Kamer van volksvertegenwoordigers – Activiteitenverslag 2012-2013
-1-
Overzicht en bespreking van sommige belangrijke aangenomen wetsontwerpen en
wetsvoorstellen
WET VAN 24 JUNI 2013 TOT WIJZIGING VAN DE WET VAN 7 NOVEMBER 1969 BETREFFENDE DE
TOEPASSING VAN DE SOCIALE ZEKERHEIDSWETGEVING OP DE HOUDERS VAN EEN VERGUNNING
“BEROEPSRENNER” (NOG NIET GEPUBLICEERD IN HET BS) (DOC 53K2263)
Deze wet beoogt een betere sociale bescherming voor beroepswielrenners. Omdat het niet
altijd evident is de verplichte sociale bijdragen te recupereren bij buitenlandse ploegen, wordt
het afleveren van de vergunning “eliterenner met contract” afhankelijk gemaakt van de betaling
van een waarborg ter waarde van de verschuldigde bijdragen voor de duur van de vergunning.
WET VAN 27 DECEMBER 2012 HOUDENDE HET TEWERKSTELLINGSPLAN (BS VAN 31 DECEMBER
2012), (DOC 53K2503)
Deze wet bevat het tewerkstellingsplan van de regering, dat op vijf pijlers berust: meer jongeren
aan de slag helpen, meer kansen aan ouderen geven, werken meer lonend maken, inzetten op
vier-vijfdejobs en bijkomende jobs creëren. Om het plan te realiseren, worden verschillende
concrete maatregelen genomen: het stelsel van de werkbonus wordt vereenvoudigd, de
bijdrageverminderingen voor doelgroepen worden gewijzigd, in de ondernemingen worden
bijkomende stageplaatsen gecreëerd en de alternatieve financiering van het algemeen beheer
van de sociale zekerheid wordt uitgebreid.
WET VAN 12 JULI 2013 TOT WIJZIGING VAN DE WETGEVING MET BETREKKING TOT DE BESTRIJDING
VAN DE LOONKLOOF TUSSEN MANNEN EN VROUWEN (BS VAN 26 JULI 2013), (DOC 53K2739)
De wet ter bestrijding van de loonkloof tussen mannen en vrouwen, die op 7 september 2012 in
werking is getreden, bevat bepalingen die juridische of praktische problemen veroorzaken.
Deze wet beoogt een betere uitvoerbaarheid en een grotere efficiëntie van de wet zonder
afbreuk te doen aan de filosofie ervan. Op interprofessioneel en sectorieel niveau en op
ondernemingsniveau worden aanpassingen doorgevoerd: aan het technisch verslag van de
Centrale Raad voor het Bedrijfsleven wordt een hoofdstuk over de evolutie van de loonkloof
Kamer van volksvertegenwoordigers – Activiteitenverslag 2012-2013
-2-
toegevoegd, een evaluatie van de genderneutraliteit van functieclassificaties wordt verplicht
gesteld, strafsancties worden ingevoerd voor ondernemingen die de loonkloofwet niet naleven.
WET VAN 26 JULI 2013 TOT WIJZIGING VAN DE WET VAN 24 JULI 1987 BETREFFENDE DE
TIJDELIJKE ARBEID, DE UITZENDARBEID EN HET TER BESCHIKKING STELLEN VAN WERKNEMERS TEN
BEHOEVE VAN GEBRUIKERS, WAT DE ARBEIDSOVEREENKOMST VOOR UITZENDARBEID BETREFT
(BS VAN 16 JULI 2013), (DOC 53K2740)
De sociale partners in de Nationale Arbeidsraad hebben na een jarenlang proces van
onderhandelingen een principeakkoord bereikt omtrent de modernisering van het reglementaire
en conventionele kader inzake uitzendarbeid. Deze wet geeft uitvoering aan dat akkoord, dat
vier luiken bevat: de aanpassing van de regeling inzake informatieverstrekking aan en controle
door de vakbonden, de beperking van opeenvolgende dagcontracten, de gefaseerde
afschaffing van de mogelijkheid om arbeidsovereenkomsten voor uitzendarbeid op te stellen tot
48 uur na aanvang van de prestaties, de invoering en regeling van een motief van instroom.
WET VAN 30 JULI 2013 HOUDENDE DIVERSE BEPALINGEN (BS VAN 1 AUGUSTUS 2013), (DOC
53K2891)
Deze wet bevat in eerste instantie uiteenlopende maatregelen in het domein van werk, maar
door middel van amendementen van de meerderheidsfracties werden er andere bepalingen
ingevoegd die betrekking hebben op kinderbijslag, geneesmiddelen en de strijd tegen private
vermogensstructuren (trusts, buitenlandse stichtingen en andere juridische constructies) die de
ontduiking of ontwijking van belastingen als doel hebben. De wet bevat verder ook fiscale
maatregelen die voortvloeien uit de begrotingscontrole; naast de verhoging van accijnzen en
btw is de invoering van de fairness tax, op grond waarvan ondernemingen die nauwelijks
belastingen betalen, maar wel dividenden uitkeren aan een bijzondere heffing worden
onderworpen, een opvallende maatregel.
WET VAN 18 JULI 2013 TOT WIJZIGING VAN DIVERSE BEPALINGEN BETREFFENDE HET STATUUT VAN DE
MILITAIREN (BS VAN 14 AUGUSTUS 2013), 53K2821
Kamer van volksvertegenwoordigers – Activiteitenverslag 2012-2013
-3-
Deze wet bevat twee luiken: een luik betreffende het verlof voor ouderschapsbescherming van
de militairen en een luik betreffende het statuut van de militair die een vrijwillige militaire inzet
(EVMI) aangaat. In het eerste luik wordt het verlof voor ouderschapsbescherming afgelijnd op
dit van toepassing op de personeelsleden van het openbaar ambt. Het tweede luik beoogt op
het vlak van het administratief statuut van de militair die een vrijwillige militaire inzet (EVMI)
vervult, de toepassing van bepaalde koninklijke besluiten mogelijk te maken door er een
delegatie aan de Koning aan toe te voegen, en ook discriminatie te vermijden tussen de uit het
statuut EVMI gesproten aanvullingsvrijwilliger en de aanvullingsvrijwilliger die daar niet uit
gesproten is
WET VAN 31 JULI 2013 TOT WIJZIGING VAN DE WET VAN 28 FEBRUARI 2007 TOT VASTSTELLING VAN
HET STATUUT VAN DE MILITAIREN VAN HET ACTIEF KADER VAN DE KRIJGSMACHT EN TOT WIJZIGING
VAN SOMMIGE BEPALINGEN BETREFFENDE HET STATUUT VAN HET MILITAIR PERSONEEL (BS VAN 20
SEPTEMBER 2013), DOC 53K2879
In uitvoering van het regeerakkoord van 1 december 2011 en om tegemoet te komen aan de
noden van Defensie voert deze wet een modernisering door op het vlak van de
personeelsstructuur, het personeelsmanagement, de militaire geschiktheid, de interne werving
en de overgang naar andere functies.
Sinds de laatste grote wijziging van het statuut van de militairen in 2007, zijn de
omstandigheden waarin Defensie haar opdrachten uitvoert sterk gewijzigd. De technologische
evolutie en de permanente inzet van personeelsleden van Defensie in een internationale
omgeving stelt het departement voor grote uitdagingen. Daarnaast evolueert ook de
maatschappij. Studies tonen aan dat de loyauteit van jongeren ten aanzien van de werkgever is
gewijzigd. Daarom wordt een aanpassing van het huidige personeelsstatuut doorgevoerd maar
wordt er ook actie ondernomen om in de toekomst voldoende jongeren aan te trekken op de
arbeidsmarkt.
