Jaarverslag
Stichting Vitras JGZ
2013
2
Inhoudsopgave
1. Bestuur 3 2. Juridische structuur 3 3. Algemeen beleid verslagjaar 3 4. Activiteitenverslag 2013 4 5. Beleid, ontwikkelingen Jeugd en Maatschappelijke Dienstverlening 2013 en 2014 33 6. Jaarrekening Stichting Vitras JGZ 2013 36
3
1. Bestuur
De stichting wordt bestuurd door de Raad van Bestuur van Stichting Vitras/CMD. Het toezicht op
het bestuur wordt uitgeoefend door de Raad van Toezicht van Stichting Vitras/CMD.
Voor gegevens van Stichting Vitras/CMD, waaronder de organisatiestructuur, de samenstelling
van de Raad van Bestuur en de Raad van Toezicht, en de honorering van de leden wordt
verwezen naar de Jaarstukken van Stichting Vitras/CMD. Zie de site van jaarverslagenzorg.nl
2. Juridische structuur
De werkorganisatie VitrasCMD omvat vier juridische entiteiten: de stichting Vitras/CMD, de
stichting Vitras JGZ, de stichting Vitras JMD en Vitras/CMD Thuis B.V.
Deze juridische ordening garandeert de scheiding van de financiering waar het de exploitatie en
verantwoording betreft. Tegelijkertijd biedt de organisatorische eenheid VitrasCMD de benodigde
ruimte om de interne structuur ten bate van samenwerking en integraliteit in te richten, over de
schotten van de diverse financieringen heen.
3. Algemeen beleid verslagjaar
Voor 2013 geldt als hoofddoelstelling: continuïteit op lange termijn. Om dat te bereiken is nodig:
Een positief financieel resultaat;
Voldoende en gekwalificeerd personeel;
Methodisch invoegen in de Centra voor Jeugd en Gezin.
We kunnen vaststellen dat 2013 een goed jaar is geweest.
Het risicovermogen is verder op peil gebracht. Verdere stappen naar een lokaal aangesloten
organisatie zijn gezet. De lokaal belangrijke werkprincipes: met name één gezin één plan, eigen
kracht waar het kan, professionele inzet tijdelijk en alleen als het moet, zijn op meerdere
plaatsen ingevuld en vertaald naar nieuwe kaders voor de structurering van onze activiteiten.
Het jaar 2014 staat bij de aanvang vooral in het teken van de keuzes die onze gemeenten gaan
maken over de toekomstige structurering van de jeugdzorg in de eigen gemeente, en de
daarvoor benodigde regionale samenhang.
4
4. Activiteitenverslag 2013
Inleiding
VitrasCMD biedt Jeugdgezondheidszorg (JGZ) aan alle kinderen van 0 - 4 jaar in 12 gemeenten: Bunnik, De Bilt, Houten, IJsselstein, Lopik, Nieuwegein, Renswoude, Rhenen, Utrechtse Heuvelrug, Veenendaal, Wijk bij Duurstede en Zeist. De JGZ volgt de lichamelijke, psychische, sociale en cognitieve ontwikkeling van kinderen en geeft informatie aan ouders en kinderen over een gezonde ontwikkeling van het kind op al deze gebieden. Daarnaast signaleert de JGZ vroegtijdig mogelijke gezondheidsproblemen zoals groeistoornissen, overgewicht, motoriek- en spraak-/taalstoornissen, problemen met het gehoor en het gezichtsvermogen en ook psychosociale problemen zoals angst, depressie, agressie en contactstoornissen. Waar nodig biedt de JGZ adequate ondersteuning of doorverwijzing.
Digitaal Dossier Jeugdgezondheidszorg (DD JGZ)
Alle kinderen bij de Jeugdgezondheidszorg van VitrasCMD hebben een digitaal dossier, waarin
contactregistraties zowel op afspraak als op inhoud bijgehouden wordt. Het DD JGZ Regio
Midden-Nederland wordt in de provincie Utrecht gebruikt ten behoeve van de zorg voor kinderen
in 25 gemeenten.
Cijfers voor de beleidsrapportages halen we uit het DD JGZ. Het DD JGZ is er in eerste instantie
als hulpmiddel voor de zorgverlening aan kinderen en hun ouders en in tweede instantie voor
rapportages en het zo mogelijk verzamelen van epidemiologische gegevens. Uitgangspunt bij de
gegevensverzameling in het DD JGZ is, dat alleen de geconstateerde bijzonderheden hierin
worden genoteerd. Alles dat niet bijdraagt aan de zorg voor het kind hoeft er ook niet ingezet te
worden. Onderstaande alinea is uit de brief van de staatssecretaris van VWS van 19 januari
2012:
‘In het DD JGZ wordt aangegeven dat een screening is uitgevoerd en welke vragenlijst door ouders/jeugdigen is ingevuld. Daarbij wordt aangegeven welke bijzonderheden zijn opgemerkt en welk gevolg hieraan is gegeven. Uitgangspunt is dat alleen de bijzonderheden die zijn geconstateerd worden genoteerd in het DD JGZ. Dit is conform de afspraken die zijn gemaakt tijdens de behandeling van het wetsvoorstel aangaande de digitaliseringspicht met de toenmalige minister voor Jeugd en Gezin. Ook daarmee in overeenstemming is dat tijdens een consult alleen de bijzondere bevindingen van dat moment in het digitale dossier worden ingevuld. Tijdens een consult komen immers alleen die onderwerpen aan bod die op de leeftijd van het kind en in zijn/haar specifieke situatie relevant zijn.’ Niet alle gegevens zullen dus terug te vinden zijn in het DD JGZ. Bij het verzamelen van gegevens lijkt het een kleine moeite voor de JGZ professional om naast een controle ook statistische gegevens te registreren. Iedere invoer kost echter tijd en deze gaat af van de directe zorg voor kind en ouders. Een wijziging in de verzameling van gegevens is pas beschikbaar na verloop van enige tijd van de gegevensverzameling (zie handreiking management en beleidsrapportage Actiz/GGD Nederland). Vanaf een implementatie van een nieuwe registratiewijze tot aan het kunnen rapporteren van betrouwbare cijfers verloopt een lange tijdsperiode (minimaal 2 jaar). Voor epidemiologische cijfers is de GGD Atlas beschikbaar. De cijfers komen uit onderzoek van externe bronnen, waarin ook de populatie kinderen van 0 - 4 jaar is betrokken van VitrasCMD.
5
Werkgroep Beleidsinformatie DD JGZ Sinds 2011 bestaat een werkgroep in regio Midden Nederland, die tot doel heeft de beleids-rapportages te uniformeren. De werkgroep wordt gevormd door beleidsmedewerkers uit de gemeenten Leusden, Ronde Venen, Zeist, Renswoude en Nieuwegein, managers en stafmedewerkers van de JGZ organisaties 0-19 in regio Midden Nederland en de centraal applicatiebeheerder DD JGZ. Er werd een onderscheid gemaakt tussen de terminologie ‘verantwoording’ versus ‘rapportage’. De verantwoording is op basis van financiële afspraken en de beleidsrapportage kan dienen als input voor beleid. Aangegeven werd welke wensen realiseerbaar waren, en wat de ‘waarde’ was van de gegevens qua betrouwbaarheid. Sommige gegevens zijn harde feiten (bijv. de gemeten lengte en gewicht van een kind), terwijl andere gegevens afkomstig zijn van de gegeven antwoorden van ouders. Over het jaar 2012 werd voor het eerst in de hele regio Midden Nederland aan alle gemeenten gerapporteerd middels het afgesproken format. Na een schriftelijke evaluatie in 2013 onder alle gemeenten werd, op basis van de resultaten, de opzet van de rapportage bijgesteld. Tijdens een evaluatiebijeenkomst in november 2013 van bovengenoemde werkgroep beleidsinformatie werd het bijgestelde format besproken en nogmaals op enkele punten aangepast. In het voorjaar van 2014 zal een bijeenkomst volgen waarin de rapportage over 2013 geëvalueerd wordt.
Hieronder treft u de beleidsrapportages aan van uw gemeente. De VVE-activiteiten worden in het
maatwerkdeel verantwoord.
Inhoud beleidsrapportage:
Kinderen in zorg
Bereik volgens definiëring IGZ
Opkomst
Ouder(s) met psychologische/psychiatrische problemen
Inschatting medisch professional risicokind
Tienermoeders
Roken in ruimten waar het kind verblijft
Opleidingsniveau ouders
Kinderen met een spraak-/taalachterstand
Kinderen die alleen een niet-Nederlandse taal spreken
Overgewicht en obesitas
Problemen gescoord bij contactmomenten op indicatie Verwijzingen
6
Inhoudelijke JGZ ontwikkelingen/projecten
Gedurende 2013 hebben meerdere projecten binnen de JGZ plaats gevonden, waaronder:
Flexibilisering JGZ, Meeleefgezin, Diagnostiek vanuit het CJG, Rechtstreeks Verwijzen en
Kopgroep Jeugd.
Flexibilisering JGZ
Het project flexibilisering JGZ heeft tot 1-7-2013 in de gemeenten Bunnik, Wijk bij Duurstede en
Rhenen plaatsgevonden. Per gemeente vindt u hierover informatie terug. Het project
Flexibilisering JGZ is gestart met een Focusgroep van ouders uit betreffende gemeenten. De
aanbevelingen van de ouders zijn aanleiding geweest voor de inrichting van de vorm van
flexibilsering. Het project heeft als resultaat: tevreden ouders die een 8 of hoger scoren op de
klantevaluatie. Daarnaast is er meer betrokkenheid van en afstemming op ouders bij de
uitvoering van de JGZ, zijn er enthousiaste en innovatieve professionals en uitgewerkte
materialen voor ouders van kinderen tussen 6 en
12 maanden. Een derde van de ouders koos een andere route dan het consult van 8 maanden.
Alternatieven die geboden werden: het inloopspreekuur, e-mail- of telefonisch contact en een
themabijeenkomst. Ook kregen alle ouders een informatiebulletin toegestuurd met informatie
over onderwerpen die in de leeftijd van een kind van 6 tot 11 maanden van belang zijn. Uit
begeleidend onderzoek blijkt dat er geen signalen overgeslagen lijken te zijn en dat ouders die
meer zorg behoeven in beeld zijn. Het project flexibilisering kent als neveneffect dat er een meer
klantgerichte en open benadering is ontstaan.
Meeleefgezin
In gemeente Veenendaal is gestart met het project Meeleefgezin: vrijwillige ondersteuning van
gezinnen met een kind tot 4 jaar waarvan de ouders kampen met psychiatrische problematiek.
De begeleiding van deze gezinnen is in handen van jeugdverpleegkundigen en thuisbegeleiders
van VitrasCMD. Voor de opleiding van Meeleefgezinnen wordt samengewerkt met Indigo
Gelderland en samen met hen wordt de werving van vraaggezinnen en de matching van beide
gezinnen bepaald.
Diagnostiek vanuit het CJG
Het project diagnostiek vanuit het CJG is gestart met een pilot in gemeente IJsselstein. Het
project beoogt het opzetten van de mogelijkheid van laagdrempelige diagnostiek en vroege hulp
in het CJG voor kinderen van 0 - 6 jaar met meervoudige ontwikkelingsproblemen. Het CJG
Diagnostisch-team brengt samen met de ouders het probleem in kaart, verzamelt de benodigde
informatie en komt tot een adviesplan voor hulp en eventuele nadere diagnostiek. Het CJG
diagnostisch team bestaat uit professionals van JGZ 0 - 4 jaar, JGZ 4 - 19 jaar en AMW, die
werkzaam zijn in CJG IJsselstein, en een gedragswetenschapper. Eén van de mogelijkheden
binnen dit adviesplan is het ‘erbij halen’ van een Expertteam, dat ook spreekuur houdt in het CJG
IJsselstein. Voor de pilot wordt intensief samengewerkt met de CJG coördinator, de Integrale
Vroeghulp, Altrecht, Reinaerde en Youké.
Youké is de nieuwe naam van Trajectum na fusie met Zandbergen. Middels het project willen we
deskundigheid van de 2e lijn naar de 1
e lijn halen en zorgen dat de hulp zoveel mogelijk dicht bij
huis in de 1e lijn plaatsvindt.
7
Rechtstreeks verwijzen door de jeugdarts
Het project rechtstreeks verwijzen, waarmee we in 2012 zijn gestart, had een uitloop in 2013.
De verwijsindicaties waarvoor door de jeugdarts rechtstreeks werd verwezen, werden uitgebreid.
Onlangs is ook landelijk geregeld dat jeugdartsen rechtstreeks kunnen verwijzen naar
specialisten.
Bij VitrasCMD waren we dus koploper en hiermee de eersten in de provincie Utrecht. Het
voordeel van de landelijke regeling is dat nu ook echt alle zorgverzekeraars en ziekenhuizen
meedoen, zonder dat elke JGZ organisatie dit afzonderlijk met hen hoeft te regelen. Het is
landelijk gezien ook een goede ontwikkeling vanwege de transitie van de Jeugdzorg en de
centrale rol die de jeugdarts daarin heeft als schakel tussen de gezondheidszorg en het sociale
domein. In de nieuwe Jeugdwet worden jeugdartsen en huisartsen de verwijzers naar jeugdhulp.
