cultuurhistorisch profiel de hessenberg (deel 1)
DESCRIPTION
Opmaat naar een nieuw ontwerp: - cultuurhistorische aspecten - ruimte voor de verbeeldingTRANSCRIPT
colofon
inhoud deel I Willem Alferink, Gosewijn Cremers, Herman de Heiden, Gerard Lemmens, Willem-Jan Pantus, Pieter Polman en Jan Thijssen
inhoud deel II Fons Asselbergs, Martin Hagreis, Paul Hoeke, Jannemarie de Jonge, Wim Korvinus en Sjoerd Soeters
uitgave
tekst van Bommel architectuur en stedenbouw
vormgeving
mei 2001
Ik ben ergens op een plek, daar leef ik, en neem daardoor ook ruimte in, en
ontneem die aan een ander. En ik leef verder en verlaat die plek. Maar het
paradijs zou ik terugwinnen als ik zo op een plek kon zijn en blijven dat hij
als het ware leeg was voor een ander. Als ieder maar hetzelfde wilde. Dan
waren we waar we zijn moeten: een lege plek om te wonen.
Kees Rijnboutt
voormalig rijksbouwmeester
inhoudvoorwoord
uitdrukkingen van het verledenhet terrein en de bestaande gebouwen
het beschikbare materiaal
de gekozen methodiek
de ontwikkelingvan begijnhuis tot weeshuis (1450-1832)
de ontsluiting van het weeshuiscomplex (1832-1845)
de verbouwingen van Pieter van der Kemp (1845-1936)
de verbouwingen van architect Deur en de wederopbouw (1936-1960)
de huidige situatie
de waardevolle kenmerken van het gebiedde structuur
de gebouwen en bouwkundige elementen
de verbeelding krijgt vormtoekomstbeelden de bergkuil
immuniteit en intimiteit
drie zones
stegen
informeel wonen
de doddendaal
het rijksmonument
het verhaal en de heilige plek
epiloog bijlagen bijlage 1 - historisch kaartmateriaal
bijlage 2 - waardebepaling per bouwkundig onderdeel
bijlage 3 - geraadpleegde bronnen op chronologische volgorde
blz.5
blz.8
blz.10
blz.10
blz.12
blz.16
blz.18
blz.22
blz.30
blz.34
blz.35
blz.42
blz.44
blz.46
blz.48
blz.50
blz.52
blz.54
blz.56
blz.58
blz.60
blz.70
blz.71
5
voorwoordEind jaren tachtig van de vorige eeuw maakte de Gelderlander Pers
bij de gemeente kenbaar dat zij haar toenmalige vestiging op de
Hessenberg wilde verlaten. De gemeenteraad was op dat moment
bezig met de vraag hoe het Nijmeegse stadscentrum opge-
waardeerd kon worden. Dit leidde tot het Centrum 2000 plan. De
gemeente verwachtte positieve impulsen door de Hessenberg in te
dienen als locatie voor de tweede Europan prijsvraag. Dit resulteer-
de in een tweetal eerste prijzen. Na een uitvoerige discussie gaf de
gemeenteraad de voorkeur aan het ontwerp van de Amsterdamse
architect Winfried van Zeeland. De andere prijswinnaar kreeg aan de
Gerard Noodtstraat een vervangende opdracht voor een woonge-
bouw, dat enkele jaren geleden gerealiseerd is. Het schetsplan van
Van Zeeland - een ondergrondse parkeergarage met daarop een
aantal woontorens - bleek dusdanig gecompliceerd en kostbaar, dat
de voorbereiding meerdere jaren in beslag nam. In diezelfde perio-
de nam het verzet tegen het bouwplan toe. De herontwikkeling van
de Hessenberg dreigde te verzanden in eindeloze procedures. Dit
vormde in maart 2000 voor het College van burgemeester en wet-
houders aanleiding om een punt te zetten achter de verder planvor-
ming. Korte tijd daarna werd overigens ook door de Raad van State
goedkeuring onthouden aan enkele onderdelen van het bestem-
mingsplan. Het College actualiseert momenteel de visie op de toe-
komstige ontwikkeling van het stadscentrum. Mede in dat kader wil
men een frisse start maken met de planvorming voor de
Hessenberg. Wat gaan we doen met deze plek in de binnenstad nu
Flash Gordon niet meer doorgaat? …
De gemeente Nijmegen streeft ernaar om cultuurhistorische
waarden te integreren in de dynamische ontwikkeling van de stad.
Dit streven past in de beleidsuitgangspunten van de nieuwe rijks-
nota Belvedere (1999), die partijen oproept om vanuit een cultureel
besef de unieke eigenschappen van de plek te benutten. Vanuit
deze filosofie is het nu voorliggende cultuurhistorisch profiel opge-
zet. Het doel van deze studie is om de op handen zijnde discussie
over de ontwikkeling van het plangebied rond de Hessenberg cul-
tureel te conditioneren. Het document is tot stand gekomen in
samenspraak en met hulp van diegenen die de afgelopen jaren het
behoud van het monumentale erfgoed in en rond het plangebied
hebben bepleit. Dit profiel zal richtinggevend zijn voor de verdere
planontwikkeling van het terrein rond de Hessenberg.
Het rapport bundelt in deel I, uitdrukkingen van het verleden, de tot
dusver bekende historische, archeologische en bouwhistorische
gegevens tot een cultuurhistorische analyse van het plangebied.
Die uitkomsten worden in deel II, de verbeelding krijgt vorm, ver-
volgens ruimtelijk vertaald in een reeks van aanbevelingen, die op
een herkenbare wijze kunnen doorwerken in de randvoorwaarden
voor de stedenbouwkundige, architectonische en economische
ontwikkeling van het gebied. Uit de synthese van percepties en
belangen zal uiteindelijk een zodanige planologische meerwaarde
moeten vloeien, dat de culturele identiteit van de plek ook daad-
werkelijk herkend en beleefd wordt. In geval van keuzen ten aanzien
van andere deelbelangen zullen de cultuurhistorische argumenten
nadrukkelijk worden meegewogen.
Samenvattend draagt het cultuurhistorisch profiel een inventarise-
rend, analyserend en prikkelend karakter, op basis waarvan straks
concrete keuzen kunnen worden gemaakt. Waarden worden
benoemd, potenties inzichtelijk gemaakt en vertaald in een bruik-
baar en overzichtelijk document. Speciale dank gaat uit naar de
samenstellers:
- Willem Alferink, Gosewijn Cremers, Herman de Heiden, Gerard
Lemmens, Willem-Jan Pantus, Pieter Polman en Jan Thijssen, die
- ieder vanuit zijn deskundigheid - een inhoudelijke bijdrage lever-
den bij de bundeling van alle cultuurhistorische gegevens in uit-
drukkingen van het verleden;
- Fons Asselbergs, Martin Hagreis, Jannemarie de Jonge, Wim
Korvinus en Sjoerd Soeters wier ervaring en bezieling wezenlijk
waren voor de aanbevelingen in de verbeelding krijgt vorm;
- Pauline Opmeer - de penvoerder van dit document - aan wiens
synthetisch vermogen en uitdrukkingsvaardigheid de vertaling van
alle gegevens en bevindingen tot een overzichtelijk en aantrek-
kelijk geheel te danken is.
Hopelijk zal het alle partners in de nu volgende brede discussie over
de ontwikkeling van dit gebied op inspiratievolle wijze attenderen
op de kansen om behoedzaam om te gaan met de cultuurhisto-
rische identiteit van de plek. Juist omdat deze troef politiek wordt
ondersteund, kan de gemeente het morele gezag ontwikkelen om
straks ook van marktpartijen een soortgelijke inspanning te vragen.
Het is de bedoeling dat uit die collectiviteit een meerwaarde ont-
staat, die de bewoners, gebruikers én bezoekers van de stad uit-
eindelijk ten goede zal komen.
Kien van Hövell , G241
8
Dit eerste deel van het rapport vormt een bundeling van de beschik-
bare cultuurhistorische informatie en heeft daarnaast als doel
inzicht te geven in de bestaande situatie. Bij de herontwikkeling van
het Hessenberg-terrein spelen de volgende (cultuur)historische fac-
toren een belangrijke rol: de stedenbouwkundige geschiedenis van
het gebied, de geografische ligging, de bouwhistorie van zowel
bestaande als verdwenen historische gebouwen en de resultaten
van de archeologische opgraving.
Alvorens inzicht te geven in de beschikbare informatie, is het van
belang het gebied af te bakenen en een overzicht te geven van een
aantal belangrijke historische gebouwen.
het terrein en de bestaande gebouwen
De begrenzing van het gebied dat cultuurhistorisch van belang is in
relatie tot de Hessenberg*, wordt bepaald door de aanwezige histo-
rische stedenbouwkundige structuren en de historische gebouwen.
Vanuit de middeleeuwse geschiedenis is het voormalige begijnhuis,
klooster en weeshuis de Hessenberg van belang. In navolging van
de religieuze ontwikkeling van het gebied (de Hessenberg was één
van de vier begijnhuizen/ kloosters op dit terrein) zijn later de Titus
Brandsmakapel, de Carmelkerk, het Carmelklooster en bejaarden-
tehuis Huize Doddendaal gebouwd. De ‘stottergevel’, de voorma-
lige ingang van krantenuitgever De Gelderlander, vormt vanuit de
Lange Hezelstraat de ingang tot het gebied. De parkeergarage is
van belang als voormalige locatie van het eerste Lollardenhuis (een
cellenbroedershuis) en van het Grote Jongenshuis, maar dient ook
te worden bekeken als verstorend element in het gebied. De voor-
malige Bank van Lening (oorspronkelijk het tweede Lollardenhuis
resp. ‘dolhuis’) is van belang als historisch ankerpunt van het bouw-
blok tussen de Lange Hezelstraat, Pijkestraat en Hessenberggas.
Het woonblok tussen de Kroonstraat, Parkweg en Doddendaal is
stedenbouwkundig van belang. En ook Jodenberg 15 is voorname-
lijk van belang in stedenbouwkundig opzicht, doordat het pand de
historische steeg markeert.
