de belegering van de grote moskee in mekka (1979)
TRANSCRIPT
Paul Hendrik Westerhof
Masterscriptie
Steenhouwerskade 2a7
9718 DA Groningen
S1837419
prof. dr. W.J. van Bekkum
De Belegering van de Grote Moskee in Mekka (1979)
Oorzaken en Gevolgen – de Verbanden
met Al-Qa‘ida
Een kritische analyse van ‘Het Beleg van Mekka. De
Vergeten Opstand en de Geboorte van Al-Qaʻida’.
1
2
Inhoudsopgave
0. Voorwoord: Verantwoording uitgangspunten in relatie tot boek Trofimov 4
1. Inleiding 8
1.1. Saoedi-Arabië 8
1.2. Het Wahhabisme 18
1.3. Het Koningshuis 27
1.4. Traditie en Moderniteit (algemene beschouwingen) 30
1.5. De Visie van Trofimov 34
2. Mekka 40
2.1. Ka‘ba als Centrum van de Islam 40
2.2. De Saoedi’s als Hoeders van de Heilige Plaatsen 43
2.3. De Grote Moskee: gebouw en betekenis 47
2.4. De Visie van Trofimov 50
3. De Belegering van de Grote Moskee 53
3.1. Feitelijke beschrijving van de gebeurtenissen 53
3.2. Ingreep van de kant van de Saoedi’s 56
3.3. Feitelijke beschrijving afloop 61
3.4. Interpretaties van Trofimov 67
4. Juhayman al-Utaybi: Zijn betekenis voor de Belegering 69
4.1. Persoon – biografie 69
4.2. Loopbaan 70
4.3. Betekenis 73
4.4. Trofimov’s profilering van al-Utaybi: tussen waarheid en fictie 77
5. De Moslim Broeders (Ikhwan) in Egypte en Saoedi-Arabië 83
5.1. Beschrijving van oorsprong en betekenis in Egypte 83
5.2. Komst en betekenis van de Ikhwan in Saoedi-Arabië 97
5.3. Overeenkomsten tussen Wahhabisme en Ikhwan-ideologie 102
5.4. Al-Sahwa al-Islamiyya: een ‘Islamitisch Reveil’ in Saoedi-Arabië116
6. Al-Utaybi en Islamistische Groeperingen en Bewegingen 123
6.1. Al Jamaʻa al-Salafiyya al-Muhtasiba 123
6.2. Juhayman’s Ikhwan – de relatie tot al-Utaybi 128
6.3. Trofimov’s keuze voor Bin Baz: vóórs en tegens 131
6.4. Ideeën – en geloofswereld al-Utaybi 138
3
7. Al-Qaʻida: Organisatie, Ideologie en Ontstaan 152
7.1. Inleiding op Salafisme en Jihadisme 152
7.2. Verbanden met Ikhwan en groep al-Utaybi 171
7.3. Afghanistanoorlog: ideologische aspecten 174
7.4. De Leiders van Al-Qaʻida (Bin Laden, Azzam, al-Zawahiri) 190
7.5. Relaties tot ideeën- en geloofswereld al-Utaybi 213
7.6. Conclusies op basis van standaardliteratuur en Trofimov 220
8. Al-Maqdisi en al-Utaybi: reëel of fictief verband? 226
8.1. Beschrijving visie Trofimov op al-Maqdisi, de kalme Jihadi 226
8.2. Studie Joas Wagemakers: beschouwingen en conclusies 228
8.3. Eigen voorlopige conclusies 242
9. Samenvatting en Conclusies 245
Appendix A 259
Appendix B 260
Appedix C 261
Literatuurlijst 262
4
Voorwoord
Verantwoording uitgangspunten in relatie tot boek Trofimov
‘Yaroslav Trofimov’s Het Beleg van Mekka, gebaseerd op een schat aan informatie vergaard
uit geheime documenten en face-to-face interviews, biedt een aangrijpend, zeer geïnformeerd
verhaal van deze gedenkwaardige gebeurtenis’1
‘Trofimov heeft een meeslepend historisch verhaal gemaakt, waarbij hij messiaanse theologie
met rechtvaardig geweld, en de corruptie van de Saoedische staat met de medeplichtigheid
van de officiële religieuze instituties heeft gemengd.’2
Bovenstaande passages zijn uit twee recensies gehaald over Het Beleg van Mekka. De
Vergeten Opstand en de Geboorte van Al-Qaʻida van Yaroslav Trofimov. Naast de positieve
kritieken over dit werk kreeg Trofimov tevens de ‘Gold Award’ in de boekencompetitie van
het Washington Instituut, een Amerikaanse denktank die zich richt op de verbetering van het
Amerikaanse beleid ten aanzien van het Midden-Oosten.3 Yaroslav Trofimov is een columnist
en correspondent voor The Wall Street Journal. In Trofimov’s wekelijkse column Middle East
Crossroads schrijft hij over de regio.4 Hij is in Kiev, Oekraïne, geboren in 1969, maar bracht
zijn jeugd door op Madagaskar. Hij vertrok uiteindelijk naar New York waar hij journalistiek
en politieke wetenschappen ging studeren aan de New York University. In 1999 werd
Trofimov aangenomen door The Wall Street Journal waarvoor hij naar Rome vertrok.
Aangezien Trofimov Arabisch spreekt werd hij al gauw ingezet om verslaglegging te doen
van het Midden-Oosten, waarbij hij veelvuldig in Saoedi-Arabië kwam, maar ook in de
oorlogsgebieden in Afghanistan en Irak. De ervaringen die Trofimov opdeed gedurende zijn
periode als Midden-Oosten correspondent heeft hij uitgewerkt in zijn boek Faith at War: A
Journey on the Frontlines of Islam, from Baghdad to Timbuktu. Na zijn periode in het
Midden-Oosten heeft hij nog gewerkt als Azië correspondent vanuit Singapore en was hij
1 Bradley, J.R. ‘The Siege of Mecca.’ Financial Times 5 januari (2008): 1.
2 Publishers Weekly. ‘The Siege of Mecca, Yaroslav Trofimov, Author’ Publishers Weekly (2007): 1 pag.
[magazine gericht op literatuur], geraadpleegd 18 augustus 2015. Beschikbaar via
http://www.publishersweekly.com/978-0-385-51925-0 3 Washington Institute. ‘'The Siege of Mecca': Honoring Winner of Washington Institute Book Prize’
Washington Institute (2009): 1 pag. [denktank t.b.v. verbetering Amerikaanse Midden-Oostenbeleid],
geraadpleegd 18 augustus 2015. Beschikbaar via http://www.washingtoninstitute.org/policy-analysis/view/the-
siege-of-mecca-honoring-winner-of-washington-institute-book-prize 4 The Wall Street Journal. ‘Yaroslav Trofimov. Columnist and Senior Correspondent, The Wall Street Journal.’
The Wall Street Journal (Jaar onbekend): 1 pag. [website van krant], geraadpleegd op 18 augustus 2015.
Beschikbaar via http://topics.wsj.com/person/T/yaroslav-trofimov/7713
5
hoofd van The Wall Street Journal bureaus in Afghanistan en Pakistan.5 In 2007 kwam zijn
tweede boek Het Beleg van Mekka. De Vergeten Opstand en de Geboorte van Al-Qaʻida uit.
Het Beleg van Mekka. De Vergeten Opstand en de Geboorte van Al-Qaʻida beschrijft de
belegering van de Grote Moskee in Mekka in 1979 door Juhayman al-Utaybi en zijn
volgelingen. Er is weinig geschreven over deze historische gebeurtenis. Naast het boek van
Trofimov hebben Thomas Hegghammer en Stéphane Lacroix een artikel gepubliceerd en gaat
Robert Lacey vrij uitgebreid in op de gebeurtenis in zijn boek Inside the Kingdom. Kings,
Clerics, Modernists, Terrorists, and the Struggle for Saudi Arabia.6 In de verder bestaande
literatuur aangaande Saoedi-Arabië wordt de gebeurtenis vaak wel benoemd, zij het zeer kort
en bondig. Volgens Trofimov komt dit voort uit het feit dat het een gevoelige kwestie is in
Saoedi-Arabië. De regering stelt de archieven niet open en ontmoedigt onderzoek naar deze
gebeurtenis. Vele aspecten van de crisis zijn wegens politieke gevoeligheid tevens geheim in
de Westerse archieven.7 In deze scriptie zal blijken waarom deze gebeurtenis een gevoelige
kwestie is in Saoedi-Arabië.
Wat het boek van Trofimov interessant maakt, naast het feit dat het een van de weinige
publicaties is die over de belegering van Mekka gaat, is dat het een zeer interessante subtitel
heeft: ‘De Vergeten Opstand en de Geboorte van Al-Qaʻida.’ Met deze subtitel stelt Trofimov
dat er een verband bestaat tussen het Beleg van Mekka door Juhayman al-Utaybi en het
ontstaan van Al-Qaʻida. In het boek verdedigt Trofimov deze stellingname onder meer met de
volgende passage: ‘In vele opzichten was Juhaymans multinationale onderneming waarin
voor het eerst de door de wahhabieten geïnspireerde geloofsijver van de Saoedische
radicalen met de conspiratieve vaardigheden van de Egyptische Jihadisten werd
gecombineerd, een voorloper van Al-Qaʻida zelf. Het zijn deze twee stromen- die
respectievelijk worden vertegenwoordigd door Bin Laden en zijn Egyptische rechterhand
Ayman al-Zawahiri- die meer dan tien jaar later de kern zouden vormen van een moorddadig
netwerk dat de wereld heeft geteisterd.’8
5 Random House. ‘The Author’ Random House (jaar onbekend): 1 pag. [website van de uitgever Trofimov],
geraadpleegd op 19 augustus 2015. Beschikbaar via
https://www.randomhouse.com/doubleday/siegeofmecca/theAuthor.php 6 Zie Hegghammer, T. en S. Laxroix. ‘Rejectionist Islamism in Saudi Arabia: The Story of Juhayman Al-Utaybi
Revisited.’ International Journal of Middle East Studies 39 (2007): 103-122 en Lacey, R. Inside the Kingdom.
Kings, Clerics, Modernists, Terrorists, and the Struggle for Saudi Arabia. New York, Londen: Penguin Books,
2009. 7 Trofimov, Y. Het Beleg van Mekka. De Vergeten Opstand en de Geboorte van Al-Qaʻida. (Amsterdam,
Antwerpen: Uitgeverij Contact, 2008), 299. 8 Trofimov, Het Beleg van Mekka. 289-290.
6
Het verband dat Trofimov ziet tussen de belegering van al-Utaybi’s groepering en het
uiteindelijke ontstaan van Al-Qaʻida is mijns inziens interessant en zal het onderwerp vormen
van deze scriptie. De hoofdvraag van deze scriptie is: In hoeverre heeft de belegering van de
Grote Moskee in 1979 geleid tot de geboorte van Al-Qaʻida? Om deze vraag te beantwoorden
is de scriptie opgedeeld in acht hoofdstukken. Het boek van Yaroslav Trofimov zal de rode
draad van de scriptie vormen.
Het eerste hoofdstuk gaat over Saoedi-Arabië, waarbij het land, de staatsreligie, het
Koningshuis en de frictie tussen traditie en moderniteit die het land kent. Het tweede
hoofdstuk gaat over Mekka, de Grote Moskee en de Kaʻaba. Hoofdstuk een en twee zijn
inleidende hoofdstukken en zijn geschreven zodat de lezer de gebeurtenissen in Mekka in
1979 beter kan begrijpen. Het derde hoofdstuk over de belegering van de Grote Moskee door
Juhayman al-Utaybi en de ingreep van de Saoedische overheid op deze actie, alsmede een
beschrijving van de afloop. Hoofdstuk vier gaat dieper in op de persoon verantwoordelijk
voor de belegering van de Grote Moskee in 1979, Juhayman al-Utaybi. Hoofdstuk vijf gaat in
op de Moslimbroederschap in Egypte en de rol van Moslimbroeders in Saoedi-Arabië.
Hoofdstuk zes gaat over Islamistische groeperingen en bewegingen waar Juhayman al-Utaybi
onderdeel van is geweest.9 Vervolgens gaat hoofdstuk zeven in op Al-Qaʻida, de leiders
ervan, de ideologie en de Afghanistanoorlog. Vervolgens wordt er geanalyseerd welke relaties
er bestaan ten opzichte van Juhayman al-Utaybi’s ideeën en geloofswereld met die van de
kopstukken van Al-Qaʻida. Tot slot gaat hoofdstuk acht in op Abu Mohammed al-Maqdisi,
‘de kalme Jihadi’. Trofimov stelt in zijn boek dat de prediker al-Maqdisi beïnvloed is door
Juhayman al-Utaybi en diens gedachtegoed overbracht op toekomstige Jihadi’s, waaronder
Abu Musab al-Zarqawi, die het gezicht was van Al-Qaʻida in Irak. In hoofdstuk acht wordt
onderzocht of er een reëel verband bestaat tussen al-Utaybi en al-Maqdisi. De scriptie zal
uiteraard afgerond worden met een samenvatting en conclusie. In alle hoofdstukken zal tevens
de visie en interpretaties van Trofimov op de verschillende onderwerpen belicht worden.
Als gezegd zal het boek Het Beleg van Mekka. De Vergeten Opstand en de Geboorte van Al-
Qaʻida van Yaroslav Trofimov de rode draad vormen van de scriptie, waarin antwoord
9 Islamistisch is niet hetzelfde als Islamitisch. Islamistisch komt van het fenomeen Islamisme, wat ook wel
‘politieke Islam’ wordt genoemd. Heel kort gezegd pleitten Islamisten voor de oprichting van een ‘Islamitische
Orde’ of Nizam Islami. Deze orde kenmerkt zich door de toepassing van de Sharia. Islamisten baseren zich
veelal op een vrij letterlijke interpretatie van de heilige geschriften, de Koran en de Hadith. Later in deze scriptie
zal stilgestaan worden bij de begrippen Sharia en Hadith. Krämer, G. ‘Political Islam.’ Encyclopedia of Islam
and the Muslim World. Ed. R.C. Martin. Vol. 2 (New York: Macmillan Reference USA, 2004), 536.
7
gegeven zal worden op de vraag of Trofimov de juiste conclusies trekt in zijn boek en of er
een verband bestaat tussen de belegering en het ontstaan van Al-Qaʻida.
8
1. Inleiding
1.1 Saoedi-Arabië
De campagne van ibn Saoed
Saoedi-Arabië is het enige land ter wereld die haar naam ontleent aan de naam van de
heersende familie, al-Saoed. De letterlijke vertaling van Saoedi-Arabië is namelijk Arabië van
de al-Saoed’s. Deze naam werd in 1932 aangenomen, een aantal jaren nadat het land was
verenigd door de stichter van het Koninkrijk, Abdoelaziz bin Saoed.10
Abdoelaziz bin Saoed,
wiens volledige naam Abdoelaziz ibn ʻAbd al-Rahman al-Saoed is, wordt vaak kortweg ibn
Saoed genoemd.11
In 1902 werd een belangrijke stap gezet naar de eenwording van Saoedi-Arabië toen ibn
Saoed met vijftig man het Masmak fort in Riyad wist te veroveren op de Rasjidi’s, de op dat
moment heersende familie in Riyad en rivalen van de al-Saoed’s. Na de val van het fort,
waarbij de Rasjidi gouverneur werd gedood, zwoer de stadsbevolking trouw aan ibn Saoed en
werd Riyad de uitvalsbasis van waaruit hij het huidige Saoedi-Arabië creëerde.12
Ibn Saoed
lanceerde vanuit Riyad diverse succesvolle militaire campagnes in het zuiden en oosten van
Nadjd, met als gevolg dat de Rasjidi’s in Nadjd zich terugtrokken naar Qasim, wat ten
noorden van Riyad ligt.13
Toen ibn Saoed in juni 1904 erin slaagde om ook het gebied Qasim
op de Rasjidi’s te veroveren besloot Ibn Rashid, leider van de Rasjidi’s, de hulp van de
Ottomanen in te roepen.14
Delen van het gebied van wat men nu als Saoedi-Arabië kent, stond begin twintigste eeuw nog
onder het gezag van het Ottomaanse Rijk. De Ottomaanse Sultan had er baat bij dat er een
machtsbalans gehandhaafd zou worden op het Arabisch Schiereiland. Eén machtig en
ambitieus persoon op het Arabisch Schiereiland zou namelijk een bedreiging kunnen vormen
voor de belangrijke gebieden van het Ottomaanse Rijk, zoals Irak en Syrië. De Rasjidi’s en
Saoedis’s vormden een dergelijke machtsbalans op het Arabisch Schiereiland die de
Ottomaanse Sultan koesterde. Wanneer het er op leek dat één van de partijen te machtig werd
greep hij in. Zoals uit het bovenstaande is gebleken rukte Ibn Saoed in 1904 op en bedreigde
10
Wilson, P.W. en D.F. Graham. Saudi Arabia. The Coming Storm. (Armonk (NY): M.E. Sharpe, 1994), 6. 11
Al-Rasheed, M. A History of Saudi Arabia. (Cambridge: Cambridge University Press, 2002), 39. 12
Aarts, P. en C. Roelants. Saoedi-Arabië. De Revolutie die nog moet komen. (Amsterdam: Nieuw Amsterdam
Uitgevers, 2013), 18. 13
Al-Rasheed, A History of Saudi Arabia, 40. 14
Champion, D. The Paradoxical Kingdom. Saudi Arabia and the Momentum of Reform. (Londen: Hurst &
Company, 2003), 38.
9
hij de machtsbalans, waardoor de Sultan zich genoodzaakt zag te interveniëren.15
Dat de
Ottomanen dit beleid niet konden volhouden zou later blijken.
In 1904 verloor ibn Saoed een slag tegen de Ottomanen en de Rasjidi’s, maar waren zij niet in
staat om ibn Saoed volledig op de knieën te krijgen. Ibn Saoed verloor zijn recentelijk
gewonnen gebieden in Qasim, maar wist in 1906, toen de Ottomanen zich terugtrokken uit
Nadjd, geheel Qasim te veroveren op de Rasjidi’s en Ibn Rasjid te doden.16
De Ottomanen
erkenden vervolgens ibn Saoed als de facto heerser van Qasim en het zuiden van Nadjd.
Nadat Qasim veiliggesteld was besloot ibn Saoed zich te richten op Hasa, een provincie in het
oosten van het Arabische schiereiland. Hasa, waar veel Sjiieten wonen, stond sinds 1870
onder controle van de Ottomanen.17
Dat ibn Saoed naast een veroveraar een uitstekend
strateeg was bleek gedurende de periode 1902-1932, en ook nu weer. In mei 1914 sloot hij
namelijk een verdrag met de Ottomanen waarin hij trouw zweerde aan het Ottomaanse Rijk.
In ruil hiervoor werd hij tot gouverneur van Nadjd en Hasa benoemd. Aan de vooravond van
de Eerste Wereldoorlog was Ibn Saoed erin geslaagd Hasa, Nadjd en Qasim te veroveren.18
Als gezegd had Ibn Saoed dit niet enkel aan militaire macht te danken, maar ook aan zijn
gevoel voor politieke strategie. Hij maakte volgens Wilson en Graham gebruik van de tribale
traditie, die kenmerkend is voor het Arabisch Schiereiland, om zijn Rijk uit te breiden. ‘Zoals
het traditionele sjeiks betaamd, speelde hij interne en externe vijanden tegen elkaar uit en
beïnvloedde vriend en vijand door genereuze giften. Hij creëerde bondgenoten door middel
van strategische huwelijken en beraadslaagde met zijn onderdanen in de majlis, ofwel raad,
waarin zijn onderdanen de kans kregen hun gedachten te laten spreken, om gunsten of
oordelen te vragen, of simpelweg van zijn vrijgevigheid gebruik konden maken.’19
Een
belangrijk onderdeel van Ibn Saoed’s strategie bleek echter lastig te realiseren, namelijk een
bondgenootschap sluiten met de Britten.
Groot-Brittannië en de Eerste Wereldoorlog
Al sinds 1903 probeerde ibn Saoed steun te krijgen van de Britten om de Turken uit het
oosten van het Arabisch Schiereiland te verdrijven en om zo zijn macht te vergroten. Maar de
Britten wilden de goede relatie die zij op moment nog hadden met de Ottomanen niet op het
15
Al-Rasheed, M. Politics in an Arabian Oasis. The Rashidis of Saudi Arabia. (Londen, New York: I.B. Tauris
Publishers, 1997), 208-209. 16
Champion, The Paradoxical Kingdom., 38. 17
Al-Rasheed, A History of Saudi Arabia, 40. 18
Champion, The Paradoxical Kingdom., 40. 19
Wilson en Graham, Saudi Arabia, 35.
10
spel zetten ten faveure van een sjeik. Ibn Saoed meende de Britse steun nodig hebben
aangezien hij vreesde dat wanneer hij zijn grondgebied in het oosten zou vergrootten de
Ottomanen via de zee een invasie konden uitvoeren om deze gebieden weer in te lijven. De
Britten waren aanwezig in het Golfgebied en konden als buffer tegen deze Ottomaanse
dreiging dienen. Het leek er even op dat de Britten rond 1914 aan de wens van ibn Saoed
zouden voldoen en hem zouden steunen als bondgenoot. Ibn Saoed werd namelijk in een Brits
rapport genoemd als ‘sterkste macht in Arabië’ terwijl in een ander rapport, van kapitein
Shakespear, een Britse agent in Arabië, de groeiende Arabische afkeer van het Ottomaanse
Rijk werd genoemd, maar ook de toenemende zwakte van het Ottomaanse Rijk. Toen de
Eerste Wereldoorlog aanbrak en Groot-Brittannië tegenover het Ottomaanse Rijk kwam te
staan, leek de weg vrij voor een alliantie tussen de Britten en ibn Saoed. Niets bleek echter
minder waar toen de Britten ervoor kozen om Sjarief Hoessein van Hedjaz, een rivaal van ibn
Saoed, in het westen van het Arabisch Schiereiland tot bondgenoot te maken.20
De reden
hiervoor was dat de Britten veronderstelden dat de Sjarief van Hedjaz door zijn religieuze
betekenis in de regio een meer waardevolle en sterkere bondgenoot voor hen zou zijn.21
Ibn Saoed verkeerde aan het begin van de Eerste Wereldoorlog in een diplomatiek lastige
positie. Zijn rivaal Hoessein was een bondgenoot van de Britten en zijn andere rivalen, de
Rasjidi’s, die nog immer aanwezig waren in het noorden van Nadjd, kozen de kant van de
Ottomanen. Ibn Saoed moest een overweging maken met welke grootmacht hij een
bondgenootschap wilde en kon sluiten om zijn gebieden zeker te kunnen stellen. Om geen
alliantie met de Ottomanen of de Britten aan te gaan was geen optie aangezien een van zijn
rivalen uiteindelijk bij de winnende mogendheden van de oorlog zou horen en de kans dan
zeer groot zou zijn dat de winnende rivaal het sterkste zou worden in Arabië en
hoogstwaarschijnlijk Ibn Saoed zou willen verdrijven. In 1914 had Ibn Saoed al een verdrag
met de Ottomanen gesloten waarin hij tot gouverneur van Nadjd en Hasa was benoemd.
Ondanks dat de Britten direct bij aanvang van de Eerste Wereldoorlog Sjarief Hoessein tot
bondgenoot hadden gemaakt, werd er toch een gezant naar Ibn Saoed gestuurd om wellicht
ook tot een samenwerking te komen. Deze gezant, kapitein Shakespear, moest proberen om
Ibn Saoed toch te verleiden om tot een overeenkomst te komen die voor zowel de Britten als
20
Champion, The Paradoxical Kingdom., 40-41. 21
Abdullah ibn Hoessein, was de Sjarief van Hedjaz waar Mekka en Medina liggen en een telg van de stam der
Hasjemieten die afstammen van de stam van de Profeet Mohammed. De titel Sjarief van Hedjaz en het feit dat
Hoessein een Hasjemiet was zorgde ervoor dat hij onder moslims aanzien genoot. Zie Dann, U. en J. Nevo.
"Abdullah Ibn Hussein." Encyclopaedia Judaica. Ed. M. Berenbaum en F. Skolnik. 2e ed. Vol. 1. (Detroit:
Macmillan Reference USA, 2007), 243-244.
11
ibn Saoed gunstig zou uitpakken. In ruil voor ibn Saoed’s medewerking om de vrede te
bewaren in de Golf en de Britten ondersteuning te bieden in het veroveren van Basra, zouden
de Britten een verdrag tekenen waarin ibn Saoed als onafhankelijk heerser van Nadjd en Hasa
erkend werd en waarin hem bescherming vanaf de zee tegen Ottomaanse aanvallen werd
beloofd.22
Ibn Saoed stond in eerste instantie neutraal tegenover dit voorstel. Hij wilde de Britten pas
tegemoet komen wanneer zij bovengenoemd verdrag opgesteld en ondertekend hadden.23
Ondertussen hadden de Ottomanen Ibn Rasjid, hoofd van de Rasjidi’s, tot bevelhebber van de
gehele Nadjd benoemd en 25 Duitse en Turkse officieren tezamen met driehonderd soldaten
gestuurd ter ondersteuning.24
Ondanks dat ibn Saoed de Britten had gemeld neutraal te blijven
trok hij in 1915, vermoedelijk door de toegenomen dreiging van de Rasjidi’s, tegen hen ten
strijde. Kapitein Shakespear trok samen met Ibn Saoed ten strijde in de Slag om Jarrab, maar
kwam hierbij om het leven. Ibn Saoed verloor de veldslag en kwam met de rug tegen de muur
te staan. Als gevolg hiervan besloot hij toch met de Britten in zee te gaan en ondertekende op
26 december 1915 het Anglo-Saoedi Verdrag. Na ondertekening van het verdrag kreeg Ibn
Saoed wapens en geld van de Britten, echter daarvoor diende hij zich in de toekomst te
onthouden van samenwerking of het sluiten van verdragen met andere buitenlandse
mogendheden. Ibn Saoed diende zich tevens te onthouden van enige agressie of inmenging
jegens Koeweit, Bahrein en de sjeiks van Qatar en Oman.25
Op 5 juni 1916 kondigde Sjarief Hoessein het begin van de Arabische Opstand tegen het
Ottomaanse Kalifaat aan en in december 1916 benoemde hij zichzelf tot Koning van de
Arabische Staten. Frankrijk en Groot-Brittannië besloten niet verder te gaan dan hem tot
Koning van Hedjaz te benoemen. Ibn Saoed zag dit met lede ogen aan en wees de claim van
Hoessein als koning af en weigerde actief bij te dragen aan de opstand. Desalniettemin
verklaarde hij zijn steun aan de Arabische Opstand. Dit deed ibn Saoed echter enkel wegens
zijn alliantie met de Britten en niet omdat hij Hoessein wilde steunen in zijn strijd tegen de
Ottomanen. Ibn Saoed was op dat moment überhaupt niet in staat militair bij te dragen. Ibn
22
Safran, N. Saudi Arabia. The Ceaseless Quest for Security. (Cambridge, Massachusetts en Londen: The
Belknap Press of Harvard University Press, 1985), 37 en Champion, The Paradoxical Kingdom., 41. 23
Safran, Saudi Arabia, 37. 24
Al-Rasheed, Politics in an Arabian Oasis, 215. 25
Al-Rasheed, A History of Saudi Arabia, 42.
12
Saoed kampte met interne problemen, aangezien enkele stammen die hem eerder loyaal waren
in opstand kwamen en hij dit de kop in moest zien te drukken.26
In de herfst van 1917 probeerden de Britten ibn Saoed weer bij te laten dragen aan de strijd op
het Arabisch Schiereiland door hem te verzoeken de strijd tegen de Rasjidi’s op te pakken.
Ibn Saoed was op dat moment echter in een dispuut verwikkeld met zijn andere rivaal Sjarief
Hoessein. Hoessein was namelijk de controle over de strategisch belangrijke oase Khoerma
verloren aangezien het lokale stamhoofd overliep naar ibn Saoed. De Britten accepteerden
niet dat hun bondgenoten in plaats van tegen de Ottomanen en de Rasjidi’s tegen elkaar
zouden gaan vechten en oefenden druk uit op ibn Saoed om zich weer te gaan richten op de
strijd tegen de Rasjidi’s.27
Ibn Saoed honoreerde dit Britse verzoek en lanceerde met behulp
van Britse wapens een aantal aanvallen op de Rasjidi’s en op hun hoofdstad Ha’il. Hij slaagde
er echter niet in deze stad te veroveren. Niet veel later na deze aanval trokken de Ottomanen
zich terug uit dit gebied en kwam er een einde aan de Eerste Wereldoorlog.28
Post-Ottomaans Arabië: Rivaliteit tussen de Hasjemieten en ibn Saoed
Hoewel de Eerste Wereldoorlog voorbij was, ging de strijd op het Arabisch Schiereiland
tussen Ibn Saoed en zijn rivalen onverminderd door. Ibn Saoed bleef de strijd tegen de
Rasjidi’s voortzetten. Dit was een logische keuze aangezien de Ottomanen, die de Rasjidi’s
steunden, de oorlog verloren hadden en zich hadden teruggetrokken uit het gebied. Ibn Saoed
zag zijn kans schoon om met zijn rivalen af te rekenen en slaagde hier uiteindelijk in 1921 in,
toen hij op 4 november Ha’il wist te veroveren.29
Ondertussen moest ibn Saoed zich ook
focussen op het westen, aangezien zijn relatie met Sjarief Hoessein verslechterde en de
spanningen om Khoerma weer toenamen.30
Khoerma was een kleine oasestad waar Khalid ibn Mansur ibn Luwai aan het hoofd stond.
Khalid was een lid van de familie Hoessein, maar voelde, net als het merendeel van de
inwoners, geen verwantschap met de Hasjemieten. Het gros van de bevolking van Khoerma,
inclusief Khalid, waren Wahhabisten en voelden zich meer verbonden met ibn Saoed die het
26
Champion, The Paradoxical Kingdom., 42-43. 27
Safran, Saudi Arabia, 39-40. 28
Al-Rasheed, A History of Saudi Arabia, 43 en Safran, Saudi Arabia, 40. 29
Al-Rasheed, A History of Saudi Arabia, 43 en Safran, Saudi Arabia, 43-44. 30
Al-Rasheed, A History of Saudi Arabia, 44.
13
Wahhabisme propageerde.31
In 1917, toen het dispuut omtrent Khoerma ontstond, verzocht
Khalid ibn Mansur ibn Luwai ibn Saoed om steun tegen Hoessein. Ibn Saoed was hiertoe
echter toen nog niet bereid en richtte zich eerst op het veroveren van Ha’il. Een gevolg
hiervan was dat Khalid zelf in opstand kwam tegen Hoessein, zonder toestemming van ibn
Saoed.32
Ondertussen had de aan Khoerma grenzende oasestad Turaba zich eveneens tegen
Hoessein afgezet, waardoor de situatie nog meer gespannen werd. Aangezien Sjarief Hoessein
nog altijd bondgenoten was met de Britten en ibn Saoed zijn relatie met de Britten niet wilde
schaden poogde hij een gewapend conflict met Hoessein te voorkomen door contact te zoeken
met de zoon van Hoessein, Abdoellah. Middels briefcontact beweerde Abdoellah een
vreedzame oplossing te willen voor de situatie in Khoerma en Turaba, echter in werkelijkheid
rukte hij met een leger op naar Turaba om de steden weer onder Hasjemietisch gezag terug te
brengen. Ibn Saoed kwam hier tijdig achter en zocht vervolgens contact met de Britten waarin
hij hen van de situatie op de hoogte bracht. Hij benadrukte nogmaals geen strijd te willen
leveren en hij gaf aan niet verantwoordelijk te zijn mocht er een strijd ontstaan in Khoerma of
Turaba. De Britten reageerden echter niet en ibn Saoed zag zich genoodzaakt zijn ‘religieuze
broeders’, oftewel de Ikhwan, te sturen naar Turaba.33
De Ikhwan waren bedoeïen die zich hadden bekeerd tot de orthodoxe Islam van de Hanbali
school en hetgeen wat door al-Shaykh Mohammed ibn Abd al Wahhaab werd gepredikt. De
Broeders waren het eerste georganiseerde leger aan wie de leer van al-Wahhaab onderwezen
werd. Mannen werden gerekruteerd uit de nomadische stammen om onderdeel te worden van
de Broeders. De Broeders werden gedreven door een religieus fanatisme en vormden de
stoottroepen van ibn Saoed.34
In de nacht van 25 op 26 mei 1919 trok Khalid ibn Mansur ibn
Luwai met een groep van 5500 Broeders op naar het kamp van Abdoellah Hussein en richtte
een bloedbad aan onder de Hasjemietische troepen.35
De gevolgen van deze gebeurtenis
waren aanzienlijk. Door deze nederlaag lag de weg naar Hedjaz open voor ibn Saoed en
bleken de Britten op het verkeerde paard gewed te hebben. De Britten wisten namelijk na de
Eerste Wereldoorlog niet wat ze aan moesten met Hoessein en ibn Saoed. Zolang deze twee
rivalen sterk bleven en elkaar bevochten zou het Arabisch Schiereiland instabiel blijven. De
31
In de volgende paragraaf zal er aandacht geschonken worden aan het Wahhabisme en de verbondenheid van
deze tak van Islam met de familie Saoed. Habib, J.S. Ibn Sa’uds Warriors of Islam. The Ikhwan of Najd and
Their Role in the Creation of the Saudi Kingdom, 1910-1930. (Leiden: E.J. Brill, 1978), 89. 32
Kostiner, J. The Making of Saudi Arabia 1916-1936. From Chieftaincy to Monarchical State. (New York:
Oxford University Press, Inc. 1993), 37-38. 33
Habib, Ibn Sa’uds Warriors of Islam, 90-92. 34
Over de Ikhwan zal later in de deze scriptie (paragraaf 6.4) meer volgen. Habib, Ibn Sa’uds Warriors of Islam,
16-17 en Trofimov, Het Beleg van Mekka, 32. 35
Kostiner, The Making of Saudi Arabia 1916-1936, 38-39.
14
Britten kozen uiteindelijk voor een oplossing waarin er maar plek zou zijn voor één heerser in
Arabië. Dit moest Hoessein worden, aangezien hij militair sterker werd geacht dan ibn Saoed.
Als uiting van Britse steun aan de Hasjemieten had Groot-Brittannië de zonen van Hoessein,
Abdoellah en Faisal koning van respectievelijk Trans Jordanië en Irak gemaakt. Na de
nederlaag van Abdoellah moesten de Britten hun strategie aanpassen en moest er een
oplossing voor de dreiging van ibn Saoed en zijn Broeders komen. De Britten stuurden ibn
Saoed een ultimatum waarin ze eisten dat hij zijn troepen terugtrok naar Nadjd, anders zouden
ze dit als een daad van agressie jegens Groot-Brittannië beschouwen, met alle gevolgen van
dien. Ibn Saoed zwichtte en na bemiddeling van de Britten werd een wapenstilstand tussen
Hoessein en ibn Saoed getekend.36
Ondanks dat ibn Saoed niet kon doorstoten naar Hedjaz zag hij in dat zijn macht groeiende
was en maakte gebruik van zijn Broeders om zijn gebied uit te breiden. Asir, in het
zuidwesten van Arabië, werd in 1920 veroverd en als gezegd Ha’il in 1921. Ondertussen
bleek de relatie tussen Hoessein en ibn Saoed, ondanks de wapenstilstand, nog immer slecht
te zijn. Na een geschil over veiligheidsgaranties van inwoners van Nadjd tijdens de
pelgrimstochten naar Mekka moest Groot-Brittannië weer interveniëren om de vrede te
bewaren.37
Arabië begon meer en meer een last voor de Britten te worden en daarom besloten
zij een conferentie in 1923 in Koeweit te organiseren, waarbij alle geschillen tussen de
Hasjemietische staten en ibn Saoed uitgesproken dienden te worden. Gedurende deze
conferentie maakten de Britten bekend dat ze alle subsidies naar alle partijen stop zouden
zetten per 31 maart 1924. Vervolgens ondermijnde Hoessein de voortgang van de gehele
conferentie waardoor er een eind aan kwam, tot grote teleurstelling van de Britten die steeds
meer moeite met Hoessein kregen. Toen op 3 maart het Ottomaanse Parlement officieel een
einde maakte aan het bestaan van het Ottomaanse Kalifaat, besloot Hoessein twee dagen later
zichzelf tot nieuwe Kalief uit te roepen. Ibn Saoed accepteerde dit niet en besloot deze
provocatie te beantwoorden met een aanval op Hedjaz.38
De Broeders van ibn Saoed veroverden in augustus 1924 Ta’if en richtten aldaar een bloedbad
aan.39
De Britten waren niet langer bereid Hoessein te steunen en weigerden zich te mengen
in de strijd. Ze verklaarden neutraal tegenover dit geschil te staan en bestempelden de situatie
in Hedjaz als ‘een religieus geschil’. Ook stonden ze het de zoons van Hoessein niet toe om
36
Safran, Saudi Arabia, 42-43. 37
Champion, The Paradoxical Kingdom, 44. 38
Safran, Saudi Arabia, 47. 39
Champion, The Paradoxical Kingdom, 44.
15
Trans Jordanië en Irak bij de strijd te betrekken. Op 3 oktober werd Hoessein gedwongen af te
treden en werd hij door zijn zoon Ali opgevolgd. Op 18 oktober 1924 viel Mekka in handen
van de Broeders en in december 1925 was Hedjaz geheel onder controle van ibn Saoed,
waarna hij zich tot Sultan van Nadjd en Koning van Hedjaz uitriep.40
Deze status werd door
Europese koloniale machten als Frankrijk, Nederland, de Sovjet-Unie en ook Groot-Brittannië
erkend.41
Opstand van de Broeders en stichting Saoedi-Arabië: 1927-1932
Op 20 mei 1927 werd als Britse bevestiging dat zij dit keer ibn Saoed steunden het Verdrag
van Jedda getekend ter vervanging van het Anglo-Saoedische Verdrag uit 1915. Dit verdrag
was namelijk niet langer representatief nu ibn Saoed zijn gebied had uitgebreid.42
Nu Hedjaz
tot de invloedsfeer van ibn Saoed behoorde was zijn grondgebied aanzienlijk uitgebreid. Dit
bracht echter ook verantwoordelijkheden met zich mee, namelijk ibn Saoed was nu
verantwoordelijk voor het veiligstellen van de pelgrimsroute naar Mekka voor alle moslims
die deze tocht maakten. Ibn Saoed diende nu hij over een groot gebied heerste zijn politieke
verantwoording te nemen en aandacht te besteden aan het opzetten van overheidsinstituties
om het gebied überhaupt te kunnen beheersen. Hij maakte hierbij gebruik van zijn
familieleden, die door ibn Saoed zelf werden uitgekozen om overheidstaken op zich te nemen.
Ook maakte hij gebruik van het bureaucratisch apparaat wat door zijn voorganger Hoessein
was geïnstalleerd. Een voorbeeld hiervan was al-hizb al-watani of wel de Nationalistische
Partij, die bestond uit notabelen uit Hedjaz. Deze notabalen zorgden voor een soepele
overgang van Hasjemietische overheersing naar Saoedische en werden uitgenodigd om een
adviesorgaan te vormen, al-majlis al-ahli. Dit werd in 1925 de Adviesraad werd ofwel majlis
al-shura. De Adviesraad bestond uit dertien personen, vijf uit Mekka, drie uit Medina, drie uit
Jedda en één uit zowel Yanbu als Ta’if en werden uitgekozen door ibn Saoed’s zoon Feisal.
De Raad adviseerde ibn Saoed onder meer over budgettaire zaken en wetgeving.43
Ondertussen diende ibn Saoed een oplossing te vinden voor zijn Broeders. De Ikhwan waren
van grote waarde geweest voor ibn Saoed, echter hun religieus fanatisme bezorgde hem ook
de nodige problemen in Hedjaz. Zo raakten zij slaags met Egyptische militairen in Mekka, die
gebruik maakte van hoorns, wat de Broeders niet accepteerden aangezien zij het
40
In 1927 veranderde ibn Saoed zijn titel van Sultan van Nadjd in Koning van Nadjd, zie Safran, Saudi Arabia,
50. 41
Champion, The Paradoxical Kingdom, 44-45. 42
Champion, The Paradoxical Kingdom, 46. 43
Kostiner, The Making of Saudi Arabia 1916-1936, 100-101.
16
gebruikmaken van instrumenten als heidens zagen. Prins Faisal maakte een eind aan dit
conflict, maar het leidde wel tot een einde aan diplomatieke betrekkingen tussen Egypte en
ibn Saoed voor tien jaar. De Broeders meenden ook dat de inwoners van Hedjaz allen tot het
Wahhabisme bekeerd dienden te worden. Ibn Saoed zag in dat de Broeders een dreiging
begonnen te vormen in Hedjaz en stuurde ze daarom terug naar Nadjd en verbood hen om nog
langer te plunderen in de gebieden die onder zijn controle waren. Aangezien Trans Jordanië,
Irak en de Golfstaten onder Brits gezag stonden was plunderen buiten Saoed’s gebied
eveneens geen optie. Het feit dat het de Broeders niet langer toegestaan was om gebieden te
veroveren en te plunderen leidde tot wrok jegens ibn Saoed. De Ikhwan waren tevens
ontevreden over de aanwezigheid van de Britten op het Arabische Schiereiland, aangezien zij
ongelovigen waren. Dat ibn Saoed het hen tevens belette om de ongelovige inwoners van
Hedjaz en de Britse mandaatgebieden, Trans Jordanië en Irak, aan te pakken deed de leiders
van de Broeders, Faysal al-Dawish en Ibn Bijad, inzien dat er geen andere optie was dan om
een rebellie te starten.44
In 1926 tijdens een conferentie van de Broeders in Al-Artawiyah werd een lijst opgemaakt
van punten van kritiek op ibn Saoed. Punten van deze lijst waren onder meer het feit dat ibn
Saoed zijn zoon Feisal naar Londen, in het christelijke Engeland, had gestuurd en het feit dat
ibn Saoed christelijke uitvindingen, ofwel die van de duivel, zoals de telefoon, telegraaf en
auto’s toestond. Daarnaast liet hij de Sjiieten in Hasa niet bekeren tot het Wahhabisme. Ibn
Saoed reageerde op deze uitkomst van de Ikhwan conferentie door een vergadering in Riyad
te beleggen met de leiders van de Broeders, in een poging de gespannen relatie met hen op te
lossen.45
Voor al-Dawish bleek deze poging van ibn Saoed geen effect te hebben. Hij wilde
ibn Saoed van de troon stoten en wilde om dit te bereiken een confrontatie met de Britten
uitlokken. Hij deed dit door met een groep Ikhwan de grens met Irak over te steken en een
politiepost aan te vallen.46
Ibn Saoed verkeerde in zwaar weer, aangezien hij een groot deel
van de Broeders niet langer onder controle had. Hij kon ook weinig tegen al-Dawish beginnen
aangezien een groot deel van ibn Saoed’s onderdanen de Broeders’ ‘heilige oorlog’ tegen de
ongelovige Britten steunden. De Britten namen het ibn Saoed kwalijk dat hij zijn Broeders
niet langer onder controle had en zo leek de opzet van al-Dawish te slagen tot 1928-1929. In
1928 kregen de Britten de grens steeds beter onder controle en werden aanvallen van de
44
Habib, Ibn Sa’uds Warriors of Islam, 118-119 en 121. 45
Habib, Ibn Sa’uds Warriors of Islam, 122. 46
Safran, Saudi Arabia, 51.
17
Broeders steeds vaker afgeweerd. In november 1928 belegde Ibn Saoed een conferentie in
Riyad waar meer dan tienduizend bedoeïen aanwezig waren, waaronder leden van de
Broeders, stamhoofden, maar ook stedelingen. Ibn Saoed sprak hen toe en maakte duidelijk
dat hij degene was die erin geslaagd was alle stammen, steden en gebieden te verenigen, maar
bereid was afstand te doen van de troon als zijn onderdanen dit wilden. Het merendeel van de
aanwezigen wilden dat ibn Saoed bleef en zo wist hij zich te verzekeren van steun tegen de
rebellerende Broeders.47
In 1929 kwam er een einde aan de opstand van de Broeders. Ibn Bijad trok met een groep van
3000 man richting de grens met Irak toen hij berichten doorkreeg dat de Britten hen aan de
andere kant stonden op te wachten, met als gevolg dat hij besloot in zuidelijke richting naar
Nadjd te trekken om aldaar dorpen en kampen van bedoeïen te plunderen. Dit bleek een
miscalculatie van Ibn Bijad. De inwoners van Nadjd hadden begrip voor hun strijd tegen de
Britten, maar niet voor het feit dat de Broeders mede-Wahhabisten afslachtten en hun kampen
en dorpen plunderden, met als gevolg dat Ibn Bijad zijn steun in Nadjd verloor. Ibn Saoed
trok vervolgens op richting Qasim waar hij een nieuw leger rekruteerde waarmee hij de strijd
tegen Ibn Bijad en de bij hem aangesloten al-Dawish wilde aangaan. Beide partijen
ontmoetten elkaar bij Sibilla waar ibn Saoed de Broeders een verpletterende nederlaag
toebracht. Al-Dawish wist te ontkomen en in de periode na de slag bij Sibilla volgden nog
enkele schermutselingen die allen door ibn Saoed werden afgeslagen. Toen de naar Koeweit
gevluchte al-Dawish op 10 januari 1930 door de Britten werd gevangengenomen kwam er
definitief een einde aan de opstand van de Broeders.48
Op 18 september 1932, dertig jaar na de inname van Riyad, besloot Abdoelaziz ibn ʻAbd al-
Rahman al-Saoed zijn status als Koning van Hedjaz en Koning van Nadjd te veranderen. Hij
deed dit door de gebieden samen te voegen onder de naam het Koninkrijk Saoedi-Arabië, met
hemzelf als Koning en zijn zoon Saoed bin Abdoel Aziz al Saoed als Kroonprins.49
In de
periode 1902-1932 is ibn Saoed erin geslaagd een Koninkrijk te creëren dat zeventig procent
van het Arabisch Schiereiland beslaat, ongeveer 2,2 miljoen vierkante kilometers, waarin de
vier gebieden Asir, Nadjd, Hedjaz en Hasa met al hun verschillende inwoners verenigd zijn.50
47
Johns, R. en D. Holden. The House of Saud. The Rise and Rule of the most Powerful Dynasty in the Arab
World. (New York: Holt, Rinehart and Winston, 1982), 92 en Habib, Ibn Sa’uds Warriors of Islam, 129-135. 48
Johns en Holden, The House of Saud, 93-95. 49
Safran, Saudi Arabia, 55 en Johns en Holden, The House of Saud, 96. 50
Wilson en Graham, Saudi Arabia, 35 en Al-Rasheed, A History of Saudi Arabia, 1. Zie voor een uitgebreid
overzicht van ibn Saoed’s militaire campagnes en de geografie van Saoedi-Arabië Appendix A.
18
1.2 Het Wahhabisme
Verbond al-Wahhaab-al Saoed
In de vorige paragraaf is het begrip Wahhabisme al naar voren gekomen in de context van de
Ikhwan, maar wat het Wahhabisme precies behelst en welke rol het speelt in Saoedi-Arabië
zal in deze paragraaf uiteengezet worden. In het voorgaande is tevens de totstandkoming van
het Koninkrijk Saoedi-Arabië tussen 1902 en 1932 uiteengezet, echter de oorsprong van de
familie Saoed en de ambitie een Rijk te stichten gaat terug naar de 18e eeuw. In 1744 werd
een pact gesloten tussen Mohammed bin Saoed, de heerser van de kleine stad Al-Diriyya in
Nadjd, en Mohammed ibn Abd al-Wahhaab, een prediker uit Al-Uyayna in Nadjd.
Mohammed bin Saoed zwoer al-Wahhaab dat hij en zijn familie zich zouden conformeren
naar het Wahhabisme en zouden bijdragen aan de verspreiding ervan, terwijl al-Wahhaab
Mohammed bin Saoed als rechtmatig vorst zou erkennen. Dit pact leidde tot de vorming van
een nieuw Rijk in Nadjd dat werd gevormd door een politieke elite die bestond uit
Mohammed bin Saoed en zijn nakomelingen en een religieuze elite die bestond uit
Mohammed ibn Abd al-Wahhaab en zijn nakomelingen die de religieuze titel al-Sheikh
kregen.51
Het Arabië van de 18e eeuw viel binnen de grenzen van het Ottomaanse Rijk, echter oefenden
zij geen effectieve controle uit over grote delen van het Arabisch Schiereiland, maar enkel
binnen de regio’s grenzend aan de Rode Zee en de pelgrimsroute naar Mekka. In Nadjd en de
regio’s in het oosten werden verschillende gebieden door lokale emirs geleid. Deze gebieden
kenmerkten zich door de vele conflicten tussen stammen.52
Mohammed bin Saoed en
Mohammed ibn Abd al-Wahhaab maakten gebruik van deze situatie. In eerste instantie
probeerde al-Wahhaab de verschillende emirs en stamhoofden op het schiereiland te
overtuigen zich tot het Wahhabisme te bekeren en zich voor de zaak van bin Saoed te scharen
door middel van het sturen van brieven.53
Al-Wahhaab slaagde gedeeltelijk in zijn opzet.
Meerdere leiders toonden zich bereid zich achter bin Saoed en het Wahhabisme te scharen,
aangezien hen dit een nieuwe bondgenoot opleverde tegen rivaliserende stammen. In 1746
meende bin Saoed en al-Wahhaab dat zij sterk genoeg waren om de leiders die niet bereid
51
Lacroix, S. Awakening Islam. The Politics of Religious Dissent in Contemporary Saudi Arabia. (Cambridge
(VS) en Londen: Harvard University Press, 2011), 8 en Habib, J.S. ‘Wahhabi Origins of the Contemporary Saudi
State’, in M.Ayoob en H. Kosebalaban (eds.), Religion and Politics in Saudi Arabia. Wahhabism and the State.
(Londen en Boulder, Colorado: Lynne Rienner Publishers Inc., 2009), 57-58. 52
Al-Yassini, A. Religion and State in the Kingdom of Saudi Arabia. (Boulder, Colorado: Westview Press, Inc.,
1985), 22. 53
Lewis, B. Islam and the Arab World. (New York: Alfred Knopf, 1977), 168.
19
waren geweest hen te steunen middels geweld op andere ideeën te brengen. Al-Wahhaab was
tussen 1744 en 1746 zeer actief geweest in het propageren van het Wahhabisme, en met
succes, aangezien een leger van volgelingen geformeerd kon worden waarmee bin Saoed de
strijd kon aangaan tegen de stammen die zich niet bij hen aangesloten hadden. Een onderdeel
van hetgeen al-Wahhaab propageerde was dat een ieder die zich niet bij bin Saoed en hem
aansloot tegenstanders van het Wahhabisme waren en daarmee vijanden van de Islam. Bin
Saoed slaagde er in de volgende jaren in zijn machtsgebied te vergroten. In 1773 werd Riyad
veroverd, waarna de blik op Hedjaz gericht werd. In 1791 overleed Mohammed bin Saoed,
maar zijn opvolger Abd al-Aziz Ibn Mohammed Ibn Saoed zette de coalitie met al-Wahhaab
succesvol door. Toen Abd al-Aziz in 1803 werd vermoord nam zijn oudste zoon Saoed het
over. In 1792 was al-Wahhaab inmiddels ook overleden, echter werd zijn religieuze werk
door zijn vier zonen doorgezet. Ondanks het feit dat Mohammed bin Saoed en Mohammed
ibn Abd al-Wahhaab, de grondleggers van het Saoedi-Wahhabi pact, waren overleden, werd
hun werk door hun nageslacht voortgezet en hun band in stand gehouden. De veroveringen
van Saoed gingen ondertussen door met als hoogtepunt de veroveringen van Mekka en
Medina in respectievelijk 1805 en 1806.54
Mohammed bin Saoed was erin geslaagd een eerste Saoedisch Rijk te creëren. Hij installeerde
een centrale overheid, wat tot voor kort onmogelijk had geleken door de vele rivaliserende
stammen, dorpen en steden. Tevens legde hij in de veroverde gebieden het Wahhabisme op.
Het Wahhabisme zou echter ook leiden tot de ondergang van het eerste Saoedische Rijk. De
veroveringen van Saoed gingen gepaard met religieus geweld. Uit naam van het Wahhabisme
werden moskeeën en tempels gesloopt en werden mensen gedwongen het Wahhabisme aan te
nemen. Toen Saoed zijn veroveringstocht doorzette in Irak en verder noordwaarts trok begon
Saoed een bedreiging te vormen voor het Ottomaanse Rijk. In Egypte hadden de Ottomanen
Mohammed Ali als vazalkoning erkend en ook hij zag in dat er een einde moest worden
gemaakt aan de Saoedi-Wahhabitische dreiging. Op verzoek van de Ottomaanse sultan trok
hij in 1811 richting het Arabisch Schiereiland om een eind te maken aan dit Saoedisch Rijk,
en met succes. Na een campagne van zeven jaar werd de Saoedische hoofdstad Al-Diriyya in
1818 veroverd en kwam er een eind aan het eerste Saoedisch Rijk.55
Mohammed Ali trok zijn troepen vrijwel onmiddellijk terug na zijn overwinning. De
belangrijkste steden Mekka en Medina waren namelijk veroverd. Ali had geen belang om
54
Al-Yassini, Religion and State, 25-26 en Safran, Saudi Arabia, 12. 55
Habib, ‘Wahhabi Origins of the Contemporary Saudi State’, 58-59.
20
Nadjd te bezetten aangezien het te arm en te onrustig was door de vele verschillende stammen
die er leefden. In 1814 was Saoed overleden aan de gevolgen van koorts en werd hij
opgevolgd door Abdallah. Na de val van Al-Diriyya in 1818 werd Abdallah naar
Constantinopel gezonden alwaar hij werd onthoofd. Hiermee leek er een einde te zijn
gekomen aan de macht van de Saoed’s, echter niets bleek minder waar. Turki ibn Abdallah
ibn Mohammed ibn Saoed, een kleinzoon van de grondlegger van de Saoedische staat
Mohammed bin Saoed, zette het werk van zijn grootvader voort. In 1924 slaagde hij erin om
vanuit Riyad de Saoedi-Wahhabi coalitie voort te zetten.56
Turki zette de verspreiding van het
Wahhabisme door en wist Nadjd in handen te krijgen. In 1830 veroverde hij Hasa en drie jaar
later de regio’s grenzend aan de Perzische Golf. Turki had geleerd van zijn voorgangers dat
de Ottomanen en Egypte niet weer een Saoedische overheersing in Hedjaz zouden accepteren
en bleef daar dus uit de buurt. Desalniettemin kwam er spoedig een einde aan het leiderschap
van Turki. In 1831 kwam een neef van hem, Mishari ibn Abd al-Rahman ibn Saoed in
opstand en slaagde Mishari er in 1834 in Turki te laten ombrengen. Leden van de Sheikh
familie besloten onder druk Mishari als nieuwe leider te erkennen, waarmee het verband
tussen al-Wahhaab en Saoed nog immer in stand was. Binnen veertig dagen kwam er echter
alweer een einde aan dit leiderschap, toen Mishari door de zoon van Turki, Faisal ibn Turki,
werd afgezet.57
Zoals uit het bovenstaande blijkt, kenmerkte het begin van het tweede
Saoedisch Rijk zich door interne machtsproblemen in de familie Saoed.
Deze interne problemen zouden aanhouden en uiteindelijk een einde maken aan het tweede
Saoedisch Rijk. Daarnaast bleek dat het Wahhabisme een aanzienlijk minder belangrijke rol
speelde dan in het eerste Saoedisch Rijk. Volgens auteur Habib is de reden hiervoor dat de
interne machtsstrijd er toe had geleid dat de leden van de Saoed familie zich drukker maakten
om wie de macht had, dan om de verspreiding van het Wahhabisme.58
In 1865 begonnen de
familieproblemen opnieuw toen Abdullah de nieuwe leider werd na de dood van zijn vader
Faisal ibn Turki. Zijn broers Saoed, Mohammed en Abd al-Rahman erkenden zijn leiderschap
niet, met een familiaire machtsstrijd tot gevolg. De familie al-Rasjid uit het noorden van
Nadjd, die al in de vorige paragraaf naar voren kwam, profiteerde van deze machtsstrijd door
met steun van de Ottomanen de familie Saoed aan te vallen en hen te verdrijven uit Nadjd en
hun hoofdstad Riyad in te nemen. In 1891 ging de laatste Saoedische leider, Abd al-Rahman
56
Voor meer informatie omtrent de persoon en opkomst van Turki ibn Abdallah ibn Mohammed ibn Saoed
verwijs ik de lezer naar Winder, R.B. Saudi Arabia in the Nineteenth Century. (Londen: Macmillan, 1965), 60-
64. 57
Safran, Saudi Arabia, 14-15. 58
Habib, ‘Wahhabi Origins of the Contemporary Saudi State’, 59.
21
met zijn zoon en toekomstig stichter van Saoedi-Arabië Abdoelaziz ibn ʻAbd al-Rahman al-
Saoed, in ballingschap naar Koeweit en zo kwam er een einde aan het tweede Saoedisch Rijk.
Met het einde van dit Rijk kwam er echter geen einde aan het verbond tussen de al-Saoed’s en
al-Sheikhs, aangezien Abdoelaziz ibn ʻAbd al-Rahman al-Saoed gedurende zijn
veroveringstocht in Arabië vasthield aan het Wahhabisme. Ibn Saoed versterkte de band met
al-Sheikh zelfs door te trouwen met een al-Sheikh, Tarfa bint Abdullah Abd al-Latif Al al-
Sheikh. Toen hij in 1932 het Koninkrijk Saoedi-Arabië stichtte bleef het Wahhabisme van
groot belang voor het dagelijks leven in het Koninkrijk, aangezien het de religieuze -, sociale -
, en onderwijsstandaarden bepaald.59
Mohammed ibn Abd al-Wahhaab en de vorming van zijn ideologie
Dat er een verbintenis bestaat tussen de grondlegger van het Wahhabisme en de familie Saoed
en dat deze verbintenis is blijven voortbestaan is duidelijk geworden, maar wat het
Wahhabisme precies inhoudt nog niet. Om dit te kunnen doen zal ik eerst de grondlegger van
het Wahhabisme Mohammed ibn Abd al-Wahhaab introduceren. Mohammed ibn Abd al-
Wahhaab is geboren in 1703 in Al-Uyayna in Nadjd. Hij behoorde tot een prestigieuze familie
van juristen en theologen.60
Zijn grootvader, oom en vader waren allen een rechter (qadi).61
Onder begeleiding van zijn vader studeerde hij Koranstudies en Hanbali jurisprudentie. Met
Hanbali jurisprudentie wordt gedoeld op de werken van Ahmad ibn Hanbal, een theoloog en
jurist uit de 8e-9
e eeuw. Hanbal behoorde tot de traditionele Islamitische geleerden, die
meenden dat na de Koran, de Soenna de belangrijkste bron van religieuze kennis was.62
Hanbal’s verzameling van Hadith, Musnad, is één van de meest gewaardeerde en bekende
werken binnen de Soennitische Hadith verzamelingen.63
De traditionele Islamitische
geleerden waar Hanbal toe behoorde geloofden dat echte moslims geloofden in de letterlijke
59
Habib, ‘Wahhabi Origins of the Contemporary Saudi State’, 59-64. 60
Al-Yassini, Religion and State, 22. 61
Al-Yassini, Religion and State, 22 en Delong-Bas, N.J. Wahhabi Islam: From Revival and Reform to Global
Jihad. (New York: Oxford University Press, 2004), 17-18. 62
De Soenna weergeeft het leven van de profeet Mohammed, zoals het is beschreven in de hadith. Er moet dan
gedacht worden aan de manier van leven van Mohammed zoals zijn uitspraken, zijn daden en persoonlijke
karakteristieken. Soenna is eigenlijk een Arabische term voor ‘manier van doen’, waarbij in dit geval Soenna een
weerspiegeling is van de manier van doen van Mohammed. Zie Juynboll, G.H.A. ‘Sunna.’ Encyclopaedia of the
Qur’an. Vol.5 Ed. J.D.McAuliffe. (Leiden: Brill Academic Publishers, 2006), 163-164 en Brown, D.W. ‘Sunna.’
Encyclopedia of Islam and the Muslim World. Vol.2 Ed. R.C. Martin. (New York: Macmillan Reference USA,
2006), 666. 63
De Hadith is ontstaan in de vroeg Islamitische geschiedenis en vormt een genre binnen de moslim literatuur.
Hadith is een complex van vertellingen die de traditiesomvatten van de vroege Islam, dus uit of direct na de tijd
van Mohammed. Hadith is naast de Koran een belangrijke bron voor moslims met doorwerking voor hoe zij hun
geloof in de praktijk dienen te brengen. Zie Motzki, H. ‘Hadith’ Encyclopedia of Islam and the Muslim World.
Volume 1 Ed. R.C. Martin. (New York: Macmillan Reference USA, 2004): 285
22
goddelijke tekst van de Koran. Daarnaast diende de geloofsbelijdenis van de profeet
Mohammed als voorbeeld en dienden zij zich hieraan te committeren om een echte moslim te
zijn. De traditionelen pasten dit eveneens toe bij juridische geschillen. Alle geschillen dienden
volgens hen opgelost te worden door te putten uit de Soenna, en daarmee de Hadith.64
Dat al-Wahhaab gevoel had voor het bestuderen van religieuze teksten bleek toen hij de
Koran uit zijn hoofd kende voor hij tien was.65
Toen hij twintig was begon Mohammed zich
meer en meer af te zetten van de moslims uit zijn regio. Hij betichtte hen van polytheïsme,
het geloven in meerdere goden, en stond erop dat men zich enkel hield aan de Sharia.66
De
geloofsovertuiging van Mohammed botste met dat van de gevestigde religieuze elite, ulama,
en had gevolgen voor zijn vader.67
Zijn vader werd ontheven uit zijn functie als rechter en
vertrok naar Huraymila, een stadje nabij Al-Uyayna. Al-Wahhaah vertrok niet veel later naar
Hedjaz waar hij de pelgrimstocht naar Mekka en Medina maakte. Aldaar woonde hij lessen
bij van Sheikhs Abd Allah Ibn Ibrahim Ibn Sayf en Hayat al-Sindi, die beiden bewonderaars
waren van de Islamitische geleerde Ahmad Ibn Taymiyyah.68
Taymiyyah leefde in de 13e en
14e eeuw en moest op jonge leeftijd vluchten voor de Mongolen, waarna hij in Damascus
terecht kwam. Hij studeerde Islamitische wetenschappen en bestudeerde veelvuldig de Koran
en de Hadith. Tijdens zijn studie besteedde hij vooral aandacht aan de werken van Ahmad ibn
Hanbal, met name Musnad.69
Taymiyyah propageerde de doctrine van tawhid, ofwel
Goddelijke eenheid. Deze doctrine is een absolute vorm van monotheïsme, er is enkel één god
en het aanbidden van zaken anders dan de ene God worden afgewezen. Volgens Taymiyyah
dienden Islamitische leiders tawhid in de praktijk te brengen door het implementeren en
naleven van de Sharia. De leiders die dit niet doen en zelf wetten of regels opstellen moeten
64
Spectorsky, S.A. ‘Ibn Hanbal (780-855).’ Encyclopedia of Islam and the Muslim World. Vol 1. Ed. R.C.
Martin. (New York: Macmillan Reference USA, 2004), 334-335. 65
Delong-Bas, N.J. Wahhabi Islam, 18. 66
Sharia is de Islamitische wetgeving, ontstaan gedurende de 2e en 3e eeuw van de Islamitische kalender. Totale
en onvoorwaardelijke onderwerping aan de wil van Allah is het fundamentele principe van de Islam. De
Islamitische wet is dan ook de uitdrukking van Allah’s gebod voor een Islamitische samenleving. In de
toepassing vormt Sharia een systeem van taken die een moslim op grond van zijn religieuze overtuiging dient uit
te voeren. De wet, Sharia, vormt een goddelijk gegeven pad van hoe moslims zich dienen te gedragen en die hen
begeleidt in de praktische uiting van godsdienstige overtuiging in deze wereld. Zie Coulson, N.J. ‘Sharīʿah’
Encyclopaedia Britannica (Laatst geupdate 11 februari 2014): 1 pag. [online encyclopedie], geraadpleegd 15
april 2015. Beschikbaar via http://www.britannica.com/EBchecked/topic/538793/Shariah. 67
Over het begrip ulama zal later later in deze paragraaf ingegaan worden. 68
Al-Yassini, Religion and State, 23. 69
Makdisi, G. ‘Ibn Taymīyah.’ Encyclopedia of Religion. Vol.6 2e editie. Ed. L. Jones. (Detroit: Macmillan
Reference USA, 2005), 4276-4278.
23
als ongelovigen, kafir, gezien worden en dienen geëxcommuniceerd, takfir, te worden.70
De
lessen die al-Wahhaab volgde over de leer van Taymiyyah hadden grote invloed op hem.71
Kitab al-Tawhid
Al-Wahhaab vervolgde zijn reis van Hedjaz naar Basra in Irak om zijn ideeën om de
moslimwereld te hervormen te prediken, wat door de lokale Islamitische geleerden niet werd
getolereerd. Al-Wahhaab werd gedwongen het gebied te verlaten, waarna hij terugkeerde naar
zijn vader in Huraymila.72
Gedurende zijn periode in Huraymila schreef al-Wahhaab het boek
Kitab al-Tawhid, Boek van het Monotheïsme en begonnen zijn ideeën zich te verspreiden in
Nadjd. Zijn boek was op zichzelf weinig vernieuwend. Het bevatte een verzameling citaten uit
de Koran en de Soenna die hij in een bepaalde volgorde had geplaatst. Met dit boek wilde al-
Wahhaab de moslims aansporen af te zien van de valse goden of afgoden. De centrale
doctrine van zijn boek was dan ook tawhid.73
Volgens al-Wahhaab bestaat tawhid uit drie
componenten, namelijk de bevestiging dat er één God is (tawhid al-rububiyya) en de
bevestiging van de karakteristieken van God, zoals ze beschreven staan in de Koran en de
Soenna (tawhid ak-asma’ wa-l-sifat), zoals K.1:3 ‘De Meest Barmhartige, de Meest
Genadevolle’.74
Het derde component was de overtuiging dat de aanbidding van God enkel tot
God gericht is en op niemand anders, ook geen profeet (tawhid al-uluhiyya).75
In 1740, na de dood van zijn vader, propageerde al-Wahhaab het Wahhabisme op een meer
agressieve wijze aan de moslims. Hij verklaarde de oorlog aan een ieder die zich niet
conformeerde aan de doctrine van het monotheïsme, tawhid. In deze periode slaagde al-
Wahhaab erin zijn invloedsfeer te vergroten, onder meer door het feit dat de leider van zijn
geboortestad Al-Uyayna hem bescherming aanbood in zijn stad en het hem toestond zijn
ideologie te verspreiden onder de bevolking. Lokale religieuze geleerden uit Nadjd, zoals
Riyad, zagen al-Wahhaab meer en meer als een bedreiging en probeerden lokale leiders te
70
Takfir refereert naar de doctrine wanneer de samenleving en de mensen die hier onderdeel van zijn ongelovig
(kafir) worden verklaard. Takfir kan als excommunicatie ofwel kerkelijke ban worden vertaald. Zie Gleave, R.
‘Al-Takfir Wa’l-Hijra’ Encyclopedia of Islamic Civilisation and Religion. (New York en Oxon, Canada:
Routledge, 2008), 641. 71
Nanninga, P.G.T. Jihadism and Suicide Attacks. Al-Qaeda, al-Sahab and the Meanings of Martyrdom. PhD
thesis. (Zuthpen: CPI Koninklijke Wöhrmann, 2014), 52 en Al-Yassini, A. Religion and State, 23. 72
Ménoret, P. The Saudi Enigma. A History. (Londen en New York: Zed Books Ltd., Beiroet: World Book
Publishing en Kenilworth Zuid-Afrika: David Philip, New Africa Books, 2005), 44 en Al-Yassini, A. Religion
and State, 23. 73
Ménoret, The Saudi Enigma, 45. 74 Ismael, A & Studenten. De Interpretatie van de Betekenissen van de Koran. (Den Haag: Stichting as-Soennah,
2014), 11. 75
Lacroix, S. Awakening Islam, 11 en Al-Yassini, Religion and State, 27.
24
overtuigen een einde te maken aan de Wahhabistische beweging. Zij slaagden hierin toen de
leider van Al-Uyayna onder economische druk van een lokale leider zwichtte en eiste dat al-
Wahhaab vertrok. Na zijn vertrek uit Al-Uyayna kwam hij in Al-Diriyya terecht waar hij in
aanraking kwam met Mohammed bin Saoed met wie hij het eerste Saoedisch Rijk
realiseerde.76
De centrale doctrine van de Goddelijke eenheid, tawhid, sloeg gedurende bin
Saoed’s veroveringen over op de lokale leiders in Nadjd, die probeerden om de verdeelde
stammen te verenigen. Volgelingen van al-Wahhaab noemden zichzelf muwahhidin,
‘Unitariërs’, wat letterlijk ‘Zij die tawhid volgen’ betekent.77
Thema’s Wahhabisme
Naast tawhid kenmerkten enkele andere thema’s het Wahhabisme. Eén daarvan is tawasul,
wat tussenkomst betekent. Al-Wahhaab schreef in zijn boek Kitab al-Tawhid dat degene die
hulp of bescherming zoekt middels het aanbidden van stenen, bomen en dergelijke een
polytheist was. Het verzoek om een Goddelijke tussenkomst, tawasul, kan enkel
bewerkstelligd worden door God zelf en niemand anders. Alle moslims die bidden om een
Goddelijke tussenkomst in de hoop hulp of bescherming te krijgen dienen daarom monotheïst
te zijn, aangezien enkel God hen hierin zou kunnen voorzien. Al-Wahhaab waarschuwde de
moslims dat toewijding tot andere heiligen dan God en het aanbidden ervan in heiligdommen
als tempels of graven niet getolereerd werd.78
In navolging van tawasul was ziyarat al-qubur, het bezoeken van graven en bouwen van
tombes, een ander belangrijk thema. Aangezien al-Wahhaab het aanbidden van stenen en
graven als een uiting van polytheïsme zag en een schending van tawhid, was hij een fel
tegenstander van de moslims die tombes of gedenkstenen bouwden bij graven. Graven waren
veranderd in plekken waar moslims bijeenkwamen om doden te aanbidden, in plaats van een
plek om te bidden voor degene die overleden was. Volgens Wahhaab werkte deze situatie
polytheïsme in de hand wat voorkomen diende te worden. Volgelingen van al-Wahhaab,
muwahhidin, vernietigden als gevolg hiervan vele begraafplaatsen en tombes die gebouwd
waren in Arabië. Een begraafplaats diende als plek om de herinnering aan de overledene in
76
Al-Yassini, Religion and State, 23-25. 77
DeLong-Bas, N.J. Wahhabism and the Question of Religious Tolerance . (Londen: Lynne Rienner
Publishers,Inc., 2009), 12. 78
Al-Yassini, Religion and State, 27.
25
stand te houden, niet om de overledene te aanbidden, en daarom diende een graf sober te zijn
en dus mochten er geen gedenkstenen, versieringen of inscripties zichtbaar zijn.79
Het principe van excommunicatie van ongelovigen, takfir, was eveneens een belangrijk
onderdeel van het Wahhabisme. De invloed van Taymiyyah op al-Wahhaab is met dit
principe zichtbaar. Volgens al-Wahhaab bestonden er moslims die zich wel moslim noemden,
maar ondertussen polytheist waren. Deze moslims waren hypocriet en dienden als
ongelovigen te worden verklaard en zelfs gedood te worden. Volgens al-Wahhaab was het de
plicht van elke echte moslim om te vechten tegen deze ongelovige, hypocriete moslims.80
Tot slot kenmerkt het Wahhabisme zich door traditie. Twee belangrijke punten hierin zijn ten
eerste dat al-Wahhaab en zijn volgelingen stellen dat God de mensheid beval om enkel aan
Hem gehoor te geven en de leer van de Profeet Mohammed te volgen. Een gevolg hiervan
was dat zij volledige naleving van de Koran en Soenna eisten van alle moslims. Dit gold ook
voor de rechtspraak in hun optiek. Juridische geschillen dienden opgelost te worden aan de
hand van de Koran en Soenna. Ten tweede is de afwijzing van bid’a, innovatie, een belangrijk
traditioneel kenmerk van het Wahhabisme. Innovatie werd door de Wahhabisten gezien als
elke doctrine of actie die niet gebaseerd is op de Koran of de Soenna.81
Met name de
afwijzing van bid’a bleek meermaals een gevoelig punt te zijn na de stichting van het
Koninkrijk Saoedi-Arabië.82
Rol al-Sheikhs: Ulama
Na de oprichting van het Koninkrijk Saoedi-Arabië werd de Koran tot grondwet benoemd en
werd de Sharia, zoals al-Wahhaab het voorschreef, als rechtsvorm gekozen door ibn Saoed.83
Hiermee werd het Wahhaab-Saoed pact doorgezet. Leden van de Sheikh familie,
afstammelingen van al-Wahhaab, bleven een rol spelen in Saoedi-Arabië als ulama, religieuze
geleerden. De ulama, ‘zij die weten’, bestuderen zowel de Koran als de Soenna.84
Daarnaast
bestuderen zij het leven van de Profeet en halen hieruit hun inspiratie in het interpreteren of
79
Al-Yassini, Religion and State, 28. 80
Al-Yassini, Religion and State, 28. 81
Al-Yassini, Religion and State, 29. 82
Over dit punt zal in de paragraaf ‘Traditie en Moderniteit’ ingegaan worden. 83
Habib, ‘Wahhabi Origins of the Contemporary Saudi State’, 67 en Yizraeli, S. Politics and Society in Saudi
Arabia. The Crucial Years of Development 1960-1982. (Londen: Hurst & Company, 2012), 68. 84
Gleave, R. ‘Ulema’. Encyclopedia of Islam and the Muslim World. Volume 2 .Ed. R.C. Martin. (New York:
Macmillan Reference USA, 2004), 703.
26
het oplossen van juridische geschillen.85
De ulama verkregen traditioneel hun gezag en
respect van moslims om meerdere redenen. Niet alle moslims hadden de vaardigheden en de
wil om hun levens te wijden aan de studie van de Islam, dus degenen die hier wel in slaagden
werden daarvoor gerespecteerd. Daarnaast haalden Soennieten passages uit de Koran waarop
zij het gezag van de ulama baseerden. Bijvoorbeeld K.4:59 ‘O jullie die geloven, gehoorzaam
Allah, en gehoorzaam de Boodschapper en degenen onder jullie die met gezag zijn bekleed’,
waarbij volgens de Soennieten met ‘degenen onder jullie met gezag’ de ulama werden
bedoeld.86
Het gezag van de ulama is in vele Islamitische landen inmiddels verminderd,
behalve in Saoedi-Arabië, waar de Islamitische wetgeving nog altijd wordt geïnterpreteerd
door de ulama. Daarnaast steunen en adviseren zij het Saoedisch Koningshuis.
Al in 1908 ontstond er een informeel leiderschap onder de geestelijkheid, die namens de
geestelijkheid de steun aan de Saoed’s bevestigde en de verhoogde status van de al-Sheikh
familie onder hen aantoonde. Dit leiderschap bestond uit zeven à negen religieuze geleerden,
ulama, waarvan drie leden van de Sheikh familie. In de jaren ’20 groeide het leiderschap naar
twaalf à vijftien leden en na de opstand van de Ikhwan eind jaren’ 20, waar de religieuze
geleerden ibn Saoed hadden gesteund, werd hun invloed groter. Dit wil zeggen dat zij een
grotere invloed kregen in de politieke besluitvorming en het beheren van civiele zaken. Op
politiek vlak betekende het dat het religieuze leiderschap religieuze legitimiteit aan de
Saoed’s verleende om Saoedi-Arabië te leiden. Hiermee gaven zij de steun aan het politiek
leiderschap van ibn Saoed en zijn zonen als opvolgers. Naast het verlenen van religieuze
legitimiteit aan de koninklijke familie erkenden zij de grenzen van het gebied dat door ibn
Saoed was omgedoopt tot het Koninkrijk Saoedi-Arabië en hadden zij invloed op de
hoeveelheid buitenlanders die aanwezig mochten zijn in Saoedi-Arabië. Met betrekking tot de
civiele zaken werd de invloed van het religieuze leiderschap vergroot op het gebied van
juridische zaken, onderwijs en cultuur.87
Ondanks dat het religieuze leiderschap invloed had op politieke en civiele zaken zou het tot
1971 duren voordat het een officieel orgaan werd. Koning Feisal benoemde het leiderschap
toen officieel tot Raad van (hooggeplaatste) Religieuze Geleerden. De Raad bestond uit
zeventien ulama, waarvan slechts één lid van de Sheikh familie. Het had uiteindelijk
85
Kechichian, J.A. ‘The Role of the Ulama in the Politics of an Islamic State: The Case of Saudi Arabia’
International Journal of Middle East Studies. Vol.18 No 1 (Februari 1986), 55 86
Gleave, R. ‘Ulema’, 703-704 en Ismael, De Interpretatie van de Betekenissen van de Koran., 100. 87
Yizraeli, Politics and Society in Saudi Arabia, 186.
27
nagenoeg dezelfde functies en invloedsfeer over zaken als voorheen, namelijk de goedkeuring
verlenen aan de troonopvolger, de beoordeling van religieuze vraagstukken, het verstrekken
van fatwa’s en de Koning van adviezen te voorzien ten aanzien van het overheidsbeleid.88
Er
dient echter wel een kanttekening geplaatst te worden bij de invloed van de Raad, aangezien
zij betaald worden door het Koningshuis en daarmee feitelijk in dienst zijn van hen.89
Dat er bij de oprichting van de Raad slechts één lid van de Sheikh familie onderdeel hiervan
was, duidt er niet op dat er een einde gekomen is aan het pact van de Saoed’s en al-Wahhaab,
maar kent andere oorzaken. In tegenstelling tot de meeste belangrijke figuren in het
Saoedische Koningshuis hadden de Sheikhs vaak maar één vrouw, waardoor het aantal zonen
dat gebaard werd laag bleef. Daarnaast was het halverwege de twintigste eeuw niet meer zo
vanzelfsprekend dat een lid van de Sheikh’s een ulama werd.90
Enkele mannen kozen voor
een andere carrière, zoals Liwa’ ʻAbd al-Aziz ibn Mohammed, die een militaire carrière koos
en als militair attaché in Washington heeft gewerkt en nu een commandant in de Tabuk
Provincie is.91
Desalniettemin zitten er in de huidige Raad drie al-Sheikhs, waaronder Sheikh
Abdul Aziz Al-Sheikh die de Groot Moefti van Saoedi-Arabië is en de voorzitter binnen de
Raad, waardoor de band tussen de Sheikhs en het Koningshuis nog immer zichtbaar is.92
1.3 Het Koningshuis
De familie Saoed: Omvang
De koninklijke familie van Saoedi-Arabië is een opvallende familie door de grootte en de
complexiteit ervan. De exacte omvang van de familie is niet bekend. Deze wordt echter
geschat tussen de 5000 en 8000 volwassenen.93
Ibn Saoed, stichter van het Koninkrijk en
achter-achter-achterkleinzoon van Mohammed bin Saoed, de stichter van het eerste
88
Een fatwa is een advies afgegeven door een erkende religieuze autoriteit op het gebied van recht en traditie
waarin antwoord wordt gegeven op een specifieke vraag. Zie Peterson, D.C. ‘Fatwa’. Encyclopedia of Islam and
the Muslim World. Volume 1 .Ed. R.C. Martin. (New York: Macmillan Reference USA, 2004): 255. 89
Bligh, A. ‘The Saudi Religious Elite (Ulama) as Participant in the Political System of the Kingdom.’
International Journal of Middle East Studies. Vol. 17 No.1 (februari 1985), 39 en Wilson en Graham, Saudi
Arabia, 25-26. 90
Bligh, ‘The Saudi Religious Elite’, 38. 91
Yizraeli, S. Politics and Society in Saudi Arabia, 191. 92
Arab News. ‘King reshuffles Supreme Judiciary Council and Ulema’ Arab News (17 januari 2013): 1 pag.
[online nieuwswebsite], geraadpleegd 21 september 2015. Beschikbaar via http://www.arabnews.com/king-
appoints-new-supreme-court-chief-other-officials 93
Een exact aantal is niet bekend, mede door het ontbreken van Saoedische bronnen over dit onderwerp. Wel
zijn er Westerse schrijvers die over de familiestamboom geschreven hebben, zie hiervoor Brian Lees, militair
attaché in het Koninkrijk: Lees, B. A Handbook of the Al Saud Family of Saudi Arabia. Londen: Royal
Genealogies, 1980 of Alexander Bligh auteur en academicus: Bligh, A. From Prince to King: Royal Succession
in the House of Saud in the Twentieth Century. New York en Londen: New York University Press, 1984.
28
Saoedische Rijk, heeft ten minste zesendertig zonen en een onbekend aantal dochters verwekt
bij ten minste zeventien vrouwen.94
Het grote aantal vrouwen van ibn Saoed valt te verklaren
door het feit dat een moslim vier vrouwen tegelijkertijd mag hebben en de mogelijkheid heeft
ervan te scheiden en met andere vrouwen te hertrouwen. Ibn Saoed maakte van dit recht
gebruik om de verdeelde stammen in Arabië te verenigen. Door met vrouwen te trouwen uit
belangrijke stammen sloot hij zo allianties. In het verleden is gebleken dat familiare
geschillen binnen de familie Saoed hen had verzwakt, zoals gedurende het tweede Saoedische
Rijk en ibn Saoed hoopte dit te kunnen voorkomen.95
Het feit dat ibn Saoed een groot aantal
zoons had, maakte het echter niet makkelijk om familiare geschillen omtrent zaken als
troonopvolging tegen te gaan.
Een verdeelde familie
In 1933, een jaar na het uitroepen van het Koninkrijk Saoedi-Arabië, benoemde ibn Saoed
zijn oudste zoon Saoed bin Abdul Aziz bin Abdul Rahman bin Feisal al Saoed tot Kroonprins
en troonopvolger van Saoedi-Arabië. In november 1953 werd hij koning van Saoedi-Arabië
na het overlijden van zijn vader.96
Vanaf dat moment zou tot op de dag van vandaag de
Saoedische troon overgaan op de eerstvolgende levende zoon van ibn Saoed. Ibn Saoed’s
opvolger Saoed regeerde van 1953 tot 1964, waarna de troon overging op zijn jongere broer
Feisal die van 1964 tot 1975 regeerde. Vervolgens kwam Khalid aan de macht (1975-1982)
die werd afgelost door Fahd (1982-2005), waarna Abdullah de koning werd.97
Abdullah
overleed in januari van 2015 en is opgevolgd door Salman.98
Als gezegd hoopte ibn Saoed dat zijn familie zich niet langer zou laten leiden door interne
twisten. Op basis van het feit dat tot op de dag van vandaag een zoon van hem op de troon zit
doet vermoeden dat zijn wens dat zijn zoons als één front zijn nalatenschap doorzetten tot
uiting is gekomen. Dit is echter niet altijd het geval geweest. Door de jaren heen is gebleken
dat de familie Saoed een sterke alliantievorming kent.99
Dat wil zeggen dat er subgroepen
ontstonden binnen de familie die met elkaar concurreerden om de macht binnen de familie te
94
Wilson en Graham, Saudi Arabia, 39 en Kechichian, J.A. Succession in Saudi Arabia. (New York: Palgrave,
2001), 24 en 247. 95
Kechichian, Succession in Saudi Arabia, 24. 96
Johns en Holden, The House of Saud, 177. 97
Kechichian, Succession in Saudi Arabia, 24. Zie appendix B voor een meer uitgebreide stamboom. 98
NOS. ‘Koning Abdullah van Saudi-Arabië overleden.’ NOS. (2015): 1 pag. [online nieuwsmedium],
geraadpleegd op 22 september 2015. Beschikbaar via http://nos.nl/artikel/2014837-koning-abdullah-van-saudi-
arabie-overleden.html. 99
Kechichian, Succession in Saudi Arabia, 24-25.
29
verkrijgen. Het meest bekende voorbeeld hiervan is de ‘Sudayri Zeven’, een groep van zeven
broers die allen zonen waren van ibn Saoed en prinses Hassa bint Ahmad al Sudayri. Fahd,
koning van Saoedi-Arabië van 1982-2005, was de oudste zoon van ibn Saoed en al-Sudayri en
vormde een alliantie met zijn zes jongere volle broers die allen prominente posities vervulden
binnen het Koninkrijk, zoals prins Sultan die Minister van Defensie was en prins Nayif die
Minister van Binnenlandse Zaken was. De huidige koning van Saoedi-Arabië, Salman, is
eveneens onderdeel van de ‘Sudayri Zeven’. Een belangrijke oorzaak dat de zonen en
troonopvolgers van ibn Saoed geen eendrachtige groep vormden is het feit dat ibn Saoed vele
zonen bij verschillende vrouwen had en zij veelal halfbroers van elkaar waren. De
moederlijke lijn en het hebben van volle broers zoals bij de ‘Sudayri Zeven’ zijn belangrijke
factoren geweest voor coalitievorming binnen de familie.100
Een ander voorbeeld van coalitievorming vond plaats gedurende het koningschap van Saoed.
Saoed bleek niet een groots leider te zijn. Hij dompelde het Koninkrijk onder in financiële
problemen en plaatste zijn zonen op belangrijke politieke functies. Een machtsstrijd met zijn
opvolger en halfbroer Feisal volgde, waarbij drie machtsblokken ontstonden. Koning Saoed
en zijn zoons vormden een alliantie, terwijl Kroonprins Feisal werd gesteund door zijn
halfbroers de ‘Sudayri Zeven’ en zijn ooms, de broers van ibn Saoed. Tot slot bestond er een
alliantie genaamd ‘de vrije prinsen’ onder leiding van Talal, bestaande uit jongere halfbroers
van Saoed en Khaled die in de jaren ’30 geboren waren en geen uitzicht hadden om ooit
koning te worden.101
Ondanks de coalitievorming en familiaire twisten zit er met Salman nog steeds een zoon van
ibn Saoed op de Saoedische troon. De grote uitdaging voor de continuering van de macht ligt
in de nabije toekomst. Salman heeft zijn jongste broer Muqrin als opvolger benoemd, echter
Muqrin is negenzestig jaar en de enige zoon van ibn Saoed die in aanmerking komt voor
troonopvolging. Er zal toch in de nabije toekomst een opvolger gevonden moeten worden
tussen de honderden prinsen en kleinzonen van ibn Saoed. Mogelijke namen zijn Mohammed
bin Nayef, Minister van Binnenlandse Zaken en onderdeel van het machtsblok van de
‘Sudayri Zeven’. Een andere mogelijkheid is dat de zonen van de dit jaar overleden
Abdoellah, Miteb, hoofd van de Nationale Garde, en Mishaal, gouverneur van Mekka een
100
Kechichian, Succession in Saudi Arabia, 25-27. 101
Johns en Holden, The House of Saud, 178-180, Al-Rasheed, A History of Saudi Arabia, 108-110 en
Kechichian, Succession in Saudi Arabia, 25.
30
greep naar de macht gaan doen.102
Gezien het feit dat Salman de huidige koning is en
onderdeel van de ‘Sudayri Zeven’ lijkt bin Nayef een logische opvolger, echter mocht Muqrin
koning worden is dit nog maar de vraag. Muqrin is namelijk geen onderdeel van deze
alliantie. Het zal interessant worden om te zien hoe de lijn van opvolging zal lopen wanneer
een kleinzoon van ibn Saoed voor het eerst de troon bestijgt.
1.4 Traditie en Moderniteit
De vondst van olie en een moderniserend Koninkrijk
Toen in 1932 het Koninkrijk Saoedi-Arabië werd uitgeroepen door ibn Saoed was het een arm
land, verstoken van enige natuurlijke grondstoffen. De stammen, kleine boeren en
koopmannen uit de steden en oases waren afhankelijk van de handel met elkaar om in hun
levensonderhoud te kunnen voorzien. De inkomsten van de staat werden gegenereerd door
middel van het heffen van belasting over haar inwoners en de inkomsten die genereerd
werden gedurende de pelgrimstochten naar Mekka en Medina. Goede wegen kende het
Koninkrijk niet en elektriciteit was er nauwelijks. De koninklijke familie en enkele andere
gegoede mensen hadden toegang tot auto’s, vliegtuigen en telefonie- en telegraafdiensten,
maar verdere tekenen van moderniteit waren er in Saoedi-Arabië nauwelijks.103
Een jaar later leek een grote verandering in de maak voor Saoedi-Arabië toen het Koningshuis
een overeenkomst afsloot met het Amerikaanse oliebedrijf Standard Oil of California,
SOCAL. SOCAL kreeg het recht om olie te exploiteren in het Koninkrijk, al diende olie eerst
nog wel gevonden te worden. Amerikaanse teams van SOCAL die naar olie zochten kregen
toegang tot het Koninkrijk, waardoor er vlak na het ontstaan van het Koninkrijk sprake was
van ‘Westerse inmenging’ op het Arabische Schiereiland. Het feit dat niet-moslims en
daarmee ongelovigen in Saoedi-Arabië werkzaam zouden zijn werd door de ulama gedoogd,
op last van ibn Saoed.104
Volgens auteur Yizraeli is dit het logische gevolg van het siyisa
102
The Economist. ‘Ail the king. Saudi Arabia’s gerontocracy.’ The Economist. (10 januari 2015), 43 en zie
Appendix B. 103
Habib, ‘Wahhabi Origins of the Contemporary Saudi State’, 67-68 en Al-Rasheed, A History of Saudi Arabia,
90. 104
Enkele maanden voordat de deal met SOCAL gesloten werd had Sheikh ibn Nimr, imam van de grootste
moskee in Riyad, tijdens zijn dienst waar ibn Saoed aanwezig was de volgende passage geciteerd: K. 11:113 ‘En
neig niet naar degenen die onrecht plegen, opdat het Vuur jullie niet zal aanraken. En jullie hebben naast Allah
geen beschermers noch zullen jullie vervolgens geholpen worden.’ Ibn Saoed accepteerde dit citaat niet
aangezien hij dit opvatte als een belediging aan zijn adres door zijn contacten met buitenlandse mogendheden,
die in dit geval als de ‘degenen die onrecht plegen’ gezien moeten worden. Ibn Saoed verzocht de imam op te
stappen en begon zelf de Soerah al-Kaafiroen (De Ongelovigen) te citeren, K.109:1-6 ‘ Zeg: O jullie
ongelovigen. Ik aanbid niet wat jullie aanbidden. En jullie aanbidden niet wat ik aanbid. En ik aanbid (later in de
toekomst) niet wat jullie aanbidden. En jullie aanbidden (later in de toekomst) niet wat ik aanbid. Voor jullie
jullie godsdienst, en voor mij mijn godsdient.’ Met andere woorden: Ibn Saoed hield met dit citaat de optie voor
31
sharʻiyya principe. Dit principe houdt in dat de uitvoer van staatszaken in overeenstemming
met Sharia wetgeving dient te zijn. Het Saoedisch Koningshuis mag dus beleid voeren en
wetten invoeren zolang er ten aanzien van het onderwerp waarover zij beleid voeren of wetten
implementeren geen bestaande expliciete referentie bestaat in de Sharia wetgeving. Daarnaast
dient de beleidsvoering of wet noodzakelijk te zijn voor het welzijn van de bevolking, al-
maslaha al-ʻamma.105
Er waren tot dan toe geen regels of wetten ten aanzien van het zoeken
naar olie en daarom konden de ulama het niet anders dan gedogen.
Desalniettemin waren de ulama fel gekant tegen de introductie van auto’s vliegtuigen,
telefoons en telegrafen die zij als innovatie, bid’a, zagen, hetgeen waartegen het Wahhabisme
propageert.106
Toen er op 16 maart 1938 voor het eerst olie werd gevonden in Saoedi-Arabië
zou dit de frictie tussen het Koningshuis die wilde moderniseren en de ulema die tegen
innovatie waren versterken. Ibn Saoed stond het SOCAL, wat later veranderde in de Arabian-
American Oil Company (ARAMCO), toe zelf de voor olie-exploitatie benodigde
infrastructuur te realiseren, zoals wegen, huisvesting voor de werknemers en moderne havens,
terwijl ibn Saoed zelf de verworven olie-inkomsten aan zijn eigen familie spendeerde door
middel van het bouwen van paleizen en het aanschaffen van auto’s.107
Rol van de ulama in Saoedische politiek
Tot 1971, toen de Raad van Religieuze Geleerden werd opgezet, bekleedden de Saoedische
ulama geen officiële overheidspositie. De ulama oefenden desalniettemin invloed uit op de
Saoedische politiek door hun betrokkenheid bij juridische zaken in het Koninkrijk. Gezien het
feit dat de Sharia de basis van de Saoedische wetgeving vormde was rechtsspraak het
exclusieve domein van de ulama. In het land bestonden Shariarechtbanken die geleid werden
door ulama. Dit veranderde echter in de jaren ’60 en ’70 met de komst van nieuwe wetgeving
omtrent onderwerpen die gevoelig en van de moderne tijd waren, zoals wetten voor
wapenbezit, sociale zekerheid en auto’s. Deze wetgeving was een aanvulling op de
Shariawetgeving die Saoedi-Arabië kende, maar werd niet door ulama behandeld.108
Als
samenwerking met niet-moslims open, zolang een ieder zijn religie maar voor zichzelf hield. Zie Al-Rasheed, A
History of Saudi Arabia, 91 en Ismael & Studenten. De Interpretatie van de Betekenissen van de Koran., 262 en
815. 105
Vogel, F.E. Islamic Law and Legal System, Studies of Saudi Arabia. (Leiden, Boston en Keulen: Brill, 2000),
173-174. 106
Al-Rasheed. A History of Saudi Arabia, 91. 107
Wilson en Graham, Saudi Arabia, 174. 108
Vogel, Islamic Law and Legal System, 173-174 en Al-Yassini, Religion and State, 73.
32
gezegd, ondanks de rol van de ulama op het gebied van rechtsspraak, stond het de koning vrij
wetgeving te implementeren op basis van het siyisa sharʻiyya principe.
Behalve middels rechtsspraak konden de ulama ook middels andere wegen hun invloed
uitoefenen. Bijvoorbeeld via het in 1903 opgerichte Comité voor de Bevordering van Deugd
en het Voorkomen van Ondeugd, Hay’at al-Amr bil-Maʻruf wal Nahi ʻan al-Munkhar. Dit
Comité, ook wel de Religieuze Politie genoemd, functioneerde als een zelfstandige
overheidsinstelling en viel niet onder de directe invloedssfeer van de koninklijke familie.109
Een lid van dit Comité of Religieuze Politie, werd mutawa genoemd, wat vertaald kan worden
als ‘vrijwilliger’.110
Vanaf de oprichting in 1903 tot 1975 stonden er leden van de Sheikh
familie, tevens ulama, aan het hoofd hiervan. Sheikh ‘Umar ibn Hasan heeft de functie het
langst uitgeoefend, namelijk van 1925 tot 1975, en zag het Comité als een belangrijk
uitvoerend orgaan voor het in stand houden van het Wahhabisme en de prominente rol die de
Sheikh’s in Saoedi-Arabië hadden gespeeld. Hij noemde het Comité ook wel ‘sayf Al al-
Sheikh’, ofwel het familiezwaard van al-Sheikh.111
De macht en de taken van het Comité zijn
door de jaren heen meermaals gewijzigd, zo hadden zij onder het bewind van Saoed het
alleenrecht op het controleren, arresteren en veroordelen van mensen op correct en moreel
gedrag, terwijl hun verantwoordelijkheden onder koning Feisal ingeperkt werden tot simpele
taken als het aankondigen van het gebed.112
Naast het comité en de juridische rol binnen Saoedi-Arabië hadden de ulama nog vele andere
publieke functies. Zo overzagen zij bijvoorbeeld moskeeën, notarissen en
onderwijsinstellingen. Tevens predikten zij hun interpretatie van de Islam in Saoedi-Arabië
aan de bevolking, maar ook in het buitenland. Door hun rol binnen de overheid, maar ook
door hun preken hadden zij niet alleen invloed op het Koningshuis, maar ook op de
Saoedische bevolking.113
Gedurende de jaren ’50 en 60, onder ibn Saoed en zijn latere opvolgers Saoed en Feisal,
zagen de ulama het Koninkrijk een moderniseringsslag maken. Riyad stond in de steigers
door de bouw van paleizen en de aanleg van elektriciteit en waterpompen. Daarnaast werd op
de radio muziek afgespeeld, werden er fotozaken geopend en werd de televisie
109
Yizraeli, Politics and Society in Saudi Arabia, 215-216. 110
Wilson en Graham. Saudi Arabia, 26 en Wehr, H. A Dictionary of Modern Written Arabic (Arabic-English).
(Urbana, Illinois: Spoken Language Services, Inc., 1994), 670. 111
Lacroix, S. Awakening Islam, 8 en Yizraeli, Politics and Society in Saudi Arabia, 216. 112
Yizraeli, Politics and Society in Saudi Arabia, 217-218. 113
Al-Yassini, Religion and State, 68.
33
geïntroduceerd. De ulama die fel tegen bid’a waren probeerden druk op de koning uit te
oefenen om deze moderniseringsslag een halt toe te roepen. Zij maakten gebruik van hun
juridische macht door wetsvoorstellen aan te vallen. Tevens riepen zij de hulp van het Comité
in, door bijvoorbeeld hun werkzaamheden in de Saoedische samenleving te intensiveren.114
Een concreet voorbeeld is een decreet van Feisal in 1963 waarin opdracht werd gegeven om
televisiestations in Djedda en Riyad te bouwen, zonder hierover de ulama in te lichten. Het
gevolg hiervan was dat de ulama hun invloed in de samenleving benutte en vele mensen
aanspoorden de straten op te gaan om te demonstreren. In september 1965 probeerden
demonstranten het televisiestation in Riyad te bestormen. Deze demonstratie eindigde op
bloedige wijze toen het Koningshuis de politie het op hardhandige wijze liet beëindigen. Dat
de ulama zo ver wilde gaan heeft onder meer te maken met het feit dat zij tot de Raad in 1971
werd opgericht geen politieke verantwoordelijkheden hadden en daardoor zulke extreme
posities konden innemen.115
Na 1971 vond er een verandering in de houding van de ulama plaats toen een deel van hen
plaatsnam in de Raad van Religieuze Geleerden en betaald werden door het Koningshuis,
waardoor zij niet langer onafhankelijk waren. Hetzelfde gebeurde met het Comité voor de
Bevordering van Deugd en het Voorkomen van Ondeugd in 1964. Feisal zorgde ervoor dat
het Comité voortaan gefinancierd werd door de staat. Een gevolg hiervan was dat het Comité
hiermee een onderdeel van de overheid werd en hij er toezicht op kon houden.116
Naast deze
twee ingrepen door Feisal vond er nog een ontwikkeling plaats waardoor er een kentering in
de houding van de ulama ontstond, namelijk de opkomst van ‘Abd al-‘Aziz bin Baz.117
Bin
Baz werd begin jaren ’70 een zeer prominent geestelijk leider in Saoedi-Arabië en had grote
invloed onder de ulama. Hij introduceerde een meer pragmatische kijk op hoe het
Koningshuis en de religieuze leiders moesten omgaan met het afwijzen van innovatie.
Innovatie was geen probleem zolang het niet botste met de religieuze regels en waarden.
Wanneer dit wel het geval is, dient het afgewezen te worden. Daarmee onderscheidde hij zich
van de ulama die de jaren daarvoor alle innovatie afwezen. Een voorbeeld hiervan was zijn
goedkeuring voor het gebruik van de televisie. Volgens Bin Baz was de televisie een
noodzakelijk kwaad en moest het selectief gebruikt worden. Op basis van het principe van
‘noodzaak’, darura, stelde Bin Baz dat het toegestaan was om de televisie te gebruiken en
114
Yizraeli, Politics and Society in Saudi Arabia, 70-71. 115
Bligh, ‘The Saudi Religious Elite’, 40-41. 116
Yizraeli, Politics and Society in Saudi Arabia 222. 117
Over Bin Baz zal in hoofdstuk zes, paragraaf twee dieper ingegaan worden.
34
hierop te verschijnen om zo het woord van God te verspreiden.118
Zo verscheen hij in de jaren
’70 met enige regelmaat op de televisie om staatszaken te bespreken en het woord van God te
verspreiden.119
Bin Baz keurde vormen van innovatie, maar ook wetten en decreten, goed
zolang deze niet conflicteerden met de Sharia en noodzakelijk waren voor de bevolking.120
Het feit dat vele vooraanstaande ulama vanaf 1971 zitting namen in de Raad en betaald
werden door het Koningshuis en het Comité eveneens onder overheidscontrole kwam, zorgde
ervoor dat een deel van de geestelijkheid niet langer onafhankelijk van het Koningshuis
functioneerde. Een scheiding van politieke macht was niet langer zichtbaar. Daarnaast werden
de ulama aanzienlijk pragmatischer. Het bleek onmogelijk alle vormen van innovatie te
bestrijden, maar in ruil voor het goedkeuren van innovatie konden de ulama alsnog enige
macht uitoefenen, zoals in het geval van de televisie bleek. De twee tegenstrijdige invloeden
van enerzijds traditie en anderzijds modernisatie zijn nog steeds zichtbaar in het huidige
Saoedi-Arabië. Ter illustratie: In 2017 zal in Mekka het grootste hotel ter wereld geopend
worden, terwijl in 2012 nog een Saoedische man is geëxecuteerd die zich ‘schuldig’ zou
hebben gemaakt aan ‘hekserij en tovenarij’.121
1.5 De Visie van Trofimov
Het boek Het Beleg van Mekka. De Vergeten Opstand en de Geboorte van Al-Qaʻida
beschrijft de gebeurtenissen in Saoedi-Arabië ten tijde van de bezetting van de Grote Moskee
in Mekka door Juhayman al-Utaybi en de daaropvolgende belegering. Tevens beschrijft hij de
situatie in de regio in diezelfde periode. Trofimov beschrijft de situaties als zijnde
ooggetuigenverslagen waarin hij, zij het niet uitgebreid, wel ingaat op hoe het Koningshuis
vanuit zijn optiek functioneert en hoe de verhoudingen tussen de ulama en de familie Saoed
liggen.
Wat vooral opvalt is de negatieve benadering van Trofimov ten aanzien van het Saoedisch
Koningshuis en de ulama. In het geval van de ulama is hij zeer sceptisch over de
machtspositie die zij al dan niet hebben in Saoedi-Arabië. Trofimov refereert voor het eerst
naar de Saoedische geestelijkheid wanneer de vondst van olie in 1938 wordt beschreven.
118
Yizraeli, Politics and Society in Saudi Arabia, 72. 119
Trofimov, Het Beleg van Mekka, 46. 120
Yizraeli, Politics and Society in Saudi Arabia, 72. 121
Algemeen Dagblad. ‘'s Werelds grootste hotel verrijst in Saoedi-Arabië.’ Algemeen Dagblad (september
2015): 1 pag. [website krant], geraadpleegd 26 september 2015. Beschikbaar via
http://www.ad.nl/ad/nl/1013/Buitenland/article/detail/4038331/2015/05/22/s-Werelds-grootste-hotel-verrijst-in-
Saoedi-Arabie.dhtml en BBC ‘Saudi man executed for 'witchcraft and sorcery' ’ BBC (juni 2012): 1 pag.
[nieuwsnetwerk], geraadpleegd op 26 september 2015. Beschikbaar via http://www.bbc.com/news/world-
middle-east-18503550
35
Saoedi-Arabië verandert hier volgens hem van een door hongersnoden geteisterde uithoek,
naar een land dat werd ‘overspoeld door duizenden Amerikaanse olie-experts, bouwkundig
ingenieurs en militairen die de eerste moderne wegen, elektriciteitsleidingen en vliegvelden
aanlegden’.122
Zoals in de vorige paragraaf is beschreven zorgde deze modernisatieslag en de
aanwezigheid van niet-moslims voor ontevredenheid onder de geestelijken in Saoedi-Arabië,
wat Trofimov eveneens beschrijft en waarbij hij de nadruk op de eerdergenoemde geestelijke
Bin Baz legt. Bin Baz was een fel tegenstander van de modernisatiedrang en aanwezigheid
van westerlingen in het Koninkrijk en uitte dit middels een fatwa. Een gevolg van dit fatwa
was dat koning ibn Saoed, ‘die de inkomsten van de Amerikaanse oliehandelaren was gaan
waarderen’, hem in de gevangenis plaatste, omdat hij tegen het koninklijk beleid inging.
Vervolgens zou ibn Saoed, volgens Trofimov, de geestelijkheid hebben overtuigd dat ‘zulke
publieke tweedracht de Islamitische rechtmatigheid van al-Saoed’s Wahhabitische staat kon
ondermijnen en de sluizen openzette voor de veel grotere kwaden van het communisme en het
secularisme’.123
Bin Baz zou volgens Trofimov nadien zijn kritiek op de modernisering altijd
matigen en de familie Saoed steunen in tijden van tegenspoed.
In bovenstaande passages komt heel duidelijk naar voren dat Trofimov van mening is dat de
ulama ondergeschikt is aan het Koningshuis. Dit benadrukt hij verder in zijn boek wanneer hij
kort refereert naar het koningschap van Feisal. Feisal wordt door Trofimov neergezet als een
man die internationaal als voorvechter van de Islam werd gezien door het olie-embargo wat
hij afkondigde tegen de Verenigde Staten en Israëls Europese bondgenoten, maar op het
nationale podium werd gezien als een voorvechter van de modernisatie van Saoedi-Arabië.
Een voorbeeld hiervan is volgens Trofimov het decreet waarin toestemming werd verleend
om televisiestations te openen.124
Dit tot afgrijzen van de ulama die er niet in slaagden Feisal
te overtuigen dat de introductie van deze ‘duivelse uitvinding’ geen goed idee was.125
Hoewel Trofimov vrij kritisch is ten aanzien van de machtspositie van de ulama in Saoedi-
Arabië, erkent hij wel dat het Koningshuis hen nodig had gedurende de bezetting en
belegering van de Grote Moskee en dat de vooraanstaande ulama indien nodig in direct
contact met de belangrijkste leden van het Saoedisch Koningshuis in contact konden komen.
Een voorbeeld hiervan is dat volgens Trofimov koning Khaled persoonlijk op de hoogte
gebracht werd van de bezetting door Nasser ibn Rashed, een hoge geestelijke, ‘die belast was
122
Trofimov, Het Beleg van Mekka, 35-36. 123
Trofimov, Het Beleg van Mekka, 36-37. 124124
Zie paragraaf 1.4. 125
Trofimov, Het Beleg van Mekka, 39-40.
