Download - Handelaar ketenpartner
grensverleggers in de
groente- en fruitsector
Handelaar ketenpartner
Welkom in de veranderende wereld van de AgriFood ondernemer. In dit boekje lees je de belangrijkste ontwikkelingen waar ondernemers in onze sector straks niet meer omheen kunnen. En natuurlijk voorbeelden van ondernemers die hier al slim op in spelen. Ondernemers en experts geven hun visie op de sector. Doe er je voordeel mee en creëer je eigen toekomst.
grensverleggers in de
groente- en fruitsector
Handelaar ketenpartner
QUOTE
“Het zou interessant zijn om met de burgemeester van Nairobi om tafel te zitten en te kijken hoe we de stad de komende tien jaar van vers voedsel gaan voorzien”
“We komen niet alleen producten halen, we brengen ook kennis”
“Wij kunnen geld verdienen door aan bodemkwaliteit te werken bij leveranciers”
“Wij gaan veel dichter tegen onze leveranciers aan zitten”
“Waterschaarste is ons belangrijkste thema de komende jaren”
QUOTEs
4
Het boekje dat u nu in handen heeft, schetst de belangrijkste trends voor handelaren uit de groente en fruitsector. Handelaren die toekomstgericht willen ondernemen. Die zoeken naar slimme manieren om nieuwe handelsrelaties op te zetten en te onderhouden. Die experimenteren met verdienmodellen en duurzame innovaties. Kortom, dit boekje bulkt van de ideeën om te werken aan een duurzame toekomst voor het eigen bedrijf en de sector. Ze zijn te vinden interviews en artikelen met ondernemers en experts die actief zijn in de groente en fruitketen.
Een hoofdlijn licht ik er graag uit: De handelaar van de
toekomst is geen dozenschuiver, maar een ‘ketenpartner’.
Ketens worden korter en transparanter. En handelsbedrij-
ven bewegen zich steeds meer richting productie. Steeds
meer werken zij samen met bijvoorbeeld zaadverede-
laars, kassenbouwers, techneuten, agronomen, retailers,
stedelijke planners, concurrenten, kennisinstellingen en
NGO’s. Handelaren kunnen een belangrijke spil zijn in dit
geheel en producenten wereldwijd in contact brengen met
Nederlandse kennis en innovatiekracht. Daarmee kunnen
zij meerwaarde creëren voor zowel consument en als pro-
ducent en voorkomen vroeg of laat zelf uit de keten weg te
worden gesneden.
De handelaren in dit boekje zijn lid van het MVO Netwerk
Food & Agribusiness. Onder deze paraplu zijn een aantal
nieuwe initiatieven gelanceerd zoals ‘The Soil Initiative’ en
‘TwentyOne Feeding Cities’. Met kennis vanuit een breed
netwerk biedt MVO Nederland gerichte ondersteuning aan
deze grensverleggers. Ondernemers die ‘niet lullen, maar
poetsen’. Ondernemers die concreet in ketenprojecten aan
de slag gaan met thema’s als bodemkwaliteit en water-
schaarste, maar ook met ‘lastigere’ thema’s als arbeids-
omstandigheden. Zij dienen als inspiratiebron en werken
gezamenlijk aan een de toekomst van onze sector.
Gerard TeulingSectormanager Food & Agribusiness, MVO Nederland06-52689426 [email protected]
54
6
inhoudsopgave
8 Van Importeur naar Ketenregisseur Lennart Visser - Total Produce
12 MVO in het Hart van de Business Dick Roozen - Superunie
18 Bodem is Business Christy van Beek - Wageningen Universiteit Research
22 Duurzame druif en betere sinaasappel Pascalle van Bergenhenegouwen - Jaguar
26 Arbeidsomstandigheden in de sector Pieter Goudswaard - MVO Nederland
30 Perverse Prikkels Volkert Engelsman - EOSTA
34 Proof of Profit Roland Waardenburg - The RockGroup
38 Therapie voor Kunstmest Pius Floris - Plant Health Cure
44 Drie Ontwikkelingen Peter Verbaas - GroentenFruit Huis
48 Een verhaal over eerlijke koffie Guido van Staveren van Dijk - Moyee Coffee
52 Let’s go topless Nic Jooste - Coolfresh
56 Superkansen voor Agriondernemers Niek Botden - Hortisolutions
60 No one man Show Kebba Colley - IDH
64 Uien tijdens de buien Maria Oliveira - Van Oers United
76
Van impor-teur naar ketenregis-seur
8
Len
na
rt V
isse
r - t
ota
l po
du
ce
Hoe zien toekomstige handelsrelaties eruit? Volgens Total Produce B.V. is het duidelijk: importeurs en producenten moeten veel meer samenwerken. “Importeren en uitsluitend pallets met producten doorschuiven gaat steeds meer tot het verleden behoren.”
“Stel je een horizontale lijn voor. Aan de ene kant bevindt zich
de producent, aan de andere kant de afnemers. Precies in het
midden zitten wij. Mijn voorspelling is dat wij ons de komende
jaren op die lijn steeds meer in de richting van productie gaan
begeven”, stelt Lennart Visser, manager Duurzaamheid &
Marketing van Total Produce. De Rotterdamse importeur van
overzees fruit is al langer bezig met het initiëren van projecten
en samenwerkingsverbanden. Met universiteiten, consultants,
veredelaars én producenten.
Over de strategie daarachter vertelt Visser: “De traditionele
verhouding tussen inkoop en verkoop wijzigt door een sterk
veranderende behoefte van klanten. Relaties met klanten zijn
in deze business heel belangrijk, vroeger, nu én in de toekomst.
Maar die relaties komen onder druk te staan door concurrentie
uit andere continenten dan Europa. Dus moet je je als bedrijf
op een andere manier onderscheiden dan op product en prijs
alleen. Klanten vragen tegenwoordig meer dan dat.”
98
Innovatie
Volgens Visser zit de nieuwe toegevoegde waarde voor bij-
voorbeeld retailers in zaken als service, markt- en product-
kennis, consistentie (garantie van levering) en innovatie. Over
de die laatste twee zegt Visser: “Consistentie heeft te maken
met datgene leveren wat je belooft, ondanks de schommeling
in volumes bij de producent. Innovatie gaat over het continu
bezig zijn met nieuwe producten, variëteiten en verpakkings-
vormen.
Voor zowel consistentie als innovatie is samenwerking key.
Importeren en uitsluitend pallets met producten doorschui-
ven gaat steeds meer tot het verleden behoren. We moeten de
relatie met de producent verder intensiveren om vraag en aan-
bod beter op elkaar af te stemmen en hiermee meer te voldoen
aan de klantbehoefte. We worden dus veel meer ketenregisseur
dan importeur.”
Nieuwe afspraken
“We moeten dan ook veel meer gaan redeneren vanuit de con-
sument, de klant van onze klant. Wat wil deze, en wat betekent
dat voor de productie? Stel een klant wil gesneden groente
en fruit. Dan moeten wij met de producent in gesprek, hem
informeren en adviseren, voorzien van alle kennis die hij nodig
heeft om het juiste product te leveren.
Ook hier komt innovatie om de hoek kijken en werken we sa-
men met allerlei partijen. Uiteindelijk worden we er beide beter
van: de producent krijgt hogere opbrengsten en wij krijgen be-
Wij gaan ons steeds meer in de richting van productie begeven
10
tere producten.” Deze nieuwe aanpak kan resulteren in andere
afspraken met producenten, zoals contractteelt en levering
volgens gedefinieerde voorwaarden.
Toekomst handelsrelatie = duurzaamheid
Volgens Visser hebben toekomstige handelsrelaties alles te
maken met duurzaamheid. “Onderdeel van ons beleid is de
aandacht voor bodem. Bodem is de basis van ons product.
Mogelijke problemen in het land van herkomst werken door
in de volledige keten. Ik geloof dan ook sterk in de kracht van
bodem om duurzame aanvoer van producten te garanderen.
Je dient je te richten op de bron om impact te realiseren.”
Een voorbeeld is het meloenenproject in Honduras. Total
Produce B.V. werkt daarbij nauw samen met de producent
aan optimalisatie van de bodemkwaliteit. Visser: “Plantaar-
dig materiaal uit productie en omgeving wordt verwerkt tot
kwalitatief hoogwaardig compost, waarmee een bijdrage wordt
geleverd aan verbetering
van de bodemdiversiteit.
Door te helpen de bodem
te verbeteren, werken we
aan innovatie, kwaliteit
van de producten en aan
leveringszekerheid – con-
sistentie.”
Bodem is de basis van ons product
1110
MVO in het hart van de business
12
Dick
Roo
zen
- Su
peru
nie
Superunie koopt wereldwijd producten in voor 13 retailorganisaties in Nederland. Daarbij wordt het bedrijf geconfronteerd met MVOissues, waaronder toekomstige voedselzekerheid en misstanden in de keten. CEO Dick Roozen vertelt: “Duurzaamheid in de hele keten is inmiddels al lang geen vrijblijvend thema meer”
Een inkooporganisatie die voor 13 supermarktbedrijven werkt,
zoals PLUS, EMTE, Hoogvliet en Spar. In totaal omvatten deze
weer 1800 afzonderlijke winkels, waar 1 op de 3 Nederlanders
zijn dagelijkse boodschappen doet. Zo’n 6,5 miljard euro gaat
er in de organisatie om en er zijn 90 mensen werkzaam, van
wie een groot deel continu bezig is met het ontwikkelen en
inkopen van producten. Dit zijn zomaar wat getallen die dui-
delijk maken wat voor bedrijf Superunie is. Dick Roozen licht
verder toe: “Het is onze gezamenlijke schaalgrootte aan de
inkoopzijde die het voor onze leden mogelijk maakt om goed
te concurreren in de Nederlandse markt. Naast inkoop verzorgt
Superunie voor haar leden in toenemende mate logistieke en
financiële services en bewaakt zij kwaliteit, duurzaamheid en
voedselveiligheid.”
