Download - Historie van de oester
Historie van de oester
100 V. Chr. - Oorsprong
De oorsprong van de oester ligt in China. Honderd jaar voor Christus kwam de oester via de Romeinen in Europa, de oesterkweek. Ze verzamelden larven en zetten die uit op rotsen in zee om te volgroeien tot consumptieoester.
100 V. Chr. - Oorsprong
Romeinen importeerden wilde oesters uit Frankrijk, Schotland en het Byzantijnse Rijk. Ze legden de basis voor het systeem van kwaliteitsoesters. In Nederland werd oesterkweek geleerd van de Fransen.
1850 - Veel geleerd van Fransen
De oesterbanken in Frankrijk dreigden te overwoekeren met wilde oesters. Een bioloog kwam met de oplossing na een studie in Italië. Hij kwam met dakpannen waar oesterlarven zich aan hechtten, waardoor de kweek gecontroleerd kon worden.
1853 – Oestercultuur bij wet vast
Napoleon III legde de oestercultuur bij wet vast en kwam met kweekvergunningen. Van 1 september tot en met 3 april mochten de oesters geoogst worden.
1860 – Visserij in Waddenzee
Oesterkweek in Frankrijk leverde onvoldoende op. De regering besloot leveranciers te zoeken. Nederland kwam in beeld. Vanaf 1860 was er oestervisserij op wilde banken in Zuiderzee/Oosterlijke Waddenzee. Daar was overbevissing, waardoor Zeeland als productiegebied werd gelanceerd, want hier groeiden oesters van oorsprong.
1870 – Fransen onder druk
Private investeerders zetten de Fransen onder druk, waardoor de overheid in 1870 besloot de oestergronden in de Oosterschelde te verhuren.
1886 – Recessie in oestersector
Na 1885 was er recessie in de oestersector: huren waren te sterk verhoogd. Marktprijs en consumtie daalden. Er waren mensen overleden na eten besmette oester.
1886 – Bevolking Yerseke stijgt
De laatste publieke gronden werden verhuurd als kweekgronden. Oesterteelt kwam in handen van rijke investeerders buiten Zeeland. De nieuwe industrie maakte een grote groei door. De bevolking in Yerseke steeg mede door deze groei tussen 1849 en 1885 van 770 naar 4.469.
1906 – Sanering sector
Sanering in de oestersector, met name hygiëne. Export stijgt.
1963 – Strenge winter
Tot 1963 is de oesterproductie stabiel. In 1962-63 stierf 80 procent van de oesters door de strenge winter. Ook werd de Oosterschelde ingedamd waardoor 160 kwekers uit de sector stapten.
1964 – Import Japanse oester
Import Japanse oester, vanwege grote sterfte. Tien grotere bedrijven, die zich ook toelegden op de handel van andere schelpdieren, besloten hun percelen niet in te leveren. Nadat besloten was een stormvloedkering in Oosterschelde te bouwen, konden zij hun bedrijf voortzetten.
1970 – Grote oestersterfte
Franse platte oester wordt getroffen door ziekte Bonamiasis. Groot deel oesters sterft, waardoor wordt uitgeweken naar Japanse oester. Die oesters plantte zich massaal voort, waardoor productie toenam.
1970 – Zeeuwse oesters
De Japanse oester bleek van zeer goede kwaliteit te zijn en niet gevoelig voor Bonamiasis. Inmiddels heeft de Japanse oester zich helemaal aan de Oosterschelde aangepast. Kwekers hebben hun eigen kweekmethoden ontwikkeld. Er kan dus met recht gesproken worden van Zeeuwse oesters.