36
met de twee moskeeën in Mekka en Medina’.126
Ibn Rashed had direct toegang tot de koning
van Saoedi-Arabië, wat niet mogelijk zou zijn wanneer de ulama geen enkele rol van
betekenis spelen.
Als gezegd erkent Trofimov dat het Koningshuis de hulp van de Raad van Religieuze
Geleerden nodig had gedurende de crisis in Mekka in 1979. Het Koningshuis liep volgens
Trofimov tegen twee grote problemen op waarbij het de hulp van de Raad nodig had. Ten
eerste stelt hij dat ‘Het gezag van al Saoed om het Koninkrijk te regeren was gebaseerd op de
Islamitische kwalificaties van de familie’ en gedurende de crisis in Mekka worden deze
kwalificaties door de bezetters in de Grote Moskee betwist. Enkel de Raad van Religieuze
Geleerden is in staat de Islamitische legitimiteit van het Koningshuis te herbevestigen en
daarom verzocht Koning Khaled hen een fatwa uit te vaardigen waarin dit gedaan zou
worden.127
Ten tweede had het Koningshuis de ulama nodig in de strijd tegen Juhayman al-
Utaybi en de andere bezetters van de Grote Moskee. Toen duidelijk werd dat de Grote
Moskee bezet werd stuurde het Koningshuis soldaten naar Mekka om er een einde aan te
maken. Het is echter volgens een vers uit de Koran niet toegestaan de wapens op te nemen
binnen de Grote Moskee in Mekka die heilig is, waardoor vele Saoedische soldaten weigerden
hun geweer ook maar te richten op de moskee.128
Het Koningshuis hoopte dat de Raad
eveneens een fatwa wilde uitvaardigen waarin een militaire bestorming van de Grote Moskee
toegestaan zou worden.129
In beide gevallen bleek de Raad hiertoe bereid, echter tegen een prijs. In ruil voor hun steun
aan het Koningshuis en herbevestiging van hun Islamitische kwalificaties wilde de Raad dat
de Saoedische leiders zich moesten houden aan hun Islamitische verplichtingen. Vrouwen
moesten verdwijnen van de televisie, losbandige films moet worden verboden en aan het
gebruik van alcohol moest een einde komen. Daarnaast konden de oliedollars goed besteed
worden ten behoeve van de verspreiding van het Wahhabisme.130
Zoals in de vorige paragraaf
beschreven, bleek de Raad zeer pragmatisch te zijn en het Koningshuis te willen steunen,
echter diende het Koningshuis hen ook tegemoet te komen. Volgens Trofimov kenmerkt deze
126
Trofimov, Het Beleg van Mekka, 101. 127
Trofimov, Het Beleg van Mekka, 110 en 124. 128
K. 2:191 ‘En bestrijd hen niet bij al-Masjid ul-Haraam (de gewijde moskee in Mekka), totdat zij jullie daar
bestrijden. Maar als zij jullie bevechten, dood hen dan. Dit is de vergelding voor de ongelovigen.’ Deze vers
werd tevens door de ulama gebruikt in hun fatwa waarin zij aanvallen van de Saoedische veiligheidstroepen op
de Grote Moskee legitimeren. Zie Ismael, De Interpretatie van de Betekenissen van de Koran., 40 129
Trofimov, Het Beleg van Mekka, 109-110. 130
Trofimov, Het Beleg van Mekka, 124.
37
‘voor wat hoort wat’ tactiek de relatie tussen het Koningshuis en de ulama.131
Na drie dagen
onderhandelen bleek de Raad uiteindelijk ook bereid een fatwa uit te vaardigen waarin het de
Saoedische autoriteiten toestond om in te grijpen in de Grote Moskee.132
Om nu te stellen dat
Trofimov de Raad hiermee erg serieus nam is niet het geval, aangezien hij de Raad in
dezelfde passage waar Koning Khaled hen verzocht een fatwa uit te vaardigen waarin de
Islamitische legitimiteit van het Koningshuis wordt herbevestigd, wegzet als ‘Juhaymans
vroegere leraar Bin Baz en een kliekje bebaarde ulama’.133
Trofimov lijkt niet veel positiever tegenover het Koningshuis te staan. In het begin van zijn
boek geeft hij zijn visie op de Saoedische reactie na de bezetting van de Grote Moskee: ‘In
haar reactie op Juhaymans brutale aanval op haar heiligste tempel gaf de Saoedische regering
blijk van een weerzinwekkende arrogantie, wrede incompetentie en een verbijsterende
onverschilligheid ten aanzien van de waarheid.’134
Behoud van de Saoedische machtspositie
komt veelvuldig naar voren en uit zijn woordkeuze blijkt eveneens dat hij de vooraanstaande
leden van het Koningshuis als verwaande mannen ziet. Zo had Kroonprins Fahd volgens
Trofimov een reputatie als ‘pro-Amerikaanse playboy’ en volgden ‘hele hordes mindere
prinsen het voorbeeld van Fahd en ontvluchtten de strenge Wahhabitische leefregels naar de
Franse Rivièra of de Spaanse Costa del Sol, waar vele verhalen de ronde deden over hun
wapenfeiten op het gebied van gokken, drinken en hoereren’. Fahd was het ‘gewend om met
geld en raad te smijten en zich te koesteren in de vleierij van lieden die iets van hem
wilden’.135
Trofimov besteed ook aandacht aan de rol van vooraanstaande prinsen tijdens de belegering
van de Grote Moskee en is niet zachtzinnig in zijn visie hierop: ‘Het huis van Saoed wilde
snelle actie, en dus moest het heiligdom bevrijd worden zonder op nog meer troepen te
wachten. Er waren ook complexe familiepolitieke overwegingen waarmee rekening moest
worden gehouden, ten koste van de elementaire krijgskunde. Elke hoge prins wilde delen in
de roem. Dat betekende dat de commando’s van de Bijzondere Bijstandseenheid van prins
Nayefs Ministerie van Binnenlandse Zaken, het Saoedisch Leger van prins Sultan en de
Nationale Garde van prins Abdullah allemaal mee moesten doen aan de aanval, hoewel de
drie korpsen nooit met elkaar geoefend hadden en niet eens compatibele radio’s hadden. Als
131
Trofimov, Het Beleg van Mekka, 125. 132
Trofimov, Het Beleg van Mekka, 181. 133
Trofimov, Het Beleg van Mekka, 110. 134
Trofimov, Het Beleg van Mekka, 21. 135
Trofimov, Het Beleg van Mekka, 44 en 143.
38
een weerspiegeling van koninklijke hoogmoed had dit samengeraapte zootje geen kogelvrije
vesten en telde het met een paar honderd man niet veel meer dan Juhaymans eenheid van
goed verschanste fanatici. De koninklijke familie weigerde om de rebellen van Juhayman als
een serieuze bedreiging te zien en beschouwde op dat moment de problemen in de Grote
Moskee nog steeds als een zaak voor de politie.’136
Kroonprins Fahd kwam niet eens terug
naar Saoedi-Arabië toen de Grote Moskee op 20 november 1979 bezet werd. Hij was in Tunis
bij een Arabische top en weigerde in eerste instantie naar huis te keren aangezien dit zou
bevestigen dat er een crisis plaatsvond in Mekka en Fahd niet wilde dat het Koningshuis
gezichtsverlies zou lijden. Prins Abdullah besloot een dag na de bezetting om zijn vakantie in
Marokko toch maar af te breken en huiswaarts te keren.137
Trofimov gaat verder in zijn boek met het aanstippen van de onkunde van de prinsen in hun
pogingen een einde te maken aan de crisis. Toen een officier een aanvalsplan voorstelde die in
de nacht moest plaatsvinden om zijn manschappen de bescherming van de duisternis te bieden
om zo het aantal slachtoffers te beperken ‘luisterde een hoge prins, vermoedelijk Nayef, vol
ongeduld, waarna hij een onmiddellijke aanval eiste’. Toen de officier, op basis van de alle
vele gevallen slachtoffers, voorstelde dat de nacht toch echt een beter moment was barste
Nayef in woede uit. ‘Prins Nayef, een gezette grillige man die klakkeloze gehoorzaamheid
gewend was, barstte in woede uit.’ Nayef meende dat bij dergelijke nobele missies verlies van
levens niet belangrijk was, aangezien gesneuvelde soldaten als martelaren beschouwd werden
en regelrecht naar het Paradijs zouden gaan.138
Over de rol van de pers spreekt Trofimov zich ook uit. In het boek beschrijft Trofimov
meerdere malen hoe het Koningshuis er alles aan doet om het nieuws van het hetgeen in
Mekka gebeurde te verzwijgen voor de buitenwereld. Uiteindelijk werd wel duidelijk dat er
iets gebeurde in Mekka, echter accurate informatie werd niet verstrekt. Na twee dagen
besloten de Saoedische machtshebbers via de radio, die door de staat geleid werd, te melden
dat een overwinning was geboekt door de Saoedische veiligheidstroepen. Minister van
Informatie Yamani, werd gedwongen een lange speech te houden waarin dit werd bekend
gemaakt. Trofimov: ‘Het koninklijk beleid was simpel: gezichtsverlies voorkomen en
volhouden dat er niets aan de hand was. Een nederlaag is een overwinning. Onwetendheid is
136
Trofimov, Het Beleg van Mekka, 153. 137
Trofimov, Het Beleg van Mekka, 143-144. 138
Trofimov, Het Beleg van Mekka, 159-160.
39
kracht.’139
Een soortgelijk voorbeeld geeft Trofimov later in het boek, wanneer de gevechten
om de Grote Moskee zich in de laatste fase bevinden. Journalisten van al Nadwa, de lokale
krant van Mekka, trokken naar de Grote Moskee om foto’s te maken en plaatste foto’s van de
branden die woedde in de Grote Moskee op de voorpagina. De Saoedische autoriteiten
accepteerden dit niet en lieten de meeste onverkochte exemplaren van de krant terugnemen.140
Toen er een einde aan de belegering van de Grote Moskee kwam wilde het Koningshuis
volgens Trofimov ‘pralen met de duur bevochten zege in Mekka’ en ‘pochte’ prins Nayef
over het lage aantal slachtoffers aan de kant van de overheidstroepen. Daarnaast werd met de
gevangen genomen rebellen geparadeerd op de staatstelevisie. Op 6 december werd een
speciaal item uitgezonden op de televisie waarin koning Khaled de Grote Moskee bezoekt,
naar de Ka’aba loopt en de Zwarte Steen kust.141
Vervolgens voert Khaled de zeven vereiste
rondgangen om de Ka’aba en knielt tweemaal op de grond en drinkt van het heilige water uit
de Zamzam bron.142
En zo zijn er nog tal van voorbeelden in het boek waarin de Saoedische
invloed op de pers en het streven van de koninklijke familie naar een positieve beeldvorming
van hun macht duidelijk naar voren komt.
Concluderend, laat Trofimov zich behoorlijk kritisch uit ten opzichte van de machtshebbers in
Saoedi-Arabië. Zowel de geestelijkheid als de koninklijke familie worden niet positief
beschreven. Ook de rol van de geestelijkheid vis-à-vis de Koninklijke familie wordt op de
korrel genomen door Trofimov die eigenlijk stelt dat de koninklijke familie zichzelf graag als
de legitieme, Wahhabitische, leiders van het land zien en daarvoor soms gebruik moeten
maken van de geestelijkheid. Beeldvorming blijkt erg belangrijk te zijn voor het Koningshuis
dat zich sterker voor doet dan het daadwerkelijk is. Dit blijkt onder meer uit het feit dat ‘in de
jaren na de opstand in Mekka de Saoedische regering haar best deed om deze bloederige
gebeurtenissen uit het geheugen van het publiek te wissen. Het onderwerp Juhayman is nog
steeds taboe in het Koninkrijk’.143
139
Trofimov, Het Beleg van Mekka, 163-164. 140
Trofimov, Het Beleg van Mekka, 190. 141
Over de Ka’aba en het belang van de Grote Moskee voor de Islam wordt in het volgende hoofdstuk aandacht
besteed. 142
Trofimov, Het Beleg van Mekka, 263-264. 143
Trofimov, Het Beleg van Mekka, 294.
40
2. Mekka
2.1 Ka‘ba als Centrum van de Islam
De Ka`ba
De Grote Moskee is in het vorige hoofdstuk al vaak genoemd, maar een zeer belangrijk
heiligdom die deze moskee herbergt nog niet, namelijk de Ka‘ba. De Ka‘ba, dat vertaald kan
worden als kubusvormig gebouw, is de plek waar alle moslims naar toe bidden. De richting
van het gebed, qibla, was Jeruzalem, tot de Profeet Mohammed een openbaring kreeg waarin
werd hem opgedragen de qibla te wijzigen naar de Ka‘ba.144
De Ka‘ba is ongeveer twaalf
meter lang, tien meter breed, en vijftien meter hoog en is bedekt met een kleed, kiswa, dat
jaarlijks wordt vervangen. Dit kleed is versierd met in goud geborduurde Koranische
teksten.145
De Ka‘ba herbergt de beroemde Zwarte Steen.146
Het is tevens de plek waar de
beroemde pelgrimstocht, de hadj, naar toe leidt.147
Geschiedenis van de Ka`ba
De precieze bouwgeschiedenis van de Ka‘ba is niet bekend, echter is er wel een link met
Adam. De Ka‘ba zou gebouwd door God als een gebedsplaats voor Adam, nadat hij uit het
Paradijs was weggestuurd.148
In de Koran wordt er in Soerah 3:96 naar verwezen: ‘Voorwaar,
het eerste Huis dat ter aanbidding voor de mensen is gesticht. Is dat in Bakkah, als Zegening
en Leiding voor de werelden.’ Met Bakkah wordt Mekka bedoeld.149
Dit ‘eerste Huis’ werd
vernietigd door een overstroming die God naar de aarde had gestuurd om het volk van Noah
te straffen, echter zouden de fundamenten van het huis blijven bestaan.150
In de Koran is er
144
Zie voor de openbaring en de eis de qibla te wijzigen de volgende Koranversen: K. 2:144, 149 en 150.
Ismael, De Interpretatie van de Betekenissen van de Koran., 32-33 en King, D.A. ‘Faces of the Kaaba: It’s a
primitive observatory, weather vane, and pointer to God.’ The Sciences. Vol.22 No.5 (mei/juni 1982), 17-18. 145
Peters, F.E. The Hajj. The Muslim Pilgrimage to Mecca and the Holy Places. (Princeton, New Jersey:
Princeton University Press, 1994), 9. 146
De Zwarte Steen is in de zuidoostelijke hoek van Ka‘ba gemetseld. Waar de steen vandaan komt is niet
geheel duidelijk. Sommige moslims stellen dat de steen altijd onderdeel is geweest van de Ka‘ba, dus al uit de
tijd van Adam. Anderen zeggen dat de steen door een engel aan Ibrahim en Ismael werd getoond en zij hem erin
hebben geplaatst. De Zwarte Steen zou wit zijn geweest maar zwart geworden door de zonden die de mensen
hebben begaan in het tijdperk voor de Profeet Mohammed. Een andere mogelijkheid zou kunnen zijn dat het
door de vele branden die de Ka‘ba heeft doorstaan verkleurd is. De steen vormt een belangrijk onderdeel van de
Tawaaf wanneer de moslimpelgrims proberen het te kussen, net zoals Mohammed dit volgens een Hadith zou
hebben gedaan. Zie Hawting, ‘Ka‘ba.’ 78, Peters, The Hajj, 14 en Mohamed, M.N. Hajj to Umrah: From A to
Z. (Riyad: Dar Eshbelia, 1999), 36. 147
King, ‘Faces of the Kaaba’, 18 en Hawting, G.R. ‘Ka‘ba.’ Encyclopaedia of the Qur’an. Ed. J.D. McAuliffe.
Vol.3 (Leiden: Brill Academic Publishers, 2003), 75. 148
Hawting, ‘Ka‘ba.’ 78. 149
Ismael, De Interpretatie van de Betekenissen van de Koran., 72 en Hawting, ‘Ka‘ba.’ 78. 150
Hawting, ‘Ka‘ba.’ 78.
41
verder geen verwijzing naar Adam in relatie tot Mekka of de Ka‘ba, maar wel van de profeet
Ibrahim.151
Ibrahim was een profeet die in contact kwam met God die hem, volgens de Koran, tot leider
voor de mensen benoemde. Ibrahim is een belangrijk religieus figuur en wordt als een ‘vriend
van God’ gezien. Ibrahim werd door God op de proef gesteld om te testen hoe gewijd hij aan
God was, door aan hem te vragen of hij zijn zoon Ismael wilde opofferen voor hem. Ibrahim
bleek hiertoe bereid en slaagde hiermee voor de Goddelijke test.152
Ter nagedachtenis aan dit
offer kent de Islam nog altijd het Offerfeest. Ibrahim had een vrouw, Sarah, die het hem
toestond een kind te baren met Hagar. Het kind dat vervolgens geboren werd heette Ismael.
Ibrahim en Sarah kregen eveneens een kind dat Isaak heette. Sarah werd jaloers op Hagar en
eiste dat Hagar en Ismael zouden vertrekken. Ibrahim vertrok met Hagar en Ismael en liet hen
achter bij de plek waar nu de Ka‘ba staat.153
Ibrahim werd echter later door God verzocht
opnieuw naar Mekka te trekken om aldaar het ‘eerste Huis’, ofwel de Ka‘ba te herbouwen.154
In de Koran, 2:125-127, staat geschreven hoe God aan Ibrahim en Ismael opdroeg de Ka‘ba
op te bouwen op de fundamenten van het ‘eerste Huis’. ‘En (gedenk) toen Wij het Huis (de
Ka‘ba) tot een toevluchtsoord voor de mensen en tot veilige plaats maakten. En neem de
standplaats van Ibrahim tot gebedsplaats. En Wij gaven aan Ibrahim en Ismael het bevel om
Mijn Huis te reinigen voor degenen die de Tawaaf155
verrichten, en voor degenen die daar
verblijven, en voor degenen die daar buigen en neerknielen (in gebed).’ ‘En (gedenk) toen
Ibrahim zei: ‘Mijn Heer, maak dit land (Mekka) tot een veilige plaats en voorzie haar mensen
van vruchten, degenen onder hen die in Allah en de Laatste Dag geloven.’ Hij (Allah)
antwoordde: ‘Wat betreft degene die niet gelooft, die zal Ik voor een korte tijd genietingen
schenken, daarna zal Ik hem gebukt laten gaan onder de bestraffing van het Vuur. En dit is de
slechtste Eindbestemming’.’ ‘En (gedenk) toen Ibrahim en Ismael de fundereringen van het
Huis (ofwel de Ka‘ba) aan het ophogen waren: ‘Onze Heer, accepteer deze daad van ons.
151
Ibrahim wordt in de Bijbel en de Tenach Abraham genoemd. Peters, The Hajj, 5. 152
Siddiqui, M. ‘Ibrahim - the Muslim view of Abraham’ BBC (September 2009): 1 pag. [nieuwsnetwerk],
geraadpleegd op 1 oktober 2015. Beschikbaar via
http://www.bbc.co.uk/religion/religions/islam/history/ibrahim.shtml 153
Zie K. 14:37 ‘Onze Heer, voorwaar, ik heb sommigen van mijn nakomelingen laten verblijven in een vallei
zonder gewas bij Uw gewijde Huis. Onze Heer, opdat zij het gebed zullen onderhouden. Laat
daarom….dankbaar zullen zijn’. Ismael, De Interpretatie van de Betekenissen van de Koran., 293. 154
Peters, The Hajj, 4-5 en Hawting, ‘Ka‘ba.’ 78. 155
Tawaaf is het (zeven keer) omcirkelen van de Ka‘ba en onderdeel van de hadj. Hiermee betuigen de moslims
hun respect aan Allah door zijn ‘huis op aarde’ te bezoeken. Zie Bianchi, R.R. Guests of God. Pilgrimage and
Politics in the Islamic World. (New York: Oxford University Press, 2004), 8.
42
Waarlijk, U bent de Alhorende, de Alwetende’.’156
Toen de Ka‘ba eenmaal voltooid was
moest het de bestemming voor een toekomstige pelgrimstocht worden, de hadj.157
Rol van Ka‘ba gedurende de hadj
Wat uit het bovenstaande al gedeeltelijk is gebleken, is dat de Ka‘ba op basis van de historie
een belangrijk symbool voor de Islam zou worden. Echter, Ibrahim en Ismael hadden dan wel
de bouw van de Ka‘ba voltooid, maar een volgende stap diende nog gezet te worden en dat
was het opzetten van een pelgrimstocht er naar toe. God beval Ibrahim publiekelijk bekend te
maken dat er een pelgrimstocht naar de Ka‘ba gemaakt diende te worden. K.22:27-30, ‘En
verkondig de hadj aan de mensen, waarna zij lopende en op elke kameel vanuit alle verre
plaatsen naar jou toe zullen komen (om de hadj te verrichten).’ ‘Zodat zij getuigen zullen zijn
van de voordelen voor hen. En zodat zij de Naam van Allah op de bekende dagen zullen
uitspreken als dank voor de veedieren waarmee Hij hen heeft voorzien. Dus eet daarvan en
voed daarmee de behoeftige arme.’ ‘Laat hen vervolgens hun rituelen vervolmaken, hun
geloften nakomen en de Tawaaf verrichten om het oude Huis.’ ‘Dat is de verplichting van de
hadj. En degene die de gewijde Zaken van Allah eert, dat is beter voor hem bij zijn Heer. En
toegestaan voor jullie is het vee, behalve dat wat aan jullie voorgedragen zal worden. Dus
vermijd de onreinheid van de afgoden en vermijd het liegen over Allah.’
De precieze rituelen die men moet uitvoeren gedurende de hadj beperkten zich niet enkel tot
de Ka‘ba. Wat deze rituelen waren liet God via de engel Gabriel zien aan Ibrahim. Naast de
Tawaaf dienen moslims dus nog meer rituelen uit te voeren eer zij de hadj voltooid hebben,
echter daar kom ik later op terug. Als gezegd dienen moslims de Tawaaf te verrichten. Dit
betekent dat moslims zeven maal om de Ka‘ba moeten lopen. De reden dat dit zeven keer
moet is dus omdat de engel Gabriel dit aan Ibrahim vertelde. Ibrahim is dan ook de eerste
persoon die, na de voltooiing van de Ka‘ba door hemzelf en Ismael, de rituelen verrichtte die
tot op de dag van vandaag uitgevoerd worden door moslims.158
De bedoeling van de hadj is
dan ook dat moslims de stappen van Ibrahim en de Profeet Mohammed nalopen.159
De hadj
dient uitgevoerd te worden gedurende de tweede week van de laatste maand, Dhu l-Hijja, van
de Islamitische kalender en is een plicht voor elke moslim om te doen als eerbetoon aan
156
Ismael, De Interpretatie van de Betekenissen van de Koran., 29-30. 157
Peters, The Hajj, 7. 158
Peters, The Hajj, 7-9. 159
Bianchi, Guests of God., 8.
43
God.160
Er kan geconcludeerd worden dat de Ka‘ba een essentiële rol speelt in de Islam. Het
is gebouwd door een belangrijke profeet in opdracht van God en vormt het richtpunt voor de
moslimpelgrims die de hadj willen volbrengen. Daarnaast dienen alle moslims in de richting
van de Ka‘ba te bidden, waardoor het een dagelijkse rol speelt in het leven van een moslim.
2.2 De Saoedi’s als Hoeders van de Heilige Plaatsen
Heilige plaatsen Mekka en Medina
Alvorens ik over de Saoedi’s als Hoeders van de Heilige Plaatsen schrijf is het van belang
enige uitleg te verschaffen over wat de Heilige Plaatsen zijn en waarom zij de Heilige
Plaatsen genoemd worden. De Heilige Plaatsen zijn Mekka, de geboorteplaats van de Profeet
Mohammed en Medina, waar hij stierf. Mohammed zou in de twaalfde nacht van de derde
maand van de Islamitische kalender, Rabi al-Awwal, in het jaar 569 of 570 geboren zijn in
Mekka.161
In het jaar 610, toen hij veertig jaar oud was ontving Mohammed op de berg Hira
zijn eerste visioen van God en hoorde hij de engel Gabriel tegen hem zeggen dat hij de apostel
van God was.162
Vervolgens duurde het nog maanden voor Mohammed weer een teken van
god of de aartsengel Gabriel ontving. Op een zeker moment toen Mohammed zijn huis verliet
zou Gabriel hem toegesproken hebben: K. 93:3 ‘Jouw Heer heeft jou (o Mohammed) niet
verlaten, noch haat Hij jou.’.163
Uiteindelijk kreeg Mohammed niet veel later de Goddelijke
opdracht om als profeet van God te dienen: K. 74-1-3 ‘O jij (Mohammed), de omwikkelde (in
gewaden). Sta op en waarschuw. En verheerlijk jouw Heer.’164
Gedurende de laatste twintig jaar van Mohammeds leven ontving hij vele openbaringen die
uiteindelijk zijn verzameld en samengevoegd in de Koran. Hij begon de boodschap van God
te prediken en de aartsengel Gabriel toonde Mohammed hoe hij voortaan moest bidden.
Enkele mensen in Mekka volgden Mohammed, echter het merendeel van de Koeraisj, het
stamverband die over Mekka en de Kaʻba heersten, weigerden dit. Sterker nog, toen
Mohammed aan invloed won onder bewoners uit Yathrib, beraamden enkele leden van de
160
In de Koran staat een vers waarin het de moslims wordt verplicht de hadj te voltooien, K. 3:97 ‘Daarin (wordt
gedoeld op het ‘eerste Huis’) zijn duidelijke tekenen: de standplaats van Ibrahim. En wie het (Mekka)
binnentreedt, is veilig. En het is de mensen verplicht gesteld om voor Allah de hadj naar het Huis te verrichten,
voor wie in staat is om daarnaartoe te gaan. Wat betreft degene die niet gelooft, voorwaar, Allah heeft geen
behoefte aan de werelden.’ Zie Ismael, De Interpretatie van de Betekenissen van de Koran., 73 en Kueny, K.
‘Pilgrimage: Hajj.’ Encyclopedia of Islam and the Muslim World. Ed. R.C. Martin Vol.2 (New York: Macmillan
Reference USA, 2004), 529. 161
Esin, E. Mecca the Blessed, Madinah the Radiant. (Londen: Elek Books, 1963), 66. 162
Esin, Mecca the Blessed, Madinah the Radiant, 76 en Peters, The Hajj, 49. 163
Ismael, De Interpretatie van de Betekenissen van de Koran., 798. 164
Ismael, De Interpretatie van de Betekenissen van de Koran., 747 en Esin, Mecca the Blessed, Madinah the
Radiant, 79.
44
Koeraisj een moordaanslag op Mohammed. Dit faalde, want Mohammed was al vertrokken
naar Yathrib. Deze reis van Mekka naar Yathrib wordt de Hidjra genoemd en betekende het
begin van de Islamitische kalender.165
Eenmaal in Yathrib aangekomen bouwde Mohammed met zijn volgelingen in het centrum
van de stad een moskee, dat nu bekend staat als de Moskee van de Profeet. Hij kreeg meer en
meer volgelingen in Yathrib, die later haar naam veranderde in Madinat al-Nabi, stad van de
Profeet en die nu beter bekend staat als Medina.166
In Yathrib (Medina) veranderde hij de
richting van het gebed, qibla, van Jeruzalem naar de Kaʻba.167
Ondertussen kreeg Mohammed
meer en meer invloed in Medina en omgeving en steeg het aantal moslims, tot onvrede van de
Koeraisj. In de eerste tien jaar dat Mohammed in Medina verbleef vonden zo’n zeventig
veldslagen plaats tussen de Koeraisj uit Mekka en de moslims van Mohammed.168
Uiteindelijk trok Mohammed met een groot leger volgelingen in 630 naar Mekka en
veroverde de stad. Hij trok direct naar de Kaʻba, omcirkelde het en raakte de Zwarte Steen bij
elke ronde aan. Vervolgens stapte hij de Kaʻba binnen en beval hij zijn volgelingen alle
muurschilderingen die zich hierbinnen bevonden weg te wassen, opdat de Kaʻba een symbool
werd van het monotheïstische geloof, de Islam. Toen de Kaʻba voltooid was riep een van de
volgelingen van Mohammed voor het eerst op tot gebed in de heilige stad Mekka.169
Mohammed had vele geboden van God ontvangen in zijn leven en één daarvan was dat alle
moslims een keer op pelgrimstocht naar de Kaʻba moesten gaan. Om er voor te zorgen dat er
deugdelijke rituelen uitgevoerd zouden worden gedurende zo’n pelgrimstocht besloot
Mohammed zelf nog een pelgrimstocht uit te voeren en nam een jonge volgeling met hem
mee, opdat hij vervolgens deze rituelen kon doorgeven aan de andere moslims. Na alle
rituelen uitgevoerd te hebben vertrok Mohammed, voor de laatste keer in zijn leven, uit
Mekka. Hij overleed in het jaar 632 in Medina en werd aldaar begraven.170
Mekka en Medina
zouden in het vervolg een grote rol spelen binnen de Islam en het predicaat ‘Heilige Steden’
krijgen door de grote rol die ze hebben gespeeld in het leven van de Profeet Mohammed.
165
Volgens onze kalender vond het begin van deze reis plaats op 13 september in het jaar 622. Zie Esin, Mecca
the Blessed, Madinah the Radiant, 87-91 en Peters, The Hajj, 49. 166
Esin, Mecca the Blessed, Madinah the Radiant, 92 en Farouk-Alli, A. ‘Holy Cities’ Encyclopedia of Islam
and the Muslim World. Ed. R.C. Martin. Vol.1 (New York: Macmillan Reference USA, 2004), 313. 167
Esin, Mecca the Blessed, Madinah the Radiant, 93 en Peters, The Hajj, 49. 168
Esin, Mecca the Blessed, Madinah the Radiant, 105 en Farouk-Alli, ‘Holy Cities’, 313. 169
Esin, Mecca the Blessed, Madinah the Radiant, 109-110. 170
Esin, Mecca the Blessed, Madinah the Radiant, 112-117.
45
Saoedi’s als Hoeders van de Heilige Plaatsen en hun verantwoordelijkheid over de hadj.
Sinds de oprichting van het Koninkrijk Saoedi-Arabië in 1932 vallen de Heilige Plaatsen
Mekka en Medina onder het gezag van de familie Saoed. In oktober 1986 besloot toenmalig
koning van Saoedi-Arabië Fahd zichzelf de titel Hoeder van de Twee Heilige Plaatsen,
Khadim al-Haramayn, te geven. Zoals in het vorige hoofdstuk is beschreven hecht de familie
Saoed veel waarde aan beeldvorming. Door zichzelf deze titel te geven verschafte Fahd
zichzelf nog meer Islamitische legitimiteit en wilde hij het Islamitische karakter van het
Koningshuis benadrukken.171
Het Koningshuis had, los van deze titel, verantwoordelijkheid over Mekka en Medina en
daarmee ook over de heiligdommen die zich daar bevinden en het goed laten verlopen van de
pelgrimstochten naar de Heilige Plaatsen. Aangezien alle moslims de hadj moeten verrichten
betekent dit dat vele moslims uit verschillende landen jaarlijks naar Saoedi-Arabië trekken.
Toen het Koninkrijk Saoedi-Arabië net gesticht was, lag het aantal pelgrims uit andere
Islamitische landen laag. Vaak kwamen er niet meer dan 100.000 buitenlandse pelgrims. Een
reden hiervoor is volgens auteur Bianchi dat vele landen met een grote moslimbevolking een
Europese kolonie waren en de kolonisators het hen bemoeilijkte om naar Saoedi-Arabië te
reizen door een verbod op te stellen voor moslims om door hun land te reizen. Een precieze
reden hiervoor geeft hij echter niet. Een andere reden dat weinig pelgrims naar Saoedi-Arabië
trokken waren grote historische gebeurtenissen die het reizen moeilijk maakten, zoals de
Tweede Wereldoorlog.172
Na de Tweede Wereldoorlog veranderde de situatie. Vele landen in Azië en Afrika werden
onafhankelijk en begonnen de hadj te promoten onder de bevolking. Daarnaast bracht
dekolonisatie bij sommige landen een economische ontwikkeling met zich mee, waardoor
meer mensen het zich financieel konden veroorloven om de reis naar Saoedi-Arabië te maken.
Door de jaren heen waren er vele gebeurtenissen die leidden tot een daling van pelgrims,
zoals de Suez-oorlog in 1956, de oorlog in Jemen begin jaren’60, de Indo-Pakistani oorlog in
1971 en de Iran-Irak oorlog in de jaren ’80. Desalniettemin steeg het aantal pelgrims
gedurende de 20e eeuw aanzienlijk. Tot de jaren ’50 kwamen er niet meer dan 100.000
buitenlandse pelgrims naar Saoedi-Arabië, maar in de jaren ’60 steeg dit naar een gemiddelde
van 250.000 pelgrims. In de jaren ’70 was dit aantal al gegroeid naar 900.000 en ontstond er
171
Long, D.E. The Kingdom of Saudi Arabia. (Gainesville, Florida: University Press of Florida, 1997), 38. 172
Bianchi, Guests of God., 49.
46
een zekere norm onder landen met een moslimbevolking als Turkije, Pakistan, Irak, maar ook
Indonesië en Nigeria, om zo’n 100.000 moslims per land af te laten reizen naar Saoedi-
Arabië. Desalniettemin bleef het aantal pelgrims groeien tot een miljoen in 1990, 1,3 miljoen
in 2003 en 1,95 miljoen in 2015.173
Deze grote aantallen pelgrims leiden, zoals we dit jaar ook hebben gezien, regelmatig tot
ongelukken met dodelijke afloop. Door de drukte tijdens de hadj zijn regelmatig mensen
omgekomen door verdrukking, zoals in 1990. In dat jaar kwamen er 1426 pelgrims om toen er
paniek uitbrak onder de pelgrims doordat de stroom uitviel in een tunnel waar zij doorheen
liepen en mensen door de verdrukking om het leven kwamen. In 1994, 1998, 2001, 2004 en
2015 kwamen eveneens veel mensen om het leven door verdrukking.174
Saoedische
autoriteiten hebben door de jaren heen veel geld geïnvesteerd in de infrastructuur in en
rondom Mekka om dit soort incidenten te voorkomen, echter zonder succes. Hier zijn twee
redenen voor, ten eerste heeft Saoedi-Arabië geen complete zeggenschap over de hoeveelheid
moslims die naar Mekka mogen vertrekken. De in 1969 opgerichte Organisatie voor
Islamitische Samenwerking (OIS) nam in 1988 een besluit om per land een quota in te stellen
voor het aantal pelgrims dat naar Saoedi-Arabië mag afreizen.175
Dit betekende dat een
lidstaat van de OIS per miljoen inwoners duizend pelgrims mocht sturen.176
Of landen van de
OIS zich daadwerkelijk aan dit quotum houden is geen toezicht op, waardoor er meer moslims
dan toegestaan afreizen naar Saoedi-Arabië. Daarnaast bestaan er ook vele landen die niet lid
zijn van het OIS, maar wel een grote moslimgemeenschap kennen zoals de landen in West-
Europa en de Verenigde Staten. Een tweede reden dat ongelukken plaatsvinden tijdens de
hadj is dat de rituelen die alle moslims verplicht moeten uitvoeren tot chaos kunnen leiden.
Met name gedurende het stenigen van de duivel in Mina, de jamarat, waarbij de pelgrims in
totaal negenenveertig steentjes op de drie pilaren die de duivel voorstellen, jamarat, moeten
gooien.177
Het feit dat er maar liefst negenenveertig steentjes gegooid moeten worden, Mina
173
Bianchi, Guests of God., 49-52 en Kester S. ‘Dodental door verdrukking in Mekka loopt op naar 717.’ De
Volkskrant. (24 september 2015): 1 pag. [website krant], geraadpleegd op 5 oktober 2015. Beschikbaar via
http://www.volkskrant.nl/buitenland/dodental-door-verdrukking-in-mekka-loopt-op-naar-717~a4148876/ 174
Bianchi, Guests of God., 11 en Kester ‘Dodental door verdrukking in Mekka loopt op naar 717.’ 1. 175
De Organisatie voor Islamitische Samenwerking werd in 1969 opgericht en kent ondertussen 57 lidstaten
verspreid over 4 continenten. De organisatie dient als ‘gemeenschappelijke stem van de moslimwereld’ en dient
de belangen van moslimwereld te bewaken. Zie Organisation of Islamic Cooperation. ‘About OIC.’
Organisation of Islamic Cooperation. (publicatiedatum onbekend): 1 pag. [website internationale organisatie]
geraadpleegd op 5 oktober 2015. Beschikbaar via http://www.oic-
oci.org/oicv2/page/?p_id=52&p_ref=26&lan=en 176
Bianchi, Guests of God., 11 en 52. 177
Het verhaal achter het gooien van steentjes naar de duivel is het volgende: Toen God Ibrahim opdroeg zijn
zoon Ismael te offeren verscheen de duivel, Satan, drie keer om Ibrahim over te halen dit bevel niet op te volgen.
47
buiten Mekka ligt en de pelgrims enkel via bruggen en een tunnel de jamarat kunnen
bereiken, zorgt vaak voor grote opstoppingen onder de vele aanwezige pelgrims met als
gevolg dat er verdrukkingen plaatsvinden met vele doden als gevolg.178
Als gezegd proberen de Saoedi’s ongelukken te voorkomen door veel geld te investeren in
Mekka en omgeving echter, zoals ook dit jaar weer is gebleken, zonder succes. Mede door het
feit dat de Saoedische koning zichzelf de titel van Hoeder van de Heilige Plaatsen heeft
gegeven, draagt hij een grote verantwoordelijkheid. Wanneer er dus ongelukken plaatsvinden
gedurende de pelgrimstochten wordt de Hoeder van de Heilige Plaatsen hier voor
verantwoordelijk gehouden. Iets wat de Sjiitische rivaal van Saoedi-Arabië, Iran, maar al te
graag doet.179
2.3 De Grote Moskee: gebouw en betekenis
Het complex
In het voorgaande hoofdstuk is de Grote Moskee in Mekka al meermaals genoemd, echter niet
uitgebreid. De Grote Moskee, al-Masjid al-Haram, is gebouwd om de meest heilige plek voor
moslims heen, de Kaʻba. De Grote Moskee kent een lange bouwgeschiedenis. Al in 638 werd
een muur om de Kaʻba geplaatst door de tweede kalief Omar ibn al-Khattab.180
Vervolgens
zijn er door de jaren heen kleine aanpassingen gedaan, zoals het toevoegen van zuilen. Echt
grote veranderingen werden een eeuw later gedaan, in de 8e eeuw, toen het gebouw dat
ondertussen was ontstaan opnieuw gebouwd en vergroot werd. De muren om de Kaʻba
werden verder naar buiten geplaatst zodat het heilige gebouw precies in het midden van de
binnenplaats kwam te staan. In de 14e eeuw moest het gebouw opnieuw worden gebouwd
toen het door zowel brand als overstromingen zwaar beschadigd was. In de 16e eeuw stond
Mekka onder Ottomaanse invloed en werd door hen een grote renovatie uitgevoerd. De
moskee had tot dan toe een plat dak gehad, maar deze werd vervangen door koepels. Deze
Ibrahim zou de duivel vervolgens hebben weggejaagd door telkens steentjes op hem te gooien. Zie Bianchi,
Guests of God., 9 en Mohamed, Hajj to Umrah, 50. 178
Bianchi, Guests of God., 10 en 52. 179
Mooij de, G. ‘Onenigheid tussen Iran en Saoedi-Arabië na drama hadj’ De Volkskrant. (1 oktober 2015): 1
pag. [website krant] geraadpleegd op 5 oktober 2015. Beschikbaar via
http://www.volkskrant.nl/buitenland/onenigheid-tussen-iran-en-saoedi-arabie-na-drama-hadj~a4154018/ 180
Een kalief betekent een opvolger. Het wordt gebruikt als titel voor de opvolger van de Profeet Mohammed en
leider van de Islamitische wereld. De eerste kalief, en dus de opvolger van Mohammed, was Abu Bakr en daarna
kwam Omar ibn al-Khattab. Zie Wasserstein, D.J. ‘Caliph.’ Encyclopaedia Judaica. Eds. M. Berenbaum en F.
Skolnik. 2e ed. Vol. 4. (Detroit: Macmillan Reference USA, 2007), 364.
48
koepels bestaan nog steeds en zijn de oudste nog overgebleven delen van het huidige
complex.181
De Grote Moskee is in de 20e eeuw meerdere malen gemoderniseerd en vergroot. Toen in de
jaren ’50 het aantal pelgrims toenam en de familie Saoed veel inkomsten genereerde door de
olie besloot het Koningshuis om de Grote Moskee uit te breiden.182
De uitbreiding en
renovatie werd door het bouwbedrijf van Mohammed Bin Laden uitgevoerd en werd afgerond
in 1973 en duurde dus twintig jaar.183
Na deze verbouwing groeide de Grote Moskee van
27.000 m² naar 152.000 m². Er werd een compleet nieuwe constructie om de bestaande
moskee gebouwd. Daarnaast werd de passage tussen al-Safa en al-Marwa vergroot en
geïntegreerd binnen de Grote Moskee.184
In 1984, vijf jaren nadat Juhayman al-Utaybi en zijn
volgelingen de Grote Moskee bezetten en de moskee grote schade opliep, werd wederom door
de Bin Ladens een grote renovatie en uitbreiding gestart. Omringende gebouwen werden
gesloopt waarna deze grond werd geplaveid om de doorstroom van pelgrims te verbeteren.
Daarnaast werden roltrappen, die 100.000 mensen per uur kunnen vervoeren, en
voetgangerstunnels gebouwd en werd de moskee voorzien van moderne
communicatiemiddelen en airconditioning. Nagenoeg alles in de Grote Moskee is gemaakt
van marmer en daarmee krijgt het complex een indrukwekkende uitstraling en toont het
tegelijkertijd de rijkdom van het Saoedisch Koningshuis die deze verbouwing gefinancierd
heeft.185
Na de verbouwing was de oppervlakte van de Grote Moskee vergroot van 152.000
m² naar 356.800 m² en bood het plaats aan zo’n 820.000 pelgrims.186
Betekenis van gebouw voor de hadj
In het midden van de binnenplaats van de Grote Moskee bevindt zich de Kaʻba, een
belangrijk onderdeel van de hadj aangezien dit het richtpunt van de pelgrimstocht is en
hetgeen waar de Tawaaf verricht dient te worden. De Grote Moskee herbergt naast de Kaʻba
nog meer heiligdommen en plaatsen waar rituelen uitgevoerd dienen te worden om de hadj te
181
Encyclopaedia Brittanica. ‘Great Mosque of Mecca.’ Encyclopaedia Brittanica. (Laatst geupdate mei 2014):
1 pag. [online encyclopedie] geraadpleegd op 7 oktober 2015. Beschikbaar via
http://www.britannica.com/topic/Great-Mosque-of-Mecca 182
Encyclopaedia Brittanica. ‘Great Mosque of Mecca’, 1. 183
Wright, L. The Looming Tower. Al-Qaeda’s Road to 9/11. (Londen: Penguin Books, 2006), 67-68. 184
Al-Safa en al-Marwa zijn twee heuvels en een bezoek hieraan is een onderdeel van de hadj. Hierover zal ik
later nog uitweiden. Zie Bianchi, Guests of God., 8-9 en Encyclopaedia Brittanica. ‘Great Mosque of Mecca’, 1. 185
Wright, The Looming Tower, 68. 186
Encyclopaedia Brittanica. ‘Great Mosque of Mecca’, 1. Om een indruk te krijgen hoe de Grote Moskee eruit
ziet en de diensten die er plaats vinden zie: http://www.haramain.info/ en http://www.360tr.net/saudi-
arabia/mecca-kaabe-al-masjid/index.html
49
kunnen voltooien. Zo bevindt zich ten noordwesten van de Kaʻba een lage muur in de vorm
van een halve cirkel. Deze plek heet de hijr en markeert de plek waar Ibrahims’ zoon Ismael
en zijn moeder Hagar begraven liggen.187
Een andere historisch belangrijke plek is een steen,
de Maqam Ibrahim, waarin een voetafdruk van Ibrahim zichtbaar zou zijn. Deze plek binnen
de Grote Moskee wordt ‘Ibrahims’ plaats’ of ‘de standplaats’ genoemd. Het is niet geheel
duidelijk waarom deze steen zo genoemd wordt, maar mogelijke verklaringen zijn dat Ibrahim
op deze plek stond tijdens de bouw van de Kaʻba of dat Ibrahim op deze plek ging bidden.188
Een plek in de Grote Moskee waar veelvuldig gebruik van gemaakt wordt door aanwezige
moslims gedurende de hadj is de Zamzam bron. Deze bron, waaruit water gehaald kan
worden wat volgens moslims een geneeskrachtige werking heeft, bevindt zich dichtbij de
Kaʻba. De Zamzam bron stamt net als de overige heiligdommen in de Grote Moskee uit de
tijd van Ibrahim. Toen Ibrahim Hagar en Ismael achterliet in de woestijn, waar nu Mekka ligt,
was er geen water voorhanden. Ismael kreeg dorst en Hagar ging wanhopig op zoek naar een
waterbron. Zij zou daarbij gebruik hebben gemaakt van haar oren om geluiden op te vangen
die op een mogelijke waterbron wezen. Toen zij een geluid hoorde bij de heuvel al-Safa ging
zij daarheen, maar vond niks. Vervolgens hoorde zij geluiden uit de richting van de heuvel al-
Marwa, maar vond daar wederom geen water. Op een gegeven moment hoorde Hagar uit de
richting waar ze Ismael had achtergelaten het geluid van beesten. Zij spoedde zich naar Ismael
en vond hem drinkend uit een waterbron die opengesprongen was.189
Deze waterbron is nog
altijd aanwezig in Mekka en staat dus bekend als de Zamzam bron. Gedurende de hadj dienen
alle moslims de sa’y, ofwel het rennen, uit te voeren. Hierbij bootsen zij de zoektocht van
Hagar naar water na door zeven maal heen en weer te rennen tussen de twee heuvels al-Safa
en al-Marwa. Dat dit kleine heuvels zijn blijkt wel uit het feit dat deze heuvels en de passage
waartussen de sa’y uitgevoerd moet worden, al-Masʻa, geïntegreerd is in de Grote Moskee.190
De Grote Moskee herbergt vele heiligdommen en fungeert als centrum van de Islam.191
Alle
moslims bidden in de richting van de Kaʻba en daarmee naar de Grote Moskee. Tevens speelt
het complex een belangrijke rol gedurende de hadj. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de
bezetting van dit complex door al-Utaybi zo controversieel is. Gedurende de bezetting van de
Grote Moskee bleek hoe heilig dit complex en de heiligdommen die het herbergt voor
187
Peters, The Hajj, 15. 188
Peters, The Hajj, 16 en Bianchi, Guests of God., 10. 189
Peters, The Hajj, 5. 190
Peters, The Hajj, 17-19 en Bianchi, Guests of God., 8-10. 191
Voor een plattegrond van de Grote Moskee zie Appendix C.
50
moslims is, toen Saoedische veiligheidstroepen weigerden in de richting van de Grote Moskee
te schieten of het aan te vallen.192
Zoals al eerder is beschreven is het verboden de wapens op
te nemen binnen de Grote Moskee en daarom wilden de Saoedische veiligheidstroepen het
niet riskeren om zich niet te houden aan hetgeen in het heilige boek geschreven staat. Dat de
Grote Moskee een speciale betekenis heeft voor moslims is dus onweerlegbaar.
2.4 De Visie van Trofimov
De visie van Trofimov ten aanzien van Mekka en de Grote Moskee is duidelijk. In de
inleiding en het eerste hoofdstuk van Trofimov’s Het Beleg van Mekka benadrukt hij de
belangrijke rol die Mekka en de Grote Moskee spelen binnen de Islam. Hij noemt Mekka de
‘heilige stad’ en de Grote Moskee ‘het heiligste gebedshuis van de Islam’.193
Hij schetst in de
inleiding een beeld van hoe het er in Mekka en de Grote Moskee aan toe gaat rond de
Islamitische jaarwisseling, en in dit geval eeuwwisseling. Juhayman al-Utaybi bezette
namelijk op 20 november 1979 de Grote Moskee, echter volgens de Islamitische Kalender is
dit nieuwjaarsdag van het jaar 1400.194
Hij beschrijft hoe de bezetting in zijn werk is gegaan
en geeft hierbij details van hoe de Grote Moskee eruit zag in 1979, ‘duizenden pakten hun
schoenen op en renden in de richting van de poorten van de binnenhof die alle 51 gesloten
bleken.’ ‘Hele hordes …… om boven op de zeven minaretten van het heiligdom
machinegeweren te installeren.’195
Hij eindigt de beschrijving van de bezetting van de Grote
Moskee met ‘De bezetting van het allerheiligste van de Islam was snel en volledig’. Trofimov
benadrukt aan het begin van zijn boek gelijk hoe belangrijk Mekka en de Grote Moskee zijn.
Dit blijft hij gedurende het boek ook doen: ‘heiligdommen van de Islam’,196
‘heiligste
tempel’,197
‘centrum van de Islamitische wereld’198
, ‘heilige stad’199
, ‘heiligdom’200
, ‘een zo
heilige omgeving als die van de Kaʻba’201
, enzovoorts. Hij beschrijft eveneens het in de
vorige paragraaf beschreven moment dat Saoedische veiligheidstroepen weigeren te schieten
op de Grote Moskee en hoe de ulama eerst goedkeuring diende te verlenen.202
Tevens toont
Trofimov zijn kennis over de uiterlijke kenmerken van het complex.
192
Kechichian, ‘The Role of the Ulama’, 61 en Trofimov, Het Beleg van Mekka, 109. 193
Trofimov, Het Beleg van Mekka, 15. 194
Trofimov, Het Beleg van Mekka, 15-16. 195
Trofimov, Het Beleg van Mekka, 19. 196
Trofimov, Het Beleg van Mekka, 21. 197
Trofimov, Het Beleg van Mekka, 21. 198
Trofimov, Het Beleg van Mekka, 23. 199
Trofimov, Het Beleg van Mekka, 122. 200
Trofimov, Het Beleg van Mekka, 123. 201
Trofimov, Het Beleg van Mekka, 211. 202
Trofimov, Het Beleg van Mekka, 109-110 en 181-182.
51
In hoofdstuk één geeft Trofimov een beknopte geschiedenis van de Kaʻba. Hij beschrijft wat
de Kaʻba betekent voor Moslims en hoe de constructie door Ibrahim is gebouwd op de
fundamenten van het huis dat door Adam is gebouwd, nadat hij uit het Paradijs werd
verdreven. Hij beschrijft tevens hoe de Kaʻba tot de komst van de Profeet Mohammed door de
Koeraisj is bewaakt en hoe Mekka vervolgens uitbloeide tot een ‘ongeëvenaard
bedevaartcentrum’ toen de Islam in landen als Indonesië en Spanje was neergestreken.203
Behalve over de Kaʻba en de Grote Moskee zijn er in het boek van Trofimov ook passages
over het Koningshuis als de Hoeder van de Heilige Plaatsen. Volgens Trofimov speelde
Saoedi-Arabië rond de jaren ’60 ‘een marginale rol in de Arabische politiek’ en kon het niet
concurreren met ‘de gonzende centra van moderne Arabische cultuur in Caïro, Beiroet of
Bagdad.’204
Als een gevolg hiervan probeerde koning Feisal de nadruk op de Islamitische
identiteit te leggen en niet op de Arabische eenheid zoals president Nasser dat in Egypte deed.
Feisal deed dit omdat ‘Saoedi-Arabië onbetwistbaar de geboorteplaats van de Islam was en de
enige natie waar de Islamitische wet oppermachtig was. Doordat de koninklijke familie de
zeggenschap over Mekka en Medina had, de twee heiligste plaatsen van de Islam, kon zij
beïnvloedden hoe het geloof over de hele wereld in praktijk werd gebracht.’ Trofimov is dus
van mening dat door het feit dat Mekka en Medina in Saoedi-Arabië liggen dit het
Koningshuis invloed geeft met betrekking tot de Islam. Trofimov geeft hierbij als voorbeeld
dat het Koningshuis, als blijk van hun Islamitische karakter, de Grote Moskee voor veel geld
renoveerde en vergrootte, zoals in de voorgaande paragraaf ook al beschreven is. Het
Koningshuis hoopte hiermee het wereldleiderschap op Islamitisch gebied voor zich op te
eisen.205
In de paragraaf over de Saoedi’s als Hoeders van de Heilige Plaatsen kwam dit ook
al naar voren. Het Koningshuis gebruikt het feit dat Mekka en Medina op hun grondgebied
ligt om hun Islamitische karakter aan de wereld te tonen en zo invloed uit te oefenen in de
Arabische politiek. Het gevolg hiervan is wel dat wanneer er iets mis gaat in Mekka of
Medina, zoals de verdrukkingen tijdens verschillende pelgrimstochten of zoals de bezetteing
van de Grote Moskee in 1979, het Koningshuis hier wel op aangekeken wordt.
Trofimov komt tot dezelfde conclusie in zijn boek. Hij schrijft dat het Koningshuis probeerde
het nieuws dat de Grote Moskee bezet was niet uit te laten lekken. ‘Wat kon er tenslotte
gênanter zijn voor het aanzien van Saoedi-Arabië als leider van de Islamitische wereld, laat
203
Trofimov, Het Beleg van Mekka, 23-27. 204
Trofimov, Het Beleg van Mekka, 37-38. 205
Trofimov, Het Beleg van Mekka, 37-38.
52
staan voor Fahds diplomatieke missie in Tunis, dan niet in staat zijn om de heilige Kaʻba te
beschermen?’206
Dat niet alle moslims het eens zijn met de Saoedische macht over de Heilige
Plaatsen, zoals Iran, wordt ook in Trofimovs’ boek belicht. Een zeer belangrijke religieuze
autoriteit in Egypte, Mohammed Abdelraham Bissar, stuurde, nadat het buitenland ervan op
de hoogte was dat de Grote Moskee bezet werd door al-Utaybi, een telegram naar de
Saoedische geestelijkheid. Hier vroeg hij het Koningshuis ‘hun lucratieve monopolie over het
beheer van de heilige moskeeën met de rest van de Islamitische wereld te delen’, aangezien
zij niet in staat waren de Grote Moskee ‘voor brute agressie’ te behoeden.207
Ondanks dat de koning van Saoedi-Arabië zichzelf in 1986, dus zeven jaar na de crisis in
Mekka, officieel de titel Hoeders van de Heilige Plaatsen gaf, beschouwde het Koningshuis
zichzelf al langer als zodanig. Het Koningshuis gebruikt hun zeggenschap over Mekka en
Medina om haar Islamitische karakter naar haar eigen bevolking, maar ook naar de gehele
wereld, te benadrukken. Juist het feit dat zij zichzelf deze titel en dit zeggenschap hebben
aangemeten geeft het hen ook de verantwoordelijkheid over de meest heilige plekken van de
Islam. Wanneer er dus iets mis gaat, zoals in 1979, moeten zij deze verantwoordelijkheid
nemen. Daarnaast geeft deze verantwoordelijkheid tegenstanders van het regime de
mogelijkheid wanneer er iets mis gaat hen hierop aan te vallen, zoals de Egyptische
geestelijke Bissar in 1979 en Iran in 2015. Uit het boek van Trofimov blijkt dat hij deze visie
deelt.
206
Trofimov, Het Beleg van Mekka, 108. 207
Trofimov, Het Beleg van Mekka, 147.
53
3. De Belegering van de Grote Moskee
3.1 Feitelijke beschrijving van de gebeurtenissen
Bezetting en voorbereiding
20 november 1979 was de eerste dag van muharram, ofwel nieuwjaarsdag, van het
Islamitische jaar 1400. Sheikh Mohammed ibn Subeil, imam van de Grote Moskee, had zich
voorbereid om het ochtendgebed te leiden voor de vele duizenden aanwezige moslims.208
Ondanks dat het bedevaartseizoen voorbij was, bevonden zich nog vele moslims in de Grote
Moskee. Toen om 5:18 het oproep tot het ochtendgebed, fajr, werd gedaan knielden alle
aanwezige moslims op de binnenplaats van de Grote Moskee.209
Vervolgens nam imam ibn
Subeil de microfoon en las de zegen voor, tot hij werd onderbroken door geweerschoten.
Juhayman al-Utaybi baande zich op dat moment een weg in de richting van de imam, duwde
hem weg en nam de microfoon over en kondigde de komst van de Mahdi, de Verlosser in de
persoon van zijn zwager Mohammed bin Abdullah al-Qahtani, aan.210
De aanwezige moslims
schrokken uiteraard van de geweerschoten en de aankondiging van al-Utaybi, met als gevolg
dat ze probeerden de Grote Moskee te ontvluchtten. Dit bleek tevergeefs want alle
toegangspoorten van de Grote Moskee waren afgesloten. Al-Utaybi schreeuwde enkele
bevelen naar zijn tussen de overige moslims verschanste handlangers en in korte tijd werd de
Grote Moskee volledig bezet door al-Utaybi en zijn handlangers.211
Al-Utaybi’s groep, die zichzelf de Ikhwan noemde,212
bestond uit zo’n twee- tot driehonderd
man en had de bezetting goed voorbereid.213
Al aan het einde van 1978, een jaar voor de
bezetting, was al-Utaybi’s groep begonnen met de voorbereiding van de bezetting door
wapens en munitie te kopen uit Jemen, dat naar Saoedi-Arabië gesmokkeld werd. De rijke
mensen van al-Utaybi’s groep financierden dit. Tevens werden gloednieuwe wapens uit de
208
Hoeveel moslims aanwezig waren in de Grote Moskee ten tijde van de besetting is niet duidelijk. Trofimov
stelt dat het er minstens 100.000 waren terwijl Wright het op 50.000 schat. Andere schrijvers laten zich hier niet
over uit. Trofimov, Het Beleg van Mekka, 15-16 en Wright, The Looming Tower, 88. 209
Lacey, R. Inside the Kingdom, 22. 210
Over het begrip ‘Mahdi’ en de rol die dit speelt in de geloofswereld van Juhayman al-Utaybi zal in hoofdstuk
6 uitgebreid ingegaan worden. 211
Trofimov, Het Beleg van Mekka, 15-19, Wright, The Looming Tower, 88 en Filiu, J.P. ‘The End of Jihad. 30
Years after the Siege of Mecca’. The Majalla 1533 (2009), 20. 212
Deze naam is in hoofdstuk 1 ook uitgebreid voorgekomen. Al-Utaybi stamde af van een Ikhwan familie die
begin 20e eeuw zowel voor als tegen ibn Saoed gevochten heeft en waren streng Wahhabitisch. De Ikhwan waar
al-Utaybi toe behoorde was dit eveneens. Op de achtergrond van al-Utaybi en zijn Broeders kom ik later in deze
scriptie uitgebreider terug. Zie Hegghammer, T. Jihad in Saudi Arabia: Violence and Pan-Islamism Since 1979.
(Cambridge: Cambridge University Press, 2010), 3. 213
Over de grootte van al-Utaybi’s groep wordt door de verschillende auteurs geen exact aantal genoemd, maar
aannemelijk is dat het tussen de 200 tot 300 man waren. Zie Hegghammer en Laxroix. ‘Rejectionist Islamism in
Saudi Arabia’, 112, Lacey, R. Inside the Kingdom, 23 en Lacroix, S. Awakening Islam, 99.
54
opslagplaatsen van de Saoedische Nationale Garde gestolen. Vele leden van Utaybi’s groep,
waaronder Juhayman, waren namelijk lid of lid geweest van de Nationale Garde. Vervolgens
werd met de wapens geoefend op het platteland in de buurt van Mekka en Medina.214
Toen de geplande datum, 20 november 1979 oftewel Islamitisch Nieuwjaar, dichterbij kwam
werden ruime voedselvoorraden in de vorm van brood, dadels en melkpoeder ingeslagen. Dit
wijst erop dat al-Utaybi verwachtte dat zijn operatie in een beleg zou eindigen.215
Halverwege
de jaren ’50 was het bouwbedrijf begonnen met een grote renovatie van de Grote Moskee, die
halverwege de jaren ’70 afgerond werd, echter kende het complex nog enkele kleine
onvoltooide bouwplaatsen. Het bedrijf gebruikte een ingang die vanaf de weg om de moskee
rechtstreeks in verbinding stond met de Qaboo, een doolhof van ondergrondse vertrekken in
de Grote Moskee, om materiaal af te leveren en op te halen. Al-Utaybi’s groep kocht
bewakers van de Grote Moskee om en wist zo de wapens, munitie en de voedselvoorraden de
Grote Moskee binnen te loodsen.216
Een deel van de wapens was al naar binnen gesmokkeld,
maar nog niet alles. De overige wapens werden op zeer inventieve wijze naar binnen
gesmokkeld, namelijk in doodskisten. Doodskisten zijn geen vreemd fenomeen in de Grote
Moskee, aangezien deze vaak door familieleden van de overledene de moskee binnen worden
getild met als doel zegeningen van de imam te ontvangen.217
Al-Utaybi’s groep kon uiteraard niet met twee- tot driehonderd man tegelijk onopvallend de
Grote Moskee binnen gaan en dus werd de groep enkele dagen voor de bezetting opgesplitst.
Sommige mannen waren al enkele dagen aanwezig in de moskee om als verkenners te
fungeren. Anderen waren met bussen of eigen vervoer naar Mekka gekomen, waarbij
sommigen zelfs hun gezin mee hadden genomen om niet op te vallen. Nadat ze allen binnen
waren mengden ze zich onopvallend tussen de overige moslims in de Grote Moskee, tot het
moment daar was tijdens het ochtendgebed, om toe te slaan en de Grote Moskee te
bezetten.218
214
Hegghammer en Laxroix. ‘Rejectionist Islamism in Saudi Arabia’, 112, Trofimov, Het Beleg van Mekka, 41-
42 en 69 en Lacroix, S. Awakening Islam, 99. 215
Hegghammer en Laxroix. ‘Rejectionist Islamism in Saudi Arabia’, 112. 216
Trofimov beschrijft zeer gedetailleerd hoe al-Utaybi en zijn mannen 40.000 riyal betaalden aan de bewakers
van de Grote Moskee en dat ze drie pick-up trucks, een Toyota, een Datsun en een rode GMC, vol hadden
geladen, echter is er geen andere auteur die dit bevestigd. Wat wel duidelijk is, is dat zij de wapens, munitie en
voedselvoorraden naar binnen hebben weten te smokkelen. Zie Trofimov, Het Beleg van Mekka, 88 en
Hegghammer en Laxroix. ‘Rejectionist Islamism in Saudi Arabia’, 112-113. 217
Trofimov, Het Beleg van Mekka, 15-16 en The Majalla. ‘The Dream That Became A Nightmare. Juhayman
al-Otaibi.’The Majalla. 1533 (2009), 45. 218
Trofimov, Het Beleg van Mekka, 16-17.
55
Voltooiing bezetting en komst van de Mahdi
Nadat al-Utaybi zijn mannen de poorten van de Grote Moskee had laten barricaderen,
posteerde hij op vele plekken in de moskee sluipschutters opdat alle toegangswegen er naartoe
bestreken werden. Vervolgens werd door één van al-Utaybi’s mannen via de microfoon aan
de aanwezige pelgrims een door al-Utaybi voorbereidde rede gehouden waarin de afkeer van
al-Utaybi jegens het Saoedisch Koningshuis naar voren kwam.219 De baya, eed van trouw, die
alle Saoedi’s aan de koning hadden gezworen was niet langer geldig, omdat de koninklijke
familie de wetten van de islam geschonden hadden. In plaats van aan het Saoedisch
Koningshuis diende men trouw te zweren aan de Mahdi. Vervolgens werd in de rede de komst
van de Mahdi aangekondigd en de gevolgen die dit zou hebben voor de wereld, waarna de
Mahdi in de persoon van Mohammad ibn Abdullah al-Qahtani aan het publiek werd
voorgesteld.
De aanwezige moslims in de Grote Moskee zaten ondertussen gevangen in deze moskee. Het
merendeel van deze gijzelaars werd echter vrijgelaten nadat ze de eed van trouw, baya, aan al-
Qahtani hadden gezworen. Hoe dit precies in zijn werk is gegaan is niet geheel duidelijk.
Volgens Trofimov werden eerst alle toegangspoorten gesloten waarna de eed van trouw
afgelegd diende te worden. Vervolgens werd een groot deel van de moslims via een
‘omslachtige ontsnappingsroute’ door ramen naar buiten geleid. Veel van deze moslims die
naar buiten mochten oogden niet Arabisch en konden volgens al-Utaybi dienen als
boodschappers om de komst van de Mahdi in het buitenland te verkondigen. Onder de
gijzelaars die vrijgelaten werden bevond zich tevens de imam van de moskee, al-Subeil, die
zich had weten te vermommen.220
Een andere versie van dit verhaal wordt door auteur Robin
Wright gegeven. Zij beweert dat de aanwezige moslims de keuze kregen om trouw te zweren
aan de Mahdi en dus in de Grote Moskee te blijven of te vertrekken.221
Lawrence Wright
schrijft eveneens dat vele gijzelaars vrijgelaten werden, echter geeft hij geen verdere uitleg
hoe en waarom.222
219
Volgens Trofimov werd de rede door Sayid al-Qahtani, de broer van de vermeende Mahdi, gehouden, echter
wordt dit door andere bronnen niet bevestigd. Wilson en Graham stellen dat ‘een luitenant van al-Utaybi’ het
woord nam, terwijl volgens The Majalla de Mahdi zelf een rede hield. Lacey schrijft slechts dat ‘een volgeling
van al-Utaybi’ de moskee toesprak. Zie Trofimov, Het Beleg van Mekka, 90-91, Wilson en Graham, Saudi
Arabia, 58, The Majalla, ‘The Dream That Became A Nightmare’, 45 en Lacey, Inside the Kingdom, 23. 220
Trofimov, Het Beleg van Mekka, 95-96. 221
Wright, R. Sacred Rage: The Wrath of Militant Islam. (New York: Touchstone, 1985), 147. 222
Wright, The Looming Tower, 89.
56
3.2 Ingreep van de kant van de Saoedi’s
Reactie
Het nieuws dat de Grote Moskee bezet werd drong pas laat door in Riyad. De imam van de
Grote Moskee, ibn Subeil, was er, nadat hij door al-Utaybi terzijde was geschoven, in
geslaagd zich door de menigte een weg te banen naar een kantoor met een telefoon. Hij belde
zijn leidinggevende, sheikh Nasser ibn Rashed, de geestelijke die volgens Trofimov
verantwoordelijk was voor de twee moskeeën in Mekka en Medina om hem hetgeen dat zich
plaatsvond in Mekka te vertellen. Rashed belde hierna gelijk het paleis van Koning Khaled.223
Khaled gaf vervolgens ibn Rashed de opdracht om zelf polshoogte te gaan nemen, het hoofd
van de lokale politie te vinden en vervolgens weer te rapporteren aan hem.224
Pas na twee tot
drie uren reageerde de politie van Mekka op de bezetting. Volgens Trofimov werd een jeep
gestuurd naar de Grote Moskee die door de sluipschutters van al-Utaybi onder vuur genomen
werd. Pas aan het eind van de ochtend kwamen de eerste versterkingen uit Riyad. Eenheden
van de Bijzondere Bijstandseenheid van het Ministerie van Binnenlandse Zaken, de Nationale
Garde en het Saoedische leger vormden een cordon rondom de Grote Moskee en sloten de
toegangswegen af.225
Toen Khaled het nieuws ontving dat de Grote Moskee in Mekka gegijzeld werd diende snel
een oplossing hiervoor gevonden te worden. Khaled moest het echter stellen zonder de, na
hem, twee hoogste leden van het Koningshuis kroonprins Fahd en Abdullah, leider van de
Nationale Garde. Fahd bevond zich in Tunis waar hij een top van de Arabische Liga bezocht,
terwijl Abdullah op vakantie in Marokko was. De taak om de Grote Moskee weer in handen te
krijgen werd daarom aan Fahd’s broers gegeven. Dit waren prins Nayef, Minister van
Binnenlandse Zaken en prins Sultan, de Minister van Defensie.226
Om te voorkomen dat het
nieuws dat de Grote Moskee en de Kaʻba niet langer in handen waren van de Saoedische
223
Ibn Rashed had als vooraanstaand geestelijke directe toegang tot de koning. Wat zijn precieze
verantwoordelijkheid was maakt Trofimov niet duidelijk. Zie paragraaf, 1.5 en Trofimov, Het Beleg van Mekka,
101. 224
Volgens Trofimov en Kechichian was het ibn Subeil die het nieuws van de bezetting doorbelde naar de
koning, terwijl Lawrence Wright stelt dat een medewerker van het Bin Laden bouwbedrijf het zag gebeuren en
het hoofdkwartier van het bedrijf belde. Vervolgens belde een vertegenwoordig van Bin Laden naar het de
koning om hem het nieuws te brengen. Ondanks dat het bouwbedrijf een voorkeursbehandeling bij het
Koningshuis genoot (hierover in paragraaf 7.4 meer), is het onwaarschijnlijk dat een vertegenwoordiger
rechtstreeks toegang had tot de koning. Zie Kechichian, ‘The Role of the Ulama’, 58, Trofimov, Het Beleg van
Mekka, 93-94 en 101-102 en Wright, The Looming Tower, 89. 225
Trofimov, Het Beleg van Mekka, 95 en 102-103. Volgens Kechichian werd niet aan het einde van de ochtend,
maar om 08:30 het gebied rondom de Grote Moskee al afgezet. Trofimov stelt echter dat de politie wel posities
ingenomen had, maar niet het gebied rondom de Grote Moskee had afgesloten. Zie Kechichian, ‘The Role of the
Ulama’, 58. 226
Lacey, Inside the Kingdom, 25 en Trofimov, Het Beleg van Mekka, 102-103.
57
autoriteiten zou uitlekken werd een communicatiestop tot stand gebracht. Een Canadees
bedrijf dat alle internationale telefoonlijnen naar Saoedi-Arabië beheerde werd verzocht deze
communicatiestop tot stand te brengen.227
Pogingen van veiligheidstroepen ter verkenning, in de hoop de Grote Moskee snel te kunnen
bevrijden, strandden al snel toen zij onder vuur genomen werden. De eerste slachtoffers aan
Saoedische zijde waren hiermee gevallen.228
De Saoedische autoriteiten wilden de Grote
Moskee uiteraard zo snel mogelijk bevrijden, maar dit werd bemoeilijkt door het feit dat het
verboden is geweld te gebruiken in en rondom de Grote Moskee.229
Het Koningshuis werd
gedwongen de hulp in te roepen van de Raad van Religieuze Geleerden. Hen werd verzocht
zich middels een fatwa uit te spreken over de mogelijkheid om geweld te gebruiken in de
Grote Moskee, zodat zij een einde aan de bezetting konden maken.230
Een fatwa en mislukte bevrijdingsoperaties
Het is lastig om een accuraat beeld te schetsen van wat er precies gebeurde gedurende de
bezetting en de daaropvolgende belegering van de Saoedische veiligheidstroepen, aangezien
er weinig bronnen voorhanden zijn. Er zijn wel auteurs die over de gebeurtennissen in 1979
geschreven hebben, echter is Trofimov degene die dit het meest gedetailleerd beschreven
heeft. Een ander minpunt is dat de gebeurtenissen die beschreven zijn niet geheel met elkaar
overeen komen, met als gevolg dat het moeilijk te bepalen is wie het nu bij het rechte eind
heeft.
Zoals in het voorgaande beschreven is, bleek het bevrijden van de Grote Moskee een lastige
exercitie aangezien het gebruik van geweld in en rondom de moskee verboden is.
Desalniettemin besloten de Saoedische autoriteiten wel om bevrijdingsoperaties uit te voeren.
Trofimov schrijft dat ‘de Saoedische regering, die rekening hield met de gevoelens van de
ulama en nog steeds geen officiële fatwa van de geleerde geestelijken had, deed haar uiterste
best om de Grote Moskee niet te beschadigen bij de eerste aanval.’ De Saoedische
veiligheidstroepen bestookten het complex met flashbangs, een soort granaat dat bij
ontploffing veel geluid produceert maar geen dodelijke scherven oplevert, in de hoop de
bezetters te desoriënteren.231
Vervolgens werden commando’s ingezet die probeerden al-
227
Wright, Sacred Rage, 148 en Trofimov, Het Beleg van Mekka, 108. 228
Wright, The Looming Tower, 89 en Trofimov, Het Beleg van Mekka, 109. 229
Zie voetnoot 126 en paragrafen 1.5 en 2.3. 230
Trofimov, , Het Beleg van Mekka, 110, Wright, The Looming Tower, 90, Lacey, Inside the Kingdom, 27 en
Wilson en Graham, Saudi Arabia, 58. 231
Trofimov, , Het Beleg van Mekka, 155.
58
Masʻa te bereiken, de galerij die de twee heuvels al-Safa en al-Marwa verbindt.232
Deze actie
liep echter uit op een waar bloedbad onder de Saoedische commando’s. De bezetters hadden
zich niet laten imponeren door de flashbangs en zagen de commando’s oprukken naar de
moskee, waarna ze hen opwachtten en het vuur openden.233
Nadat de eerste aanval mislukte
eisten de prinsen Sultan en Nayef dat een volgende aanval uitgevoerd moest worden.
Commando’s probeerden nu via de toegangspoort bij al-Marwa naar binnen te komen. Ze
slaagden erin de poort op te blazen maar toen zij eenmaal binnen waren liepen ze in een
hinderlaag en zo liep deze aanval ook op een mislukking uit.234
Robert Lacey stelt in zijn boek
dat bovengenoemde mislukte aanvallen inderdaad plaatsgevonden hebben, nadat de Raad van
Religieuze Geleerden eerst nog een ‘nood fatwa’ uitgevaardigd had aan Koning Khalid
waarin stond dat ‘alle nodige maatregelen’ genomen mochten worden om ‘de levens van de
moslims binnen de moskee te beschermen’.235
In andere werken wordt echter met geen woord
gerept over het bestaan van deze ‘nood fatwa’.
Volgens auteur Ménoret werd er door het Saoedische leger geschoten op de minaretten, waar
zich sluipschutters bevonden, echter zonder succes. Vervolgens werd op 22 november, twee
dagen na de bezetting, besloten om een bataljon parachutisten te laten zakken op de
binnenplaats van de Grote Moskee. Dit plan bleek echter niet goed voorbereid en liep op een
mislukking uit waarbij alle parachutisten gedood werden.236
Volgens Wright heeft deze
militaire operatie wel plaatsgevonden, maar vond deze pas plaats nadat de Raad een fatwa had
afgegeven.237
De auteurs zijn het allen eens over dat uiteindelijk een fatwa uitgevaardigd werd door de Raad
waarin zij het de Saoedische autoriteiten toestond alle maatregelen te nemen die zij nodig
achten om de bezetters uit de moskee te verdrijven. Over wanneer de fatwa precies
uitgevaardigd werd zijn diverse auteurs het niet over eens. Volgens Wilson en Graham werd
na anderhalve dag al een fatwa uitgevaardigd.238
Lacey en Trofimov menen dat op 23
november, drie dagen na de bezetting, een fatwa uitgevaardigd werd, terwijl Kechichian 24
232
Zie appendix C. 233
Trofimov, Het Beleg van Mekka, 155-156. 234
Trofimov, Het Beleg van Mekka, 159-162. 235
Lacey, Inside the Kingdom, 27-29. 236
Ménoret, P. ‘Fighting for the Holy Mosque. The 1979 Mecca Insurgency.’ In C.C. Fair en S. Ganguly (eds.),
Treading on Hallowed Ground: Counterinsurgency Operations in Sacred Places. (Oxford en New York: Oxford
University Press, 2008), 129. 237
Wright, The Looming Tower, 90-91. 238
Wilson en Graham, Saudi Arabia, 58.
59
november noemt en Robin Wright en Ménoret 25 november.239
Qua inhoud zijn de auteurs het
wel eens. In de fatwa roept de Raad op dat de Saoedische autoriteiten de rebellen moeten
verzoeken hun wapens neer te leggen en zich over te geven. Als de rebellen hiermee
instemden zouden zij de gevangenis ingaan en zou hun zaak volgens de Shariawetgeving
behandeld worden. Mochten al-Utaybi en zijn volgelingen weigeren, dan werd het mogelijk
alle maatregelen te nemen om hen te arresteren, zelfs als dat zou leiden tot een dodelijk
gevecht.240
De Raad gebruikte Koranvers 2:191, ‘En bestrijd hen niet bij al-Masjid ul-Haraam
(de gewijde moskee in Mekka), totdat zij jullie daar bestrijden. Maar als zij jullie bevechten,
dood hen dan. Dit is de vergelding voor de ongelovigen.’, om religieuze dekking aan hun
besluit te geven, immers het gebruik van geweld in de Grote Moskee was ten zeerste
verboden.241
Gezien het feit dat het gebruik van geweld in de Grote Moskee verboden is en alle auteurs
schrijven dat een fatwa uitgevaardigd moest worden waarin het gebruik van geweld door de
Saoedische autoriteiten gedoogd werd, is het opvallend dat volgens Trofimov, Ménoret en
Lacey er al militaire operaties uitgevoerd werden voordat de fatwa uitgevaardigd was.242
Een
mogelijke verklaring hiervoor is dat het Koningshuis niet machteloos wilde toekijken en
daarom militaire operaties liet uitvoeren waarbij de Grote Moskee zo min mogelijk
beschadigd zou worden. Het is waarschijnlijk dat de Saoedische overheid geen idee had
hoeveel rebellen aanwezig waren in de Grote Moskee en hoopte door middel van het sturen
van commando’s in korte tijd een einde te kunnen maken aan de bezetting, wat een
miscalculatie bleek te zijn.
Intensivering strijd en Franse hulp
Nu de Saoedische autoriteiten beschikten over de theologische dekking konden zij hun
militaire operaties intensiveren. Op verzoek van de Raad, die in hun fatwa hadden verzocht de
rebellen een kans te geven zich over te geven, werd een jeep rondom de Grote Moskee
gestuurd die deze boodschap middels speakers moest overbrengen. Toen er na drie uren
239
Lacey, Inside the Kingdom, 27, Trofimov, Het Beleg van Mekka, 181, Kechichian, ‘The Role of the Ulama’,
61, Ménoret, ‘Fighting for the Holy Mosque.’, 129 en Wright, Sacred Rage, 148. 240
Trofimov, Het Beleg van Mekka, 181-182 en Kechichian ‘The Role of the Ulama’, 61. Zie voor de complete
tekst van de fatwa zie Kechichian, ‘The Role of the Ulama’, 66-68. 241
Ismail, De Interpretatie van de Betekenissen van de Koran., 40. 242
Lacey stelt in zijn boek dat er wel eerst een ‘nood fatwa’ uitgevaardigd was voor de aanvallen uitgevoerd
werden. Op basis van andere auteurs, die met geen woord reppen over het bestaan ervan, is het niet
waarschijnlijk dat dit ‘nood fatwa’ bestaat.
60
rondgereden te hebben geen reactie kwam werd besloten zwaar geschut in te zetten.243
De
minaretten waarin zich sluipschutters bevonden werden met draadgeleide raketten (TOW’s)
kapot geschoten en M-113-pantsersinfanterievoertuigen (APC’s) werden ingezet in de Grote
Moskee. Op zondag 25 november, vijf dagen na de bezetting, slaagden de Saoedische
veiligheidstroepen erin de begane grond en alle verdiepingen erboven in te nemen, terwijl de
rebellen zich in de kelders van de Grote Moskee, de Qaboo, terugtrokken.244
Als gezegd was de Qaboo een doolhof van ondergrondse vertrekken in de Grote Moskee en
dus lastig te veroveren. Salem Bin Laden, broer van Osama en opvolger van zijn vader
Mohammed als baas van het bouwbedrijf Bin Laden, verschafte de Saoedische prinsen met
tekeningen en blauwdrukken van de Grote Moskee om zo een strategie te bepalen om een
einde aan de belegering te kunnen maken.245
Ondertussen gingen de gevechten door op
maandag 26 en dinsdag 27 november in de Qaboo. In deze wirwar van gangen probeerden de
Saoedische troepen op te rukken, echter zonder resultaat. De binnenplaats met daarin de
Kaʻba was wel in handen van de overheidstroepen en op 28 november zouden enkele
legerofficieren zich hier hebben durven te wagen om te bidden. Deze actie werd uitgezonden
op televisie, waardoor het leek dat de Grote Moskee ondertussen weer in handen was van de
Saoedische autoriteiten.246
Na een week van vechten bleek dat de Saoedische soldaten van het leger en de Nationale
Garde er niet in slaagden de Qaboo te ontzetten en moest het Saoedisch Koningshuis een
andere oplossing vinden. De oplossing werd volgens alle auteurs gevonden in Frankrijk.247
Een driekoppig team, onder leiding van Paul Barril, van de Franse Groupe d’Intervention de
la Gendarmerie Nationale (GIGN) werd op donderdag 29 november ingevlogen. Op basis van
de plattegrond en blauwdrukken van het bouwbedrijf van Bin Laden leek het Barril het beste
om de overgebleven rebellen in de Qaboo middels het gebruik van een chemisch gas genaamd
243
Lacey, Inside the Kingdom, 31 en Trofimov, Het Beleg van Mekka, 183. 244
Volgens Lawrence Wright, slaagden de veiligheidstroepen er na vier dagen in om de begane grond en
bovenverdiepingen te veroveren. Zie Wright, The Looming Tower, 92, Trofimov, Het Beleg van Mekka, 182-193
en Lacey, Inside the Kingdom, 31-33. 245
Trofimov, Het Beleg van Mekka, 185 en Wright, The Looming Tower, 92. 246
Trofimov, Het Beleg van Mekka, 200-202. 247
Trofimov stelt dat het Saoedisch Koningshuis voor het bij Frankrijk uitkwam nog de hulp overwogen heeft
van Jordanië, maar dat dit vanwege de historie niet handig zou zijn. De familie Saoed had immers de
Hasjemieten uit Mekka verjaagd en daarmee de overgrootvader van de toenmalige koning van Jordanië
Hoessein. Vervolgens werd besloten de Amerikaanse CIA te vragen. De CIA zou volgens Trofimov een niet
succesvolle aanval met traangas uitgevoerd hebben in de Grote Moskee. Het verhaal dat Jordaanse hulp
overwogen zou zijn wordt door geen enkele auteur genoemd. Wat betreft het verhaal dat de CIA betrokken zou
zijn geweest neemt enkel Ménoret over, maar verwijst wel naar Trofimov, waardoor ook dit verhaal niet door
andere auteurs overgenomen wordt. Zie Trofimov, Het Beleg van Mekka, 204-207 en Ménoret ‘Fighting for the
Holy Mosque.’, 129-130.
61
dichloorbenzylidenemalononitril, kortweg CB gas, uit te schakelen. Nadat het gas door
middel van granaten in de Qaboo vrijgelaten was, dienden Saoedische aanvalsgroepen met
gasmaskers de verzwakte rebellen in de Qaboo te overmeesteren. Voordat het plan in werking
kon treden dienden het gas en enkele andere benodigdheden uit Frankrijk ingevlogen te
worden, waardoor de uitvoering van de aanval pas enkele dagen later kon plaatsvinden. De
aanval werd uiteindelijk op 3 december uitgevoerd, waarna de Saoedische soldaten nog een
dag nodig hadden om de gehele Grote Moskee in handen te krijgen en Juhayman al-Utaybi
gevangen te nemen.248
De belegering van de Grote Moskee duurde uiteindelijk twee weken.
3.3 Feitelijke beschrijving afloop
Directe gevolgen van de belegering en het einde van Juhayman al-Utaybi
De bezetting van de Grote Moskee en de ‘herovering’ van het gebouw kostte vele mensen het
leven, zowel aan de kant van de bezetters, als aan de kant van de Saoedische
veiligheidstroepen. In een reactie op de staatstelevisie, op 4 december, de dag dat er een einde
kwam aan de bezetting, stelde Minister van Binnenlandse Zaken, Prins Nayef, dat er zestig
dode en tweehonderd gewonde soldaten te betreuren waren aan de zijde van de
veiligheidstroepen. Daarnaast waren er vijfenzeventig rebellen gedood en honderdzeventig
gevangengenomen.249
Weken later gaf Prins Nayef toe dat het aantal doden en gewonden wel
degelijk hoger lag, namelijk honderdzevenentwintig gedode soldaten en
vierhonderdeenenzestig gewonden. Aan de kant van de rebellen vielen er honderdzeventien
doden.250
Of deze aantallen betrouwbaar zijn is niet zeker volgens Trofimov en Wright. Zij
stellen dat er ook niet nader te verifiëren bronnen bestaan die stellen dat de bezetting aan meer
dan duizend mensen het leven heeft gekost.251
Het is goed mogelijk dat Nayef bewust het
aantal dode en gewonde Saoedische veiligheidstroepen lager heeft gesteld dan in
werkelijkheid, bijvoorbeeld om de bevrijdingsactie geslaagder te doen laten lijken dan deze
daadwerkelijk was. Het Saoedische Koningshuis wilde zeker niet zwak overkomen op haar
eigen bevolking en op de landen in de regio.
248
Trofimov, Het Beleg van Mekka, 222-224, 227-228, 246-250, Wright, The Looming Tower, 93, Hegghammer
en Lacroix, ‘Rejectionist Islamism in Saudi Arabia’, 113, Lacey, Inside the Kingdom, 33-34. Wright, The
Looming Tower, 93 en Wright, Sacred Rage, 148. 249
Trofimov, The Siege of Mecca, 221-222. 250
Wright, The Looming Tower, 94 en Trofimov, Het Beleg van Mekka, 260. Deze aantallen worden bevestigd
door Lacey, Inside the Kingdom, 35 en Minnesota Lawyers International Human Rights Committee. Shame in
the House of Saud: Contempt for Human Rights in the Kingdom of Saudi Arabia. (Minneapolis: Minnesota
Lawyers, 1992), 46. 251
Wat dit voor bronnen zijn wordt niet duidelijk in hun werk. Zie Wright, The Looming Tower, 94 en Trofimov,
Het Beleg van Mekka, 262-263.
62
Na de gevangenneming van de overlevende rebellen door de Saoedische veiligheidstroepen
werden zij allen aan ondervragingen onderworpen. Deze ondervragingen gingen vrijwel zeker
gepaard met martelingen door de Saoedische geheime dienst, de Mabaheth.252
Naar
aanleiding van deze ondervragingen bleek hoe slecht de Saoedische autoriteiten en
veiligheidsdiensten op de hoogte waren van een dergelijke dreiging. Een aantal leden van
Juhayman’s groep waren namelijk al in 1978 opgepakt door de Mabaheth.253
Na de arrestatie
werd de in het eerste hoofdstuk al genoemde blinde Islamitische geleerde Bin Baz, tevens oud
mentor van al-Utaybi, door de Saoedische geheime dienst gevraagd de arrestanten te
ondervragen.254
Bin Baz, die velen van Juhayman’s groep kende, stelde dat er niets strafbaars
was te vinden, waarna de geheime dienst hen vrijliet.255
De auteurs Kechichian en Trofimov
stellen echter dat Bin Baz in plaats van door de geheime dienst, door de Minister van
Binnenlandse Zaken Nayef was gevraagd te praten met de arrestanten en ze vrij te laten als ze
beloofden niet langer te prediken en activiteiten te organiseren waarin zij hun boodschap
verkondigden.256
Gezien het feit dat Bin Baz een zeer vooraanstaand geestelijke was, is het
aannemelijk dat Prins Nayef hemzelf heeft gevraagd de ondervragingen te doen, waardoor het
verhaal van Kechichian en Trofimov meer op waarheid lijkt te berusten. De Saoedische
autoriteiten maakten een grote fout door deze arrestanten te laten gaan, aangezien ongeveer
een jaar later een groot deel van hen verantwoordelijk was voor de bezetting van de Grote
Moskee en uiteindelijk wederom in de gevangenis van de Mabaheth belandden.
Toen Juhayman al-Utaybi en zijn volgelingen na de belegering van de Grote Moskee in de
handen van de Saoedische autoriteiten waren, wilde Koning Khalid niet, door genadig te zijn,
dat eenzelfde fout gemaakt zou worden als het jaar daarvoor. Het Koningshuis verzocht de
Raad van Religieuze Geleerden om tot een bindend advies te komen over wat er met al-
Utaybi en de andere opstandelingen moest gebeuren. De Raad kwam tot de conclusie dat al-
Utaybi een ‘gruwelijke misdaad’ tegen de Islam had begaan, maar onthield zich van
uitspraken over hoe hij gestraft moest worden. Koning Khalid meende dat de ‘veroordeling’
252
Trofimov, Het Beleg van Mekka, 267. 253
De precieze reden voor de arrestatie is niet bekend. De auteurs Wilson & Graham en Trofimov geven geen
reden voor de arrestatie op, enkel dat enkele leden opgepakt werden, zie Wilson en Graham. Saudi Arabia., 57-
58 en Trofimov, Het Beleg van Mekka, 58-59, terwijl Yizraeli stelt dat de autoriteiten waren getipt dat Juhayman
al-Utaybi en zijn volgelingen vormen van radicalisering aan het tonen waren, zie Yizraeli, Politics and Society in
Saudi Arabia 82, Nasser al-Huzaymi, een voormalig lid en ooggetuige van Juhayman’s groep die uiteindelijk
niet betrokken wilde zijn bij de bezetting van de Grote Moskee, stelt dat ze gearresteerd werden wegens
verboden wapenbezit. Al Mushawah, K.A. ‘Juhayman’s Sins. Nasser Al-Huzaymi: My story with the so-called
Mahdi.’ The Majalla 1533 (2009), 48 en Hegghammer en Lacroix, ‘Rejectionist Islamism in Saudi Arabia’, 110. 254
Zie hoofdstuk 4 en 6 voor de relatie tussen al-Utaybi en Bin Baz. 255
Wilson en Graham, Saudi Arabia, 57-58. 256
Kechichian, ‘The Role of the Ulama’, 59 en Trofimov, Het Beleg van Mekka, 265.
63
van al-Utaybi’s daden door de meest vooraanstaande ulama voldoende was om hem ter dood
te laten brengen.257
Naast Juhayman dienden zijn volgelingen ook gestraft te worden.
Gevangenen werden op basis van lichamelijke onderzoeken veroordeeld. Bij de gevangenen
die kneuzingen of andere vormen van letsel bij hun schouders toonden, werd ervan uitgegaan
dat zij actief bijgedragen hadden aan de gevechten in en rond de Grote Moskee. Deze
personen werden ter dood veroordeeld, terwijl andere gevangenen lange gevangenisstraffen
kregen.258
Uiteindelijk werd al-Utaybi samen met tweeënzestig volgelingen op 9 januari 1980
ter dood gebracht.259
Opvallend is dat enkel Trofimov melding maakt van het advies van de
Raad ten aanzien van het lot van de bezetters. Andere auteurs schrijven enkel dat al-Utaybi en
tweeënzestig volgelingen geëxecuteerd werden.
Maatregelen door het Koningshuis
De Saoedische regering had tot dan toe streng Wahhabitische groepen niet als een gevaar
beschouwd. Immers, de familie Saoed en het Wahhabisme waren onweerlegbaar met elkaar
verbonden. Gezien de historische band van het Koningshuis en het Wahhabisme was het
moeilijk voor te stellen dat een Soennitische groepering, die sterk beïnvloed was door het
Wahhabisme, zich tegen het Saoedische Koningshuis, hun Wahhabitische verwanten, zou
keren. Desalniettemin gebeurde dit toch door middel van de bezetting van de Grote Moskee.
Sterker nog, één van de belangrijkste elementen van al-Utaybi’s politieke boodschap was juist
dat het Saoedisch Koningshuis het Wahhabisme verloochende. Al-Utaybi onderbouwde dit
door het Koningshuis te beschuldigen van corruptie, geldlust, en het toestaan van Westerse
invloeden op het Arabisch Schiereiland. Dit alles druist in tegen het Wahhabisme dat een
terugkeer naar de pure Islam uit de tijd van de Profeet Mohammed propageert.260
Ondanks dat de bezetting van de Grote Moskee niet tot de val van het Koningshuis Saoed had
geleid, was het een pijnlijke affaire voor de Hoeders van de Heilige Plaatsen. Het Koninghuis
bleek niet in staat de Grote Moskee in Mekka, de meest heilige plek in het Koninkrijk Saoedi-
Arabië, te beschermen, terwijl dit wel hun zelf opgelegde taak is.261
Het feit dat de
overheidstroepen ook nog eens twee weken nodig hadden om een einde aan de bezetting te
257
Trofimov, Het Beleg van Mekka, 279-280. 258
Hegghammer en Lacroix, ‘Rejectionist Islamism in Saudi Arabia’, 113. 259
Los Angeles Times. ‘63 Beheaded for Mosque Siege. Royal Sword Swing in Early Morning Decapitations.’
Los Angeles Times 9 Januari (1980): 1; Lacey, Inside the Kingdom, 35-36 en Hegghammer en Lacroix,
‘Rejectionist Islamism in Saudi Arabia’, 113. 260
Kechichian, J.A. ‘Islamic Revivalism and Change in Saudi Arabia: Juhayman al-ʻUtaybi’s ‘Letters’ to the
Saudi People’ The Muslim World 53 no. 1 (1990), 12-14. 261
Lesch, D.W. 1979. The Year that Shaped the Modern Middle East. (Boulder Colorado: Westview Press,
2001), 60.
64
maken versterkte het gezichtsverlies dat het Koningshuis had geleden. Tevens toonden de vele
doden en gewonden die gedurende de bevrijding van Grote Moskee vielen aan dat het
Koningshuis en de overheidstroepen niet voorbereid waren op een dergelijke aanval van
religieuze fundamentalisten als Juhayman al-Utaybi.262
Om het beschadigde imago van het
Koningshuis op te vijzelen zagen koning Khaled en kroonprins Fahd zich genoodzaakt
maatregelen te nemen. Er moest een zondebok gevonden en gestraft worden voor het feit dat
deze bezetting kon plaatsvinden.263
De Minister van Binnenlandse Zaken, Prins Nayef, was verantwoordelijk voor een deel van
de veiligheidstroepen die er niet in waren geslaagd de Grote Moskee te ontzetten. Daarnaast
was hij als Minister verantwoordelijk geweest voor de vrijlating van de aanhangers van al-
Utaybi een jaar voor de gebeurtenissen in Mekka.264
Desalniettemin werd Nayef gespaard
vanwege het feit dat hij de jongere broer van kroonprins Fahd was. Kroonprins Fahd was
namelijk het oudste lid van de in het eerste hoofdstuk genoemde ‘Sudayri Zeven’, de groep
van zeven broers die allen zonen waren van Ibn Saoed en prinses Hussa bint Ahmad al
Sudayri. Zij vormden een coalitie binnen het Koningshuis om de macht naar zich toe te
trekken en boden tegenwicht aan prins Abdullah, hun halfbroer en commandant van de
Nationale Garde, die eveneens streed om troonsopvolging.265
Het ontslaan van prins Nayef
zou kroonprins Fahd en de ‘Sudayri Zeven’ verzwakken. Desalniettemin wilden Fahd en
Khaled een zondebok vinden voor het debacle in Mekka. Eén van deze personen werd prins
Fawwaz, gouverneur van Mekka, die geen grote rol van betekenis speelde binnen de familie
Saoed en neutraal stond tegenover zowel de ‘Sudayri Zeven’ als prins Abdullah. Daarnaast
was Fawwaz door Juhayman en zijn volgelingen aangevallen op zijn liberale gewoontes.
Fawwaz werd daarom gedwongen de verantwoordelijkheid op zich te nemen voor de
bezetting van de Grote Moskee, aangezien de gijzeling in zijn stad had plaatsgevonden en
moest ontslag nemen.266
262
Al-Yassini, Religion and State, 124. 263
Trofimov, Het Beleg van Mekka, 265. 264
Trofimov, Het Beleg van Mekka, 265. 265
Abdullah werd uiteindelijk wel koning van Saoedi-Arabië in 2005, na het overlijden van Fahd, die in 1982
koning werd. Abdullah is onlangs komen te overlijden (23 januari 2015) en opgevolgd door Salman al-Saoed,
één van de ‘Sudayri Zeven’ en halfbroer van Abdullah. Zie hoofdstuk 1, Trofimov, Het Beleg van Mekka, 265,
Appendix B en NOS. ‘Koning Abdullah van Saudi-Arabië overleden.’ NOS. (2015): 1 pag. [online
nieuwsmedium], geraadpleegd op 28 mei 2015. Beschikbaar via http://nos.nl/artikel/2014837-koning-abdullah-
van-saudi-arabie-overleden.html. 266
Trofimov, Het Beleg van Mekka, 265-266.
65
Enkele dagen na het ontslag van Fawwaz ontsloeg koning Khaled de gehele top van de
strijdkrachten en de veiligheidsdiensten die verantwoordelijk werden gehouden voor het feit
dat er pas na twee weken een einde kwam aan de bezetting. Tevens werd het hoofd van de
Mabaheth, die, vermoedelijk, verantwoordelijk werd gehouden voor de vrijlating van de
aanhangers van al-Utaybi een jaar voor de bezetting vervangen door een generaal die zou
afstammen van Mohammed ibn Abd al-Wahhaab.267
Naast deze personeelswisselingen
beloofde kroonprins Fahd ook politieke veranderingen. Dit deed hij door onder meer te stellen
dat de lang beloofde adviesraad, Majlis al-Shura, in overeenstemming met bepalingen van de
Sharia, ingevoerd zou gaan worden. Deze adviesraad moest binnen twee maanden geformeerd
en geïnstalleerd worden en moest er toe leiden dat het Koningshuis democratischer en
religieuzer leek.268
Het terzijde schuiven van prins Fawwaz en de militaire kopstukken en de belofte een Majlis
al-Shura te realiseren waren niet de enige maatregelen die genomen werden door Khaled en
Fahd naar aanleiding van de gebeurtennissen in Mekka. Een belangrijk punt van de
boodschap van al-Utaybi was het verwijt dat de familie Saoed niet Islamitisch was en het
Wahhabisme verloochende. Dit uitte zich volgens al-Utaybi onder meer in de samenwerking
tussen het Koningshuis en Westerse landen.269
Fahd en Khaled zagen zich genoodzaakt iets
aan dit beeld te veranderen in de hoop dat soortgelijke aanvallen van religieuze groeperingen
in de toekomst niet meer zouden voorkomen. Daarnaast had de Raad van Religieuze
Geleerden een fatwa gegeven waarin zij het de Saoedische autoriteiten toestonden de Grote
Moskee aan te vallen. In ruil voor de fatwa had het Koningshuis beloofd zich meer aan zijn
Islamitische ‘verplichtingen’ te houden, zoals het verwijderen van alle vrouwen op televisie
en een verbod op alcohol. Tevens moest er meer van het door olie verworven staatsgeld
ingezet worden ten behoeve van de verspreiding van het Wahhabisme.270
Khaled en Fahd
kwamen hun belofte na door de omroepsters bij de televisie te ontslaan. Ze eisten zelfs dat de
Westerse bedrijven die gevestigd waren in Saoedi-Arabië, zoals de vliegtuigbouwer
Lockheed, hun vrouwelijke personeel weg zouden sturen.271
De aanwezige buitenlanders in
Saoedi-Arabië dienden zich voortaan te houden aan de tradities en Islamitische waarden die
men kent in het Koninkrijk en het werd een stuk moeilijker om aan alcohol te komen.272
Het
267
Trofimov, Het Beleg van Mekka266. 268
Holden, D. en R. Johns. The House of Saud. 536. 269
Kechichian, ‘Islamic Revivalism and Change in Saudi Arabia’, 12-13. 270
Trofimov, Het Beleg van Mekka, 124-125. 271
Trofimov, Het Beleg van Mekka, 283. 272
Al Yassini, Religion and State, 128-129 en Trofimov, Het Beleg van Mekka, 283.
66
Koningshuis kwam niet alleen tegemoet aan zijn Islamitische ‘verplichtingen’, het verhoogde
ook de salarissen van de ulama die in de Raad zaten en maakte extra geld vrij voor de bouw
of renovatie van moskeeën.273
Naast het afgeven van de fatwa had de Raad van Religieuze Geleerden aan het Koningshuis
toegezegd dat zij in hun preken, met name tijdens de drukbezochte vrijdagpreek, het
Islamitische karakter van het Koningshuis zouden benadrukken.274
Na de gebeurtenissen in
Mekka verzochten Khaled en Fahd hen om in hun preken eveneens de bezetting van de Grote
Moskee af te keuren. Er diende benadrukt te worden dat de Islam een gematigde religie is
waarin dergelijke acties niet thuis horen.275
Om het Islamitische karakter van het Saoedisch
Koningshuis te versterken besloten zij de rol van het Comité voor de Bevordering van Deugd
en het Voorkomen van Ondeugd, ofwel de Religieuze Politie te vergroten.276
Ten eerste werd
het budget van het Comité verhoogd. In 1974 ontving het Comité nog 27.070.000 riyal, maar
in 1981 was dit 163.900.000 riyal.277
De leden van het Comité, mutawaeen, zagen erop toe dat
de Islamitische voorschriften in Saoedi-Arabië werden gehandhaafd. Voorbeelden hiervan
zijn dat zij mannen rond de gebedstijd naar de moskee sturen en dat zij ervoor zorgen dat
vrouwen correct gesluierd zijn.278
Uit het voorgaande is gebleken dat het Koningshuis de nodige maatregelen getroffen heeft na
de gebeurtenissen in Mekka in 1979, waaruit blijkt dat deze gebeurtenis een behoorlijke
impact had op de bestuurders van het land. Niet alleen Trofimov komt tot deze conclusie maar
ook vele andere auteurs, zoals Yizraeli, Wright, al-Yassini, Kechichian, Holden en Johns en
ook Wilson en Graham. Volgens Trofimov zouden het juist deze maatregelen, en dan vooral
de maatregelen die het religieuze karakter van het Koningshuis en Saoedi-Arabië moesten
benadrukken, zijn geweest die voor een gunstig klimaat hebben gezorgd waarin toekomstige
Al-Qa‘ida extremisten zouden gedijen.279
3.4 Interpretaties van Trofimov
Wat Trofimov onderscheidt van andere auteurs ten aanzien van de gebeurtenissen in Mekka in
1979 en de gevolgen hiervan is dat hij er een heel boek aan geweid heeft. Andere auteurs
273
Al Yassini, Religion and State, 128-129. 274
Zoals in hoofdstuk 1 al is besproken is één van de taken die de ulama uitvoeren in Saoedi-Arabië het prediken
van het Wahhabisme aan de bevolking. 275
Al-Yassini, Religion and State, 128-129. 276
Wright, L. The Looming Tower, 146-147, Het Comité is al kort beschreven in hoofdstuk 1. 277
Yizraeli, Politics and Society in Saudi Arabia, 223. 278
Wright, L. The Looming Tower, 147. 279
Trofimov, Het Beleg van Mekka, 284.
67
hebben een paragraaf, een hoofdstuk of enkele hoofdstukken of een artikel aan de bezetting
door al-Utaybi gespendeerd.280
Dit kenmerkt tevens de waarde die hij aan deze historische
gebeurtenis hecht. In de inleiding geeft Trofimov een zeer beknopte samenvatting van hoe hij
de bezetting van de Grote Moskee ziet en de daaropvolgende belegering van een in zijn optiek
falend Koningshuis: ‘Aldus begon een langdurige strijd die Mekka in bloed zou dompelen en
een keerpunt zou betekenen voor de Islamitische wereld en het Westen.’ ‘In haar reactie op
Juhaymans brutale aanval op haar heiligste tempel gaf de Saoedische regering blijk van een
weerzinwekkende arrogantie, wrede incompetentie en een verbijsterende onverschilligheid ten
aanzien van de waarheid. Het imago van de koninklijke familie werd voorgoed bezoedeld.’281
Ook laat Trofimov zich uit over de gevolgen van de bezetting op korte en lange termijn. ‘Vele
moslims in Saoedi-Arabië en ook daarbuiten, onder wie de jonge Bin Laden, waren dermate
ontzet over het bloedbad in Mekka dat hun loyaliteit begon te wankelen. In de daarop
volgende jaren vervielen zij tot openlijke oppositie tegen het huis van Saoed en zijn
Amerikaanse geldschieters. De vurige ideologie die de mannen van Juhayman inspireerden tot
moord en chaos in het allerheiligste van de Islam, muteerde mettertijd in steeds gevaarlijker
varianten met de doodcultus van Al-Qa‘ida als hoogtepunt.’282
Resumerend noemt Trofimov
de gebeurtenis in Mekka: ‘De bezetting van de Grote Moskee - de eerste grootschalige
operatie door een internationale jihadbeweging in de moderne tijd - werd afgedaan als een
plaatselijk incident, een anachronistische terugkeer naar het Arabische bedoeïenverleden.
Maar achteraf bezien is het pijnlijk duidelijk: de aanloop naar 11 september, de bomaanslagen
in Londen en Madrid en het gruwelijke Islamitische geweld dat Afghanistan en Irak teistert
begon op die warme ochtend in november, in de schaduw van de Kaʻba.’283
Trofimov onderscheidt zich tevens ten opzichte van andere auteurs door de hoeveelheid
kennis en details die hij heeft met betrekking tot de gebeurtenissen in en rondom de Grote
Moskee. Deze details heeft hij vergaard door middel van vrijgegeven overheidsdocumentatie
in de Verenigde Staten en Frankrijk, maar bovenal door middel van interviews met
overlevenden van de bezetting en belegering van de Grote Moskee en andere personen die
280
De volgende auteurs spenderen een deel van hun boek of een (deel van een) artikel aan de gebeurtenissen
en/of de gevolgen van de belegering: Lacey, Inside the Kingdom, 3-36, 59, Wilson en Graham, Saudi Arabia, 56-
60, Wright, The Looming Tower, 88-94, Wright, Sacred Rage, 146-156, Hegghammer en Laxroix. ‘Rejectionist
Islamism in Saudi Arabia’, 103-122, Lacroix, S. Awakening Islam, 89-103 en Kechichian, ‘Islamic Revivalism
and Change in Saudi Arabia’, 1-16. Naast deze werken zijn er nog meer schrijvers die, kort, over al-Utaybi en de
bezetting en belegering van de Grote Moskee geschreven hebben. 281
Trofimov, Het Beleg van Mekka, 21. 282
Trofimov, Het Beleg van Mekka, 21-22. 283
Trofimov, Het Beleg van Mekka, 22.
