discoursanalyse ecosysteemdiensten. verhaallijnen over het

43
Discoursanalyse Ecosysteemdiensten Esther Turnhout (Wageningen UR, FNP) en Elisa de Lijster (CLM)

Upload: phamtruc

Post on 11-Jan-2017

220 views

Category:

Documents


4 download

TRANSCRIPT

Discoursanalyse Ecosysteemdiensten

Esther Turnhout (Wageningen UR, FNP) en Elisa de Lijster (CLM)

CLM Onderzoek en Advies Postbus: Bezoekadres: T 0345 470 700 Postbus 62 Gutenbergweg 1 F 0345 470 799 4100 AB Culemborg 4104 BA Culemborg www.clm.nl

Discoursanalyse Ecosysteemdiensten

Verhaallijnen over het belang, inhoud en aanpak van ecosysteemdiensten

Esther Turnhout (Wageningen Universiteit) en Elisa de Lijster (CLM) Publicatienummer: CLM 870-2015 © maart 2015, CLM

Inhoud

Dankwoord 3  

Factsheet 4  

1   Inleiding en opzet onderzoek 7  1.1   Aanleiding en probleemstelling 7  1.2   Discoursanalyse 8  1.3   Aanpak van het onderzoek 9  

1.3.1  Case Tusschenwater 10  1.3.2  Case Westelijke Langstraat 10  

1.4   Opbouw van het rapport 11  

2   Interpretaties van het begrip Ecosysteemdiensten 12  2.1   De discoursen duurzame productie en natuurbescherming 12  

2.1.1  Duurzame Productie 12  2.1.2  Natuurbescherming 13  2.1.3  Discursieve context en scheidslijnen tussen de discoursen 14  

2.2   Motieven verbinden van natuur, maatschappij en economie 15  2.2.1  Discursieve affiniteit: het begrip samenwerking 16  

2.3   Wat zijn ecosysteemdiensten? 17  2.3.1  Cluster duurzame productieketens 17  2.3.2  Cluster multifunctionele natuurbescherming 18  2.3.3  Cluster duurzame leefomgeving 19  2.3.4  Discursieve affiniteit: het begrip functiecombinaties 20  

2.4   Conclusie 21  

3  De toepassing van ecosysteemdiensten 23  3.1   De ketenbenadering 23  

3.1.1  Knelpunten en kansen 24  3.2   Financiële constructies 25  

3.2.1 Knelpunten en kansen 26  3.3   De gebiedsbenadering 28  

3.3.1  Knelpunten en kansen 29  3.4   Conclusie: drie aanvliegroutes voor toepassing 30  

4  Conclusie en aanbevelingen 33  4.1   Wat wordt verstaan onder ecosysteemdiensten? 33  

4.1.1  Motieven voor het verbinden van natuur, maatschappij en economie 33  4.1.2  Wat zijn ecosysteemdiensten? 34  4.1.3  De toepassing van ecosysteemdiensten 34  

4.2   Aanbevelingen voor toepassing van ecosysteemdiensten 35  4.3   Implicaties voor Natuurlijk Kapitaal Nederland 35  

Referenties 38  

Bijlagen 39  Bijlage 1: Vragenlijst landelijke interviews 40  Bijlage 2: Vragenlijst lokale interviews 41  

Discoursanalyse Ecosysteemdiensten

3

Dankwoord De auteurs, Esther Turnhout (Wageningen Universiteit, leerstoel Bos- en Natuurbeleid) en Elisa de Lijster (CLM) willen Petra van Egmond en Rikke Arnouts van het Planbureau voor de Leefomge-ving bedanken voor deze uitdagende opdracht. Wij hebben genoten van de intellectuele zoektocht en inspirerende tussentijdse gesprekken met hen. Ook willen wij Mandy Lingeman bedanken die voor haar MSc scriptie meegeholpen heeft met de lokale interviews. Dit onderzoek had niet kunnen plaatsvinden zonder de bereidheid van de respondenten om ons te woord te staan. Bij deze willen wij hen allen bedanken voor hun bijdrage. Wij vonden het erg stimulerend om mee te doen in een groter onderzoeksprogramma en hopen dan ook dat onze bevindingen meegenomen worden en helpend zijn in beleid- en uitvoering van het Natuurlijk Kapitaal programma.

Discoursanalyse Ecosysteemdiensten

4

Factsheet

Discoursanalyse Ecosysteemdiensten

5

Discoursanalyse Ecosysteemdiensten

6

Discoursanalyse Ecosysteemdiensten

7

1

1 Inleiding en opzet onderzoek 1.1 Aanleiding en probleemstelling Het begrip ecosysteemdiensten is sterk in opkomst. Projecten als de Millennium Ecosystem As-sessment, maar ook initiatieven als TEEB en IPBES hanteren het begrip en zorgen daarmee voor de steeds verdere inbedding van het begrip in beleid en praktijk van biodiversiteit, natuur en land-schap (Turnhout et al. 2013). Veel actoren vinden het begrip aantrekkelijk omdat het de mogelijk-heid van win-win situaties voorstaat waarbij natuurbescherming samen opgaat met sociale en eco-nomische belangen. Tegelijkertijd is er veel discussie over het begrip. Sommige auteurs uiten de zorg dat de focus op ecosysteemdiensten ten koste kan gaan van biodiversiteitbescherming (Walker et al., 2008; Moreno-Mateos et al., 2010). Anderen hebben moeite met de sterk antropocentrische en instrumentele lading van het begrip die weinig ruimte laat voor de intrinsieke waarde van natuur (Kosoy, N. & Corbera, E., 2010). Weer anderen geven aan dat het niet mogelijk is om de werkelijke waarde van ecosysteemdiensten op een goede manier in kaart te brengen (Gómez-Baggethun et al., 2010). Tot slot, laten auteurs zien dat ‘Payment for Ecosystem Services’ projecten niet in staat zijn om die win-win situaties te realiseren en vaak ten koste gaan van de veelal arme, lokale inwoners (Mcafee, K., 2012). Deze debatten duiden niet alleen op het bestaan van verschillende interpretaties van het concept ecosysteemdiensten, maar geven ook aan dat er verschillende visies zijn op de toe-passing en wenselijkheid van het begrip. Ook binnen Nederland verwachten we een grote diversiteit aan interpretaties en benaderingen van ecosysteemdiensten. Dit onderzoek brengt deze interpretaties en benaderingen in kaart. Het biedt daarmee handvaten voor de ontwikkeling van een strategie voor de verdere uitwerkingen en toepas-sing van ecosysteemdiensten die aansluit bij deze diversiteit. Het onderzoek sluit daarmee goed aan bij de doelstellingen van het Natuurlijk Kapitaal Nederland programma: “[Natuurlijk Kapitaal Ne-derland] beweegt zich van een kennisdossier, waar de focus ligt op methode-ontwikkeling en het creëren van bewust-wording, naar de [toepassing] in lopende beleidsprocessen en bij investeringsbeslissingen” (intern PBL TEEB werkprogramma). In het licht van het gestelde onderzoeksdoel is het belangrijk dat het onderzoek een open benade-ring hanteert die agnostisch is ten opzichte van het te onderzoeken concept. Omdat het juist gaat

Het doel van dit onderzoek is om de diversiteit aan interpretaties over en benaderingen van ecosysteemdiensten in kaart te brengen.

Discoursanalyse Ecosysteemdiensten

8

om het in kaart brengen van verschillende interpretaties werken de onderzoekers niet vanuit een vaste definitie van ecosysteemdiensten die vervolgens wordt toegepast op de resultaten, maar vanuit de concepten en interpretaties die de actoren zelf hanteren. Discoursanalyse biedt daarvoor een geschikt theoretisch en methodologisch kader. 1.2 Discoursanalyse Discoursanalyse biedt inzicht in de denkbeelden en referentiekaders over de manieren waarop men-sen denken en handelen. Dat is noodzakelijk bij een begrip zoals ecosysteemdiensten waarover meerdere debatten en conceptualiseringen bestaan. Het uitgangspunt van discoursanalyse is dat actoren via taal zich positioneren in discoursen waar ze zich toe verhouden en waar ze zich tegen afzetten. Het gaat dus niet alleen om wat specifieke actoren zeggen, maar ook hoe dat gerelateerd is aan de bredere discursieve context waar ze zich in bevinden. Discoursen zijn systemen van betekenisgeving en kunnen gedefinieerd worden als “een samenstel-ling van ideeën, concepten en categoriseringen die ge(re)produceerd worden in een bepaalde prak-tijk waardoor betekenis gegeven wordt aan fysieke en maatschappelijke fenomenen. (Hajer, 1997). Discoursen bestaan relationeel ten opzichte van elkaar. Dat wil zeggen, de ‘inhoud’ van een dis-cours wordt mede bepaald door de discoursen waar het zich toe verhoudt en waar het zich tegen afzet. Ze hebben een ‘scheppende buitenmacht’ of een ‘bedreigende ander’ nodig om zichzelf te structureren en in stand te houden (Torfing, 1999; Howarth, 2000). Toegepast op natuur laat De Lijster (2012) zien dat de landbouw een dergelijke rol als ‘scheppende buitenmacht’ en ‘bedreigende ander’ speelde en daarmee de inhoud van het natuurbescherming discours bepaalde. Door het ge-bruik van specifieke ideeën of concepten worden scheidslijnen tussen discoursen getrokken of juist bruggen geslagen. Het concept wildernis, of ecologische hoofdstructuur functioneerde als scheids-lijn tussen natuur en landbouw, terwijl het begrip landschap juist bruggen slaat. Voor dit onderzoek is de identificatie van discoursen en de termen die bruggen slaan van belang. We hanteren daarvoor de centrale concepten verhaallijn en discursieve affiniteit. Een verhaallijn is een kort narratief element waarin betekenis wordt gegeven aan bepaalde fenomenen en waarmee actoren zich positioneren in een discursieve context (Hajer, 1993, 1997). Actoren die vergelijkbare verhaallijnen hanteren positioneren zich in hetzelfde discours, maar dit betekent niet dat deze acto-ren het noodzakelijkerwijs eens zijn over oplossingsrichtingen of over normatieve principes. Als verschillende actoren in verschillende verhaallijnen dezelfde concepten or termen gebruiken dan bezitten die termen discursieve affiniteit. Het is belangrijk om ook hier te benadrukken dat dit niet betekent dat deze actoren die begrippen ook op dezelfde manier interpreteren en toepassen. Het uitgangspunt van discoursanalyse is dat gedeelde termen en verhaallijnen samenwerking mogelijk maken, doordat ze verschillen in visies of principes niet wegnemen maar (tijdelijk) vervagen. Voor dit onderzoek identificeren we de verhaallijnen rond het begrip ecosysteemdiensten dat res-pondenten hanteren, en gaan we op zoek naar gedeelde verhaallijnen en naar termen met discursie-ve affiniteit. We willen daarbij niet alleen aandacht besteden aan de overeenkomsten als basis voor samenwerking, maar ook aan de verschillen die door die gedeelde termen worden vervaagd. We beantwoorden de volgende onderzoeksvragen: 1. Welke verhaallijnen rond het begrip ecosysteemdiensten en de toepassing in de praktijk kunnen

we identificeren? 2. Welke termen met discursieve affiniteit kunnen we in die verhaallijnen herkennen?

Discoursanalyse Ecosysteemdiensten

9

Aan de hand van het antwoord op deze onderzoeksvragen bespreken we de mogelijke consequen-ties voor de toepassing van ecosysteemdiensten in de praktijk. 1.3 Aanpak van het onderzoek Het onderzoek is hoofdzakelijk gebaseerd op kwalitatieve en open interviews met relevante actoren. We hebben gekozen voor een combinatie van interviews met actoren die op landelijk niveau actief zijn die een zogenaamd ‘helikopter perspectief’ kunnen bieden, en interviews met actoren die op lokaal niveau concreet bij een case zijn betrokken. Met deze combinatie van interviews zijn we in staat om zowel inzicht te bieden in de interpretatie van ecosysteemdiensten als in wat er in de prak-tijk speelt. In de interviews hebben we, in lijn met de theoretische uitganspunten van het onderzoek, zoveel mogelijk ruimte gelaten aan de eigen verhalen en begrippen van de respondenten. We wilden niet een eigen definitie van ecosysteemdiensten opleggen, maar er juist achter komen welke termen respondenten gebruiken. Na een korte introductie van de aanleiding en focus van het onderzoek hebben we steeds doorgevraagd naar de eigen ideeën en praktijken van de respondenten. Voor de lokale en de landelijke interviews is op hoofdlijnen dezelfde strategie gevolgd. In de lokale inter-views lag de nadruk op de concrete case waar ze bij betrokken zijn terwijl in de landelijke interviews actoren zelf bepaalde praktijken noemden. Vragen gingen over o.a. de volgende topics (zie bijlage 1 en 2 voor de vragenlijst van de lokale en landelijke interviews): • De operationalisering / toepassing van ecosysteemdiensten • Institutionele en organisatie randvoorwaarden • Publieke en private samenwerking • Meerwaarde biodiversiteit en ecosystemen • Economische meerwaarde (welk verdienmodel, tools) • Triple win (people, planet, profit) of juist Trade-offs Voor de landelijke interviews hebben we gezocht naar actoren die vanuit verschillende invalshoeken betrokken zijn om zo de diversiteit van verhaallijnen te maximaliseren. Wij hebben 10 landelijke interviews gehouden met actoren die actief en werkzaam zijn op het gebied van water, natuur en voedsel. We hebben er bewust voor gekozen om niet de opdrachtgever voor Natuurlijk Kapitaal Nederland daarbij te betrekken (afdeling Natuur en Biodiversiteit van het Ministerie van EZ) omdat we juist geïnteresseerd zijn in wat daaromheen speelt, zodat we dat kunnen relateren aan Natuurlijk Kapitaal Nederland en aan de recent gepubliceerde Rijksnatuurvisie ‘Natuurlijk Verder’ (Rijksover-heid, 2014). In de periode van maart 2014 t/m juni 2014 hebben we de volgende actoren geïnter-viewd: 1. Ministerie I&M: Gert Eshuis en Wieger Dijkstra 2. Ministerie EZ: Roel Bol (afdeling Groene Groei) 3. Rabobank: Richard Piechocki (afdeling Coöperatie en Duurzaamheid) 4. Suikerunie: Gert Sikken (Directeur SuikerUnie, Voorzitter Stichting Veldleeuwerik) 5. LTO: Herman van Ham (ZLTO) 6. Unilever: Jan-Kees Vis (Duurzame Agrarische Productie) 7. WereldNatuurFonds: Kirsten Schuyt (Conservation Officer) 8. Groenfonds: Jean-Paul Schaaij (Directeur) 9. Groene11: Wyke Smit (Lobbyist Tweede Kamer) 10. ASR (grondinvesteerder): Erik Somsen (Directeur ASR) Voor de lokale interviews hebben we twee cases geselecteerd. Om aan te kunnen sluiten bij de em-pirie en daar ‘waar het beweegt’ op de integratie van functies, hebben we gezocht naar cases waarin

