk ten behoeve van de waarstelling en schadeinventarisatie van diezelfde kerk. Aanvankelijk leek de hoeveelheid van de primaire bron-nen die beschikbaar waren in het archief van de gemeente Leidschendam-Voorburg redelijk beperkt, waardoor ook het onderzoek van beperkte om-vang werd geacht. Daar kwam bij dat ook het Nai niet over primaire bronnen beschikt in de vorm van tekeningen en/of maquettes. Op dit moment is zelfs onduidelijk waar eventueel archiefstukken zich bevinden. Echter dankzij de vondst van Ir. J. Plugge tijdens dit semester van archiefmateriaal in de kerk zelf, is er meer primair bronnenmateriaal beschikbaar gekomen.

Niettemin hadden wij ons om die reden aanvankelijk gericht op veel se-cundaire literatuur, waaraan een aantal geschriften van Fledderus zelf getoet-st konden worden. Hierbij stuitten we op een grote hoeveelheid literatuur. Enerzijds komt dit, omdat het aantal wederopbouwkerken explosief was; het aantal wat genoemd wordt varieert van 400 tot 2000 (inclusief restauraties). Anderzijds blijkt, dat los van het architectonische discours er ook een debat plaats vond rondom het sociale aspect van wederopbouw kerken ook de overheid en stedenbouwkundigen hebben hieraan bijgedragen. Daarnaast blijkt de 20ste eeuw een enorme bron voor hernieuwd denken binnen de Nederlandse Hervormde kerk wat betreft de liturgie en de inrichting van de eredienst. Al deze elementen zullen worden meegenomen om tot een even-wichtige waardestelling te kunnen komen.

Wij zijn grote dank verschuldigd aan dhr. Mors (de koster van de Opstand-ingskerk), wij mochten overal op of in (wat dat betreft is er geen verschil met een middeleeuwse kerk, ook hier zijn de doorgangen nauw en soms ontoe-gankelijk) en tevens kon hij diverse toelichtingen geven op vragen, waarop het bronnen materiaal geen antwoord kon geven. Daarnaast bedanken wij dhr. Plugge voor het archiefmateriaal en een enorme kennis van zaken en kritische blik betreffende de bouwhistorie. Als laatste zouden we Ilse de Vent willen bedanken voor haar meedenken over de analyse en beoordeling van de scheuren in de kerk en het door haar beschikbaar gestelde materiaal.

Page 4: Building conservation assessment:OPSTANDINGSKERK VOORBURG

4

Page 5: Building conservation assessment:OPSTANDINGSKERK VOORBURG

5

Inhoudsopgave.§1. Inleiding. 7§2. Projectgegevens 9§3. R.H. Fledderus. 11 §3.1 Opleiding en vorming. 11 §3.2 In dienst van de gemeente Rotterdam. 11 §3.3 Zelfstandig architect. 13§4. Geschiedenis van Voorburg en de Opstandingskerk. 17 §4.1. Stedenbouwkundige ontwikkelingen in Voorburg in de 20ste eeuw. 17 §4.2. Korte bouwhistorie van de Opstandingskerk te Voorburg. 17 §4.3. Implementatie van de wijkgedachte. 17§5. De rol van de liturgie. 21 §5.1. Naoorlogse geschiedenis van de Hervormde Kerk 21 §5.2 De plaats van de kerk in de wijkgedachte. 21 §5.3. Liturgie en vormgeving. 23 §5.4. Plattegrond en indeling. 27 §5.5. Het gebruik van kunstuitingen in de Hervormde Kerk. 27 §5.6. De rol van de liturgie in de Opstandingskerk van Fledderus. 29§6. Waardestelling. 31 §6.1. Omgeving en context. 31 §6.2. Het ensemble en gebouw. 33 §6.3. De ruimten. 35 §6.4. De elementen van constructie. 37 §6.5. Materiaal. 39 §6.6. Decoratie, kerkstukken en kunststukken. 41§7. Conclusie. 45§8. Schadeonderzoek. 49 §8.1. Schades algemeen. 49 §8.2. Scheuren. 55§9. Lijst van archivalia. 81 §9.1.Archief gemeente Leidschendam. 81 §9.2.Archief Opstandingskerk Voorburg. 81§10. Literatuurlijst. 83§11. Lijst van afbeeldingen. 85§12. Bijlagen. 87§12.1.Typologie en indeling 87§12.2. Typologie kerkruimten 89§12.3. Typologie kerkruimten 91

Page 6: Building conservation assessment:OPSTANDINGSKERK VOORBURG

6

Page 7: Building conservation assessment:OPSTANDINGSKERK VOORBURG

7

§1. Inleiding.

Als onderdeel van het onderzoek naar schade en de mogelijkheden tot herstel hiervan aan de Opstandingskerk te Voorburg, is het noodzakelijk om aan de hand van bouwhistorisch onderzoek tot een waardestelling van het gebouw te komen. Deze waardestelling is in eerste instantie bedoeld als theoretische onderbouwing voor het schadeonderzoek; de waardestelling kan mede bepalend zijn in de keuze tot en de eventuele manier van herstel. Tevens kan de waardestelling dienen als basis voor beoordeling om de kerk te laten opnemen in een voordracht tot gemeentelijk- of rijksmonument.

Voor de waardebepaling is het volgende stappenplan toegepast. Allereerst wordt kort de loopbaan van de architect en stedenbouwer R.H. Fledderus besproken en zijn positie binnen het destijds geldende architectuur dis-cours bepaald. Vrijwel parallel hieraan wordt kort de ontstaansgeschiedenis van de opstandingskerk binnen de (kerkelijke) gemeente besproken. Aan de hand van de 20ste eeuwse liturgische ideeën binnen de Nederlands Hervormde Kerk die worden gebruikt als toetssteen voor de specifiek litur-gische opvattingen van R.H. Fledderus, zal de typologie van het gebouw in beeld komen. Deze typologie zal in een breder kader van naoorlogse kerkgebouwen worden geplaatst. Als laatste zal worden ingegaan op de specifieke inrichting van het gebouw en het gebruik van de liturgische objecten en kunst en op welke wijze deze in de protestantse liturgie werden toegepast. Op deze wijze vindt er een historische, liturgische als architec-tonische inbedding van het gebouw plaats, binnen zowel het oeuvre van de architect zelf, als binnen de architectonische bouwgeschiedenis van (Nederlands Hervormde) wederopbouw kerken. Dit vormt de basis voor de waardestelling. Omdat een waardestelling echter alleen zinvol is in relatie tot vergelijkbaar materiaal zal gekeken worden naar Wederopbouwkerken in een breder perspectief.

In het tweede deel van ons onderzoek hebben wij ons gericht op bouwkun-dige schades. In eerste instantie globaal, dat wil zeggen schades op diverse bouwkundige terreinen en uiteindelijk met de focus op scheurvorming in de wanden. Dit beperkte zich uiteindelijk tot scheurvorming in het met-selwerk en scheurvorming in de stuclaag die als afwerking van metselwerk

dient. Uiteindelijk hebben we de schades meegewogen in de uiteindelijke waardestelling van de Opstandingskerk.

Page 8: Building conservation assessment:OPSTANDINGSKERK VOORBURG

8

Page 9: Building conservation assessment:OPSTANDINGSKERK VOORBURG

9

§2. Projectgegevens.

Naam : Opstandingskerk VoorburgAdres : Rembrandtlaan 92 2273 AM VoorburgKadastrale aanduiding : sectie D, nr’s 254 (ged.), 3080 (ged.) en 3081 (ged.)Opdrachtgever : Nederlands Hervormde kerk VoorburgHuidige eigenaar : PKN Architect : R.H. FledderusHoofdaannemer : C.P. VersteeghConstructeur : R.H. NipKunstenaar glas in lood : R.H. FledderusUitvoering glas in lood : Bogtman te HaarlemBruto vloeroppervlak : 1125m2Bouwsom : f 489.355,- Totale kosten : f 734.610,-Start ontwerp : onbekend (waarschijnlijk midden jaren ’50)Start bouw : 24 November 1962Oplevering/ingebruikname : 4 mei 1964

Page 10: Building conservation assessment:OPSTANDINGSKERK VOORBURG

10

Figuur 3.1.R.H.Fledderus

Page 11: Building conservation assessment:OPSTANDINGSKERK VOORBURG

11

§3. R.H. Fledderus.

§3.1 Opleiding en vorming.

Geboren in 1910, is de carrière van R.H. Fledderus vooral verbonden met de periode van de wederopbouw. Zijn werkzaamheden als architect zijn onder te verdelen in drie perioden:1) In dienst van bekende ontwerpbureau’s als: Jan Duiker en Jan Wils.2) Als architect en stedenbouwkundige in dienst van de stad Rotterdam.3) Als zelfstandig architect.

Fledderus was aanvankelijk werkzaam als timmerman en opzichtertekenaar om zijn avondopleiding te kunnen bekostigen aan eerst de MTS en later aan de HTS. Uiteindelijk zal hij de architecten titel halen via de opleiding aan de Vereniging tot hogere bouwkunst te Amsterdam (de huidige Aca-demie voor bouwkunst (Stoltenborg, 2005, p. 3) Ten tijde van deze laatste opleiding was Fledderus werkzaam bij het architectenbureau van Duiker (1924-35). Hier was hij voornamelijk betrokken bij de directe uitvoering en uitwerking van projecten, niettemin is volgens Stoltenborg in veel van het latere werk van Fledderus als architect de invloed van Duiker voelbaar (Stoltenborg, 2005, p.3). Het werk van Duiker kan gezien worden als de overgang van het vroeg modernisme naar het functionalisme (Woertman, 2008, p. 91). Duiker zal zich gedurende zijn gehele carrière af zetten tegen iedere beweging die is gebaseerd op esthetiek (De Stijl, De Amsterdamse School en De Delftse School). Door de nadruk die hij in zijn ontwerpen legde op vooral de constructie, gezonde leefomstandigheden en in min-dere mate een haalbaar en economische verantwoord gebouw, werd hij steeds meer gezien als iemand waarbij deze esthetiek geen rol zou spelen. Pas in een later stadium zou het beeld zich hierover nuanceren. ‘Beter kan men zeggen dat in het functionele bouwen voor Duiker een vorm gezocht werd, die in overeenstemming was met de natuur, middels eerbiediging van haar universele wetten’ (Woertman, p. 91). Toch kan men spreken van een nieuwe zakelijkheid die duidelijk dichter lag bij ‘bouwwetenschap’ dan ‘bouwkunst’. Fledderus werkte bij het bureau van Duiker onder andere mee aan het Cineac theater en de ontwikkeling van de plannen voor het Citytheater,

beiden in Amsterdam en aan de Galerie Modernes.Na het overlijden van Duiker in 1935 raakte Fledderus in 1936 verbonden aan het in Voorburg gevestigde bureau van architect Jan Wils. Hij wordt hier ‘chef de bureau’. Hij werkte hier vooral aan winkel en woningbouw projec-ten. Wils had echter een duidelijk andere architectuur opvatting dan Duiker; hij rekende zich het tot taak om als ‘bouwkunstenaar’ aan de architectuur een esthetische meerwaarde te geven, waarbij ook duidelijk aandacht werd besteed aan sculpturale en decoratieve vormen die eerder een esthetisch doel dan een pragmatisch doel dienden. ‘Hij beschouwde architectuur als een ruimtekunst, een doelmatige kunst, waarin hij door middel van doel-matig groeperen een monumentale expressie gaf aan de interne organisa-tie van de ruimten’ (Stoltenborg, p. 4).

Fledderus zelf streefde een tijdloze architectuur na, een architectuur zonder specifieke stijlkenmerken die meer dan 50 jaar mee zou kunnen gaan. Stoltenborg haalt hiervoor Fledderus aan in een interview dat hij gaf aan het Rotterdamsch Parool (W. De Vos, ‘R.H. Fledderus: Dit gebouw is tijdloos’, geciteerd in: Stoltenborg, p.5). Een dergelijk tijdloos karakter kende hij toe aan een aantal projecten uit zijn carrière: de Stadsschouwburg De Doelen, het kantoorgebouw in Columeta, de Irenehal in de jaarbeurs en ook de Nederlands Hervormde Kerk te Voorburg.

§3.2 In dienst van de gemeente Rotterdam.

Fledderus moest tijdens de oorlog het bureau van Wils, vanwege vermin-derde opdrachten noodgedwongen verlaten. Hij wist dankzij zijn contacten bij de gemeente Rotterdam in dienst te treden van ASRO (Adviesburo Stadsplan Rotterdam). Als rechterhand van stedenbouwkundige Witteveen was hij direct betrokken bij de wederopbouw plannen van Rotterdam. Aanvankelijk wilde men de bouwvoorraad die door het bombardement van Rotterdam verloren was gegaan in de randgemeenten van Rotterdam her-bouwen. Tevens zou de structuur van de stad drastisch worden aangepakt; functiescheiding, herstructurering van het spoorwegstelsel en hernieuwde aanpak van de waterkering. Dit stuitte echter op grote weerstand binnen de dienst Volkshuisvesting van de gemeente. Er zou een flinke strijd plaats-vinden tussen het ASRO en de dienst Volkshuisvesting van de gemeente

Page 12: Building conservation assessment:OPSTANDINGSKERK VOORBURG

12

Bron: http://www.skyscrapercity.com/showthread.php?t=436437

Figuur 3.2.Plan van Traa

Page 13: Building conservation assessment:OPSTANDINGSKERK VOORBURG

13

Rotterdam. Fledderus speelde in dit conflict een bemiddelende rol. De dienst Volkshuisvesting introduceerde bij monde van stedenbouwkundige Bos het idee van de ‘wijkgedachte’ Dit was een idealistisch idee dat aan de basis stond van ‘het nieuwe wonen’. Niet langer zouden de functies in een stad streng worden gescheiden, maar naar Angelsaksisch voorbeeld zouden wijken als zelfstandige eenheden de basis worden van de moderne stad. De buurt werd hiërarchisch opgebouwd. Of zoals Stoltenborg het formuleert; ‘De buurt voorzag in de dagelijkse behoeften, de wijk fungeerde als schakel tussen buurt en stad en zou als centraal punt dienst doen. Waar de wijk het fysieke zwaartepunt van de buurten was, werd het centrum van de stad een soortgelijke rol toebedeeld op wijkniveau (Stoltenborg, p. 5.). De kleinere en grotere elementen werden gescheiden door groengebieden en deze parken zouden ringen vormen rondom buurten en wijken.

