circumplaudo nr 75 q3 2015
DESCRIPTION
Literair internettijdschriftTRANSCRIPT
nummer 75 | Q3 2015 | 10e jaargang
Literair internettijdschrift
CIRCUMPLAUDO
CIRCUMPLAUDO 2
CIRCUMPLAUDO
nummer 75
Q3 2015
10e jaargang
-driemaandelijks verschijnend literair platform-
Ad van der Zwart Marijke Scholten
Eric Peterse Redactie
www.circumplaudo.nl
Webadres
www.facebook.com/Circumplaudo
[email protected] E-mail
Kopij kan worden ingezonden naar het bovenstaande e-mailadres. Kopij
Ad van der Zwart
Vormgeving website
Marijke Scholten Eindredactie
Marta Pawlik Omslagfoto
Eric Peterse
Vormgeving omslag en binnenwerk
Rob den Boer Beheer facebookpagina
© 2015 Copyright berust bij de betreffende auteurs. Copyright
Deze uitgave is zonder subsidie tot stand gekomen.
CIRCUMPLAUDO 3
Inhoud
Argibald - Cartoons 4, 15 en 34
Karen van Soomeren - Normale gang van zaken 5
Hilde A.M. Jutte - Afnemend getij 9
Gerard Schoemaker - Gedichten 16
Rob den Boer - Tweegevecht 19
Marijke Scholten - Eén helder uur 35
CIRCUMPLAUDO 4
Argibald
CIRCUMPLAUDO 5
Karen van Soomeren
Normale gang van zaken
‘Terugkomend op uw eerdere vraag; ja, ik vind het normaal.
Voor mij is het normaal. Voor mijn 13.000 volgers is het
normaal. Misschien zijn er mensen die het niet normaal
vinden, maar die zijn er altijd. Mijn volgers beleven er ple-
zier aan en daar draait het om. Het is een opwindende ge-
dachte, dat moet u toegeven. 13.000 volgers die ernaar kij-
ken, die erop wachten. Nu ik het over wachten heb, een
momentje, dan pak ik even mijn telefoon. Waarom steekt u
uw hand op? Mag dat niet? Serieus? U kunt niet van mij
verwachten dat ik mijn volgers in de steek laat. Een uur geen
telefoon. Dat kan niet. U weet toch dat internet tegenwoor-
dig op de tweede plaats, de behoefte aan veiligheid en ze-
kerheid, in de piramide van Maslow staat? U kunt dan wel
uw hoofd schudden, maar het is zo. Weet u wat het met u is?
U bent preuts! Of nee, jaloers. Een volkomen natuurlijke
reactie. Ik weet dat de meeste van mijn volgers mannen zijn.
De vrouwen kunnen het niet hebben. Zegt u nu zelf, er zijn
maar weinig vrouwen die hier tegenop kunnen. Zo’n li-
chaam met zulke tieten en zo’n kont. Daarom moet ik mijn
volgers op zijn minst een stukje decolleté geven. De betere
foto’s maak ik na deze sessie wel. Misschien hebt u daar een
punt, je moet ze een beetje hongerig houden. Je moet nog
wat zaken aan de fantasie over laten zodat ze terug blijven
komen. Waarom blijft u uw hoofd schudden? Er is op deze
CIRCUMPLAUDO 6
manier weinig aan met u. U heeft vast ook geen seksleven.
Of nee, waarschijnlijk heeft u er wel één, maar is dat volledig
ingedut. Zo’n seksleven waarbij u het één keer in het week-
end in een missionarisstandje doet en het dan de liefde be-
drijven noemt. Vervolgens ben ik degene van wie verwacht
wordt dat ik hier mijn beweegredenen vertel. We zouden de
rollen om moeten draaien. Vertelt u eens wat u bezielt.
Waarom ben ik altijd degene die uit moet leggen waarom ik
doe wat ik doe? Als ik op een warme zomerdag alleen in een
rokje rondloop, dan word ik door de politie aangehouden.
Niet alleen aangehouden, maar ik krijg ook nog eens een
boete omdat ik schuldig ben aan openbare schending van de
goede zeden. Nu vraag ik u. Het is gewoon de natuur. Vroe-
ger hadden we niet eens kleding. Maar tegenwoordig schend
je de goede zeden. Er zijn genoeg mannen die er met warm
weer ook topless bij lopen. Daar zegt niemand wat van. Als
je het mij vraagt heeft het helemaal niets met goede zeden te
maken, maar met andere vrouwen die er niet mee om kun-
nen gaan. Zij zijn degenen die gaan klagen. De confrontatie
met een mooier lichaam dan dat van hen wordt hen te veel.
Omdat andere vrouwen problemen met hun eigen lichaam
hebben zit ik hier. Door deze vrouwen wordt het niet nor-
maal gevonden om jezelf te tonen. Laat staan dat het je op
mag winden wanneer anderen graag naar jouw lichaam kij-
ken. Volgens mij is dat alleen maar natuurlijk. Of zou u
soms liever volledig genegeerd willen worden? Nee, u wilt
ook bekeken worden, maar met een gemiddeld lichaam zo-
als dat van u houdt u die aandacht niet vast. De frustratie
die daaruit voortkomt, reageert u af op mensen zoals ik. Nu
wordt het me pas echt duidelijk. Het klopt wat anderen over
CIRCUMPLAUDO 7
therapie zeiden. Ze zeiden dat een psycholoog inzicht geeft
in jezelf. Weet u, dat had ik van tevoren niet gedacht. Ik
vond het maar onzin, maar het klopt echt. Het is u gelukt. Ik
wil u daar hartelijk voor bedanken. Dank u wel voor de be-
vestiging. Het ligt aan anderen, niet aan mij. Ik ben volledig
normaal.’
CIRCUMPLAUDO 8
CIRCUMPLAUDO 9
Hilde A.M. Jutte
Afnemend getij
‘Weliswaar hebben zoutwaterbeerdiertjes geen opponeerba-
re duim,’ zei de bioloog, ‘maar ze kunnen wel degelijk iets
vastpakken.’ Hij lachte er een beetje bij, subtiel, meer gri-
mas dan geluid, alsof hij een geweldig idee had en dat nog
aan niemand zou vertellen; een mondhoek die heel even
omhoogtrok, een twinkeling in zijn grijze, linker oog, een
zacht en kort, snorkend geluidje dat werd overstemd door
een bladzij die werd omgeslagen, door iemand ergens achter
de boekenstelling.
Zijn gehoor reageerde niet of nauwelijks. Zeyna, die ach-
ter de balie van Naturalis stond, verveelde zich een beetje, ze
had al zo veel geniale geleerden voorbij zien komen met
grootse plannen. En ze was geen bakvis meer, ze werd niet
meer gelijk hopeloos verliefd op iedere briljante professor
die iets slims leek of dacht te zeggen. De sterpaleontoloog
van datzelfde Naturalis – een museum over dode planten en
dieren te Leiden - zat met z’n gedachten elders, misschien
bij z’n laatste tv-optreden.
Harry, de bioloog, keek nog even verwachtingsvol of er
echt niemand zou reageren en toen besloot hij z’n geniale
plan toch maar te verklappen. Ze zouden versteld staan. ‘Ik
wil ze dresseren,’ zei hij, ‘zodat we ze kunnen inzetten voor
hand- en spandiensten bij nanotechnologie. En wie weet,
misschien zelfs bij nano-operaties, in het menselijk lichaam.
CIRCUMPLAUDO 10
Stel je eens voor wat we dan zouden kunnen bereiken.’