Discoursanalyse Ecosysteemdiensten

10

de relaties tussen water, natuur en landbouw een rol spelen. Het was te verwachten dat in zo’n situ-atie diensten al (on)bewust over en weer geleverd worden tussen actoren. De lokale interviews in de cases dienen om de situatie voor respondenten concreet voor te stellen en zich in te leven in een concrete situatie. Op deze manier contextualiseren wij het abstracte begrip ecosysteemdiensten. Binnen deze cases hebben wij in totaal 13 lokale interviews gehouden in de periode van juli t/m oktober 2014. 1.3.1 Case Tusschenwater In deze case gaat het om de relatie water en natuur en op welke manier actoren het concept ecosys-teemdiensten interpreteren en gebruiken. Het project Tusschenwater bij het Zuidlaardermeer richt zich op natuurontwikkeling door gedeeltelijke inundatie van de landbouwgrond naast de Hunze. Naast natuur en recreatie is het vergroten van de waterbergingscapaciteit, de wateropslag in het voorjaar voor drogere perioden in het jaar en het in stand houden van de drinkwaterwinning van belang. De diversiteit van betrokken actoren bij het project, zoals het Waterbedrijf Groningen, het waterschap Hunze en Aa’s, Drents Landschap, de verschillende overheden zoals gemeenten en Provincie en de agrariërs in het gebied maken dit project interessant voor het analyseren van de verschillende visies op ecosysteemdiensten. Binnen deze case hebben we interviews gehouden met : 1. Waterschap Hunze en Aa’s – Emiel Galetzka 2. Provincie Drenthe – Gerard Meijers 3. Drents Landschap – Uko Vegter 4. Gemeente Tynaarlo – Jan Ploeger 5. Waterbedrijf Groningen – Lieselot Smilde 6. Boer – Peter Goelema 7. IVN Zuidlaren– Jansiem Rus en Peter van de Berg 1.3.2 Case Westelijke Langstraat In deze case gaat het om de relatie landbouw en natuur. De Westelijke Langstraat is oud kwelwater-gebied tussen Waalwijk en Waspik. Het valt gedeeltelijk onder de Natura 2000 waar de landbouw zorgt voor schoon water die het kerngebied voedt. De landbouw past hier specifieke teelten en teeltmethoden toe (een dienst), die zorgen voor schone wateraanvoer, en uiteindelijk zorgt voor een gezond Natura2000 gebied. Kort gezegd liggen de rollen als volgt: natuur is hier het doel, water het middel, en landbouw de uitvoerder. Gelet op de ligging nabij stedelijke gebieden is beleving ook een belangrijke dienst te meer daar het landschappelijk een bijzonder gebied is. De combinatie van agra-rische functies met natuur maakt de Westelijke Langstraat een interessante case om te kijken naar de rol van het begrip ecosysteemdiensten in deze samenwerking. Binnen deze case hebben we in-terviews gehouden met: 1. Agrarische Natuurvereniging Slagenland – Frans Bont 2. Provincie Noord-Brabant – Wiel Poelmans 3. Staatsbosbeheer – Godewijn Bouwhuijsen en Jan Veenstra 4. Gemeente Waalwijk – Esther Raats 5. Werkgroep Natuur en Milieu van Platform Waspik– Chris Beaart 6. Waterschap Brabantse Delta – Simon Hofstra Alle interviews zijn uitgeschreven ad verbatim. Vervolgens zijn de transcripten gecodeerd. We heb-ben gewerkt met drie rondes in de codering. Allereerst hebben we gecodeerd op verhaallijnen die iets zeggen over de interpretatie en de toepassing van ecosysteemdiensten. Vervolgens hebben we die onderverdeeld in clusters. Tot slot hebben we binnen de verhaallijnen de termen met discursieve affiniteit geïdentificeerd.

Discoursanalyse Ecosysteemdiensten

11

1.4 Opbouw van het rapport We beginnen de analyse in hoofdstuk 2 met de identificatie van twee discoursen: een duurzame productiediscours en een natuurbeschermingsdiscours (paragraaf 1.2). De aanwezigheid van deze discoursen is niet heel verrassend. Beide kennen een lange traditie in de Nederlandse context en hebben in afwisselende configuraties steeds de relatie tussen natuur en andere functies, waaronder landbouw, beïnvloed. Het moet hierbij wel worden opgemerkt dat door de selectie van responden-ten en het onderwerp van onze analyse we niet de uitersten van de discoursen hebben aangetroffen. Sterk polariserende discoursen bijvoorbeeld rond intensieve landbouw of wildernisnatuur zijn daar-door afwezig in onze analyse. Voor de analyse hebben we steeds de focus gelegd op verhaallijnen in het midden waarmee bruggen worden geslagen tussen de twee discoursen. Er waren geen opmerkelijke verschillen tussen de lan-delijke en de lokale interviews dus we hebben ervoor gekozen de bevindingen integraal te presente-ren. We identificeren drie typen verhaallijnen rond ecosysteemdiensten.

Het eerste type verhaallijnen (paragraaf 2.2) gaat over de motieven die actoren hebben om bruggen te slaan tussen de twee discoursen. De kern van deze verhaallijnen is dat natuur en economie elkaar nodig hebben en dat het dus nodig is om elkaar op te zoeken. In deze verhaallijnen heeft het begrip ‘samenwerking’ discursieve affiniteit. In het tweede type verhaallijnen onderscheiden we drie verschillende clusters rond de interpretatie van het begrip ecosysteemdiensten (paragraaf 2.3): 1. duurzame productie ketens, 2. multifunctione-le natuurbescherming, en 3. duurzame leefomgeving. Hoewel er verschillen zijn tussen deze clus-ters, zijn ze niet per definitie tegenstrijdig en is er ook overlap. Binnen deze drie clusters heeft het begrip ‘functiecombinaties’ discursieve affiniteit. In hoofdstuk 3 presenteren we het derde type verhaallijnen. We gebruiken de drie clusters rond de interpretatie van ecosysteemdiensten en maken daarmee de stap naar de toepassing van ecosys-teemdiensten in de praktijk. We onderscheiden drie benaderingen van toepassing van ecosysteem-diensten: 1. ketenbenadering, 2. financiële constructies en 3. gebiedsbenadering. Deze benaderingen duiden niet zozeer op absolute verschillen maar op verschillende aanvliegroutes van waaruit actoren uit de verschillen clusters kunnen komen tot samenwerking. Hoofdstuk 4 beantwoordt de onderzoeksvragen en zet daarmee de bevindingen op een rijtje. Ver-volgens bespreken we onze bevindingen in het licht van het Natuurlijk Kapitaal Nederland pro-gramma en de Natuurvisie van het ministerie van EZ. Tot slot geven we een aantal aanbevelingen.

Drie typen verhaallijnen: Waarom Motieven voor het verbinden van natuur, maatschappij en economie Wat Wat zijn ecosysteemdiensten Hoe De toepassing van ecosysteemdiensten

Discoursanalyse Ecosysteemdiensten

12

2

2 Interpretaties van het begrip Ecosysteemdiensten Dit hoofdstuk richt zich op de interpretaties van het begrip ecosysteemdiensten in de Nederlandse context. De analyse van de interviews laat zien dat we twee discoursen kunnen onderscheiden die anders aankijken tegen natuur en biodiversiteit en daarmee ook het begrip ecosysteemdiensten an-ders benaderen. Deze discoursen presenteren we in paragraaf 2.1. In 2.2. laten we zien hoe deze discoursen met elkaar verbonden worden aan de hand van de motieven die respondenten noemen voor het verbinden van maatschappij, natuur en economie. Daaruit identificeren we ‘samenwerking’ als begrip met discursieve affiniteit. Vervolgens presenteren we in 2.3 drie clusters van verhaallijnen die we kunnen onderscheiden rond de interpretatie van ecosysteemdiensten. Daaruit identificeren we in 2.4 ‘functiecombinaties’ als begrip met discursieve affiniteit. In 2.5 maken we de stap tussen interpretaties van ecosysteemdiensten naar de mogelijke toepassing in de praktijk. 2.1 De discoursen duurzame productie en natuurbescherming Wat opvalt is dat de respondenten vooral praten over ecosysteemdiensten in termen van ‘duurzaam-heid’ en ‘biodiversiteit’ en hun relatie en verhouding daartoe. Deze begrippen zijn indicatief voor de discursieve context waar zij zich in bevinden en waartoe respondenten zich verhouden. Hieronder worden de twee discoursen uiteengezet die wij konden identificeren vanuit de landelijke en lokale interviews en waarbinnen de interpretaties van ecosysteemdiensten worden gepositioneerd. 2.1.1 Duurzame Productie Dit discours benadrukt dat natuur een systeem is dat geïntegreerd moet worden met andere sys-temen zoals het economisch systeem en andere functies zoals recreatie, voedselproductie, water-kwaliteit e.d. Hierin staat de rol van de mens centraal. De mens voert handelingen uit die invloed hebben op de leefomgeving en heeft tot taak om schade te compenseren en kringlopen te sluiten. Vaak worden deze handelingen gezien als diensten van de mens aan de natuur. Binnen dit discours bestaat een brede blik op natuur en de integratie van functies centraal. Natuur en biodiversiteit realiseren ecosysteemdiensten die kunnen worden benut zonder dat dit ten koste hoeft te gaan van natuur. Hieronder staan enkele citaten die aangeven dat biodiversiteit een functioneel middel is, dat productie en natuurbehoud samen gaan, dat we meer in termen van systemen moeten denken en dat handelingen van mensen voor natuur vergoed of als verdienmodel kunnen dienen.

“De insteek die wij kiezen is dat biodiversiteit [niet onze enige doelstelling] is. Wij gaan … over het functio-neel gebruik van biodiversiteit, [niet alleen over] het behoud van biodiversiteit.” (Interview I&M)

Discoursanalyse Ecosysteemdiensten

13

“Landbouw en natuur kunnen en moeten verweven worden. Niet meer ‘of-of’-denken, maar ‘en-en’. De groep [landbouwers] staat niet onwelwillend tegenover het in de breedte beheren als onderdeel van de bedrijfsvoering. Een gemengde bedrijfsvoering (van natuurbeheer tot…) feitelijk een nieuwe specialistische agrariër of onder-nemer….boeren met natuur.” (Dienst Landelijk Gebied, Westelijke Langstraat, p24)

“Voor ons is biodiversiteit altijd een integraal onderdeel geweest van onze benadering van duurzaamheid. Onder het thema biodiversiteit vallen ecosysteemdiensten...Ons Sustainable Living Plan en ons Compass is de ambitie om het bedrijf te verdubbelen ten opzichte van 2008 in omzet en tegelijkertijd de koppeling met mili-eudruk los te laten. [M]ilieubelasting loopt als een positieve sociale impact mee. Dat is een integraal ontwerp van de bedrijfsstrategie. Iedere functie binnen Unilever heeft doelen op het gebied van duurzaamheid; inkoop, R&D, verkoop, marketing, zelfs finance.” (Interview Unilever)

“In termen van systemen denken. Geïntegreerde landbouw heeft een integrale blik op landbouw en dat bete-kent dat je kijkt naar het watersysteem, het bodemsysteem en kijkt naar biodiversiteit. Wat je meer nodig hebt zijn holistische aanpakken, integrale visies en vandaar uit kijken welk veranderingsperspectief daar komt uitrollen.” (Interview Ministerie EZ)

“Men wil graag de houtwallen in stand houden, cultuurhistorisch gezien. Daar zouden de boeren ingezet kunnen worden om dat te beheren. Een soort vergoeding. DLG heeft een soort werkboek gemaakt, niet van de (baten van de) natuur maar van boeren die daar beheerwerkzaamheden uitvoeren ten behoeve van de ecolo-gie. Dat zijn groenblauwe diensten. De boeren hebben het waterschap ook gevraagd of ze maaisel uit de sloten kunnen gebruiken om de organische stof top de landbouwgrond te verbeteren” (Interview Brabantse Delta).

Binnen dit discours benadrukt een aantal respondenten dat benaderingen, die werken als transacties en vaak worden geassocieerd met ecosysteemdiensten, niet de goede weg vinden en daarmee on-voldoende de integraliteit van functies erkennen:

“Wat er vaak ook bij [ecosysteemdiensten] inbegrepen wordt is het cap-and-trade-mechanisme voor emissies. Wat ik zelf puur vanuit de definitie-kwestie verkeerd vind...Cap and trade [heeft] niets te maken met ecosys-tem services. Het is een handel in vervuilingsrechten.” (Interview Unilever) “Als je het hebt over wetland banking [dan] creëer je inderdaad een bank van bestaande wetlands die je ver-volgens in kunt brengen op wetlandgebieden die verdwijnen. [Het is een] compensatie voor gebieden die ver-dwijnen. Eigenlijk wat we met de tweede maasvlakte ook hebben gedaan. Er zijn groepen mensen die denken dat je op globaal niveau biodiversity banking kan doen. Dus dat je kan zeggen ‘oke in Afrika verdwijnt een bepaald natuurgebied, maar dat kun je compenseren door ergens anders een bepaald natuurgebied te vergro-ten’. En voor ons is dat zo….hoe vergelijk je een natuurgebied met een ander natuurgebied?? (Interview WNF).