WET VAN 30 AUGUSTUS 2013 TOT INSTELLING VAN DE MILITAIRE LOOPBAAN VAN BEPERKTE DUUR
(BS VAN 4 OKTOBER 2013), DOC 53K2878
Deze wet stelt een statuut van beperkte duur in. Dit statuut laat toe om jongeren gedurende een
periode tot 8 jaar te binden aan Defensie wat een gunstig effect zal hebben op de
Kamer van volksvertegenwoordigers – Activiteitenverslag 2012-2013
-4-
leeftijdspiramide. Daarbij wordt bijzondere aandacht besteed aan onder andere de attractiviteit
van deze militaire loopbaan, de mogelijkheid tot mobiliteit en de opleiding.
WET VAN 30 JULI 2013 TOT VERSTERKING VAN DE BESCHERMING VAN DE AFNEMERS VAN FINANCIËLE
PRODUCTEN EN DIENSTEN ALSOOK VAN DE BEVOEGDHEDEN VAN DE AUTORITEIT VOOR FINANCIËLE
DIENSTEN EN MARKTEN EN HOUDENDE DIVERSE BEPALINGEN (I) (BS VAN 30 AUGUSTUS 2013), (DOC
53K2872)
WET VAN 31 JULI 2013 TOT VERSTERKING VAN DE BESCHERMING VAN DE AFNEMERS VAN FINANCIËLE
PRODUCTEN EN DIENSTEN ALSOOK VAN DE BEVOEGDHEDEN VAN DE AUTORITEIT VOOR FINANCIËLE
DIENSTEN EN MARKTEN EN HOUDENDE DIVERSE BEPALINGEN (II) (BS VAN 30 AUGUSTUS 2013),
(DOC 53K2873)
De toezichtsarchitectuur van de Belgische financiële sector is geëvolueerd van een
geïntegreerd toezichtsmodel naar een bipolair model (“Twin Peaks”). In dit model oefent
enerzijds de Nationale Bank van België het toezicht uit op de macro- en micro-economische
stabiliteit van het financiële stelsel en oefent anderzijds de Autoriteit voor Financiële Diensten
en Markten (FSMA) het toezicht uit op de markten en op de naleving van de gedragsregels
waaraan de financiële tussenpersonen zijn onderworpen teneinde een loyale, billijke en
professionele behandeling van hun cliënten te waarborgen.
Dit model is ingevoerd door de wet van 2 juli 2010 tot wijziging van de wet van 2 augustus 2002
betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten en van de wet van 22
februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België, en
houdende diverse bepalingen, en door het koninklijk besluit van 3 maart 2011 betreffende de
evolutie van de toezichtsarchitectuur voor de financiële sector.
De eerste wet betreft dat deel van het toezicht, dat wordt uitgeoefend door de FSMA. Ter
bescherming van de afnemers van financiële producten en diensten is verkrijgt de FSMA de
nodige bevoegdheden om dit toezicht zo efficiënt mogelijk te laten verlopen.
Daarnaast bevat de wet een aantal bepalingen die moeten bijdragen tot meer transversale
coherentie in de regels ter bescherming van de afnemers van financiële producten en diensten.
De voornaamste bepalingen van de tweede wet vervangen het vroegere regime van de
vordering tot staking in de wet van 4 december 1990 op de financiële transacties en de
Kamer van volksvertegenwoordigers – Activiteitenverslag 2012-2013
-5-
financiële markten door een vernieuwd regime, waarvan de bepalingen worden ingelast in
hoofdstuk V van de wet van 2 augustus 2002.
De nieuwe regels over de vordering tot staking zijn in belangrijke mate gebaseerd op de
bestaande regels zoals vervat in de wet van 4 december 1990, maar ze worden aangevuld en
aangepast aan de regels over de vordering tot staking zoals vervat in de wet van 6 april 2010
betreffende marktpraktijken en consumentenbescherming en de wet van 6 april 2010 met
betrekking tot de regeling van bepaalde procedures, in het kader van de wet van 6 april 2010
betreffende marktpraktijken en consumentenbescherming.
WET VAN 3 APRIL 2013 HOUDENDE INVOEGING VAN BOEK IV "BESCHERMING VAN DE MEDEDINGING"
EN VAN BOEK V "DE MEDEDINGING EN DE PRIJSEVOLUTIES" IN HET WETBOEK VAN ECONOMISCH
RECHT EN HOUDENDE INVOEGING VAN DE DEFINITIES EIGEN AAN BOEK IV EN AAN BOEK V EN VAN DE
RECHTSHANDHAVINGSBEPALINGEN EIGEN AAN BOEK IV EN AAN BOEK V, IN BOEK I VAN HET WETBOEK
VAN ECONOMISCH RECHT (BS VAN 26 APRIL 2013), (DOC 53K2591)
WET VAN 3 APRIL 2013 HOUDENDE INVOEGING VAN DE BEPALINGEN DIE EEN AANGELEGENHEID
REGELEN ALS BEDOELD IN ARTIKEL 77 VAN DE GRONDWET, IN BOEK IV "BESCHERMING VAN DE
MEDEDINGING" EN BOEK V "DE MEDEDINGING EN DE PRIJSEVOLUTIES" VAN HET WETBOEK VAN
ECONOMISCH RECHT (BS VAN 26 APRIL 2013), (DOC 53K2592)
Deze wetten passen de algemene mededingingsregels aan.
De Belgische mededingingsautoriteit wordt hervormd, maar de scheiding tussen onderzoeks-
en beslissingsbevoegdheden wordt behouden. De structuur wordt gestroomlijnd, met één
voorzitter van de instelling die het beslissingscollege zal voorzitten, en daarbij zitting heeft met
twee onafhankelijke experten. De onderzoeken worden geleid door de auditeur-generaal en het
auditoraat wordt gereorganiseerd.
De wet voert procedurewijzigingen in, die betrekking hebben op de voorlopige maatregelen,
maar ook op de sancties tegen natuurlijke personen. Inbreukzaken zullen versneld kunnen
worden behandeld en de procedure voor het nemen van administratieve beslissingen wordt
gestroomlijnd.
Wanneer het Prijzenobservatorium problemen vaststelt op het vlak van prijzen of marges, kan
de Mededingingsautoriteit voorlopige maatregelen treffen voor maximaal zes maanden.
WET VAN 21 DECEMBER 2012 HOUDENDE WIJZIGINGEN VAN HET KONINKLIJK BESLUIT VAN 30 JANUARI
1997 BETREFFENDE HET PENSIOENSTELSEL DER ZELFSTANDIGEN MET TOEPASSING VAN DE
Kamer van volksvertegenwoordigers – Activiteitenverslag 2012-2013
-6-
ARTIKELEN 15 EN 27 VAN DE WET VAN 26 JULI 1996 TOT MODERNISERING VAN DE SOCIALE
ZEKERHEID EN TOT VRIJWARING VAN DE LEEFBAARHEID VAN DE WETTELIJKE PENSIOENSTELSELS EN
VAN ARTIKEL 3, § 1, 4°, VAN DE WET VAN 26 JULI 1996 STREKKENDE TOT REALISATIE VAN DE
BUDGETTAIRE VOORWAARDEN TOT DEELNAME VAN BELGIË AAN DE EUROPESE ECONOMISCHE EN
MONETAIRE UNIE EN HOUDENDE VASTSTELLING VAN EEN OVERGANGSREGELING MET BETREKKING
TOT DE HERVORMING VAN HET VERVROEGD RUSTPENSIOEN VOOR ZELFSTANDIGEN (BS VAN 25
FEBRUARI 2013), (DOC 53K2418)
In het kader van de pensioenhervorming wordt voor zelfstandigen het aantal loopbaanjaren
gereduceerd naar analogie van de regeling ten aanzien van werknemers. Op deze wijze zal de
zelfstandige uiterlijk op 31 december 2012 de leeftijd van 57 tot 61 jaar bereikt en een
loopbaanduur van 32 kalenderjaren bewijst, de ingang van het vervroegd rustpensioen hooguit
twee jaar moeten uitstellen vanaf 1 januari 2013.