* De naam ‘Hessenberg’ kan verwarrend werken. De naam is het toponiem
voor de locatie die nu braak ligt, is van toepassing op het voormalig klooster
(en later RK weeshuis) en is gebruikt voor de benaming van de steeg noor-
delijk van het onbebouwde terrein. Daarom wordt in de tekst de volgende
naamvoering gehanteerd: de ‘Hessenberg’ is het onbebouwd terrein, het
‘voormalig RK weeshuis’ het gebouw en de ‘Hessenberggas’ is de steeg.
fig.1
voormalig RK weeshuis 1
Titus Brandsmakapel 2
de restant-relict van doopkapel Carmelkerk 3
Carmelklooster 4
Huize Doddendaal 5
‘stottergevel’ Gelderlander 6
parkeergarage 7
woonblok o.a. Kroonstraat 8
Jodenberg 15 9
voormalige Bank van Lening 10
10
1
6
9
32
4
5
8
9
fig. 2
historische straten
De Lange Hezelstraat (1), de Hessenberggas (2), de Pijkestraat (3), de
Kroonstraat (4), de Jodenberg (5), de stegen aan de noordkant van de
Lange Hezelstraat (6) en de noord-zuid gerichte verkaveling zijn steden-
bouwkundige elementen die een lange historie hebben.
(Zie ook bijlage 1, met historisch kaartmateriaal).
fig. 3
beschermde status. De grens van het beschermd stadsgezicht is rond het
Hessenberg-terrein getrokken. De woningen aan de Parkweg (van het
woonblok Kroonstraat- Doddendaal-Parkweg) vallen binnen het
beschermd gezicht. Vervolgens loopt de grens midden door de Pijkestraat
en Hessenberg. De verkaveling tussen de lange Hezelstraat en
Hessenberg en de stottergevel van de Gelderlander valt daardoor ook
binnen het beschermd stadsgezicht. Het voormalig weeshuis is
beschermd als rijksmonument (1), de voormalige Bank van Lening aan de
Hessenberg en Jodenberg 15 als gemeentelijk monument (2).
6 6 6
5
23
4
1
21
2
10
resultaten van het bouwhistorisch en archeologisch onderzoek in
beknopte vorm aan de orde. De teksten van dit symposium zijn
vastgelegd in A contribution to medieval and post-medieval
archaeology and history of building uit 1999.
Voor een historische reconstructie biedt de Stede-atlas van
Nijmegen door dr. F. Gorissen een goed overzicht van de ontwik-
keling in de middeleeuwen tot in het begin van de 20e eeuw.
Historisch kaartmateriaal, plattegronden en een bewerkt minuut-
plan uit 1822 vormen het noodzakelijke referentiekader.
Bij het samenstellen van dit rapport is zo uitvoerig geciteerd uit
bovenstaande publicaties dat uit het oogpunt van duidelijkheid is
afgezien van de gebruikelijke wijze van citeren.
de gekozen methodiek
Uit de omschrijving van de bronnen blijkt dat de geboden informa-
tie elkaar overlapt.
De bouwgeschiedenis van de Hessenberg is uitvoerig gedocumen-
teerd in het bouwhistorisch rapport van het IBID. De uitgave over
weeshuizen in Nijmegen voegt hier - voor wat betreft het functio-
neren, de inrichting en het uiterlijk - informatie aan toe, afkomstig uit
archieven en dergelijke bronnen.
Voor gedetailleerde informatie voldoet in dit verband een verwijzing
naar beide documenten. Deze inventarisatie beperkt zich tot de
hoofdlijnen. Vanuit die optiek is gestreefd naar een globaal chrono-
logisch architectuurhistorisch overzicht, waarin in een later stadium
details kunnen worden ingevuld. De aanbevelingen waarmee dit
eerste deel wordt afgesloten, dienen als uitgangspunt voor het
tweede deel van het rapport.
het beschikbare materiaal (zie ook bijlage 3)
In verband met de planvorming rond de Hessenberg is in 1995 een
bouwhistorisch onderzoek naar het voormalig Rooms-katholiek
Weeshuis verricht door het Instituut voor Bouwhistorische
Inventarisatie en Documentatie (IBID). De bouwhistorische docu-
mentatie en waardebepaling biedt gedetailleerd inzicht in de bouw-
geschiedenis van de Hessenberg. De (ver)bouwfasen in de middel-
eeuwen, de 17e eeuw en vervolgens 1818, 1845, 1878, 1936 en
1954 zijn weergegeven in een kaart en uitgebreid toegelicht in het
rapport. De waardebepaling uit het bouwhistorisch rapport geeft
een goed beeld van de waarde van de verschillende onderdelen (zie
bijlage 2). Daarnaast geeft het rapport informatie over de omring-
ende begijnhuizen/ kloosters en globale informatie over de steden-
bouwkundige context.
Kaart het bouwhistorisch onderzoek zijn archeologische onderzoe-
kinen uitgevoerd. Delen van de bevindingen zijn opgenomen in het
bouwhistorische rapport en in het boek Graven met beleid over
archeologisch onderzoek in Nijmegen in de periode 1989-1995 (uit-
gegeven in 1996). Tijdens de archeologische opgraving in 1994
heeft vooral op het westelijk deel van het terrein informatie opgele-
verd. De funderingen van de Gelderlander op het oostelijk deel van
het terrein waren zo diep gegaan, dat de grond daar weinig meer
prijs kon geven van de geschiedenis.
Ter gelegenheid van een tentoonstelling over de geschiedenis van
de weeshuizen in Nijmegen, werd in 1996 een catalogus uitgege-
ven, genaamd “…Om dair in die kleijne arme verlaten weeskens in
toe te stellen…”, Geschiedenis van de stedelijke weeshuizen te
Nijmegen. In deze catalogus zijn de resultaten van beide onderzoe-
ken geplaatst in de historie van de weeshuizen. De catalogus voegt
vooral informatie uit historische bronnen toe aan het bouwhis-
torisch onderzoek.
Tijdens het symposium ‘Archeologie en Bouwhistorie: techniek-
gebouw-structuur’ in Rotterdam op 4 en 5 oktober 1996 kwamen de
11
Bij het analyseren van de historische informatie met betrekking tot
De Hessenberg zijn de volgende aspecten van belang:
- de ontwikkelingsgeschiedenis van begijnhuis, klooster en wees-
huis de Hessenberg (een rijksmonument)
- de betekenis van de plek die onder meer z’n oorsprong vindt in de
inmiddels grotendeels verdwenen omringende begijnhuizen/
kloosters
- de stedenbouwkundige structuur van historisch Nijmegen en m.n.
de verkaveling, het hellende karakter en de ontsluiting van het
gebied rond de Hessenberg
- de bestaande historische gebouwen: het voormalig weeshuis
(rijksmonument), Titus Brandsmakapel, het restant van de
Carmelkerk, het Carmelklooster, Huize Doddendaal, het ingangs-
gebouwtje (de ‘stottergevel’) van de Gelderlander aan de Lange
Hezelstraat, Jodenberg 15 (gemeentelijk monument), de voor-
malige Bank van Lening (gemeentelijk monument), het huizenblok
Kroonstraat-Doddendaal-Parkweg
- de parkeergarage als voormalige locatie van het eerste
Lollardenhuis en als verstorend element in het gebied
- de stedenbouwkundige relatie met de omgeving, m.n. met de
Lange Hezelstraat en het Kronenburger Park.
12
de ontwikkeling van begijnhuis tot weeshuis (1450 - 1832)
de Hessenberg
De Hessenberg bestaat van oorsprong uit een steil naar de stads-
muur oplopend gebied of stadswal* uit ca. 1250, ongeveer op de
hoogte van de huidige Kroonstraat. Door de uitleg van 1468 schoof
de stadsmuur verder naar het zuiden. De kavels aan de zuidzijde van
de Lange Hezelstraat waren oorspronkelijk zo’n 50 meter diep en lie-
pen dood tegen de voet van de steilere heuvel. Het vermoeden
bestaat dat de Hessenberggas als secundaire straat door de
bestaande verkaveling aan de Lange Hezelstraat werd aangelegd.
De terrasrand tussen de helling en het plateau liep schuin over de
Hessenberg en is nog zichtbaar in de bebouwing aan de Jodenberg.
De Hessenberg werd in deze periode gekenmerkt door een geïso-
leerde ligging en was slechts bereikbaar vanuit het noorden via zij-
stegen (gassen) vanuit de (Lange) Hezelstraat en Hessenberggas.
Het aanzien van de heuvel werd bepaald door grote en hoge bebou-
wing temidden van onbebouwd gebied (rond de begijnhuizen),
tuinen, boomgaarden en bleekvelden (in de periode van de
kloosters) en speelplaatsen (toen het complex functioneerde als
weeshuis). Vanuit het hoge gebouw op de heuvel had men een
goed uitzicht op de Benedenstad. Andersom zal men vanuit de
Benedenstad het latere weeshuis als een statig belangrijk gebouw
hebben ervaren.
De grote panden op ruime percelen die niet aan de rooilijn stonden,
maar door middel van steegjes vanuit de grote straten bereikt kon-
den worden, komen tot in de 19e eeuw veel voor in Nijmegen.
van begijnhuis tot weeshuis
Tijdens de late middeleeuwen werden houten huizen gebouwd op
het grotendeels onontgonnen terrein van de Hessenberg. Tijdens
de 14e eeuw versteenden deze huizen. Het voormalige RK wees-
huis is oorspronkelijk als stenen woonhuis gebouwd in de tweede
helft van de 14e eeuw. In de beginsituatie was de oudste kern één
van de weinige grote gebouwen in deze buurt. De vroegste vermel-
ding van begijnen stamt uit 1380. Tussen 1442 en 1450 werd het
begijnhuis omgevormd tot Tertiarissenklooster de Hessenberg.
