BHV Lesstof
BEDRIJFSHULPVERLENING “Goed opgeleide BHV'ers kunnen tijdens een
calamiteit het verschil maken!”
Kompas Veiligheidsgroep Kerkenbos 10-95, 6546 BB Nijmegen
1
© 2018-2019 Kompas Veiligheidsgroep, Nijmegen.
1e Versie, 1e druk, september 2018.
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een
geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij
elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enige andere manier, zonder
voorafgaande schriftelijke toestemming van Kompas Veiligheidsgroep.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere
compilatiewerken (artikel 16 auteurswet 1912) dient men zich tot Kompas Veiligheidsgroep te
wenden.
Kompas Veiligheidsgroep heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke
bepalingen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich
alsnog tot Kompas Veiligheidsgroep wenden.
Kompas Veiligheidsgroep, Kerkenbos 10-95, 6546 BB Nijmegen.
2
Inhoudsopgave Inhoudsopgave ........................................................................................................................................ 2
Inleiding ................................................................................................................................................... 3
Bedrijfsnoodorganisatie .......................................................................................................................... 4
BHV-organisatie ....................................................................................................................................... 6
Alarmeren ................................................................................................................................................ 8
Ontruimen ............................................................................................................................................. 11
Brand ..................................................................................................................................................... 14
Levensreddende Eerste Hulp ................................................................................................................ 26
3
Inleiding
Bedrijfshulpverlening
In alle bedrijven dient hulpverlening aanwezig te zijn. De BHV'er krijgt de verantwoordelijkheid om een calamiteit in goede banen te leiden.
Calamiteit?
De kans op een calamiteit is gelukkig erg klein. Goed opgeleide BHV'ers maken het verschil tijdens
een calamiteit.
Taken en verantwoordelijkheden
Als BHV'er bent u opgeleid om bij een calamiteit uzelf, uw collega's en andere personen in
veiligheid te brengen. Maar welke taken en verantwoordelijkheden horen daarbij?
• Het verlenen van eerste hulp bij ongevallen;
• Het beperken en bestrijden van brand en het beperken van de gevolgen van ongevallen;
• In een calamiteit alarmeren en ontruimen van werknemers en andere aanwezigen.
4
Bedrijfsnoodorganisatie
Alle bedrijven zijn wettelijk verplicht zelf verantwoordelijkheid te nemen voor de veiligheid van
werknemers en andere personen. Bedrijfsnoodorganisatie (BNO) is de organisatie van werknemers
om snel en efficiënt hulp te verlenen bij mogelijke calamiteiten in een bedrijf.
BNO is altijd maatwerk. Afhankelijk van de veiligheidsmaatregelen, aanvaardbare risico's en ambities
van een bedrijf, kan de BNO meer of minder uitgebreid zijn. Zo hangt de BNO bijvoorbeeld af van de
bedrijfsprocessen, werkzaamheden, werktijden, aanwezige personen, noodvoorzieningen en de
organisatiestructuur.
Veiligheidsmaatregelen
De veiligheid van bedrijven bestaat uit drie onderdelen. Organisatorische voorzieningen
(bedrijfshulpverlening) is een van deze drie onderdelen. De andere twee onderdelen zijn
bouwkundige- en installatietechnische voorzieningen.
Bouwkundig
Een brandcompartiment is een deel van een gebouw dat bij brand als een zelfstandige eenheid
wordt beschouwd. Wanneer er brand ontstaat voorkomt een brandcompartiment voor een bepaalde
tijd verdere uitbreiding van de brand.
Installatietechnisch
Een brandmeldinstallatie geeft een alarmsignaal af wanneer er brand is. Hierdoor kan brand in een
vroeg stadium worden ontdekt.
Organisatorisch
Een bedrijfshulpverlener is opgeleid om tijdens een calamiteit werknemers en andere aanwezigen in
veiligheid te brengen. Zo kan een bedrijfshulpverlener een gebouw ontruimen bij brand of
levensreddende eerste handelingen uitvoeren bij een calamiteit.
5
Risico’s
BNO is gebaseerd op risico-denken. Veiligheidsmaatregelen verkleinen de risico's binnen een bedrijf
zoals te zien is in onderstaand trechtermodel. Wanneer u als BHV'er niet snel en efficiënt kunt
handelen bij calamiteiten, kunnen gevaarlijke situaties ontstaan voor uzelf, uw collega's en andere
personen. Daarnaast kan een calamiteit ook nadelige gevolgen hebben voor goederen en gebouwen.
Een bedrijf kan niet voor alle mogelijke calamiteiten veiligheidsmaatregelen nemen. Enkele
calamiteiten zijn aanvaardbaar omdat deze niet met veiligheidsmaatregelen kunnen worden
weggenomen of verminderd. Voorbeelden van aanvaardbare risico's zijn extreme
weersomstandigheden, menselijk falen of acute ziekte.
6
BHV-organisatie
De BHV-organisatie is méér dan werknemers opleiden tot BHV'ers. Het uitgangspunt van de BHV-
organisatie zijn de aanwezige risico's en omstandigheden in een bedrijf.
Cyclus van de BHV-organisatie
Hieronder wordt de cyclus van de BHV-organisatie weergegeven. De inrichting van een BHV-
organisatie blijft veranderen. Als er iets verandert in één van de onderdelen uit de BHV-organisatie,
veranderen de overige onderdelen mee. De verschillende onderdelen hoeven elkaar ook niet stap
voor stap op te volgen. Deze kunnen door elkaar heen lopen.
7
Functies in de BHV-organisatie
Uw werkgever is eindverantwoordelijke voor de BHV-organisatie en zal de invulling van de
bedrijfshulpverlening bepalen. Een werkgever kan niet alleen de BHV'ers aanwijzen, maar ook een
preventiemedewerker, hoofd BHV of ploegleider.