Kopgroep Jeugd
De kopgroep jeugd was breed samengesteld en bestond uit diverse professionals jeugd van
VitrasCMD, managers, staf/beleidsmedewerkers en een extern adviseur. De kopgroep
ontwikkelde een position paper Jeugd en organiseerde twee bijeenkomsten rondom de zorg voor
de jeugd.
De eerste bijeenkomst was voor alle medewerkers van de teams Jeugd & Gezin. Doel van deze
bijeenkomst was het verkennen van de invloed van de huidige externe ontwikkelingen op het
werk van de Jeugd & Gezin-teams, zoals onder meer die van de transitie van de Jeugdzorg die
in 2015 moet gaan plaatsvinden. De tweede bijeenkomst was voor wethouders en
beleidsmedewerkers van de VitrasCMD gemeenten. Voor VitrasCMD is de zorg voor de jeugd
een kerndienst. Om die reden meende VitrasCMD zich actief te mogen mengen in de discussie
over de herinrichting van het jeugddomein. Dit deed zij vanwege de overtuiging, dat de door haar
geleverde diensten, al dan niet gemoderniseerd, toegevoegde waarde leveren aan een
herontworpen (gemeentelijke) sector jeugd.
Overige ontwikkelingen en scholing
Mazelen
In mei 2013 kregen wij in ons werkgebied te maken met een mazelenuitbraak. In onze
gemeenten Renswoude en Rhenen ligt de vaccinatiegraad onder de 90%. In deze gemeenten
wonen vrij veel gezinnen die om geloofsredenen hun kinderen niet laten vaccineren. We hebben
de kinderen in die gemeenten vervroegd gevaccineerd tegen mazelen en ook extra spreekuren
georganiseerd. In de rest van ons werkgebied zijn de kinderen vervroegd gevaccineerd als ze
een verhoogd risico liepen op het krijgen van mazelen, of als ze in contact waren gekomen met
mazelenpatiënten. We hebben hiervoor nauw samengewerkt met de GGDMN en het RIVM. Er
werden extra vergaderingen georganiseerd van de regionale werkgroep Bevordering
Vaccinatiegraad, waaraan VitrasCMD deelneemt.
De eerste jeugdartsen studeren af bij VitrasCMD In 2009 werd VitrasCMD opleidingsinstelling voor jeugdartsen. Sindsdien kunnen we artsen in de praktijk opleiden tot jeugdarts. Het theoretisch deel volgen ze bij de NSPOH of bij TNO. In december 2013 studeerden de eerste twee jeugdartsen af. De officiële titel die de afgestudeerde artsen mogen voeren is ‘Jeugdarts KNMG’. Momenteel hebben we nog vier artsen die in opleiding zijn. De opleiding wordt volledig gesubsidieerd door het ministerie van VWS.
8
JGZ scholingen
Voor onze JGZ professionals zijn twee scholingen besteed aan de implementatie van nieuw
uitgekomen JGZ Richtlijnen: JGZ richtlijn ‘Huid’ en de multidisciplinaire richtlijn ‘excessief huilen’.
Jeugd & Gezin teams
JGZ van VitrasCMD is per september 2013 samen met het (jeugd)maatschappelijk werk en de
thuisbegeleiding officieel overgegaan in het Jeugd & Gezin team. Deze werkwijze levert al
positieve resultaten op in het kader van samenwerken rond een gezin. Gedurende 2014 zal de
werkwijze van zelfstandige teams verder vorm krijgen.
Jeugdgezondheidszorg
Uniforme deel Basistakenpakket
In het uniforme deel JGZ verantwoorden wij eerst het aantal kinderen in zorg, vervolgens de
specifieke kind gegevens en tot slot de risicosignalering, observaties en interventies.
Wij tonen u de cijfers per gemeente en over ons hele werkgebied. Rapportages betreffende
risicoregistratie en bereik 2013 zijn in de eerste week van januari 2014 uit het DD JGZ
gegenereerd.
Kinderen in zorg
Het overzicht toont het aantal kinderen in zorg op 1 juli 2013.
Aantal zuigelingen & peuters in zorg
Gemeente
Zuigelingen
0 – 1 jaar
2013
Zuigelingen
0 – 1 jaar
2012
Peuters
1 jaar en ouder
2013
Peuters
1 jaar en ouder
2012
Totaal in
zorg
1 juli 2013
Bunnik 117 117 461 480 578
De Bilt 358 333 1.152 1.263 1.510
Houten 522 530 1.959 2.242 2.481
IJsselstein 382 370 1.260 1.327 1.642
Lopik 136 119 483 499 619
Nieuwegein 659 657 1.996 2.183 2.655
Renswoude 83 73 266 215 309
Rhenen 211 205 705 726 916
Utrechtse Heuvelrug 348 325 1.270 1.298 1.618
Veenendaal 685 729 2.437 2.611 3.122
Wijk bij Duurstede 187 213 660 699 847
Zeist 611 653 2.111 2.077 2.722
Totaal 4.299 4.324 14.720 15.620 19.019
9
Toelichting
We hebben alle kinderen in zorg die woonachtig zijn of zorg ontvangen in ons werkgebied.
Gegevens van de kinderen komen hoofdzakelijk van de Gemeentelijke Basis Administratie en
van de Asielzoekerscentra.
Zuigelingen:
Op 1 juli 2013 hadden we 4.299 zuigelingen van 0 - 1 jaar in zorg, ten opzichte van 4.324 in
2012.
Dit betekent een afname van 25 kinderen en dus een geringe daling van 0,6% (in 2012 was de
daling 5% t.o.v. 2011). Niet in alle gemeenten daalde het aantal zuigelingen, want in sommige
was er zelfs sprake van een stijging. Dalingen waren vooral in gemeenten Veenendaal, Wijk bij
Duurstede en Zeist. De grootste percentages stijgingen waren o.a. in de gemeenten De Bilt,
Utrechtse Heuvelrug, Lopik en Renswoude.
Peuters
Het aantal peuters van 1 jaar en ouder daalde in 2013 met 900 kinderen, dat wil zeggen een
percentage van bijna 5,8%. De daling van het aantal peuters was in vrijwel alle gemeenten te
zien, behalve in gemeenten Renswoude en Zeist. De daling was het grootst in de voormalige
groeigemeente Houten. De daling is deels veroorzaakt doordat we de kinderen na hun laatste
contactmoment van 3 jaar en 9 maanden zo snel mogelijk overdragen aan de GGDMN.
Specifieke kindgegevens
Bereik per gemeente
Inleiding
Om het bereik te berekenen, maken we gebruik van definitie van de Inspectie voor de
Gezondheids-zorg (IGZ). Bij het bereik wordt uitgegaan van twee leeftijdscohorten, te weten de
kinderen die in het betreffende kalenderjaar 1,1 jaar of 3,4 jaar zijn geworden. Voor de 1,1
jarigen geldt dat deze kinderen in het betreffende jaar minimaal 4 keer gezien zijn tijdens een
regulier contactmoment.
Voor de 3,4 jarigen geldt dat zij minimaal gezien zijn op het reguliere contactmoment van 3 jaar.
In het RIVM rapport ‘Standpunt Bereik’ uit 2010 staat een eenduidige definiëring van de
begrippen
‘in beeld’ en ‘bereik’.
Het bereik wordt bepaald door het aantal kinderen dat woonachtig is in de gemeente af te zetten
tegen het aantal kinderen dat woonachtig is én zorg krijgt in de gemeente, vermeerderd met het
aantal ‘uitbestede’ kinderen.
‘Uitbestede’ kinderen zijn kinderen die wonen in de gemeente, maar in zorg zijn in een andere
gemeente of bij een andere organisatie. Voor de ‘Inbestede’ kinderen geldt het omgekeerde.
Zij wonen niet in de gemeente, maar zijn daar in principe wel in zorg.
Het ‘in beeld’ hebben van kinderen betreft het totale aantal kinderen dat woonachtig is in het
werkgebied, waarvan bekend is of zij in zorg zijn bij de eigen organisatie of elders in zorg zijn.
Bereikpercentages zeggen dus niet alles, omdat we veel meer kinderen in beeld hebben dan de
bereikcijfers laten zien. Als een kind bijvoorbeeld in het eerste levensjaar (deels) elders in zorg
is, bijvoorbeeld bij het couveuse nazorgbureau of de kinderarts vanwege een extreme
10
vroeggeboorte, hebben wij dit kind mogelijk op minder dan 4 contactmomenten gezien, terwijl wij
dit kind toch in beeld hadden.
Dit geldt ook voor kinderen die naar onze regio zijn verhuisd (de ‘inverhuisde’ kinderen) en in hun
vorige woonplaats wel alle overige reguliere contactmomenten hebben gehad. Eveneens geldt
dit voor kinderen die in de loop van het kalenderjaar naar een andere gemeente buiten onze
regio zijn verhuisd. In ons systeem kunnen wij precies zien welke kinderen in het systeem staan
als ‘niet bereikt’. De dossiers van deze kinderen worden regelmatig gelicht om te bezien of
nadere actie gewenst is. Het is van uitermate belang dat we juist deze kinderen goed in beeld
hebben.
Bereik 1,1 jaar
Gemeente
Aantal
kinderen
van 1,1 jaar,
woonachtig
in de
gemeente
Aantal
kinderen
van 1,1 jaar
in zorg in de
gemeente
Aantal
kinderen
Inbesteed
Aantal
kinderen
Uitbesteed
Bereik in
percentage
Bunnik 138 123 1 5 92,8
De Bilt 388 354 4 4 92,3
Houten 582 544 5 4 94,2
IJsselstein 385 372 6 0 96,6
Lopik 132 121 1 5 95,5
Nieuwegein 676 640 4 5 95,4
Renswoude 80 77 0 1 97,5
Rhenen 208 196 9 8 98,1
Utrechtse Heuvelrug 380 316 6 18 87,9
Veenendaal 731 702 15 3 96,4
Wijk bij Duurstede 211 198 1 3 95,3
Zeist 665 604 7 28 95,0
Totaal 4.576 4.247 59 84 94,6
Toelichting
Het bereik bij de kinderen van 1,1 jaar in ons werkgebied is bijna 95%, en is ten opzichte van
vorig jaar ongeveer gelijk gebleven. De meerderheid van onze gemeenten zit boven de 95%. In
de gemeente Utrechtse Heuvelrug is het percentage bij deze leeftijdscategorie het laagst. Dit
wordt grotendeels veroorzaakt door het grote aantal kinderen dat is verhuisd naar deze
gemeente (o.a. ook de asielzoekerskinderen), of is verhuisd naar een andere gemeente. Deze
kinderen zijn daarom maar gedurende een deel van het 1e levensjaar bij ons in zorg, waardoor
ze minder dan 4 contact-momenten bij ons hebben gehad. Volgens de officiële definitie van de
inspectie zouden we deze kinderen dan niet hebben bereikt. We hebben ze echter wel in zorg
gehad gedurende de periode waarin ze in onze gemeente woonden. Hierdoor geven de
bereikcijfers een vertekend beeld van de werkelijkheid. Het zijn de minimale cijfers van de
kinderen die we in zorg hebben of hebben gehad. We hebben dus veel meer kinderen in beeld
dan de bereikcijfers laten zien.
11
Bereik 3,4 jaar
Gemeente
Aantal
kinderen van
3,4 jaar,
woonachtig
in de
gemeente
Aantal
kinderen van
3,4 jaar in
zorg in de
gemeente
Aantal
kinderen
Inbesteed
Aantal
kinderen
uitbesteed
Bereik in
percentage
Bunnik 161 145 1 7 94,4
De Bilt 397 359 3 7 92,2
Houten 688 661 4 9 97,4
IJsselstein 423 357 3 1 84,6
Lopik 162 146 0 7 94,4
Nieuwegein 710 664 2 5 94,2
Renswoude 57 54 0 0 94,7
Rhenen 235 219 7 11 97,9
Utrechtse Heuvelrug 483 428 2 25 93,8
Veenendaal 797 745 6 7 94,4
Wijk bij Duurstede 224 217 0 2 97,8
Zeist 714 611 3 42 91,5
Totaal 5.051 4.606 31 123 93,6
Toelichting
De bereikcijfers in 2013 bij de kinderen van 3,4 jaar zijn ten opzichte van 2012 ongeveer gelijk
gebleven en gemiddeld is het bereik bijna 94%. De meerderheid van onze gemeenten heeft een
bereik van boven de 94%. We hebben uiteraard veel meer kinderen in beeld dan onze
bereikcijfers laten zien (zie hierboven bij toelichting bereik 1,1 jaar). De JGZ professionals
bekijken regelmatig de dossiers van de ‘niet bereikte’ kinderen om te bezien of en welke actie
noodzakelijk is.