WET VAN 13 DECEMBER 2012 HOUDENDE FISCALE EN FINANCIËLE BEPALINGEN (BS VAN 20
DECEMBER 2012), DOC 53K2458
De fiscale en financiële maatregelen uit de wet van 13 december 2012 volgen uit de in het
regeerakkoord van 1 december 2011 vastgelegde budgettaire afspraken. De hervormingen
hebben betrekking op natuurlijke personen, rechtspersonen en niet-inwoners. Onder meer
worden aftrekbare uitgaven in de personenbelasting omgezet in belastingverminderingen
(tarieven van 45 en 30 %). Deze fiscale vereenvoudigingen kaderen in de voorbereiding van het
nieuwe financieringsmechanisme van de Gewesten en de Gemeenschappen. Er zijn tot slot nog
bepalingen in wet opgenomen met betrekking tot de werking van de FSMA, de Nationale Kas
voor Rampenschade en Fedorest.
PROGRAMMAWET VAN 27 DECEMBER 2012 (BS VAN 31 DECEMBER 2012), DOC 53K2561
Met de programmawet van 27 december 2012 geeft de regering uitvoering aan het
begrotingsakkoord van 20 november 2012 over de begroting voor het begrotingsjaar 2013.
Inzake financiële en fiscale hervormingen voert de programmawet een bevrijdende roerende
voorheffing van 25 % in, met een overgangsregeling voor het inkomstenjaar 2012. Daarnaast
Kamer van volksvertegenwoordigers – Activiteitenverslag 2012-2013
-7-
wordt nog de aangifteplicht ingevoerd voor buitenlandse levensverzekeringsovereenkomsten en
wordt de taks op levensverzekeringscontracten op 2 % gebracht.
WET VAN 17 JUNI 2013 HOUDENDE FISCALE EN FINANCIËLE BEPALINGEN EN BEPALINGEN
BETREFFENDE DE DUURZAME ONTWIKKELING (BS VAN 28 JUNI 2013), DOC 53K2756
De fiscale maatregelen uit de wet van 17 juni 2013 zijn het gevolg van het economische
relanceplan van de federale regering van 2012. Kmo’s krijgen ruimere fiscale voordelen met
betrekking tot de kosten voor onderzoek en innovatie en de koopkracht van werknemers met
een laag loon wordt verhoogd. De overige fiscale hervormingen bevatten onder meer een
herziening van de Tax Shelter, van de afzonderlijke aanslag van 309 % en van de notionele
intrestaftrek. Deze wet moet ook de realisatie van het centraal aanspreekpunt voor het
bankgeheim definitief mogelijk maken. In het kader van de strijd tegen de fiscale fraude, ten
slotte, voert stelt wet de ‘ernstige fiscale fraude, al dan niet georganiseerd’ strafbaar.
WET VAN 15 JULI 2013 HOUDENDE DRINGENDE BEPALINGEN INZAKE FRAUDEBESTRIJDING (BS VAN 19
JULI 2013), DOC 53K2763
Met de wet van 15 juli 2013 wordt uitvoering gegeven aan de aanbevelingen van de
parlementaire onderzoekscommissie naar de grote fiscale-fraudedossiers (DOC 53 34/004) en
het College voor de strijd tegen de fiscale en sociale fraude. De beperking tot betaling in
contanten tot 5 000 euro wordt uitgebreid. Bovendien wordt de uitwisseling van informatie
tussen de fiscus, de Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst (SIOD) en de Cel voor Financiële
Informatieverwerking (CFI) efficiënter geregeld.
WET VAN 11 JULI 2013 TOT WIJZIGING VAN HET SYSTEEM VAN FISCALE REGULARISATIE EN TOT
INVOERING VAN EEN SOCIALE REGULARISATIE (BS VAN 12 JULI 2013), DOC 53K2874
De wet van 11 juli 2013 maakt op 31 december 2013 een definitief einde aan de in 2005
ingevoerde permanente regularisatieprocedure voor ontweken belastingen. Tegelijk wordt het
toepassingsgebied van de procedure voor de resterende tijd uitgebreid en worden de
gehanteerde tarieven verhoogd.
Kamer van volksvertegenwoordigers – Activiteitenverslag 2012-2013
-8-
WET VAN 29 JANUARI 2013 TOT WIJZIGING VAN DE WET VAN 21 MAART 1991 BETREFFENDE DE
HERVORMING VAN SOMMIGE ECONOMISCHE OVERHEIDSBEDRIJVEN EN VAN DE WET VAN 19 APRIL
2002 TOT RATIONALISERING VAN DE WERKING EN HET BEHEER VAN DE NATIONALE LOTERIJ (BS VAN
22 FEBRUARI 2013), DOC 53K0835
Deze wet heeft een tweeledig oogmerk: een parlementair debat mogelijk maken over de wijze
waarop de autonome overheidsbedrijven hun opdrachten van openbare dienst vervullen,
evenals bevorderen dat het Parlement aanbevelingen doet vooraleer wordt onderhandeld over
de tussen die ondernemingen en de federale Staat gesloten beheersovereenkomsten.
WET VAN 30 AUGUSTUS 2013 BETREFFENDE DE HERVORMING VAN DE BELGISCHE SPOORWEGEN (BS
VAN 13 SEPTEMBER 2013), DOC 53K2893
Deze wet legt de basisbeginselen van de hervorming van de structuur van de NMBS-groep vast
en verleent de Koning de bevoegdheid om, in overeenstemming met die beginselen, het
geschiktste maatregelenpakket te bepalen waarmee uitvoering kan worden gegeven aan de
hervorming die is vastgelegd in het regeerakkoord van 1 december 2011. De regering had zich
voorgenomen over te gaan tot een hervorming van de structuren en een organisatorische
vereenvoudiging van de NMBS-groep door een vermindering van het aantal entiteiten, om beter
aan de behoeften van de reizigers tegemoet te komen en voor een coherenter beheer te
zorgen, waarbij schaalvoordelen worden verwezenlijkt en het statuut van het
spoorwegpersoneel binnen de bevoegdheidskring van de Nationale Paritaire Commissie
behouden blijft.
In dit model wordt de huidige structuur, bestaande uit drie autonome overheidsbedrijven in de
zin van de wet van 21 maart 1991, omgevormd in een structuur die bestaat uit twee autonome
overheidsbedrijven: een spoorwegonderneming en een infrastructuurbeheerder. Die structuur
sluit aan bij de Europese spoorreglementering. Bovendien zal door de oprichting van HR Rail
de eenheid van het sociaal overleg binnen de Nationale Paritaire Commissie en het
eenheidsstatuut van het spoorwegpersoneel in het kader van deze hervorming behouden
blijven. Na de implementatie van het door deze hervorming beoogde tweeledige model zal het
autonoom overheidsbedrijf spoorwegonderneming het enige aanspreekpunt vormen voor zijn
cliënteel, d.w.z. een zgn. ‘Business To Customer’-relatie hebben, terwijl de
Kamer van volksvertegenwoordigers – Activiteitenverslag 2012-2013
-9-
infrastructuurbeheerder zich in het kader van een ‘Business To Business’-relatie zal
concentreren op de optimalisering van de spoorwegcapaciteit en het treinverkeer.