2.1.2 Natuurbescherming Binnen dit discours wordt een smallere definitie van natuur gehanteerd waarbij natuurbescherming voorop staat. Dit blijkt ook uit de citaten van de lokale interviews die gaan over dat het herstellen of terugbrengen van (kwetsbare) natuur het hoofddoel is:

“Het is hele kwetsbare natuur die geheel afhankelijk is van goede waterstanden en last heeft van verdroging. Er zit dus een vorm van haast bij, die er de hele tijd wordt uitgehaald. Wij zijn nog aan het afwegen wat (hierin) onze verdienmodellen zouden kunnen zijn en wat de koppeling tussen kosten en opbrengsten is, en hoe dat uitpakt.” (Interview Staatsbosbeheer) “Eigenlijk is de hoofdlijn van wat je graag wilt is dat de Hunze als meanderende rivier weer terugkomt en wat je ook wilt is dat er rondom de Hunze eigenlijk heel dynamische natuur ontstaat. Vanuit ook het beeld

Discoursanalyse Ecosysteemdiensten

14

dat water sturend is en er robuuste dynamische natuur ontstaat. In die Hunze daar zitten nu waterwinningen en landbouw en die blijft ook voor een deel. Het is dus niet een beekdalsysteem waarvan je zegt van nou dat kunnen we, net zoals de Drentse Aa, weer helemaal terugbrengen naar wat het was.” (Interview Drents Landschap)

Natuur is hier dus het hoofddoel. Het draait hier niet zozeer om de baten van natuur, maar om de intrinsieke waarde. Ecosysteemdiensten vormen in dit discours een extra argument voor natuurbe-scherming. Een van de gedachten hierachter is dat via het begrip ecosysteemdiensten financiële middelen kunnen worden gegenereerd om behoud en beheer te financieren. Binnen dit discours worden natuurcompensatie, habitat banking of cap-and-trade wel gezien als een toepassing van ecosysteemdiensten, aangezien hiermee nieuwe natuur of financiële middelen voor natuur gecreëerd kunnen worden:

“Ik zie het [vrijwillige natuurcompensatie] een beetje als natuur credits, net als CO2. Waarom zou je dat voor CO2 wel een goed idee vinden en voor natuur credits niet? Zo’n concept kan prima. Als een handelsplat-form dat lekker snel, en goedkoop en transparant voor bedrijven regelt, dan zijn bedrijven bereid om hun geld erin te stoppen. Daar waar je planologisch geen toestemming nodig hebt, dus Natuurmonumenten, Staatbos-beheer, Provinciale landschappen. Degenen die nu al in het leven zijn geroepen om natuur te beheren zeggend dan ‘joh als er iemand geld heeft, ik heb nog wel een plekje op mijn terrein’. Zo kan je vraag en aanbod bij elkaar brengen. Het geld komt uit het bedrijfsleven, en ze [natuurorganisaties] kunnen hun natuurdoelstellin-gen ermee realiseren.” (Interview Groenfonds)

Bovenstaande quote laat zien dat bedrijven via een handelsplatform geld investeren in gebieden elders. Dit maakt duidelijk dat dit discours een vorm van scheiding tussen functies (landbouw en natuur bijvoorbeeld) voorstaat, evenals een scheiding in tijd en ruimte. Scheiding in ruimte betekent binnen dit discours dat functies hier niet samen gaan en zo min mogelijk last van elkaar moeten hebben. Als gevolg is de oplossing dat gronden uitgeruild moeten worden om er natuur of land-bouw van te maken:

“Die afwisseling van strookjes; een strookje land van Staatsbosbeheer, een strookje van de boer, dan weer Staatsbosbeheer, dan weer de boer. Je kunt niet 1 waterpeil voor natuur maken in het gebied. Eigenlijk zou je een soort herverkaveling moeten doen. Het mooiste zou zijn om die agrarische percelen uit te ruilen voor per-celen in bezit van de overheid of Staatsbosbeheer, zodat je hele blokken natuur kunt maken en de hele land-bouw, of een groot deel eruit kunt halen.” (Interview Brabantse Delta)

2.1.3 Discursieve context en scheidslijnen tussen de discoursen De twee geïdentificeerde discoursen vormen de discursieve context waarbinnen de respondenten hun interpretaties van ecosysteemdiensten positioneren. Dat we deze twee hebben aangetroffen is niet verrassend. Ze hebben een lange en dynamische geschiedenis binnen het Nederlands natuurbe-leid (Dekker,2002; De Lijster, 2012; Van der Windt, 1995). Steeds weer kwam de discussie terug of landbouw en natuur nu moesten worden gescheiden of niet. Dit ging gepaard met periodes van polarisatie die werden afgewisseld met periodes van toenadering tussen landbouw en natuurorgani-saties. Niet alleen in Nederland ook wereldwijd is recent het ‘sharing or sparing’ debat weer opgelaaid (Phalan et al. 2011, Grau et al. 2013, Baudron en Giller 2014 ). Deze twee discoursen zijn niet noodzakelijkerwijs tegenstrijdig. Sterk polariserende opvattingen over de relatie tussen natuur en landbouw zijn er ongetwijfeld, maar die zijn in ons onderzoek niet naar voren gekomen vanwege de selectie van de respondenten en het onderwerp van het onder-zoek. Er zijn echter wel scheidslijnen te identificeren tussen de twee discoursen. De eerste scheids-lijn gaat over de vraag of natuur een middel is of een doel. In het natuurbeschermingsdiscours is

Discoursanalyse Ecosysteemdiensten

15

natuur een doel op zich terwijl het in het duurzame productie discours een middel is. De tweede scheidslijn gaat over de vraag of natuur een apart gebied is of een systeem. In het natuurbescher-mingsdiscours is natuur een gebied dat is gescheiden van gebieden met andere functies, terwijl in het duurzame productie discours natuur een systeem is dat binnen een gebied gecombineerd kan worden met andere functies of systemen. In het vervolg van dit hoofdstuk laten we zien hoe actoren via verhaallijnen verbindingen maken tussen deze twee discoursen als het gaat over het belang van ecosysteemdiensten. Ze doen dat door in brede zin te benadrukken dat natuur, maatschappij en economie elkaar nodig hebben en dat sa-menwerking noodzakelijk is. 2.2 Motieven verbinden van natuur, maatschappij en economie In de interviews herkennen we een brede erkenning van de wederzijdse afhankelijkheden tussen natuur, maatschappij en economie. Respondenten noemden bijvoorbeeld het economische belang van zorgvuldig omgaan met leefomgeving en grondstoffen:

“Ik geloof in deze tijd dat vriend en vijand het er wel over eens zijn dat het woekeren met natuurlijke bronnen van deze aarde […] eindig is […] en dat we dit niet gaan volhouden. […]. En moeten we niet eigenlijk op zoek naar wat elementen als zon lucht aarde of de bodem, water te bieden hebben in een duurzaam systeem? (interview ZLTO) “Biodiversiteit moet een toegevoegde waarde hebben voor de mens. […] Als je niet zorgvuldig met biodiversi-teit omgaat [ben] je eigenlijk je eigen navelstreng aan het doorsnijden. […] En dat besef wordt steeds duide-lijker. Ook in de landbouw[…]”. (Interview Rabobank). “Dus wij zeggen bij onze contracten voor 30 jaar en nog langer ‘zorg als ondernemer dat je je goed voor die bodem zorgt’. […] Als de bodemvruchtbaarheid achteruit gaat heb ik ook een economisch probleem”. (Inter-view ASR)

Daarnaast noemen respondenten het belang van draagvlak vanuit de samenleving voor natuur. Om dat draagvlak te realiseren is het nodig dat de natuur als het ware weer teruggegeven wordt aan de samenleving:

“Een bosje waar je niks mee kan, waar een hek omheen staat ‘kijk mooie natuur daar’. Dat gaat hem niet worden. Wil je recreëren dan heb je fietspaden nodig, parkeerplaats hebben. Mensen moeten een centrum heb-ben, de horeca in. Er is behoefte aan nieuwe functies - voor draagvlak. Ik denk dat het goed is dat de provin-cie zegt ‘ik ga niet als ambtenaar achter m’n bureau zitten en ga dat allemaal inkleuren: dat wordt groen, en dat wordt grijs een snelweg en dat wordt blauw’. Laat dat maar over aan goede initiatieven van mensen die er daadwerkelijk werken wonen.” (Groenfonds) Groen daar hoefde de samenleving zich niet druk om te maken, want dat regelde de overheid […]. De over-heid heeft beleid ontwikkeld rondom natuurbescherming, rondom Natura 2000, rondom kwaliteit van het landschap. Dus als er iets mis is met groen dan trek je gewoon aan de bel bij de overheid […]. Daarmee is natuur losgemaakt van economie. […] Omdat de overheid over het publieke belang ging heeft de samenleving zich redelijk apathisch kunnen gedragen en afstand kunnen nemen” (Interview ZLTO) “Uiteindelijk moet je ook kijken naar hoe krijg je het meeste draagvlak om plannen te realiseren en daar moet je een beetje op inspelen. Het kan best zo zijn dat je in het proces de werkwijze enigszins moet aanpas-sen. Het gaat erom dat de kern van je doelen overeind blijft. Maar ja, het samenwerken, de integraliteit,

Discoursanalyse Ecosysteemdiensten

16

meervoudige functies in het gebied en in de plannen, dat hebben we vanaf het begin al gedaan” (Interview wa-terschap Hunze en Aa)

Sterke relaties tussen natuur, economie en maatschappij zijn niet alleen belangrijk voor economie en maatschappij, maar bieden ook kansen voor natuurbescherming:

“De groene organisaties waar ik voor werk zijn vooral heel hoopvol over het concept ecosysteemdiensten en [zien het] als een weg om […] tot verdienmodellen te komen. Het zijn vooral de terreinbeheerders die daar echt goed naar kijken, die geld nodig hebben voor beheer […] Die kijken veel naar wat kunnen we met ge-zondheid en dat is volgens mij maatschappelijk ook super interessant. Verder wat nu wel redelijk veel gecon-cretiseerd wordt is biomassa. Dus de verkoop van restproducten uit je gebied; het slim gebruiken van restpro-ducten.” Degenen die ik vertegenwoordig zijn vooral heel hoopvol over het concept ecosysteemdiensten en [zien het] als een weg om […] tot verdienmodellen te komen. Het zijn vooral de terreinbeheerders die daar echt goed naar kijken, die het geld nodig hebben […] Die kijken veel naar wat kunnen we met gezondheid en dat is volgens mij maatschappelijk ook super interessant. Verder wat nu wel redelijk veel geconcretiseerd wordt is biomassa. Dus de verkoop van restproducten uit je gebied; het slim gebruiken van restproducten.” (Interview Groene 11) “Als je het hebt over ecosysteemdiensten en PES, dan vind ik die insteek van ‘Rewilding Europe’ een goede insteek. Dus heel erg op business approach. Je kijkt naar een natuurgebied meer vanuit een zakelijke kant. Welke diensten en goederen levert het op en hoe kun je daar ook mensen bij betrekken om opbrengsten te ge-nereren voor beter beheer? En in zuidelijk Afrika is dat heel vaak natuurlijk grote lodges en safari’s. In Eu-ropa en ook in Nederland kijken ze heel erg naar inderdaad lokaal toerisme, wild vlees, en ook het betrek-ken van touroperators. Dus echt veel meer een businesscase-benadering.” (Interview WNF).

Deze bovenstaande verhaallijnen over het belang van ecosysteemdiensten benadrukken de afhanke-lijkheidsrelatie van onze economie met natuurlijke hulpbronnen, waarbij het nodig is om natuur weer eigenaar te laten zijn van de mensen in de maatschappij – het teruggeven van natuur aan de samenleving – daarbij biedt het concept ecosysteemdiensten gelijk een kans voor natuurbescher-ming. Om deze onderlinge afhankelijkheden en relaties ook daadwerkelijk bij elkaar te brengen, benadrukken alle actoren het belang van samenwerking tussen overheid, burgers en andere partijen. Het ministerie van I&M legt dit als volgt uit:

“Eén van de dingen die we afgelopen jaren hebben geleerd is dat je bottum-up met burgers heel goed beleid rondom dit soort thema’s kunt maken. Biodiversiteit is weliswaar een heel vaag begrip, maar op het moment dat je mensen een beetje uitlegt – heel veel mensen hebben een positieve connotatie met biodiversiteit. Hetzij omdat ze graag erin wonen of akkerbouwers en veetelers die, als ze even het concept leren kennen zien ze di-rect dat ze afhankelijk zijn van biodiversiteit. Vaak wordt het eng vertaald met natuur, maar als je het breed naar ook het agrarisch gebied vertaald dan heb je ze vaak wel mee.” (Interview I&M)

2.2.1 Discursieve affiniteit: het begrip samenwerking Op basis van de analyse tot nu toe zien we dat de discoursen elkaar opzoeken en dat er een brede erkenning is voor het belang van verbindingen tussen natuur, economie en maatschappij. Respon-denten benadrukken dat om natuur te behouden, het belangrijk is om deze functioneel in te zetten voor economie en maatschappij - en andersom, dat om het voortbestaan van economie en maat-schappij te garanderen, het belangrijk is om deze in te zetten op een manier die bijdraagt aan de natuur. Er worden dus vanuit beide discoursen bruggen geslagen naar het andere discours. Het begrip samenwerking heeft in deze verhaallijnen discursieve affiniteit. Alle respondenten benadruk-

Discoursanalyse Ecosysteemdiensten

17

ken dat voor het maken van verbindingen samenwerking tussen de verschillende actoren noodzake-lijk is. Als het gaat om de manier waarop de verbindingen worden gemaakt zijn er ook verschillen. Deze geven we in volgende paragraaf weer als drie clusters van verhaallijnen. 2.3 Wat zijn ecosysteemdiensten?

- Uit de interviews konden wij verschillende verhaallijnen identificeren die anders aankijken tegen het begrip ecosysteemdiensten zoals ingedeeld in drie clusters. 2.3.1 Cluster duurzame productieketens Verhaallijnen in dit cluster benadrukken het verduurzamen van de productieketen via certificering en via maatregelen die biodiversiteit verbeteren. Ecosysteemdiensten en biodiversiteit zijn belangrijk om een continue stroom van grondstoffen te waarborgen en daarmee productie te verduurzamen. Vooral mensen uit het bedrijfsleven van de agrofood sector spreken in termen van certificering en verduurzaming van de productie door de gehele keten heen. Bedrijven geven aan dat zij duurzaam bezig zijn en bijdragen aan het beschermen van biodiversiteit, doordat ze de juiste productieom-standigheden creëren, de juiste prikkels afgeven en de juiste producten inkopen. De volgende cita-ten van SuikerUnie en Unilever illustreren deze gedachtegang, met termen als efficiënte productie, duurzaamheid, duurzame inkoop grondstoffen, duurzaamheidsstandaard, certificering en biodiver-siteit:

“Wij zijn echte ketendenkers, omdat wij al vanaf het zaaizaad denken dat een boer kan gebruiken voor een efficiënte en duurzame productie. … als [boeren] efficiënt produceren […] dat is uiteindelijk ook een bijdrage aan…ja misschien niet specifiek aan de verbetering van biodiversiteit of de verbetering van diensten die ecosys-temen kunnen leveren, maar wel aan duurzaamheid. Als ik met hetzelfde energiegebruik, hetzelfde waterge-bruik een grotere productie heb, dan ga ik efficiënt met ecosysteemdiensten om, maar ben ik ook duurzaam bezig.” “[Het begrip ecosysteemdiensten] is onderdeel van onze ‘sustainable agriculture code’ [en vormt] de basis voor al het werk wat wij doen aan duurzame inkoop van grondstoffen. We kijken ook of de externe standaarden waar wij mee werken het begrip [ecosysteemdiensten] ook gebruiken. Maar het komt er eigenlijk op neer dat wanneer je naar een duurzaamheidsstandaard voor landbouw kijkt, dat je daarin een hoofdstuk opneemt over biodiversiteit - waarin je zo goed mogelijk probeert uit te leggen wat je in stand moet houden en wat je niet mag. […] we zijn nu bezig of we daar high carbon stock areas aan toe kunnen voegen.” (interview Unilever)

Het waterbedrijf Groningen benadrukt dat ze meedoen aan het project Tusschenwater vanuit een bepaalde maatschappelijke verantwoordelijkheid: tegelijkertijd willen ze hun waterwinningslocatie veiligstellen door deze te combineren met andere functies:

“Wetende dat je als waterwinning ruimte neemt en dat ruimte beperkt is in Nederland, kun je hier door func-tiecombinaties een aantal doelen realiseren. Maar goed, is dat echt voor ons eigen doel – het water maken – of voor maatschappelijke verantwoordelijkheid? Ik denk het laatste. Voor ons zit de win-win dat je het ruimte-gebruik veilig stelt met natuur en waterberging. Drinkwater als functie kan hier dan zijn plek houden” (In-terview Waterbedrijf Groningen).