Ter verduidelijking van het verschil tussen het ‘bereik’ en ‘in beeld’ geven we u hieronder een
voorbeeld van de niet bereikte kinderen van 1,1 jaar in de gemeente Utrechtse Heuvelrug, waar
de bereikcijfers het laagste waren.
12
Zoals in de cirkel te zien is, waren 46 kinderen niet bereikt. Dat was 12,1% van de kinderen van
1,1 jaar. Hierdoor was het bereik 87,9%. Van de 46 kinderen waren 29 kinderen in de regio
komen wonen (inverhuisd), waardoor ze minder dan vier contactmomenten bij ons hadden in hun
eerste levensjaar. Hierdoor telden ze mee als ‘niet bereikt’. Ditzelfde gold ook voor de 12
kinderen die waren verhuisd. Van de overige 5 kinderen die we niet hadden bereikt hebben we
de dossiers nagetrokken:
1 kind was een schipperskind, 2 kinderen bezochten het antroposofisch bureau Utrecht, 1 kind
maakte geen gebruik van het consultatiebureau (ouders hadden er geen behoefte aan, het was
hun 6e kind. Dit is doorgegeven aan de huisarts), 1 kind woonde voor langere tijd in het
buitenland en kwam af en toe op het consultatiebureau als ouders in Nederland waren. We
hadden dus op papier 87,9% van de kinderen bereikt volgens de definitie van de inspectie, terwijl
we 100% van de kinderen in beeld hadden!
Opkomst per gemeente
Elk kind heeft recht op preventieve gezondheidszorg. Om de JGZ goed uit te kunnen voeren is
een minimaal aantal contactmomenten nodig op vastgestelde leeftijden van het kind. De JGZ
professionals kunnen zo samen met de ouders de ontwikkeling en gezondheid van het kind
volgen, en indien noodzakelijk ook tijdig acties ondernemen. ‘Niet verschenen met bericht’ en
‘niet verschenen zonder bericht’ wordt geregistreerd in het digitaal dossier. Soms is het kind
bekend met bepaalde problematiek, waardoor het extra van belang is, dat het kind regelmatig
gezien wordt. Soms hebben JGZ professionals een ‘niet pluis gevoel’ bij een kind/gezin. Achter
een ‘legitieme’ reden om niet naar het consultatiebureau te komen (griep, auto stuk) kan toch
een ander probleem zitten, dat van belang is om boven water te krijgen. Elke afzegging kan een
signaal zijn. Bij NVZB treedt ons ‘protocol NVZB’ in werking. Diverse acties zijn dan mogelijk
zoals bijvoorbeeld nogmaals oproepen per brief of telefoon, op huisbezoek gaan etc. Als er
zorgen blijken te zijn rondom het gezin, wordt samen met hen een zorgtraject op maat uitgezet.
Als ouders geen gebruik maken van de JGZ wordt dit gemeld aan de huisarts. Bij een risicogezin
kan er reden zijn advies te vragen aan, of een aanmelding te doen bij het AMK. Het is in de JGZ
wel eens nodig om ‘bemoeizorg’ toe te passen als de gezondheid of veiligheid van een kind in
gevaar is en ouders geen hulp willen aanvaarden.
In onderstaande tabel staat het aantal opgeroepen kinderen per gemeente en per cliëntsoort.
Van de opgeroepen aantallen staat beschreven welk percentage is verschenen, te laat heeft
afgezegd, of niet verschenen is zonder bericht (NVZB). Onder ‘te laat afgezegd’ wordt verstaan
dat de afspraak door ouders/verzorgers minder dan 48 uur van tevoren is afgezegd.
OPKOMST
Percentages ‘verschenen’ en ‘niet verschenen zonder bericht’ (NVZB)
Gemeente Clientsoort Opgeroepen Verschenen Te laat afgezegd NVZB
Bunnik Jeugdige 14 64,3% 7,1% 28,6%
Peuter 751 84,8% 5,7% 9,5%
Zuigeling 1.038 90,4% 4,9% 4,7%
Totaal 1.803 87,9% 5,3% 6,9%
De Bilt Jeugdige 29 72,4% 3,4% 24,1%
Peuter 2.032 82,1% 5,3% 12,6%
Zuigeling 3.248 90,7% 3,3% 6,0%
Totaal 5.309 87,3% 4,0% 8,7%
Houten Jeugdige 28 78,6% 10,7% 10,7%
Peuter 3.384 84,5% 5,2% 10,3%
Zuigeling 4.693 92,3% 3,9% 3,8%
Totaal 8.105 89,0% 4,4% 6,6%
13
IJsselstein Jeugdige 23 56,5% 0,0% 43,5%
Peuter 2.016 81,7% 5,2% 13,1%
Zuigeling 3.236 91,7% 3,3% 5,0%
Totaal 5.275 87,7% 4,0% 8,3%
Lopik Jeugdige 15 66,7% 13,3% 20,0%
Peuter 658 83,0% 5,3% 11,7%
Zuigeling 1.166 93,3% 2,9% 3,8%
Totaal 1.839 89,4% 3,9% 6,7%
Nieuwegein Jeugdige 47 76,6% 4,3% 19,1%
Peuter 3.645 80,7% 5,7% 13,6%
Zuigeling 5.713 90,0% 4,1% 5,9%
Totaal 9.405 86,4% 4,7% 8,9%
Renswoude Jeugdige 6 66,7% 16,7% 16,7%
Peuter 330 86,4% 5,8% 7,9%
Zuigeling 699 92,3% 2,7% 5,0%
Totaal 1.035 90,2% 3,8% 6,0%
Rhenen Jeugdige 4 100,0% 0,0% 0,0%
Peuter 1.094 83,4% 5,6% 11,1%
Zuigeling 1.817 89,2% 5,0% 5,8%
Totaal 2.915 87,0% 5,2% 7,8%
Utrechtse Heuvelrug Jeugdige 38 78,9% 2,6% 18,4%
Peuter 2.104 79,9% 5,9% 14,1%
Zuigeling 2.997 90,7% 3,6% 5,7%
Totaal 5.139 86,2% 4,6% 9,2%
Veenendaal Jeugdige 73 71,2% 4,1% 24,7%
Peuter 3.871 83,0% 5,6% 11,4%
Zuigeling 6.298 90,9% 4,0% 5,1%
Totaal 10.242 87,8% 4,6% 7,6%
Wijk bij Duurstede Jeugdige 22 81,8% 0,0% 18,2%
Peuter 1.079 84,7% 4,4% 10,8%
Zuigeling 1.660 92,3% 2,7% 4,9%
Totaal 2.761 89,3% 3,4% 7,4%
Zeist Jeugdige 52 59,6% 3,8% 36,5%
Peuter 3.265 80,5% 5,7% 13,8%
Zuigeling 5.510 89,0% 4,7% 6,4%
Totaal 8.827 85,7% 5,1% 9,3%
Totaal 62.655 87,4% 4,5% 8,1%
14
Gemeente 2009 2010 2011 2012 2013
Bunnik 5,1% 5,4% 5,0% 6,2% 6,9%
De Bilt 8,8% 8,3% 7,3% 9,6% 8,7%
Houten 5,6% 4,9% 5,6% 7,0% 6,6%
IJsselstein 6,5% 7,3% 7,3% 8,7% 8,3%
Lopik 5,4% 5,2% 5,4% 7,2% 6,7%
Nieuwegein 7,9% 6,9% 7,2% 9,2% 8,9%
Renswoude - - - 6,1% 6,0%
Rhenen 6,9% 5,5% 6,0% 8,9% 7,8%
Utrechtse Heuvelrug 7,0% 7,0% 7,3% 9,2% 9,2%
Veenendaal 7,4% 6,2% 6,7% 8,2% 7,6%
Wijk bij Duurstede 5,9% 6,7% 6,2% 6,4% 7,4%
Zeist 9,9% 6,6% 6,8% 9,2% 9,3%
Totaal 6,9% 6,4% 6,4% 8,4% 8,1%
Toelichting
Het totale percentage zuigelingen en peuters dat zonder bericht niet is verschenen, was licht
gedaald ten opzichte van 2012. Bovengemiddelde percentages NVZB hadden de gemeenten
Zeist, Utrechtse Heuvelrug, Nieuwegein en De Bilt. De opkomst was het hoogst in de gemeenten
Renswoude, Lopik, Wijk bij Duurstede en Houten. Bij NVZB treedt on NVZB protocol in werking.
Risicosignalering, observaties en interventies
Landelijk is bepaald dat alleen afwijkende zaken geregistreerd worden in het DD JGZ.
Dit betekent dat risicofactoren alleen geregistreerd worden indien ze relevant zijn voor de zorg
voor het specifieke kind. Indien de professional op grond van de vergaarde informatie en
deskundigheid geen noodzaak ziet tot registratie van observaties, signalen en interventies, zal dit
achterwege gelaten worden. Bij de onderstaande rapporten wordt daarom aangegeven bij
hoeveel kinderen er geregistreerd is op het betreffende onderwerp. Dit aantal kan dus lager zijn
dan het totale aantal kinderen in zorg.
Scores op de onderwerpen:
Ouder(s) met psychische/psychiatrische problemen
Inschatting medisch professional risicokind
Tienermoeders
Roken
Opleidingsniveau ouders
Kinderen met een spraak-/taalachterstand
Kinderen die alleen niet-Nederlandse taal spreken
Overgewicht en obesitas
Problemen gescoord bij contactmomenten op indicatie
Verwijzingen
15
Ouder(s) met psychologische / psychiatrische problemen
Ouder(s) met psychologische/psychiatrische problemen 2013
Zorg gemeente Totaal in zorg
Aantal Aantal in %
Beide ouders met psychisch/ psychiatrische
probleem
Aantal beiden in %
Bunnik 578 1 0,2% 0 0,0%
De Bilt 1.510 35 2,3% 2 0,1%
Houten 2.481 23 0,9% 3 0,1%
IJsselstein 1.642 28 1,7% 0 0,0%
Lopik 619 11 1,8% 0 0,0%
Nieuwegein 2.655 51 1,9% 1 0,0%
Renswoude 309 6 1,9% 0 0,0%
Rhenen 916 12 1,3% 0 0,0%
Utrechtse Heuvelrug 1.618 25 1,5% 2 1,5%
Veenendaal 3.122 68 2,2% 0 0,0%
Wijk bij Duurstede 847 3 0,4% 2 0,4%
Zeist 2.722 47 0,2% 2 1,7%
Totaal 19.019 311 1,6% 12 0,1%
Toelichting
Een ouder met psychiatrische problematiek is een ouder die ten minste 1x opgenomen is
geweest in een psychiatrische instelling of bij wie een psychisch/psychiatrisch ziektebeeld is
geconstateerd door een professional en die een behandeling ondergaat of heeft ondergaan.
De hoogste percentages (≥ 1,5 %) registreerden we in de gemeenten De Bilt, IJsselstein, Lopik,
Nieuwegein, Renswoude, Utrechtse Heuvelrug en Veenendaal.
De JGZ professional is afhankelijk van de informatie die ouders hen geven en of zij melden dat
zij psychisch/psychiatrisch problemen hebben (gehad). De registratie start bij het eerste
huisbezoek maar de waarde kan aangepast worden wanneer de medisch professional besluit dat
dit item opnieuw bevraagd moet worden, omdat e.e.a. invloed heeft op de zorg. In dit overzicht
wordt de laatst geregistreerde waarde getoond.
De psychiatrische diagnose wordt in Nederland vooral in het cohort ouders in de leeftijd tussen
de 30 en 40 jaar gesteld. Naar schatting 39% van de kinderen onder de 24 jaar heeft een ouder
met psychische problemen (NEMESIS, 2006).
Kinderen van ouders met psychische problemen vallen onder de categorie kinderen van
'langdurig zieke ouders'. De zorgen en verantwoordelijkheden die de langdurige ziekte van een
ouder meebrengen, kunnen voor kinderen grote gevolgen hebben. Soms komen die gevolgen
pas op latere leeftijd aan het licht. De ziekte van de ouder kan kinderen belemmeren in het
volledig kind zijn en daardoor negatief uitwerken. Deze kinderen lopen het risico om zelf ook een
psychische aandoening of verslaving te ontwikkelen. Of dat gebeurt, hangt af van kind-, ouder-
en omgevingsfactoren.
Het Trimbos-instituut geeft aan dat het belangrijk is om risico's goed in kaart te brengen en
positieve, beschermende factoren te stimuleren. Voor kinderen van ouders met psychische
problemen zijn dat de versterking van de positieve onderlinge relatie, bespreekbaar maken van
de klachten van de ouder, sociale steun van buiten het gezin en versterken van het
zelfvertrouwen van het kind. Er zijn daarom speciale programma's voor deze kinderen ontwikkeld
(NJI dossier ‘Langdurig zieke ouders’, geraadpleegd 22 januari 2013).