Fledderus toonde zich een fel tegenstander van de idealistische plannen van Bos. ‘Met kracht wijs ik echter de aandrang af van hen die op de “ver-wachtingen” bouwen en op wie derhalve schema’s en simplistische inde-lingen onder bepaalde omstandigheden een onweerstaanbare bekoring uitoefenen, omdat ze de onontwarbaarheid van de dingen, opvattingen en feiten in voordurende wisseling om ons niet kunnen volgen en derhalve met vreugde een “systeem” of “verwachting” als houvast ervaren.’ (Stolten-borg, p.5-6.). Wat betreft de wederopbouw van de Rotterdam zou de wijk-gedachte niet verder komen dan de tekentafel en nooit worden geïmple-menteerd en uiteindelijk ontstond er onder leiding van Ir. Van Traa en met Fledderus als hoofdontwerper een basisplan dat in grote lijnen terug greep op het oorspronkelijke plan ‘Witteveen’. Niettemin zouden vele kleine Ne-derlandse steden in de greep van de ‘wijkgedachte’ komen.

Het basisplan van Van Traa en Fledderus ging uit van twee principes; functi-escheiding en flexibiliteit. Dit laatste werd bewerkstelligd door de ruimtel-ijke compositie te reduceren tot een vlekkenplan. Hiermee pretendeerde het basisplan de weg te hebben gebaand voor een wetenschappelijke stedenbouw (Stoltenborg, p. 6). Over het geheel genomen waren de reac-ties op het basisplan positief en het werd dan ook in 1946 door gemeenter-aad aangenomen en het verwierf een vaste plaats in de moderne Neder-landse architectuur. In paragraaf 4.3 zal worden ingegaan op de relatie van

de Opstandingskerk tot de stedenbouw en de wijkgedachte zoals die plaats vond in Voorburg.

§3.3 Zelfstandig architect.

In dienst van de gemeente Rotterdam, werd Fledderus steeds vaker be-naderd om ook op persoonlijk titel ontwerpen voor diverse bouwopgaven aan te leveren, zoals een opdracht voor Winkelhof en opdrachten voor de Holland Amerika lijn (expositie- en kantoorruimten voor overzeese ves-tigingen). Op een gegeven moment werd het particuliere werk dusdanig van omvang, dat Fledderus dit niet langer kon combineren met zijn werk-zaamheden voor de gemeente Rotterdam. Hij is toen in 1955 als zelfstandig architect verder gegaan. Dankzij eerder opgedane contacten heeft hij een aantal grote opdrachten weten te verwerven zoals De doelen in Rotterdam, een project dat qua ontwerp meer dan een decennium zou beslaan en dat in nauwe samenwerking met de gebroeders Kraaijenvanger en onderzoek-sinstituut TNO zou worden gerealiseerd. Eerder opgedane ervaring in het bureau van Duiker voor het ontwerp van de Cineac bioscoop in Amsterdam op het gebied van akoestiek kan een reden voor de keuze van Fledderus zijn geweest (Stoltenborg, p.7). Kennis op het gebied van de akoestiek voor zalen heeft hij ook toegepast in de ontwerpen voor het Circustheater in Scheveningen en zijn kerken. Zo zou hij bijvoorbeeld in de Opstandingskerk in Voorburg de onregelmatige vorm van het houten plafond en bakstenen zijmuren gebruiken om een balans te vinden tussen de verschillende akoes-tieke eisen van (koor)zang en preek.

Andere grote opdrachten betroffen de Jaarbeurs in Utrecht, waar zowel nieuwbouw als uitbreiding op het programma stond, als het Bethesda ziekenhuis (1960) en het ziekenhuis Maasboulevard (1962). Volgens Stolten-borg is over deze ziekenhuizen nagenoeg niets gepubliceerd, wel over de aanverwante verpleeghuizen waarover Fledderus gezegd zou hebben: ‘een gebouw dat een gemeenschap huisvesting biedt, er wordt om een huisel-ijke sfeer gevraagd’ (Stoltenborg, p.9). De term gemeenschap zal ook vaak ter sprake komen in het gedachtegoed van de Nederlands Hervormde Kerk in relatie tot de wijkgedachte. Niet voor niets, is in de Opstandingskerk de programmering van een kerkgebouw gekoppeld aan die van een verzorg-

Page 14: Building conservation assessment:OPSTANDINGSKERK VOORBURG

14

Page 15: Building conservation assessment:OPSTANDINGSKERK VOORBURG

15

ingstehuis. Daarnaast was Fledderus op diverse terreinen actief als ontwerper; van sociale woningbouw en stedenbouwer, tot ontwerper van kunststukken. Tevens zijn vier kerken van zijn hand zijn bekend. Alle vier de kerken (Wad-dinxveen, Hoogvliet, Spijkernisse en Voorburg) zijn nog in gebruik met nagenoeg de oorspronkelijke functie. Zeer opmerkelijk aan de Antwoord-kerk in Hoogvliet is dat deze in 6 dagen zou zijn gerealiseerd. Dankzij het gebruik van speciaal gekozen materialen (staal, glas op een betonnen on-dergrond), constructie wijze (stalen spanten basis van een moduulmaat) en eenvoudige afwerking. Het plafond bijvoorbeeld wordt gevormd door een doek dat eenvoudigweg onder de stalen spanten is gehangen. Niettemin was er toch nog de mogelijkheid om in het glas decoratie in de vorm van glas-in-lood te verwerken.

Met het overlijden van Fledderus in 1970, kwam het bureau in handen van B.C. van Gent met wie Fledderus al eerder een nauwe samenwerking was gestart. Een aantal grote opdrachten ging over naar het bureau van de ge-broeders Kraaijenvanger.

Page 16: Building conservation assessment:OPSTANDINGSKERK VOORBURG

16

Bron: Wat was waar,

Topogra�sche kaart, 1:25000, 1964

Bron: Wat was waar,

Topogra�sche kaart, 1:25000, 1952

Topografische kaart 1:25000, 1952

Figuur 4.1. & figuur 4.2.Voorburg

Topografische kaart 1:25000, 1964

Page 17: Building conservation assessment:OPSTANDINGSKERK VOORBURG

17

§4. Geschiedenis van Voorburg en de Opstandingskerk.

§4.1 Stedenbouwkundige ontwikkelingen in Voorburg in de 20ste eeuw.

Al in de jaren ‘20 en ‘30 is de demografische druk vanuit Den Haag op Voorburg, een gemeente die tot dan toe voornamelijk bestaat uit buiten-plaatsen, zo groot dat er tussen de Vliet en Broeksloot rondom de oude dorpskern uitbreidingen plaats vonden. Het inwonertal van Voorburg steeg van rond 6000 in 1920, via 10000 in 1930 en 25000 in 1940 naar 43000 in 1964 (Benschop, p.1). In de jaren ‘50 wordt er daarom een nieuw centrum gecreëerd rondom het Julianaplein. Aan de rand van de nieuwbouwwijk die hier ontstaat, zal ook de Opstandingskerk gepland worden.

In het kader van de wijkgedachte (zie §3.2) ontstaat de wens binnen de Nederlands Hervormde Kerk om een eigen kerkgebouw in de nieuwbouw-wijken te hebben. Deze wens werd door de burgerlijke gemeente van Voor-burg onderschreven (Benschop, p.1).

§4.2 Korte bouwhistorie van de Opstandingskerk te Voorburg.

Een kavel ter grootte van 1800m2 aan de Rembrandtlaan werd door de gemeente ten behoeve van een multifunctionele bestemming aangeboden voor ƒ100.000,- (Inventarisstuk 610). In het bestemmingsplan was sprake van een rusthuis, een school en een kerkgebouw. De kavel werd aan drie zijden royaal omgeven door groen dat in eigendom was van de gemeente. Financiële perikelen hebben vaak de boventoon gevoerd in de realisatie van de kerk. Tussen 1930 en 1960 was door de kerkelijke gemeente al ongeveer ƒ100.000,- gereserveerd voor nieuwbouw. De eerste bouwplannen in de vorm van een ‘gemeentezaal’ dateren van 1958 (Inventarisstuk 610). In 1961 stelde men echter vast dat er nog sprake was van een tekort van ƒ350.000,- aan leningen. Hiervoor moest men nog ƒ60.000 inzamelen. Daarom werd in 1961 en volgende jaren met succes een beroep op extra solidariteit en offer-

vaardigheid gedaan (Benschop, p.1.). De oorspronkelijke begroting betrof ƒ600.000,- De totale kosten worden vastgesteld op ƒ693,025,-. De begroting wordt steeds overlegd aan de Kerkbouwcommissie Oost (Inventarisstuk 610), onderdeel van de door het ministerie van Binnenlandse zaken in 1955 ingestelde Commissie-Kerkenbouw (ook wel commissie Sassen genaamd), die de subsidietoewijzing regelde. Deze subsidie was meestal 1/3 van de stichtingskosten, inclusief grondkosten en inventaris (Hoogewoud, 2002, p. 235). De feestelijke ingebruikname na een proefdienst op zaterdag 4 april was op vrijdag 1 mei 1964.

Het rusthuis en de kleuterschool maakten oorspronkelijk ook deel uit van een groter bouwplan (Van Heuvel, 1999, p. 126). Aanvankelijk zouden hi-ervoor grote nevenruimten ter hoogte van drie verdiepingen voor worden gerealiseerd. Dit bevatte een extra ‘apostolaatsprogramma’, waaronder voorzieningen op wijkniveau zoals een bejaardensociëteit, een consulta-tie ruimte voor een jurist, arts en een ‘verpozingshof’. (Van Heuvel, p. 126). Uiteindelijk zal dit de basis vormen voor het binnenhof zoals dat ook heden ten dage nog aanwezig is.

§4.3 Implementatie van de wijkgedachte.

Fledderus heeft expliciet geschreven over de rol van wijk in het ontwerp voor de kerk in Voorburg. In het artikel ‘Over Kerken’, in Bouwkundig week-blad, 76 (1958, p.185 – 188), manifesteert de ontwikkeling na de tweede wereld oorlog zich wat betreft de Ned. Herv. Kerken zich volgens Fledderus in ‘nieuwe organisatievormen, vermeerdering der taken, kanselboodschap-pen, synodale brieven aan de Overheid en Gemeenschap en het stelling nemen in maatschappelijke of staatkundige problemen. Een nieuwe kerko-rde heeft geleid tot het organiseren van de gemeenten in kleine nieuwe eenheden, wijkgemeenten genaamd, welke tot taak hebben het stichten van gemeenschappen verwant, een betere voedingsbodem en schoot voor het individu zullen zijn dan de grote organisaties van destijds’ (Fledderus, p.185).

Er is dus sprake van kleinschaligheid op wijkniveau i.p.v. de grote onover-zichtelijke gemeenschappen van vroeger; een vergelijking kan worden

Page 18: Building conservation assessment:OPSTANDINGSKERK VOORBURG

18

Page 19: Building conservation assessment:OPSTANDINGSKERK VOORBURG

19

gemaakt met de dorpsgemeenschappen van vroeger. Fledderus kop-pelt hierbij de ‘de prediking van het Woord’ nadrukkelijk aan een ‘sociale predi-king’, vormgegeven in o.a. de jeugdzorg, de bejaardenzorg en de gezinszorg. ‘Het gaat hierbij om juridische, economische, maatschappelijke aspecten van zorg gekoppeld aan functies als die van arts, jurist, maat-schappelijk werker, gezinshulp, babysitter, sport- en jeugdleider.’ (Fledderus, p.185). Volgens Fledderus dient de heroriëntering op het takenpakket van de Hervormde kerk te worden vertaald in een hernieuwd ruimteprogram-ma.

Deze gedachten en theoretisering van Fledderus zijn om meerdere redenen opmerkelijk. Het staat haaks op zijn eerdere houding t.o.v. de wijkgedachte, zoals hij die hanteerde als ambtenaar in dienst van ASRO. Het door de com-missie Bos opgestelde plan van de wijkgedachte uit 1943 werd destijds door Fledderus fel bekritiseerd en van tafel geveegd en vervolgens in het mede door hem vorm gegeven nieuwe plan onder Van Traa genegeerd. Mogelijk dat Fledderus in 1958 wanneer hij het artikel ‘Over kerken’ schrijft op het hoogtepunt van de wijkgedachte, zich meer laat leiden als lid van de Hervormde kerk dan als kritisch stedenbouwer. Daarnaast lijkt de kritiek op wijkgedachte zoals die Rotterdam plaats vond meer betrekking te hebben op grote stedelijk functies zoals theater, grote openbare gebouwen die niet langer alleen in het centrum van de stad moesten worden geplaatst maar ook in ‘de wijken’ en hiermee de wijken een meer zelfstandig karakter geven.

De eerste gedrukte kritische geluiden binnen de kerk zelf omtrent de wijkgedachte vinden pas plaats in 1965. In de studie ‘Kerk in stedelijk per-spectief, mogelijkheden van gemeente vormen in de stadssamenleving’ op initiatief van de Commissie voor de Deltazaken vanwege de Nederlandse Hervormde Kerk, wordt volgens Doevendans en Stolzenburg overduidelijk, dat de hele wijkgedachte geen invloed heeft op het functioneren van de wijkgemeente. Anderzijds heeft ook de wijkgemeente voor actieve leden van de kerk en deelnemers aan de kerk, weinig relevantie voor hun sociale activiteiten en contacten. Er is juist de aanbeveling om bij de opbouw van het kerkelijk leven geen waarde meer toe te kennen aan een geografische of territoriale gebondenheid (Doevendans, 2004, p.270-271). Hiermee gaat

de Nederlands Hervormde Kerk terug naar de oorspronkelijke organisa-tievorm die nooit gebaseerd was op een territoriale indeling.

De Opstandingskerk wordt dus pas in gebruik genomen als de wijkge-dachte op zijn retour is. In ieder geval rept Fledderus er in de Toelichting uit 1964 bij de ingebruikname niet meer over.

Page 20: Building conservation assessment:OPSTANDINGSKERK VOORBURG

20

Page 21: Building conservation assessment:OPSTANDINGSKERK VOORBURG

21

§5. De rol van de liturgie.

§5.1. Naoorlogse geschiedenis van de Hervormde Kerk.

In deze paragraaf bekijken we de geschiedenis van de wederopbouwkerken na de tweede wereldoorlog, met bijzondere aandacht voor de Hervormde kerken. Gedurende de oorlog werden door bombardementen en ander geweld ongeveer 200 kerken volledig verwoest en 700 zwaar beschadigd. De toen-malige Nederlandse opperbevelhebber H.G. Winkelman nam al op 18 mei 1940 het besluit tot ‘wederopbouw I’, maar dit besluit werd door de Duitsers geboycot door een bouwstop op 1 juni 1942.

Pas in 1945 werd op 23 juli het Ministerie van Wederopbouw en Openbare werken opgericht onder leiding van J.A. Ringers. De heer W.K. van Oppen was binnen dit ministerie verantwoordelijk voor de kerkbouw. Verschillende symposia werden georganiseerd betreffende de vormgeving en plek in de samenleving van de nieuwe en te restaureren kerken. Opmerkelijk is dat er in de periode na de oorlog relatief veel Gereformeerde kerken (975) werden gebouwd ten opzichte van de Hervormde kerken (269), terwijl deze een kleinere aanhang hadden. Dit heeft ermee te maken dat de gereformeerde stroming de jongste is onder de grote Nederlandse kerkstromingen, waar-door er weinig kerken in aanmerking kwamen voor restauratie.