Zeyna schoof haar handen wat terug in de lange mouwen
van haar vest, ze vroeg of het niet gevaarlijk was om van die
beestjes los te laten in het lichaam van zieke mensen. Harry
helde een beetje naar achteren met z’n bovenlichaam en
fronste de wenkbrauwen. Daar had hij nog niet over nage-
dacht. Clint, de paleontoloog, vroeg of daar veel geld voor
nodig was, voor dat dresseren. Harry meende van wel, er
waren sterke microscopen bij nodig om alles te kunnen zien
wat die beerdiertjes deden, micro-camera’s, onderzoek naar
de beste omstandigheden om beerdiertjes te houden en te
fokken, er zou natuurlijk speciale computerprogrammatuur
moeten worden geschreven. En dan waren er nog nanohoe-
peltjes nodig.
‘Nanohoepeltjes?’ vroeg Zeyna. Harry knikte, z’n voor-
hoofd met de al flink wijkende haargrens glom in het kunst-
licht dat hier ook op zonnige dagen altijd aan was.
‘Nanohoepeltjes ja, je moet het dresseren toch ergens
mee beginnen.’ legde hij uit. ‘Dus je begrijpt dat het best een
duur project wordt, het zal niet makkelijk zijn om fondsen te
werven.’ Clint stelde voor om aan crowdfunding te gaan
doen.
Drie weken later vroeg Zeyna, die Harry had geholpen de
crowdfunding te organiseren, hoe het ermee stond. Harry
antwoordde dat het fantastisch ging. Men kon pas zo’n 36
uur geld storten en er was al 38,50 euro binnen. Zeyna zocht
het €-tekentje op haar toetsenbord, Harry zei dat dat 20AC
was, maar het lukte haar niet om het op die manier voor el-
kaar te krijgen. Ze gaapte een beetje, maar dat was van de
CIRCUMPLAUDO 11
honger, het was ramadan. Clint was er niet, hij was voor een
weekje naar Johannesburg voor een belangrijke conferentie.
Alle top-paleontologen zouden er zijn.
De directeur, die je anders zelden zag, hij had het geme-
lijk te druk met vergaderen en netwerken, stond plots naast
Harry. Die schrok daar een beetje van, vooral omdat de di-
recteur hem joviaal op de schouder sloeg. De iets te bleke en
iets te corpulente zestiger, strikt heteroseksueel, deed dat
wel vaker als hij wilde laten zien hoe gewoon hij was geble-
ven.
‘Harry, hoe gaat het met dat project van je, kom, waar
ging het ook weer over, iets met Steenarenden toch?’
‘Mariene beerdiertjes,’ zei Harry zacht, want dat was de
correcte term voor zoutwaterbeerdiertjes. En nogmaals, nog
steeds zacht: ‘Mariene beerdiertjes. Het gaat lang niet
slecht, de crowdfunding is gisteren gelanceerd.’ Hij vroeg
zich af waarom hij ‘gelanceerd’ zei. Zei je dat wel zo, een
crowdfunding lanceren? Het klonk zo raar. De directeur liep
verder, met passen die urgentie en belang moesten verra-
den. Zeyna snoof een beetje, zij had de neiging op hoogmoed
neer te kijken. Harry had dat vaker gemerkt en vroeg zich af
of dat neerkijken op hoogmoed een religieuze grond had.
Harry begon zich wat zorgen te maken. De crowdfunding
was nu eenentwintig dagen gaande en na een hoopgevende
start was de teller op de derde dag naar 46,87 euro gekro-
pen. En op dat bedrag stond de teller nu nog steeds. Niet dat
iemand ernaar vroeg. De directeur was druk met strategi-
sche beleidsbesprekingen omtrent de evaluatie van de toe-
komstvisie. Het reflecteren daarover diende zorgvuldig ge-
CIRCUMPLAUDO 12
managed te worden, anders zou het allemaal kunnen escale-
ren. Harry was, ondanks zijn zorgen, blij dat hij geen direc-
teur was. Zeyna was onlangs tante geworden en kon alleen
nog maar denken aan en spreken over babykleertjes, baby-
bedjes, speentjes en wat dies meer zij. En Clint? Och, Clint
was Clint, hij was bezig met een nieuw format voor een tv-
programma. Iets educatiefs.
Harry boog zich over z’n bureau, hij was aan het tekenen.
Het was een zoutwaterbeerdiertje, van het soort dat je veel
aan kon treffen op het strand bij Katwijk, bij afnemend getij
tussen de eb- en vloedlijn. Hij hoopte dat een mooie afbeel-
ding mensen zou kunnen verleiden geld in zijn project te
steken.
Met de twee meest geslaagde tekeningen liep hij naar
Zeyna, hij hoopte dat hij haar kon helpen de tekeningen te
digitaliseren. Ze was erg handig met computers. Toen ze de
tekeningen zag, vond ze het weer zielig om zulke beestjes
door hoepeltjes te laten springen. Ook al waren het nano-
hoepeltjes.
‘Je bent net tante geworden,’ stelde Harry vast, ‘daar
word je weekhartig van.’ Zeyna bloosde een beetje, ze wist
zelf niet goed waarom. Harry vroeg zich af of z’n opmerking
misschien wat te gewaagd was geweest. Zou hij haar in ver-
legenheid hebben gebracht? Dat was niet z’n bedoeling ge-
weest.
Nog weer drie weken later moest Harry z’n project opgeven.
Er stond 47,13 euro op de rekening voor het beerdiertjespro-
ject en hij zag geen enkele kans z’n projectvoorstel zo te
herschrijven dat dat bedrag voldoende zou zijn om de
CIRCUMPLAUDO 13
kosten te dekken.
De directeur had er ook al geen vertrouwen meer in, die
had hem een ontslagbrief gestuurd. Of eigenlijk was het
geen echte ontslagbrief, dat kon helemaal niet. Harry had
namelijk geen vast contract, dat mocht niet meer want dat
was ouderwets. Hij had gewoon een brief gekregen dat z’n
tijdelijke aanstelling niet verlengd werd. Voor iemand die
geen projecten van de grond kreeg, was geen plek in de
nieuwe toekomstvisie. De directeur hoopte natuurlijk dat
Harry het zou begrijpen, maar voor de zekerheid meed hij
Harry. Je kon nooit weten hoe iemand zou reageren.
De 47,13 euro was net genoeg om een mooie bos bloemen
voor Zeyna te kopen, als dank voor haar hulp en steun, en
een fles jenever voor zichzelf. Clint kwam hem helpen die op
te drinken, op Harry’s laatste werkdag. Hij zat op het bureau
dat Harry al leeggeruimd had, het liep tegen vijven. Harry’s
spullen zaten in een doos die op het bureau stond. Bovenin
de open doos lagen de tekeningen die hij gemaakt had, ze
hadden niet geholpen om meer geld in te zamelen. Harry zat
onderuitgezakt in z’n stoel. De wollen trui die hij droeg,
kriebelde in zijn nek. Hij twijfelde of hij voortaan een over-
hemd onder zijn trui zou dragen in plaats van een hemd, of
misschien beter kon overstappen op katoenen truien. Clint
bekeek de bovenste tekening eens goed en pakte toen het
hele stapeltje en bladerde er langzaam doorheen. Voorzich-
tig legde hij de tekeningen terug. Ze zwegen en dronken de
glaasjes leeg die Clint had meegebracht. Harry schonk nog
eens in.
‘Het zijn mooie tekeningen,’ zie Clint, ‘ik wist niet dat jij
dat kon.’ Harry zei niks en staarde een beetje somber voor
CIRCUMPLAUDO 14
zich uit. ‘Zou je wat tekeningen kunnen maken voor het
nieuwe, educatieve tv-programma?’ vroeg Clint. Harry keek
op, een beetje suffig. ‘Tegen betaling natuurlijk,’ voegde
Clint er nog aan toe.
CIRCUMPLAUDO 15
Argibald
CIRCUMPLAUDO 16
Gerard Schoemaker
Gedichten
Verstrikt
En niet zo zuinig ook.
Verstrikt in de beperkte taalvaardigheden van mezelf als
Groninger in Nederland. Verstrikt in de beperkte taalvaar-
digheden van het lagere personeel bij publieke instanties.