Niet alleen agrofoodbedrijven hebben het over certificering en verduurzaming in de produc-tie(keten); ook bijv. de Rabobank en WNF gebruiken deze termen bij het begrip ecosysteemdien-sten:

Discoursanalyse Ecosysteemdiensten

18

“In het partnerschap met WNF zijn we bezig om vier tot vijf best practices wereldwijd op te zetten in de vorm van een project. […] We proberen dan de kopersmarkt en producentenmarkt bij elkaar te brengen en te laten zien dat het mogelijk is om met boeren en met afnemers samen met het WNF en andere stakeholders, duur-zame bedrijfsvoering te realiseren in de landbouw die ook daadwerkelijk geld oplevert, kosten bespaart en meer opbrengt. Niet alleen economisch maar ook natuurlijk meer opbrengst in de vorm van natuurbehoud of versterking of bescherming van biodiversiteit.” (interview Rabobank).

2.3.2 Cluster multifunctionele natuurbescherming Verhaallijnen in dit cluster benadrukken het belang van natuur en zien andere functies of ecosys-teemdiensten als potentiele middelen voor behoud en bescherming. Ecosysteemdiensten zijn in deze verhaallijn een extra argument voor natuurbescherming. Ze worden daarom soms ook als een risico gezien, omdat een focus op ecosysteemdiensten mogelijk ten koste kan gaan van natuurbe-scherming. Vooral mensen uit de natuurbescherming, NGO en regionale overheidswereld hanteren deze verhaallijnen.

“Ecosysteemdiensten zijn een aspect van biodiversiteit en ecosystemen, maar niet de totale waarde van ecosys-temen. Want ecosystemen hebben niet alleen een nutsfunctie, maar ook bestaansrecht op zichzelf, vanuit de in-trinsieke waarde. Er zijn ecosystemen en soorten die gewoon recht hebben om te bestaan op zichzelf. Of men-sen daar nou wel of geen waarde aan hechten is dan niet belangrijk.” (interview WNF).

Dat natuurbescherming hier het hoofddoel is, is duidelijk. Dit wordt ook nog een keer bevestigd door de Groene11:

“Ik denk in ieder geval niet dat er uit ecosysteemdiensten genoeg inkomsten voor natuur te genereren zijn. Je moet uitkijken om te veel daarin te belanden […] want dan kun je het ook omdraaien. Als het blijkt dat het niet genoeg oplevert hoeven we blijkbaar natuur niet meer te beschermen”.

WNF geeft aan dat het de intrinsieke waarde van natuur niet genoeg is en gebruikt de term ecosys-teemdiensten om de integraliteit van functies en landschappen te benadrukken:

“Wij zijn de laatste tien jaar enorm opgeschoven naar ecosysteemdiensten. Ik denk dat we voorheen heel erg op de intrinsieke waarde zaten; dus [..] het vertellen waarom natuur belangrijk en mooi is vooral en heel erg gericht op soorten. […] Eigenlijk speelde de mens daar helemaal geen rol in. Binnen de natuurbeschermings-wereld, maar zeker ook binnen WWF, is dat opgeschoven van […] soorten naar landschappen […], de rol die lokale gemeenschappen, bedrijven, steden daarin spelen, en dus ook de functie die ecosystemen vervullen voor mensen.”

Ook het Groenfonds benadrukt het belang van het combineren van functies voor natuurbehoud:

“Natuur [werd] altijd van bovenaf opgelegd. […] Toen hoefde er niet meer nagedacht te worden over afstem-ming met andere functies. Het was niet nodig, maar daardoor is bereikt dat mensen zoiets hadden van ‘na-tuur is niet meer van ons, het is niet meer van het gebied’. Je krijgt een negatieve connotatie voor natuur in plaats van een positieve connotatie [….] [Daarom] kijken we […] naar de mogelijkheid om natuur als functie te combineren met andere functies” (Interview Groenfonds)

In de praktijk wordt veel samengewerkt door verschillende functies met elkaar te verbinden, om op deze manier meerwaarde voor elk doel en belang te behalen:

Discoursanalyse Ecosysteemdiensten

19

“Je moet zoeken naar win-win situaties. Als je een project doet, dan zou het mooi wezen als je ook andere functies kunt stimuleren. Door je niet puur op 1 belang te richten, maar ook te kijken hoe je andere belangen kan dienen, dan kun je vaak andere subsidiebronnen aanboren.” (Interview Gemeente Tynaarlo).

Door het combineren van functies wordt dus ook meerwaarde gecreëerd voor natuurbescherming. Provincie Drenthe haalt het LOFAR project aan als voorbeeld waar sterrenkundig onderzoek een natuurgebied financiert in ruil voor plaatsingsruimte van antennes:

“Heb je over het LOFAR project gehoord? Dat is het gebied met die antennes om het Melkwegstelsel te be-studeren. Dat is helemaal in het Hunzegebied ingepast. Daardoor konden we heel snel het natuurgebied reali-seren. Het gebied voor de antennes wordt gecombineerd met robuuste natuur en waterberging.” (Interview Pro-vincie Drenthe)”.

2.3.3 Cluster duurzame leefomgeving Verhaallijnen in dit cluster benadrukken het belang van het combineren van verschillende functies van ecosystemen en het creëren van een toegevoegde waarde voor de leefomgeving. Ecosysteem-diensten zijn in deze verhaallijn een manier om functies te combineren en kringlopen te sluiten, niet alleen fysiologisch en biologisch maar ook financieel. Zowel actoren uit de financiële sector als uit de landbouw en de overheid hanteren verhaallijnen uit dit cluster. In de context van het beheer van landgoederen worden ecosysteemdiensten gezien als een investe-ring:

“Net als beleggen, [het gaat om] de opbrengsten uit het ecologisch systeem. Wij zijn verantwoordelijk voor […] landgoederen en daar zijn van nature veel ecosysteemdiensten. […] Als je een aantal functies met elkaar in verband kunt brengen, ecosysteemdiensten, denk maar aan waterberging in combinatie met natuur en recre-atie, [dan is] de uitkomst […] een ecosysteemdienst. Water en natuur worden met elkaar in verband ge-bracht door een tachtig hectare gebied dat ingericht wordt voor waterberging. Als er geen water is, dan is het gebied ook prachtige natuur, maar met water dan brengt het meerwaarde mee” (interview ASR).

Ook de landbouw herkent deze meerwaarde en praat over ecosysteemdiensten in termen van func-tiecombinaties waarin natuur een functionele plek krijgt:

“50 jaar geleden had elke agrarische ondernemer natuur op zijn bedrijf. Vanuit functionaliteit. Soms had hij behoefte aan beschutting voor z’n dieren. Soms […] aan vernatting voor drinkplekken […] aan hout. […] Dat betekent dat groen, bomen, struiken, een functionele betekenis had op het agrarisch bedrijf. We hebben ons tegenwoordig heel sterk toegespitst op verhoging van de productie. […] Een van de grote problemen op melkveebedrijven is nu de behoefte aan structuurrijk gras. Die grassen die wij telen zijn zo sterk veredeld dat ze een ongelooflijk goede voedingswaarde hebben […] maar als ik mijn koeien alleen dat gras geef dan wor-den ze er ziek van. Dus wat doen de boeren? Zij mengen stro door het voer heen. […] Die koe voelt zich dan fitter, gezonder. Nou en dan denk ik als je nou iets wilt met natuur […], je kunt je gewassen daar op af-stemmen. […] Dan zorg je tegelijkertijd dat de grondwaterkwaliteit verbetert, de landschappelijke kwaliteit kun je een impuls geven. Misschien uitmijnen van bepaalde percelen die je in het verleden overbelast hebt met stikstof en fosfaat kun je aanpakken. Dan liggen er best goede mogelijkheden”.

Een ander voorbeeld dat wordt genoemd zijn akkerranden:

“Die akkerranden zijn ook functiecombinaties. […] Kan die akkerrand […] meer zijn dan alleen het be-schermen van het water in de sloot of [het bieden van een] fraaie aanblik? Kan die ook bijdragen aan het te-rugdringen van gebruik van gewasbeschermingsmiddelen, […] kan die bodem vruchtbaarder maken, kan die

Discoursanalyse Ecosysteemdiensten

20

biodiversiteit in de bodem ophogen? […] Volgens mij zijn dat ook gewoon combinaties van functies” (inter-view ZLTO).

Staatsbosbeheer heeft het over het sluiten van kringlopen in een gebied en op die manier meer-waarde uit natuur voor natuur te halen:

“Eigenlijk wat ik het liefste zou willen hebben is een hele korte kringloop. Het gras dat hier nu van af komt gaat naar Ter Heide (vergister) toe. Dat is bezopen. Het liefst zou ik eigenlijk het gras naar de akkers bren-gen, want die houden meer meststoffen en gifstoffen vast. Dus ik wil een korte kringloop en weinig transport-kosten. Niet het materiaal uit je gebied halen naar een vergister, want dan komt het als afvalproduct op de markt. Dat is zonde.” (Interview Staatsbosbeheer)

Deze verhaallijnen draaien om het functioneel inzetten en verwaarden van natuur, als productie-verbeterende dienst, en als regulerende dienst, zoals bij plaagbestrijding in de akkerbouw: “Je zou eigenlijk binnen de landbouwgebieden meer natuurlijke dingen moeten brengen, door natuurlijke akkerranden en dergelijke.” (Interview waterschap Brabantse Delta). Bij het ministerie van I&M benadrukken ze het functioneel gebruik van natuur:

“Het voordeel daarvan is dat je dan ook kunt praten over interacties. […] Ik kan er wel een simpel voor-beeld van geven: […] die akkerranden die akkerbouwers aan gingen leggen om luizenplagen te bestrijden. Biodiversiteit moet ook gebruikt worden en beheerd. Voor ons [gaat…] het meer over functioneel gebruik van biodiversiteit en daarmee het behoud van biodiversiteit.” (interview I&M)

2.3.4 Discursieve affiniteit: het begrip functiecombinaties Onze bevindingen bevestigen de discursieve complexiteit rond het begrip ecosysteemdiensten dat we in hoofdstuk 1 aan de hand van de literatuur hebben geschetst. Diverse actoren zien de potentie voor win-win-win situaties. Tegelijkertijd uiten ze hun zorgen over verlies van de intrinsieke waarde van de natuur en het risico op trade-offs waarbij een andere; natuurlijke, sociale of economische, functie meer verliest of wint. De verhaallijnen in de drie clusters duiden op verschillende interpretaties van het begrip ecosys-teemdiensten. De twee discoursen zijn in elk van de clusters te herkennen, maar in verschillende configuraties. Het natuurbeschermingsdiscours is het sterkst aanwezig in de verhaallijnen van ‘mul-tifunctionele natuurbescherming’, maar speelt ook in de andere twee clusters een rol. Het duurzame productie discours is het sterkst aanwezig in de verhaallijn van ‘duurzame productie ketens’, maar deze is ook te herkennen in de andere twee clusters. De conclusie is dat via het begrip ecosysteem-diensten het mogelijk lijkt om een brug te slaan tussen natuur aan de ene kant en andere functies zoals landbouw, stedelijke ontwikkeling of infrastructuur aan de andere kant. Met andere woorden, in de verhaallijnen worden de scheidslijnen tussen de twee discoursen vervaagd. Dat gebeurt via begrippen die discursieve affiniteit hebben. In onze analyse speelt het begrip functiecombinaties deze rol. De functie van dit begrip is tweeledig: Allereerst is het in staat om de scheidslijn tussen natuur als doel of als middel te vervagen. Immers, het probeert verschillende doelen, of functies gelijkwaardig te maken waardoor duurzame productie en natuurbehoud hand in hand kunnen opgaan. In het cluster ‘duurzame ketens’ richt het begrip de aandacht op het vormgeven van de levering van grondstoffen zodat die bijdraagt aan natuurbe-scherming. In het cluster ‘multifunctionele natuurbescherming’ is functiecombinaties een manier om draagvlak of financiering voor natuurbescherming te creëren. Tot slot, in het cluster ‘duurzame leefomgeving’ is het begrip functiecombinaties belangrijk voor het sluiten van kringlopen in een

Discoursanalyse Ecosysteemdiensten

21

gebied - of voor het verbinden van de levering en het gebruik van ecosysteemdiensten en voor het verbinden van kosten en baten. De tweede functie van het begrip ligt in het vermogen om de scheidslijn tussen natuur als gebied of natuur als systeem te vervagen. In het cluster ‘duurzame ketens’ dient het begrip om te wijzen op het belang van het verduurzamen van alle stappen in de productieketen, waarbij het zowel kan gaan om natuur als systeem of om natuur als gebied. In het cluster ‘multifunctionele natuurbescherming’ dient het begrip om te wijzen op het belang van koppelingen tussen de levering en het gebruik van ecosysteemdiensten: zo gaan gebruikers bijdragen aan de bescherming van natuur. Er wordt dan verwezen naar natuur als systeem dat ecosysteemdiensten levert terwijl tegelijkertijd het idee van natuur als gebied in ruimte gescheiden van gebieden met andere functies in stand kan worden ge-houden. In het cluster ‘duurzame leefomgeving’ wordt het begrip gebruikt in samenhang met het begrip gebiedsgericht. Een integrale benadering houdt hier in dat functiecombinaties binnen de context van een gebied worden gerealiseerd en dat binnen dat gebied de verschillende kringlopen worden gesloten. Dit maakt duidelijk dat het begrip functiecombinaties de tegenstellingen tussen beide discoursen niet opheft, maar minder scherp maakt en dus vervaagt. In de verschillende functies die het begrip vervult, zitten nog steeds verschillen en tegenstellingen. Hoewel het om een nuanceverschil lijkt te gaan, maakt het voor de toepassing in de praktijk uit of je het begrip functiecombinaties ziet als het verbinden van functies als schakels in een keten (terwijl ze in ruimte en tijd gescheiden kunnen zijn), of dat je uitgaat van het integreren van functies in de context van een gebied, waarbij je geen ruimtelijk onderscheid maakt tussen natuur, landbouw of andere functies/gebieden. 2.4 Conclusie Op basis van de analyse in dit hoofdstuk kunnen we een aantal conclusies trekken. De eerste con-clusie is dat alle actoren het belang van samenwerking en het verbinden van natuur, maatschappij een economie benadrukken. De tweede conclusie is dat over de aard van die verbindingen verschil-lende ideeën bestaan en dat actoren het begrip ecosysteemdiensten op verschillende manieren in-terpreteren. Hieronder integreren we de belangrijkste bevindingen van dit hoofdstuk. Per cluster verhaallijnen laten we zien hoe het zich positioneert in de twee discoursen, bespreken we de rol van het begrip functiecombinaties in het vervagen van de scheidslijnen tussen de discoursen, en maken we de stap naar de toepassing in de praktijk. Actoren in het cluster ‘duurzame ketens’ positioneren zich hoofdzakelijk in het duurzame productie discours omdat biodiversiteit niet het primaire doel is. Via het begrip functiecombinaties wordt biodiversiteit meer dan alleen een middel en wordt het een soort mede-doel (co-benefit). Daarnaast maakt het begrip oplossingen op verschillende schaalniveaus mogelijk. Het kan gaan om gebiedsge-richte oplossingen, waarbij biodiversiteitstaakstellingen worden gekoppeld aan de productie van bijvoorbeeld palmolie. Maar het kan ook gaan om manieren waarbij de productie en levering van ecosysteemdiensten in ruimte en tijd meer gescheiden zijn, zoals op het niveau van de keten. Voor deze verhaallijn zijn ketens en de opgave om die te verduurzamen de belangrijkste motivaties voor de toepassing van ecosysteemdiensten. Actoren in het cluster ‘multifunctionele natuurbescherming’ positioneren zich hoofdzakelijk in het natuurbeschermingsdiscours omdat biodiversiteit het primaire doel is. Via het begrip functiecombi-naties groeien andere functies sterk in relatief belang. De ecosysteemdiensten die de natuur levert