De Hervormde kerk neemt het voortouw in de vernieuwingsdrift van de kerken en stelt de eigen liturgie en bouwkunst ter discussie al ruim voor de oorlog vanaf de jaren dertig. Deze discussie begint vanuit een meer filos-ofische achtergrond, maar werd meer concreet in 1938, toen de oprichting plaats vond van het Instituut voor Religieuze en Kerkelijke Kunst. Dit ter ‘bevordering van de religieuze en kerkelijke kunst in het Protestantisme’. (Miedema, 1948, p45, geciteerd in Van Meesteren, 1999, p.13). In navolging van verschillende symposia wordt in 1941 als onderdeel van het instituut de studiekring ‘Eredienst en kerkbouw’ opgericht om de richting in de liturgie en architectuur uit te stippelen. In 1945 wordt uiteindelijk het tijdschrift opgericht ‘Kerk en Eredienst, Nederlands Hervormd Tijdschrift voor Liturgie.’ Na de oorlog werd de Bouw- en restauratiecommissie opgericht. Zij kregen

de taak de 400 Hervormde kerken die tijdens oorlog waren beschadigd of volledig verwoest te restaureren of opnieuw op te bouwen. Deze com-missie was een adviserend orgaan, en droeg architecten kunstenaars en aanne-mers voor. Voorheen werden veelal locale architecten en aannemers ingezet. Nu werd breder gekeken, maar bleef de keuze wel binnen de eigen aanhang van de Hervormde kerk.Op 9 juni 1947 wordt door de Generale Synode de ‘Aanwijzingen inzake de kerkbouw’ opgesteld. In samenwerking met de Bouw en restauratiecom-missie worden de standpunten vastgelegd in het ‘Rapport Beginselen van Kerkbouw’ in 1954. Deze beginselen vormen de basis van vele naoorlogse kerken, maar geven slechts een leidraad, waarbij de architect en kunste-naars vrij worden gelaten in het ontwerp.

§5.2. De plaats van de kerk in de wijkgedachte.

In de oorlog ontstond het idee dat “de harmonische relatie tussen indi-vidu en gemeenschap lang geleden, met het ontstaan van de industriële samenleving, was verstoord en dat die harmonie hersteld diende te worden”(Lange, 1995, p.64, geciteerd in Van Meeteren, 1999, p.6). Naar aanleiding van dit streven ging men kijken naar voorbeelden waarbij de sociale cohesie zou kunnen worden hersteld. De wijkgedachte naar Ameri-kaans voorbeeld gaf het beste antwoord op deze behoeftes. Het gaf een sociale structuur aan de massale stadsuitbreidingen, die onleefbaar werden ervaren voor individuen op zoek naar gemeenschap. (Verwoordt in:’De stad der toekomst, de toekomst der stad’ van studiegroep Bos in 1946.) Op deze manier kon het kerkgebouw buiten de eigen beperking treden en een cen-trum worden voor de gehele gemeenschap; het wijkgebouw als ‘civic cen-tre’. Een ontwikkeling die gezien kan worden als een vorm van een moderne kerstening of juist omgekeerd: als socialisering van het afgezonderd sacrale (Hoogewoud, p.232).

Deze wijkgedachte hield het volgende in: De grootschalige woningbouw-projecten werden opgedeeld in zelfstandige wijken met 20.000 inwoners, die vervolgens weer bestonden uit buurten met 2000 à 4000 inwoners met een eigen karakter.De plaatsing van de kerk in deze gemeenschappen heeft echter nog

Page 22: Building conservation assessment:OPSTANDINGSKERK VOORBURG

22

Figuur 5.1. Beginselen van Kerkbouw

Page 23: Building conservation assessment:OPSTANDINGSKERK VOORBURG

23

behoor-lijk wat voeten in de aarde gehad. Doordat de Nederlandse sa-menleving door toedoen van de verzuiling sterk was verdeeld zou het niet volstaan slechts één kerk per wijk te bouwen. Om aan de behoeftes te kunnen voldoen bleek dat er per wijk minimaal één Katholieke kerk met 1000 tot 1500 plaatsen noodzakelijk was, één Gereformeerde kerk met 600 à 800 plaatsen en twee Hervormde kerken met idem 600 à 800 plaatsen. Daarnaast zouden kleinere stromingen natuurlijk ook hun plaats krijgen. De plaatsing van deze kerken werd voorgesteld in het centrale winkelcentrum van de wijk, naar oud Katholiek principe, maar door het grote aantal kerken dat hier zou ontstaan werd hiervan afgezien. De kerken werden veelal net uit het middelpunt van de wijk geplaatst. In eerste instantie kregen de Katholieke kerken een meer centrale ligging toebedeeld, aangezien het parochie principe eiste dat de kerk centraal moest liggen om sociale rol te kunnen vervullen. Kuiper schreef daarover in 1948: “Het verschil in karakter tussen rooms-katholieke en protestantse ker-kelijke praktijk zal in de situatie vaak tot uitdrukking komen. De katholieke kerk is nauwer verbonden met het alledagsleven; het protestantse kerkbe-zoek beperkt zich in hoofdzaak tot de zondag, waardoor het kerkgebouw in de week een enigszins afwezig karakter heeft. Daarom kan het protestantse kerkgebouw in zijn ligging beter een zekere teruggetrokkenheid verdragen” (Kuiper, 1948, p. 56, geciteerd in Van Meeteren, p.8). Later werd dit parochie principe gelijkgesteld aan de wijkgedachte van de Protestantse kerken, die ook meer functies gingen herbergen om de sociale samenhang van de wijk te bevorderen. Fledderus had op het gebied van de kerkelijke vertaling van de wijkgedachte een andere mening. Hij vond de nieuwe (Hervormde) kerkorde wat betreft de wijkgemeente niet zo bijzonder in ruimtelijk en sociologisch opzicht. Volgens hem was deze analoog met het eeuwenoude fenomeen van de dorpsgemeente. (Van der Harst, De Waard, 2007, p.30).Volgens vooraanstaande stedenbouwkundigen zou de Hervormde kerk het beste tot zijn recht komen op een hoek of afgescheiden perceel, als accent in de bebouwing. De Kerkenraad oordeelt anders: “Veel liever zou een kerk gebouwd moeten worden in directe communicatie met de straat. Liever een plein eromheen dan een park.” (Blankesteijn, 1964, p. 14, geciteerd in Van Meeteren, p.8).

Er ontstaat tussen de verschillende zuilen onderling een twist om wie de hoogste toren zou mogen bouwen, maar deze discussie werd onherroepeli-jk de kop ingedrukt door de komst van grote kantoorgebouwen en flats, die uittorenden boven de kerken. Als antwoord werd er in de jaren 50 vooral geëxperimenteerd met nieuwe artistieke oplossingen voor de toren, die als “stedebouwkundig en geestelijk baken” (Van Meeteren, p.9) nog steeds onmisbaar was. Nadat eind jaren 50 de bezoekersaantallen en de invloeden van de kerk landelijk afnemen, verdwijnt ook de behoefte van de kerk om de omgeving te domineren. De nadruk zou weer op de gemeenschap moeten komen te liggen, het nieuwe kerkgebouw moest kleiner worden en ‘een hut om in te schuilen’ (Blankesteijn, 1964, geciteerd in v. Meeteren, p.10). Door een overmaat aan experimenten wordt ook gevreesd dat de cohesie binnen de kerken zou verminderen, en gaat men over op soberdere torens.

§5.3. Liturgie en vormgeving.

In ‘Aanwijzingen inzake kerkbouw’ staat dat “het kenmerk van het beste Nederlands Hervormde Kerkgebouw en zijn inrichting soberheid, rust, licht zonder nuchterheid, kunstrijke eenvoud en adel zij, in staat om geslachten lang de gemeenten te verzamelen in het Huis des Heren ‘om te horen de stem des lofs en om te vertellen al de wonderen des Heren’ (Aanwijzingen inzake kerkbouw, punt VI,1954, geciteerd in Van Meeteren, p.16). Belangrijk om te weten is dat in de opvatting van de Protestanten een ruimte pas een sacraal karakter krijgt op het moment dat de gemeente er in geloof verga-dert (Van Meeteren, p.16). Oftewel: de ruimte zelf is niet heilig. Mocht het zo zijn dat een ruimte wordt ingericht voor de verering van de Heer, dan schrijft ‘Beginselen van kerkbouw’: “Als ruimte aan dit hoge doel gewijd, zal zij onttrokken blijven aan elk ander gebruik, dan voor de eredienst en in dit opzicht is zij een offer.” (Beginselen van kerkbouw, 1954, p.26).

“In de bestemming van het kerkgebouw ligt opgesloten dat het een uit-zonderlijk gebouw is, anders dan elk ander gebouw en van hoge spirituele betekenis; waar het in de architectonische verschijning van het kerkge-bouw gaat om de expressie van geestelijke waarden stelt de vormgeving de hoogste eisen.”(Beginselen van kerkbouw, p.26). De vormgeving van het

Page 24: Building conservation assessment:OPSTANDINGSKERK VOORBURG

24

Thomaskerk Sijmons (Bron: Thomas Piek) Opstandingskerk Fledderus

Figuur 5.2. & Figuur 5.3.Thomaskerk Sijmons Interieur en exterieur

Figuur 5.4. & Figuur 5.5.Opstandingskerk FledderusInterieur en exterieur

Page 25: Building conservation assessment:OPSTANDINGSKERK VOORBURG

25

interieur krijgt een hogere prioriteit dan het exterieur, maar “geen van beide zijn overwinnaars en geen van beide de gevangene van den ander” (Begin-selen van kerkbouw, p.26).

In de ‘Beginselen’ wordt ook beschreven op basis van welke richtlijnen het liturgisch centrum zou kunnen worden ingericht. De plaats waar de sacra-menten zich bevinden zou niet moeten worden afgesloten van de gemeen-schap door bijvoorbeeld een koor. Het hele spirituele proces zou moeten plaatsvinden in één ruimte waarvan het ontwerp vrij staat tot op zekere hoogte: “Het kerkgebouw en zijn inrichting behoren in volkomen harmo-nie met elkander te wezen in grote en ongebroken ruimte.” (Aanwijzingen inzake kerkbouw, 1947). In deze ruimte moeten minimaal de sacramenten (doopvont, kansel, avondmaalstafel) worden opgenomen, allen in even-wicht met elkaar aangezien ze als even belangrijk worden beschouwd.

Om de welwillendheid van de gemeenschap te laten blijken wordt de kerkruimte verhoogd uitgevoerd. “De overmaat of ‘overtollige ruimte’ is dan te zien als het ‘offer’ dat de gemeente brengt, die niet met een optimale utiliteit wil volstaan bij het bouwen van het huis des Heren.” (Beginselen van Kerkbouw, 1954, p.59) Dit werd ook uit nuttig oogpunt gedaan, in geval van grotere bezoekersaantallen tijdens vieringen. Galerijen op hoogte die met banken geschikt gemaakt zijn voor kerkgangers worden beschouwd als “het onteigenen van het eerder gegevene!” (Beginselen van Kerkbouw, p.60).

De Wanden en het plafond scheppen een ‘eigen wereld’ die is afgesloten van de buitenwereld en geen last heeft van de onrustige omgeving. Het plafond mag sober zijn als de ruimte royaal is. Er is een voorkeur voor bruikbaar daglicht ten behoeve van het lezen van de Bijbel en de psalmen. In de zijwanden is daarvoor vaak openingen gemaakt die het licht laten bin-nentreden. Wanneer ramen hoog genoeg zitten geeft dit geen problemen, maar men moet streven naar een afzondering van onrustige invloeden (Be-ginselen van Kerkbouw, .p102) “In deze zin zal ook de moderne protestantse kerk, zo open als zij wil zijn voor de wereld en ondanks haar behoefte aan rechtstreeks ‘bruikbaar’ daglicht, de beslotenheid van het kerkruim en de afzondering van de buitenwereld moeten handhaven, niet als een afzonder-ing van het wereldse gebeuren als geheel maar wel als een afzondering van

al het toevallige, aan tijd en plaats gebonden gebeuren.” Lager geplaatste ramen zijn dus alleen mogelijk bij situering van de kerk in de natuur.

De akoestiek moet geschikt zijn voor zowel gesproken woord als gezang. De plaatsing van een klankkaatser of anders overdekte kansel kan hierbij van belang zijn. Het orgel dient als begeleiding van de zang, en krijgt een minder prominente rol in de kerk. Vaak wordt deze achter de gemeenschap geplaatst, iets verhoogd op een orgelgalerij.

Het exterieur is zoals gezegd ondergeschikt, en er worden weinig aanwi-jzingen betreffende de architectuur voor gegeven. Het zou een in zichzelf gekeerde ‘kloeke verschijning’ moeten vormen (Van Meeteren, p.19). De toevoeging van een toren wordt vereist, en moet bij voorkeur hoog zijn, uit-gevoerd met klok, kruisteken en haantje. De klokkenstoel is ook veelvuldig toegepast. In het teken van de multifunctionele sociale wijkfunctie werd er geëx-perimenteerd met ‘double-usage’ kerken (W.G. Overbosch, Situatieschets van de protestantse kerkbouw in Nederland, Bouw 17, 1962 nr. 52 p.1874, geciteerd in Van Meeteren, p.20), waarbij de kerkzaal tijdelijk voor andere doeleinden kon worden gebruikt. Dit principe werd echter afgekeurd door de Bouw- en Restauratie Commissie. De toegevoegde Gemeentezaal moest met minimale afmetingen gebouwd worden, en indien mogelijk voor meer-dere activiteiten kunnen worden gebruikt. Nevenruimtes mogen wel onder de kerkzaal worden gebouwd, maar absoluut niet er boven. Door de toe-voeging van de nevenruimtes wordt ook de toegang belangrijker aange-zien er meer mensen vaker gebruik van maken. Dit is tevens de uitgestrekte arm van de kerk naar de samenleving.

In de ontstaansperiode van de Protestantse kerk werden Katholieke kerken overgenomen en van naam veranderd. In plaats van de vernoemingen naar heiligen werd vaak gekozen voor windstreken of plaatselijke connecties. Om meer eenheid te creëren wilde de Hervormde kerk dat de namen waren gerelateerd aan passages uit de Bijbel. Zo is de naam Opstandingkerk een specifieke verwijzing: de kerk verkondigt de Opstanding des Heren (Begin-selen van kerkbouw, p.122).

Page 26: Building conservation assessment:OPSTANDINGSKERK VOORBURG

26

Figuur 5.6. Scheidingslijn oud en nieuw voorburg

links nieuw, rechts oudlinks nieuw, rechts oud

Page 27: Building conservation assessment:OPSTANDINGSKERK VOORBURG

27

§5.4. Plattegrond en indeling.