Veilige en gezonde arbeidsomstandigheden
In de Arbowet staat dat bedrijven verplicht zijn om te zorgen voor veilige en gezonde
arbeidsomstandigheden voor werknemers.
8
Alarmeren
In Nederland zijn de meeste bedrijven goed voorbereid op calamiteiten. Toch kan er altijd
onverwachts iets ernstigs gebeuren. Een grote brand, extreem weer, een ongeval of andere
bijzondere situaties kunnen vragen om speciale veiligheidsmaatregelen. Het is belangrijk dat u
precies weet hoe u als BHV'er kunt handelen. Als er gealarmeerd wordt bijvoorbeeld, want dat
betekent dat er zich een calamiteit voor doet. Zorg er daarom voor dat u goed bent voorbereid op
calamiteiten. Want, voor 112 is er de BHV! U kunt veel problemen zelf voorkomen!
Alarm!
Als BHV'er wordt u gealarmeerd wanneer zich een calamiteit voordoet. Maar wat is belangrijk?
Welke informatie heeft u nodig? Waar houdt u rekening mee?
De BHV’er wordt gealarmeerd
Als BHV'er kunt u worden gealarmeerd via het interne alarmnummer van uw bedrijf of de centrale
telefoon. De manier waarop wordt gealarmeerd kan per bedrijf verschillen en hangt af van de
gemaakte afspraken.
Meldingen kunnen afkomen van de receptie, collega's of de brandmeldinstallatie. In de meeste
gevallen wordt de BHV'er gealarmeerd met de beschikbare alarmerings- en communicatiemiddelen.
Het is belangrijk dat u de juiste informatie ontvangt. U moet weten wie de melding doet, waar de
calamiteit is en wat er is gebeurd. Op basis van deze informatie kunt u over gaan tot handelen.
Bij sommige bedrijven heeft de receptie een speciale werkwijze om informatie te krijgen over de
melding. De receptiemedewerker kan op basis van deze werkwijze en de verkregen informatie
besluiten om een BHV'er en/of professionele hulpdienst te alarmeren.
9
Alarmerings- en communicatiemiddelen
Een melding kan met verschillende alarmerings- en communicatiemiddelen naar u als BHV'er worden
overgebracht. Denk hierbij aan een mondelinge melding, een melding via de omroepinstallatie of een
alarm op portofoons, piepers of een mobiele telefoon. De situatie in het bedrijf bepaalt met welke
communicatiemiddelen wordt gewerkt. In grote bedrijven zijn vaak meer alarmerings- en
communicatiemiddelen nodig. Het is belangrijk dat u als BHV'er kunt werken met de alarmerings- en
communicatiemiddelen binnen uw bedrijf.
Het alarmsignaal
Het alarmsignaal, ook wel de slow-whoop genoemd, gaat af. Dit betekent dat een calamiteit zich
voordoet. U, uw collega's en andere aanwezigen horen te handelen volgens de
ontruimingsprocedure. Mogelijk ontvangt u als BHV'er nadere informatie over de calamiteit.
Zelf alarmeren!
Het is duidelijk dat er verschillende manieren zijn waarop u als BHV'er gealarmeerd kunt worden.
Maar wat geeft u door op het moment dat u zelf gaat alarmeren? Tijdens een calamiteit alarmeert u
middels het algemene alarmnummer: 112.
Heeft uw bedrijf een intern alarmnummer? Dan alarmeert u volgens de binnen uw bedrijf gemaakte
afspraken.
Professionele hulpverlening
Tijdens een calamiteit is professionele hulpverlening nodig. Na het bellen van het algemene
alarmnummer: 112, wordt u doorgeschakeld naar de gevraagde hulpdienst. U geeft onderstaande
informatie door. De professionele hulpverlening komt zo snel mogelijk ter plaatse. Let op: zet uw
mobiele telefoon op de luidspreker zodat de centralist u te woord kan staan terwijl u bijvoorbeeld
levensreddende eerste handelingen uitvoert. Hieronder leest u wat u doorgeeft bij het alarmeren
van een professionele hulpdienst.
• Welke hulpdienst gealarmeerd moet worden;
• Uw naam en eventueel de afdeling waar u werkzaam bent met het doorkiesnummer van uw
afdeling;
• De locatie van de calamiteit;
• Het soort calamiteit;
• Het aantal slachtoffers;
• De huidige situatie.
Als BHV'er heeft u een voorpostfunctie. Dit bekent dat u optreedt als voorpost van de ambulance,
brandweer of politie. In geval van een calamiteit is het uw taak om de gevolgen te beperken. Zodra
de professionele hulpverlening aankomt, draagt u uw taken over. U blijft beschikbaar om informatie
te geven of te ondersteunen bij hulpverlening.
10
Nazorg
De verantwoordelijkheden van de BHV'ers stoppen niet na een calamiteit. BHV'ers kunnen namelijk
veel leren van een calamiteit. Door de calamiteit na te bespreken kan het risico op een tweede
calamiteit worden verkleind of kunnen de gevolgen worden beperkt. De nabespreking moet
schriftelijk worden vastgelegd in een verslag.
Materieel
De schadelijke gevolgen van een calamiteit houden niet altijd op na een inzet. De gebruikte
materialen moeten worden nagekeken. Denk bijvoorbeeld aan het gereed maken van de
blusmiddelen, het inzetgereed maken van de AED-toestel of het compleet maken van de
verbandtrommel.
Mens
Naast materiële gevolgen, kan een calamiteit ook emotionele gevolgen hebben voor betrokken
personen. Een calamiteit kan erg ingrijpend zijn. Als BHV'er kunt u praten over de calamiteit, maar u
bent geen traumadeskundige. Let op afwijkend gedrag van uzelf of betrokken personen en schakel zo
nodig professionele hulp in.
11
Ontruimen
Het alarmsignaal van uw bedrijf gaat af. Er doet zich een calamiteit voor. Uw bedrijf moet ontruimd
worden. U, uw collega’s en andere aanwezigen horen te handelen volgens de ontruimingsprocedure.