Discoursanalyse Ecosysteemdiensten

22

worden belangrijke bronnen van draagvlak en bieden mogelijke kansen voor het aanboren van nieuwe financiering van natuurbescherming. In deze verhaallijn maakt het begrip ook oplossingen op een hoger schaalniveau mogelijk waarbij de levering en gebruik van ecosysteemdiensten in ruim-te en tijd gescheiden zijn, zoals bijvoorbeeld habitat banking. De combinaties vinden dan plaats via geld. Voor deze verhaallijn is de zoektocht naar financiële constructies voor natuurbescherming dus de belangrijkste motivatie voor de toepassing van ecosysteemdiensten. Actoren in het cluster ‘duurzame leefomgeving’ positioneren zich hoofdzakelijk in het duurzame productie discours, maar doen dit op een andere manier dan de actoren in het cluster ‘duurzame ketens’ . Natuur is een systeem dat naast andere systemen bestaat, zoals landbouw, waterhuishou-ding of wonen. Door de combinatie van verschillende functies binnen 1 gebied worden functie-combinaties gerealiseerd. In dit geval zijn deze combinaties dus verbonden aan het niveau van het gebied. Dit maakt het gebied voor deze verhaallijn de belangrijkste motivatie voor de toepassing van ecosysteemdiensten. Daarbij gaat het om de opgave om actoren in een gebied samen te bren-gen en te zoeken naar oplossingen waarbij fysieke kringlopen gesloten worden en kosten van de levering van ecosysteemdiensten op een of andere manier gecompenseerd worden. Dat laatste kan financieel, maar dat hoeft niet.

Discoursanalyse Ecosysteemdiensten

23

3

3 De toepassing van ecosysteemdiensten 3.1 De ketenbenadering Vanuit de ketenbenadering worden ecosysteemdiensten onder andere toegepast door het gebruik van duurzaamheidsstandaarden, om zo invloed uit te oefenen op de staat van ecosysteemdiensten. Unilever werkt bijvoorbeeld met een ‘sustainable agricultural code’ voor de duurzame inkoop van hun grondstoffen. De volgende quote illustreert hoe Unilever het begrip ecosysteemdiensten in hun aanpak operationaliseert:

“Het komt er op neer dat we binnen de duurzaamheidsstandaard voor landbouw een hoofdstuk over biodiver-siteit opnemen. […] We werken met ‘self-assessments’ en bieden een software tool aan onze leveranciers aan. Daarbinnen hebben we hebben een zevental blokken met vragen over gewasopbrengst, stikstofbalans, pestici-degebruik, irrigatiewatergebruik, leefomstandigheden en over het areaal waaronder een ‘biodiversity conservati-onplan’” (interview Unilever).

De SuikerUnie stimuleert suikerbiettelers - hun leveranciers - op gebied van duurzaamheid en bio-diversiteit met het Unitip teeltregistratieprogramma:

“Als bedrijf zetten wij in op verduurzaming van alle onderdelen in de bedrijfsvoering en dat betekent inclusief de boeren als grondstofleveranciers, die bovendien de aandeelhouders van ons bedrijf zijn. Wij hebben 8000 leden/telers in ons bestand en zij gebruiken in totaal ruim 300.000 ha waarin de bietenteelt in een gemiddel-de rotaties van 1 op 5 plaatsvindt. Dat is natuurlijk veel meer dan die paar hectare die wij als bedrijventer-rein hebben en waar onze fabrieken op staan. De boer is beheerder van dat landschap en de groene ruimte dus die kan veel impact hebben. Wij kijken specifiek naar suikerbietenteelt en dan binnen die teelt op welke ma-nier we kunnen bijdragen aan biodiversiteitsverbetering met nadruk op bodembeheer. Dat hebben we expliciet gemaakt via een project wat nu loopt : Biodiversiteit en Bietenteelt. Dit programma is gekoppeld aan ons teeltverbeteringsprogramma Unitip . Daarbinnen hebben wij een duurzaamheidsmodule ontwikkeld.. Als een boer dan goed registreert welke activiteiten hij uitvoert, dan kan ook een beoordeling gemaakt worden van de duurzaamheidsscore en een vergelijking met collega’s. Dat gaat dan over diverse parameters op duurzaam-heidsgebied bij de productie van suikerbieten.” (Interview SuikerUnie)

De Rabobank zit niet direct zelf als uitvoerder in een productieketen, maar is wel een belangrijke speler als het gaat om het bij elkaar brengen van vraag en aanbod binnen ketens die ook invloed hebben op de staat van biodiversiteit en ecosystemen:

“Wij hebben ketenpolicies gemaakt voor een dertiental belangrijke onderwerpen. De meeste onderwerpen zijn gekozen waar de Rabobank een belangrijke financier in is, zoals palmolie, soja, katoen, koffie, cacao. Dat

Discoursanalyse Ecosysteemdiensten

24

soort zaken. Maar ook veeteelt, suikerriet en visserij. Wij vinden het belangrijk om regie te hebben op wat klanten doen en ook uit te leggen waarom je dingen doet zoals wij ze doen en waarom sommige niet. Bij de ketenpolicies komen ook allerlei biodiversiteitsissues aan bod. Wij hebben daarna gewerkt aan een biodiversi-teitspolicy waar ook begrippen als ecosysteemdiensten in terug komen” (interview Rabobank).

Ook het ministerie I&M heeft een project lopen dat zich richt op de keten. Het project betreft een biodiversiteits+ label, waarbinnen bureau CREM samen met Provincie Noord-Holland bezig is om te zorgen dat producenten een extra vergoeding krijgen voor producten met zichtbaar positieve bijdrage aan behoud van biodiversiteit:

“Dat zit meer in de keten. Dat zijn allemaal schakeltjes waarmee je probeert om dat hele aspect van die scheve kosten baten verdeling om daar een verdienmodel op te zetten. Van dat boeren die daar dus in investe-ren om duurzaam gebruik te maken van biodiversiteit, dat die daarvoor extra beloond worden.”(I&M)

Bovenstaande citaten laten zien dat vanuit ketenperspectief de nadruk ligt op standaarden, self-assessments en leveringsafspraken, om op die manier bepaalde waarden rond natuur en biodiversi-teit te waarborgen. SuikerUnie en Unilever doen dat door sturing via programma’s en afspraken binnen de eigen grondstofketen. De Rabobank doet dat door gericht vraag en aanbod bij elkaar te brengen in een dertiental internationale ketens, om zo biodiversiteitsgericht te produceren. In de ketenbenadering gaat het om het verbinden van functies in de keten: zo worden aan de productie-kant van de keten ecosysteemdiensten gegarandeerd door de handhaving vanuit de inkoop. De consumptiekant van de keten wordt gegarandeerd door middel van standaarden of financiële con-structies. 3.1.1 Knelpunten en kansen Een ketenbenadering biedt kansen om ecosysteemdiensten te bevorderen indien een deel van de premie op een duurzaamheidsstandaard zich daar specifiek op richt. Unilever stelt bijvoorbeeld het volgende:

“Je zou kunnen zeggen dat overal waar certificering gebruikt wordt voor de landbouw, waar de gebruikte standaard biodiversiteit als specifiek element heeft, en waar certificering leidt tot een zekere premie op de prijs van de grondstof, dan zou je kunnen zeggen dat een deel van de premie gebaseerd is op wat de standaard op gebied van biodiversiteit toevoegt.”

Het behouden van biodiversiteit in dit perspectief wordt dus gerealiseerd door een prijs bovenop de grondstofprijs toe te voegen. Dat laatste is mogelijk middels certificering. Het is dan wel nodig om de monitoringsmethoden te versimpelen. Die zijn soms zo ingewikkeld dat de zichtbaarheid van kwaliteit of waarde bijna belangrijker lijkt dan het realiseren van die kwaliteit zelf:

“Kijk naar het Global Report Initative. Ik weet niet of je naar de laatste versie van hun vragenlijst hebt ge-keken? Wij doen dat niet met Unilever. We volgen ongeveer wat ze doen en we verwijzen in onze duurzaam-heidsrapporten naar diverse onderdelen. Maar we volgen ze niet letterlijk. Het is zo gedetailleerd dat je man-jaren kwijt bent aan het invullen van alleen maar getallen. En het gaat niet om de getalletjes. (interview Uni-lever)

“Wij zijn… begonnen met een versimpelde livelihood assessment methodiek wat in een half uurtje afgehan-deld kan worden door een boer of boerin. Dat hebben we nu voor drie gevallen getest: thee in Kenia, vanille in Madagaskar en sojabonen in Indonesië…Het idee is dat we een methodiek ontwikkelen die niet meer kost dan 5 tot 10 dollar per boer en de mogelijkheid geeft om dit jaar in jaar uit te herhalen waardoor we een

Discoursanalyse Ecosysteemdiensten

25

trend kunnen opbouwen. Naar mijn mening is dat een betrouwbaardere methode dan een aantal dure as-sessments iedere vijf jaar.” (interview Unilever)

Er zitten ook andere risico’s en knelpunten verbonden aan de ketenbenadering. Het is bijvoorbeeld vaak lastig om vraag en aanbod bij elkaar te brengen. ZLTO geeft aan dat de supermarkt vaak ont-breekt als schakel in de keten, en daarmee ook de consument:

“Bedrijfsontwikkeling moet [...] leiden tot een meer duurzame bedrijfsvoering […]. Wij denken dat we het kunnen omdat we beschikken over techniek om dat te doen, maar ook omdat we het geloof en het vertrouwen erin hebben dat […] op termijn duurzaamheid een voorwaarde is om nog marktpositie te hebben. De over-heid neemt nu vooral een faciliterende rol in discussies tussen bedrijfsleven, samenleving en maatschappelijk re-levante partijen […]. Een van de partijen die onvoldoende meedoen is de supermarkt. […] Uiteindelijk gaat het om consumentengedrag […], zo lang de consument wars is van biodiversiteit […] gaat dit niet werken. Dan krijgt het toch geen economische betekenis. Dat gebeurt niet van vandaag op morgen. Dat heeft tijd no-dig.” (interview ZLTO)

3.2 Financiële constructies In deze benadering gaat het om het vinden van geldstromen voor de financiering van natuurbe-scherming en -beheer. Het idee hierachter is dat andere partijen die profiteren van de baten van natuur ook gaan betalen, zodat de levering van die diensten gewaarborgd wordt:

“De bekostingssystematiek is veranderd en we moeten simpelweg uit die andere functies geld halen om natuur te kunnen onderhouden en te kunnen betalen.” (Interview Groenfonds).

WNF noemt Stichting Ark als voorbeeld van een organisatie die op een zakelijke manier naar na-tuurgebieden kijkt:

“Er zijn best veel kansen met toerisme en de consumptie van producten uit de natuur als ecosysteemdienst. Daar heeft Stichting Ark veel naar gekeken. Met dat soort dingen laat je natuurgebieden bepaalde diensten vervullen en deze worden in geld gezet waardoor gebieden weer beheerd kunnen worden. […] een business case benadering” (interview WNF).

De centrale gedachte in deze benadering is dus het samenbrengen van vraag en aanbod zodat na-tuurbescherming en -beheer een business case kan worden. Deze gedachte is ook aanwezig bij de business case waar het Groenfonds aan meewerkt tussen duurzame energie en natuur:

Er moet een businesscase zijn. [...] beheerders zijn op zoek naar extra inkomstenbronnen. [...] Wij proberen dan een goede deal te maken. [...] We proberen constructies te bedenken waar een deel van de exploitatie geld-sommen van de opwekking van zonne- of windenergie apart gezet wordt in een fonds waar het landschap weer een beetje mooi van gemaakt wordt of waar natuur van gerealiseerd kan worden. We proberen mee te denken in dit soort constructies en beheerder te zijn van dat soort fondsen/potten met geld. Het Groenfonds heeft dan de beheerrol van dat fonds." (interview Groenfonds).

Soms gaat het bij elkaar brengen van vraag en aanbod vanzelf, en zet een bedrijf zich in voor de bescherming van natuur vanuit hun MVO gedachte. Het waterbedrijf Groningen haalt de sojafabri-kant Kikkoman als voorbeeld aan van een ketenpartij die direct in hun nabije omgeving natuur beschermt vanuit hun houding van maatschappelijk verantwoord ondernemen en hun motief om grondstoffen te waarborgen, in dit geval water:

Discoursanalyse Ecosysteemdiensten

26

“Een bedrijf als Kikkoman…van de sojasaus, die hebben een bedrijfsfilosofie van ‘wij werken over de hele wereld, schoon water is onze bron, en we doen dus in elk land waar we ons vestigen een waterproject’. Het is niet zozeer een ecosysteemdienst, maar ze zeggen van ‘dit vinden wij belangrijk’. (Interview waterbedrijf Gro-ningen)

Binnen de zoektocht naar financiële constructies voor natuurbescherming past deze MVO houding binnen de benadering. Er zijn in deze benaderingen ook verhaallijnen waarbij de kosten en de baten in ruimte en in tijd gescheiden zijn. Als voorbeeld wordt door het Groenfonds het natuurpuntensysteem van vrijwillige natuurcompensatie aangehaald als methode om natuurbeheer door private partijen te laten financie-ren. Hiermee kan geld van bedrijven in gebieden terecht komen die niet in de buurt liggen van waar de bedrijfsactiviteit plaatsvindt, namelijk bij partijen die echt iets met natuur willen. Dit zou een kans kunnen bieden voor natuur omdat de huidige natuurcompensatie vaak tekort schiet. Groen-fonds legt uit dat doordat natuurcompensatie in de buurt moet worden gerealiseerd, het vaak hele-maal niet van de grond komt, zoals bij de Tweede Maasvlakte waar het geld al jaren op de rekening van Groenfonds staat zonder dat de compensatie echt gerealiseerd wordt.

‘De aantrekkelijke kant is het vrijwillige deel van natuurcompensatie. Ik zie het een beetje als natuur credits, net als CO2. Je hebt daarvoor een betrouwbaar platform nodig die dingen administreert en waar partijen din-gen kunnen kopen en kunnen stallen – een soort handelsplatform […]. Bedrijven willen compenseren […] en die willen dat een ander dat snel regelt, transparant, betrouwbaar. […] Het voordeel is dat er partijen zijn, zoals natuurmonumenten, Staatsbosbeheer, provinciale landschappen die in het leven geroepen zijn om natuur te beheren en dat zij dat geld kunnen ontvangen” (interview Groenfonds).