WET VAN 30 AUGUSTUS 2013 HOUDENDE DE SPOORCODEX (NOG NIET GEPUBLICEERD IN HET BS),
DOC 53K2855
Deze wet beoogt de codificatie van de volgende wetten:
de wet van 4 december 2006 betreffende het gebruik van de spoorweginfrastructuur;
de wet van 19 december 2006 betreffende de exploitatieveiligheid van de spoorwegen;
de wet van 26 januari 2010 betreffende de interoperabiliteit van het spoorwegsysteem in de
Europese Gemeenschap.
De algemene doelstelling van de wet bestaat erin een samenhangende wettekst op te maken
die wordt gekenmerkt door een grotere bevattelijkheid. De drie betrokken wetten bevatten
immers veel kruisverwijzingen die kunnen leiden tot een moeizaam begrip van de
spoorwegreglementering. Bovendien moeten sommige substantiële wijzigingen worden
rechtgezet in het kader van die spoorwegwetten om België in staat te stellen volledig in
overeenstemming te zijn met zijn Europese verplichtingen. Zo zal een nieuwkomer makkelijker
al zijn verplichtingen kunnen nakomen, wat uiteindelijk de mededinging bevordert.
WET VAN 30 JULI 2013 HOUDENDE WIJZIGING VAN DE ARTIKELEN 2, 126 EN 145 VAN DE WET VAN 13
JUNI 2005 BETREFFENDE DE ELEKTRONISCHE COMMUNICATIE EN VAN ARTIKEL 90DECIES VAN HET
WETBOEK VAN STRAFVORDERING (BS VAN 23 AUGUSTUS 2013), DOC 53K2921
Deze wet strekt tot de gedeeltelijke omzetting van Richtlijn 2006/24/EG van het Europees
Parlement en de Raad van 15 maart 2006 betreffende de bewaring van gegevens die zijn
gegenereerd of verwerkt in verband met het aanbieden van openbaar beschikbare
elektronische-communicatiediensten of van openbare communicatienetwerken en tot wijziging
van Richtlijn 2002/58/EG, de zogenaamde “Dataretentierichtlijn” en artikel 15.1 van Richtlijn
2002/58/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 juli 2002 betreffende de
verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de
sector elektronische communicatie (de zogenaamde “richtlijn betreffende privacy en
elektronische communicatie”).
Kamer van volksvertegenwoordigers – Activiteitenverslag 2012-2013
-10-
Die wet wijzigt de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie, teneinde:
de definitie van het begrip “operator” nader te bepalen opdat ze niet alleen betrekking zou
hebben op de mensen die daadwerkelijk aan het BIPT een kennisgeving hebben bezorgd,
maar op iedereen die dat zou moeten doen;
de operatorencategorieën aan te geven (vast, mobiel en internet) die gegevens moeten
bewaren;
de bewaringstermijn te bepalen op twaalf maanden, terwijl de wet betreffende de
elektronische communicatie oplegt dat die termijn niet minder dan twaalf en niet meer dan
zesendertig maanden mag duren;
te preciseren dat de operatoren alleen de gegevens moeten bewaren die ze zelf hebben
verwerkt;
jaarlijks statistische gegevens te bezorgen aan het Parlement;
te voorzien in een evaluatieverslag na twee jaar, het ter bespreking voor te leggen aan het
Parlement en in voorkomend geval de wet bij te sturen.
WET VAN 17 AUGUSTUS 2013 TOT CREATIE VAN HET KADER VOOR HET INVOEREN VAN INTELLIGENTE
VERVOERSSYSTEMEN EN TOT WIJZIGING VAN DE WET VAN 10 APRIL 1990 TOT REGELING VAN DE
PRIVATE EN BIJZONDERE VEILIGHEID (BS VAN 19 SEPTEMBER 2013), DOC 53K2943
Deze wet voorziet in de omzetting van Richtlijn 2010/40/EU van het Europees Parlement en de
Raad van 7 juli 2010 betreffende het kader voor het invoeren van intelligente vervoerssystemen
op het gebied van wegvervoer en voor interfaces met andere vervoerswijzen.
Voorts wordt met deze wet ook uitvoering gegeven aan de gedelegeerde Verordening (EU) nr.
305/2013 van de Commissie van 26 november 2012 tot aanvulling van Richtlijn 2010/40/EU van
het Europees Parlement en de Raad, wat de geharmoniseerde voorziening in de gehele Unie
van een interoperabele eCall betreft en de Aanbeveling 2011/750/EU van de Commissie van 8
september 2011 ter ondersteuning van een EU-wijde “eCall”-dienst in elektronische
communicatienetwerken voor de transmissie van op 112 gebaseerde noodoproepen uit
voertuigen (“eCalls”). Bedoeling is de fabrikanten op termijn te verplichten in de voertuigen een
automatisch noodoproepsysteem te installeren, wat er niet alleen moet voor zorgen dat de
Kamer van volksvertegenwoordigers – Activiteitenverslag 2012-2013
-11-
hulpdiensten aanzienlijk sneller ter plaatse zijn maar uiteindelijk ook bijdraagt tot meer
verkeersveiligheid.
WET VAN 16 JANUARI 2013 HOUDENDE DIVERSE MAATREGELEN BETREFFENDE DE STRIJD TEGEN
MARITIEME PIRATERIJ (BS VAN 30 JANUARI 2013), DOC 53K2509
De wet van 16 januari 2013 houdende diverse maatregelen betreffende de strijd tegen
maritieme piraterij vult het geheel van maatregelen ter bestrijding van piraterij op zee aan.
Aangezien het inzetten van Belgische militairen om bescherming te bieden aan boord van
schepen echter kampt met problemen van logistieke en financiële aard, voorzien de
bovenstaande wet en de toegevoegde wetsontwerpen in een wettelijk raamwerk om de reders
wier schepen onder Belgische vlag varen de mogelijkheid te bieden een beroep te doen op
maritieme veiligheidsondernemingen die bij een koninklijk besluit, vastgesteld na overleg in de
Ministerraad, van de Belgische Staat de vergunning hebben gekregen de schepen die zich in de
in datzelfde besluit bepaalde gebieden bevinden te beschermen tegen piraterij op zee.
Gewapend toezicht wordt in beginsel geacht preventief te zijn en voor het gradueel gebruik van
geweld geldt een strikt reglement. De wet legt de betrokken ondernemingen op om in het kader
van hun opdrachten de buitenlandse wetgeving in acht te nemen (bijvoorbeeld inzake
wapengebruik). De wet bakent duidelijk de verantwoordelijkheden af van het maritiem
veiligheidsteam en van de kapitein. De wet zal niet langer van kracht zijn vanaf 31 december
2014. Desalniettemin zal de Koning, na evaluatie, de uitwerking ervan op een later tijdstip
kunnen doen eindigen, hetgeen wetgevend zal moeten worden bekrachtigd.
- WET VAN 8 MEI 2013 TOT WIJZIGING VAN DE WET VAN 15 DECEMBER 1980 BETREFFENDE DE
TOEGANG TOT HET GRONDGEBIED, HET VERBLIJF, DE VESTIGING EN DE VERWIJDERING VAN
VREEMDELINGEN, VAN DE WET VAN 12 JANUARI 2007 BETREFFENDE DE OPVANG VAN ASIELZOEKERS
EN VAN BEPAALDE ANDERE CATEGORIEËN VAN VREEMDELINGEN EN VAN DE ORGANIEKE WET VAN 8
JULI 1976 BETREFFENDE DE OPENBARE CENTRA VOOR MAATSCHAPPELIJK WELZIJN (BS VAN 22
AUGUSTUS 2013), DOC 53K2555;
- WET VAN 8 MEI 2013 TOT WIJZIGING VAN DE WET VAN 15 DECEMBER 1980 BETREFFENDE DE
TOEGANG TOT HET GRONDGEBIED, HET VERBLIJF, DE VESTIGING EN DE VERWIJDERING VAN
VREEMDELINGEN EN VAN DE WET VAN 27 DECEMBER 2006 HOUDENDE DIVERSE BEPALINGEN II (BS
VAN 22 AUGUSTUS 2013), DOC 53K2556.