Verstrikt in mijn verlegenheid in de omgang met de ander;
verstrikt in mijn bedoeling met die ander: ik wil je neuken
maar ik wil ook met je praten.
Verstrikt in onverdiende complimentjes, in werkelozen veels
te vroeg al bruin.
Gezongen heb ik met de dichters, gevlogen met het aardse
schuim,
gezeten met mezelf en andere zitters.
Verstrikt gelukkig in dit aardse puin.
Nog schitteren
Schitteren: een blinkend ego; een stralend aureool.
Met seks verknoopt verlangen; hyperbool.
CIRCUMPLAUDO 17
Zaterdagavond
Een weerschijn op je tieten, terwijl je vent net
doodgevonden was.
Begraven al en ik zelfs koffie heb gedronken.
Wat is dit voor iets vreemds, dit mensenras.
Ik dacht
Dat seks ging over tederheid en tot orgasme strelen,
wist niks van rammen, erop los,
wat ook niet gaat vervelen.
Totdat ze dood gevonden werd,
en enkel nog kon strelen.
CIRCUMPLAUDO 18
Rob den Boer, 'Imponeren',
oliepastel op papier, 60 x 40 cm
CIRCUMPLAUDO 19
Rob den Boer
Tweegevecht
‘Er is te veel natuur,’ had de buurvrouw van Janine de Haas
onlangs gezegd, toen ze een praatje maakten op de galerij.
‘Het verwildert hier helemaal.’
Sinds er achter de flat een waterberging lag, was de vogel-
stand snel toegenomen. Vooral de meerkoeten werden erg
agressief als ze jongen hadden. Een eendje dat meters ver-
derop naar voedsel speurde in het laagstaande water, werd
zonder pardon de oever op gejaagd. Ook de hoentjes kregen
het zwaar te verduren en leefden in zo'n periode aan de ra-
felranden van het wateroppervlak. Janine kon er iedere dag
vanaf haar balkon geboeid naar kijken, als ze even uitrustte
van haar werk en een kopje thee dronk.
Er was blijkbaar een vrouwtjestekort bij de meerkoeten,
want een mannetje joeg een andere meerkoet voortdurend
weg als die zijn vrouwtje probeerde te benaderen. De veren
van hun vleugels gingen dan overeind staan, beiden tastten
de tegenstander even af en dan vlogen ze elkaar naar de
borst. Na een korte heftige worsteling droop de indringer
vervolgens af met de typische waterlooppas van een meer-
koet, het riet in.
Wat dat betreft is de dierenwereld niets menselijks
vreemd. Ook om Janine was gevochten toen zij een jaar of
zeventien was. Ze had prachtig hertenbruin haar, dat meest-
al in een lange, stevige paardenstaart omlaag krulde en een
CIRCUMPLAUDO 20
knap gezicht met een paar wangen die er gewoon om vroe-
gen om gekust te worden. Veel jongens wilden met haar uit,
maar twee ervan joegen echt op haar. Otto was een mooie
jongen met blond krullend haar en een aanstekelijke, gulle
lach, een ware casanova op zijn scooter. Tenminste, als de
politie er geen beslag op had gelegd, omdat hij hem telkens
opvoerde en veel te hard door het dorp of over de dijk langs
de rivier reed. Dirk-Jan was een serieuze jongen die toen al
wist dat hij later bij een bank wilde gaan werken.
Otto had de middelbare school uiteindelijk op zijn acht-
tiende verlaten met een mavo-diploma, terwijl hij in een
vwo-brugklas was begonnen. Andere zaken hadden hem
altijd veel meer geboeid dan school. In de eerste plaats zijn
scooter, maar ook meisjes, feestjes, roken, drinken en blo-
wen.
Hij ging liever werken bij de supermarkt waar hij al een
bijbaantje had, dan verder studeren. Als mensen hem vroe-
gen waarom, dan zei hij altijd dat hij via interne cursussen
op den duur bedrijfsleider kon worden. Binnen een jaar
werd hij ontslagen. Soms was hij zo dronken en zo stoned,
dat hij gewoon dagen achter elkaar niet op zijn werk ver-
scheen. Zijn studieboeken lagen nog ingepakt thuis ergens
achterin een kast.
Dirk-Jan daarentegen doorliep de meao en daarna de heao
in een keer achter elkaar. Hij was geen geweldige student,
maar met een rijtje zevens kwam je er ook. Zijn docenten
mochten hem graag vanwege zijn grote motivatie. Tussen
zijn klasgenoten viel hij niet op en hij bleef ook gewoon
thuis wonen op het dorp. Voortdurend probeerde hij Janine
tot een afspraakje te verleiden. Ook zijn moeder vond haar
CIRCUMPLAUDO 21
een goede vriendin voor haar zoon.
‘Ze is zo kalm en ze heeft zulke lieve ogen,’ zei ze.
Op hun beurt mochten Janine's ouders Dirk-Jan graag,
zijn familie was van dezelfde kerk en het was een serieuze
jongen. Met Otto hadden ze weinig op.
‘Hij is mentaal instabiel,’ zei haar moeder, ‘daarom zal hij
nooit iets bereiken in het leven.’
Als er iets te vieren was in de familie werd Dirk-Jan altijd
uitgenodigd, maar Otto niet.
Janine had twee oudere broers die allebei aan de universi-
teit studeerden. Zelf had ze geen duidelijk toekomstbeeld,
hoewel haar ouders graag hadden gewild dat zij ook was
gaan studeren. Na de havo kreeg ze een baantje in een
boekwinkel in de nabijgelegen stad en dat vond ze best. Ze
had altijd graag gelezen en af en toe schreef ze gedichtjes.
Haar leraar Nederlands probeerde haar te stimuleren om
eens wat in te sturen naar een literair tijdschrift, maar dat
wilde ze niet. Iedereen in het dorp ging er vanuit dat ze met
Dirk-Jan zou trouwen als hij klaar was met zijn studie en
dat zij dan thuis voor de kinderen zou gaan zorgen, met een
parttime baan erbij. Eigenlijk dacht ze dat zelf ook, hoewel
er nog geen serieuze relatie was en zij ondertussen, tot er-
gernis van haar ouders, de nodige andere vriendjes had ge-
had.
Otto had echter een grote gave om met een perfect gevoel
voor timing, mensen voor zich in te nemen. Hij woonde in-
middels in Amsterdam en had allerlei baantjes. Verder han-
delde hij in scooters en dealde ook, maar over dat laatste
praatte hij nooit. Hij had veel vriendinnen, maar dat be-
CIRCUMPLAUDO 22
deesde meisje uit zijn geboortedorp zou hij nooit vergeten.
Een dag nadat Janine 22 was geworden en Dirk-Jan nog
minder dan een jaar voor zijn afstuderen zat, stond hij in-
eens bij haar thuis voor de deur, met een stoere motorfiets,
hoog op de allroad banden. Hij was keurig gekleed, maar
had nog steeds zijn blonde lokken en die aanstekelijke lach.
Zelfs de moeder van Janine, van wie het gezicht zwaar was
betrokken, kon haar gezicht niet in de plooi houden als hij
haar toelachte en een handkus gaf. Dus nodigde ze hem
binnen voor de koffie en ze hadden een leuk gesprek.
‘Zo te zien gaat het nu goed met je,’ wees vader naar de
motor die buiten stond geparkeerd.
‘O ja,’ zei Otto. Hij was helemaal veranderd en werkte nu
in een grote bromfietsenzaak in hartje Amsterdam. Op den
duur zou hij de winkel overnemen.
‘Zullen we een ritje maken?’ vroeg Otto aan Janine.
‘Ik heb geen helm,’ aarzelde zij.
‘Die heb ik voor je,’ zei Otto, ‘kom maar mee.’
‘Niet te lang wegblijven,’ zei moeder, ‘vanmiddag komt
Dirk-Jan.’