Als BHV’er zult u de aanwezigen naar buiten begeleiden en het gebouw controleren. Maar hoe
voorkomt u paniek en opstoppingen in de gangen en het trappenhuis? Het is belangrijk dat u goed
bent voorbereid op een ontruiming!
Ontruimingsoefening
Ontruimen is het verplaatsen van alle aanwezige personen, van een gevaarlijke omgeving naar een
veilige omgeving. Het gedrag van deze personen is bepalend voor een succesvolle ontruiming. Het is
lastig om te voorspellen wat er gaat gebeuren als het alarmsignaal gaat. Dat is precies waarom het
oefenen van een ontruiming van belang is.
Een ontruimingsoefening kan uit verschillende fases bestaan. Dit kunt u zien in onderstaande
afbeelding. De fases vormen geen stappenplan en hoeven niet altijd in dezelfde volgorde doorlopen
te worden.
Het is raadzaam om de ontruimingsoefening na te bespreken. Zorg ook voor een schriftelijk verslag
met verbeterpunten. Op deze manier kan uw bedrijf aantonen dat er geoefend is. Met de
aangedragen verbeterpunten kan het ontruimingsplan worden bijgesteld.
12
Het alarmsignaal gaat af, wat nu?!
Een calamiteit is onvoorspelbaar. U weet nooit van te voren wanneer het alarmsignaal af zal gaan.
Om een ontruiming succesvol te laten verlopen, hoort u alle aanwezige personen in uw bedrijf naar
een veilige plaats te begeleiden.
Redenen om te ontruimen
Wanneer wordt uw bedrijf ontruimd? Bedrijven kunnen verschillende redenen hebben om te gaan
ontruimen.
• Brand;
• Stroomuitval;
• Gaslekkage;
• Bommelding;
• Extreme weersomstandigheden;
• Specifieke bedrijfsomstandigheden
Vluchtroute
Een vluchtroute is een veilige route in een bedrijf, om tijdens een calamiteit van een onveilige plaats
naar een veilige plaats te gaan. De vluchtroute is afhankelijk van de grootte en vorm van het gebouw.
Meestal worden vluchtroutes aangegeven op een vluchtplan. Transparantverlichting laat zien hoe u
op een veilige wijze het pand kunt verlaten.
13
Nooduitgangen
De nooduitgangen van een bedrijf vormen een onderdeel van de vluchtroute. Nooduitgangen
moeten altijd zonder hulpmiddelen geopend kunnen worden. Zo mag een nooddeur bijvoorbeeld
niet op slot zitten. Tijdens een calamiteit zullen aanwezige personen niet snel gebruik maken van
nooduitgangen. Meestal nemen personen de dagelijkse route om het gebouw te verlaten. Het is voor
veel bedrijven een aandachtspunt om de nooddeur vrij te houden. Zijn de nooddeuren bij uw bedrijf
vrij?
Verzamelplaats
Een BHV-verzamelplaats is een veilige plaats in de buurt van het bedrijf, waar alle aanwezige
personen naar toe gaan op het moment dat er wordt ontruimd. Op de verzamelplaats kan
gecontroleerd worden of alle aanwezige personen uit het gebouw zijn. Alle werknemers horen te
weten waar de verzamelplaats is.
Welke plaats geschikt is als verzamelplaats, hangt helemaal van de situatie af. Vaak is de
verzamelplaats een locatie buiten het gebouw, zoals een parkeerplaats of grasveld. De
verzamelplaats moet in ieder geval goed bereikbaar zijn. Omdat u nooit weet waar de calamiteit zich
voor zal doen, is het handig om meerdere verzamelplaatsen te hebben. De tweede verzamelplaats is
een alternatief indien de eerste verzamelplaats niet veilig is door de calamiteit.
14
Brand
Brand komt vaak onverwachts. Een kleine beginnende brand kan binnen drie minuten uitgroeien tot
een grote levensbedreigende situatie. Niet alleen brand, maar ook hevige rookvorming is gevaarlijk,
schadelijk en kan slachtoffers veroorzaken. Hopelijk krijgt u nooit te maken met brand. Maar mocht
het toch gebeuren, is het belangrijk dat u weet wat u kunt doen.
Brand
Vuur is een reactie die zichzelf in stand houdt. Brand is vuur dat ongewenst is, schade of gevaar
veroorzaakt en zich ongehinderd kan uitbreiden. Er zijn drie factoren nodig voor brand. Dit zijn
brandstof, zuurstof en temperatuur. Als deze drie factoren in de juiste verhouding aanwezig zijn,
ontstaat er brand. De drie factoren worden weergegeven in de branddriehoek. Als er een factor
wordt weggehaald, zal de brand uit gaan.
De brandvijfhoek is een uitbreiding van de branddriehoek. Naast brandstof, zuurstof en temperatuur
hebben de mengverhouding en katalysator invloed op het ontstaan van brand. De mengverhouding
geeft de verhouding tussen brandstof en zuurstof aan. Hoe fijner de brandstof verdeeld is met
zuurstof, hoe beter de brandbaarheid. De katalysator kan positief of negatief katalytisch zijn. Dit
betekent dat het verbrandingsproces wordt versneld of juist wordt vertraagd. Het poeder in een
poederblusser is een voorbeeld van een negatieve katalysator. Het poeder verstoort het
verbrandingsproces
Vuurverschijnselen
Brand is de reactie van brandstof, zuurstof en temperatuur waarbij vuurverschijnselen
waarneembaar zijn. U merkt dat er brand is doordat u...
• gloed, vlammen en rook ziet;
• het knetteren van de brand hoort;
• de warmte voelt;
• brandlucht ruikt.
15
Risico’s
Er zijn twee verschillende soorten verbranding, volledige en onvolledige verbranding.
Volledige verbranding
Er komt kooldioxide vrij in het verbrandingsproces. Dit werkt verstikkend.