Geen bijzaak meer
Als Roozen het verleden en heden van de agrofoodsector
beschouwt, valt hem vooral één ding op: “Vroeger leek duur-
zaamheid een hype, een modegril, maar inmiddels is het kern-
taak geworden. Het is integraal onderdeel van bedrijfsbeleid,
de meeste bedrijven en steeds meer mensen beseffen inmid-
dels dat je er niet meer omheen kunt. Zoals president Obama
1312
rond de klimaattop in Parijs zei: ‘We zijn de eerste generatie
die de klimaatverandering voelt en de laatste die er iets aan
kan doen.’ Om een voorbeeld te geven, toen ik zo’n acht jaar
geleden bij Superunie ging werken, was duurzaamheid nog een
bijzaak. Inmiddels is dat wezenlijk anders. Neem bijvoorbeeld
PLUS, zij profileren zich echt op het thema duurzaamheid.”
Drie vragen
Eerlijk is eerlijk, als gezamenlijke inkoper heeft Superunie ook
te maken met supermarkten die wat meer op prijs zitten dan
op duurzaamheid. Hoe gaat Roozen daarmee om? Duurzaam-
heid en inkoopmanagement gaan heel vaak hand in hand. Zo
wil Roozen sinds een aantal jaar van elk in te kopen product
drie dingen weten: “Wat is de herkomst? Via welke wegen en
bewerkingen komt het product in de winkel? En welke ingre-
diënten en toevoegingen heeft het? Op die manier krijg je een
totaalbeeld van je product en je keten, en dus ook een goed in-
zicht hoe het met duurzaamheidsaspecten is gesteld. Dezelfde
inzichten gebruiken we om de ketens te optimaliseren, wat
steeds meer ‘direct sourcing’ (inkopen bij de bron) tot gevolg
heeft.”
Vroeger leek duurzaamheid een hype, maar nu is het een kerntaak geworden
14
De lat ligt hoger
Bij Superunie heeft dit beleid onder meer tot gevolg gehad
dat ze steeds meer de regie pakken in de keten, tot aan het
begin van die keten aan toe. Roozen: “Een goed voorbeeld is
thee. Wij kopen al jarenlang onze thee rechtstreeks in bij een
theebedrijf in Sri Lanka. Met dat bedrijf hebben we een hechte
relatie. Wij weten dus precies waar onze thee vandaan komt en
zijn met de leverancier op allerlei MVO-fronten hard aan het
werk. In aanvang vooral op de sociale aspecten maar recent
in toenemende mate ook op de ecologische aspecten zoals
CO2-impact. Een ander concreet voorbeeld is een van de meest
verkochte producten in supermarkten: bananen. Ook die kopen
wij rechtstreeks bij de bron in Ecuador en managen wij zelf de
totale keten tot in de winkel. Door goed zicht en controle bij de
oorsprong kunnen wij met onze Alvita bananen nu ook over-
stappen op Rain Forest Alliance. Bij samengestelde producten
zoals bijvoorbeeld een product als tomatensoep is dat lastiger.
Het is daarbij veel complexer om bijvoorbeeld de herkomst van
alle ingrediënten te achterhalen, daar focussen wij in eerste
instantie op de hoofdbestanddelen, maar uiteindelijk willen we
alles weten, 100% transparantie is ons doel.” Om de ontwik-
keling bij Superunie scherper te stellen: waar het bedrijf eerst
nog tamelijk vrijblijvend was op MVO-gebied, ligt de lat nu
beduidend hoger. Roozen: “Beantwoording van die drie vragen
is echt belangrijk voor ons. Als bedrijven niet in staat zijn om
antwoord te geven, dan gaan we kritisch kijken naar de samen-
werking, zeker als het een bedrijf is uit een land met een hoog
risicoprofiel. Duurzaamheid in de hele keten is al lang geen
vrijblijvend thema meer.”
1514
Interconnectiviteit
Tot slot nog een uitstapje naar het probleem van de be-
schikbaarheid van voedsel in de toekomst en de impact op
het milieu. Het verhaal is bekend: als de voedselproductie en
-consumptie in hetzelfde tempo doorgaan, dan zijn er straks
wel vijf wereldbollen nodig om de bevolking te kunnen blijven
voeden. Aangezien Superunie dagelijks met voedselproductie
te maken heeft, is hun visie op deze kwestie relevant. Roozen:
“Het probleem lijkt helder, maar de oplossing ingewikkeld. Het
is in verschillende opzichten zorgwekkend: in het westen be-
ginnen we te merken dat ons voedingspatroon niet optimaal is
– met obesitas als gevolg – terwijl in opkomende markten men
juist meer vlees en gemaksvoedsel gaat eten. In weer andere
delen van de wereld is er sprake van voedselschaarste. Zet dat
naast alle bewegingen op ecologische impact, diervriendelijk-
heid en sociale omstandigheden in verschillende productielan-
den. De oplossing is niet zomaar voorhanden. Zo zijn sommigen
er van overtuigd dat we zo veel mogelijk naar biologische
landbouw zouden moeten, om er maar eens een aspect uit te
nemen. Ik ben er van overtuigd dat je niet zonder intensieve
landbouw kunt, die efficiëntie is gewoon keihard nodig. Wel
moet je goed kijken naar manieren waarmee de negatieve im-
pact daarvan verminderd of zelfs weggenomen kunnen worden.
Wij kunnen met onze Alvita bananen nu overstappen op Rain Forest Alliance
16
Hier zou de biologische en de intensieve landbouw veel van
elkaar kunnen leren. Sowieso is het van belang dat de ketens
in zijn geheel bekeken dienen te worden en alle belangen, en
dat zijn er nog al wat, zorgvuldig gewogen dienen te worden.
Gelukkig komt er steeds meer bewustzijn van de wederzijdse
afhankelijkheid tussen verschillende schakels in de keten.
Daarom is de Retail steeds meer betrokken bij onderwerpen
die in andere delen van de keten spelen. Hiervoor is een goede,
transparante en toekomstgerichte samenwerking met onze
leveranciers en hun leveranciers noodzakelijk. Wij noemen dat
‘interconnectiviteit’.”
Voor de toekomstige generaties
Vanzelfsprekend leveren wij binnen de Retail al op heel veel
manieren onze bijdrage, daar zijn prachtige voorbeelden van:
Een recente zeer dicht bij huis is onder meer het opwaarde-
ren van reststromen. In de keten, immers minder verspilling
is minder kosten, maar ook in voorlichting naar consumenten.
We moeten met elkaar vooral dus steeds slimmere oplossingen
bedenken. En tak van sport waar we binnen Superunie steeds
enthousiaster over worden. Leidraad bij dit alles is voor mij een
anekdote van mijn vader, die vroeger op een bankje in het bos
een ANWB-poster zag met de tekst ‘Laat niet, als dank voor
‘t aangenaam verpoozen, den eigenaar van ‹t bosch de schil-
len en de doozen’. Daar zou iedereen vanuit zijn of haar eigen
mogelijkheden naar moeten handelen, voor de toekomstige
generaties.”
1716
3 Bodem is business
18
Chri
sty
van
Bee
k
Wag
en
ing
en
Un
iversit
eit
Research
De macht van bedrijven hangt steeds meer samen met het zeker stellen van ‘sourcing areas’. Daarbij gaat het niet alleen om fossiele grondstoffen en schaarse metalen, steeds belangrijker wordt datgene wat we eerder als gemeenschappelijk goed beschouwden: de bodem zelf. Wie zijn grond vruchtbaar weet te houden, kan producten blijven leveren. En dat is niet alleen cruciaal voor producenten, ook hande laren en retailers duiken op het thema ‘bodemvruchtbaarheid’.
“Je ziet steeds meer dynamiek van bedrijven rondom onze
bodem”, stelt Christy van Beek, programmacoördinator bij
Alterra, onderdeel van Wageningen University & Research
Centre. “Waarom? Bedrijven zien hun productie teruglopen en
de continuïteit van hun levering staat onder druk. Dat heeft
gevolgen voor de hele keten, van producent tot retail.”
Wat is er aan de hand?
“We verspillen miljarden dollars aan mislukte oogsten en ieder
jaar gaat 10 miljoen hectare vruchtbare grond verloren omdat
we er niet goed mee omgaan. Terwijl de behoefte aan voedsel
alleen maar toeneemt. Eerder werd gesteld dat de overheid dat
maar op moest lossen, maar je ziet nu dat steeds meer bedrij-
ven op dit probleem duiken. Dat is een interessante ontwikke-
ling, want dan kunnen oplossingen zich verder ontwikkelen.”
“Met de productie van gewassen trekken we nutriënten uit
de grond. Die vervoeren we in de vorm van groente en fruit
naar concentratiegebieden: steden en dichtbevolkte landen
als Nederland. In de productiegebieden ontstaat daardoor een
tekort aan die voedingsstoffen. De grond raakt uitgeput en
1918
meer oogsten mislukken. In dichtbevolkte gebieden ontstaat er
juist een overschot, dat zie je bijvoorbeeld aan de afvalberg en
de groene slootjes in ons landschap.”
In het rood
“Die uitputting van de bodem is te vergelijken met een bank-
rekening: als je er geld vanaf haalt – ook al doe je het in kleine
beetjes – raakt je rekening langzaam leeg. Je moet hem blijven
aanvullen, en als je rood staat moet je even wat extra’s storten.
Zo zit dat ook met de bodem. Als je landbouwgrond vruchtbaar
wil houden moet je er nutriënten in stoppen. Anders raakt het
langzaam uitgeput en groeit er uiteindelijk niks meer.”
Terug in de grond
“We moeten dus nutriënten terugvoeren van stedelijke naar
productiegebieden en die terugstoppen in de grond. Bijvoor-
beeld in de vorm van kunstmest en compost (organische
mest). Een combinatie van die twee is eigenlijk het beste.
Met kunstmest geef je een boost op kortere termijn. Dat kun
je heel efficiënt inzetten en afstemmen op bepaalde gewassen
en seizoenen. Met compost zorg je ervoor dat de bodem ook op
lange termijn gezond blijft.”
“Over kunstmest bestaan veel spookverhalen, maar een
plantje maakt het niks uit of voeding in de bodem chemisch
of natuurlijk van oorsprong is. Kunstmest is wel een moeilijk
product: de productie kan milieubelastend zijn en als je het
niet goed gebruikt beschadig je het milieu nog meer. Het gaat
om de juiste hoeveelheden, het juiste moment en slimme com-
binaties met compost.”
bodemkwaliteit is te vergelijken met een bankrekening: als je er geld vanaf haalt, raakt je rekening langzaam leeg
20
Circulair
“We moeten dus veel meer werken vanuit een circulaire ge-
dachte: wat je weghaalt, geef je ook weer terug. Je ziet daar
al interessante initiatieven op ontstaan, zoals de rozensector
in Ethiopië die zijn afval composteert (onder meer met Soil
& More). En er zijn ook al initiatieven in stedelijke gebieden
waar afval, rioolwater en bio-slurry (afval van bio-centrales)
wordt teruggevoerd naar productiegebieden. Daar zijn nog veel
mogelijkheden.”