Vanuit de ‘Beginselen van kerkbouw’ worden een aantal indelingstypes voorgeschreven waaronder twee basisvormen, te weten de basislicale (nr.1) en de centrale (nr.2) opstelling (zie bijlage). De tussengelegen types zijn in meer of mindere mate gerelateerd aan één van beide basisvormen. De protestantse kerk geeft aan een lichte voorkeur te hebben voor de centrale opstelling, zodat de indeling duidelijk op elkaar gericht is. De banken op-stelling mocht niet leiden tot een aparte ruimte voor zowel de geestelijken als voor de kerkgangers. In het geval van een gestrekte ruimte (Basilicale opstelling), is de as naar het liturgisch hoogtepunt het belangrijkste. Deze wordt benadrukt door elementen als colonnades, apsissen, zijbeueken en de ligging van de entree.

Voor de centraalbouw geldt dat de spanningslijnen zijn gericht op het middelpunt, waardoor de banken als een waaier rond het middelpunt zijn georiënteerd.

In het geval van een dwarsruimte is de architectonische spanningsas in de lengte en de liturgische spanningsas in de breedte. Opstelling kan zowel basilicaal als centraal zijn. Deze toepassing zien we voornamelijk bij kleine kerken om intimiteit te verkrijgen.

De kruisvorm en de vrije plattegrond worden door de protestantse kerk in Nederland nauwelijks gebruikt.

De plattegronden van naoorlogse kerken zijn op verschillende manieren onderzocht in de inventarisatie van Van der Harst en De Waard. Deze in-delingen zijn terug te vinden in de bijlagen. Hierin wordt de plattegrond gecategoriseerd op compositie van ruimtes, en de daarbij mogelijke ban-kenopstellingen.

Van hogerhand werd de situering van de plattegrond niet strikt opgelegd, zodat de architect invloed had op de uitvoering ervan. De grootste experi-menten werden uitgevoerd rond de avondmaalstafel. Deze werd eerst in

het midden geplaatst tot eind jaren 50, vervolgens in een aparte ruimte in open verbinding met kerkruimte. Vervolgens wordt de avondmaalstafel onder druk van de bouw- en restauratie commissie van de Nederlands Hervormde Kerk weer teruggeplaatst naar de kerkruimte (Van Heuvel, p. 128) en krijgt de aangebouwde ruimte halverwege de jaren 60 de functie als dagkapel.

§5.5. Het gebruik van kunstuitingen in de Hervormde Kerk.

Vanuit de Nederlandse overheid werd in 1952 de percentageregeling in-gevoerd, die voor elk gebouw dat subsidie kreeg één à anderhalf procent van de bouwsom voorschreef om te besteden aan kunst. Kunst is van oudsher geen traditie in de Protestantse kerk, aangezien men zo sober mogelijk wil belijden. In ‘Beginselen van Kerkbouw’ wordt voor het eerst een pleidooi gehouden voor kunst in de kerk: “Naar onze overtuiging laadt de kerk een zware schuld op zich, zolang zij door God geroepen kun-stenaars uit haar muren verbant en hun de gelegenheid onthoudt om op hun wijze te midden der gemeente mede te werken aan het verheerlijken van Gods eer en het danken voor Zijn genade. Wanneer kunstenaars overal hun werk mogen laten zien behalve juist in de kerk, dan spreekt het vanzelf, dat hun werk gedwongen vervreemd raakt van het leven van God.” (Begin-selen van kerkbouw, p.117-118).

Als voorwaarde werd gesteld dat kunst ontworpen moet zijn speciaal voor de kerk. Het zou een didactische functie moeten hebben, en een gewijde sfeer uitstralen. De beeltenissen zouden bij voorkeur kunnen worden gere-lateerd aan Bijbelse figuren of voorstellingen. Een veel toegepaste vorm van kunst was glas-in-lood, maar later werd dit ook vaak uitgevoerd als glas- in-beton. (eind jaren 50). Begin jaren 60 werd ook glas appliqué –het overplakken van helder glas met gekleurd glas- toegepast. Vloer- en wandkunst typeerden zich als keramische en bak-stenen mozaïeken of werd uitgevoerd als sgrafitto (ingekerfd in pleister of steen). De plaats achter liturgisch centrum meer krijgt vaak meer aandacht .Vanaf de jaren 60 is het ook gebruikelijk wandkleden op te hangen om een warmer en vriendelijker karakter uit te stralen. Schilderijen en losse sculp-turen worden nauwelijks toegepast.

Page 28: Building conservation assessment:OPSTANDINGSKERK VOORBURG

28

Figuur 5.7.Plaatsing sacramenten

Page 29: Building conservation assessment:OPSTANDINGSKERK VOORBURG

29

§5.6. De rol van de liturgie in de Opstandingskerk van Fledderus.

In zijn ontwerp past Fledderus een sobere robuuste vormentaal toe in constructie-elementen en kunstvoorwerpen die aan sluit bij de verwacht-ingen in de vanuit de Hervormde kerk beschreven in ‘ Aanwijzingen inzake kerkbouw’ . Volgens dit geschrift zou de kerk soberheid, rust, licht zonder nuchterheid en kunstrijke eenvoud moeten uitstralen. (Aanwijzingen inzake kerkbouw, punt IV, geciteerd in v. Meeteren, p16) Hij spreekt hierover zelf tijdens de openingsdienst : ” de kerkzaal is een zeer sobere vierkante ruimte met een gemetselde bank rondom. Er is geen verhoogd gedeelte, immers de gehele kerkzaal is liturgisch centrum. Vóór in de kerk staat de “apparatu-ur van de prediking” de lofzang en de sacramenten. In verband met de hoge bouwkosten zijn de vormen en materialen simpel gehouden. Gepoogd is om door een bewust naïeve behandeling van van de materialen en struc-turen daarmede een gebouw te scheppen, dat in de wereld, maar niet van de wereld is.” (Fledderus, R.H 1964, geciteerd in Benschop, 2010) Geheel passend binnen zijn stijl worden het doopvont en de avond-maalstafel ieder uitgevoerd als een massief geheel, beide op een unieke manier afgewerkt. Naast het ontwerp ervan dacht Fledderus ook na over de plaatsing van de sacramenten. Zo was zijn oorspronkelijke plan om de avondmaalstafel een eigen plaats te geven in de aangrenzende ruimte van de Johanneskapel. In zijn plannen zien we dit idee terug, waarbij de wand tussen kerkzaal en Johanneskapel is weggelaten en vrije doorgang biedt om een volledige rondgang te maken langs de binnenhof. Het initiatief van Fledderus om onderscheid te maken in plaatsing van de sacramenten werd vanuit de opdrachtgever niet op prijs gesteld, waardoor er toch werd beslo-ten de sacramenten bij elkaar te plaatsen vooraan in de kerkzaal. Voor Fledderus stond de prediking in hoog aanzien, wat ook mede bepal-end is voor de keuze van de typologie. Zijn ontwerp was typologisch geba-seerd op de oud Syrische preekkerk bij Doura Europos, in de bovenloop van de Eufraat. Hij benadrukt de waarde van de prediking door de kansel een prominente plaats te geven binnen het ensemble van de sacramenten. Om te voldoen aan het verlangen natuurlijk licht in de kerkzaal te brengen maakt Fledderus gebruik van verschillende methoden. Hij creeert lichtinval via ramen hoog in de kerk, maar ook lage openingen voor een meer be-

trokken sfeer met de overige activiteiten in het gebouw.Geheel volgens de voorschriften in ‘aanwijzingen inzake kerkbouw’ waar wordt gesproken over harmonie tussen gebouw en inrichting in een ononderbroken ruimte. (geciteerd in v. Meeteren, p. 16) creeert Fledderus een kerkzaal zonder afscheidingen tussen sacramenten en kerkgangers. Hiermee wordt bereikt dat er een grote laagdrempeligheid wordt geschap-en die uitnodigd tot betrokkenheid. Waar wordt voorgeschreven in de ‘beginselen’ de kerkzaal naar boven toe zo open mogelijk te houden om de ruimte die door de gemeenschap aan de Heer wordt geschonken zo genereus mogelijk te laten ogen, plaatst Fled-derus een balkon. Deze ingreep is welliswaar aan de uiterste achterkant van de kerkzaal geplaatst, maar druist wel in tegen de gebruikelijke oplossin-gen.

Page 30: Building conservation assessment:OPSTANDINGSKERK VOORBURG

30

Page 31: Building conservation assessment:OPSTANDINGSKERK VOORBURG

31

§6. Waardestelling.

In de waardering van de Opstandingskerk als uiting van kerk architectuur, zien we dat er op allerlei niveau’s sprake is van dezelfde soort motieven bin-nen het oeuvre van Fledderus. Dit is zichtbaar vanaf het niveau van ensem-ble en gebouw tot materiaal en kunst.

§6.1. Omgeving en context.

De Opstandingskerk is gelegen aan de Rembrandtlaan in Voorburg, een deel van de oorspronkelijke Brinkhorst polder dat als laatste werd bebouwd en een onderdeel vormde van de uitbreidingswijk rondom het Julianaplein, waarmee eind jaren 40 al een aanvang was begonnen. Hiermee werd het ‘oorspronkelijke; Voorburg definitief verbonden met Den Haag. De kerk is zelf gelegen aan de rand van het ‘oude’ Voorburg begrensd door de Park-weg en de nieuwe wijk rondom het Julianaplein. Dat de kerk in het kader van de wijkgedachte niet op die centrale locatie terug is te vinden, had te maken met de eerder genoemde reden dat er een te grote concentratie van kerken op één plaats zou plaatsvinden. De locatie en ligging (tegenover een aantal sportvelden) van de kerk is dus niet bijzonder maar eerder karakteris-tiek voor wederopbouwkerken.Wel is de situatie binnen een parkachtige aanleg mooi vormgegeven.

Page 32: Building conservation assessment:OPSTANDINGSKERK VOORBURG

32

Figuur 6.1.Rondgang rond atrium

Page 33: Building conservation assessment:OPSTANDINGSKERK VOORBURG

33

§6.2. Het ensemble en gebouw.

De typologie van de kerk als een atriumkerk met inpandige buitenruimte (hof ), geheel door kerkzaal en nevenruimten omsloten wordt in publica-ties algemeen als bijzonder omschreven (Van der Harst, De Waard, p.24 en Van Heuvel, 1966, p.126-127). Het is Fledderus zelf die het belang van deze typologie onderstreept in zijn artikel ‘Over Kerken’. Hij bespreekt de ontwikkeling van primitieve godsdiensten en gemeenschapszin. Hierbij maakt hij een belangrijk onderscheid tussen de tempel als sacramentskerk en de synagoge als preekkerk. Ook de later ontstane christelijke kerken zijn preekkerken. De meest oorspronkelijke hiervan zijn te vinden in Syrië en Noord-Afrika.

Echter binnen de ontwikkeling van de kerk blijkt dat de preekkerk onder invloed van een verandering van rituelen/liturgie zich ontwikkelt tot een sacramentenkerk (de ontwikkeling van de mensa tot altaar, de verering van heiligen etc.), ‘waarbij het kerkevolk, uitgezonderd de communicanten, niet participeren door eigen handeling aan de dienst’ (‘Over Kerken’, Fledderus, p.186).

De Hervormde kerk brengt de focus weer terug op de prediking met be-houd van de doop en avondmaal als sacramenten. Uiteindelijk blijkt (wan-neer zegt hij niet) dat ‘de mentaliteit en devotie der gemeenteleden meer vraagt dan bidden, luisteren en zingen, dat de sacramenten om een waar-diger plaats in de kerk vragen en de sociale prediking nieuwe ruimtevormen vraagt ter voldoening aan een oude opdracht: het oefenen der broeder-liefde en barmhartigheid jegens de naaste’ (‘Over Kerken’, Fledderus, p.186). Fledderus zoekt in zowel zijn geschrift als in zijn ontwerp van de Opstand-ingskerk naar een evenwicht waarin zowel uiting wordt gegeven aan de prediking als hoogste in de hiërarchie van de kerk (‘Toelichting, Fledderus, p.15), maar waarbij toch ruimte is voor de sacramenten. Dit laatste lost hij op door de sacramenten op neutrale vrijwel centrale posities in de kerkzaal te situeren.

De toepassing van de typologie van de atriumkerk met inpandige buiten-ruimte is weinig toegepast (in het overzicht van Van Mourik, is deze niet

aanwezig). Ook Fledderus zelf heeft het verder alleen in de Ontmoet-ingskerk in Waddinxveen toegepast. In deze kerk is echter de ruimtelijke kwaliteit van het binnenhof, als gevolg van de beperkte ruimte, zeer twij-felachtig.

Het oorspronkelijke ontwerp en de realisatie er van zijn nog vrijwel volledig in tact. Onder druk van de eerder genoemde Bouw- en restauratiecommis-sie heeft Fledderus de oorspronkelijke zaal voor het avondmaal moeten afscheiden van de kerkzaal. Deze ruimte is tot de Johanneskapel verworden terwijl de tafel voor het avondmaal rechts achter in de kerk werd geplaatst. Hiermee is een essentieel onderdeel van de beleving kerk teniet gedaan. De oorspronkelijke geplande rondgang rondom de binnenplaats is niet mogelijk.

Sinds de uitvoering is de kerk nog vrijwel in oorspronkelijke staat. Ook de (wel geplande) maar later uitgevoerde doorgang naar de het verzorgings-tehuis De Anker, vormt een mooi geheel met realisering van de tweede binnenplaats. Het concept van de wijkgedachte is hiermee ten uitvoer gekomen en zondermeer qua functionaliteit nog steeds van toepassing en concreet. Wekelijks maken vele inwoners van het verzorgingstehuis gebruik van de doorgang naar de kerk om deel te nemen aan de liturgie.

In de opbouw en benadering van het gebouw zien we binnen het oeuvre van Fledderus veel terugkomende motieven. Het gebruik van een overstek gedragen door stalen kolommen komt voor in de kerk van Waddinxveen. Het gebruik van een aantal traptreden naar de kerk toe (Spijkernisse, Hoog-vliet, Waddinxveen). De aanwezigheid van een hoge kerkzaal en lagere nevenruimten (Spijkernisse, Hoogvliet, Waddinxveen).

Page 34: Building conservation assessment:OPSTANDINGSKERK VOORBURG

34

Figuur 6.2.Kerkzaal en Johanneskapel

Page 35: Building conservation assessment:OPSTANDINGSKERK VOORBURG

35

§6.3. De ruimten.