Otto deed alsof hij dat niet had gehoord en troonde Janine
mee naar zijn motor. Achterop hing nog een helm.
Toen ze buiten het dorp waren stopte hij bij een bankje en
ze gingen zitten.
‘Heb je nog steeds wat met die uitgedroogde stokvis?’
vroeg hij.
‘O, met Dirk-Jan? Nou, mijn ouders hebben meer wat met
hem,’ antwoordde Janine.
‘Het is wel een volhouder,’ zei Otto hoofdschuddend.
‘Blokt zich helemaal suf op school en gaat dan bij een bank
CIRCUMPLAUDO 23
werken, ieder jaar honderd euro per maand erbij voor zijn
huisje-boompje-beestje. Moet je eens weten wat ik ga ver-
dienen. Het zal altijd een sukkel blijven.’
Janine herkende de Otto van vroeger op school weer. Ze
wilde hem van alles vragen, bijvoorbeeld of het waar was
wat hij over zijn werk vertelde en of hij nog steeds zo blow-
de. Dan keek hij haar met een stralende blik aan, dus dan zei
ze maar niets meer en kreeg ze een dikke knipoog. Voordat
ze het wist zat ze achter op de motor op weg naar Amster-
dam.
Ze kwam terecht in een appartement op de derde verdie-
ping van een grachtenpand aan de Brouwersgracht. Het was
niet groot, slechts twee kamers, maar netter dan ze van Otto
gewend was. Hij schonk witte wijn in, kookte eten en ze
hadden een geweldige tijd samen.
‘Dit is echt heerlijk,’ zei Janine, terwijl ze nog een hap van
de zalmpasta nam. Otto vulde haar glas nog eens bij. Toen
ze na het eten voor de tv zaten, haalde hij een paar lijntjes
uit zijn zakken en bood haar er een aan.
‘Tsjonge,’ dacht Janine, ‘het is dus niet bij wiet gebleven.’
Zelf rookte ze af en toe een jointje, maar hield het verder
bij sigaretten.
‘Jij eerst,’ zei ze, toen Otto haar weer een lijntje aanbood.
Hij snoof, daarna nog eens en dronk toen in één teug een
glas whisky leeg.
Janine stond op en liep naar de deur.
‘Ga je weg?’ vroeg Otto verschrikt.
‘Nee,’ zei ze.
In de hal beneden ontdekte ze naast de bel voor driehoog
een andere naam.
CIRCUMPLAUDO 24
Otto was nog steeds Otto. Een junk, maar eentje die het
goed bedoelde. Dirk-Jan zou vast een vrouw vinden die
graag financiële zekerheid wilde en een Opel Astra voor de
deur. Maar niet Janine. Er waren andere mannen die een
beschermengel nodig hadden.
Janine liep terug naar boven en vond Otto liggend op de
bank, met een blik van totale verrukking op zijn gezicht.
Zonder dat hij het merkte, moffelde Janine de coke weg in
een ladekastje. Via een andere deur kwam ze in de slaapka-
mer met een groot tweepersoonsbed. Ze sloeg de lakens
open en deed haar rokje uit. Zo liep ze terug naar Otto,
kroop op hem en begon zijn overhemd open te maken. Hij
nam haar in zijn armen en begon haar te kussen. Van haar
mond, via haar kin en hals naar haar borsten. Toen trok ze
zich even terug en lachte hem van een meter afstand toe. Hij
stond op, nam haar in zijn armen en zoenend gingen ze naar
de slaapkamer, waar ze snel alle kleren die ze nog aan had-
den uitgooiden en zij hem het initiatief liet nemen.
De volgende ochtend werden ze wakker in een bad van
zonnestralen dat door het raam naar binnen viel. Ze hadden
de gordijnen vergeten dicht te doen. Maar daar hadden Otto
en Janine nog steeds geen erg in. Ze kusten elkaar teder,
Otto gooide de lakens open en begon Janine's buik te kus-
sen.
Toen keek hij haar aan, terwijl hij met zijn handen een cir-
kel op haar buik trok: ‘Ons kind,’ zei hij stralend. Janine
knikte, ze voelde het, al was er nog geen enkele bevestiging
van een arts.
Acht maanden later was de bruiloft. Ze woonden toen al
een half jaar samen, in een driekamerappartement in De
CIRCUMPLAUDO 25
Baarsjes dat ze via een vriend van Otto hadden kunnen hu-
ren. Door de crisis was werk vinden moeilijk, zeker met een
kind op komst. Na de geboorte van Teun was Janine's
spaargeld op. Van haar ouders kregen ze niets, want die wa-
ren woedend en geschokt dat ze met Otto trouwde in plaats
van met Dirk-Jan. Otto's ouders waren gescheiden en de
band met hen was niet erg hecht. Het werd een sobere
plechtigheid met wat vrienden op het stadhuis en een recep-
tie in de kroeg.
Janine begreep al snel dat Otto wel in scooters handelde,
maar niet met de rooskleurige toekomst die hij haar had
voorgespiegeld. Ze nam schoonmaakbaantjes aan en sor-
teerde 's avonds post als Otto thuis was om op Teun te pas-
sen. Totdat ze op een keer rond middernacht thuiskwam en
Otto laveloos op de bank achter de televisie aantrof, met
Teun jankend in de wieg met zijn gezichtje vol kwijl. Op de
grond lagen diverse lege wijnflessen en op de salontafel
slingerde een zakje met restjes coke. Ze maakte Otto wakker
en schreeuwde alles wat haar dwars zat in zijn gezicht. To-
taal verbijsterd keek hij haar aan. Hij kreeg altijd iedereen
mee en kletste zich overal uit, maar nu werd hem de waar-
heid gezegd door de moeder van zijn kind die altijd zo be-
heerst was. Toen ze klaar was, pakte hij zijn jas en liep zwij-
gend weg, de deur uit.
Na twee dagen kwam Otto terug, met bloemen en een fles
champagne. Voor Teun had hij cadeautjes gekocht en hij
knuffelde het kind uitbundig. Het kraaide van plezier en va-
der en zoon leken volstrekt herenigd. Otto kwam nu iedere
dag redelijk op tijd thuis en toonde zich lief en zorgzaam.
CIRCUMPLAUDO 26
Dat hij regelmatig nogal lang op het toilet zat en er dan ont-
zettend opgewekt en met een genoegzame grijns op zijn ge-
zicht weer uit kwam, vergaf Janine hem maar.
Een jaar na hun huwelijk lag er een envelop voor Janine
bij de post. Er zat een kaartje in met een foto van Dirk-Jan
in trouwpak met zijn bruid. Ze herkende het soort vrouw dat
hij in haar had willen zien. Hij had er een briefje bij gedaan.
‘Ik hoop dat je gelukkig bent,’ stond er in de laatste zin.
Af en toe belde Janine wel weer eens met haar moeder. De
hele familie was teleurgesteld en in het dorp werden haar
keuzes door de meeste mensen niet begrepen.
‘Wanneer wordt Teun gedoopt?’ vroeg haar moeder iedere
keer.
Net toen ze Otto wilde voorstellen om met zijn drieën haar
ouders te bezoeken en Teun te laten dopen, gebeurde het
weer dat Janine van haar werk thuiskwam en het kind hui-
lend met een volle luier in de box aantrof, terwijl Otto met
zijn kleren aan in bed zijn roes lag uit te slapen. Ze liet hem
maar liggen, want als ze boos werd liep hij gewoon weg,
zonder te reageren.
Janine regelde oppas bij een goede vriendin, die voor wat
hulp overdag bij de opvang van haar eigen kinderen, 's
avonds wel op Teun wilde passen. Otto was woedend toen ze
's avonds naar haar werk wilde gaan en hoorde dat ze hun
zoon ergens anders had ondergebracht. Hij vloekte en tier-
de, het hield niet op. Hij wilde Teun terughalen, maar Jani-
ne weigerde hem te vertellen waar hij was. Otto greep haar
bij de schouders en schudde haar door elkaar. Ze bleef wei-
geren en viel tegen hem uit, noemde hem een waardeloze
mislukkeling. Toen sloeg hij, hard in haar gezicht. Bloedend
CIRCUMPLAUDO 27
viel ze achterover, gelukkig precies in een stoel. Toen liep hij
de deur uit, die met een harde knal achter hem dichtvloog.