Bodem versus energie
“Organisch afval is niet alleen geschikt voor compost, je kunt
er met biogascentrales ook energie mee opwekken. Daar-
mee heb je direct opbrengst, maar alleen op de korte termijn
(je verbrandt het afval). Als je organisch afval verwerkt tot
compost heb je er pas op lange termijn profijt van, doordat je
grond vruchtbaar blijft en je gewassen kan blijven produceren.
In die zin concurreert bio-energieopwekking eigenlijk met
bodemvruchtbaarheid. En de vraag naar energie neemt toe.”
Bedrijven
“De problemen rondom bodemvruchtbaarheid zijn dus niet
zomaar opgelost, maar het is erg positief dat bedrijven het nu
ook oppikken. Eerdere projecten liepen vaak na
2 of 4 jaar af, maar nu we projecten met onder-
nemers opzetten, onder meer in samenwerking
met MVO Nederland, brengen we iets in gang
dat blijft.”
“Het is wel heel anders werken met onderne-
mers: er moet korte termijn effect zijn en het
moet meteen toepasbaar zijn (‘on the ground’).
Dat daagt mij uit, daar moet ik tussen zien
te manoeuvreren. De bedrijven waar wij mee
samenwerken zijn natuurlijk wel de koplopers.
Maar als we met hen goede cases neerzetten,
dan ben ik er zeker van dat de rest volgt.”
De circulaire gedachte is: wat je weghaalt, geef je ook weer terug
2120
Duurzame druif en betere sinaasappel
22
Het verduurzamen van de fruitindustrie in India kent nogal wat uitdagingen, zoals Pascalle van Bergenhenegouwen van Jaguar, The Fresh Company, dat noemt. Welke zijn dat dan?
“Welke bestrijdingsmiddelen mogen wel en niet worden ge-
bruikt? Hoe ga je om met werktijden? Hoe zorg je voor veilig-
heid op de werkvloer?” Over deze vragen die Pascalle van Ber-
genhenegouwen (CSR&Quality bij Jaguar, The Fresh Company)
opsomt, bestaat in India vaak nog onduidelijkheid. Een van de
redenen: de hiërarchie in de
keten. Van Bergenhenegou-
wen: “Wij importeren druiven
via de grote Indiase exporteur
Mahindra. Maar onder dat
bedrijf hangen vele tientallen
smallholders. Die kleine boeren
hebben soms maar een hectare
land. Voor hen is het vaak lastig
om te voldoen aan minimale
sociale en milieunormen, veiligheids- en hygiëneaspecten. Het
kost ze geld, maar ook ontbreekt het ze aan kennis. In grotere
bedrijven is namelijk altijd wel iemand aangesteld die ‘kwali-
teit’ in zijn portefeuille heeft. Maar kleine boeren doen alles
zelf, van oogsten tot aan dit soort managementtaken. Vaak
hebben ze geen enkel idee van de westerse standaarden.”
Het is uniek dat de hele keten betrokken is
Pasc
all
e va
n B
erge
nhe
neg
ouw
en -
Jag
uar
2322
Hele keten betrokken
In een poging dit probleem op te lossen is er vanuit IDH een
werkgroep ontstaan waaraan ook Jaguar deelneemt. Om een
lang en projectmatig verhaal kort te maken: in India zijn
momenteel maar liefst zo’n 50 bedrijven in gesprek om con-
crete oplossingen te bedenken die de fruitproductie moeten
verduurzamen. Later dit jaar worden de eerste resultaten
verwacht. Wat deze case te maken heeft met veranderende
handelsrelaties in de sector? Alles. Van Bergenhenegouwen:
“Het is uniek dat de hele keten betrokken is. Retailers, hande-
laars, exporteurs, agents en boeren vormen nu geen schakels
op zich, maar zijn echt met elkaar op zoek naar oplossingen.
Iets wat we bij Jaguar trouwens sowieso al graag doen met onze
leveranciers: samenwerken, ze helpen bij de teelt. In dit project
wordt niet – zoals dat in het verleden wel ging – 1 stap in de
keten teruggezet, maar we gaan helemaal terug naar het begin
van de keten, met álle belanghebbenden.”
“Egyptenaren open voor verandering”
Een werkbezoek aan hun sinaasappelleveranciers in Egypte was
leerzaam voor Jaguar. Ja, veel op de bedrijven bleek voor ver-
betering vatbaar. Maar minstens zo belangrijk: de boeren staan
echt open voor verandering.
Dat de Egyptische boeren echt iets wilden doen met wat die
Nederlanders kwamen vertellen, was voor Jaguar ook best een
verrassing, zo vertelt Pascalle van Bergenhenegouwen. “We
hadden het niet verwacht. Maar ze zien heel goed in dat het van
belang is voor hun eigen toekomst. Wij zien genoeg markt voor
hun product en wij kunnen hun sinaasappels ook importeren.
Dat houdt echter in dat als ze aan ons willen leveren, ze ook
moeten voldoen aan bepaalde standaarden.”
24
Cultuurverschillen
Samen met een teeltspecialist bracht Jaguar in 2015 een
bezoek aan verschillende sinaasappelboeren. Van Bergenhene-
gouwen: “De teeltspecialist constateerde dat de productieme-
thode beter kon. Een andere manier van snoeien en besproeien
zou tot meer en betere sinaasappels kunnen leiden. Verder
merkten we dat het nodig was om een systeem van sociale en
milieunormen op te zetten, dat door audits getoetst kan gaan
worden. In de Egyptische cultuur is – om maar wat te noemen
– de rol van vrouwen in het arbeidsproces anders dan bij ons
in het Westen. Om een voorbeeld te geven: ze zijn het niet ge-
wend dat ik ze als vrouw opbel om iets als een certificaat op-
gestuurd te krijgen. Wij helpen ze nu om zaken te veranderen,
omdat we graag investeren in een duurzame, langdurige relatie
met onze leveranciers. Dit levert namelijk win-winsituaties
op. Een leverancier wordt continuïteit geboden, en dat heeft
weer een positieve uitwerking
op zijn medewerkers. Verder
worden de manier van werken
en de producten verbeterd
door kennis en ervaringen
te delen. Wij zelf hebben de
zekerheid dat we een bepaald
volume aan producten kun-
nen leveren én dragen bij het
verduurzamen van onze sup-
ply chain. Dat verduurzamen
van de keten is ook de reden
dat we mede-initiatiefnemer
zijn van The Soil Initiative
Fruit & Vegetables. Door bo-
demverbetering kan immers
het waterverbruik worden
teruggedrongen.”
Een andere manier van snoeien en besproeien zou tot meer en betere sinaasappels kunnen leiden
2524
arbeidsom-standighedenin de tuin-bouwsectorVolgens Pieter Goudswaard van MVO Nederland 26
Volgens Pieter Goudswaard van MVO Nederland
Van kwaliteit van de bodem tot arbeidsomstandigheden bij leveranciers. Tuinbouwbedrijven zijn voor steeds meer zaken verantwoordelijk. Toch zitten daar ook grenzen aan…
Een gesprek beginnen met een brede, abstracte vraag is altijd
een beetje tricky. ‘Hoe heeft de internationale tuinbouwsector
zich in de loop van de tijd ontwikkeld en wat zijn de gevolgen
voor de handelsrelaties?’ is zo’n vraag. Toch denk ik een helder
antwoord te kunnen formuleren. Je ziet twee grote lijnen: Ke-
tenverantwoordelijkheid en ketenverkorting.
Ketenontwikkelingen
De eerste is dat je als bedrijf steeds meer verantwoordelijk
wordt gehouden voor wat er in de hele keten gebeurt. Vroeger
strekte je verantwoordelijkheid zich uit tot aan de poort van
je bedrijf, bij wijze van spreken. Nu ben je aanspreekbaar op
onder meer de arbeidsomstandigheden, de salariëring en de
veiligheid van de gehele keten.
De tweede ontwikkeling in de sector heeft ook te maken met
die keten. Omdat bedrijven hun klanten willen leveren wat
ze hebben beloofd, maar wel te maken hebben met voedsel-
schaarste, gaan ze als het ware zelf terug de keten in. Een
heel concreet voorbeeld daarvan is MVO Nederland-partner
Olympic Fruit. Die zijn in Ethiopië bezig met het opzetten van
een eigen landbouwbedrijf, puur om zekerheid te krijgen dat ze
het hele jaar door kwalitatief goede groente en fruit hebben.
Gevolg van al deze ontwikkelingen is dat je je als bedrijf anders
moet organiseren. Je wordt een ander type bedrijf en hebt
andere specialisten nodig. Produceren is immers iets anders
dan controleren.
2726
Teruglopende bodemkwaliteit
Naast deze huidige veranderingen in de keten zijn er toekom-
stige uitdagingen op duurzaamheidsgebied. De kwaliteit van
de bodem, bijvoorbeeld. De kwaliteit van een product hangt
volledig af van de grond waarop je verbouwt. En in Nederland
zijn we jarenlang bezig geweest met het optimaliseren van de
productie. Dat wil zeggen: zo veel mogelijk uit de grond halen,
zo min mogelijk erin stoppen. Door deze lineaire, economische
benadering hebben we roofbouw op de grond gepleegd.
Heel langzaam begint het besef te komen dat bodemvrucht-
baarheid van groot belang is. Maar het duurt lang, ook omdat
de teruglopende kwaliteit van de bodem een soort sluipmoor-
denaar is. Je ziet het namelijk niet met eigen ogen, maar elk
jaar loopt die kwaliteit met een paar procent terug. Na een jaar
of tien merk je dan ineens dat de bodem is uitgeput.