Kamer van volksvertegenwoordigers – Activiteitenverslag 2012-2013
-12-
Deze twee wetsontwerpen bevatten bepalingen in verband met de asielprocedure.
Een eerste aspect betreft de instelling van een filter voor de behandeling van de meervoudige
aanvragen. Voortaan zal de ontvankelijkheid van elke nieuwe aanvraag worden onderzocht
door het Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen (CGVS), en niet
langer door de Dienst Vreemdelingenzaken (DV).
Voorts beogen die wetsontwerpen de procedures te optimaliseren, de termijnen eenvormig te
maken, de administratieve werklast te verminderen en het gebruik van de elektronische
werkprocedure te bevorderen.
Ten slotte strekken die teksten ertoe de volgende Europese richtlijnen in Belgisch recht om te
zetten:
Richtlijn 2005/85/EG van de Raad van 1 december 2005 betreffende de minimumnormen
voor de procedures in de lidstaten voor de toekenning of intrekking van de
vluchtelingenstatus;
Richtlijn 2011/95/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011
inzake normen voor de erkenning van onderdanen van derde landen of staatlozen als
personen die internationale bescherming genieten, voor een uniforme status voor
vluchtelingen of voor personen die in aanmerking komen voor subsidiaire bescherming, en
voor de inhoud van de verleende bescherming (herschikking);
Richtlijn 2003/9/EG van de Raad van de Europese Unie van 27 januari 2003 tot vaststelling
van minimumnormen voor de opvang van asielzoekers in de lidstaten.
WET VAN 24 JUNI 2013 BETREFFENDE DE GEMEENTELIJKE ADMINISTRATIEVE SANCTIES (BS VAN 1
JULI 2013), DOC 53K2712
Deze wet moderniseert en verheldert de regelgeving inzake de gemeentelijke administratieve
sancties, die voortaan zal zijn opgenomen in een autonome wet.
De lijst met de gemengde inbreuken, met andere woorden de inbreuken waarvoor een
gemeentelijke administratieve sanctie kan worden opgelegd, wordt uitgebreid en omvat meer
bepaald de overtredingen met betrekking tot het stilstaan en parkeren van voertuigen. In
verband met de gemengde inbreuken kan de gemeenteraad samen met het parket een
Kamer van volksvertegenwoordigers – Activiteitenverslag 2012-2013
-13-
algemeen protocolakkoord sluiten, waarin de concrete nadere procedurevoorwaarden worden
bepaald.
De nieuwe wet verhoogt het bedrag van de administratieve geldboete tot maximaal 350 euro
voor meerderjarigen en tot maximaal 175 euro voor minderjarigen; voorts wordt voorzien in
alternatieve maatregelen voor de geldboete, meer bepaald de gemeenschapsdienst, die bestaat
in het volgen van een opleiding of het verrichten van een onbetaalde prestatie onder toezicht
van de gemeente of een bevoegde rechtspersoon.
De wet versterkt bovendien de bestuurlijke-politiebevoegdheden van de burgemeester, die in
geval van verstoring van de openbare orde door individuele of collectieve gedragingen kan
beslissen de plegers van die gedragingen een duidelijk tot één maand afgebakend tijdelijk
plaatsverbod, dat tweemaal kan worden vernieuwd, op te leggen.
Voorts verlaagt de wet de leeftijd vanaf welke een administratieve geldboete kan worden
opgelegd (van 16 tot 14 jaar). Een gemeente die van die mogelijkheid gebruik wil maken, moet
dat doen volgens een specifieke procedure met een meer pedagogische dan repressieve
insteek en waar een bemiddelingsaanbod noodzakelijkerwijze deel van uitmaakt. Voorts moet
de gemeente over het algemeen en via een of meer communicatiekanalen naar keuze alle
minderjarigen vanaf 14 jaar van de gemeente, alsook hun ouders of voogden, in kennis stellen
van de inbreuken waarvoor administratieve sancties kunnen worden opgelegd, en van de
verschillende administratieve sancties. Krachtens de wet moeten de gemeenten in die gevallen
een procedure van ouderlijke betrokkenheid in acht nemen, die bij bevredigend resultaat
aanleiding kan geven tot het sluiten van de zaak.
Ten slotte voorziet de wet ook in de nadere voorwaarden voor het beheer van het bestand van
de administratieve sancties, aan de hand waarvan de gemeenten een misdaadpreventiebeleid
kunnen uitwerken en de bescherming van de gegevens en van de persoonlijke levenssfeer
kunnen waarborgen.
WET VAN 17 AUGUSTUS 2013 TOT AANPASSING VAN DE WET VAN 15 FEBRUARI 1993 TOT OPRICHTING
VAN EEN CENTRUM VOOR GELIJKHEID VAN KANSEN EN VOOR RACISMEBESTRIJDING MET HET OOG OP
DE OMVORMING ERVAN TOT EEN FEDERAAL CENTRUM VOOR DE ANALYSE VAN DE MIGRATIESTROMEN,
Kamer van volksvertegenwoordigers – Activiteitenverslag 2012-2013
-14-
DE BESCHERMING VAN DE GRONDRECHTEN VAN DE VREEMDELINGEN EN DE STRIJD TEGEN DE
MENSENHANDEL (NOG NIET GEPUBLICEERD IN HET BS), DOC 53K2859
Dit wetsontwerp vloeit voort uit de samenwerkingsovereenkomst die de federale Staat en de
deelgebieden hebben gesloten met het oog op de oprichting van het nieuwe interfederaal
Centrum voor gelijkheid van kansen en bestrijding van racisme en discriminatie. Dit
interfederaal Centrum zal tot taak hebben discriminatie en racisme te bestrijden en zal in dat
verband de meeste taken van het bestaande Centrum voor gelijkheid van kansen en voor
racismebestrijding overnemen. Deze laatste instantie was er evenwel ook mee belast toe te
zien op de naleving van de grondrechten van de vreemdeling, de migratiestromen te analyseren
en de mensenhandel te bestrijden.
Teneinde de continuïteit van die taken te waarborgen, heeft de Ministerraad van 18 juli 2012
beslist ze aan een federaal Centrum toe te vertrouwen. Dit wetsontwerp strekt ertoe die intentie
concreet gestalte te geven, via een aanpassing van de wet van 15 februari 1993 tot oprichting
van een Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding met het oog op de
omvorming ervan tot een federaal Centrum voor de analyse van de migratiestromen, de
bescherming van de grondrechten van de vreemdelingen en de strijd tegen de mensenhandel.
Dat centrum zal over rechtspersoonlijkheid beschikken en zijn taken volledig onafhankelijk
uitoefenen, zij het met aandacht voor dialoog en overleg.
Concreet kan het Centrum iedereen voorthelpen die om raad komt vragen over de draagwijdte
van zijn rechten en plichten. Daarnaast kan het klachten in ontvangst nemen, ze behandelen en
vervolgens alle bemiddelingsinitiatieven nemen die het nodig acht.
Tot slot zal het Centrum in rechte kunnen optreden in alle geschillen die met name het gevolg
zijn van de toepassing van de wet van 13 april 1995 houdende bepalingen tot bestrijding van de
mensenhandel en van de mensensmokkel.