Inmiddels waren andere bewoners uit het huis op het lawaai
afgekomen en vroegen Janine wat er aan de hand was.
Opnieuw vergaf ze Otto, die zoals altijd na verloop van tijd
hoffelijk excuus kwam maken. Maar het gebeurde weer, en
opnieuw, en nogmaals. Soms kon ze de blauwe plekken am-
per meer weggewerkt krijgen met haar make-up. Op een dag
kwam Otto niet thuis, want hij was opgepakt voor diefstal.
Hij wist de zaak te schikken en Janine moest naar het bu-
reau om de boete te betalen. Ook kwamen er vreemde tele-
foontjes van mensen die zij niet kende en naar Otto vroegen.
Of er stond een auto op straat met vreemde, breedgeschou-
derde mannen in leren jacks, die aanbelden en dan moest
hij beneden komen. Toen ze een keer goed doorvroeg, kreeg
ze weer een klap. Teun kwam net de kamer binnen kruipen
en zag het.
‘Ga naar de politie,’ adviseerden vriendinnen die ze het in
vertrouwen vertelde. Janine voelde er niets voor, want ze
wist hoe Otto zo'n aanklacht in zijn voordeel om kon buigen.
‘Ga weg,’ zei een buurvrouw die in de gaten had wat er ge-
beurde. ‘Hij zal niet veranderen en het wordt alleen maar
erger.’
Waar kon ze naartoe? Haar ouders onder ogen zien? Otto's
ouders? Vriendinnen hier in Amsterdam? Nee, ze moest te-
rug naar het dorp, daar was ze veilig. In Amsterdam zou Ot-
to haar overal weten te vinden. Ze ging iedereen uit het dorp
die haar nog gunstig gezind was een voor een in gedachten
na. Toen verscheen Dirk-Jan op haar netvlies. Hij was dan
wel met een ander getrouwd, maar ze wist zeker dat hij nog
CIRCUMPLAUDO 28
ergens een zacht plekje voor haar had. Sowieso had hij vele
zachte plekjes in zijn karakter. Dit was de ontsnappingsrou-
te.
Precies op het afgesproken tijdstip stond Dirk-Jan met zijn
auto bij het station in de stad, waar de sprinter uit de rich-
ting Amsterdam zojuist was gearriveerd. Janine droeg een
koffer die ze had volgepropt met haar belangrijkste eigen-
dommen. In haar andere hand had ze Teun in een Maxi-
Cosi. Omdat het al in de avond was, gingen ze eerst naar het
huis van Dirk-Jan en zijn vrouw Liza, in een VINEX-wijk
waarmee de stad enkele jaren geleden was uitgebreid. Hij
werkte bij de Rabobank als analist en zij parttime in de zorg.
Ze hadden inmiddels ook een zoon en Liza was zwanger van
hun volgende kindje.
‘Precies zoals hij het voor zich zag,’ mompelde Janine.
‘Ja, we zijn erg blij met wat we hebben,’ zei Dirk-Jan, die
het gehoord had.
Er klonk geen enkele rancune door in zijn woorden. Ook
Liza was hartelijk en meelevend.
Dirk-Jan had een tante, die alleen woonde en duidelijk
anders was dan rest van haar familie. Ze nam iedereen zoals
hij was. Zelf hing ze het boeddhisme aan en gaf yogales in de
schuur achter haar dijkhuisje, die ze tot studio had laten
verbouwen. Wat ze op het dorp van haar vonden, interes-
seerde haar niet. Daarom was zij voor Janine ook een soort
tante, bij wie ze als kind al graag kwam. Dan kon ze praten
zonder verwijten te krijgen of in een bepaalde richting te
worden geduwd.
‘Kom maar,’ zei tante Ans meteen toen Dirk-Jan belde of
CIRCUMPLAUDO 29
Janine een tijdje bij haar kon komen wonen met haar zoon-
tje. De eerste paar dagen bleef ze binnen, want tante Ans
had gehoord dat Otto op zijn motor naar het dorp was ge-
komen om zijn vrouw en kind te zoeken. Hij had gelukkig al
snel ingezien dat hij weinig kans maakte om ze op deze ma-
nier te vinden. Niemand vertelde hem iets, ook Janine's ou-
ders en haar broers niet, die opgelucht waren dat ze bij hem
was weggegaan.
Na een week kwam hij erachter waar Janine was. Hij belde
iedere ochtend op om haar te smeken om terug te komen en
beloofde voortdurend om zichzelf te verbeteren. Hij werd
steeds emotioneler, dus Janine wist dat hij alweer flink ge-
dronken had. Dan nam tante Ans de telefoon over, kletste
een half uur met hem en liet Teun wat door de hoorn tegen
zijn vader zeggen, totdat Otto voor het ogenblik tevreden
ophing. Dan had Janine even rust, tot de volgende ochtend
rond half twaalf als hij zijn roes had uitgeslapen.
Die tijd gebruikte ze om na te denken over haar toekomst.
Zou ze Otto nog een kans geven? Ze belde met vriendinnen
in Amsterdam die hem ook kenden en ze praatte veel en
lang met tante Ans. ‘Dump hem,’ zeiden de vriendinnen, ‘hij
zal niet veranderen en het zal steeds erger worden.’ Tante
Ans gaf geen advies, maar luisterde vooral en zorgde mee
voor Teun. 's Avonds deden beide vrouwen samen ademha-
lingsoefeningen.
Op een ochtend gaf tante Ans Janine een laptop en haalde
via haar e-mail een bijlage met een stuk tekst binnen.
‘Misschien vind je het leuk om hier eens naar te kijken,’ zei
ze glimlachend. ‘Je houdt toch van taal?’
Blij dat ze wat te doen had, ging Janine zonder verdere
CIRCUMPLAUDO 30
vragen te stellen aan de slag. Binnen twee uur had ze de
tekst foutloos gecorrigeerd.
‘Ik zal Petra zeggen dat ze het honorarium naar je moet
overmaken,’ zei tante Ans. ‘Ze heeft nog wel meer opdrach-
ten voor je.’
Petra was een vriendin van tante Ans die bij een uitgeverij
werkte. Al snel had Janine zoveel correctiewerk, dat ze er-
van kon leven. Ze liet zich inschrijven bij de Kamer van
Koophandel en toonde tante Ans trots haar visitekaartje.
Over een paar maanden zou ze met Teun een flat aan de
rand van een buitenwijk in de stad kunnen betrekken, die
dan vrij kwam.
Otto had nog wekenlang na haar vlucht dagelijks opgebeld.
Ze hoorde aan zijn stem en zijn manier van praten dat het
steeds slechter met hem ging. Steeds moeilijker kon ze de
neiging bedwingen om de trein naar Amsterdam te nemen
om te gaan kijken.
‘Ik hou je niet tegen,’ zei tante Ans en keek naar Teun, die
op de grond aan het spelen was. Janine volgde haar blik bij-
na automatisch. Het ventje was enorm opgeknapt sinds hun
vertrek en lachte de hele dag door. Teruggaan naar Otto zou
betekenen dat hij zich weer helemaal aan haar vast ging
klampen. Dat betekende weg bedrijf, weg toekomst, weg
vrijheid en een lijdensweg voor Teun. Janine verbeet zich en
ging dagelijks hardlopen om na haar werk wat afleiding te
hebben en beter na te kunnen denken.