Onvolledige verbranding
Er komt koolmonoxide vrij in het verbrandingsproces. Koolmonoxide is kleurloos, smaakloos,
reukloos en zeer giftig.
Inwendige verbranding
Het inademen van hete lucht is schadelijk voor onze longblaasjes. Bij een temperatuur van 50ºC tot
60ºC verbranden de longblaasjes. Dit kan leiden tot onherstelbare schade.
Desoriëntatie
Rook kan desoriëntatie veroorzaken. Door de combinatie van rook, warmte en paniek kunt u zelfs in
uw eigen huis verdwalen.
Brandmelders
Het installeren van brandmelders vergroot de brandveiligheid in uw organisatie of woning. Er
bestaan verschillende soorten brandmelders; rookmelders, hittemelders, CO-melders en
gasmelders.
Deurprocedure
Vermoedt u brand achter een gesloten deur? Open deze deur nooit zomaar! Pas de deurprocedure
toe.
Deurprocedure afdraaiende deur
1. Controleer de bovenkant van de deur met de buitenkant van uw handen.
2. Controleer met de buitenkant van uw hand of de deurklink warmte af geeft. Is de deurklink
heet? Dit kan betekenen dat er een brandhaard achter de deur zit. Laat de deur dicht,
ontruim het gebouw en alarmeer de brandweer. Is de deurklink niet heet? Blijf laag bij de
grond.
3. Ga gehurkt naast de deur zitten met uw hoofd afgewend.
4. Open de deur op een kier.
5. Roep: "Hallo, is daar iemand?"
6. Na vijf seconden kijkt u of er brand of rook is.
16
Deurprocedure toedraaiende deur
1. Controleer de bovenkant van de deur met de buitenkant van uw handen.
2. Controleer met de buitenkant van uw hand of de deurklink warmte af geeft. Is de deurklink
heet? Dit kan betekenen dat er een brandhaard achter de deur zit. Laat de deur dicht,
ontruim het gebouw en alarmeer de brandweer. Is de deurklink niet heet? Blijf laag bij de
grond.
3. Zet uw voet bij de opening van de deur. Hierdoor kan de deur niet verder open.
4. Open de deur en houdt deze tegen uw voet
5. Roep: "Hallo, is daar iemand?"
6. Na vijf seconden kijkt u of er brand of rook is.
Blusmiddelen
Blusmiddelen horen thuis in ieder bedrijfspand. Een beginnende brand kunt u blussen met kleine
blusmiddelen. Op ieder blusmiddel staat met een pictogram (en een letter) aangegeven voor welke
brand het blusmiddel geschikt is. U kunt niet ieder blusmiddel gebruiken om alle soorten brand te
blussen.
Een brand kan worden geblust door één van de drie factoren uit de branddriehoek weg te nemen.
Het wegnemen van de brandstof is meestal moeilijk en gevaarlijk. Indien de brandstof gas is, kunt u
de gaskraan dichtdraaien.
Het blussen van een brand gebeurt meestal door het wegnemen van de zuurstof. Blusmiddelen als
een CO²-blusser, blusdeken en schuimblusser nemen de zuurstof weg.
Met kleine blusmiddelen kunt u een beperkte tijdsduur blussen. Lukt het niet om de brand met één
blusmiddel te blussen? Alarmeer dan direct professionele hulpdiensten.
Water is het meest gebruikte blusmiddel om de temperatuur te verlagen. Een brandslanghaspel, een
schuimblusser en blusspray hebben een koelende werking op het verbrandingsproces.
17
18
Brandslanghaspel
Water is een uitstekend blusmiddel voor beginnende vaste stof branden (brandklasse A). Water koelt
de brandstof en neemt de temperatuur weg uit de branddriehoek. Daarnaast heeft de stoomvorming
tijdens het blussen een zuurstof verdringend effect, waardoor de brand wordt geblust.
Een brandslanghaspel is aangesloten op het waterleidingnet. Hierdoor is een onbeperkte
hoeveelheid water beschikbaar. Een brandslanghaspel is voorzien van een straalpijp, geschikt voor
een sproeistraal of een gebonden straal. Wanneer u blust met een brandslanghaspel is het belangrijk
dat u de kogelafsluiter volledig opent. Om daadwerkelijk te kunnen blussen opent u ook de afsluiter
op de straalpijp. Vergeet u de kogelafsluiter te openen? Dan komt er geen water uit de
brandslanghaspel en kunt u niet blussen.
Het is de bedoeling dat met de brandslanghaspel(s) ieder punt in een gebouw kan worden bereikt.
De lengte van een brandslanghaspel kan verschillen tussen de 20 en 30 meter. In het bouwbesluit
staat vastgelegd waar de brandslanghaspel(s) worden geplaatst.
19
CO²-blusser
Een CO²-blusser is geschikt voor het blussen van vloeistof of vloeistof wordende stoffen
(brandklasse B) en onder spanning staande apparatuur. Een CO²-blusser wordt ook wel een
koolzuursneeuwblusser of een kooldioxideblusser genoemd. Een CO²-blusser verdrijft de zuurstof in
het verbrandingsproces. De brand wordt 'uitgeblazen'.
Een CO²-blusser is te herkennen aan de grote, zwarte expansiekoker waar de CO² uit komt. Het
einde van de koker wordt erg koud tijdens het blussen (-80 ⁰C). Als u de expansiekoker vasthoudt
kunt u derdegraads brandwonden krijgen. Een CO²-blusser mag om deze reden nooit gebruikt
worden om personen te blussen.
Het voordeel van een CO²-blusser is de beperkte gevolgschade op materialen. Een CO²-blusser wordt
vaak gebruikt om sommige elektronische apparatuur te blussen. Hierbij kunt u denken aan een
server-ruimte, computerruimte, laboratorium, grafische industrie, keukens, etc.