68
betrokken waren of van belang waren voor het schrijven over dit onderwerp.284
Bij het
schrijven over de belegering van de Grote Moskee is het werk van Trofimov dan ook zeer
waardevol.
Trofimov onderscheidt zich door zijn kennis over de gebeurtenissen in Mekka in 1979, maar
ook door zijn conclusies die hij uit deze gebeurtenis trekt. Volgens hem is de gebeurtenis in
1979 en de groep die dit uitvoerde een voorloper van Al-Qa‘ida zelf geweest en heeft al-
Utaybi radicale moslims over de hele wereld ‘geprikkeld’.285
Deze thesis zal in de volgende
hoofdstukken ingaan op de persoon al-Utaybi en de oorsprong van zijn ideologie tot aan het
ontstaan van Al-Qa‘ida om te analyseren of Trofimov’s aanname juist is.
284
Zie het woord voor de lezers en de noten en bronnen van Trofimov: Trofimov, Het Beleg van Mekka, 299-
302 en 306-341. 285
Trofimov, Het Beleg van Mekka, 289-290.
69
4. Juhayman al-Utaybi: Zijn betekenis voor de Belegering
4.1 Persoon – biografie
Juhayman betekent ‘boos gezicht’ in het Arabisch en is afgeleid van jahama, de verleden tijd
van yatajaham, wat jezelf grimmig opstellen betekent.286
Zijn volledige naam is Juhayman
bin Mohammed bin Sayf al-Utaybi. Hij is ergens in de jaren ’30 geboren in Sajir, een
nederzetting van de Ikhwan, in het westen van Nadjd.287
Hij behoorde tot de Suqur, een tak
van de Utaybi stam. De grootvader van Juhayman was Sayf al-Dhan, een ruiter die voor het
ontstaan van de Saoedische staat onder ibn Saoed samen met andere bedoeïen aan vele
plunderingen deelnam. Zijn grootvader nam echter niet deel aan de opstand van de Broeders,
Ikhwan, tegen ibn Saoed.288
Juhayman’s vader, Mohammed bin Sayf, daarentegen wel. Bin
Sayf zou zij aan zij gevochten hebben met Ibn Bijad, leider van de Broeders, in de slag van
Sibilla. Bin Sayf overleefde deze slag en leefde tot 1972. 289
Sajir was een kleine nederzetting die niets meekreeg van de toegenomen welvaart en
modernisatie in de Saoedische steden. Trofimov omschrijft de situatie voor jonge mannen als
Juhayman in het dorp als volgt: ‘Voor de jonge mannen die in dit samengeraapte zootje lemen
huizen in een droge, met grind bedekte vlakte woonden, ver van de goed gedijende
olievelden, waren er weinig kansen behalve het oeroude kamelen hoeden en dadels
verbouwen.’290
Een andere carrièremogelijkheid was werken voor de Nationale Garde. De
Nationale Garde, ook wel het ‘Witte Leger’ genoemd vanwege het witte gewaad dat de
manschappen dragen, heeft als functie het Koningshuis te beschermen en het land te behoeden
voor interne onrust. De Garde vormde tegenwicht voor het reguliere nationale leger en stond
onder leiding van een lid van het Saoedisch Koningshuis.291
Juhayman al-Utaybi sloot zich
286
Lacey, Inside the Kingdom, 3. 287
Een precies geboortejaar is bij de verschillende auteurs die over al-Utaybi schrijven niet bekend. Enkel
Trofimov waagt zich hier aan door te stellen dat hij zeven jaar na de Slag om Sibilla in 1929, waar ibn Saoed de
Ikhwan versloeg, geboren is, dus in 1936. Graham en Wilson sluiten zich aan bij 1936, echter hebben hier geen
bron voor. Zie Trofimov, Het Beleg van Mekka, 34, Hegghammer en Lacroix, ‘Rejectionist Islamism in Saudi
Arabia’, 109, Ménoret, ‘Fighting for the Holy Mosque.’, 121 en Wilson en Graham, Saudi Arabia, 57. 288
Hegghammer en Lacroix, ‘Rejectionist Islamism in Saudi Arabia’, 109. 289
Of Mohammed bin Sayf daadwerkelijk zij aan zij gevochten heeft met Ibn Bijad is goed mogelijk, maar niet
zeker. Trofimov, Hegghammer en Lacroix stellen dat dit zo is op basis van interviews die gevoerd zijn met
voormalig lid en ooggetuige van Juhayman’s groep Nasser al-Huzaymi. Zie Trofimov, Het Beleg van Mekka, 34,
Hegghammer en Lacroix, ‘Rejectionist Islamism in Saudi Arabia’, 109 en Al Mushawah, ‘Juhayman’s Sins’, 46. 290
Trofimov, Het Beleg van Mekka, 41. 291
Trofimov, Het Beleg van Mekka, 41-42.
70
halverwege de jaren ’50 aan bij de Nationale Garde en verliet de Garde halverwege de jaren
’70.292
Gedurende zijn jaren bij de Nationale Garde had al-Utaybi veel vrije tijd die hij gebruikte om
lezingen bij te wonen in Mekka van geestelijken als imam ibn Subeil en Bin Baz. Nadat al-
Utaybi de Nationale Garde de rug toegekeerd had trok hij naar Medina, waar hij lessen en
lezingen van geestelijken als Bin Baz bleef bijwonen.293
Ondertussen had al-Utaybi in 1965
samen met enkele andere mannen Al Jama‘a al-Salafiyya al-Muhtasiba opgericht, wat
vertaald kan worden als Salafistische Groep voor de Bevordering van Deugd en Voorkomen
van Ondeugd, een groepering waarvan Bin Baz als geestelijk leider werd gezien.294
Deze
groep had als doel de Wahhabitische waarden en geloofsopvatting te doen herleven in Saoedi-
Arabië.295
In 1977 ontstond er om ideologische redenen een breuk in de groep die ertoe leidde
dat al-Utaybi zich afsplitste en zijn eigen groep vormde, de Ikhwan, net als de Ikhwan waar
zijn vader toe had behoord.296
Deze groep was twee jaren later verantwoordelijk voor het
bezetten van de Grote Moskee, een actie die uiteindelijk een dodelijke afloop had voor
Juhayman al-Utaybi, die als leider van deze opstand werd gezien en onthoofd werd op 9
januari 1980.297
4.2 Loopbaan
Nationale Garde
Juhayman al-Utaybi verliet school al op jonge leeftijd, waarna hij zich aanmeldde bij de
Nationale Garde. Trofimov is één van de weinige auteurs die schrijft over al-Utaybi’s tijd bij
het ‘Witte Leger’, al is het niet geheel duidelijk waar deze informatie vandaan komt. Volgens
Trofimov stelde zijn rol binnen de Nationale Garde weinig voor en stelde de Nationale Garde
zelf ook weinig voor. Er was weinig militaire discipline en er werd nauwelijks geëxerceerd.
Veel van de gardisten kwamen zelfs niet opdagen wanneer er wel geëxerceerd werd. Er waren 292
Volgens Trofimov, Heghammer en Lacroix verliet al-Utaybi de Garde in 1973, terwijl Hrair Dekmejian stelt
dat het in 1974 was. Zie Trofimov, Het Beleg van Mekka, 43, Hegghammer en Lacroix, ‘Rejectionist Islamism
in Saudi Arabia’, 109 en Hrair Dekmejian, R. Islam in Revolution. Fundamentalism in the Arab World. 2e editie.
(Syracuse, New York: Syracuse University Press, 1995), 134. 293
Trofimov, Het Beleg van Mekka, 43, Hegghammer en Lacroix, ‘Rejectionist Islamism in Saudi Arabia’, 109
en Hrair Dekmejian, Islam in Revolution., 134. 294
Lacroix, Ménoret en Nasser al-Huzaymi stellen dat al-Utaybi medeoprichter was. Zie Lacroix, Awakening
Islam, 90, Ménoret, ‘Fighting for the Holy Mosque.’, 119 en Al Mushawah, ‘Juhayman’s Sins’, 47. Trofimov
stelt enkel dat hij lid werd. Zie Trofimov, Het Beleg van Mekka, 45. Een verdere uitleg over de naam Al Jama‘a
al-Salafiyya al-Muhtasiba en wat voor organisatie dit was zal in hoofdstuk 6 gegeven worden. 295
Trofimov, Het Beleg van Mekka, 45, Hegghammer en Lacroix, ‘Rejectionist Islamism in Saudi Arabia’, 106-
107 en Lacroix, Awakening Islam, 90-91. 296
Hegghammer en Lacroix, ‘Rejectionist Islamism in Saudi Arabia’, 108. 297
Zie hoofdstuk 3, paragraaf 3.
71
echter volgens Trofimov wel mogelijkheden binnen de Garde om hogerop te komen. Al-
Utaybi had deze ambitie niet. Gedurende zijn achttien tot twintigjarige carrière bij de Garde
kwam hij niet verder dan korporaal en zou zijn meest verantwoordelijke taak het besturen van
een watertruck zijn geweest.298
Als gezegd had al-Utaybi veel vrije tijd gedurende zijn diensttijd bij de Nationale Garde die
hij gebruikte om lezingen van vooraanstaande geestelijken bij te wonen. Nadat hij de Garde
verliet trok hij naar Medina. Volgens auteurs Hrair Dekmejian, Trofimov, Wilson en Graham
ging hij studeren aan de Islamitische Universiteit van Medina, echter Lacroix en Hegghammer
betwisten dit. Volgens hen had al-Utaybi, doordat hij vroeg van school af ging, niet de juiste
kwalificaties om aan een universiteit te mogen studeren. Zij zeggen dat al-Utaybi wel lessen
volgde aan de Dar al-Hadith, Huis van de Hadith, dat onderdeel was van de Islamitische
Universiteit in Medina.299
Feit is wel dat al-Utaybi gedurende deze periode lezingen van Bin
Baz volgde.300
Bin Baz en Al Jama‘a al-Salafiyya al-Muhtasiba
Bin Baz was een vooraanstaande Islamitische geleerde en had veel aanzien onder de andere
ulama. Als gezegd introduceerde hij een meer pragmatische kijk op hoe het Koningshuis en
de religieuze leiders moesten omgaan met het afwijzen van innovatie en modernisatie.301
Deze
pragmatische kijk ontstond echter pas nadat hij de Islamitische Universiteit in Medina had
verlaten om in Riyad te gaan werken. Over welke functie hij kreeg en wanneer hij naar Riyad
vertrok zijn verscheidene auteurs het niet met elkaar eens. Trofimov stelt dat hij ‘aan het roer
van het Departement voor Wetenschappelijk Onderzoek en Voorlichting’ kwam te staan. Een
instantie die was belast met de interpretatie van de Islamitische wet en het uitvaardigen van
fatwas. Als voorzitter van dit departement kreeg Bin Baz hetzelfde politieke gewicht als een
hoge minister. Vanaf welk jaar Bin Baz deze functie ging bekleden wordt in het boek van
Trofimov niet duidelijk.302
Volgens Hegghammer zou hij in 1971 aan het hoofd van de toen
net opgerichte, en al meermaals genoemde, Raad van Religieuze Geleerden of Raad van
Ulama komen. Daarnaast fungeerde hij volgens Hegghammer, zij het onofficieel, als Groot
298
Trofimov, Het Beleg van Mekka, 42-43. 299
Hegghammer en Lacroix, ‘Rejectionist Islamism in Saudi Arabia’, 109 en Lacroix, Awakening Islam, 88-89. 300
Zie voetnoot 294. 301
Zie hoofdstuk 1 paragraaf 4. 302
Trofimov, Het Beleg van Mekka, 46-47.
72
Moefti van Saoedi-Arabië, de hoogste religieuze positie in het Koninkrijk.303
Yizraeli sluit
zich daar bij aan door eveneens te stellen dat Bin Baz de opvolger was van Groot Moefti
Shaykh Mohammed ibn Ibrahim Al al Shaykh.304
Auteur DeLong-Bas sluit zich daarentegen
bij Trofimov aan. Bin Baz zou volgens haar voorzitter van het Departement voor
Wetenschappelijk Onderzoek en Voorlichting worden en pas in 1992 Groot Moefti worden.305
Ongeacht wat zijn precieze titel was zijn alle auteurs het er wel over eens dat hij in de jaren
’70 de meest invloedrijke religieuze geleerde van Saoedi-Arabië werd.
Voor Bin Baz de meest invloedrijke religieuze geleerde werd, stond hij bekend om zijn kritiek
op de Westerse invloed op het Koningshuis en Saoedi-Arabië en was hij fel tegenstander van
de modernisering van het Koninkrijk. In de jaren ’40 stelde hij een fatwa op waarin hij
claimde dat op basis van Hadith het verbod op de aanwezigheid van niet-moslims in Mekka
en Medina geldig was voor het gehele Arabische Schiereiland. Op basis hiervan meende hij
dat de Amerikaanse olie-experts, ingenieurs en militairen oftewel de ongelovigen, kafir, die in
Saoedi-Arabië werkzaam waren op dat moment verbannen moesten worden. Volgens ibn
Saoed ging dit fatwa tegen zijn beleid in en hij besloot daarom Bin Baz in detentie te
plaatsen. Onder de meest conservatieve ulama leverde dit fatwa hem veel bewondering op.
Ook na zijn detentie bleef Bin Baz groot tegenstander van de modernisatie die het Koninkrijk
in de jaren ’60 en jaren ’70 kenmerkte, tot hij in dienst van het Koningshuis kwam.306
Al-Utaybi woonde lezingen en colleges van Bin Baz bij en richtte de groepering Al Jama‘a
al-Salafiyya al-Muhtasiba op, waarvan Bin Baz geestelijk leider werd. De groepering wist
vele leden te werven onder arme jongeren door ze een goedkoop weekend in de woestijn aan
te bieden. Gedurende dit weekend moesten de jongeren in de hitte van de woestijn naar
religieuze lezingen luisteren, lange gebed sessies houden en kregen ze weinig te eten. De
jongeren werd op het hart gedrukt dat wanneer zij tot Allah zouden bidden, hun gebeden
gehoord zouden worden. Meestal werd aan het einde van een lange gebedssessie een
‘godswonder’ gearrangeerd en kregen de jongeren uit het niets een feestmaal voorgeschoteld
als beloning voor hun dedicatie aan Allah.307
Al-Utaybi speelde een belangrijke rol bij de
303
Hegghammer, T. ‘The Defense of Muslim Territories Constitutes the First Individual Duty (excerpts)’ in G.
Kepel en J-P. Milelli (eds.), Al Qaeda in its own words. (Cambridge Massachusetts en Londen: The Belknap
Press of Harvard University Press, 2008), 296n2. 304
Yizraeli, Politics and Society in Saudi Arabia, 71-72. 305
DeLong-Bas, N.J. ‘Bin Baz.’ Encyclopaedia of Islam, 3e ed. (2011): 1 pag. [online encyclopedie],
geraadpleegd op 25 oktober 2015. Beschikbaar via http://referenceworks.brillonline.com/entries/encyclopaedia-
of-islam-3/bin-baz-COM_23796> 306
Trofimov, Het Beleg van Mekka, 36-37 en DeLong-Bas, ‘Bin Baz.’, 1. 307
Trofimov, Het Beleg van Mekka, 45.
73
organisatie van deze indoctrinatiereisjes naar de woestijn. Door zijn charismatische uitstraling
en bedoeïenachtergrond bleek hij onder de jongeren gerespecteerd te worden.308
Al-Utaybi
werd uiteindelijk de hoofdcoördinator voor alle reizen en uitstapjes die de groepering maakte
om rekruten te werven.309
In de zomer van 1977 ontstond er om ideologische redenen een breuk binnen Al Jama‘a al-
Salafiyya al-Muhtasiba.310
Een andere reden voor de breuk was dat al-Utaybi was vervreemd
van Bin Baz, die bereid was gebleken te werken in dienst van het Koningshuis. Ook al
verwierp hij nog immer de modernisatie in Saoedi-Arabië en was hij kritisch over
hervormingen in het land, hij zorgde ervoor niet te kritisch te zijn ten opzichte van het
Koningshuis, aangezien zijn salaris ook door hen werd betaald en hij al eens eerder in de
gevangenis was beland voor kritiek op het Koningshuis. Al-Utaybi was eveneens fel
tegenstander van modernisatie en hervormingen, maar durfde, in tegenstelling tot Bin Baz,
hiervan de schuld bij het Koningshuis te leggen. Er waren twee kampen binnen Al Jama‘a al-
Salafiyya al-Muhtasiba ontstaan, namelijk tussen de groep van mannen die Bin Baz en de
andere prominente ulama steunden en een groep geleid door al-Utaybi, die bestond uit veelal
de jongere leden die niet langer ideologisch op één lijn stonden met Bin Baz en zijn steun van
het Koningshuis niet accepteerden. De groep van al-Utaybi brak met Al Jama‘a al-Salafiyya
al-Muhtasiba en ging verder als de Broeders, al-Ikhwan, waarvan al-Utaybi tevens de leider
werd.311
In de periode 1977 tot 1979 kreeg al-Utaybi’s Ikhwan meer en meer gestalte en
besloot hij tevens zijn gedachtegoed op papier te zetten. Deze geschriften genaamd Rasa’il
Juhayman al-Utaybi of kortweg de Zeven Brieven, beschreven het gedachtegoed van al-
Utaybi.312
In dezelfde periode ontstond het idee bij al-Utaybi om de Grote Moskee te
bezetten. Deze missie van al-Utaybi zou tevens de ondergang voor al-Utaybi’s Ikhwan
betekenen, aangezien het mislukte en al-Utaybi als leider van deze groepering op 9 januari
1980 ter dood veroordeeld werd.
4.3 Betekenis
Of Juhayman al-Utaybi het predicaat groots historisch figuur moet krijgen is discutabel. Dat
hangt namelijk af van hoeveel historische waarde gehecht wordt aan de belegering van de
308
Trofimov, Het Beleg van Mekka, 45 en Hrair Dekmejian, Islam in Revolution, 135. 309
Trofimov, Het Beleg van Mekka, 45-46. 310
Hier zal in hoofdstuk 6 nader op in worden gegaan. 311
Trofimov, Het Beleg van Mekka, 47-48, Hegghammer en Laxroix. ‘Rejectionist Islamism in Saudi Arabia’,
108-109 en Ménoret, ‘Fighting for the Holy Mosque.’, 122-123. 312
Trofimov, Het Beleg van Mekka, 57 en Kechichian, ‘Islamic Revivalism and Change in Saudi Arabia’, 9-10.
Over de Rasa’il Juhayman al-Utaybi zal in hoofdstuk 6, paragraaf 4 nader ingegaan worden.
74
Grote Moskee. Eén ding is namelijk wel zeker, zonder al-Utaybi hadden de gebeurtenissen in
Mekka eind 1979 nooit plaatsgevonden.
Betekenis Juhayman al-Utaybi voor Al Jama‘a al-Salafiyya al-Muhtasiba
Gezien al-Utaybi’s tribale afkomst en het feit dat hij een nazaat was van een rebel die, zonder
succes, tegen het Koningshuis had gevochten was er weinig toekomstperspectief voor hem.
Een succesvolle maatschappelijke carrière was niet iets waar hij uitzicht op had en een
militaire carrière was enkel mogelijk binnen de Nationale Garde. In zijn thuisdorp Sajir had
al-Utaybi niets meegekregen van de toegenomen welvaart en modernisatie die zich wel
verspreidde over de Saoedische steden. Deze omstandigheden hebben ongetwijfeld een rol
gespeeld in de vorming van zijn anti-Koningshuis opvattingen en het feit dat hij zich
aangetrokken voelde tot de puriteinse Islam in de vorm van het Wahhabisme, evenals de vele
lezingen van conservatieve religieuze geleerden die hij bijwoonde. Het oprichten en lid zijn
van Al Jama‘a al-Salafiyya al-Muhtasiba bood hem een mogelijkheid om deze ideeën en
gevoelens te kanaliseren.
Al-Utaybi slaagde er in om een prominente rol binnen Al Jama‘a al-Salafiyya al-Muhtasiba te
bekleden. Naast het feit dat hij medeoprichter was droegen juist zijn afkomst, militaire
ervaring en zijn religieuze toewijding er aan bij dat hij populair was onder leden van de
groepering en veel nieuwe leden wist te rekruteren. Tevens bleek al-Utaybi charismatisch te
zijn en had hij ‘een magnetische persoonlijkheid, doordringende ogen en veel lef.’313
Dat al-
Utaybi zo populair was binnen Al Jama‘a al-Salafiyya al-Muhtasiba was niet verwonderlijk
gezien de afkomst van de leden. De meeste van hen waren jonge, ongetrouwde, mannen en
kwamen uit bevolkingsgroepen die achtergesteld werden, zoals de bedoeïengroepen op het
platteland van Saoedi-Arabië, waar ook al-Utaybi toe behoorde.314
Tevens waren er ook niet-
Saoedische mannen lid van de groep, waarbij het grootste deel uit Jemen kwam.315
Aangezien
al-Utaybi een soortgelijke achtergrond had als het gros van de leden, een charismatische man
bleek en ouder was dan de meeste leden, kon hij zich manifesteren binnen Al Jama‘a al-
Salafiyya al-Muhtasiba. Aangezien de andere leiders van de groep veelal religieuze geleerden
waren die niet eenzelfde achtergrond als al-Utaybi hadden en zich niet dusdanig uitspraken
313
Trofimov, Het Beleg van Mekka, 45, Hegghammer en Laxroix. ‘Rejectionist Islamism in Saudi Arabia’, 109
en Hrair Dekmejian, Islam in Revolution, 115. 314
Vele mannen waren halverwege hun twintiger jaren. 315
Hegghammer en Laxroix. ‘Rejectionist Islamism in Saudi Arabia’, 107.
75
tegen het Koningshuis, is het niet verwonderlijk dat na de splitsing binnen de groep de meeste
jonge leden besloten zich achter al-Utaybi te scharen.316
Al-Utaybi’s Ikhwan en de Bezetting van de Grote Moskee
Juhayman al-Utaybi manifesteerde zich na de splitsing als een absoluut leider binnen de
Ikhwan. Volgens al-Huzaymi, voormalig lid van Al Jama‘a al-Salafiyya al-Muhtasiba en al-
Utaybi’s Ikhwan manifesteerde al-Utaybi zich bij de eerstgenoemde groep al als leider, maar
werd hij dit pas echt bij de Ikhwan, aangezien die groep volgens hem alle ‘eigenschappen van
een persoonlijkheidsverheerlijking’ toonde.317
De jonge leden binnen de groep streden
onderling om wie het hoogste in achting bij al-Utaybi kwam te staan. De groep was ook
gerangschikt op wie het dichtste bij al-Utaybi stond. Al-Utaybi strafte een ieder die tegen hem
in ging door die persoon voortaan te negeren, waardoor deze persoon eigenlijk buiten de
groep kwam te staan.318
Zoals in hoofdstuk 3 paragraaf 3 al is beschreven kwam de groep van al-Utaybi op de radar
van de Saoedische geheime dienst, Mahabeth, te staan en werd een aantal van al-Utaybi’s
volgelingen gearresteerd. Al-Utaybi wist te ontkomen en vluchtte de woestijn in.319
In de
woestijn kon hij zijn volgelingen echter moeilijk bereiken, aangezien sommigen van hen in de
gevangenis beland waren en de autoriteiten nog altijd op zoek waren naar hem en andere
leden. Er werden door leden van de Ikhwan geheime bijeenkomsten werden georganiseerd,
maar uit veiligheidsoverwegingen was al-Utaybi hier niet bij.320
Opvallend is dat de groep na
de vlucht van hun leider al-Utaybi niet uit elkaar viel, wat dus wel iets zegt over de loyaliteit
van de leden aan hun leider. Het was in deze tijd dat al-Utaybi zich niet in het openbaar kon
tonen en zijn ideologie op papier zette. Deze geschriften ‘de Zeven Brieven’ genaamd, bevatte
het gedachtegoed van al-Utaybi en daarin kwam zijn afkeer van het Saoedische Koningshuis
nadrukkelijk naar voren.321
De belangrijkste component van deze geschriften was echter het
fenomeen Mahdi. Aan het begin van hoofdstuk 3 ben ik al even kort ingegaan op het feit dat
al-Utaybi zijn zwager in de Grote Moskee presenteerde als de Mahdi, de Verlosser. Op het
316
Lacroix, Awakening Islam, 90-92 en Trofimov, het Beleg van Mekka, 49-50. 317
Al Mushawah, ‘Juhayman’s Sins’, 48 en Hegghammer en Laxroix. ‘Rejectionist Islamism in Saudi Arabia’,
109. 318
Hegghammer en Laxroix. ‘Rejectionist Islamism in Saudi Arabia’, 109. 319
Trofimov, Het Beleg van Mekka, 58 en Hegghammer en Laxroix. ‘Rejectionist Islamism in Saudi Arabia’,
110. 320
Hegghammer en Laxroix. ‘Rejectionist Islamism in Saudi Arabia’, 110. 321
Ménoret, ‘Fighting for the Holy Mosque’, 123, Hegghammer en Laxroix. ‘Rejectionist Islamism in Saudi
Arabia’, 110 en Kechichian, ‘Islamic Revivalism and Change in Saudi Arabia’, 9-11.
76
begrip zelf zal later in deze scriptie worden ingegaan, maar wat het betekende voor al-Utaybi
en zijn groep zal nu wel uitgelegd worden.
Al-Utaybi was tijdens het bestuderen van Hadith het begrip Mahdi tegengekomen, de
Verlosser van de Islam. In de Hadith stond een vrij nauwkeurige beschrijving van zijn
uiterlijk en waar en wanneer hij zou verschijnen. Toevallig was er iemand binnen de groep
van al-Utaybi die aan deze uiterlijke kenmerken voldeed, namelijk Mohammed bin Abdullah
al-Qahtani.322
De plaats waar de Verlosser zou verschijnen was bij de Kaʻba in de Grote
Moskee en dit zou gebeuren vlak na de hadj en aan het begin van een nieuwe Islamitische
eeuw. Ongeveer een jaar voor de belegering van de Grote Moskee kreeg al-Utaybi een droom
waarin werd bevestigd dat al-Qahtani de Mahdi zou zijn. Niet geheel toevallig hadden vele
volgelingen van al-Utaybi dezelfde droom ontvangen en zo ontstond binnen de groep van al-
Utaybi het idee dat de komst van de Mahdi aanstaande was.323
In plaats van het te laten
gebeuren, meende al-Utaybi dat de komst van de Mahdi ‘gefaciliteerd’ kon worden, namelijk
door op 20 november 1979, Islamitisch nieuwjaar en toevallig het begin van een nieuwe
Islamitische eeuw, de Grote Moskee te bezetten om zo de komst van de Mahdi te kunnen
aanschouwen.324
Een deel van de al-Utaybi’s groep, waaronder al-Huzaymi, geloofden niet dat al-Qahtani de
Mahdi was en besloten geen deel uit te maken van de operatie om de Grote Moskee te
bezetten.325
Het andere deel van de groep bleek bereid om al-Utaybi te volgen in zijn obsessie
voor de Mahdi en bereidde de bezetting van de Grote Moskee voor. Op 20 november 1979
voerden ze hun plan in Mekka uit. Op basis van het voorgaande kan geconcludeerd worden
dat zonder Juhayman al-Utaybi de Grote Moskee nooit was bezet. Hij nam binnen Al Jama‘a
al-Salafiyya al-Muhtasiba een leidersrol op zich en kreeg volgelingen die hem volgden na de
splitsing binnen deze groep. Vervolgens werd hij binnen zijn eigen groepering, de Ikhwan,
geadoreerd en volgden zijn volgelingen hem blindelings in zijn utopische idee dat de Mahdi
zou verrijzen in de Grote Moskee. Aangezien hij degene was die met het concept van de
Mahdi kwam en zijn volgelingen overtuigde dat hij zich in hun groep bevond in de vorm van
322
Trofimov, Het Beleg van Mekka, 67-68, Hegghammer en Laxroix. ‘Rejectionist Islamism in Saudi Arabia’,
112 en Al Mushawah, ‘Juhayman’s Sins’, 49. 323
Trofimov, Het Beleg van Mekka, 70 en Hegghammer en Laxroix. ‘Rejectionist Islamism in Saudi Arabia’,
112. 324
Trofimov, Het Beleg van Mekka, 71-72 en Hegghammer en Laxroix. ‘Rejectionist Islamism in Saudi Arabia’,
112. 325
Hegghammer en Laxroix. ‘Rejectionist Islamism in Saudi Arabia’, 112 en Al Mushawah, ‘Juhayman’s Sins’,
49.
77
al-Qahtani, kan gesteld worden dat zonder al-Utaybi de gebeurtenissen eind 1979 in Mekka
niet hadden plaatsgevonden.
4.4 Trofimov’s profilering van al-Utaybi: tussen waarheid en fictie
Wat heel duidelijk naar voren komt in het boek van Trofimov is dat hij dezelfde conclusie
trekt die in de voorgaande paragraaf is getrokken, namelijk dat Juhayman al-Utaybi de
aanstichter is geweest van hetgeen zich eind 1979 voltrok in de Grote Moskee in Mekka. Hij
was volgens Trofimov zeer duidelijk de leider van de groep die verantwoordelijk was voor de
bezetting, zowel militair als geestelijk.
Al-Utaybi als leider
Trofimov beaamt tevens dat al-Utaybi gedurende zijn tijd bij Al Jama‘a al-Salafiyya al-
Muhtasiba opklom naar een leidinggevende positie. Eerst als hulp bij de rekruteringtrips naar
de woestijn en later als hoofdcoördinator van alle excursies die de groepering maakte.326
Volgens Trofimov was al-Utaybi rond 1976 een ‘gevestigde autoriteit’. Hij baseert zich op
een ooggetuigenverslag van al-Huzaymi en beschrijft hoe deze al-Utaybi ontmoette: ‘Zoals
passend was voor een ware leider kon men Juhayman alleen ontmoeten na uitvoerige
voorbereidingen waarbij de nieuwelingen te horen kregen hoe geweldig de man wel niet was.
Toen de tijd daar was, werd Huzaymi door Juhaymans assistenten de vergaderzaal
binnengebracht. Hij bespeurde meteen het charisma van de voormalige korporaal.’327
Hieruit
blijkt dat nog voor de splitsing binnen Al Jama‘a al-Salafiyya al-Muhtasiba al-Utaybi al
optrad als een leidinggevend figuur.
Dat Trofimov al-Utaybi als leider van de groep ziet die de moskee bezette blijkt gedurende
het hele boek. De groepering die al-Utaybi vormde krijgt in het boek niet de naam de Ikhwan
maar wordt omschreven als ‘de hechte gemeenschap van Juhaymans aanhangers’, ‘Juhaymans
clandestiene netwerk’, Juhaymans strenge, gewelddadige beweging’, ‘Juhaymans rebellen’,
‘de rebellen van Juhayman’, ‘Juhaymans samenzweerders’ en de ‘beweging van
Juhayman’.328
Uit het boek blijkt ook dat al-Utaybi als het brein van de operatie wordt gezien, zowel in de
aanloop, als ten tijde daarvan. Over de aanloop naar en voorbereidingen van de belegering
schrijft Trofimov bijvoorbeeld het volgende: ‘Na de hadj was Juhayman begonnen met de
326
Trofimov, Het Beleg van Mekka, 45-46. 327
Trofimov, Het Beleg van Mekka, 46. 328
Trofimov, Het Beleg van Mekka, 69, 73, 149, 164, 195, 201.
78
voorbereidingen voor de nu volgens hem onvermijdelijke confrontatie met de onrechtmatige
regeerder van het Koninkrijk. Juhayman onderwees nu dat de ware gelovigen zich op het
ergste moesten voorbereiden. Ze moesten zich kunnen verdedigen als de hypocriete
Saoedische staat Gods dienaren opnieuw wilde treffen.’ Juhayman stuurde vervolgens zijn
volgelingen de woestijn in om ‘hun schutterskunst bij te slijpen’.329
Over het moment waarop
door al-Utaybi besloten werd dat de Grote Moskee bezet zou gaan worden schrijft Trofimov:
‘Juhayman sprak ditmaal openhartig: de Mahdi moest beschermd worden tegen vijanden van
het ware geloof, en het was aan de gelovigen om deze bescherming te bieden. Op de
vastgestelde dag, zo zei hij, zal de Grote Moskee onder bedreiging van geweren worden
ingenomen en met wapens worden verdedigd.’330
Dat al-Utaybi de (militaire) leider was ten tijde van de belegering wordt ook meermaals door
Trofimov beschreven. Zo omschrijft hij bijvoorbeeld hoe de bezetting begint. ‘Toen klonken
er geweerschoten, net toen de imam het gebed afrondde met vredeswensen.’ ‘Te midden van
deze beroering verscheen de leider van de rebellen, Juhayman al-Utaybi, vanuit de dieptes van
de moskee.’331
Vervolgens pakt al-Utaybi de microfoon van de imam af en ‘blafte een reeks
afgebeten militaire bevelen in de microfoon’, waarna ‘hele hordes van zijn goed getrainde
volgelingen zijn instructies volgden en door het complex verspreidden om boven op de zeven
minaretten van het heiligdom machinegeweren te installeren’.332
Zo zijn er nog enkele
passages in het boek waaruit heel sterk blijkt dat Trofimov al-Utaybi als de militair leider ziet.
Als gezegd blijkt in het boek ook duidelijk dat al-Utaybi de geestelijk leider van de groep is.
‘Hoewel veel van zijn aanhangers een eigen huis hadden, stichtte Juhayman communeachtige
woongemeenschappen in steden als Riyad, Medina en Mekka. Daar konden de mannen van de
beweging goedkoop eten en slapen alsook samen bidden en de Islam bestuderen.
Bekeerlingen maken….. bleef het belangrijkste doel. Huzaymi….klom op binnen de groep
terwijl hij kriskras door het land bleef reizen om de leringen van de voormalige korporaal (al-
Utaybi) te verbreiden.’333
Zo zijn er talloze citaten uit het boek te halen die bevestigen dat al-
Utaybi de leider van de groepering, verantwoordelijk voor de belegering van de Grote
Moskee, was.
329
Trofimov, Het Beleg van Mekka, 69. 330
Trofimov, Het Beleg van Mekka, 72. 331
Trofimov, Het Beleg van Mekka, 17-18. 332
Trofimov, Het Beleg van Mekka, 19. 333
Trofimov, Het Beleg van Mekka, 53.
79
Ideologie al-Utaybi
Het valt verder op dat Trofimov in zijn boek al-Utaybi als een zeer conservatieve Wahhabi
neerzet die fel tegen het Saoedisch Koningshuis gekant is, waarbij zijn afkomst als telg uit een
stam, die meevocht met de Ikhwan tegen het Koningshuis, ook duidelijk naar voren komt.
Verstoken van enige welvaart in zijn geboortedorp Sajir, waar vele overlevenden van de Slag
om Sibilla woonden, sloot al-Utaybi zich aan bij de Nationale Garde.334
Trofimov schrijft
over de Nationale Garde dat zij ‘van meet af aan de verslagen Ikhwan had opgenomen’ en
‘doordrongen was van de Islamitische orthodoxie en altijd voorkeur gaf haar manschappen te
rekruteren uit de conservatieve stamleden in de Nedj’.335
Al-Utaybi paste volgens Trofimov
zeker binnen dit profiel van de Nationale Garde. Wat echter opvallend en paradoxaal is, is dat
de Nationale Garde het Koningshuis dient te beschermen tegen interne onrust en een lijfwacht
voor het Koningshuis vormde, terwijl al-Utaybi een hekel aan het Koningshuis had. Trofimov
schrijft namelijk het volgende: ‘Opgevoed met herinneringen aan de nederlaag van de Ikhwan
bij de Slag van Sibilla vergaf hij al-Saoed de smaad niet die zijn stamgenoten was
aangedaan.’336
Sterker nog, de haat jegens het Koningshuis vormde later een belangrijk
element in zijn gedachtegoed.
Wat duidelijk naar voren komt in Trofimov’s boek is dat volgens hem al-Utaybi’s
gedachtegoed sterk beïnvloed is tijdens de periode dat hij veelvuldig in Mekka en later
Medina was om lezingen en colleges bij te wonen van geestelijken, waarbij met name Bin
Baz een grote rol speelde. Trofimov beschrijft kort de conservatieve ideologie van Bin Baz en
hoe zijn kritiek op het on-Wahhibitische gedrag van het Koningshuis. Hij noemt Bin Baz ‘de
meest prominente criticaster van de duizelingwekkende snelle modernisering van Saoedi-
Arabië.’ Hij vond het schandalig hoe duizenden Saoedi’s met liberale ideeën thuiskwamen na
buitenlandse reizen en dat er nieuwe winkelcentra geopend werden en Amerikaanse
soapopera’s op tv werden uitgezonden. Tevens was hij fel tegen het feit dat het Koningshuis
officiële gebouwen van koninklijke portretten voorzag, aangezien het volgens Bin Baz niet
toegestaan was portretten aan een muur te hangen, want dit kan ertoe leiden dat mensen het
vereren of aanbidden, zeker als het om een koning gaat.337
Zoals in hoofdstuk 1.2 al is
besproken is monotheïsme, het geloven in één goddelijkheid, een belangrijk, zo niet het
334
De Slag om Sibilla is in hoofdstuk 1 al genoemd. Het betreft de veldslag in 1939 tussen de Ikhwan en ibn
Saoed, waarbij de Ikhwan werden verslagen. Zie Trofimov, Het Beleg van Mekka, 33-34. 335
Trofimov, Het Beleg van Mekka, 41. 336
Trofimov, Het Beleg van Mekka, 42. 337
Trofimov, Het Beleg van Mekka, 43-44.
80
belangrijkste, element van het Wahhabisme. Het aanbidden van stenen, bomen, maar ook
portretten wijzen op polytheïsme, het vereren van meerdere goddelijkheden, wat volgens het
Wahhabisme ten zeerste verboden is. Verder was Bin Baz fel tegen de legale verkoop van
sigaretten en het bestaan van kapsalons, en was hij woedend over ‘de prille emancipatie’ van
Saoedische vrouwen. Tot slot was één van de belangrijkste punten van Bin Baz de
aanwezigheid van ongelovigen op het Arabisch Schiereiland.338
Opvallend is dat de punten die de ideologie van Bin Baz volgens Trofimov kenmerken sterk
overeenkomen met die van al-Utaybi. Hij was eveneens fel tegen de koninklijke portretten die
overal te zien waren, zelfs op de Saoedische geldbiljetten, de Riyal, prijkte een portret van de
koning. ‘Jonge geesten werden vergiftigd door geïmporteerde boeken en films.’339
Daarnaast
liet al-Utaybi zich uit over de relatie met het Westen en de aanwezigheid van buitenlanders in
Saoedi-Arabië: ‘De natuurlijke superioriteit van de Islam was domweg onverenigbaar met de
toenemende aantallen buitenlanders en de beschamende afhankelijkheid van Saoedi-Arabië
van Amerika en andere westerse landen.’ Vervolgens quote Trofimov uit de epistels van al-
Utaybi: ‘Hoe is het mogelijk om de staten van de ongelovigen de jihad te verklaren als wij
ambassadeurs in hun landen hebben en zij ambassadeurs, experts en leraren in het onze
hebben?’340
Het verschil tussen al-Utaybi en Bin Baz zit hem uiteindelijk in twee zaken. Ten
eerste het feit dat Bin Baz gaat werken voor de Saoedische overheid terwijl al-Utaybi zich
juist sterker ging afzetten tegen het Koningshuis.341
Ten tweede geloofde Bin Baz niet in de
komst van de Mahdi, terwijl al-Utaybi hiervan doordrongen was, zodanig zelfs dat hij besloot
de Grote Moskee te bezetten.342
De betekenis van al-Utaybi volgens Trofimov
Waar Trofimov heel duidelijk al-Utaybi als leider en aanstichter van de belegering van de
Grote Moskee ziet en Bin Baz als inspirator van al-Utaybi’s gedachtegoed is hij minder
duidelijk in waar de persoon al-Utaybi en zijn groep geplaatst moete worden. Hij beschrijft
hoe al-Utaybi volgelingen kreeg in Saoedi-Arabië, maar ook uit Egypte, Syrië, Jemen,
Koeweit en zelfs de Verenigde Staten.343
Samen met zijn volgelingen slaagde al-Utaybi erin
om de Grote Moskee twee weken lang te gijzelen wat volgens Trofimov van invloed is
338
Trofimov, Het Beleg van Mekka, 36 en 44. 339
Trofimov, Het Beleg van Mekka, 48. 340
Trofimov, Het Beleg van Mekka, 48-49. 341
Trofimov, Het Beleg van Mekka, 46-51. 342
Trofimov, Het Beleg van Mekka, 64-71. 343
Trofimov, Het Beleg van Mekka, 52-54, en 60.
81
geweest op andere radicale moslims. ‘Juhaymans gedurfde inval in de Grote Moskee heeft op
talloze andere manieren radicale moslims over de hele wereld geprikkeld.’ Voorbeelden
hiervan waren Khaled Islambouli, een Egyptenaar die de Egyptische president Sadat
vermoorde en Isam al-Barqawi alias Abu Mohammed al-Maqdisi, een Palestijnse prediker
waar in hoofdstuk 8 nader op ingegaan zal worden. Tevens zouden een aantal directe
medeplichtigen van de belegering in Mekka, nadat zij uit de gevangenis in Saoedi-Arabië
kwamen, zich aansluiten bij Al-Qa‘ida. Volgens Trofimov zou de nieuwe generatie jihadisten
leren van Juhaymans fouten, door niet een dergelijk religieus symbool als de Grote Moskee
als doelwit te kiezen.344
Trofimov gaat zelfs zo ver dat hij de ‘leden’ van Al-Qa‘ida de
‘ideologische erfgenamen van Juhayman’ noemt.345
Met betrekking tot al-Utaybi’s groep beschrijft Trofimov hoe deze groep veel gelijkenissen
met Al-Qa‘ida toont: ‘In vele opzichten was Juhaymans multinationale onderneming waarin
voor het eerst de door de Wahhabisten geïnspireerde geloofsijver van de Saoedische radicalen
met de conspiratieve vaardigheden van de Egyptische jihadisten werd gecombineerd, een
voorloper van Al-Qa‘ida zelf.’ Al met al kan dus geconcludeerd worden dat al-Utaybi een
behoorlijke invloed heeft gehad op toekomstige Islamitische radicale individuen en zelfs
groeperingen als Al-Qa‘ida. Wat dan weer vreemd is, is dat Trofimov aan het eind de groep
van al-Utaybi een voorloper van Al-Qa‘ida noemt, terwijl hij eerder in het boek niet bepaald
‘lovend’ is over de groep. ‘Uit zijn netwerk van Uteybistamgenoten, veteranen uit de
Nationale Garde en islamstudenten, vormde Juhayman een geheime organisatie die honderden
leden telde. Deze groep van naïeve moslimidealisten streefde ernaar om Gods woord naar de
letter te volgen, door kort afgeknipte gewaden te dragen, materiele luxe te schuwen en elk
gebruik van foto’s en andere afgodsbeelden af te zweren. Doordat ze hun haar en hun baard
lieten groeien leken ze griezelig op de hippies in het westen.’346
Even later noemt Trofimov
al-Utaybi’s groep een ‘samengeraapt zootje’, om hen nog weer later in zijn boek ‘een
ongeregeld zootje rebellen’ te noemen.347
Enerzijds hecht Trofimov dus veel waarde aan de
beweging die al-Utaybi opzette en zijn rol als inspirator voor toekomstige jihadisten, terwijl
hij anderzijds niet bijster positief is over de groep van al-Utaybi en ook niet over de persoon
al-Utaybi zelf. Zo had hij een ‘gutturaal woestijnaccent’ en toonde hij zijn zwakheid door na
de bezetting spijt te krijgen van zijn daden, ‘De realiteit van zijn complete nederlaag begon tot
344
Trofimov, Het Beleg van Mekka, 290-292. 345
Trofimov, Het Beleg van Mekka, 298. 346
Trofimov, Het Beleg van Mekka, 52. 347
Trofimov, Het Beleg van Mekka, 84 en 197.
82
hem door te dringen.’ ‘Als ik had geweten dat het zo zou aflopen, zou ik het niet hebben
gedaan’. Hij zou zelfs koning Khaled, de man die hij haatte, hebben verzocht hem te
vergeven.348
De positie die Trofimov ten aanzien van al-Utaybi en zijn groep aanneemt komt vreemd over.
Gedurende het lezen van zijn boek zal men meermaals een vrije negatieve bejegening ten
aanzien van hem en de beweging tegenkomen, terwijl hij in de conclusie van zijn boek stelt
dat juist deze man en zijn groepering een inspiratie en voorloper van toekomstige jihadisten
en zelfs Al-Qa‘ida is geweest. Het lijkt er sterk op dat Trofimov in zijn conclusie in het boek
doorschiet ten aanzien van zijn profilering van al-Utaybi, terwijl hij verder in zijn boek juist
een meer realistisch beeld van hem lijkt te schetsen.
348
Trofimov, Het Beleg van Mekka, 20, 252 en 262.
83
5. De Moslim Broeders (Ikhwan) in Egypte en Saoedi-Arabië
Het is van belang te schrijven over de Moslimbroederschap om twee redenen. Ten eerste
omdat in deze scriptie de groepering ‘de Broeders’, al-Ikhwan, al veelvuldig genoemd is.
Normaliter wordt deze term niet direct geassocieerd met de Broeders uit Saoedi-Arabië die
eerst voor en later tegen ibn Saoed vochten, maar eerder met al-Ikhwan al-Muslimun, oftewel
de Moslimbroederschap. Ten tweede omdat de Moslimbroederschap een belangrijke rol heeft
gespeeld in de ontwikkeling van radicale moslims, zoals de oprichters van Al-Qa‘ida. Gezien
het feit dat Trofimov stelt dat Juhayman al-Utaybi’s groepering een voorloper van al-Qa‘ida
was zou dit kunnen betekenen dat de Moslimbroederschap ook voor hen een grote rol heeft
gespeeld.349
Trofimov schrijft in zijn boek ook over de Moslimbroederschap. Toenmalige
koning Feisal van Saoedi-Arabië nodigde tijdens zijn bewind ‘duizenden leden van de
Moslimbroederschap uit in het Koninkrijk, de geheimzinnige fundamentalistische organisatie
die de vernietiging van werelds Arabische regimes preekte.’ Vele van hen kregen
docentenbanen aan universiteiten aangeboden, waarna zij de ideologie van de
Moslimbroederschap aldaar predikte en vele studenten indoctrineerde, waaronder latere
volgelingen van al-Utaybi.350
Of al-Utaybi naast de Saoedische geestelijken ideologisch
beïnvloed is door leden van de Moslimbroederschap is door de tijd die hij spendeerde rondom
de Universiteit van Medina en zijn vele reizen naar Mekka niet ondenkbaar. Dat de leiders
van Al-Qa‘ida beïnvloed zijn door deze groep is wel het geval en daarom is het van belang
om de Moslimbroederschap uit te lichten. Een andere reden hiervoor is om uiteindelijk een
mogelijk verband tussen de ideologie van al-Utaybi en de leiders van Al-Qa‘ida te ontdekken
en daarmee een mogelijke verklaring te hebben waarom Trofimov meent dat de bezetting van
de Grote Moskee door al-Utaybi en zijn volgelingen de geboorte van Al-Qa‘ida heeft
ingeluid. De Moslimbroederschap kent een lange geschiedenis en bestaat tot op de dag van
vandaag. Ik zal echter niet verder dan tot de jaren ’70 ingaan op de groep, aangezien de
relevante gebeurtenissen voor deze scriptie voor die tijd plaatsvonden en relevante personen
voor die tijd leefden.
5.1 Beschrijving van oorsprong en betekenis in Egypte
Oprichting
In maart 1928 werd de Moslimbroederschap opgericht door Hasan al-Banna. Al-Banna is
geboren in 1906 in Egypte in de kleine stad Mahmudiyya in de Nijldelta. Zijn vader was een
imam en leraar, die aan de prestigieuze Al-Azhar Universiteit in Caïro gestudeerd had. Hij 349
Wat voor invloed dit precies is geweest zal in hoofdstuk 7 nader op ingegaan worden. 350
Trofimov, Het Beleg van Mekka, 38-39.
84
was een vroom en traditioneel man en bracht dit over op zijn zoon Hasan.351
Al op jonge
leeftijd kwam Hasan al-Banna in aanraking met de groepering Orde van Hasafiyya Broeders
die het mystieke Soefisme aanhingen.352
Al-Banna was diep onder de indruk van deze groep
en ideologie en hij werd een trouw aanhanger. Toen hij dertien was werd hij al secretaris van
een nieuwe groep verwant aan de Orde, Hasafiyya Gemeenschap voor Goede Doelen, die als
doel had te vechten voor het behoud van Islamitisch moraal en om het werk van christelijke
missionarissen in zijn stad tegen te werken. Deze groep zou volgens al-Banna zelf de
voorloper zijn geweest van de Moslimbroederschap. In 1919 werd hij secretaris bij de
Hasafiyya Gemeenschap en vond tevens de Egyptische Revolutie, gericht tegen de Britse
overheersing, plaats. Al-Banna maakte actief deel uit van deze revolutie door deel te nemen
aan demonstraties en het schrijven van nationalistische poëzie.353
Hasan al-Banna ging op zijn dertiende naar de Primaire Lerarenonderwijs School in
Damanhur, vlakbij zijn geboorteplaats. Drie jaar later verliet hij deze school en vertrok hij
naar Caïro. Daar stond hij ingeschreven bij Dar al-ʻUlum de eerste ‘moderne’ Egyptische
staatsschool, waar naast de traditionele godsdienstwetenschappen ook andere wetenschappen
gedoceerd werden. Al-Banna werd daar opgeleid om leraar te worden. Gedurende zijn
studietijd in Caïro was hij als jongen van het platteland verbaasd over de seculiere en
Westerse invloeden in de Egyptische hoofdstad en op zijn school, die volgens hem gericht
waren om de invloed van religie in het land te verzwakken. Al-Banna maakte contact met de
Hasafiyya Gemeenschap in de hoop zich te kunnen onttrekken van deze antireligieuze
invloeden, maar dit bracht hem niet voldoende solaas. Hij ging vaak naar een Salafistische
boekhandel, waarvan Muhibb al-Din al-Khatib de eigenaar was en naar Rashid Rida de
redacteur van het Islamitische magazine al-Manar. Hij bezocht tevens regelmatig Farid Wajdi
en Shaykh al-Dajawi. Allen waren vooraanstaande mannen die onderdeel waren van de
religieuze elite in Caïro.354
Beïnvloed door deze mannen, de Hasafiyya Gemeenschap en zijn
indrukken van Caïro besloot al-Banna in zijn laatste studiejaar om het zijn persoonlijke missie
te maken om de Egyptische jeugd weer de Islamitische levensstijl aan te laten nemen, zonder
351
Mitchell, R.P. The Society of the Muslim Brothers. (New York, Londen: Oxford University Press, 1993), 1-2,
8. 352
Over het Soefisme zal later in de paragraaf nader in worden gegaan. 353
Mitchell, The Society of the Muslim Brothers, 2-3. 354
Mitchell, The Society of the Muslim Brothers, 5 en Lia, B. The Society of the Muslim Brothers in Egypt. The
Rise of an Islamic Movement 1928-1942. (Reading, VK: Ithaca Press, 1998), 28-29.
85
seculiere en Westerse invloeden. Dit wilde hij bereiken door les te geven en te prediken,
alsook leerlingen en hun ouders te adviseren.355
In 1927 studeerde al-Banna af aan Dar al-ʻUlum en kreeg hij een baan aangeboden op een
basisschool in Ismaʻiliyya om Arabisch te doceren. Ismaʻiliyya lag nabij het Suez Kanaal en
in en rondom de stad bevonden zich Britse legerbases en het hoofdkantoor van de Suez Canal
Company. De buitenlanders woonden in de meest luxe huizen en maakten het meest gebruik
van de overheidsvoorzieningen, terwijl de Egyptenaren in armoedige woningen leefden. Dit
was een doorn in het oog voor al-Banna. Ondertussen was al-Banna begonnen met lesgeven.
Om zijn persoonlijke missie te vervullen besloot hij de ouders van zijn leerlingen ’s avonds te
doceren over de Islam. Vervolgens besloot hij niet alleen ouders, maar een ieder die hij kon
bereiken in openbare ruimtes, zoals koffiehuizen en moskeeën, te overtuigen van het belang
van de Islam. De mensen die hij uiteindelijk zou aanspreken waren niet van hoge komaf, maar
waren veelal arbeiders, winkeliers en ambtenaren.356
Al-Banna hield ondanks dat hij in Ismaʻiliyya woonde nog altijd contact met de mensen die in
hij Caïro had leren kennen. In 1927 werd de Jonge Moslim Mannen Associatie opgericht door
onder meer al-Khatib, de eigenaar van de Salafistische boekenwinkel. Deze organisatie was
min of meer een onderdeel van de Nationalistische Partij in Egypte en was zeer anti-Brits. Ze
weigerde dan ook te onderhandelen met Groot-Brittannië zolang er Britse soldaten in Egypte
aanwezig waren. Al-Banna steunde deze organisatie en trad door zijn connecties met
prominente leden onder meer op als gastspreker tijdens de Islamitisch nieuwjaarsviering.357
In
1928 zou al-Banna echter zijn eigen organisatie oprichten toen hij door zes mannen die
werkten in een Brits kampement werd benaderd om hen te leiden op hun pad van de Islam.
Al-Banna accepteerde dit en richtte met hen de Moslimbroederschap op.358
Ontwikkeling Organisatie in Egypte tot de Tweede Wereldoorlog
Gedurende de eerste drie jaren van de Moslimbroederschap was het verkrijgen van nieuwe
leden in Ismaʻiliyya het belangrijkste doel. Al-Banna en zijn afgevaardigden probeerden dit te
bereiken door contact te maken met mensen in de stad en op het platteland in moskeeën,
koffiehuizen en zelfs bij mensen thuis om hen te overtuigen terug te keren naar het pad van
God en de Islam. Het bleek een effectieve campagne want binnen vier jaar waren er al
355
Wickham, C.R. The Muslim Brotherhood. Evolution of an Islamist Movement. (Princeton VS en Woodstock
VK: Princeton University Press, 2013), 21. 356
Mitchell, The Society of the Muslim Brothers, 7 en Wickham, The Muslim Brotherhood, 21. 357
Mitchell, The Society of the Muslim Brothers, 7-8 en Lia, The Society of the Muslim Brothers in Egypt, 29-30. 358
Mitchell, The Society of the Muslim Brothers, 8.
86
verschillende afdelingen van de Broederschap opgezet in Ismaʻiliyya, Port Said, Suez, abu-
Suwayr, Shubra Khit en er was ook al sprake van contact in Caïro.359
De Broederschap nam
een oud gebouw in Ismaʻiliyya in gebruik als hoofdkwartier. Vervolgens slaagde ze er dankzij
financiële bijdragen in om een eigen moskee te bouwen die in 1931 voltooid was. Niet veel
later werden hier een jongensschool en een jongensclub aan toegevoegd en in 1932 zelfs een
meisjesschool. In de andere steden en dorpen waar de Broederschap zich had gevestigd werd
eenzelfde aanpak zichtbaar. Eerst werd een hoofdkwartier in gebruik genomen en vervolgens
werd een bouwproject opgezet in de vorm van een moskee of school waardoor mensen
aangetrokken werden tot de Broederschap.360
In 1932 werd de eerste tak van de Moslimbroederschap in Caïro opgericht toen al-Banna naar
de hoofdstad trok om te werken en aldaar besloot te fuseren met de Gemeenschap voor
Islamitische Cultuur die door zijn broer geleid werd. Het hoofdkwartier van de
Moslimbroederschap werd van Ismaʻiliyya naar Caïro verplaatst.361
Het aantal afdelingen en
leden van de Broederschap bleef groeien in de jaren ’30. Tussen 1936 en 1937 had de
Broederschap ongeveer honderd tot honderdvijftig verschillende afdelingen en naar schatting
twintigduizend leden.362
Het feit dat de Moslimbroederschap zo veel leden trok was te danken
aan een succesvolle organisatie en een professioneel propaganda apparaat.363
In december
1932 werd voor het eerst een nieuwsbrief van de Moslimbroederschap gepubliceerd. Enkele
maanden later was al-Banna erin geslaagd een complete krant te laten drukken genaamd
Majallat al-Ikhwan al-Muslimun, de krant van de Moslimbroeders. Vier jaren later verdween
deze krant en kwam er het wekelijkse tijdschrift al-Nadhir, de Waarschuwer, voor terug. Dit
tijdschrift verdween ook maar de Moslimbroeders slaagden er telkens weer in hun boodschap
via de media te verkondigen.364
Tevens publiceerde de pers de belangrijkste
indoctrinatieteksten voor leden, genaamd rasaʻil, ‘berichten’, geschreven door al-Banna.
Hierin sprak al-Banna over de Egyptische overheid en de staat van de Egyptische
samenleving, maar ook over de ideeën, plichten en verantwoordelijkheden die leden van de
Broederschap moeten hebben. Naast de gedrukte propaganda begon de Broederschap ook
359
Mitchell, The Society of the Muslim Brothers, 9. 360
Mitchell, The Society of the Muslim Brothers, 9, Lia, The Society of the Muslim Brothers in Egypt, 40 en
Wickham, The Muslim Brotherhood, 21. 361
Mitchell, The Society of the Muslim Brothers, 10. 362
Lia, The Society of the Muslim Brothers in Egypt, 96. 363
Hrair Dekmejian, Islam in Revolution, 75. 364
Mitchell, The Society of the Muslim Brothers, 185-186. Voor een uitgebreid overzicht van alle tijdschriften en
kranten tot de jaren ‘60 die onder invloed van de Moslimbroederschap stonden zie Mitchell, The Society of the
Muslim Brothers, 185-187.
87
wekelijkse colleges te geven in haar hoofdkwartier of andere afdelingen, maar ook in
moskeeën of waar ook maar een groep mensen bijeen kon komen.365
De Moslimbroederschap bleek goed georganiseerd. Nadat het hoofdkwartier naar Caïro was
verhuisd werden jaarlijkse conferenties georganiseerd waarbij alle vertegenwoordigers van de
verschillende afdelingen binnen de Moslimbroederschap bijeen kwamen. De eerste
conferentie vond in 1933 in Ismaʻiliyya plaats. Op deze conferentie werd besloten het
Algemene Begeleiding Bureau, Maktab al-Irshad al-ʻAmm, op te zetten, wat nog altijd het
besluitvormend orgaan van de organisatie is. Bij de tweede conferentie werd besloten dat alle
lokale vertegenwoordigers van de Broederschap hun leden moesten registreren en alle nieuwe
leden een geschreven eed van trouw, baya, moest laten afnemen.366
Weer een jaar later werd
Hasan al-Banna officieel tot hoogste autoriteit, ‘Algemene Gids’ benoemd en werd besloten
criteria voor het lidmaatschap van de Moslimbroederschap in te stellen. Er waren drie
gradaties in lidmaatschap. Een lid van het eerste niveau kreeg het predicaat ‘assistent’,
musaʻid, het tweede niveau ‘verwant’, muntasib, en het derde niveau ‘actief’, aʻmil. Elke
moslim die lid wilde worden en bereid was een lidmaatschapskaart te tekenen en contributie
wilde betalen werd een ‘assistent’ lid. Wanneer een moslim vervolgens liet zien de principes
van de Broederschap te kennen, bijeenkomsten bijwoonde en gehoorzaamheid beloofde werd
hij of zij ‘verwant’. Om ‘actief’ lid te worden diende een moslim zich totaal in te zetten voor
de groep. Dit betekende dat deze persoon aan fysieke trainingen deelnam en bekwaamheid
toonde in zijn of haar kennis van de Koran. Deze persoon diende tevens alle Islamitische
vereisten te vervullen, zoals de bedevaartstocht (hadj), het vasten (ramadan) en het geven van
bijdragen (zakat). In 1945 veranderde dit systeem door nog twee categorieën van
lidmaatschap aan te houden, namelijk ‘tentatieve’ leden of ‘actieve’ leden. De ‘tentatieve’
leden moesten binnen zes maanden laten zien te beschikken over de kwaliteiten om lid te
kunnen worden, waarna het een ‘actief’ lid werd.367
De Moslimbroederschap creëerde door de jaren heen hun eigen scholen, ziekenhuizen,
bedrijven en zelfs eigen veiligheidstroepen, met als gevolg dat hun invloed in Egypte
toenam.368
De Broederschap probeerde ook op een andere manier invloed te krijgen, namelijk
door toenadering tot de Egyptische elite te zoeken. Dit lag echter gevoelig binnen de
365
Mitchell, The Society of the Muslim Brothers, 13. 366
Lia, The Society of the Muslim Brothers in Egypt, 96. 367
Mitchell, The Society of the Muslim Brothers, 183 en Lia, The Society of the Muslim Brothers in Egypt, 98.
Zie voor een uitgebreide beschrijving van de organisatie en lidmaatschap van de Moslimbroederschap Mitchell,
The Society of the Muslim Brothers, 163-184. 368
Wright, The Looming Tower, 25.
88
organisatie. Het merendeel van de leden was namelijk van lage komaf en keurde de luxueuze
levensstijl van de elite af. Daarnaast viel het moeilijk te rijmen met de ideologie van de
organisatie.369
Desalniettemin was het contact leggen met hooggeplaatste personen nodig om
als organisatie invloedrijk te worden. De Broederschap deed dit door onder meer
ontmoetingen te arrangeren met hooggeplaatste personen om hen vervolgens kennis te laten
maken met de organisatie. Tevens wist de Broederschap de aandacht te trekken door open
brieven te publiceren aan politici waarin zij hem complimenteerde voor het opkomen voor de
Islam of wanneer hij hervormingen wist te realiseren waar de Broederschap het mee eens was.
Op deze manier wist al-Banna in contact te komen met hoge functionarissen en was hij in
1935 zelfs aanwezig bij een receptie van de premier.370
De Broederschap werd in de tweede helft van de jaren ’30 voor het eerst zichtbaar politiek
actief. De eerste belangrijke politieke campagne die zij voerde begon in mei 1936 en was
gericht op het steunen van de Arabische Opstand tegen de Britse overheersers en de Joodse
immigratie in Palestina. Een ‘Centraal Comité voor Hulp naar Palestina’ werd opgericht
waarin bijna de gehele top van de Broederschap plaatsnam. Er werd besloten een sponsoractie
te lanceren waarbij de opbrengsten ten goede kwamen aan het Arabisch Hoge Comité in
Palestina. Er werden comités opgezet die zich bezig hielden met het binnenhalen van donaties
bij de lokale afdelingen van de Moslimbroederschap en comités die propaganda voerden in
moskeeën en scholen voor de Arabieren in Palestina. Er werden persberichten en artikelen
gepubliceerd die het Britse beleid in Palestina aanvielen. Er werden zelfs telegrammen naar
de Britse overheid en de Volkenbond gestuurd om te protesteren tegen hetgeen plaatsvond in
Palestina. Tevens riep de Broederschap op om Joodse winkeliers te boycotten. Door deze
acties verkreeg de Moslimbroederschap een grote naamsbekendheid in Egypte, maar kwam
het ook voor het eerst in aanraking met de politie.371
De Egyptische overheid werd eind jaren ’30 nog beïnvloed door de Britten en dus werden
pro-Palestina betogingen door de politie verstoord en demonstranten opgepakt. Al-Banna
werd ook voor het eerst gearresteerd tijdens een demonstratie in Ismaʻiliyya en zat vier dagen
vast. De campagne voor Palestina beheerste de Egyptische politiek. Door de aanhoudende
botsingen met de Egyptische politie en uit angst dat de radicale leden van de
Moslimbroederschap de strijd met de politie en Egyptische overheid zouden blijven
369
Over de ideologie van de Moslimbroederschap zal verder in deze paragraaf nader op ingegaan worden. 370
Lia, The Society of the Muslim Brothers in Egypt, 136-137. 371
Lia, The Society of the Muslim Brothers in Egypt, 237-238.
89
voortzetten maande al-Banna de organisatie tot het nemen van een meer gematigde positie.
Immers de politieke toekomst van de organisatie zou door deze conflicten verspeeld kunnen
worden. Een aantal leden van de Moslimbroederschap waren het echter niet eens met deze
gematigde positie.372
Het feit dat al-Banna om naamsbekendheid te verkrijgen contact had
gelegd met leden van de Egyptische elite was al niet bij iedereen goed gevallen. Toen hij
vervolgens opriep om te demonstreren voor Palestina, om daarna de leden van de organisatie
weer te verzoeken hun toon te matigen zodat de politieke toekomst van de groep nog niet
uitgespeeld zou zijn, was voor een aantal leden een reden om de organisatie te verlaten.373
De Moslimbroederschap in vogelvlucht: De Tweede Wereldoorlog, Revolutie en Nasser
Ondanks de onvrede eind jaren ’30 bleef de Moslimbroederschap toch groeien. In 1940
vormde de organisatie de grootste Islamitische gemeenschap in Egypte. In 1941 bestond de
Broederschap uit ongeveer vijfhonderd afdelingen en drie jaar later tussen de duizend en
vijftienhonderd afdelingen met honderdduizend tot vijfhonderdduizend leden.374
De
Moslimbroederschap was inmiddels ook binnen de Egyptische politiek een belangrijke factor
geworden en wilde zelfs kandidaten aandragen voor de volgende parlementsverkiezingen.375
Het zou echter anders lopen door de Tweede Wereldoorlog. Egypte werd door Groot-
Brittannië aan haar verplichtingen gehouden door het Anglo-Egyptisch Verdrag, waardoor
Egypte de diplomatieke en commerciële relaties met Duitsland verbrak.376
Tevens werd met
Britse hulp de media gecensureerd en werden telefoongesprekken, telegrammen en de post in
de gaten gehouden.377
Nog belangrijker was het Britse verzoek aan de Egyptische overheid
om anti-Britse acties en organisaties de kop in te drukken. Prominente oppositiefiguren
werden gearresteerd of onder huisarrest geplaatst. Ondanks het feit dat de
372
Lia, The Society of the Muslim Brothers in Egypt, 246-247. 373
Lia, The Society of the Muslim Brothers in Egypt, 246-247 en Mitchell, The Society of the Muslim Brothers,
17-19. 374
Lia, The Society of the Muslim Brothers in Egypt, 154 en 256. 375
Lia, The Society of the Muslim Brothers in Egypt, 257. 376
Het Anglo-Egyptische Verdrag werd in 1936 getekend uit Britse vrees voor haar positie in het Middellandse
Zeegebied. Een voorbeeld hiervan was de expansionistische politiek van Mussolini in dit gebied en in Ethiopië.
Het verdrag bracht een officieel einde aan de Britse overheersing in Egypte, echter gaf het Groot-Brittannië het
recht 10.000 soldaten en 400 piloten in de Suez Kanaal Zone te houden tot Egypte zelf in staat was dit gebied te
beschermen. Tevens verschafte het verdrag de Britten de mogelijkheid om in het geval van een (internationaal)
noodgeval een staat van beleg in Egypte af te kondigen en censuur op te leggen bij wie de Britten dit nodig
achtten. Tot slot mochten de Britten na ondertekening hun marinebasis in Alexandrië voor acht jaar behouden.
Zie Encyclopaedia Britannica. ‘Anglo-Egyptian Treaty. British-Egyptian history [1936].’ Encyclopaedia
Britannica. (Laatst geupdate 17 april 2014): 1 pag. [online encyclopedie], geraadpleegd op 4 november 2015.
Beschikbaar via http://www.britannica.com/event/Anglo-Egyptian-Treaty en Morsy, L. ‘The Military Clauses of
the Anglo-Egyptian Treaty of Friendship and Alliance, 1936.’ International Journal of Middle East Studies, Vol.
16, nummer 1 (Maart 1984), 67. 377
Mitchell, The Society of the Muslim Brothers, 20.
90
Moslimbroederschap een fel tegenstander van de Britten was konden zij een deel van de door
de Britten opgelegde restricties ontwijken. De Broederschap was immers een religieuze groep
die haar bijeenkomsten veelal in moskeeën hield, wat niet verboden was.378
Desalniettemin
werd al-Banna toch in 1941 gearresteerd. Reden hiervoor was dat al-Banna veelvuldig had
opgeroepen dat dit het moment was om definitief van de Britten af te komen. Daarbij had al-
Banna de door de Britten geïnstalleerde premier Hasan Sabri Pasha verweten niet Islamitisch
te zijn.379
De Moslimbroederschap toonde vervolgens zijn macht en invloed, toen een petitie met zo’n
elfduizend handtekeningen en de nodige dreigementen werd opgesteld, waarin de vrijlating
van al-Banna werd geëist. Ook werd een demonstratie gehouden door studenten van de
Moslimbroederschap. Toen zelfs een Egyptische minister al-Banna in de gevangenis bezocht
werd het duidelijk voor de premier dat het verstandiger was al-Banna vrij te laten.380
Na zijn
vrijlating in oktober 1941 was de relatie tussen de Moslimbroederschap en de Egyptische
overheid aanzienlijk verstoord. De antipathie jegens de overheid werd vergroot toen zeventien
Moslimbroeders, waaronder al-Banna, zich kandidaat stelde voor de parlementsverkiezingen,
maar door de overheid gedwongen werden zich terug te trekken. Een gevolg hiervan was dat
al-Banna besloot zich te richten op het versterken van de organisatie. Zo werd eind 1942, of
begin 1943, een afdeling opgericht die door de Moslimbroeders de ‘speciale sectie’ werd
genoemd, maar beter bekend stond als het ‘Geheime Apparaat’, al-Jihaz al-Sirri, die later
betrokken zouden zijn bij vele aanvallen op zowel Egyptische als Britse doelen.381
Naast het
Geheime Apparaat werd het ‘systeem van samenwerkende families’ opgezet. Dit systeem had
als gevolg dat alle leden van de Moslimbroederschap in kleine groepen, die cellen werden
genoemd, onderverdeeld werden. Deze cellen bestonden uit maximaal vijf personen en leidde
ertoe dat de organisatie van de Moslimbroederschap versterkt werd en ze moeilijker door de
overheid en de Britten gecontroleerd konden worden. Tot slot beschikte de Broederschap ook
over de in de jaren ’30 opgerichte paramilitaire groepen die de ‘Rovers’ werden genoemd en
die aanvallen op rivaliserende groepen of partijen in Egypte uitvoerde.382
De
Moslimbroederschap gebruikte dus de Tweede Wereldoorlog om zich zowel organisatorisch
als militair te versterken.
378
Lia, The Society of the Muslim Brothers in Egypt, 257. 379
Lia, The Society of the Muslim Brothers in Egypt, 264. 380
Lia, The Society of the Muslim Brothers in Egypt, 265-266. 381
Mitchell, The Society of the Muslim Brothers, 30-31 en Wickham, The Muslim Brotherhood, 26. 382
Mitchell, The Society of the Muslim Brothers, 32-33 en Wickham, The Muslim Brotherhood, 26.
91
De periode na 1945 in Egypte kenmerkte zich door geweld, wanorde en bloedvergieten. Er
waren hier verschillende oorzaken voor. Een oorzaak was dat de verschillen tussen arm en rijk
in Egypte na de oorlog nog groter waren geworden. Een andere oorzaak was de
verstedelijking in het land. Gedurende de oorlog waren al veel boeren naar de stad getrokken
om te werken ten behoeve van het Britse leger. Toen de oorlog echter afgelopen was zaten
zo’n tweehonderdvijftigduizend man zonder werk en inkomen. Juist de Egyptenaren die
hiervan slachtoffer waren geworden waren makkelijke prooien voor de propaganda
instrumentaria van allerlei groepen, zoals de nationalisten in Egypte, die de regering vormde
op dat moment, maar ook de Moslimbroederschap. Daarbij waren de Britten nog altijd
aanwezig in Egypte.383
Al met al leidde dit tot polarisatie in de Egyptische samenleving
waarbij het merendeel van de bevolking zich of achter de Moslimbroederschap schaarde of
achter de Wafd partij, wat de nationalistische en heersende partij was.384
Al-Banna had van de Moslimbroederschap na de Tweede Wereldoorlog een organisatie
gemaakt met miljoenen aanhangers die een Islamitische samenleving wilde creëren. Door
haar grootte en invloed in de samenleving vormde de Broederschap echter een bedreiging
voor het Egyptische Koninklijk huis en de Britten die nog steeds grote invloed uitoefende op
het land. Als gezegd was de periode na 1945 een onrustige tijd in Egypte. In 1945 werd de
premier van Egypte Ahmed Mahir Pasha door een nationalist vermoord toen hij de oorlog
verklaarde aan Duitsland.385
Binnen een jaar na deze moord volgden een moordaanslag op de
premier en minister van financiën ten tijde van de oorlog, Nahhas Pasha en Amin Uthman
Pasha, waarbij de laatste werd vermoord. De Moslimbroederschap leek hier echter geen rol in
te hebben gespeeld. Vanaf 1946 begon de Broederschap zich echter ook in het geweld te
mengen dat Egypte teisterde. Er werden in de grote steden en in de Kanaalzone vele
aanslagen gepleegd op Britten en Britse gebouwen door zowel de nationalisten als
Moslimbroeders. Niet veel later zouden niet alleen de Britten meer een doelwit vormen voor
hen, maar werden ook Egyptische politieposten aangevallen. De nationalisten en de
Moslimbroeders verweten het Koningshuis en de regering namelijk dat zij nog altijd
collaboreerden met de Britse overheersers.386
383
Issawi, C. Egypt at Mid-Century: An Economic Survey. (Londen: Oxford University Press, 1954), 262-263. 384
Mitchell, The Society of the Muslim Brothers, 37-38 en 42-43. 385
Mitchell, The Society of the Muslim Brothers, 33-34. 386
Mitchell, The Society of the Muslim Brothers, 59-60.
92
Het bleef echter niet alleen bij interne onrust in Egypte toen in november 1947 de Verenigde
Naties de stichting van een Joodse staat in Palestina goedkeurde.387
Al-Banna mobiliseerde
Moslimbroeders en stuurde hen naar Palestina om te vechten tegen de Zionisten.388
Aangezien
Palestina Brits mandaatgebied was ontstonden er in Egypte wederom rellen gericht tegen de
Britten en werden er aanvallen op huizen, winkels en andere gebouwen van Egyptische joden
uitgevoerd. Leden van het Geheime Apparaat zouden hier ook betrokken bij zijn geweest.
1948 bleek een cruciaal jaar voor de Moslimbroederschap. In januari van dat jaar werd een
grote partij wapens en bommen door overheidstroepen geconfisqueerd van een groep
Moslimbroeders. In maart werd een alom gerespecteerde rechter vermoord, nadat hij een
Moslimbroeder een gevangenisstraf had opgelegd wegens een aanval op Britse soldaten. Al-
Banna werd naar aanleiding hiervan ook gearresteerd, verhoord en vrijgelaten door een
gebrek aan bewijs tegen de organisatie. Gedurende het jaar zou het Geheime Apparaat nog
meer aanvallen uitvoeren, maar kon nooit iemand veroordeeld worden door een gebrek aan
bewijs. Hier kwam in november 1948 een einde aan toen een politiepatrouille per toeval
stuitte op een jeep waarin allerlei kratten stonden. De politie vertrouwde het niet en wist de
inzittenden te arresteren. In de kratten en in de huizen van de arrestanten werden documenten,
papieren, dagboeken en nog veel meer bewijzen gevonden die wezen op het bestaan van het
Geheime Apparaat. Op 6 december werd uiteindelijk de gehele top van de
Moslimbroederschap, op al-Banna na, gearresteerd en de Moslimbroederschap door de
overheid ontbonden op verdenking van het organiseren van een revolutie.389
De Egyptische overheid onder leiding van Nuqrashi presenteerde dertien aanklachten tegen de
Moslimbroederschap. Al-Banna, die was niet opgepakt maar onder streng toezicht werd
gehouden, probeerde de situatie te redden door met Nuqrishi te onderhandelen. Nuqrishi
weigerde echter al-Banna te ontmoeten, met alle gevolgen van dien. Al-Banna wist namelijk
dat lang niet alle leden van het door de overheid ontdekte Geheime Apparaat opgepakt waren
en dat de arrestatiegolf zeer waarschijnlijk wraakgevoelens had opgeroepen bij diegenen die
nog vrij rondliepen. Aangezien al-Banna onder streng toezicht stond kon hij de nog vrij
rondlopende Moslimbroeders van het Geheime Apparaat niet benaderen en had hij feitelijk
geen controle meer over hen. Al-Banna’s vrees voor wraakacties bleek niet ongegrond toen
op 28 december 1948 Nuqrashi door een Moslimbroeder, verkleed als legerofficier, werd
doodgeschoten. De gevolgen hiervan waren groot voor al-Banna, aangezien de publieke
387
Wickham, The Muslim Brotherhood, 26. 388
Mitchell, The Society of the Muslim Brothers, 56. 389
Mitchell, The Society of the Muslim Brothers, 58, 61-65.
93
opinie zich tegen hem begon te keren. Desalniettemin bleef al-Banna proberen het tij te keren
door de opvolger van Nuqrashi, al-Hadi, te overtuigen een deel van de opgepakte
Moslimbroeders vrij te laten om de rust te doen laten wederkeren en samen te werken met de
overheid. Al-Hadi was hiertoe echter niet bereid. De onderhandelingen tussen al-Banna en de
overheid werden definitief gestopt toen op 13 januari wederom een Moslimbroeder van het
‘geheime apparaat’ werd opgepakt na een mislukte bomaanslag op het gerechtsgebouw waar
de bewijzen, die in de jeep gevonden waren, tegen het Geheime Apparaat zich bevonden.
Banna schreef nog een open brief waarin hij de aanslagen afkeurde en de nog vrije
Moslimbroeders opriep het geweld af te zweren. Daarnaast schreef hij een pamflet waarin hij
zijn kant van het verhaal deed over waarom de Moslimbroeders opgeheven werden en leverde
hij kritiek op de Egyptische overheid. Kort na het schrijven van het pamflet werd al-Banna in
februari 1949, vermoedelijk door de Egyptische geheime dienst, doodgeschoten.390
Na al-Banna’s dood volgden nog een aantal arrestatiegolven en begon het proces tegen de
Moslimbroederschap. Volgens de aanklager streefde de organisatie politieke doelen na en
waren de Rovers en het Geheime Apparaat opgericht om uiteindelijk de macht in Egypte naar
zich toe trekken.391
De verdediging stelde echter dat de mannen die verantwoordelijk waren
voor de daden, waarvan de Moslimbroederschap beschuldigd werd, afweken van de regels die
hen opgelegd waren door de leiders van de organisatie. De organisatie kon daarom niet
verantwoordelijk worden gehouden voor hetgeen deze ‘extremistische’ leden van de
Broederschap op eigen initiatief hadden gedaan. Niet de Moslimbroederschap en het Geheime
Apparaat waren verantwoordelijk, maar de extremisten zelf. Op 17 maart 1951 stelde het
gerechtshof de verdediging grotendeels in het gelijk, al werden wel lichte straffen uitgedeeld
aan enkele leden van de Moslimbroederschap waarvan bewezen was dat zij betrokken waren
bij gewelddadigheden.392
Twee maanden later spande de leiding van de Moslimbroederschap
een zaak aan tegen de Egyptische overheid waarin zij het verbod op de organisatie wilden
opheffen, en met succes. In december 1951 werd de Moslimbroederschap weer een legale
organisatie met een nieuwe leider, namelijk Hasan al-Hudaybi, een rechter met veel
aanzien.393
Hudaybi was een fel tegenstander van het geweld dat door leden van het Geheime
Apparaat gebruikt was. Toen bleek dat het Geheime Apparaat nog altijd actief was begin jaren
390
Mitchell, The Society of the Muslim Brothers, 66-70 en Wickham, The Muslim Brotherhood, 26. 391
Mitchell, The Society of the Muslim Brothers, 75. 392
Mitchell, The Society of the Muslim Brothers, 76-77. 393
Mitchell, The Society of the Muslim Brothers, 83-84 en Hrair Dekmejian, Islam in Revolution, 77.
94
’50 stelde hij gelijk dat hij niets met hen te maken wilde hebben. Het gevolg hiervan was dat
Moslimbroederschap verdeeld raakte.394
Op 26 juli 1952 vond een militaire coup plaats in Egypte en werd Koning Farouk door een
groep die zich de Vrije Officieren noemde terzijde geschoven. De leiders van de Vrije
Officieren waren generaal Mohammed Naguib en luitenant-kolonel Gamal Abd al-Nasser. Zij
vormden vervolgens de Revolutionaire Commandoraad. De Moslimbroederschap steunde de
Vrije Officieren in hun coup en gedurende het eerste jaar dat de Revolutionaire
Commandoraad aan de macht was hadden zij een goede verstandhouding.395
Deze goede
verstandhouding kwam onder meer voort uit het feit dat beide groepen gemeenschappelijke
vijanden hadden, namelijk de overheid en de Britten. Daarnaast had de Revolutionaire
Commandoraad vele Moslimbroeders vrijgelaten uit de gevangenis en beloofden ze een
onderzoek naar de dood van al-Banna in te stellen. Niet veel later ging Naguib zelfs zo ver dat
hij een regering wilde vormen met daarin drie leden van de Moslimbroederschap. De
Moslimbroederschap bleek hierover echter verdeeld te zijn en van dit plan kwam dan ook
niets terecht.396
De Revolutionaire Commandoraad bleek geen ambities te hebben om van
Egypte een democratisch land te maken toen zij op 16 januari 1953 een decreet uitvaardige
waarin alle bestaande politieke partijen afgeschaft werden. Dit decreet was echter niet van
toepassing op de Moslimbroederschap, want zij waren niet per definitie een politieke partij.397
Gezien de politieke invloed van de Moslimbroederschap was het maar de vraag of ze niet als
een politieke partij gezien moest worden. Vermoedelijk leek het de Revolutionaire
Commandoraad beter hen te vriend houden gezien de grote achterban.
Aan de goede relatie tussen de Moslimbroederschap en Revolutionaire Commandoraad kwam
echter toch een einde. Halverwege 1953 ontstond er een machtsstrijd in Egypte tussen Naguib
en Nasser, waarbij Nasser aan het langste eind trok. De aanhoudende steun van de
Moslimbroederschap voor Naguib en de vele oproepen aan de regering voor de invoering van
de Sharia waren een doorn in het oog van Nasser die van Egypte een seculier land wilde
maken. Daarnaast vond Nasser de invloed van de Moslimbroederschap te groot geworden.398
Nasser zocht naar een excuus om zich te ontdoen van de Moslimbroederschap. Dit excuus
kwam al gauw toen op 12 januari 1954 studenten onder leiding van de Moslimbroederschap
394
Mitchell, The Society of the Muslim Brothers, 88. 395
Hrair Dekmejian, Islam in Revolution, 77. 396
Mitchell, The Society of the Muslim Brothers, 106-108. 397
Mitchell, The Society of the Muslim Brothers, 109. 398
Hrair Dekmejian, Islam in Revolution, 77 en Wickham, The Muslim Brotherhood, 27.
95
een bijeenkomst hielden. Toen een legerjeep deze bijeenkomst verstoorde door met
luidsprekers nationalistische leuzen te scanderen kwam het tot een gevecht, waarbij de
Moslimbroeders de jeep in brand staken. Dit was het excuus dat Nasser nodig had om zich te
ontdoen van de Moslimbroederschap. Hij verklaarde hen een politieke partij, waardoor zij
ontbonden diende te worden op basis van het decreet uit 1953 die alle politieke partijen
verbood.399
Ondanks dat de Moslimbroederschap ontbonden was op last van het regime bleef
het onofficieel voortbestaan en kwamen de leden die niet opgepakt waren, waaronder leden
van het nog altijd bestaande Geheime Apparaat, na het verbod op de organisatie in het geheim
bij elkaar.400
Ondertussen ging de machtsstrijd tussen Nasser en Naguib onverminderd door. Naguib was
geen voorstander van de opheffing van politieke partijen en wilde met Egypte in de richting
van een parlementaire staat, terwijl Nasser alleenheerschappij wilde. Alle door het regime
verboden politieke partijen kwamen hiertegen in opstand, inclusief de Moslimbroederschap.
Alle opstanden en demonstraties werden echter door het regime de kop in gedrukt, waardoor
duidelijk werd dat Nasser aan het langste eind getrokken had.401
Toen Nasser op 19 oktober
1954 een verdrag sloot met de Britten over de evacuatie van Britse troepen uit de Kanaalzone,
waarin volgens de Moslimbroeders te veel concessies aan de Britten werden gedaan, was voor
hen de maat vol.402
Een week na het tekenen van het verdrag vond de climax plaats in de strijd
tussen de Moslimbroederschap en Nasser toen Mahmoud Abd al-Latif, een Moslimbroeder,
tijdens een bijeenkomst waar Nasser sprak acht kogels op hem afvuurde. Nasser overleefde de
aanslag en een klopjacht op leden van de Moslimbroederschap was begonnen. Eind oktober
werden Hudaybi en andere leiders van de Broederschap opgepakt en een maand later waren al
duizend leden gearresteerd. Na een korte rechtszaak werden de leiders van de
Moslimbroederschap en de mannen die verantwoordelijk zouden zijn voor de moordaanslag
op Nasser allen veroordeeld, waarbij zeven van hen de doodstraf opgelegd kregen. Hudaybi
399
Mitchell, The Society of the Muslim Brothers, 126. 400
Mitchell, The Society of the Muslim Brothers, 128. 401
Mitchell, The Society of the Muslim Brothers, 129-130 en Hrair Dekmejian, Islam in Revolution, 77. 402
Het Brits-Egyptische verdrag van 1954 voorzag in de geleidelijke evacuatie van Britse troepen uit de Suez
Kanaalzone. Bepaalde installaties en gebouwen zouden echter bemand blijven door Britten. Het verdrag zou
zeven jaar gelden en in deze zeven jaar hadden de Britten het recht om de Suez Kanaalzone weer te bezetten in
het geval van een buitenlandse aanval. Zie Selak Jr, C.B. ‘The Suez Canal Base Agreement of 1954.’ The
American Journal of International Law. Vol. 49, nummer 4 (Oktober 1955), 487.
96
was één van de zeven terdoodveroordeelden, echter zijn straf werd omgezet in levenslang. Op
9 december werd het vonnis uitgevoerd en was de Moslimbroederschap gebroken.403
Vanaf dat moment, in 1954, tot aan zijn dood in 1970, bleef Nasser jacht maken op leden van
de Moslimbroederschap. Duizenden leden van de organisatie zaten in gevangenissen waar zij
martelingen ondergingen, terwijl de nog vrije Moslimbroeders waren ondergedoken of waren
gevlucht.404
Zoals in de inleiding van dit hoofdstuk al is beschreven gaf koning Feisal van
Saoedi-Arabië asiel aan veel van deze Moslimbroeders die op de vlucht waren geslagen voor
Nasser’s bewind.405
De Moslimbroeders die onderdoken waren vormden niet langer een
hechte organisatie, aangezien veel leiders of in de gevangenis zaten of geëxecuteerd waren. Er
ontstonden splintergroeperingen vanuit de oude Moslimbroederschap, waarbij een aantal er
een radicale ideologie erop na hielden en de strijd met het Nasser regime aangingen.406
Eén
van deze splintergroepen werd in 1962 opgericht door de in 1956 vrijgelaten Moslimbroeders
Ali Abd al-Fattah Ismaʻil en Zainab al-Ghazali. De spiritueel leider van deze groep was
Sayyid Qutb. Qutb had zich in 1953 aangesloten bij de Moslimbroederschap en was in 1954
gearresteerd vanwege zijn mogelijke betrokkenheid bij de aanslag op Nasser. In 1955 werd hij
uiteindelijk hier niet voor beschuldigd, maar wel voor zijn lidmaatschap en leiderschap binnen
de Moslimbroederschap en zijn kritiek op het regime.407
Qutb stond aan het hoofd van de
sectie binnen de Moslimbroederschap die verantwoordelijk was voor de verspreiding van de
ideologie en ideeën van de organisatie. Daarnaast was hij de redacteur van de nieuwsbrief van
de organisatie en schreef hij pamfletten en boeken waarin hij zijn gedachtegoed uiteenzette
die later van grote invloed op Islamisten zouden zijn.408
In mei 1964 kwam Qutb vrij en ontmoette hij de groep waar hij geestelijk leider van was
geworden. Net als de Moslimbroederschap zelf beschikte deze groep over een eigen geheim
apparaat bestaande uit tweehonderd man die in het geheim trainden om aanslagen op het
regime te plegen. De bedoeling van deze groep was om Nasser en de rest van zijn militaire
junta uit de weg te ruimen en een Islamitische staat te stichten in Egypte.409
Dit plan mislukte
403
Mitchell, The Society of the Muslim Brothers, 151-153, 156 en 160-161, Hrair Dekmejian, Islam in
Revolution, 77 en Wickham, The Muslim Brotherhood, 27. 404
Wickham, The Muslim Brotherhood, 27-28. 405
Trofimov, Het Beleg van Mekka, 38-39 en Lacroix, Awakening Islam, 40. 406
Wickham, The Muslim Brotherhood, 28. 407
Toth, J. Sayyid Qutb. The Life and Legacy of a Radical Islamic Intellectual. (New York: Oxford University
Press, 2013), 79-80. 408
Mitchell, The Society of the Muslim Brothers, 141. 409
Toth, Sayyid Qutb, 79-80 en Calvert, J. Sayyid Qutb and the Origins of Radical Islamism. (Londen: Hurst and
Company, 2010), 242-243.
97
echter door toedoen van een arrestatiegolf door de Egyptische autoriteiten. Op 29 juli 1965
was Sayyid Qutb’s broer Mohammed opgepakt en niet veel later werden Sayyid Qutb en
andere leiders van de groep ook opgepakt. De politie kwam de groep per toeval op het spoor.
Wanneer iemand verdacht werd van banden met de Moslimbroederschap werd deze opgepakt
en veelal gemarteld. Op deze manier was de politie de groep op het spoor gekomen en na
langdurige martelingen zou één van de leiders van de groep alle namen geven van de groep en
hun plannen om aanslagen te plegen opbiechten. Op 21 december werd Sayyid Qutb ter dood
veroordeeld en op 21 augustus 1966 werd de straf uitgevoerd en werd Qutb opgehangen.410
De Moslimbroederschap in Egypte leek, door toedoen van Nasser, verslagen te zijn, maar dit
zou veranderen na de dood van Nasser in 1970.411
Over de geschiedenis van de organisatie is al veel gezegd, maar over de ideologie van de
Moslimbroederschap nog niet. Wanneer over de ideologie van de Moslimbroederschap
geschreven wordt is het van belang een onderscheid te maken tussen de ideologieën van
Hasan al-Banna en Sayyid Qutb. Over de ideologie van de Moslimbroederschap zal echter in
paragraaf 5.3 uitgebreid ingegaan worden. Feit is wel dat de Moslimbroederschap door de
jaren heen van een kleine groep uitgroeide tot een organisatie met duizenden leden en
aanhangers. De Moslimbroederschap functioneerde als het ware als een eigen Islamitische
samenleving binnen Egypte met als doel om van Egypte een Islamitische staat te maken,
echter zonder succes. Desalniettemin zou de invloed van de Moslimbroederschap zich
uitbreiden naar Saoedi-Arabië, wat in de volgende paragraaf zal blijken.
5.2 Komst en betekenis van de Ikhwan in Saoedi-Arabië
Moslimbroeders (Ikhwan al-Muslimun) in dienst van Saoedi-Arabië
In de vorige paragraaf is al beschreven dat onder het bewind van Nasser vele
Moslimbroederschap naar Saoedi-Arabië vluchtte, waar ze door koning Feisal verwelkomd
werden. Bij het schrijven over de komst van de Moslimbroeders in Saoedi-Arabië beroep ik
mij veelvuldig op auteur Stéphane Lacroix die uitgebreid hierover geschreven heeft. Niet
alleen Lacroix, maar ook Trofimov benoemd in zijn boek Het Beleg van Mekka de
verwelkoming van Moslimbroeders door Feisal. De relevantie van deze actie en wat dit met
al-Utaybi en zijn groep te maken heeft zal in deze paragraaf beschreven worden.
410
Toth, Sayyid Qutb, 90-91 en Calvert, Sayyid Qutb and the Origins of Radical Islamism, 248-253. 411
Voor verdere informatie over de Moslimbroederschap na 1970 verwijs ik naar Al-Arian, A. Answering the
Call: Popular Islamic Activism in Egypt. New York: University Press, 2014, Pargeter, A. The
Muslimbrotherhood. From Opposition to Power. Londen: Saqi Books, 2013 of Wickham, C.R. The Muslim
Brotherhood. Evolution of an Islamist Movement. Princeton VS en Woodstock VK: Princeton University Press,
2013.
98
In het verleden had al-Banna Saoedi-Arabië meerdere malen bezocht voor het verrichten van
de hadj. Gedurende zijn bezoeken aan het Koninkrijk probeerde hij contact te leggen met
notabelen uit Hedjaz en Saoedische ambtenaren die positief tegenover zijn ideeën stonden.
Hier slaagde hij ook in. Zo wist hij bijvoorbeeld tweemaal een gesprek te arrangeren met de
gouverneur van Medina.412
De reden dat al-Banna steun in Saoedi-Arabië zocht was, naast het
feit dat hij zoveel mogelijk steun voor zijn organisatie wilde hebben, ook een afdeling in
Saoedi-Arabië wilde oprichten. Het verzoek dat in oktober 1946 werd gedaan door al-Banna
werd echter afgewezen door koning ibn Saoed. Ibn Saoed wilde geen politieke activiteiten
van een dergelijke organisatie in zijn land, omdat hij, naast het risico van politieke tegenstand,
het nut er niet van inzag om de Moslimbroederschap een eigen afdeling te laten hebben.
Volgens ibn Saoed ‘zijn we hier allemaal broeders, en zijn we allemaal moslims’.413
Een omslag in de houding ten aanzien van de Moslimbroederschap kwam echter wel toen het
Saoedisch Koningshuis met lede ogen aanzag hoe de Egyptische monarchie door Nasser en
Naguib terzijde werd geschoven. Toen in respectievelijk 1958 en 1962 de Iraakse en
Jemenitische monarchieën vielen baarde dit het Koningshuis zorgen en werd gevreesd voor
hun eigen positie. Dit gevoel werd versterkt door de ideeën van een pan-Arabische staat van
Nasser, waarvan Saoedi-Arabië ook deel uit zou moeten maken.414
Eind jaren ’50 stonden het
Islamitische blok van Saoedi-Arabië en het Arabische blok van Egypte lijnrecht tegenover
elkaar. Ook in relatie tot de Koude Oorlog was dit het geval aangezien Saoedi-Arabië partij
koos voor de Verenigde Staten, terwijl Egypte meer in de richting van de Sovjet-Unie trok.
Om tegenwicht te bieden aan Egypte besloot de toenmalige Kroonprins en latere koning
Feisal Saoedi-Arabië op de kaart te zetten als Islamitisch bolwerk en de Islamitische identiteit
van het land te benadrukken. Deze actie van Feisal werd officieel het principe van
‘Islamitische solidariteit’ genoemd, al-tadamun al-islami.415
Een propagandastrijd tussen het
Egypte van Nasser en Saoedi-Arabië onder leiding van Feisal was het gevolg. Zowel op de
radio als op de, door Feisal geïntroduceerde, televisie werd deze propagandastrijd gevoerd.
Het was rond deze tijd dat de Moslimbroeders in Saoedi-Arabië een rol van betekenis gingen
spelen. De zeer traditionele ulama waren niet een ideaal uithangbord voor Feisal’s campagne,
maar de uit Egypte gevluchte Moslimbroeders konden een belangrijke rol gaan spelen in
412
Lia, The Society of the Muslim Brothers in Egypt, 141. 413
Lacroix, Awakening Islam, 39 en Brown, D. Rethinking Tradition in Modern Islamic Thought. (Cambridge:
Cambridge University Press, 2003), 40-41. 414
Trofimov, Het Beleg van Mekka, 37. 415
Trofimov, Het Beleg van Mekka, 37 en Lacroix, Awakening Islam, 41.
99
Feisal’s anti-Nasser propaganda.416
Tot dan toe speelden de in Saoedi-Arabië aanwezige
Moslimbroeders geen rol van betekenis in het Koninkrijk. Ze hadden onbeduidende banen en
speelden geen rol van betekenis in de Saoedische politiek. Zoals gezegd kwam daar
verandering in toen Feisal besloot dat zij van belang konden zijn in zijn anti-Nasser
propaganda. In 1961 werd de Islamitische Universiteit in Medina opgezet. Deze universiteit
moest tegenwicht bieden aan al-Azhar Universiteit in Caïro. Deze prestigieuze Islamitische
universiteit was inmiddels onder de invloedsfeer van Nasser gekomen, wat ten koste ging van
het Islamitische karakter. Het Saoedisch Koningshuis gebruikte deze situatie om hun
Islamitische identiteit te benadrukken met de oprichting van een eigen Islamitische
Universiteit.417
De Ikhwan al-Muslimun en hun rol in het Saoedische onderwijssysteem
Door de toegenomen rijkdom door de olie-export wilde Feisal Saoedi-Arabië moderniseren.
Een onderdeel van deze modernisatieslag was het onderwijssysteem in het Koninkrijk. Om dit
te verwezenlijken had Feisal echter geschikte mensen nodig. Zoals al eerder is beschreven
hadden de Wahhabitische ulama weinig op met modernisering en dus waren zij geen
geschikte kandidaten om het onderwijssysteem te hervormen. Onder de Moslimbroeders
bevonden zich veel universitair geschoolden. Een andere reden was dat Feisal’s campagne
voor een ‘Islamitische modernisatie’ in Saoedi-Arabië overeenkwam met het gedachtegoed
van de Moslimbroederschap.418
Op de universiteit van Medina gaven enkele Moslimbroeders
les, terwijl op de universiteiten van Mekka en Djedda een meerderheid van de docenten
Moslimbroeder was uit Egypte of Syrië.419
Een belangrijke Syrische Moslimbroeder, Mohammed al-Moebarak, werd voorzitter van de
afdeling Sharia op de Universiteit van Mekka. Al in 1964 was hij gevraagd door de
Saoedische autoriteiten om een onderwijsprogramma op te zetten voor de faculteiten van
Sharia en Onderwijs in Mekka. Op de Faculteit voor Onderwijs zette hij een nieuwe
discipline op, namelijk ‘Islamitische Cultuur’. Onder deze discipline werd het doceren over de
Islamitische opvatting van de wereld verstaan, zoals de bestaande Islamitische waarden of
systemen. Zo gaf al-Moebarak bijvoorbeeld twee vakken in de discipline Islamitische Cultuur,
416
Lacroix, Awakening Islam, 41. 417
Lacroix, Awakening Islam, 41-42. 418
Zie paragraaf 5.3, de ideologie van al-Banna. 419
De Moslimbroederschap was niet alleen actief in Egypte, maar ook in onder meer Syrië en Jordanië.
100
namelijk ‘Hedendaagse Islamitische Samenleving’ en ‘Het Systeem van Islam’.420
Initiatieven
zoals de introductie van ‘Islamitische Cultuur’ werden rond de jaren ’60 door de
Moslimbroeders ontwikkeld, echter eind jaren ’60 was het onderwijssysteem nog heterogeen.
Feisal wilde naar een onderwijssysteem dat op nationaal niveau afgestemd was en waardoor
er geen grote verschillen ontstonden tussen de scholen en universiteiten.421
Om een nationaal gecoördineerd onderwijssysteem te realiseren stelde Feisal in 1965 een
comité in dat dit moest gaan uitwerken. In dit comité namen ook enkele Moslimbroeders
plaats. In 1970 bracht het comité een rapport uit dat leidde tot de invoering van het
Onderwijsbeleid in het Koninkrijk Saoedi-Arabië dat tot op de dag van vandaag nog als basis
dient voor het onderwijssysteem in Saoedi-Arabië. De Islam speelde uiteraard een centrale rol
in dit rapport. Het begrip Islam moest overgebracht worden op een ‘juiste en veelomvattende
manier’. Elementen waarin gedoceerd moest worden waren onder andere geloofsbelijdenis, de
uitvoering van het geloof en Sharia. Op individueel niveau moest een student zodanig
gevormd worden dat hij een Islamitische visie kreeg ten aanzien van het individu, het leven en
het universum. Om dit te verwezenlijken was het noodzakelijk om religieuze wetenschappen
een centrale plek te geven in alle vormen van het onderwijs, dus zowel op de basisschool als
in het voortgezet onderwijs. Het nieuwe beleid zorgde ervoor dat de Moslimbroeders zelfs het
Islamiseren van andere wetenschappen op universiteiten promootte zoals economie en
psychologie. Zo ontstonden er in de jaren ’70 afdelingen voor Islamitische economie en
Islamitische psychologie en sociologie. 422
De centrale rol die de Islam kreeg in het
vernieuwde onderwijssysteem toonde aan dat de Moslimbroeders in Saoedi-Arabië een grote
rol speelden in de vorming van het Saoedisch onderwijs.
Als gezegd kwamen veel Moslimbroeders uit Egypte in de jaren ’50 naar Saoedi-Arabië om
het regime van Nasser te ontvluchtten. In de jaren ’70 kwam een nieuwe golf van
Moslimbroeders naar Saoedi-Arabië toe. Nasser was inmiddels overleden en opgevolgd door
Sadat, die vele Moslimbroeders vrijliet uit de gevangenis. De reden dat de Moslimbroeders
naar Saoedi-Arabië gingen was dan ook niet politiek, maar economisch. De toegenomen olie-
inkomsten en het feit dat de eerste golf Moslimbroeders in het Koninkrijk inmiddels
geïntegreerd waren en over een netwerk beschikte om een baan te kunnen krijgen, leidde tot
420
Lacroix, Awakening Islam, 45-46. 421
Hegghammer, T. en S.Lacroix. ‘Saudi Arabia Backgrounder: Who are the Islamists?’ International Crisis
Group (ICG) 31 (September 2004), 2 en Lacroix, Awakening Islam, 46. 422
Lacroix, Awakening Islam, 46-47. Ik baseer mij op Lacroix’s vertaling van de artikelen 1, 28 en 39 uit het
rapport Siyasat al-taʻlim fi-l-mamlaka al-ʻarabiyya al-saʻudiyya, oftewel het Onderwijsbeleid in het Koninkrijk
Saoedi-Arabië.
101
de komst van vele Moslimbroeders.423
Veel van deze Moslimbroeders belandde, niet geheel
verrassend, in het onderwijs, aangezien de al aanwezige Moslimbroeders een grote rol hierin
speelden en veelal werkten in deze sector. Eén van deze Moslimbroeders was de broer van
Sayyid, Mohammed Qutb.424
Visie Trofimov
Mohammed Qutb ging na zijn vrijlating in 1971 naar Saoedi-Arabië, alwaar hij docent werd
van de Faculteit van Sharia aan de Universiteit van Mekka.425
Trofimov benoemt eveneens
het feit dat Mohammed Qutb docent werd in Saoedi-Arabië. Daarnaast beschrijft hij zeer kort
de Moslimbroederschap en het feit dat Saoedi-Arabië leden hiervan verwelkomde. ‘Als
onderdeel van zijn panislamitische handreiking nodigde koning Feisal ook duizenden leden
van de Moslimbroederschap uit in het Koninkrijk, de geheimzinnige fundamentalistische
organisatie die de vernietiging van wereldse Arabische regimes preekte.’426
Of dit het geval is
zal in de volgende paragraaf meer uitgebreid uiteengezet worden, maar dat deze definiëring
van de Moslimbroederschap te kort door de bocht is, is wel het geval. In de vorige paragraaf
is al besproken dat al-Banna en zijn opvolger Hudaybi op politieke wijze probeerden een
Islamitische staat te realiseren, maar dat er wel degelijke facties binnen de
Moslimbroederschap waren die dit met geweld wilden bereiken, zoals de splintergroep van
Ismaʻil en al-Ghazali waar Sayyid Qutb spiritueel leider van was. Door de
Moslimbroederschap als één fundamentalistische en gewelddadige organisatie neer te zetten
slaat Trofimov de plank mis.
Trofimov schrijft vervolgens ‘De Broederschap waarvan het gewapende ‘Geheime Apparaat’
zonder succes had geprobeerd om Nasser te vermoorden, was verboden en werd vervolgd in
Egypte en Syrië; haar belangrijkste ideoloog, Sayyid Qutb, die nog steeds door Islamitische
radicalen over de hele wereld wordt vereerd, was in Caïro opgehangen.’427
Opvallend is dat
Trofimov Qutb als belangrijkere ideoloog ziet dan de oprichter van de Moslimbroederschap,
al-Banna. Trofimov continueert zijn verhaal als volgt: ‘Qutb’s broer Mohammed werd
daarentegen met open armen ontvangen in Saoedi-Arabië, dat hem en andere ballingen van de
Broederschap begerenswaardige docentenbanen aan de nieuwe universiteiten in het
Koninkrijk aanbood. Onder hun studenten bevonden zich veel van Juhaymans toekomstige
423
Lacroix, Awakening Islam, 40. 424
Lacroix, Awakening Islam, 44. 425
Lacroix, Awakening Islam, 44. 426
Trofimov, Het Beleg van Mekka, 38. 427
Trofimov, Het Beleg van Mekka, 38.
102
assistenten – alsook de jongste zoon van Mohammed bin Laden, Osama.’428
Trofimov
suggereert hiermee indirect dat de volgelingen van Juhayman al-Utaybi tijdens hun
studententijd beïnvloed zijn door de Moslimbroeders, waaronder Qutb. Er wordt tevens een
link gelegd tussen de volgelingen van al-Utaybi en Osama bin Laden door het feit dat hij
tegelijkertijd student was en eveneens gedoceerd werd door Moslimbroeders. Er is geen
aanleiding om Trofimov’s observatie wat betreft bin Laden in twijfel te trekken, omdat hij
inderdaad in de jaren ’70 student was.429
Wat de volgelingen van al-Utaybi betreft, stelt
Trofimov dat veel toekomstige volgelingen van al-Utaybi student waren, maar geeft hierbij
geen bron.