Begijnhuis Bethlehem en de Sprongshof maakten tijdens de late
14e en vroege 15e eeuw een zelfde ontwikkeling door. De
Hessenberg en begijnhuis/klooster Bethlehem lagen op het plateau,
begijnhuis Sprongshof lag op de helling. Op de plaats van de huidi-
ge parkeergarage aan de Kroonstraat was sinds 1412 sprake van
een cellenboedershuis, het Lollardenhuis. Het tweede Lollardenhuis
stond op de hoek van de Pijkestraat en Hessenberggas. In 1638
werden de vier religieuze complexen samengevoegd tot één wees-
huis: het Armen Kinderen Weeshuis. Het rijksmonument op de
Hessenberg vormt hiervan het overblijfsel.
het weeshuis
De laat 14e eeuwse kern van het klooster de Hessenberg bestond
uit een bakstenen huis met de langsgevel evenwijdig aan de (Lange)
Hezelstraat en de hoogtelijnen van de heuvel (A). De noordgevel
was de voorgevel. Aan de zuidkant werd in de twee helft van de 15e
eeuw of de eerste helft van de 16e eeuw een evenwijdige vleugel
gebouwd (B). Uit ongeveer dezelfde tijd stamt ook de schuinge-
plaatste vleugel op de noordwesthoek van de kern (D). De korte
vleugel aan de noordkant (C) werd rond 1639 gebouwd en door
Simon Bosboom voorzien van een gebeeldhouwde hoofdingang,
die onderbouwt dat representativiteit ook in latere bouwfasen een
belangrijk streven was.
* F. Gorissen vermoedt dat de eerste omwalling uit ca. 1250 bestond uit een
aarden wal met een stadsgracht. Archeologische vondsten wijzen mogelijk
op een stadsmuur i.p.v. een stadswal.
fig. 5
Vanaf de 14e eeuw is de Hessenberg omringd geweest door aanverwante
gebouwen en bijgebouwen. Aan de noordwestkant van de Hessenberg (1)
stond vanaf ca. 1430 tot ca. 1878 de kapel (2). Aan de oostkant begijnhuis
en later klooster Bethlehem (4), dat na enkele verbouwingen samen met
de Hessenberg een aaneengesloten complex vormde. Aan de
Hessenberggas stond de Sprongshof (3), dat eerst in bezit kwam van
Bethlehem en daarna ook tot het bezit van het weeshuis hoorde. Ook het
eerste Lollardenhuis van de cellenbroeders (5) behoorde uiteindelijk tot
het weeshuiscomplex.
D
A
B
C
fig.4
14
fig. 5
fig.8
fig. 10
fig. 6
Onderdoorgang uit 1640, die oorspronkelijk functioneerde als verbinding
tussen de Hessenberggas en de Doddendaal.
fig. 7
Simon Bosboom, 1639, natuurstenen trap en poort met beelden van vier
wezen. Oorspronkelijke hoofdingang aan de noordkant.
fig. 8
Hendrik Feltman, detail uit schilderij met stadsplattegrond in vogelvlucht,
1669. De oudste vleugel van het weeshuis links wordt d.m.v. een vleugel
verbonden met de kapel. De situatie is opgetekend vanuit het noorden, rich-
ting de Doddendaal aan de zuidkant.
fig. 9
Toen het Handrik Tavanier, 1780 tweede Lollardenhuis van de cellenbroe-
ders verhuisde, werd de locatie op de hoek van de Pijkegas en de
Hessenberggas in beslag genomen door het ‘dolhuis’, het gekkenhuis. Pas
in de 19e eeuw zou ook het dolhuis hier verdwijnen.
fig. 10
Langs het afgegraven terrein toont de opgaande lijn van de Jodenberg (met
op de achtergrond het geelgepleisterde gemeentelijke monument) de oor-
spronkelijke helling van het terrein, die ook blijkt uit het hoogteverschil tus-
sen de overblijfselen van het weeshuis en de Hessenberg.
fig.6 fig.9fig.7
16
de ontsluiting van het weeshuiscomplex (1832-1845)
Op het kadastrale minuut van 1832 is duidelijk waarneembaar dat
de Hessenberggas de oorspronkelijk vijftig meter diepe kavels aan
de zuidkant van de Hezelstraat doorsnijdt.
Aan de noordkant van het weeshuiscomplex is in de 16e eeuw door
de aaneenschakeling van de gebouwen van de voormalige
kloosters een groot voorplein ontstaan, dat wordt ontsloten door de
twee Bethlehemgassen (de kleine en grote). Hierdoor is het statige
hoge weeshuis al van veraf zichtbaar. Het weeshuis wordt omringd
door onbebouwd terrein. Het complex zelf wordt gekenmerkt door
binnenhoven en pleinen. Een naamloze gas lijkt dood te lopen tegen
de noordelijke zijgevel van de kapel. De Doddendaal loopt noorde-
lijker dan de huidige gelijknamige straat, ter hoogte van de
Kroonstraat.
Het weeshuis wordt gevormd door een aaneenschakeling van vleu-
gels van de voormalige kloosters de Hessenberg, Bethlehem en de
Sprongshof. De regentenzaal en de kapel zijn herkenbaar aan de
noordkant van het complex. Ondanks de grote hoeveelheid onbe-
bouwde ruimte, is het weeshuis vervlochten met de omringende
bebouwing aan de Hessenberggas en de Doddendaal.
fig. 11
Recent ingekleurde versie van de kadstrale minuut van 1832.
fig. 12
Anoniem. Het gasje (Klein) Bethlehem in 1841 of later.
fig. 13
De naamloze gas, met op de achtergrond de kap van het weeshuis.
fig. 14 (zie volgende pagina)
1: voormalig RK weeshuis b: Klein Bethlehem(gas)
2: kapel c: naamloze gas
3: voormalig klooster Bethlehem d: Doddendaal
a: Bethlehem(gas)
fig.11
fig.12 fig.13
18
fig. 15 (verbouwing 1845)
Pieter van der Kemp, plattegrond van het R.K. Weeshuis, waarschijnlijk opgemaakt n.a.v. het derde eeuwfeest in 1860. Coll. Beide Weeshuizen in
Gemeentearchief Nijmegen.
de verbouwingen van Pieter van der Kemp (1845 - 1936)
verbouwing 1845 Het huidige gebouw ontleent zijn verschijningsvorm vooral aan de
verbouwing in 1845 naar het ontwerp van stadsarchitect Pieter van
der Kemp. Sinds 1450 was het klooster-/weeshuiscomplex ontslo-
ten vanuit de Hessenberggas aan de noordkant. Van der Kemp
draaide de oriëntatie om en verplaatste de hoofdingang naar de
zuidkant, waar de bestaande bebouwing aan de Doddendaal plaats
maakte voor een nieuwe monumentale ingangspoort. Hij plaatste
een classicistische zuidgevel voor de middeleeuwse kern, met de
nieuwe hoofdingang in de middenrisaliet. De stadsarchitect breidde
het weeshuis aan de westkant uit (42-43, 54-61) en pleisterde waar-
schijnlijk tegelijkertijd de overige gevels. Daarbij handhaafde hij de
noordelijke ingang van Bosboom en de laat 14e eeuwse kern, die
achter de door hem gepleisterde, toegevoegde of geheel ver-
nieuwde gevels nog gedeeltelijk aanwezig is. In 1853 bouwde hij
nog een schooltje aan de Doddendaal. Tuinen en speelplaatsen
besloegen nog altijd de grootste oppervlakte van het terrein.
verbouwing 1878 In 1878 verbouwde Pieter van der Kemp de oostelijke vleugel op het
grondgebied van het voormalige klooster Bethlehem. De oostelijke
vleugel omsloot samen met de regentenkamer en de middel-
eeuwse kern de noordelijke speelplaats.
Aan de Pijkegas werd in 1887 een afzonderlijk pand voor de grote
jongens gebouwd.
In 1900 maakten de opslagruimten aan de Hessenberggas plaats
voor een afzonderlijke afdeling voor de kleine jongens. De kleine
jongensspeelplaats nam de plek in van de kapel, die was gesloopt.
1 Voorplaats 17 Linnenkamer
2 School 18 Bordes
3 4 5 Kasten 19 Speelplaats
6 Bergplaat 20 Pakhuis
7 Gang 21 Uitgang
8 Secreet 22 Pakhuis
9 Eetkamer 23 Pakhuis
10 Gang 24 Woning
11 Naaikamer 25 Open plaats
12 Mangelkamer 26 Secreet
13 Achtertuin 27 Eetkam
14 Kippenhok 28 Trap der slaapkamer
15 16 Kasten 29 Speelkamer
30 Kasten 45 Keuken
31 Mestbak 46 Stoommachine
32 Tuin 47 Kookketels
33 Ondertuin 48 49 53 Trappen
34 Koepel 50 Porceleinkast
35 Pomp 51 Regentenkamer
36 Wachthuisje 52 Kantoor
37 Jongensspeelplaats 54 Waschhuis
38 Tuintrap 55 56 Pompen
39 Kamertje 57 Stookplaats
40 41 Secreten 58 Trap
42 Gang 59 Gang
43 Distr. kamertje 60 61 Woonkamer
44 Trap 62 63 64 kasten
54
29
9
27
5113
6111
2
137
20 25-
-
19
fig.16
fig.18fig.17
fig. 16 (hoort bij verbouwing 1878)
Plattegrond uit 1912 die een indruk geeft van de interne indeling die door
de verbouwing in 1878 is ontstaan.
1: verbouwde oostelijke vleugel
2: regentenkamer
3: middeleeuwse kern
4: jongensgebouw
5: kleine jongensgebouw
6: kleine jongensspeelplaats
fig. 17
C.C.A. Last, "Het voormalig Arme-Kinderen Huis (nu het Roomsch-
Katholijke Weeshuis)",
lithografie in P. Nijhoff, Schets der Lotgevallen…, Nijmegen 1860.
De noordkant.
fig. 18
C.C.A. Last, "Het Roomsch-Katholijke Weeshuis (uit den tuin gezien)",
lithografie in P. Nijhoff, Schets der Lotgevallen…, Nijmegen 1860.
De zuidkant.
4
4
5
2
3
1
20
fig.19
fig.20
fig21
fig. 22
fig.19
De Doddendaal in 1935: rechts de tuinmuur van het weeshuis en links de
woningen, die nu de noordelijke gevelwand langs de Kroonstraat vormen.
fig. 20
Wezen voor de noordelijke ingang in 1930.
fig. 21
Het ontwerp van Pieter van der Kemp uit ca. 1859 voor een monumentale
poort aan de Doddendaal werd in gewijzigde vorm uitgevoerd. In 1954
werd de poort in het kader van de wederopbouw en de herinrichting van
de binnenstad verplaatst naar het terrein van het Protestants Weeshuis
aan de Begijnenstraat, waar de poort nog altijd staat. In 1960 werd de
Titus Brandsmakapel gebouwd op de oorspronkelijke locatie van de poort
aan de Doddendaal.
fig. 22
In ca. 1881 werd de Bank van Lening gebouwd op de funderingen van het
dolhuis (op de hoek van de Pijkegas en de Hessenberggas). Deze funde-
ringen zijn ook teruggevonden in het aangrenzende perceel.