De ruimten van de kerk zijn in beginsel gericht op een grote mate van functionaliteit, waarbij de kerkzaal en de Johanneskapel een zekere mate van esthetische kwaliteit hebben gekregen door de ruimtelijke vormgeving, de toepassing van materiaal en het gebruik van natuurlijk licht. De kerkzaal wordt gedomineerd door zowel het betonnen frame aan de zijde van de in-gang als de dominante massieve bakstenen muren. Met de plaatsing van de ramen in de onderzone, ging Fledderus voorbij aan de richtlijn in de Begin-selen van Kerkbouw (1954, p.102) om de beslotenheid van de ruimte van de kerk te garanderen door glas te plaatsen in de bovenzone. Glas in de onder-zone was voorbehouden aan een kerkzaal die aan de natuur zou grenzen. Fledderus lost dit heel mooi op door aan beide zijden van de kerkzaal een binnenhof te situeren. In de Antwoordkerk in Hoogvliet bijvoorbeeld, waar geen binnenplaatsen aanwezig zijn, heeft Fledderus dit moeten oplossen door de ramen m.b.v. decoraties wel transparant te maken, maar waarbij het niet mogelijk is om als bezoeker naar buiten te kijken.

De kwaliteit van de Johanneskapel ligt vooral in de wijze waarop Fledderus met eenvoudige middelen, zoals ‘grof’ beton waarvan de bekistingsnaden een decoratief effect sorteren en gekleurde vensters in zowel de koepel als zaalruimte (met glas in lood), er een sacrale sfeer wordt opgeroepen.

De overige ruimten die geen liturgische functie bezitten zijn ruimtelijk van minder betekenis.

In de binnenruimte heeft er alleen ten behoeve de gebruiksfuinctie voor het serveren van koffie en thee een beperkte ingreep plaatsgevonden door de plaatsing van een keukenblok. Hiervoor hebben geen constructieve ingrepen plaats gevonden.

Van der Harst en De Waard kennen nog een speciale waarde toe aan het doorlopend dubbel betonnen kolommen-balkenframe dat tussen de en-treehal en de kerkzaal staat. ‘Dit is bijna als een moderne parafrase van een dubbele zuilenstelling, alsof men door een doxaal of kloostergang de eigen-lijke kerkzaal betreedt’ (Van der Harst, De Waard, p.37).

Page 36: Building conservation assessment:OPSTANDINGSKERK VOORBURG

36

Figuur 6.3.Elementen van de constructie

Page 37: Building conservation assessment:OPSTANDINGSKERK VOORBURG

37

§6.4. De elementen van constructie.

De meest waardevolle elementen van de constructie worden gevormd door latei en koepel van de Johanneskapel en het dubbel betonnen kolommen-balkenframe tussen de ingangsruimte en de kerkzaal. Beiden zijn uniek binnen het kerk oeuvre van Fledderus en ons onbekend binnen ontwerpen van wederopbouwkerken.

Een constructief andere fraaie oplossing is gelegen in de ramen van de kerk-zaal naar de binnenplaats, waarbij de kozijnen zijn verzonken in de beton-nen ronde pijlers. Anderzijds maken de alle variaties in materiaal (beton, baksteen, staal) en vorm (vierkant, rond) van de pijlers door het hele ge-bouw een wat onevenwichtige indruk.

Page 38: Building conservation assessment:OPSTANDINGSKERK VOORBURG

38

Betonnen ligger JohanneskapelMetselwerk wand kerkzaal

Stalen kolom voorgevel Houten buitenkozijn voorgevel

Figuur 6.4.Materiaalgebruik

Betonnen ligger JohanneskapelMetselwerk wand kerkzaal

Stalen kolom voorgevel Houten buitenkozijn voorgevelStalen kolom voorgevel Kozijnen

BaksteenmotiefBetonnen spant Johanneskapel

Page 39: Building conservation assessment:OPSTANDINGSKERK VOORBURG

39

§6.5. Materiaal.

Het expressieve gebruik van het beton in de Opstandingskerk is door Fled-derus niet toegepast in zijn andere kerken. Wel is dit veel voorkomend in wederopbouw kerken door heel Nederland. Een van de meest spraakma-kende voorbeelden is de Thomas kerk van Sijmons in Amsterdam (1966).

Het motief van het baksteen metselwerk, dat als kubussen uit de wand steken t.b.v. de akoestiek zou Fledderus later ook toepassen in de Ontmoe-tingskerk in Waddinxveen (1966-67).

Verder zijn houten kozijnen en stalen kolommen toegepast die verder geen bijzondere waarde vertegenwoordigen.

Page 40: Building conservation assessment:OPSTANDINGSKERK VOORBURG

40

Glas_in_lood ramen Johanneskapel Gekleurd glas koepel

Kerkstukken: Kansel, Orgel, Tafel voor het avondmaal, doopvont

Figuur 6.5.Glas-in-loodFiguur 6.6.Sacramenten

Glas_in_lood ramen Johanneskapel Gekleurd glas koepel

Kerkstukken: Kansel, Orgel, Tafel voor het avondmaal, doopvontKansel, Orgel, Avondmaalstafel, Doopvont

Oude verbond, Nieuwe verbond, Leven door de geest Koepel Johanneskapel

Page 41: Building conservation assessment:OPSTANDINGSKERK VOORBURG

41

§6.6 Decoratie, kerkstukken en kunststukken.

Ook hierin zien we steeds dezelfde motieven terugkeren. In alle vier de kerken zien we doopvont, preekstoel, het gebruik van het kruis terug-keren. De kerkstukken ten behoeve van de sacramenten zijn vaak in beton (doopvont en avondmaal tafel) uitgevoerd. Beiden worden gekenmerkt door een sobere vormgeving met een aan het materiaal eigene verfraaiing. Daarnaast heeft Fledderus zelf drie glas-in-lood ramen (Het Oude Verbond, Het Nieuwe Verbond, Het Leven door de Geest) in de Johanneskapel ont-worpen, die vervolgens door glazenier Bogtman in Haarlem zijn uitgevoerd. In het ontwerp van de ramen heeft Fledderus getracht een balans te vinden tussen vroeg-christelijke thematiek en uitstraling en moderne vormgeving.

Page 42: Building conservation assessment:OPSTANDINGSKERK VOORBURG

42

Wanddecoraties in de kerkzaal: de meest linker is ter afscherming van het ventilatierooster

Speciaal metselwerk ter ver-

betering van de akoestiek.

Speciale vorm van het plafond ter verbetering van de

akoestiek en de niet uitgevoerde klankkaatser boven

de spreekstoel (Bron: archief Opstandingskerk)

Figuur 6.7.Kunst Figuur 6.8.Akoestische elementen

Page 43: Building conservation assessment:OPSTANDINGSKERK VOORBURG

43

Page 44: Building conservation assessment:OPSTANDINGSKERK VOORBURG

44

Figuur 7.1.Vergelijking kerken Fledderus

Ontmoetingskerk, Waddinxveen

Ontmoetingskerk, Waddinxveen

Antwoordkerk, Hoogvliet

Michaelkerk, Spijkenisse

Page 45: Building conservation assessment:OPSTANDINGSKERK VOORBURG

45

§7. Conclusie waardestelling.

Voor alle kerken van Fledderus kan gezegd worden dat de belangrijkste kwaliteit in het interieur ligt. Een kenmerk dat bij veel wederopbouwkerken is terug te vinden. Het meest opvallend is dit in de Antwoordkerk in Hoog-vliet, waar het exterieur in eerste instantie ook zou kunnen refereren aan een fabriekshal of sportzaal. In de Opstandingskerk is feitelijk door Fled-derus nog de meeste aandacht besteed aan de verschijningsvorm van het exterieur. Ten eerste is de situering binnen een parkachtige aanleg het meest verzorgd (aan drie zijden vrij uitzicht), waarbij de kerk fraai is ter-uggelegen van de straat. Dit geldt ook voor het onderhoud van het om-liggende terrein.

Als we naar de ruimtelijke kwaliteit van de Opstandingskerk kijken dan steekt deze ver boven de andere kerken van Fledderus uit. Nergens is de situering rondom een binnenhof kwalitatief zo goed (ook de binnenhof naar het verzorgingstehuis het Anker is mooi in het ontwerp opgenomen). Tevens is de aanwezigheid van de Johanneskapel uniek.

Wat betreft het gebruik van constructieve elementen is het dubbel be-tonnen kolommen-balkenframe uniek alsmede de betonnen koepel. Wat betreft bouwmethodiek (stalenframe, het gebruik van trekstangen en de realisatie in 6 dagen) vormt de antwoordkerk in Hoogvliet niet alleen een uniek ontwerp binnen het oeuvre van Fledderus, het is tevens ook binnen de wederopbouwkerken een bijzonder bouwproces geweest.

De vrijwel onaangepaste staat van de Opstandingskerk en het feit dat de kerk ook heden ten dage nog een prominente rol speelt in de functie van de wijk (en daarmee de wijkgedachte op een bepaalde manier levendig houdt) laat de belangrijke rol sociale en spirituele rol van de kerk in het hedendaagse gemeenteleven zien. Het feit dat de kerk op dit moment op alle avonden (op de dinsdagavond na) in gebruik is en dat de Johanneska-pel op zondag door een aparte geloofsgemeenschap wordt gebruikt laat zien dat de kerk een levendig onderdeel is van de lokale gemeenschap. Deze prominente rol is alleen vergelijkbaar met de Ontmoetingskerk in Waddinxveen die als oecumenisch gebouw is ontworpen.

Als we de kerk in breder perspectief trekken, als onderdeel van de weder-opbouwkerken, dan kan worden gesteld dat er op het gebied van de ty-pologie sprake is van een bijzonder gebouw dat een unieke bijdrage aan de kerkarchitectuur op levert. Echter op andere vlakken is veel minder duidelijk sprake van een bijzondere bijdrage. Wat betreft de ligging van het gebouw is reeds gesteld dat hier eerder sprake is van een karakteristieke situering van een wederopbouw kerk dan van een unieke. Dit geldt ook voor het gebruik van materialen en constructie principes. De combinatie van de bak-steen en beton als constructieve materialen werd eerder in wederopbouw-kerken toegepast (bijv. Rotterdam, Goede herderkerk, 1957). Ook werd zoals in de Opstandingskerk vrijwel altijd baksteen als bouwmateriaal voor het exterieur gebruikt (Ort, 1994, p.13). De manier waarop de grove bakstenen vormentaal is weergegeven, is in overeenstemming met het gebruik van zowel betonnen constructie elementen als interieurstukken. Ook Van Heu-vel spreekt positief over het materiaal gebruik (Van Heuvel, Baksteen 1965, jaargang 1, nr.1)

De kerk biedt een goede oplossing ten aanzien van het gebruik van natuur-lijk licht. In de ‘Beginselen’ wordt natuurlijk bovenlicht als een esthetische functionaliteit verordonneerd, waarin gestreefd werd naar afzondering van de buitenwereld. Fledderus creëerde een afgesloten georganiseerde buitenruimte, zodat het mogelijk was om in de onderzone toch ramen op te nemen. Ook hierin speelde de typologie van de Atriumkerk met inpandige buitenruimte een belangrijke rol.

De kunstuitingen en kerkstukken zijn in harmonie met het interieur en in zijn eigen kenmerkende stijl ontworpen. De glas-in-lood ramen zijn fraai vormgegeven en vormen ook een karakteristiek element in de kerk dat in de diverse publicaties steeds (positief ) ter sprake komt (Ort, p.94 en p.98 en Benschop p.6). Een dissonant in dit geheel vormt het orgel dat een voor de kerk ongebruikelijk fijne detaillering kent.

De sociale cohesie die met de wijkgedachte werd nagestreefd vond duidelijk zijn weerklank in het ontwerp van de Opstandingskerk. Zo werd de functionaliteit van het complex uitgebreid met de toevoeging van het

Page 46: Building conservation assessment:OPSTANDINGSKERK VOORBURG

46

Figuur 7.2.NARA waardestelling

Page 47: Building conservation assessment:OPSTANDINGSKERK VOORBURG

47

verzorgingshuis. Daarnaast vonden en vinden er allerlei deels niet kerkelijk geïnitieerde activiteiten plaats in de gemeente zaal en andere neven-ruimten. Het feit de deze ruimten nog in ruime mate gebruikt worden geeft een indicatie van het in sociaal opzicht functioneren van het complex. De vraag is echter in hoeverre de vormgeving van de architectuur hiervoor verantwoordelijk is, of dat de ruimtelijke ordening, dan wel de sociale structuren binnen Voorburg hiervoor verantwoordelijk zijn. Het feit dat de kerk nauwelijks veranderingen heeft ondergaan kan duiden op een in dat opzicht goed functionerend gebouw, maar ook op een krappe financiële begroting van de eigenaar. In ieder geval is bekend dat de huidige PKN-ge-meente te Voorburg een levendige gemeente is gezien de wekelijkse drukte bij het kerkbezoek.

Op basis van bovenstaande conclusies is getracht een objectieve invulling van het NARA-document te geven. Opvallend hierbij is dat de Opstandings-kerk vooral op sociaal, historisch vlak een aantal positieve tot hoge monu-mentale waarde kent. Als exponent van de wijkgedachte en als typologisch bijzondere kerk die tot op de dag van vandaag nog een levendige functie kent. Hoewel de kerk op een opvallend gebruik van materialen en bouw-constructies bezit zijn deze niet bijzonder voor het type gebouw tijdens de wederopbouw periode. Een rol speelt daarbij, dat de uitvoering van het ontwerp te wensen over laat. Mogelijk is een mindere kwaliteit van met name de bakstenen gebruikt en tevens is niet overal kwalitatief hetzelfde vakmanschap zichtbaar. Uit het bestek (Archiefstuk 610 en in het archief van de kerk), wordt niet duidelijk waarom uiteindelijk de Beggenumse steen (afkomstige van de gelijknamige fabriek in Limburg), wordt vervangen door een in het bestek omschreven paarsrode steen.

Wat betreft de aangetroffen schades kan worden gesteld, dat deze wel-iswaar in diverse materialen (houten, kozijnen, vloer en bakstenen muren) van toepassing is, maar dat deze alleen op het gebied van het metselwerk een duidelijk negatieve uitstraling heeft op de visuele waarneming en be-leving van de kerk. De overige schades, waaronder ook die aan de kozijnen is goed te herstellen door kleinere maatregelen gebaseerd op vervanging van delen en betere detaillering. Wat betreft het metselwerk is de situatie onduidelijker. Deze zal over een langere periode (minimaal 1 jaar) gemoni-

tord dienen worden, om te constateren of een aantal van de scheuren nog werkzaam zijn. Niet alle scheurproblemen kunnen structureel worden ver-holpen (zoals de scheuren ten gevolge van een werkende betonnen latei). Deze kunnen slechts visueel tijdelijk worden gemaskeerd. Dit kan echter een acceptabele oplossing zijn. Bepaalde stukken van het metselwerk zul-len moeten worden ingeboet. Probleem hierbij zal altijd het kleurverschil van de nieuwe bakstenen zijn.