Dit werkt echter alleen als er rekenregels zijn waardoor schade aan natuur door bedrijven kan wor-den berekend en uitgedrukt in een gestandaardiseerde eenheid; deze zou vervolgens moeten worden gebruikt om te bepalen hoeveel natuurbaten moeten worden gerealiseerd ter compensatie. Het Groenfonds heeft bijvoorbeeld meegeholpen aan de ontwikkeling van rekenregels over de waarde-ring van natuur - het natuurpuntensysteem:

“Wat nodig is zijn rekenregels die zeggen hoeveel is die iep waard […], en een dassenburcht is zo veel credits. Er moet ergens een vertaalslag gemaakt worden. Die rekenregels zijn er allemaal. Daar hebben we aan mee-gewerkt. Daar zijn meeteenheden voor nodig. Hoe lastig die ook toe te passen zijn.” (Interview Groenfonds).

Een ander voorbeeld van een methode om de waarde van ecosysteemdiensten in kaart te brengen is de Atlas Natuurlijk Kapitaal:

“Een soort balans van natuurlijk kapitaal die de ecosysteemdiensten ook waardeert […] en zichtbaar maakt als een waarde. Dat zijn in principe ook processen of diensten die niet waardeloos zijn maar ook geen prijs hebben waardoor er niet optimaal gebruik van wordt gemaakt. Dus dan kom je misschien in de richting van een economische waardering”.

3.2.1 Knelpunten en kansen Via heldere rekenregels en evaluatie methoden zou het mogelijk moeten zijn om potentiele finan-ciers te vinden voor natuurbeheer. Hoewel dit soort regels en methodes al bestaan, zit het probleem in de verstaalslag van de berekening van financiële waarde naar de praktijk waar die waarde ook echt kan worden verzilverd:

Discoursanalyse Ecosysteemdiensten

27

“Eerst moet je weten wat de waarde is van natuur. Dan ben je er nog niet, want dan moet je ook nog iemand hebben die bereid is om geld ervoor op tafel te leggen om die waarde van natuur zich toe te eigenen. […] Het leger heeft ook een waarde, maar als die bij jou aan de deur staat dan zeg je ‘ik betaal toch belasting’? Dus je bent niet bereid om voor die waarde je portemonnee te trekken.” (interview Groenfonds)

“Ik geloof in PES [Payment for Ecosystem Services] als ik twee actoren kan definiëren en de ander het resul-taat koopt [van de diensten die de een levert]. Tussen die twee is er een economische transactie mogelijk. … En als die duidelijkheid er niet is kun je volgens mij ook geen markt ontwikkelen die je in staat stelt om een prijs vast te stellen. Dan kan dat niet. Dus een prijs vaststellen op basis van een model – daar geloof ik niet in (Unilever).

WNF maakt een vergelijkbaar punt en geeft aan dat het niet alleen belangrijk is om kosten en baten te verbinden maar om ook vanuit het gebied te redeneren:

“Er zijn hele mooie voorbeelden en er zijn ook organisaties die internationaal de waarde van ecosysteemdien-sten in kaart hebben gebracht. … Maar echt een benadering om […] die economische waarde om te zetten in geldstromen ontbreekt vaak. […] Stel je beredeneert vanuit een bepaald gebied. Je hebt bepaalde ecosysteem-diensten die ontzettend belangrijk zijn voor bedrijven in dat gebied. Dan zal je via kostenbatenanalyses in-zichtelijk moeten maken waarom het belangrijk is dat we die ecosystemen behouden, … Waar het proces van ecosysteemdiensten tegenaan is gelopen is dat het te veel vanuit het concept denkt: waar kunnen we dat gaan toepassen? Ik zou dat willen omdraaien en meer vanuit een gebied willen redeneren” (interview WNF)

Zowel Unilever als het Groenfonds hebben kritiek op volledige marktwerking om financiële midde-len voor natuur te creëren. Zij noemen het risico dat marktwerking niet volledig zorg kan dragen voor bescherming, onder andere omdat de prijs meestal te laag ligt en ander landgebruik vaak meer oplevert:

“Er is ook iets voor te zeggen om biodiversiteit als een public good te beschouwen en als consument via belas-ting te betalen voor het behoud van biodiversiteit. Op het moment dat je marktwerking ergens op los laat moet je je wel realiseren dat er op een gegeven moment een waarde wordt bepaald. En als iemand bereid is om die waarde op tafel te leggen om er een parkeerplaats van te maken, dan gebeurt dat. Over dat risico wordt, vind ik, door NGO’s te weinig over nagedacht.” ( Interview Unilever).

“Er zijn voor bijna elke ecosysteemdienst altijd wel technische, fysische of chemische alternatieven te bedenken die op het eerste gezicht meer rendement opleveren. Je kunt de waterberging in een gebied waarschijnlijk beter regelen via betongootjes of dan dat je dat via de berging van water in de bodem gaat regelen. Het draait dan om de grondslag waarom we vanuit het ecosysteem redeneren. Als dat het uitgangspunt is dan begin je vanuit het ecosysteem te kijken en welke diensten zijn er en met stakeholders in een gebied die er belang bij heeft kijken naar een integrale duurzame aanpak”. (Ministerie van I&M) Daarom blijft er vraag naar meer generieke maatregelen. Veel actoren, waaronder het Groenfonds, Unilever, ASR, ZLTO en Rabobank noemden de vergroening van het belastingstelstel als methode om geld te realiseren voor o.a. beheer van natuurgebieden:

“Iedereen betaalt in Duitsland mee aan verduurzaming. Iedereen verbruikt energie en een deel van de energie-kosten, bijv. 2 cent van je gebruikte energie, komt ten goede aan duurzame energie. Iedereen betaalt mee en daardoor zijn ze daar ook minder afhankelijk van subsidies.” (interview Rabobank) “We hebben een heel goed instrument om externalities te internaliseren en dat heet belasting. Er is iets voor te zeggen om biodiversiteit als een public good te beschouwen en als consument via belasting te betalen voor het behoud van biodiversiteit. (interview Unilever)

Discoursanalyse Ecosysteemdiensten

28

“Wij zijn nodig toe aan vergroening van het fiscale stelsel. Het systeem dat een fiscaal stelsel gekoppeld is aan de financieel economische prestatie heeft zijn langste tijd gehad. We zien ook de breuklijnen daarin optreden; de financiële crisis en het woekergedrag wat het enkelzijdig economisch systeem met zich mee heeft gebracht en ook gerelateerd aan de fiscale regeling. Waarom zou je een bedrijf dat een ecologisch of een duurzame en grote-re prestatie levert evenveel belasting laten betalen als een bedrijf dat er een zooitje van maakt.” (interview ZLTO)

3.3 De gebiedsbenadering Binnen deze verhaallijn wordt getracht functies te combineren binnen een gebied om integraliteit te realiseren. Het gebied is ook de basis voor een verdienmodel waarmee ecosysteemdiensten geopera-tionaliseerd kunnen worden. ASR heeft het bijvoorbeeld over de combinatie van functies binnen een landgoed - oftewel een afgebakend gebied – om zo ecosysteemdiensten in stand te houden:

“Bijvoorbeeld op landgoed De grote Schere hebben we een samenwerkingsproject met het waterschap, de ge-meente, de provincie en willen we de toekomst veiligstellen. [..] De uitkomst is een groenblauwe dienst, een eco-systeemdienst waar water met natuur in verband gebracht wordt door een tachtig hectare gebied in te richten voor waterberging. […] Als het met water kan, dan is dat goed voor water, kan recreatie er van genieten, en heeft het landschap er iets aan.” (Interview ASR)

Dit citaat laat zien dat het combineren van verschillende functies – hier water, recreatie en natuur – een meerwaarde creëert die bijdraagt aan het in stand houden van het landgoed. Dat gebeurt niet alleen door het combineren van de functies, maar ook vanwege de inzet van (financiële) hulpbron-nen door verschillende partijen:

“Samen met alle partijen hebben we een pot gemaakt. Iedereen heeft iets ingelegd. Wij hebben toen grond daarvoor ter beschikking gesteld” (Interview ASR)

Ook het WNF ziet de toegevoegde waarde van deze aanpak om functies binnen een gebied te combineren. Voor de operationalisering van ecosysteemdiensten:

“Je [moet] altijd vanuit een gebied … redeneren: wat zijn de verschillende diensten die zo’n gebied vervult? Wie zijn afhankelijk van die ecosysteemdiensten? Wat zijn zij bereid ervoor te betalen en hoe kun je dat om-zetten in geldstromen?” (Interview WNF)

Actoren kijken binnen deze aanpak naar het sluiten van kringlopen door de integratie van functies:

“Biodiversiteit in Nederland kan eigenlijk niet zonder de landbouw en een goede kwaliteit van de bodem. [Er] liggen grote kansen voor samenwerking met boeren om de bodemkwaliteit te verbeteren. Dat kan weer diensten opleveren [..], voor ecosystemen en biodiversiteit, waardoor soorten terugkomen. Dan zou je moeten kijken voor wie zijn die specifieke diensten belangrijk. Dan heb je het.” (Interview WNF)

Vanuit de landbouw wordt geëxperimenteerd met het combineren van functies vanuit het idee dat dit meerwaarde kan bieden voor alle functies:

“De scheiding van functies was bij ons tegen het zere been. Bij de Ondernemende EHS was een belangrijke drijfveer dat natuur en landbouw beter verenigbaar zijn dan algemeen doet aannemen.” (Interview ZLTO)

Vanuit de landbouw wordt steeds meer de integratie met natuur opgezocht. De eerder genoemde voorbeelden over akkerranden en het beheer van graslanden passen daarbij. De kern van deze re-

Discoursanalyse Ecosysteemdiensten

29

denering is dat het voor de boer aantrekkelijk wordt om natuur te realiseren, omdat zijn koeien het gras nodig hebben als afwisseling op hun dieet, en vanwege natuurlijke plaagbestrijding in de akker-bouw. Dergelijke initiatieven vinden plaats onder de noemer ‘Ondernemende EHS’:

“We hebben eerst een verkenning gedaan van welke gebieden zijn nu kansrijk voor die ondernemende EHS. Dan kijken we niet alleen naar de geografische benadering maar ook naar [de] groepen ondernemers die daar mee aan de slag zouden willen. We hebben drie prioritaire gebieden aangewezen. De ondernemende EHS maakt dat mijn dieren gezonder zijn en dat het weerstandniveau op het bedrijf groter wordt. Daarmee nemen de risico’s af en dat zijn belangrijke componenten die een rol spelen bij financiële prestaties.” (Interview ZLTO)

Het Ministerie van I&M richt zich op gebiedsgericht beleid om zo ecosysteemdiensten te operatio-naliseren:

“Wij redeneren bottom-up vanuit het ecosysteem met stakeholders in de streek om te kijken wat hier het be-langrijkst is, welke diensten willen we verbeteren en hoe kunnen we met elkaar tot een duurzame gebiedsin-richting komen?”. […] Bottom-up beleid maakt het mogelijk om te praten over afhankelijkheid van biodi-versiteit en interacties (Interview I&M)

Zij halen het Groene Cirkels project van Heineken als voorbeeld aan:

“Het idee van initiatieven als Groene Cirkels is dat daar een ecosysteembenadering onder ligt. Heineken wil duurzame energievoorziening..[en dan]..worden boeren in de streek betrokken bij het energievraagstuk van Heineken. Dat creëert draagvlak en zo wordt integraler naar een gebied gekeken: wat zijn de potenties van een gebied en hoe kun je daar een duurzame productie aan koppelen?

Ook WNF benadrukt samenwerking met verschillende partijen op het niveau van het gebied, ook als die partijen verschillende (economische en niet economische) waarden toekennen aan het ge-bied:

“Ik denk inderdaad dat [je moet] kijken vanuit een gebied […] en dan de juiste partijen daarbij betrekken met een blijvende orkestrerende rol van de overheid. Dat hoeft geen nationaal park te zijn dat kan zeker ook gewoon een mooi gebied zijn, een landbouw gebied of een park. […] Sommige groepen kun je […] vanuit de economische ecosysteemdiensten erbij betrekken en [dan] zul je er een business case van moeten maken. Maar je kunt ook […] lokale gemeenschappen en […] boeren met hele andere argumenten erbij betrekken. … Dat hoeven niet altijd economische argumenten te zijn, dat kunnen ook juist de intrinsieke waarden zijn. […] Vanuit een gebied geredeneerd [kun je] naar een bepaald palet kijken van waarden dat zo’n gebied heeft voor verschillende gemeenschappen lokaal en nationaal. … Alleen geredeneerd vanuit de ecosysteemdien-sten zullen we het niet redden.” (WNF)

3.3.1 Knelpunten en kansen ASR vertelt dat ze op het niveau van een landgoed dingen kunnen regelen omdat er eenheid is van eigendom en beheer. Maar dan nog loop je tegen ruimtelijke ordening aan als obstakel:

“Het grootste obstakel waar wij […] met landgoederen tegenaan lopen is de planologie, de bestemming. Je maakt een bestemmingsplan, hier mag dat, daar mag dat, daar mag dat. Het kan natuurlijk best zijn dat je op zo’n landgoed […] moet gaan schuiven met functies, dus ook met natuur en landschap. […] Je wil zo veel mogelijk de natuurlijke, oude landschapsvormen hanteren, maar niet elke houtwalletje staat op de goede plek. Kortom, in de loop van de tijd wil je dan ruimte hebben om wat binnen dat geheel wat te kunnen schuiven. Met de dubbelbestemming op een landgoed is dat planologisch gerealiseerd en is die hobbel weggenomen. [Nu]

Discoursanalyse Ecosysteemdiensten

30

kunnen we gaan investeren, want het gaat ons om de lange termijn investering dat we de komende 25 jaar voldoende rendement uit die functies halen die uit natuur en landschap komen”. (Interview ASR).