16
JGZ van VitrasCMD kan door de verloskundige en huisarts ingeschakeld worden voor prenatale
huisbezoeken zodat ouders vanaf de zwangerschap al ondersteund kunnen worden of een
steunend netwerk rondom ouders opgebouwd kan worden. In gemeenten waar dit geboden
wordt, kunnen ouders ook gebruik maken van Stevig Ouderschap. VitrasCMD kent de
programma’s die in de regio actief zijn en overlegt met ouders ten aanzien van en eventuele
verwijzing (bijv. moeder-baby interventie, IMH). Ter ondersteuning kan aan ouders ook
kortdurende video hometraining (VHT) geboden worden en zijn er korte lijnen Algemeen
Maatschappelijk Werk en Thuisbegeleiding.
In gemeente Veenendaal kunnen ouders vrijwillige ondersteuning aangeboden krijgen via het
project Meeleefgezin, dat begeleid wordt door jeugdverpleegkundigen en thuisbegeleiders van
VitrasCMD. Alle gezinnen zijn gebaat bij een adequate ondersteuning.
Inschatting medisch professional risicokind
Onderstaande geeft aan bij hoeveel kinderen de JGZ professional inschatte dat het om een
risicokind ging. Dit kunnen ook andere factoren zijn van het kind of van de ouders. Voorbeelden
hiervan zijn: prematuriteit, verstandelijke beperking ouders (zie ook de opsomming hieronder). In
dit overzicht wordt de laatst geregistreerde waarde per leeftijdscategorie getoond.
Inschatting JGZ professional risicokind
Gemeente Totaal
aantal
kinderen
0-15 mnd
Inschatting
risico kind
0-15 mnd
% inschatting
risico kind bij
0-15 mnd op
basis van
totaal aantal
kinderen
0-15 mnd
Totaal
aantal
kinderen
15 mnd-
4 jr 3 mnd
Inschatting
risico kind
15 mnd-
4 jr 3 mnd
Totaal
aantal
kinderen
0-4 jr
3 mnd per
31-12
Totaal
Inschatting
risico kind
Bunnik 156 0 0% 421 0 577 0
De Bilt 429 9 2,1% 1.087 4 1.516 13
Houten 618 7 1,1% 1.735 8 2.353 15
IJsselstein 455 7 1,5% 1.196 6 1.651 13
Lopik 167 0 0% 397 2 564 2
Nieuwegein 802 10 1,2% 1.930 6 2.732 16
Renswoude 103 1 1,0% 212 1 315 2
Rhenen 262 3 1,2% 671 1 933 4
Utrechtse Heuvelrug 411 2 0,5% 1.115 4 1.526 6
Veenendaal 921 13 1,4% 2.262 13 3.183 26
Wijk bij Duurstede 267 0 0% 619 1 886 1
Zeist 737 9 1,2% 1.942 3 2.679 12
Totaal 5.328 61 1,1% 13.587 49 18.915 110
Toelichting
In de tabel staan de aantallen en percentages kinderen die bij de contactmomenten door de JGZ
professional zijn ingeschat als risicokind. Bij het eerste huisbezoek is het nog niet altijd duidelijk
of er sprake is van een risicokind. Dat wordt vaak in de loop van de baby- en peuterperiode
duidelijk. Bovendien kunnen kinderen die in het begin nog geen risicokind zijn het later nog
worden. Daarom is de registratiemogelijkheid in het DD JGZ eind 2013 uitgebreid, zodat ook
tijdens een later contact-moment dit item is in te vullen. Vanwege de aanpassing aan het einde
van 2013, is er dus nog sprake van een onder registratie. Daarom kunnen we nog geen
17
betrouwbare cijfers aanleveren over de gehele leeftijdscategorie 0 - 4 jaar. Het aantal gezinnen
met een JA-score op Stevig Ouderschap, vanuit het maatwerk, kan hier nog bij worden opgeteld.
Bij het ontwikkelen van specifiek beleid voor kinderen in achterstandssituaties is van belang dat
duidelijk omschreven wordt wat precies de doelgroep is. In dit kader wordt vaak gesproken over
risicogroepen. Risicogroepen zijn echter heel vaak geen groep, althans ze gedragen zich niet als
zodanig en zijn ook niet als groep aanspreekbaar. Er is veel meer sprake van een verzameling
van individuen die bepaalde gemeenschappelijke kenmerken (risicofactoren) hebben wat zich
vertaalt in draagkracht en draaglast.
In alle contactmomenten wordt met ouders ingeschat of de draagkracht van het gezin de
draaglast kan compenseren. Kortom of dit gezin specifieke ondersteuning nodig heeft. Het tot
stand brengen van vervolgcontacten kan extra inspanningen vragen.
Kinderen die risico lopen zijn kinderen waarvoor één of meerdere van risicofactoren van
toepassing zijn. Dit kunnen zowel ouder- als kindfactoren zijn.
Enkele voorbeelden van ouderfactoren zijn o.a.:
1. tienermoeder/alleenstaande moeder
2. ontbreken sociaal netwerk
3. ouders met medische en/of psychosociale problematiek
4. ouders met psychische problematiek en/of verslavingsproblematiek
5. ouders die als kind mishandeld zijn
6. ouders met een bijzondere status in de samenleving zoals asielzoeker/illegaal
7. ouders waarbij financiële en materiële armoede speelt of huisvesting problematiek
8. ouders waarvan een kind tijdens een eerdere zwangerschap is overleden
Enkele kindfactoren zijn o.a.:
1. Pré- en/of dysmaturitas 2. Ernstige aangeboren afwijking(en) 3. Roken in het gezin 4. Allochtoon kind 5. Adoptiekind uit buitenland 6. Kind van asielzoekers/vluchtelingen
De gemeenten die op of boven het gemiddelde percentage van 2,0% liggen zijn: De Bilt, Houten,
IJsselstein, Nieuwegein en Veenendaal. In de gemeenten Houten, IJsselstein en Nieuwegein
kan preventief extra ondersteuning geboden worden in het kader van Stevig Ouderschap.
Voor gemeenten Veenendaal en De Bilt zou het een overweging zijn om dit aan te gaan bieden.
In alle gemeenten is Video Home Training beschikbaar. Daarnaast is in elke gemeente op
verzoek van ouders een kort ondersteuningstraject van gemiddeld 3 contactmomenten mogelijk.
Indien de risico’s tot problematiek leiden wordt intern intensief samengewerkt met AMW en
Thuisbegeleiding en extern met diverse ketenpartners.
18
Tienermoeders
Het overzicht toont het aantal en percentage tienermoeders, jonger dan 20 jaar ten tijde van de
bevalling, per gemeente.
Gemeente Zuigelingen
0 - 1 jaar
Aantal
tiener-
moeders bij
zuigelingen
0 - 1 jaar
%
tiener-
moeders bij
zuigelingen
0 - 1 jaar
Aantal
tiener-
moeders bij
kinderen in
zorg 0 - 4
jaar
%
tiener-
moeders bij
kinderen in
zorg 0 - 4
jaar
Bunnik 117 0 0,0% 1 0,9%
De Bilt 358 8 2,2% 12 3,4%
Houten 522 9 1,7% 15 2,9%
IJsselstein 382 7 1,8% 10 2,6%
Lopik 136 1 0,7% 1 0,7%
Nieuwegein 659 19 2,9% 29 4,4%
Renswoude 83 - 0,0% - -
Rhenen 211 5 2,4% 6 2,8%
Utrechtse Heuvelrug 348 5 1,4% 13 3,7%
Veenendaal 685 19 2,8% 31 4,5%
Wijk bij Duurstede 187 - 0,0% 1 0,5%
Zeist 611 10 1,6% 16 2,6%
Totaal 4.299 83 1,9% 135 3,1%
Toelichting
Tienermoeders zijn moeders die voor hun 20e een kind krijgen. Landelijk werd in 2011 een
drastische daling van het aantal tienermoeders geconstateerd. Het percentage lag op 0,5%,
terwijl het daarvoor nog op 1,4% lag.
Het aantal tienermoeders onder Antilliaanse meisjes onder de 20 jaar is ruim zes keer zo hoog
als dat voor autochtone meisjes. Voor Turkse meisjes ligt dit lager dan autochtone meisjes (CBS
2012).
Het krijgen van kinderen op jonge leeftijd gaat vaak samen met een verhoogd risico op
problemen.
Soms door fysieke onvolgroeidheid van de moeder. Vaak levert ook de beperkte levenservaring
van de moeder of beide ouders (de vader is vaak ook nog in de tienerleeftijd) problemen op met
de opvoeding of zijn de ouders nog niet economisch zelfstandig. In veel gevallen is er bij de
opvoeding en opvang ondersteuning door grootouders. Kinderen van tienermoeders blijken
vaker ernstige kind- en opvoedproblematiek te hebben (16,1%) (Terecht in de jeugdzorg, SCP,
Den Haag, januari 2013).
Aanbeveling
In de gemeenten binnen het werkgebied van VitrasCMD liggen de percentages hoger dan het
landelijk gemiddelde. Tienermoeders kunnen, in gemeenten die hierin voorzien, door JGZ
ondersteund worden vanuit het programma Stevig Ouderschap. In Houten wordt daarin
samengewerkt met Timon. Ook werken we samen met diverse andere interventies in de regio,
zoals de inzet van ervaren vrijwilligers vanuit Home-start.
In gemeente Veenendaal wordt geen Stevig Ouderschap uitgevoerd. Het percentage
tienermoeders in gemeente Veenendaal geeft aanleiding om ter ondersteuning van deze
moeders ook hier Stevig Ouderschap aan te bieden.
19
Voor het gehele werkgebied van VitrasCMD zou het een overweging zijn om de interventie
Voorzorg te implementeren. Voorzorg levert betere ontwikkelingskansen voor kinderen van
tienermoeders.
VitrasCMD is bereid onder tienermoeders een onderzoek te doen naar hun behoefte aan
ondersteuning.
Roken
Het overzicht toont het aantal kinderen met een registratie op het item ‘roken’ en ‘roken in
ruimten waarin het kind verblijft’. In de tabel betekent ‘ja’ dat er gerookt wordt als het kind erbij is.
De tabel toont dus het aantal kinderen, waarbij geregistreerd is dat er gerookt wordt in de
ruimten waarin het kind verblijft, al dan niet in aanwezigheid van het kind.
Roken in ruimten waar het kind verblijft
Ja, er wordt in het gezin
gerookt
Ja, er wordt in het gezin
gerookt, maar nooit als het
kind erbij is
Gemeente
Aantal
% 2013
% 2012
Aantal
% 2013
% 2012
Totaal
geregistreerd
2013
Bunnik 2 0,5% 0,3% 62 14,4% 16,1% 432
De Bilt 12 1,0% 1,5% 157 13,5% 14,9% 1.164
Houten 24 1,1% 1,4% 306 13,4% 12,9% 2.280
IJsselstein 12 0,9% 0,9% 225 17,4% 16,8% 1.292
Lopik 5 1,0% 1,7% 123 25,4% 24,4% 485
Nieuwegein 31 1,2% 1,2% 688 27,5% 28,7% 2.506
Renswoude 13 4,9% 9,1% 35 13,3% 9,6% 264
Rhenen 6 1,2% 1,3% 69 13,5% 14,2% 512
Utrechtse Heuvelrug 2 0,4% 0,0% 58 13,0% 13,6% 446
Veenendaal 18 0,6% 1,1% 667 21,6% 21,5% 3.092
Wijk bij Duurstede 3 0,5% 0,3% 112 20,2% 19,9% 555
Zeist 19 1,1% 0,9% 318 18,2% 18,4% 1.752
Totaal 147 1,0% 1,2% 2.820 19,1% 19,2% 14.780
Toelichting
Meeroken is zeer schadelijk voor kinderen. Al tijdens het eerste huisbezoek van de
jeugdverpleeg-kundige komt het onderwerp ’roken in het gezin’ aan de orde.
In het DD-JGZ registreren wij of er gerookt wordt in de ruimten waar het kind verblijft. Hierbij
wordt tevens genoteerd of dit wel gebeurt, maar nooit als het kind erbij is.
Bij de gesprekken met ouders wordt in kaart gebracht in welke mate hun kind wordt blootgesteld
aan tabaksrook. Daarna wordt voorlichting gegeven over de gevaren voor hun kind en worden de
maatregelen besproken die ouders kunnen nemen om meeroken te voorkomen. Alle JGZ
medewerkers van VitrasCMD zijn getraind in ‘Rookvrij Opgroeien’. De gezondheidswinst van niet
roken is op langere termijn erg groot. Daarom dient de voorlichting vanuit de JGZ naast de
publiekscampagnes voortgezet te worden, de vraag is hoe dit gecontinueerd gaat worden nu
STIVORO zijn werkzaamheden heeft moeten beëindigen. Stoppen met roken programma’s
worden vanaf 2013 weer vergoed uit de zorgverzekering. STIVORO geeft in de laatste cijfers
aan dat na spectaculaire daling in 2011 nu weer meer mensen roken, van 25 naar 27%.