21
fig. 23
fig.24
fig.25
fig. 26
fig. 23
De Hessenberggas in 1902, met zicht op de Stevenskerk en rechts een
steegje dat leidt naar het weeshuis.
fig. 24
Het (grote) jongenshuis (gefotografeerd in 1976) van het RK weeshuis
werd in 1887 gebouwd en in de jaren tachtig van de 20e eeuw gesloopt.
fig. 25
Rechts het Kleine Jongenshuis (in 1942), met daarachter een tuinmuur
van het weeshuis.
fig. 26
Een reconstructie van het weeshuiscomplex na de bouw van het Grote-
Jongenshuis in 1887.
22
de verbouwingen van architect Deur en de wederopbouw (1936 - 1960)
de eerste verbouwing van Deur
Tijdens de eerste verbouwing door architect Deur in 1936 verander-
de het noordelijke aanzien van het weeshuiscomplex ingrijpend.
Deur verwijderde de regentenzaal waardoor de noordelijke vleugel
sterk werd ingekort. Hij voorzag de ingekorte vleugel grotendeels
van nieuwe gevels, plaatste er een nieuw trappenhuis in en voegde
een verdieping toe, waardoor de vleugel een torenachtig aanzien
kreeg.
de tweede verbouwing van Deur
Het bombardement van de geallieerden op 22 februari 1944, dat
een groot deel van de binnenstad in puin legde, beschadigde het
weeshuis zonder het te verwoesten. In 1953 werd het weeshuis ver-
kocht aan het Gemeenschappelijk Administratiekantoor. Vervolgens
werd het voormalige weeshuis in 1954 onder auspiciën van Deur
ingrijpend gerestaureerd en verbouwd. Nog aanwezige oorspronke-
lijke houten dakconstructies werden vervangen door stalen
spanten. De oorspronkelijke houten kozijnen werden eveneens door
stalen exemplaren vervangen. Deur verwijderde de middenrisaliet in
de zuidgevel en verving de zuidelijke ingang door een venster. De
verbouwing maakte niet alleen de zuidelijke oriëntatie ongedaan,
maar tastte ook de architectuurhistorische waarde sterk aan.
de wederopbouw
Het bombardement verwoestte wel het Kleine Jongenshuis en de
school uit 1853. Ook de neogotische parochiekerk van de
Franciscanen aan de Doddendaal uit 1881 veranderde in een
restant-relict. In plan B van de wederopbouw, dat op 8 december
1945 werd gepresenteerd, werd de strook tussen het
Kronenburgerpark en het Hertogplein ingedeeld in vier ruimtelijke
eenheden met een eigen karakter. ‘Doddendaal’ moest het geeste-
lijk centrum vormen. In plan C, dat in 1947 door de gemeenteraad
werd vastgesteld, moest het idee van de ruimtelijke strook plaats
maken voor een plan dat gericht was op het behoud van de orga-
nische structuur van de binnenstad. De gebouwen die tijdens de
wederopbouw rond het voormalig weeshuis werden opgetrokken,
passen echter naadloos in het idee van het geestelijk centrum dat
in plan B geprojecteerd was op de omgeving van de Doddendaal.
het Carmelklooster en het relict van de doopkapel
van de Carmelkerk
Het Carmelklooster van architectenbureau Deur en Pouderoyen
(projectarchitect C. Pouderoyen) uit 1951 sluit zowel qua typologie
als functie aan bij de lange geestelijke vooroorlogse geschiedenis
van de Hessenberg. De Carmelkerk is in 1981 grotendeels gesloopt.
Enkele restanten van de doopkapel grenzen aan de Titus
Brandsmakapel, de behouden kerktoren is verbonden met de
kloostergang. Het relict van de doopkapel en het tot studentenhuis
verbouwde klooster hebben nog altijd de sterke zeggingskracht van
de sobere naoorlogse architectuur van de Bossche School (een
groep architecten die zich liet inspireren door Dom Hans van der
Laan).
Tussen de kloosteromgang met kerktoren en de restant-relict is in
de jaren tachtig een studentenhuis gebouwd. De bouwvolumes van
het studentenhuis sluiten aan bij de schaal van het voormalig wees-
huis, Huize Doddendaal en het Carmelklooster. De architectonische
kwaliteit helaas niet.
Huize Doddendaal
De typologie van bejaardentehuis Huize Doddendaal - ontworpen
door A. Evers en G.J.M. Sarlemijn en gebouwd in 1959 - is eveneens
gebouwd overeenkomstig de ideeën van de Bossche School.
Bovendien sluit Huize Doddendaal typologisch aan bij de hofvormi-
ge kloosterarchitectuur. In de jaren negentig is het U-vormige hoog-
bouw deel van het complex in dezelfde vormgeving uitgebreid.
de Titus Brandsmakapel
In 1960 is de Titus Brandsmakapel, een ontwerp van Pieter Dijkema,
toegevoegd aan dit sobere ensemble. De gedachteniskapel is tot
1998 als zodanig in gebruik geweest.
Titus Brandsma was hoogleraar mystiek, priester en Karmeliet en
23
leefde en werkte in het vooroorlogse Karmelietenklooster aan de
Doddendaal. Vanwege zijn contacten met katholieke publiciteits-
media tijdens de tweede wereldoorlog, werd hij in 1942 met een
dodelijke injectie vermoord in Dachau. Sinds de oorlog wordt hij
vereerd als martelaar, verzetsheld en moedig geloofsgetuige. Om
die reden werd in 1960 ongeveer op de plaats waar hij gewoond en
gewerkt had een gedachteniskapel ingewijd. De kapel, in een aan
de Bossche School verwante bouwstijl, verwijst in vorm en sober-
heid naar het kampblok waar Titus Brandsma zijn laatste levens-
dagen doorbracht. Het betonnen teken op de hoek van het voor-
malig kerkplein verbeeldt het mitrailleursnest van een concentratie-
kamp, met in plaats van de mitrailleurspost een kruis als teken van
leven. Voor de kapel heeft Jan van Eyck een glasmozaïek en wand-
schildering ontworpen. Graficus P.J.J. van Trigt ontwierp acht kalk-
steenpanelen met een bijbelteksten in de omgang.
de ingang van de Gelderlander
Het verband tussen de Titus Brandsmakapel en het ingangsgebouw
van de Gelderlander is er een van ironische aard. Waar Brandsma
tijdens de oorlog streed voor de onderdrukte pers, werd na de oor-
log (ca. 1960) het complex van dagblad De Gelderlander uitgebreid.
En met de sloop van de gebouwen van de krant in de jaren negen-
tig bleef ook hier een restant-relict achter: het ingangsgebouw, in
de volksmond de ‘stottergevel’ genoemd. Vanwege de letters van
typografisch ontwerper Dick Dooijes, die het woord Gelderlander
op steeds andere wijze afbreekt.
fig. 27
Op de gereconstrueerde stadsplattegrond uit 1930 staan beide jongens-
huizen nog overeind, leidt de Doddendaal nog langs de noordkant van de
Franciscanenkerk en is de regentenkamer aan de noordkant van het wees-
huis nog niet afgebroken.
fig. 28
Op de gereconstrueerde stadsplattegrond uit 1990 resteert nog slechts de
huidige kern van het weeshuis, zijn de jongenshuizen beide verdwenen
(het kleine door het bombardement uit 1944, het grote door sloop in de
jaren tachtig) en omringen naoorlogse gebouwen het weeshuis.
1: voormalig RK weeshuis
2: Titus Brandsmakapel
3: Restant-relict van doopkapel Carmelkerk
4: Carmelklooster
5: Huize Doddendaal
6: De Gelderlander
7: parkeergarage
26
fig. 33fig. 30
fig. 31
fig. 29
Het kleine-jongenshuis was tijdens het bombardement van 22 februari
1944 zo beschadigd, dat het niet meer hersteld werd.
fig. 30
De toegangspoort aan de Doddendaal tijdens de verbouwing van het
weeshuis door architect Deur, net voor deze verplaatst zou worden naar
het terrein van het Protestants Weeshuis aan de Begijnenstraat, waar de
poort nog altijd staat.
fig. 31
De Franciscanenkerk aan de Doddendaal werd vol getroffen tijdens het
bombardement van 22 februari 1944.
fig. 32
Een schematische plattegrond van het weeshuis, na alle verbouwingen:
A de oudste kern, ca. 14e eeuw
B tweede evenwijdige vleugel: tweede helft 15e, eerste helft 16e
eeuw
C deels 17e eeuwse vleugel, in 1936 grondig ingekort en ver-
bouwd door architect Deur
D evenwijdig aan de kapel gebouwde vleugel: tweede helft 15e,
eerste helft 16e eeuw
E uitbreiding 1845 door Pieter van der Kemp
F uitbreiding 1878 door Pieter van der Kemp (met 18e-19e eeuw
se bouwrestanten)
fig. 33
Zicht vanuit de Lange Hezelstraat, langs het ingangsgebouw van de
Gelderlander, op het voormalig weeshuis.
fig. 32
fig. 29
27
fig. 37
fig.36
fig. 35 fig. 38
fig. 34
De ‘stottergevel’.
fig. 35
De Hessenberggas in 1957.
fig. 36/37
Door de plattegrond, dakvorm, detaillering en materialisering hebben
Evers en Sarlemijn Huize Doddendaal op subtiele wijze laten aansluiten
bij zowel de hofvormige kloosterarchitectuur als de kleinschalige woning-
bouw in de omgeving.
fig. 38
Tijdens de wederopbouw (in ca. 1960) werd een groot deel van de
Hessenberg aan de oostkant van het voormalig weeshuis afgevlakt om
ruimte te bieden aan het gebouw van dagblad De Gelderlander.
fig. 34
28
fig. 42fig. 40
fig. 39 tm 42
De Carmelkerk en het Carmelklooster van architectenbureau Deur en
Pouderoyen vormden tussen bouwjaar 1951 en sloopjaar 1981 een ruim
opgezet religieus ensemble (foto 1958), in de traditie van de sobere
Bossche School.