Verantwoordelijkheid voor arbeidsomstandigheden
Een andere grote uitdaging is die verantwoordelijkheid voor
de keten. Daar zitten grenzen aan. De publieke opinie is steeds
meer gaan vragen van een bedrijf, dat het bijvoorbeeld vol-
ledig verantwoordelijk is voor de arbeidsomstandigheden in de
keten. Tot op zekere hoogte is dat terecht, maar het moet wel
realistisch blijven.
Neem een klein bedrijf dat slechts een fractie afneemt van
wat een producent produceert. Of arbeiders in Azië die maar
een heel klein deel van hun tijd werken aan jouw product. Tot
hoever ben je als bedrijf dan verantwoordelijk voor hun salaris
en arbeidsomstandigheden? De precieze verantwoordelijkheid
hangt van veel factoren af, zoals de grootte van je bedrijf, de
lengte van je keten en de grootte van de ketenpartijen, zoals
de producent.
28
Nieuwe werkelijkheid
Hoe moet je als Nederlandse handelaar of retailer met de nieu-
we werkelijkheid omgaan? Wat de verantwoordelijkheid voor de
keten betreft, dat probleem is te complex om als individueel
bedrijf aan te pakken. De branche zou de handen ineen moeten
slaan. Het is namelijk een collectief belang om eerlijke omstan-
digheden in de keten gezamenlijk vorm te geven. Je vergroot
de schaal, waardoor je samen een vuist kunt maken richting
producenten. Ook deel je de gevolgen die aanpassingen van
arbeidsomstandigheden hebben op de prijs. Want dat is nu nog
de hoofdreden dat veel bedrijven dit een eng onderwerp vin-
den: je weet niet wat de implicaties voor de kostprijs zijn. Dat
probleem neem je dus weg door het samen te doen.
Aangezien bodemvruchtbaarheid nog wat minder in de
spotlight staat, zal het daar langer gaan duren voordat er iets
gebeurt. In feite heb je daar enkele grote, belangrijke partijen
nodig die het voortouw nemen. De rest volgt dan vanzelf. Tesco
NURTURE, van de Engelse supermarktketen, is een voorbeeld
van een stap in de goede richting.
Pieter Goudswaard is Sustainable Business Developer bij MVO
Nederland. Hij geeft in dit artikel zijn visie op huidige en toe-
komstige ontwikkelingen in de tuinbouwketen.
2928
Perverse prikkels
30
Vol
ker
t En
gels
ma
n -
EO
STA
Weinig mensen zijn zo overtuigd van het belang van transparantie als Volkert Engelsman, directeur van Eosta. De hele keten moet volgens hem open en eerlijk communiceren over bijvoorbeeld de sociale en ecologische impact van een product. Eosta zelf geeft een goed voorbeeld met het ‘trace & tell’ systeem Nature & More.
“Geen duurzaamheid zonder transparantie.” Met deze expli-
ciete stelling maakt Volkert Engelsman, CEO van Eosta (dis-
tributeur van verse biologische groente en fruit), in één klap
duidelijk waar volgens hem de toekomst ligt van de tuinbouw-
sector. De keten móét transparanter. Engelsman licht verder
toe: “Old school handelsrelaties draaiden vooral om nieuwe
logistieke processen, om technologische innovaties. Denk
aan efficiëntere kasteelt. Begrijp me goed, dat blijft allemaal
belangrijk, maar in de toekomst komt de mens in de hele keten
centraler te staan en zal duurzaamheid en transparantie het
echte verschil gaan maken.”
De beerput van de anonimiteit
In Engelsmans visie betekent dit transparantie op drie gebie-
den. “Om te beginnen gezondheid. Consumenten realiseren
zich meer en meer dat gezondheid niet alleen afwezigheid
van ziekte is, maar ook alles te maken heeft met gezond eten.
Er moet dus meer transparantie komen over de gezondheids-
aspecten van voedsel. Hier moeten allerlei organisaties bij
betrokken worden, van NGO’s tot zorgverzekeraars. Als die
transparantie er eenmaal is, kunnen partijen in de keten ver-
volgens bewustere inkoopbeslissingen nemen.” Het volgende
Perverse prikkels
3130
thema waar meer helderheid nodig is: milieu. Engelsman:
“Water, klimaat, bodem, biodiversiteit, dierenwelzijn, energie.
Consumenten willen over deze planet-onder-
werpen worden geïnformeerd. In de huidige
situatie verdwijnt informatie over hoe hiermee
in de keten wordt omgegaan meestal in de
beerput van de anonimiteit. Hetzelfde geldt
voor de sociale impact van een product. Of het
nu om arbeidsomstandigheden gaat, om loon,
om educatie, om gelijke rechten: transparan-
tie hierover ontbreekt volledig. In de toe-
komst kan het niet zo zijn dat 50 procent van
de opbrengst van een product in de zakken
verdwijnt van een retailer die wordt gedreven door korteter-
mijnwinst, en dat maar 5 procent bij de teler terechtkomt.
Die perverse prikkels zullen onder de druk van de consument
steeds meer tot het verleden gaan behoren, het moet transpa-
ranter, duurzamer, eerlijker. Het kan niet meer zo zijn dat we
de kosten van gezondheid en milieu afwentelen op de toekom-
stige generaties”
Nature & More
Een belangrijke stap om tot meer eerlijkheid en transparan-
tie te komen heeft Eosta zelf gezet. “Wij hebben het ‘trace &
tell’-systeem Nature & More bedacht. Dit maakt duurzaamheid
transparant, meetbaar, managebaar én verzilverbaar. Verzilver-
baar, omdat partijen in de keten met behulp van dit systeem
verantwoording kunnen afleggen aan hun stakeholders.” Graag
vertelt Engelsman hoe Nature & More in de praktijk werkt:
“Concreet houdt het in dat je op bijvoorbeeld een mango een
postzegel aantreft met daarop het gezicht van de teler en
een QR- en cijfercode. Daarmee krijgt iedereen in de keten,
inclusief de consument, toegang tot informatie over de impact
van die mango op sociaal, milieu- en gezondheidsgebied. Dat
gebeurt met de duurzaamheidsbloem, een elegant model
waarin verschillende ecologische en sociale beoordelingssyste-
men zijn verenigd. De bloemblaadjes vertellen iets over wat de
betreffende mangoteler doet aan bijvoorbeeld bodemkwaliteit
of biodiversiteit. Het bloemhart geeft informatie over ‘vrij-
heid, gelijkheid, solidariteit’, met andere woorden: hoe gaat
Geen duurzaamheid zonder transparantie
32
de mangoteler om met zijn personeel en de lokale bevolking?
Door al deze informatie kan het zo zijn dat de ene biologische
mango een hogere duurzaamheidsscore heeft dan de andere.
Daaraan kan dan in de keten weer een economische waarde
worden gekoppeld.”
Werkelijke prijs
Wat dat laatste betreft – die economische waarde van een
product – wil Engelsman nog een toevoeging maken. “Wij gaan
namelijk nog een stap verder dan het transparant maken van
de ecologische en sociale impact van een product. Zo hebben
we onlangs op de Grüne Woche in Berlijn het Nature & More
True Cost of Food-initiatief gelanceerd. Kerngedachte is dat
voedselprijzen de ware kosten van voedselproductie moeten
weergeven, inclusief verborgen sociale en milieukosten. Con-
sumenten hebben recht op deze informatie. Terwijl interna-
tionale beleidsmakers de belofte van full cost accounting net
hebben ontdekt en dikke rapporten schrijven, brengt Nature
& More The True Cost of Food naar de markt. Zo maken we de
ware kosten van biologische tegenover gangbare producten
transparant op de winkelvloer. De True Cost of Food-campagne
is ontwikkeld in samenwerking met de FAO, die in 2014 een
baanbrekend Full Cost Accounting-onderzoek publiceerde.
De campagne wordt gesteund door de biologische koepelor-
ganisatie IFOAM en de Duitse Stiftung Ökologie und Land-
wirtschaft. Eerste berekeningen tonen overduidelijk aan: bio is
niet te duur, gangbaar is te goedkoop. De Berlijnse winkelketen
BioCompany gaat de werkelijke prijs als eerste communiceren.
Zo worden consumenten dus niet alleen goed geïnformeerd
over de impact van een product, maar wordt ook de échte prijs
van voeding duidelijk gemaakt. Over transparantie gespro-
ken…”
De ene biologische mango heeft een hogere duurzaamheidsscore dan de andere
3332
proof of profit
34
Onder meer door zijn Aholdachtergrond heeft hij heel wat ontwikkelingen in de tuinbouwsector meegemaakt. Op het gebied van voedselveiligheid bijvoorbeeld. Toch mist Roland Waardenburg, consultant bij TheRockGroup, de échte duurzaamheidsdoorbraak nog. “Er wordt te veel beloofd, te weinig waargemaakt.”
“De afgelopen jaren heeft er in de
tuinbouw enorme nadruk gelegen op
het bevorderen van voedselveilig-
heid. Boeren en telers hebben allerlei
veranderingen moeten doorvoeren.
Handelaren en retailers hebben
daarvoor niet veel hoeven doen. Ze
moesten zorgen dat ze aan voedsel-
veiligheidseisen voldeden. Het is nu
allemaal goed geregeld op voedsel-
veiligheidsgebied, tot aan overheids-
boetes bij overtredingen toe.”
“Hierna is men meer gaan nadenken over duurzaamheidsa-
specten in de keten. Maar zo goed geregeld als bij voedselvei-
ligheid is het nog lang niet. Laat staan dat de overheid bekeu-
ringen uitdeelt aan wie de zaken niet op orde heeft. Natuurlijk
zijn er wel dingen gerealiseerd, maar opvallend genoeg vooral
op sociaal gebied. Kinderarbeid, arbeidsomstandigheden, dat
soort zaken. Op het gebied van milieu wordt er vooral veel
beloofd en maar weinig waargemaakt. Kijk naar Fairtrade, hun
eisen bestaan voor 75 procent uit sociale normen.”
Op het gebied van milieu wordt er veel beloofd en maar weinig waargemaakt
Rola
nd
Wa
ard
enbu
rg -
The R
ockG
ro
up
3534
Een leverancier wil bepaalde garanties voordat hij kan investeren
Goede businesscase nodig
“Waar dat aan ligt? Het is nodig dat er een paar goede busines-
scases komen. Daaruit moet blijken dat een handelaar geïnves-
teerd heeft in het verbeteren van de milieu-footprint van een
teler én dat hij dit geld vervolgens heeft terugverdiend. Dat
blijkt lastig te zijn, ook omdat milieuverbeteringen doorgaans
moeilijker te meten zijn dan sociale. Dat is toch meer een af-
vinklijstje. Werktijden? Check. Gedwongen arbeid? Check.”