20
Poederblusser
Een poederblusser bevat een groot blusvermogen. Deze blusser kan worden ingezet voor vaste stof
branden (brandklasse A), vloeistoffen of vloeibaar wordende stoffen (brandklasse B) en gassen
(brandklasse C). Bovendien kunt u met een poederblusser elektronische apparatuur blussen. Het
poeder in een poederblusser is een negatieve katalysator, het onderbreekt het verbrandingsproces.
Een poederblusser heeft speciaal bluspoeder. Sommige poederblussers staan voortdurend onder
druk, andere blussers worden pas bij gebruik onder druk gezet. Een aanmerkelijk nadeel van het
poeder is de grote gevolgschade aan elektronische apparatuur.
21
Schuimblusser Een schuimblusser is geschikt voor het blussen van vaste stof branden (brandklasse A) en vloeistoffen
of vloeibaar wordende stoffen (brandklasse B). Het schuim bestaat uit een mengsel van water en een
schuimvormend middel. Het schuim dekt de brand af, waardoor de zuurstof wordt weggenomen. In
mindere mate koelt het schuim de brandstof.
Een schuimblusser geeft minder gevolgschade ten opzichte van de poederblusser. Het is raadzaam
om thuis of op kantoor een schuimblusser te hebben. Een schuimblusser heeft een snelle en veilige
werking en kan de meeste branden blussen.
Verder zijn er nog meer varianten schuimblusser waaronder; sproeischuimblussers en Ecofex
schuimblussers. De verschillen tussen deze schuimblussers zitten in het blusschuim. Het blusschuim
van een sproeischuimblusser bestaat uit een mengsel van schuim en water. Het blusschuim van een
Ecofex schuimblusser is een milieubewuste keuze. Het schuim bevat minder schadelijke stoffen.
22
Vetblusser
Over het algemeen komt u een vetblusser tegen in een keuken met professionele frituurpannen. Een
vetblusser kan vaste stoffen branden en vetbranden blussen. Een vetblusser bevat een speciaal
blusmiddel, namelijk chemisch blusschuim. Dit schuim is bedoeld om brandend vet te blussen. Het
blusschuim heeft een oplossingsvormende eigenschap, waardoor een afsluitende laag wordt
gevormd op de brandende vetten. Bovendien heeft het blusschuim een koelende werking, waardoor
de temperatuur van de vetten afneemt.
Een ABF-schuimblusser wordt meestal geplaatst in keukens. Deze schuimblusser is geschikt voor
vaste stof branden (brandklasse A) en vloeistoffen of vloeibaar wordende stoffen (brandklasse B),
maar ook voor vetten (brandklasse F).
In professionele keukens, kantines en horecagelegenheden waar gebakken, gekookt en gefrituurd
wordt is er een hoger risico op het ontstaan van brand. Zodra de temperatuur oploopt boven de 320
⁰C, vindt zelfontbranding plaats in de pan. De corrosiebestendigheid van de vetblusser is van belang
in dit soort locaties, vanwege het vele gebruik van reinigings- en ontsmettingsmiddelen.
23
Blusdeken
Een blusdeken is geschikt voor alle beginnende branden waarbij de zuurstof weggenomen kan
worden bij het verbrandingsproces. De vlammen worden bedekt met de blusdeken. Hierdoor kan er
geen zuurstof meer bij de brand. Het verbrandingsproces wordt verstoord.
Een blusdeken is gemaakt van niet of zeer slecht brandbaar materiaal. U kunt een blusdeken
gebruiken om vloeistoffen of vloeistof wordende stoffen, personen of een vlam in de pan te blussen.
Op de houder van de blusdeken staat de gebruiksaanwijzing.
Eind 2013 verschenen berichten in de media over de ongeschiktheid van blusdekens voor het blussen
van vetten (brandklasse F), omdat deze blusdekens tijdens het blussen zelf vlam kunnen vatten. Een
blusdeken is dus niet geschikt voor het blussen van frituurbranden. In deze berichten werd
geadviseerd om het gebruik van de blusdeken regelmatig te oefenen in een BHV-cursus, zeker als
het gaat om het blussen van een persoon met brandende kleding.
24
Sprayblusser
Een sprayblusser is te gebruiken voor vaste stof branden (brandklasse A), vloeistoffen of vloeibaar
wordende stoffen (brandklasse B) en vetten (brandklasse F). De spray verstikt de zuurstof in het
verbrandingsproces waardoor de brand wordt geblust.
De sprayblusser heeft een handzaam formaat en werkt als een spuitbus. Iedereen kan de blusser
gebruiken door met 1 hand de sprayknop in te drukken. De sprayblusser is daarom zeer geschikt voor
thuis of op kantoor. Daarbij is de sprayblusser gemakkelijk op te bergen, maar toch snel inzetbaar.
25
Metaalblusser
Een metaalblusser bevat een bluspoeder om metaalbranden (brandklasse D) te blussen. Deze
branden zijn uitzonderlijk en komen niet dagelijks voor. Dit komt omdat metaal pas brandt bij een
zeer hoge temperatuur. Metaalbranden zijn branden waarbij bijvoorbeeld aluminium, magnesium,
zirkonium of lithium betrokken is. Deze branden zijn onmogelijk te blussen met andere blusmiddelen.
Een metaalblusser heeft een speciale lans en spuitmond waarmee een metaalbrand effectief kan
worden geblust. De bluszouten uit het bluspoeder smelten bij contact met heet metaal. Het
gesmolten zout vormt dan een afdekkende laag op het metaal. Deze afdekkende laag zorgt ervoor
dat er geen zuurstof bij de brand kan komen. Het verbrandingsproces stopt. Daarnaast heeft het
bluspoeder een koelende werking waardoor de kans op herontsteking wordt voorkomen.