Wanneer wij nu de waardestelling over de criteria leggen die in het NARA document worden gehanteerd dan zien we dat de Opstandingskerk met name op het gebied van de historische beleving en de sociale context een duidelijke monumentale waarde vertegenwoordigd. Ook in de vorm op artistiek gebied waarbij het gaat om de specifieke typologie die de kerk vertegenwoordigd is sprake van een positieve monumentale waarde. Echter op het gebied van met name de toepassing van vakmanschap en de toe-passing van bouwtechniek is de kerk in een aantal opzichten van minder waarde, hierin speelt ook de opzichtige schade aan het metselwerk een duidelijke rol. Deze is niet ingegeven door een gebrek aan kennis van het gebruik van nieuwe materialen, maar schuilt ook in een gebrekkige detail-lering, uitvoering en materialen (mogelijk aanwezig in verband met de beperkte financiële middelen).

Kortom er is sprake van een exponent van de wederopbouwkerken qua ty-pologie, maar binnen de speelruimte die architecten in deze periode kregen is het ontwerp en de uitvoering zeker niet in alle opzichten bovengemid-deld.

Page 48: Building conservation assessment:OPSTANDINGSKERK VOORBURG

48

Figuur 8.1.Dilataties en scheurenFiguur 8.2. Vloerscheur

Dilatatie DilatatieDilatatie

Dilatatie

DilatatieDilatatie

R1W1

R1W2

BR8W1

BR4W2

R2W1 R2W2a,b,c,d

BR3W1

R4W1

R6W1

R7W1

R7W2

R7W3

BR6W2

BR2W2a,b,c,d

Oorspronkelijke dilatatie

Oorspronkelijke vloer

Aanpassing opstapje

Schade t.g.v thermische

uitzetting

Page 49: Building conservation assessment:OPSTANDINGSKERK VOORBURG

49

§8. Schadeonderzoek

§8.1. Schades algemeen

In het oorspronkelijke bestek wordt beschreven welke mortel zal worden toegepast in de kerk. Oorspronkelijk: Bestek en voorwaarden 111-20Gevelsteen mortel: 1 cement, ¼ schelpkalk, 5 zandBoerengrauw of rood: 1 cement, ¼ schelpkalk, 6 zand

Vervolgens wordt dit aangepast in de staat van wijzigingen. Staat van wijzigingen: 1Binnenmortel: 1 cement, 1 blauwe kalk, 4 zandBuitenmortel: 1 cement, 2 blauwe kalk, 8 zand

Er wordt dus uiteindelijk gekozen voor een minder harde mortel door een lager aandeel van cement in de mortel.

In bestek dat in handen is van de kerk is dit in rode pen veranderd in blauwe kalk.

Tevens wordt in de nota van inlichtingen melding gemaakt van een nieuwe steenkeuze: Nota van inlichtingen p.2Beggenumse steen (waarschijnlijk vernoemd naar de gelijknamige Lim-burgse steenfabriek) is vervangen door paarsrode steen.

enige overige informatie is als volgt:1) Bestek en voorwaarden 111-9Portland cement 2) Bestek en voorwaarden 111-16Klasse afhankelijk van de toepassing tussen B2-B7.3) Bestek en voorwaarden 111-15Sonderingen (eerste palen moeten worden geslagen in de buurt van de sonderingen)

We hebben zelf metingen verricht wat betreft de hardheid van zowel de voeg als de baksteen. Uit de metingen komt naar voren dat de kwaliteit van de baksteen niet constant is (zie bijlage 12.3). De hardheid van de baksteen varieert sterk. Wat betreft het voegwerk, komt uit de data niet eenduidig naar voren dat hier een specifiek andere samenstelling is gekozen (zoals in het bestek is aangegeven). Het voegwerk aan de binnenzijde ligt iets onder de gemiddelde kwaliteit van het buitenvoegwerk. Nader onderzoek aan het metselwerk zelf lag buiten ons onderzoeksveld.

Schade vloer entreehal:

Beschrijving-Schade aan bakstenen vloer ter hoogte van de dilatatie tussen twee ver-schillende vloerelementen. Deels afbrokkeling van bakstenen aan bloot-liggende rand en omhoog drukkenvan schuin gelegde stenen.

Diagnose- Schadepatroon ontstaan door thermische uitzetting. Ten gevolge van het dichtzetten of vernauwen van de dilatatievoeg tijdens eerdere reparaties worden de vloerdelen gehinderd in de uitzetting, met schade aan het de bakstenen tot gevolg. Eerdere reparaties zijn mogelijk uitgevoerd om het hoogteverschil tussen beide vloerdelen te overbruggen.

Advies- Heropenen dilatatievoeg tussen vloerdelen om krachtswerking tegen te gaan. Herstellen bakstenen vloer.Noodzaak: Ja, herstel van de rand is zowel functioneel als esthetish belan-grijk.

Page 50: Building conservation assessment:OPSTANDINGSKERK VOORBURG

50Aantasting metaalAantasting metaal Aantasting koper door slechte detaillering

Aantasting stucwerk

Figuur 8.3..Vochtschade

Aantasting metaalAantasting metaal Aantasting koper door slechte detaillering

Aantasting stucwerkAantasting stucwerk

Aantasting door matige detailleringAantasting kozijnen

Page 51: Building conservation assessment:OPSTANDINGSKERK VOORBURG

51

Vochtschade:

Beschrijving- In grote delen van het houtwerk treedt rotting en afbladdering van verf aan binnen en buitenzijde op. - Afbladdering stucwerk waarneembaar aan portaal kunstwerk. - Vochtplekken op de muur naast aanhechting hemelwaterafvoer.

Diagnose- Door gebrekkige detaillering kan het vocht penetreren in de constructie. Dit veroorzaakt rotting tot diep in de kozijnen, vochtplekken op de buiten-muur en een onthechting van stucwerk.- Actieve aantasting.

Advies- Mogelijk detaillering opnieuw bekijken, vervolgens repareren van rotte delen of geheel vervangen.- Noodzaak: Ja, esthetisch en constructief is vervanging of reparatie noodza-kelijk.

Page 52: Building conservation assessment:OPSTANDINGSKERK VOORBURG

52

Kozijnen / houtwerk : vochtschade, afbladderen verf, mogelijk te hoog vochtgehalte.

Graffiti op een aantal plaatsen op het baksteen. Gedeeltelijk verwijderd.

Biologisch aantasting, optrekkend vocht en matige detailleringd h i d ill i

Biologische aantasting, optrekkend vocht en matige detaillering

Kozijnen / houtwerk : vochtschade, afbladderen verf, mogelijk te hoog vochtgehalte.

Graffiti op een aantal plaatsen op het baksteen. Gedeeltelijk verwijderd.

Biologisch aantasting, optrekkend vocht en matige detailleringd h i d ill i

Kozijnen / houtwerk : vochtschade, afbladderen verf, mogelijk te hoog vochtgehalte.

Graffiti op een aantal plaatsen op het baksteen. Gedeeltelijk verwijderd.

Biologisch aantasting, optrekkend vocht en matige detailleringd h i d ill i

Figuur 8.4.Overige schades

Graffiti op een aantal plaatsen op het baksteen, gedeeltelijk verwijderd

Kozijnen/ houtwerk: vochtschade, afbladderen verf mogelijk door hoog vochtgehalte

Page 53: Building conservation assessment:OPSTANDINGSKERK VOORBURG

53

Schade graffiti:

Beschrijving- Vervuiling door graffiti

Diagnose- N.v.t.

Advies- Mogelijk te verwijderen met anti graffiti middelen.Noodzaak: Nee, zeer weinig vervuiling, stoort niet. Schade push out voegwerk:

Beschrijving- Voeg op diverse plaatsen opgelost en losgelaten. Oppervlakte desintegra-tie.- Afmeting: enkele m2

Diagnose- Waarschijnlijk ontstaan door thermische- en vocht uitzettingen. Desinte-gratie versterkt door vorst in ontstane scheuren.- levende scheur

Advies- Vochtprobleem wegnemen. Opnieuw voegen.- Noodzaak: Ja, desintegratie zal zich voortzetten.

Schade baksteenbreuk:

Beschrijving- enkele baksteen over het lichaam gebscheurd. Geen schade aan om-liggend voegwerk.- afmeting: 1 baksteen.

Diagnose- Matige kwaliteit baksteen, mogelijk al beschadigd bij plaatsing. - dode scheur.

Advies- Vervangen baksteen.- Noodzaak: Nee, zal geen esthetische verbetering opleveren en inboeten is zeer ingrijpend.

Page 54: Building conservation assessment:OPSTANDINGSKERK VOORBURG

54 Bron: Van Stigt (1995)Bron: De Vent (2010)

Figuur 8.5.Scheur R1W1

Page 55: Building conservation assessment:OPSTANDINGSKERK VOORBURG

55

§8.2. Scheuren

(Naamgeving scheuren: B= Buiten R=Ruimte, W=Wand)

Scheur R1W1:

Beschrijving- Scheur loopt aan de linkerzijde van het ‘massieve’ bakstenen metselwerk. De scheur start vanafongeveer 2m hoogte ongeveer 20cm naast de raamopening. Hij spitst zich na ongeveer een meter op in twee takken.- afmeting: 0,4-1,5mm en verlies aan voegwerk 15-20mm.- Lengte: 4-5m.- Hoofdrichting: y-vorm, combinatie van richtingen.

Diagnose- Naar alle waarschijnlijkheid rusten de baksteenmotieven in de wand op een betonnen latei die links van het raam in de bakstenen muur steekt. Vanwege uitzettingsverschillen door toedoen van vocht en temperatuur ontstaan verschillen in uitzetting. Hierdoor ontstaat scheurvorming rond de latei. Aan de andere zijde van het kozijn treedt deze scheuring niet op omdat daar geen bakstenen wand staat, maar eindigt in een betonnen colonnade.- levende scheur

Advies- Als we kijken naar constructieve oplossingen dan is “repareren van schade aan metselwerk dieveroorzaakt wordt door temperatuurbewegingen zinloos,omdat de oorzaak voor de temperatuurbeweging aanwezig blijft.” (Stigt, J van 1995, Renovatie en onderhoudstechnieken, Delft, TUdelft) Voeg kan gerepareerd worden met meer flexibele voegmiddelen.- Noodzaak: Constructief niet belangrijk, esthetisch wel heel belangrijk ge-zien de locatie van de scheur.

Page 56: Building conservation assessment:OPSTANDINGSKERK VOORBURG

56

Bron: Van Stigt (1995)Bron: De Vent (2010)

Figuur 8.6.Scheur R1W2

Page 57: Building conservation assessment:OPSTANDINGSKERK VOORBURG

57

Scheur R1W2:

Beschrijving- Scheur loopt langs het balkon verticaal naar beneden tot aan de hoek waar de betonnen colonnade in het metselwerk steekt. (n.b er is los hiervan oook schade aan het metselwerk ontstaan t.g.v. hetaanbrengen van een kabel)- Afmeting: 0,2-1,5mm.- Lengte: 30-40cm.- Hoofdrichting: verticaal

Diagnose- Het vloertje van de betonnen colonnade steekt als een massief deel in de bakstenen wand. Dooruitzettingsverschillen o.i.v. voornamelijk temperatuur ontstaat er een scheur op het grensvlak. Debetonnen vloer is aan veel zonlicht onderworpen, dat het via de ramen bereikt. Uitzetting komt voor in alle richtingen, maar door verticale druk van de bakstenen wand zullen de scheuren alleen verticaal tot uiting komen.- levende scheur.

Advies- Als we kijken naar constructieve oplossingen dan is “repareren van schade aan metselwerk dieveroorzaakt wordt door temperatuurbewegingen is zinloos,omdat de oorzaak voor de temperatuurbeweging aanwezig blijft.” (Stigt, J van 1995, Renovatie en onderhoudstechnieken, Delft, TUdelft) Het loshalen van de betonnen colonnade zou de enige oplossing zijn. Voeg kan gerepareerd worden met meer flexibele voegmiddelen.- Noodzaak: Aanpassing betonnen deel is niet wenselijk, vanwege construc-tieve redenen en hoge kosten. Reparatie van de scheur is esthetisch wel belangrijk.

Page 58: Building conservation assessment:OPSTANDINGSKERK VOORBURG

58

Figuur 8.7.Scheur R2W1

Page 59: Building conservation assessment:OPSTANDINGSKERK VOORBURG

59

Scheur R2W1:

Beschrijving- De scheur loopt van vloer tot plafond in een slingerende verticale lijn door verschillendebaksteenverbanden. Zowel de onderste als de bovenste 5 lagen baksteen zijn massief gemetseld, terwijl het middelste gedeelte een verband is met open gaten waardoor we in de spouw kunnen kijken. De spouw is dicht-gezet met PUR-schuim. Het muurtje is niet dragend, en staat op de rand van een dilatatie. Hij is geplaatst op het vloerdeel van de kerkzaal en staat niet in directe verbinding met de overige wanden van R2.- Afmeting: 0,4-1,2mm.- Lengte:3,9m.- Hoofdrichting: Verticaal

Diagnose- Mogelijke oorzaken zijn: - Door toedoen van thermische uitzettingsverschillen: Niet erg waar-schjnlijk maar meest aannemelijke optie. Er is sprake van binnenmuren, waarbij de verschillen in temperatuur tussen de verschillenderuimtes niet erg groot zijn. Mogelijk heeft de toevoeging van PUR-schuim invloed op de werking van de spouw, aangezien de fragiele constructie aan het achterste spouwblad wordt verbonden. - Door toedoen van zetting: Onwaarschijnlijk, omdat het muurtje op het-zelfde vloerdeel staat als de wand van de kerkzaal. Bij verzakking zou ook deze wand scheu-ren vertonen. -Thermische uitzetting van het dak: Onwaarschijnlijk aangezien het dak niet lijkt testeunen op de muur. Bovendien is het patroon van de scheur niet kenmer-kend voor een dergelijkeoorzaak. De scheur zou horizontaal of diagonaal moeten plaatsvinden op enige hoogte.- levende of dode scheur. (onduidelijk)

Advies- Reparatie alleen mogelijk indien de oorzaak is vastgesteld. Scheur op-nieuw voegen met plastisch blijvende voeg dat gelijkenis vertoont met de oorspronkelijke voeg (thiokolvoeg = van Stigt 7.2.5 p.34)- Noodzaak: Constructief niet belangrijk, Esthetisch wel.

Page 60: Building conservation assessment:OPSTANDINGSKERK VOORBURG

60 Bron: Meichsner en Rohr-Suchalla (2008)

Figuur 8.8.Scheur R2W2

Page 61: Building conservation assessment:OPSTANDINGSKERK VOORBURG

61

Scheur R2W2:

Beschrijving- De scheur loopt van het meest rechter venster naar de deurpost. Aan de linker zijde van de deurpost loopt de scheur diagonaal naar beneden tot 7 baksteenlagen boven de bakstenen bank.- afmeting: 0,4-0,8mm.- Lengte: 8-10m.- Hoofdrichting: horizontaal afbuigend naar diagonaal.

