cognitief-gedragsmatige interventies binnen de psycho-oncologie opleiding psycho-oncologie 4 oktober...
TRANSCRIPT
Cognitief-gedragsmatige interventies binnen de
psycho-oncologie
Opleiding psycho-oncologie 4 oktober 2013
Isabelle VermeireKlinisch psychologe / gedragstherapeute
V.z.w. Gezondheidszorg Oostkust
Programma
1. Korte inleiding over de gedragstherapie 2. Geconditioneerde nevenwerkingen van
chemotherapie 3. Angstklachten
Twee illustraties van gedragstherapeutische behandelmethoden bij a) claustrofobie bij MRI- onderzoek
b) prikangst
4. Depressieve klachten
Korte inleiding over gedragstherapie
Gedrag: - omvat zowel handelen, denken, voelen. - is een betekenisvolle reactie
- de cognitieve verwerking die grotendeels onbewust verloopt
Gedragstherapie - haar relatie met de experimentele
leerpsychologie - uitgangspunt zijn de uitwendig observeerbare
responsen om van daaruit de inwendige processen te bekijken
- leerwetten
Geconditioneerde nevenwerkingenvan chemotherapie
Geconditioneerde misselijkheid en braken
Verklaringsmechanisme : klassieke conditionering
UCS UCR chemotherapie misselijkheid en braken
CS CR geuren
smaken misselijkheid en braken beelden gedachten contextstimuli
Geconditioneerde misselijkheid en brakenVoorkomen en risicofactoren
Voorkomen : 20% tot 25%-30% (Roscoe et al., 2011)
Ontstaat meestal binnen de eerste 6 behandelingscycli
Behandelingsfactoren : A) de braakopwekkende potentie van de
chemo B) de duur van de infusie
Omgevingsfactoren
Geconditioneerde misselijkheid en brakenPersoonsgebonden risicofactoren
Leeftijd < 50 jaar Angst : trek-en toestandsangst Negatieve verwachtingen Persoonlijkheidsfactoren : neuroticisme en
sociale inhibitie Onevenwichtige gezinssituatie
Geconditioneerde misselijkheid en brakenBehandelingssuggesties
Gedragsmatige interventies zo vroeg mogelijk inzetten. Angst zou de gevoeligheid voor conditionering verhogen.
Hoogangstigen zijn alerter en waakzamer in het percipiëren van hun omgeving. Hierdoor kunnen omgevingsstimuli makkelijker als CS fungeren.
Het reduceren van de toestandsangst d.m.v. relaxatie. Relaxatie kan inhouden : progressieve relaxatie, hypnose, systematische desensitisatie, ademhalingstraining, aangename verbeeldingsoefeningen en positieve zelfspraak.
Effect toe te schrijven aan het relaxerende aspect of aan aandachtsafleiding?
Latente inhibitie : voorafgaand systematisch bloot stellen aan de ziekenhuisomgeving zonder toediening van chemo.
Geconditioneerde voedselaversie
Verklaringsmechanisme : klassieke conditionering
CS UCS / UCR
Inname van voedsel het zich onwel voelen
tijdens de chemo
CRaversie voor voedsel
Geconditioneerde voedselaversie
Voorkomen bij chemo : 69,9 % (studie Zabernigg et al., 2010)
Treedt snel op, na 1 of 2 chemo’s Negatieve invloed op kwaliteit van leven Treedt sneller op wanneer het voedsel voorafgaand
aan de chemo gegeten wordt i.p.v. nadien Gebeurt makkelijker wanneer het voedsel ‘nieuw’ is
of ongewoon Behandelingssuggestie : ‘overshadowing’ d.w.z.