Enkele maanden nadat de telefoontjes waren gestopt en ze
weer voldoende rust had, belde Janine haar oude buren en
hoorde dat Otto was meegenomen door een arrestatieteam
van de politie. Ze wisten niet waarom, maar het zag er ern-
CIRCUMPLAUDO 31
stig uit. Janine kreeg ook te horen dat er al een tijdje een
nieuwe vriendin bij hem woonde. Die gebruikte ook en was
zelfs al zwanger van hem.
Voor Janine was de maat vol. Ze vroeg een echtscheiding
aan en trok met Teun in haar nieuwe flat. Via kennissen
hoorde ze af en toe hoe het met Otto ging. Hij moest naar de
gevangenis. Drie jaar. Hij bleek zich met een internationale
drugsorganisatie te hebben ingelaten, die cocaïne smokkel-
de vanuit Rotterdam naar België en Frankrijk. De broer van
zijn nieuwe vriendin was een van de koeriers en als hij bij
zijn zus langskwam, vertelde hij altijd grote verhalen in de
trant van 'makkelijk geld verdienen'. Otto was niet stom en
had er zijn eigen gevoelens bij, maar hij liep al maanden
achter met de huur die altijd netjes door Janine van haar
inkomen was betaald. Bovendien had hij overal schulden en
er kwam weer een kindje aan. Er moest dringend geld ko-
men.
‘Hij heeft nog geluk dat ze hem hier al gepakt hebben en
niet in België of Frankrijk,’ zei een van de buren die Janine
belde toen er meer bekend was. ‘Daar is het gevangenisleven
veel harder.’
Een zware tijd zou het toch wel worden voor Otto, met zijn
verslavingen. Bovendien zat hij zonder inkomen en had hij
geen huis meer. Zijn nieuwe vriendin was er allang met het
kind, dat inmiddels was geboren, vandoor.
Af en toe zocht Janine hem op, in de Bijlmerbajes.
‘Ik heb geen hekel aan je,’ zei ze. ‘Maar ik wil niet meer
met je leven. Dan gaan we alledrie kapot.’
Otto knikte schuldbewust, maar toch ook met een
CIRCUMPLAUDO 32
zekere opluchting.
‘Bedankt dat je gekomen bent,’ zei hij zacht.
Ondanks het roken, drinken, blowen en alle ellende zag hij
er nog steeds goed uit. Hij praatte vlot en samenhangend en
keek helder uit zijn ogen. Alleen de jongensachtige triom-
fantelijkheid was uitgedoofd, maar die kon weer in zijn ogen
gaan twinkelen als het beter met hem ging. Daar moest hij
zelf voor zorgen, want Janine ging hem niet meer helpen.
Ze vertelde hem eerlijk dat ze inmiddels een soort van
vriend had. Henk was ook gescheiden en had twee puber-
kinderen. Hij was geen Dirk-Jan, want ze kon geweldig met
hem lachen en ze ondernamen van alles. Ook geen Otto,
want hij had een keurige baan als leraar op een middelbare
school en reed in een Kia Sportage. Ze woonden niet samen
en dat hoefde voor Janine ook niet.
Soms wilde ze gewoon alleen zijn, zoals nu. Henk was op
school en Teun bij oma en opa op het dorp. De verhouding
tussen Janine en haar familie was weer redelijk hersteld.
Binnenkort zou Teun alsnog worden gedoopt.
Zittend op haar stoel op het balkon van haar flat met haar
blote voeten op de balustrade, keek Janine naar de vogels in
het water beneden haar. Dieren volgen hun instinct. Ze pa-
ren, jongen, voeden ze en als het kroost uitvliegt, gaan de
meeste vogels hun eigen weg, tot de volgende ronde. Het
zwanenpaar blijft natuurlijk bij elkaar, maar daar kan
niemand aan tippen. Omdat mensen zelfstandig kunnen
nadenken, lukt het ze zo vaak niet om gewoon het leven te
leven, dacht Janine. Aan de andere kant was het ook
wel weer spannend. Want Janine koesterde veel vriend-
schap voor Dirk-Jan, veel genegenheid voor Henk, maar
CIRCUMPLAUDO 33
als ze aan de liefde dacht, verscheen de grote glimlach en
de krullenbol van Otto, de Otto uit haar jeugd.
CIRCUMPLAUDO 34
Argibald
CIRCUMPLAUDO 35
Marijke Scholten
Eén helder uur
‘Moet je nu maar eens naar buiten kijken,’ zei Lianne door
de telefoon aan haar vriendin Kelly. Kelly keek naar de tijd
op de monitor rechtsonder, het was een kwartier voor
twaalven. Ze schoof de lamellen in de controlekamer opzij
en keek nog even snel naar de dertig beeldschermen die in
vijf rijen van zes de linkerwand vulden en ze zag dat de 234
bewoners van twee verpleeghuizen allemaal rustig lagen te
slapen. Gerustgesteld door de vredige monitorbeelden keek
ze naar buiten, er gebeurde precies wat Lianne haar een
paar uur tevoren in een mail verteld had.
Het nachtelijk duister werd eerst wat lichter doordat de
wolken van onderen oplichtten en vlak daarna schoven de
wolken plots allemaal weg, alsof een grote, onzichtbare hand
ze ongeduldig opzij veegde. Wat overbleef was een inktzwar-
te koepel waar een wassende maan en talloze sterren tegen-
aan geplakt waren. In het schijnsel van de maan lichtte de
bomen beneden in de straat – Kelly werkte op de achtste
verdieping – vreemd blauwig op, de wind was gaan liggen.
Stil stond Kelly daar voor het raam te kijken. Lianne had
net als zij waakdienst die nacht, maar dan in een verpleeg-
huis aan de andere kant van de Rijn. Zij had het verschijnsel
al een paar nachten waargenomen en er uiteindelijk een
mailtje voor Kelly aan gewijd.
‘Ja, ik zie het ook,’ zei Kelly uiteindelijk door de telefoon.
CIRCUMPLAUDO 36
Ze wisten er allebei verder niks over te zeggen en zeiden
daarom maar dag en tot ziens tegen elkaar. Kelly legde haar
telefoontje neer en ging, met haar handen steunend op de
vensterbank, naar buiten kijken. Ze zag hoe het blauwige
licht langzaam meer zilverig werd, precies zoals Lianne ver-
teld had. Een kat rende over een schutting aan de overkant,
het zag er eigenlijk best spectaculair uit, vanaf hier leek de
bovenkant van de schutting te bestaan uit een enkel streepje
en toch verloor de kat z’n evenwicht niet.
De magnetron piepte, dat betekende dat haar soep klaar
was. Ze zag op dertig schermen nog steeds slechts slapende
demente oudjes en lege gangen. Ze vond, als altijd, dat die
diepdemente mensen er altijd zo ontroerend uitzagen. Ze
had met overtuiging voor de zorg gekozen toen ze van school
kwam en had haar werk altijd met liefde gedaan, maar die
waakdiensten van tegenwoordig, waarbij je maar een beetje
naar schermpjes zat te turen en aan knopjes op een contro-
lepaneel draaide, dat was toch niet helemaal hoe ze haar
werkende leven wilde doorbrengen.
Het was precies twaalf uur, ze zat met haar soep op een
stoel voor het raam. Het licht was nu echt zilverkleurig en er
was geen ander geluid te horen dan het zachte zoemen van
de beeldschermen en het getik van haar lepel tegen de soep-
kom.
Mevrouw Rooijakkers in kamer A12 van de Elisabethhoeve
ging rechtop in bed zitten en vroeg aan mevrouw van Deun
of zij ook wakker was.
‘Ja, natuurlijk, ik ben toch niet achterlijk,’ zei mevrouw
van Deun. ‘Nu maar hopen dat de waakzuster ons niet ziet.’