Op de luchtfoto uit 1952 is de driebeukige hallenkerk van de Karmelieten,
met de bijbehorende kloosteromgang duidelijk herkenbaar. De voorgevel
vormt samen met de zuidgevel van het weeshuis tijdelijk een pleintje. Ten
zuiden van de Carmelkerk ligt het terrein braak waar in 1959 Huize
Doddendaal gebouw wordt.
Van de Carmelkerk resteren na de sloop in 1981: een restant-relict van de
doopkapel, de kerktoren en de kloosteromgang, die inmiddels in gebruik
is voor studentenhuisvesting.
fig. 41
fig.39
29
fig. 45
fig. 46fig. 44
fig. 43/46
Op het kerkplein voor de Carmelkerk wordt in 1960 naar een ontwerp van
Pieter Dijkema de Titus Brandsmakapel gebouwd, ter nagedachtenis aan
de gelijknamige Karmeliet en verzetsheld. Zowel de kapel als het beton-
nen monument op het plein zijn inhoudelijk, stedenbouwkundig en archi-
tectonisch sterk verbonden aan de plek. Samen met de Carmelkerk en het
klooster vormt het een belangrijk centrum voor de Karmelietenorde. Het
staat op het kerkplein en is net als de kerk in een aan de Bossche school
verwante bouwstijl ontworpen.
De verering van Titus Brandsma vindt sinds 1988 plaats in de Jozefkerk in
Nijmegen. De stichting Verering Titus Brandsma is vertrokken naar een
andere locatie, onder voorwaarde dat de Titus Brandsmakapel gesloopt
zou worden.
Die voorwaarde maakt nu deel uit van een privaat-rechtelijke overeen-
komst.
fig. 43
30
7 steeg Klein Bethlehem
8 steeg Bethlehem
9 romeinse graftuin
10 begraafplaats 14-15e eeuw (nog niet onderzocht)
11 waterbassin jongenshuis 19e eeuw
de huidige situatieonder de grond
Een aantal stedenbouwkundige ontwikkelingen die eerder al aan de
orde kwamen, zijn door het archeologisch onderzoek ontdekt of
bevestigd. De locatie van de terrasrand, die het plateau scheidde
van de helling, is vastgesteld en is herkenbaar in het profiel van de
Jodenberg. De funderingen van de kapel en regentenvleugel van de
Hessenberg zijn opgegraven, evenals de locatie van de noordelijke
toegangspoort op de terrasrand, de uitbreidingen van het huis rich-
ting de kapel en sanitaire voorzieningen uit de 18e/19e eeuw.
Skeletbegravingen op het noordelijke voorterrein duiden op een
begraafplaats ten zuid-oosten van de kapel. Ook op de locatie van
de kapel zijn graven gevonden. Details van de fundering bewijzen
dat de kapel sterk verwant was aan de kloosterkerk op het
Mariënburg.
De oudste middeleeuwse sporen zijn gevonden op de locatie van
de Sprongshof: diverse houten tonputten, een keldermuur en de
mogelijke fundering van een tuinmuur. Een deel van de funderingen
ligt nog onder de Hessenberggas, die oorspronkelijk smaller was.
Van klooster Bethlehem werden enkele muurfragmenten opgegra-
ven, een grote vierkante beerkelder (onder het spinhuis) met vond-
sten uit de 17e en 18e eeuw en een enorme ronde beerput met
vondsten uit de 17e eeuw. De kelder en put bevatten voor Nijmegen
zeldzame vondsten van hout, textiel en leer, waaronder kinder-
speelgoed, kantklosjes, meubelfragmenten, afvalhout en een uit
houten schrijftafeltjes bestaand biechtboekje.
Op de locatie waar heer Robbert van Appeltern (burggraaf en rech-
ter in het Rijk van Nijmegen) waarschijnlijk heeft gewoond en waar
de Hessenberggas oorspronkelijk naartoe leidde, heeft men o.a.
een veldfles gevonden van goudlustermajolica uit ca. 1400.
Van het tweede Lollardenhuis op de hoek van de Pijkegas en de
Hessenberggas zijn resten van de funderingen gevonden in de kel-
ders van de voormalige Bank van Lening en op het aangrenzende
onbebouwd perceel.
fig. 47
1 fundering kapel
2 regentenkamer
3 terrasrand
4 beerkelder spinhuis Bethlehem
5 keldermuur Sprongshof
6 steeg zonder naam
7
12
6
3
4
5
10
9
8
1
11
31fig. 54
fig. 53
fig. 52
fig. 49
fig. 48
fig.50
fig. 51
fig. 48
Een wassen schrijftafeltje van het biechtboekje. De veldfles van goudluster-
majolica uit ca. 1400 van heer Robbert van Appeltern. Kacheltegels uit de
regentenkamer.
fig. 49
De fundering van de kapel aan de zuidkant.
fig. 50
Eén van de begravingen aan de zuidoostkant van de kapel.
fig. 51
De beerkelder van het spinhuis van klooster Bethlehem.
fig. 52
De fundering van de kapel aan de noordkant.
fig. 53
De kelderwand van de Sprongshof, met op de achtergrond de
Hessenberggas
fig. 54
Een put van de Sprongshof.
32
boven de grond
A Links de parkeergarage, recht vooruit een gat in de noordelijke
gevelwand van de Hessenberg, deels opgevuld met garageboxen.
De voormalige Bank van Lening links van het onbebouwd
terrein kan als aanknopingspunt worden gebruikt voor het herstel
van de noordelijke gevelwand. De toekomstige planvorming moet
daarnaast aandacht besteden aan de zuidelijke rooilijn van de
Hessenberg, die grotendeels bebouwing mist en onder meer op de
plek van de parkeergarage ernstig verstoord is.
B De toegang vanuit de Lange Hezelstraat tot het gebied wordt
geflankeerd door de ‘stottergevel’, de voormalige ingang van de
kantoren van de Gelderlander. En ook de gevelwand langs de
Hessenberg is stedenbouwkundig en cultuurhistorisch van belang,
vanwege de verkaveling en (deels verprutste) pakhuizen, woningen
en bedrijfspandjes, waaronder een textielfabriekje uit het begin van
de twintigste eeuw.
C Het gemeentelijk monument Jodenberg 15 markeert de histori-
sche steeg. De opgaande lijn van de Jodenberg toont de oorspron-
kelijke helling van de Hessenberg.
D Links de voormalige kloostertuin van het Carmelklooster. Rechts
het studentenhuis. Op de achtergrond de klokketoren van gesloop-
te Carmelkerk.
E Het klooster, studentenhuis en Huize Doddendaal. Links de grijze
daken van de kloosteromgang. Rechts de grijze daken van Huize
Doddendaal (nu Nieuw Doddendaal genoemd).
F De restant-relict van de doopkapel van de Carmelkerk (links) en de
Titus Brandsmakapel (rechts).
G De locatie van de vooroorlogse Franciscanenkerk, die na een oor-
log diende als kerkplein van de Carmelkerk, heeft op dit moment
alle karaktertrekken van restruimte: het heeft geen naam, slechts
één goede pleinwand (de Titus Brandsmakapel) en geen goede
stoffering. Het heeft wel degelijk potenties. De twee woonblokken
aan de Kroonstraat en Doddendaal rechts vragen om een goede
beëindiging. De Titus Brandsmakapel en het bijbehorende beton-
nen monument verlenen betekenis aan de plek (samen met de
deels verdwenen kerken). Herontwikkeling van de Hessenberg zon-
der aanpak van dit pleintje is zowel ruimtelijk als functioneel onmo-
gelijk en onwenselijk.
H De Kroonstraat ligt op de plek waar oorspronkelijk de Doddendaal
liep. Naast die historische betekenis, vormt de straat een aankno-
pingspunt op de oudere kleinschalige structuur aan de zuidoostkant
van het voormalig weeshuis. Dankzij de stedenbouwkundige
schaal, straatwandfunctie en de bomen stijgt het blokje huizen aan
de Kroonstraat uit boven de gemiddelde architectuurhistorische
waarde.
I Achter de parkeergarage is nog net de Kruittoren in het
Kronenburgerpark zichtbaar. Door de hoge geografische ligging zal
hoge bebouwing op de Hessenberg zeker zichtbaar zijn in het
Kronenburgerpark (het dak van het voormalig weeshuis steekt iets
boven de parkeergarage uit).
A
C
B
34
de waardevolle kenmerken van het gebiedIn de wederopbouwplannen van Nijmegen werd de stad opgedeeld
in zones. De Hessenberg en omgeving behoorden tot de geestelijke
zone. De restanten van het begijnhuis/ klooster/ weeshuis de
Hessenberg, de Carmelkerk, het Carmelklooster, Huize Doddendaal,
de Titus Brandsmakapel en de ingang van de Gelderlander vormen
nog altijd een samenhangend en divers geestelijk mengsel van
geschiedenis en gebouwen. Zelfs de nieuwe functie van het klooster
(studentenhuisvesting) past in dit thema. Om verder te gaan met het
gebied rond de Hessenberg is daarom een duidelijk overzicht nodig
van de waardevolle elementen in dit (historisch) beladen gebied.
de structuurDe oorspronkelijke geografische kenmerken van het gebied vormen
vanzelfsprekend de basis voor iedere ontwikkeling. De helling van
het terrein is deels nog afleesbaar aan de stijgende lijn van de
Jodenberg en Pijkestraat en in de hoogteverschillen in het maaiveld
van de gebouwen. De terrasrand, die de grens van het plateau
vormde, is tijdens de archeologische opgraving terug gevonden.
De bebouwing van belangrijke huizen op grote percelen, die bereikt
worden via stegen tussen de dichte smalle en diepe bebouwing aan
de hoofdstraten, is typerend voor de stedenbouwkundige geschie-
denis van Nijmegen. Vermoedelijk is Hessenberg de enige plek in
Nijmegen waarvan een dergelijke situatie nog door percellering en
door reële bouwsubstantie gedocumenteerd wordt.
Bij de herontwikkeling van het gebied moet daarom rekening worden
gehouden met de smalle perceellering en de bestaande straten en
stegen die historisch waardevol zijn, zoals de Hessenberg (voorheen
Hessenberggas), de Pijkestraat (Pijkegas), de Jodenberg (Jodengas),
de Kroonstraat (voorheen Doddendaal), de Lange Hezelstraat en de
stegen aan de noordkant daarvan. Ook zou het goed zijn tijdens de
herontwikkeling aandacht te besteden aan de verdwenen stegen: de
voormalige Bethlehemgas, de Kleine Bethlehemgas en de naamlo-
ze gas.