Handelswijze blussen van een beginnende brand
1. Vraag een collega BHV'er om hulp. Twijfelt u? Bel de brandweer!
2. Neem een blusmiddel mee naar de beginnende brand.
3. Houd rekening met een vluchtweg voor het geval dat de brand zich uitbreidt.
4. Kijk naar de brandende stof.
5. Controleer of u de beginnende brand kunt blussen met het beschikbare blusmiddel.
6. Test het blusmiddel voordat u het gaat gebruiken.
7. Blijf laag tijdens het blussen.
8. Controleer of de brand is gedoofd. Let op: er bestaat kans op herontsteking van de brand.
26
Levensreddende Eerste Hulp
Iedere situatie die u als BHV'er tegenkomt is anders. Weet u wat u moet doen als iemand
bewusteloos neervalt? Of weet u wat u moet doen als er voor uw ogen een ongeluk gebeurt waarbij
gewonden vallen? Met de juiste handelingen red u levens en voorkomt u erger letsel bij het
slachtoffer. In en rond het huis, maar ook op de werkvloer of bij uw sportclub.
Vijf basisregels
1. Let op gevaar voor uzelf, voor omstanders en als laatste voor het slachtoffer.
2. Ga na wat er is gebeurd en beoordeel het slachtoffer.
3. Stel het slachtoffer gerust en zorg voor beschutting. Blijf tegen het slachtoffer praten!
4. Zorg voor deskundige hulp of vraag omstanders om deskundige hulp in te schakelen.
5. Help het slachtoffer op de plaats waar hij ligt. Is de plek waar u het slachtoffer aantreft niet
veilig? Verplaats het slachtoffer naar een veilige plek.
Bewustzijnlijn
Als u een slachtoffer aantreft, kunt u de bewustzijnlijn volgen om te bepalen welke handelingen
moeten worden verricht om hulp te verlenen aan het slachtoffer.
De bewustzijnlijn kunt u downloaden op de website van Kompas Veiligheidsgroep:
https://bno.kompasveiligheidsgroep.nl/lesstof. Het is mogelijk om de bewustzijnlijn op te slaan en uit
te printen.
27
Letsels en kleine verwondingen
Een ongeluk zit in een klein hoekje, een collega of bezoeker kan eenvoudig letsel of een kleine
verwonding oplopen. Hierbij bestaat de kans op infectie van de wond. Een BHV'er kan wonden
beoordelen en verzorgen. Het is belangrijk om te letten op uw persoonlijke veiligheid. Gebruik bij de
verzorging van een wond altijd handschoenen om uzelf te beschermen tegen mogelijke ziekten.
Twijfelt u? Schakel deskundige hulp in. Heeft het slachtoffer een verwonding in het gezicht? Laat een
deskundige de wond beoordelen of verzorgen.
Er bestaan verschillende letsels en kleine verwondingen. De meest voorkomende letsels en
verwondingen worden hieronder toegelicht.
Schaafwonden
Schaafwonden ontstaan vaak door vallen of stoten waarbij de huid over een ruw oppervlak wordt
geschuurd en 'afgeschaafd'.
Schaafwonden zijn oppervlakkige wonden die over het algemeen weinig tot niet bloeden. De
bovenste laag van de huid is beschadigd. Er verschijnen bloedpuntjes die zeer pijnlijk kunnen zijn,
doordat de zenuwuiteinden in de huid beschadigd zijn. De wond kan prikken of branderig aanvoelen.
Mogelijk komt er wat helder gelig vocht uit de wond. In schaafwonden blijven vaak vuil en bacteriën
achter, waardoor kans op een infectie bestaat.
28
Snijwonden
Snijwonden kunnen veroorzaakt worden door scherpe voorwerpen. Hierbij kunt u denken aan
messen, scharen, naalden, glas, metaal en spijkers. Maar ook papier kan snijwonden veroorzaken.
Snijwonden zijn pijnlijke, scherpe, diepe en duidelijk begrensde wonden. De gevoelszenuwen in de
huid worden doorgesneden. Dit veroorzaakt een korte, felle pijn. Snijwonden hebben scherpe
randen, kunnen diep zijn en flink bloeden. De wonddiepte kan verschillen van oppervlakkige
snijwonden tot zeer diepe snijwonden.
Een snijdend voorwerp kan bacteriën bevatten, bijvoorbeeld een vuil keukenmes. Het is belangrijk
deze wonden goed schoon te maken om een infectie te voorkomen.
Brandwonden
Een brandwond kan ontstaan doordat de huid van het slachtoffer in contact komt met extreem hoge
of extreem lage temperaturen, bijvoorbeeld:
• Vuur;
• Hete gassen of dampen;
• Hete vloeistoffen of stoom;
• Koude vloeistoffen zoals stikstof;
• Kachels;
• Elektriciteit;
• Chemische stoffen;
• Straling, bijvoorbeeld zonlicht.
29
De ernst van een brandwond kan verschillen. Brandwonden worden in drie gradaties onderscheiden.
• Eerstegraads verbranding: de huid is rood, droog, gezwollen en pijnlijk.
• Tweedegraads verbranding: de huid is rood, vochtig, gezwollen, zeer pijnlijk met
blaarvorming.
• Derdegraads verbranding: de huid is witgeel tot bruinzwart, droog en niet pijnlijk. Dit komt
doordat de zenuwen in de huid zijn aangetast. De huid rondom de brandwond is wel pijnlijk.
Kneuzingen en verstuikingen
Een kneuzing is een beschadiging van het onderhuids weefsel tussen de huid en het bot.
Een verstuiking is een verschuiving van de uiteinden van de gewrichten. De banden rondom
gewrichten zijn verrekt of gescheurd. Een verstuiking wordt ook wel een verrekking of verzwikking
genoemd.
Kneuzingen en verstuikingen zijn pijnlijk, zorgen voor een zwelling en soms een bloeduitstorting. De
zwelling en bloeduitstorting zijn soms pas na langere tijd zichtbaar. Kneuzingen en verstuikingen
kunnen belemmeringen veroorzaken bij het strekken of buigen van een gewricht.