20
Stoppen met roken geeft de beste bescherming tegen meeroken, maar is niet voor alle ouders
haalbaar. Dan is buiten roken een goed alternatief om de kinderen te beschermen. Kinderen die
blootgesteld worden aan omgevingsrook, ademen dezelfde giftige en kankerverwekkende stoffen
in als rokers. Door meeroken wordt het risico op wiegendood bijna verdubbeld. Er blijkt een sterk
verband te zijn tussen meeroken en ziekten zoals longontsteking, bronchitis en middenoor-
ontstekingen. Op lange termijn kan meeroken longkanker veroorzaken en de kans op
hartaandoeningen vergroten.
In ons werkgebied werd in 2013 in 19,1% (2011: 19,4%, 2012: 19,2%) van de gezinnen gerookt,
maar nooit als het kind erbij was. Dit komt overeen met het landelijke gemiddelde. Bij 1,0%
(2011: 1,4%, 2012: 1,2%) van de kinderen werd gerookt in ruimten waarin het kind verblijft en dat
is ver onder het landelijke gemiddelde van 10%. Ten opzichte van 2012 en 2011 zijn beide
percentages wederom licht gedaald. Mede dankzij onze inspanningen is het percentage roken in
ruimten waarin het kind verblijft erg laag. Net zoals in 2012 en 2011 vinden wij de hoogste
percentages rokers in de gemeenten Lopik en Nieuwegein. Het percentage rokers in
aanwezigheid van het kind is in Renswoude met bijna de helft gedaald (4,9%) ten opzichte van
2012 (9.1%), het jaar waarin we deze gemeente in zorg kregen.
Kinderen van ouders die roken hebben een grotere kans om zelf in de toekomst te gaan roken.
Meeroken verhoogt bij kinderen het risico op hyperactiviteit en aandachtsproblemen, en op
externaliserende gedragsproblemen
Bron: Kabir et al., 2011; Tiesler et al., 2011
Opleidingsniveau ouders
In onderstaande tabel zijn de registraties verwerkt van het hoogst genoten opleidingsniveau van
beide ouders. Opleidingsniveau ‘Laag’ betreft de opleidingen, waarbij op basis van de gewichten-
regeling een indicatie bestaat voor de Vroeg- en Voorschoolse Educatie (VVE).
Een buitenlandse opleiding die niet vergelijkbaar is met het Nederlandse systeem, staat
geregistreerd onder ‘Anders’. Middel/Hoog zijn alle overige opleidingsniveaus, vanaf VMBO GL &
TL t/m wetenschappelijk onderwijs. Op verzoek van de gemeenten hebben we deze opleidingen
samengevoegd, en niet meer afzonderlijk in een tabel gezet.
21
Hoogst genoten opleiding van één van beide ouders van alle
kinderen van 0 – 4 jaar die in 2013 in zorg zijn geweest in
aantallen en percentage
Gemeente Opleidingsniveau Aantal Percentage
Bunnik Laag 12 1,8%
Middel/hoog 628 91,7%
Anders 45 6,6%
De Bilt Laag 81 4,6%
Middel/hoog 1.637 92,9%
Anders 45 2,6%
Houten Laag 60 2,1%
Middel/hoog 2.719 96,8%
Anders 30 1,1%
IJsselstein Laag 92 5,0%
Middel/hoog 1.735 94,5%
Anders 9 0,5%
Lopik Laag 51 8,2%
Middel/hoog 567 91,0%
Anders 5 0,8%
Nieuwegein Laag 216 6,8%
Middel/hoog 2.947 92,3%
Anders 31 1,0%
Renswoude Laag 14 4,1%
Middel/hoog 252 74,1%
Anders 74 21,8%
Rhenen Laag 98 9,5%
Middel/hoog 897 87,3%
Anders 33 3,2%
Utrechtse Heuvelrug Laag 96 5,7%
Middel/hoog 1.467 87,1%
Anders 121 7,2%
Veenendaal Laag 186 5,1%
Middel/hoog 3.394 92,9%
Anders 75 2,1%
Wijk bij Duurstede Laag 38 3,7%
Middel/hoog 960 94,0%
Anders 23 2,3%
Zeist Laag 226 7,7%
Middel/hoog 2.631 89,2%
Anders 92 3,1%
Totaal 21.587 100,0%
Toelichting
Dit overzicht toont de hoogst genoten opleiding van ouder 1 en ouder 2 samen. Bij het eerste
huisbezoek van de jeugdverpleegkundige wordt het opleidingsniveau van beide ouders apart
geregistreerd. Bij latere contactmomenten kan dit item, indien van toepassing, nog worden
aangepast. Bij de JGZ 0 - 4 jaar komt dit niet zo vaak voor. In de tabel staat de laatst ingevoerde
waarde.
22
In het DD JGZ zijn de opleidingsniveaus zodanig gespecificeerd, dat hieruit ook de Voor- en
Vroegschoolse Educatie (VVE) indicering kan plaatsvinden volgens de gewichtenregeling.
Gewichtenregeling
Kinderen komen in aanmerking volgens de gewichtenregeling in aanmerking voor VVE als beide
ouders/verzorgers laag zijn opgeleid.
Beide ouders/verzorgers hebben dan één van onderstaande opleidingsniveaus gevolgd:
Geen onderwijs
Basisonderwijs
LBO of VBO
VMBO basis- of kader beroepsgerichte leerweg
Maximaal twee klassen/leerjaren onderwijs in een andere schoolopleiding in het voortgezet onderwijs afgerond.
De hoogste percentages ouders met lagere opleidingsniveaus, waarbij de kinderen in
aanmerking komen voor VVE, registreerden we in de gemeenten Rhenen, Lopik, Zeist en
Nieuwegein.
Een laag opleidingsniveau van ouders kan zorgen voor meer problemen met de opvoeding.
In gezinnen met een laag opleidingsniveau is de kwaliteit van de opvoeding over het algemeen
minder goed. In vergelijking met hoger opgeleide ouders ervaren laag opgeleide ouders meer
opvoedingsstress en hebben zij een minder positieve beleving van de opvoeding. Ook maken
lager opgeleide ouders meer gebruik van autoritaire disciplinering strategieën (zoals straffen,
belonen en negeren) en zijn zij minder voorspelbaar en consistent in hun gedrag dan de andere
ouders. Bovendien vertonen lager opgeleide moeders minder liefdevol gedrag dan hoger
opgeleide moeders.
Een laag opleidingsniveau van ouders hangt dan ook samen met een minder gunstige
ontwikkeling van kinderen, zoals leerproblemen en emotionele problematiek.
Bron: Terecht in de jeugdzorg, SCP, Den Haag, januari 2013
23
Spraak-/taalachterstand
Het overzicht toont het aantal kinderen met een registratie op het item 'Beoordeling spraak- en
taalontwikkeling Nederlands' met als registratie ‘Vertraagd’.
Vertraagde spraak-/taalontwikkeling
Zorggemeente Aantal
kinderen
% t.o.v.
kinderen in zorg van 2 – 4 jaar
Bunnik 14 3,0%
De Bilt 16 1,4%
Houten 137 7,3%
IJsselstein 59 4,7%
Lopik 27 6,1%
Nieuwegein 154 7,7%
Renswoude 25 12,9%
Rhenen 14 2,1%
Utrechtse Heuvelrug 51 4,1%
Veenendaal 139 5,7%
Wijk bij Duurstede 25 3,7%
Zeist 163 8,2%
Totaal 824 5,6%
Toelichting
In 2013 werd in ons werkgebied bij 824 kinderen een vertraagde spraak-/taalontwikkeling
geregistreerd. Dat is in totaal bij 5,6% van het totaal aantal 2 - 4 jarige kinderen in zorg.
Regionaal is afgesproken dat de cijfers nu afgezet worden tegen het aantal 2 - 4 jarige kinderen,
omdat het item pas vanaf het tweede jaar wordt geregistreerd. Vorig jaar werd het afgezet tegen
het totaal aantal kinderen in zorg, waardoor dit cijfer niet meer vergelijkbaar is met die van 2012.
Als we het aantal hadden afgezet tegen het totaal aantal kinderen in zorg van 0 - 4 jaar, zouden
we uitkomen op een percentage van 4,3%. In 2012 was dit percentage 4,4%, dus de cijfers zijn
vergelijkbaar met die van vorig jaar.
Aandacht blijft wenselijk voor het stimuleren van de spraak-/taalontwikkeling.
Kinderen met lagere taalvaardigheid kunnen meer gedragsproblemen ontwikkelen, omdat zij
moeilijker een band opbouwen met klasgenoten.
Bron: Vrij Universiteit Amsterdam, proefschrift Barbara Menting, december 2012
Kinderen met een risico op een spraak-/taalachterstand in de Nederlandse taal kunnen naar de
Voor- en Vroegschoolse Educatie( VVE) worden verwezen, afhankelijk van de met de gemeente
gemaakte afspraken over de indicaties VVE. Hiermee kan een spraak-/taalachterstand mogelijk
worden voorkomen (primaire preventie). Kinderen met een reeds ontstane achterstand in de
spraak-/ taalontwikkeling moeten echter niet (direct) naar de VVE worden verwezen. Eerst zal de
oorzaak van de achterstand moeten worden opgespoord en moeten medische oorzaken worden
uitgesloten (secundaire preventie). Hierbij is de deskundigheid van de jeugdarts van belang en
zal het kind, afhankelijk van de mogelijke oorzaak, worden doorverwezen naar bijvoorbeeld
KNO-arts (keel, neus en oor), logopedist, audiologisch centrum of kinderpsychiater.
Niet alleen kinderen van laag opgeleide ouders hebben een risico op een spraak-/taal-
ontwikkeling achterstand. Bij de VVE is, naast de indicering op basis van opleidingsniveau, de
indicatie ‘risico op een achterstand in de Nederlandse taal’ eveneens wenselijk. Dit risico wordt
niet alleen gevormd indien in een gezin geen Nederlands wordt gesproken, maar kan ook
24
ontstaan door onderstimulering. Om een achterstand op school te voorkomen, kan een kind door
de JGZ naar de VVE worden verwezen.
Indien er sprake is van een voor het kind onvoldoende stimulerende taalomgeving, is een
interventie door de jeugdverpleegkundige wenselijk. Zij kan hiervoor ook indicatieconsulten of
huisbezoeken verrichten, waarbij ze de ouders adviseert over de wijze waarop de spraak-
/taalontwikkeling kan worden gestimuleerd, bijvoorbeeld door voor te lezen, lid te worden van de
bibliotheek, gesprekken te voeren met het kind over de dagelijkse belevenissen, etc.
Aanbeveling
Indien in uw gemeente alleen indicering plaatsvindt op basis van het opleidingsniveau van
ouders, is bovengenoemde aanvullende tweede indicatie zeker aan te bevelen.
Kinderen die alleen een niet Nederlandse taal spreken
Dit overzicht toont het aantal kinderen met een registratie op item 'Meertaligheid'. Dit wordt
geregistreerd bij kinderen tussen de 2 en 4 jaar.
Kinderen die alleen een niet Nederlands taal spreken
Gemeente
Aantal
kinderen
Totaal
geregistreerd
% t.o.v. de
meertalige
kinderen
% t.o.v.
kinderen in zorg
van 2 – 4 jaar
Bunnik 1 9 16,7% 0,2%
De Bilt 5 27 18,5% 0,4%
Houten 21 733 2,9% 1,1%
IJsselstein 7 111 6,3% 0,6%
Lopik 6 27 22,2% 1,4%
Nieuwegein 60 361 16,6% 3,0%
Renswoude 1 3 33,3% 0,5%
Rhenen 0 10 0,0% 0,0%
Utrechtse Heuvelrug 3 36 36,1% 1,1%
Veenendaal 13 138 9,4% 0,5%
Wijk bij Duurstede 1 9 11,1% 0,1%
Zeist 36 257 14,0% 1,8%
Totaal 164 1.718 9,5% 1,1%
Toelichting
Sommige kinderen worden vanaf hun geboorte meertalig opgevoed. In het DD JGZ wordt
meertaligheid geregistreerd in twee vormen: de simultane en de successievelijke meertaligheid.
Bij simultane meertaligheid is er in het primaire opvoedingsmilieu van het kind een permanent
aanbod van twee talen.
Bij successievelijke meertaligheid is er in het primaire opvoedingsmilieu een aanbod van één taal
en leert het kind later (meestal elders) de tweede taal. Als deze laatste groep kinderen een
buitenlandse taal spreekt, kan een risico ontstaan op een achterstand in de Nederlandse taal op
het moment dat deze kinderen naar de basisschool gaan. Ter voorkoming hiervan kunnen deze
kinderen naar de VVE worden verwezen, in gemeenten waar we dit als indicatiecriterium hebben
afgesproken.
25
In 2013 sprak van de kinderen die we in ons werkgebied in zorg hadden 1,1% (in 2012 0,7%)
alleen een buitenlandse taal. De grootste aantallen kinderen die alleen een niet-Nederlandse taal
spraken waren woonachtig in de gemeenten Nieuwegein, Zeist en Houten. Van onze meertalige
kinderen sprak 9,5% alleen een buitenlandse taal.