“Natuurlijk zijn er wel succesvolle duurzaamheidsprojecten.
Maar daarbij moet je dan een verschil maken tussen de proof
of charity en de proof of profit. Want de projecten die het zo
fantastisch doen, zijn stuk voor stuk gesponsord, al dan niet
door de overheid of andere publieke organisaties. Als zo’n
project vervolgens opgeschaald moet worden om het breder
toepasbaar te maken, blijkt de werkelijkheid weerbarstig, want
het kost meer geld. Of het resultaat is pas op lange termijn
zichtbaar. Voor echte verandering is daarom een proof of profit
essentieel: een investering moet bewezen winstgevend zijn om
blijvend succes te hebben.”
Investeren in relaties
“De rol van de leverancier is daarbij ook belangrijk. Stel je maar
eens voor dat je als leverancier te horen krijgt dat je een be-
paalde certificering moet halen die 5.000 euro kost. Dan wil je
wel graag dat je afnemer – die de certificering verlangde – ook
volgend jaar nog afnemer is. Een leverancier wil dus bepaalde
garanties voordat hij kan investeren.”
36
“Een mooi voorbeeld hiervan komt uit mijn Ahold-tijd. We werk-
ten samen met het Ghanese Blue Skies om verse fruitsalades in
de Nederlandse supermarkten te krijgen. Uiteindelijk kwamen
we tot langetermijnzaken met de producent, en dat bleek cru-
ciaal om sociale veranderingen te realiseren. Die overeenkomst
gaf hem zekerheid, een soort garantie. Daardoor is hij gaan in-
vesteren in zijn personeel. Dat wilde hij altijd al, de eigenaar was
echt intrinsiek gemotiveerd. Hij wist: als ik goed ben voor mijn
personeel, is dat personeel goed voor het product en is uitein-
delijk de klant veel meer tevreden. Het langdurige contract was
het laatste duwtje in de goede richting. En de gevolgen waren
enorm, zo had het bedrijf al in 2005 een vrouwelijke directeur,
dat was in die cultuur echt ongekend. Onze investering in de
relatie met de leverancier bracht dus sociale veranderingen met
zich mee.”
Om tafel
“Terug naar het milieu en die proof of profit. Er speelt zo veel
op milieugebied – klimaatverandering, bodemvruchtbaar-
heid, waterschaarste, het voeden van de wereldbevolking in de
toekomst. Wat telers en handelaren volgens mij moeten doen,
is een businessmodel uitdokteren waarmee het milieu gediend
is én waarmee ze hun eigen investeringen terugverdienen. Want
daar gaat het om: als er verdiend wordt, wordt verduurzaming
verder uitgerold.”
3736
Therapie voorkunstmest
Alles was kapot geboerd en dood gemest.
38
Pius
Flo
ris
- Pla
nt
Healt
h C
ureTherapie
voorkunstmest
Zieke grond beter maken. En gezonde grond nóg beter maken. Dat is in essentie wat Pius Floris met zijn bedrijf Plant Health Cure doet. Bodemvruchtbaarheid biedt perspectief voor telers en ondernemers.
Een gezonde grond betekent gezonde vruchten. Probleem: veel
van de wereldwijde bodem is onder meer door gebruik van
kunstmest en bestrijdingsmiddelen ziek of zelfs dood. “Het
gebruik van uitsluitend kunstmest maakt binnen twee jaar van
ongeacht welke bodemsoort een volstrekt afhankelijke junk.
Die zichzelf kapot maakt en niet meer zonder lijkt te kun-
nen,” zo beweert Pius Floris, directeur en adviseur van Plant
Health Cure. Zijn therapie bestaat uit plantaardige meststof-
fen in combinatie met mycorrhiza’s. Dat zijn schimmels die
ervoor zorgen dat planten voedingsstoffen beter opnemen en
het bodemleven in het algemeen verbeteren. “Het gebruik van
uitsluitend kunstmest maakt binnen twee jaar van ongeacht
welke bodemsoort een volstrekt afhankelijke junk.”
Schimmels als natuurlijke oplossing
Als ware ‘bodemdokter’ zet Floris het thema bodemvrucht-
baarheid graag op de kaart. “De mensheid leeft van de bodem,
de enige levensbron die we hebben. De techniek wil graag doen
geloven dat de bodem niet zo belangrijk is, want we hebben
toch kunstmest? Maar een echt vruchtbare bodem is in staat
gezonde planten voort te brengen en is daarnaast de beste
CO2-binder ter wereld. Maar omdat mensen verkeerd omgaan
met de bodem, is dit veranderd en geeft veel landbouwgrond
zelfs CO2 af.
3938
Mycorrhiza’s helpen de bodem te herstellen. Mycorrhiza’s
vergroeien met plantenwortels en zorgen zo voor een per-
fecte opname van mineralen. Omdat planten met mycorrhiza’s
meer elementen uit de bodem opnemen, wordt het voedsel
ook werkelijk voedzamer. Het merkwaardige is dat geen enkele
bemestingsrichtlijn ter wereld rekening houdt met deze my-
corrhiza’s. Om de groei van planten te stimuleren, wordt meer
kunstmest en fosfaat gebruikt waardoor de bodem verarmt.
Terwijl de oplossing met mycorrhiza’s even logisch en natuur-
lijk als noodzakelijk is.”
Kans voor ondernemers
Logisch, natuurlijk, noodzakelijk én voordelig. Bijvoorbeeld voor
de lokale teler. Floris: “Zijn eigen grond wordt niet armer maar
rijker door gebruik van mycorrhiza’s. Hij kweekt een betrouw-
baar gewas met minder ziektes. Daarnaast geldt ook nog eens
dat als je boeren beter met bodem leert omgaan, de productie
wordt vergroot. Bij dit alles kunnen Nederlandse ondernemers
helpen. Bijvoorbeeld door de kennis over mycorrhiza’s te ver-
spreiden onder de telers wereldwijd.”
De vele voordelen klinken bijna te mooi om waar te zijn. Als
mycorrhiza’s het ei van Columbus voor de bodem zijn en de
toekomst voor de hele keten kunnen betekenen, waarom is
de methode dan al niet veel wijder verbreid? Floris: “Oh, we
zijn voortrekkers in deze ontwikkeling. De kennis om mycor-
rhiza’s betrouwbaar toe te passen bestaat nog niet zo lang. De
grootste rem op de toepassing van deze schimmels zit bij de
producenten van kunstmest en fosfaat voor de landbouw. Zij
zijn afhankelijk van de verkoop van kunstmest en bestrijdings-
Alles was kapot geboerd en dood gemest
40
Het gebruik van uitsluitend kunstmest maakt de bodem een volstrekt afhankelijke junk
middelen. Met mycorrhiza’s neemt de behoefte van planten
aan water, bestrijdingsmiddelen en meststoffen enorm af.
“Met mycorrhiza’s neemt de behoefte van planten aan water,
bestrijdingsmiddelen en meststoffen enorm af.”
Overal ter wereld
De aanpak is de laatste jaren getest in een project in Spanje.
Floris: “Samen met universiteiten en lokale bedrijven hebben
we een perceel van 50 hectare volstrekt dode grond bewerkt.
Je moet je voorstellen: er groeide niets meer, alles was kapot
geboerd en doodgemest. De water vasthoudendheid van de
bodem was helemaal verdwenen. Wij zijn de grond met onder
meer mycorrhiza’s gaan bewerken en hebben de bodembiologie
veranderd. Binnen twee jaar was het weer land-
bouwgrond. Ter illustratie: de wortels van de ge-
wassen die wij hebben verzorgd, zijn 1.30 meter
diep gekomen, waarmee ze ongelimiteerd water
kunnen benutten. Terwijl die van de controle-
groep op 25 tot 30 centimeter bleven steken.”
“Alles was kapot geboerd en doodgemest.”
Op de vraag of een Spaanse bodem wel een-
op-een te vergelijken is met een bodem in
bijvoorbeeld Ethiopië of Costa Rica, antwoordt
Floris resoluut: “Als er in een gebied maar een
klein beetje water aanwezig is, kunnen we er
iets mee. Kortom, de methode kan echt overal
ter wereld worden toegepast. We werken op
deze wijze ook met aardappelboeren in Georgië,
biologische fruittelers in Roemenië en groente-
telers in Azerbeidzjan.
4140
Het wordt tijd dat de wereld leert dat 90% van de planten
wereldwijd in symbiose leeft met mycorrhiza’s. Elk landbouw-
systeem waar geen gebruik wordt gemaakt van deze kennis is
gedoemd om te mislukken. We kunnen niet langer leunen op
toeval en de onvoorstelbare veerkracht van de natuur. “Als er
in een gebied maar een klein beetje water aanwezig is, kunnen
we er iets mee.”
Mondiale landbouwvernieuwing
Veel critici zijn er volgens Floris niet meer. “Tien jaar gele-
den werd er nog hard gelachen om wat we deden. Volgens de
bemestingsnormen konden mycorrhiza’s toch niet werken?
Wij redeneerden anders: hoe kun je dat nou weten als je het
nog nooit hebt geprobeerd? Mensen zijn zo geneigd om vast
te houden aan dat wat ze eerder geleerd hebben. Nu worden
we serieus genomen, al zal er een enkeling blijven die ons niet
begrijpt. Nee, ik heb geen idee wat die precies tegenwerpt.
Het interesseert me ook niet, onbekend maakt onbemind, denk
ik dan maar.” Dat zo veel mensen als een blad aan een boom
omdraaien, heeft volgens Floris ook te maken met de land-
bouwvernieuwing die mondiaal plaatsvindt. “Heel langzaam,
maar heel zeker gaan ondernemers zich anders gedragen.
“Heel langzaam, maar heel zeker gaan ondernemers zich an-
ders gedragen.”
Zo werk een groep vooruitstrevende ondernemers samen
met MVO Nederland aan projecten voor bodemverbetering bij
hun eigen telers in ontwikkelingslanden. En in 2030 willen de
Nederlandse fruithandelaren alleen nog maar duurzaam ge-
produceerd fruit importeren. Een vruchtbare bodem levert een
belangrijke bijdrage daaraan en heeft de toekomst.”