Diagnose- De meest waarschijnlijke oorzaak is dat het meest oostelijke deel van de avondmaalsruimte verzakt onder grote belasting, veroorzaakt door de betonnen dakkoepel. De weste-lijke zijde van de ruimte heeft een veel lichtereconstructie waardoor een verschil in zetting ontstaat.- Dode scheur

Advies- Monitoren op verdere verzakkingen. Als deze blijken te zijn gestopt is het mogelijk de voegen dichtte zetten met een voegmiddel dat qua kleur het minste afwijkt van de kleur van het originelevoegwerk. Het dichtzetten van de scheuren voorkomt vochtpenetratie in de wand.- Noodzaak: Ja, esthetisch en ter conservatie.

Page 62: Building conservation assessment:OPSTANDINGSKERK VOORBURG

62

Figuur 8.9.Scheur BR2W2

Page 63: Building conservation assessment:OPSTANDINGSKERK VOORBURG

63

Scheur BR2W2:

Beschrijving- Scheur loopt van het meest linker venster naar de deurpost. Aan de rech-ter zijde van de deurpost loopt de scheur verticaal naar beneden tot aan de fundering.- Afmeting: 0,4-0,8mm- Lengte: 8-10m.- Hoofdrichting: horizontaal afbuigend naar diagonaal

Diagnose- De meest waarschijnlijke oorzaak is dat het meest oostelijke deel van de avondmaalsruimte verzakt onder grote belasting, veroorzaakt door de betonnen dakkoepel. De westelijke zijdevan de ruimte heeft een veel lichtere constructie waardoor een verschil in zetting ontstaat.- Dode scheur.

Advies- Monitoren op verdere verzakkingen. Als deze blijken te zijn gestopt is het noodzakelijk de sterkte van de muur op dwarskrachten te verbeteren, aangezien de scheuren over beide spouwbladen door en door lopen. Eventueel herstellen met nieuwe draagkrachtige legmortel of epoxy. Vervol-gens de voegen dicht zetten met een voegmiddel dat qua kleur het minste af-wijkt van de kleur van het originele voegwerk. Het dichtzetten van de scheuren voorkomt vochtpenetratie in de wand.- Noodzaak: Ja, muur is op beide spouwbladen gescheurd en verliest daar-door aan draagkracht. Tevens esthetisch belangrijk.

Page 64: Building conservation assessment:OPSTANDINGSKERK VOORBURG

64

Figuur 8.10.Scheur R4W1

Page 65: Building conservation assessment:OPSTANDINGSKERK VOORBURG

65

Scheur R4W1:

Beschrijving- Horizontale scheur rond metalen leidingen.- Afmeting: 12-15mm- Lengte:60-80cm.- hoofdrichting: horizontaal

Diagnose- Vanwege metalen buizen in de muur is de hechting van het voegwerk niet optimaal.- levende scheur

Advies- Uithakken en vervangen van de leiding.- Noodzaak: Ja, esthetisch noodzakelijk.

Page 66: Building conservation assessment:OPSTANDINGSKERK VOORBURG

66

Figuur 8.11.Scheur R4W1

Page 67: Building conservation assessment:OPSTANDINGSKERK VOORBURG

67

Scheur R6W1:

Beschrijving- Horizontale haarscheur over de volledige lengte van de muur op een hoogte van ongeveer 2m.- Afmeting: 0,1-0,2mm.- Lengte: 7,6m.- Hoofdrichting: Horizontaal

Diagnose- Vermoedelijk volgt de scheur een achterliggende ingefreesde leiding. Door matigeaangechting en verschillen in uitzetting onder invloed van temperatuur treedtscheurvorming op.- levende scheur

Advies- Verleggen leiding of vervangen door nieuw materiaal.- Noodzaak: Nee, de schade is dusdanig beperkt dat het vrijwel niet zicht-baar is.

Page 68: Building conservation assessment:OPSTANDINGSKERK VOORBURG

68

Figuur 8.12.Scheur R7w3

Page 69: Building conservation assessment:OPSTANDINGSKERK VOORBURG

69

Scheur R7W3:

Beschrijving- Scheur loopt vanaf de vloer digonaal links naar boven tot enkele stenen boven het eerste kozijn. De wand is van oorsprong een buitenmuur (kolommen dragen dak), die later een binnenmuur is geworden door de aanbouw van de verbinding met het verzorgingstehuis.- Afmeting: 0,5-2mm.- Lengte: 2m.- Hoofdrichting: diagonaal.

Diagnose- Mogelijke oorzaken: - Door toedoen van zetting: Niet erg aannemelijk, maar wel meest lo-gische verklaring. De constructie is dusdanig licht dat men hier geen verzak-king zou verwachten. Deze verzakking zou samen kunnen hangen met een verandering van belasting op de muur na aanbouw van de corridor naar het verzorgingscentrum. Een andere mogelijkheid is het inzakken van de plint waaropdeze muur staat. Dit zou tevens een verklaring geven voor de schade in R7W1+2. - Thermische uitzettinsverschillen: Zeer onwaarschijnlijk aangezien het een binnenmuur betreft. Mocht de schade al voor de plaatsing van het ver-zorgcentrum zijn opgetreden, dan is het nog steedsonwaarschijnlijk aangezien de muur op het noordwesten ligt. - Thermische uitzetting van het dak: Hoogst onwaarschijnlijk aangezien het dak niet lijkt testeunen op de muur. Bovendien is het patroon van de scheur niet kenmer-kend voor een dergelijkeoorzaak. De scheur zou horizontaal of diagonaal moeten plaatsvinden op enige hoogte.- Waarschijnlijk dode scheur.

Advies- Nader onderzoek vereist. Eventueel herstel voegwerk met visueel het-zelfde voegmiddel. - noodzaak: Constructief waarschijnlijk niet, esthetisch wel.

Page 70: Building conservation assessment:OPSTANDINGSKERK VOORBURG

70

Bron: Ballo (2007)

Figuur 8.13.Scheur R7w1+2

Page 71: Building conservation assessment:OPSTANDINGSKERK VOORBURG

71

Scheur R7W1+2:

Beschrijving- Scheur loopt boven de deurpost in muur W2, en vervolgt zijn weg om de hoek over de gehele lengte van muur W1 van rechtboven naar linksonder. De wand is dragend uitgevoerd.- Afmeting: 0,2-2mm.- Lengte: 3m.- Hoofdrichting: diagonaal

Diagnose- Mogelijke oorzaken: - Door toedoen van zetting: Niet erg aannemelijk, maar wel meest lo-gische verklaring. De constructie is dusdanig licht dat men hier geen ver-zakking zou verwachten. Een mogelijke verklaring is het inzakken van de plint waarop deze muur staat. Dit zou tevens een verklaring geven voor de schade in R7W3. - Thermische uitzettinsverschillen: Zeer onwaarschijnlijk aangezien het een binnenmuur betreft. - Thermische uitzetting van het dak: Onwaarschijnlijk omdat het scheur-patroon te laag optreedt in de muur. Mogelijk zoekt de scheur de zwakste plek rond de sparingen om tot uiting te komen.oorzaak. - waarschijnlijk een dode scheur.

Advies- Nader onderzoek vereist. Scheur kan worden dichtgezet met visueel gelijk voegwerk.- noodzaak: Constructief nader te bepalen. Esthetisch niet erg belangrijk, aangezien de muur bijna altijd aan het zicht is onttrokken.

Page 72: Building conservation assessment:OPSTANDINGSKERK VOORBURG

72

Dilataties

Krachtswerking t.g.v. thermische uitzetting

Figuur 8.14.Scheur BR3W1

Page 73: Building conservation assessment:OPSTANDINGSKERK VOORBURG

73

Scheur BR3W1:

Beschrijving- Scheurvorming in de voeg tussen de spouwbladen. Deze zet zich door in het metselwerk in de buitenzijde. Structuur en kleur onderscheiden zich van de oorspronkelijke voeg.- Afmeting: 2-20mm.- Lengte: 4m.- Hoofdrichting: verticaal

Diagnose- Scheur is naar alle waarschijnlijkheid ontstaan doordat een oorspronkeli-jke dilatatie is dichtgezet met een mortelachtige voeg. Hierdoor zijn twee oorspronkelijke losse bouwdelen met elkaar verbonden. Op dit scheiding-vlak zal een krachtswerking optreden. Dit heeft geresulteerd in een breuk van ofwel de voeg ofwel het metselwerk (afhankelijk van wat het zwaktste element is)- levende scheur

Advies- Dilatatie herstellen. Gebruik van kit.(i.v.m dilatatie van 10mm = Jellema, 4b Omhulling blz.32).Inboeten van metselwerk. Mogelijk nieuwe bakstenen noodzakelijk (houd rekening met kleurverschil) - noodzaak: Ja, verval metselwerk zal zich doorzetten. Esthetisch gewenst.

Page 74: Building conservation assessment:OPSTANDINGSKERK VOORBURG

74

Bron: De Vent (2010)Bron: Van Stigt (1995)

Figuur 8.15.Scheur BR4W2

Page 75: Building conservation assessment:OPSTANDINGSKERK VOORBURG

75

Scheur BR4W2:

Beschrijving- Scheur start aan beide bovenzijdes van het kozijn. Vijf lagen boven het kozijn treedt een horizontale scheur op van over de volledige lengte van het kozijn.- Afmeting: 0,5-1,0mm.- Lengte: 2,5m.- Hoofdrichting: combinatie van richtingen

Diagnose- Naar alle waarschijnlijkheid bevindt er zich een betonnen latei boven het kozijn, dat een andere uitzetting heeft onder invloed van vocht en tempe-ratuur dan de bakstenen. Hierdoor zal op de scheidingsvlakken scheur-vorming optreden.- levende scheur

Advies- Als we kijken naar constructieve oplossingen dan is “repareren van schade aan metselwerk die veroorzaakt wordt door temperatuurbewegingen iszinloos,omdat de oorzaak voor de temperatuurbeweging aanwezig blijft.” (Stigt, J. van, 1995, Renovatie en onderhoudstechnieken, Delft, TUdelft) Hetvervangen van de gehele latei en omliggend metselwerk zou de enige oplossing zijn. Voeg kan gerepareerd worden met meer flexibele voeg-middelen. Dit kan ook verdere degradatie door indringing van vocht voorkomen.- Noodzaak: Vervanging is niet wenselijk, vanwege esthetische bezwaren en hoge kosten. Ter voorkoming van verdere schade en esthetiek is reparatie aan scheuren noodzakelijk.

Page 76: Building conservation assessment:OPSTANDINGSKERK VOORBURG

76

Figuur 8.16.Scheur BR6W2

Page 77: Building conservation assessment:OPSTANDINGSKERK VOORBURG

77

Scheur BR6W2:

Beschrijving- Scheur in het horizontale baksteen werk bij de kolommen aan de voorge-vel. Bij de meeste kolommen vertonen 1 of meerdere bakstenen een scheur.- afmeting: 0,4-0,6mm- lengte: 0-20cm.- Hoofdrichting: verschillende richtingen.

Diagnose- Expansie van de metalen kolom t.g.v. van corrosie.- Levende scheur.

Advies- Kolommen ontdoen van corrosie. Kolommen opnieuw behandelen met een toplaag. Opnieuw detailleren zodat vocht zich niet op hoopt aan de voet van de kolommen. In ieder geval vrijleggen van het baksteen.- Noodzaak: Noodzakelijk in verband met constructieve eisen aan de kolom-men. Tevens esthetisch gewenst.

Page 78: Building conservation assessment:OPSTANDINGSKERK VOORBURG

78

Bron: De Vent (2010)Bron: Van Stigt (1995)

Figuur 8.17.Scheur BR6W2

Page 79: Building conservation assessment:OPSTANDINGSKERK VOORBURG

79

Scheur BR8W1:

Beschrijving- Scheur treedt op boven de latei van de entreedeur, en loopt volledig van links naar rechts een aantal lagen boven de latei langs.- Afmeting: 0,4-0,8mm- Lengte: 1,5-2,0m.- Hoofdrichting: combinatie van richtingen.

Diagnose- De plaatsing van de bakstenen als een latei zorgt ervoor dat dit deel van de muur zich anders gedraagt in de uitzetting onder vocht- en tempe-ratuurveranderingen dan de overige bakstenen van de muur. Dit heeft tot gevolg dat er scheurvorming optreedt langs de twee verschillend werkende delen.- Levende scheur

Advies- Als we kijken naar constructieve oplossingen dan is “repareren van schade aan metselwerk dieveroorzaakt wordt door temperatuurbewegingen iszinloos,omdat de oorzaak voor de temperatuurbeweging aanwezig blijft.” (Stigt, J. van, 1995, Renovatie en onderhoudstechnieken, Delft, TUdelft) Het vervangen van de gehele latei en omliggend metselwerk zou de enige oplossing zijn.Voeg kan gerepareerd worden met meer flexibele voegmiddelen. Dit kan ook verdere degradatie door indringing van vocht voorkomen.- Noodzaak: Vervanging is niet wenselijk, vanwege esthetische bezwaren en hoge kosten. Ter voorkoming van verdere schade en esthetiek is reparatie aan scheuren noodzakelijk.

Page 80: Building conservation assessment:OPSTANDINGSKERK VOORBURG

80

Page 81: Building conservation assessment:OPSTANDINGSKERK VOORBURG

81

§9. Lijst van archivalia

§9.1 Archief gemeente Leidschendam.

Inv. Nr. 610, Beknopt overzicht zaken kerkbouw Oosteinde (mei 1962).

Inv.Nr. 609, Ingebruikneming van Opstandingskerk der Nederlands Her-vormde Kerk te Voorburg

Inv. Nr. 610, Bestek en voorwaarden

§9.2 Archief Opstandingskerk Voorburg.

Geen Inv. Nr., Bestek en voorwaarden

Fledderus, R.H. (1964), Toelichting bij de liturgie ter ingebruikneming van de Opstandingskerk der Hervormde gemeente te Voorburg.

Page 82: Building conservation assessment:OPSTANDINGSKERK VOORBURG

82

Page 83: Building conservation assessment:OPSTANDINGSKERK VOORBURG

83

§10. Literatuurlijst

Benschop, F. (z.d.) [online]. Beschikbaar via: http://www.opstanding-skerkvoorburg.nl/bestanden/Opstandingskerk.pdf[bezocht op 23-12-20010].

Berghoef, J.F. (1954), Beginselen van kerkbouw: rapport uitgebracht aan de Generale Synode der Nederlandse Hervormde Kerk door de daartoe benoemde Commissie, Boekencentrum: Den Haag.

Blankensteijn, H.R. en Overbosch W.G. (z.j.), Een hut om in te schuilen. Kerken van morgen en nu, Baarn: Bosch & Keuning.

Doevendans, C.H., Harst, G.J. van der (2004), Het kerkgebouw in het postin-dustriële landschap, Zoetermeer: Boekencentrum Uitgevers.

Fledderus, R.H., ‘Opstandingskerk te Voorburg’, in: Bouwkundig Weekblad, 1958, p.185-191.

Heuvel, W. van (1999), Kerken in Voorburg, Voorburg: Wim J. van Heuvel.