De relatief grote en hoge bebouwing temidden van onbebouwd
gebied, tuinen, boomgaarden, bleekvelden of speelplaatsen is een
andere historische karakteristiek, waarmee rekening gehouden
moet worden. Dit in combinatie met de monumentale ligging op het
plateau van de Hessenberg. Zowel de overblijfselen van het wees-
huis als de naoorlogse complexen van het Carmelklooster en Huize
Doddendaal zijn voorbeelden van deze monumentale en steden-
bouwkundig ruime opzet van het gebied.
De Hessenberg was vanwege de monumentale uitstraling naar de
Hezelstraat oorspronkelijk georiënteerd op het noorden. Het com-
plex werd ontsloten door smalle steegjes vanuit de (Lange)
Hezelstraat. Vanaf de 19e eeuw werd de ingang tot het complex ver-
plaatst naar het zuiden, om de toegankelijkheid te vergroten via de
Doddendaal. In de stedenbouwkundige opzet voor het gebied moet
bewust worden omgegaan met die historische ontsluitingen.
De Kroonstraat volgt het verloop van de oorspronkelijke Doddendaal
en volgt als enig stedenbouwkundig structuurelement in dit deel
van Nijmegen nog de lijn van de eerste omwalling, die tot de
wederopbouw in de gehele stad nog herkenbaar was.
Het voormalig kerkplein van de Carmelkerk voor de Titus Brands-
makapel is na de sloop van de kerk verworden tot restruimte. De
herontwikkeling van de Hessenberg zou hier opgepakt moeten
worden om weer een goed functionerende buitenruimte te creëren.
Tenslotte moet natuurlijk de relatie met de omgeving nauw in het
oog worden gehouden. Vooral stedenbouwkundige verbanden met
de Lange Hezelstraat en het Kronenburgerpark zijn daarbij van groot
belang. Evenals de zichtassen op de toren van de Carmelkerk (van-
uit de Kroonstraat) en op de Stevenskerk (vanuit het plangebied).
De oude straatnamen en de namen van de kloosters zouden in de
herontwikkeling opnieuw tot leven gewekt kunnen worden.
fig. 56
1 de terrasrand
2 de percellering 7 Lange Hezelstraat
3 Hessenberg(gas) 8 Bethlehemgas
4 Pijkestraat/ Pijkegas 9 Kleine Bethlehemgas
5 Jodenberg/ Jodengas 10 naamloze gas
6 Kroonstraat 11 ‘kerkplein’ voor Titus Brandsmakapel
7
2
6
3
4
510
9
8
1
11
35
de gebouwen en bouwkundige elementen
Het voormalige begijnhuis/klooster/weeshuis de Hessenberg is van
belang als documentatie van de ontwikkeling van de Nijmeegse
middeleeuwse bouwtechnologie. Het gebouw wordt gekenmerkt
door de ingrepen van architect Pieter van der Kemp uit 1845 en
1878. Het is belangrijk als één van de weinig overgebleven werken
van de stadsarchitect. Typologisch is het van belang als adellijk
steenhuis van het type dwarshuis, dat uitgroeit tot een complex
huis. Het zogenaamde Drostehuis in Culemborg is typologisch ver-
gelijkbaar. In de geschiedenis van Nijmegen is de Hessenberg van
belang als overblijfsel van de middeleeuwse stad, als klooster en als
weeshuis. De bouwsubstantie van het gebouw geeft dankzij het
bouwhistorisch onderzoek in combinatie met de archiefgegevens en
de opgegraven fundamenten niet alleen een indruk van de bouw-
kundige verschijning van het klooster en het weeshuis, maar ook van
de functionele aspecten van de gebouwen in de klooster- en de
weeshuisperiode. Bij het in stand houden van het voormalig wees-
huis kan de rijke bouwhistorie een vervolg krijgen. Het huidige
gebouw vormt een aaneenschakeling van bouwfasen, met zeer
waardevolle onderdelen zoals de middeleeuwse kern en waardeloze
onderdelen, zoals de naoorlogse binnenwanden en aluminium
binnenvensters. De combinatie van strikt behoud van de waardevol-
le bouwelementen (zie voor details het bouwhistorisch rapport) en
ruimte bij de reeds sterk gewijzigde elementen, biedt veel mogelijk-
heden voor hergebruik. De dynamiek van het gebouw zelf en de
eerdere aansluitingen op omringende bebouwing, maakt het moge-
lijk met nieuwbouw aan te sluiten op het huidige samengestelde
bouwvolume.
De weeshuispoort is in 1954 verplaatst naar het Protestants Wees-
huis, waardoor deze fysiek geen deel meer uitmaakt van het com-
plex. Wellicht kan het historisch verband tussen de poort en het
voormalig RK weeshuis in de herontwikkeling weer hersteld worden.
Behoud van de Titus Brandsmakapel ligt gevoelig in verband met de
verplaatsing van de Titus Brandsma verering naar de Jozefkerk in
Nijmegen. Bij gelegenheid van de overname van de kapel heeft de
gemeente zich jegens de verkoper contractueel verbonden tot
sloop. Het gebouwtje aan de Doddendaal en het bijbehorende
betonnen monument zijn echter essentieel voor de betekenis van
de plek, de rol binnen het ensemble van historische gebouwen en
de architectuurhistorische waarde. Daarom kunnen er wellicht
pogingen worden gedaan naar het vinden van een creatieve oplos-
sing, waarbij de kapel wordt behouden, zonder dat de belangen van
de Titus Brandsma verering in de Jozefkerk geschaad worden.
Het restant-relict van de doopkapel van de Carmelkerk, het voorma-
lig Carmelklooster en Huize Doddendaal zijn belangrijk als hand-
vaten voor de nieuwe planvorming. Ze versterken de continuïteit
van het geestelijke karakter van de plek, maar ook van de typolo-
gische ontwikkeling. De voormalige kloosters en het weeshuiscom-
plex in hoogtijdagen werden gekenmerkt door grote gebouwen
omringd door hoven, pleintjes en tuinen. Zowel de kloosteromgang
van het voormalig Carmelklooster, als de binnenruimte van Huize
Doddendaal sluiten aan bij deze traditie. De sobere bouwstijl,
schaal, oorspronkelijke functies en typologie vormen aanknopings-
punten voor de herontwikkeling van de Hessenberg.
De ‘stottergevel’ van de Gelderlander is een relict van het
Gelderlandercomplex dat in sterke mate het naoorlogse karakter
van de Hessenberg bepaalde. Bovendien is het gebouwtje architec-
tuurhistorisch interessant. Een dergelijk typografisch ontwerp is in
Nederland relatief zeldzaam. Stedenbouwkundig vormt het
gebouwtje de poort tot het Hessenbergterrein vanuit de Lange
Hezelstraat en markeert het de ingang van de verdwenen
Bethlehemgas.
De parkeergarage vormt een vervreemdend element door de ver-
schijningsvorm, het volume en de prominente plek die het beton-
nen gebouw inneemt t.o.v. het weeshuis, het Kronenburgerpark en
het beschermd stadsgezicht. De gedenksteen in de gevel van de
parkeergarage verwijst naar het afgebroken Grote Jongenshuis en
is het enige historisch waardevolle element.
36
Het woonblok tussen de Kroonstraat, Doddendaal en Parkweg
maakt deel uit van de schil van 19e eeuwse en vroeg 20e eeuwse
bebouwing, die na het slopen van de vestingwerken (van de twee-
de omwalling) vanaf 1876 op de hierdoor vrijgekomen terreinen tot
stand kwam. Voor grote delen van deze bebouwing gelden elders
verschillende beschermingsregimes, die hier echter niet van kracht
zijn. De woningbouw aan de Parkweg valt wel binnen het
beschermd stadsgezicht. De bebouwing aan de Kroonstraat is van
belang voor een goede aansluiting van het gebied aan de omgeving.
De gevel aan de Kroonstraat staat bovendien op zwaar muurwerk
dat z’n oorsprong vindt in de eerste omwalling van de stad uit ca.
1250.
De voormalige Bank van Lening van stadsarchitect Weve heeft een
hoge architectuurhistorische kwaliteit en is van belang als anker-
punt in het historische bouwblok tussen de Lange Hezelstraat,
Pijkestraat en Hessenberg. Het pand vormt de aanzet tot de gevel-
wand langs de Hessenberg, die direct ernaast door het onbebouwd
terrein ernstig verbrokkeld is. In de kelder van het hoekpand en op
het onbebouwd terrein bevinden zich bovendien restanten van de
fundering van het tweede Lollardenhuis.
Het gemeentelijk monument Jodenberg 15 is van belang, omdat het
gebouw de historische structuur van de Jodenberg markeert.
De terrasrand, de funderingsresten van de kapel van de Hessenberg
en van de Sprongshof vormen slechts enkele van de belangrijke
archeologische vondsten, die de oudste geschiedenis van de plek
vertellen. Nog niet voor het gehele plangebied is archeologisch
onderzoek verricht. Afhankelijk van de verdere planvorming (en de
bijbehorende bebouwing) moet de archeologische potentie en de
mogelijke bedreiging van de niet onderzochte kavels de aanleiding
vormen voor eventueel nieuwe opgravingen.