Overgewicht en obesitas
We kunnen overgewicht of obesitas vaststellen bij kinderen vanaf twee jaar. Bij kinderen is er, in
tegenstelling tot volwassenen, geen vaste BMI-grens waarboven we spreken van overgewicht of
obesitas. Bij kinderen zijn de BMI-afkapwaarden afhankelijk van de leeftijd en het geslacht van
het kind. Het onderstaande overzicht toont het aantal registraties van kinderen die tijdens de
verschillende contactmomenten in 2013 zijn gezien, en het aantal tijdens deze contactmomenten
geregistreerde kinderen met overgewicht of obesitas.
Overgewicht & Obesitas
Gemeente Aantal Overgewicht Aantal Obesitas Gezien
Aantal Percentage Aantal Percentage Aantal
Bunnik
Contactmoment 2 jaar 7 5,5% 0 0,0% 128
Contactmoment 3 jaar 8 5,4% 0 0,0% 148
Contactmoment 3,9 jaar 13 7,3% 3 1,7% 178
Totaal 28 6,2% 3 0,7% 454
De Bilt
Contactmoment 2 jaar 16 4,8% 2 0,6% 335
Contactmoment 3 jaar 17 5,0% 2 0,6% 338
Contactmoment 3,9 jaar 14 3,4% 7 1,7% 416
Totaal 47 4,3% 11 1,0% 1.089
Houten
Contactmoment 2 jaar 42 7,2% 5 0,9% 582
Contactmoment 3 jaar 36 5,5% 3 0,5% 655
Contactmoment 3,9 jaar 33 5,0% 3 0,5% 664
Totaal 111 5,8% 11 0,6% 1.901
IJsselstein
Contactmoment 2 jaar 21 6,5% 4 1,2% 323
Contactmoment 3 jaar 15 4,1% 5 1,4% 367
Contactmoment 3,9 jaar 17 4,4% 8 2,1% 385
Totaal 53 4,9% 17 1,6% 1.075
Lopik
Contactmoment 2 jaar 3 2,8% 0,0% 107
Contactmoment 3 jaar 4 3,4% 0,0% 118
Contactmoment 3,9 jaar 7 5,5% 1 0,8% 128
Totaal 14 4,0% 1 0,3% 353
Nieuwegein
Contactmoment 2 jaar 30 5,1% 5 0,9% 583
Contactmoment 3 jaar 48 7,0% 6 0,9% 687
Contactmoment 3,9 jaar 48 7,0% 11 1,6% 684
Totaal 126 6,4% 22 1,1% 1.954
Overig (overdrachtsplaats)
Contactmoment 2 jaar 5 16,7% 0 0,0% 30
26
Contactmoment 3 jaar 2 3,3% 0 0,0% 61
Contactmoment 3,9 jaar 1 5,3% 0 0,0% 19
Totaal 8 7,3% 0 0,0% 110
Renswoude
Contactmoment 2 jaar 11 14,5% 1 1,3% 76
Contactmoment 3 jaar 7 13,2% 2 3,8% 53
Contactmoment 3,9 jaar 6 11,3% 0 0,0% 53
Totaal 24 13,2% 3 1,6% 182
Rhenen
Contactmoment 2 jaar 12 7,1% 0 0,0% 169
Contactmoment 3 jaar 17 7,4% 4 1,7% 231
Contactmoment 3,9 jaar 14 6,7% 3 1,4% 208
Totaal 43 7,1% 7 1,2% 608
Utrechtse Heuvelrug
Contactmoment 2 jaar 11 3,4% 3 0,9% 321
Contactmoment 3 jaar 30 7,6% 6 1,5% 394
Contactmoment 3,9 jaar 36 8,5% 5 1,2% 423
Totaal 77 6,8% 14 1,2% 1.138
Veenendaal
Contactmoment 2 jaar 26 3,9% 8 1,2% 666
Contactmoment 3 jaar 41 5,5% 12 1,6% 746
Contactmoment 3,9 jaar 42 5,4% 9 1,2% 772
Totaal 109 5,0% 29 1,3% 2.184
Wijk bij Duurstede
Contactmoment 2 jaar 9 4,2% 0 0,0% 212
Contactmoment 3 jaar 7 3,4% 0 0,0% 204
Contactmoment 3,9 jaar 14 6,1% 2 0,9% 229
Totaal 30 4,7% 2 0,3% 645
Zeist
Contactmoment 2 jaar 31 6,6% 7 1,5% 469
Contactmoment 3 jaar 43 7,0% 11 1,8% 613
Contactmoment 3,9 jaar 39 6,3% 10 1,6% 620
Totaal 113 6,6% 28 1,6% 1.702
Totaal geselecteerde items 783 5,8% 148 1,1% 13.395
Toelichting
In ons werkgebied was in 2013 6,7% van de 2 - 4 jarige peuters te zwaar. Overgewicht kwam
voor bij 5,8% en obesitas (ernstig overgewicht) bij 1,1%. Dit betekent dus dat ruim 16% van de te
dikke 2 - 4 jarigen al ernstig overgewicht heeft! Het percentage van 6,7% overgewicht en
obesitas is ten opzichte van 2012 en 2011 nog verder gedaald, toen de percentages 7,8% resp.
8,6% bedroegen.
Het percentage kinderen met overgewicht en obesitas is dus met 14% gedaald ten opzichte van
2012 en met 22% t.o.v. 2011!
De hoogste percentages overgewicht en obesitas vinden we, net als in 2012, in de gemeenten
Renswoude, Rhenen, Utrechtse Heuvelrug, Zeist, Nieuwegein en Bunnik, maar in al deze
gemeenten zijn de percentages gedaald.
De objectieve cijfers zeggen niet alles, aangezien de JGZ-professional niet alleen aan de hand
van de BMI beoordeelt of een kind overgewicht heeft. De professional houdt onder andere ook
rekening met de bouw van het kind en de etniciteit.
27
Overgewicht blijft nog steeds een toenemend probleem voor de volksgezondheid, met grote
risico’s op chronische ziekten, zoals hart- en vaatziekten, diabetes, sommige vormen van kanker
en aandoeningen van het bewegingsapparaat. Op onze consultatiebureaus besteden we veel
aandacht aan primaire preventie, aan het voorkomen van overgewicht, door advisering vanaf de
zuigelingenleeftijd. Hiermee kunnen we voorkomen dat kinderen te dik worden. We schenken
veel aandacht aan advisering over voeding, opvoeding en beweging. Het zo lang mogelijk geven
van borstvoeding proberen wij ook te bevorderen, aangezien dit van positieve invloed is op het
voorkomen van overgewicht op latere leeftijd.
Onze secundaire preventie van overgewicht bestaat uit het zo vroeg mogelijk signaleren van
(dreigend) overgewicht, het doen van interventies, zoals die zijn beschreven in de JGZ richtlijn
overgewicht, en het verwijzen van kinderen met obesitas. Bij overgewicht spelen ook de
pedagogische aspecten en leefstijl een rol. Kinderen met overgewicht hebben een slechtere
gezondheid dan kinderen met een gezond gewicht. Ze hebben een hogere bloeddruk,
ongunstige cholesterolconcentraties en vaker astmasymptomen. Ongunstige
cholesterolconcentraties blijken, naast het eigen overgewicht, ook beïnvloed te worden door
overgewicht van de moeder voor de zwangerschap. Ook roken van de moeder tijdens de
zwangerschap en snelle gewichtstoename in het eerste levensjaar van het kind beïnvloeden de
cholesterolconcentraties. Overgewicht wordt door meerdere factoren bepaald. De aanpak van
overgewicht zal zich daarom niet op slechts één oorzaak kunnen richten.
Problemen gescoord bij contactmomenten op indicatie
Op het moment dat de contactmomenten voor ouder of kind niet toereikend zijn, wordt een extra
contactmoment op indicatie ingepland om het consult te verdiepen, te vervolgen of aan te vullen.
Het is mogelijk dat er tijdens een contactmoment meerdere indicaties zijn voor het consult. In dit
rapport staat weergegeven wat de reden of redenen zijn waarom een kind extra gezien is. In
onderstaande tabel zijn, op verzoek van de gemeenten, de indicatieredenen geclusterd.
Problemen gescoord bij contactmomenten op indicatie
Gemeente
1.
Lichamelijke
problemen
2.
Gewicht
3.
Ontwikkelings
problemen
4.
Psychosociale
en psy(chia-
tr)ische
problemen
5.
Opvoedings-
problematiek
6.
Vaccinaties
Anders
Bunnik 13 1 0 1 0 4 5
De Bilt 38 45 12 4 0 17 21
Houten 195 91 99 12 2 86 59
IJsselstein 82 33 55 6 4 61 17
Lopik 48 21 13 1 1 31 6
Nieuwegein 101 24 56 10 0 50 17
Renswoude 29 8 8 2 0 34 7
Rhenen 38 12 25 4 1 71 10
Utrechtse
Heuvelrug
30 27 16 5 2 31 11
Veenendaal 190 51 68 13 9 135 86
Wijk bij
Duurstede
37 18 8 3 0 16 10
Zeist 130 110 39 28 5 53 53
Totaal 931 441 399 89 24 589 302
28
Toelichting
Het totaal aantal contactmomenten op indicatie bedroeg 2.775.
Contactmomenten op indicatie zijn extra consulten tijdens het spreekuur op het
consultatiebureau. Opvoedingsproblematiek wordt doorgaans niet als extra consult tijdens het
spreekuur besproken, maar elders op locatie of bij ouders thuis. Daarom is de score voor dit
onderwerp vrij laag bij de consulten op indicatie.
De hoogste scores zien we bij lichamelijke problemen, gewicht en vaccinaties. Ouders weten de
weg naar het consultatiebureau goed te vinden. De hoge score bij vaccinaties heeft te maken
met binnenlopende ouders die een uitgestelde vaccinatie komen inhalen of uitgestelde
vaccinaties op afspraak. VitrasCMD biedt op sommige plaatsen de mogelijkheid deze
inhaalvaccinaties ook tijdens het inloopspreekuur te kunnen krijgen. Dit lijkt een goede
ontwikkeling.
Lichamelijke problemen en ontwikkelingsproblemen zijn met name onderwerpen die in de
jongste jaren frequent voorkomen. Het is dan ook logisch dat deze scores hoog zijn.
Wat betreft gewicht blijkt de inzet op preventie van overgewicht goed te scoren. Hierbij wordt de
JGZ richtlijn overgewicht gehanteerd.
Verwijzingen
In de volgende tabel staan, per gemeente, het aantal geregistreerde verwijzingen per
interventiegroep.
29
Verwijzingen per interventiegroep G
em
een
te
Bu
nn
ik
De B
ilt
Ho
ute
n
IJss
els
tein
Lo
pik
Nie
uw
eg
ein
Overi
g
Ren
sw
ou
de
Rh
en
en
Utr
ech
tse
H
eu
velr
ug
Veen
en
daal
Wijk b
ij D
uu
rste
de
Zeis
t
To
taal
Vaccinaties - 1 2 - - 1 - - - - 1 - 1 6
Groei 3 12 16 3 2 6 - 3 1 3 25 3 9 86
Voeding - 8 12 8 4 1 - 2 2 2 14 1 5 59
Opvoedings-
problematiek 4 2 69 14 5 51 - 3 2 6 56 22 36 270
Psychosociale/
emotionele
ontwikkeling - - 19 - - 5 - 1 - - 1 - 1 27
Spraak-/taal
ontwikkeling - 11 42 40 4 44 1 4 7 1 47 - 22 223
Motorische
ontwikkeling
motoriek 2 10 17 9 2 3 - 14 4 3 18 4 12 98
Uitstraling
indruk - - 1 - 5 - - - - - 7 - - 13
Huid 1 11 10 10 2 10 - 7 1 1 19 5 10 87
Hoofd / hals /
zintuigen 17 33 80 45 28 52 - 11 13 10 124 24 61 498
Romp 3 25 12 12 4 4 - 1 2 1 24 5 7 100
Extremiteiten /
houding 21 66 106 43 31 36 - 18 20 14 141 28 35 559
Genitalia 1 7 6 2 - 7 - 1 - - 5 2 2 33
Ouder /
omgevings-
factoren - 5 14 22 16 25 - 4 26 35 32 7 6 192
Anders - 2 3 4 6 1 - - 1 - 2 1 4 24
Onbekend 11 47 - 73 36 27 - 11 5 10 32 1 14 267
Totaal aantal
toewijzingen 63 240 409 285 145 273 1 80 84 86 548 103 225 2.542
30
Toelichting
In de tabel staan de geregistreerde verwijzingen per interventiegroep.
Net als vorig jaar waren de meeste verwijzingen noodzakelijk voor de interventiegroepen
extremiteiten(=ledematen)/houding, hoofd/hals/zintuigen, opvoedingsproblematiek,
spraak-/taalontwikkeling, ouder/omgevingsfactoren, en motorische ontwikkeling/motoriek.