CIRCUMPLAUDO 37
Ze sloeg het dekbed terug, pakte de triangelvormige steun
die boven haar bed hing en hees zich overeind. Daarna
sprong ze nog betrekkelijk lenig maar niet direct sierlijk,
over de belmat die voor haar bed op de vloer lag. Met deze
sprong voorkwam ze dat er op voor haar onverklaarbare wij-
ze ergens iemand gewaarschuwd werd dat ze uit bed was
gestapt en dat dan de zwerfwacht haar weer in bed zou
stoppen. Mevrouw Rooijakkers applaudisseerde. Mevrouw
van Deun liep naar de belmat bij het andere bed, bukte zich
en versleepte de mat voorzichtig een halve meter.
‘Zo, nu kun jij er ook uit komen.’ Mevrouw Rooijakkers
was niet lenig genoeg om over de belmat te springen. Samen
liepen ze, op hun blote voeten, naar kamer A10, mevrouw
van Deun fier rechtop, mevrouw Rooijakkers gebogen en
een beetje schuifelend.
‘U bent toch dement?’ zei mevrouw Rooijakkers.
‘Ach mens, je bent zelf dement,’ zei mevrouw van Deun.
De deur van kamer A10 ging open, meneer te Gussekloo
vroeg mevrouw van Deun hem te helpen meneer Koetsier in
z’n rolstoel te zetten. ‘Ik weet niet hoe het kan hoor, dat we
nu zo helder zijn,’ begon hij, ‘maar als we met z’n allen zijn,
dan kunnen we wat bereiken.’
‘Ha, stoephoer,’ zei meneer Koetsier vrolijk toen hij me-
vrouw van Deun zag. Zij vertrok haar mond en draaide zich
om. In de deuropening stond mevrouw Rooijakkers veront-
waardigd te sissen. Meneer te Gussekloo mopperde tegen
zijn kamergenoot dat hij niet zo bot moest doen.
‘Ach wat, het is toch zo,’ zei meneer Koetsier, waarop me-
neer te Gussekloo hem maar zelf liet aanmodderen, de beide
dames ieder een arm aanbood en zo tussen hen in naar de
CIRCUMPLAUDO 38
afdelingshuiskamer liep. Ook uit de andere kamers kwamen
mensen, alleen van kamer A11 bleef de deur dicht. Op kamer
A10 wist meneer Koetsier zich met veel moeite maar vooral
met veel gescheld en gevloek in z’n rolstoel te hijsen en ook
hij kwam uiteindelijk de gang op.
Ondertussen keken Kelly en Lianne nog steeds naar buiten,
de nacht in, ze letten niet op de wanden met beeldschermen.
Onder de zwarte koepel van de nacht, maar ver boven de
bomen, huizen, auto’s en straten die nog steeds in een zilve-
ren licht badderden, kwamen steeds nieuwe lichtfonteinen
in fantastische kleuren tevoorschijn. Kelly meende dat Li-
anne niks te veel gezegd had, eerder was haar beschrijving
van het schouwspel volkomen ontoereikend te noemen. Ei-
genlijk was ze zo verrukt over de mysterieuze pracht die ze
zag, dat het haar niet verbaasd zou hebben om plots een
eenhoorn langs de Melkweg te zien draven, of feeën te zien
dansen rond de Poolster. Hoewel er geen geluid bij het
schouwspel werd geleverd, was ze ervan overtuigd dat ze
zacht, maar onmiskenbaar, hemelse muziek hoorde. Het
leek haar iets van Bach ofzo, maar ze was niet zo thuis in de
klassieke muziek.
Wat Kelly niet wist, is dat Lianne het niet adequater had
kunnen omschrijven dan ze gedaan had. De andere nachten
was het bij een wolkeloze hemel en een zilveren schijnsel
gebleven, en in het uur na middernacht had alles steeds
weer een normaal aanschijn gekregen. Zo opzienbarend als
deze nacht was het nog niet geweest.
Mevrouw van Deun was inmiddels bij het keukentje van af-
CIRCUMPLAUDO 39
deling A gekomen, ze wilde erin maar de deur zat op slot. Ze
was daar niet tevreden mee, ze vond dat het op een lege
maag slecht plannen maken was.
‘Ga opzij, stoephoer,’ zei meneer Koetsier. Meneer te
Gussekloo stond klaar achter hem, zijn handen op de hand-
vatten. Gegeneerd deed ze een stapje opzij. Meneer te Gus-
sekloo gaf een flinke zet tegen de rolstoel, de voetsteunen
stonden recht vooruit en meneer Koetsier had z’n benen zo-
ver opgetrokken als z’n stramme knieën toelieten en zo
ramden ze de deur. Van de hele afdeling kwamen de bewo-
ners op het lawaai af. Vervolgens werd de koelkast geplun-
derd. Omdat het keukentje nogal klein was, werd er flink
gedrongen. Mevrouw van Heesteren, een heel klein vrouwtje
met waterige oogjes, probeerde zich in het gewoel te wrin-
gen. Mevrouw Rooijakkers, zelf ook niet een van de groot-
sten, schoof haar opzij.
‘Niet voordringen uk,’ zei ze met zo laag mogelijke stem,
ze rolde met haar ogen.
Het was inmiddels half een, op kamer A11 zei meneer de
Vries: ‘ze zijn zonder ons bezig, ik hoor ze wel. Ze vieren
feest maar laten ons hier gewoon zitten in ons eigen vuil.’
‘Omdat jij een vuile flikker bent, viezerik,’ antwoordde
mevrouw Dhalganjansingh vanuit het andere bed. Zij was te
stram om over haar belmat heen te springen en meneer de
Vries had sowieso geen benen meer om mee te springen. Dat
kwam door de suikerziekte.
‘Ze moeten anders ook geen buitenlanders,’ zei meneer de
Vries terug. Het was waar, de andere bewoners wilden geen
van allen met één van hen op een kamer slapen. De verple-
CIRCUMPLAUDO 40
ging had het wel geprobeerd, eerst op die kamer, dan eens
op deze, maar steeds had de bewoner in het andere bed
moord en brand geschreeuwd, sommigen hadden met poep
gesmeten. Uiteindelijk waren toen mevrouw Dhalganjan-
singh en meneer de Vries op een kamer gezet. Dat was niet
gebruikelijk, een man en een vrouw, onderling op geen en-
kele wijze verwant, op een kamer.
‘Ik zal ze krijgen,’ zei mevrouw Dhalganjansingh, ze sloeg
met een ruk haar dekbed open en grommend greep ze de
triangel boven haar bed om rechtop te gaan zitten. ‘Ik ga
lekker de zwerfzuster lokken.’ Het duurde even, zo gemak-
kelijk ging het niet, eerst moesten de benen over de rand
van het bed en dan moest ze nog naar de belmat schuiven,
maar na een paar minuten stond ze.
Kelly had daadwerkelijk iets langs de Melkweg zien galoppe-
ren maar een echte eenhoorn kon je het niet noemen.
Rechts van diezelfde Melkweg slingerde een groene guir-
lande zich tussen de sterrenbeelden. Net toen ze ging hopen
op feeën of engelen of andere gevleugelde verschijningen,
ging er een alarm af. Ze schudde even met haar hoofd, als
om haar hersens weer op de juiste plaats te krijgen en keek
naar de monitors om te zien wie er in welk huis uit bed was
gekomen. Ze voelde hoe haar ogen groter werden, daar, op
dertig beeldschermen, zag ze chaos, wanorde en rotzooi. Op
de een of andere manier waren 234 mensen uit twee ver-
pleeghuizen in het holst van de nacht uit bed gekomen zon-
der dat iemand het gemerkt had.