Voor de toepassing van ecosysteemdiensten lijkt de huidige planologie te star en te sectoraal. Zo stelt het I&M dat:

“Als je te sectoraal denkt, dan kan het conflicterend zijn, want de ene sector ziet meer baten in bepaalde eco-systemen dan de andere. Als je dat niet bij elkaar brengt, en alleen denkt ‘ik heb een stuk grond waar ik op produceer’ dan lever je in op andere ecosysteemdiensten. De kunst is om verschillende belangen bij elkaar te brengen en daar een integrale aanpak voor te vinden” (I&M)

Ook Unilever wil op landschapsschaal naar een integrale aanpak gaan. Niet alleen in functies en verdienmodellen, maar juist ook op overheidsniveau en het betrekken van het bedrijfsleven en be-volking:

“Ik zou zeggen denk eens na over een geïntegreerde aanpak op landschapsschaal. De ecologische hoofdstruc-tuur […], dat zouden ze misschien goed moeten evalueren. Waarom is het niet gelukt? Is het puur een centen kwestie geweest? Is dat op de beste manier ingestoken destijds? In hoeverre was het bedrijfsleven daarbij be-trokken? In hoeverre was de bevolking daarbij betrokken? Ik denk dat daar de toekomst ligt. Het ideaal is partnerships. Dat is een van de aanbevelingen van de commissie van duurzame ontwikkeling. Achter ieder doel moet gekeken worden naar het creëren van partnerships tussen bedrijfsleven, overheid en civil society” (Unilever)

Een oplossing is om het plan- of projectgebied groter te maken en de ideeën af te stemmen op hele omgeving, zowel om draagvlak te creëren als meerwaarde en robuustheid van het systeem:

“De meeste kans van slagen heeft het als bewoners die er omheen wonen, het gevoel hebben dat het hun gebied is. Eigenlijk moet je naar de omgeving kijken en het hele gebied erom heen meenemen. Nu wordt alleen maar gekeken of bewoners er geen last van hebben, maar ze moeten er juist de meerwaarde van in gaan zien. Mis-schien het projectgebied groter maken, en het gehele watersysteem te betrekken op de ecologie en landbouw” (Interview Brabantse Delta)

3.4 Conclusie: drie aanvliegroutes voor toepassing In dit hoofdstuk hebben we vanuit de verhaallijnen die zijn geïdentificeerd in 2.3. drie verschillende benaderingen beschreven voor de toepassing van ecosysteemdiensten. In de eerste benadering is ‘de keten’ het uitgangspunt. Actoren die deze benadering voorstaan rede-neren vanuit het verduurzamen en optimaliseren van de schakels in de keten en het bij elkaar bren-gen van vraag en aanbod, bijvoorbeeld door middel van duurzaamheidsstandaarden en certificering. Vervolgens spelen financiële constructies ook een rol: de kosten van duurzaamheidsmaatregelen moeten ten slotte ergens worden gedekt, vaak door het heffen van een premie op de verkoopprijs. Gebieden spelen ook een belangrijke rol, vooral waar het gaat om de productie van de goederen die in de keten terecht komen. In die gebieden moeten ecosysteemdiensten worden beschermd en ge-realiseerd. Dat uit zich vaak in biodiversiteitsmaatregelen of biodiversiteitsactieplannen. In de tweede benadering vormen ‘financiële constructies’ het uitgangspunt. Actoren die deze bena-dering voorstaan, zoeken naar financiële middelen om ecosystemen en natuurgebieden te beheren en om de functies en diensten van die gebieden te garanderen. Deze financiële constructies kunnen op het niveau van een gebied worden gerealiseerd, maar dat hoeft niet perse. Ook baathebbers van

Discoursanalyse Ecosysteemdiensten

31

ecosysteemdiensten buiten het gebied kunnen worden ingeschakeld. Dit kan plaatsvinden door middel van instrumenten uit de ketenbenadering, zoals standaarden of certificering, maar ook door andere gestandaardiseerde eenheden, zoals het natuurpuntensysteem dat in het kader van natuur-compensatie werd besproken. In de derde benadering vormen gebieden het uitgangspunt. Actoren die deze benadering voorstaan, redeneren vanuit het gebied en zoeken naar mogelijkheden voor het creëren van meerwaarde voor de verschillende functies in het gebied. Er wordt binnen deze aanpak ook gezocht naar financiële constructies waarbij productie en gebruik van verschillende ecosysteemdiensten worden gekoppeld, maar dan wel op het schaalniveau van het gebied. Tot slot kunnen ook ketens een rol spelen, in de vorm van ‘kortere’ ketens, bijvoorbeeld als het gaat om het in de markt zetten van streekproducten, en ‘langere’ ketens waarbij bedrijven een investering in het gebied willen ondernemen. Deze samenvatting van de drie benaderingen voor de toepassing van ecosysteemdiensten maakt duidelijk dat de benaderingen niet moeten worden gezien als verschillende ‘methodes’ maar eerder als verschillende aanvliegroutes van waaruit samenwerking rond ecosysteemdiensten van de grond kan komen. We kunnen deze analyse als volgt visueel samenvatten:

 

   

Bovenstaande figuur benadrukt dat toepassingen voor ecosysteemdiensten draaien om samenwer-king en functiecombinaties. Deze twee begrippen hebben discursieve affiniteit en werden door de respondenten benadrukt. Samenwerking is een kernbegrip in de verhaallijnen over het belang van ecosysteemdiensten voor maatschappij, natuur en economie. Het begrip functiecombinaties is rele-vant in de verhaallijnen over ecosysteemdiensten, aangezien het de verschillen tussen beide discour-sen overbrugt. Bij de toepassing van ecosysteemdiensten gaat het dus om de koppeling van ketens, financiële constructies en gebieden. Daarbij zullen verschillende actoren via verschillende argumen-ten uit de drie verhaallijnen over belang en inhoud kunnen aanhaken bij deze benaderingen.

Afbeelding 1 Vanuit de verschillende aanvliegroutes – gebieden, ketens en financiële constructies – kunnen ecosysteemdiensten anders ingevuld worden. Belangrijk hierin zijn de discursieve begrippen ‘samenwerking’ en ‘functiecombinaties’.

Discoursanalyse Ecosysteemdiensten

32

Vanuit deze verschillende aanvliegroutes werden een aantal knelpunten benadrukt. We identificeren daaruit de volgende zes aandachtspunten voor de toepassing van ecosysteemdiensten: 1. Maak de levering en bescherming van ecosysteemdiensten inzichtelijk door eenvoudige stan-

daarden en rapporteringsystemen. 2. Investeer in samenwerking zodat verschillende actoren de wederzijdse relaties en afhankelijkhe-

den tussen functies erkennen en op zoek gaan naar functiecombinaties. 3. Creëer institutionele mogelijkheden om functiecombinaties in ruimtelijke ordening mogelijk te

maken en ga daarmee sectorale verkokering zoveel mogelijk tegen. 4. Zorg dat vraag & aanbod en productie & gebruik samen komen in concrete financiële construc-

ties en leg niet teveel nadruk op het meten van economische en monetaire waarde. 5. Benadruk de intrinsieke en niet-economische waarden van natuur en niet alleen de economische

waarde. 6. Gebruik het begrip ecosystemen niet in isolatie maar in combinatie met termen en waarden die

actoren aanspreken.

Discoursanalyse Ecosysteemdiensten

33

4

4 Conclusie en aanbevelingen 4.1 Wat wordt verstaan onder ecosysteemdiensten? In dit onderzoek hebben we de verschillende verhaallijnen rond ecosysteemdiensten geanalyseerd. De eerste stap in de analyse was de identificatie van twee discoursen: het duurzame productiedis-cours en het natuurbeschermingsdiscours. Beide discoursen kennen een lange geschiedenis en vor-men de discursieve context waarbinnen de respondenten hun interpretaties van ecosysteemdiensten positioneren. Hoewel deze discoursen niet noodzakelijkerwijs tegenstrijdig zijn, zijn er twee scheidslijnen te herkennen: 1) natuur als middel of als doel en 2) natuur als gebied of als systeem. In het natuurbeschermingsdiscours is biodiversiteit een doel op zich terwijl het in het duurzame pro-ductie discours een middel is. In het natuurbeschermingsdiscours is natuur een gebied dat is ge-scheiden van gebieden met andere functies, terwijl in het duurzame productie discours natuur een systeem is dat binnen een gebied gecombineerd kan worden met andere functies of systemen. Via verschillende verhaallijnen positioneren actoren zich in deze twee discoursen. We identificeren drie typen verhaallijnen:

4.1.1 Motieven voor het verbinden van natuur, maatschappij en economie Respondenten benadrukken de wederzijdse afhankelijkheden tussen natuur, economie en maat-schappij en pleiten voor samenwerking om verbindingen te realiseren. Als het gaat om het belang van ecosysteemdiensten laat deze analyse zien dat er drie verhaallijnen gebruikt worden: het belang van (duurzaam gebruik) van natuur voor de economie, het belang van draagvlak vanuit de samenle-ving voor natuur en het belang van nieuwe constructies voor natuurbehoud. Deze verhaallijnen, die draaien om de verbinding tussen natuur, maatschappij en economie, slaan bruggen tussen beide discoursen. Hierdoor worden verschillen tussen de discoursen overbrugd en wordt samenwerking mogelijk gemaakt. Zo wordt natuur binnen de verhaallijn ‘duurzaam gebruik van natuur’ onderdeel van een duurzame leefomgeving die zorgt voor garantie van grondstoffen. Dat laatste is weer nodig is voor een duurzame productie. ‘Het teruggeven van natuur aan de sa-menleving’ is een andere verhaallijn waarin zowel ruimte is voor beter natuurbehoud als duurzaam gebruik van natuur voor productiedoeleinden. Binnen de verhaallijn ‘nieuwe constructies voor na-tuurbehoud’ is plek voor productie omdat dit kan zorgen voor financiële onderlegging van natuur-beheer. Door deze verhaallijnen te gebruiken worden er dus zogezegd bruggen geslagen tussen beide discoursen en benadrukken ze het belang van samenwerking tussen maatschappij, natuur en economie.

Drie typen verhaallijnen: Waarom Motieven voor het verbinden van natuur, maatschappij en economie Wat Wat zijn ecosysteemdiensten Hoe De toepassing van ecosysteemdiensten

Discoursanalyse Ecosysteemdiensten

34

4.1.2 Wat zijn ecosysteemdiensten? Deze analyse laat zien dat hoewel actoren vanuit verschillende discoursen elkaar op proberen te zoeken en samenwerking benadrukken, ze verschillende ideeën hebben over de mogelijke verbin-dingen tussen natuur, economie en maatschappij. We identificeren drie clusters van verhaallijnen die ecosysteemdiensten anders interpreteren. Het cluster ‘duurzame productieketens’ benadrukt bij ecosysteemdiensten het verduurzamen van de keten via certificering en maatregelen die de omstan-digheden van biodiversiteit verbeteren. Het cluster ‘multifunctionele natuurbescherming’ gaat bij ecosysteemdiensten in op de intrinsieke waarde van biodiversiteit en natuur en ziet andere functies of ecosysteemdiensten als een manier om biodiversiteit te beschermen. Het cluster: ‘Duurzame leefomgeving’ benadrukt bij ecosysteemdiensten de meerwaarde die bereikt wordt door verschillen-de functies van ecosystemen te combineren. Naast verschillen laat de analyse ook overeenkomsten zien. Alle verhaallijnen bevinden zich op het snijvlak van de twee discoursen en zijn dus verschillende manieren om bruggen te slaan tussen duurzame productie en natuurbescherming. Het begrip functiecombinaties speelt daarbij een be-langrijke rol, omdat het de scheidslijnen tussen de twee discoursen vervaagt. Ten eerste vervaagt het begrip de scheidslijn tussen natuur als doel of als middel door verschillende doelen of functies ge-lijkwaardig te maken waardoor duurzame productie en natuurbehoud hand in hand kunnen opgaan. Ten tweede vervaagt het de scheidslijn tussen natuur als gebied of natuur als systeem. Functiecom-binaties kan zowel gaan om de koppeling tussen productie en gebruik, waarbij het idee van natuur als gebied in ruimte gescheiden van gebieden met andere functies in stand kan worden gehouden, als om integratie van functies in de context van een gebied. Dit gaat om nuanceverschillen die door het begrip functiecombinaties gemakkelijk worden verbonden. Maar voor de toepassing in de prak-tijk maakt het uit of je het begrip functiecombinaties ziet als het verbinden van functies als schakels in een keten (terwijl ze in ruimte en tijd gescheiden kunnen zijn) of dat je uitgaat van het integreren van functies in de context van een gebied waarbij je geen ruimtelijk onderscheid maakt tussen na-tuur, landbouw of andere functies/gebieden. Vandaar dat deze drie clusters zich ook laten vertalen in drie benaderingen voor de toepassing van ecosysteemdiensten. 4.1.3 De toepassing van ecosysteemdiensten In de ketenbenadering zoeken actoren naar mogelijkheden voor de verduurzaming van ketens en het bij elkaar brengen van vraag en aanbod. In de benadering ‘financiële constructies’ draait het om het zoeken naar financiële middelen om ecosystemen en natuurgebieden te beheren en om de func-ties en diensten van die gebieden te garanderen. In de gebiedsbenadering redeneren actoren vanuit het gebied en zoeken ze naar mogelijkheden voor het creëren van meerwaarde voor de verschillen-de functies in het gebied. Deze drie benaderingen moeten niet moeten worden gezien als verschillende ‘methodes’ maar eer-der als verschillende aanvliegroutes van waaruit samenwerking rond ecosysteemdiensten van de grond kan komen. Toepassingen voor ecosysteemdiensten draaien om de kernbegrippen met dis-cursieve affiniteit: samenwerking en functiecombinaties. Daarnaast gaat het om de koppeling van ketens, financiële constructies, en gebieden waarbij actoren via verschillende argumenten uit de drie verhaallijnen over belang en inhoud kunnen aanhaken bij toepassingen.

Discoursanalyse Ecosysteemdiensten

35

4.2 Aanbevelingen voor toepassing van ecosysteemdiensten Op basis van onze bevindingen concluderen we dat er verschillende interpretaties van ecosysteem-diensten zijn en dat die op bepaalde onderdelen wezenlijk van elkaar verschillen. Dat betekent niet dat ze in de praktijk strijdig hoeven te zijn. Ook al willen en bedoelen verschillende respondenten verschillende dingen, ze proberen ook bruggen te slaan en samenwerking te realiseren. De analyse laat zien dat er mogelijkheden zijn voor samenwerking als actoren niet alleen via het begrip ecosys-teemdiensten worden aangesproken, maar ook via termen en waarden die ze zelf hanteren. Daarin is het inzetten van de verschillende verhaallijnen met de begrippen die discursieve affiniteit hebben belangrijk. Als actoren bijvoorbeeld geneigd zijn te praten in verliestermen, of andere actoren ‘be-stempelen’ als vijand, dan is er sprake van polariserende discoursen. Onze analyse laat zien dat men daardoorheen kan breken door gebruik te maken van de verhaallijnen die discursieve begrippen ‘samenwerking’ en ‘functiecombinaties’ bevatten. Om mensen bij elkaar te brengen in zogeheten discourscoalities, zullen wij deze verhaallijnen moeten inzetten en gericht communiceren zodat er daadwerkelijke verbindingen ontstaan voor coalitievorming. Hou daarbij rekening dat te sterk in zetten op bepaalde methoden ervoor kan zorgen dat de diversiteit in de verhaallijnen verdwijnt – Zo kan er weerstand ontstaan bij de samenwerking, bijvoorbeeld bij bepaalde methoden zoals al-leen inzetten op economische argumenten of monetarisering van waarden. Naast strategische communicatie om coalities te creëren zijn andere aandachtspunten voor de toe-passing van ecosysteemdiensten te identificeren. Voor de verschillende benaderingen bespreken de respondenten een aantal kansen en knelpunten. Daaruit identificeren wij de volgende aandachts-punten voor de toepassing van ecosysteemdiensten die beleidsmakers en toepassers van ecosys-teemdiensten mee kunnen nemen: • Maak de levering en bescherming van ecosysteemdiensten inzichtelijk door eenvoudige stan-

daarden en rapporteringsystemen. • Investeer in samenwerking zodat verschillende actoren de wederzijdse relaties en afhankelijk-

heden tussen functies erkennen en op zoek gaan naar functiecombinaties. • Creëer institutionele mogelijkheden om functiecombinaties in ruimtelijke ordening mogelijk te

maken en ga daarmee sectorale verkokering zoveel mogelijk tegen. • Zorg dat vraag en aanbod en productie en gebruik samen komen in concrete financiële con-

structies en leg niet teveel nadruk op het meten van economische en monetaire waarde. • Benadruk niet alleen de economische maar ook de intrinsieke en niet-economische waarden

van natuur • Gebruik het begrip ecosystemen niet in isolatie maar in combinatie met termen en waarden die

actoren aanspreken. 4.3 Implicaties voor Natuurlijk Kapitaal Nederland In dit slothoofdstuk bespreken we onze bevindingen in relatie tot Natuurlijk Kapitaal Nederland. Dat doen we aan de hand van onderstaande figuur dat dient als denkmodel voor Natuurlijk Kapi-taal Nederland en dat is ontleend aan het internationale TEEB initiatief. Deze figuur veronderstelt dat drie stappen nodig zijn om tot de toepassing van ecosysteemdiensten te komen. Eerst moeten de ecosysteemdiensten in kaart worden gebracht zodat verschillende acto-ren op de hoogte zijn van de diensten die worden geleverd en worden gebruikt. Stap 2 gaat over de waardering van de diensten en de uitdrukking van die waarde in een standaard eenheid (dat kan monetair zijn maar dat hoeft niet). Stap 3 is vervolgens het daadwerkelijk bij elkaar brengen van de producenten van ecosysteemdiensten en de gebruikers via het verzilveren van die waarden. De

Discoursanalyse Ecosysteemdiensten

36

resultaten van dit onderzoek geven aanleiding tot kritische reflectie op het veronderstelde lineaire verband tussen stappen 1,2 en op het belang van stappen 1 en 2 als voorwaarden voor stap 3.