Ook bij romp, huid en groei waren er veel verwijzingen.*
Om u een idee te geven van de soort verwijzingen per interventiegroep geven we hierbij een aantal voorbeelden per interventiegroep, zoals ze in het digitaal dossier worden geregistreerd: - Groei: lengte, overgewicht, ondergewicht - Opvoedingsproblematiek: overmatig huilen, eten, slapen, temperament, gedrag,
zindelijkheid etc. - Ouder-omgevingsfactoren: ondersteuningsbehoefte, indicatie Stevig Ouderschap, VVE of
Prenatale zorg, onveilige situatie, (vermoeden van)kindermishandeling etc. - Psychosociale/emotionele ontwikkeling: sociale interactie, kinderpsychiatrische
aandoeningen, psychosociale -emotionele ontwikkeling. - Extremiteiten/houding: heupdysplasie, houdingsafwijkingen, rugafwijkingen etc. - Romp: hartafwijkingen, luchtwegproblemen, maag/darmproblemen, neurologische
afwijkingen etc. - Voeding: voedingsstoornissen, voedselallergie etc. - Spraak/taal: diverse problemen op spraak en/of taalgebied, gehoor, mondgedrag etc. - Hoofd/hals/zintuigen: gehoor of visuele problemen, lui oog, keel/neus/oorproblemen etc. - Huid: eczeem, pigmentvlekken, haemangiomen (aardbeigezwellen) etc.
Voor sommige indicaties verwijzen onze jeugdartsen rechtstreeks naar de medische specialisten
in de ziekenhuizen, GGZ en audiologische centra. Het is klantvriendelijker voor ouders en
voorkomt onnodige vertraging. Er wordt alleen rechtstreeks verwezen bij verwijsindicaties
waarbij de huisarts geen aanvullende diagnostiek en/of behandeling kan verrichten. Deze
werkwijze voerden wij in 2012 in, en heeft de samenwerking bevorderd tussen de
jeugdgezondheidszorg, de huisartsen en de specialisten. Wij hadden hiervoor speciale afspraken
gemaakt met de zorgverzekeraars in ons werkgebied. Per 1 januari 2014 is inmiddels door de
Zorgverzekeraars Nederland (brancheorganisatie van de zorgverzekeraars) landelijk geregeld
dat de jeugdartsen rechtstreeks mogen verwijzen.
Screening door de JGZ op bijvoorbeeld oogafwijkingen is gericht op het vroegtijdig ontdekken en
behandelen van scheelzien en lui oog. Een dergelijk systeem is slechts in enkele landen
aanwezig.
Het VUmc en OLVG deden in 2012 een onderzoek onder ruim 1000 leerlingen van basisscholen
er werd gekeken naar hoe vaak scheelzien en lui oog voorkwamen. Dit bleek bij 1% van de
scholieren het geval te zijn, terwijl dat in een niet gescreende populatie drie keer zo hoog is.
Screening door de JGZ levert dus een belangrijke bijdrage aan het vroegtijdig ontdekken van
scheel zien en lui oog.
Bron: VUmc, april 2012.
31
Verwijzingen Extern
Geregistreerde externe verwijzingen voor een aantal items
Gemeente Groei Opvoedings-
problematiek
Psychosociale/
emotionele
ontwikkeling
Ouder/omgevings
factoren
Bunnik 3 0 0 0
De Bilt 12 1 0 0
Houten 16 1 15 7
IJsselstein 3 1 0 4
Lopik 2 0 0 9
Nieuwegein 6 0 5 4
Renswoude 3 3 1 1
Rhenen 1 0 0 1
Utrechtse Heuvelrug 2 0 0 2
Veenendaal 18 4 1 3
Wijk bij Duurstede 3 2 0 1
Zeist 9 5 1 4
Totaal 78 17 23 36
Toelichting
Voor het onderwerp ‘Groei’ werden 78 externe verwijzingen geregistreerd, en waren er zoals in
de vorige tabel te zien was, 86 verwijzingen. Bij het onderwerp ‘Opvoedingsproblematiek’ waren
17 externe verwijzingen, terwijl er 270 verwijzingen waren voor dit onderwerp. Bij ‘psychosociale/
emotionele ontwikkeling’ zijn er 23 externe verwijzingen geregistreerd op het totaal van
27 verwijzingen. Op het item ‘Ouder/omgevingsfactoren’ werden 36 externe verwijzingen
geregistreerd bij 192 verwijzingen.
Conclusie
De verwijzingen voor ‘Groei’ en ‘Psychosociale/emotionele ontwikkeling’ werden voornamelijk
naar extern gedaan. Voor ‘Opvoedingsproblematiek’ en ‘Ouder/omgevingsfactoren’ konden de
verwijzingen grotendeels intern blijven.
Dit is ook begrijpelijk. Bij afwijkende groei (lengte of gewicht) zal verwijzing veelal plaatsvinden
naar o.a. diëtist of kinderarts. De verwijzingen bij ‘psychosociale/emotionele ontwikkeling’ vonden
vooral naar de 1e lijn plaats o.a. naar psycholoog, logopedist en kinderfysiotherapeut, maar ook
naar de GGZ.
De verwijzingen voor ‘Opvoedingsproblematiek’ en de ‘Ouder/omgevingsfactoren’ lijken
grotendeels intern in de 1e lijn opgelost te kunnen worden door te verwijzen naar o.a.
interventieverpleegkundigen ‘Stevig Ouderschap’, Video Home Training, maatschappelijk werk.
De externe verwijzingen voor deze onderwerpen gingen o.a. naar GGZ, opvoedbureau,
MEE/integrale vroeghulp, huisarts en audiologisch centrum.
De nadruk bij JGZ ligt op de preventie en op het voorkomen dat een verwijzing noodzakelijk
wordt.
Het tijdens de reguliere contactmomenten adviseren van ouders, het geven van een goede
voorlichting en het ‘normaliseren’ kan veel problemen voorkomen, en op de lange termijn veel
kosten besparen.
Vroegtijdig signaleren en interveniëren levert naast de impact op de kwaliteit van leven van de
betreffende persoon, een kostenbesparing op voor de gezondheidszorg.
32
Inwoners van Nederland hebben één jaar gezondheidswinst te danken aan de
jeugdgezondheidszorg. Bovendien levert iedere euro die jaarlijks in de jeugdgezondheidszorg
wordt geïnvesteerd € 11,- op.
Het gewonnen aantal gezonde levensjaren is in Nederland per jaar ruim 200.000. Dit bleek uit
een in 2012 verschenen rapport van het onderzoek naar de kosteneffectiviteit van JGZ in
Nederland, dat in opdracht van ActiZ werd uitgevoerd door adviesbureau Verdonck, Klooster &
Associates.
Als vervolg op dit rapport verscheen in 2013 het rapport ‘Investeren in opvoeden en opgroeien
loont’. Hierin staan voorbeelden beschreven van effectieve preventieprogramma’s in het land. In
het rapport wordt de vraag gesteld: Kan een preventieve aanpak door de gemeenten meer
opleveren? Het gegeven antwoord is: Ja, dat kan. Wanneer gemeenten bij alle grote
jeugdproblemen altijd eerst zouden kiezen voor inzetten van preventieve aanpakken -individueel
en collectief- leidt dat op termijn tot een rendabeler zorgsysteem. Zo kan de instroom vanuit
basisvoorzieningen naar de (gespecialiseerde) zorg voor jeugd worden ingedamd.
Het rapport is te downloaden op: www.actiz.nl/jeugd , www.ggd.nl , www.opvoedzaak.nl of
www.vka.nl
33
5. Beleid, ontwikkelingen Jeugd en Maatschappelijke Dienstverlening 2014
We bereiden ons voor op de toekomst: deze begint immers vandaag
De jeugdgezondheidszorg, het algemeen maatschappelijk werk en de thuisbegeleiding hebben
zich in 2012 en 2013, samen met verpleging en verzorging, voorbereid op de komende transities.
Dit heeft geresulteerd in de vorming van Jeugd & Gezin teams, waarin de medewerkers JGZ zijn
ondergebracht, samen met hun collega’s van algemeen maatschappelijk werk en
thuisbegeleiding welke op jeugd en gezin gericht zijn.
Generalisten in de Wmo
Voor onze medewerkers betekent de toekomst een andere manier van (samen)werken.
Zelfregie, participatie en sociale samenhang zijn kernbegrippen in de uitvoering van de Wmo.
Sociale professionals staan daarom voor een pittige opgave; van hen worden andere
vaardigheden gevraagd.
In 2014 zal in de bijscholing hier extra aandacht aan worden besteed: outreachend werken,
doorpakken in problematische situaties, werken met de Wmo-competenties.
De branche organisatie MOVISIE heeft 10 Wmo-competenties voor welzijn en maatschappelijke
dienstverlening geformuleerd. Een veldonderzoek in acht gemeenten en 87 initiatieven om
sociaal werkers opnieuw te profileren, hebben geleid tot de totstandkoming hiervan. De
competenties zijn opgesteld in nauwe samenwerking met brancheorganisaties, vakbonden,
beroepsverenigingen en het beroepsonderwijs.
Cliëntpad
Tevens hebben we het cliëntpad ingevoerd: dat wil zeggen dat we gerichter kijken naar wat de
cliënt en zijn/haar omgeving zelf kan en hoe de zorg/hulpverlening weer kan worden afgebouwd.
Ook dit vraagt om een andere werkwijze van onze professionals en aanvullende scholing.
Lokale aansluiting
Lokale aansluiting doen we niet alleen, we doen dit samen met gemeente, de cliënt, keten-
partners en met onze collega’s. We gaan integraal en multidisciplinair werken, zowel intern als
extern. We zijn lokaal zichtbaar via onze diensten én aanspreekpunt in de wijk: via onze
professionals bij de gezinnen thuis, in de Centra voor Jeugd en Gezin, op de scholen en in
multidisciplinaire samenwerking in de diverse ketens. We organiseren ons werk zo licht mogelijk.
Door afstemming en samenwerking hebben we goed zicht op ons totale aanbod in de gemeente,
afgestemd op de vraag van de cliënt. Onnodige overlap in ons aanbod én onnodige
doorverwijzing naar de 2e lijn wordt zo voorkomen. Zo werken we samen aan een nieuwe stijl
van werken.
Kenmerkend voor lokale zorg en hulp is dat maatschappelijke en individuele vragen het meest
effectief worden beantwoord met de inzet en inzichten van meerdere disciplines. In de jaren die
achter ons liggen is dit in de breedte doorontwikkeld, passend bij het overheidsbeleid en
hedendaagse kwaliteitscriteria. Zo zijn o.a. gerealiseerd de Centra voor Jeugd en Gezin, de
woonservicezones, de ketens dementie, de ketens thuisgeweld en OGGZ.
Bij al die onderwerpen zetten wij steeds alle disciplines in. Niet langer is smalle monodisciplinaire
zorg en hulpverlening de praktijk: cliënten kunnen rekenen op één gezin één plan, zowel in de
zorg voor jeugd als voor volwassenen. Dit is het integrale denken en werken waar de cliënt en de
financierende partner behoefte aan hebben.
34
Andere tijden, andere werkwijze
Professionals zijn vanaf 2012 voorbereid op de veranderingen in hun werk. De vraag en de eigen
kracht van de burgers staat nu centraal. Wat kan men zelf? Kan het sociale netwerk ingezet of
versterkt worden; is het mogelijk om een beroep te doen op vrijwilligerswerk of mantelzorg? Is er
een collectieve voorziening nodig? Professionele inzet volgt pas als informele of collectieve inzet
niet voldoende of mogelijk is. Daarbij is het van belang dat we het proces rond de cliënt (wrap
around care) organiseren. Met meer regelruimte voor de professional. Bij meerdere betrokkenen
wordt het maken van één gezinsplan overwogen en wordt afgestemd of ondersteuning via
coördinatie van de zorg aan de orde is.
Transitie Jeugdzorg
We zijn kernpartner in de Centra voor Jeugd en Gezin, de centra die een prominente rol in de
transitie jeugdzorg gaan innemen. Via de jeugdgezondheidszorg zien wij minstens 90% van de
kinderen en hun ouders en opvoeders in de eerste jonge jaren. Via het schoolmaatschappelijk
werk zijn we meer en meer aanwezig in het basis- en voortgezet onderwijs. VitrasCMD heeft de
afgelopen jaren actief bijgedragen aan de ontwikkeling van de lokale jeugdnetwerken,
opvoedondersteuning en samenwerking in het CJG. In 2005 is de samenwerkingsovereenkomst
met Bureau Jeugdzorg getekend en stonden we aan de basis van de handreiking Coördinatie
van zorg die nu in de provincie Utrecht wordt gebruikt.
In 2012 hebben we een aantal speerpunten uitgewerkt:
De cliënt staat centraal. Dit hebben we tot uiting gebracht in de ontwikkeling van cliëntpaden,
klanttevredenheidsonderzoeken en door het houden van focusgroepen onder ouders.
We zijn een pilot gestart waarin we laagdrempelige multidisciplinaire diagnostiek in het CJG
mogelijk willen maken.
We zijn lokaal stevig ingebed en werken nauw samen met gemeenten en lokale
ketenpartners zoals onderwijs, GGD, welzijnsorganisaties, huisartsen etc.