voedsel met speciale smaak aanbieden waardoor het normale dieet beschermd wordt
Angstklachten
Angstklachten : probleemverheldering
De inhoud en aard van de angstklacht :- denken, lichamelijke gewaarwordingen, gedrag- hanteringsgedrag- frequentie, duur en voorkomen- diagnostisch aspect : angst is normale reactie of pathologische angst? Cfr. de diverse angststoornissen
De ernst van de angstklacht Uitlokkende en inhiberende factoren De ontwikkelingsgeschiedenis van de angst Andere mogelijke klachten Bronnen van veerkracht Kenmerken van de nabije omgeving
Angstklachten : functionele analyse
A. DE BETEKENISANALYSE (= de reden waarom de angst bestaat)Cfr. Klassieke conditionering
Voorbeeld : CS UCS/UCRHet steken van PAC Kernthema : angst voor de dood
Kerngedachte(n) : “D’er zal mij iets erg overkomen”, “ Ik haal het niet”
Kerngebeurtenis : ziekte en dood van moeder
CR = angst, inwendige rusteloosheid
Angstklachten : functionele analyse
B. DE FUNCTIE-ANALYSE (= waarom dat gedrag blijft bestaan)= de operante kant van het gedrag
Sd . R +S+ toenaderingsgedragSd . R - S- ontsnappingsgedragSd . R ° S- actieve vermijdingS . R +S- passieve vermijdingS . R -S+ uitdovingS . R °S+ uitdoving
Sd : stelt dit gedrag welS : stelt dit gedrag niet
Twee illustraties van gedragstherapeutische behandelmethoden m.b.t. angst
Claustrofobische reacties tijdens MRI-onderzoek
Definiëring claustrofobie : angst voor gesloten ruimtes
Claustrofobie volgens Rachman (1990) : angst voor wat zou kunnen gebeuren indien de persoon zich in een gesloten ruimte bevindt.
Voorkomen tijdens MRI-onderzoek : 5 tot 10% van de patiënten rapporteert matig tot ernstige claustrofobische klachten
2-factorenmodel van claustrofobie : angst voor verstikking en angst voor beperking
MRI-onderzoek : de angst voor beperking is begrijpelijk, gezien de fysieke realiteit van de machine. De angst voor verstikking zou meer gebaseerd zijn op een wat catastrofische interpretatie van hoe de machine opereert.
Claustrofobische reacties tijdens MRI-onderzoekBehandeling
Exposuretherapie, mogelijks gecombineerd met ademhalingsrelaxatie
Exposuretherapie : de basis is de funtionele analyse, d.i. een grondige kennis hebben van de antecedenten en consequenten
Principe : - blootstelling laten voortduren tot aanzienlijke daling van de angst.
- in de situatie blijven
- aandacht focussen op de objectieve aspecten van de situatie
- gradueel werken
- alles in overleg bepalen, niets onverwacht doen
Claustrofobische reacties tijdens MRI-onderzoekBehandeling
Werkwijze exposuretherapie :1. Rationale uitleggen2. De claustrofobiavragenlijst (Rachman & Taylor, 1993) Bestaat uit 28 uitspraken waarbij de patiënt op een vijfpuntschaal dient aan te geven hoeveel angst hij ervaart in die welbepaalde situatie. 13 items betreffen de angst voor beperking, 15 items betreffen de angst voor verstikking.
3. Lijst opstellen van vermijdingsgedrag / veiligheidscues / veiligheidsgedrag4. Angsthiërarchie opstellen
Andere mogelijkheid : MRI in een open configuratie
MRI in een open configuratie
Prikangst
Prevalentie : 7 tot 22% in de algemene bevolking
Hogere prevalentie bij kankerpatiënten!→ Onderzoek van Cox & Fallowfield (2007) bij
borstkankerpatiënten : 37.5 % Ervaring van chemotherapie is gerelateerd aan
ontstaan van prikangst. Fysieke en omgevingsfactoren Parasympathische angstreactie
Prikangst – systematische desensitisering
Onderliggend principe is dat van de contraconditionering, d.w.z. de CS die angst ontlokt, wordt gepresenteerd en gekoppeld aan een UCS die iets aangenaams oproept.
Principe van geleidelijkheid Voorbereidend werk : spieren opspannen +
angsthiërarchie opstellen Uitvoering
Depressieve klachten
Depressieve klachten
Wanneer sprake van depressie?