Ons onderzoek suggereert dat hoewel er een basis moet zijn wat betreft kennis over wederzijdse afhankelijkheden, bijvoorbeeld tussen landbouw en natuur, de meeste nadruk ligt op concrete actie. Men begint in de praktijk bij stap 3. Het systematisch in kaart brengen van ecosysteemdiensten (stap 1) lijkt in veel gevallen niet noodzakelijk. Een uitzondering is bij de ketenbenadering als pro-ductie en gebruik van ecosysteemdiensten in ruimte en tijd zijn gescheiden en standaarden en certi-ficering nodig zijn voor de onderbouwing van een prijspremium. Ook het systematisch waarderen van ecosysteemdiensten (stap 2) werd niet als heel belangrijk ge-zien. Sterker nog, diverse actoren uitten kritiek op deze waarderingsexercities. Ze gaven aan dat: 1. deze weinig relevantie hebben als er geen actoren zijn die bereid zijn om te betalen voor de be-

rekende waarde, 2. dat deze waarde vaak te laag is om te kunnen concurreren met alternatieve vormen van landge-

bruik, en 3. dat het belangrijk is om niet-economische en intrinsieke waarden niet uit het oog te verliezen. Dit betekent niet dat financiële overwegingen geen rol spelen, maar op een andere manier dan via waardering zoals bedoeld in het NKN denkmodel. Om ecosysteemdiensten toe te passen is het belangrijk dat de productie van ecosysteemdiensten op een of andere manier wordt gecompenseerd. Dit kan via verschillende instrumenten. Door een aantal respondenten werd het belastingstelsel genoemd als mogelijk instrument. Maar het ging in veel gevallen ook om compensatie vanuit de gebruikers van ecosysteemdiensten. Echter, voor de vaststelling van de hoogte van deze compensa-tie werd meestal niet verwezen naar de waarde van de diensten, zoals stap 2 veronderstelt, maar naar de meerkosten van de productie van deze diensten. Financiële constructies vormen zich dus rondom de kosten, niet rondom de waarde. Tot slot benadrukt onze analyse het belang van het begrip functiecombinaties als aanvulling op het begrip ecosysteemdienst. In de communicatie over NKN zou dit begrip een nuttige rol kunnen spelen bij het overbrengen van wat NKN beoogt. Daarnaast is het voor NKN belangrijk om aan te

Discoursanalyse Ecosysteemdiensten

37

sluiten bij de verschillende motivaties en interpretaties van actoren. Dat wil zeggen: vanuit welk discours redeneren actoren (natuurbehoud of duurzame productie) en wat zien zij als hun belang-rijkste opgave (ketens, financiële constructies of gebieden). Met andere woorden door bewust te zijn van de scheidslijnen van deze discoursen en de begrippen die discursieve affiniteit hebben kan effectief en strategisch gecommuniceerd worden door de communicatie af te stemmen op de ver-schillende verhaallijnen en de begrippen functiecombinaties en samenwerking. Op deze manier worden partijen in hun eigen taal aangesproken, kan er gebouwd worden aan een gezamenlijk ver-haal en zodoende kan er samenwerking ontstaan van waaruit ecosysteemdiensten toegepast kunnen worden. Onze bevindingen liggen in lijn met de Natuurvisie van het Rijk (2014): daarin wordt ingegaan op de energieke samenleving en het gebruik van verschillende natuurcombinaties. De verhaallijnen over het belang van ecosysteemdiensten sluiten aan bij argumenten uit de Natuurvisie, namelijk dat natuur midden in de samenleving staat, het draait om meer dan alleen natuur in beschermde na-tuurgebieden, en om duurzaam gebruik te maken van natuur. Om ecosysteemdiensten toe te passen in Nederland is ons advies dan ook om aan te sluiten bij de taal van de Natuurvisie, en in die be-woordingen en termen proberen ecosysteemdiensten te realiseren met de eerder benoemde aan-dachtspunten en benaderingen.

Discoursanalyse Ecosysteemdiensten

38

Referenties • Baudron, F., Giller, K.E. 2014. Agriculture and nature: Trouble and strife? Biological Conserva-

tion, 170, p. 232-245 • Dekker, J., 2002, ‘Dynamiek in de Nederlandse Natuurbescherming’, Universiteit Utrecht. • Grau, R., Kuemmerle, T., Macchi, L. 2013. Beyond ‘land sparing versus land sharing’: environmental

heterogeneity, globalization and the balance between agricultural production and nature conservation. Current Opinion in Environmental Sustainability 5.5 p. 477-483

• Gómez-Baggethun, E., De Groot, R., Lomas, P.L. & Montes, C., 2010. The history of ecosys-tem services in economic theory and practice: From early notions to markets and payment schemes. Ecological Economics, 69, 1209-1218.

• Hajer, M., (1993) ‘Discourse Coalitions and the Institutionalisation of Practice: The Case of Acid Rain in Britain’. In Fischer, F. and Forester, J. (eds.) ‘The Argumentative Turn in Policy Analysis and Planning’, pp. 43 – 76, Durnham/London: Duke University Press.

• Hajer, M. (1997) ‘The Politics of Environmental Discourse, Ecological Modernization and the Policy Process’ New York: Oxford University Press

• Hajer M. (2006). ‘Doing discourse analysis: coalitions, practices, meanings. In: Metze T . and van den Brink, M. (eds.)’ Words Matter in Policy and Planning. Discourse Theory & Method in the Social Sci-ences. Utrecht: Nethur, pp. 65- 75.

• Hajer, M. and Versteeg, W. (2005) ‘A Decade of Discourse Analysis of Environmental Politics: Achievements, Challenges, Perspectives’, Journal of Environmental Policy & Planning, vol. 7, no. 3: 175 - 184

• Kosoy, N. & Corbera, E., 2010. Payments for ecosystem services as commodity fetishism. Eco-logical Economics, 69, 1228-1236.

• Lijster, de, E. (2012) “ Nature policy in a Discursive Struggle. In search of new Symbols, Stories and Coalitions. Understanding the recent political changes and its implications for conservation practices. Wageningen UR.

• Long, N. 2001. Development Sociology. Actor perspectives. Routledge Taylor and Francis Group, Lon-don and New York

• Mcafee, K., 2012. Nature in the market-world: Ecosystem services and equality. Development, 55, 25-33.

• Moreno-Mateos, D., Power, M.E., Comín, F.A. & Yockteng, R., 2012. Structural and functional loss in restored wetland ecosystems. PLoS Biol, 10 (1), e1001247.

• PHALAN, B., ONIAL, M., BALMFORD, A., GREEN, R.E. 2011. Reconciling food production and biodiversity conservation: land sharing and land sparing compared. Science, 333(6047), p.1289-1291.

• Turnhout, E., Waterton, C., Neves, K. & Buizer, M., 2013. Rethinking biodiversity: From goods and services to 'living with'. Conservation Letters, 6, 154-161.

• Walker, S., Brower, A.L., Stephens, R.T.T. & Lee, W.G., 2009. Why bartering biodiversity fails. Conservation Letters, 2, 149-157.

• Windt, van der, H. (1995) ‘En dan: wat is natuur nog in dit land? Natuurbescherming Nederland 1880-1999. Uitgeverij Boom, Amsterdam/Meppel

Discoursanalyse Ecosysteemdiensten

39

Bijlagen

Discoursanalyse Ecosysteemdiensten

40

Bijlage 1: Vragenlijst landelijke interviews TEEB discourse analyse: landelijke interviews Introductie: De economische dimensie van natuur en biodiversiteit krijgt steeds meer aandacht. Zowel in het beleid als de praktijk is men op zoek naar nieuwe verdienmodellen en synergiën tussen vormen van landgebruik en functies. Ecosysteemdiensten zijn hierin een opkomend en verbindend begrip. In het kader van het Nederlandse TEEB (The Economics of Ecosystems and Biodiversity) pro-gramma heeft het Planbureau voor de Leefomgeving een onderzoek uitgezet. Dit onderzoek be-oogt de verschillende perspectieven en ervaringen van publieke, private en maatschappelijke partij-en over de toepassing van het begrip ecosysteemdiensten in Nederland in kaart te brengen. Het onderzoeksteam bestaat uit Elisa de Lijster (Centrum Landbouw en Milieu) en Esther Turnhout (Wageningen Universiteit). Dit interview met u is van groot belang aangezien u en uw organisatie op één of andere manier te maken heeft met water, voedsel en/of natuur, waardoor ecosysteemdiensten een mogelijke rol heb-ben. Over die mogelijke rol gaat dit interview. VRAGENLIJST 1. Wat is uw professionele achtergrond op dit terrein? 2. Wat zijn naar uw beleving belangrijke aandachtspunten in de verduurzaming van het gebruik

van grondstoffen en natuurlijke hulpbronnen? Wat doet uw organisatie op dit vlak? 3. Wat verstaat u onder het begrip ecosysteemdiensten, wat zijn uw ideeën hierover en daaraan

verbonden aannames en benaderingen? a. Hoe ziet u de relatie van het begrip ecosysteemdiensten met andere termen zoals natuur,

biodiversiteit, landgebruik, grondstoffen? b. Aan welke waarden en diensten denkt u dan? c. Wat is uw perspectief op de ecologische, economische en sociale meerwaarde en/of beper-

kingen van het begrip ecosysteemdiensten? 4. Past u het begrip ecosysteemdiensten, of vergelijkbare benaderingen, in de praktijk toe? Waarom

wel/niet? a. Wat zijn uw ervaringen met die voorbeelden? Worden de ambities waargemaakt? Wat zijn

kansen en knelpunten? 5. Kent u ook andere voorbeelden buiten uw organisatie waarbij het begrip ecosysteemdiensten, of

vergelijkbare benaderingen wordt toegepast? a. Wat voor projecten zijn dat? Hoe wordt daar het begrip ecosysteemdiensten geïnterpreteerd

en toegepast? b. Welke andere begrippen spelen een rol en/of worden daar toegepast? c. Wat zijn de belangrijkste verschillen of overeenkomsten met uw eigen praktijk?

6. Hoe ziet u de toekomst voor ecosysteemdienstgerichte projecten?

a. Welke rol kan uw organisatie daarin spelen? En andere partijen? b. Welke randvoorwaarden zijn nodig? Denk aan: regelgeving, (economisch) instrumentarium,

verdienmodellen, publiek private samenwerking. c. Welke andere factoren spelen daarbij een rol?

Discoursanalyse Ecosysteemdiensten

41

Bijlage 2: Vragenlijst lokale interviews Introductie • Vertel wie wij zijn, over het onderzoek voor het PBL, de interesse in ecosysteemdiensten en met

name waarom we geïnteresseerd zijn in de case studie (Westelijke Langstraat/Tusschenwater). • Centraal in het onderzoek staat het begrip ecosysteemdiensten / TEEB, maar eerst is het project

zelf van belang. We zullen tot slot terug komen op dit begrip. (Afhankelijk van geïnterviewde misschien wel al eerder bespreken).

Rol van de geïnterviewde

-­‐‑ Wat is uw functie binnen de organisatie / betrokkenheid bij het project? -­‐‑ Betrokkenheid van de organisatie bij het project?

Case studie Westelijke Langstraat / Tusschenwater Ontstaan • Hoe is het project ontstaan? • Hoe is organisatie erbij betrokken geraakt? • Wat was het doel / de insteek vanuit de organisatie?

o Hoe is de relatie tussen de (financiële) baten van het project en de natuurontwikkeling / na-tuurbescherming?

• Hoe ontstond de samenwerking met de andere partijen? o Hoe werden afspraken gemaakt over de verschillende functies / belangen binnen het pro-

ject? o Was deze samenwerking vooral een win-win situatie of een compromis?

Verloop • Hoe is het project tot nu toe verlopen?

o Is de uitvoering van het project tot nu toe naar tevredenheid verlopen? o Waren er knelpunten in het project tot nu toe? Zo ja wat dan?

• Verloopt het project volgens de insteek / het doel van uw organisatie? Waarom wel / niet? o Bent u tevreden met het uiteindelijke resultaat?

• Hoe denkt u over de combinatie van functies binnen dit project? o Was dit naar uw idee een nieuwe insteek? o Zo ja, denkt u dat uw organisatie vaker op deze manier aan projecten wilt werken?

• Hoe verliep de samenwerking met de andere betrokkenen bij het project? • Wat is de huidige stand van zaken? Welke stappen moeten nog genomen worden? ESD • Kom terug op het project, vraag hoe de geïnterviewde aankijkt tegen het project in een TEEB /

ESD kader.

CLM Onderzoek en Advies

PostadresPostbus 624100 AB Culemborg

BezoekadresGodfried Bomansstraat 84103 WR Culemborg

T 0345 470 700F 0345 470 799

www.clm.nl

Landbouwschade door halsbandparkietenSchade-inventarisatie en risicoschatting

H. KloenJ.L. LommenL. van DrongelenJ.A. Guldemond

CLM Onderzoek en Advies

PostadresPostbus 624100 AB Culemborg

BezoekadresGutenbergweg 14104 BA Culemborg

T 0345 470 700F 0345 470 799

www.clm.nl