De hoofdpersoon van Trofimov’s boek is al-Utaybi en over de link tussen de
Moslimbroederschap en al-Utaybi blijft Trofimov juist wat vaag. Al-Utaybi woonde volgens
Trofimov lezingen bij, maar noemt daarbij enkel ibn Subeil en Bin Baz en dus geen
Moslimbroeders. Trofimov suggereert enkel dat al-Utaybi gedurende zijn tijd bij de Nationale
Garde blootgesteld werd aan de ideologie van de Moslimbroederschap en niet zo zeer op of
rondom de universiteit. ‘Juhayman werd in de garde echter wel blootgesteld aan Saoedi-
Arabiës nieuwe godsdienstige vorming, die in opkomst was dankzij de bloeiende olie-
industrie en de import van Moslimbroederschapkaders vanuit Egypte en Syrië door koning
Feisal.’430
Verder gaat Trofimov er niet op in waardoor het niet echt duidelijk wordt of er een
duidelijk verband tussen al-Utaybi en de Moslimbroederschap bestaat en of Moslimsbroeders
enige invloed op hem hebben gehad. Of er zo’n verband bestaat zal duidelijk worden wanneer
de ideologie van zowel de Moslimbroederschap als van al-Utaybi beschreven is.431
5.3 Overeenkomsten tussen Wahhabisme en Ikhwan-ideologie
Het feit dat de Moslimbroeders zo’n grote invloed konden hebben op het onderwijssysteem
doet vermoeden dat hun ideologie niet botste met de staatsreligie van Saoedi-Arabië, het
Wahhabisme. Of dit het geval is zal in deze paragraaf uiteengezet worden.
Het Wahhabisme in vogelvlucht
Het Wahhabisme en belangrijke elementen ervan zijn al eerder benoemd, maar ter
verduidelijking zullen de belangrijkste elementen nogmaals herhaald worden.432
Grondlegger
van het Wahhabisme, Mohammed ibn Abd al-Wahhaab, was geïnspireerd door de
428
Trofimov, Het Beleg van Mekka, 38-39. 429
Zie paragraaf 7.4. 430
Trofimov, Het Beleg van Mekka, 43. 431
Zie paragraaf 5.3 en 6.4. 432
Zie paragraaf 1.2 voor meer uitleg over het Wahhabisme.
103
Islamitische geleerden Hanbal en ibn Taymiyyah. Het belangrijkste thema binnen het
Wahhabisme was tawhid, Goddelijke eenheid, een absolute vorm van monotheïsme. Volgens
al-Wahhaab bestaat tawhid uit drie componenten, namelijk de bevestiging dat er één God is
(tawhid al-rububiyya), de bevestiging van de karakteristieken van God zoals ze beschreven
staan in de Koran en de Soenna (tawhid ak-asma’ wa-l-sifat) en de overtuiging dat de
aanbidding van God enkel tot God gericht is (tawhid al-uluhiyya). Al-Wahhaab heeft zijn
ideologie onder meer uiteengezet in zijn boek Kitab al-Tawhid.
Naast tawhid kenmerkten enkele andere thema’s al-Wahhaab’s ideologie. Tawasul,
tussenkomst, is daar één van. Volgens al-Wahhaab dienen moslims die bidden om een
Goddelijke interventie of tussenkomst om iets te verwezenlijken monotheïst te zijn, aangezien
enkel God de moslims hierin kan voorzien. Degenen die hun heil zoeken in het aanbidden van
andere zaken naast God, zoals stenen zijn polytheïsten. Toewijding tot andere heiligen dan
God en het aanbidden ervan in heiligdommen als tempels of graven werden niet getolereerd
door al-Wahhaab. In navolging hiervan was ziyarat al-qubur, het bezoeken van graven en
bouwen van tombes, een belangrijk thema. Al-Wahhaab zag niet alleen het aanbidden van
stenen en graven als een uiting van polytheïsme, en dus niet in overeenstemming met zijn
leer, maar ook het bouwen van tombes of gedenkstenen bij graven. Een begraafplaats diende
als plek om de herinnering aan de overledene in stand te houden, niet om de overledene te
aanbidden, en daarom diende een graf sober te zijn.
Takfir, excommunicatie van ongelovigen, was ook een belangrijk thema binnen het
Wahhabisme. Volgens al-Wahhaab waren er moslims die zich wel moslim noemden maar
ondertussen polytheïst waren. Deze moslims waren hypocriet en dienden als ongelovigen te
worden verklaard en zelfs gedood te worden. Volgens al-Wahhaab was het de plicht van elke
echte moslim om te vechten tegen deze ongelovige, hypocriete moslims. Naast het extreme
principe takfir kenmerkte nog twee thema’s het Wahhabisme. Ten eerste de afwijzing van
innovatie, bid’a. Innovatie wordt door de Wahhabisten gezien als elke doctrine of actie die
niet gebaseerd is op de Koran of de Soenna. Ten tweede stelt het Wahhabisme dat moslims de
Koran en Soenna volledig dienen na te leven, ook in de rechtspraak.
Of deze thema’s terug te vinden zijn binnen de ideologie van de Moslimbroederschap zal nu
beschreven worden. Echter, om de Ikhwan al-Muslimun ideologie uit te kunnen leggen dient
er een onderscheid gemaakt te worden tussen de ideologie van Hasan al-Banna en die van
Sayyid Qutb, de belangrijkste ideologen van de Broederschap. Beide mannen hadden een
104
verschillende kijk op de Islam en op hoe de Moslimbroederschap een Islamitische staat diende
te vestigen in Egypte. Lacroix omschrijft het verschil tussen de mannen door de aanhangers
van al-Banna ‘Bannaisten’ te noemen en van Qutb ‘Qutbisten’, waarbij de ‘Bannaisten’
traditionele hervormers zijn en de ‘Qutbisten’ revolutionairen.433
Waar dit verschil precies
vandaan komt zal nu eveneens beschreven worden.
Ideologie al-Banna
Zoals eerder in dit hoofdstuk al is beschreven was al-Banna al op jonge leeftijd beïnvloed
door het Soefisme en werd hij lid van de Orde van Hasafiyya Broeders die het mystieke
Soefisme aanhingen. Aanhangers van het Islamitische Soefisme worden Soefi’s genoemd. Het
woord Soefi betekent ‘wollen’ of ‘drager van wol’. Een mogelijke verklaring voor de naam
Soefi is dat een groep van de eerste aanhangers wollen kleding droegen.434
Een andere
verklaring is dat de Soefi’s wol droegen als tegenreactie op mensen die rijk waren en meer
luxe kleding droegen. De wollen kleding is dan een symbool voor vroomheid en eenvoud
zoals bij de christelijke monniken. Het Soefisme stamt uit de tijd van de Profeet Mohammed.
Onder zijn volgelingen waren een aantal die nog meer wilden ervaren dan het volgen van hun
door Mohammed opgelegde Islamitische verplichtingen. Zij probeerden naast deze
verplichtingen, zoals het bidden, te observeren wat er met hun ziel gebeurde en probeerden
dan hetgeen zij inwendig voelde te harmoniseren met wat er buiten hun lichaam
plaatsvond.435
In de achtste eeuw ontstond er een beweging van een kleine groep Soefi’s genaamd, Sufiyya.
Zij maakte hun liefde voor God kenbaar door Koranverzen voor te dragen. Zij wilden deze
expressie van liefde en eerbetoon aan God nog meer vergroten door muziek te maken en door
liefdesgedichten gericht aan God op te dragen, waarin zij hun relatie met God beschreven. Het
luisteren naar deze muziek en gedichten bracht de leden van Sufiyya dikwijls in extase, wat
wajd genoemd wordt. Een Soefi was arm, wees de buitenwereld af en wijdde zijn of haar
leven volledig in dienst van God.436
Door de eeuwen heen zijn er vele verschillende ordes en
groepen van Soefi’s ontstaan waaruit weer subgroepen en afsplitsingen ontsprongen. Enkele
belangrijke ordes zijn die van de Qadiri’s en de Naqshbandi’s. De Qadiri orde werd in de
twaalfde eeuw opgericht door Abdul Qadir uit Gilan, een gebied ten zuiden van de Kaspische
433
Lacroix, Awakening Islam, 39. 434
Lings, M. What is Sufism? 2e druk (Londen: Unwin Paperbacks, 1981), 45-46.
435 Radtke, B. ‘Sufism’ The Princeton Encyclopedia of Islamic Political Thought. Ed. G. Bowering, et al.
(Princeton en Oxford: Princeton University Press, 2013), 528. 436
Radtke, ‘Sufism’, 528.
105
Zee. Deze orde en subgroepen ervan zijn, op Iran na, overal in de Islamitische Wereld te
vinden.437
De Naqshbandi orde komt uit de veertiende eeuw en ontstond in Centraal-Azië.
Deze orde verspreidde zich naar India, de Kaukasus, Koerdistan en Zuid-Arabië.438
Elke Soefi orde had zijn eigen regels en gebruiken, waarbij het belangrijkste gebruik van alle
Soefi’s dhikr Allah was. Dhikr Allah betekent het gedenken of denken aan God. Dit hield in
dat Soefi’s aan God dachten en zijn naam uitriepen. Op het moment dat zij dit deden moesten
ze bepaalde ademhalingstechnieken gebruiken, wat tot een positief gevoel moest leiden en
volgens auteur Lings tot een sterk vibrerend gevoel naar het hart. Volgens de Profeet
Mohammed zorgde deze manier van het aanroepen van God er voor dat je ‘hart gepolijst
wordt en de roest wegneemt.’439
In de tijd dat al-Banna bij de Hasafiyya Broeders zat verdiepte hij zich in het werk van de
twaalfde-eeuwse Soefi filosoof Abu Hamid al-Ghazali.440
Al-Banna was echter niet alleen
aangetrokken tot het Soefisme. Zijn vader Ahmad, die imam was, heeft ongetwijfeld een
belangrijke rol gespeeld in de vorming van zijn ideologie. Zijn vader publiceerde
verschillende werken over Soefistische teksten en verschillende Hadith. Eén van zijn werken
betrof het al eerder genoemde werk van Hanbal, Musnad, één van de meest gewaardeerde en
bekende werken binnen de Soennitische Hadith verzamelingen. Al-Banna’s vader her-
organiseerde deze verzameling Hadith.441
Zoals ook al eerder is beschreven in dit werk was
de traditionele Hanbal een belangrijke inspiratiebron voor Mohammed al-Wahhaab. Niet
alleen zijn vader was van invloed op al-Banna. Zijn studietijd in Caïro bleek een belangrijke
episode in de vorming van zijn ideologie. Hij werd in die tijd, door de Britse overheersing,
blootgesteld aan de Westerse invloeden in zijn land. Tevens bracht hij veel tijd door met
vooraanstaande Egyptenaren uit de religieuze elite, die hem kennis lieten maken met hun
ideeën en overtuigingen. Eén van deze mannen was Rashid Rida, theoloog en redacteur van
een Islamitische magazine. Rida was enorm beïnvloed in zijn denken door de negentiende-
437
Shah, I. The Way of the Sufi. (New York, Middlesex (VK): Penguin Books, 1974), 138 en Radtke, ‘Sufism’,
528. Voor meer informatie over deze orde zie Shah, The Way of the Sufi, 138-147. 438
Shah, The Way of the Sufi, 155 en Radtke, ‘Sufism’, 528. Voor meer informatie over deze orde zie Shah, The
Way of the Sufi, 155-173. 439
Lings, What is Sufism?, 59 en Radtke, ‘Sufism’, 529. 440
Al-Ghazali was een voormalig theoloog die Soefi werd. Zijn belangrijkste werk is Ilya’ ‘Ulum al-Din,
Heropleving van de Godsdienstwetenschappen. Indoctrinatie was een belangrijk thema voor hem. Hij benadrukte
de rol van opvoeding bij ‘de inprenting van religieuze overtuigingen’ en dat iedereen, of ze nu dom of geleerd
waren, geobsedeerd konden raken of geindoctrineerd worden. Daarnaast hadden mensen de gewoonte een
mening met kennis te verwarren, wat hij als een kwalijke zaak zag. Zie Radtke, ‘Sufism’, 528 en Shah, The Way
of the Sufi, 56-57. 441
Krämer, G. ‘al-Banna, Hasan (1906-49).’ The Princeton Encyclopedia of Islamic Political Thought. Ed. G.
Bowering, et al. (Princeton en Oxford: Princeton University Press, 2013), 62.
106
eeuwse Iraanse politicus Jamal al-Din al-Afghani en Egyptische theoloog en jurist
Mohammed Abduh, waardoor al-Banna eveneens in aanraking kwam met deze mannen en
hun ideologie.442
Al-Afghani was een Iraniër uit een Sjiietische familie, echter benadrukte hij zijn Afghaanse
afkomst. Op jonge leeftijd vertrok hij naar India waar hij in aanraking kwam met Westerse
invloeden door de Britse overheersing aldaar. Hij bestudeerde de Britse heerschappij over een
maatschappij waarin moslims leefden en maakte in 1857 de Indiase opstand tegen de Britten
mee. Vanaf dat moment begon al-Afghani een zwerftocht die hem leidde langs onder meer
Afghanistan, Turkije, Egypte, India, Frankrijk en Rusland. Overal waar hij kwam kreeg hij
volgelingen en overal probeerde hij de moslims te waarschuwen voor de Europese en dan met
name de Britse expansiedrift. De moslims waren echter niet sterk genoeg om de expansiedrift
te weerstaan, tenzij ze hun eigen religie begrijpen en deze opvolgen. Verlichte moslims
moeten de mensen leren dat er een onvolprezen God is en dat zij verantwoordelijk zijn om te
handelen volgens zijn wil. De Koran vormt een belangrijk element in zijn denken, maar moet
zolang de kennis van mensen blijft toenemen telkens opnieuw geïnterpreteerd worden.
Wanneer de moslims de Koran goed begrijpen zullen ze volgens al-Afghani de kracht hebben
om te overleven in de moderne wereld.443
Gedurende al-Afghani’s studietijd in Egypte leerde hij Mohammed Abduh kennen. In 1879
werd al-Afghani echter verbannen uit Egypte wegens kritiek op de leiders van het land.
Abduh leerde al-Afghani op de prestigieuze al-Azhar Universiteit en was erg onder de indruk
van hem. Abduh werd, nadat al-Afghani uit Egypte was weggestuurd, redacteur van een
overheidskrant waarin hij artikelen publiceerde die pleitten voor hervormingen in Egypte. In
1882 bezetten de Britten Egypte en werd Abduh voor drie jaar verbannen vanwege zijn steun
aan de nationalisten, die tegen de Britse overheersing waren. Abduh vertrok vervolgens eerst
naar Beiroet en daarna naar Parijs, waar al-Afghani op dat moment ook was. In Parijs
publiceerden ze samen een tijdschrift genaamd ‘de Stevigste Greep’, al-Urwa al-Wuthqa, wat
442
Mitchell, The Society of the Muslim Brothers, 5 en Hourani, A. ‘Rashīd Ridā, Muhammad.’ Encyclopedia of
Religion. Ed. L. Jones. 2e ed. Vol. 11. (Detroit: Macmillan Reference USA, 2005), 7621. 443
Hashmi, S.H. ‘Afghani, Jamal Al-Din (1839-1897).’ Encyclopedia of Islam and the Muslim World. Ed. R.C.
Martin. Vol. 1 (New York: Macmillan Reference USA, 2004), 13 en Hourani, A. ‘Afghānī, Jamāl Al-Dīn Al-.’
Encyclopedia of Religion. Ed. L. Jones. 2e ed. Vol. 1. (Detroit: Macmillan Reference USA, 2005), 64.
107
een verwijzing was naar twee Koranverzen.444
In 1884 kwam er al een einde aan deze
coproductie van al-Afghani en Abduh toen Abduh terugkeerde naar Egypte.445
Abduh vervreemde in de periode daarna steeds meer van al-Afghani die zich enkel bezig hield
met het oppositie voeren tegen het Europees imperialisme. Abduh begon juist zijn anti-
imperialistische toon te matigen en wist zich een toegang te verschaffen tot juridische en
politieke kringen in Egypte. Hij wist eerst een functie als rechter te krijgen waarna hij lid
werd van de Raad van Bestuur van de al-Azhar Universiteit. In 1899 werd hij uiteindelijk
gekozen tot belangrijkste Islamitische jurist van Egypte en was hij verantwoordelijk voor alle
religieuze rechtbanken. In deze hoedanigheid stond hij voor hervormingen die ertoe moesten
leiden dat de Sharia toegepast kon worden op moderne juridische problemen als scheidingen
en de status van niet-moslims. Hij stelde dat de eerste generaties moslims, al-salaf al-salih,
een levendige beschaving hadden gecreëerd, omdat zij de Koran en de Hadith op een
dusdanige wijze hadden geïnterpreteerd die paste bij de samenleving in die tijd. Abduh wilde
hetzelfde verwezenlijken door de Islamitische jurisprudentie aan te passen aan het heden,
waarbij de Koran en de Hadith nog wel de basis vormden.446
Vanwege deze ideeën werd
Abduh een Salafi genoemd, dus een volger van de salaf al-salih, de eerste generatie
moslims.447
In de laatste jaren van zijn leven werkte Abduh samen met Rashid Rida. Ze werkten samen
aan het tijdschrift van Rida, al-Manar. Dit tijdschrift bood Abduh een platform om zijn ideeën
en essays te plaatsen, maar werd ook gebruikt door Abduh om zijn interpretaties van de Koran
te verspreiden.448
Rida, en later al-Banna, deelden de Salafistische opvattingen van Abduh dat
de Koran en de Hadith de basis vormen, maar dat de omstandigheden dusdanig veranderd
waren dat het overnemen van de jurisprudentie uit die tijd niet wenselijk was. Rida wilde een
nieuwe vorm van Islamitisch recht creëren waar iedereen het over eens kon zijn. Daarnaast
wilde hij de politiek veranderen. Volgens hem moest er een nieuwe overheid komen wat een
combinatie moest zijn van de juiste heersers en religieuze geleerden. Tevens moest er een
Kalief komen die daarboven stond, maar die wel door iedereen op basis van het Islamitisch
444
K. 2:256 ‘Wie de Taaghoet verwerpt en in Allah gelooft, heeft voorzeker het meest krachtige houvast
gegrepen dat niet afbreekt.’ en 31:22 ‘En wie zijn gezicht onderwerpt aan Allah en een weldoener is, voorzeker,
hij heeft het meest krachtige houvast gegrepen.’ Zie Ismail, De Interpretatie van de Betekenissen van de Koran.,
53 en 497. 445
Zie Hashmi, S.H. ‘Abduh, Muhammad (1849-1905).’ Encyclopedia of Islam and the Muslim World. Ed. R.C.
Martin. Vol. 1 (New York: Macmillan Reference USA, 2004), 7. 446
Hashmi, ‘Abduh, Muhammad’, 7. 447
Over Salafisten en het Salafisme zal in hoofdstuk 7 paragraaf 1 uitgebreid ingegaan worden. 448
Hashmi, ‘Abduh, Muhammad’, 7.
108
recht geaccepteerd werd.449
Op latere leeftijd maakte hij mee dat ibn Saoed de staat Saoedi-
Arabië stichtte. Hij steunde de stichting van deze staat gefundeerd op het puriteinse
Wahhabisme van harte en beschouwde dit als een voorbeeld.450
Rida wees net als de
Wahhabisten innovaties, bid’a af, alsook andere Islamitische geloofsstromen. Hij keerde zich
met name van het Soefisme af, terwijl al-Banna juist elementen van het Soefisme overnam
binnen de Moslimbroederschap.
De mix van Salafistische en Soefistische invloeden van zijn vader, de Soefistische ideeën van
de Hasafiyya Broeders, de Salafistische ideeën van Rida en Abduh en de anti-imperialistische
overtuiging van al-Afghani waren allen van invloed op al-Banna en daarmee op de ideologie
van de Moslimbroederschap. In januari 1939 werden tijdens de Vijfde Conferentie van de
organisatie de doelen van de Moslimbroederschap uiteengezet welke de fundamenten voor de
ideologie van de organisatie vormde of zoals Mitchell het omschrijft ‘de definitie van de
Islam van de Moslimbroeders’. De Islam diende als het totaalsysteem en was ‘de laatste
scheidsrechter van het leven in al haar categorieën’. De Islam die de Moslimbroederschap
aanhing was gebaseerd en geformuleerd op basis van de twee primaire bronnen binnen het
geloof, namelijk de Koran en de Soenna. Tot slot was deze vorm van Islam altijd en overal
toepasbaar.451
Al-Banna definieerde de Moslimbroederschap zelf als ‘een Salafistische
boodschap, een Soennitische weg, een Soefistische waarheid, een politieke organisatie, een
atletische club, een cultureel-opleidend verbond, een economisch bedrijf en een sociaal
idee’.452
Het ultieme doel van de Moslimbroederschap was het creëren van een Islamitische
staat waarin de Sharia centraal stond.453
Al-Banna voegde echter onder zijn leiderschap in de
beginperiode van de organisatie enkele Soefistische elementen toe, zoals zijn handleiding
waarin hij formules en instructies had opgeschreven die voorschreven hoe men God kon
aanroepen en dhikr kon uitvoeren. Daarnaast werden colleges over het Soefisme gegeven en
kreeg hij als hoofd van de organisatie de titel murshid, ofwel spirituele gids, wat uiteindelijk
versimpeld zou worden naar de ‘Algemene Gids’.454
449
Hourani, ‘Rashīd Ridā.’, 7621. 450
Voll, J.O. ‘Salafiyya.’ Encyclopedia of Islam and the Muslim World. Ed. R.C.Martin. Vol.2 (New York:
Macmillan Reference USA, 2004), 609. 451
Mitchell, The Society of the Muslim Brothers, 14. 452
Deze quote komt oorspronkelijk uit één van de Rasa’il, berichten of publicaties van Hasan al-Banna in het
Arabisch genaamd al-Mu’tamar al-khāmis, pp. 14-16, echter heb ik de quote uit Mitchell, The Society of the
Muslim Brothers, 14. 453
Mitchell, The Society of the Muslim Brothers, 234-235. 454
Lia, The Society of the Muslim Brothers in Egypt, 115-116.
109
Overeenkomsten al-Banna met het Wahhabisme
De ideologie van al-Wahhaab en al-Banna vertonen enkele overeenkomsten, maar ook zeker
de nodige verschillen. Net als al-Wahhaab was al-Banna van mening dat een Islamitische
samenleving gestoeld moest zijn op de Koran en de Soenna. Verder vertoonde de
ideologische inspiratiebronnen van al-Banna gelijkenissen met het Wahhabisme. Al-Afghani
had niet per definitie Wahhabitische standpunten, echter waren er gelijkenissen zichtbaar. Hij
was een fel tegenstander van de kolonisators in de wereld, met name de Britten. Binnen een
Wahhabitische samenleving zou de prominente aanwezigheid van niet-Islamitische, of sterker
nog, niet-Wahhabitische invloeden niet getolereerd worden. Immers het Wahhabisme wil een
Islamitische samenleving creëren gebaseerd op de Koran en de Soenna, waar geen ruimte is
voor andersgelovigen, zoals bijvoorbeeld de Britten. Rashid Rida lijkt de meeste
overeenkomsten te hebben met Wahhabisme. Rida juichte de oprichting van Saoedi-Arabië
gefundeerd op het Wahhabisme toe. Hij wees net als al-Wahhaab bid’a af, maar ook andere
geloofsstromen binnen de Islam, zoals het Soefisme. Juist dat feit maakt dat al-Banna afwijkt
van het Wahhabisme. Een ander groot verschil is het feit dat het Soefisme een grote rol
speelde voor al-Banna, terwijl traditionele Islamisten als Taymiyyah en al-Wahhaab aspecten
van het Soefisme afwijzen. Bijvoorbeeld het feit dat hun geloof spirituele invloeden heeft en
Soefi’s rituelen uitvoeren bij het aanbidden van God.455
Naast de mystieke componenten
zullen Wahhabisten moeite hebben met het feit dat vele prominente Soefi docenten en
persoonlijkheden tijdens of na hun dood als heiligen gezien werden.456
Dit staat in groot
contrast met het principe van tawhid, waarbij er slechts één God aanbeden mag worden. Het
aanbidden van andere zaken dan God wordt door Wahhabisten als polytheïstisch gezien en
dus niet in lijn met het Wahhabisme.
Naast het feit dat al-Banna niet onwelwillend tegenover het Soefisme stond verschilde hij in
zijn politieke benadering nogal van het Wahhabisme. Al-Banna bleek, zoals eerder in dit
hoofdstuk al is beschreven, een pragmaticus te zijn door toenadering te zoeken tot politici en
andere elite om zo de naamsbekendheid van de Moslimbroederschap te vergroten en een
goede reputatie op te bouwen. Al-Wahhaab staat hier met zijn doctrine van takfir lijnrecht
tegenover, door te stellen dat mensen die zich in zijn optiek voordeden als moslims eigenlijk
ongelovigen waren. Dit, op ibn Taymiyyah gebaseerde, thema zou zeker van toepassing zijn
455
Radtke, ‘Sufism’, 528. 456
Radtke, ‘Sufism’, 529 en Mortimer, E. Faith and Power. The Politics of Islam. (New York: Random House,
1982), 53.
110
op het Egypte uit de tijd van al-Banna waar, een Egyptische koning op de troon zat die
samenwerkte met de Britten en niet de Islam als fundament van de samenleving had
ingevoerd.
Al met al is de enige waarneembare overeenkomst tussen het Wahhabisme en al-Banna de
wens een Islamitische staat te realiseren, gebaseerd op de Koran en de Soenna. Al-Banna
meende echter dat om een Islamitische staat te creëren politiek pragmatisme nodig was.
Tevens was hij sterk beïnvloed door Abduh die zich ook beriep op de traditionele Islam uit de
tijd van Mohammed, maar van mening was dat de Koran en Hadith geïnterpreteerd moesten
worden op een wijze die paste bij de samenleving uit die tijd. Al-Banna moet daarom als een
wat meer progressieve moslim gezien worden, ten opzichte van de traditionele moslims die
het Wahhabisme aanhangen. Hetzelfde geldt dus voor de Moslimbroeders die zich
identificeerde met al-Banna. Er waren echter ook Moslimbroeders die tegen het pragmatisme
van al-Banna waren en zich meer leken te kunnen identificeren met de ideologie van Sayyid
Qutb.
Ideologie Qutb
Zoals in deze paragraaf al is beschreven waren de Bannaisten traditionele hervormers.
Geïnspireerd op de Islamitische hervormers al-Afghani en Abduh wilde al-Banna een
Islamitische staat realiseren gestoeld op de Koran en de Soenna, waarin de Sharia centraal
stond. Hij wilde Egypte veranderen en een einde maken aan de Britse overheersing. Het
traditionele aspect was dus de Koran en de Soenna als basis, net als de eerste Moslims in de
tijd van de Profeet Mohammed. De hervorming moest plaats vinden in de Egyptische
samenleving. Hoe deze hervorming plaats moest vinden daar dachten al-Banna en Qutb zeer
verschillend over.
Sayyid Qutb had zich in 1953 aangesloten bij de Moslimbroederschap. Qutb werkte voor hij
zich aansloot als schoolinspecteur in Egypte tot hij in 1948 voor twee jaar naar de Verenigde
Staten vertrok, om onder meer Engels te studeren. Voordat Qutb naar de Verenigde Staten
vertrok stond hij al negatief tegenover de Westerse beschaving, maar na zijn terugkeer in
Egypte was dit negativisme versterkt door hetgeen hij in de Verenigde Staten had gezien.457
Qutb vond de Westerse maatschappij die hij daar aantrof decadent, materialistisch, onwetend
en heidens. Daarnaast werd hij er om zijn donkere huidskleur gediscrimineerd.458
Een ander
457
Toth, Sayyid Qutb, 68. 458
Esposito, J.L. Unholy War: Terror in the Name of Islam. (New York: Oxford University Press, 2002), 57.
111
aspect wat Qutb niet beviel tijdens zijn reis was hoe verheugd de Britse en Amerikaanse pers
zich uitten in hun berichtgeving omtrent de dood van Hassan al-Banna en de ontbinding van
de Moslimbroederschap. Qutb verdiepte zich tijdens zijn verblijf in de Verenigde Staten in
alles wat daar geschreven werd over de Moslimbroederschap en kwam tot de conclusie dat
men in het Westen de Islam in het algemeen en de Moslimbroederschap als gevaarlijke
krachten voor de Westerse belangen in het Midden-Oosten beschouwden.459
Tevens
onderstreepte zijn bezoek aan de Verenigde Staten dat de Islam de enige redding voor de
mensheid was tegen het kapitalisme en modernisme.460
Na Qutb’s terugkeer in Egypte in 1950 sloot hij zich drie jaar later bij de Moslimbroederschap
aan waar hij aan het hoofd werd van de sectie binnen de Moslimbroederschap die
verantwoordelijk was voor de verspreiding van de ideologie en ideeën van de organisatie. Hij
werd tevens redacteur van de nieuwsbrief. Toen Qutb in 1954 in de gevangenis belandde
wegens zijn rol binnen de Moslimbroederschap en zijn kritiek op het regime brak een
belangrijke periode aan met betrekking tot de vorming van zijn ideologie. Wegens zijn slechte
gezondheid bracht Qutb veel tijd door in het ziekenhuis van de gevangenis waar hij veel tijd
had om te schrijven. Hij raakte al snel gefrustreerd van het feit dat hij opgesloten zat en deze
frustratie leidde tot radicalisering van zijn denken.461
Qutb raakte geïnspireerd door de eerder
genoemde Taymiyyah en door de werken van Abu al-Aʻla Mawdudi en Abu Hasan al-
Nadwi.462
Belangrijke elementen die Qutb uit de werken van Madwdudi en al-Nadwi haalde
en samenvoegde in zijn ideologie waren jahiliyyah, jahili en al-hakimiyyah.
Jahiliyyah is door de jaren heen multi-interpretabel gebleken. Het wordt bijvoorbeeld gebruikt
om de periode aan te duiden voordat de Islam op het hedendaags Arabisch Schiereiland
bestond. Jahiliyyah moet in die context gezien worden als tegenstelling van kennis. Jahiliyyah
is volgens Qutb echter niet de tegenstelling van kennis en symboliseert ook niet een bepaalde
periode uit de historie. Het moet volgens hem gezien worden als een situatie waarin Allah niet
als de hoogste regerings- en wettelijke autoriteit gekenmerkt wordt.463
Een situatie waarin
onder andere Egypte verkeerde in die tijd. Volgens Qutb waren de Egyptenaren jahili,
onwetend wat de ware aard van de Islam is. Om hier een einde aan te maken moest men zich
459
Khatab, S. The Political Thought of Sayyid Qutb. The theory of jahiliyyah. (New York: Routledge, 2006),
145. 460
Toth, Sayyid Qutb, 68. 461
Pargeter, A. The Muslimbrotherhood. From Opposition to Power. (Londen: Saqi Books, 2013), 184. 462
Pargeter, The Muslimbrotherhood. From Opposition to Power, 184-185. Zie paragraaf 1.2 voor meer
informatie over ibn Taymiyyah. 463
Khatab, The Political Thought, 2-3.
112
onderwerpen aan al-hakimiyyah, wat de soevereiniteit van God betekend.464
Qutb schreef
gedurende zijn leven enkele boeken, waarvan zijn laatst geschreven werk, Maʻalim fi al-Tariq
(Mijlpalen), het meest invloedrijk was en waarin hij uitlegt hoe zijn ideologie in de praktijk
gebracht moet worden. Hij schreef dit boek toen hij in de gevangenis zat moest gezien worden
als een programma van de Islamitische beweging.465
In Mijlpalen stelt Qutb dat de mensheid op de rand van de afgrond staat. ‘Zelfs Westerse
geleerden beseffen dat hun beschaving niet in staat is om gezonde waarden ter begeleiding
van de mensheid te presenteren en het is niet in staat om zijn eigen geweten te bevredigen of
zijn eigen bestaan te rechtvaardigen.’ Tevens wees hij het Marxisme en het Panarabisme in
Egypte volledig af.466
Opvallend en tegenstrijdig is echter dat Qutb in Mijlpalen het Westen
niet volledig verwierp. Qutb stelt namelijk dat er een systeem nodig is waar ‘de materiële
vruchten van de creatieve geesten in Europa behouden blijven en verder ontwikkeld worden’.
Echter, dienden dan wel ‘de idealen en waarden die voorheen in het Westen onbekend waren
en hetgeen de harmonie met de menselijke natuur kon herstellen aangeboden worden’,
waarmee hij de Islam bedoelde.467
Met andere woorden, er moest een systeem komen waar
het goede uit de Westerse maatschappijen behouden bleef, maar dit systeem wel werd
gebaseerd op de Islam. Dat Qutb het Westen in zijn boek niet geheel afwijst is verwonderlijk,
aangezien hij in de inleiding van hetzelfde boek de lezer wijst op het faillissement van de
ideologieën van zowel het Westelijke als het Oostelijke blok, die er voor zorgen dat de wereld
in die tijd leeft in jahiliyyah.468
Qutb stelt in zijn boek dat het vaderland van de Islam, dar al-Islam, het land is waar de
Islamitische staat is gevestigd en de Sharia is geïmplementeerd. Daarom is het land van de
moslims enkel daar waar Sharia is geïmplementeerd. Dit was niet het geval in Egypte, terwijl
464
Pargeter, The Muslimbrotherhood. From Opposition to Power, 184-185 en Hrair Dekmejian, Islam in
Revolution, 85-86. 465
Khatab, The Political Thought, 168-169. 466
Qutb, S. Milestones. (American Trust Publications, 1990), 5.
Het Panarabisme, ofwel Arabisch nationalisme, was een ideologie waarin de politieke eenheid van alle
Arabische volken en staten centraal stond. Religie of geografische afkomst waren niet van belang binnen het
Panarabisme, enkel het feit dat je Arabisch sprak. Nasser was hier een groot voorstander van en liet dit
Panarabisme gepaard gaan met socialistische elementen. Hij voerde in Egypte socialistische decreten door die er
toe leidde dat belangrijke sectoren binnen de Egyptische industrie, landbouw en op het gebied van financiën
genationaliseerd werden. In 1962 kreeg de heersende politieke partij in Egypte ook een nieuwe naam, namelijk
Arabische Socialistische Unie. Zie Hashmi, S.H. ‘Pan-Arabism’ Encyclopedia of Islam and the Muslim World.
Vol.2 Ed. R.C. Martin. (New York: Macmillan Reference USA, 2004), 518-519; Gordon, J. ‘˛Abd Al-Nasser,
Jamal (1918-1970).’ Encyclopedia of Islam and the Muslim World. Vol. 1 Ed. R.C. Martin (New York:
Macmillan Reference USA, 2004), 4 en Gause III, F.G. ‘Socialism.’ Encyclopedia of Islam and the Muslim
World. Vol.2 Ed. R.C. Martin (New York: Macmillan Reference, 2004), 633. 467
Qutb, Milestones, 6. 468
Qutb, Milestones, 5-6, 10.
113
dit volgens Qutb wel zou moeten.469
Na Qutb’s terugkeer uit de Verenigde Staten was Egypte
vervallen tot een land van armoede en ongelijkheid, waar corruptie, ontevredenheid en onrust
heerste.470
Daarnaast werden er Moslimbroeders in de gevangenis gemarteld en gedood in
Egypte, wat Qutb ervan deed overtuigen dat jahiliyyah niet alleen van toepassing was op niet-
moslim landen.471
Qutb was van mening dat de Egyptische samenleving jahili was. Sterker
nog, Qutb vond dat moslims, zoals president Nasser, kafir waren, oftewel ongelovigen en
pleitte voor takfir, excommunicatie.472
Zij claimden namelijk moslim te zijn, maar leefden
niet in overeenstemming met de Sharia. Feitelijk was de hele wereld in een staat van
jahiliyyah, en daarom hadden de moslims de plicht om jihad tegen al deze onwetenden, jahili,
die verantwoordelijk waren voor alle ‘misère en verwarring’ die er in de wereld bestond, te
ontketenen.473
Zowel Qutb als al-Banna wilden een Islamitische staat creëren, waarin de Sharia een centrale
rol speelde. Ze verschilden echter in de manier waarop deze staat verwezenlijkt moest
worden. Qutb’s ideologie kan als radicaler gekenmerkt worden. De belangrijkste reden
hiervoor is hun verschillende interpretatie van jihad. De term jihad is afgeleid van het
Arabische jahada wat ‘zich inspannen’ voor een bepaald doel betekend.474
Jihad komt
normaliter in drie varianten voor, namelijk jihad bi al-qalb, inspanning van hart en ziel, jihad
bi al-lisan of al-kilma, een inspanning van de tong en woorden, en als derde jihad bi al-yad of
al-haraka, wat een inspanning met de hand of een actie om een daad te verrichten. De jihad bi
al-qalb wordt door moslims verricht door middel van het vernieuwen of versterken van hun
geloof, vroomheid en toewijding. De jihad bi al-lisan of al-kilma wordt verricht door middel
van prediken en bekering. Het overtuigen van mensen om het ‘Juiste Pad’ te volgen of
bekeren wordt daʻwa genoemd. Het derde type jihad, jihad bi al-yad of al-haraka, moet er
toe leiden dat moslims tot actie overgaan. Dit hoeft niet direct betrekking te hebben op
geweld, maar kan ook het bijdragen aan Islamitische goede doelen of politieke participatie
betekenen. De jihad bi al-yad of al-haraka kan ook leiden tot het oprichten van organisaties
die zich focusen op het verichten van de andere twee vormen van jihad.475
Deze drie vormen
van jihad passen bij al-Banna die de Moslimbroederschap oprichtte als middel om moslims te
469
Qutb, Milestones, 150. 470
Toth, Sayyid Qutb, 72-73. 471 Burke, J. Al-Qaeda. The True Story of Radical Islam. (Londen: Penguin Books, 2004), 55. 472
Gleave, ‘Al-Takfir Wa’l-Hijra.’, 641 en Burke, Al-Qaeda, 55. 473
Calvert, J. Sayyid Qutb and the Origins of Radical Islamism. (Londen: Hurst and Company, 2010), 221. 474
Hasmi, S.H. ‘Jihad’ Encyclopedia of Islam and the Muslim World. Vol. 1 Ed. R.S. Martin (New York:
Macmillan Reference USA, 2004), 377, 379. 475
Toth, Sayyid Qutb, 145.
114
bekeren in de hoop dat dit uiteindelijk zou leiden tot de vorming van een Islamitische staat.
Lacroix onderstreept dit door te stellen dat om steun te vergaren al-Banna enkel mensen wilde
bekeerde, daʻwa, en om zijn doelen te bereiken geen andere middelen gebruikte.476
Qutb voegde aan deze drie vormen van jihad een vierde toe, namelijk jihad bi al-sayf,
inspanning of strijd met het zwaard. Deze vorm van jihad moedigt het voeren van de
inmiddels welbekende ‘heilige’ strijd of oorlog aan. Qutb baseerde zich op de interpretatie
van jihad van Ibn Qayyim al-Jawziyya, een student van Taymiyyah. Jihad bi al-sayf wordt
teruggevoerd naar de tijd waarin de Profeet Mohammed met zijn volgelingen, salaf al-salih,
uit Mekka werd gedreven naar Medina, maar uiteindelijk Mekka wist te veroveren.477
Qutb
was van mening dat jihad het instrument was waarmee een universele Islamitische revolutie
ontketend moest worden.478
Qutb verantwoorde de gewelddadige jihad bi al-sayf door te
stellen dat de Islam goed is voor de mensheid en het de wereld van jahiliyyah redt.479
Ondanks dat al-Banna het gebruik van geweld tegen de kolonisator niet afkeurde was hij een
stuk gematigder in zijn visie op jihad dan Qutb. Al-Banna keurde het geweld op Egyptische
doelwitten namelijk af en distantieerde zich van het geweld dat door het Geheime Apparaat
werd uitgevoerd.480
Naast het gebruik van de term jihad lagen de ideologieën van al-Banna en Qutb op een aantal
punten uiteen. Al-Banna stelde niet dat de Egyptische samenleving of de wereld in een staat
van jahiliyyah was.481
Daarnaast had al-Banna een andere visie op een toekomstig staatshoofd
van een Islamitische staat eruit zou zien. Volgens al-Banna was het staatshoofd of de imam
een door het volk gekozen heerser die op basis van consensus moest leiden, terwijl Qutb de
leider als een theocratische leider zag die zijn gezag aan God ontleend. Verdere verschillen
zijn zichtbaar wanneer men kijkt naar de inspiratoren van al-Banna en Qutb. Zoals uit het
voorgaande is gebleken haalde Qutb veel van zijn ideologie uit de werken van Taymiyyah en
daarmee uit de werken van Hanbal. Daardoor zijn er veel overeenkomsten zichtbaar met het
Wahhabisme, zoals het gebruik en toepassen van de term takfir. Qutb was erg traditioneel,
terwijl het duidelijk is geworden dat al-Banna zich liet inspireren door Abduh en al-Afghani
die ook traditioneel waren, maar wel de authentieke bronnen van de Islam, de Koran en de
Soenna, alsook de Sharia wilde hervormen opdat deze ook een antwoord konden bieden voor
476
Lacroix, Awakening Islam, 39. 477
Toth, Sayyid Qutb, 145. 478
Calvert, Sayyid Qutb and the Origins of Radical Islamism, 222. 479
Toth, Sayyid Qutb, 153. 480
Pargeter, The Muslimbrotherhood. From Opposition to Power, 185. 481
Lacroix, Awakening Islam, 39.
115
moderne problemen. Een ander groot verschil is het feit dat het Soefisme een grote rol speelde
voor al-Banna, terwijl traditionele Islamisten als Taymiyyah en Qutb het Soefisme
afwijzen.482
Overeenkomsten Qutb met het Wahhabisme
De ideologie van Sayyid Qutb vertoond meer overeenkomsten met het Wahhabisme dan dat
van al-Banna. Een belangrijke inspirator voor Qutb was, net als voor al-Wahhaab, ibn
Taymiyyah. Een thema dat zowel bij al-Wahhaab als Qutb naar voren komt is dat van takfir,
echter is er wel sprake van enige nuance. Al-Wahhaab stelde dat takfir enkel toegepast moest
worden op moslims die de declaratie van het Islamitische geloof, shahada, hebben gedaan,
maar zich vervolgens schuldig maken aan polytheïsme.483
Dit zijn ongelovigen en dienen
gedood te worden.484
Zoals hiervoor al is beschreven stelt Qutb dat er sprake moet zijn van
takfir bij hen die claimen moslims te zijn, maar niet in overeenstemming leefden met de
Sharia, zoals Nasser. Bij al-Wahhaab ligt de nadruk dus meer op het monotheïsme, terwijl
Qutb het wel of niet naleven van de Sharia als maatstaf gebruikt. Desalniettemin vormt het
principe van takfir een belangrijk onderdeel van hun ideologieën.
Bij zowel al-Wahhaab als Qutb speelt jihad bi al-sayf, inspanning of strijd met het zwaard,
een belangrijke rol. Er zit echter ook een verschil in het gebruik van jihad. Qutb zag jihad bi
al-sayf als middel om alle tegenstanders van de Islam uit te schakelen en zo de wereld van
jahiliyyah te redden.485
Jihad was dus een belangrijke component van Qutb’s ideologie. Bij
al-Wahhaab lag dit iets anders. Hij zag jihad bi al-sayf als een middel om tegenstanders van
de Islam te verslaan, echter was de motivatie om het te gebruiken anders dan Qutb. Qutb
stelde dat jihad de oplossing was om de Islam te verspreiden en zich van alle mogelijke
tegenstanders van de Islam te ontdoen, terwijl al-Wahhaab stelde dat jihad uitgevoerd mag
worden als teken van vroomheid en toewijding. Het mag niet toegepast worden als offensieve
of preventieve actie tegen groepen wiens gebruiken niet in overeenstemming zijn met die van
je zelf. Wanneer moslims wel over gaan tot jihad bi al-sayf
dienen zij vooraf een
waarschuwing aan de tegenstander gegeven te hebben en hen de mogelijkheid gegeven te
482
Radtke, ‘Sufism’, 528 en Toth, Sayyid Qutb, 192. 483
De shahada is de declaratie van geloof en is één van de vijf pilaren van de Islam. De declaratie luidt als volgt:
‘Er is geen god dan Allah, en Mohammed is zijn Profeet.’ 484
Al-Yassini, Religion and State, 28. 485
Long, D.E. ‘Tawhid or Jihad: What Wahhabism Is and Is Not.’ Middle East Institute. (2009): 5 pag. [online
denktank over Midden-Oosten], geraadpleegd op 26 november 2015. Beschikbaar via
http://www.mei.edu/content/tawhid-or-jihad-what-wahhabism-and-not
116
hebben zich te laten bekeren tot de Islam.486
Dit is dus wezenlijk anders dan Qutb die jihad
wel als een offensief middel ziet. Bij al-Wahhaab lag de focus op tawhid en niet op jihad.487
Naast het gebruik van jihad zijn er nog meer elementen in Qutb’s ideologie die niet direct in
het Wahhabisme zichtbaar zijn, zoals de termen jahiliyyah, jahili en al-hakimiyyah.
Desalniettemin zijn er meer overeenkomsten zichtbaar tussen Qutb’s ideologie en het
Wahhabisme dan tussen dat van al-Banna en het Wahhabisme.
Al-Banna was dan wel de grondlegger van de Moslimbroederschap, maar Qutb wordt gezien
als een inspirator en belangrijk ideoloog voor latere Islamistische radicalen, zoals de leiders
van al-Qaʻida, wat later in deze scriptie duidelijk naar voren zal komen.488
Trofimov beaamt
dit ook in zijn boek, ‘haar [lees Moslimbroederschap] belangrijkste ideoloog Sayyid Qutb, die
nog steeds door Islamitische radicalen over de hele wereld wordt vereerd’.489
Het is echter de
vraag of deze twee invloedrijke moslims ook een belangrijke rol hebben gespeeld in de
vorming van de ideologie van Juhayman al-Utaybi. Zoals in hoofdstuk 4, paragraaf 4 naar
voren is gekomen was al-Utaybi volgens Trofimov een zeer conservatieve Wahhabi, of Salafi,
die fel tegen het Saoedisch Koningshuis gekant was. In principe zou al-Utaybi daarom
ideologisch gezien meer raakvlakken moeten hebben met Qutb, echter of dit het geval is zal in
de komende hoofdstukken dieper op ingegaan worden.
5.4 Al-Sahwa al-Islamiyya: een “Islamitisch Reveil” in Saoedi-Arabië
Het ontstaan en de karakteristieken van al-Sahwa al-Islamiyya
In paragraaf 5.2 is stilgestaan bij de groeiende rol van de Moslimbroeders in Saoedi-Arabië.
De Moslimbroeders droegen in de jaren ’60 bij aan het Islamitische propaganda-apparaat van
Feisal en vormden een belangrijke schakel in de hervorming van het onderwijs. De
Moslimbroeders brachten echter ook hun ideeën over religie mee die, zoals we in de vorige
paragraaf hebben gezien, niet volledig correspondeerde met de Saoedische staatsreligie. Door
hun rol in de hervorming van het onderwijs en het feit dat het Saoedisch Koningshuis haar
Islamitische identiteit wilden uitdragen, ontstond er een momentum voor de Moslimbroeders
om zich te mengen in de sociale arena van Saoedi-Arabië. Op deze wijze ontstond er een
nieuwe sociale beweging, of zoals Lacroix het noemt een ‘tegencultuur’, die al-Sahwa al-
Islamiyya, kortweg Sahwa, genoemd werd en als ‘een Islamitische Reveil’ of ‘Islamitische
486
DeLong-Bas, N.J. Wahhabi Islam: From Revival to Global Jihad. (Londen en New York: I.B.Tauris, 2004),
203-204. 487
Long, ‘Tawhid or Jihad.’, 3. 488
Hrair Dekmejian, Islam in Revolution, 84-85, Toth, Sayyid Qutb, 233 en Lia, The Society of the Muslim
Brothers in Egypt, 271. Zie hoofdstuk 7 voor informatie over al-Qaʻida en zijn leiders. 489
Trofimov, Het Beleg van Mekka, 38.
117
Ontwaking’ vertaald kan worden.490
Bij het schrijven over deze beweging zal ik mij wederom
veelvuldig beroepen op Lacroix, aangezien hij er uitgebreid over geschreven heeft. Tevens is
er verder zeer weinig Engelstalige literatuur betreffende dit onderwerp omhanden.
De Sahwa werd als een tegencultuur gezien omdat de ideologie en bepaalde gebruiken van de
beweging tegen de, in die tijd, overheersende sociale normen inging.491
Sahwa Islamisten
waren op ideologisch gebied bereid zich bezig te houden met kwesties die in die tijd speelde.
Zo stonden zij bijvoorbeeld, in tegenstelling tot de gevestigde Islamitische orde in Saoedi-
Arabië, open voor de modernisatieslag die het Koninkrijk maakte. Een concreet voorbeeld
hiervan was het gebruik van moderne technologie, zoals de cassetteband. De Sahwa
Islamisten zagen dit niet, zoals de Wahhabisten, als bid’a, maar als een nuttig instrument ten
behoeve van communicatie.492
Ondanks dat de Sahwa als tegencultuur gezien wordt, moet het
ideologisch gezien op een kruispunt van het Wahhabisme en de ideologie van de
Moslimbroederschap geplaatst worden. Het heeft namelijk karakteristieken van beide
geloofsstromen. Theologisch gezien, dus wat betreft geloofsbelijdenis en Islamitische
juridische vraagstukken, volgden de Sahwa Islamisten het Wahhabisme, maar wanneer het de
politieke en culturele kijk op de wereld betrof volgden ze de Moslimbroederschap.493
Lacroix geeft ook enkele voorbeelden van de mix van het Wahhabisme en
Moslimbroederschap ideologie. In tegenstelling tot het traditionele Wahhabisme, die niet-
Wahhabitische groepen zoals de Soefi’s en Sjiieten als primaire vijanden zagen, nam de
Sahwa de vijanden van het Moslimbroederschap over, namelijk het Westen en de leiders in
het Midden-Oosten. De aanhangers van al-Banna binnen de Moslimbroederschap waren
immers tegen het imperialistische Westen, terwijl de aanhangers van Qutb tegen ongelovige
regimes van het Midden-Oosten waren.494
De Sahwa putte echter ook uit het Wahhabisme,
wat zichtbaar was in het sociale leven in Saoedi-Arabië. Het nam een zeer strenge
gedragscode aan, veelal gebaseerd op dat van de traditionele Wahhabitische ulama in het
Koninkrijk. Dit uitte zich bijvoorbeeld in kledingvoorschriften. Zo waren zij van mening dat
het voor Moslimmannen verboden, haram, was een tuniek te dragen die onder de enkels
kwam en om hun baard te trimmen. Zij baseerden zich hierbij op verschillende Hadith en
gingen hiermee verder dan de meeste ulama in Saoedi-Arabië die het toestonden om een
490
Lacroix, Awakening Islam, 51. 491
Lacroix, Awakening Islam, 52. 492
Hegghammer en Lacroix, ‘Saudi Arabia Backgrounder.’, 2. 493
Lacroix, Awakening Islam, 52. 494
Lacroix, Awakening Islam, 52.
118
baard te trimmen wanneer deze groter dan een vuist was. Daarnaast hadden zij geen
problemen met tunieken die onder de enkels kwamen.495
De Sahwa volgelingen ontwikkelden
ook een eigen taalgebruik, waarbij ze hun eigen dialect mengde met klassiek Arabisch. Ze
gebruikten dit met name in een religieuze context, zoals ‘Moge Allah je helpen’, Allah
yuʻinak, of ‘Moge Allah je succes brengen’, Allah yuwaffiqak. Discussies binnen de Sahwa
richtte zich enerzijds op Wahhabitische religieuze verbodsbepalingen en anderzijds op
Moslimbroederschap-thema’s als de positie van de Islam en moslims in de wereld.496
Leiders en volgelingen van de beweging
Zoals in de vorige paragraaf al is besproken waren er ideologische verschillen binnen de
Moslimbroederschap tussen enerzijds ‘Bannaisten’ en anderzijds ‘Qutbisten’. Deze twee
stromingen waren toen de Sahwa opkwam beide zichtbaar in de beweging, echter rond de
jaren ’70 werd de stroming van ‘Qutbisten’ sterker. De reden hiervoor was dat de tweede golf
Moslimbroeders uit Egypte in de jaren ’70 kwamen. Deze groep Moslimbroeders hadden of in
de gevangenis gezeten of hadden zich in kringen begeven waar Qutb de belangrijkste
ideoloog was. Belangrijker nog was dat deze groep Moslimbroeders groter was dan de eerste
golf Moslimbroeders in de jaren ’50.497
Eén van deze Moslimbroeders die gedurende de jaren
’70 naar Saoedi-Arabië kwam was Mohammed Qutb. Qutb speelde een belangrijke rol binnen
de Sahwa. Hij werd door sommige volgelingen zelfs ‘De Sheikh van de Sahwa’ genoemd.498
Mohammed Qutb was net als zijn broer Sayyid eind jaren ’40 in aanraking gekomen met de
Moslimbroederschap. Zoals in paragraaf 5.1 al is geschreven werd hij in 1954 gearresteerd en
gemarteld, waarna hij werd vrijgelaten toen bleek dat hij niet zo’n grote rol speelde in de
organisatie. In 1965 werd hij wederom opgepakt als gevolg van de heksenjacht die Nasser op
Moslimbroeders maakte, waarna hij in 1971 werd vrijgelaten. Hij vertrok vervolgens naar
Saoedi-Arabië waar hij een docent aan de Faculteit van Sharia in Mekka werd. In Saoedi-
Arabië zou hij net als zijn broer stukken schrijven, waarin hij zijn gedachtegoed uiteenzette.
In zijn werk probeerde hij het gedachtegoed van zijn broer te verenigen met het Wahhabisme.
Hij wilde een volledige toepassing van de Sharia, wat het belangrijkste thema binnen de
Moslimbroederschap was, en een zuivering van de geloofsbelijdenis, wat een belangrijk
495
Lacroix, Awakening Islam, 60-61 en een vertaling van Lacroix uit een Arabische online krant: ‘Al-Umaym,
A. ‘Mashayikhuna wa mashayikh al-sahwa – Nadharat fi-l-islam al-saʻudi al-haraki.’ (Onze Sheikhs en de
Sheikhs van de Sahwa – Perspectieven op Saoedisch Islamisme.) Elaph. 12 juni 2003. 496
Lacroix, Awakening Islam, 61. 497
Lacroix, Awakening Islam, 52-53. 498
Lacroix, Awakening Islam, 53 en een door Lacroix vertaalde quote uit: Suleyman, M. ‘Muhammad Qutb
namudhjan.’ Al-‘Asr. 17 mei, 2002.
119
element van het Wahhabisme is. Een voorbeeld van deze combinatie van het Wahhabisme en
‘Qutbisme’ was het principe tawhid al-hakimiyyah, eenheid van soevereiniteit. Zoals in het
eerste hoofdstuk al is uitgelegd kent het Wahhabisme drie vormen van tawhid en Qutb voegde
deze variant hier aan toe, waarbij al-hakimiyyah, de soevereiniteit van God, een belangrijk
element van Sayyid Qutb’s ideologie was. Mohammed was van mening dat God alleen
soeverein moest zijn en dat als gevolg daarvan de toepassing van de Sharia geen obstakels
mag kennen. Dit idee en al zijn andere ideeën werkte Mohammed uit in zijn boek ‘The
Jahiliyyah of the Twentieth Century’.499
Ondanks de invloeden van zijn broer wees Mohammed bepaalde componenten van zijn werk
en ideologie af. Zo schreef hij in zijn boek Mijlpalen dat er op dat moment geen enkele
Islamitische staat in de wereld was. Mohammed sprak dit tegen door Saoedi-Arabië als een
Islamitische staat te erkennen, net als het merendeel van de Sahwa Islamisten die de
Islamitische identiteit van Saoedi-Arabië niet in twijfel trokken.500
Dit deden zij vermoedelijk
om hun gastland niet tegen zich te krijgen en in het geval van Qutb om zijn goede positie aan
de universiteit niet te verspelen.
Als gezegd vormde de Sahwa een tegencultuur en was het niet zo zeer één organisatie met één
leider. Qutb was een prominent figuur binnen de Sahwa, maar zo waren er meer. Bijvoorbeeld
de Koeweiti Abd al-Rahman al-Dawsari en de Irakees Mohammed Ahmad al-Rashid. Al-
Dawsari was zeer onder de indruk van al-Banna en later Qutb, maar distantieerde zich wel
van de Moslimbroederschap door hun steun aan de revolutie in 1952 die uiteindelijk Nasser
aan de macht bracht. Ook hij combineerde elementen van het Wahhabisme met die van de
Moslimbroederschap. Hij deed dit door simpelweg de vijanden van het Wahhabisme, dus
Islamitische groepen die als afwijkend beschouwd werden, te combineren met de vijanden
van de Moslimbroederschap, de communisten, nationalisten en seculieren. Feitelijk gooide hij
alle tegenstanders van zowel de Wahhabisten en de Moslimbroeders die hij hypocrieten
noemde op één hoop. Maar in tegenstelling tot Sayyid Qutb, die verder wilde gaan dan alleen
Egypte te bekeren, wilde al-Dawsari zich eerst richten op de in zijn ogen tegenstanders van de
Islam in Saoedi-Arabië zelf. Zo liet hij zich zeer negatief uit over alle meer liberale krachten
in het Koninkrijk. Zo schreef hij vele brieven naar een redacteur van een krant wanneer er
een artikel verscheen die hij als een schending van de Islam zag. Verder reisde hij door heel
Saoedi-Arabië om te prediken. In tegenstelling tot de Moslimbroeders binnen de Sahwa
499
Lacroix, Awakening Islam, 54. 500
Lacroix, Awakening Islam, 56.
120
durfde hij zich dus te richten op Saoedi’s waarvan hij vond dat ze niet Islamitisch waren. De
Moslimbroeders in Saoedi-Arabië durfde geen kritiek op prominente Saoedi’s te hebben en
wilde zich zo min mogelijk met interne zaken bemoeien, aangezien zij te gast waren in het
Koninkrijk. Al-Dawsari’s familie kwam echter oorspronkelijk uit Nadjd in Saoedi-Arabië,
waardoor hij het wel durfde te doen.501
Al-Rashid werd een bekend figuur binnen de Sahwa door boeken te schrijven waarin hij
‘Islamitisch activisme theoriseerde in overeenstemming met de vooronderstelling van het
Wahhabisme’. Zo schreef hij in één van zijn boeken welke politieke strategie een organisatie
moest volgen in een autoritair systeem. Dit boek werd uiteraard door de Saoedische
autoriteiten verboden om te vermijden dat mensen in Saoedi-Arabië op verkeerde ideeën
zouden komen. Al-Rashid was dus niet een belangrijk gezicht van de Sahwa zoals Qutb en al-
Dawsari, maar wel een belangrijk filosoof voor de volgelingen van de Sahwa.
Rond de jaren ’60 en ’70 was de Sahwa niet een homogene organisatie, maar bestonden er
netwerken van volgelingen die zich onderscheidden van de sympathisanten van de Sahwa.
Deze netwerken van vormde volgens Lacroix de ruggengraat van de Sahwa. Volgens hem
bestond de Sahwa gemeenschap uit drie kringen. De eerste kring werd gevormd door alle
Saoedische studenten die te maken hadden met het vernieuwde schoolsysteem. Deze Saoedi’s
bevonden zich volgens Lacroix, of ze nu wilde of niet, in een ‘Sahwa intellectuele omgeving’.
Veel van deze veelal jonge Saoedi’s waren beïnvloed door de Sahwa ideologie maar brachten
dit niet in de praktijk. De tweede, kleinere, cirkel werd gevormd door diegenen die, naast het
volgen van de colleges, ervoor hadden gekozen ook extra-curriculaire activiteiten te volgen.
Velen van hen namen gebruiken van de Sahwa over. Zij werden door de belangrijkste Sahwa
leden ‘toegewijd’ (multazimun) genoemd. De derde, kleinste, cirkel werd gevormd door
Sahwa netwerken. Leden van deze netwerken werden gerekruteerd uit de tweede groep van
‘toegewijde’ moslims. Leden van deze cirkel kregen in kleine groepen les. Deze groepen
werden ‘cirkels’ of ‘kringen’ (halaqat) genoemd of ‘families’ (usar). De kringen of families
kregen de specifieke ideologie ingeprent van de leider van het netwerk waartoe het behoorde.
Deze netwerken werden simpelweg jamaʻat genoemd, wat groepen betekend. De leden van
deze derde kleine kring van de Sahwa werden ‘deelgenoten’ (muntamun) genoemd, ofwel
leden van een jamaʻa.502
501
Lacroix, Awakening Islam, 56-58. 502
Lacroix is tot deze informatie gekomen op basis van interviews Sahwi’s. Zie Lacroix, Awakening Islam, 62-
63.
121
Er bestonden eigenlijk twee jamaʻat, één groep werd gevormd door vier subgroepen die niet
heel nauw met elkaar verbonden waren maar welke allen gelinieerd waren aan de
Moslimbroederschap. De andere groep werd de ‘Sururi’s’ (al-sururiyyun) genoemd. Door het
verbod op politieke partijen en om niet te veel op te vallen in Saoedi-Arabië bestond er een
taboe op het bestaan van deze jamaʻat.503
Desalniettemin steeg het aantal volgelingen van de
Sahwa aanzienlijk in de jaren ’70.504
Na de belegering van de Grote Moskee in 1979 bleef de Sahwa voortbestaan. Zoals al eerder
in deze scriptie naar voren kwam wilde het Saoedisch Koningshuis haar Islamitische karakter
benadrukken na de gebeurtenissen in Mekka. Een gevolg hiervan was dat belangrijke leiders
van de Sahwa op dat moment, zoals de protegé van Mohammed Qutb, Safar al-Hawali en
Salman al-Awda, de vrijheid kregen van de autoriteiten om hun gang te blijven gaan. In ruil
hiervoor dienden zij wel het Koningshuis te steunen, net als de ulama, om zo weer grip op het
Koninkrijk te krijgen.505
Een andere reden was dat het Koningshuis het vertrouwen in de
Wahhabitische ulama wat verloren was toen bleek dat er een link bestond tussen het hoofd
van de Raad van Religieuze Geleerden, Bin Baz en al-Utaybi. Het Koningshuis hoopte door
hun steun aan de Sahwa dat de ulama in zouden zien dat ze hiermee een fout hadden gemaakt
en dit in de toekomst niet meer zou gebeuren.506
De Sahwa in de moderne tijd
In de jaren ’90 kreeg het Koningshuis kritiek van Al-Awda en al-Hawali voor het toestaan van
Amerikaanse troepen in het Koninkrijk. Als gevolg hiervan werden beide mannen in de
gevangenis gezet. Na hun vrijlating in 1999 nam al-Awda een gematigdere toon aan, terwijl
al-Hawali bleef vasthouden aan zijn ideeën. Beide mannen zouden echter bijvoorbeeld wel de
aanslagen van 11 september veroordelen.507
De Sahwa bestaat tot op de dag van vandaag,
echter is het niet meer zo actief als in de jaren ’60 tot en met de jaren ’90. Gedurende de
opstanden in het Midden-Oosten, beter bekend als de Arabische Lente, steunden de
aanhangers van de Sahwa de protesten in Egypte en waren verheugd met het feit dat een
Moslimbroeder, Morsi, president van Egypte werd. Ondanks de toenadering tot Saoedi-Arabië
503
Lacroix, Awakening Islam, 63. 504
Lacroix, Awakening Islam, 73. 505
Kepel, The War for Muslim Minds, 178. Zie paragraaf 3.4 voor de nasleep en gevolgen van de belegering van
de Grote Moskee. 506
Kepel, The War for Muslim Minds, 179. 507
Kepel, The War for Muslim Minds, 188-189 en Murphy, C. ‘Saudi Islamists consider democracy, confront
royal dogma.’ Globalpost. (6 september 2011): 10 pag. [online nieuwsmedium], geraadpleegd op 29 november
2015. Beschikbaar via http://www.globalpost.com/dispatch/news/regions/middle-east/saudi-
arabia/110901/saudi%E2%80%99s-nascent-democratic-movement-confronts-
122
van Morsi steunde het Koningshuis de coup en het afzetten van Morsi. Volgens Lacroix is
Saoedi-Arabië naar aanleiding van de gebeurtenissen in Egypte en op advies van de
Verenigde Arabische Emiraten een meer anti-Islamistische positie in gaan nemen, wat dus een
negatief effect heeft op de rol die de Sahwa nog speelt.508
De Sahwa van nu is volgens
Murphy ook niet meer te vergelijken met de beginjaren toen de leiders van de beweging nog
antidemocratisch waren en enkel de rol voor de geestelijkheid wilde vergroten in het
Koninkrijk. Tegenwoordig is de Sahwa beweging een gefragmenteerd netwerk van
honderden, misschien duizenden, volgelingen die geen grote rol van betekenis meer spelen.509
Trofimov benoemt de Sahwa niet in zijn boek, maar toch is het van belang deze beweging te
bespreken in de scriptie. De reden hiervoor is dat niet iedereen in Saoedi-Arabië de
ontwikkeling van de Sahwa als een positief gegeven beschouwden. Met name onder de
Saoedische geestelijken ontstond verzet.510
Eén van de bewegingen die hier uit voortkwam
was Al Jama‘a al-Salafiyya al-Muhtasiba. Deze beweging is in hoofdstuk 4 al benoemd en is
van belang omdat Juhayman al-Utaybi hier medeoprichter van was. In het volgende hoofdstuk
zal deze beweging besproken worden.
508
Lacroix, S. ‘Saudi Arabia’s Muslim Brotherhood predicament.’ The Washington Post. (20 maart 2014): 4 pag.
[website van krant], geraadpleegd op 29 november 2015. Beschikbaar via
https://www.washingtonpost.com/news/monkey-cage/wp/2014/03/20/saudi-arabias-muslim-brotherhood-
predicament/ 509
Murphy, ‘Saudi Islamists consider democracy, confront royal dogma.’, 4. 510
Lacroix, Awakening Islam, 81.
123
6. Al-Utaybi en Islamistische Groeperingen en Bewegingen
6.1 Al Jama‘a al-Salafiyya al-Muhtasiba
Oorsprong en ideologie
In 1965 werd Al Jama‘a al-Salafiyya, wat ‘de Salafistische Groep’ betekend, opgericht door
een kleine groep religieuze studenten in Medina, waaronder Juhayman al-Utaybi. De
belangrijke geestelijke en op dat moment vicepresident van de Islamitische Universiteit van
Medina Sheikh Abd al-Aziz Bin Baz, werd door deze groep gevraagd om geestelijk leider te
worden. Bin Baz ging akkoord met als voorwaarde dat muhtasiba toegevoegd werd aan de
naam, wat ‘het uitoefenen van hisba’ betekend en vertaald kan worden als ‘het goede volgen
en slechte verbieden’.511
Al Jama‘a al-Salafiyya al-Muhtasiba, ‘De Salafistische Groep voor
de Bevordering van Deugd en Voorkomen van Ondeugd’ werd opgericht naar aanleiding van
een reeks incidenten in Medina, wat door de leden van Al Jama‘a al-Salafiyya al-Muhtasiba
‘Het breken van de afbeeldingen’ wordt genoemd.512
Begin jaren ’60 waren er in Medina veel
volgelingen van de Ahl al-Hadith, ‘Mensen van de Hadith’ te vinden. Dit was een groep van
veelal religieuze studenten die geïnspireerd waren door Mohammad Nasir al-Din al-Albani.
Deze volgelingen zagen het als hun taak om er voor te zorgen dat religieuze verplichtingen in
bepaalde delen van Medina gehandhaafd werden. Als gevolg hiervan sloegen zij afbeeldingen
en foto’s op openbare plekken kapot, vandaar de naam voor deze periode: ‘Het breken van de
afbeeldingen’.513
Toen een groepje volgelingen van de Ahl al-Hadith opgepakt werd omdat zij
een aantal winkeletalages insloegen waar vrouwelijke mannequins instonden, waren al-Utaybi
en enkele anderen van mening dat ze een organisatie moesten opzetten om het werk van de
Ahl al-Hadith voort te zetten.514
De Sahwa beweging, die in de voorgaande paragraaf is besproken, werd in Saoedi-Arabië niet
door iedereen met open armen ontvangen. Een tegenstander van deze beweging waren de Ahl
al-Hadith. De Ahl al-Hadith kwamen op in Saoedi-Arabië door toedoen van de, van origine
Albanese, geleerde Mohammad Nasir al-Din al-Albani. Al op jonge leeftijd verhuisde hij met
zijn familie naar Damascus. In de jaren ’50 werd al-Albani in Syrië bekend om zijn kennis
van de Hadith. Hij identificeerde zichzelf met de vroege Ahl al-Hadith die bekend werden in
511
Lacroix, Awakening Islam, 90 en Al Mushawah, ‘Juhayman’s Sins’, 47. 512
Al Jama‘a al-Salafiyya al-Muhtasiba zal de rest van dit hoofdstuk afgekort worden tot JSM. 513
Volgens Bin Baz kan het ophangen van een afbeelding aan een muur leiden tot verheerlijking of aanbidding
van hetgeen erop staat afgebeeld. Zeker als het een afbeelding van een koning betreft. Vandaar dat deze
afbeeldingen en posters moesten worden vernietigd. Zie Lacey, Inside the Kingdom, 9. 514
Lacroix, Awakening Islam, 89-90 en Hegghammer en Lacroix, ‘Rejectionist Islamism in Saudi Arabia’, 106-
107.
124
de achtste eeuw. De Ahl al-Hadith stelden dat enkel de Soenna antwoord kon geven bij het
doen van religieuze uitspraken, mits het niet expliciet in de Koran wordt benoemd.515
De
geleerden die de Ahl al-Hadith volgden legden de focus op de het bestuderen van de Hadith.
Een eeuw later zou de eerder genoemde Hanbal zich eveneens richten op de studie van de
Hadith en met zijn werk Musnad één van de meest bekende Hadith verzamelingen realiseren.
Volgelingen van de Hanbali school zouden door de jaren heen steeds meer oude uitspraken
overnemen van voormalige volgelingen, wat taqlīd genoemd wordt. Al-Albani en de Ahl al-
Hadith waren van mening dat bij het doen van religieuze uitspraken moslims hun eigen
interpretatie hieraan moeten geven, ijtihad, echter wel gebaseerd op de Koran en de Soenna.
Door al-Albani’s kennis van de Hadith nodigde Bin Baz hem in 1961 uit om les te komen
geven op de Islamitische Universiteit in Medina.516
Al-Albani’s tijd in Saoedi-Arabië zou echter van korte duur zijn aangezien hij twee jaren
later, in 1963, weggestuurd werd uit Saoedi-Arabië. Al-Albani wees alle zogenaamde
‘scholen’ van jurisprudentie af, zoals de Hanbali school. Enkel de Soenna en de Koran waren
volgens hem bronnen om juridische legitimatie te verkrijgen. De Wahhabisten voldeden hier
niet aan aangezien al-Wahhaab volgens hem Hanbali volgde en daarmee niet voldeden aan
wat hij als een plicht zag, het gebruik maken van het principe ijtihad. Al-Albani voegde hier
aan toe dat de Wahhabisten niet genoeg waarde hechtten aan de Hadith. Met deze kritiek op
het Wahhabisme viel hij de ulama in Saoedi-Arabië feitelijk aan, wat hem uiteindelijk in 1963
zijn baan kostte. Desalniettemin waren er onder de Saoedische ulama een aantal die al-
Albani’s visie deelde en hem bleven steunen, waaronder Bin Baz, aangezien hij ook
elementen van het Wahhabisme deelde, zoals het vasthouden aan tawhid. Al-Albani was het
met name op juridisch vlak niet eens met het Wahhabisme.517
Ondanks het feit dat al-Albani een korte tijd in Saoedi-Arabië lesgaf hadden zijn ideeën een
grote invloed op studenten. Zij gingen zich richten op de studie van de Hadith en op de
beoordeling van authenticiteit, met andere woorden, beoordelen of al-Albani het eens zou zijn
met de inhoud. Deze studenten en volgelingen van al-Albani kozen ervoor zichzelf Ahl al-
Hadith te noemen. Deze Ahl al-Hadith waren veelal te vinden in het religieuze instituut Dar
al-Hadith, het Huis van de Hadith, dat in 1964 onderdeel was geworden van de universiteit in
515
Lacroix, Awakening Islam, 83-84. 516
Hegghammer en Lacroix, ‘Rejectionist Islamism in Saudi Arabia’, 105. 517
Lacroix, Awakening Islam, 84-85 en 87 en Hegghammer en Lacroix, ‘Rejectionist Islamism in Saudi Arabia’,
106.
125
Medina en waar al-Utaybi eveneens colleges zou hebben gevolgd.518
Als gezegd waren Ahl
al-Hadith tegen de Sahwa wat hij als een navolger van de Moslimbroederschap zag. Al-
Albani uitte kritiek op de Moslimbroederschap en daarmee op de Sahwa omdat zij zich meer
zouden richten op politiek dan op religieuze kennis en geloofsbelijdenis. Zo was hij van
mening dat al-Banna geen religieuze geleerde was en leverde hij kritiek op Sayyid Qutb die
volgens hem in zijn geloofsbelijdenis elementen van het Soefisme gevonden had.519
De invloed van al-Albani reikte niet alleen tot Medina. Ook in Riyad en Burayda ontstonden
kleine groepen die zich Ahl al-Hadith noemden en hun eigen leiders hadden, bijvoorbeeld een
imam van een moskee. Waar de Ahl al-Hadith tegenaan liepen was het feit dat zij niet, zoals
de Sahwa door hun posities in het onderwijs, een organisatorische basis hadden waardoor zij
hun invloed konden vergroten. Hierdoor ontstond onder sommige Ahl al-Hadith het idee een
organisatie op te richten. Uiteindelijk zou ‘het breken van de afbeeldingen’ in Medina leidden
tot de oprichting van een dergelijke organisatie, namelijk de JSM. Volgens een oud-lid van de
JSM was de JSM een Salafistische organisatie met een ideologie die bestond uit elementen
van zowel al-Albani’s gedachtegoed als dat van al-Wahhaab en Taymiyyah. De focus op de
Koran en de Soenna, waarbij onderscheid gemaakt werd tussen goede en slechte Hadith
vloeide voort uit de ideologie van al-Albani, terwijl hun interpretatie van geloof, zoals het
monotheïsme ofwel tawhid, voortkwam uit de ideologie van de traditionele filosofen
Taymiyyah en al-Wahhaab.520
De organisatie
Al-Albani was een belangrijke ideoloog van de JSM, maar Bin Baz was de geestelijk leider.
Hij stelde Abu Bakr al-Jaza’iri aan als vice leider van de groep en gaf hem de
verantwoordelijkheid over de alledaagse activiteiten. Hij vormde samen met vier van de
oprichters van de JSM de bestuursraad van de organisatie. Deze raad kwam volgens
ooggetuige al-Huzaymi bijeen om allerlei zaken te bespreken zonder dat Bin Baz of andere
geestelijken hiervan wisten, maar al-Utaybi was hier geen onderdeel van.521
Al-Jaza’iri was
ook docent aan de Islamitische Universiteit in Medina en was erg loyaal aan zowel de
geestelijke als politieke autoriteiten van het land. Een interessant gegeven is dat de leden van
518
Lacroix, Awakening Islam, 85 en 88. Zie paragraaf 4.2 over de vermeende lessen die al-Utaybi zou hebben
gevolgd aan Dar al-Hadith. 519
Voor de precieze argumenten van al-Albani zie Lacroix, Awakening Islam, 86. 520
Al Mushawah, ‘Juhayman’s Sins’, 47. 521
Lacroix, Awakening Islam, 91 en Al Mushawah, ‘Juhayman’s Sins’, 47.
126
de JSM elkaar, net als de Moslimbroeders en de leden van al-Utaybi’s groep, broeders,
ikhwan noemden.522
Gedurende de jaren ’70 groeide het aantal volgelingen van de organisatie en werd er in
Medina een hoofdkwartier opgezet dat omgedoopt werd tot ‘Huis van de Broeders’ (Bayt al-
Ikhwan).523
Dit huis werd het verzamelpunt voor de JSM waar lezingen en colleges gegeven
werden door ulama. Tevens bevond zich een kleine moskee in het gebouw zodat de beweging
zijn eigen regels en rituelen kon toepassen bij het gebed. Zo hielden leden van de JSM hun
sandalen aan bij het gebed, terwijl andere moslims altijd op blote voeten bidden.524
Tevens
hadden de moskeeën van de organisatie geen nis om de richting van Mekka aan te geven
(mihrab), aangezien zij dit als een schadelijke innovatie, bid’a, zagen. Het aantal volgelingen
groeide niet alleen in Medina, maar door heel Saoedi-Arabië. Als gevolg van deze groei
werden in de grote steden van het Koninkrijk, bijvoorbeeld in Mekka, Riyad en Djedda,
soortgelijke ‘Huizen van de Broeders’ opgezet, waarbij elk huis zijn eigen leider of emir had.
In Medina bleef het aantal volgelingen echter het grootste. De JSM werd hier zo groot dat
meer huizen werden ingelijfd om aan alle leden onderdak te kunnen verlenen. Complete
buurten in Medina stonden zelfs onder toezicht van de organisatie.525
Een lid van de JSM was
gemakkelijk te herkennen door zijn grote baard en relatief korte tuniek, thawb, die zij tot
halverwege de kuit droegen.526
Trofimov beschrijft de JSM eveneens in zijn boek, zij het kort en bondig. Hij noemt het een
zendingsnetwerk wat onder toezicht van Bin Baz en andere hoge geestelijken stond, die
betaald werden door de staat. Hij beschrijft tevens de rol van al-Utaybi in deze organisatie,
namelijk als facilitator van ‘indoctrinatiereisjes’.527
Deze rol wordt door Lacroix bevestigd.528
Ondanks dat al-Utaybi medeoprichter was van de JSM was hij na de oprichting niet één van
de leiders. Wel had hij goede contacten met de bestuursraad. Al-Utaybi werd door zijn rol als
522
Lacroix, Awakening Islam, 91. 523
Hegghammer en Lacroix stellen dat dit huis op naam van een vriend van al-Utaybi stond terwijl Trofimov
met geen woord rept over het ‘Huis van de Broeders’. Zie Hegghammer en Lacroix, ‘Rejectionist Islamism in
Saudi Arabia’, 107. 524
Hegghammer en Lacroix, ‘Rejectionist Islamism in Saudi Arabia’, 107-108. 525
Lacroix, Awakening Islam, 91-92. 526
De volgelingen van de Sahwa droegen de thawb tot de enkels. Zie Lacey, Inside the Kingdom, 12 en Lacroix,
Awakening Islam, 88. 527
Trofimov, Het Beleg van Mekka, 45. 528
Lacroix, Awakening Islam, 92.
127
coördinator van de reizen die door de organisatie werden georganiseerd en zijn rol in de
ledenwerving toch een de facto leider van de groep.529
Toen Bin Baz naar Riyad vertrok en op de loonlijst van het Koningshuis kwam begonnen er
scheuren in de organisatie te ontstaan.530
Tot die tijd had de JSM de visie van Bin Baz
gedeeld. Bin Baz had namelijk een sterke afkeer van de modernisering van het Koninkrijk wat
volgens hem bid’a met zich mee bracht, zoals winkelcentra en de televisie. Ook had hij kritiek
op de leden van het Koningshuis die portretten van zichzelf ophingen en afgebeeld stonden op
Saoedisch geld. Daarnaast traden ze niet streng genoeg op tegen zaken die hij als on-
Islamitisch beschouwden, zoals sigaretten en alcohol.531
De JSM, waaronder al-Utaybi nam
veel van deze ideeën over van hun geestelijk leider. Zo kon je in de wijken in Medina waar de
JSM controle over had geen winkel meer vinden waar tabak verkocht werd.532
Het feit dat
leden van het Koningshuis op geld gedrukt stonden en zij het makkelijker maakten voor
vrouwen om een baan te vinden werd ook niet geaccepteerd. Het ging zelfs zo ver dat ze het
de autoriteiten kwalijk namen dat zij het toestonden dat er voetbalwedstrijden plaatsvonden in
het Koninkrijk. De spelers hadden namelijk een korte broek aan en dat was niet in
overeenstemming met de Islam.533
Ook identiteitskaarten en paspoorten waren taboe,
aangezien deze duiden op loyaliteit aan een andere entiteit dan God.534
Ondanks de
ideologische overeenkomsten zouden ideologische verschillen leiden tot een breuk binnen de
groep in 1977 tussen enerzijds een groep van geestelijke geleerden, waaronder Bin Baz en de
leider al-Jaza’iri, en anderzijds een groep die geleid werd door Juhayman al-Utaybi. Het
gevolg hiervan was dat de JSM uiteenviel en een nieuwe beweging ontstond onder leiding van
al-Utaybi, Juhayman’s Ikhwan, die uiteindelijk verantwoordelijk zouden zijn voor het
bezetten van de Grote Moskee.535
529
Al Mushawah, ‘Juhayman’s Sins’, 48. 530
In paragraaf 4.2 is al besproken dat Bin Baz in Riyad aan de slag ging, al is niet geheel duidelijk welke
functie dit precies was. Trofimov en DeLong-Bas stellen dat hij voorzitter werd van het Departement voor
Wetenschappelijk Onderzoek en Voorlichting, terwijl Hegghammer stelt dat hij in 1971 aan het hoofd kwam van
de net opgerichte Raad van Religieuze Geleerden en onofficieel de nieuwe Groot Moefti van Saoedi-Arabië was
geworden, waar Yizraeli zich bij aansluit. 531
Trofimov, Het Beleg van Mekka, 43-44. 532
Lacroix, Awakening Islam, 91-92. 533
Lacey, Inside the Kingdom, 12. 534
Hegghammer en Lacroix, ‘Rejectionist Islamism in Saudi Arabia’, 108 en Lacey, Inside the Kingdom, 12. 535
Lacroix, Awakening Islam, 92, Trofimov, Het Beleg van Mekka, 50, Hegghammer en Lacroix, ‘Rejectionist
Islamism in Saudi Arabia’, 108 en Ménoret, ‘Fighting for the Holy Mosque.’, 123.
128
6.2 Juhayman’s Ikhwan – de relatie tot al-Utaybi
Breuk met JSM
Juhayman’s Ikhwan ontstond als gevolg van een breuk met de JSM. De reden hiervoor was
dat een deel van de ulama die betrokken waren bij de beweging van mening verschilden met
andere leden van de organisatie, aangevoerd door al-Utaybi. Al-Utaybi was van mening dat de
ulama de ideologie van de JSM verloochenden door niet streng genoeg te zijn tegen het
Koningshuis. Sterker nog, Bin Baz werkte nu voor hen. Trofimov somt een aantal van al-
Utaybi’s bezwaren jegens Bin Baz en het Saoedische regime op. Al-Utaybi had gedurende
zijn tijd in Medina vele Moslimbroeders getroffen die hun regeringen in Egypte en Syrië
openlijk als heidens wegzette. Deze Moslimbroeders werden volgens al-Utaybi verwend en
met rust gelaten door de Saoedische autoriteiten, terwijl de Saoedische ulama en de
autoriteiten het niet accepteerden dat de JSM zich openlijk uitsprak over het heidense karakter
van het Saoedische Koningshuis. Wat betreft Bin Baz was al-Utaybi van mening dat hij zijn
eigen ideologie verloochende. Ondanks het feit dat leden van de Koninklijke familie zich in
Europa schuldig maakten aan het consumeren van alcohol en gokken bleef Bin Baz en de rest
van de ulama hen beschouwen als Islamitisch bolwerk. Wat al-Utaybi ook niet kon begrijpen
was dat Bin Baz in het verleden een fatwa had uitgesproken waarin het ophangen van
Koninklijke portretten als on-Islamitisch werd beschouwd, maar nog overal in het Koninkrijk
posters en portretten hingen. De afbeelding van de koning stond zelfs op het geld gedrukt. Tot
slot had al-Utaybi grote kritiek op het functioneren van de Religieuze Politie die moesten
toezien op de handhaving van de Islamitische gebruiken in de samenleving. Volgens hem
deden zij hun werk niet, aangezien overal in het land bioscopen, clubs en tentoonstellingen
geopend waren. Al-Utaybi zag overal in het Koninkrijk vormen van bid’a, en daar sprak hij
zich over uit.536
De ulama waren juist van mening dat de JSM zich niet openlijk kon uitspreken tegen het
Koningshuis.537
Daarbij waren zij van mening dat de groep doorschoot in hun letterlijke
lezing van religieuze teksten.538
De spreekwoordelijke druppel die leidde tot de definitieve
breuk binnen de JSM was volgens Lacroix een meningsverschil over een fatwa die door één
van de geestelijken binnen de organisatie was afgegeven. In dit fatwa werd het moslims
toegestaan om gedurende de ramadan te blijven eten na de oproep tot het eerste
ochtendgebed. Dit werd gebaseerd op het feit dat de oproep enkel de gebedstijd aangaf en niet
536
Lacey, Inside the Kingdom, 13 en Trofimov, Het Beleg van Mekka, 47-48. 537
Ménoret, ‘Fighting for the Holy Mosque.’, 123. 538
Hegghammer en Lacroix, ‘Rejectionist Islamism in Saudi Arabia’, 108.
129
of de zon op kwam. De inhoud van de fatwa was volgens de ulama niet in overstemming met
de Hanbal jurisprudentie en daarom niet geldig. Uit de discussie die hieruit volgde zou de
JSM uit elkaar gegaan zijn, met de totstandkoming van al-Utaybi’s Ikhwan als gevolg.539
Trofimov stelt dat in 1977 een vergadering werd gehouden in Medina waar geestelijken bij
aanwezig waren, maar al-Utaybi zelf niet. Zijn standpunten werden door enkele geestelijken
die het wel met hem eens waren verdedigd. Alle kritiek op al-Utaybi’s uitlatingen werden
door hen van de hand gedaan door de geestelijken erop te wijzen dat hij enkel de lessen van
zijn Wahhabitische docenten, waaronder Bin Baz, herhaalde en toepaste. De geestelijken
konden het niet eens worden en uiteindelijk zou al-Utaybi hierop besluiten zich af te splitsen
van de JSM.540
Wat uiteindelijk de precieze reden is geweest voor de breuk is niet duidelijk,
maar het is aannemelijk dat al-Utaybi en vele andere volgelingen het niet accepteerden dat
Bin Baz en andere geestelijken zich inlieten met de Saoedische overheid, terwijl zij juist
ideologisch gezien kritiek op hen hadden geleverd. Wat ook een rol speelde volgens al-
Huzaymi, was dat al-Utaybi erop uit was om leider te worden van de groep en zocht naar een
excuus om zijn eigen groep te beginnen.541
Feit is wel dat na de breuk binnen de JSM vele,
vooral jonge, leden van deze organisatie zich schaarden achter al-Utaybi.542
Waarom Juhayman al-Utaybi als leider?
Er zijn meerdere antwoorden te geven op de vraag waarom moslims zich achter Juhayman al-
Utaybi schaarden. Trofimov stelt dat al-Utaybi in eerste instantie binnen de JSM werd
gebruikt voor het assisteren bij indoctrinatiereisjes voor arme jongeren naar de woestijn. ‘Met
zijn woestijnachtergrond en zijn charismatische uitstraling was Juhayman bijzonder geschikt
voor zulke indoctrinatiereisjes.’ Al-Utaybi moest het dus van zijn achtergrond, maar bovenal
charisma hebben. Toen hij opklom en hoofdcoördinator werd voor uitstapjes van de JSM
steeg zijn aanzien binnen de organisatie. In 1976 zou hij volgens Trofimov een gevestigde
autoriteit zijn en gedroeg hij zich ook als zodanig. Trofimov baseert zijn bevindingen op een
ooggetuigenverslag van al-Huzaymi.543
Verder stelt Trofimov dat al-Utaybi vele volgelingen
kreeg onder ontevreden jonge studenten. Dit waren veelal jonge mannen die net als al-Utaybi
een bedoeïenachtergrond hadden en door de economische bloei in het Koninkrijk naar de
grote stad getrokken waren. Tevens had al-Utaybi vele volgelingen geworven uit zijn netwerk
539
Lacroix, Awakening Islam, 92. 540
Trofimov, Het Beleg van Mekka, 49-50. 541
Al Mushawah, ‘Juhayman’s Sins’, 48. 542
Lacroix, Awakening Islam, 92. 543
Trofimov, Het Beleg van Mekka, 45-46.
130
van Utaybistamgenoten en veteranen uit de Nationale Garde. Al-Utaybi stichtte commune-
achtige woongemeenschappen op in steden als Mekka, Medina en Riyad waar volgelingen
goedkoop konden eten en slapen, alsook bidden. Hij probeerde verder meer volgelingen te
werven buiten gehoorafstand van de hogere ulama die na de breuk binnen de JSM al-Utaybi
in de gaten lieten houden door de Saoedische autoriteiten. Op de campussen van de
universiteiten wist hij volgelingen te werven, waarbij hij volgens Trofimov ook succesvol was
bij Moslimbroeders uit Egypte en Syrië, maar ook jonge Jemenieten en Koeweiti’s voor zijn
zaak wist te winnen.544
Lacroix en Hegghammer bevestigen min of meer Trofimov’s visie op hoe al-Utaybi een groep
om zich heen wist te formeren. Ook deze auteurs baseren zich op de ervaringen van al-
Huzaymi binnen de groep van al-Utaybi. Lacroix stelt in zijn boek dat al-Utaybi door zijn
charisma al enkele jaren voor de splitsing van de JSM in 1977 de de facto leider van de groep
was en al-Jaza’iri enkel ‘de titel dragende vice leider of gids’ was.545
Hegghammer voegt hier
samen met wederom Lacroix aan toe dat al-Utaybi in aanzien steeg binnen de JSM door zijn
charisma en tribale afkomst, maar ook door zijn leeftijd. De jonge leden van de JSM
bewonderde hem vanwege zijn bereidheid om openlijk kritiek te leveren op de ulama.
Volgens al-Huzaymi had de groep van al-Utaybi veel karakteristieken van
persoonsverheerlijking.546
Dit zou een logisch gevolg kunnen zijn van het feit dat veel van
zijn volgelingen jong waren en hij zeer charismatisch was.
Er zijn ook nog twee andere redenen waarom al-Utaybi een prominente rol kreeg binnen de
JSM en waarom hij erin kon slagen een eigen beweging te creëren. Wat betreft zijn rol binnen
de JSM is al duidelijk geworden dat hij charismatisch was en door zijn afkomst de
bewondering van jonge volgelingen wist te ontlokken. Uit een ander interview met al-
Huzaymi bleek echter ook dat al-Utaybi al zijn tijd stopte in de JSM, terwijl de andere leiders
van de groep naast hun tijd bij de groep ook moesten werken, omdat zij docent waren of
andere werkzaamheden dienden te verrichten. Al-Utaybi werd steeds meer het gezicht van de
beweging omdat hij ook dag in dag uit actief participeerde in de organisatie.547
De andere
reden is dat al-Utaybi een duidelijke Salafistische doctrine propageerde die aantrekkelijk
bleek voor jonge mannen, met name die met een bedoeïenachtergrond.548
Over al-Utaybi’s
544
Trofimov, Het Beleg van Mekka, 49-50 en 52-53. 545
Lacroix, Awakening Islam, 92. 546
Hegghammer en Lacroix, ‘Rejectionist Islamism in Saudi Arabia’, 109. 547
Al Mushawah, ‘Juhayman’s Sins’, 48. 548
Ménoret, ‘Fighting for the Holy Mosque.’, 121.
131
gedachtengoed zal later in dit hoofdstuk uitgebreid in worden gegaan en over het Salafisme en
waarom al-Utaybi’s gedachtegoed Salafistisch genoemd kan worden in het volgende
hoofdstuk.
Alle relevante schrijvers die over al-Utaybi geschreven hebben komen min of meer tot
dezelfde conclusie over hoe al-Utaybi een eigen beweging wist te formeren. Hij was
medeoprichter van de JSM en werkte zich binnen de groep op. Hij maakte gebruik van zijn
charisma en zijn bedoeïenachtergrond om zo de jongeren binnen de groep aan zich te binden.
Alle auteurs baseren zich op de getuigenissen van al-Huzaymi, één van de leden van
Juhayman’s Ikhwan, waardoor iedereen min of meer hetzelfde beeld heeft van al-Utaybi en de
vorming van zijn beweging. Dat neemt niet weg dat de conclusies die getrokken worden zeker
aannemelijk zijn, aangezien al-Huzaymi alles bewust heeft meegemaakt en al-Utaybi zelf
ontmoet heeft. Daarbij waren er uiteindelijk ongeveer twee- tot driehonderd mannen bereid al-
Utaybi te volgen in zijn plan de Grote Moskee te bezetten, wat erop duidt dat de verklaringen
van al-Huzaymi op waarheid berust zijn.
6.3 Trofimov’s keuze voor Bin Baz: vóórs en tegens
Trofimov over Bin Baz
In deze scriptie is de naam Bin Baz al meerdere malen genoemd en is al het nodige over hem
geschreven. De reden hiervoor is dat Trofimov Bin Baz veelvuldig in zijn boek noemt, ook in
relatie tot al-Utaybi. In deze paragraaf zal Bin Baz beschreven worden zoals Trofimov hem
ziet en vervolgens zal geanalyseerd worden of Trofimov de rol van Bin Baz goed inschat of
dat zijn rol juist overschat wordt. Tevens zal er beschreven worden of de uitspraken die
Trofimov doet over Bin Baz correct zijn of dat dit te betwijfelen valt.
Trofimov benadrukt, op het moment dat hij Bin Baz introduceert, dat hij een ‘veelbelovende’
geleerde was. Een interessante passage uit het boek is dat Bin Baz onder de mensen viel die
fel tegen de Amerikaanse invloed in Saoedi-Arabië waren in de jaren ’40 na de ontdekking
van olie en als gevolg hiervan een fatwa opstelde waarin hij dit afkeurde.549
Deze fatwa zou
hem ‘de bewondering van de resterende Ikhwan opleveren’. In dit geval worden met de
Ikhwan de Saoedische religieuze fanatici bedoeld die voor en tegen ibn Saoed hadden
gevochten en waar al-Utaybi een nazaat van was. Trofimov probeert dus al direct een link met
de Ikhwan te leggen. Trofimov vervolgt zijn introductie van Bin Baz met ‘De sinds zijn
tienertijd blinde Bin Baz was al zeer gerespecteerd vanwege zijn grote kennis van de
549
Voor de inhoud van het fatwa zie Kepel, The War for Muslim Minds, 165-166.
132
uitspraken van de Profeet Mohammed, de Hadith, een fundamentele bron voor de Islamitische
wetgeving.’ Koning ibn Saoed stoorde zich aan de uitlatingen van Bin Baz en plaatste hem in
de gevangenis, waarna ibn Saoed volgens Trofimov Bin Baz een wijze les voor de toekomst
zou geven: ‘Vervolgens doordrong hij de geestelijkheid ervan dat zulke publieke tweedracht
de Islamitische rechtmatigheid van al-Saoed’s Wahhabitische staat kon ondermijnen en de
sluizen openzette voor de veel grotere kwaden van het communisme en het secularisme.’ Na
zijn vrijlating zou Bin Baz een ‘langdurige carrière’ hebben die ‘hem aan de top van het
Saoedische religieuze establishment bracht’. In het vervolg zou hij volgens Trofimov zijn
kritiek op modernisering matigen en het Koningshuis steunen in tijden van tegenspoed.550
Trofimov spreekt zichzelf vervolgens min of meer tegen, namelijk in de eerstvolgende
passages aangaande Bin Baz schrijft hij dat ‘Bin Baz, die de meningen die hij in de jaren
veertig had geventileerd trouw was gebleven, stak nu boven iedereen uit als de meest
prominente criticaster van de duizelingwekkend snelle modernisering van Saoedi-Arabië’.551
Eerder zei Trofimov nog dat hij zijn kritiek zou matigen. Dit klopt ook wel, echter dit zou pas
gebeuren op het moment dat hij Medina verliet om in Riyad zijn nieuwe functie als voorzitter
van het Departement voor Wetenschappelijk Onderzoek en Voorlichting en hoofd van de
Raad van Religieuze Geleerden te bekleden, waardoor hij in feite in dienst van het
Koninghuis trad.552
Doordat Trofimov deze ontwikkeling niet direct benoemt komt het
vreemd over dat hij eerst stelt dat Bin Baz zijn toon zal matigen terwijl de eerstvolgende
passage dit wordt tegengesproken.
Volgens Trofimov gaf Bin Baz lezingen aan ‘enthousiaste menigtes’ in Medina aan de
Islamitische Universiteit toen Al-Utaybi naar Medina trok, wat volgens hem in 1973 was.
Vervolgens geeft Trofimov een opsomming van Bin Baz’ kritiekpunten op het Koninkrijk,
zoals de al eerder genoemde Koninklijke portretten. Bin Baz zag zich genoodzaakt om ‘zijn
positie als decaan aan de Islamitische Universiteit in Medina te gebruiken om een nieuwe
zendingsbeweging in leven te roepen, die overal in het Koninkrijk de Wahhabitische
vroomheid zou doen herleven’, namelijk de JSM.553
In het boek van Trofimov zijn er drie
opvallende en verwarrende zaken op te merken. Ten eerste stelt hij dat al-Utaybi in 1973 naar
Medina trok waar Bin Baz volgens hem toen nog doceerde. Dit is mogelijk, maar de
550
Trofimov, Het Beleg van Mekka, 36-37. 551
Trofimov, Het Beleg van Mekka, 43. 552
De Raad van Religieuze Geleerden werden door het Koningshuis betaald. Over de functie van Bin Baz is
eerder in deze scriptie geschreven. Zie paragrafen 1.4 en 4.2. 553
Trofimov, Het Beleg van Mekka, 43-45.
133
hoogtijdagen van Bin Baz op de Islamitische Universiteit waren in de jaren ’60 toen deze
universiteit net opgericht was en hij hier vicevoorzitter van was.554
In 1971 kreeg hij een
nieuwe baan. Gezien het gewicht van zijn nieuwe functie is het maar de vraag of Bin Baz in
1973 nog wel tijd had om colleges te geven. Het tweede punt is dat Trofimov stelt dat hij de
JSM opgericht heeft. In de voorgaande paragrafen is gebleken dat dit niet het geval is. Bin
Baz werd door een groepje volgelingen van Ahl al-Hadith, waaronder al-Utaybi, gevraagd of
hij de geestelijk leider wilde worden van hun organisatie, waarna Bin Baz dit accepteerde
maar hij wel de voorgestelde naam wilde aanpassen door muhtasiba toe te voegen aan al
Jama‘a al-Salafiyya.555
Het derde en laatste punt is dat de JSM al in 1965 werd opgericht, wat
betekent dat al-Utaybi Bin Baz toen al had ontmoet, terwijl Trofimov lijkt te suggereren dat
dit pas in 1973 was. Trofimov beschrijft wel dat al-Utaybi al tijdens zijn diensttijd bij de
Nationale Garde naar Mekka ging en lezingen bijwoonde van geestelijken als ibn Subeil,
maar noemt Bin Baz hier niet bij waardoor het lijkt alsof er toen nog geen link bestond tussen
al-Utaybi en Bin Baz.556
Trofimov blijft vaag wat betreft de relatie van al-Utaybi en Bin Baz. Hij stelt wel dat al-
Utaybi lid was van de JSM, echter stelt niet dat er binnen deze organisatie contact was tussen
de beide mannen. Desalniettemin is Trofimov van mening dat Bin Baz een inspirator was van
al-Utaybi. ‘Gevormd door de lessen van Bin Baz wat een ware Islamitische maatschappij zou
moeten zijn, kon hij de steeds grotere kloof tussen de Islamitische theorie en de Saoedische
realiteit niet begrijpen zonder vraagtekens te zetten bij het fundament van het regime zelf.’557
Al-Utaybi’s ‘toewijding aan Bin Baz en het ulama-establishment begon echter af te
brokkelen’ vanwege het feit dat hij nu volgens al-Utaybi voor de Saoed’s werkten.558
Dat al-
Utaybi door de lessen van Bin Baz gevormd zou zijn is niet onlogisch, aangezien Bin Baz de
geestelijk leider van de JSM was. Maar van een zichtbare link tussen al-Utaybi en Bin Baz is
nog steeds geen sprake.
Trofimov beschrijft vervolgens de breuk van al-Utaybi met de JSM waarna hij zelf verder
gaat. Als een reactie hierop zou al-Utaybi volgens Trofimov het volgende over Bin Baz
hebben geschreven in zijn geschriften: ‘Er zijn weinig mensen die de Soenna werkelijk
kennen, en één van hen is Bin Baz.’ Maar hij is nu niet meer dan een administratief
554
Hegghammer en Lacroix, ‘Rejectionist Islamism in Saudi Arabia’, 105. 555
Zie paragraaf 6.1. 556
Trofimov, Het Beleg van Mekka, 43. 557
Trofimov, Het Beleg van Mekka, 45-47. 558
Trofimov, Het Beleg van Mekka, 47-48.
134
medewerker. ‘De Saoed’s nemen alleen van hem aan wat hun uitkomt. Als hij het niet met
hen eens is, hebben ze er geen moeite mee om het oneens te zijn met wat hij zegt.’559
De
situatie die Trofimov vervolgens beschrijft is frappant. Juist vanwege zijn uitlatingen in zijn
geschriften ten aanzien van het Koningshuis, maar ook Bin Baz, worden al-Utaybi en zijn
volgelingen opgejaagd door de Saoedische veiligheidsdiensten. Wanneer een deel van al-
Utaybi’s volgelingen opgepakt wordt vraagt al-Utaybi nota bene aan Bin Baz of hij kan
bemiddelen, waartoe hij bereid bleek.560
Zoals in paragraaf 3.3 al naar voren is gekomen
waren volgens andere auteurs niet de geschriften de reden voor arrestatie en werd Bin Baz
niet door al-Utaybi gevraagd te bemiddelen, maar juist door de Saoedische autoriteiten.561
Het
lijkt mij ook zeer onlogisch dat Bin Baz door al-Utaybi gecontacteerd kon worden terwijl hij
op de vlucht was en als dit wel zo was Bin Baz vermoedelijk geen reden zou zien hem te
helpen aangezien al-Utaybi hem had beschimpt in zijn geschriften.
Een stuk verder in Trofimov’s werk stelt hij dat al-Utaybi Bin Baz benaderd heeft vlak
voordat zijn groep de Grote Moskee ging bezetten. Al-Utaybi zou een gezant naar Bin Baz
hebben gestuurd om hem op de hoogte te stellen van de komst van de Mahdi en om zijn steun
te krijgen om de profetie in de Grote Moskee te doen laten uitkomen. Bin Baz zou de gezant
hebben ontvangen en aangehoord, maar geloofde niet in de komst van de Mahdi.562
Geen
enkele auteur bevestigt dit verhaal en Trofimov geeft er zelf geen bron voor. Het lijkt dan ook
uiterst onwaarschijnlijk dat dit gesprek plaatsgevonden heeft.
Volgens Trofimov speelde Bin Baz een belangrijke rol in dienst van het Koningshuis
gedurende de belegering van de Grote Moskee. Onder de soldaten die de Grote Moskee
moesten ontzetten heerste er twijfel of ze wel moesten schieten op het complex, aangezien dit
het heiligdom kon beschadigen en de soldaten niet wisten of zij hiermee de toorn van God
zouden wekken. Koning Khalid werd daarom gedwongen de hulp in te roepen van de Raad
van Religieuze Geleerden. Hij verzocht Bin Baz en negentwintig andere hoge ulama naar
Riyad te komen, in de hoop dat zij een fatwa zouden uitvaardigen waarin een militaire
bestorming toegestaan zou worden.563
Volgens Trofimov kon namelijk ‘zo’n bekrachtiging
maar van één kant komen: van Juhaymans vroegere leraar Bin Baz en een kliekje bebaarde
559
Trofimov, Het Beleg van Mekka, 50. Uit de ‘Noten en Bronnen’in het boek blijkt dat deze quotes uit zijn
geschriften, de Rasa’il Juhayman al-Utaybi, komen. De quote wordt door de auteur Kechichian iets anders
vertaald zie: Kechichian, ‘Islamic Revivalism and Change in Saudi Arabia’, 14. 560
Trofimov, Het Beleg van Mekka, 58-59. 561
Zie paragraaf 3.3 over welke auteur precies wat suggereert. 562
Trofimov, Het Beleg van Mekka, 71. 563
Trofimov, Het Beleg van Mekka, 110. Zie hoofdstuk 3 voor een uiteenzetting van de gebeurtenissen in Mekka
in 1979.
135
ulama die het toevallig in vele opzichten met de rebellen eens waren’.564
Hier noemt
Trofimov Bin Baz dus al de leraar van Bin Baz en een sympathisant van de rebellen. Dit is
ook niet heel verassend aangezien Bin Baz en enkele ulama betrokken waren bij de JSM,
waaruit de groep van al-Utaybi ontsprongen is. Trofimov schrijft zelf: ‘Het leek nu duidelijk
dat de indringers tot een Wahhabitische zendingsbeweging behoorden waartoe Bin Baz en
andere hoge ulama zelf mede de aanzet hadden gegeven. In feite was het dezelfde beweging,
die onder hun ogen had gebloeid en waarvan ze meer dan een jaar geleden hadden vastgesteld
dat zij onschuldig waren.’
Ondanks het feit dat Bin Baz sympathie voor de motieven van al-Utaybi kon opbrengen,
namelijk de kritiek die hij leverde op de ‘ongelovige gewoontes’ die in het Koninkrijk waren
opgedoken en ‘de morele verloedering’ die er plaatsvond, besloten hij en de ulama toch het
Koningshuis te steunen door een fatwa af te geven.565
Zoals eerder is besproken ging het
uitvaardigen van een fatwa wel gepaard met enige concessies van de kant van het
Koningshuis ten opzicht van Bin Baz en de ulama.566
Nadat er een einde gekomen was aan de
belegering van de Grote Moskee zou er wederom een rol voor Bin Baz weggelegd zijn. Bin
Baz en de ulama hadden ‘Juhayman verloochend’ en gekozen voor het Koningshuis. De Raad
van Religieuze geleerden had vervolgens ‘de geschriften van Juhayman onder de loep
genomen en was tot een unaniem oordeel gekomen: de goeroe (lees al-Utaybi) met zijn
woeste blik…, had zich schuldig gemaakt aan een gruwelijke misdaad tegen de Islamitische
godsdienst.’567
Bin Baz zou verklaard hebben dat ‘deze pamfletten ondoordacht zijn en staan
vol valse interpretaties die het zaad van tweedracht kunnen zijn en tot chaos en onrust kunnen
leiden’. ‘Deze pamfletten doen uitspraken die sommige naïeve mensen zouden kunnen
misleiden hoewel ze veel slechts bevatten. Moslims moeten voor hun boze opzet en inhoud
gewaarschuwd worden.’568
De Raad van Religieuze geleerden veroordeelden de daden van
Bin Baz wel, maar gaven geen uitsluitsel wat volgens met al-Utaybi en de overlevende
rebellen moest gebeuren.569
De reden hiervoor zal ongetwijfeld te maken hebben gehad met
het feit dat veel van de rebellen voortkwamen uit de JSM en dus een verleden met Bin Baz en
enkele hoge ulama hadden.