In het CJG Houten hebben we met een multidisciplinaire groep medewerkers gewerkt aan
andere werkwijzen (one stop shop) en een proef met een CJG team geïnitieerd.
We hebben een training “coördinatie van zorg” ontwikkeld.
We hebben middels de kennis van onze gezinscoaches de methodiek van netwerkberaad/
familieberaad tot onze beschikking.
We schoolden onze medewerkers de afgelopen jaren extra met diverse trainingen, o.a. de
vijfdaagse CJG scholing: Ouder schap & Opvoeding.
We zetten informele zorg in, bijvoorbeeld “Meeleefgezin” en “Samen Oplopen”.
De jeugdgezondheidszorg flexibiliseert. We gaan zorg en hulp, binnen de wettelijke
grenzen, zodanig inrichten dat deze beter past bij de huidige behoefte van kind en ouders,
zonder de signalerende taak uit het oog te verliezen. We houden alle kinderen in beeld, want
ook een niet-risicokind kan later een risicokind worden door veranderde (gezins-)
omstandigheden.
Onze jeugdartsen kunnen rechtstreeks verwijzen naar specialisten in de 2e lijn, incl. de
GGZ.
Flexibilisering JGZ
In 2011 is door de jeugdgezondheidszorg de aanzet gemaakt naar flexibilisering van zorg. Wij
onderzoeken hoe de contactmomenten flexibel kunnen worden ingezet om aan te sluiten bij
wensen van huidige ouders, professionals en de gemeente. We willen alle kinderen in beeld te
35
hebben en binnen het besteedbare budget tijd vrij maken voor ouders die meer aandacht nodig
hebben. In 2012 zijn we gestart in drie gemeenten; Bunnik, Rhenen en Wijk bij Duurstede.
De nieuwe aanpak
Gedurende de consulten van 0 - 6 maanden leggen medewerkers samen met de ouders een
basis voor het vervolgcontact. Bij het consult van 6 maanden gaan medewerkers met de ouders
in overleg hoe ze het komende halve jaar gebruik willen maken van het consultatiebureau of op
welke andere manier ze gebruik willen maken van kennis over bijvoorbeeld eten, slapen, gedrag
en opvoeding. Voor een aantal gemeenten wordt het aanbod vanaf de leeftijd van 6 maanden
breder waardoor ouders meer keus hebben. Zoals bijvoorbeeld informatiebijeenkomsten, een
informatiebrief voor kinderen vanaf 6 maanden, een mamacafé en de mogelijkheid tot
rechtstreeks, persoonlijk contact met de jeugdverpleegkundige.
Rechtstreeks verwijzen
Per 1 januari 2012 is de JGZ gestart met ‘rechtstreeks verwijzen’. Jeugdartsen verwezen in 2012
bij de aandoeningen heupdysplasie, kleine lichaamslengte en visusafwijkingen rechtstreeks naar
de specialist.
Na evaluatie bleek deze nieuwe werkwijze succesvol te zijn voor zowel ouders, jeugdartsen,
huisartsen als specialisten, en is besloten in 2013 de verwijsindicaties verder uit te bereiden.
Rechtstreeks verwijzen is cliëntvriendelijker en geeft tijdsbesparing voor ouders en huisartsen.
Verwijzingen worden altijd met de huisarts gecommuniceerd. Het bevordert de samenwerking
tussen jeugdartsen, huisartsen en specialisten
Orde op zaken bij schulden
Het project ‘Orde op zaken bij schulden’ van het Budget Advies Centrum te Veenendaal biedt
cliënten een budgetcursus aan en vergroot zo hun financiële zelfredzaamheid. Ook koppelt het
centrum cliënten aan vrijwilligers, de zogenoemde schuldhulpmaatjes.
Indicatievrije trajecten
In de regio Food Valley is het experiment ‘Ambulante jeugdzorg zonder indicatie’ van start
gegaan. Het doel is om meer samenhang te brengen tussen het ambulante aanbod van
provinciale jeugdzorginstellingen en lichtere vormen van pedagogische ondersteuning aan
ouders en jeugdigen.
In de regio Lekstroom is er de pilot ‘Voorlopersaanpak jeugdzorg- passend onderwijs’. Doel is
met een aantal samenwerkingsverbanden passend onderwijs (in oprichting) en gemeenten al
werkend te ontdekken hoe scholen en gemeenten tot een optimale integrale zorg voor hun
jeugdigen kunnen komen
36
6. Jaarrekening Stichting Vitras JGZ 2012
Stichting Vitras JGZ (Enkelvoudig)
ENKELVOUDIGE JAARREKENING 2013
1
Stichting Vitras JGZ (Enkelvoudig)
ENKELVOUDIGE BALANS PER 31 DECEMBER 2013
(na resultaatsbestemming)
Ref. 31-dec-13 31-dec-12
€ €
ACTIVA
Materiële vaste activa 1 84 85
Totaal vaste activa 84 85
Vlottende activa
Vorderingen en overlopende activa 2 8.232 2.020
Liquide middelen 3 49 68
Totaal vlottende activa 8.281 2.088
Totaal activa 8.365 2.173
Ref. 31-dec-13 31-dec-12
PASSIVA € €
Eigen vermogen 4
Collectief gefinancierd gebonden vermogen 0 0
Niet collectief gefinancierd vrij vermogen 1.350 1.323
Totaal eigen vermogen 1.350 1.323
Voorzieningen 5 313 321
Kortlopende schulden
Kortlopende schulden en overlopende passiva 6 6.702 529
Totaal Passiva 8.365 2.173
2
Stichting Vitras JGZ (Enkelvoudig)
Ref. 2013 2012
€ €
BEDRIJFSOPBRENGSTEN:
Overige bedrijfsopbrengsten 6 6.928 7.086
Som der bedrijfsopbrengsten 6.928 7.086
BEDRIJFSLASTEN:
Personeelskosten 7 4.450 4.923
Afschrijvingen materiële vaste activa 8 9 16
Overige bedrijfskosten 9 2.442 1.877
Som der bedrijfslasten 6.901 6.816
BEDRIJFSRESULTAAT 27 270
RESULTAAT BOEKJAAR 27 270
RESULTAATBESTEMMING
Het resultaat is als volgt verdeeld: 2013 2012
€ €
Toevoeging/(onttrekking):
Reserve Jeugdgezondheidszorg 0 111
Bestemmingsreserve transitie lokaal gericht 27 159
27 270
3
ENKELVOUDIGE RESULTATENREKENING OVER 2013
Stichting Vitras JGZ (Enkelvoudig)
GRONDSLAGEN VAN WAARDERING EN RESULTAATBEPALING
Algemeen
ENKELVOUDIGE JAARREKENING
Indien geen toelichting is opgenomen van een post wordt hiermee automatisch verwezen naar de
toelichting op de geconsolideerde jaarrekening
De grondslagen van waardering en resultaatbepaling voor de enkelvoudige balans zijn gelijk aan de
grondslagen die worden vermeld in de toelichting op de geconsolideerde jaarrekening van Stichting
Vitras/CMD.
4
Stichting Vitras JGZ (Enkelvoudig)
TOELICHTING OP DE ENKELVOUDIGE BALANS
ACTIVA
1. Materiële vaste activa
De specificatie is als volgt : 31-dec-13 31-dec-12
€ €
Installaties 0 0
Overige 32 34
Inventaris 52 51
Totaal materiële vaste activa 84 85
Het verloop van de materiële activa in het verslagjaar is als volgt weer te geven : 2013 2012
€ €
Boekwaarde per 1 januari 85 89
Bij: investeringen 8 12
Af: afschrijvingen 9 16
Af: bijzonder waardeverminderingsverlies 0 0
Af: desinvesteringen 0 0
Boekwaarde per 31 december 84 85
2. Vorderingen en overlopende activa
De specificatie is als volgt : 31-dec-13 31-dec-12
€ €
Vorderingen op debiteuren 7 12
Vorderingen op groepsmaatschappijen 8.011 1.944
Vorderingen op participanten en maatschappijen waarin wordt deelgenomen 0 0
Overige vorderingen 1 0
Vooruitbetaalde bedragen:
Voorschotten personeel 79 80
Belastingen en premies sociale verzekering 0 0
Overige vooruitbetaalde bedragen 8 8
Nog te ontvangen bedragen:
Subsidie gemeente 41 -115
Entgelden 0 0
Nog te ontvangen rente 0 0
Uitkering UWV 0 0
Overige 85 91
Overige overlopende activa
Nog te factureren WMO subsidie 0 0
Totaal vorderingen en overlopende activa 8.232 2.020
3. Liquide middelen
De specificatie is als volgt : 31-dec-13 31-dec-12
€ €
Bankrekeningen 49 68
Kassen 0 0
Deposito's 0 0
Kruisposten 0 0
Totaal liquide middelen 49 68
5
Stichting Vitras JGZ (Enkelvoudig)
TOELICHTING OP DE ENKELVOUDIGE BALANS
PASSIVA
4. Eigen vermogen
De specificatie is als volgt : 31-dec-13 31-dec-12
€ €
Niet collectief gefinancierd vrij vermogen 1.350 1.323
Totaal eigen vermogen 1.350 1.323
Niet collectief gefinancierd vrij vermogen
Saldo per Resultaat- Overige Saldo per
Het verloop is als volgt weer te geven: 1-jan-2013 bestemming mutaties 31-dec-2013
€ € € €
Reserves en Bestemmingsreserves:
Reserve Jeugdgezondheidszorg 1.164 0 0 1.164
Bestemmingsreserve transitie lokaal gericht 159 27 186
Totaal niet-collectief gefinancierd vrij vermogen 1.053 27 0 1.350
5. Voorzieningen
Saldo per Dotatie Onttrekking Saldo per
Het verloop is als volgt weer te geven: 1-jan-2013 31-dec-2013
€ € € €
Reservering Jubilea 30 0 1 29
Tweede ziektejaar 7 16 0 23
Persoonlijk Levensfase Budget 284 0 23 261
Totaal voorzieningen 321 16 24 313
Toelichting in welke mate (het totaal van) de voorzieningen als langlopend moet worden beschouwd:
31-dec-2013
Kortlopend deel van de voorzieningen (< 1 jr.) 64
Langlopend deel van de voorzieningen (> 1 jr.) 249
Hiervan langlopend (> 5 jaar) 100
6. Kortlopende schulden en overlopende passiva
De specificatie is als volgt : 31-dec-13 31-dec-12
€ €
Crediteuren 81 95
Belastingen en sociale premies 0 30
Nog te betalen salarissen -124 -17
Vakantiegeld 162 162
Vakantiedagen 196 203
Overige schulden 6.369 0
Nog te betalen kosten 0 31
Vooruitontvangen opbrengsten 18 25
Totaal kortlopende schulden en overlopende passiva 6.702 529
6
Stichting Vitras JGZ (Enkelvoudig)
TOELICHTING OP DE ENKELVOUDIGE RESULTATENREKENING
BATEN
6. Toelichting overige bedrijfsopbrengsten
De specificatie is als volgt : 2013 2012
€ €
Subsidie Jeugdgezondheidzorg 6.120 6285
Overige opbrengsten 808 801
Totaal 6.928 7.086
7
Stichting Vitras JGZ (Enkelvoudig)
TOELICHTING OP DE ENKELVOUDIGE RESULTATENREKENING
LASTEN
7. Personeelskosten
De specificatie is als volgt : 2013 2012
€ €
Lonen en salarissen 3.594 3686
Sociale lasten 286 512
Pensioenpremie 294 328
Andere personeelskosten: 130 204
Sub-totaal 4.304 4.730
Personeel niet in loondienst 146 193
Totaal personeelskosten 4.450 4.923
Specificatie gemiddeld aantal personeelsleden (in FTE's) per segment:
Jeugdgezondheidzorg 63 82
Gemiddeld aantal personeelsleden op basis van full-time eenheden 63 82
8. Afschrijvingen materiële vaste activa
De specificatie is als volgt : 2013 2012
€ €
- materiële vaste activa 9 16
Totaal afschrijvingen 9 16
9. Overige bedrijfskosten
De specificatie is als volgt : 2013 2012
€ €
Algemene kosten 146 118
Patiënt- en bewonersgebonden kosten 0 18
Dotaties en vrijval voorzieningen -7 -39
Doorbelasting vanuit Stichting Vitras/CMD 2.303 1780
Totaal bedrijfskosten 2.442 1.877
8
Stichting Vitras JGZ (Enkelvoudig)
5.1.8 ONDERTEKENING DOOR BESTUURDERS EN TOEZICHTHOUDERS
Ondertekening door bestuurders en toezichthouders
Raad van Bestuur Stichting Vitras/CMD:
Vastgesteld per 24 maart 2014, te Nieuwegein
Ondertekening per 24 maart 2014, te Nieuwegein
A.A.M. (Dinie) van der Linden
directeurbestuurder
Raad van Toezicht Stichting Vitras/CMD:
P. (Daniëlla) Buis A.G.J. (Ton) Strien
E.R. (Erwin) Capitain M.J.R. (Mary) Groenewoud
A.R.A. (Lex) van den Ham
9