Ze probeerde te bedenken wat ze moest doen, maar het
viel niet mee om te ontdekken welke uit de hand gelopen
CIRCUMPLAUDO 41
situatie het meest urgent zou zijn om aan te pakken. In hui-
ze Parklust werd de centrale keuken geplunderd en in de
Elisabethhoeve gingen twee mannen elkaar te lijf met kruk-
ken en een rollator in de interreligieuze gebedsruimte terwijl
drie dames erbij leken te staan zingen. Kelly zette het geluid
aan bij de monitor waarop dat te zien was en hoorde, behal-
ve het uitgebeende geluid van kruk op rollator, een tamelijk
onzuiver gezongen Ave Maria. Op haar controlepaneel zag
ze dat het alarm dat ze gehoord had, afkomstig was van de
belmat op kamer A11 van de Elisabethhoeve. Van de beide
zwerfwachten, elk huis had er één, was geen spoor te beken-
nen. Ze zette nu het geluid aan bij alle beeldschermen, het
lawaai was verontrustend.
Kelly belde de zwerfwacht van de Elisabethhoeve, ze
hoorde het mobieltje op een van de beeldschermen afgaan,
de huiskamer van afdeling D. Ze zoomde in en zag dat er
alleen twee oudjes zaten, de smartphone van de zwerfwacht
lag op tafel. Eén van de oudjes schreeuwde dat ze de zwerf-
wacht hadden opgesloten in de douche van kamer C3. De
ander snauwde: ‘Dat horen ze toch niet, dan moet je de
hoorn toch eerst opnemen, idioot.’
‘Welnee,’ zei de eerste, dat gaat allemaal met kosmische
straling. Dat moet van de CIA.’
‘De NSA zal je bedoelen, sukkel dat je bent. Kinds, dat
ben je, hartstikke kinds.’
‘En jij zit hier zeker voor je zweetvoeten, oud lijk.’ Kelly
moest even slikken, zo had ze de bewoners nooit horen pra-
ten, meestal mummelden ze allemaal maar wat en dat legde
ze voor het gemak altijd uit als goed bedoeld en lief.
CIRCUMPLAUDO 42
Buiten spoten lichtfonteinen in diverse tinten blauw en
paars tegen het hemelgewelf en rond de Grote Beer lichtten
diverse supernova’s in gele en oranje gloed op. Kelly belde
nu naar de zwerfwacht van Parklust, die nam wel op, haar
woorden doorweekt van tranen.
‘Kom me alsjeblieft helpen, ik heb me verschanst in de
linnenkamer.’ Op de monitor met beelden van de interreli-
gieuze gebedsruimte van de Elisabethhoeve zag Kelly dat het
Ave Maria blijkbaar uit was. Twee van de zangeressen ver-
zamelden kaarsen en liedboeken van diverse stromingen en
legden ze op een hoop, de derde leek iets te zoeken. De man
met de krukken lag languit op de grond, de rollator lag
dwars over hem heen.
‘Hou vol,’ zei Kelly door de telefoon, ‘ik stuur hulp.’ Ze
verbrak de verbinding, ergens had ze het gevoel dat ze onzin
had uitgekraamd; waar zou die hulp op dit uur van de nacht
vandaan moeten komen. Ze checkte de ingangen van beide
huizen, die van de Elisabethhoeve zag er gebarricadeerd uit.
Gelukkig had dat huis nog een achteringang die via een klein
portiek op de gebedsruimte uitkwam. Ze belde de politie
voor Parklust, iets anders wist ze niet te bedenken, en de
brandweer voor de Elisabethhoeve, ze vertrouwde dat sta-
peltje kaarsen en liedboeken niet. Via het controlepaneel
activeerde ze de diverse zorgrobots, Parklust had er drie en
de Elisabethhoeve had er twee. Daarna snelde ze de trappen
af, ondertussen haar jas aantrekkend, de Elisabethhoeve
was het dichtst bij, daar was ze misschien nog op tijd om
van enig nut te zijn.
Buiten bleek het helemaal niet koud, de supernova’s zet-
ten de stad in een gloed die oriëntaals aandeed, althans, het
CIRCUMPLAUDO 43
oriëntaals in de jaren ’50 Hollywoodvariant. Die gloed her-
innerde Kelly aan Lianne, zouden in Groeneweij, waar Lian-
ne vannacht waakdienst had, de bewoners ook op hol zijn
geslagen? Snel belde ze haar vriendin. ‘Lianne, kijk naar je
monitors, er is iets aan de hand. Bij mij is in allebei de hui-
zen de pleuris uitgebroken,’ schreeuwde ze in de telefoon.
‘Shit,’ hoorde ze Lianne even later zeggen, ‘hier ook, ik
moet ophangen.’
Kelly en de brandweer drongen om een uur precies de
Elisabethhoeve binnen via de achteringang. In de gebeds-
ruimte troffen ze drie onsamenhangend mompelende vrou-
wen bij een stapel kaarsen en papier. Op de grond lag een
man onder een rollator, hij leefde nog. De brandweer ging
weer weg om te gaan wachten op een echte brand, buiten
was de lichtshow opgehouden en werden maan en sterren
weer gewoon versluierd door laaghangende bewolking. Op
een van de houten banken zat een man te huilen; zonder z’n
rollator kon hij niet lopen.
Kelly ging eerst de zwerfwacht bevrijden, en voor hen
beiden een kopje thee zetten. De bewoners zaten overal in
slappe, afwachtende poses een beetje verdwaasd voor zich
uit te kijken. Mevrouw Rooijakkers mompelde nog half ver-
staanbaar dat het allemaal weer voorbij was. Samen keken
Kelly en de zwerfwacht hoe de zorgrobots zacht zoemend
alle ontsnapte oudjes opdreven tot ze in een ruimte samen-
hokten.
Kelly belde naar Parklust, ze hoorde van de zwerfwacht
daar dat de politie haar ontzet had en dat de meeste bewo-
ners, uit ontzag voor uniformen misschien, uit zichzelf in
bed waren teruggekropen en daar nu even uitdrukkingsloos
CIRCUMPLAUDO 44
als voorheen naar het plafond lagen te staren. Daarna
brachten Kelly en de zwerfwacht van de Elisabethhoeve de
mensjes daar een voor een naar bed. De zorgrobots ruimden
her en der kots en andere onverkwikkelijkheden op. Lianne
belde, in Groeneweij waren twee bewoners tamelijk ernstig
gewond geraakt, ze had hulp gekregen van ambulanceper-
soneel dat toevallig in de buurt was.
Tegen half acht ’s morgens was in de drie verpleeghuizen de
vroege dienst overal begonnen, de overdracht was overal
achter de rug. Lianne, Kelly en de drie zwerfwachten hadden
allemaal een sms’je gekregen zich te melden in de brand-
weerkazerne. Daar waren ook de brandweerlieden, politie-
agenten en ambulancemedewerkers die die nacht geholpen
hadden. Een ambulancebroeder bleek het hoogst in rang en
nam het woord. Hij zei dat hij niet goed begreep wat er afge-
lopen nacht was gebeurd en vroeg aan de zwerfwachten wat
die bij de overdracht verteld hadden. Die zeiden alle drie dat
ze niets over de onverklaarbare gebeurtenissen hadden ge-
zegd. Ze besloten met z’n allen dat ze er voorlopig met
niemand over zouden praten, tenzij het zich op korte ter-
mijn nog eens zou voordoen. Eén van de agenten kende een
sterrenkundige en belde die op. Deze kundige man zei dat er
in sterrenkundige zin niets bijzonders was gebeurd, afgelo-
pen nacht. De deskundige was gelukkig te slaperig om zich
af te vragen waarom daarnaar gevraagd werd.
CIRCUMPLAUDO 45
CIRCUMPLAUDO 46
Titel: Brieven, 1985-1986 Auteurs: Jac.P. Meiland & H.A.M. Jutte
Aantal pagina’s: 220 ISBN 978-90-79430-00-0 Verkrijgbaar bij Pumbo.nl
Prijs: € 16,00
CIRCUMPLAUDO 47
Titel: Ik vond de site beter… Auteur: Argibald
Aantal pagina’s: 106 ISBN 978-94-90759-12-4
Uitgeverij: Xtra Prijs: € 9,90
CIRCUMPLAUDO 48