564
Trofimov, Het Beleg van Mekka, 110. 565
Trofimov, Het Beleg van Mekka, 124. 566
Wat deze concessies precies waren kan teruggelezen worden in paragraaf 3.3. 567
Trofimov, Het Beleg van Mekka, 280. 568
Trofimov heeft deze uitspraken uit een verklaring van het Saoedisch persbureau in de editie van 3-4 januari
1980 van de Arab News, onder de titel ‘Ulama Condemn Mecca Renegades.’ Zie Trofimov, Het Beleg van
Mekka, 280 en 339. 569
Trofimov, Het Beleg van Mekka, 280.
136
Tot slot legt Trofimov een link tussen al-Utaybi en Osama bin Laden door te stellen dat bin
Laden al-Utaybi’s verwerping van het Koningshuis bijna letterlijk overnam, maar ook zijn
kritiek op Bin Baz. Sterker nog, Trofimov suggereert dat beide mannen hem verachtte: ‘En
evenals Juhayman richtte Bin Laden’s verachting zich op Bin Baz, het hoofd van het officiële
religieuze establishment die, nadat hij zijn steun had verleend aan een bestorming van de
Grote Moskee, in 1990 officieel de aanwezigheid van Amerikaanse soldaten op Saoedisch
grondgebied goedkeurde.’ Bin Laden klaagde dat de blinde geestelijke ‘zwak’ en ‘slap’ was
geweest omdat hij zich door het huis van Saoed had laten gebruiken ‘als stok om […] eerlijke
geleerden te slaan.’570
Analyse keuze rol Bin Baz
Trofimov noemt Bin Baz regelmatig in zijn boek, maar de vraag die rijst is of hij de rol die
Bin Baz gespeeld heeft goed inschat. Uit het voorgaande is gebleken dat bij enkele
gebeurtenissen waar Bin Baz bij betrokken zou zijn vraagtekens gezet kunnen worden, zoals
het bezoek van een gezant van al-Utaybi’s groep om Bin Baz te overtuigen van het bestaan
van de Mahdi. Hetzelfde geldt voor de rol die Bin Baz in de ogen van Trofimov heeft
gespeeld. In eerste instantie blijft Trofimov een beetje vaag over de precieze relatie van al-
Utaybi en Bin Baz. In principe zou al-Utaybi Bin Baz moeten kennen door de oprichting van
de JSM waar Bin Baz geestelijk leider van werd na het verzoek van de oprichters. Trofimov
stelt echter dat Bin Baz de JSM heeft opgericht en stelt dat al-Utaybi lid was en gevormd werd
door de lessen van Bin Baz. Maar van een zichtbare relatie tussen al-Utaybi en Bin Baz is
geen sprake.
Het is bijzonder dat Trofimov, zonder zelf aan te tonen dat er contact tussen Bin Baz en al-
Utaybi is geweest, suggereert dat al-Utaybi aan Bin Baz heeft gevraagd er voor te zorgen dat
volgelingen van hem uit de gevangenis werden vrijgelaten. Vervolgens zou al-Utaybi kort
voor de bezetting van de Grote Moskee ook nog een gezant naar hem hebben gestuurd om Bin
Baz te overtuigen van de komst van de Mahdi. Bin Baz kende al-Utaybi desalniettemin wel.
Al-Utaybi vertolkte een prominente rol binnen de organisatie waarvan hij geestelijk leider
was. Auteur Yizraeli stelt dat er ook meerdere ontmoetingen zijn geweest tussen al-Utaybi en
Bin Baz en ook tussen al-Utaybi en andere hoge ulama. Gedurende de tijd dat al-Utaybi
lezingen en colleges volgde zou hij ook met Bin Baz over theologische vraagstukken
570
Trofimov, Het Beleg van Mekka, 289. De citaten van bin Laden over Bin Baz heeft Trofimov uit een
interview in een editie van oktober-november 1986 van het tijdschrift Nida’ul Islam. Hij geeft hierbij een link
naar een website, die niet langer toegankelijk is.
137
gediscussieerd hebben.571
Al-Utaybi is dus zonder meer door Bin Baz geïnspireerd, aangezien
de ideologie van de JSM op dat van al-Albani en hem gestoeld was. Of er echter sprake is van
een dusdanige relatie tussen de twee heren dat al-Utaybi direct contact kon leggen met Bin
Baz en hem verzoeken zijn volgelingen vrij te laten, terwijl hij ook nog eens Bin Baz had
aangevallen in zijn geschriften, is niet waarschijnlijk.
Mijns inziens kan de relatie als volgt gezien worden. Bin Baz was een inspirator voor velen
binnen de JSM door zijn conservatieve Wahhabitische ideeën, maar bovenal kritische houding
ten opzichte van het Koningshuis en de modernisering van het Koninkrijk. Al-Utaybi deelde
deze visie, wat ook bleek toen hij met enkele andere de JSM oprichtte en Bin Baz als
geestelijk leider vroegen. Toen Bin Baz vervolgens ging werken als hoofd van de Raad van
Religieuze Geleerden en daarmee op de loonlijst van het Koningshuis kwam zorgde dit onder
de leden van de JSM, waaronder al-Utaybi voor onrust. Al-Utaybi splitste zich af van de JSM
waarna hij in zijn geschriften zijn rancunegevoelens over Bin Baz kwijt kon. Trofimov doet
voorkomen alsof Bin Baz en de ulama vervolgens heel erg twijfelden of ze wel een fatwa
moesten uitvaardigen om de Grote Moskee te ontzetten, omdat ze het eens waren met de
kritieken van al-Utaybi. Een andere reden dat Bin Baz en de ulama hun tijd namen om een
fatwa op te stellen was mogelijk omdat de Raad van Religieuze Geleerden juist deze
gebeurtenis aangreep om hun invloed te vergroten in het Koninkrijk en niet omwille van al-
Utaybi en zijn volgelingen. Ideologisch gezien hadden de ulama ongetwijfeld sympathie voor
al-Utaybi, maar ze zouden er vermoedelijk niks mee opschieten wanneer ze hun steun voor
het Koningshuis zouden intrekken en de actie in Grote Moskee zouden goedkeuren. Een
tweede reden dat de Raad zijn tijd nam voor de fatwa is omdat wanneer zij op verzoek van de
koning binnen een dag een fatwa zouden uitvaardigen ze ongetwijfeld als stromannen van het
Koningshuis gezien zouden worden.
Als er naar Bin Baz gekeken wordt kan gesteld worden dat hij een pragmaticus was. Zo was
hij eerst een groot tegenstander van het Koningshuis en belandde door zijn kritiek in de
gevangenis. Na zijn vrijlating zette hij zijn kritiek door, maar besloot uiteindelijk wel voor de
Raad van Religieuze Geleerden te werken. Zoals in paragraaf 1.4 al is beschreven keurde Bin
Baz in deze hoedanigheid wetten en decreten goed, zolang deze niet conflicteerden met de
Sharia en noodzakelijk waren voor de bevolking. Ook was Bin Baz als vrome Wahhabi in
571
Yizraeli, Politics and Society in Saudi Arabia, 82.
138
principe tegen innovatie, maar toch verscheen hij op televisie aangezien hij dit medium kon
gebruiken om zo het woord van God te kunnen verkondigen.572
Met het afgeven van de fatwa, die de Saoedische autoriteiten het groene licht gaf om de Grote
Moskee te bestormen, bleek ook het pragmatisme van Bin Baz. In ruil voor religieuze
concessies bleek hij bereidt dit af te geven. Later zou Bin Baz het Koningshuis wederom te
hulp schieten door in 1990 twee fatwa’s af te geven met betrekking tot de Golfoorlog. In de
eerste stond hij toe dat er buitenlandse troepen gestationeerd werden op Saoedisch
grondgebied en in de tweede stond hij toe dat er Islamitische soldaten meededen aan de
aanval op Irak.573
Het is niet geheel verassend dat Bin Baz in dezelfde periode de Groot
Moefti van Saoedi-Arabië werd, wat de hoogste religieuze positie in het Koninkrijk is. Bin
Baz genoot aanzien onder de bevolking, met als gevolg dat hij een nuttig instrument van het
Koningshuis was. Wanneer beleid van de Saoedische autoriteiten door Bin Baz werden
goedgekeurd was de kans groot dat dit ook onder bevolking het geval was.574
Resumerend kan gesteld worden dat ondanks dat Trofimov schrijft dat er een directe relatie
bestaat tussen al-Utaybi en Bin Baz en zij elkaar goed leken te kennen, dit maar de vraag is.
De rol die aan Bin Baz toegeschreven wordt lijkt heel groot door zijn rol in de Raad van
Religieuze Geleerden, maar uiteindelijk was Bin Baz een pragmaticus die niet onwelwillend
stond tegenover het steunen van een Koningshuis die hij tot hij bij hen in dienst trad
beschuldigde van on-religieus gedrag. De reden dat Trofimov Bin Baz zo nadrukkelijk noemt
is omdat hij de geestelijk leider was van de organisatie waar al-Utaybi’s Ikhwan uit
voortkwamen. Of hij de rol van Bin Baz als ‘leraar’ of geestelijk vader van al-Utaybi
overdrijft zal in de volgende paragraaf beschreven worden.
6.4 Ideeën- en geloofswereld al-Utaybi
Vorming ideologie
In de voorgaande paragrafen is al het een en ander geschreven over al-Utaybi en zijn
standpunten. Bij het beschrijven van de oorsprong van al-Utaybi’s ideeën en geloofswereld
zijn er twee belangrijke factoren. Ten eerste de afkomst van al-Utaybi en ten tweede het
moment dat hij in Mekka en Medina in aanraking kwam met de leer van al-Albani en Bin
Baz.
572
Zie paragraaf 1.4. 573
Kepel, The War for Muslim Minds, 184. 574
Kepel, The War for Muslim Minds, 186.
139
Zoals in hoofdstuk 4 al is beschreven is al-Utaybi ergens in de jaren’30 geboren in Sajir, een
Ikhwan-nederzetting, in het westen van Nadjd. Hij behoorde tot de Suqur, een tak van de
Utaybi stam. Al-Utaybi’s grootvader was een ruiter en plunderde met andere bedoeïen vele
dorpen en oases voordat ibn Saoed erin slaagde het Koninkrijk Saoedi-Arabië te formeren. In
tegenstelling tot zijn zoon, Mohammed bin Sayf de vader van Juhayman, vocht hij niet tegen
ibn Saoed gedurende de opstand van de Broeders, oftewel al-Ikhwan. Als gezegd zou de
vader van Juhayman zij aan zij gevochten hebben met Ibn Bijad, leider van de Ikhwan, in de
slag van Sibilla tegen ibn Saoed.575
Bin Sayf overleefde de slag en was een voorbeeld voor
Juhayman al-Utaybi. Al-Utaybi zou volgens al-Huzaymi gedurende zijn tijd bij de JSM
veelvuldig verhalen en herinneringen over de Ikhwan aan de andere leden verteld hebben.576
Het feit dat al-Utaybi en zijn volgelingen zichzelf Ikhwan noemde komt dan ook voort uit al-
Utaybi’s achtergrond en staat dus los van de Moslimbroederschap die ook al-Ikhwan
genoemd worden.
In het eerste hoofdstuk zijn de Ikhwan al kort geïntroduceerd. De Ikhwan waren bedoeïen die
zich hadden bekeerd tot de orthodoxe Islam van de Hanbali school en hetgeen wat door al-
Shaykh Mohammed ibn Abd al-Wahhaab werd gepredikt. Ze vormden het eerste
georganiseerde leger aan wie de leer van Wahhaab onderwezen werd. Mannen werden door
Wahhabitische missionarissen ervan overtuigd de leer van Wahhaab te volgen en hun
nomadische leven te verruilen voor het leven in hujar, die speciaal voor de Ikhwan gebouwd
werden. Hujar is het meervoud van hidjra, wat volgens al-Rihani ‘het verlaten van de
verblijfplaats van de ongelovigen en verhuizen naar het rijk van de Islam’ betekent.577
Het
verruilen van het nomadisch bestaan voor het leven in de hujar symboliseert de vlucht van de
Profeet Mohammed van Mekka naar Medina, wat het begin van de Islamitische era
symboliseert. De belangrijkste karakteristieken van de Ikhwan waren volgens Habib kleding,
fanatisme, gedwongen bekering en economische subsidiëring. 578
De Ikhwan waren te herkennen aan hun klederdracht. Zo droegen zij een thawb die tot de
enkels kwam, dit in tegenstelling tot de JSM waar het tot halverwege de kuiten gedragen werd
en een ’immah, wat een tulband is. Tevens hadden zij een wit met rood geruite hoofddoek,
575
Zie paragraaf 4.1. 576
Hegghammer en Lacroix, ‘Rejectionist Islamism in Saudi Arabia’, 109. 577
Al-Rihani, A. Muluk Al-‘Arab. (Koningen van de Arabieren) (Beiroet: Dar Al-Rihani Lil Taba’a wal Nashr,
1964), 261. 578
Habib, Ibn Sa’uds Warriors of Islam, 17 en 33.
140
ghutrah, op die over de achterkant van het hoofd en over de schouders viel. Meestal droegen
ze simpele sandalen, maar tijdens militaire aanvallen droegen ze leren slippers waar een
wollen sok aan was genaaid, zambul. Verder hadden de Ikhwan meestal een staf van bamboe
bij zich. De Ikhwan waren in de veronderstelling dat deze kledij gelijk was aan wat de Profeet
Mohammed droeg. Tot slot droegen ze tijdens aanvallen patroongordels, net zoals later bij de
Nationale Garde gedragen werd.579
De Ikhwan werden gedreven door een religieus fanatisme en vormden de stoottroepen van ibn
Saoed.580
Ze namen hun geloof zeer letterlijk en waren niet tolerant ten opzichte van andere
geloofsvormen. Hun fanatisme richtte zich niet op een specifieke groep of ras, maar op
iedereen die in de ogen van de Ikhwan geen ware moslim was. Het principe van takfir, een
belangrijk thema binnen het Wahhabisme, werd veelvuldig toepast. De Ikhwan werden in hun
fanatisme namelijk geleid door hetgeen hen was geleerd door de Wahhabitische docenten die
vanuit Riyad gestuurd werden om deze bedoeïen te doceren. De Ikhwan werden verteld dat
iedereen in hun land die nog niet bekeerd was jahili was en dat voor moslims het afpakken
van hun rijkdom en het doden van deze ongelovigen legitiem was.581
Deze term werd ook
door Sayyid Qutb gebruikt en staat voor mensen die onwetend zijn van wat de ware aard van
Islam is. De Ikhwan waren zeer gewelddadig en begingen zelfs wreedheden tegen onschuldige
mensen die zij zagen roken. Net als Bin Baz en al-Utaybi zagen de Ikhwan roken als on-
Islamitisch, terwijl er nergens in de Soenna staat dat het roken van tabak verboden is.582
Het
religieuze fanatisme zou uiteindelijk ook de reden zijn voor het einde van de samenwerking
tussen ibn Saoed en de Ikhwan.
Als gezegd waren gedwongen bekering en economische subsidiëring ook belangrijke
karakteristieken van de Ikhwan. De Ikhwan ontstonden door middel van bekering door
Wahhabitische missionarissen die door de regering gestuurd werden en de bedoeïen kennis
lieten maken met het woord van God en de Hadith. Later waren het de Ikhwan zelf die de
bedoeïen op het Arabisch Schiereiland bekeerde tot het Wahhabisme.583
Economische
subsidiëring kwam voort uit de overheid van ibn Saoed. Aangezien de Ikhwan afstand van
hun kamelen, schapen of geiten hadden moeten doen toen ze naar de hujar vertrokken, was de
579
Habib, Ibn Sa’uds Warriors of Islam, 33-34 en Trofimov, Het Beleg van Mekka, 42. 580
Habib, Ibn Sa’uds Warriors of Islam, 16-17 en Trofimov, Het Beleg van Mekka, 32 en 61. 581
Habib, Ibn Sa’uds Warriors of Islam, 36-37. 582
Habib, Ibn Sa’uds Warriors of Islam, 37. 583
Habib, Ibn Sa’uds Warriors of Islam, 38-39 en 47.
141
basis van hun economisch bestaan hen ontnomen. Ter compensatie kregen de Ikhwan
subsidies om in hun dagelijkse behoeftes te kunnen voorzien. Zo werden zaden om gewassen
te kweken verstrekt door de overheid. De subsidies bleven voor een lange tijd verstrekt
worden aan de Ikhwan aangezien de aard van hun bestaan tot gevolg had dat zij geen tijd
hadden om te werken op het land of handel te drijven. De Ikhwan waren enkel met
oorlogsvoering bezig.584
Zoals hiervoor al werd gezegd zou het religieus fanatisme leiden tot een einde van de
samenwerking tussen ibn Saoed en de Ikhwan. Zoals in paragraaf 1.1 al is beschreven verloor
ibn Saoed de grip op de Ikhwan. Hun religieus fanatisme bezorgde hem problemen in Hedjaz
en de andere grensgebieden, waardoor ibn Saoed genoodzaakt was de Ikhwan terug naar hun
thuisbasis in Nadjd te sturen en het plunderen van gebieden verbood. Dit tot onvrede van de
Ikhwan die deze ontwikkelingen niet accepteerde en daarbij ook fel tegen de Britse
aanwezigheid op het Arabisch Schiereiland waren, aangezien dit ongelovigen waren. Een
rebellie was het gevolg.585
Interessant is de vergelijking die gemaakt kan worden tussen de
Ikhwan die tegen de Britse aanwezigheid waren en later Bin Baz en al-Utaybi die tegen de
Westerse, maar met name Amerikaanse aanwezigheid in Saoedi-Arabië waren.
Tijdens een Ikhwan conferentie in 1926 werd een lijst opgemaakt van punten van kritiek op
ibn Saoed, waarvan er een aantal sterk overeenkomen met de kritiek van Bin Baz en later al-
Utaybi. Het gebruik van christelijke uitvindingen, ofwel die van de duivel, zoals de telefoon,
telegraaf en auto’s. Al-Utaybi was ook fel tegen het gebruik van bid’a. Een ander belangrijk
kritiekpunt van de Ikhwan en al-Utaybi was het gematigde beleid ten opzichte van de Sjiieten
in Saoedi-Arabië. Volgens de Ikhwan en al-Utaybi moesten de Sjiieten in het Koninkrijk zich
bekeren tot het Wahhabisme. In zijn geschriften zegt al-Utaybi het volgende over Sjiieten:
‘Dit land noemt zich de Staat van de Ene God! Maar aan de andere kant….accepteert het dat
de Sjiieten moslims worden genoemd en bestrijdt het degenen die het daar niet mee eens zijn,
die vechten tegen de ketterse vereerders van Ali en Hoessein.’586
Er kan geconcludeerd worden dat de Ikhwan ideologisch gezien zeker van invloed zijn
geweest voor al-Utaybi. Al helemaal door zijn eigen Ikhwan achtergrond. Vele auteurs delen
de mening dat er een zichtbare link tussen de Ikhwan en zijn eigen groepering bestaat. Zo
584
Habib, Ibn Sa’uds Warriors of Islam, 42. 585
Zie paragraaf 1.1. 586
Habib, Ibn Sa’uds Warriors of Islam, 122 en Trofimov, Het Beleg van Mekka, 49.
142
noemt al-Yassini de groep van al-Utaybi ‘neo-Ikhwan’ en schrijft Dekmejian over ‘de
terugkeer van de Ikhwan’.587
Trofimov benadrukt ook duidelijk de link tussen al-Utaybi en
zijn Ikhwan-achtergrond. Hij beschrijft de Ikhwan kort en refereert later in zijn boek een
aantal keren naar hen in relatie tot al-Utaybi.588
Zo stelt Trofimov dat al-Utaybi na de breuk
met de JSM ‘stil bij zijn eigen lot’ stond. ‘Hij riep in herinnering dat al-Saoed zijn vader en
andere Ikhwan ‘kharijieten’ had genoemd’, een term die verwijst naar diegenen die van de
godsdienst afwijken.589
Al-Utaybi vergeleek volgens Trofimov zijn situatie met die van zijn
vader en de andere Ikhwan. Later in zijn boek stelt Trofimov dat er een getuige is geweest van
de bezetting van de Grote Moskee die stelde dat Juhayman’s Ikhwan vergelijkbaar waren met
die van vijftig jaar daarvoor: ‘Zelfde Wahhabieten, zelfde praatjes’. ‘Hetzelfde.’590
Kechichian gaat verder dan alleen de link met de Ikhwan te leggen. Hij stelt dat de Ikhwan
eind jaren ’20 niet alleen in opstand kwamen vanwege hun kritiek op het Koningshuis, maar
ook om hun politieke bestaan te waarborgen. Volgens hem zagen de Ikhwan zichzelf als een
onderdeel van een machtsdriehoek tussen de Saoed’s, de ulama, en zichzelf. Zij wilden hun
tribale instellingen behouden en vreesden dat hun machtsbasis zou verdwijnen. Door de
mislukte opstand tegen ibn Saoed waren vele Ikhwan gedwongen hun onafhankelijkheid op te
geven en zich te assimileren in het pas opgerichte Koninkrijk Saoedi-Arabië, naar de door
ibn-Saoed nieuw-bedachte tribale hiërarchie. De reden dat al-Utaybi in opstand kwam en de
Grote Moskee belegerde was volgens Kechichian om de positie van de Ikhwan in de
staatsinrichting te herstellen.591
Mijns inziens zijn het bezetten van de Grote Moskee en het
openbaren van de zogenaamde Mahdi, waar later op ingegaan zal worden, niet maatregelen
die zullen leiden tot het herstel van de positie van de Ikhwan in de Saoedische samenleving,
waardoor ik deze veronderstelling van Kechichian niet deel.
Naast de Ikhwan-achtergrond vormde al-Utaybi’s tijd in Mekka en Medina, waar hij in
aanraking kwam met de leer van al-Albani en Bin Baz, zijn ideologie. Volgens Hegghammer
en Lacroix vormde de ideologie van de JSM de ideologische basis voor Juhayman al-Utaybi’s
groep.592
Ondanks dat al-Albani maar een korte tijd lesgaf in Saoedi-Arabië waren er
studenten die zich door hem lieten beïnvloeden en zich gingen richten op de studie van de
587
Al-Yassini, Religion and State, 124 en Dekmejian, Islam in Revolution, 133. 588
Zie Trofimov, Het Beleg van Mekka, 31-34 voor zijn beschrijving van de Ikhwan. 589
Trofimov, Het Beleg van Mekka, 51. 590
Trofimov komt aan deze quote door een interview met Sami Angawi, de directeur van het Hadj
Onderzoekscentrum in Djedda. Zie Trofimov, Het Beleg van Mekka, 149 en 324. 591
Kechichian, ‘Islamic Revivalism and Change in Saudi Arabia’, 8. 592
Hegghammer en Lacroix, ‘Rejectionist Islamism in Saudi Arabia’, 106.
143
Hadith. 593
Al-Utaybi was hier één van. Het is niet duidelijk of hij er ook voor koos om zich
net als de andere volgelingen van al-Albani Ahl al-Hadith te noemen, maar de kans is wel
aanwezig aangezien veel van de Ahl al-Hadith te vinden waren in het religieuze instituut Dar
al-Hadith, waar al-Utaybi lessen zou hebben gevolgd. Het lezen en interpreteren van Hadith
was volgens Lacey een belangrijk tijdverdrijf voor de leden van de JSM en later al-Utaybi’s
Ikhwan. Zo zou er volgens de ooggetuige al-Huzaymi zelfs discussies over het eten zijn
geweest toen iemand vroeg of de Profeet Mohammed wel kip at. Alle aanwezigen zouden
vervolgens hun eten neerleggen en eerst in de Koran en de Hadith opzoeken of ze wel kip
mochten eten.594
Zoals in het voorgaande al is beschreven stelde al-Huzaymi dat de invloed
van al-Albani in de JSM zichtbaar was door de focus op de Koran en de Soenna, waarbij
onderscheid gemaakt werd tussen goede en slechte Hadith. De interpretatie van het geloof
kwam voort uit de ideologie van de traditionele Islamitische filosofen, Taymiyyah en al-
Wahhaab en werd door Bin Baz in de praktijk gebracht.595
Opvallend is dat Trofimov al-
Albani niet één keer benoemt in zijn boek, terwijl deze wel degelijk van belang is geweest in
de vorming van de JSM en daarmee voor al-Utaybi.
Hegghammer en Lacroix hebben gelijk door te stellen dat de JSM ideologie de basis voor de
ideologie van al-Utaybi’s Ikhwan vormde. Al-Utaybi nam, wat dadelijk uitgebreider
beschreven zal worden wanneer er over al-Utaybi’s rasa’il geschreven wordt, veel van Bin
Baz’s kritieken op het Koninkrijk over, zoals de aanwezigheid van de Koninklijke portretten
waar zowel Bin Baz als al-Utaybi fel op tegen waren. Daarnaast waren beide heren
tegenstander van de modernisering in het Koninkrijk, wat bid’a met zich mee bracht, zoals
winkelcentra en de televisie. Zoals al eerder beschreven ging al-Utaybi’s groep zelfs zo ver
dat zij identiteitskaarten en paspoorten als taboe zagen aangezien deze duiden op loyaliteit aan
een andere entiteit in plaats van God.596
Bin Baz’s invloed was dus zonder meer zichtbaar, net
als dat van al-Albani. Net als voor al-Albani waren de Hadith ook van groot belang voor al-
Utaybi en zijn volgelingen en zouden ze hier veel van hun ideeën uithalen, waaronder het
begrip van de Mahdi wat zeer belangrijk voor al-Utaybi was.597
593
Zie paragraaf 6.1. 594
Lacey, Inside the Kingdom, 8-9. 595
Zie paragraaf 6.1 en Al Mushawah, ‘Juhayman’s Sins’, 47. 596
Hegghammer en Lacroix, ‘Rejectionist Islamism in Saudi Arabia’, 108, Trofimov, Het Beleg van Mekka, 52
en Lacey, Inside the Kingdom, 12. 597
Lacey, Inside the Kingdom, 8-9 en Trofimov, Het Beleg van Mekka, 64-65.
144
Rasa’il
Na de breuk met de JSM besloot al-Utaybi zijn gedachtegoed op papier te zetten, wat
resulteerde in de ‘Epistels’ of Rasa’il van al-Utaybi. Ten aanzien van de geschriften van al-
Utaybi zijn er enkele vraagtekens. De auteurs al-Yassini, Trofimov en Dekmejian stellen dat
de werken van al-Utaybi de ‘Zeven Epistels’ genoemd worden. Trofimov stelt dat de titel van
het manuscript ‘Zeven Epistels’ is, maar dat slechts vier van de zeven hoofdstukken van zijn
hand waren.598
Al-Yassini stelt dat zeven pamfletten door al-Utaybi geschreven zijn, terwijl
hij in zijn voetnoten acht titels van pamfletten geeft die door al-Utaybi geschreven zouden
zijn.599
Dekmeijan noemt eveneens de ‘Zeven Epistels’ en beroept zich hierbij op Utaybi’s
Sabaʻ Rasa’il.600
Dit is vermoedelijk het manuscript dat gebaseerd is op een fotokopie van een
honderdnegentig pagina’s tellend document waar geen uitgever en datum op staan.601
Dit
manuscript telt zeven brieven, waarvan er drie van de hand van al-Utaybi zijn, één van al-
Qahtani, al-Utaybi’s zwager en de vermeende Mahdi, één van een Jemeniet genaamd Hasan
bin Muhsin al-Wahidi en de overige twee door ‘een student van de leraar’.602
Kechichian
schrijft over dit manuscript dat het onmogelijk is om de authenticiteit ervan te bewijzen,
vooral omdat er gesuggereerd wordt dat al-Utaybi analfabeet of dyslectisch was.603
Desalniettemin geeft de inhoud van het manuscript volgens Kechichian weer dat de auteurs
ervan goed op de hoogte waren van de religieuze teksten, door de vele accurate verwijzingen
naar de Koran, de Soenna en diverse Hadith.604
Tot slot is er nog een Egyptenaar, Rifʻat Sayyid Ahmad, die elf brieven verzameld heeft die in
twee groepen van vier en zeven documenten opgedeeld zijn en de titel ‘Juhayman al-Utaybi’s
Epistels’ heeft.605
Trofimov beroept zich op deze auteur evenals Ménoret, Lacroix, alsook
Kechichian die de gene is die aankaart dat er enige verschillen bestaan tussen de auteurs die
598
Trofimov, Het Beleg van Mekka, 57. 599
Kechichian is tot deze conclusie gekomen en wordt door de auteur van deze scriptie bevestigd. Zie
Kechichian ‘Islamic Revivalism and Change in Saudi Arabia’, 9-10 en Al-Yassini, Religion and State, 125 en
151n50. 600
Dekmejian, Islam in Revolution, 135 en 259n13. 601
Kechichian ‘Islamic Revivalism and Change in Saudi Arabia’, 10. 602
Kechichian ‘Islamic Revivalism and Change in Saudi Arabia’, 11 en Lacroix, Awakening Islam, 95. 603
Kechichian ‘Islamic Revivalism and Change in Saudi Arabia’, 11. Volgens Lacroix had al-Utaybi moeite met
schrijven omdat hij al aan het einde van de basisschool van school ging en daarbij ook nog eens dyslexie zou
hebben. Hij zou alles gedicteerd hebben aan al-Qahtani en Ahmad al-Muʻallim die alles opschreven. In 2011
stelden Hegghammer en Lacroix nog dat al-Utaybi zich ongemakkelijk voelde bij het schrijven en daarom al-
Qahtani alles liet opschrijven. Op basis waarvan Lacroix meent dat hij dyslectisch was wordt niet duidelijk. Zie
Lacroix, Awakening Islam, 95 en Hegghammer en Lacroix, ‘Rejectionist Islamism in Saudi Arabia’, 110. 604
Kechichian ‘Islamic Revivalism and Change in Saudi Arabia’, 11. 605
De ‘Epistels van Juhayman al-Utaybi’ van Ahmad waar Kechichian zich op beroept is de volgende uitgave:
Rifʻat Sayyid Ahmad, ed. Rasā’il Juhaymān al-ʻUtaybī: Qā’id al-Muqtahimīn li’l-Masjid al-Harām bi-Makkah.
Caïro: Maktabat Madbūla, 1988.
145
over de epistels geschreven hebben.606
Wat opvalt wanneer er gekeken wordt naar de
verschillen tussen de versie van Ahmad en het manuscript zonder auteur en datum is dat de
titels overeenkomen. Bij Ahmad betreft dit het tweede deel dat bestaat uit zeven brieven. Het
verschil tussen beide documenten is het aantal pagina’s per brief. De versie van Ahmad telt
meer pagina’s namelijk.607
Feit is wel dat de meeste auteurs zich op één van de twee versies
beroepen en wat betreft de inhoud tot dezelfde conclusies komen, namelijk dat zijn anti-Saoed
gevoelens prominent aanwezig zijn en het feit dat hij een brief wijdt aan het beschrijven van
zijn ideeën over de opkomst van de Mahdi.608
In de eerste brief van al-Utaybi ligt de focus nog niet direct op Saoedi-Arabië, maar beschrijft
hij in het algemeen zijn politieke visie op de Islamitische wereld. Hij stelt dat er twee type
leiders zijn in de Moslim wereld, namelijk de leider die de Koran en de Soenna volgt en de
leider die zijn wil oplegt aan de bevolking. ‘Alle moslims leven onder opgelegde leiders die
de religie niet handhaven. Wij zijn enkel gehoorzaamheid verschuldigd aan hen die leiden
volgens het boek van God.’609
Vervolgens concretiseert al-Utaybi dit punt door zich te richten
op het Saoedisch Koningshuis dat volgens hem opgelegde leiders zijn. Hij stelt dat sinds ibn
Saoed de macht gegrepen heeft op het Schiereiland de mensen ‘onwetend van de gebruiken
van de Islam zijn geworden’.610
Al-Utaybi vervolgt zijn relaas door kritiek te uiten op, zoals
Trofimov het omschrijft, ‘de toenemende aantallen buitenlanders en de beschamende
afhankelijkheid van Saoedi-Arabië van Amerika en andere Westerse landen’.611
Al-Utaybi
stelt dat ibn Saoed verantwoordelijk is voor het ‘staken van de strijd voor de Islam (jihad), het
bondgenootschap met de christenen en het streven naar wereldse zaken’.612
Al-Utaybi’s kritiek is vergelijkbaar met Bin Baz en dus niet echt vernieuwend. Hij heeft
echter enkele punten die opvallend zijn omdat ze verschillen met die van Bin Baz maar ook
van bijvoorbeeld Sayyid Qutb en zelfs het Wahhabisme. Zo stelt hij dat de familie Saoed niet
606
Trofimov, Het Beleg van Mekka, 310-311, Ménoret, ‘Fighting for the Holy Mosque.’, 121, 125, 135n14 en
135n27, en Lacroix, Awakening Islam, 93 en 301n53 en Kechichian ‘Islamic Revivalism and Change in Saudi
Arabia’, 12-15. 607
Zie voor de titels en pagina’s Kechichian ‘Islamic Revivalism and Change in Saudi Arabia’, 10-11. 608
Kechichian ‘Islamic Revivalism and Change in Saudi Arabia’, 12-15, Lacroix, Awakening Islam, 98,
Hegghammer en Lacroix, ‘Rejectionist Islamism in Saudi Arabia’, 112, Trofimov, Het Beleg van Mekka, 65 en
Dekmejian, Islam in Revolution, 135. 609
Kechichian, ‘Islamic Revivalism and Change in Saudi Arabia’, 12-13. Quotes zijn door Kechichian vertaald
uit de eerste brief van al-Utaybi, Al-Imāra wa’l-Bayʻa wa’l-Ṭāʻa wa-Kashf Talbīs al-Ḥukkām ‘alā Ṭalabat al-
‘Ilm wa’l-ʻulūm uit de eerste groep brieven in Ahmad, Rasā’il Juhaymān al-ʻUtaybī, 71 610
Kechichian, ‘Islamic Revivalism and Change in Saudi Arabia’, 13 en Ahmad, Rasā’il Juhaymān al-ʻUtaybī,
88. 611
Trofimov, Het Beleg van Mekka, 48. 612
Ahmad, Rasā’il Juhaymān al-ʻUtaybī, 88.
146
gemachtigd is om een Islamitisch leider te zijn, omdat ze niet afstammen van de Koeraisj, de
stam waar de Profeet Mohammed toe behoorde. De Saoedische bevolking hoefde daarom niet
langer trouw te zweren aan hen. De volgelingen van al-Utaybi die in dienst van de overheid
werkten als ambtenaren en leraren moesten als gevolg hiervan ontslag nemen. Ze moesten
tevens wegblijven van staatsinstituten zoals universiteiten en scholen, dus studenten dienden
niet langer naar school te gaan.613
Dit is een interessante stellingname, aangezien al-Utaybi
vlak voor hij zijn geschriften schreef nog colleges bijwoonde.
Een ander opvallend punt waarmee al-Utaybi afwijkt van het Wahhabisme, maar ook van
Islamisten als Qutb, is dat hij het principe van takfir, excommunicatie van ongelovigen, niet
toepast op het Koningshuis. Sterker nog, hij verbiedt het toe te passen op leiders, zolang zij
zichzelf moslims noemen. Het frappante is dat al-Utaybi dus enerzijds de schuld van het on-
Islamitische karakter van de staat Saoedi-Arabië in de schoenen schuift van de familie Saoed,
maar rekent hen hier niet op af door middel van takfir.614
Het laatste punt waarmee al-Utaybi
zich onderscheidde van het Wahhabisme en geleerden als Bin Baz was het fenomeen de
Mahdi, waar later meer over geschreven zal worden.
Twee interessante punten in al-Utaybi’s geschriften tot slot zijn ten eerste een verwijzing naar
zijn voorouders, de Ikhwan. ‘Het beste en meest voor hand liggende voorbeeld van het bedrog
van de heersende elite is de stichter van hun staat ibn Saoed. Hij verzocht de Ikhwan, God
hebbe hun ziel, om hem te steunen op basis van de Heilige Koran en de leerstellingen van de
religie als de imam van alle moslims. Ze vochten voor hem, verspreidden het geloof en
openden het land voor hem. Maar toen hij eenmaal zijn macht had gevestigd en hetgeen wat
hij wilde had veiliggesteld, verbond hij zich met de christenen [de Britten en Amerikanen] en
stopte hij de jihad buiten het Schiereiland.’615
Volgens Kechichian is het uitsluiten van de
Ikhwan een terugkerend thema in de geschriften. Evenals de aantijgingen ten opzichte van het
Koningshuis en de heersende ulama, waaronder Bin Baz, die corrupt zijn en geld
aanbidden.616
Ten tweede is het opvallend dat één van de epistels wordt gewijd aan ibn
Taymiyyah. Volgens al-Yassini betreft dit een samenvatting van twee van zijn werken.617
Er
kan daarom geconcludeerd worden dat de werken en ideologie van Taymiyyah een
613
Hegghammer en Lacroix, ‘Rejectionist Islamism in Saudi Arabia’, 111. 614
Hegghammer en Lacroix, ‘Rejectionist Islamism in Saudi Arabia’, 111. 615
Ahmad, Rasā’il Juhaymān al-ʻUtaybī, 89. 616
Kechichian ‘Islamic Revivalism and Change in Saudi Arabia’, 14. 617
Al-Yassini, Religion and State, 125.
147
belangrijke rol speelde binnen al-Utaybi’s Ikhwan, aangezien er een heel epistel aan hem
gewijd wordt en niet aan andere Islamitische filosofen.618
Resumerend kan gezegd worden dat de kritiek op het Koningshuis en de ulama, die bij hen op
de loonlijst staan, het centrale thema van de geschriften van al-Utaybi zijn. Door zijn
conservatieve ideologie en zijn stellingname dat een Islamitische leider een Koeraisj
achtergrond moet hebben en hij ook nog eens één van zijn brieven wijdt aan de werken van
ibn Taymiyyah kan gesteld worden dat al-Utaybi een zeer conservatieve religieuze man was
die een Islamitische staat wilde creëren die vergelijkbaar is met die uit de tijd van de Profeet
Mohammed. Tevens refereert hij meermaals naar de Ikhwan en het onrecht wat hen door ibn
Saoed is aangedaan. Het heeft er alle schijn van dat, ondanks de lessen van al-Albani en Bin
Baz, hij toch zijn voorouders als grootste voorbeeld ziet voor zijn eigen beweging en dat de
nederlaag die zij geleden hebben tegen ibn Saoed een motief is geweest voor het creëren van
een eigen beweging en het bezetten van de Grote Moskee. Tot slot is er nog het mysterieuze
en belangrijke thema in al-Utaybi’s geschriften, namelijk het bestaan van de Mahdi. Dit thema
zal belangrijk blijken aangezien het uiteindelijk zou leiden tot de gebeurtenissen in Mekka in
1979.
De Mahdi
Al-Utaybi was een fel tegenstander van het Saoedisch Koningshuis, dat in zijn ogen on-
legitieme heersers waren. Hij weigerde weliswaar zo ver te gaan als Qutb die de president van
Egypte, Nasser, ongelovig verklaarde en pleitte voor takfir, ofwel excommunicatie, maar hij
wilde het Saoedisch Koningshuis desalniettemin ten val laten brengen. Al-Utaybi vond een
manier om dit te verwezenlijken toen hij Hadith aan het bestuderen was en op het begrip
Mahdi stuitte. Binnen de Islam zijn er diverse interpretaties van de Mahdi, wat vertaald kan
worden als ‘de Gids’ of ‘De door God Geleide’. In de Koran komt het begrip Mahdi niet
voor.619
Volgens de bekende Islamitische historicus ibn Khaldûn wordt door alle moslims in
elk tijdperk aangenomen dat de Mahdi afstamt van de Profeet Mohammed. Hij zal verschijnen
aan het einde der tijden, waarna alle goede moslims hem zullen volgen. De Mahdi zal ‘de
618
De titel van dit epistel of brief is het volgende: Ikhtiṣār Risālat al-Amr bi’l-Maʻrūf wa’l-Nahī ‘an al-Munkar
li Ibn Taymiyya. Zie Kechichian ‘Islamic Revivalism and Change in Saudi Arabia’, 10-11. 619
Aghaie, K.S. ‘Messianism: Messianism in the Muslim Tradition.’ Encyclopedia of Religion. Ed. Lindsay
Jones. 2nd ed. Vol. 9. (Detroit: Macmillan Reference USA, 2005) 5979-5980 en Hermansen, M. "Mahdi."
Encyclopedia of Islam and the Muslim World. Ed. Richard C. Martin. Vol. 2. (New York: Macmillan Reference
USA, 2004), 421.
148
Islam versterken en het recht doen zegevieren’, volgens de Hadith, maar dit zal niet zonder
slag of stoot gebeuren.620
Volgens een Hadith van Abū Dā’ūd is de Mahdi een mens. ‘De Profeet, vrede zij met hem,
zei: De Mahdi zal van mijn stam zijn, en zal een breed voorhoofd hebben, en een
geprononceerde neus.’621
Trofimov voegt nog enkele kenmerken van de Mahdi toe, zoals een
blanke huidskleur en een grote moedervlek op zijn wang.622
Al-Utaybi was tot de conclusie
gekomen dat er iemand in zijn groep was die aan alle uiterlijke kenmerken van de Mahdi
voldeed en zou afstammen van de Koeraisj, de stam van de Profeet Mohammed. Een jonge
jongen, volgens Trofimov was hij vijfentwintig jaar, genaamd Mohammed bin Abdullah al-
Qahtani was volgens al-Utaybi de Mahdi.623
Al-Utaybi was overigens niet de eerste persoon
ooit die meende dat de Mahdi zich geopenbaard had aan de wereld. Tussen 1880 en 1890
waren er vele moslims in Soedan die meenden dat ene Mohammed Ahmed de Mahdi was. Hij
leidde het verzet tegen de Egyptenaren en Britten die over Soedan heersten, maar vond
uiteindelijk de dood in de Slag om Omdurman.624
De Sjiieten geloven ook in de komst van de
Mahdi op aarde. Zo heb je de Twaalvers, ook wel Jafari, die geloven dat de Mahdi een
verdwenen imam is, de twaalfde imam na Ali, die ergens in de toekomst zich zal
openbaren.625
Een belangrijk punt binnen de Sjiietische versie van de Mahdi, die afwijkt van
het Soennisme, is dat hun Mahdi het Sjiisme verdedigd door de Soennieten en andere niet-
Sjiietische geloofsstromen te wijzen op de fouten binnen hun geloof.626
Al-Utaybi weidde in zijn epistels uit over de Mahdi, waarin hij schreef dat wanneer de Mahdi
zich openbaart alle moslims een eed van trouw zweren, baya, aan hem. Volgens hem zou dit
gebeuren bij de meest heilige plek, de Kaʻba, in de Grote Moskee. Om precies te zijn tussen
de hijr, de c-vormige muur die de plek markeert waar Ibrahims’ zoon Ismael en zijn moeder
620
Khaldûn, I. The Muqadimmah. An Introduction to History. (New York: Bollingen Foundation, New York/
Princeton University Press, 1967), 257-258. 621
Aghaie refereert naar een Hadith van Abū Dā’ūd uit Abū Dā’ūd, boek 36, nummer 4272. Zie Aghaie,
‘Messianism.’, 5980. 622
Trofimov, Het Beleg van Mekka, 67. 623
Trofimov, Het Beleg van Mekka, 70, Lacey, Inside the Kingdom, 20 en Hegghammer en Lacroix,
‘Rejectionist Islamism in Saudi Arabia’, 112. 624
Hermansen, ‘Mahdi.’, 421. 625
Ali was de neef en schoonzoon van de Profeet Mohammed. Onder de moslimgemeenschap ontstond een
schisma binnen de Islam met betrekking tot de opvolging van de Profeet, tussen enerzijds de volgelingen van Ali
en anderszijds de volgelingen van de kaliefen Abu Bakr en zijn opvolgers. Dit leidde tot twee verschillende
hoofdstromen binnen de Islam die we kennen als het Sjiisme en het Soennisme, waarbij de volgelingen van Ali
de Sjiieten zijn en de volgelingen van de kaliefen de Soennieten. 626
Aghaie, ‘Messianism.’, 5981.
149
Hagar begraven liggen, en de steen Maqam Ibrahim, waarin een voetafdruk van Ibrahim
zichtbaar zou zijn.627
Ook het tijdstip wanneer de Mahdi zich zal openbaren was bekend
volgens al-Utaybi, namelijk aan het begin van een nieuwe Islamitische eeuw, vlak na de
hadj.628
Dit verklaart waarom al-Utaybi op 20 november 1979 de Grote Moskee bezette,
aangezien dit voor de moslims nieuwjaarsdag was van het Islamitische jaar 1400, oftewel het
aanbreken van een nieuwe eeuw.
Als gezegd zal de Mahdi de Islam versterken en recht doen laten zegevieren, maar dat dit
geen uitgemaakte zaak is. Alvorens de Mahdi hiertoe in staat is zal er een scala aan
gebeurtenissen plaatsvinden. De komst van de Mahdi zal namelijk gepaard gaan met de komst
van de Antichrist, al-Masih al-Dajjal, ook wel de valse Messias genoemd, die het leger van
het kwaad aanstuurt. Al-Masih al-Dajjal wordt door de moslims als een kwaad, maar machtig
persoon gezien, die een menselijke vorm aanneemt en herkenbaar is aan zijn gekrulde haar en
een blind oog. Hij staat symbool voor alles wat slecht is aan de mens, zoals hebzucht,
arrogantie, tirannie, bedrog, maar ook atheïsme. Binnen de moslimwereld wordt zijn
verschijning gezien als een ultieme test van het geloof in de wereld. De Antichrist zal
namelijk de mensheid onderdrukken en ongeloof verspreiden, door de mensheid te overtuigen
om hem te gaan aanbidden als god in plaats van Allah.629
De Antichrist zal ergens tussen het
huidige Syrië en Irak verschijnen waarna hij een leger zal vormen dat het kwaad symboliseert.
Vervolgens zal er een laatste apocalyptische veldslag plaatsvinden tussen de Antichrist en de
Mahdi, die een leger heeft gevormd dat het goede symboliseert.630
Volgens al-Utaybi zou
deze veldslag plaatsvinden bij Damascus, waar het leger van de Mahdi zich achter de dikke
stadsmuren zou verschuilen.631
Tijdens deze veldslag is een belangrijke rol weggelegd voor de Profeet Jezus, Isa. Hij zal
namelijk eveneens verrijzen en de Mahdi te hulp schieten. Gedurende de veldslag verslaat hij
de Antichrist, al dan niet samen met de Mahdi, en brengt een einde aan de strijd.632
Aghaie
627
Zie appendix C voor een overzicht waar deze plekken zich bevinden in de Grote Moskee. 628
Trofimov heeft dit uit Ahmad’s versie van de epistels van al-Utaybi uit brief 1 van de tweede groep brieven
getiteld: Al-Fitan wa Akhbār al- Mahdī wa Nuzūl ‘Isā ‘Alayhi al-Salām wa Ashrāṭ al-Sāʻa, ofwel de ‘De komst
van de Mahdi en de kruisafneming van Jezus en het laatste uur.’ Zie Trofimov, Het Beleg van Mekka, 67 en 312. 629
Aghaie, ‘Messianism’, 5979-5980, Trofimov, Het Beleg van Mekka, 66 en Hermansen, M. ‘Mahdi.’, 421. 630
Aghaie, ‘Messianism’, 5980 en Hermansen, ‘Mahdi.’, 421. 631
Trofimov, Het Beleg van Mekka, 66. 632
Binnen de Islam kent men Jezus als een moslimprofeet die de Islamitische boodschap predikt. In tegenstelling
tot het Christendom, wordt hij niet als een zoon van God gezien en speelt hij niet zo’n grote rol binnen de
religie als in het Christendom. Zie Aghaie, ‘Messianism’, 5979 en Khaldûn, The Muqadimmah, 257-258.
150
rept echter met geen woord over een veldslag. Volgens een Hadith verschijnt Jezus ten tonele
nadat de Antichrist zich geopenbaard heeft. Jezus zal neerdalen bij de witte minaret in het
oosten van Damascus, met zijn handen leunend op de vleugels van twee engelen. Vervolgens
gaat Jezus op zoek naar de Antichrist. Hij vindt hem bij de Poort van Lydda, het huidige Lod
in Israël, en dood hem daar.633
Na deze overwinning op het kwaad zal de Mahdi zeven jaar
regeren over de moslims. Gedurende deze zeven jaar kan hij door geen sterveling gedood
worden.634
Aan het bovenstaande verhaal voegde al-Utaybi nog enkele gebeurtenissen toe. Zo zou na de
openbaring van de Mahdi de grond tussen Mekka en Medina de grond zich openen en een
leger van vijanden van de Mahdi verzwelgen. Vervolgens zou de grote confrontatie beginnen.
De christelijke wereldrijken ‘verstokt in hun arrogante gewoontes en hun haat jegens het ware
geloof’ zouden een leger van op veertigduizend na, miljoen soldaten sturen naar Arabië. Hoe
hij op deze aantallen komt is onduidelijk. Feit is wel dat een leger van bijeengebrachte
moslims hen zal verslaan. Na deze overwinning zal de Antichrist verschijnen. In afwachting
van de komst van de Antichrist zal de Mahdi eerst naar de al-Aqsa moskee in Jeruzalem
reizen om aldaar de Islam te herstellen. Vervolgens verschijnt de Antichrist met een leger van
zeventigduizend joden, waarna de Mahdi ‘overweldigt door de krachten van de Antichrist’
naar Damascus vlucht, alwaar Jezus, Isa, ten tonele verschijnt en de Antichrist vernietigd en
de joden, net als de christenen afslacht.635
Al met al een zeer fantasierijk verhaal, maar hoe al-Utaybi deze gebeurtenissen precies voor
zich zag is moeilijk te bevatten. Desalniettemin besloot hij omwille van zijn geloof in de
komst van de Mahdi de Grote Moskee te bezetten, met alle gevolgen van dien. Al-Qahtani
werd nadat de Grote Moskee volledig bezet was als zijnde de Mahdi gepresenteerd, waarna de
volgelingen van al-Utaybi zich gingen voorbereiden op de komst van de christelijke legers.636
De openbaring van de Mahdi liep, zoals bekend, op een mislukking uit. De zogenaamde
Mahdi werd al gedood tijdens de belegering, terwijl hij toch zeven jaar onsterfelijk zou zijn.
Over de precieze toedracht van zijn dood zijn de auteurs het niet eens. Volgens Trofimov
werd hij na vijf dagen gedood door een granaat. Hij achtte zichzelf onsterfelijk en als gevolg
633
Aghaie quote de Hadith 41.7015 van Muslim Zie Aghaie, ‘Messianism’, 5980. 634
Aghaie, ‘Messianism’, 5980 en Trofimov, Het Beleg van Mekka, 65.Hermansen stelt dat de regeerperiode kan
verschillen tussen zeven, negen of negentien jaar. Hermansen, ‘Mahdi.’, 421. 635
Trofimov, Het Beleg van Mekka, 65-67. 636
Trofimov, Het Beleg van Mekka, 91-93.
151
hiervan besloot hij tijdens de gevechten met de Saoedische veiligheidstroepen alle granaten
die gegooid werden snel terug te gooien, wat goed ging tot er één ontplofte voor al-Qahtani
hem kon teruggooien.637
Hegghammer en Lacroix schrijven dat al-Qahtani al na drie dagen de
dood vond, maar niet hoe.638
In het tijdschrift The Majalla is er geschreven dat al-Qahtani na
drie dagen zelfmoord pleegde, omdat de profetie van al-Utaybi niet uitkwam. De aarde zou
immers opensplijten en de vijanden verzwelgen, maar er gebeurde niets met de Saoedische
veiligheidstroepen die de Grote Moskee belegerde.639
Ménoret stelt dat al-Utaybi en de
overlevende rebellen zich overgaven nadat al-Qahtani was gedood, wat zou betekenen dat hij
pas na twee weken gedood werd.640
Het idee van de Mahdi kostte al-Utaybi uiteindelijk zowel letterlijk als figuurlijk zijn kop.
Ook binnen zijn groepering, de Ikhwan, had zijn geloof in dit fenomeen grote gevolgen. Toen
het idee van de Mahdi geopperd werd diende alle leden trouw te zweren aan al-Qahtani. De
helft van de groep weigerde dit te doen, simpelweg omdat ze niet geloofden dat hij de Mahdi
was. Deze groep zou dan ook niet betrokken zijn bij de bezetting van de Grote Moskee. Onder
hen bevond zich de al vaker genoemde ooggetuige al-Huzaymi.641
Een aantal jaren later zou
ook Osama bin Laden zich uitlaten over de gebeurtenissen in Mekka eind 1979, waarin
duidelijk werd dat hij ook niets zag in al-Utaybi’s theorie van de Mahdi.642
Het feit dat deze
theorie uiteindelijk zo’n grote rol kreeg en zou leiden tot de ondergang van al-Utaybi en zijn
Ikhwan maakt Trofimov’s stellingname dat deze groep een voorbode van al-Qaʻida was,
moeilijk te geloven. Trofimov stelt echter dat Bin Laden afstand nam van deze theorie, maar
wel sympathie koesterde voor al-Utaybi’s andere ideeën.643
Bin Laden en Al-Qaʻida zullen in
het volgende hoofdstuk besproken worden.
637
Trofimov, Het Beleg van Mekka, 186 en 192-193. 638
Hegghammer en Lacroix, ‘Rejectionist Islamism in Saudi Arabia’, 112. 639
The Majalla, ‘The Dream That Became A Nightmare’, 45. 640
Ménoret, ‘Fighting for the Holy Mosque.’, 130. 641
Al Mushawah, ‘Juhayman’s Sins’, 48-49. 642
Trofimov, Het Beleg van Mekka, 288 Bergen, P.L. The Osama bin Laden I Know. An Oral History of al
Qaeda’s Leader. (New York: Free Press, 2006), 23. 643
Trofimov, Het Beleg van Mekka, 288-289.
152
7. Al-Qa‘ida: Organisatie, Ideologie en Ontstaan
7.1 Inleiding op Salafisme en Jihadisme
Het Salafisme: ideologische kenmerken
In deze scriptie is het Salafisme al meerdere malen genoemd, bijvoorbeeld in relatie tot de
Wahhabisten die zichzelf ook wel Salafisten noemen, of met betrekking tot al-Banna en de
Moslimbroederschap.644
Daarnaast is de Al Jama‘a al-Salafiyya al-Muhtasiba ook al
meerdere malen genoemd en beschreven. Deze Salafistische Groep voor de Bevordering van
Deugd en Voorkomen van Ondeugd vormde de basis voor al-Utaybi’s beweging die eveneens
een Salafistische doctrine propageerde.645
Wat het Salafisme precies behelst is echter nog niet
beschreven, althans niet meer dan dat Salafisten volgers waren van de salaf al-salih, de eerste
generatie moslims.646
Aanhangers van het Salafisme proberen hun levensstijl en de Islamitische leer zoveel
mogelijk te baseren op het beeld wat zij hebben van de salaf al-salih, waarmee volgens een
Hadith de eerste drie generaties gelovigen bedoeld wordt. De Profeet Mohammed zou gezegd
hebben dat de beste van de mensen (khayr al-nas) van zijn generatie (qarni) waren en daarna
de generatie die daarop volgt en dan de generatie daaropvolgend, enzovoorts. De reden
hiervoor is hoogstwaarschijnlijk dat de gelovigen uit de eerste generaties Mohammed nog
persoonlijk gekend hebben of met hem in aanraking zijn gekomen. Deze mensen zouden de
Islam in de meest pure vorm hebben meegekregen en worden door de volgelingen van het
Salafisme ‘de voorvaderen’ oftewel salaf genoemd, waar Salafisme van is afgeleid. Als
gezegd baseren Salafisten zich op hun ideaalbeeld van de salaf al-salih, en hanteren een
strikte en letterlijke interpretatie van de Koran en de Soenna.647
Dit laatste element is ook al
meerdere keren naar voren gekomen, bijvoorbeeld bij het schrijven over Mohammad Nasir al-
Din al-Albani, de geestelijk vader van de Ahl al-Hadith, ‘Mensen van de Hadith’ in Saoedi-
Arabië in de jaren ’60 en de daaruit voortgevloeide Jama‘a al-Salafiyya al-Muhtasiba, maar
ook bij de groep van Juhayman al-Utaybi.648
Salafisten streven naar een ‘zuivere Islam’. Zij willen de Islam en het leven van moslims
‘zuiveren’ van alles wat daar niet bij past. Aspecten van deze zuivering zijn volgens de
Salafisten terug te vinden in hun leer, aqida, die zich volgens hen spiegelt aan hetgeen de
644
Zie paragrafen 1.2 en 5.3. 645
Zie paragrafen 4.2, 6.1 en 6.2. 646
Zie paragrafen 1.2 en 5.3. 647
Koning de, Wagemakers en Becker. Salafisme, 20, 28-29. 648
Zie paragrafen 6.1, 6.2. en 6.4.
153
salaf al-salih geloofden. Het belangrijkst concept van deze leer is de eenheid van God,
tawhid.649
Deze centrale doctrine nam al-Wahhaab over in zijn geloofsstroom, het
Wahhabisme.650
Eén van de belangrijkste gevolgen van het ontstaan van de Islam was de
breuk die Profeet Mohammed veroorzaakte onder de inwoners van Mekka door het
polytheïsme af te wijzen en te pleiten voor een strikt monotheïsme. Als gevolg hiervan
werden bijvoorbeeld afgodsbeelden verwijderd uit de Kaʻba.651
Salafisten onderscheiden drie
aspecten van tawhid, namelijk de bevestiging dat er één God is (tawhid al-rububiyya), de
bevestiging van de karakteristieken van God zoals ze beschreven staan in de Koran en de
Soenna (tawhid ak-asma’ wa-l-sifat), zoals K.1:3 ‘De Meest Barmhartige, de Meest
Genadevolle’652
, en tot slot de overtuiging dat de aanbidding van God enkel tot God gericht is
en op niemand anders, ook geen profeet (tawhid al-uluhiyya).653
Deze drie aspecten hebben
we in paragraaf 1.2 ook al gezien bij het Wahhabisme.
Een tweede kernconcept binnen het Salafisme is iman, wat geloof betekent. Met ‘geloof’
wordt niet ‘religie’ bedoeld, maar ‘overtuiging’ of ‘geloof in God’. Net als bij tawhid bestaat
iman ook uit drie aspecten, namelijk overtuiging in het hart (al-iʻtiqad bi-l-qalb), spraak met
de tong (al-qawl bi-l-lisan) en handelingen met je lichaam (al-aʻmal bi-l-jawarih). De vraag
onder de moslims is vervolgens of geloof, iman, bestaat uit wat er zich in je hart afspeelt, of
wat je zegt of doet, of dat het een combinatie is van deze aspecten. De al eerder genoemde Ibn
Hanbal was voorstander van een combinatie van alle drie aspecten. Geloof wordt geuit vanuit
de overtuiging in het hart en dit wordt bevestigd door uitspraken en bekrachtigd door middel
van handelingen. Deze denkwijze werd uiteindelijk dominant onder Soennieten, waaronder de
Salafisten.654
Het tegenovergestelde van iman is ongeloof, kufr. Voor Salafisme is het bepalen wanneer
iemand is opgehouden met geloven en een ongelovige, kafir, is geworden, een belangrijk
thema. Salafisten claimen immers het ideaalbeeld van het leven van de salaf na te streven. Als
gezegd streven zij naar een ‘zuivere Islam’ met als gevolg dat zij zich afzetten van afwijkende
groepen. De Salafistische geleerden onderscheiden klein ongeloof (kufr ashgar) van groot
ongeloof (kufr akbar). Klein ongeloof omvat volgens hen zonden die weliswaar ernstig zijn,
649
Koning de, Wagemakers en Becker. Salafisme, 43-44. 650
Zie paragrafen 1.2 en 5.3. 651
De Profeet Mohammed beval zijn volgelingen de muurschilderingen in de Kaʻba weg te wassen. Zie
paragraaf 2.2. 652
Ismail, De Interpretatie van de Betekenissen van de Koran, 11. 653
Lacroix, S. Awakening Islam, 11 en Al-Yassini, Religion and State, 27. 654
Koning de, Wagemakers en Becker. Salafisme, 45-46.
154
maar voortkomen uit onwetendheid, verkeerde interpretaties van teksten of andere onbedoelde
zaken. Klein ongeloof is dan ook niet een reden om iemand het predicaat ongelovige (kafir) te
geven. Bij groot ongeloof daarentegen ligt dit anders. Volgens de Koning, Becker en
Wagemakers omvat dit zonden die niet uit onwetendheid gepleegd kunnen worden of door het
mis interpreteren van teksten, omdat ‘de waarheid daaromtrent zo fundamenteel is dat die in
wezen verankerd ligt in de mens’. Deze zonden omvatten vaak zaken als ongeloof in het
bestaan van God en zijn daarmee in strijd met tawhid al-rububiyya, de bevestiging dat er één
God is.655
Het verschil tussen het kleine en grote ongeloof ligt echter minder voor de hand dan gedacht.
Het is namelijk mogelijk dat een zonde die niet ernstig van aard is toch als groot ongeloof
bestempeld wordt. Dit is bijvoorbeeld mogelijk wanneer iemand deze zonde begaat met
overtuiging. De Koning, Becker en Wagemakers geven hier een voorbeeld van. Wanneer een
moslim een glas wijn drinkt omdat hij het lekker vindt, maar eigenlijk weet dat hij een zonde
begaat, aangezien het gebruik van alcohol verboden is binnen de Islam, beschouwen
Salafisten dit als klein ongeloof. Als een moslim dezelfde zonde begaat, maar bewust de
Islamitische regel tegen het nuttigen van alcohol wenst te negeren, is hij schuldig aan groot
ongeloof en plaatst zich daarmee buiten de Islam volgens de Salafisten.656
Een laatste concept van het Salafisme is de Salafistische kernleer al-wala wa-l-bara. Met deze
term doelen Salafisten enerzijds op de loyaliteit, wala, die moslims tegenover God, de Islam
en elkaar moeten hebben. Anderzijds doelt de leer op de afkeuring, bara, die gelovigen dienen
te tonen ten opzichte van alles wat niet Islamitisch is. Het concept wala, of verwante woorden
als walaya, vinden hun oorsprong in de pre-Islamitische tijd en werden in die tijd gebruikt bij
zaken als bondgenootschappen en patronage.657
De term komt ook terug in de Koran, waar in
in Soerah 5:51 staat dat joden en christenen niet als ‘Awliyaa’, wat verwant is aan wala, en
dat kortweg als medestanders of bondgenoten vertaald kan worden, genomen moeten
worden.658
De term bara, of varianten hierop, zoals bara’a, zijn ook terug te voeren naar het
pre-Islamitisch tijdperk. De term werd gebruikt om de verstoting van stamleden te
beschrijven. Deze term is eveneens terug te vinden in de Koran, bijvoorbeeld in Soerah 60:4:
655
Koning de, Wagemakers en Becker. Salafisme, 45-46. 656
Koning de, Wagemakers en Becker. Salafisme, 47-48. 657
Koning de, Wagemakers en Becker. Salafisme, 48. Zij hebben deze informatie uit Bernards, M. en J. Nawas,
red. Patronate and Patronage in Early and Classical Islam. (Leiden: Brill, 2005). 658
Ismail stelt dat ‘De ongelovigen als Awliyaa’ nemen betekent het houden van hen vanwege hun ongeloof of
hen daarin steunen.’ Zie Ismail, De Interpretatie van de Betekenissen van de Koran, 130.
155
‘Voorwaar, wij distantiëren ons van jullie en van datgene wat jullie naast Allah aanbidden.’659
Volgens de Koning, Wagemakers en Becker werd de term bara echter niet door alle
Soennieten geaccepteerd en noemde een deel van hen het een innovatie bid’a.660
De Salafisten
zijn van mening dat elke vorm van geloof of actie die niet door de Koran of de Profeet zijn
bevolen een vorm van innovatie zijn en een bedreiging voor tawhid vormen.661
Desalniettemin nam ibn Taymiyyah de term afwijzing, bara, over om vreemde invloeden
buiten de Islam te houden en beïnvloedde hiermee latere Salafisten als al-Wahhaab.662
Al-wala wa-l-bara is gezien de poging van de Salafisten om hun ideaalbeeld van de salaf na
te leven en te zuiveren van alles wat on-Islamitisch is een passende leer. Het geeft in één term
een samenvatting van hoe Salafisten tegen de Islam en andere zaken aankijken. De term is
volgens de Koning, Wagemakers en Becker ‘sterk verbonden met tawhid, omdat wala,
loyaliteit, aan God als een noodzakelijk uitvloeisel van de totale devotie aan de ene ware God
gezien kan worden en bara als het radicaal afzweren van alles wat daarvan afwijkt’.663
De
theorie van al-wala wa-l-bara is duidelijk, maar hoe dit er in de praktijk uitziet onder
Salafisten niet. Wala krijgt gestalte door een onderlinge verbondenheid onder Salafisten, maar
ook hun medemoslims, in hun loyaliteit aan God. Een interessant aspect van het Salafisme is
het in de praktijk brengen van bara. Salafisten blijven als gevolg van de afkeuring van alles
wat on-Islamitisch is uit de buurt van mensen die geen moslim zijn. Volgens Salafisten doen
zij er het beste aan om niet tussen ongelovigen te leven en het voorbeeld van de Profeet
Mohammed te volgen door zijn emigratie, hidjra, van Mekka naar Medina in 622 na te
bootsen en dus naar moslimlanden te verhuizen. Andere voorbeelden van het in de praktijk
brengen van bara zijn bijvoorbeeld het louter vieren van Islamitische feesten en wegblijven
bij andere niet-Islamitische festiviteiten of het mijden van alledaagse gebruiken en gewoontes
van niet-Moslims. Een voorbeeld hiervan is het mijden van niet-Islamitische klederdracht.
De stromingen binnen het Salafisme
Alle genoemde elementen die een rol spelen binnen het Salafisme zijn nu duidelijk, echter
verschillen de Salafisten onderling in de interpretatie ervan. De Salafisten zijn namelijk niet
een homogene groep, maar kunnen volgens de Amerikaanse politicoloog Wiktorowicz
659
Koning de, Wagemakers en Becker. Salafisme, 48 en Ismail, De Interpretatie van de Betekenissen van de
Koran, 701. 660
Koning de, Wagemakers en Becker. Salafisme, 49. 661
Wiktorowicz. Zie Koning de, Wagemakers en Becker. Salafisme, 50-56 en Wiktorowicz, Q. ‘Anatomy of the
Salafi Movement.’ Studies in Conflict & Terrorism. Vol.29 nummer 3 (augustus 2006), 209. 662
Koning de, Wagemakers en Becker. Salafisme, 49. 663
Koning de, Wagemakers en Becker. Salafisme, 49.
156
onderverdeeld worden in drie groepen, namelijk de Puristen, de Politico’s en tot slot de
Jihadi’s, waarbij Saoedi-Arabië een goede casestudy vormt om deze verschillende groepen
toe te lichten.664
De focus van de Puristen ligt bij de instandhouding van de Islam zoals in de Koran en de
Soenna is beschreven. Zij zijn van mening dat de Salafistische geloofsovertuiging gepromoot
moet worden en afwijkende religieuze gebruiken moet worden bestreden, net zoals de Profeet
Mohammed die streed tegen het polytheïsme. De Islam moet gezuiverd worden en politieke
participatie zal dit zuiveringsproces enkel tegenwerken. Om de juiste geloofsbelijdenis overal
te kunnen implementeren zijn er volgens de Puristen drie methodes. De eerste is verspreiding,
da’wa, dus middels preken, de tweede is zuivering, tazkiyya, en de derde is religieus
onderwijs, tarbiya.665
Volgens de Koning, Wagemakers en Becker vormt deze groep een
meerderheid van de Salafisten. Omdat zij politieke participatie afwijzen besteden de Puristen
zeer veel aandacht aan het bestuderen van de Islam, om te leren hoe de Islam zuiver gehouden
kan worden, en innovaties, bid’a, en afwijkende groepen of andere zaken, bara, buiten te
sluiten.666
Volgens de Puristen zijn christenen en joden en meer in het algemeen het Westen de vijanden
en willen zij de Islam vernietigen door het te vergiftigen met hun opvattingen en waarden. Zij
baseren zich hierbij op Soerah 3:118 ‘O jullie die geloven, neem buiten jullie zelf geen
vertrouwelingen. Zij zullen het niet nalaten om jullie schade te berokkenen en zij wensen dat
jullie leiden. De vijandschap is via hun monden zichtbaar geworden, en wat hun borsten
verbergen is nog erger’.667
Om hen hierin niet te laten slagen, zetten de Puristen zich in om
alles wat zij als Westers beschouwen buiten te sluiten. Volgens de Puristen vormt het Westen
een gevaar voor de Islam omdat zij een rivaliserende ideologie prediken en proberen om
moslims hiermee af te laten wijken van de Islam. Dit is ook een reden waarom zij tegen
politieke participatie zijn, omdat volgens hen politieke partijen en organisaties innovaties zijn
die die ontleend zijn van het Westen. Een interessant voorbeeld hiervan is de
Moslimbroederschap. Volgens de Puristen is de reden dat de Moslimbroederschap faalde om
de politieke macht te krijgen en dat de leden ervan vervolgd werden het bewijs van het feit dat
politieke participatie niet werkt. Immers, volgens hen zal God diegenen die Zijn pad volgen
664
De Koning, Wagemakers en Becker noemen de Puristen de Quiëtisten, maar beroepen zich veelvuldig op een
artikel uit 2006 van Wiktorowicz. Zie Koning de, Wagemakers en Becker. Salafisme, 50-56 en Wiktorowicz,
‘Anatomy of the Salafi Movement.’, 216-228. 665
Wiktorowicz, ‘Anatomy of the Salafi Movement.’, 217. 666
Koning de, Wagemakers en Becker. Salafisme, 52. 667
Ismail, De Interpretatie van de Betekenissen van de Koran, 76.
157
succes laten hebben en de Moslimbroederschap hebben in de ogen van de Puristen gefaald
omdat zij niet het juiste pad hebben gevolgd.668
Verder verwijten de Puristen zowel de Politico’s en de Jihadi’s dat zij het verkeerde pad
bewandelen. Beide groepen scheiden het geloof van hun acties, wat irja genoemd wordt. Ook
accepteren beide groepen volgens de Puristen wel de Salafistische geloofsbelijdenis, maar
volgen zij niet het ‘profetische model’, dat hierbij gepaard moet gaan. De stroom van Puristen
kenmerkt zich veelal door zich te isoleren van alles wat zij als on-Islamitisch beschouwen,
zodat zij niet in aanraking kunnen komen met de Westerse invloeden. Volgens hen doen de
Politico’s en de Jihadi’s dit niet.669
Volgens de Koning, Wagemakers en Becker is binnen de stroom van Puristen niet iedereen
hetzelfde in hun ‘apolitieke houding’. Volgens hen zijn er drie categorieën te ontdekken onder
de Puristen, namelijk de ‘afzijdigen’, de ‘loyalisten’ en de ‘propagandisten’. De ‘afzijdigen’
wijzen politiek ten zeerste af. De Salafisten die tot deze groep behoren houden zich volledig
afzijdig van de politiek en het bestuur in het land en richten zich enkel op de Islam en de
verspreiding ervan. De meest bekende persoon die tot deze categorie behoort is al-Albani,
wiens motto ‘min al-siyasa tark al-siyasa’ zou zijn geweest, wat vrij vertaald kan worden als
‘Het is ons beleid om ons niet met de politiek te bemoeien.’670
De ‘loyalisten’ hebben juist
wel contact met de politieke leiders van hun land en zijn trouw aan hen. Saoedi-Arabië is hier
het beste voorbeeld van. ‘Loyalisten’ houden zich niet met politiek bezig, maar zijn loyaal aan
het regime van hun land. In het geval van Saoedi-Arabië, waar de Raad van Religieuze
Geleerden de rol van ‘loyalisten’ op zich neemt, wordt hen dikwijls verzocht een politieke
beslissing te toetsen op Islamitische legitimiteit. Volgens de Koning, Wagemakers en Becker
zijn deze geleerden geen ‘slaafse jaknikkers’ en ‘genieten zij een bepaalde mate van
autonomie, maar zijn loyaal aan het regime’. Een goed voorbeeld van een ‘loyalist’ is de
Saoedische geestelijke Bin Baz.671
Tot slot zijn er nog de ‘propagandisten’, die ook in Saoedi-
Arabië aanwezig zijn, en zich kenmerken door niet alleen het Koningshuis te steunen, maar
ook het ‘conservatieve, niet-gewelddadige en regimevriendelijke Saoedische staats-Salafisme,
waarin de koning en diens heerschappij een heilzame functie wordt toegedicht’ propageren.672
668
Wiktorowicz, ‘Anatomy of the Salafi Movement.’, 218-220. 669
Wiktorowicz, ‘Anatomy of the Salafi Movement.’, 219-220. 670
Koning de, Wagemakers en Becker. Salafisme, 52. 671
Koning de, Wagemakers en Becker. Salafisme, 52-53. 672
Koning de, Wagemakers en Becker. Salafisme, 53.
158
De tweede stroom Salafisten zijn de Politico’s. Een goed voorbeeld van de Salafisten die tot
deze stroom behoren zijn de volgelingen van de eerder besproken Sahwa beweging in Saoedi-
Arabië. De Politico’s bekritiseren de Puristen voor hun gebrek aan kennis van moderne zaken.
De Politico’s zijn veelal jonger dan de Puristen en zijn meer politiek geëngageerd met als
gevolg dat zij menen dat zij de Salafistische geloofsovertuiging beter kunnen toepassen op de
moderne wereld dan dat de Puristen dit kunnen.673
Eigenlijk stelt Wiktorovicz dat de
Politico’s voortkomen uit de Sahwa. Zoals in paragraaf 5.2 en 5.4 al is beschreven kwamen
vele Moslimbroeders in de jaren ’50 tot en met ’70 naar Saoedi-Arabië om het regime van
Nasser te ontvluchten of in de hoop op een beter leven. Veel van deze Moslimbroeders kregen
goede functies in het onderwijs en begonnen een belangrijke rol te spelen in de vorming van
het onderwijs in het Koninkrijk. Hierdoor ontstond de Sahwa, een mix van invloeden van het
Saoedische Wahhabisme en de Moslimbroederschap. De ideologie van de
Moslimbroederschap van zowel al-Banna als Sayyid Qutb werden door de Moslimbroeders
gepredikt in Saoedi-Arabië waardoor een groep jonge Salafisten ontstond die bekend waren
met de laatste technologische ontwikkelingen en meer betrokken waren bij de politiek op
nationaal en mondiaal niveau en, in tegenstelling tot de Puristen, bereid waren hier iets van te
vinden.674
De Politico’s deelden de opvatting van de Puristen dat het ‘zuiver’ houden van de Islam
belangrijk was, echter om de Islam zuiver te houden was het noodzakelijk om politieke zaken
hierin te betrekken. Politieke leiders konden immers tawhid en de Islam schade toebrengen.
Ondanks de verschillen bestond er geen wrijving tussen de Puristen en de Politico’s, tot begin
jaren ’90 toen de Purist Bin Baz met goedkeuring van andere Puristen een fatwa uitgaf, die de
aanwezigheid van Amerikaanse troepen in Saoedi-Arabië toestond. De Politico’s onder
leiding van belangrijke figuren binnen de Sahwa als al-Hawali en al-Awda konden niet
begrijpen dat Puristen hiermee instemden en twijfelden openlijk of de Puristen enig idee
hadden in wat voor politieke wereld zij leefden. Immers, de Puristen bemoeiden zich niet met
politiek, dus hoe konden zij er dan ook enig verstand van hebben. De kritiek van de Politico’s
was dan ook niet gericht op het geloof, maar op hun beperkte kennis van de context waarin
het Salafisme toegepast diende te worden. De Politico’s waren dan ook van mening dat
Puristen dergelijke fatwa’s niet konden verstrekken, omdat zij te weinig kennis van de
politiek hadden en zij zich enkel bezig hielden met zaken als hoe men moest bidden en hoe
673
Wiktorowicz, ‘Anatomy of the Salafi Movement.’, 221. 674
Wiktorowicz, ‘Anatomy of the Salafi Movement.’, 221-222 en Koning de, Wagemakers en Becker.
Salafisme, 53-54.
159
het vereren van andere heiligen dan God ketterij was, terwijl corrupte regimes in de
Islamitische wereld de moslims onderdrukten en de Amerikanen er hun invloed vergrootten.
Ze vonden dat zij zelf geschikter waren om politieke zaken als de Golfoorlog te benoemen en
te behandelen. Eigenlijk waren de Politico’s van mening dat de Puristen, ondanks hun kennis
van de Islam, niet langer van nut waren voor moslims in de moderne tijd.675
De laatste stroom Salafisten zijn de welbekende Jihadi’s. Volgens Wiktorowicz zijn dit
Salafisten die voor het gebruik van geweld zijn om Islamitische staten te realiseren en is deze
stroom ontstaan tijdens de Afghanistanoorlog, waar de Afghanen zich verzetten tegen de
overheersing van de Sovjet-Unie. Volgens Wiktorowicz onderscheidt deze stroming zich wel
van de Politico’s en de Puristen, maar echt concreet wordt het niet. Ze zijn niet tegen de
Puristen, gezien hun grote kennis van de Islam, maar wel tegen de Puristen die bepaalde on-
Islamitische regimes steunen, waarbij hij eigenlijk doelt op Saoedi-Arabië.676
Het verschil met
de Politico’s en de Puristen zit hem verder in het gebruik van geweld door middel van jihad.
In principe geloven alle Salafisten in het gebruik van ‘strijd met het zwaard’ of jihad bi al-
sayf, echter verschillen ze onderling in mening over wanneer jihad mag worden gevoerd. De
Koning, Wagemakers en Becker definiëren de Jihadi-Salafisten dan ook als ‘die, naast hun
geloof in de kernleer die ook de Quiëtisten (Puristen) en Politico’s onderschrijven,
voorstanders zijn van het gebruik van jihad tegen de eigen regimes in moslimlanden, die zij
als ongelovig bestempelen’. Ibn Taymiyyah en Sayyid Qutb zijn belangrijke denkers geweest
wat betreft de beïnvloeding van de stroom van Jihadi-Salafisten.677
Wat de Jihadi-Salafisten
precies geloven, en wat jihad is en waar het vandaan komt zal nu beschreven worden.
Fundamenten van jihad
Jihad is een zeer controversiële term voor de niet-Islamitische mensen, maar ook onder de
moslims zelf. Zoals in hoofdstuk 5 al is besproken is de term jihad afgeleid van het Arabische
jahada wat ‘zich inspannen’ voor een bepaald doel betekent.678
De term werd al gebruikt in
de tijd van de Profeet Mohammed en wordt samen met het woord ‘vechten’ (qitāl) menigmaal
in de Koran genoemd. Koranvers 22:39 wordt gezien als de eerste vers waarin het vechten
675
Wiktorowicz, ‘Anatomy of the Salafi Movement.’, 222-223 en Koning de, Wagemakers en Becker.
Salafisme, 54. 676
Wiktorowicz, ‘Anatomy of the Salafi Movement.’, 225-227. 677
Koning de, Wagemakers en Becker. Salafisme, 55. 678
Zie paragraaf 5.3.
160
met ongelovigen wordt behandeld.679
‘Toestemming om te strijden is gegeven aan degenen
die bestreden worden, omdat hun onrecht is aangedaan. En waarlijk, Allah is zeker in staat om
hun de overwinning te schenken.’680
Andere voorbeelden van jihad of qitāl verzen zijn K.
3:157-158 en 169-172, waarin de gelovigen die sterven gedurende jihad beloond worden en
diegenen die niet vechten bedreigd worden met zware straffen in het hiernamaals (K. 9:81-82
en 48:16).681
Er zijn ook verzen die de meer praktische zaken beschrijven, zoals K. 9:91 en
48:17 waarin vrijstelling van militaire dienst wordt beschreven of K. 2:217 waarin het vechten
tijdens de heilige maanden beschreven staat.682
Dan zijn er nog verzen die het lot van
krijgsgevangen weergeven (K. 47:4), over veilige doortocht gaan (K. 9:6) of over
wapenstilstand (K. 8:61).683
De reden dat de term jihad zo controversieel is komt omdat de meeste mensen het associëren
met geweld. Echter, zoals gebleken is in paragraaf 5.3 is dit niet altijd het geval. Jihad kan
namelijk in vier vormen voorkomen, namelijk jihad bi al-qalb, inspanning van hart en ziel,
jihad bi al-lisan of al-kilma, een inspanning van de tong en woorden, jihad bi al-yad of al-
haraka dat een inspanning met de hand of een actie om een daad te verrichten betekent, en tot
slot de vorm van jihad die met geweld geassocieerd wordt jihad bi al-sayf, inspanning of
strijd met het zwaard. De eerste drie vormen van inspanning of jihad bleken niet met geweld
geassocieerd te zijn, maar jihad bi al-sayf daarentegen wel. Deze vorm van jihad moedigt het
voeren van de welbekende ‘heilige’ strijd of oorlog aan.684
Deze vorm van jihad hoort ook bij
de (Salafi-)Jihadisten die zich hierbij beroepen op de heilige geschriften van de Koran en de
Hadith. Over de precieze inhoud van deze geschriften is al veel discussie geweest, met name
over de verzen van de Koran die over jihad gaan.685
Een belangrijk punt van discussie is of de Koran het toestaat dat moslims vechten tegen
ongelovigen ter verdediging of dat moslims ongeacht de omstandigheden tegen ongelovigen
mogen vechten. Voorstanders van de strijd met het zwaard, jihad bi al-sayf, tegen
ongelovigen, ongeacht de omstandigheden, putten zeer selectief uit de Koran om hun punt te
679
Peters, R. Jihad in Classical and Modern Islam. (Princeton, New Jersey: Markus Wiener Publishers, 1996), 2
en Cook, D. Understanding Jihad. (Berkeley, Los Angeles, en Londen: University of California Press, 2005), 7. 680
Ismail, De Interpretatie van de Betekenissen van de Koran, 395. 681
Ismail, De Interpretatie van de Betekenissen van de Koran, 81-84, 222 en 637. 682
Ismail, De Interpretatie van de Betekenissen van de Koran, 44, 223, 637. 683
Peters, Jihad in Classical and Modern Islam, 2 en Ismail, De Interpretatie van de Betekenissen van de Koran,
206, 210 en 629. 684
Zie voor de ideologie van Sayyid Qutb paragraaf 5.3. 685
Zie bijvoorbeeld de discussie over de Koranverzen in Noorani, A.G. Islam & Jihad. Prejudice versus Reality.
(Londen & New York: Zed Books Ltd., 2002), 45-62.
161
maken en maken gebruik van Soerah 9, verzen 5 en 29. Deze verzen hebben als gevolg
hiervan ook de bijnaam ‘Zwaardverzen’ gekregen en luiden als volgt: K. 9:5 ‘Wanneer de
heilige maanden dan voorbij zijn, dood de veelgodaanbidders dan waar jullie hen ook maar
vinden. En grijp hen en beleger hen, en bereid voor hen elke hinderlaag voor. Maar als zij
berouw tonen, het gebed onderhouden en de Zakaat afdragen, laat hen dan met rust.
Voorwaar, Allah is meest Vergevingsgezind, Meest Genadevol.’ En K. 9:29 ‘Bestrijd degenen
die niet in Allah en in de Laatste dag geloven en (degenen) die dat wat Allah en Zijn
Boodschapper hebben verboden niet verbieden en die niet volgens de ware godsdienst
geloven onder degenen aan wie het Boek is gegeven, totdat zij gedwongen al-Djizyah betalen
en nederig zijn.’686
Echter voor diegenen die stellen dat moslims enkel ter verdediging mogen
vechten met ongelovigen kunnen ook putten uit de Koran. K. 2.190 stelt namelijk ‘En strijd
op de Weg van Allah tegen degenen die tegen jullie strijden, en overtreed de grenzen niet.
Voorwaar, Allah houdt niet van de overtreders.’687
In dit vers wordt de moslims dus
opgedragen enkel te strijden tegen degenen die tegen hen strijden, dus uit verdediging.
Daarbij wordt in 9:12 gesteld dat ‘Maar als zij hun eden verbreken na (het zijn aangegaan
van) hun verbond, en (zij) jullie godsdienst lasteren, bestrijd dan de leiders van het
ongeloof.’688
Met andere woorden, wanneer de ongelovigen hun eden verbreken, dan pas
mogen de leiders van hen bestreden worden.
Wanneer het om jihad gaat, maar ook om andere begrippen uit de Koran, is het belangrijk het
in de juiste context te plaatsen. Het is namelijk goed mogelijk om mensen op een verkeerd
spoor te zetten met betrekking tot de betekenis van een Koranvers door deze onvolledig of
niet in de goede context te plaatsen. Zo staat er bijvoorbeeld in K. 2:191 ‘En dood hen overal
waar jullie hen vinden en verdrijf hen van waar zij jullie hebben verdreven. En de Fitnah is
erger dan het doden.689
En bestrijd hen niet bij al-Masjdid ul-Haraam totdat zij jullie daar
bestrijden. Maar als zij jullie bestrijden, dood hen dan. Dit is de vergelding voor de
ongelovigen. Dit vers, wat we ook gezien hebben bij de belegering van de Grote Moskee, lijkt
op het oog vrij agressief, maar moet wel in de goede context geplaatst worden. In combinatie
met de verzen 190 tot en met 193 blijkt dat, het leveren van strijd toegestaan is, zolang het ter
verdediging is en moslims niet enkel ongelovigen willen doden, maar ook vergevingsgezind
686
Ismail, De Interpretatie van de Betekenissen van de Koran, 209 en 213. 687
Ismail, De Interpretatie van de Betekenissen van de Koran, 40. 688
Ismail, De Interpretatie van de Betekenissen van de Koran, 210. 689
Normaliter betekent Fitnah ‘beproeving’, maar in dit vers staat het voor ongeloof en afvalligheid. Zie Ismail,
De Interpretatie van de Betekenissen van de Koran, 40.
162
zijn.690
Zoals in het bovenstaande al is beschreven wordt moslims in vers 2:190 opgedragen
enkel te strijden tegen degenen die tegen hen strijden, dus uit verdediging. Verzen 192 en 193
tonen vervolgens het vergevingsgezinde- en rechtvaardige karakter van Allah en moslims:
2:292 ‘Maar als zij ophouden, voorwaar, dan is Allah meest vergevingsgezind, Meest
Genadevol.’ En 2:193 ‘En bestrijd hen totdat er geen Fitnah meer is en de godsdienst aan
Allah toebehoort. Maar als zij ophouden, dan is er geen vijandschap behalve tegen de
onrechtplegers.’691
Het legitimeren van jihad op basis van de Koran is gezien de verschillende
interpretatie mogelijkheden discutabel. Hetzelfde geldt voor de Hadith.
Er bestaan vele Hadith waarin de daden of uitspraken van de Profeet Mohammed beschreven
zijn. Er zijn echter twee problemen wat betreft Hadith. Ten eerste is het moeilijk vast te
stellen welke Hadith op waarheid berust zijn en welke niet. Om dit te controleren moet de
schrijver van de Hadith onderzocht worden en of hetgeen geschreven is overeenkomt of in
lijn is met andere Hadith. Ten tweede zijn er heel veel Hadith waarin over jihad geschreven is
en over wat wel en niet mag gedurende een gewapende strijd.692
Uit al deze Hadith en de
Koran werd uiteindelijk aan het begin van de 9e eeuw door Islamitische juristen een
samenhangend geheel gemaakt waaruit de Sharia gevormd werd. Hierin is ook een
voorschrift te vinden waarin de manier waarop een oorlog verklaard kon worden gedefinieerd
werd en wat de grenzen hierin waren.693
De kern van dit voorschrift is dat er geen strijd met
ongelovigen gevoerd mag worden alvorens hen de mogelijkheid voor te leggen zich vrijwillig
te laten bekeren door de Islam. Als ze dit niet doen dan leg je hen een speciale belasting op,
jizya. Weigeren ze dit ook, dan mogen de moslims hen aanvallen, met alle gevolgen van dien:
‘laat ze zich overgeven naar jouw wil en doe met ze wat jij wilt na afloop’.694
Net zoals met
de Koran zijn de teksten over jihad in de Hadith open voor interpretatie. Het legitimeren van
jihad op basis van de heilige geschriften is dus allesbehalve waterdicht.
Een belangrijke reden dat de gewapende jihad een belangrijke rol speelt in de Islam komt
voort uit het feit dat verondersteld wordt dat het moslims mobiliseert en motiveert om deel te
nemen aan een gewapende strijd tegen ongelovigen, maar bovenal wordt het door een deel
van de moslims beschouwd als een vervulling van een Islamitische plicht. De reden dat het
690
Noorani, Islam & Jihad, 54-55 en Ismail, De Interpretatie van de Betekenissen van de Koran, 40. 691
Ismail, De Interpretatie van de Betekenissen van de Koran, 40. 692
Peters, Jihad in Classical and Modern Islam, 9-10. Zie Peters Jihad in Classical and Modern Islam, 10-17
voor voorbeelden van Hadith. 693
Cook, Understanding Jihad, 19-20. Zie voor de volledige tekst Cook, Understanding Jihad, 19-20 en Peters,
Jihad in Classical and Modern Islam, 4. 694
Cook, Understanding Jihad, 20 en Peters, Jihad in Classical and Modern Islam, 4.
163
moslims motiveert komt voort uit het idee dat degenen die omkomen bij een gewapende strijd
of jihad martelaren zijn, ofwel shuhada, die direct naar het Paradijs gaan.695
Belangrijke
Jihadi-ideologen als Sayyid Qutb en één van de leiders van Al-Qaʻida, Abdullah Azzam,
waren moslims die tot de groep behoorden die van mening waren dat jihad een Islamitische
plicht is. Zij gingen zo ver door te stellen dat jihad als één van de pilaren van de Islam
beschouwd moest worden, naast de vijf bestaande pilaren.696
Over deze ideologen en hun
visie op jihad zal later in deze paragraaf dieper worden ingegaan.
De ontwikkeling van jihad
Als gezegd geloven in principe alle Salafisten in het gebruik van ‘strijd met het zwaard’ of
jihad bi al-sayf, maar verschillen zij van mening over wanneer dit gebruik gelegitimeerd is.
De Koning, Wagemakers en Becker onderscheiden hierin drie stromingen, namelijk
‘klassieke jihad’, ‘revolutionaire jihad’ en ‘wereldwijde jihad’. Met ‘klassieke jihad’
bedoelen zij de gewapende strijd zoals is vastgelegd in de geschriften van de Islamitische
rechtsgeleerden, fuqaha. Deze vorm van jihad is ‘een centraal- en door de heerser van een
Islamitisch rijk geleide strijd tegen niet-moslims, hetzij verdedigend of aanvallend’. De
verdedigende strijd vond plaats wanneer de gebieden waar de moslims regeerden werd
aangevallen. De gebieden waar de moslims regeerden wordt dar al-Islam genoemd, wat ‘huis
van de Islam’ betekent De aanvallende jihad werd gebruikt om de dar al-Islam uit te breiden
ten koste van het land van degenen met wie de moslims in een staat van oorlog verkeerden.
Dit land wordt dar al-harb genoemd, wat ‘huis van de oorlog’ betekent. Deze ‘klassieke
jihad’ wordt, in ieder geval in verdedigende vorm, in principe door alle Salafisten, dus de
Puristen, Politico’s en Jihadi’s, geaccepteerd als onderdeel van de Islam. Deze vorm van jihad
heeft ook niets te maken met terroristische aanslagen, zoals wij dat bijvoorbeeld gezien
hebben in 2004 in Madrid of in 2005 in Londen, maar moet gezien worden als een traditionele
oorlog van twee legers tegen elkaar.697
‘Revolutionaire jihad’ onderscheidt in tegenstelling tot de ‘klassieke jihad’ wel de Jihadi’s
van de Puristen en Politico’s. ‘Revolutionaire jihad’ komt voort uit het verschil in de
interpretatie van kufr en takfir door de verschillende groepen. De Jihadi’s waren veel sneller
bereid takfir over hun heersers uit te spreken dan de Puristen en de Politico’s. De Politico’s
695
Het enkelvoud van shuhada, ofwel martelaar, is shahid. Zie Peters, Jihad in Classical and Modern Islam, 5
en de Koranverzen 3:157-158 en 169-172 in Ismail, De Interpretatie van de Betekenissen van de Koran, 81-84. 696
Lacroix, Awakening Islam, 110 en Toth, Sayyid Qutb, 145. 697
Koning de, Wagemakers en Becker. Salafisme, 79-80.
164
waren zoals hiervoor al is beschreven in het geval van Saoedi-Arabië ook kritisch ten opzichte
van hun heersers, maar gingen niet zo ver als excommunicatie. De Jihadi’s daarentegen waren
bereid een ‘revolutionaire jihad te voeren tegen hun heersers’. De bereidheid om jihad te
voeren binnen de dar al-Islam tegen ongelovige leiders, kafir, is wat de Jihadi-Salafisten
onderscheidt van de overige Salafisten. Zij legitimeren hun keuze voor een gewapende jihad
tegen de eigen heersers om meerdere redenen.698
Ten eerste claimen de heersers moslims te
zijn, maar zijn zij dit niet vanwege het implementeren van on-Islamitische wetgeving en hun
loyaliteit aan vijanden van de moslims. Egypte en Saoedi-Arabië zijn hier goede voorbeelden
van, zoals in deze scriptie al meerdere malen naar voren is gekomen. Ten tweede houden deze
leiders zich niet aan de doctrine van tawhid door zichzelf tot ‘objecten van aanbidding’ te
maken. De Profeet Mohammed en later de Wahhabieten sloegen beelden of sculpturen van
afgoden in het verleden al kapot, dus de Jihadi’s zagen het als hun taak deze afgoden te
‘breken’. Tot slot paste de gewapende strijd binnen de kernleer van het Salafisme, al-wala
wa-l-bara. De heersers hadden loyaliteit (wala) aan niet-moslims (Koningshuis Saoedi-Arabië
aan de Verenigde Staten bijvoorbeeld) terwijl ze alles wat niet-Islamitisch is af horen te
keuren (bara). Volgens de Jihadi’s moest dit worden beantwoord met hun afkeuring (bara) in
de vorm van jihad bi al-sayf tegen deze heersers.699
Tot slot is er nog ‘Wereldwijde jihad’. Volgens de Koning, Wagemakers en Becker komt dit
voort uit de ‘Revolutionaire jihad’. In de jaren ’80 en ’90 voerden diverse Jihadi-Salafistische
groepen een strijd tegen hun regimes die onsuccesvol bleek.700
Veel Jihadi’s kwamen om, of
werden gevangen genomen of trokken naar Afghanistan. Deze trend bracht volgens de auteurs
een nieuwe denkwijze met zich mee. Als gevolg van het falen van de nationale revolutionaire
jihad gingen de Jihadi-Salafisten op zoek naar antwoorden over waarom deze regimes te sterk
waren. Al gauw kwamen ze tot de conclusie dat dit kwam door toedoen van Westerse steun
die veel van deze regimes kregen. De focus van de Jihadi’s verschoof daarom van hun eigen
leiders naar het Westen, waarbij vooral de Verenigde Staten een nieuw doelwit werden. Het
idee hierachter was volgens de auteurs dat aanslagen op de Westerse landen deze staten ertoe
zou bewegen hun steun aan de regimes in de Islamitische wereld terug te trekken. Het gevolg
hiervan zou dan een verzwakking van deze regimes zijn, waardoor ze uiteindelijk verslagen
zouden kunnen worden. Volgens de Koning, Wagemakers en Becker was Ayman al-Zawahiri,
698
Koning de, Wagemakers en Becker. Salafisme, 81. 699
Koning de, Wagemakers en Becker. Salafisme, 81. 700
De auteurs doelen hiermee vermoedelijk op de Islamitische Jihad in Egypte en de GSPC uit Algerije die
onsuccesvol hebben geprobeerd hun regimes omver te werpen. Zie Koning de, Wagemakers en Becker.
Salafisme, 82.
165
de huidige leider van Al-Qaʻida, de drijvende kracht achter dit idee.701
Of deze conclusie
terecht is zal later besproken worden.
Belangrijke ideologen over Jihadisme
In het voorgaande is het Salafisme besproken en de stroming van Jihadi’s die hieruit
voortkwam. Om dit alles te verduidelijken is het van belang ideologen die belangrijk zijn
geweest voor de vorming van de (moderne) Jihadistische ideologie, maar ook al meermaals
benoemd zijn in deze scriptie, uit te lichten.
De eerste belangrijke ideoloog van jihad is ibn Taymiyyah, de Islamitische theoloog die in de
dertiende en veertiende eeuw leefde. Eerder in deze scriptie is al beschreven hoe Taymiyyah
al-Wahhaab beïnvloed heeft. Niet alleen al-Wahhaab bleek onder de indruk van de ideeën van
Taymiyyah, want wanneer gekeken wordt naar het werk ‘Loyaliteit en Scheiding’ van Ayman
al-Zawahiri refereert hij veelvuldig naar Taymiyyah.702
Taymiyyah moest al op jonge leeftijd
vluchten voor de Mongolen, wat van grote invloed zou zijn op zijn denken. Vele Mongolen
namen na hun overwinningen in het huidige Midden-Oosten de Islam als godsdienst aan en
pretendeerden volgens Taymiyyah moslims te zijn. Hij zag de Mongolen als bezetters en was
van mening dat zij bestreden moesten worden. Volgens hem was een overwinning op de
Mongolen mogelijk als de moslimgemeenschap de focus weer zou leggen op de Koran en de
Soenna. Verder moesten de moslims zich verenigen en vasthouden aan jihad om zich
zodoende te ontdoen van de Mongolen. Taymiyyah wilde de plicht van jihad doen herleven,
om zo de moslimlanden te bevrijden. Volgens hem mag namelijk iedere moslim jihad voeren
om zijn of haar land te bevrijden. Desalniettemin zag Taymiyyah jihad bi al-sayf als een vorm
van verdediging, en kon het in verschillende vormen uitgevoerd worden en was het niet per
definitie een vorm van agressieve strijd. Zo was kennis het zwaard van leraren aan
universiteiten en scholen en geneeskunde het zwaard van artsen. Zijn idee van jihad bi al-sayf
was hiermee anders dan die van bijvoorbeeld de leiders van Al-Qaʻida.703
Desalniettemin was
ibn Taymiyyah wel een belangrijke ideoloog met betrekking tot jihad, omdat hij als eerste alle
moslims opriep om zijn of haar plicht van jihad tegen een bezettende macht uit te voeren.
701
Koning de, Wagemakers en Becker. Salafisme, 83. 702
Lacroix, S. ‘Loyaly and Separation. Changing an Article of Fait hand Losing Sight of Reality (excerpts)’ in
G. Kepel en J-P. Milelli (eds.), Al Qaeda in its own words. (Cambridge Massachusetts en Londen: The Belknap
Press of Harvard University Press, 2008), 206-234. 703
Khatab, S. Understanding Islamic Fundamentalism. The Theologica land Ideological Basis of al-Qaʻida’s
Political Tactics. (Caïro & New York: The American University in Cairo Press, 2011), 51-52.
166
De Salafist Mohammed al-Wahhaab heeft zich, zoals in hoofdstuk 5 al is besproken, ook
uitgelaten over jihad en wanneer in zijn optiek jihad bi al-sayf en het gebruik van geweld
gelegitimeerd was.704
Hij zag jihad bi al-sayf als een middel om tegenstanders van de Islam te
verslaan, echter was de motivatie om het te gebruiken anders dan die van Jihadi’s. Al-
Wahhaab stelde dat jihad uitgevoerd mocht worden als teken van vroomheid en toewijding.
Het mocht niet toegepast worden als offensieve of preventieve actie tegen groepen wiens
gebruiken niet in overeenstemming zijn met die van jezelf. Wanneer moslims wel over gaan
tot jihad bi al-sayf dienen zij vooraf een waarschuwing aan de tegenstander gegeven te
hebben en hen de mogelijkheid gegeven te hebben zich te laten bekeren tot de Islam.705
Hieruit blijkt dat al-Wahhaab een volger was van de eerder in deze paragraaf besproken
doctrine uit de Sharia ten aanzien van jihad, waarbij geen strijd met ongelovigen gevoerd
mocht worden alvorens hen de mogelijkheid te geven zich te laten bekeren tot de Islam. Bij
al-Wahhaab lag de focus op tawhid en niet op jihad.706 Hij valt dan ook niet onder de door
Wiktorowizc voorgestelde groep van Jihadi’s, maar is door zijn focus op het geloof en tawhid
een Purist.
In deze scriptie is ook veel aandacht besteed aan de Moslimbroederschap en aan de oprichter
ervan, al-Banna. Zoals eerder beschreven stelde al-Banna dat de Moslimbroederschap een
‘Salafistische boodschap’ uitsprak en is duidelijk geworden de Puristen de
Moslimbroederschap verwijten het verkeerde pad te bewandelen door hun politieke
participatie. Al-Banna kan daarom ook als Politico gezien worden. Ondanks de wil van al-
Banna om de Moslimbroederschap via een politieke weg tot een belangrijke speler te maken
heeft hij zich wel uitgelaten over zijn visie op jihad. In één van zijn pamfletten stelde al-
Banna dat jihad enkel defensief diende te zijn: ‘God verbond de Moslims niet met jihad als
een middel voor agressie of als een instrument om hun persoonlijke verlangens te
verwezenlijken, maar om de verkondiging van de Islam te beschermen, als een waarborg voor
vrede, en om de grote missie te voltooien wat een last is die de moslims op zich hebben
genomen, namelijk de missie om de mensen te begeleiden naar de waarheid en
rechtvaardigheid.’707
Al-Banna sluit strijden of vechten niet uit, maar stelt wel dat moslims
704
Zie paragraaf 5.3. 705
DeLong-Bas, Wahhabi Islam, 203-204. 706
Long, ‘Tawhid or Jihad.’, 3. 707
Cook, Understanding Jihad, 98 en Al-Banna, H. Majmu’at Rasa’il al Shahid Hasan al-Banna’. (Beiroet en
Caïro, datum/jaar onbekend), 297.
167
moeten weten dat wanneer ze vechten, ze vechten met een goede reden.708
Ook de Politico-
Salafist al-Banna is dus van mening dat jihad een defensief concept is. Hij verschilt hierin van
mening met Sayyid Qutb, de man die als zijn opvolger wordt gezien als geestelijk vader van
de Moslimbroederschap, en de leiders van Al-Qaʻida.
Qutb was van mening dat jihad het instrument was waarmee een universele Islamitische
revolutie ontketend moest worden.709 Qutb verantwoorde de gewelddadige jihad bi al-sayf
door te stellen dat de Islam goed is voor de mensheid en het de wereld van jahiliyyah redt.710
Daarnaast was jihad de oplossing om de Islam te verspreiden en zich van alle mogelijke
tegenstanders van de Islam te ontdoen. In tegenstelling tot de bovenstaande personen was
Qutb voorstander van een offensieve jihad. In zijn werk Mijlpalen stelt hij namelijk met
betrekking tot jihad in de vorm van oorlogsvoering dat ‘het is het recht van de Islam om een
eerste zet te doen, omdat de Islam niet het geloof van een enkele groep is, noch een
staatssysteem, maar de manier van leven van God en een systeem voor de wereld. Daarom
heeft het het recht om belemmeringen, of dit nu systemen of omstandigheden zijn die een
mens beroven van zijn vrijheid om te mogen kiezen, te vernietigen. Het valt geen individuen
aan om hen te dwingen zijn geloofsbelijdenis (lees Islam) te omarmen, maar het valt systemen
en omstandigheden aan om zo individuen te bevrijden van de onjuiste invloeden die de
aangeboren natuur van de mens bederft en de vrijheid om te kiezen tegenhoudt.’711
Door jihad
op een dergelijke manier te interpreteren stelt Qutb eigenlijk dat de moslims het recht hebben
om overal waar het moslims niet wordt toegestaan om hun geloof te belijden in te grijpen. Een
agressieve jihad dient volgens hem wereldwijd gevoerd te worden, aangezien de belangen
wereldwijd zijn. De wereld hoort de boodschap van de Islam en heeft de mogelijkheid dit te
accepteren of weigeren, of beide niet te doen. Zonder jihad zullen namelijk de instituten in de
wereld die tegen God zijn de mensheid weigeren deze keus te maken. Met deze instituten
worden eigenlijk alle systemen of vormen van religie bedoeld die niet Islamitisch zijn. Al met
al stelt Qutb dat moslims slechts één keuze hebben, of men kiest voor de Islam, want dat is
het te volgen leven voor de mensheid, of men kiest niet.712
Door deze denkwijze ten aanzien van de Islam en jihad kan Qutb gezien worden als een
Jihadi-Salafist. Dit blijkt ook uit het feit dat hij één van de eerste personen is die voorstander
708
Cook, Understanding Jihad, 98-99. 709
Calvert, Sayyid Qutb and the Origins of Radical Islamism, 222. 710
Toth, Sayyid Qutb, 153. 711
Cook, Understanding Jihad, 105 en 226n17. Hij heeft de quote van Qutb uit een vertaalde versie van Qutb’s
Mijlpalen door Hasan Badrul echter wijkt de vertaling van Cook af van die van Badrul. 712
Cook, Understanding Jihad, 105.