Tijd is geen onderscheidend criterium Somatische kenmerken kunnen niet de doorslag
geven Wel : de psychologische symptomen
De ernst van de symptomen en de mate waarin zij hetfunctioneren beïnvloeden, bepalen mee de diagnose.Eerdere depressieve periodes of manische periodes?Voorkomen van stemmingsstoornissen bij familie?
Schema Hermans D., Van De Putte J. (2004)
Minder energieSombere stemmingNegatieve gedachten
Problemen
Verlies van levenskwaliteit
Depressie
TerugtrekkenSituaties vermijden
Behandeling
Integratie van zowel operante als cognitieve aspecten
Cognitieve therapie : gericht op de betekenissen van stimulid.i. de klassiek geconditioneerde zijde van de functionele analyse
Ook aandacht voor de consequenten van het gestelde gedragd.i. de operant geconditioneerde zijde van de functionele analyse
Gedragsactivatie
Cfr. Het activeringsmodel van Martell, Adolis en Jacobson (2001)
Uitgangspunt : de stemming beïnvloeden door het uitvoeren van activiteiten in functie van een meer bevredigend leven.
Stappen in het verloop van de behandeling :
STAP 1 : zelfobservatie / 5-G-schemaSTAP 2 : lijst van activiteiten opstellen
→ Soorten activiteiten : Leuk/nuttig/waardevol/lichamelijk/sociaal
Gedragsactivatie Stappen in het verloop van de behandeling
STAP 3 : inplannen van activiteitenSTAP 4 : omgaan met hindernissenSTAP 5 : uitvoering van activiteitenSTAP 6 : zelfbeloning
Doen is belangrijker dan plezier of resultaat Valkuil : gebrek aan aandacht en
betrokkenheid tijdens de uitvoering
Cognitieve therapie
Het cognitieve model : niet de situatie of de gebeurtenis op zich bepaalt wat wij voelen, wel de wijze waarop wij een situatie of gebeurtenis interpreteren en beleven.
Schematisch : kerngedachten
tussenliggende overtuigingen
situatie automatische gedachten gevoelens
gedrag
Cognitieve therapie
Enkele essentiële vragen :
- Hoe heeft de patiënt deze klachten ontwikkeld?- Wat waren belangrijke levensgebeurtenissen, ervaringen en interacties?- Welke fundamentele overtuigingen heeft de patiënt over zichzelf, de wereld en andere mensen?- Welke veronderstellingen, verwachtingen, regels en attitudes heeft de patiënt?- Welke strategieën gebruikt de patiënt bij deze negatieve overtuigingen?- Welke automatische gedachten, beelden en gedragingen houden de klachten in stand?- Welke wisselwerking is er geweest tussen de zich ontwikkelde overtuigingen en de gebeurtenissen die zich in het leven van de patiënt hebben voorgedaan?
Het cognitieve conceptualisatiediagram
Negatieve automatische gedachten identificeren
Fundamentele vraag : ‘Wat ging er op dat moment door je hoofd?’
Stel deze vraag wanneer je een verandering opmerkt in de gevoelens of de intensiteit van het gevoel.
Laat de patiënt een problematische situatie beschrijven.
Laat de patiënt zich in gedachten een specifieke situtie voorstellen alsof deze zich nu opnieuw voordoet.
Laat de patiënt in rollenspel een bepaalde interactie uitbeelden.
Collaboratief empirisme
Collaboratief empirisme houdt in dat :- de therapeut een warme, nieuwsgierig explorerende houding aanneemt- de patiënt actief betrokken wordt in therapie
Bedoeling van cognitieve therapie is niet dat de patiënt leert positief denken. Wel : dat hij leert nadenken over zichzelf en zijn manier van denken en deze in vraag leert stellen.
De waarheid versus de bruikbaarheid van een gedachte
Aandachtgerichte cognitieve therapie (MBCT)
Positieve effecten op ondermeer depressie en angst bij kankerpatiënten
Zich bewust worden van automatische reacties (gevoelens, gedachten & gedrag)
Automatische piloot stopzetten en bewust kiezen voor ander gedrag