Botbreuken en ontwrichtingen
Een botbreuk wordt ook wel een fractuur genoemd, dit betekent een 'breuk'. Bij een botbreuk zit er
een klein scheurtje in het bot of is het zelfs helemaal verbrijzeld. Is de huid door de breuk
beschadigd? Dan heeft het slachtoffer een open botbreuk.
Bij een ontwrichting schiet een gewrichtskop uit de kom. Meestal schiet de gewrichtskop niet vanzelf
terug in de kom en moet deskundige hulp worden ingeschakeld. Door een ontwrichting kunnen
gewrichtsbanden oprekken of scheuren. De gewrichtskapsels beschadigen hierdoor.
30
Rautekgreep
Het kan voorkomen dat de plek waar u een slachtoffer aantreft niet veilig is, zoals bij brand of gevaar
voor instorting. Gebruik de Rautekgreep wanneer het slachtoffer bewusteloos is of wanneer het
slachtoffer letsel heeft waardoor lopen of hinkelen niet mogelijk is. Is de Rautekgreep niet mogelijk?
Dan brengt u het slachtoffer op een andere manier naar een veilige omgeving. Bijvoorbeeld door het
slachtoffer weg te slepen aan de kleding, armen of enkels. Vraag indien mogelijk hulp van een
omstander.
1. Neem plaats achter het slachtoffer.
2. Til het hoofd van het slachtoffer iets op.
3. Pak de schouders van het slachtoffers op en breng het slachtoffer in een zittende houding.
4. Laat het slachtoffer tegen u aan rusten.
5. Schuif allebei uw armen onder de oksels van het slachtoffer door.
6. Pak één onderarm van het slachtoffer vast. Als er letsel is aan één van de armen pakt u de
arm zonder letsel.
7. Houd uw onderarm horizontaal voor de borst en onder de ribbenboog van het slachtoffer.
8. Leg uw handen met aaneengesloten vingers en duimen over de onderarm van het
slachtoffer. Hierdoor duwt u niet met uw duimen tegen de ribben van het slachtoffer zodra u
het slachtoffer verplaatst.
9. Ga op uw hurken zo dicht mogelijk tegen het slachtoffer aan zitten. Plaats uw voeten in
spreidstand aan weerszijden van het slachtoffer.
10. Til het slachtoffer op door uw benen te strekken. Hoe dichter u het slachtoffer tegen uzelf
aanhoudt, hoe minder belastend het tillen is. Verplaats het slachtoffer naar een veilige plaats
door achteruit te lopen. Kijk daarbij uit waar u loopt.
11. Leg het slachtoffer neer op een veilige plek. Laat de arm van het slachtoffer los, ondersteun
de schouders, het hoofd en de hals. Verleen eerste hulp.
31
Draaien van de buik naar de rug
Een bewusteloos slachtoffer dat op de buik ligt moet eerst naar de rug worden gedraaid. Hierdoor
wordt de ademhaling veiliggesteld en wordt het mogelijk een ademhalingscontrole uit te voeren.
1. Kniel op beide knieën aan de gezichtszijde van het slachtoffer. Leg de benen van het
slachtoffer naast elkaar.
2. Leg de arm die het dichtst bij u ligt langs het lichaam van het slachtoffer, richting de voeten.
Zorg ervoor dat de hand plat op de grond ligt en de handpalm naar boven is gedraaid. Breng
de andere arm van het slachtoffer voorzichtig langs het hoofd omhoog. Zorg ervoor dat deze
arm recht langs het hoofd van het slachtoffer ligt, met de handpalm naar beneden.
3. Breng de andere arm van het slachtoffer voorzichtig langs het hoofd omhoog. Zorg ervoor
dat deze arm recht langs het hoofd van het slachtoffer ligt, met de handpalm naar beneden.
4. Til met beide handen de schouder omhoog die het dichts bij u is tot het slachtoffer op de zij
ligt.
5. Ondersteun met één hand het hoofd van het slachtoffer en duw met uw andere hand tegen
de schouder tot het slachtoffer op de rug ligt. Een zwaar slachtoffer kunt u draaien door aan
de schouder en heup te tillen.
32
Ademhalingcontrole uitvoeren en luchtweg openen
De ademhaling van een bewusteloos slachtoffer kan alleen worden beoordeeld na het openen van
de luchtweg. De luchtweg van het slachtoffer kan worden geopend met de hoofdkantel-
kinliftmethode.
1. Leg het hoofd van het slachtoffer recht.
2. Leg één hand op het voorhoofd van het slachtoffer en twee vingertoppen onder de punt van de kin. Kantel het hoofd voorzichtig naar achteren.
3. Beoordeel de ademhaling door maximaal tien seconden te kijken, luisteren en voelen. Een bewusteloos slachtoffer met een stabiele ademhaling wordt in de stabiele zijligging gelegd. De stabiele zijligging zorgt ervoor dat de luchtweg geopend blijft, de tong van het slachtoffer kan zo de luchtweg niet blokkeren.
• Kijk of de borstkas omhoog komt.
• Luister bij de mond of neus of u een ademhaling hoort.
• Voel met uw wang of u uitademingslucht van het slachtoffer voelt.
33
Stabiele zijligging
Een bewusteloos slachtoffer met een stabiele ademhaling wordt in de stabiele zijligging gelegd. De
stabiele zijligging zorgt ervoor dat de luchtweg geopend blijft, de tong van het slachtoffer kan zo de
luchtweg niet blokkeren.
1. Kniel aan de gezichtszijde naast het slachtoffer. Als het slachtoffer een bril draagt, neemt u deze af en legt u de bril op een veilige plek.
2. Leg de dichtstbijzijnde arm van het slachtoffer in een rechte hoek met het lichaam. Let op dat
u deze arm niet forceert.
3. Leg de andere arm van het slachtoffer over de borst, met de handrug naar de wang die het dichtst bij u is. Houd deze hand vast. Duw het hoofd van het slachtoffer niet opzij.