42
Langzaam, maar zeker gaan ondernemers zich anders gedragen
4342
de 3 belangrijkste ontwikkelingen in de tuinbouwsectorvolgens Peter Verbaas van GroentenFruit Huis
44
Er zijn op dit moment drie grote ontwikkelingen gaande in de tuinbouwsector: Twee internationale en één nationale. Hier kunnen Nederlandse ondernemers niet meer omheen.
1 . Meer samenwerken om aan de wereldtop te blijven
De Nederlandse tuinbouwsector is absolute wereldtop. In
Nederland kunnen wij het hele jaar door alle producten leve-
ren, die ook nog eens van topkwaliteit zijn en gepaard gaan
met een uitstekende logistiek en een hoge servicegraad. Onder
meer dankzij het gunstige zeeklimaat, en uiteraard de Rot-
terdamse haven en Schiphol. Maar vooral ook dankzij continue
vooruitstrevendheid. Denk aan de in Nederland ontwikkelde
groenterassen en innovatieve klimaatsbeheersingstechnieken
voor kassen en logstieke faciliteiten.
Zo is Nederland als klein land een heel belangrijke internati-
onale handelspartner, iets wat nogal eens onderschat wordt,
bijvoorbeeld op Europees politiek niveau. Dat we tot wereld-
top behoren wil echter niet zeggen dat we daar automatisch
blijven. We moeten ons dus blijven ontwikkelen. Nederland is
historisch gezien een coöperatief land, waar men veel kennis
deelde met elkaar. Door de toenemende competitiedelen be-
drijven minder makkelijk informatie. Dit wordt deels gecom-
penseerd door de heel grote bedrijven, die zelf aan onderzoek
en ontwikkeling doen. Maar wanneer we als Nederlandse
tuinbouwsector internationaal toonaangevend willen blijven,
moeten individuele bedrijven meer samenwerken, meer als
collectief optreden. Om als klein land met vereende krachten in
onderzoek en ontwikkeling te investeren.
4544
2. Productieverschuiving naar het buitenland
Dit is de grootste trend. Nederland is geen walhalla meer
zoals het dat vroeger wel was. Door wet- en regelgeving en
prijs, is Nederland voor bedrijven elders ter wereld een minder
aantrekkelijke handelspartner dan vroeger. Je moet daarom
meer en meer zorgen dat je de gunfactor bezit, zodat men
vanuit het buitenland toch producten blijven sturen. Hoe krijg
je als Nederlands bedrijf die gunfactor en blijf je aantrekkelijk
als handelspartner? Bijvoorbeeld door de telers uit ontwikke-
lingslanden te helpen een markt op te zetten en zo een betere
toekomst te verdienen.
Nederlandse kennis en innovatie moeten worden ingezet om
buitenlandse productie te versterken. Denk aan de genoemde
veredeling van groenterassen, kastechnieken en kennis van
de logistieke keten – van zaadje tot export - , maar ook aan
structuren die nodig zijn voor een lokale afzetmarkt. Zo ont-
staat een win-winsituatie. Een lokale markt kan zich ontwik-
kelen, wat uiteraard positief is voor de economie ter plaatse,
en uiteindelijk profiteert ook het Nederlandse bedrijfsleven
ervan. Een deel van de producten krijgt de lokale markt als
bestemming, het andere deel komt onze kant op en gaat de
wereldmarkt op.
Het is echt een illusie om te denken dat je alleen maar in
Nederland kunt blijven produceren, maar we moeten ook niet
alles uit het buitenland halen. Nederlandse bedrijven moeten
zich richten op niches, op innovatieve producten. Naast lokale
behoefte zal de rest van de productie elders plaatsvinden, in
Europa, of op andere plaatsen in de wereld. Het is de uitdaging
voor de Nederlandse ondernemer om daar een slimme rol in te
spelen, om dat goed te organiseren.
46
3. Energiegebruik vraagt om creativiteit
Dit is meer een nationaal probleem. Het energiegebruik in
de Nederlandse tuinbouwsector is nog enorm, denk aan het
verwarmen van kassen en koelen van voorraden. Voor een
energieneutrale situatie zijn twee dingen nodig: creativiteit en
investeringen. Helaas is er nauwelijks financiële ruimte in de
sector. Om dit MVO-probleem op te lossen is dus veel creati-
viteit nodig.
Gelukkig zijn er mooie initiatieven te signaleren, zo wordt in-
dustriële CO2 hergebruikt. Ook in het Westland gebeurt veel.
Er wordt onderzocht of de restwarmte uit de Rotterdamse
haven te gebruiken is in het Westland. Verder is een groep
bedrijven en overheden onder de naam Federatie Vrucht-
groenteOrganisatie bezig met de herbezinning op de situatie
in het Westland. Daarbij buigen ze zich ook over het energie-
vraagstuk. Dit is meteen een goed voorbeeld van de zo nood-
zakelijke samenwerking.
Peter Verbaas is adjunct directeur van GroentenFruit Huis.
Hij geeft in dit artikel zijn visie op de (inter)nationale ontwik-
kelingen in de tuinbouwsector.
4746
Een verhaal over zuivere koffie
48
Guid
o va
n S
tav
eren
va
n D
ijk
- M
oye
e C
off
ee
De arme kant van de keten verdient een heel klein beetje, de rijke kant verdient gigantisch veel. Maar als het aan Guido van Staveren van Dijk ligt, is gelijkwaardigheid het toverwoord voor de toekomst. Hij pleit voor een revolutionair andere manier van zaken doen. Met Moyee Coffee laat hij zien hoe het kan.
Moyee Coffee is meer dan het zoveelste koffiemerk dat ‘iets
goeds wil doen’. Het is radicaler, rebelser, resoluter, revolutio-
nairder. Moyee Coffee geeft de koffieboeren namelijk écht een
eerlijke prijs. Straks meer over het hoe en wat, nu eerst over
het waarom. Guido van Staveren van Dijk richtte Moyee Cof-
fee op toen hij via een project in Congo min of meer toevallig
in aanraking kwam met de koffieketen: “Ik ontdekte tot mijn
schrik dat de keten werd beheerst door vijf grote multinati-
onals. Deze zorgden ervoor dat er in de loop der jaren steeds
minder geld achterblijft in koffieproducerende landen! Daar-
naast wordt ook steeds minder waarde toegevoegd in deze
landen namelijk nog maar 2%. Bijna alle koffie die wij drinken
komt uit landen die ontwikkelingshulp ontvangen. Nergens
voor nodig. Activiteiten als het branden van koffie vindt bij-
voorbeeld in Europa plaats, inclusief alle werkgelegenheid die
daarbij hoort. Toch was dit niet eens de echte trigger om met
Moyee Coffee te starten…”
50/50
Want Van Staveren van Dijk was geschokt door de misstanden
in de keten, maar hij wist ook dat duurzame koffie aan een op-
mars bezig was. Volgens zijn informatie was al zo’n 44 procent
van de koffie duurzaam, en dat percentage was snel stijgende.
4948
Totdat hij nader onderzoek deed. “Toen ik het werk van or-
ganisaties als UTZ Certified, Rainforest Alliance en Fairtrade
eens goed bestudeerde, werd ik echt boos. Want hun werk –
hoe nobel ook – heeft weinig te maken met de economische
ontwikkeling van een land, met living wages, en echt eerlijke
prijzen voor een boer. Op het moment dat ik dat besefte, dat
de partijen die we vertrouwen toch geen grote veranderingen
in een land kunnen bewerkstellingen, wist ik dat het roer radi-
caal om moest.” Het omgooien van het roer leidde uiteindelijk
tot Moyee Coffee uit Ethiopië en het achterliggende FairChain-
principe. Kort gezegd houdt dit principe in: de boer teelt de
koffie en krijgt er een 20% hogere prijs voor, de koffiebonen
worden vervolgens in Ethiopië verwerkt waardoor er 300%
meer geld achterblijft , Moyee Coffee zorgt ten slotte voor de
export en verkoop. Van Staveren van Dijk: “Gelijkwaardigheid
is een van onze uitgangspunten. Gelijkwaardigheid volgens
het 50/50-idee: De helft voor het koffie consumerende- en de
helft voor het koffieproducerende land”
Het 50/50-idee: De helft van de opbrengst voor het koffieconsumerende-en de helft voor het koffieproducerende land
50
Karavanen gelukszoekers
Die boeren waren eerst op zijn zachtst gezegd sceptisch toen
ze van de plannen hoorden. Van Staveren van Dijk: “Die hebben
in al die jaren karavanen gelukszoekers zien langstrekken die
hun NGO-zakken kwamen vullen ten koste van hen, die arme
boeren. Om deze terechte scepsis weg te nemen heb ik in één
klap hun hele oogst opgekocht, om te laten zien dat het me
menens was. Ik had daardoor ineens 24.000 kilo koffie, maar
nog geen klanten.” Met die klantenkring gaat het inmiddels
prima, en zelf is Moyee Coffee nog volop in ontwikkeling.
Het FairChain-principe heeft volgens Van Staveren van Dijk
namelijk niet alleen betrekking op de economische en sociale
duurzaamheidsaspecten. “Maar ook op de ecologische duur-
zaamheid. Dat thema zijn we momenteel aan het verkennen.
Daarbij moet je denken aan vragen als hoe we de koffieop-
brengst kunnen verhogen met behoud van de biodiversiteit.
En hoe we gedegradeerd land kunnen herstellen. Genoeg uit-
dagingen dus.”
Ja. Van Staveren van Dijk is ervan overtuigd dat FairChain ook
toepasbaar is op, om maar eens wat te noemen, de tuinbouw-
sector. “FairChain is veel groter dan Moyee Coffee. Cacao, zout,
groente en fruit – ook daar kunnen de FairChain-principes
prima werken. Je moet zo denken: elk product dat je in de
supermarkt uit een schap trekt, kan veel en veel beter.”
Ik heb in één klap hun hele oogst opgekocht, om te laten zien dat het me menens was
5150
Let’s go topless
52
Meegaan met schaalvergroting of je richten op een niche. Meer smaken in de AGFsector zijn er niet volgens Hugo Vermeulen en Nic Jooste van Cool Fresh International. Zij ontwikkelden een ananasassortiment voor verschillende doelgroepen.