WET VAN 15 SEPTEMBER 2013 BETREFFENDE DE MELDING VAN EEN VERONDERSTELDE
INTEGRITEITSSCHENDING IN DE FEDERALE ADMINISTRATIEVE OVERHEDEN DOOR HAAR
PERSONEELSLEDEN (BS VAN 4 OKTOBER 2013), (DOC 53K2802)
Dit wetsontwerp strekt tot invoering van een procedure die het mogelijk maakt aangifte te doen
van veronderstelde integriteitsschendingen die zich voordoen bij de federale administratieve
overheid en waarvoor haar personeelsleden verantwoordelijk zijn. De ontworpen
Kamer van volksvertegenwoordigers – Activiteitenverslag 2012-2013
-15-
wetsbepalingen zijn van toepassing op de personeelsleden van de federale administratieve
overheden als bedoeld bij artikel 14, § 1, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van
State.
Het meldingssysteem werkt met een “interne component”, te weten een vertrouwenspersoon
belast met integriteitsaangelegenheden, die de eventuele meldingen binnen zijn administratie
ontvangt. Daarnaast is er ook een “externe component”, in de vorm van een centraal meldpunt
dat bij de federale ombudsmannen wordt ondergebracht.
Vooraleer tot een formele melding over te gaan, moet het betrokken personeelslid een
voorafgaand advies vragen aan de instantie waarbij hij melding wenst te doen.
In geval van een gunstig advies mag het personeelslid de melding – discreet of openbaar –
bevestigen ten aanzien van de federale ombudsmannen, die daarop een onderzoek starten. Zij
kunnen daarbij alle personeelsleden betrekken die zij nodig denken te hebben. Van dat
onderzoek wordt een schriftelijk verslag opgesteld, waarin de federale ombudsmannen hun
inschatting van de feiten en de door hen aanbevolen maatregelen vermelden.
Zo de integriteitsschending wordt aangetoond maar er onvoldoende elementen voorhanden zijn
om te besluiten dat het om een misdaad of een wanbedrijf gaat, wordt het schriftelijk verslag
bezorgd aan de hoogste hiërarchische meerdere binnen de federale administratieve overheid
waar de veronderstelde integriteitsschending heeft plaatsgevonden. Zo die zelf bij de schending
betrokken is, wordt het schriftelijk verslag overgezonden aan de bevoegde minister.
Het wetsontwerp voorziet in een mechanisme voor de (tijdelijke) bescherming van ambtenaren
die het meldingsproces volgen of de ombudspersonen helpen bij hun onderzoek, om te
voorkomen dat zij bij wijze van vergelding nadelige gevolgen ondervinden. Deze bescherming
wordt van rechtswege toegekend en blijft gelden gedurende ten minste twee jaar na de
afsluiting van het onderzoek. De bewijslast van een voor de meldende ambtenaar nadelige
maatregel ligt bij de overheid ; die moet bewijzen dat geen dergelijke maatregelen werden
genomen, dan wel dat niet met dergelijke maatregelen werd gedreigd. Het wetsontwerp bepaalt
voorts dat als blijkt dat het beschermde personeelslid misbruik maakt van zijn bescherming, ook
tegen hem/haar een tuchtmaatregel kan worden genomen. Hetzelfde geldt wanneer blijkt dat de
ambtenaar die een melding heeft ingeleid, pertinent wist dat die melding oneerlijk of fout was
Kamer van volksvertegenwoordigers – Activiteitenverslag 2012-2013
-16-
WET VAN 4 DECEMBER 2012 TOT WIJZIGING VAN HET WETBOEK VAN DE BELGISCHE NATIONALITEIT
TENEINDE HET VERKRIJGEN VAN DE BELGISCHE NATIONALITEIT MIGRATIENEUTRAAL TE MAKEN (BS
VAN 14 DECEMBER 2012), DOC 53K476
Deze wet brengt het aantal procedures voor de verkrijging van de Belgische nationaliteit terug
tot vijf en wijzigt een aantal van de voorwaarden waaraan een kandidaat-Belg moet voldoen. De
belangrijkste wijzigingen betreffen de invoering van het vereiste dat de vreemdeling zijn
maatschappelijke integratie (o.m. kennis van een landstaal) en, in sommige gevallen,
economische participatie (bv. gewerkt hebben) moet bewijzen en de invoering van de betaling
van een registratierecht. De wet voert ook nieuwe voorwaarden voor de naturalisatie in,
waardoor deze opnieuw als een “gunst vanwege de wetgever” moet worden beschouwd. Ten
slotte wordt in het Wetboek van de Belgische nationaliteit een lijst van misdrijven opgenomen,
die de rechter toelaat om, in geval van veroordeling, de veroordeelde van de Belgische
nationaliteit vervallen te verklaren.
WET VAN 23 MEI 2013 TOT WIJZIGING VAN ARTIKEL 2244 VAN HET BURGERLIJK WETBOEK TENEINDE
AAN DE INGEBREKESTELLINGSBRIEF VAN DE ADVOCAAT, VAN DE GERECHTSDEURWAARDER OF VAN DE
PERSOON DIE KRACHTENS ARTIKEL 728, § 3, VAN HET GERECHTELIJK WETBOEK IN RECHTE MAG
VERSCHIJNEN, EEN VERJARINGSSTUITENDE WERKING TE VERLENEN (BS VAN 1 JULI 2013), DOC
53K2386
Deze wet wijzigt artikel 2244 van het Burgerlijk Wetboek door er een grond voor burgerlijke
stuiting van de verjaringstermijn aan toe te voegen. De verjaringstermijn kan voortaan ook
worden gestuit door een ingebrekestelling verzonden bij aangetekende zending met
ontvangstbewijs, verzonden door de in artikel 2244, § 2, opgesomde personen van wie vermoed
wordt dat zij daartoe gekwalificeerd zijn (zoals advocaten). De nieuwe bepaling legt ook de
voorwaarden vast waaraan die aangetekende zending moet voldoen.
WET VAN 11 JULI 2013 TOT WIJZIGING VAN HET BURGERLIJK WETBOEK WAT DE ZAKELIJKE
ZEKERHEDEN OP ROERENDE GOEDEREN BETREFT EN TOT OPHEFFING VAN DIVERSE BEPALINGEN TER
ZAKE, DOC 53K2463
Kamer van volksvertegenwoordigers – Activiteitenverslag 2012-2013
-17-
WET VAN 24 JUNI 2013 TOT REGELING VAN AANGELEGENHEDEN ALS BEDOELD IN ARTIKEL 77 VAN DE
GRONDWET INZAKE DE ZAKELIJKE ZEKERHEDEN OP ROERENDE GOEDEREN (BS VAN 2 AUGUSTUS
2013), DOC 53K2464
Deze wetten hervormen het bestaande stelsel van de zakelijke zekerheden op roerende
goederen om het aan te passen aan de economische realiteit. In de eerste plaats wordt
voorzien in de mogelijkheid om een pand zonder buitenbezitstelling te vestigen. De
openbaarheid ervan wordt verzekerd door de inschrijving in een nieuw pandregister. Bovendien
wordt de procedure tot uitwinning vereenvoudigd, doordat het niet meer noodzakelijk is om
voorafgaand een uitvoerbare titel te verkrijgen. Ten slotte worden ook het retentierecht en het
eigendomsvoorbehoud vernieuwd.