Aan de Hessenberg(gas) en de Pijkestraat staan verschillende archi-
tectuurhistorisch waardevolle panden, die door een juiste benade-
ring van de ontwerpvraag van de herontwikkeling op de Hessenberg
hun historische en esthetische potenties weer waar kunnen maken.
fig. 57
1 het voormalig RK weeshuis
2 Titus Brandsmakapel/ locatie weeshuispoort
3 de restant-relict van de doopkapel van de Carmelkerk
4 Carmelklooster en klokketoren van de Carmelkerk
5 Huize Doddendaal
6 de ‘stottergevel’
7 de parkeergarage
8 het woonblok tussen de Kroonstraat, Parkweg en Doddendaal
9 het bouwblok tussen de Lange Hezelstraat, Pijkestraat en
Hessenberg(gas)
10 Jodenberg 15
11 de funderingsresten van de kapel
12 de funderingsresten van de Sprongshof
7
2
6
3
4
5
10
9
8
1
1112
40
Een historisch leefmilieu kent behalve gebouwen ook scheuren,
voegen, nissen en gaten. Het zijn momenten in de stedelijke
ontwikkeling. Ze maken deel uit van het geheugen van de stad. Dat
ook het gat van de Hessenberg een opmerkelijk geheugen heeft, is
uit het vorige hoofdstuk wel gebleken. De hierin beschreven karak-
teristieken en relicten zijn de culturele dragers van het historisch
bewustzijn. De publieke consumptie van dit erfgoed vraagt om een
sterke beeldvorming. Vanuit de authenticiteit van de plek geven
rationele en gevoelsfactoren vorm aan een nieuwe
nederzettingsstructuur. Dit tweede deel van het cultuurhistorisch
profiel vertegenwoordigt de zoektocht naar dergelijke impulsen: het
is een vrije oefening om ‘nieuwe’ expressie te vinden voor ‘oude’
kwaliteit. In dat proces speelt naast de aanleiding, ook de ver-
beelding een rol.
Om die verbeelding vorm te geven, werd op 19 april jl. een besloten
creatieve bijeenkomst belegd. Gewapend met de cultuurhistorische
informatie uit uitdrukkingen van het verleden bogen zes geïn-
spireerde vakmensen zich over de kansen die een frisse start van de
ontwikkeling op de Hessenberg biedt.
Een ieder wierp vanuit zijn of haar eigen discipline licht op het
braakliggende terrein in het hart van Nijmegen: Fons Asselbergs
vanuit zijn vakkennis en ervaring als architectuurhistoricus, directeur
van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg en hoogleraar.
Stedenbouwkundige Martin Hagreis en stadsarchitect Paul Hoeke
vanuit hun ruime ervaring met de stad Nijmegen. Jannemarie de
Jonge als lid van de Belvedere-adviescommissie en landschaps-
architecte bij Alterra, een bureau dat ontwerpend onderzoek ver-
richt. Wim Korvinus, als beeldend kunstenaar die geregeld de
samenhang tussen kunst, architectuur en de stad opzoekt. En
Sjoerd Soeters van Soeters Van Eldonk Ponec architecten, vanuit
zijn nauwe betrokkenheid bij het centrum van Nijmegen. In de bun-
deling van hun expertise en in de volle dynamiek van hun interpre-
taties vond de schepping plaats van de volgende toekomstbeelden.
42
De Hessenberg is door de bouw en afbraak van het Gelderlander-
gebouw veranderd in een kuil. Het is een bergkuil geworden.
Omdat het terrein is uitgehold, is het vervreemd van de omgeving.
Opvulling van de bergkuil met zand ligt voor de hand, maar zou een
ontkenning vormen van de perspectieven die de uitholling biedt.
Door als het ware een bol in de bergkuil te leggen wordt de ‘vierde’
dimensie in het terrein terug gehaald. Een benadering die de
mogelijkheid biedt zowel ‘onder’ als ‘boven’ een lichte
woonomgeving te creëren. Het voormalig weeshuis zelf biedt aan-
knopingspunten voor deze ‘onderwereld‘ en ‘bovenwereld’. De
overwelfde onderdoorgang, die de noord- en zuidkant van het
weeshuis met elkaar verbond, vormt een inspirerend referen-
tiebeeld van de mogelijkheden. Het werk van Escher biedt
inspiratie voor een vertaling van de hoogteverschillen tussen de
Hessenberg(steeg) en de Doddendaal.
de bergkuil
44
Tijdens de rijke religieuze geschiedenis van de Hessenberg is
opportunistisch omgegaan met het terrein. Vanuit het karakter van
de immuniteit bepaalden de geestelijken hoe, wat en waar
gebouwd werd. De functionele samenhang tussen de onderdelen
bepaalde de structuur van het gebied. Binnen de grenzen van het
terrein bestond zodoende veel vrijheid van handelen. Het exact
reconstrueren van een momentopname uit de historische situatie
past niet in de historische ontwikkeling, die juist werd gekenmerkt
door een gebrek aan regels, een opeenstapeling van bouwfasen en
een informele inrichting. Doordat de interne functies prioriteit had-
den, werd het gebouwencomplex op de Hessenberg van binnen
naar buiten ontworpen. De openbare ruimte werd restruimte.
Door de wanden rond het terrein te herstellen, wordt de intimiteit
van het terrein teruggebracht. Er ontstaat weer een stedelijke
ruimte tussen gebouwen en muren, waardoor de Hessenberg zich
verbindt met de omgeving. Binnen de herstelde contouren van het
plangebied (de rooilijnen van de Hessenberg, de Jodenberg, de
Pijkestraat en de Doddendaal en Kroonstraat) moet de ruimte rond
het weeshuis worden benut om de informele structuur van de
immuniteit te laten zegevieren.
immuniteit en intimiteit
46
Binnen het nieuwe hoofdstuk van de Hessenberg spelen drie
sfeergebieden een rol: het ingangsgebied vanaf de Hezelstraat,
het weeshuis en de parkeergarage. De voormalige locatie van de
Gelderlander functioneert als ingang tot het terrein. In de
onder- en bovenwereld van de concave uitgeholde berg voert de
verrassing de boventoon. Het berggerichte weeshuis torent als
burcht boven het gebied uit en vraagt om aanheling van de ‘won-
den’. Het volume van de parkeergarage vormt een inbreuk in de
structuur. De uiterlijke vorm doet afbreuk aan het aangrenzende
beschermde stadsgezicht. De indeling is achterhaald en sociaal
onveilig. Door de huidige parkeergarage af te breken en zonodig
een nieuwe parkeergarage onder het maaiveld in te graven kan
hier een straatgerichte bovenwereld worden gecreëerd.
drie zones
48
Vanwege de informele structuur en de historische ontsluiting
door stegen, past een rechtlijnige benadering met belangrijke
zichtassen niet in het karakter van het gebied. Korte zichtlijnen
met verrassingen bepalen al eeuwen de uitstraling van de
Hessenberg. Nieuwe stegen - gevormd en begeleid door
gebouwen en levendige functies - kunnen de plaats innemen van
de historische stegenstructuur. Daarbij is het goed om door
middel van openingen in de wanden relaties te leggen tussen de
straten, de stegen en de berg. Dergelijke openingen maken de
niveauverschillen tussen de verschillende routes beleefbaar.
stegen
Wanneer de relatie wordt gelegd tussen de Hessenberg en de rest
van het centrum, blijkt dat de Hezelstraat en de Houtstraat belan-
grijke doorgaande routes vormen in het winkelgebied. Door de
ontsluiting te verbeteren kan het westelijk deel van het centrum
zich verder ontwikkelen. Binnen deze hoofdstructuur vormt de
Hessenberg een ‘terzijdegebied’, dat rustiger is en geschikt voor
functies als wonen, kleine bedrijvigheid en galeries.
In het ‘terzijdegebied’ moet eerder worden geïnvesteerd in
sferen en belevenissen dan in het star vastleggen van functies. Ook
bij het beperken van de functie tot wonen, kan de traditionele een-
zijdige monofunctionele interpretatie worden vermeden. Door
bijvoorbeeld woningen aan te bieden met een duidelijke ‘overmaat’,
kunnen de toekomstige bewoners van het gebied hun huis bijvoor-
beeld ook gebruiken als kantoor, atelier of andere werkruimte.
Daarmee wordt een vruchtbare bodem voor informeel wonen
gecreëerd en eentonigheid voorkomen. Het aanbieden van een
dergelijke overmaat biedt tevens een financiële basis voor de aan-
leg en het onderhoud van de openbare ruimte, die zal worden
gebruikt door een beperkt publiek.
Een plan dat wordt gekenmerkt door verschillende sferen, zou
goed ontwikkeld kunnen worden door het initiatief te leggen bij
(groepen) mensen die zich aangesproken voelen door een sfeer of
verhaal. Dit grijpt tevens terug op de beschreven karakteristiek van
‘immuniteit en intimiteit’, maar dan in een hedendaagse vorm.
informeel wonen
50
De Doddendaal heeft op dit moment een breed naoorlogs profiel.
Het optrekken van de gevelhoogtes om de verhoudingen te her-
stellen heeft geen zin, omdat bij gebouwen die hoger zijn dan vier
à vijf lagen de relatie met het maaiveld verdwijnt. Er leven reeds
gedachten om het profiel van de Doddendaal aan te passen.
Hiermee kan aansluiting worden gevonden met het
Kronenburgerpark. Bijvoorbeeld door het versmallen van de weg,
waardoor aan weerszijden ruimte ontstaat voor een smalle groene
strook. Of door toevoeging van kleine volumes in het profiel,
waardoor pleinachtige ruimten gecreëerd worden, die een voor-
bode vormen van het Kronenburgerpark. Doordat de Houtstraat
en Hezelstraat de doorgaande wegen in de winkelstructuur
vormen, zal de Doddendaal in dat opzicht net als de Hessenberg
het karakter van een terzijdegebied behouden.
de doddendaal
52
54
Het voormalig weeshuis biedt aanknopingspunten om - zonder het
stadsprofiel geweld aan te doen - krachtig en hoog te bouwen. De
verschillende bouwfasen en de informele wijze van bouwen
hebben geleid tot een hybride gebouw. De (bouw)historisch
waardevolle onderdelen van het gebouw vragen om een
zorgvuldige behandeling. Dat betekent niet dat het rijksmonument
vrij moet blijven staan. Integendeel. Het voormalig weeshuis was
oorspronkelijk door aanbouwen en muren verbonden met andere
gebouwen(complexen). Door het weeshuis uit te breiden met
nieuwe volumes, kan de verbinding met omringende bouwwerken
en de informele structuur van het monument worden behouden
c.q. hersteld.
het rijksmonument
56
De landschappelijke of stedenbouwkundige eigenschappen van de
Hessenberg en de toekomstige aanpak daarvan kent drie perspec-
tieven: de fysieke vorm (objectief), de organisatie (intersubjectief)
en het verhaal (subjectief). De fysieke vorm bestaat uit een samen-
stelling van hoogteverschillen, stegen, de percellering en de
heldere opbouw van het weeshuis in een structuur als toevalligheid.