168
was van een ‘revolutionaire jihad’ tegen het Egyptische regime. In zijn ogen was Nasser een
bedrieger die pretendeerde een moslim te zijn, maar zijn woorden en daden bewezen dat hij
een afvallige was. Het was volgens Qutb de plicht van alle moslims om een dergelijk regime
af te zetten.713
Sayyid Qutb zou uiteindelijk een inspirator zijn voor Jihadi-Salafisten,
waaronder de leiders van Al-Qaʻida, Abdullah Azzam, Osama Bin Laden en Ayman al-
Zawahiri. Bij Qutb speelde jihad een centrale rol in zijn denken, maar deze drie mannen
gingen zo ver om een hele organisatie op basis van deze doctrine te realiseren, in de vorm van
Al-Qaʻida, een Jihadi-Salafistische groepering.714
Er zal in paragraaf 7.4 uitgebreid aandacht zijn voor deze drie mannen die verantwoordelijk
waren voor een organisatie die erop gericht was om de vroegere tijden waarin de Islam zich
verspreidde over grote gebieden en het land van de Islam, de dar al-Islam, zeer groot was, te
doen herleven. Het uiteindelijke doel was het stichten van een kalifaat, een groot Islamitisch
rijk, zoals het Ottomaanse Rijk. Het kalifaat dat Al-Qaʻida voor ogen had verschilde nogal
met historische rijken als het Ottomaanse. Het kalifaat zou volgens Al-Qaʻida geleid moeten
worden op basis van een puriteinse Islam, zoals de Salafisten dit voor ogen hadden. Om dit
kalifaat te realiseren wilde deze organisatie gebruik maken van jihad. In de optiek van Al-
Qaʻida is jihad een door God opgedragen gewelddadige, heilige strijd welke wordt gevoerd in
het belang van God.715
Azzam was een belangrijk ideoloog voor de vorming van Al-Qaʻida en onderscheidde zich in
zijn visie op jihad door moslims te overtuigen van de kracht van het martelaarschap. Volgens
Azzam was het doen herleven van de Islamitische Wereld en het realiseren van een
Islamitische samenleving zoals in de tijd van de Profeet, waarin alle moslims verenigd zijn,
enkel haalbaar door jihad. Jihad was in zijn optiek dan ook één van de belangrijkste, zo niet
de belangrijkste plicht van moslims. Volgens Azzam vormde jihad dan ook één van de pilaren
van de Islam, dus naast de vijf bestaande pilaren van de Islam.716
Osama Bin Laden beaamde
dit door te zeggen dat jihad een sleutelrol binnen de Islam speelt. Volgens hem was jihad ook
de zesde pilaar van de Islam. Bin Laden meende dat alle anti-Islamitische actoren bang waren
voor jihad en daarom wilde Al-Qaʻida het deel laten uitmaken van het dagelijkse leven van
alle moslims. Hij ging zelfs zo ver door te stellen dat het dezelfde status had als
713
Noorani, Islam & Jihad, 72. 714
Hoe Qutb een rol ging spelen in hun denken zal in paragraaf 7.4 besproken worden. 715
Moghadam, A. The Globalization of Martyrdom : Al Qaeda, Salafi Jihad, and the Diffusion of Suicide
Attacks. (Baltimore: Johns Hopkins University Press, 2008), 68. 716
Cook, Understanding Jihad, 128-129 en Lacroix, Awakening Islam, 110.
169
godsaanbidding.717
Tot slot was ook al-Zawahiri overtuigd van het belang van jihad. Hij bleek
uiteindelijk een voorstander van een ‘wereldwijde jihad’ tegen de zogenaamde ‘verre vijand’
oftewel de Westerse landen. Volgens hem was jihad het antwoord tegen niet-moslims en een
ieder die zich met niet-moslims inliet. Naast jihad speelde de kernleer van het Salafisme, al-
wala wa-l-bara, eveneens een belangrijke rol in het denken van al-Zawahiri.718
Qutb, Azzam,
Bin Laden en al-Zawahiri zijn dus allen aanhangers van het Salafisme en het principe van
jihad speelt hierin een centrale rol voor hen.
Analyse Juhayman al-Utaybi
Het Salafisme en Jihadisme zijn in het bovenstaande uitgebreid besproken. Tevens zijn een
aantal belangrijke personen in deze scriptie en hun visie ten aanzien van jihad besproken en
onder welke categorie binnen het Salafisme zij vallen. Er is echter nog niet stilgestaan bij
Juhayman al-Utaybi en hoe hij gecategoriseerd zou moeten worden. Gezien het feit dat
Trofimov meent dat al-Utaybi’s Ikhwan een voorloper van Al-Qaʻida was zou dit betekenen
dat al-Utaybi onder de categorie Jihadi’s moet vallen en een voorstander is van een
‘revolutionaire of wereldwijde jihad’. Of dit het geval is zal nu geanalyseerd worden.
Tot de breuk binnen de JSM, waaruit al-Utaybi’s Ikhwan ontstond, valt al-Utaybi onder de
Puristen. Dit baseer ik op het feit dat zijn ideologische inspiratiebronnen, al-Albani en, in
eerste instantie, Bin Baz hiertoe behoorden. Daarnaast was de JSM politiek bewust, in de zin
van dat zij acties van de leden van het Saoedisch Koninghuis die niet in lijn waren met hun
ideeën afkeurde. De JSM was echter niet zoals Salafisten die onder de categorie Politico’s
vallen politiek actief. Na de breuk met de JSM en het ontstaan van al-Utaybi’s Ikhwan wordt
het wat lastiger. Deze groep was ook niet politiek geëngageerd en valt daarmee net als de JSM
niet onder de Politico’s. Naar aanleiding van de bezetting van de Grote Moskee is het de
vraag of al-Utaybi enkel een Purist was of een Jihadi.
Al-Utaybi en zijn groep vertoonden zonder meer kenmerken van Jihadi’s. Ten eerste omdat
al-Utaybi één van zijn epistels wijdt aan ibn Taymiyyah, de eerste persoon die de plicht ter
uitvoering van jihad propageerde. Daarnaast verwijt al-Utaybi in zijn epistels dat ibn Saoed
verantwoordelijk is voor het ‘staken van de strijd voor de Islam (jihad), het bondgenootschap
met de christenen en het streven naar wereldse zaken’.719
Met andere woorden, het lijkt erop
717
Moghadam, The Globalization of Martyrdom, 69. 718
Lacroix, S. ‘Ayman al-Zawahiri, Veteran of Jihad.’ in G. Kepel en J-P. Milelli (eds.), Al Qaeda in its own
words. (Cambridge Massachusetts en Londen: The Belknap Press of Harvard University Press, (2008), 166-167. 719
Zie paragraaf 6.4 voor de epistels van al-Utaybi.
170
dat al-Utaybi een voorstander is van het strijden voor de Islam, oftewel de uitvoering van
jihad. Ten tweede lijkt al-Utaybi een voorstander van ‘revolutionaire jihad’ te zijn, net als
Qutb, aangezien hij het Saoedisch Koningshuis wil afzetten als machtshebbers van Saoedi-
Arabië. Hij verweet het Koningshuis dat zij zich hadden verbonden met ‘de christenen [de
Britten en Amerikanen] en de jihad buiten het Schiereiland stopte.720
Het is de vraag of al-
Utaybi hiermee doelt op een ‘wereldwijde jihad’, aangezien deze quote uit zijn epistels wordt
gemaakt in navolging van opmerkingen over zijn voorouders, de Ikhwan. Zij maakten een
veroveringstocht over het Arabisch Schiereiland en zetten hun strijd ook in de richting van het
huidige Jordanië en Irak voort, wat leidde tot een conflict met ibn Saoed.721
Het is dan ook
waarschijnlijker dat al-Utaybi niet doelt op een ‘wereldwijde jihad’ maar dat hij het
Koningshuis verwijt dat zij eisten dat de Ikhwan hun strijd niet buiten het Arabisch
Schiereiland voortzette.
Ondanks het bovenstaande zijn er ook vraagtekens te zetten bij al-Utaybi als Jihadi. Waar
Qutb en Al-Qaʻida met jihad doelen op een gewapende strijd had al-Utaybi dit niet per
definitie voor ogen. In principe had al-Utaybi verwacht dat het Koningshuis afgezet zou
worden wanneer de Mahdi zich zou openbaren. Deze openbaring zou wel gepaard gaan met
een gewapende strijd tussen de troepen van de Mahdi en het kwaad. Al-Utaybi zag dit echter
als een noodzakelijk kwaad aangezien het zo in de Hadith beschreven stond.722
Er kan dan
ook gesteld worden dat hij geen voorstander was van een gewapende strijd om de Islam te
verspreiden. Gezien de ideologie van al-Utaybi lijkt jihad niet het middel te zijn om de Islam
te verspreiden, maar de Mahdi. Daarbij wordt er in de beschikbare literatuur ten aanzien van
Juhayman al-Utaybi niet gerefereerd naar jihad. In het boek van Trofimov wordt ook geen
enkele keer gerefereerd naar jihad in relatie tot al-Utaybi. Het is dan ook vreemd dat
Trofimov zo stellig is dat al-Utaybi’s groep een voorloper van Al-Qaʻida was, aangezien Al-
Qaʻida zijn doelen wilde realiseren door middel van een gewapende jihad. Jihad speelde een
centrale rol binnen Al-Qaʻida, terwijl dit niet het geval was binnen al-Utaybi’s Ikhwan.
Aangezien jihad een grote rol speelde in de ideologie van Qutb en vervolgens Al-Qaʻida, kan
gesteld worden dat de Moslimbroederschap en Qutb van belang of van invloed waren voor het
ontstaan van Al-Qaʻida. Dit zou dan, als we de stellingname van Trofimov volgen, moeten
betekenen dat dit ook het geval was voor al-Utaybi’s groep, aangezien deze groep volgens
720
Ahmad, Rasā’il Juhaymān al-ʻUtaybī, 89. 721
Zie paragrafen 1.1 en 6.4 voor een verdere uitleg over de Ikhwan. 722
Zie paragraaf 6.4 voor een verdere uitleg over de Mahdi.
171
hem de voorloper van Al-Qaʻida was. Of dit het geval is zal in de volgende paragraaf
besproken worden.
7.2 Verbanden met Ikhwan en groep al-Utaybi
Ideologische en organisatorische verbanden en verschillen
In de voorgaande paragrafen is al veel aandacht besteed aan de verschillende ideologieën van
personen, groepen en organisaties. Er zal nu nog een keer naar de ideologie van Juhayman al-
Utaybi en zijn groep gekeken worden ten opzichte van de Broederschap. In dit geval de
Moslimbroederschap. Als gezegd is de reden hiervoor om nader te analyseren of al-Utaybi’s
groep, zoals Trofimov stelt, een voorloper van Al-Qaʻida is. Immers Sayyid Qutb, één van de
leidende figuren van de Moslimbroederschap, was een belangrijke inspiratiebron voor de
leiders van Al-Qaʻida. Als al-Utaybi’s groep een voorloper van Al-Qaʻida zou zijn zou dit
moeten betekenen dat de Moslimbroederschap, of althans de Moslimbroeders die de lijn van
Qutb volgden, van belang zijn geweest in de groep van al-Utaybi.
In paragraaf 5.3 zijn de ideologische verschillen tussen het Wahhabisme en de leiders van de
Moslimbroederschap al beschreven. Gezien het feit dat het Wahhabisme eigenlijk een vorm
van het Salafisme is, zou gesteld kunnen worden dat een groot deel van de overeenkomsten en
verschillen die in paragraaf 5.3 zichtbaar zijn geworden ook gelden voor al-Utaybi’s groep ten
opzichte van de leiders van de Moslimbroederschap. Immers, de groep van al-Utaybi was ook
Salafistisch. Desalniettemin is gebleken dat al-Utaybi’s groep niet zomaar een Salafistische
groep was en over een aantal zaken anders dacht dan Salafisten als al-Wahhaab en Qutb en
zeker al-Banna.
Met betrekking tot al-Banna kan ik kort zijn. Al-Banna creëerde de Moslimbroederschap en
maakte hier een politieke organisatie van. Al-Banna wilde een Islamitische staat realiseren
gebaseerd op de Koran en de Soenna, net als al-Utaybi, maar wilde dit op een politieke wijze
realiseren, in tegenstelling tot al-Utaybi. Daarnaast was al-Banna meer een hervormer die de
traditionele Islam wilde incorporeren in een moderne Islamitische samenleving.723
Al-
Utaybi’s groep was niet politiek actief en traditioneler. Zij wezen alle vormen van moderniteit
af en hadden een andere visie op hoe zij een Islamitische staat wilden realiseren. Zij meenden
dit uiteindelijk te kunnen doen door middel van het presenteren van de zogenaamde Mahdi.724
Al-Banna is ideologisch gezien dus niet te verbinden met al-Utaybi en zijn groep.
723
Zie paragraaf 5.3. 724
Zie paragraaf 6.4.
172
De vraag is vervolgens of Qutb dit dan wel was. In paragraaf 5.3 is al naar voren gekomen dat
tussen het Wahhabisme en de ideeën van Qutb meer overeenkomsten zichtbaar zijn, maar of
dit het geval is met al-Utaybi is de vraag. Wat overeenkomt in het gedachtegoed van beide
mannen is het geloof in een Islamitische staat gefundeerd op de Koran en de Soenna.
Daarnaast hebben beide mannen de wens de regimes in hun geboorteland af te zetten, omdat
zij in hun ogen niet Islamitisch zijn, terwijl ze wel pretenderen dit te zijn. Het grote verschil
tussen beide mannen zit echter in de uitvoering van hun ideeën. Een belangrijk, zo niet het
belangrijkste, instrument van Qutb om zijn doelen te verwezenlijken is jihad, in dit geval
jihad bi al-sayf. Qutb wilde de doctrine van takfir toepassen op Nasser die in zijn ogen een
ongelovige was en wilde hem dus excommuniceren.725
Al-Utaybi dacht hier anders over.
Volgens hem zou de Mahdi er voor zorgen dat het Saoedisch Koningshuis en alle andere
tegenstanders van de Islam zouden verdwijnen. Jihad en takfir waren voor al-Utaybi’s groep
geen instrumenten om van hun tegenstanders af te komen.726
De groep van al-Utaybi was organisatorisch ook zeer verschillend van de
Moslimbroederschap. In paragraaf 5.1 is beschreven hoe de Moslimbroederschap van een
groep van zeven mannen uitgroeide tot een organisatie die in Egypte, maar ook in andere
landen, politiek actief zou zijn en duizenden leden had. De groep van al-Utaybi kenmerkte
zich vanwege het feit dat al-Utaybi en zijn ideeën de basis van de groep vormde. Zoals in
paragraaf 4.3 al is beschreven vertoonde de groep de karakteristieken van
persoonlijkheidsverheerlijking en kan het zelfs een cult genoemd worden. Al met al zijn er
dus geen directe verbanden of overeenkomsten zichtbaar tussen de groep van al-Utaybi en de
Moslimbroederschap. Trofimov ziet echter wel een paar verbanden.
Visie Trofimov
Trofimov refereert een aantal keren in zijn boek naar de Moslimbroederschap en benoemt één
verband tussen zowel de Moslimbroederschap, als al-Utaybi’s groep en Osama Bin Laden. In
paragraaf 5.1 werd deze passage ook al aangehaald, namelijk dat de toenmalige koning Feisal
van Saoedi-Arabië tijdens zijn bewind ‘duizenden leden van de Moslimbroederschap
uitnodigde in het Koninkrijk, de geheimzinnige fundamentalistische organisatie die de
vernietiging van werelds Arabische regimes preekte.’ Velen van hen kregen docentenbanen
aan universiteiten aangeboden, waarna zij de ideologie van de Moslimbroederschap aldaar
predikten en vele studenten beïnvloedden, waaronder latere volgelingen van al-Utaybi. Onder
725
Zie paragrafen 5.3 en 7.1. 726
Zie paragraaf 6.4.
173
de studenten die deze colleges kregen van Moslimbroeders bevond zich ook Osama Bin
laden.727
Het valt niet uit te sluiten dat volgelingen van al-Utaybi op de scholen en universiteiten
elementen van de Moslimbroederschap overnamen. De Moslimbroeders die les gaven in
Saoedi-Arabië waren echter onderdeel van de in paragraaf 5.4 beschreven Sahwa die de
ideologie van de Moslimbroederschap met het Wahhabisme combineerde. Theologisch
gezien, dus wat betreft geloofsbelijdenis en Islamitische juridische vraagstukken, volgden de
Sahwa Islamisten het Wahhabisme, maar wanneer het de politieke en culturele kijk op de
wereld betrof volgden ze de Moslimbroederschap.728
Wanneer er echter gekeken wordt naar
de groep van al-Utaybi is het duidelijk dat de focus van de groep op het geloof ligt, dus het
Wahhabisme of Salafisme, en dat het enige verband met de Moslimbroederschap hun afkeer
van hun regimes is. Trofimov gaat ook niet verder in op de invloed van de
Moslimbroederschap op al-Utaybi en zijn groep. Sterker nog, hij stelt dat vele
Moslimbroeders of sympathisanten ervan in Saoedi-Arabië juist al-Utaybi steunden.
‘Buitenlandse studenten die met royale overheidsstipendia naar Saoedi-Arabië waren gehaald
en geïndoctrineerd waren in de geest van de Wahhabitische Islam. Onder de Egyptenaren en
Syriërs bevonden zich veel sympathisanten van de Moslimbroederschap die enthousiast de
geloofsbelijdenis van Juhayman omhelsden.’729
Er zijn verder in Trofimov’s boek niet meer concrete verwijzingen naar de
Moslimbroederschap in relatie tot al-Utaybi, waardoor geconcludeerd kan worden dat hij
verder geen directe verbanden ziet tussen deze twee groepen. De Moslimbroederschap of
althans één van de belangrijkste leiders ervan, Qutb, was van ideologisch belang voor radicale
moslims, waaronder de leiders van Al-Qaʻida.730
Bij Al-Utaybi en zijn groep lijken
daarentegen meer verbanden zichtbaar met een andere groep ‘Broeders’, namelijk de Ikhwan
in Saoedi-Arabië.
Verbanden Saoedische Ikhwan
Het is inmiddels bekend dat Juhayman al-Utaybi een afstammeling was van de Ikhwan die in
de jaren ’20 in opstand kwamen tegen ibn Saoed. Al-Utaybi kwam uit een voormalige Ikhwan
nederzetting op het Saoedische platteland, waar de gevolgen van de toegenomen olie-
727
Trofimov, Het Beleg van Mekka, 38-39. 728
Lacroix, Awakening Islam, 52 en paragraaf 5.4. 729
Trofimov, Het Beleg van Mekka, 53. 730
Zie paragraaf 5.3 en 7.1.
174
inkomsten in het Koninkrijk niet zichtbaar waren.731
Vele leden van al-Utaybi’s groep
kwamen uit eenzelfde positie en hadden net als al-Utaybi een bedoeïenachtergrond en waren
naar de grote steden getrokken of zij waren stamgenoten van al-Utaybi zelf. In tegenstelling
tot de Moslimbroederschap in Egypte in hun bloeijaren moest al-Utaybi zijn beweging buiten
gehoorafstand van de overheid en de hogere ulama houden en stiekem volgelingen
ronselen.732
Beide groeperingen hingen een Wahhabitische ideologie aan, waarbij de Ikhwan waren
getraind door Wahhabitische docenten van de staat, terwijl al-Utaybi sterk beïnvloed was door
al-Albani en Bin Baz. Volgens al-Huzaymi, een oud lid van de JSM en al-Utaybi’s Ikhwan,
zou al-Utaybi in zijn tijd bij de JSM veelvuldig verhalen over de Ikhwan en zijn voorouders
hebben verteld aan de andere leden. Ook deelde al-Utaybi veel van de kritieken die de Ikhwan
uitte op ibn Saoed, zoals het gebruik van Christelijke uitvindingen als de telefoon en de auto.
Zowel de Ikhwan als al-Utaybi waren tegen innovaties, bid’a. Tevens waren beide groepen
ook fel tegenstander van het beleid van de koninklijke familie ten opzichte van de Sjiieten, die
zij te gematigd vonden.733
Tot slot is het feit dat al-Utaybi zijn groep na de splitsing met de
JSM ook de Ikhwan ging noemen opvallend en komt dan ook voort uit zijn Ikhwan
achtergrond.734
Kortom, al-Utaybi’s groepering is meer een uitvloeisel van de Ikhwan. Ook al
zijn er enkele verbanden met de Moslimbroederschap zichtbaar, de groep van al-Utaybi is
geenszins geïnspireerd op deze organisatie.735
Dat er veel meer verbanden bestaan tussen de
Moslimbroederschap en de leiders van Al-Qaʻida zal in de volgende paragrafen duidelijk
worden.
7.3 Afghanistanoorlog: ideologische aspecten
De inval van de Sovjet-Unie in Afghanistan
In de voorgaande paragrafen is er al kort ingegaan op Al-Qaʻida en het Jihadisme. Ook is er
aandacht geweest waar al-Utaybi en zijn groep ideologisch geplaatst moeten worden en welke
ideologische verschillen er bestaan. Er is echter nog geen aandacht besteed aan waar Al-
Qaʻida nu precies vandaan komt en of, zoals Trofimov beweert, al-Utaybi hierin een rol heeft
gespeeld. Een historisch fundamentele gebeurtenis die tot de totstandkoming van de meest
beruchte terreurorganisatie geleid heeft is de Afghanistanoorlog.
731
Zie paragraaf 4.1 en 6.4. 732
Zie paragraaf 6.2 en Trofimov, Het Beleg van Mekka, 49-50 en 52-53 . 733
Zie paragraaf 6.4 en Habib, Ibn Sa’uds Warriors of Islam, 122 en Trofimov, Het Beleg van Mekka, 49. 734
Zie paragraaf 6.4. 735
Hiermee doel ik op de Moslimbroederschap in Egypte.
175
Op 25 december 1979 trok een troepenmacht van de Sovjet-Unie Afghanistan binnen en
wisten KGB commando’s de Afghaanse president Hafizullah Amin te elimineren. De Sovjets
installeerden vervolgens de Afghaanse communist Babrak Karmal als president.736
De Sovjet-
Unie had zowel defensieve als offensieve motieven voor deze bezetting. Met betrekking tot de
defensieve motieven wilde de Sovjet-Unie Afghanistan als een bufferstaat hebben, om directe
dreiging vanuit China, waar de Amerikanen toenadering tot hadden gezocht, en de Westerse
invloed in de Golfregio enigszins in te kunnen dammen.737
Daarnaast waren de Sovjets bang
dat onrust in Afghanistan zou kunnen overslaan naar de Sovjetstaten die een grote
moslimbevolking kenden als Turkmenistan, Oezbekistan en Tajikistan. Tevens wilden de
Sovjets voorkomen dat Amin afgezet zou worden ten gunste van een anticommunistische,
Islamitische regering, die toenadering zou zoeken naar staten als Iran, Pakistan of de
Verenigde Staten.738
Mogelijke offensieve motieven die de Sovjet-Unie had waren ten eerste
de Breznjev-Doctrine die inhield dat wanneer een staat eenmaal communistisch was, het altijd
communistisch zou moeten blijven. Mocht een land dat onder de communistische
invloedsfeer viel dreigen de Sovjet hegemonie te doorbreken, zoals in Tsjecho-Slowakije in
1968, verschafte de Sovjet-Unie zichzelf het recht op interventie.739
Ten tweede wilde de
Sovjet-Unie haar invloed in de regio uitbreiden, met name richting de Perzische Golf, waar
grote olievoorraden aanwezig waren.740
Voor Saoedi-Arabië had de Sovjetinvasie in Afghanistan verregaande gevolgen. De Sovjet-
Unie vormde een bedreiging voor Saoedi-Arabië en de Golfregio, gezien de betrekkelijk korte
afstand tussen Afghanistan en de Golf.741
Saoedi-Arabië had naast de externe dreigingen ook
nog eens te maken met de nodige interne onrust. Al-Utaybi was in dezelfde periode dat de
Sovjets Afghanistan binnen vielen erin geslaagd de Grote Moskee te bezetten en het
Koningshuis vreesde voor nog meer aanvallen van Soennitische extremisten die mogelijk
geïnspireerd waren geraakt door de actie van al-Utaybi. Tot eind 1979 was een dergelijke
aanval van Soennieten nog niet voorgekomen in het Koninkrijk en er was het Koningshuis,
gezien de vele problemen die deze bezetting had opgeleverd, veel aan gelegen een
soortgelijke situatie als in eind 1979 in de toekomst te voorkomen. Het Saoedisch
736
Trofimov, Het Beleg van Mekka, 276. 737
Lesch, 1979, 54. 738
Lesch, 1979, 54-55. 739
De Praagse Lente in 1968. Zie Loth, W. ‘Moscow, Prague and Warsaw: Overcoming the Brezhnev
Doctrine.’ Cold War History vol. 1, nummer 2 (2001), 104 en Lesch, 1979, 55. 740
Lesch, 1979, 55 en Trofimov, Het Beleg van Mekka, 276. 741
Trofimov, Het Beleg van Mekka, 276-277.
176
Koningshuis zocht daarom naar een oplossing en die leek al snel gevonden te worden in
Afghanistan.742
De Sovjetinvasie had er toe geleid dat duizenden Afghaanse mannen zich bij het verzet
gingen aansluiten.743
Deze verzetsstrijders staan bekend als mujahidien en werden gesteund
door de Amerikaanse overheid in hun strijd tegen de Sovjets.744
Mujahidien is de
meervoudsvorm van het Arabische mujahid, wat een persoon die jihad voert betekent.745
In
het geval van Afghanistan voerden de verzetsstrijders een gewapende strijd of jihad bi al-sayf
tegen de Sovjets. De Saoedische autoriteiten besloten het Amerikaanse voorbeeld te volgen
door de mujahidien financieel te steunen in hun verzet tegen de Sovjets. Tevens werden jonge
Saoedi’s gestimuleerd af te reizen naar Afghanistan om bij te dragen aan de jihad tegen de
Sovjet-Unie.746
Het is opvallend dat de autoriteiten besloten om de eigen burgers op te dragen
te gaan vechten in een niet Saoedisch conflict. Volgens Trofimov gebeurde dit om zo ‘de
energie van Islamitische fanatici van het type Juhayman af te laten vloeien’.747
Auteur Jason
Burke bevestigt deze aanname van Trofimov, maar legt de nadruk op de financiële steun
vanuit het Koninkrijk en noemt niet het feit dat Saoedi’s aangespoord werden om naar
Afghanistan af te reizen. Hij stelt dat het Koningshuis hoopte dat met deze financiële steun de
Saoedische bevolking overtuigd werd van hun Islamitische karakter.748
De hoogste religieuze autoriteit in Saoedi-Arabië, Bin Baz, riep in een fatwa de Saoedische
bevolking op tot het voeren van jihad tegen het communisme. De Sovjets waren tegenstanders
van de Islam, ongelovigen, en doordat zij een deel van het moslimgebied, dar al-Islam,
hadden ingenomen was een defensieve, gewapende, jihad tegen hen een legitieme daad en
dienden alle moslims zich hierachter te scharen.749
Moskeeën en universiteiten in het
Koninkrijk veranderden in rekruteringscentra voor Islamitische vrijwilligers tem behoeve van
de strijd tegen de Sovjets. Prins Turki, die aan het hoofd van de Saoedische
inlichtingendiensten stond, reisde veel naar Afghanistan en Pakistan om de strijd tegen de
742
Trofimov, Het Beleg van Mekka, 286. 743
Hiro, D. War Without End. The Rise of Islamist Terrorism and Global Response. (Londen & New York:
Routledge, 2002), 209. 744
Cooley, J.K. Unholy Wars: Afghanistan, America and the International Terrorism. (Londen: Pluto Press,
2002), 13-14. 745
Tarzi, A. ‘Mujahidin.’ Encyclopedia of Islam and the Muslim World. Vol.2 Ed. R.S. Martin (New York:
Macmillan Reference USA, 2004), 490. 746
Al-Rasheed, M. Contesting the Saudi State. Islamic Voices from a New Generation. (Cambridge: Cambridge
University Press, 2007), 107. 747
Trofimov, Het Beleg van Mekka, 286. 748
Burke, Al-Qaeda, 59-60. 749
Al-Rasheed, Contesting the Saudi State, 107.
177
Sovjets te monitoren. Daarnaast wilde hij toezien hoe de financiën uit het Koninkrijk
gespendeerd werden.750
De Saoedische overheid gaf gedurende de Afghanistanoorlog
ongeveer vier miljard dollar uit. Van vliegtickets voor Saoedi’s die gehoor gaven aan de fatwa
van Ibn Baz, tot grote uitgaven voor hulpprojecten of wapens.751
Naast het Saoedische
overheidsgeld kwam er ook veel geld vanuit niet-officiële groepen of personen, zoals
Islamitische liefdadigheidsinstellingen die geld inzamelden voor de mujahidien in
Afghanistan, donaties van individuen en uit collectes in moskeeën.752
Volgens Trofimov
stuurden de hoge Saoedische ulama ‘hele sloten liefdadigheidsgeld naar die Afghaanse
krijgsheren die ermee instemden om de Wahhabitische regels in acht te nemen’.753
De manier
waarop Trofimov dit schrijft lijkt wellicht wat kort door de bocht, maar is niet onjuist. De
groepen strijders die ideologisch gezien het dichtste bij het Wahhabisme, maar ook dat van de
Moslimbroederschap stonden, kregen het merendeel van de financiële steunpakketten die door
de Saoedische geestelijkheid naar Afghanistan gestuurd werden.754
De Afghaanse mujahidien vormden geen homogene groep die gezamenlijk ten strijde trok
tegen de Sovjets, maar waren verdeeld over verschillende groeperingen. Er bestonden zes
Soennitische Islamitische groeperingen die allen vanuit Pakistan opereerden. Pakistan had
namelijk net als de VS en Saoedi-Arabië besloten de mujahidien te steunen in hun strijd tegen
de Sovjets. Pakistan stelde haar grenzen open voor mujahidien uit Afghanistan en andere
landen om vanuit Pakistan de strijd met de Sovjets aan te gaan. Pakistan bood ruimte voor
trainingskampen en huisvesting om de mujahidien te herbergen. Tevens sluisde de
Pakistaanse overheid veel geld vanuit Saoedi-Arabië en de Verenigde Staten door naar de
mujahidien. De Amerikaanse en Pakistaanse geheime diensten, de CIA en de ISI, probeerden
vervolgens hetgeen in Pakistan en Afghanistan plaatsvond te overzien.755
De Saoedische overheid vertrouwde in eerste instantie hun bijdragen toe aan Pakistan die het
vervolgens doorsluisde naar de verschillende groepen mujahidien. Desalniettemin besloten zij
toch een eigen groep op te zetten in Afghanistan.756
De Saoedische overheid wenste namelijk
een beter inzicht in de strijd tegen de Sovjets te hebben en wilde zien wat er met hun geld
750
Trofimov, The Siege of Mecca, 244-245. 751
Al-Rasheed, Contesting the Saudi State, 107 en Lacey, R. Inside the Kingdom, 64-65. 752
Al-Rasheed, Contesting the Saudi State, 107. 753
Trofimov, Het Beleg van Mekka, 286. 754
Hiro, War Without End, 218, Bergen, P.L. Holy War, Inc.: Inside the Secret World of Osama Bin Laden.
(New York: The Free Press, 2001), 55 en Kepel, G. Jihad. The Trail of Political Islam. Herziene editie. (Londen
en New York: I.B. Tauris & Co Ltd., 2004), 142. 755
Hiro, War Without End, 209 en Lesch, 1979, 105. 756
Al-Rasheed, Contesting the Saudi State, 107-108.
178
gebeurde. Deze door Saoedi-Arabië gesteunde groepering kwam onder leiding van Abdul
Rasul Sayyaf te staan, een Afghaan die al lange tijd in Saoedi-Arabië verbleef. Hij werd door
het Saoedisch Koningshuis aangewezen een pro-Wahhabitische partij op te zetten die bij
moest dragen aan de jihad tegen de Sovjets. Deze partij werd Ittehad-e-Islami genoemd, de
Islamitische Eenheidspartij, en vestigde zich in Pesjawar, Pakistan.757
Sayyaf’s groepering
bleek zeer populair onder de niet-Afghaanse vrijwilligers die wilden bijdragen aan de strijd
tegen de Sovjets. De reden hiervoor was dat de niet-Afghaanse vrijwilligers zich
aangetrokken voelden tot het Wahhabitisch gedachtegoed van Sayyaf. Daarnaast had Sayyaf
directe toegang tot wapens en geld en werd hij openlijk door Saoedi-Arabië gesteund. Eén van
deze niet-Afghaanse vrijwilligers die Sayyaf in Afghanistan ontmoette was een Saoedi,
genaamd Osama Bin Laden.758
De ideologie van het Jihadisme in de praktijk gebracht in Afghanistan
Vóór de Sovjetinvasie van Afghanistan speelde het Islamisme geen rol in het land. Dit in
tegenstelling tot Egypte, en in mindere mate Saoedi-Arabië, waar Islamistische bewegingen
waren ontstaan die vele leden trokken, hetzij bovengronds, zoals in de beginjaren van de
Moslimbroederschap, als ondergronds, zoals de groepering van al-Utaybi. In Afghanistan
wisten Islamistische geleerden niet of nauwelijks volgelingen te krijgen, aangezien
vijfentachtig procent van de Afghaanse bevolking op het platteland woonde en veelal
gebonden was aan tribale netwerken die op het platteland bestonden. Hier kwam verandering
in toen de Sovjets Afghanistan binnenvielen. Sovjetbombardementen en vernielingen van
gewassen en hun kuddes noopten de Afghanen te vertrekken van het platteland waarna zij
veelal vluchten naar Pakistan alwaar velen van hen onderdeel werden van de mujahidien. Als
gezegd vormden deze Afghaanse mujahidien geen homogene groep, maar werden zij
opgedeeld in groeperingen waarvan de helft Islamistisch was en die het merendeel van de
financiële steun ontving. De andere helft waren ook religieuze groepen, maar zij wilden
slechts dat Afghanistan zou terugkeren naar het tijdperk voordat de Sovjets interfereerden in
het land.759
757
Pesjawar ligt in het noordwesten van Pakistan, vlakbij de grens met Afghanistan. Tijdens de
Afghanistanoorlog vormde deze stad een toevluchtsoord voor Jihadi’s die tegen de Sovjets vochten. Al-Rasheed,
Contesting the Saudi State, 107-108. 758
Burke, Al-Qaeda, 71 en Rubin, B.R. The Fragmentation of Afghanistan: State Formation and Collapse in the
International System. (Yale University Press, 2002), 221. 759
Kepel, Jihad, 140-142.
179
De door Saoedi-Arabië en Pakistan financieel gesteunde Islamistische groeperingen kregen
een stevige voet aan de grond in het grensgebied met Afghanistan door de aanwezigheid van
drie miljoen vluchtelingen waaronder zij hun jihad ideologie konden verspreiden. Er werden
kampen opgericht waar les gegeven werd door de Islamistische partijen en er ontstonden
rekruteringbureaus waar jonge Afghanen geworven werden voor de mujahidien. Kinderen van
de Afghaanse vluchtelingen werden ondergebracht in madrassas, Koranscholen, die
fungeerden als kostscholen voor deze kinderen. In de madrassas werden de Afghaanse
kinderen tussen de Pakistaanse kinderen geplaatst en werd in zowel het Arabisch als in het
Urdu, de meest gesproken taal in Afghanistan, onderwezen. Deze jeugd werd onderwezen in
de Islam en de regels ervan, zoals het opvolgen van een fatwa, maar ook in jihad. Deze
generatie kinderen zouden op latere leeftijd de steunpilaar vormen van de Taliban in
Afghanistan.760
Als gezegd steunden de Verenigde Staten en Saoedi-Arabië de Afghaanse groepen mujahidien
in het Pakistaans grensgebied financieel en door middel van wapenleveranties. De financiële
steun en levering van wapens leverde aan het begin van de Afghanistanoorlog niet op wat de
partijen hadden gehoopt. Veel geld verdween in de handen van Pakistanen en een groot deel
van de door de Amerikaanse geheime dienst, CIA, geleverde wapens werden in plaats van
geleverd aan de beoogde ontvangers, verkocht op lokale markten. Daarnaast vond er
levendige handel in heroïne plaats. Dit werd geteeld uit de papaverplanten die zich in
Afghanistan en Pakistan bevonden. De Verenigde Staten en Saoedi-Arabië kwamen al gauw
tot de conclusie dat hun steun weinig opleverde, althans met betrekking tot de strijd tegen de
Sovjets. In het geval van Saoedi-Arabië besloten de autoriteiten dat ze graag Arabieren wilden
plaatsen in het grensgebied van Afghanistan en Pakistan om aldaar betrouwbare partners te
hebben, aan wie het geld en de wapens goed besteed zouden zijn. In eerste instantie werden
Arabieren gerekruteerd die fungeerden als vrijwilligers voor de Saoedische Rode Halve Maan
organisatie of andere Islamitische humanitaire organisaties.761
Halverwege de jaren ’80
zouden veel van deze vrijwilligers betrokken zijn bij de jihad in Afghanistan tegen de Sovjet-
Unie en zouden er trainingskampen ontstaan langs de grens met Afghanistan waar deze
Arabieren gevechtstrainingen ondergingen.762
760
Kepel, Jihad, 142-143. 761
De Rode Halve Maan organisatie is simpel gesteld de Islamitische variant van het Rode Kruis. 762
Kepel, Jihad, 143-144.
180
Saoedi-Arabië stimuleerde door middel van het zenden van financiële middelen en het
rekruteren van Arabieren de strijd tegen de Sovjets. Tevens was er de fatwa van Bin Baz
waarin hij Arabieren opriep de strijd tegen Sovjets te steunen. Een sleutelfiguur onder de
Arabische vrijwilligers was Abdullah Azzam.763
Abdullah Azzam was aan het einde van de
jaren ’70 vanuit Jordanië naar Saoedi-Arabië vertrokken waar hij, vermoedelijk door zijn
contacten binnen de Moslimbroederschap, een functie kreeg aangeboden als docent aan de
Koning Abdoelaziz Universiteit in Djedda, waar Mohammed Qutb eveneens werkzaam was.
Eén van de studenten van Azzam zou Bin Laden zijn geweest.764
In 1980 ging Azzam op
pelgrimstocht naar Mekka, waar hij volgens Hegghammer Kamal al-Sananiri zou hebben
ontmoet. Deze man was volgens hem degene die Azzam overhaalde om een bijdrage te
leveren aan de jihad in Afghanistan. Sananiri is tevens de man die een overeenkomst heeft
weten te sluiten die leidde tot de oprichting van de ‘Islamitische Unie van Afghaanse
Mujahidien’, onder leiding van de eerder genoemde Sayyaf. Deze Islamitische Unie moest er
voor zorgen dat alle verschillende groepen mujahidien gingen samenwerken. Als gezegd
vormden de mujahidien geen homogene groep en was er onderling veel ruzie en vormden ze
geen gemeenschappelijk front tegen de Sovjets.765
Of deze pelgrimstocht en de ontmoeting
met deze Sananiri daadwerkelijk plaatsgevonden hebben is niet geheel duidelijk, maar dat
Azzam zich wilde mengen in de Afghanistanoorlog was wel het geval. Azzam verzocht de
decaan van zijn universiteit in Djedda om overplaatsing naar de Internationale Islamitische
Universiteit in Islamabad, in Pakistan. Dit verzoek werd gehonoreerd en in 1981 vertrok
Azzam alweer uit Saoedi-Arabië en vestigde hij zich in Pakistan.766
Azzam kwam in november 1981 aan in Islamabad van waaruit hij elk weekend reisde naar
Pesjawar, waar hij de leiders van de mujahidien ontmoette. Het aanzicht van de situatie in
Pesjawar gecombineerd met Azzam’s, door Qutb geïnspireerde, ideeën over de strijd van de
Islam tegen de wereld van ongeloof, jahilliyah, zorgde ervoor dat hij zich met de strijd tegen
de Sovjets wilde bemoeien.767
In de eerste jaren van de Afghanistanoorlog van 1980 tot en
763
Over de achtergrond en loopbaan van Abdullah Azzam zal in de volgende paragraaf geschreven worden. 764
Het is niet duidelijk of Abdullah Azzam werkzaam was aan de Koning Abdoelaziz Universiteit toen Bin
Laden er nog student was. Er zijn schijvers die claimen van wel zoals Atwan, Khatab en Kepel in Atwan, A.B.
The Secret History of Al-Qa’ida. (Londen: Abacus, 2007), 35, Khatab, Understanding Islamic Fundamentalism,
96 en Kepel, Jihad, 144. Thomas Hegghammer stelt dat het verleidelijk is om aan te nemen dat Azzam en Bin
Laden elkaar op de Universiteit al hebben ontmoet of dat Bin Laden colleges van hem volgde, maar dat er hier
geen bewijs voor is. Zie Hegghammer, T. ‘Introduction. Abdallah Azzam, the Imam of Jihad.’ in G. Kepel en J-
P. Milelli (eds.), Al Qaeda in its own words. (Cambridge Massachusetts en Londen: The Belknap Press of
Harvard University Press, 2008) 90. 765
Hegghammer, T. ‘Introduction. Abdallah Azzam.’, 90-91. 766
Burke, Al-Qaeda, 73 en Hegghammer, T. ‘Introduction. Abdallah Azzam.’, 91. 767
Wright, The Looming Tower, 96.
181
met 1983 reisde Azzam naar Afghanistan, legde hij contacten met de leiders van de
Afghaanse mujahidien en probeerde hij moslims te overtuigen bij te dragen aan de gewapende
jihad tegen de Sovjets. Het was gedurende deze periode dat hij Osama Bin Laden
ontmoette.768
Ondanks de inspanningen van de Saoedische autoriteiten en Azzam bleef het
aantal Arabische mujahidien dat zich aanmeldde voor de strijd tot 1984 echter beperkt, wat
Azzam frustreerde.769
In 1984 vertrok Azzam uit Islamabad om zich definitief in Pesjawar te vestigen. Aldaar ging
hij samenwerken met Osama Bin Laden, op wie hij een grote invloed had. Bin Laden bleek
erg onder de indruk van Azzam door zijn charisma, Islamitische kennis en zijn inzet voor de
Afghaanse jihad. Anderzijds wilde Azzam graag samenwerken met Bin Laden, aangezien Bin
Laden de beschikking had over grote hoeveelheden geld en een administratief talent bleek,
waar Azzam graag gebruik van wilde maken.770
Als gevolg hiervan besloten ze samen een
organisatie ter ondersteuning van de jihad tegen de Sovjets op te richten, genaamd Mahtab al-
Khidamat, ofwel het Dienstenbureau (MAK). Dit bureau moest net als de eerder door Bin
Laden opgerichte Bayt al-Ansar fungeren als een kantoor waar de Arabische vrijwilligers zich
aanmeldden om van daaruit uitgezonden te worden naar trainingskampen, het front in
Afghanistan, of andere diensten ter ondersteuning van de strijd.771
Het kantoor telde vier
afdelingen namelijk, training, militaire zaken, gezondheidszorg en logistiek. Dit kantoor
vormde een belangrijke basis voor de Arabische Jihadi’s van waaruit zij zich richting
Afghanistan zouden begeven.772
Na 1984 bleken de inspanningen van Azzam eindelijk zijn vruchten af te werpen. Het aantal
Arabische vrijwilligers dat zich in Pakistan aanmeldde ten behoeve van de jihad begon
namelijk te stijgen. In 1984 waren er nog maar dertien vrijwilligers, maar een jaar later waren
er al negentig tot honderd en gedurende de laatste twee tot drie jaren van de oorlog, 1987-
1989, zou dit aantal groeien tot drie- à vijfduizend vrijwilligers. Een kanttekening die hierbij
768
Zoals eerder beschreven denken schrijvers als Atwan, Khatab en Kepel dat zij elkaar al hebben ontmoet in
Saoedi-Arabië. 769
Volgens Thomas Hegghammer bevonden zich tot 1984 niet veel meer dan twintig Arabische mujahidien in
Pakistan/Afghanistan. Hoe Hegghammer aan deze aantallen komen is niet duidelijk. Peter L. Bergen heeft een
verklaring van Abdullah Anas, iemand die werkzaam was binnen de MAK, die spreekt van dertien Arabische
mujahidien tot en met 1984. Dat er niet veel Arabische mujahidien waren die vochten tegen de Sovjets beaamd
Robert Lacey die spreekt van ‘a small group of ‘Arab Afghans’’. Zie: Hegghammer, T. ‘Introduction. Abdallah
Azzam.’, 92-93, Bergen, The Osama bin Laden I Know, 41 en Lacey, Inside the Kingdom, 116. 770
Burke, Al-Qaeda, 72. Over de achtergrond van Bin Laden en waarom hij de beschikking had over veel geld
zal in de volgende paragraaf besproken worden. 771
Wat de Bayt al-Ansar precies zijn zal in de volgende paragraaf uitgelegd worden. 772
Hegghammer, T. ‘Introduction. Abdallah Azzam.’, 92-93.
182
geplaatst dient te worden is dat slechts zo’n tien procent permanent actief was in Afghanistan.
De overige negentig procent van de vrijwilligers waren in Pakistan actief als koks, leraren of
dokters ten behoeve van de mujahidien.773
Redenen voor de toename van het aantal Arabische
vrijwilligers kunnen op het conto van Azzam geschreven worden. Azzam bleek niet alleen
voor Bin Laden een belangrijke ideoloog, maar voor alle Arabische mujahidien. Hij fungeerde
als het ideologisch brein van de Arabische mujahidien en was een begenadigd spreker, die
volgens Burke niet origineel was in zijn ideeën, maar wel doordrong tot Arabieren. Hij putte
veel uit de werken van ibn Taymiyyah en citeerde veelvuldig de Koran en Hadith. Tevens
was hij door zijn tijd bij de Moslimbroederschap beïnvloed door al-Banna, maar bovenal door
Qutb.774
Niet alleen door zijn sprekerskwaliteiten wist Azzam door te dringen tot Arabieren, ook via
het geschreven woord wist hij zijn gedachtegoed te verspreiden. In 1984 schreef Azzam zijn
meest invloedrijke werk ‘De Verdediging van Moslim Gebieden Vormt de Eerste Individuele
Plicht’. Hierin stelde hij dat een defensieve jihad, jihad al-dafʻ, in Afghanistan een
individuele plicht was voor alle moslims. Azzam onderscheidde zich hiermee doordat
normaliter defensieve jihad enkel een plicht was voor de bewoners van een land of gebied dat
bezet werd. Azzam presenteerde het echter als een collectieve plicht voor moslims. Tevens
was dit het werk waarin hij jihad als één van de pilaren van de Islam presenteerde, naast de
vijf bestaande.775
Azzam richtte zich verder in zijn werk ook op de jihad die in Palestina
gevoerd werd. Hij stelde dat elke Arabier die wilde bijdragen aan de jihad in Palestina dit
vooral moest doen, maar dat degenen die hiertoe niet in staat waren naar Afghanistan moesten
gaan.776
In december 1984 werd ook voor het eerst het tijdschrift Al Jihad uitgegeven. Dit
tijdschrift werd zowel in het Engels als in het Arabisch gepubliceerd en kon zowel in dollars
als in Saoedische riyals betaald worden. In dit tijdschrift werd uitgebreid stilgestaan bij de
strijd in Afghanistan. Naast nieuws over de strijd werden ook teksten van Azzam hierin
geplaatst waarin hij zijn ideeën over jihad en martelaarschap verkondigde, in de hoop meer
steun voor de jihad in Afghanistan te krijgen.777
773
Bergen, The Osama bin Laden I Know, 41 en Khatab, Understanding Islamic Fundamentalism, 98. 774
Burke, Al-Qaeda, 72. 775
Lacroix, S. Awakening Islam, 110 en Hegghammer, ‘The Defense of Muslim Territories (excerpts)’, 106-107. 776
Azzam geeft enkele redenen aan waarom Afghanistan gunstiger is voor alle Arabieren voor jihad dan
bijvoorbeeld Palestina. Hij draagt als argumenten de geografische omstandigheden en de open grenzen van
Afghanistan aan. Daarnaast is Afghanistan duidelijk Islamitisch en hebben de mujahidien een duidelijk doel,
waar in Palestina verschillende groepen strijden voor verschillende belangen. Zie Hegghammer, ‘The Defense of
Muslim Territories (excerpts)’, 106-109. 777
Kepel, Jihad, 146.
183
Inmiddels hadden Azzam en Bin Laden in 1984 van de eerder genoemde Sayyaf, één van de
leiders van de Afghaanse mujahidien, toestemming gekregen om een trainingskamp op te
zetten die louter Arabische mujahidien herbergde. Gedurende de periode daarna ontstonden
meer en meer van zulke trainingskampen waar de vele Arabische vrijwilligers die tussen 1984
en 1986 naar Pesjawar kwamen geplaatst werden en waarin de basis werd gelegd voor
Arabische, Jihadistische, gevechtstroepen.778
Tussen de vrijwilligers die tussen 1984 en 1986
in Pakistan arriveerden zaten een aantal Egyptische activisten die vrijgekomen waren na de
moord op de Egyptische president Sadat. Tussen deze activisten zaten onder meer
Mohammed al-Islambouli, de broer van Khaled al-Islambouli die Sadat vermoorde,
Mohammed Atef, een voormalig politieagent die later één van de vertrouwelingen van Bin
Laden werd, maar ook Abdel Omar Rahman, de blinde leider van al-Gamaʻa al-Islamiyya, en
Ayman al-Zawahiri.779
Osama Bin Laden deelde de visie van Azzam met betrekking tot het voeren van jihad, maar
Azzam en Bin Laden verschilden uiteindelijk wat betreft hun visie met betrekking tot hoe de
toekomst van de MAK en de Arabische Jihadi’s eruit moest zien, wat tot een verslechtering
van hun relatie leidde. Een andere reden voor de verslechtering was de komst van de
Egyptische Islamisten in Pesjawar, met name de komst van Ayman al-Zawahiri.780
Tot 1986
stond Bin Laden nog in de schaduw van Azzam, maar hier kwam verandering in toen er
onenigheid ontstond tussen de beide mannen over de Arabische gevechtstroepen. Azzam was
van mening dat de nieuw binnengekomen Arabische rekruten verdeeld moesten worden over
de bestaande Afghaanse mujahidien om daar hun training te voltooien. Dit was immers de
functie van de MAK en zou de Arabische en Afghaanse mujahidien verenigen. Bin Laden
daarentegen wilde een onafhankelijke buitenlandse, veelal Arabische, troepenmacht creëren.
Desalniettemin bleven beide mannen zich inzetten voor de Afghanistanoorlog. Azzam
onderhield de contacten met de Afghaanse mujahidien en maakte vele reizen naar de
Golfregio, maar ook naar de Verenigde Staten, om geld en rekruten te werven. Azzam bleef
ook boeken en artikelen schrijven en colleges over jihad geven die opgenomen werden en
verspreid werden.781
Bin Laden vertrok daarentegen in 1986 naar Jaji in Afghanistan waar hij
met enkele Arabische Jihadi’s de Afghaanse troepen onder leiding van Sayyaf kwam
ondersteunen. Deze reis naar Jaji in 1986 was naar alle waarschijnlijkheid pas de eerste keer
778
Hegghammer, T. ‘Introduction. Abdallah Azzam.’, 93. 779
Burke, Al-Qaeda, 76-77. Over deze Egyptische Islamisten zal in de volgende paragraaf dieper ingegaan
worden. 780
In het volgende hoofdstuk zal hier op ingegaan worden. 781
Hegghammer, T. ‘Introduction. Abdallah Azzam.’, 93-95 en Wright, The Looming Tower, 111.
184
dat Bin Laden actief ging participeren in de strijd tegen de Sovjets. Bin Laden besloot na deze
ervaring een basis voor enkel Arabieren te vestigen nabij Jaji, om zijn wens van een
Arabische troepenmacht verder te verwezenlijken. Het is echter ook goed mogelijk dat Bin
Laden gedwongen werd dit kamp op te richten om te kunnen blijven vechten, aangezien de
Afghanen weinig tot niet onder de indruk waren van de Arabische vrijwilligers. Sterker nog
ze werden eigenlijk als nutteloos beschouwd en waren niet langer welkom in de kampen van
de Afghaanse mujahidien.782
Bin Laden wilde het tegendeel bewijzen en zou hier ook in slagen. Als gezegd waren tussen
1984 en 1986 een groep Egyptische Islamisten in Pesjawar aangekomen. Velen van hen
gingen met Bin Laden mee naar Jaji en hielpen hem bij het opzetten van het ‘Arabische’
kamp dat Ma’sadat al-Ansar, ofwel ‘Het Hol van de Supporters (of Metgezellen)’ genoemd
werd.783
Veel van deze Egyptenaren waren leden van al-Jihad en beschouwden Bin Laden als
leider van de Arabische Jihadi’s, en niet Azzam of Sayyaf.784
Met zo’n vijftig Arabische
mujahidien, waaronder de Egyptenaren zou Bin Laden in de ogen van de Arabische Wereld in
Jaji zijn grootste militaire succes boeken. Op 17 april 1987 vond een grote Sovjetaanval plaats
op het kamp van Bin Laden. Zo’n tien tot vijftien mannen sneuvelden, alvorens Bin Laden
besloot dat ze zich terug moesten trekken. De reden dat de Arabische Wereld onder de indruk
was, was omdat voor het eerst in de Afghanistanoorlog een groep Arabische mujahidien stand
had gehouden tegen de Sovjets.785
Volgens Wright, die de gevechten om het kamp in Jaji zeer
nauwkeurig beschrijft, trok Bin Laden zich eerst terug naar het kamp van Sayyaf, die de
Arabieren vervolgens met een deel van zijn Afghaanse mujahidien terugzond naar het kamp
van Bin Laden wegens de gunstige ligging. Gedurende de gevechten rondom Jaji zouden
allerlei gebeurtenissen hebben plaatsgevonden die goud waard waren voor de
propagandacampagne van de mujahidien om rekruten te werven. Zo zou de geestelijke van
het kamp, sheikh Tameem, tijdens een Sovjet bombardement met een Koran door het kamp
gelopen te hebben en hardop hebben gebeden voor het verkrijgen van martelaarschap. Een
ander verhaal was dat Bin Laden na zijn terugtrekking naar het kamp van Sayyaf, ondanks
zijn zwakke gezondheid, ook terug wilde naar zijn eigen kamp, om mee te vechten met de
Arabische en Afghaanse mujahidien. Tijdens een mortieraanval van de Sovjets zou hij zo
‘rustig in zijn hart’ zijn geweest dat hij in slaap viel. Een meer waarschijnlijke reden is dat
782
Wright, The Looming Tower, 111. 783
Burke en Wright noemen het kamp ‘ de Leeuwenkuil’, al-Ma’asada, zie Burke, Al-Qaeda, 78 en Wright, The
Looming Tower, 112, maar Bergen noemt het kamp het ‘Hol van de Supporters’ Zie Bergen, Holy War, Inc., 56. 784
Wright, The Looming Tower, 112-113. Wat al-Jihad is kom ik in de volgende paragraaf op terug. 785
Bergen, Holy War, Inc., 57.
185
Bin Laden flauwviel door de spanning of vanwege zijn lage bloeddruk. Desalniettemin werd
dit verhaal onder de mujahidien met gejuich ontvangen. Uiteindelijk werd de drie weken
durende aanval van de Sovjets afgeslagen en kregen Bin Laden en de Arabische mujahidien
een reputatie van heldhaftige en onverschrokken strijders.786
Het ontstaan van Al-Qaʻida
De nieuw verworven reputatie van Bin Laden was niet onopgemerkt gebleven bij de
Egyptenaar Ayman al-Zawahiri. In 1987 ontmoette Bin Laden al-Zawahiri en andere leden
van de groepering al-Jihad, die als doel hadden de Egyptische overheid ten val te brengen.787
Al-Zawahiri en al-Jihad beseften dat Bin Laden een zeer bruikbaar persoon was, door zijn
reputatie, maar ook door zijn toegang tot geld en zijn contacten om na de strijd in Afghanistan
de doelen van al-Jihad te doen realiseren.788
In 1988 begonnen de Sovjets zich terug te
trekken uit Afghanistan, wat door de mujahidien als een overwinning werd beschouwd. De
terugtrekking had als gevolg dat de Afghaanse mujahidien zich gingen voorbereiden op de tijd
na de Sovjets, maar de Arabische mujahidien hadden op dat moment nog geen duidelijk
toekomstbeeld.789
De prominente Arabische mujahidien, zoals Azzam, Bin Laden, maar ook
al-Zawahiri wilden een organisatie realiseren die de jihad zouden voortzetten. Er was echter
onder hen verdeeldheid over hoe zoiets eruit moest gaan zien en wat de vervolgstappen van
zo’n organisatie of groep zouden zijn. Azzam wilde een groep vormen die de voorhoede van
de Islam moest vormen op basis van het gedachtegoed van Sayyid Qutb. Deze voorhoede
bestaat uit een solide basis, qaʻida, waarop de ideale Islamitische samenleving gebaseerd zal
worden. In Afghanistan waren ze hier al in geslaagd en Azzam was van mening dat ze zich nu
moesten gaan richten op in zijn ogen Islamitische gebieden die door ongelovigen veroverd of
bedreigd werden, zoals de Filipijnen, Kasjmir, Centraal-Azië en Bosnië.790
Al-Zawahiri wilde, zoals net al is beschreven, gebruikmaken van Bin Laden en zijn financiën
en contacten ten behoeve van zijn strijd in Egypte. Azzam was hier fel op tegen en was van
mening dat al-Zawahiri enkel voor verdeeldheid zorgde. Azzam was tevens van mening dat
de doctrine van takfir die al-Zawahiri en de Egyptische Islamisten propageerden enkel voor
786
Wright, The Looming Tower, 117-120. 787
Bergen, Holy War, Inc., 59. 788
Wright, The Looming Tower, 127. 789
Wright, The Looming Tower, 129-130. 790
Wright, The Looming Tower, 130, Sageman, M. Understanding Terror Networks. (Philadelphia: University of
Pennsylvania Press, 2004), 36 en Hegghammer, T. ‘The Solid Base (excerpts)’ in G. Kepel en J-P. Milelli (eds.),
Al Qaeda in its own words. (Cambridge Massachusetts en Londen: The Belknap Press of Harvard University
Press, 2008) 140-143.
186
verdeeldheid binnen de Arabische mujahidien zorgde. Volgens Azzam was jihad een middel
tegen ongelovigen en niet tegen andere moslims, ook niet tegen samenlevingen waarin
moslims leefden, ook al waren deze samenlevingen niet Islamitisch in de ogen van Islamisten.
Om zijn mening kracht bij te zetten gaf hij een fatwa uit waarin hij stelde tegen het trainen
van terroristen te zijn met hulp van het geld dat was geworven voor de Afghaanse mujahidien.
Daarnaast predikte hij dat het bewust doden van burgers, met name vrouwen en kinderen, on-
Islamitisch was.791
Bin Laden werd eind jaren ’80, met name na de strijd in Jaji, meer en meer omringd door
Egyptische Islamisten, waardoor zijn relatie met Azzam meer en meer verslechterde.
Uiteindelijk besloot Bin Laden in 1988, vier maanden nadat Azzam had geschreven dat er een
‘solide basis’ noodzakelijk was, een eigen groep te formeren met de naam ‘de Basis’, oftewel
Al-Qaʻida. Wat op dat moment het doel van de organisatie was, was nogal vaag: ‘Its goal will
be to lift the word of God, to make His religion victorious.’ Vrij vertaald wilde Bin Laden met
Al-Qaʻida het woord van God verheffen om Zijn religie te doen laten zegevieren.792
Een
definitieve breuk tussen Bin Laden en Azzam was hiermee het geval, aangezien Bin Laden
met de oprichting van Al-Qaʻida definitief zijn rug naar de samen met Azzam opgerichte
MAK toekeerde. Op 24 november 1989 kwam Azzam om door een autobom. Tot op de dag
van vandaag is het nog niet duidelijk wie erachter zat, maar al-Zawahiri en Bin Laden worden
als mogelijke daders beschouwd. Na de dood van Azzam was dan ook de verwachting dat al-
Zawahiri en Bin Laden de handen ineen zouden slaan, echter bleek dit nog niet het geval.793
In de periode tussen het vertrek van Bin Laden uit Pesjawar in 1989 en zijn terugkeer in
Afghanistan in mei 1996 zou de focus van Al-Qaʻida zich verbreden van de
Afghanistanoorlog naar operaties in het Midden-Oosten, Afrika, Europa en tot slot de
Verenigde Staten. Osama Bin Laden vertrok in 1989 uit Pesjawar en keerde terug naar
Saoedi-Arabië.794
Op 2 augustus 1990 viel Saddam Hoessein Koeweit binnen en werd Saoedi-
Arabië bedreigd. Bin Laden besloot vervolgens zijn diensten en die van de Arabische
mujahidien aan het Saoedisch Koningshuis aan te bieden. Hij stelde voor om de grenzen van
het Koninkrijk te beschermen tegen de seculiere on-Islamitische heerser van Irak. Het
Saoedisch Koningshuis, met steun van een fatwa van Bin Baz, koos er echter voor de
bescherming van een door de Verenigde Staten geleide coalitie te accepteren. Als gevolg
791
Wright, The Looming Tower, 130. 792
Bergen, The Osama bin Laden I Know, 75 en 80-81. 793
Wright, The Looming Tower, 143-144 en Lacroix, ‘Ayman al-Zawahiri’, 155. 794
Bergen, The Osama bin Laden I Know, 108.
187
hiervan zou Bin Laden zich voortaan tegen het Saoedisch Koningshuis keren, aangezien hij
het niet kon verkroppen dat het heilige land Arabië waar de twee heiligdommen van de Islam
zich bevonden niet door zijn Islamitische strijders, maar door niet-moslims werd
beschermd.795
Bin Laden besloot vervolgens terug te keren naar Pakistan waar hij tot 1992 bleef. In
Afghanistan was het ondertussen een chaos geworden door toedoen van de verschillende
facties mujahidien die om de macht vochten. Een gevolg hiervan was dat Pakistan en
Afghanistan niet langer een ideale basis vormden voor het net opgerichte Al-Qaʻida.
Ondertussen had er in 1989 in Soedan een machtsgreep plaatsgevonden waarbij Omar al-
Bashir met steun van de Islamist Hassan al-Turabi aan de macht was gekomen. Soedan was
een arm land en had dringend behoefte aan financiële impulsen. Door zijn heroïsche daden in
Afghanistan en het feit dat hij over veel geld beschikte, nodigden zij vervolgens Bin Laden uit
om naar Soedan te komen. Bin Laden bleek bereid te investeren in het arme Soedan in ruil
voor een verblijf in Soedan van waaruit hij Al-Qaʻida verder kon organiseren. Hij vertrok in
1992 naar Khartoem en nam de leden van Al-Qaʻida mee. Al-Zawahiri en leden van zijn
organisatie al-Jihad gingen eveneens mee naar Soedan.796
Op dit moment waren al-Zawahiri en Bin Laden dus partners, maar was al-Zawahiri nog geen
lid van Al-Qaʻida. Al-Zawahiri gebruikte namelijk Soedan als uitvalsbasis voor al-Jihad. In
1993 vonden er enkele, mislukte, bomaanslagen plaats in Egypte door toedoen van al-Jihad.
In 1995 organiseerde al-Zawahiri nog twee grote aanslagen. De eerste aanslag vond plaats in
Ethiopië en was gericht op de president van Egypte, Hosni Moebarak. Deze aanslag mislukte
waardoor Moebarak bij thuiskomst in Egypte de jacht op Islamisten opende. De tweede
aanslag van al-Jihad was op de Egyptische ambassade in Islamabad, Pakistan, en was
succesvol, maar had wel grote gevolgen voor al-Jihad en Al-Qaʻida. De aanslag op de
ambassade zorgde er namelijk voor dat de Verenigde Staten en Egypte druk op Soedan gingen
uitoefenen om de Jihadi’s die ondertussen aldaar een staat in een staat hadden weten te
creëren en ongestoord hun gang konden gaan, uit te leveren. In 1996 zagen Bin Laden en al-
Zawahiri met hun gevolg zich genoodzaakt Soedan te verlaten, waarna zij naar Afghanistan
vluchtten.797
795
Bergen, The Osama bin Laden I Know, 112-113, Lacroix, ‘Ayman al-Zawahiri’, 155-156 en Sageman,
Understanding Terror Networks, 37-38. 796
Lacroix, ‘Ayman al-Zawahiri’, 156 en Bergen, The Osama bin Laden I Know, 121. 797
Lacroix, ‘Ayman al-Zawahiri’, 157-158.
188
Bin Laden en Al-Qaʻida waren zich sinds de afwijzing van het Saoedisch Koningshuis om
hen het land te laten verdedigen al gaan richten op andere potentiele slagvelden waar zij hun
jihad konden voeren. Zo waren er in 1992 en 1993 leden van Al-Qaʻida actief in Somalië en
Bosnië in hun strijd tegen respectievelijk de Amerikanen en de Serviërs. In 1993 hadden
Jihadi’s die hun training hadden gevolgd in een trainingskamp van Al-Qaʻida zonder succes
een aanslag op het World Trade Centre gepleegd. Bin Laden had dus zijn blik na Afghanistan
al snel gericht op andere tegenstanders en oorlogen, maar al-Zawahiri tot 1998 nog niet. Al-
Zawahiri bleef tot dan toe met al-Jihad gericht op het omverwerpen van het regime in Egypte.
Tot hij op 26 februari 1998 een gezamenlijke verklaring met Bin Laden en andere radicale
Islamisten ondertekende waarin de oprichting van het ‘World Islamic Front for Jihad against
Jews and Crusaders’ bekend werd gemaakt. In deze verklaring was tevens een fatwa
bijgevoegd waarin het doden van Amerikanen en hun bondgenoten een individuele plicht
voor moslims werd genoemd.798
Vanaf dat moment zou de Westerse Wereld kennis maken
met Al-Qaʻida en hun bereidheid aanslagen te plegen tegen Westerse doelwitten. Zo vonden
in augustus 1998 de aanslagen op de Amerikaanse ambassades in Kenia en Tanzania plaats, in
1999 de aanslagen op de Amerikaanse marineschepen USS The Sullivans en de USS Cole in
Jemen en op 11 september 2001 de aanslagen op het World Trade Centre en het Pentagon die
zouden leiden tot een directe oorlogsverklaring aan terrorisme.799
Na de aanslagen in september 2001 zou de gehele Westerse wereld op de hoogte zijn van het
bestaan van de organisatie van Bin Laden, Al-Qaʻida, waar al-Zawahiri ook toe behoorde . Al-
Qaʻida zou zich profileren als een organisatie die als doel had alle moslims te verenigen en
gezamenlijk door middel van een gewapende jihad de vijanden van de Islam, oftewel Israël en
de Verenigde Staten en zijn bondgenoten, te verslaan. Het ultieme doel is uiteindelijk het
stichten van een nieuw kalifaat.800
Het lijkt nu alsof Al-Qaʻida als één blok verantwoordelijk
was voor de aanslagen die gepleegd zijn uit naam van hen, maar dit ligt iets genuanceerder.
Organisatorisch gezien bestaat Al-Qaʻida uit vele onafhankelijke Islamitische
terreurbewegingen die Bin Laden onder de paraplu van Al-Qaʻida heeft gebracht. Zo is er een
groep die actief is in de Maghreb, maar ook in Zuidoost-Azië. De grootste tak van Al-Qaʻida
798
Lacroix, ‘Ayman al-Zawahiri’, 158. 799
Sageman, Understanding Terror Networks, 47-48. 800
Moghadam, The Globalization of Martyrdom, 68-70.
189
is die op het Arabisch Schiereiland, aangezien in de jaren ’90 het merendeel van de Jihadi’s
afkomstig waren uit Saoedi-Arabië en Jemen.801
Het feit dat Al-Qaʻida organisatorisch gezien meer een parapluorganisatie was, had ook
gevolgen voor de aanslagen die gepleegd werden. De twee aanvallen op de Amerikaanse
ambassades in Kenia en Tanzania waren gepland door de mensen die dicht om Bin Laden
heen stonden binnen Al-Qaʻida. Wanneer gesteld wordt dat de aanslagen in 1998 in Oost-
Afrika door Al-Qaʻida zijn gepleegd is dit een accurate constatering. In de daaropvolgende
twee jaren zouden operaties namelijk meer gedecentraliseerd worden. Hiermee wordt bedoeld
dat lokale groepen een grote mate van autonomie hadden in het plannen en uitvoeren van
aanslagen of operaties. Al-Qaʻida was niet langer direct betrokken, maar was op de
achtergrond van belang door de lokale groepen van financiële middelen te voorzien en
logistieke steun te verlenen. De belangrijke leiders van Al-Qaʻida, maar ook die van de lokale
takken, werden alvorens de operatie uitgevoerd werd uiteraard op de hoogte gesteld, maar
waren niet direct betrokken bij de operatie zelf. Bij elke operatie stond iemand aan het hoofd,
de veldluitenant, die verantwoordelijk was. Op deze manier ontstonden allerlei kleine groepen
die ‘cellen’ genoemd werden. De reden dat er gebruik gemaakt werd van deze ‘cellen’ is dat
wanneer iemand uit zo’n kleine groep gearresteerd zou worden dit niet zou leiden tot een golf
van arrestaties, aangezien enkel de leden van de cel elkaar kenden en zo de leiders buiten
schot bleven.802
Abu Jandal, een persoonlijke lijfwacht van Osama Bin Laden, bevestigde deze manier van
werken tijdens een interview. Volgens hem volgt Al-Qaʻida een methode die hij bestempelde
als ‘centralization of decision and decentralization of execution’, oftewel de besluiten werden
centraal genomen door de leiders van Al-Qaʻida, maar de uitvoer van operaties werd
overgelaten aan de lokale facties. Als voorbeeld geeft hij de aanslag op de USS Cole in
Jemen. Het idee en het doelwit waren door een lokale factie aangedragen bij een comité dat
binnen Al-Qaʻida het Comité voor Militaire Zaken genoemd wordt. Dit comité plant de
operatie niet, maar geeft slechts het groene licht, de logistieke steun en het geld voor de
operatie. Zij gaven groen licht en vervolgens was het aan de veldluitenant van de lokale factie
om de operatie naar wens uit te voeren.803
801
Sageman, Understanding Terror Networks, 46. 802
Sageman, Understanding Terror Networks, 48-49. 803
Bergen, The Osama bin Laden I Know, 253.
190
De rol van Osama Bin Laden binnen Al-Qaʻida is op basis van het bovenstaande nog
onbelicht, maar is vrij duidelijk. Osama Bin Laden was de geestelijk leider van Al-Qaʻida. Hij
verscheen op televisie en gaf toespraken, die ertoe leidden dat nieuwe rekruten naar
Afghanistan trokken om zich aan te sluiten bij Al-Qaʻida. Hij was het gezicht van de
organisatie, maar het plannen en goedkeuren van operaties waren geen zaken waar Bin Laden
zich direct mee bezig hield. Dit werd overgelaten aan vertrouwelingen van Bin Laden,
namelijk Abu Hafs en Sayf al Adel. Bin Laden bemoeide zich niet of nauwelijks met de
dagelijkse gang van zaken van Al-Qaʻida.804
Desalniettemin was hij tot zijn dood in 2011 het
gezicht van Al-Qaʻida. In de volgende paragraaf zal de achtergrond van de mannen die
hebben geleid tot het ontstaan van Al-Qaʻida, Azzam, al-Zawahiri en Osama Bin Laden,
beschreven worden.
7.4 De Leiders van al-Qa‘ida (Bin Laden, Azzam, al-Zawahiri)
In de hoofdstukken 4 en 6 ben ik al ingegaan op de achtergrond en carrière van Juhayman al-
Utaybi en in welke organisaties hij actief is geweest en wie van invloed op hem zijn geweest.
In de vorige paragrafen van dit hoofdstuk zijn de leiders van Al-Qaʻida al wel benoemd en
beschreven, maar is er nog geen aandacht besteed aan de achtergrond en carrière van hen en
de vorming van hun ideologie. Om een antwoord te kunnen geven op de vraag of Trofimov’s
aanname dat al-Utaybi en zijn beweging een voorganger was van Al-Qaʻida is ook het van
belang de leiders van Al-Qaʻida te beschrijven om zo een accurate vergelijking tussen hen en
al-Utaybi te kunnen maken.
Osama Bin Laden: Achtergrond
Over Osama Bin Laden is al het nodige geschreven, vooral na de aanslagen van 11 september
2001. Wat betreft Osama Bin Laden verschillen de gepresenteerde bevindingen van de
verschillende auteurs over zijn leven in een zekere mate. Een voorbeeld hiervan is dat er in de
werken van de auteurs die ik geraadpleegd heb geen exacte geboortedatum van Osama Bin
Laden gepresenteerd wordt. Enkel Peter L. Bergen noemt een exacte datum, namelijk 10
maart 1957, terwijl de andere auteurs enkel het geboortejaar noemen.805
Een ander voorbeeld
is, zoals ik in de vorige paragraaf al heb beschreven, dat het niet duidelijk is of Osama Bin
804
Saghi, O. ‘Introduction. Osama Bin Laden, The Iconic Orator.’ in G. Kepel en J-P. Milelli (eds.), Al Qaeda in
its own words. (Cambridge Massachusetts en Londen: The Belknap Press of Harvard University Press, 2008),
27-28 en Bergen, The Osama bin Laden I Know, 258. Voor meer informatie over de rol van Osama Bin Laden
als charismatisch leider A-Qaʻida zie Bergen, The Osama bin Laden I Know, 258-282. 805
Bergen, Holy War, Inc., 44.
191
Laden Abdullah Azzam voor het eerst in Saoedi-Arabië op de universiteit ontmoette of dat dit
pas enkele jaren later in Pakistan was.806
Om een gedegen en accurate beschrijving van de achtergrond en carrière van Osama Bin
Laden te geven heb ik voor een aantal werken van bepaalde auteurs gekozen die naar mijn
mening mijns inziens op basis van hun achtergrond en de wijze waarop zij hun informatie
vergaard hebben het meest geschikt leken. Zo heb ik gekozen om de werken van Bergen,
Atwan en Wright met betrekking tot Bin Laden te gebruiken op basis van het feit dat zij
informatie omtrent de persoon Bin Laden hebben verzameld door middel van interviews met
familieleden, of andere personen die een rol van betekenis hebben gespeeld in het leven van
Osama, of met Osama zelf.807
Een andere reden dat ik voor deze drie auteurs gekozen heb,is
dat Bergen en Wright Amerikaanse journalisten zijn en Atwan een Palestijnse journalist. Om
een objectieve beschrijving van Osama Bin Laden te kunnen verschaffen is het gebruik van
enkel Amerikaanse werken naar aanleiding van de aanslagen op 11 september 2001 niet
verstandig, vandaar de keuze om ook het werk van Atwan te gebruiken. Verder heb ik gebruik
gemaakt van werken van auteurs die ervaring hebben met dit betreffende onderzoeksgebied
zoals Jason Burke, onderzoeksjournalist in onder meer Afghanistan en Irak, Omar Saghi,
gespecialiseerd in Saoedi-Arabië en Arabische literatuur, en Sayed Khatab, een onderzoeker
die al vele publicaties heeft op het gebied van Islamistische bewegingen.808
Osama Bin Laden werd geboren in 1957 in Riyad, Saoedi-Arabië. Hij had een Jemenitische
vader, Mohammed Awad Bin Laden, en een Syrische moeder, Alia Ghanem.809
Zijn vader
vertrok naar Djedda in de jaren ’30 in de hoop succesvol te worden en aan de armoede in
Jemen te ontsnappen.810
Hij begon daar als een kruier, maar richtte in 1931 een bouwbedrijf
op.811
Het bedrijf van Mohammed bloeide in de jaren ’50 op toen het een aantal renovaties
van paleizen van de koninklijke familie mocht uitvoeren en daarmee andere bouwbedrijven
aftroefde. Mohammed slaagde hierin door zijn diensten voor weinig geld aan te bieden.
806
Zie voetnoot 764 807
Atwan en Bergen hebben Osama voor de aanslagen in New York in 2001 geïnterviewd, Wright heeft Osama
Bin Laden niet geïnterviewd. 808
Voorbeelden van deze publicaties van Khatab zijn: Khatab, S. The Political Thought of Sayyid Qutb. The
theory of jahiliyyah. New York: Routledge, 2006; Khatab, S. Understanding Islamic Fundamentalism. The
Theological and Ideological Basis of al-Qaʻida’s Political Tactics. Caïro en New York: The American
University in Cairo Press, 2011 en Khatab, S. The Ideological and Political Philosophy of Egypt’s Islamic
Groups. Australië : The Austran Academy of the Humanities, 2005. 809
Saghi, ‘Introduction. Osama Bin Laden’, 11-12. 810
Saghi, ‘Introduction. Osama Bin Laden.’, 12 en Bergen, Holy War, Inc, 43. 811
Saudi Binladin Group. ‘Almualem / Mohammed Awad Binladin’ Saudi Binladin Group. (Laatst geupdate:
onbekend): 1 pag, [bedrijfswebsite], geraadpleegd op 6 juni 2015. Beschikbaar via
http://www.sbg.com.sa/profile.html
192
Koning Saoed bleek onder de indruk van het werk van Mohammeds bouwbedrijf waardoor
Mohammed grote bouw- en renovatieprojecten wist binnen te halen, zoals de aanleg van de
snelweg tussen Medina en Djedda. Daarnaast kwam hij door zijn goede werk in contact met
de koninklijke familie.812
Toen kroonprins Feisal koning Saoed opvolgde bleek het
Koninkrijk aanzienlijke financiële problemen te hebben. Onder Saoed waren de olie-
inkomsten veelal gebruikt door de leden van het Koningshuis voor persoonlijk gebruik, wat
leidde tot grote financiële tekorten in de jaren ’50.813
De staatskas was dermate leeg dat Feisal
geld moest lenen om de ambtenaren in Saoedi-Arabië te kunnen betalen. Mohammed Bin
Laden leende Feisal dit geld en kreeg als beloning twee grote bouwprojecten toegewezen,
namelijk de uitbreiding van de Grote Moskee in Mekka en de renovatie van de Profeet
Mohammed Moskee in Medina.814
Naast deze toewijzing van bouwprojecten werd
Mohammed Bin Laden aangesteld voor een periode als Minister van Openbare Werken.815
De komst naar Saoedi-Arabië bracht Mohammed Bin Laden, naast financieel succes, ook in
aanraking met het Wahhabisme.816
Mohammed was een vroom man en voedde zijn kinderen
streng op. Vroomheid en respect voor het familiebedrijf stonden hoog in het vaandel. Religie
was belangrijk voor Mohammed en ook zijn zoon Osama werd al op vroege leeftijd
blootgesteld aan de leer van de Islam. Gedurende de periode waarin de hadj plaatsvond
nodigde Mohammed honderden pelgrims uit. Sommigen van hen waren leiders van
Islamitische bewegingen, maar ook leden van de Raad van Religieuze Geleerden.817
Dit werd
een jaarlijkse traditie, die voortgezet zou worden na de dood van Mohammed. Tijdens deze
bijeenkomsten ontmoette Osama vele van deze mannen en kwam zo in aanraking met
Islamitische bewegingen, leiders ervan en Islamitische geleerden.818
Daarnaast sponsorde
Mohammed vele Islamitische goede doelen en activisten.819
Osama Bin Laden was het drieënveertigste kind van de in totaal drieënvijftig kinderen die
Mohammed zou krijgen. Hij was tien jaar oud toen zijn vader Mohammed omkwam bij een
vliegtuigongeluk.820
Osama bracht zijn jeugd door in Djedda, in Hedjaz, waar ook Mekka en
812
Bergen, Holy War Inc., 44 en Cooley, Unholy Wars, 117. 813
Yizraeli, Politics and Society in Saudi Arabia, 20. 814
Atwan, A.B. The Secret History of Al-Qa’ida. (Londen: Abacus, 2007), 33. 815
Bergen, Holy War Inc., 44. Volgens Wright werd Mohammed Bin Laden zelfs Ereminister van Openbare
Werken. Zie Wright, The Looming Tower, 65. 816
DeLong-Bas, Wahhabism and the Question of Religious Tolerance, 11. 817
Bergen, Holy War Inc., 45. 818
Khatab, Understanding Islamic Fundamentalism, 93 en Bergen, Holy War Inc., 45. 819
Burke, Al-Qaeda, 44. 820
Atwan, The Secret History of Al-Qa’ida, 33.
193
Medina liggen. Hij woonde in Musharrifa, een kleine buurt waar veelal lokale elite
woonden.821
Osama Bin Laden was als kind stil en teruggetrokken, en bleek als jonge jongen
geïnteresseerd in religie. Dit uitte zich door de vele religieuze bijeenkomsten, studiegroepen
en Koranlezingen die hij bijwoonde.822
Osama ging naar de middelbare school in Djedda. In 1974 behaalde hij zijn middelbare
schooldiploma, waarna hij economie en bedrijfskunde aan de Koning Abdoelaziz Universiteit
in Djedda ging studeren.823
Een jaar voor Osama ging studeren had koning Feisal een olie-
embargo afgekondigd tegen het Westen. De verhoogde olieprijzen die een gevolg waren van
het embargo hadden een positief effect op de staatskas van het Koninkrijk. De ‘gewone
burger’ in het Koninkrijk kreeg echter niets mee van deze rijkdom. Van het overgrote deel
van deze door olie gegenereerde rijkdom profiteerden alleen leden van het Koningshuis,
vooraanstaande ulama en prominente families, zoals de familie Bin Laden.824
Een gevolg van
deze rijkdom was, zij het tegenstrijdig aangezien het embargo juist gericht was tegen het
Westen, dat vele leden van de familie Bin Laden juist verwesterden. Broers van Osama
vertrokken naar Amerikaanse of Europese universiteiten, zoals zijn oudere broer Salim, die
naar Millfield, een Brits internaat, ging en Yeslam die naar universiteiten in Zweden en
Californië ging.825
Osama besloot niet het voorbeeld van zijn broers te volgen en bleef in
Saoedi-Arabië om te studeren aan de Koning Abdoelaziz Universiteit. Op deze universiteit
was het voor alle studenten verplicht een module Islamitische cultuur te volgen. Deze module
werd gedoceerd door Islamitische geleerden als de eerder genoemde Mohammed Qutb, één
van de leiders van de Sahwa in Saoedi-Arabië en de broer van Sayyid Qutb die gezien wordt
als spiritueel vader van vele Islamitische radicale groeperingen.826
Een ander belangrijk figuur
in het leven van Osama Bin Laden, Abdullah Azzam, was ook werkzaam aan de Koning
Abdoelaziz Universiteit. Het is al eerder in deze scriptie naar voren gekomen dat het goed
mogelijk is dat Bin Laden en Azzam gelijktijdig op de universiteit in Djedda actief waren,
maar of ze elkaar toen ontmoet hebben en of Bin Laden colleges heeft gevolgd van Azzam is
mogelijk, maar valt niet met zekerheid te zeggen.
821
Kepel en Milelli, Al Qaeda in its own Words, 13. 822
Atwan, The Secret History of Al-Qa’ida, 33. 823
Burke, Al-Qaeda, 46. 824
Yizraeli, Politics and Society in Saudi Arabia, 267-269. 825
Burke, Al-Qaeda, 46. 826
Atwan, The Secret History of Al-Qa’ida, 34-35.
194
Vorming ideologie Bin Laden
In de jaren zestig en zeventig werden duizenden leden van de in Egypte en Syrië verboden
Moslimbroederschap door koning Feisal verwelkomd in Saoedi-Arabië.827
Velen van hen,
zoals Mohammed Qutb, kregen vervolgens een baan aangeboden aan universiteiten in het
Koninkrijk. Vele studenten in Saoedi-Arabië, zoals Osama Bin Laden, maar ook volgelingen
van Juhayman al-Utaybi, kwamen zo in aanraking met de puriteinse Islam die deze
Moslimbroeders predikte.828
Osama Bin Laden was door toedoen van zijn vader al in
aanraking gekomen met het Wahhabisme en dus ook met de doctrine van tawhid, maar
maakte in zijn studententijd dus ook kennis met de religieuze leer van de Moslimbroederschap
en dus dat van al-Banna en van Sayyid Qutb. In voorgaande hoofdstukken en paragrafen is al
uitgebreid stilgestaan bij het Wahhabisme, maar ook de ideologie van Qutb.829
Voor de vorming van zowel het Wahhabisme als het zogeheten Qutbisme was ibn Taymiyyah
van belang, maar ook voor de ideologie van Bin Laden.830
Immers ibn Taymiyyah was de
eerste Islamitische theoloog die jihad predikte, hetgeen een centrale rol speelde in de
ideologie van Qutb, maar vooral binnen Al-Qaʻida. Zowel Taymiyyah als al-Wahhaab
predikten echter een defensieve gewapende strijd, jihad bi al-sayf, terwijl Qutb en later de
leiders van Al-Qaʻida, waaronder Bin Laden, een offensieve jihad bi al-sayf predikten.
Daarnaast verschilde Taymiyyah ook van Al-Qaʻida door het bewust schade berokkenen aan
niet-strijders, zoals vrouwen, kinderen en bejaarden, af te keuren, terwijl Al-Qaʻida geen
onderscheid maakt.831
Een offensieve gewapende ‘heilige’ strijd was voor Al-Qaʻida het
belangrijkste instrument om hun doelen te realiseren. De gewapende jihad speelde voor de
leiders van Al-Qaʻida net als voor Qutb een centrale rol. Zowel Qutb als de leiders van Al-
Qaʻida zagen jihad bi al-sayf als het instrument om zich van alle tegenstanders van de Islam
te ontdoen en zo de Islam te verspreiden en een universele Islamitische revolutie te
ontketenen. Sterker nog, Qutb en de leiders van Al-Qaʻida zagen jihad als de zesde pilaar van
de Islam, naast de vijf bestaande.832
Qutb speelde dus een belangrijke rol in de vorming van
Bin Laden’s ideologie, maar misschien nog wel belangrijker is Azzam, die de visie van Qutb
omtrent de noodzaak van het voeren van jihad beaamde, en van grote invloed zou zijn op Bin
Laden. Dit zou echter pas gedurende de Afghanistanoorlog het geval zijn.
827
Zie paragrafen 5.1, 5.2 en 5.4. 828
Trofimov, The Siege of Mecca, 22. 829
Zie voor het Wahhabisme paragrafen 1.2 en 5.3 en voor de ideologie van Sayyid Qutb paragrafen 5.3 en 7.1 830
Atwan, The Secret History of Al-Qa’ida, 64. 831
Khatab, Understanding Islamic Fundamentalism, 53-54. 832
Zie paragraaf 7.1.
195
De reden dat de ideologie van Qutb Osama Bin Laden aansprak is te herleiden uit het feit dat
hij tijdens zijn opvoeding veelvuldig met het Wahhabisme in aanraking was gekomen. Gezien
het feit dat Qutb’s ideologie, zoals in paragraaf 5.3 en in het bovenstaande is beschreven,
raakvlakken vertoont met dat van ibn Taymiyyah en al-Wahhaab, kon Osama zich goed
vinden in hetgeen Mohammed Qutb doceerde aan de Koning Abdoelaziz Universiteit.
Mohammed Qutb probeerde namelijk het gedachtegoed van zijn broer te verenigen met het
Wahhabisme.833
In zijn tijd aan de Koning Abdoelaziz Universiteit besteedde Bin Laden veel
van zijn tijd aan lezen en bidden. Hij was tevens betrokken bij religieuze activiteiten op de
universiteit, zoals theologische debatten en Koranstudie. Gedurende zijn studie maakte hij ook
veel nieuwe contacten met jonge prinsen van het Koningshuis, dankzij de goede relatie tussen
de familie Bin Laden en het Koningshuis.834
Osama Bin Laden verliet in 1979 de universiteit.835
Volgens Jamal Khalifa, Osama’s beste
vriend op de universiteit, verliet hij de universiteit zonder af te studeren.836
In datzelfde jaar
vonden vele grote gebeurtenissen plaats in de regio. De vredesovereenkomst tussen Egypte en
Israël, de Islamitische Revolutie in Iran, de Sovjetinvasie in Afghanistan, en in Saoedi-Arabië
werd de Grote Moskee bezet door Juhayman al-Utaybi. Deze bezetting maakte grote indruk
op Osama Bin Laden. De harde strijd en het feit dat de belangrijkste Saoedische geestelijken
goedkeuring aan de Saoedische aanvallen van de overheidstroepen gaven, zorgden ervoor dat
Bin Laden sympathiseerde met Juhayman. In 2004 zou Osama eenmalig publiekelijk
commentaar leveren op de acties in Mekka. Hij haalde hierin hard uit naar het Saoedische
regime, ‘Kroonprins Fahd bezoedelde de heiligheid van de Grote Moskee’. Het feit dat Fahd
het toestond dat pantservoertuigen de Grote Moskee mochten betreden en dat de minaretten
beschoten mochten worden, kon Bin Laden weinig sympathie voor opbrengen.837
Osama Bin
Laden was verder diep onder de indruk van de kracht die de rebellen getoond hadden,
gedurende de bezetting. Tijdens een gesprek tussen Bin Laden en een jonge vriend van hem,
Khaled, in Pesjawar, ging het eveneens over de bezetting. Hij zei hier dat de bezetters van de
Grote Moskee ware moslims waren, en dat ze nergens schuldig aan waren en meedogenloos
vermoord zijn.838
833
Zie paragraaf 5.4. 834
Burke, Al-Qaeda, 55. 835
Burke, Al-Qaeda, 56. 836
Bergen, The Osama bin Laden I Know, 17. 837
Trofimov, Het Beleg van Mekka, 288-289. 838
Burke, Al-Qaeda, 57.
196
Osama Bin Laden en de Afghanistanoorlog
Toen de Sovjet-Unie Afghanistan binnenviel voelde Bin Laden zich vrijwel direct geroepen
om bij te dragen aan de jihad tegen de Sovjets. Dit blijkt uit het feit dat hij al vroeg in het jaar
1980 Pesjawar bereikte, enkele weken na de Sovjetinval van Afghanistan. In Pesjawar
ontmoette hij vele leiders en hooggeplaatst en van de Jihadistische groeperingen. Enkelen
van hen kende hij al door de bezoeken die zij aan Osama’s vader hadden gebracht tijdens het
hadj seizoen, waaronder Burhanuddin Rabbani, een leider van Afghaanse Jihadisten en Abdul
Rasul Sayyaf, leider van de Wahhabitische Jihadistische partij Ittehad-e-Islami.839
Bin Laden
bleef in eerste instantie op de achtergrond en stak de grens met Afghanistan niet over. Een
reden hiervoor is dat de Saoedische autoriteiten hem dit hadden verzocht. De Bin Ladens
hadden een goede relatie met het Koningshuis en wanneer Osama door de Sovjets gevangen
genomen zou worden kon zijn aanwezigheid aldaar als bewijs dienen voor Saoedische
inmenging in de Afghanistanoorlog tegen de Sovjets.840
Hij verbleef een maand in Pakistan
waarin hij overtuigd raakte van de noodzaak om Afghanistan te bevrijden van de Sovjets. Bij
thuiskomst in Saoedi-Arabië bleek dat de Saoedische autoriteiten, onder leiding van de
geestelijke Bin Baz, de jihad in Afghanistan propageerden. Hierdoor voelde Bin Laden zich
aangemoedigd om direct alles wat hij gezien had in Pesjawar aan familie en vrienden te
vertellen. Daarnaast begon hij donaties op te halen om de mujahidien te steunen. Vervolgens
keerde Bin Laden, samen met enkele Pakistanen en Afghanen die voor het bouwbedrijf van
Bin Laden werkten, terug naar Pakistan. Bin Laden zou dit soort reizen, waarbij hij telkens
donaties en rekruten meenam, nog enkele keren herhalen.841
Ondertussen had Bin Laden een rekruteringskantoor, dat tevens fungeerde als een soort
gasthuis, opgezet. Dit werd Bayt al-Ansar, ofwel het Huis van de Supporters, genoemd en
bevond zich in Djedda. Tevens werd een kantoor van de ‘Bin Laden Corporation Branch’ in
Caïro gebruikt als rekruterings- en fondsenwerving kantoor. Tot 1982 verbleef Bin Laden
enkel in Pesjawar en in de nabij gelegen trainingskampen die waren opgezet voor de Jihadi’s,
zonder de grens met Afghanistan over te steken. Het is niet precies duidelijk wanneer Osama
voor het eerst de grens met Afghanistan overstak.842
De reden hiervoor is dat auteurs hierin
veelal verschillen van mening. Volgens Atwan vestigde hij zich in 1982 praktisch in
Afghanistan, terwijl Khatab stelt dat hij nooit verder kwam dan Pesjawar en pas voor het eerst
839
Bergen, Holy War Inc., 50 en Burke, Al-Qaeda, 58, 66-67. 840
Wright, The Looming Tower, 98. 841
Khatab, Understanding Islamic Fundamentalism, 94-95. 842
Burke, Al-Qaeda, 58.
197
in 1982 naar Afghanistan ging. Wright stelt zelfs dat Bin Laden pas in 1984 voor het eerst
naar Afghanistan trok. Waar de schrijvers het wel over eens zijn is dat Osama zag dat de
natuurlijke omgeving van het grensgebied tussen Pakistan en Afghanistan zich leende voor de
strijd tegen de Sovjets, maar dat de bestaande infrastructuur van de mujahidien in dit gebied te
wensen overliet. Althans niet goed genoeg om effectief te strijden tegen de Sovjets.843
Als
gevolg van deze Afghanistanreis besloot Bin Laden booruitrustingen, bulldozers en heftrucks
van het familiebedrijf richting Pakistan te verschepen.844
Deze apparatuur werd ingezet om
tunnels, wegen, en al wat Bin Laden nodig achtte om de mujahidien te ondersteunen, te
bouwen. In 1983 zette Bin Laden eenzelfde Bayt al-Ansar als in Djedda op in Pesjawar. Dit
huis fungeerde net als in Djedda als een gasthuis, maar ook als een ontvangstreceptie waar
mujahidien zich na aankomst in Pakistan konden melden, waarna zij een plek in een van de
trainingskampen kregen toegewezen van de Afghaanse Jihadistische groepen, waaronder de
Ittehad-e-Islami van Sayyaf. Aldaar werden de rekruten klaargestoomd om naar het front in
Afghanistan te gaan.845
Bin Laden mengde zich begin jaren ’80 nog niet in de gevechten met de Sovjets, maar
beperkte zich tot een faciliterende rol, door fondsen en rekruten te werven voor de
mujahidien.846
Daarnaast was hij betrokken bij de bouw van allerlei infrastructuur voor de
mujahidien. Met een gewapende jihad hield hij zich in die tijd nog niet bezig. Een vriend van
Bin Laden, Khaled Bahaziq, die ook naar Pesjawar was vertrokken, stelde dat begin jaren ’80
wanneer Bin Laden sprak over jihad dit gerelateerd was aan het bouwen van infrastructuur ten
behoeve van de strijd tegen de Sovjets en niet aan een gewapende strijd.847
In de beginjaren
van de Afghanistanoorlog wist Bin Laden zich te onderscheiden door gedurende zijn reizen
tussen Saoedi-Arabië en Pakistan veel geld en rekruten te werven voor de strijd. Tevens
voorzag hij de mujahidien van de benodigde infrastructuur, zoals trainingskampen en kampen
in het grensgebied waarin zich labyrinten bevonden zodat de mujahidien konden schuilen
voor de Sovjets. Hij werd een bekend gezicht in Arabische tijdschriften en kranten uit de
Golfregio door zijn rol in de Afghanistanoorlog. Zijn volledige dedicatie ten aanzien van de
jihad tegen de Sovjets, alsook de sobere levenswijze die hij zich had aangemeten door af te
843
Atwan, The Secret History of Al-Qaʻida, 35; Khatab, Understanding Islamic Fundamentalism, 94-95 en
Wright, The Looming Tower, 101. 844
Atwan, The Secret History of Al-Qaʻida, 35-36. 845
Khatab, Understanding Islamic Fundamentalism, 95-97. 846
Atwan, The Secret History of Al-Qaʻida, 36. 847
Lacey, Inside the Kingdom, 114.
198
zien van enig comfort en luxe, terwijl hij en zijn familie zeer rijk waren, deden zijn
populariteit stijgen.848
Ondanks de inspanningen van Bin Laden om rekruten te werven voor de strijd tegen de
Sovjets bleef het aantal Arabische mujahidien dat daadwerkelijk meevocht met de Afghaanse
strijders tot 1984 beperkt.849
De Arabieren die in Pesjawar woonden of elders in het
grensgebied met Afghanistan vervulden veelal, net als Bin Laden, een ondersteunende rol als
arts of als vrijwilliger voor humanitaire organisaties. Een persoon die hier verandering in
wilde brengen was Abdullah Azzam.850
Zoals in de voorgaande paragraaf al is besproken
zette Azzam zich, net als Bin Laden, in voor het Afghaanse verzet. In 1984 bundelden Azzam
en Bin Laden hun krachten en zetten zij, ter ondersteuning van de jihad tegen de Sovjets, het
Mahtab al-Khidamat op. Dit bureau registreerde alle binnenkomende Arabische mujahidien
waarna zij in trainingskampen geplaatst werden.851
Dit kantoor vormde een belangrijke basis
voor de Arabische Jihadi’s die gingen vechten in Afghanistan en kan in feite als een voorloper
van Al-Qaʻida worden gezien. In 1984 schreef Azzam ‘De Verdediging van Moslim Gebieden
Vormt de Eerste Individuele Plicht’, waarin hij alle moslims opriep bij te dragen aan de jihad
in Afghanistan, sterker nog, het was een individuele plicht om dit te doen.
Bin Laden bleek onder de indruk van Azzam. De retoriek en het gedachtegoed van Azzam
zouden van grote invloed zijn op Bin Laden. Azzam putte veel uit de werken van ibn
Taymiyyah alsook van Sayyid Qutb. Daarbij citeerde hij veelvuldig de Koran en Hadith.852
Dat Azzam van invloed was op Bin Laden bleek uit het feit dat Bin Laden aan de oproep van
Azzam gehoor gaf, namelijk dat alle moslims zich moesten gaan mengen in de gewapende
strijd tegen de Sovjets, jihad bi al-sayf. Voor Bin Laden Azzam ontmoette en besloot om
samen te gaan werken had hij enkel een ondersteunende rol gehad in Pakistan en zich niet met
de gewapende strijd in Afghanistan bemoeid.
Azzam en Bin Laden zouden naarmate de Afghanistanoorlog voortduurde minder hecht
worden door een verschil in opvatting over hoe de Arabische mujahidien verder moesten na
de oorlog in Afghanistan. Daarnaast was er een verschil in opvatting over wat een
gelegitimeerde jihad was, en wat niet. Zo was Azzam tegen het gebruik van geweld en het
toepassen van takfir tegen medemoslims. Daarnaast predikte hij dat het bewust doden van
848
Atwan, The Secret History of Al-Qaʻida, 36. 849
Slechts dertien Arabieren vochten mee. Zie paragraaf 7.3. 850
Burke, Al-Qaeda, 72. 851
Zie paragraaf 7.3. 852
Burke, Al-Qaeda, 72.
199
burgers, met name vrouwen en kinderen, on-Islamitisch was. Bin Laden besloot op eigen voet
verder te gaan en richtte in 1988 ‘de Basis’, ofwel Al-Qaʻida op. Het is opvallend dat Bin
Laden, ondanks zijn verslechterde relatie met Azzam, zijn organisatie deze naam gaf,
aangezien Azzam vier maanden voor de oprichting van Al-Qaʻida een pamflet had geschreven
waarin hij stelde dat er een ‘solide basis’ nodig was om de perfecte Islamitische samenleving
te kunnen creëren.853
Op basis van dit gegeven is het duidelijk dat Azzam, ondanks dat hun
relatie aan het einde van de Afghanistanoorlog verslechterd was, een belangrijke rol speelde
in het leven van Osama Bin Laden en in de totstandkoming van Al-Qaʻida.
Abdullah Azzam: Achtergrond en carrière
Het was vooral Thomas Hegghammer die van waarde is geweest voor het schrijven over
Azzam. Er is een gebrek aan uitgebreide biografieën over Azzam, maar in het door Kepel, G.
en J-P Milelli geredigeerde Al Qaeda in its own Words heeft Hegghammer een bondig, maar
waardevol, hoofdstuk over Azzam geschreven. Hij heeft zich gebaseerd op Arabische
artikelen over Azzam en op basis hiervan een compilatie gevormd van Azzam’s leven.854
Abdullah Yusouf Mustafa Azzam is in 1941 geboren in de buurt van het Palestijnse Jenin, op
de Westelijke Jordaanoever.855
Azzam was dus, in tegenstelling tot Juhayman al-Utaybi en
Osama Bin Laden, geen Saoedi. Als kind bracht hij veel tijd door met lezen en bleek hij voor
zijn leeftijd erg slim te zijn. Halverwege de jaren ’50 sloot Azzam zich aan bij de
Moslimbroederschap in de Palestijnse Gebieden. Shafiq Asad Abnd al-Hadi, een oude man
die uit dezelfde omgeving kwam als Azzam, had grote invloed op hem. Hij kreeg religieuze
lessen van hem en liet Azzam kennismaken met de Moslimbroederschap. Azzam raakte
hierdoor meer en meer geïnteresseerd in Islamitische studies en zette een studiegroep op in
zijn geboorteplaats. Al-Hadi liet Azzam ook kennismaken met Mohammed Abd-al-Rahman
Khalifa, die in die tijd een leidinggevende rol had binnen de Moslimbroederschap in Trans-
Jordanië. In die tijd kwam Azzam in aanraking met het werk van Hassan al-Banna, de
oprichter van het Moslimbroederschap.856
853
Zie paragraaf 7.3. 854
Hegghammer heeft zich bij het schrijven over Azzam veelal laten leiden door een 56-pagina tellende
compilatie over Azzam genaamd al-Sheikh Abdallah Azzam, baynal-Milad wal-Istishhad ofwel ‘Sheikh Azzam,
van Geboorte tot Martelaarschap.’ Hegghammer heeft dit weten te bemachtigen via de online bibliotheek Minbar
al-Tawhid wal-Jihad, een voormalig online archief van Al-Qaʻida, die niet langer toegankelijk is, zie
Hegghammer, ‘Introduction. Abdallah Azzam.’, 294-295n2. 855
Hegghammer, ‘Introduction. Abdallah Azzam.’, 82. 856
Hegghammer, ‘Introduction. Abdallah Azzam.’, 82-83.
200
Nadat Azzam eind jaren ’50 zijn middelbare school afrondde, vertrok hij naar de Al-
Khaduriyya agrarische school, vlakbij Tulkarm. Gezien het feit dat hij zich veelal met religie
bezig hield is de keuze voor een agrarische school, waar hij landbouw ging studeren
opmerkelijk, echter is het volgens auteur Thomas Hegghammer goed mogelijk dat Azzam
hiervoor koos omdat de school dicht bij zijn oude woonplaats was. Daarbij hadden zijn ouders
druk op hem uitgeoefend om daar te gaan studeren.857
Azzam studeerde af met goede cijfers,
waarna hij en alle andere gestudeerden uitgezonden werden om les te gaan geven op kleine
lokale scholen in de Westelijke Jordaanoever. Na een korte periode in Adir vertrok Azzam
naar Burqin, vlakbij Jenin, om daar les te geven. Collega’s van Azzam uit die tijd merkten op
dat hij opvallend religieus was, wat zich uitte in dat hij bijvoorbeeld tijdens pauzes veelal de
Koran zat te lezen en zich afzonderde van zijn collega’s.858
In 1963 besloot Azzam weer te gaan studeren. Hij ging naar de Universiteit van Damascus in
Syrië, alwaar hij in 1966 zijn diploma in Sharia wetenschappen behaalde. Gedurende zijn
studie in Damascus ontmoette Azzam vele Syrische geestelijken, zoals Mohammed Said
Ramadan al-Bouti en Marwan Hadid. Al-Bouti was een bekende Syrische religieuze geleerde
die zijn eigen televisieprogramma in Syrië had. Hadid had in Egypte gestudeerd en was een
bekende van Sayyid Qutb. Tevens was hij één van de leiders van de Moslimbroederschap in
Hama, Syrië.859
In 1964 overleed zijn mentor al-Hadi, waarna Azzam zich verplicht voelde
om Al-Hadi’s werk over te nemen en zich in te blijven zetten voor de Islam. Zo ging hij elke
keer wanneer hij in zijn geboorteplaats was les geven en prediken in de moskee, zoals al-Hadi
dat daarvoor had gedaan.860
Toen Israël in 1967 de Westelijke Jordaanoever bezette vluchtte Azzam met zijn familie naar
Jordanië.861
Hij besloot daar om bij te dragen aan de Palestijnse jihad tegen Israël. Dit moet
echter voor een korte periode zijn geweest aangezien hij in 1968 wederom ging studeren. Dit
keer was Azzam toegelaten tot de prestigieuze Al-Azhar Universiteit in Caïro. Een jaar later
behaalde hij hier een Mastergraad in Islamitisch recht, waarna hij terugkeerde naar Jordanië
om te vechten met de Palestijnse fedayeen.862
Tegelijkertijd wist Azzam zijn academische
carrière voort te zetten door in 1970 een docentenpositie aan te nemen aan de Universiteit van
857
Hegghammer, ‘Introduction. Abdallah Azzam.’, 83. 858
Hegghammer, ‘Introduction. Abdallah Azzam.’, 83. 859
Hegghammer, ‘Introduction. Abdallah Azzam.’, 83-84, 295n3. 860
Hegghammer, ‘Introduction. Abdallah Azzam.’, 84. 861
Khatab, Understanding Islamic Fundamentalism, 95-96. 862
Palestijnse militanten/guerrilla’s.
201
Jordanië.863
Hegghammer stelt terecht dat er veel onduidelijkheid is over de periode van 1967
tot het aannemen van de docentenpositie aan de Universiteit van Jordanië in 1970. Azzam was
namelijk onderdeel van de fedayeen en vocht mee tegen de Israëli’s, maar wist tegelijkertijd
in diezelfde periode een Mastersgraad in Islamitisch Recht te halen. Het is niet geheel
duidelijk wanneer Azzam betrokken was bij de fedayeen en voor hoelang, aangezien hij ook
tijd moest vrijmaken om zijn Mastergraad te kunnen halen.864
In 1971 vertrok Azzam wederom naar Caïro waar hij van de Al-Azhar Universiteit een beurs
ontving om zijn doctoraat te behalen, wat hij in 1973 deed. Gedurende zijn tijd in Egypte wist
hij door zijn lidmaatschap bij de Moslimbroederschap en het feit dat hij verbonden was aan de
Al-Azhar Universiteit een netwerk te creëren binnen de op dat moment enorm aanwezige
Egyptische Islamistische bewegingen.865
Tevens raakte hij bevriend met de familie Qutb en
heeft hij, volgens Hegghammer, naar alle waarschijnlijkheid enige tijd doorgebracht met
Abdel Omar Rahman, de latere leider van al-Gamaʻa al-Islamiyya, ofwel de Islamitische
Groep.866
In 1973 keerde Azzam terug naar Amman waar hij weer ging doceren aan de universiteit en
zijn invloed op de studenten zeer groot werd. Naast de colleges verzorgde hij avondlessen in
moskeeën en ontving hij thuis studenten. Daarnaast reisde hij door heel Jordanië om preken
en colleges te geven.867
Door zijn uiterlijke kenmerken, een lange donkere baard en het
dragen van een zwart-witte Palestijnse sjaal wat hem de uitstraling gaf van een Palestijnse
fida'i, was hij een populair figuur.868
Zijn colleges werden druk bezocht met als gevolg dat hij
steeds invloedrijker werd en ook prominenter werd binnen de Moslimbroederschap in
Jordanië. Deze invloed bleek ook een keerzijde te hebben. Ook al had de overheid van
Jordanië een goede relatie met de Moslimbroederschap, zij zagen de invloed van Islamistische
bewegingen toenemen in omliggende landen als Syrië en Egypte en het geweld dat deze
863
Hegghammer, ‘Introduction. Abdallah Azzam.’, 85-86. 864
Hegghammer, ‘Introduction. Abdallah Azzam.’, 85. 865
Hegghammer, ‘Introduction. Abdallah Azzam.’, 86-88. 866
Burke, Al-Qaeda, 73 en Hegghammer, ‘Introduction. Abdallah Azzam.’, 87. Abdel Omar Rahman was een
blinde Islamist die bekend was geworden onder Islamisten in Egypte door zijn openlijke aanklachten jegens
Nasser die hem acht maanden in de gevangenis had laten zetten zonder aanklacht. Na de dood van Nasser
vergrootte hij zijn invloed in Egypte aanzienlijk. Hij doceerde theologie aan Al-Azhar Universiteit, waardoor hij
vele volgelingen kreeg en uiteindelijk in 1980 leider van al-Gamaʻa al-Islamiyya werd. Gedurende zijn leven
vaardigde hij meerdere fatwa’s uit, waaronder één waarin moord op christenen en het plunderen van Koptische
winkels gesteund moest worden, aangezien de christenen en de moslims in een staat van oorlog verkeren en een
fatwa waarin hij stelt dat een leider die een ketter/ongelovige is het verdiend gedood te worden door een
gelovige, waarbij hij indirect op Sadat doelde. Zie Wright, The Looming Tower, 56-57. 867
Hegghammer, ‘Introduction. Abdallah Azzam.’, 88. 868
Wright, The Looming Tower, 95. Fida'i is het enkelvoud van fedayeen.