WET VAN 17 MAART 2013 TOT WIJZIGING VAN ARTIKEL 344 VAN HET WETBOEK VAN
STRAFVORDERING (BS VAN 19 MAART 2013), DOC 53K2603
WET VAN 17 MAART 2013 TOT WIJZIGING VAN HET GERECHTELIJK WETBOEK EN VAN DE WET VAN 17
MEI 2006 BETREFFENDE DE EXTERNE RECHTSPOSITIE VAN DE VEROORDEELDEN TOT EEN
VRIJHEIDSSTRAF EN DE AAN HET SLACHTOFFER TOEGEKENDE RECHTEN IN HET RAAM VAN DE
STRAFUITVOERINGSMODALITEITEN (BS VAN 19 MAART 2013), DOC 53K2604
Deze wetten verhogen enerzijds het gedeelte van de vrijheidsstraf die personen, die
veroordeeld zijn tot een zware straf, en veelplegers moeten hebben uitgezeten vooraleer ze in
aanmerking kunnen komen voor voorwaardelijke invrijheidstelling of voorlopige
invrijheidsstelling met het oog op verwijdering van het grondgebied of met het oog op
overlevering.
Anderzijds wijzigen deze wetten de procedure voor de strafuitvoeringsrechtbank in de gevallen
waarin zij moet beslissen of personen aan wie een zware vrijheidsstraf werd opgelegd,
vervroegd in vrijheid kunnen worden gesteld. Die procedure vat voortaan slechts aan na een
schriftelijk verzoek van de veroordeelde.
Ten slotte wordt door deze wetten de samenstelling van de strafuitvoeringsrechtbank uitgebreid
wanneer deze uitspraak doet over bepaalde categorieën van veroordeelden.
Kamer van volksvertegenwoordigers – Activiteitenverslag 2012-2013
-18-
WET VAN 1 JULI 2013 TOT WIJZIGING VAN BEPAALDE ARTIKELEN VAN DE BASISWET VAN 12 JANUARI
2005 BETREFFENDE HET GEVANGENISWEZEN EN DE RECHTSPOSITIE VAN DE GEDETINEERDEN (BS
VAN 6 SEPTEMBER 2013), DOC 53K2744
Deze wet wijzigt de basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de
rechtspositie van de gedetineerden. De voornaamste wijzigingen zijn:
een verduidelijking van de aard van penitentiaire arbeid;
de invoering van een wettelijke basis die het mogelijk maakt voor de penitentiaire
administratie om de door de gedetineerde veroorzaakte schade te verhalen op gelden
die zij verschuldigd is aan de gedetineerde;
een uitbreiding van de mogelijkheden om een fouillering op het lichaam van de
gedetineerde uit te voeren;
de uitbreiding van het toepassingsgebied van de tuchtregels door de invoering van
nieuwe tuchtrechtelijke inbreuken en door de verzwaring van de tuchtstraf in geval van
gijzelneming;
een vereenvoudiging van de tuchtprocedure door de opheffing van een aantal regels die
in de praktijk geen meerwaarde hebben.
WET VAN 24 JUNI TOT WIJZIGING VAN DE WET VAN 27 JUNI 1921 BETREFFENDE DE VERENIGINGEN
ZONDER WINSTOOGMERK, DE INTERNATIONALE VERENIGINGEN ZONDER WINSTOOGMERK EN DE
STICHTINGEN, WAT DE BIJEENROEPING VAN DE ALGEMENE VERGADERING BETREFT (BS VAN 10 JULI
2013), DOC 53K0338
Op grond van het huidige artikel 5 van de vzw-wet wordt de algemene vergadering door de raad
van bestuur bijeengeroepen in de gevallen bepaald bij wet of de statuten of ook nog wanneer
ten minste één vijfde van de leden het vraagt. In het laatsgenoemde geval wordt evenwel geen
enkele precieze termijn opgelegd waarbinnen de algemene vergadering daadwerkelijk moet
worden bijeengeroepen, wat die bepaling inefficiënt maakt. Teneinde hieraan te verhelpen
wordt artikel 5 aangevuld met een op het Wetboek van vennootschappen geïnspireerde
bepaling waardoor in laatstgenoemd geval de raad van bestuur, bij gebreke van statutaire
bepalingen, de algemene vergadering bijeenroept binnen eenentwintig dagen na het verzoek tot
Kamer van volksvertegenwoordigers – Activiteitenverslag 2012-2013
-19-
bijeenroeping. De algemene vergadering wordt uiterlijk gehouden op de veertigste dag na dit
verzoek.
WET VAN 27 MEI 2013 TOT WIJZIGING VAN VERSCHILLENDE WETGEVINGEN INZAKE DE CONTINUÏTEIT
VAN DE ONDERNEMINGEN (BS VAN 22 JULI 2013), DOC 53K2692
Niet geëvoceerd S
Deze wet beoogt geen diepgaande hervorming van de regels inzake de gerechtelijke
reorganisatie omdat de praktijkervaring te kort is. Zij strekt ertoe daar waar nodig aanpassingen
en gerichte verbeteringen aan te brengen, om de wet van 31 januari 2009 betreffende de
continuïteit van de ondernemingen doeltreffender te maken.
Meer specifiek is de wet gericht op:
- de verduidelijking van bepaalde concepten;
- de uitbreiding van het toepassingsveld van de wet tot de landbouwers teneinde geen
onderscheid te creëren tussen de landbouwvennootschappen en de landbouwers;
- de verduidelijking van bepaalde procedureregels;
- de verbetering van de preventie en de opsporing van de ondernemingen in moeilijkheden;
- de verbetering van de toegang tot het dossier door de uitrol van een elektronisch dossier
mogelijk te maken en aldus te zorgen voor een betere kennisgeving aan de schuldeisers;
- de versterking van de rol van de cijferspecialisten;
- het proberen een einde te maken aan de bedrieglijke en ongepaste aanvragen en de
verbetering van de bescherming van de schuldeisers waaronder ook de werknemers;
- een uitbreiding van het systeem van opschorting tot de partner, ex-partner, zoals voorzien
door de faillissementswet.
WET VAN 15 JULI 2013 HOUDENDE DRINGENDE BEPALINGEN INZAKE FRAUDEBESTRIJDING (BS VAN 19
JULI 2013), DOC 53K2763.
In het artikel 2 van de wet wordt de definitie van het begrip “ernstige fiscale fraude” in het
Belgisch recht bijgestuurd, om die in overeenstemming te brengen met de nieuwe
aanbevelingen van de Financial Action Task Force (FATF). Derhalve moeten de diverse
bepalingen van het Wetboek van vennootschappen waarin naar dat begrip “ernstige fiscale
fraude” wordt verwezen, te weten de artikelen 265, 409, 530, 921 en 986 van dat Wetboek, in
Kamer van volksvertegenwoordigers – Activiteitenverslag 2012-2013
-20-
die zin worden gewijzigd. Voortaan wordt het begrip “ernstige fiscale fraude, al dan niet
georganiseerd” gehanteerd. Dat is het oogmerk van artikel 7 van het wetsontwerp.
WET VAN 18 JULI 2013 HOUDENDE INSTEMMING MET HET VERDRAG INZAKE STABILITEIT,
COÖRDINATIE EN BESTUUR IN DE ECONOMISCHE EN MONETAIRE UNIE TUSSEN HET KONINKRIJK
BELGIË, DE REPUBLIEK BULGARIJE, HET KONINKRIJK DENEMARKEN, DE BONDSREPUBLIEK
DUITSLAND, DE REPUBLIEK ESTLAND, IERLAND, DE HELLEENSE REPUBLIEK, HET KONINKRIJK
SPANJE, DE FRANSE REPUBLIEK, DE ITALIAANSE REPUBLIEK, DE REPUBLIEK CYPRUS, DE REPUBLIEK
LETLAND, DE REPUBLIEK LITOUWEN, HET GROOTHERTOGDOM LUXEMBURG, HONGARIJE, MALTA, HET
KONINKRIJK DER NEDERLANDEN, DE REPUBLIEK OOSTENRIJK, DE REPUBLIEK POLEN, DE
PORTUGESE REPUBLIEK, ROEMENIË, DE REPUBLIEK SLOVENIË, DE SLOWAAKSE REPUBLIEK, DE
REPUBLIEK FINLAND EN HET KONINKRIJK ZWEDEN, EN MET DE NOTULEN VAN HET VERDRAG INZAKE
STABILITEIT, COÖRDINATIE EN BESTUUR IN DE ECONOMISCHE EN MONETAIRE UNIE, GEDAAN TE
BRUSSEL OP 2 MAART 2012 (NOG NIET GEPUBLICEERD IN HET BS), DOC 53K2830
De crisis heeft duidelijk gemaakt dat de “governance” van de eurozone meer samenhang moet
krijgen, met de instemming van de nationale parlementen. Bovenvermeld Verdrag (VSCB)
biedt een geïntegreerd kader inzake begrotingsbeleid en economisch beleid.