4. Pak het achterste been van het slachtoffer net boven de knie aan de buitenzijde vast. Buig dit been omhoog, zodat de heup en knie van het slachtoffer in een hoek van 90° komen te staan.
Vervolgens trekt u dit been op terwijl de voet van het slachtoffer op de grond blijft rusten.
5. Draai het slachtoffer naar u toe door aan het gebogen been te trekken. Houd nog steeds de handrug tegen de wang van het slachtoffer aangedrukt. Draai door totdat de gebogen elleboog van het slachtoffer de grond raakt of totdat het slachtoffer niet verder kan draaien. Richt de neus en mond van het slachtoffer naar de grond, zodat vloeistoffen gemakkelijk uit de mond kunnen lopen.
6. Controleer de ademhaling van het slachtoffer iedere minuut. Het slachtoffer moet iedere tien
seconden twee effectieve ademhalingen hebben.
34
Reanimeren
Wanneer een bewusteloos slachtoffer geen (normale) ademhaling heeft, start u direct met
reanimeren.
1. Kniel bij het slachtoffer ter hoogte van de bovenarm.
2. Plaats uw handen in het midden op de borstkas van het slachtoffer.
3. Plaats uw bovenlichaam recht boven de borstkas van het slachtoffer. Zorg ervoor dat uw
armen volledig gestrekt zijn.
4. Druk het borstbeen 5 à 6 centimeter in, loodrecht naar beneden.
5. Laat het borstbeen volledig terug naar boven komen. Uw handen blijven in contact met de
borstkas van het slachtoffer. Let op dat u niet op de borstkas leunt.
6. Geef 30 borstcompressies in een tempo van 100 tot 120 keer per minuut. Het indrukken en
naar boven laten komen van de borstkas moet ongeveer even lang duren. Tel bij voorkeur
hardop tot 30, dit kan u helpen om het juiste aantal borstcompressie te geven. Daarnaast kan
de meldkamercentralist aan de telefoon horen wat u aan het doen bent.
7. Vervolgens geeft u twee goede beademingen.
8. Hervat 30 borstcompressies en twee beademingen tot de hulpdiensten de reanimatie
overnemen.
35
Beademen
U beademt een bewusteloos slachtoffer zonder ademhaling, zodat het slachtoffer opnieuw zuurstof
in het lichaam kan op nemen. Door borstcompressies te geven tijdens de reanimatie, wordt
zuurstofrijk bloed door het lichaam van het slachtoffer gepompt. Hiermee verkleint u de kans dat
cellen afsterven.
1. Leg het hoofd van het slachtoffer recht.
2. Leg één hand op het voorhoofd van het slachtoffer en kantel het hoofd voorzichtig naar
achteren.
3. Open de luchtweg door twee vingertoppen onder de punt van de kin te plaatsen en de kin
omhoog te tillen.
4. Knijp met de duim en wijsvinger van uw hand die op het voorhoofd van het slachtoffer rust
het zachte deel van de neus dicht.
5. Zorg ervoor dat de mond van het slachtoffer een stukje open blijft.
6. Adem normaal in en plaats uw wijdgeopende mond goed over de mond van het slachtoffer.
7. Beadem het slachtoffer rustig, één seconde lang. Kijk tegelijkertijd of de borstkas van het
slachtoffer omhoogkomt.
8. Haal uw mond van de mond van het slachtoffer af. Blijf het hoofd van het slachtoffer
achterover houden. De borstkas van het slachtoffer zakt nu weer in. Let op dat u de
uitademinglucht van het slachtoffer niet inademt.
9. Adem nog een keer in en beadem het slachtoffer.
10. Beadem het slachtoffer in totaal twee keer, ook al zijn de beademingen niet effectief.
Het is mogelijk om een slachtoffer te beademen met een beademingsmasker. Een
beademingsmasker voorkomt dat u in aanraking komt met de uitademingslucht, bloed of speeksel
van het slachtoffer.
36
Automatische Externe Defibrillator (AED)
Wanneer u snel start met reanimeren en direct een AED inzet, verbetert de kans op overleving van
het slachtoffer enorm. Er zijn veel verschillende soorten AED’s. De toepassing van de AED wordt
duidelijk aangegeven.
Gaspen
Gaspen is een reactie van het lichaam van slachtoffer dat stervende is. Gaspen is te herkennen aan
een moeilijke, zware, luidruchtige, onregelmatige en gaapachtige manier van ademhalen. Het
slachtoffer kan bewegingen maken. Dit zijn stuiptrekkingen van de spieren door gebrek aan zuurstof.
Het is belangrijk om direct te starten met reanimeren. Dit vergroot de overlevingskans van het
slachtoffer.
Shock
Shock is een overlevingsmechanisme van het lichaam. Het hart, de longen en hersenen worden zo
lang mogelijk van bloed voorzien doordat het lichaam bloed terugtrekt uit overige organen. Het
verlies van lichaamsvocht (bijvoorbeeld bloed) kan leiden tot shock. Shock ontstaat meestal door
uitwending of inwendig bloedverlies. De bloeddruk van het slachtoffer wordt te laag. De
lichaamscellen krijgen te weinig zuurstof en lopen daardoor schade op. Heeft het slachtoffer
shockverschijnselen? Schakel dan direct professionele hulp in. Uw handelingen als BHV'er zijn er op
gericht verergering van shock te voorkomen.
37
Verstikking
Een slachtoffer is aan het eten en kan plotseling niet meer praten. Het slachtoffer grijpt met grote
ogen naar de keel. Daarnaast is het slachtoffer hevig benauwd, onrustig en angstig. Het slachtoffer
heeft een volledige belemmering in de luchtweg en kan geen geluid maken of ademhalen.
1. Ga schuin achter het slachtoffer staan.
2. Ondersteun met een hand de borstkas van het slachtoffer.
3. Buig het slachtoffer voorover en houd uw hand voor de borstkas van het slachtoffer.
4. Sla met de hiel van uw hand vijf keer stevig tussen de schouderbladen van het slachtoffer.