Heuvel, W.J. van, ‘Een Oud-Christelijk gegeven kreeg moderne vorm in de nieuwe Opstandingskerk te Voorburg’, in: Baksteen, 1965, jaargang 1, nr.1.

Mourik, W.J.G. van, (1957), Hervormde kerkbouw na 1945, Den Haag: Boeken-centrum.

Meesteren, H. van (1999), De geest leidt het schip. Een categorale studie en waardestelling van kerken en kapellen van de wederopbouw, Zeist: Rijksdienst voor de Monumentenzorg.

Harst, G.J. van der, Waard, R de (2007), Wederopbouwkerken van de PKN in Gelderland van 1940 tot 1970, Ungepubliceerde basisversie.

Harst, G.J. van der, ‘‘Jong’ kerkelijk erfgoed. Hervormde en gereformeerde kerkarchitectuur van de wederopbouw’, in: Doevendans, K. Harst, G.J. van der, Het kerkgebouw in het postindustriële landschap. Boekencemtrum: Zoe-termeer.

Hoogewoud, G. (2002), ‘Laveren tussen grenzeloos optimisme en harde real-iteit. Protestante kerkbouw in Amsterdam tussen 1945 en 1970’, in: Endedijk, H.C. en Vree, J., ‘Niet een handvol, maar een land vol’. Twee eeuwen protestante kerkbouw in de Nederlandse ruimte. Jaarboek voor de geschiedenis van het Nederlands Protestantisme na 1900, jaargang 10, Zoetermeer: Meinema.

Ort, F.Z., (1994), Zomaar een dak. Hervormde kerkbouw tussen 1945 en 1995, Boekencentrum: Zoetermeer.

Rooy, A.J.J. van (1959), Nederlandse kerkbouw op een keerpunt, Haarlem: De Toorts.

Sijmons, K.L. (1946), Protestantsche kerkbouw, Den Haag: D.A. Daamen.

Stigt, J. van, (1995), Renovatie- en onderhoudstechnieken, Delft: TU-Delft.

Stoltenborg, L. (2005), R.H. Fledderus (1910-1970), Rotterdam: Stichting BO-NAS Nederlands Architectuurinstituut.

Vent, Ilse A.E. de, (2010, concept versie), Structural damage in masonry. A diagnostic decision support tool. Z.p.

Woertman, S. (2008), ‘Voorbij de dakoverstek. De invloed van Frank Lloyd Wright op Gerrit Rietveld en Jan Duiker’, in: Bergeijk, H. van, ed. Amerikaanse dromen. Frank Lloyd Wright in Nederland, Rotterdam: 010

Page 84: Building conservation assessment:OPSTANDINGSKERK VOORBURG

84

Page 85: Building conservation assessment:OPSTANDINGSKERK VOORBURG

85

§11. Lijst van afbeeldingen

Tenzij anders vermeld zijn alle afbeeldingen afkomstig van de auteurs.

3.1. R.H. Fledderus, bron: Benschop, F. (z.d.) [online]. Beschikbaar via: http://www.opstandingskerkvoorburg.nl/bestanden/Opstandingskerk.pdf[bezocht op 23-12-20010].

3.2. Plan Van Traa, bron: http://www.skyscrapercity.com/showthread.php?t=436437 [bezocht op: 23-12-2010].

4.1. Topografische kaart 1:25000, 1952, bron: Wat was waar, http://watwas-waar.nl/#PU-RY-8-1-1v-1-2YVk-1qAa---jkN [bezocht op: 23-12-2010]

4.2. Topgrafische kaart 1:25000, 1964, bron: Wat was waar, http://watwas-waar.nl/#PU-RY-8-1-1v-1-2YVk-1qAa---jkN [bezocht op: 23-12-2010]

5.1. Beginselen van Kerkbouw, bron: Berghoef, J.F. (1954), Beginselen van kerkbouw: rapport uitgebracht aan de Generale Synode der Nederlandse Hervormde Kerk door de daartoe benoemde Commissie, Boekencentrum: Den Haag.

5.2. en 5.3. Sijmons, Thomas kerk, Amsterdam, bron: Thomas Piek, http://foto.thomaskerk.nl/index.html#1.23 [bezocht op: 23-12-2010].

5.6. Topografische kaart 1:25000, 2007, http://watwaswaar.nl/#Ns-VM-7-1-1v-1T-2PLc-26oC [bezocht op 23-12-2010].

5.7. Bewerkte plattegrond Opstandingskerk Voorburg, R.H. Fledderus, bron: Heuvel, W. van (1999), Kerken in Voorburg, Voorburg: Wim J. van Heuvel, p. 129.

6.5 Glas-in-lood vensters, ‘Het oude verbond, Het nieuwe verbond, Het leven door de geest’, R.H. Fledderus, bron: Marijke de Wal, in: Stoltenborg, L. (2005), R.H. Fledderus (1910-1970), Rotterdam: Stichting BONAS Nederlands Architectuurinstituut.

6.8. Doorsnede Opstandingskerk Voorburg, R.H. Fledderus, bron: Archief Leidschendam, archiefstuk 610, tekening: 111-3.

7.1. Ontmoetingskerk, Waddinxveen, R.H. Fledderus, bron: Mark Radstake. Antwoordkerk, Hoogvliet, R.H. Fledderus, bron: Mark Radstake.Michaelkerk, Spijkernisse, R.H. Fledderus, bron: Mark Radstake.

8.5. Schadepatroon, bron: Vent, Ilse A.E. de, (2010, concept versie), Structural damage in masonry. A diagnostic decision support tool. Z.p. p. 86.Schadepatroon, bron: Stigt, J. van, (1995), Renovatie en onderhoudstech-nieken, Delft: TU Delft.

8.6. zie 8.5

8.8. Schadepatroon, bron: Meichsner, Heinz, Rohr-Suchalla, Katrina, (2008) Risse in Beton und Mauerwerk, Ursachen, Sanierung, Rechtsfragen. Stuttgart: Fraunhofer IRB Verlag.

8.13. Schadepatroon, bron: Ballo 2007.

8.15. zie 8.5.

8.17. zie 8.5.

12.1 Typologie en indeling, bron: Harst, G.J. van der, Waard, R de (2007), Wederopbouwkerken van de PKN in Gelderland van 1940 tot 1970, Ongepubli-ceerde basisversie, p. 71-72.

12.2 Typologie kerkruimten, bron: Harst, G.J. van der, Waard, R de (2007), Wederopbouwkerken van de PKN in Gelderland van 1940 tot 1970, Ongepubli-ceerde basisversie, p. 73-74.

Page 86: Building conservation assessment:OPSTANDINGSKERK VOORBURG

86

Kerkzaal met nevenactiviteiten Kerkzaal omsloten door nevenruimten

Atriumkerk met inpandige buiten-

ruimte omsloten door nevenruimten

Verweving van kerkzaal en

nevenaccomodatie

Verdiepingskerk

Functionele scheiding: kerkzaal en

nevenaccommodatie

Functionele onderscheiding:

nevenaccommodatie gescheiden

van de kerkzaal

Zeer groot kerkelijk centrum: combi-

natie van diverse typen

Bron: Harst, G.J. van der, Waard, R de (2007), Wederopbouwkerken van de PKN

in Gelderland van 1940 tot 1970.

Figuur 12.1.Typologie en indeling

Page 87: Building conservation assessment:OPSTANDINGSKERK VOORBURG

87

§12. Bijlagen.

§12.1 Typologie en indeling.

Afkomstig uit: Harst, G.J. van der, Waard, R de (2007), Wederopbouwkerken van de PKN in Gelderland van 1940 tot 1970, Ongepubliceerde basisversie.Typologie kerkelijke centra/ kerkcomplexenDe primaire onderscheiding in typen is die tussen:A) Klein kerkgebouw (type 1)Kerkzaal met beperkte nevenaccommodatie en faciliteiten, bestaande uit 1 of 2 nevenruimten.B) Groot kerkgebouw resp. kerkelijk centrum (typen 2 t/m 8)Complex met kerkzaal en uitgebreide nevenaccommodatie: meer dan 2 nevenruimten, waaronder gemeente- en/ of toneelzaal, ontmoetingsruimte, keukenfaciliteiten.De typen onder B) zijn verder onderscheiden op grond van drie met elkaar samenhangende, kenmerken:- samenstelling bouwdelen- ligging en schakeling functies- verweving met openbare ruimte

Type 1Kerkzaal met beperkte nevenaccommodatie in ondergeschikt bouwdeel.

Type 2Verdiepingkerk: kerkzaal gelegen op verdieping, boven nevenaccommoda-tie op begane grond en/ of in souterrain.

Type 3Kerkzaal geheel of grotendeels inpandig, aan drie of 4 zijden door neven-ruimten omgeven.

Type 4Atriumkerk met inpandige buitenruimte (hof ), geheel door kerkzaal en nevenruimten omsloten.

Type 5Kerkzaal en nevenaccommodatie aan elkaar geschakeld, met verweving van bouwdelen.

Type 6Functionele onderscheiding: nevenaccommodatie gelegen in eigen, duide-lijk van de kerkzaal onderscheiden bouwdeel.

Type 7Functionele scheiding: kerkzaal en nevenaccommodatie afzonderlijk gele-gen in gescheiden bouwdelen, door entreehal verbonden

Type 8Zeer groot kerkelijk centrum: combinatie van diverse typen, bijvoorbeeld type 2 (verdiepingkerk) met 6, of 2 met 7

Page 88: Building conservation assessment:OPSTANDINGSKERK VOORBURG

88

Figuur 12.2.Typologie kerkruimten

Page 89: Building conservation assessment:OPSTANDINGSKERK VOORBURG

89

§12.2. Typologie kerkruimten.

Om de relatie tussen ruimte en inrichting in beeld te brengen is gekozen voor een gecombineerde typologie, waarbij in de ruimtevorm de inrichting is weergegeven. Dit geeft tegelijk inzicht in de diverse ruimtevormen en opstellingstypen.De primaire onderscheiding levert vijf basistypen op:1) centraalruimte met centraliserende opstelling (1,2 en 3)2) langsgerichte ruimte met langsopstelling (4 en 5)3) langsgerichte ruimte met dwarsopstelling (6 en 7)4) combinatie langsgerichte- en centraliserende ruimtevorm (8)5) vrije ruimtevorm met meer vrije opstelling (9, 10 en 11)

Type 1Kruisvormige centraalruimte (getekend vb. is Grieks kruis). Type 2Vierkante centraalruimte.

Type 3Veelhoekige centraalruimte (voorbeeld achthoek).

Type 4Langsgerichte ruimte met liturgisch centrum4a en b: voorbeelden opstellingsvarianten van liturgisch centrum in langs-gerichte ruimte.

Type 5Langsgerichte ruimte met kooruitbouw en inrichting naar principes Litur-gische beweging.5a: langsgerichte ruimte met kooruitbouw als kanselkoor volgens orthodox protestantse inrichting.

Type 6Langsgerichte ruimte met dwarsopstelling van liturgisch centrum.

Type 7Langsgerichte ruimte met dwarsgerichte kooruitbouw (synthese van dwars-opstelling en inrichting Liturgische beweging).

Type 8Combinatie van langsgerichte en centraliserende ruimtevorm (voorbeeld achtkant, met dwarsopstelling).

Type 9Vrije afgeronde vorm met centraliserende karakteristiek.

Type 10Vrije hoekige vorm (voorbeeld met doopvont in het midden).

Type 11Vrije hoekige vorm (voorbeeld met aparte avondmaalsruimte).

Page 90: Building conservation assessment:OPSTANDINGSKERK VOORBURG

90

Page 91: Building conservation assessment:OPSTANDINGSKERK VOORBURG

91

Locatie Beschrijving Opmerkingen

A buitenzijde baksteen 90 98 90 86 101 90 95 95 104 mediaan: 95westzijde lintvoeg 43 32 34 28 22 40 51 30 35 mediaan: 34links van hoofdingang stootvoeg 47 37 35 50 44 38 34 19 30 mediaan: 37

B buitenzijde baksteen 78 60 45 68 72 32 82 66 67 mediaan: 67westzijde lintvoeg 26 26 26 24 23 112 32 28 32 mediaan: 26rechts van hoofdingang stootvoeg 93 30 28 39 44 33 25 38 29 mediaan: 33

C buitenzijde baksteen 82 72 84 74 50 75 75 62 35 mediaan: 74zuidzijde lintvoeg 12 8 24 25 42 25 8 30 43 mediaan: 25nabij zuidwesthoek stootvoeg 3 36 28 12 20 18 30 20 28 mediaan: 20

nieuw lint 43 47 35 45 37 37 37 52 30 mediaan: 37 nieuwe voegnieuw stoot 52 35 27 36 39 40 42 42 34 mediaan: 39 nieuwe voeg

D buitenzijde baksteen 80 59 0 39 95 60 95 104 66 mediaan: 66zuidzijde lintvoeg 7 6 28 11 7 22 23 20 20 mediaan: 20halverwege zuidwand stootvoeg 2 25 24 28 12 15 35 30 22 mediaan: 24

E buitenzijde baksteen 79 89 96 66 69 64 85 82 75 mediaan: 79zuidzijde lintvoeg 13 36 25 27 19 29 34 20 27 mediaan: 27nabij zuidoosthoek stootvoeg 42 35 35 28 48 42 44 35 43 mediaan: 42

F buitenzijde baksteen 72 80 91 73 89 75 74 73 60 mediaan: 74oostzijde opstal lintvoeg 32 35 35 32 34 35 55 30 28 mediaan: 34nabij zuidoosthoek stootvoeg 34 0 33 38 40 37 33 25 32 mediaan: 33

G buiten baksteen 94 90 79 85 65 60 77 82 79 mediaan: 79zuidzijde atrium lintvoeg 25 30 36 32 38 49 40 43 30 mediaan: 36ter hoogte van middenste kolom stootvoeg 47 62 54 55 30 60 58 50 45 mediaan: 54

H buiten baksteen 98 83 64 84 57 75 30 74 85 mediaan: 75noordzijde atrium lintvoeg 36 40 32 28 34 40 35 32 42 mediaan: 35 nieuwe voegonder de ramen stootvoeg 36 53 53 40 45 48 45 60 51 mediaan: 48

I buiten baksteen 89 79 90 95 96 39 90 86 78 mediaan: 89noordzijde opstal lintvoeg 15 28 20 30 24 40 28 41 30 mediaan: 28tegenover bejaardentehuis stootvoeg 12 25 32 30 27 42 40 25 25 mediaan: 27

J binnen baksteen 112 86 96 95 92 94 103 90 82 mediaan: 94 nieuwe voegzuidzijde hoofdruimte lintvoeg 45 28 32 26 31 20 25 29 21 mediaan: 28nabij noordoosthoek van atrium stootvoeg 35 25 28 32 37 30 42 31 21 mediaan: 31

§12.3. Hardheidsmetingen baksteen.