Het betreft een intergouvernementeel verdrag dat werd gesloten door de lidstaten van de
eurozone en waarbij de andere lidstaten partij kunnen worden.
Het VSCB huldigt de “gulden regel” dat de begrotingen van de verdragsluitende partijen in
evenwicht moeten zijn of een overschot moeten vertonen. De verdragsluitende partijen gaan
tevens de verbintenis aan een snelle convergentie naar hun respectieve middellange-
termijndoelstelling na te streven, zoals is bepaald bij het Stabiliteits- en groeipact. In
uitzonderlijke omstandigheden is een tijdelijke afwijking toegestaan.
Voorts bepaalt het VSCB dat wanneer de verhouding tussen de algemene overheidsschuld en
het bruto binnenlands product de referentiewaarde van 60 % overschrijdt, de verdragsluitende
partijen zich ertoe verbinden die verhouding met gemiddeld een twintigste per jaar te verlagen
(cf. het six-pack).
Kamer van volksvertegenwoordigers – Activiteitenverslag 2012-2013
-21-
Bij een buitensporig begrotingstekort zullen de verdragsluitende partijen een budgettair en
economisch partnerschap moeten instellen dat aan de Commissie en de Raad ter goedkeuring
wordt voorgelegd. De verdragsluitende partijen gaan de verbintenis aan de aanbevelingen en
de voorstellen die de Commissie in het kader van die procedure formuleert, te steunen.
Het VSCB beoogt ook de coördinatie te versterken van het economisch beleid ter
ondersteuning van de Europese doelstellingen inzake groei, werkgelegenheid,
concurrentievermogen en sociale samenhang. Zo nodig zullen de verdragsluitende partijen
daartoe gebruik kunnen maken van de bij de Europese verdragen voorziene instrumenten met
het oog op nauwere samenwerking.
Een lidstaat die het Verdrag niet vóór 1 maart 2013 zou hebben ondertekend of die verzuimd
zou hebben de regels inzake budgettair evenwicht binnen de gestelde termijn om te zetten, zal
geen aanspraak kunnen maken op de financiële bijstand in het kader van het Europese
stabiliteitsmechanisme.
WET VAN 19 MAART 2013 BETREFFENDE DE BELGISCHE ONTWIKKELINGSSAMENWERKING (BS VAN
12 APRIL 2013), DOC 53K2465
Deze wet is een grondige aanpassing en modernisering van de wet van 25 mei 1999
betreffende de Belgische internationale samenwerking, waarbij de relevant gebleven
doelstellingen worden behouden, te beginnen met het wezenlijke doel van de
ontwikkelingssamenwerking: duurzame menselijke ontwikkeling.
De belangrijkste wijzigingen zijn de volgende:
- de wet van 25 mei 1999 wordt aangepast aan de nieuwe concepten en vormen van
samenwerking die momenteel op internationaal vlak opgeld maken;
- de nieuwe wet legt een wettelijke basis vast voor beleidscoherentie ten gunste van
ontwikkeling;
- de wet besteedt een hoofdstuk aan humanitaire hulp;
- de wet geeft de Belgische Ontwikkelingssamenwerking een benadering die meer op de
mensenrechten is gebaseerd, zowel qua principes als qua nagestreefde doelstellingen. Zo
verwijst de wet uitdrukkelijk naar de mensenrechten van de drie generaties.
Kamer van volksvertegenwoordigers – Activiteitenverslag 2012-2013
-22-
Als gevolg van de opmerkingen van de Raad van State over de wettelijke grondslag van de
uitvoeringsbesluiten heeft de Kamer op 17 juli 2013 een wetsvoorstel tot wijziging van de wet
van 19 maart 2013 betreffende de Belgische Ontwikkelingssamenwerking (DOC 53K2923/1)
aangenomen, teneinde de regels betreffende de subsidies van de verschillende actoren van de
ontwikkelingssamenwerking (niet-gouvernementele samenwerking en humanitaire hulp) een
wettelijke grondslag te geven.
WET VAN 17 DECEMBER 2012 HOUDENDE DIVERSE BEPALINGEN INZAKE DE TOEGANKELIJKHEID VAN
DE GEZONDHEIDSZORG (BS VAN 31 DECEMBER 2012), DOC 53K2524
Deze wet voorziet in een aantal maatregelen waardoor de patiënt een betere toegang krijgt tot
geneeskundige zorg. Zo wordt onder meer de terugbetaling geregeld van producten voor
tabaksontwenning, radio isotopen, haarprotheses. De belangrijkste maatregel betreft het
afschaffen van supplementen voor tweepersoonskamers in ziekenhuizen.
WET VAN 20 JUNI 2013 TOT WIJZIGING VAN DE WET VAN 25 MAART 1964 OP DE GENEESMIDDELEN
(BS VAN 26 JUNI 2013) , DOC 53K2796
De wet beoogt de gedeeltelijke omzetting van Richtlijn 2011/62/EU van het Europees
Parlement en de Raad van 8 juni 2011 tot wijziging van Richtlijn 2001/83/EG tot instelling van
een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor menselijk gebruik, om te
verhinderen dat vervalste geneesmiddelen in de legale distributieketen belanden. Er wordt
voorzien in de registratie van en een strengere controle op alle operatoren die geneesmiddelen
en actieve stoffen verhandelen. Deze controle geldt voor de gehele productie– en
distributieketen. Tevens wordt een procedure vastgelegd waardoor het Federaal Agentschap
voor Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten de bevolking kan waarschuwen wanneer er
gevaarlijke stoffen in omloop zouden zijn gebracht.
WET VAN 23 MEI 2013 TOT REGELING VAN DE VEREISTE KWALIFICATIES OM INGREPEN VAN NIET-
HEELKUNDIGE ESTHETISCHE GENEESKUNDE EN ESTHETISCHE HEELKUNDE UIT TE VOEREN (BS VAN 2
JULI 2013), DOC 53K2577.
Kamer van volksvertegenwoordigers – Activiteitenverslag 2012-2013
-23-
Deze wet heeft als doel om een wettelijke omkadering te geven aan het uitoefenen van niet-
heelkundige esthetische geneeskunde en esthetische heelkunde. Daarom bepaalt de wet dat
alleen een arts heelkundige en esthetisch-geneeskundige ingrepen mag verrichten. De
begrippen “niet-heelkundige esthetische geneeskunde” en “esthetische geneeskunde’ worden
omschreven en het onderscheid tussen bieden wordt aangegeven. Bovendien wordt vastgelegd
welke specialisatie vereist is om bepaalde handelingen te verrichten rekening houdend met de
bekwaamheden. Een nieuwe bijzondere beroepstitel van geneesheer-specialist esthetische
geneeskunde wordt ingevoerd. Ten slotte benadrukt het ontwerp welke informatie verplicht aan
de patiënt moet worden medegedeeld. Daarenboven wordt de bescherming van de minderjarige
patiënten verbeterd.