202
groepen veroorzaakten. Azzam werd als gevolg hiervan door de Jordaanse autoriteiten
gedwongen om zijn toon in zijn preken en college wat te matigen. Wanneer Azzam dit zou
weigeren dreigden ze hem in de gevangenis te plaatsen. Azzam weigerde zijn toon te matigen
en zag zich genoodzaakt Jordanië te verlaten en naar Saoedi-Arabië te gaan, waar Islamisten
zoals hij wel welkom waren.869
Abdullah Azzam en de Afghanistanoorlog
Bij aankomst in Saoedi-Arabië kreeg Azzam, vermoedelijk door zijn contacten binnen de
Moslimbroederschap, een functie aangeboden als docent aan de Koning Abdoelaziz
Universiteit in Djedda, waar Mohammed Qutb dus eveneens docent was. In de vorige
paragraaf is al beschreven hoe Azzam in 1980 op pelgrimstocht naar Mekka ging en in
aanraking zou zijn gekomen met Kamal al-Sananiri die hem overgehaald zou hebben om bij
te gaan dragen aan de jihad in Afghanistan. Azzam vertrok uiteindelijk uit Saoedi-Arabië en
werd op eigen verzoek, overgeplaatst naar de Internationale Islamitische Universiteit in
Islamabad.870
In november 1981 arriveerde Azzam in Islamabad. Eenmaal in Pakistan reisde
hij elk weekend naar Pesjawar waar hij met de leiders van de mujahidien sprak, waarna hij
zich geroepen voelde om bij te dragen aan de strijd in Afghanistan.871
Er is volgens
Hegghammer niet veel bekend over Azzam’s leven tussen 1981 en 1983. Hij doceerde nog
wel aan de universiteit in Islamabad en reisde regelmatig naar Afghanistan waar hij contacten
met de leiders van de Afghaanse mujahidien legde alsook rekruten probeerde te werven voor
de jihad. In 1982 zette hij zijn werk in Islamabad op een lager pitje, zodat hij vaker naar
Afghanistan kon reizen. Aldaar spendeerde hij zijn tijd aan het schrijven van brieven en
pamfletten over de jihad. Het was ook gedurende deze periode dat hij Osama Bin Laden trof.
Als gezegd viel het aantal Arabische vrijwilligers dat zich in wilde zetten voor de strijd in
Afghanistan tot 1984 tegen.872
In 1984 vertrok Azzam uit Islamabad om zich definitief in Pesjawar te vestigen. In hetzelfde
jaar brak Azzam met de Moslimbroederschap in Trans-Jordanië, nadat Khalifa, de leider van
de Broederschap in Trans-Jordanië, weigerde om mannen naar Afghanistan te sturen ten
behoeve van de strijd.873
Eenmaal in Pesjawar ging hij samenwerken met Bin Laden. Als
gezegd was Bin Laden in diezelfde periode in Pesjawar, waar hij de mujahidien probeerde te
869
Hegghammer, ‘Introduction. Abdallah Azzam.’, 89. 870
Zie paragraaf 7.3. 871
Zie paragraaf 7.3. 872
Zie paragraaf 7.3 en Hegghammer, ‘Introduction. Abdallah Azzam.’, 92. 873
Hegghammer, ‘Introduction. Abdallah Azzam.’, 92-93.
203
ondersteunen. Bin Laden bleek erg onder de indruk van de charismatische Azzam. Zijn inzet
voor de Afghaanse mujahidien gecombineerd met zijn Islamitische kennis spraken Bin Laden
aan. Anderzijds wilde Azzam graag samenwerken met Bin Laden, aangezien Bin Laden de
beschikking had over grote hoeveelheden geld uit het familiebedrijf en een administratief
talent bleek. Als gevolg hiervan besloten ze samen het ‘Dienstenbureau’, Mahtab al-
Khidamat, op te zetten.874
In 1984 schreef Azzam ook zijn meest bekende werk ‘De
Verdediging van Moslim Gebieden Vormt de Eerste Individuele Plicht’, waarin hij alle
moslims verplichtte bij te dragen aan de jihad in Afghanistan of Palestina.
Zoals al eerder in dit hoofdstuk is benoemd, speelde jihad een prominente rol in zijn ideologie
en zou hij volgens Hegghammer als de ‘vader’ van de Arabische mujahidien beschouwd
moeten worden.875
Desalniettemin zou zijn leidinggevende positie naarmate de
Afghanistanoorlog voortduurde verzwakken. De belangrijkste reden hiervoor was dat Bin
Laden, gesteund door veelal Egyptische Islamisten zoals al-Zawahiri, meer en meer een
leidersrol ging bekleden. Een deel van deze Egyptenaren waren leden van al-Jihad die als
doel hadden de Egyptische overheid ten val te brengen. Zij meenden dat Bin Laden met zijn
financiële capaciteiten en vele connecties een handige bondgenoot zou zijn. Een andere reden
voor het afzwakken van de positie van Azzam kwam voort uit het feit dat Bin Laden en
Azzam het met elkaar oneens waren over hoe de toekomst van het Mahtab al-Khidamat en de
Arabische Jihadi’s eruit moest zien. Azzam was van mening dat de nieuw binnengekomen
Arabische rekruten verdeeld moesten worden over de bestaande Afghaanse mujahidien om
daar hun training te voltooien. Dit was immers de functie van de MAK en zou de Arabische
en Afghaanse mujahidien verenigen. Bin Laden daarentegen wilde een onafhankelijke
buitenlandse, veelal Arabische, troepenmacht creëren. In 1986 nam Bin Laden deel aan zware
gevechten rondom Jaji in Afghanistan die hem in de Arabische wereld een heldenstatus
opleverde.876
De Arabieren keken meer en meer op tegen Bin Laden in plaats van Azzam.
Daarbij probeerde al-Zawahiri Azzam te isoleren van Bin Laden door leden van zijn
organisatie al-Jihad rondom Bin Laden te plaatsen.877
Al-Zawahiri ging zelfs zo ver dat hij
874
Zie paragraaf 7.3. 875
Hegghammer, ‘Introduction. Abdallah Azzam.’, 98. 876
Zie paragraaf 7.3. 877
Lacroix, ‘Ayman al-Zawahiri’, 154.
204
geruchten de wereld in hielp dat Azzam een geheim agent van Saoedi-Arabië was en later
zelfs stelde dat hij een geheim agent van de Amerikanen was.878
In 1988 begonnen de Sovjets zich terug te trekken uit Afghanistan, waarna prominente
Arabische mujahidien, zoals Azzam en Bin Laden over de toekomst van de Arabische Jihadi’s
begonnen na te denken. Zoals in de vorige paragraaf al is beschreven wilde Azzam een groep
vormen die de voorhoede van de Islam moest vormen op basis van het gedachtegoed van
Sayyid Qutb. Een solide basis waarop de ideale Islamitische samenleving gebaseerd zal
worden. In Afghanistan waren ze daarin geslaagd en Azzam wilde dat de Arabische Jihadi’s
zich moesten gaan richten op in zijn ogen Islamitische gebieden die door ongelovigen
veroverd of bedreigd werden, zoals de Filipijnen, Kasjmir, Centraal-Azië en Bosnië. Azzam
distantieerde zich van al-Jihad en hun opvattingen ten aanzien van jihad en takfir. Azzam was
tegen het gebruik van geweld en het toepassen van takfir tegen medemoslims. Daarnaast
predikte hij dat het bewust doden van burgers, met name vrouwen en kinderen, on-Islamitisch
was, terwijl al-Zawahiri en Bin Laden hiertoe wel bereid bleken te zijn.879
Op vrijdag 24 november 1989 werden Azzam en twee van zijn zoons gedood door een
autobom in Pesjawar. Tot op heden is nog altijd niet duidelijk wie hier verantwoordelijk voor
was. Desalniettemin zijn er wel enkele theorieën omtrent deze aanslag. Een eerste theorie is
dat Bin Laden verantwoordelijk is voor de aanslag, omdat Azzam een concurrent geworden
was en hij alleen de leiding over de Arabische Jihadi’s wilde hebben. Een tweede theorie is
dat al-Zawahiri verantwoordelijk is voor de aanslag om zo een einde aan de toekomstplannen
van Azzam te maken ten aanzien van de Arabische Jihadi’s. Al-Zawahiri wilde de Jihadi’s
namelijk inzetten tegen Arabische regimes die hij als ongelovige zag, en dan vooral in
Egypte, terwijl Azzam hier op tegen was en de Jihadi’s dus in andere gebieden wilde inzetten.
Een derde theorie is dat Azzam het slachtoffer werd van de onderlinge rivaliteit tussen de
Afghaanse facties die na de terugtrekking van de Sovjets om de macht in Afghanistan vochten
en Azzam als gevaarlijk beschouwden. Een vierde theorie is dat de Pakistaanse geheime
dienst, de Inter-Services Intelligence, achter de aanslag zat en tot slot een vijfde theorie, die
veelvuldig werd geopperd in het blad Al-Jihad waar Azzam veelvuldig voor geschreven had,
was dat de Amerikaanse CIA en de Israëlische Mossad verantwoordelijk waren voor zijn
878
Al-Zayyat, M. The Road to Al-Qaeda. The Story of Bin Laden’s Right-Hand Man. (Londen en Sterling (VS):
Pluto Press, 2004), 88. 879
Zie paragraaf 7.3.
205
dood.880
Ondanks het feit dat Azzam niet direct betrokken was bij Al-Qaʻida heeft hij toch
zijn stempel erop gedrukt vanwege zijn invloed op Bin Laden, en het opzetten van de MAK
en zijn idee om een ‘solide basis’ op te zetten die na de Afghanistanoorlog de voorhoede van
de Islam zou vormen.
Ayman al-Zawahiri: Achtergrond en carrière
Bij het schrijven over al-Zawari heb ik veelal identieke bronnen gebruikt als bij het
beschrijven van Osama Bin Laden omwille van dezelfde redenen als bij het schrijven over
Bin Laden. Daarnaast heb ik veelvuldig gebruik gemaakt van een boek van Montasser al-
Zayyat, die Ayman al-Zawahiri persoonlijk gekend heeft uit hun tijd die ze samen binnen
Islamistische kringen hebben doorgebracht in Egypte en in de gevangenis. Zijn boek over al-
Zawahiri geldt als een toonaangevende biografie en is één van de belangrijkste werken ten
aanzien van al-Zawahiri, wat ook blijkt uit het feit dat andere schrijvers hier veelvuldig uit
hebben geput.
Ayman al-Zawahiri werd geboren op 19 juni 1951 in Caïro en kwam net als Osama Bin
Laden uit een gegoede familie.881
Ayman’s ouders, Dr. Mohammed Rabie al-Zawahiri en zijn
vrouw Umayma Azzam, waren telgen van bekende families in Egypte. Vele leden van de
Zawahiri familie waren actief in de medische wereld, zoals Mohammed Rabie, die een
professor in farmacie was aan de Ains Shams Universiteit en zijn broer die een vooraanstaand
dermatoloog was. De naam Zawahiri werd echter ook geassocieerd met religie, aangezien de
oom van Rabie, Mohammed al-Ahmadi al-Zawahiri, de rector was van de prestigieuze al-
Azhar Universiteit. Deze universiteit, die al duizend jaar oud is, wordt gezien als het centrum
voor Islamitisch onderwijs in het Midden-Oosten. Umayma Azzam kwam eveneens uit een
bekende familie. Haar vader, Abdul Wahhab Azzam, was het hoofd van de Universiteit van
Caïro en de oprichter van de Koning Saoed Universiteit in Riyad. Daarnaast fungeerde hij als
Egyptisch ambassadeur in onder meer Pakistan en Saoedi-Arabië.882
Een ander, zeer
prominent, familielid van Umayma Azzam en daarmee van Ayman al-Zawahiri was Abdel
Rahman Azzam Pasha. Hij was één van de oprichters van de Arabische Liga en tevens de
eerste secretaris-generaal.883
880
Hegghammer, ‘Introduction. Abdallah Azzam.’, 96-97. 881
Burke, Al-Qaeda, 150. 882
Wright, The Looming Tower, 33-34 en Lacroix, ‘Ayman al-Zawahiri’, 148. 883
Al-Zayyat, The Road to Al-Qaeda, 8, Wright, The Looming Tower, 34 en Lacroix, ‘Ayman al-Zawahiri’, 148-
149.
206
Ondanks de gegoede achtergrond van Rabie en Umayma waren zij niet rijk. Zij woonden in
een middenstandswijk in Caïro en waren zeer vroom en conservatief.884
Ayman bleek op
school een intelligent kind te zijn, dat veel boeken las. Al vanaf jonge leeftijd stond hij
bekend om zijn vroomheid en bezocht hij regelmatig gebedsdiensten in de Hoessein Hidki
Moskee.885
Op de middelbare school werd Ayman al-Zawahiri al politiek actief. In 1966, toen
hij vijftien was, richtte hij met enkele schoolvrienden een geheime cel op die het regime
wilden omverwerpen en wilde laten opvolgen door een Islamitisch bewind.886
Een reden voor
deze vroege politieke activiteit is mogelijk de invloed van Mahfouz Azzam, de oom van
Ayman. Mahfouz was enorm beïnvloed door Sayyid Qutb, die een leraar van hem was
geweest. Mahfouz was een schrijver van het tijdschrift van de Moslimbroederschap en werd
de persoonlijk advocaat van Qutb en zou één van de laatste personen zijn die Qutb vlak voor
zijn executie in 1966 zag. Ayman heeft gedurende zijn jeugd vele verhalen over Qutb van
Mahfouz aangehoord, wat hem inspireerde.887
Niet alleen de verhalen van Mahfouz maakten indruk op al-Zawahiri, maar ook de publicaties
van Qutb die een bron van inspiratie voor al-Zawahiri bleken. Met name Qutb’s Fi Dhilāl al-
Qur’ān, ofwel ‘Onder de Paraplu van de Koran’, wat een persoonlijke interpretatie van Qutb
was van de Koran, en het al eerder genoemde Mijlpalen, bleken van grote invloed op al-
Zawahiri’s ideologie. Uit de publicaties van al-Zawahiri blijkt dat hij erg onder de indruk was
van Qutb. Bijvoorbeeld in zijn boek Knights under the Banner of the Prophet, of ‘Ridders
onder het Vaandel van de Profeet’, schrijft al-Zawahiri dat ondanks dat Qutb werd onderdrukt
en gemarteld door Nassers regime, zijn invloed op jonge moslims van het grootste belang
was. Volgens al-Zawahiri was Qutb’s boodschap van de goddelijke eenheid (tawhid) en het
feit dat zijn pad gevolgd dient te worden door middel van de Sharia, nog altijd van
toepassing.888
Naast de invloed van Qutb was de Zesdaagse Oorlog in 1967 eveneens van grote invloed op
al-Zawahiri en vele moslims met hem. Als gevolg van de grote nederlaag van Egypte,
Jordanië, Syrië en Irak tegen het kleine Israël verloren moslims het geloof in hun land en
leiders. Het feit dat het Joodse Israël Islamitische landen verpletterend had verslagen leidde
ertoe dat grote aantallen moslims hun heil zochten in Islamitisch fundamentalisme, of in een
884
Lacroix, ‘Ayman al-Zawahiri’, 149. 885
Wright, The Looming Tower, 35. 886
Lacroix, ‘Ayman al-Zawahiri’,149. 887
Wright, The Looming Tower, 36-37. 888
Al-Zayyat, The Road to Al-Qaeda, 24-25 en Lacroix, ‘Ayman al-Zawahiri’,150.
207
terugkeer naar de puriteinse Islam ofwel het Salafisme.889
Deze Islamistische moslims, waar
ook al-Zawahiri toe behoorde, richtten vervolgens hun woede op het seculiere regime van
Nasser. Als gezegd, was al-Zawahiri een jaar voor de Zesdaagse Oorlog al lid van een
Islamistische groepering die het Nasser regime wilde omverwerpen en een nieuw kalifaat
wilde stichten. Wanneer het kalifaat gesticht was zou Egypte, volgens al-Zawahiri, het
verzamelpunt worden voor de rest van de Islamitische Wereld en tevens het beginpunt van
waaruit een jihad tegen het Westen ontketend zou worden.890
Jama‘at al-Jihad en de strijd tegen het regime
In 1970 overleed Nasser, waarna Sadat hem opvolgde die vervolgens, in tegenstelling tot zijn
voorganger, steun zocht bij de Islamistische bewegingen. Hij liet vele Islamistische militanten
die door Nasser in de gevangenis waren geplaatst vrij en steunde de vele bewegingen in hun
werk. Voor al-Zawahiri’s nog altijd bestaande groepering was dit ook gunstig, aangezien ze
niet langer voor de Egyptische autoriteiten hoefden te vrezen.891
Ondertussen was al-Zawahiri
in 1968 gaan studeren aan de Medische Faculteit van de Universiteit in Caïro, waar hij in
1974 met goede cijfers afstudeerde. Vervolgens behaalde hij in 1978 een Mastergraad in
chirurgie, aan dezelfde universiteit.892
Gedurende al-Zawahiri’s studietijd in de jaren ’70
groeide het aantal Islamistische cellen of groeperingen in Egypte aanzienlijk, met name onder
studenten. Al-Zawahiri’s cel groeide eveneens en telde in 1974 veertig leden. Uit deze
kleinere groeperingen of cellen ontstonden twee grote organisaties, namelijk al-Gamaʻa al-
Islamiyya, de ‘Islamitische Groep’ en een Jihadistische groep die bekend stond onder de naam
al-Jihad.893
Al-Gamaʻa al-Islamiyya stond onder leiding van Karam Zohdi en was een
radicale Islamistische organisatie. Het was geformeerd uit diverse kleine groeperingen, en
studentenorganisaties uit Opper-Egypte en was in de loop van de jaren ’70 ontstaan.894
Al-
Jihad ontstond in 1979 en stond onder leiding van Abdel Salam Faraj. Het werd geformeerd
889
Lacroix, ‘Ayman al-Zawahiri’,150-151 en Wright, The Looming Tower, 38-39. 890
Wright, The Looming Tower, 39. 891
Lacroix, ‘Ayman al-Zawahiri’, 151. 892
Al-Zayyat, The Road to Al-Qaeda, 18. 893
Over de naam van de Jihadistische groep bestaat enige onduidelijkheid. Sageman stelt dat deze groep Tanzim
al-Jihad ofwel ‘Jihad Organisatie’ genoemd werd. Volgens al-Zayyat echter heette de groep die al-Zawahiri in
1987 oprichtte zo. Al-Zayyat geeft geen naam aan de groep in zijn boek, maar heeft het over ‘jihadi groups’.
Wright stelt dat de groep Jamaat al-Jihad heette, ofwel de Jihad Groep, maar beter bekend stond als al-Jihad.
Lacroix noemt de groep eveneens ‘de Jihad’, dus al-Jihad. Gezien het feit dat alle auteurs het erover eens zijn
dat het een Jihadistische groep was volg ik Wright en Lacroix in deze door de organisatie al-Jihad te noemen.
Zie Sageman, Understanding Terror Networks, 30, Al-Zayyat, The Road to Al-Qaeda, 21 en 85, Wright, The
Looming Tower, 42 en Lacroix, ‘Ayman al-Zawahiri’, 151. 894
Opper-Egypte, ofwel al-Saʻid, is een gebied dat loopt van het vruchtbare gebied van de Nijldelta tot het
zuiden van Caïro. Zie Al-Zayyat, The Road to Al-Qaeda, 127n12.
208
uit een aantal Jihadistische groeperingen of cellen, waaronder die van al-Zawahiri, en was
volgens al-Zayyat populair in de arme buitenwijken van Caïro.895
Hoewel beide partijen ernaar streefden om een Islamitische staat te realiseren, verschilden de
organisaties wel in hun visie met betrekking tot hoe ze dit moesten realiseren. Karam Zohdi
en al-Gamaʻa al-Islamiyya wilden een grote opstand of Islamitische revolutie teweeg brengen
zoals dat in 1979 in Iran het geval was geweest, terwijl al-Jihad benadrukte dat een
gewapende jihad noodzakelijk was om een Islamitische staat te realiseren.896
Hoewel al-Jihad
hetzelfde doel als de Moslimbroederschap nastreefde, namelijk het stichten van een
Islamitische staat in Egypte, hadden zij geen enkele intentie om dit te bereiken via politieke
wegen, zoals de meeste Islamisten binnen de Moslimbroederschap dit wel voor ogen hadden.
Het creëren van een Islamitische staat middels politieke middelen beschadigde volgens al-
Zawahiri juist het ideaal van een Islamitische staat. Sterker nog al-Zawahiri keerde zich steeds
meer af van de Moslimbroederschap door hun bereidheid om compromissen te sluiten om tot
een Islamitische staat te komen.897
In 1980 sloot Faraj van al-Jihad een overeenkomst met Zohdi van al-Gamaʻa al-Islamiyya
om hun krachten te gaan bundelen. De invloedrijke blinde Islamist Abdel Oman Rahman
werd leider van deze coalitie van Jihadistische organisaties.898
Beide organisaties zouden
echter wel zelf blijven bepalen hoe ze opereerden in hun eigen regio’s, waardoor er niet echt
sprake was van een hechte organisatie. Ondertussen was al-Zawahiri door zijn werk in een
kliniek van de Moslimbroederschap meegevraagd naar Pakistan te reizen om Afghaanse
vluchtelingen van medische zorg te voorzien. Al-Zawahiri ging in op het aanbod en werkte in
de zomer van 1980 in Pesjawar voor een Rode Halve Maanvereniging. In Pesjawar hoopte hij
een geschikte uitvalsbasis te vinden van waaruit hij een jihad in Egypte kon lanceren.
Eenmaal in Pesjawar aangekomen kwam hij voor het eerst in aanraking met de Afghaanse
mujahidien. Hij stak zelfs de grens met Afghanistan over waar hij getuige was van de
gevechten met de Sovjets. Hij bleek erg onder de indruk te zijn van hetgeen zich afspeelde in
Afghanistan en Pesjawar. Hij zou uiteindelijk vier maanden blijven waarna hij terugkeerde
naar Egypte. Bij terugkomst in Caïro was hij nog vol van hetgeen hij in Pakistan en
895
Uit hoeveel groepering al-Jihad precies werd geformeerd is onduidelijk. Volgens Lacroix en Wright waren
het er vier, terwijl Sageman stelt dat het vier tot zes waren. Al-Zayyat doet geen uitspraken over het aantal
groepen, maar zegt al-Jihad uit verscheidene Jihadistische groepen werd geformeerd. Zie Lacroix, ‘Ayman al-
Zawahiri’, 151, Wright, The Looming Tower, 42, Sageman, Understanding Terror Networks, 30 en Al-Zayyat,
The Road to Al-Qaeda, 21. 896
Sageman, Understanding Terror Networks, 30. 897
Wright, The Looming Tower, 42. 898
Al-Zayyat, The Road to Al-Qaeda, 21 en Lacroix, ‘Ayman al-Zawahiri’, 151.
209
Afghanistan had aangetroffen en begon hij mensen te rekruteren voor de jihad in Afghanistan.
In maart 1981 vertrok hij nogmaals naar Pesjawar, dit keer alleen voor twee maanden.899
In Egypte was ondertussen de situatie veranderd. Toen Sadat net aan de macht kwam stond hij
nog welwillend tegenover de Islamistische groeperingen in Egypte, maar dit veranderde
echter toen hij in 1979, tot afschuw van de Islamistische bewegingen, een vredesakkoord sloot
met Israël. Daarnaast had Sadat een nieuwe wetgeving ingevoerd die vrouwen meer rechten
moesten geven, bijvoorbeeld het recht op scheiding en de uitbanning van de niqab van
universiteiten. Als gevolg hiervan vonden vele demonstraties plaats, waarna Sadat besloot alle
religieuze verenigingen op te heffen. Op 3 september werden 1536 Islamisten gearresteerd die
betrokken waren geweest bij demonstraties en die zich tegen de Egyptische overheid hadden
gekeerd. Onder de arrestanten bevond zich Mohammed al-Islambouli, een leider van één van
de kleinere groepen waaruit al-Gamaʻa al-Islamiyya en al-Jihad bestonden.900
Mohammed al-
Islambouli zou tevens in Mekka zijn geweest ten tijde van de bezetting van de Grote Moskee
door Juhayman al-Utaybi. Na deze gebeurtenis keerde hij terug naar Egypte waarna hij zijn
broer Khaled al-Islambouli de door al-Utaybi geschreven ‘Epistels’ of Rasa’il gaf. 901
Khaled
was drie weken na de arrestatie van zijn broer uitverkozen om tijdens een militaire parade het
bevel over één van de pantservoertuigen op zich te nemen. Khaled greep deze mogelijkheid
aan om Faraj te contacteren en hem het voorstel te doen Sadat tijdens deze parade te
vermoorden. Faraj legde vervolgens het plan voor aan Zohdi en andere leiders van de
Islamistische organisaties. Niet iedereen was het met het plan eens, aangezien sommigen
meenden dat ze nog niet klaar waren om na de aanslag een staatsgreep te realiseren. Zohdi en
Faraj wilden het er echter op wagen en gaven al-Islambouli opdracht de aanslag uit te voeren.
De leiders van al-Jihad die niet bij het overleg waren geweest, zoals al-Zawahiri, werden vlak
voor de aanslag zou plaatsvinden pas op de hoogte gesteld. Een gevolg hiervan was dat nadat
op 6 oktober 1981 de aanslag op Sadat succesvol verliep de organisaties niet in staat bleken
een succesvolle staatsgreep te doen.902
Een golf van arresten volgde na de dood van Sadat.
Vele Egyptische Islamistische leiders werden opgepakt, waaronder Rahman. Al-Zawahiri zelf
werd op 24 oktober 1981 gearresteerd.903
899
Wright, The Looming Tower, 44-46 en Sageman, Understanding Terror Networks, 32. 900
Al-Zayyat, The Road to Al-Qaeda, 25. 901
De ‘Epistels’ werden na de arrestatie van Khaled gevonden in zijn huis. Zie Heikal, M. Autumn of Fury. The
Assassination of Sadat. (Londen: Corgi Books, 1984), 257. 902
Sageman, Understanding Terror Networks, 32-33. 903
Khatab, Understanding Islamic Fundamentalism, 213.
210
Tijdens een megaproces, waarin driehonderdtwee personen voor het Gerecht dienden te
verschijnen voor samenzwering en lidmaatschap van illegale groepen, werden slechts vijf
mensen ter dood veroordeeld voor de moord op Sadat, namelijk Khaled al-Islambouli en zijn
drie medeplichtigen en Faraj. Rahman werd vrijgesproken en al-Zawahiri moest, met het
merendeel van de beschuldigden, voor drie jaar de gevangenis in.904
In de gevangenis
ontstond een discussie, tussen de opgepakte leden van al-Gamaʻa al-Islamiyya en al-Jihad,
over of Rahman wel de geschikte leider was van hun coalitie. Sadat was dan wel vermoord,
maar het merendeel van de Islamisten zat in de gevangenis. De gehate leider van Egypte was
dan wel gedood, maar het regime was ongewijzigd. Daarnaast waren zij niet geslaagd in hun
pogingen om een Islamitische staat te realiseren. Al-Zawahiri was één van de tegenstanders
van het leiderschap van Rahman en wilde dat hij zou aftreden als leider. Rahman volhardde
echter in zijn claim voor het leiderschap van de coalitie tussen al-Gamaʻa al-Islamiyya en al-
Jihad, waardoor de leden van al-Jihad besloten een einde aan de samenwerking met al-
Gamaʻa al-Islamiyya te maken.905
Gedurende al-Zawahiri’s tijd in de gevangenis werd hij veelvuldig gemarteld door de
Egyptische veiligheidstroepen. Bij zijn arrestatie kwamen de Egyptische autoriteiten er
namelijk achter dat al-Zawahiri contacten had met enkele officieren van het Egyptische leger
die lid waren van al-Gamaʻa al-Islamiyya en al-Jihad. Door middel van marteling wisten ze
al-Zawahiri te dwingen deze mannen te verraden. De martelingen en het feit dat hij hierdoor
gezwicht was om tegen zijn kameraden te getuigen leidde ertoe dat al-Zawahiri wilde
vertrekken uit Egypte. Na zijn vrijlating in 1985 vertrok hij dan ook direct naar Saoedi-
Arabië, waar hij in een kliniek in Djedda ging werken.906
In 1986 vertrok al-Zawahiri net als
vele andere Egyptische Islamisten van al-Gamaʻa al-Islamiyya en al-Jihad, die in Egypte in
de gevangenis hadden gezeten, naar Pesjawar om bij te dragen aan de strijd van de Afghaanse
mujahidien tegen de Sovjets.907
Beide Egyptische organisaties hechtten in principe niet te veel
waarde aan de strijd tegen de Sovjets, althans niet zoals Bin Laden en Azzam dit deden. Zij
zagen Afghanistan meer als een tijdelijke plek van waaruit zij zich konden hergroeperen.
Beide groepen wilden namelijk zo snel mogelijk terug naar Egypte om aldaar het regime
omver te werpen.908
904
Al-Zayyat, The Road to Al-Qaeda, 21-22 en Sageman, Understanding Terror Networks, 33. 905
Al-Zayyat, The Road to Al-Qaeda, 29-30 en Sageman, Understanding Terror Networks, 34. 906
Al-Zayyat, The Road to Al-Qaeda, 31-32. 907
Sageman, Understanding Terror Networks, 34-35. 908
Sageman, Understanding Terror Networks, 35.
211
Al-Zawahiri nam in Afghanistan de leiding over de leden van al-Jihad en bij aankomst in
Pesjawar nam hij niet de moeite om trouw te zweren aan Abdullah Azzam, de geestelijk leider
van de Arabische mujahidien, maar richtte hij zich op de Osama Bin Laden.909
De reputatie
van Bin Laden als Saoedische miljonair was bekend onder de Egyptenaren en al-Zawahiri
wilde proberen om dicht bij Bin Laden te komen te staan opdat al-Jihad gebruik kon maken
van zijn financiën en contacten in plaats van Azzam of al-Gamaʻa al-Islamiyya.910
Zoals al
eerder beschreven slaagde al-Zawahiri in zijn opzet. Bin Laden en Azzam hadden
trainingskampen in Pakistan opgezet en door al-Zawahiri’s goede band met Bin Laden was hij
in staat om nieuwe rekruten in deze kampen te verwelkomen en hen, zoals al-Zayyat het
verwoord, ‘mentaal en politiek voor te bereiden voor hun strijd’. Al-Zawahiri wist echter in
deze kampen ook vrijwilligers te rekruteren voor al-Jihad.911
Als gezegd trok Bin Laden meer
en meer weg bij Azzam en naar al-Zawahiri toe. Desalniettemin koos Bin Laden ervoor Al-
Qaʻida op te richten en vervolgens terug te keren naar Saoedi-Arabië.
In 1992 volgde al-Zawahiri Bin Laden naar Soedan, waar hij zich bleef focussen op al-Jihad.
Er ontstond echter een financieel probleem, aangezien er geen geld meer vanuit de Verenigde
Staten en Saoedi-Arabië kwam, zoals in Afghanistan en Pakistan het geval was geweest en
Bin Laden niet bij machte was al-Jihad alleen te sponsoren. Al-Zawahiri besloot daarom
fondsen te werven, en lokale cellen op te zetten en af te reizen naar de Balkan, Dagestan,
Jemen, Irak, Iran, de Filipijnen en zelfs Argentinië. Hij ging in 1993 zelfs, onder de dekking
van de Rode Halve Maan organisatie van Koeweit, naar de Verenigde Staten. In 1993 voerde
al-Jihad zelfs weer operaties uit in Egypte. Dit was echter niet omdat al-Zawahiri in de
veronderstelling was dat hij hiermee een wisseling van het regime kon verwezenlijken, maar
om de concurrentie met al-Gamaʻa al-Islamiyya in Egypte aan te gaan die op dat moment een
reeks aanslagen pleegden. Een aanslag op de Minister van Binnenlandse Zaken al-Alfi
mislukte, waarna een aanslag op oud-premier Sidqi op een fiasco uitliep toen een autobom
een onschuldig meisje doodde. Als gevolg hiervan begonnen de Egyptische autoriteiten een
klopjacht op leden van al-Jihad, waardoor de reputatie en de kracht van de organisatie
afnamen. Al-Zawahiri probeerde dit te herstellen door een aanslag op de Egyptische president
Moebarak te plegen in Ethiopië, maar ook dit faalde. In Pakistan werd wel een succesvolle
operatie uitgevoerd op de Egyptische ambassade, maar uiteindelijk leidde dit ertoe dat Bin
909
Lacroix, ‘Ayman al-Zawahiri’, 154 en Al-Zayyat, The Road to Al-Qaeda, 33. 910
Lacroix, ‘Ayman al-Zawahiri’, 154-155. 911
Al-Zayyat, The Road to Al-Qaeda, 33.
212
Laden en de leden van Al-Qaʻida alsook al-Zawahiri en de leden van al-Jihad door
internationale druk uit Soedan moesten vertrekken.912
Bin Laden vertrok met ongeveer honderdvijftig volgelingen naar Afghanistan, terwijl al-
Zawahiri allerlei reizen maakte. Vermoedelijk om sponsoren te vinden voor zijn organisatie.
Waar al-Zawahiri precies naar toe gegaan is, is niet geheel duidelijk. Lacroix stelt dat hij
reizen naar Europa, Azië en het Midden-Oosten maakte. Zijn laatste reis zou naar Dagestan
zijn geweest waar hij door de Russen gevangen werd genomen, maar niet werd herkend. Hij
werd al snel vrijgelaten waarna hij naar Afghanistan trok.913
Wright beaamt dat het niet
duidelijk is waar al-Zawahiri naar toe ging in de periode na Soedan. Hij noemt als mogelijke
landen Zwitserland, Bosnië-Herzegovina, Bulgarije, Denemarken en Nederland. Volgens een
vals paspoort waar Wright schijnbaar inzicht in heeft gekregen heeft al-Zawahiri tevens reizen
naar Maleisië, Taiwan, Singapore en Hongkong gemaakt, waarna hij naar Tsjetsjenië trok.
Ook hij stelt dat al-Zawahiri in die tijd door de Russen opgepakt werd, maar later weer werd
vrijgelaten.914
Sageman stelt dat hij enkel naar de Kaukasusrepublieken ging. Tijdens zijn
bezoek in Dagestan zou hij volgens hem ook zijn opgepakt en vrijgelaten.915
Waar al-Zawahiri precies geweest is laat ik in het midden, maar feit is wel dat zijn
wervingsreizen niet het beoogde resultaat hadden geleverd en dat hij in Afghanistan besloot
zijn tactiek te wijzigen. Hij realiseerde dat het terzijde schuiven van het Egyptisch regime niet
langer haalbaar was en hij besloot een bondgenootschap met Al-Qaʻida aan te gaan, namens
al-Jihad.916
De focus werd van Egypte verlegd naar de jihad tegen de Kruisvaarders, ofwel
de Verenigde Staten en andere christelijke staten, en de joden, ofwel Israël.917
Niet iedereen
binnen al-Jihad had deze alliantie zien aankomen en niet iedereen accepteerde het. Een
spoedoverleg werd georganiseerd in Afghanistan, waarbij een meerderheid tegen het besluit
van al-Zawahiri was. Hij dreigde daarentegen op te stappen. Uiteindelijk had de vergadering
een breuk binnen al-Jihad tot gevolg. Meerdere prominenten binnen de organisatie besloten
eruit te stappen, waaronder al-Zawahiri’s broer. Al-Zawahiri bleef echter leider van de groep
tot 2001, toen al-Jihad werd opgeheven en opging in Al-Qaʻida.918
Al-Zawahiri was tot de
aanslagen van 11 september 2001 geen bekende bij de Westerse media, maar na de aanslagen
912
Lacroix, ‘Ayman al-Zawahiri’, 156-157 en Al-Zayyat, The Road to Al-Qaeda, 65. 913
Lacroix, ‘Ayman al-Zawahiri’, 158. 914
Wright, The Looming Tower, 249. 915
Sageman, Understanding Terror Networks, 46. 916
Al-Zayyat geeft meerdere redenen op waarom al-Zawahiri besloot samen te werken met Al-Qaʻida. Zie
hiervoor Al-Zayyat, The Road to Al-Qaeda, 64-70. 917
Wright, The Looming Tower, 259-261 en Lacroix, ‘Ayman al-Zawahiri’, 158-159. 918
Wright, The Looming Tower, 260-261 en Lacroix, ‘Ayman al-Zawahiri’, 159-160.
213
verscheen hij in de videoboodschappen van Al-Qaʻida naast Bin Laden waarna het Westen
ook kennismaakte met al-Zawahiri. Hij werd vervolgens bekend als de woordvoerder en
ideoloog van Al-Qaʻida en na de dood van Osama Bin Laden als leider van Al-Qaʻida.919
7.5 Relaties tot ideeën- en geloofswereld al-Utaybi
Salafisme
Alvorens ik overga tot de voorlopige conclusie is het van belang om op basis van de
bevindingen ten aanzien van de ideeën- en geloofswereld van Juhayman al-Utaybi
overeenkomsten, maar ook juist verschillen met de ideologie van de leiders van Al-Qaʻida
uiteen te zetten. De reden hiervoor is dat wanneer blijkt dat er ideologisch gezien grote
verschillen bestaan tussen de leiders van Al-Qaʻida en al-Utaybi de stellingname van
Trofimov dat ‘Juhaymans multinationale onderneming……. een voorloper van Al-Qaʻida
zelf’ was ontkracht kan worden.920
Er is in deze scriptie al veel geschreven over diverse geloofsstromingen binnen de
Soennitische Islam en belangrijke Islamitische denkers, zoals Hanbal, ibn Taymiyyah,
Mohammed al-Wahhaab, Hasan al-Banna, Sayyid Qutb, al-Albani en Bin Baz. Wat al deze
denkers met elkaar gemeen hebben is dat het Salafisten zijn. Dit is tevens een verband tussen
al-Utaybi en de leiders van Al-Qaʻida. In essentie streven alle Salafisten naar hetzelfde,
namelijk hun visie op Islam en hun levensstijl zoveel mogelijk te baseren op het beeld wat zij
hebben van de eerste drie generaties moslims, de salaf al-salih. Een ander belangrijk kenmerk
van Salafisten is hun letterlijke interpretatie van de Koran en de Soenna.921
De belangrijkste
thema’s van het Salafisme zijn echter al besproken. De vraag is of al-Utaybi in zijn
opvattingen in relatie tot het Salafisme zich onderscheidt van de leiders van Al-Qaʻida en Al-
Qaʻida zelf.
Het centrale en daarmee belangrijkste thema van het Salafisme is de erkenning van de
Goddelijke eenheid, tawhid. Mohammed al-Wahhaab nam deze centrale leer over en later de
JSM, de Salafistische organisatie waar al-Utaybi lid van was, ook.922
In hoofdstuk 6 is
duidelijk naar voren gekomen dat al-Utaybi door het Wahhabisme beïnvloed is en daarmee
het belang van tawhid onderkent. Hiermee onderscheidt hij zich niet ten opzichte van Bin
Laden en al-Zawahiri die eveneens het belang van tawhid erkennen. Bin Laden was immers
919
Lacroix, ‘Ayman al-Zawahiri’, 160-161. 920
Trofimov, Het Beleg van Mekka, 289-290. 921
Zie paragraaf 7.1. 922
Zie paragraaf 6.1.
214
door zijn vader in aanraking gekomen met het Wahhabisme en daarmee tawhid en al-Zawahiri
was sterk door Qutb beïnvloed die eveneens tawhid predikte.923
Er zijn echter ook verschillen
in opvattingen ten aanzien van Salafistische kenmerken zichtbaar.
Al-Utaybi en de leiders van Al-Qaʻida verschillen van visie ten aanzien van bid’a. In principe
zijn Salafisten van mening dat elke vorm van geloof of actie die niet door de Koran of de
Profeet Mohammed zijn bevolen een vorm van innovatie zijn, bid’a, en een bedreiging voor
tawhid vormen.924
In de paragrafen waarin al-Utaybi’s ideologie is beschreven is duidelijk
naar voren gekomen dat al-Utaybi een uiterst conservatief moslim was en het afwijzen van
bid’a een belangrijke component van zijn ideologie vormde. Zo was hij tegen het gebruik van
televisie en het bestaan van bioscopen en theaters.925
Bij Azzam, al-Zawahiri en Bin Laden is
het niet geheel duidelijk hoe zij tegenover bid’a stonden voor het ontstaan van Al-Qaʻida,
maar later is Al-Qaʻida juist bekend geworden door hun gebruik van media, door middel van
het uitzenden van televisieopnames waarin Bin Laden en al-Zawahiri dikwijls waren te zien
en films die op het internet werden verspreid.926
Het internet is tevens van belang geweest
voor Azzam, zij het na zijn dood. Er bestaan namelijk niet veel biografieën over hem, maar er
zijn wel een aantal websites waarop enkele, zij het korte, biografieën over Azzam beschikbaar
zijn.927
Wellicht had Azzam zelf niets met het internet of zag hij het zelfs als bid’a, maar
zonder internet zou zijn rol in de vorming van Al-Qaʻida en zijn gedachtegoed wellicht niet
bekend zijn geworden. Met andere woorden, de leiders van Al-Qaʻida verschillen van al-
Utaybi in hun visie ten aanzien van bid’a. Waar al-Utaybi alle vormen van modernisering als
een vorm van bid’a ziet, blijkt juist Al-Qaʻida niet zonder deze modernisatie, in de vorm van
televisie en internet, te kunnen bestaan.
Een ander element van het Salafisme waar de verschillende Salafistische denkers over
verschillen, maar ook al-Utaybi en Al-Qaʻida is takfir. In het Wahhabisme is excommunicatie
van ‘ongelovigen’ geen onbekend fenomeen en bij Sayyid Qutb vormde het zelfs een
belangrijk element van zijn ideologie.928
Al-Utaybi wijkt hier echter van af door te weigeren
het Saoedisch Koningshuis takfir te verklaren. Sterker nog, hij verbood het toe te passen op
923
Zie paragraaf 7.4. 924
Zie paragraaf 7.1. 925
Zie hoofdstuk 6 en paragraaf 7.2. 926
Voor meer informatie over het gebruik van media door Al-Qaʻida zie Nanninga, P.G.T. Jihadism and Suicide
Attacks. Al-Qaeda, al-Sahab and the Meanings of Martyrdom. PhD thesis. Zuthpen: CPI Koninklijke
Wöhrmann, 2014. 927
Hegghammer, T. ‘Introduction. Abdallah Azzam.’, 294-295n2. 928
Zie paragrafen 1.2, 5.3, 7.1 en 7.2.
215
leiders van landen, zolang zij zichzelf moslims noemen.929
Azzam was dezelfde mening als
al-Utaybi toegedaan door te stellen dat het takfir verklaren van medemoslims enkel tot
verdeeldheid binnen de moslimwereld zou leiden.930
Al-Zawahiri en later Bin Laden bleken
echter geen moeite te hebben met de leiders van Islamitische landen, met name Egypte en
Saoedi-Arabië, takfir te verklaren.931
In relatie tot het begrip takfir verschilt al-Utaybi dus ook
van Al-Qaʻida.
Inspiratoren
In deze scriptie is duidelijk naar voren gekomen dat vrijwel alle Islamitische denkers die
genoemd zijn er niet een unieke ideologie op nahouden, maar op een bepaalde manier
beïnvloed zijn door andere Islamitische denkers. Dit geldt ook voor al-Utaybi en de leiders
van Al-Qaʻida. In hoofdstuk 6 is al vrij uitgebreid stilgestaan bij de totstandkoming van de
JSM en later al-Utaybi’s Ikhwan. In datzelfde hoofdstuk kwam naar voren dat er twee factoren
van belang zijn geweest in de vorming van al-Utaybi’s ideologie. Ten eerste zijn voorouders
die Ikhwan waren en ten tweede zijn tijd in Mekka in Medina alwaar hij in aanraking kwam
met het denken van al-Albani en Bin Baz.932
Al-Albani stond bekend om zijn kennis van de
Hadith. In Saoedi-Arabië kreeg hij volgelingen, waaronder al-Utaybi. Voor al-Utaybi bleek
ook het lezen en interpreteren van Hadith een belangrijk tijdverdrijf te zijn geweest toen hij
lid was van de JSM, maar ook binnen zijn eigen groepering.933
Kenmerkend aan al-Albani is
tevens zijn apolitieke houding. In dit hoofdstuk zijn de verschillende stromingen binnen het
Salafisme aan bod gekomen en daaruit bleek ook dat al-Albani een Purist en afzijdige was. De
focus van de Puristen ligt bij de instandhouding van de Islam zoals in de Koran en de Soenna
is beschreven. Puristen richten zich op een, in hun ogen, juiste geloofsbelijdenis en wijzen
politieke participatie af. In plaats daarvan besteden zij veel aandacht aan het bestuderen van
de Islam. Al-Albani was hier één van, wat blijkt uit zijn motto dat ‘min al-siyasa tark al-
siyasa’ zou zijn geweest, wat zoiets betekent als ‘Het is ons beleid om ons niet met de politiek
te bemoeien.’934
Een ander belangrijk persoon voor al-Utaybi was Bin Baz, de geestelijk vader van de JSM.
Hoewel al is betoogd dat Trofimov’s aanname dat Bin Baz en al-Utaybi elkaar goed kenden
929
Zie paragrafen 6.4 en 7.2. 930
Zie paragrafen 7.3 en 7.4. 931
Zie paragrafen 7.3 en 7.4. 932
Zie paragraaf 6.4. 933
Zie paragraaf 6.4. 934
Zie paragraaf 7.1.
216
niet juist is, speelt hij wel een belangrijke rol in het denken van al-Utaybi.935
Bin Baz was een
Wahhabist en dus beïnvloed door ibn Taymiyyah en al-Wahhaab.936
Bin Baz werd uiteindelijk
de meest invloedrijke geleerde in Saoedi-Arabië, echter alvorens hij dit werd, stond hij
bekend om zijn kritiek op de Westerse invloed op het Koningshuis en Saoedi-Arabië en was
hij fel tegenstander van de modernisering van het Koninkrijk. In de jaren ’40 stelde hij een
fatwa op waarin hij stelde dat op basis van een Hadith het verbod op de aanwezigheid van
niet-moslims in Mekka en Medina op het gehele Arabische Schiereiland van kracht was. Ook
stelde hij dat de aanwezigheid van Amerikanen, oftewel ongelovigen, kafir, die in Saoedi-
Arabië werkzaam waren op dat moment verboden moest worden.937
Al-Utaybi, maar ook Bin
Laden deelden deze mening van Bin Baz. Al-Utaybi en Bin Laden zouden beide later echter
ook grote kritiek uiten op Bin Baz. In het geval van al-Utaybi omdat Bin Baz in zijn ogen was
gaan werken voor het Saoedisch Koningshuis en Bin Laden vanwege de fatwa waarin het
werd toegestaan buitenlandse, veelal Amerikaanse, soldaten toe te laten tot het Koninkrijk,
wat op basis van Bin Baz’ fatwa in de jaren ’40 tegenstrijdig was.938
Trofimov ziet de
gemeenschappelijke aversie van al-Utaybi en Bin Laden als één van de overeenkomsten
tussen hen, waardoor gesteld zou kunnen worden dat al-Utabyi’s groep een voorloper van Al-
Qaʻida was.939
Het is waar dat beide mannen zich tegen Bin Baz zijn gaan keren, maar om te
stellen dat dit een argument is om een verband te leggen tussen al-Utaybi’s Ikhwan en Al-
Qaʻida gaat te ver.
Ondanks de latere kritiek is Bin Baz een belangrijke inspirator voor al-Utaybi geweest. Net
als Bin Baz had al-Utaybi een sterke afkeer ten aanzien van de modernisering van het
Koninkrijk die bid’a met zich meebracht. Tevens deelden zij de kritiek op de leden van het
Koningshuis die afbeeldingen van zichzelf door het Koninkrijk ophingen en zelfs op het
Saoedisch geld stonden afgebeeld. Het Koningshuis trad niet hard genoeg op tegen on-
Islamitische praktijken als de verkoop van sigaretten en alcohol in het Koninkrijk.940
Al-
Utaybi nam eigenlijk de kritieken van Bin Baz over en was wat betreft zijn kritiek op het
Koningshuis niet vernieuwend. Een andere belangrijke inspiratiebron voor al-Utaybi die
medeverantwoordelijk zijn voor al-Utaybi’s aversie jegens van het Koningshuis zijn zijn
voorouders, de Ikhwan.
935
Zie paragraaf 6.3. 936
Zie paragraaf 6.1. 937
Zie paragraaf 4.2. 938
Zie voor kritiek al-Utaybi op Bin Baz paragrafen 6.1 en 6.2. en voor kritiek Bin Laden op Bin Baz Burke, Al-
Qaeda, 138-139 en Trofimov, Het Beleg van Mekka, 289. 939
Trofimov, Het Beleg van Mekka, 289. 940
Zie paragraaf 6.1.
217
Al-Utaybi kwam uit een kleine arme Ikhwan-nederzetting die niets meekreeg van de
toegenomen welvaart en modernisatie in de Saoedische steden. Zijn vader had actief
deelgenomen aan de mislukte opstand tegen ibn Saoed eind jaren ’20.941
Het feit dat de
Ikhwan de strijd tegen ibn Saoed hadden verloren, is van belang om te begrijpen waarom al-
Utaybi een afkeer van het Koningshuis had. Door de nederlaag waren de voormalige
stoottroepen van ibn Saoed gedwongen hun onafhankelijkheid op te geven en hadden zij geen
andere keus dan terug te keren naar hun geplunderde nederzettingen en zich aan te passen aan
het leven in het pas opgerichte Koninkrijk. Het feit dat de Ikhwan een dergelijk grote rol in de
totstandkoming van het Koninkrijk hadden gehad, maakte dit extra pijnlijk. De Ikhwan
werden gedreven door een religieus fanatisme en waren de stoottroepen van ibn Saoed
geweest. Ze namen hun geloof, het Wahhabisme, zeer letterlijk en waren niet tolerant ten
opzichte van andere geloofsvormen. Hun fanatisme richtte zich niet op een specifieke groep
of specifiek ras, maar op iedereen die in de ogen van de Ikhwan geen ware moslim was.942
De
Ikhwan waren een voorbeeld voor al-Utaybi. Dit blijkt onder meer uit het feit dat zijn groep
ook de Ikhwan werd genoemd. Al-Utaybi’s Ikhwan was dus geen verwijzing naar de
groepering die ook bekend stond als de Ikhwan, namelijk de Moslimbroederschap.
Geen van de bovenstaande personen of groepen is van belang geweest in de vorming van de
ideologie van Al-Qaʻida. Enkel Bin Laden vertoont enige gelijkenissen met al-Utaybi
aangezien hij net als al-Utaybi door zijn familie in aanraking was gekomen met het
Wahhabisme, namelijk door zijn vader, maar echt een concrete vergelijking is dit niet.943
Er is
echter wel één Islamitische denker die ook voor de leiders van Al-Qaʻida van belang is
geweest en dat is ibn Taymiyyah. In al-Utaybi’s epistels wijdt hij één brief of hoofdstuk aan
Taymiyyah. Taymiyyah was van belang voor het denken van al-Utaybi door zijn invloed op
al-Wahhaab. Taymiyyah propageerde de doctrine van tawhid, ofwel Goddelijke eenheid.
Volgens Taymiyyah dienden Islamitische leiders tawhid in de praktijk te brengen door het
implementeren en volgen van de Sharia. De leiders die dit niet deden en zelf wetten of regels
opsteld moesten als ongelovigen, kafir, gezien worden en dienden geëxcommuniceerd, takfir,
te worden.944
Taymiyyah was tevens de eerste persoon die de plicht ter uitvoering van jihad
propageerde.945
Al-Wahhaab en de Saoedische Ikhwan namen begrippen als takfir en tawhid
over van Taymiyyah en zo kwam al-Utaybi er ook mee in aanraking. Het is echter in dit
941
Zie paragraaf 4.1. 942
Zie paragraaf 6.4. 943
Zie paragraaf 7.4. 944
Zie paragraaf 1.2. 945
Zie paragraaf 7.1.
218
hoofdstuk duidelijk geworden dat al-Utaybi elementen uit Taymiyyah’s ideologie als takfir en
jihad niet overnam, terwijl de leiders van Al-Qaʻida dit juist wel deden.946
In de voorgaande paragrafen is duidelijk geworden wie ideologisch gezien van belang zijn
geweest voor de leiders van Al-Qaʻida. Zo kwam Bin Laden tijdens zijn studententijd in
aanraking met de ideologie van de Moslimbroederschap door toedoen van de docenten die
onderdeel waren van de Sahwa. Bin Laden reisde vervolgens naar Pakistan alwaar hij Azzam
ontmoette. Azzam had ook een zeer grote invloed op hem. Het was Azzam die Bin Laden
kennis liet maken met het fenomeen jihad, en een grote rol speelde in de totstandkoming van
Al-Qaʻida. Azzam was sterk beïnvloed door de Moslimbroederschap in zowel Jordanië als
Egypte. Gedurende zijn tijd in Egypte raakte hij bevriend met de familie Qutb. Qutb’s visie
ten aanzien van jihad en zijn tijd die hij doorbracht met de fedayeen zijn belangrijk geweest
voor de vorming van Azzam’s ideologie. Jihad speelde hierin een grote rol, wat tot uiting
kwam in Pakistan en Afghanistan tijdens de Afghanistanoorlog. In de voorgaande paragraaf is
gebleken dat al-Zawahiri zeer sterk is beïnvloed door Qutb. Al-Zawahiri wilde net als Qutb
door middel van een gewapende strijd, jihad bi al-sayf, het Egyptische regime laten
verdwijnen, dat in de ogen van zowel Qutb als al-Zawahiri ongelovig was. Takfir en jihad
speelden een grote rol in de ideologie van beide mannen.
Ideologisch gezien zijn er wel enige overeenkomsten te vinden tussen wie al-Utaybi en de
leiders van Al-Qaʻida geïnspireerd hebben, maar uiteindelijk zijn er meer verschillen
zichtbaar. De Moslimbroederschap, en dan vooral Sayyid Qutb, hebben een hele grote rol
gespeeld in het denken van de leiders van Al-Qaʻida, terwijl deze organisatie niet een
aantoonbare rol in het denken van al-Utaybi heeft gehad. Dit uit zich uiteindelijk ook in de
doelen die al-Utaybi en de leiders van Al-Qaʻida voor ogen hadden.
Doelen
Volgens Trofimov was het doel van de bezetting van de Grote Moskee door al-Utaybi’s
Ikhwan ‘de stroom van de wereldgeschiedenis omkeren en de aanzet geven tot een
wereldwijde oorlog die ten slotte zou leiden tot de algehele zege van de Islam en de
vernietiging van de arrogante christenen en joden.’947
In essentie zou dit neerkomen op
hetgeen door Al-Qaʻida wordt gepropageerd en zijn de doelen van al-Utaybi en Al-Qaʻida
identiek. Wanneer er echter beter gekeken wordt naar hetgeen al-Utaybi wilde bereiken en op
946
Zie paragraaf 7.1 en 7.4. 947
Trofimov, Het Beleg van Mekka, 16.
219
welke wijze hij dit voor ogen had verschilt dit behoorlijk van wat de leiders van Al-Qaʻida
voor ogen hadden. Al-Utaybi was een fel tegenstander van het Saoedisch Koningshuis, die in
zijn ogen on-legitieme heersers waren. In tegenstelling tot al-Zawahiri en Bin Laden was al-
Utaybi niet bereid tot takfir over te gaan.948
Al-Utaybi wilde echter wel het Saoedisch
Koningshuis ten val brengen. Al-Utaybi vond een manier om dit te verwezenlijken in de
Hadith, namelijk de Mahdi. Al-Utaybi was in de veronderstelling dat een lid van zijn Ikhwan,
al-Qahtani, de Mahdi was die naar de aarde gezonden was om de vijanden van de Islam te
verslaan, waardoor de Islam zou zegevieren. Hij schreef in zijn epistels wanneer de Mahdi
zou verschijnen en ook waar, namelijk de Grote Moskee in Mekka, aan het begin van een
nieuwe Islamitische Eeuw. Al-Utaybi was er van overtuigd dat op het moment dat de Mahdi
zich zou presenteren alle Saoedi’s in plaats van aan het Koningshuis, trouw zouden zweren
aan hem. Middels de Mahdi zou al-Utaybi er dus in slagen het Koningshuis terzijde te
schuiven en ook nog eens de vijanden van de Islam te verslaan, namelijk de christenen en
joden.949
De leiders van Al-Qaʻida hebben min of meer hetzelfde doel en min of meer eenzelfde visie
om dit te realiseren. Al-Zawahiri wilde middels een gewapende strijd, jihad bi al-sayf, het
Egyptische regime omverwerpen en in Egypte een nieuw kalifaat stichten waar vanuit de
Islam zich zou verspreiden. Later, nadat hij een bondgenootschap met het Al-Qaʻida van Bin
Laden aanging, zou hij zijn visie wijzigen. De focus werd van Egypte verlegd naar een
gewapende strijd tegen de Kruisvaarders, ofwel de Verenigde Staten en andere christelijke
staten, en de Joden, ofwel Israël.950
De beoogde doelen van al-Zawahiri komen dus
gedeeltelijk overeen met al-Utaybi. Al-Utaybi wilde de Christenen en Joden verslaan, maar
zijn ideologie kenmerkt zich door kritiek op het Saoedisch Koningshuis en niet zozeer de
Joden en Christenen. Al-Zawahiri was in eerste instantie ook gericht op ‘de nabije vijand’,
namelijk het Egyptische regime. Later veranderde dit en werd de gewapende strijd tegen de
Joden en Christenen het voornaamste doel. De wijze waarop al-Zawahiri en al-Utaybi hun
doelen wilden verwezenlijken verschilden echter nogal. Bij al-Zawahiri was een gewapende
strijd jihad bi al-sayf het middel, terwijl al-Utaybi de Mahdi als middel zag om zijn doelen te
bereiken.951
948
Zie paragrafen 6.4, 7.1 en 7.3-7.4. 949
Zie paragraaf 6.4. 950
Zie paragraaf 7.4. 951
Zie paragrafen 7.1, 7.3 en 7.4.
220
Voor Bin Laden geldt eigenlijk nagenoeg hetzelfde als voor al-Zawahiri. Bin Laden richtte
zich echter niet op Egypte. Bin Laden zag het Saoedische regime, nadat zijn hulp om het
Koninkrijk te verdedigen tegen Saddam Hoessein was afgewezen, als vijand. Desalniettemin
richtte Bin Laden zich vooral op een wereldwijde jihad tegen de Kruisvaarders en de Joden.
Jihad speelde een centrale rol binnen Al-Qaʻida, terwijl dit niet het geval was binnen al-
Utaybi’s Ikhwan.952
Voor Azzam geldt tot slot hetzelfde als voor al-Zawahiri en Bin Laden, namelijk dat jihad
ook volgens hem het middel is om zijn doelen te halen. Hij richtte zich echter niet zoals hen
op de Christenen en Joden, maar op gebieden die volgens hem Islamitisch waren en die
werden bedreigd of waren veroverd door ongelovigen, zoals de Filipijnen, Kasjmir en Bosnië.
Wie deze gebieden dan hadden veroverd of bedreigden maakte Azzam niet uit.953
Tussen
Azzam en al-Utaybi is nog wel een overeenkomst zichtbaar, namelijk dat zij niet zozeer
bereid waren bewust onschuldige mensen te doden, zoals vrouwen en kinderen, terwijl Al-
Qaʻida, ofwel al-Zawahiri en Bin Laden dit onderscheid niet maakten.954
Al-Utaybi slaagde er
uiteindelijk niet in onschuldigen buiten schot te houden, maar probeerde dit wel.955
Feit is
echter dat voor zowel Azzam, al-Zawahiri en Bin Laden geldt dat zij andere doelen
nastreefden dan al-Utaybi en dat met name de wijze waarop deze doelen gehaald moesten
worden afweek van dat van al-Utaybi.
7.6 Conclusies op basis van standaardliteratuur en Trofimov
Visie Trofimov
Alvorens een conclusie te trekken over mogelijke verbanden tussen al-Utaybi’s Ikhwan en Al-
Qaʻida is het van belang Trofimov’s visie ten aanzien hiervan uiteen te zetten. Het is al een
paar keer naar voren gekomen dat Trofimov meent dat al-Utaybi’s Ikhwan een voorloper van
Al-Qaʻida was, maar welke argumenten hij hiervoor aandraagt zijn nog niet op een rij gezet.
Trofimov begint door verschillen tussen de beide mannen aan te dragen, zoals de familiaire
status van Osama Bin Laden. Bin Laden is volgens hem opgegroeid in een ‘relatief modern
gezin’. Tevens behoorde Bin Laden tot een ‘meer wereldse generatie Saoedi’s’.956
Trofimov
geeft hierbij geen verdere uitleg, maar doelt hier vermoedelijk op het feit dat de familie Bin
Laden rijk was en de vruchten van de modernisering van het Koninkrijk hadden geplukt. Dit
952
Zie paragrafen 7.1, 7.3 en 7.4. 953
Zie paragrafen 7.3 en 7.4. 954
Zie paragrafen 7.3 en 7.4. 955
Trofimov, Het Beleg van Mekka, 293. 956
Trofimov, Het Beleg van Mekka, 288.
221
stelde leden van de familie in staat om in het buitenland te studeren of te reizen, waardoor zij
hun kijk op de wereld konden verbreden en meer van de wereld zagen. Al-Utaybi daarentegen
kwam uit een arme bedoeïenfamilie. Hij richtte zich volledig op Saoedi-Arabië, omdat hij ook
niets anders kende dan het Koninkrijk.
Een tweede verschil dat Trofimov aandraagt is het feit dat Bin Laden, in tegenstelling tot al-
Utaybi, geen problemen had met de bid’a die voortkwamen uit de toegenomen welvaart in het
Koninkrijk, zoals de televisie en fotografie. Volgens Trofimov beschouwde Bin Laden dit als
‘belangrijke wapens in de jihad’.957
De verschillen die bestaan tussen al-Utaybi en Bin Laden
met betrekking tot hun afkomst en het feit dat al-Utaybi fel tegen alle mogelijke vormen van
innovatie was, terwijl Bin Laden hier juist gebruik van maakte, zijn in deze scriptie al
besproken. Trofimov draagt echter slechts twee verschillen aan en maakt alleen een
vergelijking tussen al-Utaybi en Bin Laden. Bin Laden was dan wel verantwoordelijk voor de
oprichting van Al-Qaʻida, maar wanneer het over deze organisatie gaat moet er ook aandacht
zijn voor de mannen die van belang zijn geweest voor het ontstaan ervan, namelijk Azzam en
al-Zawahiri. Desalniettemin ziet Trofimov in dat er wel degelijk verschillen bestaan en licht
hij het grootste verschil tussen Bin Laden (hij noemt al-Zawahiri en Azzam wederom niet) en
al-Utaybi uit, namelijk het idee van de Mahdi. Trofimov schrijft hier het volgende over: ‘En
in elk geval deelde Bin Laden niet Juhaymans bizarre – en na de dood van Mohammed
Abdullah aantoonbaar onjuist – theorie over de komst van de Mahdi in het Islamitische jaar
1400.’
Niettemin ziet Trofimov overeenkomsten tussen al-Utaybi en Bin Laden, aangezien hij anders
niet tot de conclusie zou komen dat al-Utaybi’s Ikhwan een voorloper van Al-Qaʻida was. Hij
begint met enkele uitspraken die Bin Laden over al-Utaybi en de gebeurtenissen in Mekka in
1979 gedaan zou hebben. Over de rol van het Koningshuis tijdens de belegering zou hij
gezegd hebben: ‘Fahd heeft de heiligheid van Grote Moskee ontwijd. Hij heeft zich koppig
getoond en tegen de raad van iedereen in gehandeld toen hij rupsband- en pantservoertuigen
de moskee in stuurde. Ik herinner me nog steeds de sporen van rupsbandvoertuigen op de
tegels van de moskee. Mensen herinneren zich nog steeds dat de minaretten met zwarte rook
bedekt waren doordat ze met tanks waren beschoten.’ Volgens Trofimov sprak Bin Laden in
besloten kring nog uitgesprokener. ‘De mannen die Mekka hebben bezet waren ware moslims
[…] niet schuldig aan enige misdaad en […] zij zijn meedogenloos gedood.’958
Hij heeft deze
957
Trofimov, Het Beleg van Mekka, 288. 958
Trofimov, Het Beleg van Mekka, 289.
222
uitspraken weten te bemachtigen uit de werken van Jason Burke en Peter Bergen, dezelfde
werken die ik ook meermaals gebruikt heb. Zij hebben deze uitspraken respectievelijk
middels een interview en een audio-opname bemachtigd.959
Trofimov insinueert dat Bin
Laden zich regelmatig uitliet over al-Utaybi door te zeggen dat Bin Laden in besloten kring
nog uitgesprokener sprak over al-Utaybi, maar behalve deze twee quotes is er niet meer
materiaal beschikbaar waarin Bin Laden zich uitlaat over al-Utaybi. Op basis van deze twee
uitspraken kan dus niet geconcludeerd worden dat Bin Laden zich dikwijls uitliet over hem en
zeker niet dat hij zich heeft laten inspireren door al-Utaybi.
Trofimov continueert zijn betoog door met een tweetal concrete vergelijkingen te komen van
al-Utaybi en Bin Laden, namelijk hun aversie jegens het Saoedisch Koningshuis en Bin Baz.
‘Toen Bin Laden eenmaal had gebroken met het Saoedische regime na de massale inzet van
Amerikaanse troepen in het Koninkrijk in 1990-1991, begon hij Juhaymans verwerpingen van
de koninklijke familie bijna woordelijk te herhalen. Evenals Juhayman protesteerde hij fel
tegen de aanwezigheid van niet moslims op Saoedisch grondgebied, tegen banken die de
Islamitische renteverboden overtraden en tegen de flirt van de koninklijke familie met
Christelijke mogendheden.’ ‘En evenals Juhayman richtte Bin Ladens verachting zich op Bin
Baz……die, nadat hij zijn steun had verleend aan een bestorming van de Grote Moskee, in
1990 officieel de toevloed van Amerikaanse soldaten goedkeurde.’960
Trofimov doet
voorkomen alsof Bin Laden zich door al-Utaybi heeft laten inspireren in zijn kritiek op het
Koningshuis en Bin Baz, maar dit is niet het geval. De aversie jegens Bin Baz en het
Saoedisch Koningshuis zijn in het geval van Bin Laden te herleiden naar het feit dat hij in
1990 de hulp van de mujahidien aanbood tegen Saddam Hoessein, maar zijn hulp geweigerd
werd. In plaats daarvan nodigde het Koningshuis, met steun van Bin Baz middels een fatwa,
Amerikaanse soldaten uit. Sindsdien zou Bin Laden een grote afkeer tegen het Saoedische
regime hebben.961
Vervolgens komt Trofimov al met zijn conclusie, namelijk dat ‘in vele opzichten was
Juhaymans multinationale onderneming waarin voor het eerst de door Wahhabieten
geïnspireerde geloofsijver van de Saoedische radicalen met de conspiratieve vaardigheden
van de Egyptische Jihadisten werd gecombineerd, een voorloper van Al-Qaʻida zelf’. ‘Het
zijn deze twee stromen – die respectievelijk worden vertegenwoordigd door Bin Laden en zijn
959
Burke, Al-Qaeda, 57 en Bergen, The Osama bin Laden I Know, 23 en 444n20. 960
Trofimov baseert zich hierbij op uitspraken die Bin Laden in 1996 in een interview heeft gedaan. Zie
Trofimov, Het Beleg van Mekka, 289 en 341. 961
Saghi, ‘Introduction. Osama Bin Laden.’, 21 en Bergen, The Osama Bin Laden I Know, 112-114.
223
Egyptische rechterhand Ayman al-Zawahiri – die meer dan tien jaar later de kern zouden
vormen van een moorddadig netwerk dat de wereld heeft geteisterd.’ Trofimov noemt al-
Utaybi’s groep een ‘multinationale onderneming’ omdat omdat er zich in de groep meerdere
buitenlanders bevonden, waaronder Egyptenaren. Hegghammer en Lacroix bevestigen dat er
zich meerdere nationaliteiten bevonden onder al-Utaybi’s Ikhwan, maar in tegenstelling tot de
Egyptische invloed binnen al-Qaʻida en bij het ontstaan van Al-Qaʻida, is er geen duidelijk
zichtbare rol van de Egyptenaren binnen al-Utaybi’s Ikhwan, immers de groep van al-Utaybi
had meer weg van een cult, dan een organisatie.962
De conclusie van Trofimov komt ook uit
de lucht vallen, aangezien hij niet met meer argumenten komt dan ik net beschreven heb.
Trofimov’s stellingname dat al-Utaybi’s Ikhwan een voorloper van Al-Qaʻida was en dat de
bezetting van de Grote Moskee tot de geboorte van Al-Qaʻida heeft geleid, is op basis van de
argumenten die Trofimov presenteert dan ook te kort door de bocht.
Voorlopige conclusie auteur
Om de vraag te kunnen beantwoorden of al-Utaybi’s Ikhwan een voorloper van Al-Qaʻida
was, is het van belang de verschillende ideologieën uit te diepen. Een interessant gegeven is
dat Trofimov nauwelijks bewijzen presenteert met betrekking tot de ideologieën van beide
groeperingen. In de vorige paragraaf ben ik ingegaan op de overeenkomsten en verschillen die
er bestaan tussen al-Utaybi en de leiders van Al-Qaʻida. Daar is naar voren gekomen dat er
meer verschillen dan overeenkomsten zichtbaar zijn. Al-Utaybi was net als de leiders van Al-
Qaʻida een Salafist. De leiders van Al-Qaʻida onderscheiden zich van al-Utaybi doordat zij
onder de categorie Jihadi’s vallen en al-Utaybi dit niet was. Er is geen enkele auteur die al-
Utaybi een Jihadist noemt, zelfs Trofimov niet.
In de vorige paragraaf is ook betoogd dat de leiders van Al-Qaʻida en al-Utaybi van inzicht
verschillen over Salafistische begrippen, zoals takfir en bid’a. Verder verschilt al-Utaybi van
de leiders van Al-Qaʻida qua inspiratoren of ideologische mentoren. Voor al-Utaybi speelde
zijn Ikhwan-achtergrond een belangrijke rol en waren Bin Baz en al-Albani van belang,
terwijl voor de leiders van de Al-Qaʻida de Moslimbroederschap, en dan met name Sayyid
Qutb, van belang was. Tevens was Azzam een ideologische mentor voor Bin Laden. Tot slot
waren de doelen die de leiders van Al-Qaʻida voor ogen hadden anders dan die van al-Utaybi.
Al-Zawahiri wilde in eerste instantie ‘de nabije vijand’ verslaan, namelijk het Egyptische
regime. Later veranderde dit en werd de gewapende strijd tegen de Joden en Christenen het
962
Hegghammer en Lacroix, ‘Rejectionist Islamism in Saudi Arabia’, 109 en 113-114.
224
voornaamste doel. Bin Laden wilde na de Afghanistanoorlog de gewapende strijd, jihad bi al-
sayf, tegen de vijanden van de Islam voortzetten, wat uiteindelijk leidde tot een
oorlogsverklaring aan de Verenigde Staten en haar bondgenoten en Israël. Azzam wilde
middels een gewapende strijd Islamitische gebieden die bedreigd werden of veroverd waren
bevrijden, zoals de Filipijnen of Kasjmir. Al-Utaybi daarentegen wilde vooral het Saoedisch
Koningshuis terzijde schuiven en meende dit te kunnen realiseren door de Mahdi te laten
verijzen. Het doel en het middel om dit te bewerkstelligen verschilden dus van elkaar.
Ideologisch gezien zijn er ook nauwelijks verbanden tussen al-Utaybi, de leiders van Al-
Qaʻida en Al-Qaʻida zelf.
Organisatorisch gezien verschilde al-Utaybi’s Ikhwan ook van Al-Qaʻida. Al-Utaybi’s Ikhwan
leek sterk op een cult rondom de persoon al-Utaybi. Bin Laden was ook het gezicht van Al-
Qaʻida, maar er zit wel een organisatie omheen. Al-Qaʻida is ook veel beter georganiseerd
dan al-Utaybi’s groepering. Dit blijkt ook uit het feit hoe Al-Qaʻida zijn acties voorbereid en
erin is geslaagd meerdere aanslagen te plegen, terwijl de eerste actie van al-Utaybi’s
groepering meteen de laatste was. Een groot verschil is ook dat al-Utaybi voorop in de strijd
ging bij de actie die zijn groepering uitvoerde, terwijl het leiderschap van Al-Qaʻida nooit
direct betrokken is bij de uitvoering van een aanslag. Een vergelijking die tussen al-Utaybi’s
groepering en Al-Qaʻida gemaakt zou kunnen worden is dat beide groeperingen bekend zijn
geworden doordat hun acties gericht waren of beter gezegd uitgevoerd werden op plekken met
een grote symbolische waarde. Zoals in hoofdstuk 2 naar voren is gekomen is de Grote
Moskee van groot belang voor de Islam, maar ook voor het Koningshuis van Saoedi-Arabië.
Bij Al-Qaʻida doel ik op de aanslagen op de Twin Towers en het Pentagon in de Verenigde
Staten. Er is echter ook een verschil, namelijk al-Utaybi meende de Grote Moskee te moeten
bezetten omdat de Mahdi zich daar kenbaar moest maken, terwijl Al-Qaʻida de Twin Towers
en het Pentagon bewust had gekozen voor een aanslag. De Twin Towers stonden namelijk
symbool voor de Amerikaanse welvaart of economie, terwijl het Pentagon het hart van de
Amerikaanse defensie is.
Tot slot verschillen de leiders van Al-Qaʻida, met name al-Zawahiri en Bin Laden, van al-
Utaybi door hun achtergrond. Al-Utaybi kwam uit een arme familie en had weinig
carrièremogelijkheden. Bin Laden en al-Zawahiri daarentegen kwamen uit gegoede families.
In het geval van al-Utaybi is het wellicht logischer dat hij zich tot extreme geloofsopvattingen
voelde aangetrokken door zijn zwakke maatschappelijke positie. Bin Laden en al-Zawahiri
voelden zich ondanks hun gegoede achtergrond ook aangetrokken tot een extreme religieuze
225
overtuiging, wat opvallend is. Ondanks al het bewijs dat er nauwelijks verbanden zichtbaar
zijn tussen de twee groepen komt Trofimov toch tot de conclusie dat al-Utaybi’s Ikhwan een
voorloper van Al-Qaʻida was. Daarnaast stelt hij ook dat de gebeurtenissen in Mekka in 1979
‘op talloze andere manieren radicale moslims over de hele wereld geprikkeld’ heeft.963
Om te
verifiëren of Trofimov hierin gelijk heeft zal in het volgende hoofdstuk een casestudy worden
uitgevoerd over Abu Mohammed al-Maqdisi.
963
Trofimov, Het Beleg van Mekka, 290.
226
8. Al-Maqdisi en al-Utaybi: reëel of fictief verband?
8.1 Beschrijving visie Trofimov op al-Maqdisi, de kalme Jihadi
‘Juhaymans gedurfde inval in de Grote Moskee heeft op talloze andere manieren radicale
moslims over de hele wereld geprikkeld.’ Eén van deze radicale moslims was volgens
Trofimov Isam al-Barqawi, alias Abu Mohammed al-Maqdisi. Dit is een Islamitisch denker
die volgens Trofimov van invloed is geweest op Abu Musab al-Zarqawi.964
Al-Zarqawi is
bekend geworden als leider van Al-Qaʻida in Irak, waar hij verantwoordelijk was voor vele
aanslagen en video-opnames waarin veelal buitenlandse gevangenen werden onthoofd.
Trofimov omschrijft al-Maqdisi als een ‘vruchtbare jihadtheoreticus – die aanvankelijk zelfs
door Bin Laden te radicaal werd bevonden.’ Hij had volgens Trofimov een persoonlijke band
met al-Utaybi’s Ikhwan omdat al-Maqdisi’s zwager, Abdellatif al-Derbas één van al-Utaybi’s
trouwste aanhangers was geweest. Al-Maqdisi zou door de verhalen van al-Derbas onder de
indruk van al-Utaybi’s ‘onverzettelijke hartstocht’ zijn geweest. Hij was zelfs zo onder de
indruk hij het uiterlijk van al-Utaybi zou hebben overgenomen, door zijn haar en baard te
laten groeien. Volgens Trofimov ging al-Maqdisi verder in zijn verheerlijking van al-Utaybi
door te claimen dat er een bloedverwantschap zou bestaan tussen hen. Hij stelt echter ook dat
dit zeer onwaarschijnlijk is aangezien al-Maqdisi een Palestijn was. Trofimov baseert zich op
het boek van al-Maqdisi getiteld ‘De Duidelijke Bewijzen dat de Saoedische Staat ongelovig
is’. Dit boek zou volgens Trofimov ‘verplichte lectuur worden voor generaties radicalen
overal in de Islamitische Wereld.965
Trofimov stelt wel dat al-Maqdisi ‘uiteraard’ besefte dat al-Utaybi’s theorie over de Mahdi
onjuist was. Maar volgens Trofimov stelde al-Maqdisi in zijn boek wel ‘dat is niets
vergeleken met de enorme misdaden van de Saoedische regering: mensen de weg tot God
versperren, ongeloof omarmen, gelovigen schade berokkenen […] en ’s lands deuren wijd
openzetten voor ongelovigen van allerlei gezindten’. Al-Maqdisi meende dat doordat de
Saoedische regering soldaten op al-Utaybi afstuurde zij de eerste was die zich niet hielden aan
het verbod van het voeren van oorlog op heilige grond, zoals in de Koran staat beschreven.
Al-Maqdisi vervolgde zijn betoog: ‘Wij vragen God om Juhayman te vergeven in ruil voor
964
Trofimov, Het Beleg van Mekka, 290-291. 965
Trofimov, Het Beleg van Mekka, 291.
227
alles wat hij heeft gedaan om de religie van God te laten zegevieren, voor zijn pogingen om
de mensen wakker te schudden.’966
Al-Maqdisi was volgens Trofimov ook kritisch op al-Utaybi. Het feit dat ze een religieus
symbool als de Grote Moskee als doelwit hadden uitgekozen toonde de ‘dwaasheid, naïviteit
en een gebrek aan visie’ van de rebellen. In plaats van de Grote Moskee hadden ze volgens al-
Maqdisi Saoedische regeringsgebouwen of het Koninklijk paleis moeten treffen. Volgens
Trofimov klaagde Al-Maqdisi over het feit dat een confrontatie tussen het Koninklijk huis en
al-Utaybi’s Ikhwan in Riyad ‘het doel zou hebben gehad om de regering te verdedigen, terwijl
zij in Mekka kon worden afgeschilderd als een verdediging van de godsdienst, van het Huis
Gods en van de vrijheid van de gelovigen om te bidden’. Dit was een vergissing volgens al-
Maqdisi die het Koningshuis in staat stelde in één keer het hele netwerk van opstandige
Islamisten te elimineren.967
Trofimov bedoelt hiermee te zeggen dat al-Maqdisi van mening is
dat het Koningshuis de aanval op de bezetters in de Grote Moskee kon verantwoorden als
zijnde ter bescherming van het geloof. De Saoedische burgers hadden hier meer begrip voor
dan wanneer al-Utaybi wellicht het regime zelf aangevallen had.
Trofimov vervolgt zijn verhaal door te stellen dat ‘een van de eerste lezers die zich door dit
boek [boek van al-Maqdisi] lieten inspireren, al-Maqdisi’s raad opvolgde. In 1995 plaatste
namelijk iemand een dodelijke bom die een gebouw van de Saoedische Nationale Garde
verwoestte, waarbij zeven mensen omkwamen – onder wie vijf Amerikanen’. Al-Maqdisi zat
op dat moment in de gevangenis in Jordanië waar hij een cel deelde met ‘een
medesamenzweerder en een oogappel van Maqdisi, die graag wilde horen over Juhaymans
heldendaden’, Abu Musab al-Zarqawi.968
Trofimov eindigt zijn verhaal door al-Utaybi ook als
een soort inspirator van al-Zarqawi te presenteren. ‘In tegenstelling tot de rebellen in Mekka,
die – aanvankelijk althans – probeerden om burgers niet te deren, zou de laatste mutatie van
dit virus massamoord verheffen tot een kunstvorm. Toch werden de wortels nooit vergeten:
bij zijn dood eerde een zelfmoordterrorist, die in 2005 door Zarqawi werd gestuurd om een
966
Trofimov, Het Beleg van Mekka, 292. Al-Maqdisi is door Trofimov geciteerd uit zijn boek Al-Kawashif al-
Jaliyya fi Kufr al-Dawla al-Saʻudiyya, (Duidelijke bewijzen dat de Saoedische Staat ongelovig is) die op het
internet gepubliceerd is. 967
Trofimov, Het Beleg van Mekka, 292. Ook hier geldt dat de citaten van al-Maqdisi uit zijn boek Al-Kawashif
al-Jaliyya fi Kufr al-Dawla al-Saʻudiyya komen. 968
Trofimov, Het Beleg van Mekka, 292.
228
bomaanslag uit te voeren op het Palestijnse Hotel in Bagdad, de oorspronkelijke meester door
de schuilnaam Abu Juhayman aan te nemen.’969
Trofimov stelt dat al-Utaybi van invloed is geweest op al-Maqdisi, een, zoals in de volgende
paragraaf zal blijken, prediker van jihad die van invloed is geweest op de beruchte leider van
Al-Qaʻida in Irak al-Zarqawi. Om te onderzoeken of Trofimov een terechte conclusie trekt zal
ik in de volgende paragraaf de persoon al-Maqdisi en zijn ideologie toelichten. Ik zal hierbij
gebruik maken van het werk van de Nederlandse professor Joas Wagemakers, die zich heeft
verdiept in de ideologie en het leven van al-Maqdisi.
8.2 Studie Joas Wagemakers: beschouwingen en conclusies
Biografie al-Maqdisi
Abu Mohammed al-Maqdisi heet eigenlijk ‘Isam al-Barqawi. Tot begin 2009 stond in zijn
biografie op zijn website het volgende: ‘Hij is Abu Mohammed ‘Asim b. Mohammed b.
Tahir-al-Barqawi, bekend als al-Maqdisi, afstammend van de ‘Utaybi’s, uit het dorp Barqa in
het district Nablus.’970
Wat direct opvalt is het feit dat hij claimt een afstammeling te zijn van
de Utaybi stam. Wagemakers begint zijn verhaal door direct vraagtekens te plaatsen bij deze
introductie van al-Maqdisi. Ten eerste vraagt hij zich af waarom al-Barqawi zichzelf de naam
al-Maqdisi geeft, wat ‘de Jeruzalemiet’ betekent, terwijl hij uit Baraq komt, wat in de
Westelijke Jordaanoever ligt. Ten tweede is het vreemd dat al-Maqdisi claimt dat hij afstamt
van de Utaybi stam, aangezien deze stam uit Nadjd komt, wat in het midden van Saoedi-
Arabië ligt.971
Een derde opvallend punt is dat hij zijn naam van ‘Isam al-Barqawi, naar
‘Asim al-Barqawi veranderde. De reden hiervoor is dat ‘Isam voor zowel mannen als
vrouwen gebruikt kan worden en ‘Asim de naam is van meerdere metgezellen van de Profeet
Mohammed.972
Wagemakers kan de andere twee opvallende kenmerken van al-Maqdisi ook verklaren. Het
feit dat hij zegt af te stammen van de Utaybi stam is volgens Wagemakers niet onjuist. De
Utaybi stam heeft twee takken, namelijk Barqa en Ruqa. De Ruqa tak heeft weer een zijtak,
namelijk Hafi, waar al-Maqdisi toe behoort. Dit is opvallend, aangezien hij officieel al-
Barqawi heet en toch tot de Ruqa tak behoort. Verscheidene families, waaronder voorouders
969
Trofimov, Het Beleg van Mekka, 293. 970
Wagemakers heeft deze quote van zijn website www.tawhed.ws/a?a=2qrikosd, die niet langer toegankelijk is,
maar zijn biografie is wel toegankelijk via http://archive.is/dt3z6#selection-893.0-897.1. 971
Zie paragraaf 4.1. 972
Wagemakers, J. A Quietist Jihadi. The Ideology and Influence of Abu Muhammad al-Maqdisi. (New York:
Cambridge University Press, 2012), 29-30.
229
van al-Maqdisi zijn in het verleden van Nadjd in Saoedi-Arabië verhuist naar Barqa. Gezien
het feit dat veel inwoners van Barqa een Arabische achtergrond hebben wordt Barqa wel eens
gezien als een Hanbali dorp in een Palestijnse regio. De naam al-Barqawi komt dus niet voort
uit tribale achtergrond, maar simpelweg van het dorp waar hij geboren is. Het feit dat hij zich
al-Maqdisi noemt, wordt verklaard door Wagemakers als zijnde een verwijzing naar de
belangrijkste stad in de buurt van waar hij geboren is.973
Het is opvallend dat al-Maqdisi zichzelf de naam ‘de Jeruzalemiet’ gaf, aangezien hij maar
heel kort in Barqa gewoond heeft. Hij is daar in 1959 geboren, maar vertrok op zeer jonge
leeftijd met zijn familie naar Koeweit. Hij was het oudste kind van een arme boer. Het was
een arme familie, die in de hoop op een beter leven vertrok naar Koeweit. Door de oorlog in
Palestina in 1948 sloegen veel Palestijnen op de vlucht of werden min of meer gedwongen te
emigreren. Een deel van deze Palestijnen, met name de hoogopgeleiden, toog naar Koeweit.
Deze hoogopgeleiden kregen al snel een baan in Koeweit aangezien daar rond dezelfde tijd
olie was ontdekt en een groot deel van hen een baan kon vinden in de olie-industrie. Een
tweede golf van Palestijnen die naar Koeweit trok bestond voornamelijk uit onopgeleide
arbeiders en boeren, waartoe ook al-Maqdisi’s familie behoorde. Al-Maqdisi’s vader kreeg
uiteindelijk een baan bij het Ministerie van Volksgezondheid in Koeweit, waardoor hun
familie een redelijk goed leven in Koeweit had.974
Al-Maqdisi’s ouders hadden weinig met religie. Volgens al-Maqdisi zelf bad zijn moeder heel
soms en zijn vader nooit. Al-Maqdisi ging daarentegen in zijn jeugdjaren met vrienden en
buurtgenoten naar de moskee om te bidden en te luisteren naar preken. Vanwege zijn
interesse in religie wilde hij studeren aan de Islamitische Universiteit in Medina, maar zijn
ouders prefereerden dat hij een opleiding geneeskunde of bouwkunde ging volgen.
Uiteindelijk besloot al-Maqdisi Koeweit te verlaten om in het voormalig Joegoslavië te gaan
studeren aan de Universiteit van Sarajevo. Het feit dat al-Maqdisi koos voor voormalig
Joegoslavië kwam door toedoen van een Syrische geleerde, Mohammed Surur, die veel
invloed had gehad op hem tijdens zijn tienerjaren. Surur had vrienden op de Universiteit van
Sarajevo en daarom besloot al-Maqdisi daar te gaan studeren met twee vrienden. Eenmaal in
Sarajevo bleek dat de colleges enkel in het Servisch gegeven werden. Ze deden een poging de
taal meester te worden, maar dit bleek te moeilijk, waarna ze besloten de universiteit te
973
Wagemakers, A Quietist Jihadi, 30. Wagemakers komt tot deze conclusies op basis van interviews met al-
Maqdisi. 974
Wagemakers, A Quietist Jihadi, 31-32.
230
verlaten. Een andere reden volgens al-Maqdisi was dat het een gemengde universiteit was
waar zowel mannen als vrouwen welkom waren, en dit beviel hem niet. Vervolgens besloot
al-Maqdisi naar de Universiteit van Mosul in Irak te gaan om biologie te studeren. Het is
echter niet duidelijk waarom hij biologie ging studeren.975
Eenmaal in Irak beviel het studeren in Mosul hem ook niet. De taalbarrière was geen
probleem, maar er speelden wel andere zaken die zijn studie daar niet tot een succes maakten.
Ten eerste was hij weer op een universiteit terecht gekomen waar zowel vrouwen als mannen
bij elkaar zaten. Ten tweede was het politieke klimaat in Irak op het moment dat hij daar
studeerde niet gunstig. Het was begin jaren ’80 en Irak had de oorlog verklaard aan Iran. Al-
Maqdisi probeerde in die tijd contacten te leggen bij Islamitische organisaties, wat erg
moeilijk was aangezien het seculiere regime van Saddam Hoessein op dat moment niet
welwillend tegenover dat soort organisaties stond. Al-Maqdisi werd zelfs voor twee dagen
gearresteerd, omdat hij Islamitische boeken bij zich had. Hij keerde tijdens een vakantie terug
naar Koeweit waar hij vrienden trof die net als hij religieus geïnteresseerd waren. Hij vertelde
hen over het feit dat de universiteit in Mosul gemengd was, waarna zij hem op het hart
drukten dat het verboden was naar een dergelijke universiteit te gaan. Al-Maqdisi besloot als
gevolg hiervan te stoppen met zijn studie in Irak en om zijn droom na te jagen, namelijk door
religie te studeren in Saoedi-Arabië.976
Alvorens al-Maqdisi naar Saoedi-Arabië vertrok schreef hij een aantal vooraanstaande
geleerden met het verzoek hem toe te laten tot de Islamitische Universiteit in Medina,
aangezien hij in Irak met vrouwen moest studeren. Al-Maqdisi vertrok al naar Saoedi-Arabië,
nog voordat hij een reactie op één van zijn brieven had gehad, om de hadj uit te voeren.
Eenmaal in Saoedi-Arabië kreeg hij van Bin Baz, de vooraanstaande geestelijke uit Saoedi-
Arabië, toestemming om gebruik te maken van de faciliteiten van de universiteit, zonder dat
hij officieel toegelaten werd. Al-Maqdisi was veelal aan het studeren in Saoedi-Arabië en
kwam daar in aanraking met de staatsreligie het Wahhabisme. Een belangrijk moment in het
leven van al-Maqdisi vond plaats toen hij naar de bibliotheek van de Moskee van de Profeet
in Medina ging. Daar maakte hij kennis met de lange traditie van het Wahhabisme door Al-
Durar al-Saniyya, een collectie Wahhabitische geschriften. Al-Maqdisi spendeerde de verdere
tijd die hij in Saoedi-Arabië verbleef aan het verzamelen en lezen van geschriften die hem
975
Wagemakers, A Quietist Jihadi, 32. 976
Wagemakers, A Quietist Jihadi, 32-33.
231
interesseerden en begon hij zelf ook te schrijven. In 1983 kwam één van zijn eerste boeken uit
waarin hij over begrippen als kufr en takfir schreef.977
Begin jaren ’80 keerde hij terug naar Koeweit, waar hij in 1984, op basis van zijn verzamelde
Salafistische (Wahhabistische) geschriften, wellicht zijn meest belangrijke boek schreef,
Millat Ibrahim, wat ‘de religie van Abraham’ betekent.978
Hierin beschreef hij onder meer het
gedachtegoed van Sayyid Qutb vanuit zijn Salafistische opvatting en maakte hij veelvuldig
gebruik van het concept wat aan het begin van hoofdstuk 7 al is besproken, al-wala wa-l-
bara. Op basis van dit concept werd zijn boek volgens Wagemaker een aanklacht tegen
Moslimstaten die niet regeren op basis van het Islamitisch Recht. Net als de leiders van Al-
Qaʻida vertrok al-Maqdisi naar Peshawar in Pakistan om bij te dragen aan de strijd tegen de
Sovjets. Hij zou daar wel een militaire training hebben ondergaan in het grensgebied met
Pakistan en Afghanistan, maar niet betrokken zijn geweest bij gevechten met de Sovjets. In
een interview van Wagemakers met Al-Maqdisi vertelde hij dat hij er in Afghanistan achter
kwam dat hij niet met wapens kon omgaan en dat hij daarom besloot zich te richten op
hetgeen hij volgens hem zelf altijd had gedaan, namelijk het bekeren van mensen (daʻwa).979
Al-Maqdisi vervulde een rol van prediker in Peshawar waar hij tevens zijn tijd doorbracht met
het schrijven en verspreiden van zijn boeken. Zo werd zijn boek Millat Ibrahim in Peshawar
gedrukt en schreef hij een boek waarin hij Saoedi-Arabië een ongelovige staat noemde
getiteld Al-Kawashif al-Jaliyya fi Kufr al-Dawla al-Saʻudiyya, oftewel ‘De Duidelijke
Bewijzen dat de Saoedische Staat ongelovig is’. Dit boek werd echter niet gewaardeerd door
de aanwezige Saoedische jihadi’s, net als het feit dat een groot deel van de Arabische
mujahidien niet hoefden te horen dat hun eigen staat on-Islamitisch was. Al-Maqdisi’s ideeën
omtrent het concept takfir werden dan ook niet door alle mujahidien gedeeld. Net als
Abdullah Azzam was al-Maqdisi niet een vechter, maar een prediker. Wagemakers stelt dan
ook dat men zou kunnen verwachten dat types als al-Maqdisi en Azzam zich zouden
verenigen, aangezien het Islamitische denkers waren, ze geen militaire bijdragen wilden
leveren en niet verbonden waren aan een organisatie. Dit was echter niet het geval aangezien
al-Maqdisi geen aanhanger bleek van Azzam en met hem van mening verschilde over welke
strategie in Afghanistan gevolgd moest worden.980
977
Wagemakers, A Quietist Jihadi, 36-37. 978
Wagemakers, A Quietist Jihadi, 37-38. 979
Wagemakers, A Quietist Jihadi, 38. 980
Wagemakers, A Quietist Jihadi, 38-39.
232
Gezien het feit dat al-Maqdisi zich in Peshawar bevond en zelfs lesgaf in de trainingskampen
van Al-Qaʻida zou men verwachten dat hij de leiders van Al-Qaʻida kende, maar hij heeft ze
niet allemaal ontmoet.981
Tot zijn spijt heeft al-Maqdisi Bin Laden nooit ontmoet, maar zou
hij wel al-Zawahiri in Peshawar hebben ontmoet. Al-Maqdisi noemde al-Zawahiri ook een
vriend van hem. Wagemakers verklaart in zijn boek wat volgens hem de reden was dat al-
Maqdisi niet echt dicht bij de belangrijke figuren binnen Al-Qaʻida stond, namelijk het feit dat
hij niet erg lang in Afghanistan en Pakistan bleef.982
Desalniettemin leerde al-Maqdisi begin
1990 wel Abu Musʻab al-Zarqawi kennen in Peshawar. Hoe de relatie tussen de twee zich
ontwikkelde na hun ontmoeting in Peshawar is echter niet duidelijk. Uiteindelijk kwamen ze
elkaar in Jordanië weer tegen. Alvorens al-Maqdisi naar Jordanië vertrok, keerde hij eerst
terug naar Koeweit. Hier bleef hij schrijven en verdiende hij zijn geld bij een drukkerij, waar
hij zelfs manager werd. Al-Maqdisi veranderde uiteindelijk wel van baan waardoor hij meer
geld ging verdienen en meer flexibele uren had. Zijn invloed als Islamitische geleerde groeide
door toedoen van zijn boeken en hij verdiende goed met zijn werk. Hij werd echter door de
Iraakse invasie van Koeweit gedwongen terug te keren naar Jordanië.983
Eenmaal in Jordanië zette al-Maqdisi het verspreiden van zijn boeken voort en kreeg hierbij
hulp van al-Zarqawi, die na zijn verblijf in Afghanistan en Pakistan al-Maqdisi had getraceerd
in Jordanië. In Jordanië kwamen de beide mannen in contact met een aantal jonge mannen,
waarvan een aantal ook in Afghanistan waren geweest.984
Ze formeerden met hen een groep
die later in de media bekend stond als Bayʻat al-Imam, ‘Trouw aan de Imam’, die de
Salafistische ideologie van al-Maqdisi verspreidden. Deze groep was volgens diverse auteurs
een gewelddadige en terroristische organisatie, maar volgens Wagemakers is dit geen terechte
conclusie en richtte de groep zich op bekering, daʻwa.985
In eerste instantie was al-Maqdisi de
leider van de groep, maar dit veranderde nadat een deel van de Bayʻat al-Imam, waaronder al-
Maqdisi en al-Zarqawi, in de gevangenis belandde. Dit was het gevolg van een mislukte
981
Wagemakers stelt dat hij werkzaam was in trainingskampen van Al-Qaʻida. Dit houdt in dat de periode die nu
beschreven wordt na 1988 is, aangezien Azzam en Bin Laden toen wel over trainingskampen beschikte, maar
Al-Qaʻida nog niet bestond. 982
Wagemakers, A Quietist Jihadi, 39. 983
Wagemakers, A Quietist Jihadi, 40-41. 984
Wagemakers, A. ‘A Purist Jihadi-Salafi: The Ideology of Abu Muhammad al-Maqdisi.’ British Journal of
Middle Eastern Studies. Vol. 38 nummer 2 (augustus 2009), 286. 985
Wagemakers, A Quietist Jihadi, 42, Brisard, J-C, Zarqawi: The New Face of Al-Qaeda. (New York: Other
Press, 2005), 31-38 en Napoleoni, L. Insurgent Iraq: Al Zarqawi and the New Generation. (New York: Seven
Stories Press, 2005), 62-64.
233
aanval op Israël, waarna de Jordaanse veiligheidsdiensten hen oppakten en veroordeelden tot
een vijftienjarige celstraf.986
In de gevangenis veranderde de situatie wat betreft het leiderschap van Bayʻat al-Imam. Al-
Zarqawi begon zich in de gevangenis te profileren als een hard en direct, maar ook bot
persoon die duidelijk liet blijken wie hij als vijanden zag. Terwijl al-Maqdisi, hoewel hij door
zijn Salafistische ideeën niet geheel tolerant was jegens iedereen, altijd op een vriendelijke en
nette manier zijn boodschap verspreidde. Het gedrag van al-Zarqawi leidde in de gevangenis
dikwijls tot confrontaties met de gevangenisbewaarders, met als gevolg dat hij ook dikwijls
mishandeld of gemarteld werd of in de isoleercel geplaatst werd. Al-Maqdisi zegt dat hij zelf
ook aan martelingen blootgestaan heeft, maar dat zijn gevangenistijd aanzienlijk soepeler
verliep dan dat van al-Zarqawi. Al-Maqdisi besteedde een groot deel van zijn tijd in de
gevangenis aan het schrijven van nieuwe werken en aan het bijstaan en beantwoorden van
vragen van medegevangenen. Schijnbaar profileerde al-Zarqawi zich in de gevangenis als een
betere leider, want hij nam de plek van al-Maqdisi als leider van de groep over. Wagemakers
weet niet de exacte reden waarom de wisseling van het leiderschap plaatsvond. Hij stelt wel
dat al-Maqdisi een meer teruggetrokken rol vervulde in de gevangenis door de vele tijd die hij
spendeerde aan het schrijven, waardoor hij zich misschien vrijwillig terugtrok als leider en al-
Zarqawi op de voorgrond plaatste. Een andere reden die Wagemakers aandraagt is dat vele
gevangenen zich meer identificeerden met de sterke en meer confronterende aanpak van al-
Zarqawi in plaats van de meer subtiele aanpak van al-Maqdisi.987
Hoewel de invloed van al-Zarqawi in de gevangenis groter werd, was dit buiten de gevangenis
niet het geval, maar was juist de invloed van al-Maqdisi groot geworden. Al-Maqdisi was erin
geslaagd zijn geschreven werk in de gevangenis naar buiten te laten smokkelen. Deze werken
hadden zich door Jordanië verspreid, waardoor zijn invloed aanzienlijk was toegenomen
onder religieuze jongeren. In 1999 trad Abdallah II aan als koning van Jordanië. Eén van zijn
eerste daden was het verlenen van een pardon aan een aantal politieke gevangenen, waaronder
al-Zarqawi. Na zijn vrijlating vertrok hij naar Afghanistan en later Irak waar hij bekend kwam
te staan als de leider van Al-Qaʻida in Irak en door zijn zeer gewelddadige optreden aldaar.
Al-Maqdisi viel ook onder het pardon en bleef in Jordanië, waar hij al snel weer werd
opgepakt nadat de Jordaanse autoriteiten erin waren geslaagd een viertal aanslagen te
986
Wagemakers, A Quietist Jihadi, 42. 987
Wagemakers, A Quietist Jihadi, 43.
234
voorkomen.988
Als gevolg hiervan werden achtentwintig mannen opgepakt, waaronder al-
Maqdisi, die hierbij betrokken zouden zijn. Al-Maqdisi claimde er niets mee te maken te
hebben gehad, maar erkende dat hij wel een aantal van de verdachten kende. Volgens hem
was hij enkel gearresteerd omdat bij een aantal verdachten boeken werden gevonden die door
hem waren geschreven.989
Hij gaf vervolgens de Verenigde Staten de schuld van de
arrestaties, die volgens hem de wereld controleerden en alle mujahidien als terroristen
bestempelen.990
Uiteindelijk werd al-Maqdisi vrijgesproken en verliet de gevangenis, waarna hij een vrij
ingetogen leven leidde. Ondertussen werd de wereld opgeschrikt door een serie van aanslagen
uitgevoerd door Al-Qaʻida, zoals de aanslagen op de Amerikaanse ambassades in Kenia en
Tanzania, de aanval op de USS Cole in Jemen en de aanslagen van 11 september, met als
gevolg de Amerikaanse invasies in Afghanistan in 2001 en Irak in 2003. Islamitische
geradicaliseerde jongeren reisden de wereld over om aanslagen te plegen tegen de Verenigde
Staten en hun partners, waarna al-Maqdisi besloot opnieuw te gaan schrijven. Dit keer
bekritiseerde hij echter deze extreme vormen van gewapende strijd jihad bi al-sayf. Volgens
Wagemakers was deze kritiek niet vernieuwend op basis van zijn eerdere werken, maar begon
het voor het eerst op te vallen omdat het na 2001 werd gezegd door al-Maqdisi. Later viel het
wederom op toen de wereld kennismaakte met de gruweldaden van zijn voormalig pupil al-
Zarqawi in Irak.991
Ondanks de kritiek van al-Maqdisi op de extreme vormen van geweld die door Al-Qaʻida
tentoon werden gespreid, belandde hij wegens vermeende betrokkenheid bij een verijdelde
aanslag in 2002 weer in de gevangenis. Wederom werd al-Maqdisi vrijgesproken, wat echter
niet betekende dat hij een tegenstander was geworden van het plegen van aanslagen en jihad.
Al-Maqdisi maakte zich echter zorgen om de gewelddadige acties die op gezag van al-
Zarqawi uitgevoerd werden. Hij uitte zijn zorgen en kritiek in het boek Waqfat maʻa
Thamarat al-Jihad dat in 2004 uitkwam. In dit boek verweet hij een aantal mujahidien dat zij
geen kennis hadden van de Islam en bekritiseerde hun extreme gebruik van geweld. Daarnaast
988
Dit viertal aanslagen werd het ‘Millennium Plot’ genoemd omdat het op 1 januari 2000 uitgevoerd had
moeten worden. Eén aanslag zou plaats hebben moeten vinden op een hotel in Amman, een andere bij een
Israëli-Jordaanse grenspost en twee andere op twee Christelijke heilige plaatsen. Zie Wagemakers, A Quietist
Jihadi, 45. 989
Wagemakers, A Quietist Jihadi, 45. 990
Wagemakers heeft deze anti-Amerikaanse opmerkingen uit een door al-Maqdisi geschreven werk: Al-
Maqdisi, A.M. Liqā’ min Khalf Quḍbān Sijn Suwāqa ʻSana 1420’, 1999, pp. 1-2. Dit werk was beschikbaar op
www.tawhed.ws/r?i=dgxh8xf7, maar deze site is niet langer toegankelijk. 991
Wagemakers, A Quietist Jihadi, 46.
235
bekritiseerde hij al-Zarqawi in dit boek. In 2005 kwam al-Maqdisi vrij onder voorwaarde dat
hij geen contact met de media zou hebben. Al-Maqdisi negeerde dit en gaf een aantal
interviews aan media waarin hij zijn kritiek op al-Zarqawi herhaalde. Een gevolg hiervan was
dat hij hierdoor weer in de gevangenis belandde. In 2008 kwam hij weer vrij, om in september
2010 weer in de gevangenis te belanden. In 2011 werd hij officieel aangeklaagd wegens het
werven van terroristen.992
In juni 2014 werd al-Maqdisi vrijgelaten, waarna hij in september
het nieuws haalde door zich aan te sluiten bij de oproep van Barbara Henning, de vrouw van
Alan Henning die door Islamitische Staat gegijzeld werd, om hem vrij te laten.993
Op basis van zijn biografie is al-Maqdisi een interessant figuur, aangezien hij gelijkenissen
vertoont met de leiders van Al-Qaʻida door zijn kortstondige academische carrière in Saoedi-
Arabië en het feit dat hij een bijdrage heeft geleverd aan de Afghanistanoorlog. Tevens houdt
hij er een Salafistische geloofsovertuiging op na.Wat hem verder interessant maakt is dat
Trofimov stelt dat al-Maqdisi ideologisch beïnvloed is door Juhayman al-Utaybi, waardoor
het van belang is zijn ideologie uit te diepen en te oordelen of al-Maqdisi wellicht een
verbinding heeft gevormd tussen al-Utaybi en Al-Qaʻida.