Reis! Dat is het advies dat Nic Jooste, Marketing & MVO Di-
recteur bij Cool Fresh International, aan andere ondernemers
wil geven. Want alleen door veel te reizen kun je inspelen op
de ontwikkelingen in de tuinbouwsector. Jooste: “Een van die
ontwikkelingen is de schaalvergroting. Kleinere producenten
sluiten zich aan bij grote exportorganisaties die door hun
schaalgrootte voordeel halen in de logistieke keten. Denk aan
kostenbesparing en bundeling van volumes.”
“In onze ogen is er maar één alternatief voor het meegaan in
die schaalvergroting en dat is je als kleiner bedrijf richten op
niches in de markt. Niches waar je toegevoegde waarde kunt
bieden. De grijze muizen – de bedrijven die niet kiezen voor
schaalvergroting of voor een niche – komen in gevaar. Kiezen
voor een niche betekent automatisch veel reizen. Naar nieuwe
productielanden, zoals Peru. Maar ook naar klanten over de
wereld. Hoe ziet de lokale samenleving eruit? Hoe zitten win-
kels in elkaar? Hoe eten mensen? Hoe transporteren zij hun
voedsel? Met als belangrijkste vraag: hoe kunnen wij als bedrijf
toegevoegde waarde bieden voor die consument?”
“De grijze muizen komen in gevaar.”
Nic
Joo
ste
- Co
olf
resh
5352
Een merk met een verhaal
Een van de vele voorbeelden van hoe Cool Fresh op die niche-
ontwikkeling heeft ingespeeld, is de ananas. Algemeen Direc-
teur Hugo Vermeulen: “Wij zijn heel bewust niet op de trein van
de grote volumes gesprongen, maar hebben ervoor gekozen
om een merk te ontwikkelen. BonSweet is een merk met een
verhaal, met een mooie verpakking en met verschillende labels
voor verschillende doelgroepen. Deze nichemarkten waren
bereid te betalen voor de specifieke smaaksensatie en het
verhaal eromheen.” Grote gemene deler van al deze uit Costa
Rica afkomstige ananassen: ze zijn Rainforest-gecertificeerd.
Vermeulen: “Dit is een eis van de meeste supermarkten aan
het worden. Producten zonder MVO-certificering hebben
simpelweg minder kans om in een supermarktschap te komen.
MVO-certificering voor producten wordt in de toekomst net zo
normaal als certificeringen voor voedselveiligheid.”
Groen en rijp
Buiten deze certificering zijn de BonSweet-labels heel ver-
schillend. Nic Jooste: “BonSweet Blue is de ‘massa-ananas’
voor het grote supermarktsegment. Een vrij standaard groene
ananas van hoge kwaliteit, beschikbaar in grote volumes.
BonSweet Black is toegespitst op de specifieke smaak van
Zuid-Europese landen. Deze ananas is wat geler en rijper.
De BonSweet Select is een absolute topananas, een premium
product, onder meer voor restaurants. Tot slot ontwikkelen we
een extra milieubewuste ananas: de BonSweet Topless. Omdat
wij denken dat die inspeelt op toekomstige behoeften van alle
partijen.” “Wij ontwikkelen een extra milieubewuste ananas:
de BonSweet Topless.”
Alleen door veel te reizen kun je inspelen op de ontwikkelingen in de tuinbouwsector
54
Topless
De Topless is een ananas zonder kroon. Waarom eigenlijk?
Jooste: “Die kroon voegt geen enkele waarde toe, is alleen
cosmetisch. Bovendien is het een potentiële broedplaats van
schimmels. Een ananas zonder kroon bespaart veel kosten bij
het verschepen, die weer teruggaan naar de boer. Waar er zes
ananassen met kroon in een doos gaan, passen er acht zonder
kroon in diezelfde doos. Op diezelfde manier levert deze ana-
nas ook minder CO2-uitstoot op. En bovendien minder afval,
‘less waste, same taste’. In Costa Rica zijn ze aan het bekijken
of ze ter plaatse de kronen kunnen tot schone energie kun-
nen verwerken, of de kroonmateriaal kunnen gebruiken voor
andere toepassingen.”
“Bij de BonSweet Topless zijn er nog wel wat hindernissen te
overwinnen. De retailer snapt de voordelen helemaal, alleen
de consument ziet ze nog niet. Voor hem lijkt er iets mis met
een ananas zonder kroon. Daarnaast moet ook de produc-
tie op een dergelijke ananas worden afgestemd. De keten is
gewend aan een ananas met kroon en moet dus omschakelen.
Hoe dan ook geloven we ook in de toekomst van dit niche-
product.”
De retailer snapt de voordelen helemaal, alleen de consument ziet ze nog niet
5554
Superkansen voor Agri-ondernemers
Veel landen met problemen kijken naar ons, hoe wij het doen!
56
Nie
k B
otde
n -
Ho
rtiS
olu
tio
ns
Naar het buitenland verschuivende productie en een groeiende wereldbevolking. Dat zijn grote ontwikkelingen waar de Nederlandse land en tuinbouwsector op moet inspelen, volgens Niek Botden van HortiSolutions Holding BV. “Nederlandse agrarisch ondernemers hebben goede kansen dankzij hun netwerk, kennis en kunde.”
“We zijn een klein land, maar zijn desondanks een internatio-
nale megaspeler in de land- en tuinbouwsector. Op het gebied
van productie en handel bijvoorbeeld, maar ook in het leveren
van hardware en kennis. Wist jij dat Nederland een van de
grootste koffie- en cacaohandelaren ter wereld is? Terwijl er in
ons land geen koffie- of cacaoboon wordt geteeld! Maar ook
op productiegebied gooien we hoge ogen, denk aan snijbloe-
men, potplanten, (glas)groenten, aardappelen, zaden en zuivel.
Dit alles dankzij onze mentaliteit van mouwen opstropen en
gaan. En de kennisvoorsprong die we in al die jaren hebben
opgebouwd.”
“We staan nu aan de vooravond van een nieuw hoofdstuk,
waarin we met nieuwe verdienmodellen onze toppositie moe-
ten behouden. Ondernemerschap en doorzettingsvermogen
zijn daarvoor een must.” Het verbinden van vraag en aanbod,
van netwerken, kennis en kunde, dat is waar Niek Botden zich
op richt. Hij heeft veel internationale contacten en ziet dan ook
de belangrijke rol die Nederland op het mondiale agropodium
speelt.
5756
Hoge kostprijs
Toch is er een verandering gaande: “Primaire productie ver-
schuift langzaam maar zeker naar het buitenland, als het om
massaproductie met kleine toegevoegde waarden gaat. In
Nederland is de kostprijs van een product door arbeids-, ener-
gie- en milieukosten behoorlijk hoog geworden. Dat maakt het
lastig om internationaal te kunnen concurreren. In het buiten-
land beseft men in steeds meer dat door gebruik te maken van
nieuwe productietechnieken ook in de eigen regio kan worden
geproduceerd. Kortom, in landen waar de kostprijs lager is
gaan ze nu zélf produceren.”
Nederlandse bedrijven hoeven dit volgens Botden niet met
lede ogen aan te zien. “Je moet Nederlandse kennis en kunde
beschouwen als een groot exportproduct. Veel ondernemers
en kennisinstellingen doen dat ook al, ze verkopen die kennis.
Logisch, want links- of rechtsom gaat de concurrentie uit het
buitenland die kennis toch wel een keer verwerven. Dan kan je
als Nederlands agro-bedrijf maar beter zorgen dat je onder-
deel uitmaakt van die nieuwe ketens.”
Korte termijn
Een andere oplossing kiezen de Nederlandse bedrijven die
hun eigen productie (deels) naar het buitenland verschuiven.
Botden: “De groei van de tuinbouwsector in bijvoorbeeld Oost-
Afrika – in landen als Kenia en Ethiopië – is voor een groot
deel te danken aan Nederlandse ondernemers die daar gaan
produceren. Om de kostprijs competitief te houden, maar ook
gebruik te maken van het uitstekende teeltklimaat.”
Toch heeft Botden een ander advies voor Nederlandse onder-
nemers: “Kennis exporteren en productie naar het buitenland
verplaatsen is vooral voor de korte termijn goed. Op lange
termijn verliezen we dan als land onze kennisvoorsprong, want
ook het buitenland zit niet stil in kennisopbouw. En Neder-
landse agroproductie- en kennisinstellingen kunnen alleen
maar innovatie blijven bieden als er ook veel bedrijven in ons
land zijn die in onderzoek en ontwikkeling willen investeren.
En die noodzaak voelen ze minder als ze naar het buitenland
58
vertrekken. Voor het toekomstperspectief van de Nederlandse
tuinbouwsector zou het dan ook goed zijn als bedrijven in ons
land samen nog meer een blok vormen, samen investeren in
onderzoek, ontwikkeling en keteninnovaties om de voorbeeld-
positie te behouden.”
Efficiency als oplossing
Dit surplus van netwerk, kennis en kunde in Nederland komt
ook van pas bij de tweede grote ontwikkeling die Botden
schetst: de groei van de wereldbevolking. “Het verhaal is
bekend: in 2050 wonen er zo’n 9 miljard mensen op aarde. De
grootste groei vindt plaats in de niet-westerse wereld, en dan
vooral in steden. Grote vraag: hoe gaan we al die stadsmensen
voeden? De metropolen in vooral Azië worstelen met die vraag.
Meer mensen moeten gezond en veilig te eten krijgen, terwijl
ze minder land en water tot hun beschikking hebben. En terwijl
kosten voor productie, zoals meststoffen en gewasbescher-
ming, stijgen.”
“Om die mensen in de steden te kunnen blijven voeden, is
vooral een enorme efficiencyslag nodig. De productie in die
landen is laag en in de keten is sprake van veel uitval. Zo’n
40 tot 50 procent van het voedsel komt uiteindelijk niet bij de
consument terecht.” In Nederland zijn we juist enorm goed in
efficiënt produceren en verwerken, mede door de hoge grond-,
arbeid- en energieprijzen. Botden: “Sterker nog, we zijn we-
reldleider op dat gebied. Onze keten is goed ingericht, met
maar 5 tot misschien 10 procent uitval. De arbeidsomstandig-
heden zijn optimaal, het water-, meststoffen- en energiege-
bruik minimaal, het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen
idem dito.”