Organisatorisch wordt het gebied gekenmerkt door de sfeer van de
immuniteit: een paradoxale samenhang tussen collectief en privé,
gelegen tussen de winkels en het Kronenburgerpark. De sterke
scheiding die tegenwoordig wordt getrokken tussen privé en
publiek, zou moeten worden vervangen door een de historische
mengvorm van de twee.
Binnen dat fysieke en organisatorische complex krijgen de
gebouwen betekenis door het verhaal of de sfeer van het gebied,
zoals het wordt verteld door historische elementen: de onderdoor-
gang van het weeshuis, de funderingen van de kapel en begijnhuis
de Sprongshof, de hoogteverschillen, het kruipdoor-sluipdoor karak-
ter van de stegen, archeologische artefacten. Door relicten een plek
te geven in de nieuwe planvorming, kan de sfeer beleefbaar worden
gemaakt. Niet met behulp van tekstbordjes, maar door goed onder-
bouwde oude en nieuwe verhalen speels in de nieuwbouw te ver-
talen. Nieuwe gebouwen en structuren versterken de sfeer en voe-
gen een nieuw hoofdstuk toe aan het verhaal van de Hessenberg.
In de complexiteit van de binnenstad hebben mensen plekken met
een authentieke betekenis nodig om te kunnen hechten. Relicten
als die van de Carmelkerk en van het ingangsgebouw van de
Gelderlander vormen een teken van de aanwezigheid van de
Karmelieten en van de naoorlogse dominantie van het dagblad in dit
gebied. Hun tastbaarheid treft een symbolische snaar. Het worden
geliefkoosde plaatsen, de archetypen van een tijdsbeleving. Het zijn
de ‘heilige plekken’ van de Hessenberg.
Ook de Titus Brandsmakapel vertegenwoordigt zo’n heilige plek.
Met de sloop van de kapel wordt niet alleen een sober gebouw met
verwijzingen naar de Bossche School vergruisd, maar verdampt ook
de betekenis van de locatie tot een vergeten paragraaf in de
geschiedenis. Door het gebouw behoedzaam te transformeren tot
een plek van besloten eenzaamheid zouden de bezwaren tegen een
voor de verering concurrerend gebouw wellicht weggenomen kun-
nen worden.
het verhaal en de heilige plek
58
epiloogDoor uit de zinsnede ‘beleid voor het verleden in de ruimtelijke
ordening’ letters creatief weg te strepen, is een woord ontstaan:
‘Belvedere’. De rijksnota die kort geleden onder deze naam het licht
zag, beoogt de aanjager te zijn van veelzijdige processen in de
ruimtelijke ordening. Hierin komen geschiedenis, landschap, archi-
tectuur, visie en strategie samen onder het motto ‘behoud door
ontwikkeling’. Doel is het vinden van een balans tussen traditie en
vernieuwing. De verlevendiging van de culturele dimensie staat
centraal.
In de rijksnota staat Nijmegen genoemd als Belvederegebied.
Daarmee draagt de gemeente de zorg voor een territorium met een
sterke cultuurhistorische potentie, die ingezet kan worden om de
eigen identiteit te behouden en te versterken. Als belending van het
beschermde stadsgezicht van de benedenstad en als locatie waarin
bovendien de historie vele interessante sporen heeft nagelaten, is
de Hessenberg een monumentaal ‘district’. Het plangebied is
daarom meer dan een fysieke container waarin bouwmassa’s en
functies moeten worden omgerekend. De herontwikkeling van deze
ruimte is een cultuurrijke aangelegenheid waarin emotie, durf en
cultureel verlangen ‘ruimschoots’ adem moeten kunnen vatten. Een
succesvolle implementatie van dit devies vraagt om culturele intel-
ligentie. Het vereist de behendigheid om het verhaal en de beteke-
nis van de plek in nieuwe ontwikkelingen te verweven en om inno-
vatie onderdeel te laten zijn van een continu proces.
Deze culturele verkenning mag met recht worden beschouwd als
een prestatiepakket, dat het uitgangspunt zal zijn voor de verdere
planontwikkeling. Om de hierin verwoorde aandachtspunten en
aanbevelingen te vertalen in een daadwerkelijke fysieke leefomge-
ving zullen burgers, politici, ontwerpers en ontwikkelaars de derde
stap moeten zetten. Voor een goed verloop van dat proces is het
van groot belang dat in de vervolgfasen nog voldoende ruimte
overblijft om onderzoekend te ontwerpen.
Hopelijk zullen de vergeten en gedroomde episoden van de
Hessenberg - en de kansen die zij belichamen voor de invulling van
het plangebied - zullen hun existentie vinden in de nieuwe
beschouwingen. Een project dat op zo een inspirerende wijze het
oude verenigt met het nieuwe, kan niet anders uitgroeien dan tot
een fascinerend resultaat.
70
uit 1845 is echter duidelijk hoe deze gevels opgezet waren, com-
pleet met kleurgebruik en detaillering.
Het muurwerk van de traptoren uit 1936 is fraai gedetailleerd met
onder meer rijk bewerkte gemetselde lijsten en natuurstenen sluit-
en aanzetstukken van de halfronde vensters.
3. Balklagen.
Uit de meeste bouwdelen zijn de originele balklagen verdwenen.
In bouwdeel E zijn de balklagen uit 1845 grotendeels behouden
gebleven. Deze zijn overigens niet van uitzonderlijk groot belang,
maar horen bij de buitengevels.
In bouwdeel F is boven de begane grond de balklaag bestaande uit
ijzeren balken met troggewelfjes uit 1878 bewaard gebleven. De
resterende balklagen zijn voornamelijk in staal en beton uitgevoerd
en hebben geen monumentale waarde.
4. Kappen.
Er zijn geen middeleeuwse kappen overgebleven. Bouwdeel F heeft
in wezen zijn originele kap uit 1878 behouden, hoewel die enigszins
is aangepast in 1936. Verder stamt de gehele kapconstructie met
stalen spanten uit 1936. De bouwhistorische waarde van deze kap-
pen is gering.
5. Interieuronderdelen.
Er is opmerkelijk weinig aan interieuronderdelen bewaard gebleven
gezien de lange bouwgeschiedenis van het complex. Het huidige
interieur dateert voornamelijk uit de jaren 50 en is niet van belang.
Het zorgvuldig gedetailleerd vormgegeven trappenhuis uit 1936
heeft wel enige monumentale waarde.
6. Beeldhouwwerk.
Het 17e eeuwse beeldhouwwerk van Simon Bosboom verkeert in
een goede staat en is kwalitatief gezien van een hoog niveau.
Samengevat kan men zeggen dat er een aantal middeleeuwse
muren overgebleven zijn, een 17e eeuwse fase, met belangrijk
kwalitatief hoogwaardig beeldhouwwerk, en een belangrijke 19e
eeuwse fase. Alle bouwfasen zijn voornamelijk in het muurwerk
overgeleverd en nauwelijks meer in de balklagen. Van het interieur
van vóór 1936 is niets overgebleven.
De monumentwaarde is ernstig aangetast door de verbouwing van
1936 en vooral door die van 1954. Men kan aan de verbouwing van
1936 nog waarde kan hechten als specimen van een typische jaren
'30 stijl met enigszins historiserende trekken.
bijlage 2: de waardebepaling per bouwkundig onderdeel uit de Bouwhistorische documentatie van het IBID
1. De kelders.
De [middeleeuwse] kelders zijn goed bewaard gebleven en geven
een goede indruk van de ontwikkeling van het complex en van de
ontwikkeling van verschillende gewelftypen. Overigens is in de
2Oste eeuw het karakter van de kelders aangetast doordat er op
veel plaatsen klampen voor de muren zijn gezet en er overal een
dikke betonpleister aangebracht is. Bovendien zijn, behalve in
bouwdeel D, betonnen keldervloeren gemaakt en is het middenstuk
van het oudste deel van een betonnen zoldering voorzien.
2. Opgaand muurwerk.
Van bouwdeel A is origineel eind 14e eeuws muurwerk over. Van
bouwdeel B, C, en D origineel middeleeuws muurwerk uit de twee-
de helft van de 15e en de eerste helft van de 16e eeuw. Overal zijn
verstoringen door wegbreken van wezenlijke delen van het muur-
werk. Zo is bijvoorbeeld de kopse oostgevel van de oude kern
geheel gesloopt evenals de begane grond van de kopse westgevel
en de zuidelijke langsgevel.
De 17e eeuwse onderdoorgang is van belang vanwege de oor-
spronkelijke overwelving en afwerking.
Bouwdeel E en F hebben nog hun 19e eeuwse muren die daar
redelijk intact zijn gebleven. Overigens zijn de zuidgevel en de west-
gevel van het complex redelijk in de staat van 1845 behouden
gebleven.
De midden 19e eeuwse gevels van stadsarchitect Pieter van der
Kemp hebben zeker enige waarde ook al omdat ze emancipatie van
de Doddendaal illustreren. De waarde van deze gevels is weer ver-
minderd door het afkappen van de risaliet, het vervangen van de
oorspronkelijke gootlijst, vensters, ramen en deuren.
Dankzij de teruggevonden bestekken en bijbehorende tekeningen
71
bijlage 3:geraadpleegde bronnen op chronologische volgorde
Dr. F. Gorissen, Stede-atlas van Nijmegen, S. Gouda Quint /
D. Brouwer en Zoon, Arnhem, 1956.
Tijs Tummers, Architectuur in Nijmegen, Uitgeverij Toth Bussum,
1995.
Drs. A. Reinstra en drs. F. van der Waard, Voormalig Rooms-katho-
liek Weeshuis Kroonstraat 150 Nijmegen, Bouwhistorische docu-
mentatie en waardebepaling, Groningen, 1995.
Harry van Enckvort en Jan Thijssen, Graven met beleid, gemeente-
lijk archeologisch onderzoek in Nijmegen 1989-1995, Uitgeverij
Uniepers Abcoude/ Sectie Archeologie gemeente Nijmegen, 1996.
G.Th. M. Lemmens (ed.), Weeshuizen in Nijmegen, Nijmeegs
Museum "Commanderie van Sint Jan"; Nijmegen
J.R.A.M. Thijssen, Begijnhuizen op de Hessenberg te Nijmegen,
Ontwikkelingen aan de rand van de middeleeuwse stad, in:
Rotterdam Papers 10, A contribution to medieval and post-medieval
archaeology and history of building, pp. 181-187, 1999.