Ideologie al-Maqdisi: Salafisme en Jihad
Wagemakers noemt een aantal personen die volgens hem van invloed zijn geweest op de
denkwijze van al-Maqdisi. Zo was Mohammed Surur, een Syrische Moslimbroeder van
invloed op al-Maqdisi gedurende zijn schooljaren in Koeweit en waren zijn connecties in
Sarajevo de reden dat al-Maqdisi daar ging studeren. Surur werd door zijn lidmaatschap van
de Moslimbroederschap gedwongen Syrië te ontvluchten en trok net als vele Egyptische
Moslimbroeders naar Saoedi-Arabië. Daar kwam hij in aanraking met de leer van al-Wahhaab
en gebruikte een deel van zijn geschriften om de loyaliteit van de Saoedische ulama jegens
het Saoedisch Koningshuis te bekritiseren. Desalniettemin was hij geen voorstander van het
omverwerpen van de regimes in het Midden-Oosten, aangezien dat tot onrust en verdeeldheid
(fitna) onder de moslims zou leiden. In 1973 trok hij naar Koeweit waar zijn combinatie van
het Salafisme en kritiek op de regimes in het Midden-Oosten al-Maqdisi aansprak.994
In de
periode dat al-Maqdisi studeerde in Saoedi-Arabië kwam hij zelf ook in aanraking met het
992
Wagemakers, A Quietist Jihadi, 46-49. 993
FoxNews.com in samenwerking met The Associated Press. ‘Wife of British ISIS hostage issues plea to
husband's captors.’ Fox News. (21 september 2014): 1 pag. [online nieuwsmedium], geraadpleegd 25 januari
2015. Beschikbaar via http://www.foxnews.com/world/2014/09/21/wife-british-isis-hostage-issues-plea-to-
husband-captors.html 994
Wagemakers, A Quietist Jihadi, 34.
236
Wahhabisme. Op basis van hetgeen hij daar geleerd en aan informatie verzameld had, schreef
al-Maqdisi ook zijn eerste boek waarin hij over begrippen als kufr en takfir schreef.
Zoals in het voorgaande deel al is beschreven schreef al-Maqdisi in 1984 Millat Ibrahim
waarin hij onder meer het gedachtegoed van Sayyid Qutb beschreef. Een tweetal Islamitische
geleerden die van invloed waren op al-Maqdisi waren Bin Baz en al-Albani, die ook van
invloed zijn geweest op Juhayman al-Utaybi.995
Sterker nog, volgens Wagemakers, maar ook
Hegghammer en Lacroix, was Juhayman al-Utaybi ook een belangrijke inspiratiebron voor
zijn boek Millat Ibrahim.996
In Koeweit was al-Maqdisi in contact gekomen met leden van een
tak van de JSM, de organisatie waar al-Utaybi een prominente rol in speelde, waaronder al-
Derbas, die later de zwager van al-Maqdisi werd.997
Trofimov refereert in zijn boek ook naar
volgelingen van al-Utaybi in Koeweit. Dit waren echter aanhangers van al-Utaybi’s Ikhwan
en niet van de JSM, aangezien de JSM uiteenviel nadat al-Utaybi zich afscheidde.998
Gedurende de periode dat al-Maqdisi in Saoedi-Arabië studeerde zou hij ook voormalige
vrienden van al-Utaybi hebben ontmoet.999
Gezien het feit dat al-Maqdisi zich liet inspireren door het Wahhabisme en denkers als Bin
Baz en al-Albani, is het niet verwonderlijk dat hij ook bewondering had voor al-Utaybi. Bin
Baz en al-Albani waren immers eveneens van belang in de vorming van al-Utaybi’s ideologie,
evenals het Wahhabisme. Er bestonden echter ook verschillen tussen al-Utaybi en al-Maqdisi,
bijvoorbeeld omtrent hun opvatting ten aanzien van het begrip takfir. In paragrafen 6.4 en 7.2
is naar voren gekomen dat al-Utaybi weigerde takfir uit te roepen over Islamitische regimes,
of in zijn geval het Saoedisch Koningshuis. Al-Maqdisi had hier geen problemen mee. In al-
Maqdisi’s boek ‘De Duidelijke Bewijzen dat de Saoedische Staat ongelovig is’ prees hij al-
Utaybi, maar voegde hij hier aan toe ‘helaas, beschouwde hij (Juhayman) het in opstand
komen tegen deze heersers (Saoed), wat ze ook doen,… in strijd met de Soenna…Helaas
beschouwde hij deze regering als moslims.’1000
Al-Maqdisi was een bewonderaar van al-
995
Wagemakers, A Quietist Jihadi, 34. 996
Wagemakers, ‘A Purist Jihadi-Salafi’, 285. 997
Hegghammer en Lacroix, ‘Rejectionist Islamism in Saudi Arabia’, 115 en 122n79 en Trofimov, Het Beleg
van Mekka, 291. 998
Trofimov refereert heel kort naar aanhangers van al-Utaybi in Koeweit: ‘Deze bezorgdheid werd bevestigd
doordat…met een brief aan Juhayman van aanhangers in het nabije Koeweit. In de boodschap zwoeren de
Koeweiti’s trouw aan de Mahdi en zeiden ze dat het hun speet dat ze niet direct deel konden nemen aan de
operatie in Mekka.’ Zie Trofimov, Het Beleg van Mekka, 268. 999
Hegghammer en Lacroix, ‘Rejectionist Islamism in Saudi Arabia’, 116 en Wagemakers, ‘A Purist Jihadi-
Salafi’, 285. 1000
Hegghammer en Lacroix, ‘Rejectionist Islamism in Saudi Arabia’, 116. De quote hebben Hegghammer en
Lacroix uit Al-Maqdisi, Al-Kawashif al-Jaliyya fi Kufr al-Dawla al-Saʻudiyya, 198.
237
Utaybi, maar was volgens Hegghammer en Lacroix radicaler in zijn opvattingen, bijvoorbeeld
ten aanzien van takfir.1001
Of dit een terechte constatering is zal nog moeten blijken en daarom
zal ik nu ingaan op de ideologie van al-Maqdisi.
Volgens Wagemakers vormt het Salafistische concept van al-wala wa-l-bara het belangrijkste
element van al-Maqdisi’s ideologie en is dit in het merendeel van zijn boeken en artikelen
terug te vinden.1002
Zoals in paragraaf 7.1 al is beschreven doelen de Salafisten met deze term
enerzijds op de loyaliteit, wala, die moslims tegenover God, de Islam en elkaar moeten
hebben. Anderzijds doelt het op de afkeuring, bara, die gelovigen dienen te tonen ten opzichte
van alles wat niet Islamitisch is. Al-Maqdisi vond dit concept weliswaar niet uit, maar
interpreteerde dit anders dan bijvoorbeeld de puristische Salafisten in Saoedi-Arabië.1003
Het
merendeel van de Saoedische puristen was van mening dat het verboden was voor moslims
om contact te hebben met ongelovigen in het dagelijks leven, maar volgens hen was het wel
toegestaan om Amerikaanse soldaten toe te laten op Saoedisch grondgebied wanneer de
heersers van het land dit wilden.1004
Zij scheidden dus sociale zaken van politieke zaken in
hun toepassing van al-wala wa-l-bara, terwijl al-Maqdisi dit niet deed.1005
Al-Maqdisi baseerde zijn visie ten aanzien van al-wala wa-l-bara op een deel van vers 60:4
uit de Koran waarin het volgende staat: ‘Voorzeker, voor jullie was een goed voorbeeld in
Ibraahiem (Abraham) en degenen (die) met hem (waren), toen zij tegen hun volk zeiden:
‘Voorwaar, wij distantiëren ons van jullie en van datgene wat jullie naast Allah aanbidden.
Wij geloven niet in jullie en er is tussen ons en jullie vijandschap en haat ontstaan voor altijd,
totdat jullie in Allah alleen geloven.’’1006
Al-Maqdisi beschouwde dit vers als ‘de religie van
Abraham’, oftewel Millat Ibrahim, de gelijknamige titel van zijn boek. De eerste persoon die
dit vers echter in de moderne politiek had toegepast was volgens Wagemakers al-Utaybi.
Volgens al-Maqdisi toont dit vers het belang van het voorbeeld van Abraham te volgen aan.
Dit betekent in de ogen van al-Maqdisi dat moslims niet alleen een moreel correct leven moet
leiden, maar ook zichzelf openlijk moeten distantiëren van degenen die dit niet doen. Volgens
hem was het feit dat in de Koran staat dat Abraham on-Islamitische praktijken en hun
1001
Hegghammer en Lacroix, ‘Rejectionist Islamism in Saudi Arabia’, 115-116. 1002
Wagemakers, ‘A Purist Jihadi-Salafi’, 286. 1003
Zie paragraaf 7.1 voor de puristen binnen het Salafisme. 1004
Wagemakers, ‘A Purist Jihadi-Salafi’, 287 en Al-Rasheed, Contesting the Saudi State, 36-37. 1005
Wagemakers, ‘A Purist Jihadi-Salafi’, 288. 1006
Ismail, De Interpretatie van de Betekenissen van de Koran., 701.
238
volgelingen afwijst dit aantoont dat al-bara (afkeuring) onderdeel is van Millat Ibrahim.1007
Al-Maqdisi benadrukt dit aan de hand van een hadith waarin de Profeet Mohammed en zijn
schoonzoon Ali afgodsbeelden kapotsloegen in het toen nog heidense Mekka, om hun afkeer
voor afgoderij kenbaar te maken.1008
Naast de vers uit de Koran die refereert naar Millat Ibrahim en de Hadith was er nog een
reden waarom al-Maqdisi veel waarde hechtte aan al-wala wa-l-bara, namelijk de verbinding
met de Goddelijke eenheid, tawhid. Al-Maqdisi beschouwt loyaliteit jegens God en de Islam
en het afkeuren van alle afgoden (tawagheet), waar in zijn optiek ongelovige heersers ook toe
behoorden, tot de kern van de Islam en ‘de betekenis van ‘Er is geen god dan God’’, dus de
shahada.1009
Een gevolg hiervan is dat hij vele politieke leiders van de Islamitische Wereld,
maar ook landen als Saoedi-Arabië als ongelovig beschouwde. Hij verweet Saoedi-Arabië
bijvoorbeeld dat zij enkel al-bara toepasten op sociaal vlak, wat geen negatieve gevolgen
voor de heersers van dit land met zich meebrengt, terwijl ze dit niet toepasten op politiek
gebied. Dit blijkt namelijk uit het feit dat Saoedi-Arabië goede relaties heeft met on-
Islamitische landen als de Verenigde Staten, terwijl wanneer Saoedi-Arabië al-bara zou
toepassen op politiek gebied dit niet mogelijk zou zijn. Al-Maqdisi beschouwt banden of
verdragen met on-Islamitische landen als misplaatste tawallī, wat gerelateerd is aan al-wala,
ofwel loyaliteit jegens ongelovigen. Saoedi-Arabië zou juist verdragen en banden met landen
als de Verenigde Staten moeten afwijzen en hen als vijanden moeten zien.1010
Kortom, al-Maqdisi verbindt volgens Wagemakers al-wala wa-l-bara met de Koran, de
Hadith, tawhid en de geloofsgetuigenis (shahada). Daarmee maakt hij het een centrale
doctrine van de Islam. Zijn interpretatie van al-wala wa-l-bara heeft tevens als gevolg dat
moslims niet langer loyaal jegens de huidige regimes van de Islamitische Wereld moeten zijn,
aangezien zij tawagheet zijn. Een aansluitend begrip hierop, die al-Maqdisi eveneens
veelvuldig toepast is kufr, ongelovige. Volgens Wagemakers zijn al-Maqdisi’s werken
betreffende kufr gebaseerd op het idee dat de Goddelijke eenheid en de regels van God overal
zichtbaar moeten zijn, zodat overal sprake is van tawhid. Hij baseert dit op Koranvers 5:44
waarin staat dat zij die niet regeren op basis van de openbaringen van God, dus de Koran,
1007
Wagemakers, ‘A Purist Jihadi-Salafi’, 288 en vertalingen van Wagemakers uit Al-Maqdisi, Millat Ibrahim
wa Daʻwat al-Anbiyā’ wa-l-Mursalīn, 1984, hoofdstuk 1, pagina 1. 1008
Wagemakers, ‘A Purist Jihadi-Salafi’, 288 en vertalingen van Wagemakers uit Al-Maqdisi, Millat Ibrahim,
hoofdstuk 3, pag. 1-3. 1009
Wagemakers, ‘A Purist Jihadi-Salafi’, 288 en vertalingen van Wagemakers uit Al-Maqdisi, Millat Ibrahim,
hoofdstuk 3, pag. 3 en 5. 1010
Wagemakers, ‘A Purist Jihadi-Salafi’, 288-289.
239
ongelovigen zijn (kafir).1011
Volgens al-Maqdisi betekent dit dat koningen of presidenten die
niet de Sharia toepassen ongelovigen zijn. Sayyid Qutb was een soortgelijke mening
toegedaan, echter is in het geval van al-Maqdisi het concept al-wala wa-l-bara de basis
waarop hij dit baseert, wat niet het geval was bij Qutb. Daarnaast is Wagemakers van mening
dat al-Maqdisi een uitgebreidere verklaring gaf dan Qutb over waarom hij Islamitische leiders
als on-Islamitisch beschouwde.1012
Al-Maqdisi past in zijn ideologie ook het verschil in groot en klein ongeloof, kufr akbar en
kufr ashgar, toe. Hij is van mening dat wanneer een koning of president over het algemeen in
overeenstemming met de regels van God heerst en soms een fout begaat deze zondes
afgedaan kunnen worden als klein ongeloof. Wanneer hij echter over het algemeen regeert op
basis van on-Islamitische wetgeving en daarmee de Sharia vervangt voor andere wetgeving
hij een grote zonde begaat, wat als groot ongeloof beschouwd moet worden. Het gevolg
hiervan is dat de koning of president vervolgens als een kufr beschouwd moet worden.
Volgens Wagemakers onderscheidt al-Maqdisi zich hiermee van andere puristen, zoals
bijvoorbeeld al-Albani. Al-Albani maakte onderscheid tussen een ongelovige op basis van
acties of een ongelovige uit het hart. Volgens al-Albani diende takfir enkel toegepast te
worden op de ongelovige uit hart. Het was echter niet mogelijk om in iemand zijn hart te
kijken, dus was al-Albani van mening dat een koning of president, ook al regeerde hij niet op
basis van de Sharia, pas een ongelovige was wanneer hij het openlijk uitsprak.1013
Op basis van het bovenstaande kwam al-Maqdisi tot de conclusie dat er op dat moment geen
enkel land in de gehele Islamitische Wereld op Islamitische wijze werd bestuurd. Volgens
Wagemakers beschrijft hij minutieus de wet- en regelgeving van de moslimlanden en levert
hij bijvoorbeeld kritiek op Koeweit vanwege het feit dat de emir en het parlement volgens de
grondwet de ware macht hebben en het feit dat er vrijheid van religie geldt. Al-Maqdisi
bekritiseert tevens het buitenlandpolitieke beleid van Saoedi-Arabië, omdat zij verbonden zijn
aan de Verenigde Naties en het International Strafhof. Deze instituten ziet hij al vormen van
tawagheet. Tevens bekritiseert hij de hechte relatie met de Verenigde Staten, maar ook hun
bijdrage aan regionale organisaties als de Arabische Liga en de Samenwerkingsraad van de
Arabische Golfstaten. In zijn boek Al-Kawashif al-Jaliyya fi Kufr al-Dawla al-Saʻudiyya
1011
K. 5:44 ‘Voorwaar, …. van. Vrees daarom niet de mensen, maar vrees Mij en ruil Mijn Verzen niet in tegen
een geringe prijs. En wie niet oordeelt met dat wat Allah heeft neergezonden, zij zijn de Ongelovigen.’ Zie
Ismail, De Interpretatie van de Betekenissen van de Koran., 128. 1012
Wagemakers, ‘A Purist Jihadi-Salafi’, 289. 1013
Wagemakers, ‘A Purist Jihadi-Salafi’, 289-290.
240
schrijft al-Maqdisi uitvoerig over internationale, regionale en nationale organisaties als de
Arabische Liga en Verenigde Naties, die volgens hem geleid worden op basis van on-
Islamitische regelgeving en die een gevaar vormen voor tawhid.1014
In tegenstelling tot Sayyid Qutb die de gehele bevolking van een on-Islamitisch geregeerd
land als ongelovig beschouwde en takfir toepaste, doet al-Maqdisi dit niet. Hij past enkel
takfir toe op de afgoden en hun helpers, al-tawagheet wa anṣāruhum, dus de leiders van een
land en mensen die direct betrokken zijn bij het regime en haar wetgeving. De politie, het
leger en ministers zijn hier een voorbeeld van en worden door al-Maqdisi als ongelovigen
beschouwd.1015
Wat betreft het toepassen van takfir op mensen, anders dan de leiders en hun
helpers, is al-Maqdisi voorzichtig en is hij van mening dat dit niet te snel toegepast moet
worden. Een persoon die schuldig is aan ongeloof moet een volwassene zijn die bewust en
vrijwillig gehandeld heeft en zijn ongeloof toegegeven moet hebben of bevestigd moet
hebben door twee betrouwbare getuigen. Op basis van deze vrij specifieke definiëring van
wanneer takfir toepasbaar is, kan het op maar weinig individuen van de burgerbevolking
toegepast worden. Hij veroordeelt dan ook moslims, zoals Qutb, die extreme vormen van
takfir toepassen en mensen die lid zijn van een bepaalde organisatie of een geheel land
ongelovig noemen.1016
Ondanks zijn kritiek op de moslims die extreme vormen van takfir toepassen en weinig
moeite hebben met het feit iemand een ongelovige te noemen, staat al-Maqdisi niet negatief
tegenover jihad. Sterker nog, hij ziet het uitvoeren van jihad als een logisch gevolg tegen
ongelovige regimes en als de beste manier waarop moslims hun politieke leiders kunnen
afwijzen. Al-Maqdisi verschilt echter op een aantal vlakken wel van mening met Al-Qaʻida,
alsook zijn voormalig student al-Zarqawi. Hij is net zoals al-Zawahiri, voordat die zich
aansloot bij Al-Qaʻida, van mening dat een gewapende strijd tegen de nabije vijand gevoerd
moest worden. Volgens hem zijn de doelwitten van jihad de regimes van de moslimlanden, in
tegenstelling tot Al-Qaʻida die zich richt op de zogenaamde ‘verre vijand’. De Westerse
landen zoals de Verenigde Staten steunen volgens Al-Qaʻida namelijk de ongelovige regimes
in de Islamitische Wereld, waardoor de nabije vijand niet verslagen kan worden.
1014
Wagemakers, ‘A Purist Jihadi-Salafi’, 292 en Al-Maqdisi, Al-Kawashif al-Jaliyya fi Kufr al-Dawla al-
Saʻudiyya, 58-142. 1015
Wagemakers, ‘A Purist Jihadi-Salafi’, 292 en Wagemakers, A Quietist Jihadi, 70. 1016
Wagemakers, ‘A Purist Jihadi-Salafi’, 292-293.
241
Desalniettemin heeft al-Maqdisi de aanslagen die op de ‘verre vijand’ zijn uitgevoerd, zoals
die op 11 september 2001, niet veroordeeld.1017
Een ander verschil tussen al-Maqdisi en Al-Qaʻida is dat al-Maqdisi twee vormen van
gevechten onderscheidt, namelijk vechten om schade te berokkenen (qitāl al-nikāya) en
vechten om de macht te behouden (qitāl al-tamkīn), waarbij hij qitāl al-tamkīn prefereert. De
reden hiervan is dat hij meent dat deze vorm van vechten meer kans heeft om plaats te vinden
in de Islamitische Wereld.1018
Al-Qaʻida maakt juist gebruik van de eerste vorm wat al-
Maqdisi bekritiseert aangezien deze vorm van vechten nog geen succes heeft gebracht en nog
niet heeft geleid tot de installatie van een Islamitisch regime. Het einddoel van jihad is
namelijk volgens al-Maqdisi het oprichten van een Islamitische staat. Volgens Wagemakers
beschouwt hij dat als het enige doel en ziet hij niks in het idee van een apocalyptische
overwinning van het goed tegen het kwaad, zoals bijvoorbeeld al-Utaybi dit voor zich zag.1019
Uiteindelijk verschilt al-Maqdisi gedeeltelijk van mening met Al-Qaʻida over hoe jihad
uitgevoerd dient te worden. Het moet georganiseerd en gecoördineerd zijn, iets wat Al-Qaʻida
ook doet. Al-Maqdisi is echter wel van mening dat de jihadi’s hun acties op basis van de
Koran en Sharia uitvoeren. Hij is van mening dat dit bij veel jonge jihadi’s niet het geval is.
Daarnaast bekritiseert al-Maqdisi het buitensporig gebruik van zelfmoordaanslagen, waarmee
hij met name op al-Zarqawi en Al-Qaʻida in Irak doelt. Hij is niet tegen zelfmoordaanslagen,
maar alleen in het geval van wanneer er geen andere kans van slagen is om de vijand te
verslaan. Hij vindt namelijk het risico dat er onschuldige moslims de dood vinden te groot. In
een tekst die al-Maqdisi schreef getiteld Al-Zarqawi, Munāṣara wa Munāṣaḥa, Al-Zarqawi:
Steun en Advies, bekritiseert hij bijvoorbeeld ook de vele zelfmoord- en bomaanslagen op
Sjiieten, aangezien hij zich beter kan richten op de Westerse bezetters van Irak.1020
Tot slot onderscheidt al-Maqdisi zich van Al-Qaʻida door te stellen dat jihad en da’wa met
elkaar verbonden zijn. Jihad kan niet uitgevoerd worden zonder bekering of verspreiding van
Islam, da’wa. Hij stelt dat de resultaten die door middel van jihad behaald zijn door middel
van da’wa geconsolideerd kunnen worden, alsook dat da’wa een belangrijk middel tegen
1017
Wagemakers, ‘A Purist Jihadi-Salafi’, 294 en Wagemakers, A Quietist Jihadi, 72-74. 1018
Wagemakers, ‘A Purist Jihadi-Salafi’, 294. 1019
Wagemakers, ‘A Purist Jihadi-Salafi’, 295. 1020
Wagemakers, ‘A Purist Jihadi-Salafi’, 295 en Milelli, J-P. ‘Introduction. Abu Musab Al-Zarqawi, Jihad in
‘Mesopotamia.’ in G. Kepel en J-P. Milelli (eds.), Al Qaeda in its own words. (Cambridge Massachusetts en
Londen: The Belknap Press of Harvard University Press, 2008) 246.
242
tawagheet is. Het scheiden van jihad met daʻwa is volgens al-Maqdisi een religieuze
innovatie, oftewel bid’a en dus een kwalijke zaak.1021
Conclusie
Na het uiteenzetten van de persoon al-Maqdisi en zijn ideologie komt Wagemakers tot de
conclusie dat hij, op basis van de categorisering van Wiktorowicz, een ‘Purist Jihadi-Salafist’
is. Enerzijds toont al-Maqdisi aan veel kennis te hebben van de geloofsovertuiging van de
puristen, anderzijds steunt hij de jihad tegen on-Islamitische regimes.1022
Zoals in paragraaf
7.1 al is beschreven onderscheiden de puristen zich door hun focus op de instandhouding van
de Islam, zoals in de Koran en de Soenna is beschreven. Ze willen het Salafisme verspreiden
door middel van bekering, da’wa, wat ook een belangrijk punt voor al-Maqdisi is. Tevens zijn
ze van mening dat afwijkende religieuze gebruiken of afgodderij moeten worden bestreden,
net zoals de Profeet Mohammed dit deed, wat ook een belangrijk element in al-Maqdisi’s
denken is. Tot slot is het feit dat de Salafistische kernleer al-wala wa-l-bara, net zoals bij
puristen, de kern van zijn ideologie vormt en hij onderscheid maakt tussen groot en klein
ongeloof, de reden dat al-Maqdisi als een purist gezien kan worden.1023
Gezien het feit dat al-Maqdisi da’wa verbindt met jihad en dit als de ultieme vorm van al-
wala wa-l-bara ziet, maakt dat hij niet langer valt onder de categorie ‘purist’. In zijn werken
schrijft hij met enige regelmaat over takfir en jihad tegen de regimes in de Islamitische
Wereld, waardoor hij ook onder de categorie jihadi’s zou kunnen vallen. Hij verschilt echter
wel van mening met jihadistische personen of organisaties, zoals Al-Qaʻida, over de invulling
van jihad, maar ook wanneer iemand een ongelovige is en wanneer takfir toegepast zou
moeten worden. Omdat al-Maqdisi overeenkomsten ziet tussen al-Maqdisi en de categorie
jihadi’s, maar ook met de categorie puristen, noemt Wagemakers hem een ‘Purist Jihadi-
Salafist’.
8.3 Eigen voorlopige conclusies
De conclusie die Wagemakers trekt over al-Maqdisi als zijnde een ‘Purist Jihadi’-Salafist’ is
terecht, maar de vraag is waarom Trofimov al-Maqdisi noemt in zijn betoog over hoe al-
Utaybi ‘radicale moslims over de hele wereld heeft geprikkeld’.1024
Op basis van het
voorgaande is gebleken dat al-Maqdisi inderdaad door al-Utaybi beïnvloed is, wat terug te
1021
Wagemakers, ‘A Purist Jihadi-Salafi’, 295. 1022
Wagemakers, ‘A Purist Jihadi-Salafi’, 296. 1023
Wagemakers, ‘A Purist Jihadi-Salafi’, 296. 1024
Trofimov, Het Beleg van Mekka, 290.
243
lezen is in zijn werk Millat Ibrahim. Een verklaring hiervoor is dat al-Maqdisi via zijn
zwager, al-Derbas, die een trouw aanhanger was geweest van Juhayman, in aanraking kwam
met al-Utaybi’s gedachtegoed. Het is niet verwonderlijk dat dit al-Maqdisi aansprak
aangezien het Wahhabisme en de Islamitische denkers Bin Baz en al-Albani van invloed zijn
geweest op al-Maqdisi’s denken en al-Utaybi’s gedachtegoed ook mede gevormd is deze twee
mannen.
Trofimov stelt in zijn boek ‘In de Afghaanse kampen….werd de ideologie van Juhayman met
opmerkelijke flair gepopulariseerd door een Palestijnse prediker….,al-Maqdisi.’1025
Op basis
van de ideologie van al-Maqdisi kan dit slechts gedeeltelijk waar zijn. Als gezegd, een deel
van al-Utaybi’s gedachtegoed is terug te lezen in Millat Ibrahim, een boek dat al-Maqdisi in
Afghanistan en Pakistan verspreidde, maar er bestaan ideologisch gezien een aantal
belangrijke verschillen. Al-Maqdisi was dan wel een bewonderaar van al-Utaybi, maar was
volgens Hegghammer en Lacroix radicaler in zijn opvattingen, bijvoorbeeld ten aanzien van
takfir. Al-Utaybi weigerde takfir uit te roepen over Islamitische regimes, terwijl al-Maqdisi
dit juist wel deed. Sterker nog, hij was van mening dat dit door middel van jihad moest
gebeuren. Zoals in paragraaf 7.1 al is besproken lijkt het door de belegering van de Grote
Moskee dat al-Utaybi eveneens een voorstander was van jihad, maar bleek dit niet het geval
te zijn. Voor al-Utaybi was niet jihad, maar de Mahdi de oplossing om van de on-Islamitische
leiders af te komen en dan vooral van het Saoedisch Koningshuis.
In de vorige paragraaf is ook al besproken dat al-Maqdisi overeenkomsten vertoont met Al-
Qaʻida en zelfs een inspiratiebron voor de leider van Al-Qaʻida in Irak is geweest, al-Zarqawi,
maar dat er ook grote verschillen bestaan. Ten opzichte van Azzam verschilde al-Maqdisi
volgens Wagemakers van mening over de tactiek van de mujahidien.1026
Ideologisch gezien
verschilden zij echter ook. Azzam was namelijk geen voorstander van het toepassen van takfir
en jihad tegen de leiders in de Islamitische Wereld.1027
Al-Maqdisi verschilde echter
ideologisch gezien ook van al-Zawahiri en Bin Laden. Dit blijkt uit het feit dat hij, in
tegenstelling tot Al-Qaʻida die zich richten op de ‘verre vijand’, vond dat de moslims zich
moesten richten op de ‘nabije vijand’, dus de leiders van de moslimlanden. Ten tweede was
het doel dat al-Maqdisi wilde bereiken anders dan dat van Al-Qaʻida. Al-Maqdisi wilde een
1025
Trofimov, Het Beleg van Mekka, 291. 1026
Zie paragraaf 8.2. 1027
Zie paragrafen 7.3-7.5.
244
Islamitische staat creëren, terwijl Al-Qaʻida een Kalifaat wilde stichten en de Kruisvaarders
en Zionisten wilde verslaan.1028
Een derde verschil is de manier van aanpak. Al-Maqdisi is van mening dat het vechten ter
behoud van macht (qitāl al-tamkīn) van belang is, terwijl Al-Qaʻida, op basis van hun
werkwijze, vecht om schade te berokkenen (qitāl al-nikāya). Daarbij is al-Maqdisi ook geen
uitsproken voorstander van het plegen van zelfmoordaanslagen, terwijl dit een handelsmerk
van Al-Qaʻida is.1029
Het is waar dat er een ideologische link bestaat tussen enerzijds al-
Utaybi en al-Maqdisi en anderzijds al-Maqdisi en Al-Qaʻida. Daarnaast bestaat er een
persoonlijke link doordat al-Derbas, een trouwe volgeling van al-Utaybi, de zwager van al-
Maqdisi, terwijl al-Maqdisi de mentor van al-Zarqawi was, de leider van Al-Qaʻida in Irak.
Deze verbanden zijn echter mijns inziens niet voldoende om al-Maqdisi te gebruiken in een
betoog om al-Utaybi’s Ikhwan een voorloper van Al-Qaʻida te noemen. Wagemakers refereert
in zijn werk over al-Maqdisi wel naar al-Utaybi en Al-Qaʻida, maar niet in relatie tot elkaar.
Er kan dus geconcludeerd worden dat het feit dat al-Maqdisi gedeeltelijk door al-Utaybi
geïnspireerd is enkel bijdraagt aan de stellingname dat al-Utaybi andere radicale moslims
geprikkeld heeft, maar niet aan de stellingname dat zijn groepering een voorloper van Al-
Qaʻida was.
1028
Zie paragrafen 7.6 en 8.2. 1029
Zie paragrafen 7.3 en 8.2.
245
9. Samenvatting en Conclusies ‘Het Beleg van Mekka. De Vergeten Opstand en de Geboorte van Al-Qaʻida.’ is de titel van
het door Trofimov geschreven boek dat aan de basis van deze scriptie ligt. De keuze voor dit
boek heeft twee redenen, namelijk het feit dat dit boek een van de weinige publicaties is die
de bezetting en daaropvolgende belegering van de Grote Moskee in Mekka in 1979 beschrijft,
maar bovenal vanwege de subtitel. In de subtitel stelt Trofimov dat er een verband bestaat
tussen de gebeurtenissen in Mekka door toedoen van Juhayman al-Utaybi en het ontstaan van
Al-Qaʻida. Trofimov legt dit als volgt uit: ‘In vele opzichten was Juhaymans multinationale
onderneming waarin voor het eerst de door de wahhabieten geïnspireerde geloofsijver van de
Saoedische radicalen met de conspiratieve vaardigheden van de Egyptische Jihadisten werd
gecombineerd, een voorloper van Al-Qaʻida zelf. Het zijn deze twee stromen- die
respectievelijk worden vertegenwoordigd door Bin Laden en zijn Egyptische rechterhand
Ayman al-Zawahiri- die meer dan tien jaar later de kern zouden vormen van een moorddadig
netwerk dat de wereld heeft geteisterd.’1030
Het doel van deze scriptie is een antwoord te
geven op de vraag of Trofimov de juiste conclusies trekt in zijn boek, maar bovenal of er een
verband bestaat tussen de gebeurtenissen in Mekka in 1979 en het ontstaan van Al-Qaʻida. Of
zoals Trofimov het stelt, of de bezetting van de Grote Moskee tot de geboorte van Al-Qaʻida
heeft geleid.
Op basis van deze scriptie is gebleken dat al-Utaybi en zijn Ikhwan géén voorlopers zijn van
Al-Qaʻida en dat Trofimov hiermee een onjuiste conclusie trekt. Ik ben tot deze conclusie
gekomen op basis van onderzoek naar de achtergrond van de relevante personen, namelijk
Juhayman al-Utaybi en de grondleggers van Al-Qaʻida Osama Bin Laden, Ayman al-Zawahiri
en Abdullah Azzam. Tevens heb ik uitgebreid aandacht besteed aan de ideologie van deze
personen en door wie zij geïnspireerd zijn. Ten derde heb ik gekeken naar de totstandkoming
van beide groepen, dus al-Utaybi’s Ikhwan en al-Qaʻida en tot slot naar de overeenkomsten,
maar bovenal, verschillen die er bestaan tussen deze groepen. Om mijn conclusie dat
Trofimov’s stelling onjuist is te bekrachtigen, heb ik gekeken naar Abu Mohammed al-
Maqdisi. Trofimov schrijft dat deze man door al-Utaybi is beïnvloed en connecties met Al-
Qaʻida in Irak had, waarna ik heb onderzocht of het noemen van deze man enige relevantie
heeft met betrekking tot de aanname dat al-Utaybi’s Ikhwan de voorloper van Al-Qaʻida was.
Alvorens ik tot deze conclusie ben gekomen heb ik eerst in hoofdstuk 1 uitgebreid stilgestaan
bij het Koninkrijk Saoedi-Arabië, waarbij er stilgestaan is bij het ontstaan van het Koninkrijk
1030
Trofimov, Het Beleg van Mekka. 289-290.
246
en het Saoedisch Koningshuis. Tevens heb ik de staatsreligie, het Wahhabisme, uiteengezet.
De reden hiervoor is dat het Wahhabisme een belangrijke rol speelde in de vorming van al-
Utaybi’s ideologie, maar ook bij dat van Bin Laden. Daarnaast is het feit dat dit de
staatsreligie van Saoedi-Arabië is een belangrijke reden voor de botsing tussen enerzijds
traditie en anderzijds moderniteit in Saoedi-Arabië. In hoofdstuk 1 heb ik vervolgens ook
stilgestaan bij deze botsing tussen traditie en moderniteit in Saoedi-Arabië, aangezien dit een
belangrijke aanleiding bleek voor al-Utaybi om de Grote Moskee te bezetten. In hoofdstuk 1
viel tot slot op dat Trofimov kritisch is ten aanzien van het Saoedisch Koningshuis en de
Saoedische geestelijke geleerden, de ulama. In zijn boek benadrukt hij de verdeeldheid binnen
de Koninklijke familie en de rol van de geestelijkheid vis-à-vis de Koninklijke familie.
Eigenlijk stelt hij dat de Koninklijke familie zichzelf graag als de legitieme, Wahhabitische,
leiders van het land zien en daarvoor soms gebruik moeten maken van de geestelijkheid en dat
de rol van de ulama vooral symbolisch blijkt te zijn. Op basis van mijn bevindingen in
hoofdstuk 1 kan ik concluderen dat ik wat betreft Trofimov’s bewoordingen ten aanzien van
het Koningshuis en de ulama niet op een lijn zit, maar dat zijn kritiek niet onjuist is.1031
Op
basis van het feit dat het de Saoedische veiligheidstroepen twee weken kostte om de Grote
Moskee te ontzetten lijken de beweringen dat de verantwoordelijke prinsen onkundig waren
terecht. Tevens is de relatie tussen het Koningshuis en de ulama opvallend. De geestelijken
blijken al snel bereid te zijn het Koningshuis te steunen in ruil voor religieuze concessies,
zoals het verbieden van vrouwen op televisie. De ulama gingen echter ook weer niet te ver in
hun kritiek aangezien hun salaris door het Koningshuis wordt betaald en zij feitelijk in dienst
zijn van hen.
Vervolgens heb ik in hoofdstuk 2 de betekenis van de Grote Moskee en de Kaʻba voor
moslims beschreven en de rol van het Saoedisch Koningshuis als hoeders van deze heilige
plek. In dit vooral beschrijvende hoofdstuk zit ik ook op een lijn met Trofimov wat betreft de
rol die de Heilige Steden Mekka en Medina spelen voor het Saoedisch Koningshuis. Het
Koningshuis gebruikt hun zeggenschap over Mekka en Medina om haar Islamitische karakter
naar haar eigen bevolking, maar ook naar de gehele wereld, te benadrukken. Dit zeggenschap
brengt echter ook verantwoordelijkheid over de meest heilige plekken van de Islam met zich
mee, waardoor de bezetting van de Grote Moskee een zeer pijnlijke aangelegenheid was voor
het Koningshuis. Tot zover zijn er nog geen redenen om Trofimov’s boek in twijfel te
1031
Trofimov noemt bijvoorbeeld de Raad van Religieuze Geleerden ‘Juhaymans vroegere leraar Bin Baz en een
kliekje bebaarde ulema’, waarmee hij zijn cynisme jegens de religieuze gevestigde orde in Saoedi-Arabië
duidelijk laat blijken. Zie Trofimov, Het Beleg van Mekka, 110.
247
trekken. Hoofdstuk 1 en 2 zijn echter inleidende hoofdstukken en zijn geschreven zodat de
lezer de gebeurtenissen in Mekka in 1979 beter kan begrijpen.
In hoofdstuk 3 is de bezetting van de Grote Moskee door Juhayman al-Utaybi en de ingreep
van de Saoedische overheid hierop beschreven, alsmede een beschrijving van de afloop.
Gezien het feit dat het de Saoedische autoriteiten twee weken heeft gekost om de bezetters uit
de Grote Moskee te drijven en daarbij Franse hulp nodig had, kan de bezetting van de Grote
Moskee zonder meer als een grote, zo niet belangrijke, gebeurtenis in de geschiedenis van het
Koninkrijk Saoedi-Arabië te boek staan. Het is daarom verwonderlijk dat er in de bestaande
literatuur aangaande Saoedi-Arabië weinig over geschreven is. Het feit dat de Saoedische
overheid de archieven niet open stelt en onderzoek ontmoedigt is hier een oorzaak van.
Desalniettemin is Trofimov erin geslaagd een uitvoerige verslaglegging te doen van deze
gebeurtenis. Gezien het feit dat het Koningshuis de nodige maatregelen getroffen heeft na de
gebeurtenissen in Mekka in 1979 blijkt dat het Koningshuis geschrokken is van de
gebeurtenis en het dus een behoorlijke impact had op de bestuurders van het land. Andere
auteurs die schreven over Saoedi-Arabië, zoals Yizraeli, Wright, al-Yassini, Kechichian,
Holden en Johns en ook Wilson en Graham sluiten zich hier bij aan en ook ik deel deze
mening. Ik sluit me daarom aan bij het eerste gedeelte van de subtitel van Trofimov’s boek
‘De Vergeten Opstand’. Alleen Trofimov gaat verder door te stellen dat de maatregelen, en
dan vooral die het religieuze karakter van het Koningshuis en Saoedi-Arabië moesten
benadrukken, voor een gunstig klimaat hebben gezorgd waarin toekomstige Al-Qa‘ida
extremisten zouden gedijen. Eén van deze maatregelen was dat de Saoedische overheid en de
ulama hun steun verleenden aan Saoedi’s die wilden bijdragen aan de strijd tegen de Sovjets
in Afghanistan. In hoofdstuk 7 heb ik beschreven dat Bin Laden één van de Saoedi’s was die
naar Pakistan vertrok, maar Trofimov bewijst niet dat hij vertrok omdat de Saoedische
geestelijkheid hiertoe opriep en de overheid de strijd steunde.
Ik ben van mening dat deze zaken los van elkaar gezien moeten worden. Het is puur toeval
dat de Sovjets rond dezelfde tijd als het beleg van Mekka Afghanistan binnenvielen.
Daarnaast is het niet het klimaat dat Saoedi-Arabië creëerde dat leidde tot Al-Qaʻida, maar
ontstond dit in Pakistan en Afghanistan zelf. Het is waar dat Saoedi-Arabië wapens en geld
stuurde naar Pakistan, maar dit kwam niet allemaal terecht bij de Arabische mujahidien die
Al-Qaʻida hebben gevormd. Dit is mijns inziens te weinig om, zoals Trofimov dit doet, een
verband te trekken tussen de gevolgen van de bezetting, de oorlog in Afghanistan en het
ontstaan van Al-Qaʻida.
248
In hoofdstuk 4 ben ik dieper ingegaan op de persoon Juhayman al-Utaybi en heb ik
uiteengezet hoe Trofimov hem profileert. Trofimov is duidelijk van mening dat al-Utaybi de
leider en aanstichter was van de bezetting van de Grote Moskee. Hij is echter minder duidelijk
over wat nu de betekenis van al-Utaybi is en de groep die hij leidde. In zijn conclusie stelt hij
namelijk dat hij en zijn groep een voorloper van Al-Qaʻida waren, terwijl hij in zijn boek al-
Utaybi als een zwak leider van een ‘samengeraapt zootje’ beschrijft. In paragraaf 4.4 is
beschreven dat bij het lezen van zijn boek meermaals negatieve bejegeningen ten aanzien van
al-Utaybi en de beweging te vinden zijn, terwijl hij in de conclusie van zijn boek stelt dat juist
deze man en groepering een inspiratie en voorloper van toekomstige jihadisten en zelfs Al-
Qa‘ida zijn geweest. In hoofdstukken 7 en 8 is ook gebleken dat Trofimov in zijn profilering
als inspirator voor de leiders van Al-Qaʻida is doorgeschoten en dat hij in geval van Al-Qaʻida
niet echt van belang is geweest. In het geval van al-Maqdisi is wel gebleken dat al-Utaybi een
inspirator was, maar dat al-Maqdisi in zijn ideologie uiteindelijk afweek.
Hoofdstuk 5 gaat in op de Moslimbroederschap in Egypte en de rol van Moslimbroeders in
Saoedi-Arabië. Daarnaast heb ik onderzocht welke verschillen en overeenkomsten er bestaan
tussen het Wahhabisme en de ideologie van de belangrijkste figuren van de
Moslimbroederschap in Egypte, Hasan al-Banna en Sayyid Qutb. De Moslimbroederschap is
voor de leiders van Al-Qaʻida van belang geweest. Zo is Azzam lid geweest van de
Moslimbroederschap en kwam hij in contact met de familie Qutb en was Al-Zawahiri een
vervend aanhanger van Qutb. De ideologie van Qutb had ook de meeste raakvlakken met het
Wahhabisme, hetgeen al-Utaybi aanhing, waardoor het beschrijven van Qutb het meest van
belang voor deze scriptie is gebleken. Bin Laden kwam in aanraking met de
Moslimbroederschap door zijn tijd aan de universiteit waar hij les kreeg van Moslimbroeders,
waaronder van de broer van Sayyid Qutb, Mohammed. De Moslimbroederschap is van belang
geweest in de ideologische vorming van met name Al-Qaʻida, waardoor ze, als we de stelling
van Trofimov volgen die stelt dat Al-Qaʻida de opvolger van al-Utaybi’s Ikhwan was, ook van
belang zouden moeten zijn geweest voor al-Utaybi en zijn groep. Behalve dat een deel van al-
Utaybi’s aanhangers les kreeg van Moslimbroeders in Saoedi-Arabië komt in Trofimov’s
boek niet naar voren dat dit het geval was. Op basis van hoofdstuk 6 is ook gebleken dat de
Moslimbroederschap voor al-Utaybi niet van grote invloed is geweest.
Hoofdstuk 6 zet de Islamistische groeperingen en bewegingen waar Juhayman al-Utaybi
onderdeel van is geweest uiteen. Al-Utaybi was medeverantwoordelijk voor de oprichting van
Al Jama‘a al-Salafiyya al-Muhtasiba (JSM), de organisatie die ontstond door toedoen van
249
moslims die door al-Albani geïnspireerd waren en zich Ahl al-Hadith noemden. Bin Baz werd
door de oprichters verzocht religieus leider te worden, wat hij accepteerde. Al Jama‘a al-
Salafiyya al-Muhtasiba was een Salafistische organisatie met een ideologie die bestond uit
elementen van zowel al-Albani’s gedachtegoed als dat van al-Wahhaab en Taymiyyah. De
focus op de Koran en de Soenna, waarbij onderscheid gemaakt werd tussen goede en slechte
Hadith vloeide voort uit de ideologie van al-Albani, terwijl hun interpretatie van geloof, zoals
het monotheïsme, tawhid, voortkwam uit de ideologie van de traditionele filosofen
Taymiyyah en al-Wahhaab. Al-Utaybi werd de facilitator van reizen waarin potentiële nieuwe
leden geworven werden en had dus, ondanks dat hij medeoprichter van de JSM was, geen
positie binnen het leiderschap van de organisatie. Trofimov geeft in zijn boek wel aan dat al-
Utaybi een steeds prominentere positie binnen de organisatie kreeg, maar slaagt er niet in een
duidelijke brug te slaan tussen zijn positie binnen de JSM en het feit dat nadat de organisatie
uiteenviel er een nieuwe groep rondom zijn persoon ontstond. Op basis van een interview met
al-Huzaymi, een oud lid van de JSM, wordt eigenlijk pas duidelijk dat al-Utaybi binnen de
organisatie goede contacten met de bestuursraad had en door zijn rol als coördinator van de
reizen die door de organisatie werden georganiseerd en zijn rol als ledenwerver, toch een de
facto leider van de groep was.1032
Aangezien Bin Baz de geestelijk leider van de JSM was, werd zijn visie ten aanzien van
religieuze zaken in Saoedi-Arabië gedeeld door de leden. Zo was Bin Baz tegen de
modernisering van het Koninkrijk die bid’a met zich meebracht en was hij kritisch ten
opzichte van het Saoedisch Koningshuis. Zo was hij het er niet mee eens dat zij portretten van
zichzelf ophingen in het land en hun gezichten op Saoedisch geld stonden afgedrukt. Tevens
was hij en daarmee de JSM van mening dat het Koningshuis niet streng genoeg was tegen on-
Islamitische zaken als alcohol en tabak. Toen Bin Baz naar Riyad vertrok en in dienst trad van
het Koningshuis, althans zijn salaris werd door het Koningshuis betaald, leidde dit tot onrust
binnen de JSM. De religieuze geleerden ulama, die bij de JSM betrokken waren, vonden dat
de JSM zich niet langer openlijk zo negatief ten opzichte van het Saoedisch Koningshuis
konden uitlaten en vonden dat dat de groep doorschoot in hun letterlijke lezing van religieuze
teksten. Een groep andere leden van de JSM, aangevoerd door al-Utaybi, vonden dat de ulama
juist de ideologie van de JSM verloochende door hun mildheid jegens het regime, waar zij
eerder ook kritisch tegenover hadden gestaan. Uiteindelijk vond er een definitieve breuk
1032
Al Mushawah, ‘Juhayman’s Sins’, 48.
250
plaats door toedoen van een fatwa waar de ulama het niet mee eens waren en schaarde een
groot deel van de JSM zich om al-Utaybi, waardoor al-Utaybi’s Ikhwan ontstond.
Trofimov stelt dat al-Utaybi in staat was een organisatie met hem als leider te vormen door
zijn bedoeïenachtergrond en zijn charisma. Ten opzichte van Trofimov voegen Lacroix en
Hegghammer toe dat niet alleen zijn achtergrond en charisma, maar ook zijn leeftijd een
belangrijke factor was. De leden van de JSM die zich om al-Utaybi heen hadden geschaard
waren veelal jonger dan hij, waardoor hij als een autoriteit gezien werd en bewonderd werd
vanwege zijn bereidheid openlijk kritiek te leveren op de ulama en de Koninklijke familie. Op
basis van een interview van al-Huzaymi heb ik nog twee andere redenen gegeven die hebben
bijgedragen dat al-Utaybi een leidende rol kon hebben. De eerste reden is dat hij in
tegenstelling tot de andere leiders van de JSM al zijn tijd stopte in de JSM, waardoor hij
steeds meer het gezicht van de organisatie werd. De tweede reden is al-Utaybi’s duidelijke
Salafistische boodschap, namelijk een zeer duidelijke focus op de Islamitische geschriften en
kritiek op de Saoedische machthebbers die de Islam verloochen, die aantrekkelijk bleek onder
de jonge mannen. Zoals ik in paragraaf 6.2 al schreef delen de auteurs die ten aanzien van de
persoon al-Utaybi van belang zijn de visie van Trofimov. Dit is ook niet verrassend aangezien
alle auteurs zich baseren op de getuigenissen van al-Huzaymi, waardoor iedereen min of meer
hetzelfde beeld heeft van al-Utaybi en de vorming van zijn beweging.
In hoofdstuk 6 ben ik ook ingegaan op Trofimov’s keuze voor Bin Baz. De reden hiervoor is
dat Trofimov Bin Baz veelvuldig noemt. Trofimov schrijft in zijn boek dat er een directe
relatie bestond tussen al-Utaybi en Bin Baz en dat elkaar goed leken te kennen. Gezien het feit
dat Trofimov geen duidelijke bewijzen aanvoert in zijn boek over het bestaande directe
contact dat er zou zijn geweest tussen beide mannen en het feit dat geen enkele andere auteur
Trofimov’s beweringen over bepaalde ontmoetingen bevestigen, is het moeilijk
controleerbaar in hoeverre Trofimov’s beweringen over de relatie tussen Bin Baz en al-Utaybi
waar zijn. Het is wel waar dat Bin Baz door zijn rol als geestelijk leider van de JSM van
invloed was op al-Utaybi’s denken. Een ander punt dat Trofimov benoemt, namelijk dat Bin
Laden en al-Utaybi allebei kritiek op Bin Baz hadden klopt ook, maar verder deel ik de visie
van Trofimov ten aanzien van Bin Baz niet zozeer. Zoals ik in paragraaf 6.3 al schreef lijkt de
rol die aan Bin Baz wordt toegeschreven heel groot door zijn rol in de Raad van Religieuze
Geleerden. Uiteindelijk was Bin Baz echter een pragmaticus die niet onwelwillend tegenover
251
het steunen van een Koningshuis stond, maar die hij wel tot hij bij hen in dienst trad
beschuldigde van on-religieus gedrag.
Tot slot heb ik in paragraaf 6.4 uitgebreid stilgestaan bij de ideeën- en geloofswereld van al-
Utaybi. Hierin stel ik dat zijn afkomst als telg van een Ikhwan familie van belang is geweest
voor de vorming van al-Utaybi’s ideologie. Dit is te herleiden uit het feit dat hij net als zijn
voorvaderen vrijwel dezelfde kritiek levert op het Saoedisch Koningshuis, namelijk het feit
dat zij zich schuldig maken aan het gebruik van Christelijke uitvindingen als auto’s en
telefoons, die volgens zowel de Ikhwan als al-Utaybi vormen van bid’a zijn. Een andere
overeenkomst is de kritiek op het, volgens hen, gematigde beleid tegen de Sjiieten in het
Koninkrijk. Trofimov stelt min of meer hetzelfde door met enige regelmaat te verwijzen naar
de Ikhwan. Bijvoorbeeld door te stellen dat al-Utaybi de situatie waarin hij zich bevond met
die van zijn vader en de andere Ikhwan vergeleek. Trofimov maakt het niet hard in zijn boek,
maar insinueert wel dat de Ikhwan van belang zijn geweest voor al-Utaybi. Ik ben van mening
dat de relatie tussen al-Utaybi en de Ikhwan meer benadrukt zou moeten worden, aangezien
de Ikhwan van grote invloed waren op al-Utaybi.
Behalve de Ikhwan zijn al-Albani en Bin Baz van invloed geweest op al-Utaybi. De ideologie
van de JSM vormde volgens auteurs Hegghammer en Lacroix de basis van al-Utaybi’s Ikhwan
en daar sluit ik mij bij aan. Dezelfde focus die al-Albani op de heilige Islamitische geschriften
had en met name de Hadith, was bij zowel de JSM als al-Utaybi’s groep duidelijk zichtbaar.
De kritieken op het Saoedisch Koningshuis en het Wahhabisme die bij al-Utaybi’s groep naar
voren kwam, komen voort uit al-Utaybi’s Ikhwan achtergrond alsook door het gedachtegoed
van Bin Baz. Bin Baz bracht volgens ooggetuige al-Huzaymi de ideologie van de Islamitische
filosofen Taymiyyah en al-Wahhaab in de praktijk. Op basis van zijn boek wordt duidelijk dat
Trofimov Bin Baz als een belangrijke ideoloog ziet in de vorming van al-Utaybi ideologie en
Trofimov richt zich dan met name op de kritiek jegens het Saoedisch Koningshuis. Volgens
al-Huzaymi gaat dit dus verder dan alleen de kritiek. Tevens ben ik van mening dat niet alleen
Bin Baz, maar ook de Ikhwan van groot belang waren in de vorming van de negatieve
beeldvorming die al-Utaybi had ten aanzien van het Koningshuis. Wat verder opvallend is, is
dat Trofimov al-Albani in zijn boek niet één keer noemt, terwijl deze wel degelijk van belang
is geweest in de vorming van de JSM en al-Utaybi’s Ikhwan.
Uiteindelijk wordt op basis van zijn geschriften duidelijk wat de geloofswereld van al-Utaybi
inhoudt. De kritiek op het Koningshuis en de ulama, zijn het centrale thema van de
252
geschriften van al-Utaybi. Enkele andere opvallende elementen van zijn ideologie zijn
bijvoorbeeld het feit dat hij afwijkt van het Wahhabisme en Islamisten als Qutb doordat hij
geen takfir uitroept over het Saoedisch Koningshuis, terwijl hij een zeer fel tegenstander van
hen is. Een ander punt is dat hij meent dat het Saoedisch Koningshuis geen legitieme
machtshebber is, omdat ze niet afstammen van de Koeraisj, de stam van de Profeet
Mohammed. De Saoedische bevolking hoefde hen daarom niet langer trouw te zweren. De
volgelingen van al-Utaybi die in dienst van de overheid werkten als ambtenaren en leraren
moesten als gevolg hiervan ontslag nemen. Waar de Saoedische bevolking wel trouw aan
moest zweren was de Mahdi, een Islamitisch begrip dat, naast zijn kritiek op het Saoedisch
Koningshuis, het belangrijkste element van zijn ideologie vormde. De komst van ‘De
Verlosser’, de Mahdi, was volgens al-Utaybi aanstaande. Al-Utaybi was namelijk in de
veronderstelling dat al-Qahtani de Mahdi was die zich in de Grote Moskee in Mekka zou
openbaren waarna hij een leger van moslims zou aanvoeren die de joden en christenen
verslaan. Anders dan al-Qaʻida was het verslaan van de christenen en de joden niet het
centrale thema van al-Utaybi. Dat lag toch echt op het terzijde schuiven van het Saoedisch
Koningshuis.
Trofimov legt ook de nadruk op al-Utaybi’s toch wel bizarre idee dat al-Qahtani de Mahdi
zou zijn. Dit idee is per slot van rekening de reden dat de gebeurtenissen in de Grote Moskee
in 1979 zouden plaatsvinden. Hij weidt echter verder niet uit over de ideologie van al-Utaybi.
Wat naar voren komt is de kritiek op het Koningshuis en het feit dat dit het centrale thema in
zijn geschriften is. Daarnaast het geloof in de openbaring van de Mahdi. Dit is echter allemaal
vrij beperkt. Het is dan ook verwonderlijk waar Trofimov zijn idee dat al-Utaybi’s Ikhwan een
voorloper van Al-Qaʻida is vandaan haalt, aangezien in hoofdstuk 7 van deze scriptie is
gebleken dat al-Utaybi ideologisch gezien afwijkt van de leiders van Al-Qaʻida.
Om een antwoord op de hoofdvraag te geven of al-Utaybi’s Ikhwan een voorloper van Al-
Qaʻida is, heb ik in hoofdstuk 7 stilgestaan bij Al-Qaʻida. Trofimov laat namelijk in zijn boek
na om hierover uit te weiden. Ik heb in dit hoofdstuk geanalyseerd of al-Utaybi en zijn groep
ideologische, organisatorische of persoonlijke overeenkomsten had met Al-Qaʻida. Tevens
heb ik stilgestaan bij het Salafisme en Jihadisme. Dit was van belang om te begrijpen welke
verschillen er bestaan tussen verschillende Islamisten, namelijk het Salafisme en het
Jihadisme. Ook is er aandacht geweest voor de Afghanistanoorlog die van belang is geweest
voor het ontstaan van Al-Qaʻida en heb ik de leiders ervan uitvoerig beschreven.
253
In paragraaf 7.5 heb ik geanalyseerd welke ideologische verbanden en verschillen er bestaan
tussen enerzijds de leiders van Al-Qaʻida en anderzijds al-Utaybi. Dit is van belang aangezien
Trofimov in zijn werk al-Utaybi’s Ikhwan een voorloper van Al-Qaʻida noemt, maar in zijn
onderbouwing hiervan nauwelijks oog heeft voor de ideologische verschillen die er bestaan.
Ik heb geconcludeerd dat zowel de leiders van Al-Qaʻida als al-Utaybi Salafisten zijn, maar
dat op basis van de categorieën die de Amerikaanse politicoloog Wiktorowicz binnen het
Salafisme heeft onderscheiden ook de verschillen zichtbaar worden tussen de leiders van Al-
Qaʻida en al-Utaybi. Een overeenkomst tussen beide partijen is hun focus op de Goddelijke
eenheid, tawhid, maar verder ben ik vooral verschillen tussen beide partijen tegenkomen met
betrekking tot hun interpretatie van Salafistische elementen. Zo verschillen de leiders van Al-
Qaʻida met al-Utaybi over begrippen als innovatie (bid’a) en excommunicatie (takfir).
Vervolgens is duidelijk geworden dat er ook verschillen bestaan tussen al-Utaybi en de leiders
van Al-Qaʻida in wie hun ideologisch beïnvloed heeft. Zoals net al is betoogd waren de
Saoedische Ikhwan en de Islamitische denkers al-Albani en Bin Baz voor al-Utaybi van
belang in de vorming van zijn ideologie. In de paragrafen 7.3 en 7.4 is duidelijk geworden dat
andere personen van ideologisch belang zijn geweest voor de leiders van Al-Qaʻida. Bin
Laden kwam tijdens zijn studententijd in aanraking met de ideologie van de
Moslimbroederschap door toedoen van de docenten die onderdeel waren van de Sahwa, zoals
Mohammed Qutb. Toen Bin Laden vervolgens naar Pakistan reisde om bij te dragen aan de
strijd tegen de Sovjets in Afghanistan ontmoette hij Azzam die ook een grote invloed op Bin
Laden had en hem kennis liet maken met jihad. Azzam was eveneens sterk beïnvloed door de
Moslimbroederschap in Jordanië en Egypte. Gedurende zijn tijd in Egypte raakte hij bevriend
met de familie Qutb. Qutb’s visie ten aanzien van jihad en zijn tijd die hij doorbracht met de
Palestijnse fedayeen zijn belangrijk geweest voor de vorming van Azzam’s ideologie. Met
name het begrip jihad speelde hierin een grote rol, wat tot uiting kwam in Pakistan en
Afghanistan tijdens de Afghanistanoorlog. Al-Zawahiri, tot slot, is sterk beïnvloed door
Sayyid Qutb. Al-Zawahiri wilde net als Qutb door middel van een gewapende strijd, jihad bi
al-sayf, het Egyptische regime laten verdwijnen, dat in de ogen van zowel Qutb als al-
Zawahiri ongelovig was. Begrippen als takfir en jihad speelden een grote rol in de ideologie
van beide mannen.
Ondanks de verschillende inspiratoren zijn er ook twee gezamenlijke verbanden zichtbaar
tussen al-Utaybi en de leiders van Al-Qaʻida, namelijk het feit dat Bin Laden, door toedoen
van zijn vader, in aanraking kwam met het Wahhabisme. Deze vorm van Salafisme was
254
tevens van belang voor al-Utaybi. Later zou Bin Laden zich echter meer gaan richten op
Jihadisme, in tegenstelling tot al-Utaybi. Het tweede verband is ibn Taymiyyah. Bij beide
personen komt de invloed van Taymiyyah naar voren. In al-Utaybi’s epistels wijdt hij één
brief aan Taymiyyah. Taymiyyah was van belang voor het denken van al-Utaybi door zijn
invloed op al-Wahhaab. Hij propageerde de doctrine van tawhid en vond dat Islamitische
leiders tawhid in de praktijk moesten brengen door het implementeren en volgen van de
Sharia. De leiders die dit niet deden en zelf wetten of regels opstelden moesten als
ongelovigen, kafir, worden gezien en over hen mocht takfir uitgeroepen worden. Taymiyyah
was tevens de eerste persoon die de plicht ter uitvoering van jihad propageerde. Al-Wahhaab
en de Saoedische Ikhwan namen begrippen als takfir en tawhid over van Taymiyyah en zo
kwam al-Utaybi er ook mee in aanraking. Desalniettemin waren het juist de elementen takfir
en jihad die al-Utaybi niet overnam, terwijl de leiders van Al-Qaʻida dit juist wel deden.
Zoals ik in paragraaf 7.5 al concludeerde zijn er ideologisch gezien wel enige overeenkomsten
te vinden tussen wie al-Utaybi en de leiders van Al-Qaʻida geïnspireerd hebben, maar
uiteindelijk zijn er meer verschillen zichtbaar. De Moslimbroederschap, met name het
gedachtegoed van Sayyid Qutb, hebben een hele grote rol gespeeld in het denken van de
leiders van Al-Qaʻida, terwijl deze organisatie niet een aantoonbare rol in het denken van al-
Utaybi heeft gehad. Deze verschillen kwamen uiteindelijk tot uiting in de doelen die al-Utaybi
en de leiders van Al-Qaʻida voor ogen hadden. Trofimov stelt in zijn boek dat het doel van de
bezetting van de Grote Moskee door al-Utaybi’s Ikhwan ‘de stroom van de
wereldgeschiedenis omkeren en de aanzet geven tot een wereldwijde oorlog die ten slotte zou
leiden tot de algehele zege van de Islam en de vernietiging van de arrogante christenen en
joden.’, was.1033
Op basis hiervan zijn de doelen van al-Utaybi en Al-Qaʻida identiek,
aangezien in principe Al-Qaʻida hetzelfde nastreeft. Ik heb echter betoogd dat wanneer er
gekeken wordt naar hetgeen al-Utaybi wilde bereiken en op welke wijze hij dit voor ogen had,
dit zeker verschilt van wat de leiders van Al-Qaʻida voor ogen hadden.
Al-Utaybi was een fel tegenstander van het Saoedisch Koningshuis, die in zijn ogen on-
legitieme heersers waren. In tegenstelling tot al-Zawahiri en Bin Laden, was hij echter niet
bereid tot takfir over te gaan. Desalniettemin wilde Al-Utaybi wel het Saoedisch Koningshuis
ten val brengen. Uiteindelijk boden enkele passages uit de Hadith soelaas, namelijk de Mahdi.
Al-Utaybi was in de veronderstelling dat een lid van zijn Ikhwan, al-Qahtani, de Mahdi was
1033
Trofimov, Het Beleg van Mekka, 16.
255
die naar de aarde gezonden was om de vijanden van de Islam te verslaan, waardoor de Islam
zou zegevieren. Hij schreef in zijn epistels wanneer de Mahdi zou verschijnen en ook waar
deze zou verschijnen, namelijk aan het begin van een nieuwe Islamitische Eeuw in de Grote
Moskee in Mekka. Al-Utaybi was er van overtuigd dat op het moment dat de Mahdi zich zou
presenteren alle Saoedi’s in plaats van aan het Koningshuis, trouw zouden zweren aan hem.
De Mahdi was dus de wijze waarop al-Utaybi erin slaagde zijn doel te bereiken, namelijk het
Koningshuis terzijde schuiven en ook nog eens de vijanden van de Islam verslaan, namelijk
de christenen en joden. Op basis van mijn bevindingen ten aanzien van de ideologie van al-
Utaybi is echter duidelijk geworden dat zijn centrale thema afkeer van het Saoedisch
Koningshuis was en niet zozeer de vernietiging van de christenen en de joden. Het
belangrijkste doel voor al-Utaybi was dan ook een einde te maken aan het bewind van de
familie Saoed.
De leiders van Al-Qaʻida hebben in een zeker opzicht dezelfde visie als al-Utaybi. Al-
Zawahiri wilde ook het eigen regime omverwerpen, echter verschilde hij met al-Utaybi in de
aanpak hiervan. Al-Zawahiri wilde middels een gewapende strijd, jihad bi al-sayf, het
Egyptische regime omverwerpen en in Egypte een nieuw kalifaat stichten waar vanuit de
Islam zich zou verspreiden. Toen al-Zawahiri eenmaal een bondgenootschap met het Al-
Qaʻida van Bin Laden was aangegaan, wijzigde hij deze visie. De focus werd verlegd van
Egypte naar een gewapende strijd tegen de Kruisvaarders, ofwel de Verenigde Staten en
andere christelijke staten en de Joden, ofwel Israël.1034
De beoogde doelen van al-Zawahiri
komen dus gedeeltelijk overeen met al-Utaybi, namelijk de focus op het verslaan van de
regimes in hun thuislanden, Saoedi-Arabië en Egypte. De wijze waarop al-Zawahiri en al-
Utaybi hun doelen wilden verwezenlijken waren echter verschillend. Al-Zawahiri wilde zijn
doel bereiken middels een gewapende strijd jihad bi al-sayf, terwijl al-Utaybi de Mahdi als
middel zag om zijn doelen te bereiken.
Voor Bin Laden geldt nagenoeg hetzelfde als voor al-Zawahiri. Bin Laden richtte zich echter
niet op Egypte, maar op Saoedi-Arabië. Bin Laden zag het Saoedische regime, nadat zijn hulp
om het Koninkrijk te verdedigen tegen Saddam Hoessein was afgewezen, als vijand.
Desalniettemin richtte Bin Laden zich vooral op een wereldwijde jihad tegen de
Kruisvaarders en de Joden. Jihad speelde een centrale rol binnen Al-Qaʻida, terwijl dit niet
het geval was binnen al-Utaybi’s Ikhwan. Voor Azzam was jihad ook het middel om zijn
1034
Zie paragraaf 7.4.
256
doelen te halen. Hij richtte zich echter niet zoals Bin Laden en al-Zawahiri op de christenen
en joden, maar op gebieden die volgens hem Islamitisch waren en die werden bedreigd of
waren veroverd door ongelovigen, zoals de Filipijnen, Kasjmir en Bosnië. Wie deze gebieden
had veroverd of bedreigde maakte Azzam niet uit, maar jihad was het middel. Tussen Azzam
en al-Utaybi is nog wel een overeenkomst zichtbaar, namelijk dat zij geen onschuldige
mensen, zoals vrouwen en kinderen, wilden doden terwijl Al-Qaʻida, ofwel al-Zawahiri en
Bin Laden hiertoe wel bereid zijn gebleken. Al-Utaybi slaagde er uiteindelijk niet in
onschuldigen buiten schot te houden, maar probeerde dit wel. Ondanks deze overeenkomst is
het wel duidelijk geworden dat uiteindelijk alle drie leiders van Al-Qaʻida, Azzam, al-
Zawahiri en Bin Laden, andere doelen nastreefden dan al-Utaybi. Het grootste verschil is
echter de wijze waarop deze doelen behaald moesten worden.
In paragraaf 7.6 heb ik de conclusies die Trofimov trekt onder de loep genomen en ben ik tot
de conclusie gekomen dat de argumenten die hij aandraagt om zijn stellingname dat al-
Utaybi’s Ikhwan de voorloper van Al-Qaʻida was te bewijzen erg mager zijn. Daarnaast richt
hij zich vooral op de overeenkomsten tussen al-Utaybi en Bin Laden en noemt hij al-Zawahiri
slechts eenmaal en Azzam helemaal niet. Dit is opvallend aangezien al deze personen van
belang zijn geweest in het ontstaan van Al-Qaʻida. Trofimov begint zijn betoog echter door
eerst belangrijke verschillen tussen al-Utaybi en Bin Laden (dus niet al-Zawahiri en Azzam)
aan te geven, namelijk het feit Bin Laden uit een ander milieu kwam en in tegenstelling tot al-
Utaybi wel positief tegenover bid’a als de telefoon en televisie stond. Het grootste verschil
was echter dat Bin Laden niks zag in het idee van de Mahdi. Op basis van deze scriptie is
echter duidelijk geworden dat er wel degelijk meer dan bovenstaande verschillen bestaan
tussen al-Utaybi en Bin Laden, vooral op ideologisch gebied.
Niettemin ziet Trofimov overeenkomsten tussen al-Utaybi en Bin Laden, aangezien hij anders
niet tot de conclusie zou komen dat al-Utaybi’s Ikhwan een voorloper van Al-Qaʻida was. Al-
Utaybi begint zijn betoog met enkele uitspraken die Bin Laden over al-Utaybi en de
gebeurtenissen in Mekka in 1979 heeft gedaan.1035
Op basis hiervan kwam naar voren dat Bin
Laden geen goed woord over had voor Kroonprins Fahd die de bezetting met grof geweld
wilde beëindigen, maar ook dat hij al-Utaybi en zijn volgelingen als ware moslims
beschouwde. Op basis van deze twee uitspraken kan echter niet geconcludeerd worden dat
Bin Laden zich heeft laten inspireren door al-Utaybi.
1035
Zie paragraaf 7.6 voor deze uitspraken.
257
Trofimov vervolgt zijn betoog met een tweetal vergelijkingen die hij ziet tussen wederom Bin
Laden en al-Utaybi. Ten eerste hun aversie jegens het Saoedisch Koningshuis en ten tweede
hun kritiek op Bin Baz. ‘Toen Bin Laden eenmaal had gebroken met het Saoedische regime
na de massale inzet van Amerikaanse troepen in het Koninkrijk in 1990-1991, begon hij
Juhaymans verwerpingen van de Koninklijke familie bijna woordelijk te herhalen. Evenals
Juhayman protesteerde hij fel tegen de aanwezigheid van niet moslims op Saoedisch
grondgebied, tegen banken die de Islamitische renteverboden overtraden en tegen de flirt van
de Koninklijke familie met Christelijke mogendheden. En evenals Juhayman richtte Bin
Ladens verachting zich op Bin Baz……die, nadat hij zijn steun had verleend aan een
bestorming van de Grote Moskee, in 1990 officieel de toevloed van Amerikaanse soldaten
goedkeurde.’1036
Trofimov probeert hiermee de indruk te wekken dat Bin Laden zich in zijn
afkeer tegen het Saoedisch Koningshuis en Bin Baz heeft laten inspireren door al-Utaybi, wat
niet het geval was. De aversie jegens Bin Baz en het Saoedisch Koningshuis zijn in het geval
van Bin Laden te herleiden naar het feit dat hij in 1990 de hulp van de mujahidien aanbood
tegen Saddam Hoessein, maar zijn hulp geweigerd werd. In plaats daarvan nodigde het
Koningshuis, met steun van Bin Baz middels een fatwa, Amerikaanse soldaten uit. Sindsdien
zou Bin Laden een grote afkeer tegen het Saoedisch Koningshuis en Bin Baz hebben.
Na deze twee vergelijkingen en de citaten van Bin Laden over al-Utaybi en de belegering van
de Grote Moskee komt Trofimov al met zijn conclusie dat ‘in vele opzichten Juhaymans
multinationale onderneming waarin voor het eerst de door Wahhabieten geïnspireerde
geloofsijver van de Saoedische radicalen met de conspiratieve vaardigheden van de
Egyptische Jihadisten werd gecombineerd, een voorloper van Al-Qaʻida zelf’ was. ‘Het zijn
deze twee stromen – die respectievelijk worden vertegenwoordigd door Bin Laden en zijn
Egyptische rechterhand Ayman al-Zawahiri – die meer dan tien jaar later de kern zouden
vormen van een moorddadig netwerk dat de wereld heeft geteisterd.’ Trofimov komt tot deze
conclusie vanwege het feit dat er zich in de groep van al-Utaybi meerdere buitenlanders
bevonden, waaronder Egyptenaren. Dit is echter geen sterk argument vind ik aangezien in
tegenstelling tot de Egyptische invloed binnen al-Qaʻida en bij het ontstaan van Al-Qaʻida, er
niet een duidelijk zichtbare rol van de Egyptenaren binnen al-Utaybi’s Ikhwan is. De
organisatie van al-Utaybi’s Ikhwan was sowieso niet te vergelijken met dat van Al-Qaʻida. De
groep van al-Utaybi had volgens al-Huzaymi meer weg van een cult, dan een organisatie.1037
1036
Trofimov baseert zich hierbij op uitspraken die Bin Laden in 1996 in een interview heeft gedaan. Zie
Trofimov, Het Beleg van Mekka, 289 en 341. 1037
Zie paragraaf 6.2.
258
In paragraaf 7.3 heb ik kort beschreven hoe Al-Qaʻida opereerde. Daar viel op dat in
tegenstelling tot al-Utaybi’s Ikhwan het leiderschap van Al-Qaʻida afstand bewaarde van de
operaties die uitgevoerd werden. Daarnaast is Al-Qaʻida een internationale organisatie die
meerdere operaties heeft uitgevoerd, terwijl al-Utaybi’s Ikhwan in Saoedi-Arabië opereerden
en hun eerste operatie, de bezetting van de Grote Moskee, meteen hun laatste was.
De conclusie van Trofimov komt uit de lucht vallen, aangezien hij behalve de vergelijkingen
tussen al-Utaybi en Bin Laden en de uitspraken van Bin Laden niet met meer argumenten
komt. Trofimov’s stellingname dat al-Utaybi’s Ikhwan een voorloper van Al-Qaʻida was en
dat de bezetting van de Grote Moskee tot de geboorte van Al-Qaʻida heeft geleid is op basis
van de argumenten die Trofimov presenteert dan ook te kort door de bocht.
Tot slot ben ik in hoofdstuk 8 op Abu Mohammed al-Maqdisi, ‘de kalme Jihadi’ ingegaan.
Trofimov stelt in zijn boek dat de prediker al-Maqdisi beïnvloed is door Juhayman al-Utaybi
en diens gedachtegoed overbracht op toekomstige jihadi’s, waaronder Abu Musab al-Zarqawi,
die het gezicht was van Al-Qaʻida in Irak. Ik heb dit hoofdstuk geconcludeerd dat op basis
van Wagemakers, die onderzoek naar al-Maqdisi heeft gedaan, gesteld kan worden dat hij
inderdaad door al-Utaybi beïnvloed is. Er bestaan echter ideologisch gezien wel de nodige
verschillen tussen al-Utaybi en al-Maqdisi, evenals tussen al-Maqdisi en de leiders van Al-
Qaʻida. Het gevolg hiervan is dat het nut om al-Maqdisi te gebruiken in een betoog om al-
Utaybi’s Ikhwan een voorloper van Al-Qaʻida te noemen niet duidelijk is. Ik kom dan ook tot
de conclusie dat het feit dat al-Maqdisi gedeeltelijk door al-Utaybi geïnspireerd is enkel
bijdraagt aan de stellingname dat al-Utaybi andere radicale moslims geprikkeld heeft, maar
niet aan de stellingname dat zijn groepering een voorloper van Al-Qaʻida was.
Op basis van deze scriptie en hetgeen in het bovenstaande is geconcludeerd is gebleken dat al-
Utaybi en zijn Ikhwan géén voorlopers zijn van Al-Qaʻida en dat Trofimov hiermee een
onjuiste conclusie trekt. Wat betreft de bezetting van de Grote Moskee en de gebeurtenissen
die rondom deze historische gebeurtenis plaatsvonden is het boek Het Beleg van Mekka. De
Vergeten Opstand en de Geboorte van Al-Qaʻida van Trofimov zonder meer een nuttig boek,
maar zou het de inhoud van zijn boek ten goede komen als hij de titel zou beperken tot Het
Beleg van Mekka. De Vergeten Opstand.
259
Appendix A
Bron: kopie uit Johns, R. en D. Holden. The House of Saud. The Rise and Rule of the most Powerful Dynasty in the Arab World. New
York: Holt, Rinehart and Winston, 1982.
260
Appendix B
Bron: Kopie uit The Economist. ‘Ail the king. Saudi Arabia’s gerontocracy.’ The Economist. (10 januari 2015), 43.
261
Appendix C
Bron: kopie uit Bianchi, R.R. Guests of God. Pilgrimage and Politics in the Islamic World.
(New York: Oxford University Press, 2004), 10.
262
Literatuurlijst
Aarts, P. en C. Roelants. Saoedi-Arabië. De Revolutie die nog moet komen.
Amsterdam: Nieuw Amsterdam Uitgevers, 2013.
Aghaie, K.S. ‘Messianism: Messianism in the Muslim Tradition.’ Encyclopedia of
Religion. Ed. Lindsay Jones. 2nd ed. Vol. 9. Detroit: Macmillan Reference USA
(2005): 5979-5983.
Ahmad, R.S. Rasā’il Juhaymān al-ʻUtaybī: Qā’id al-Muqtahimīn li’l-Masjid al-
Harām bi-Makkah. Caïro: Maktabat Madbūla, 1988.
Algemeen Dagblad. ‘'s Werelds grootste hotel verrijst in Saoedi-Arabië.’ Algemeen
Dagblad (september 2015): 1 pag. [website krant], geraadpleegd 26 september 2015.
Beschikbaar via
http://www.ad.nl/ad/nl/1013/Buitenland/article/detail/4038331/2015/05/22/s-Werelds-
grootste-hotel-verrijst-in-Saoedi-Arabie.dhtml
Al-Banna, H. Majmu’at Rasa’il al Shahid Hasan al-Banna’. Beiroet en Caïro,
datum/jaar onbekend.
Al-Maqdisi, Al-Kawashif al-Jaliyya fi Kufr al-Dawla al-Saʻudiyya, 1989/1990.
Al-Maqdisi, Millat Ibrahim wa Daʻwat al-Anbiyā’ wa-l-Mursalīn, 1984.
Al Mushawah, K.A. ‘Juhayman’s Sins. Nasser Al-Huzaymi: My story with the so-
called Mahdi.’ The Majalla 1533 (2009): 46-49.
Al-Rasheed, M. A History of Saudi Arabia. Cambridge: Cambridge University Press,
2002.
Al-Rasheed, M. Contesting the Saudi State. Islamic Voices from a New Generation.
Cambridge: Cambridge University Press, 2007.
Al-Rasheed, M. Politics in an Arabian Oasis. The Rashidis of Saudi Arabia. (Londen,
New York: I.B. Tauris Publishers, 1997), 208-209.
Al-Rihani, A. Muluk Al-‘Arab. (Koningen van de Arabieren) Beiroet: Dar Al-Rihani
Lil Taba’a wal Nashr, 1964.
‘Al-Umaym, A. ‘Mashayikhuna wa mashayikh al-sahwa – Nadharat fi-l-islam al-
saʻudi al-haraki.’ (Onze Sheikhs en de Sheikhs van de Sahwa – Perspectieven op
Saoedisch Islamisme.) Elaph. 12 juni 2003.
Al-Yassini, A. Religion and State in the Kingdom of Saudi Arabia. Boulder, Colorado:
Westview Press, Inc., 1985.
263
Al-Zayyat, M. The Road to Al-Qaeda. The Story of Bin Laden’s Right-Hand Man.
Londen en Sterling (VS): Pluto Press, 2004.
Arab News. ‘King reshuffles Supreme Judiciary Council and Ulema’ Arab News (17
januari 2013): 1 pag. [online nieuwswebsite], geraadpleegd 21 september 2015.
Beschikbaar via http://www.arabnews.com/king-appoints-new-supreme-court-chief-
other-officials
Atwan, A.B. The Secret History of Al-Qa’ida. Londen: Abacus, 2007.
BBC ‘Saudi man executed for 'witchcraft and sorcery' ’ BBC (juni 2012): 1 pag.
[nieuwsnetwerk], geraadpleegd op 26 september 2015. Beschikbaar via
http://www.bbc.com/news/world-middle-east-18503550
Bergen, P.L. Holy War, Inc.: Inside the Secret World of Osama Bin Laden. New York:
The Free Press, 2001.
Bergen, P.L. The Osama bin Laden I Know. An Oral History of al Qaeda’s Leader.
New York: Free Press, 2006.
Bianchi, R.R. Guests of God. Pilgrimage and Politics in the Islamic World. New
York: Oxford University Press, 2004.
Bradley, J.R. ‘The Siege of Mecca.’ Financial Times 5 januari (2008): 1.
Brisard, J-C, Zarqawi: The New Face of Al-Qaeda. New York: Other Press, 2005.
Brown, D. Rethinking Tradition in Modern Islamic Thought. Cambridge: Cambridge
University Press, 2003.
Brown, D.W. ‘Sunna.’ Encyclopedia of Islam and the Muslim World. Vol.2 Ed. R.C.
Martin. New York: Macmillan Reference USA (2006): 666-669.
Burke, J. Al-Qaeda. The True Story of Radical Islam. Londen: Penguin Books, 2004.
Calvert, J. Sayyid Qutb and the Origins of Radical Islamism. Londen: Hurst and
Company, 2010.
Champion, D. The Paradoxical Kingdom. Saudi Arabia and the Momentum of Reform.
Londen: Hurst & Company, 2003.
Cook, D. Understanding Jihad. Berkeley, Los Angeles, en Londen: University of
California Press, 2005.
Cooley, J.K. Unholy Wars: Afghanistan, America and the International Terrorism.
Londen: Pluto Press, 2002.
264
Coulson, N.J. ‘Sharīʿah’ Encyclopaedia Britannica (Laatst geupdate 11 februari
2014): 1 pag. [online encyclopedie], geraadpleegd 15 april 2015. Beschikbaar via
http://www.britannica.com/EBchecked/topic/538793/Shariah.
Dann, U. en J. Nevo. "Abdullah Ibn Hussein." Encyclopaedia Judaica. Ed. M.
Berenbaum en F. Skolnik. 2e ed. Vol. 1. Detroit: Macmillan Reference USA (2007):
243-244.
DeLong-Bas, N.J. ‘Bin Baz.’ Encyclopaedia of Islam, 3e ed. (2011): 1 pag. [online
encyclopedie], geraadpleegd op 25 oktober 2015. Beschikbaar via
http://referenceworks.brillonline.com/entries/encyclopaedia-of-islam-3/bin-baz-
COM_23796
DeLong-Bas, N.J. Wahhabi Islam: From Revival to Global Jihad. Londen en New
York: I.B.Tauris, 2004.
DeLong-Bas, N.J. Wahhabism and the Question of Religious Tolerance. Londen:
Lynne Rienner Publishers,Inc., 2009.
DeLong-Bas, N.J. Wahhabi Islam: From Revival and Reform to Global Jihad. New
York: Oxford University Press, 2004.
Encyclopaedia Brittanica. ‘Great Mosque of Mecca.’ Encyclopaedia Brittanica.
(Laatst geupdate mei 2014): 1 pag. [online encyclopedie] geraadpleegd op 7 oktober
2015. Beschikbaar via http://www.britannica.com/topic/Great-Mosque-of-Mecca
Encyclopaedia Britannica. ‘Anglo-Egyptian Treaty. British-Egyptian history [1936].’
Encyclopaedia Britannica. (Laatst geupdate 17 april 2014): 1 pag. [online
encyclopedie], geraadpleegd op 4 november 2015. Beschikbaar via
http://www.britannica.com/event/Anglo-Egyptian-Treaty
Esin, E. Mecca the Blessed, Madinah the Radiant. Londen: Elek Books, 1963.
Esposito, J.L. Unholy War: Terror in the Name of Islam. New York: Oxford
University Press, 2002.
Farouk-Alli, A. ‘Holy Cities’ Encyclopedia of Islam and the Muslim World. Ed. R.C.
Martin. Vol.1 New York: Macmillan Reference USA 2004): 311-316.
Filiu, J.P. ‘The End of Jihad. 30 Years after the Siege of Mecca’. The Majalla 1533
(2009):18-23.
FoxNews.com in samenwerking met The Associated Press. ‘Wife of British ISIS
hostage issues plea to husband's captors.’ Fox News. (21 september 2014): 1 pag.
[online nieuwsmedium], geraadpleegd 25 januari 2015. Beschikbaar via
265
http://www.foxnews.com/world/2014/09/21/wife-british-isis-hostage-issues-plea-to-
husband-captors.html
Gause III, F.G. ‘Socialism.’ Encyclopedia of Islam and the Muslim World. Vol.2 Ed.
R.C. Martin New York: Macmillan Reference (2004): 632-634.
Gleave, R. ‘Al-Takfir Wa’l-Hijra’ Encyclopedia of Islamic Civilisation and Religion.
New York en Oxon, Canada: Routledge (2008): 641.
Gleave, R. ‘Ulema’. Encyclopedia of Islam and the Muslim World. Volume 2 .Ed.
R.C. Martin. New York: Macmillan Reference USA (2004): 703-705.
Gordon, J. ‘˛Abd Al-Nasser, Jamal (1918-1970).’ Encyclopedia of Islam and the
Muslim World. Vol. 1 Ed. R.C. Martin New York: Macmillan Reference USA (2004):
4.
Habib, J.S. Ibn Sa’uds Warriors of Islam. The Ikhwan of Najd and Their Role in the
Creation of the Saudi Kingdom, 1910-1930. Leiden: E.J. Brill, 1978.
Habib, J.S. ‘Wahhabi Origins of the Contemporary Saudi State’, in M. Ayoob en H.
Kosebalaban (eds.), Religion and Politics in Saudi Arabia. Wahhabism and the State.
Londen en Boulder, Colorado: Lynne Rienner Publishers Inc., (2009): 57-73.
Hashmi, S.H. ‘Abduh, Muhammad (1849-1905).’ Encyclopedia of Islam and the
Muslim World. Ed. R.C. Martin. Vol. 1 New York: Macmillan Reference USA,
(2004): 6-7.
Hashmi, S.H. ‘Afghani, Jamal Al-Din (1839-1897).’ Encyclopedia of Islam and the
Muslim World. Ed. R.C. Martin. Vol. 1 New York: Macmillan Reference USA (2004):
13.
Hasmi, S.H. ‘Jihad’ Encyclopedia of Islam and the Muslim World. Vol. 1 Ed. R.S.
Martin New York: Macmillan Reference USA (2004): 377-379.
Hashmi, S.H. ‘Pan-Arabism’ Encyclopedia of Islam and the Muslim World. Vol.2 Ed.
R.C. Martin. New York: Macmillan Reference USA (2004): 518-519.
Hawting, G.R. ‘Ka‘ba.’ Encyclopaedia of the Qur’an. Ed. J.D. McAuliffe. Vol.3
Leiden: Brill Academic Publishers (2003): 75-80.
Hegghammer, T. ‘Introduction. Abdallah Azzam, the Imam of Jihad.’ in G. Kepel en
J-P. Milelli (eds.), Al Qaeda in its own words. Cambridge Massachusetts en Londen:
The Belknap Press of Harvard University Press (2008): 80-101. Engelse vertaling door
Pascale Ghazaleh. Oorspronkelijke titel Al-Qaeda dans le texte uit 2005.
266
Hegghammer, T. Jihad in Saudi Arabia: Violence and Pan-Islamism Since 1979.
Cambridge: Cambridge University Press, 2010.
Hegghammer, T. en S. Laxroix. ‘Rejectionist Islamism in Saudi Arabia: The Story of
Juhayman Al-Utaybi Revisited.’ International Journal of Middle East Studies 39
(2007): 103-122.
Hegghammer, T. en S.Lacroix. ‘Saudi Arabia Backgrounder: Who are the Islamists?’
International Crisis Group (ICG) 31 (September 2004): 1-28.
Hegghammer, T. ‘The Defense of Muslim Territories Constitutes the First Individual
Duty (excerpts)’ in G. Kepel en J-P. Milelli (eds.), Al Qaeda in its own words.
Cambridge Massachusetts en Londen: The Belknap Press of Harvard University Press
(2008): 102-109 en 296-301. Engelse vertaling door Pascale Ghazaleh.
Oorspronkelijke titel Al-Qaeda dans le texte uit 2005.
Hegghammer, T. ‘The Solid Base (excerpts)’ in G. Kepel en J-P. Milelli (eds.), Al
Qaeda in its own words. Cambridge Massachusetts en Londen: The Belknap Press of
Harvard University Press (2008): 140-143. Engelse vertaling door Pascale Ghazaleh.
Oorspronkelijke titel Al-Qaeda dans le texte uit 2005.
Heikal, M. Autumn of Fury. The Assassination of Sadat. Londen: Corgi Books, 1984.
Hermansen, M. ‘Mahdi.’ Encyclopedia of Islam and the Muslim World. Ed. Richard
C. Martin. Vol. 2. New York: Macmillan Reference USA (2004): 421.
Hiro, D. War Without End. The Rise of Islamist Terrorism and Global Response.
Londen & New York: Routledge, 2002.
Hourani, A. ‘Afghānī, Jamāl Al-Dīn Al-.’ Encyclopedia of Religion. Ed. L. Jones. 2e
ed. Vol. 1. Detroit: Macmillan Reference USA (2005): 64-65.
Hourani, A. ‘Rashīd Ridā, Muhammad.’ Encyclopedia of Religion. Ed. L. Jones. 2e
ed. Vol. 11. Detroit: Macmillan Reference USA (2005): 7621-7622.
Hrair Dekmejian, R. Islam in Revolution. Fundamentalism in the Arab World. 2e
editie. Syracuse, New York: Syracuse University Press, 1995.
Ismail, A & Studenten. De Interpretatie van de Betekenissen van de Koran. Den Haag:
Stichting as-Soennah, 2014.
Issawi, C. Egypt at Mid-Century: An Economic Survey. Londen: Oxford University
Press, 1954.
Johns, R. en D. Holden. The House of Saud. The Rise and Rule of the most Powerful
Dynasty in the Arab World. New York: Holt, Rinehart and Winston, 1982.
267
Juynboll, G.H.A. ‘Sunna.’ Encyclopaedia of the Qur’an. Vol.5 Ed. J.D.McAuliffe.
Leiden: Brill Academic Publishers (2006): 163-166.
Kechichian, J.A. ‘Islamic Revivalism and Change in Saudi Arabia: Juhayman al-
ʻUtaybi’s ‘Letters’ to the Saudi People’ The Muslim World 53 nummer 1 (1990): 1-16.
Kechichian, J.A. Succession in Saudi Arabia. New York: Palgrave, 2001.
Kechichian, J.A. ‘The Role of the Ulama in the Politics of an Islamic State: The Case
of Saudi Arabia’ International Journal of Middle East Studies. Vol.18 nummer 1
(Februari 1986): 53-71.
Kepel, G. Jihad. The Trail of Political Islam. Herziene editie. Londen en New York:
I.B. Tauris & Co Ltd., 2004. Engelse vertaling door Anthony F. Roberts.
Oorspronkelijke titel Jihad: Expansion et Déclin de l’ Islamisme uit 2000.
Kepel, G. The War for Muslim Minds. Islam and the West. Cambridge, Masachusetts
en Londen: The Belknap Press of Harvard University Press, 2004. Engelse vertaling
door Pascale Ghazaleh. Oorspronkelijke titel Fitna: guerre au coeur de l'Islam uit
2004.
Kester S. ‘Dodental door verdrukking in Mekka loopt op naar 717.’ De Volkskrant.
(24 september 2015): 1 pag. [website krant], geraadpleegd op 5 oktober 2015.
Beschikbaar via http://www.volkskrant.nl/buitenland/dodental-door-verdrukking-in-
mekka-loopt-op-naar-717~a4148876/
Khaldûn, I. The Muqadimmah. An Introduction to History. New York: Bollingen
Foundation, New York/ Princeton University Press, 1967.
Khatab, S. The Political Thought of Sayyid Qutb. The theory of jahiliyyah. New York:
Routledge, 2006.
Khatab, S. Understanding Islamic Fundamentalism. The Theological and Ideological
Basis of al-Qaʻida’s Political Tactics. Caïro & New York: The American University
in Cairo Press, 2011.
King, D.A. ‘Faces of the Kaaba: It’s a primitive observatory, weather vane, and
pointer to God.’ The Sciences. Vol.22 No.5 (mei/juni 1982): 16-20.
Koning de, M., J.Wagemakers en C. Becker. Salafisme. Almere: Uitgeverij Parthenon,
2014.
Kostiner, J. The Making of Saudi Arabia 1916-1936. From Chieftaincy to
Monarchical State. New York: Oxford University Press, Inc. 1993.
268
Krämer, G. ‘al-Banna, Hasan (1906-49).’ The Princeton Encyclopedia of Islamic
Political Thought. Ed. G. Bowering, et al. Princeton en Oxford: Princeton University
Press (2013): 62-64.
Krämer, G. ‘Political Islam.’ Encyclopedia of Islam and the Muslim World. Ed. R.C.
Martin. Vol. 2 New York: Macmillan Reference USA (2004): 536-540.
Kueny, K. ‘Pilgrimage: Hajj.’ Encyclopedia of Islam and the Muslim World. Ed. R.C.
Martin Vol.2 New York: Macmillan Reference USA (2004): 529-533.
Lacey, R. Inside the Kingdom. Kings, Clerics, Modernists, Terrorists, and the Struggle
for Saudi Arabia. New York, Londen: Penguin Books, 2009.
Lacroix, S. Awakening Islam. The Politics of Religious Dissent in Contemporary
Saudi Arabia. Cambridge (VS) en Londen: Harvard University Press, 2011. Engelse
vertaling door George Holoch. Oorspronkelijke titel Les islamistes saoudiens: Une
insurrection manquée uit 2010.
Lacroix, S. ‘Ayman al-Zawahiri, Veteran of Jihad.’ in G. Kepel en J-P. Milelli (eds.),
Al Qaeda in its own words. (Cambridge Massachusetts en Londen: The Belknap Press
of Harvard University Press, (2008): 147-170. Engelse vertaling door Pascale
Ghazaleh. Oorspronkelijke titel Al-Qaeda dans le texte uit 2005.
Lacroix, S. ‘Loyaly and Separation. Changing an Article of Faith and Losing Sight of
Reality (excerpts)’ in G. Kepel en J-P. Milelli (eds.), Al Qaeda in its own words.
(Cambridge Massachusetts en Londen: The Belknap Press of Harvard University
Press, (2008): 206-234. Engelse vertaling door Pascale Ghazaleh. Oorspronkelijke titel
Al-Qaeda dans le texte uit 2005.
Lacroix, S. ‘Saudi Arabia’s Muslim Brotherhood predicament.’ The Washington Post.
(20 maart 2014): 4 pag. [website van krant], geraadpleegd op 29 november 2015.
Beschikbaar via https://www.washingtonpost.com/news/monkey-
cage/wp/2014/03/20/saudi-arabias-muslim-brotherhood-predicament/
Lesch, D.W. 1979. The Year that Shaped the Modern Middle East. Boulder Colorado:
Westview Press, 2001.
Lewis, B. Islam and the Arab World. New York: Alfred Knopf, 1977.
Lewisohn, L. ‘Sufism.’ Encyclopedia of Philosophy. Ed. D.M. Borchert. 2e ed. Vol. 9
Detroit: Macmillan Reference USA (2006): 300-314.
Lia, B. The Society of the Muslim Brothers in Egypt. The Rise of an Islamic Movement
1928-1942. Reading, VK: Ithaca Press, 1998.
269
Lings, M. What is Sufism? 2e druk. Londen: Unwin Paperbacks, 1981.
Long, D.E. ‘Tawhid or Jihad: What Wahhabism Is and Is Not.’ Middle East Institute.
(2009): 5 pag. [online denktank over Midden-Oosten], geraadpleegd op 26 november
2015. Beschikbaar via http://www.mei.edu/content/tawhid-or-jihad-what-wahhabism-
and-not
Long, D.E. The Kingdom of Saudi Arabia. Gainesville, Florida: University Press of
Florida, 1997.
Loth, W. ‘Moscow, Prague and Warsaw: Overcoming the Brezhnev Doctrine.’ Cold
War History vol. 1, nummer 2 (2001): 103-118.
Makdisi, G. ‘Ibn Taymīyah.’ Encyclopedia of Religion. Vol.6 2e editie. Ed. L. Jones.
Detroit: Macmillan Reference USA (2005): 4276-4279.
Ménoret, P. ‘Fighting for the Holy Mosque. The 1979 Mecca Insurgency.’ In C.C. Fair
en S. Ganguly (eds.), Treading on Hallowed Ground: Counterinsurgency Operations
in Sacred Places. Oxford en New York: Oxford University Press (2008): 117-139.
Ménoret, P. The Saudi Enigma. A History. Londen en New York: Zed Books Ltd.,
Beiroet: World Book Publishing en Kenilworth (Zuid-Afrika): David Philip, New
Africa Books, 2005. Engelse vertaling door Patrick Camiller. Oorspronkelijke titel
L’Énigme Saoudienne uit 2003.
Milelli, J-P. ‘Introduction. Abu Musab Al-Zarqawi, Jihad in ‘Mesopotamia.’ in G.
Kepel en J-P. Milelli (eds.), Al Qaeda in its own words. Cambridge Massachusetts en
Londen: The Belknap Press of Harvard University Press (2008): 237-250. Engelse
vertaling door Pascale Ghazaleh. Oorspronkelijke titel Al-Qaeda dans le texte uit
2005.
Minnesota Lawyers International Human Rights Committee. Shame in the House of
Saud: Contempt for Human Rights in the Kingdom of Saudi Arabia. Minneapolis:
Minnesota Lawyers, 1992.
Mitchell, R.P. The Society of the Muslim Brothers. New York: Oxford University
Press, 1993.
Moghadam, A. The Globalization of Martyrdom : Al Qaeda, Salafi Jihad, and the
Diffusion of Suicide Attacks. Baltimore: Johns Hopkins University Press, 2008.
Mohamed, M.N. Hajj to Umrah: From A to Z. Riyad: Dar Eshbelia, 1999.
Mooij de, G. ‘Onenigheid tussen Iran en Saoedi-Arabië na drama hadj’ De Volkskrant.
(1 oktober 2015): 1 pag. [website krant] geraadpleegd op 5 oktober 2015. Beschikbaar
270
via http://www.volkskrant.nl/buitenland/onenigheid-tussen-iran-en-saoedi-arabie-na-
drama-hadj~a4154018/
Morsy, L. ‘The Military Clauses of the Anglo-Egyptian Treaty of Friendship and
Alliance, 1936.’ International Journal of Middle East Studies, Vol. 16, nummer 1
(Maart 1984): 67-97.
Mortimer, E. Faith and Power. The Politics of Islam. New York: Random House,
1982.
Motzki, H. ‘Hadith’ Encyclopedia of Islam and the Muslim World. Volume 1 Ed. R.C.
Martin. New York: Macmillan Reference USA (2004): 285-288.
Murphy, C. ‘Saudi Islamists consider democracy, confront royal dogma.’ Globalpost.
(6 september 2011): 10 pag. [online nieuwsmedium], geraadpleegd op 29 november
2015. Beschikbaar via http://www.globalpost.com/dispatch/news/regions/middle-
east/saudi-arabia/110901/saudi%E2%80%99s-nascent-democratic-movement-
confronts-
Nanninga, P.G.T. Jihadism and Suicide Attacks. Al-Qaeda, al-Sahab and the
Meanings of Martyrdom. PhD thesis. Zuthpen: CPI Koninklijke Wöhrmann, 2014.
Napoleoni, L. Insurgent Iraq: Al Zarqawi and the New Generation. New York: Seven
Stories Press, 2005.
Noorani, A.G. Islam & Jihad. Prejudice versus Reality. Londen & New York: Zed
Books Ltd., 2002.
NOS. ‘Koning Abdullah van Saudi-Arabië overleden.’ NOS. (2015): 1 pag. [online
nieuwsmedium], geraadpleegd op 28 mei 2015. Beschikbaar via
http://nos.nl/artikel/2014837-koning-abdullah-van-saudi-arabie-overleden.html.
Organisation of Islamic Cooperation. ‘About OIC.’ Organisation of Islamic
Cooperation. (publicatiedatum onbekend): 1 pag. [website internationale organisatie]
geraadpleegd op 5 oktober 2015. Beschikbaar via http://www.oic-
oci.org/oicv2/page/?p_id=52&p_ref=26&lan=en
Pargeter, A. The Muslimbrotherhood. From Opposition to Power. Londen: Saqi
Books, 2013.
Peters, F.E. The Hajj. The Muslim Pilgrimage to Mecca and the Holy Places.
Princeton, New Jersey: Princeton University Press, 1994.
Peters, R. Jihad in Classical and Modern Islam. Princeton, New Jersey: Markus
Wiener Publishers, 1996.
271
Peterson, D.C. ‘Fatwa’. Encyclopedia of Islam and the Muslim World. Volume 1 .Ed.
R.C. Martin. (New York: Macmillan Reference USA, 2004): 255.
Publishers Weekly. ‘The Siege of Mecca, Yaroslav Trofimov, Author’ Publishers
Weekly (2007): 1 pag. [magazine gericht op literatuur], geraadpleegd 18 augustus
2015. Beschikbaar via http://www.publishersweekly.com/978-0-385-51925-0
Qutb, S. Milestones. American Trust Publications, 1990.
Radtke, B. ‘Sufism’ The Princeton Encyclopedia of Islamic Political Thought. Ed. G.
Bowering, et al. Princeton en Oxford: Princeton University Press (2013): 528-530.
Rubin, B.R. The Fragmentation of Afghanistan: State Formation and Collapse in the
International System. Yale University Press, 2002.
Safran, N. Saudi Arabia. The Ceaseless Quest for Security. Cambridge, Massachusetts
en Londen: The Belknap Press of Harvard University Press, 1985.
Sageman, M. Understanding Terror Networks. Philadelphia: University of
Pennsylvania Press, 2004.
Saghi, O. ‘Introduction. Osama Bin Laden, The Iconic Orator.’ in G. Kepel en J-P.
Milelli (eds.), Al Qaeda in its own words. Cambridge Massachusetts en Londen: The
Belknap Press of Harvard University Press (2008): 11-40.
Selak Jr, C.B. ‘The Suez Canal Base Agreement of 1954.’ The American Journal of
International Law. Vol. 49, nummer 4 (Oktober 1955): 487-505.
Shah, I. The Way of the Sufi. New York en Middlesex (VK): Penguin Books, 1974.
Siddiqui, M. ‘Ibrahim - the Muslim view of Abraham’ BBC (September 2009): 1 pag.
[nieuwsnetwerk], geraadpleegd op 1 oktober 2015. Beschikbaar via
http://www.bbc.co.uk/religion/religions/islam/history/ibrahim.shtml
Spectorsky, S.A. ‘Ibn Hanbal (780-855).’ Encyclopedia of Islam and the Muslim
World. Vol 1. Ed. R.C. Martin. New York: Macmillan Reference USA (2004): 334-
335.
Suleyman, M. ‘Muhammad Qutb namudhjan.’ Al-‘Asr. 17 mei, 2002.
Tarzi, A. ‘Mujahidin.’ Encyclopedia of Islam and the Muslim World. Vol.2 Ed. R.S.
Martin New York: Macmillan Reference USA (2004): 490-491.
The Economist. ‘Ail the king. Saudi Arabia’s gerontocracy.’ The Economist. (10
januari 2015): 43.
The Majalla. ‘The Dream That Became A Nightmare. Juhayman al-Otaibi.’The
Majalla. 1533 (2009): 43-45.
272
Toth, J. Sayyid Qutb. The Life and Legacy of a Radical Islamic Intellectual. New
York: Oxford University Press, 2013.
Trofimov, Y. Het Beleg van Mekka. De Vergeten Opstand en de Geboorte van Al-
Qaida. Amsterdam, Antwerpen: Uitgeverij Contact, 2008. Nederlandse vertaling door
Robert Vernooy. Oorspronkelijke titel The Siege of Mecca: The Forgotten Uprising in
Islam’s Holiest Shrine and the Birth of Al Qaeda uit 2007.
Vogel, F.E. Islamic Law and Legal System, Studies of Saudi Arabia. Leiden, Boston
en Keulen: Brill, 2000.
Voll, J.O. ‘Salafiyya.’ Encyclopedia of Islam and the Muslim World. Ed. R.C.Martin.
Vol.2 New York: Macmillan Reference USA (2004): 608-610.
Wagemakers, A. ‘A Purist Jihadi-Salafi: The Ideology of Abu Muhammad al-
Maqdisi.’ British Journal of Middle Eastern Studies. Vol. 38 nummer 2 (augustus
2009): 281-297.
Wagemakers, J. A Quietist Jihadi. The Ideology and Influence of Abu Muhammad al-
Maqdisi. New York: Cambridge University Press, 2012.
Washington Institute. ‘'The Siege of Mecca': Honoring Winner of Washington
Institute Book Prize’ Washington Institute (2009): 1 pag. [denktank t.b.v. verbetering
Amerikaanse Midden-Oostenbeleid], geraadpleegd 18 augustus 2015. Beschikbaar via
http://www.washingtoninstitute.org/policy-analysis/view/the-siege-of-mecca-
honoring-winner-of-washington-institute-book-prize
Wasserstein, D.J. ‘Caliph.’ Encyclopaedia Judaica. Eds. M. Berenbaum en F. Skolnik.
2e ed. Vol. 4. Detroit: Macmillan Reference USA (2007): 364.
Wehr, H. A Dictionary of Modern Written Arabic (Arabic-English). Urbana, Illinois:
Spoken Language Services, Inc., 1994.
Wickham, C.R. The Muslim Brotherhood. Evolution of an Islamist Movement.
Princeton VS en Woodstock VK: Princeton University Press, 2013.
Wiktorowicz, Q. ‘Anatomy of the Salafi Movement.’ Studies in Conflict & Terrorism.
Vol.29 nummer 3 (augustus 2006): 207-239.
Wilson, P.W. en D.F. Graham. Saudi Arabia. The Coming Storm. Armonk (NY): M.E.
Sharpe, 1994.
Winder, R.B. Saudi Arabia in the Nineteenth Century. Londen: Macmillan, 1965.
Wright, L. The Looming Tower. Al-Qaeda’s Road to 9/11. Londen: Penguin Books,
2006.
273
Wright, R. Sacred Rage: The Wrath of Militant Islam. New York: Touchstone, 1985.
Yizraeli, S. Politics and Society in Saudi Arabia. The Crucial Years of Development
1960-1982. Londen: Hurst & Company, 2012.