Dus? Botden: “Er liggen in mijn ogen in de komende jaren
superkansen voor Nederlandse ondernemers. Al die landen met
hun problemen kijken naar ons, hoe wij het doen! Het is een
perfect moment voor Nederlandse bedrijven om te participe-
ren en te investeren in lokale producenten waar dan ook ter
wereld.”
5958
It is no longer a one man show 60
Keb
ba C
olle
y - I
DH
Samenwerken. Dat is niet alleen de ontwikkeling in de groente en fruitsector die Kebba Colley (IDH) bespeurt, maar ook het advies dat hij Nederlandse ondernemers geeft.
“It is no longer a one man show.” Met die woorden schetst
Kebba Colley de groente- en fruitsector anno 2015. Colley is
Senior Program Manager Fruits & Vegetables bij The Sustaina-
ble Trade Initiative (IDH). In het verleden werkte Colley onder
meer bij Ahold, waar hij zich inzette voor een duurzame keten.
Zijn hoofdtaak was het overtuigen en meekrijgen van produ-
centen, zodat ze zouden voldoen aan sociale en milieunormen.
Bij IDH managet hij het Sustainability Inititiative Fruits and
Vegetables (SIFAV). Colley: “Dat programma heeft als doel de
import van groenten en fruit uit Afrika, Azië en Zuid-Amerika
in 2020 voor 100 procent duurzaam te laten zijn.” Om dit te
bereiken werkt hij met de hele sector. “Dus ik heb weer veel te
maken met producenten.” Momenteel hebben 40 organisaties
het SIFAV-convenant getekend, en zijn er 11 producersupport-
projecten in volle gang. “Het convenant zorgt ervoor dat de
sector gezamenlijk werkt aan verduurzaming van de keten,
waardoor er op grotere schaal wordt gewerkt en belangrijke is-
sues makkelijker met elkaar worden opgelost. Duurzaam staat
hierbij voor verbetering op het gebied van milieu en sociale
aspecten zoals arbeidsomstandigheden.”
6160
Competitie
Terug naar Colleys openingsquote. Volgens hem is dé grote ontwikkeling in de sector dat alle bedrijven – van producen-ten tot handelaren, retailers en overheden – meer en meer gaan inzien dat ze het niet in hun eentje kunnen. “Alleen samen kun je een vuist maken om duurzaamheid écht te realiseren in de keten. Het vereist dat alle betrok-kenen samenkomen om als groep de problemen een voor een te tackelen. Bedrijven die hun competitie met andere bedrijven aan de kant zetten, zien welke voordelen het oplevert, namelijk echte verandering in de keten, en dus tevreden klanten.”
Dat moet Colley toch even uitleggen. “Consumenten willen
meer en meer duurzame groenten en fruit. Dat betekent dat
Nederlandse bedrijven daar iets mee moeten. Ze kunnen dat in
hun eentje proberen, maar dan bereik je nooit zoveel als met
samenwerking. Grote bedrijven en overheidsorganisaties die
kennis delen krijgen veel meer voor elkaar bij producenten in
ontwikkelingslanden.”
Bedrijven die hun competitiedrang aan de kant zetten, zien welke voordelen het oplevert
62
Belangrijk is dat ze daar niet gaan vertellen dat die lokale pro-
ducenten aan bepaalde eisen moeten voldoen. Colley: “Nee, ze
moeten vooral uitleggen hóe ze aan die eisen kunnen voldoen.
Dus niet opleggen, maar helpen.” Producenten in staat stellen om
veranderingen door te voeren. En dat is nodig, want volgens Colley
hebben veel producenten de klok horen luiden, maar weten ze niet
waar de klepel hangt.
Productzekerheid
Het einddoel: producenten die geaudit kunnen worden. Colley:
“Zo kun je precies zien wie aan welke normen voldoen. En hoe de
vorderingen zijn in de loop der tijd.” Maar wie denkt dat het om
certificering alleen gaat heeft het mis. Colley: “This goes beyond.
Want uiteindelijk help je op deze wijze kleine, lokale boeren en
telers met hun ontwikkeling. Alleen zo kan een transparante,
duurzame keten het resultaat zijn. Dat is niet alleen goed voor die
boeren en telers zelf, maar ook voor de Nederlandse ondernemers.
Zij hebben productzekerheid voor de toekomst.”
Dat is niet alleen goed voor die boeren en telers zelf, ook de Nederlandse ondernemers hebben productzekerheid voor de toekomst 63
62
Uien tijdens de buien
64
Slimme uienteelt in Senegal door Van Oers United levert tal van voordelen op. Zelf vindt het bedrijf de sociale voordelen (werkgelegenheid!) de belangrijkste. Duurzaamheidsmanager Maria Oliveira: “We kunnen onze ruim 3.000 medewerkers nu meer en langer werk bieden.”
Teeltbedrijf Van Oers United produceert en levert het hele
jaar door verse groenten. Het heeft daarbij vooral retailers als
handelspartner. Duurzaamheidsmanager Maria Oliveira ziet
de laatste jaren een belangrijke ontwikkeling in die relaties:
“We zien bij Van Oers de trend dat retailers allerlei duurzaam-
heidseisen stellen, waaronder eisen op het gebied van sociaal
compliance waaraan onze groenten moeten voldoen. Zijn ze
bijvoorbeeld geteeld onder de juiste arbeidsomstandigheden?
Allemaal positieve ontwikkelingen, die de belangstelling van
retailers laten zien om verduurzaming van de sector te sti-
muleren. Probleem daarbij is dat het per land – en soms zelfs
per retailer – kan verschillen welke eisen worden gesteld. Om
een voorbeeld te geven: in Engeland werken ze met het audit-
systeem SMETA om sociale standaarden te auditen, terwijl
ze in grootste deel van Europa BSCI gebruiken. In Duitsland
werd recent door een belangrijke retailer de module GRASP
geëist als sociale standaard. Wij moeten deze eisen zien te
integreren in onze bedrijfsvoering, en vaak betekent dat veel
maatwerk leveren. In de toekomst kan dit zo niet langer, dat
beseffen gelukkig veel partijen. Via platforms als MVO Neder-
land en IDH zitten alle stakeholders nu geregeld samen aan
tafel om te kijken of er harmonisatie mogelijk is. Of al die soms
op detailniveau verschillende eisen niet beter kunnen worden
gestroomlijnd.”Ma
ria
Oli
vei
ra -
Van
Oers U
nit
ed
6564
Meer werkgelegenheid
Overigens, met het voldoen aan sociale eisen zit het bij Van
Oers’ groenten wel goed. Illustratief is een van de projecten
in Senegal. In dit West-Afrikaanse land produceert Van Oers
sperziebonen, zoete maïs, fijne bonen en bosuien. Dat kan
echter niet het hele jaar door. Oliveira: “Vanwege het klimaat
worden deze gewassen enkel in het winterseizoen geteeld voor
de Europese markt. Om de bodemvruchtbaarheid en gezond-
heid van de bodem te behouden, zochten wij een tussengewas
om aan de crop rotation toe te voegen. Uiteindelijk heb-
ben we gekozen voor uien.” Er is een grote lokale markt voor
uien, maar in het regenseizoen (pakweg van juni tot oktober)
is er geen teelt mogelijk en worden heel veel uien in Senegal
geïmporteerd. Oliveira: “Wij zijn ter plekke een type ras gaan
telen dat wat resistenter is tegen schimmelinfecties. Het kan
dus worden geteeld onder regenachtige condities. Deze uien
worden na de teelt gekoeld en opgeslagen in speciale ruimtes.
Dit alles zorgt ervoor dat lokaal geteelde uien nu ook in een
deel van de regenperiode in Senegal gewoon beschikbaar zijn.
Met overheden en lokale partners zijn we daarnaast in gesprek
gegaan om te kijken hoe wij andere lokale telers kunnen inte-
greren in dit project. Er is een programma van trainingen en
kennisuitwisseling opgezet, dat met veel enthousiasme door
de lokale boeren werd opgenomen.”
Alle stakeholders zitten geregeld samen om te kijken of de verschillende eisen niet kunnen worden gestroomlijnd
66
Het ‘uienproject’ biedt verschillende voordelen, zoals het zor-
gen voor het behoud van de bodemkwaliteit. Oliveira: “Bodem
wordt sowieso een steeds belangrijker thema voor al onze pro-
ductielocaties. In het Soil Initiative Fruit & Vegetables verken-
nen we mogelijkheden om met Nederlandse kennispartijen en
aanbieders van innovatieve oplossingen samen te werken. Een
voorbeeld is het lopende traject met kennisinstituut Alterra
(WUR), waarbij wij een ‘Soil-Kit Tool’-test uitvoeren bij een van
onze productielocaties. De resultaten van deze test dragen,
hopen wij, bij aan het ontwikkelen van een nuttige en bruik-
bare tool en methodologie voor het meten van bodemvrucht-
baarheid.” Maar het belangrijkste uitgangspunt van Van Oers in
het uienproject zijn de mensen die op de boerderij in Senegal
werken, zo’n 3.000 in getal. Oliveira: “Het lokaal telen van uien
voor de lokale markt is goed voor hun werkgelegenheid. Door
naast de al bestaande gewassen ook dit tussengewas te telen
kunnen we onze medewerkers namelijk meer werk bieden
gedurende een langere periode.”
Door tussengewas te telen, kunnen we medewerkers langer en meer werk bieden
6766
Colofon
Van handelaar naar ketenpartneris een initiatief van MVO Nederland i.s.m. GroentenFruit Huis.
Dit boekje is samengesteld door:Gerard Teuling, Monique Boere,
Femke de Vries, en Rianne Reijnhout.
Teksten: Paul Poley Vormgeving: Roelant Meijer, Tegenwind
Fotografie: Roelant Meijer, pag. 43: R. Faas
pag. 50: KYNY/Corbis, pag. 52: Robin Utrecht
Drukwerk: gedrukt op FSC-papier door True Colours
Websites
www.mvonederland.nl/mvo-netwerk-food-agribusiness
www.grensverleggers.nl
www.groentenfruithuis.nl
Dit boekje wordt aangeboden door MVO Nederland en GroentenFruit Huis
Lees meer verhalen op Grensverleggers.nl
4