LEERPLANDOELEN
Check hieronder wat je allemaal moet kennen en kunnen na afloop van dit thema.
Je kan de doelstellingen die je bereikt hebt, telkens afvinken. Op het einde van het
thema krijg je een rapportje met de bereikte doelen mee. Zo weet je waar je nog
extra aandacht moet aan besteden.
Leerplandoel Behaald? Opmerkingen
Domein : functionele taalvaardigheid
Kijk- en luistervaardigheid
De leerlingen kunnen op beschrijvend
niveau de informatie achterhalen in voor hen
bestemde tekstsoorten.
De leerlingen kunnen op beoordelend niveau
luisteren en kijken naar interactie met
leeftijdgenoten.
De leerlingen leven bepaalde conventies na.
Spreekvaardigheid
De leerlingen gebruiken het Nederlands als
communicatiemedium.
De leerlingen kunnen op beschrijvend
niveau het gepaste taalregister hanteren in
verschillende gespreksituaties.
De leerlingen verwerven expressie-
vaardigheid.
De leerlingen ontwikkelen in het kader van
de spreektaken een aantal vaardigheden en
attitudes.
Leesvaardigheid
De leerlingen lezen bepaalde woorden
foutloos en zonder herhaling.
De leerlingen kunnen eenvoudige
studieteksten foutloos en zonder herhaling
hardop lezen en begrijpen.
De leerlingen kunnen op beschrijvend
niveau informatie achterhalen in voor hen
bestemde tekstsoorten.
De leerlingen kunnen op structurerend
niveau in voor hen bestemde en duidelijke
opgebouwde teksten informatie ordenen.
De leerlingen kunnen voor hen bestemde
teksten op beoordelend niveau lezen.
Schrijfvaardigheid
De leerlingen hebben een goede
schrijfhouding en een duidelijk en goed
leesbaar handschrift.
De leerlingen kunnen op kopiërend niveau
bepaalde woorden en teksten op- en
overschrijven.
De leerlingen kunnen op structurerend
niveau een boodschap neerschrijven.
De leerlingen kunnen hun teksten verzorgen
rekening houdend met een aantal formele
eisen.
De leerlingen breiden hun woordschat uit.
Domein : taalbeschouwing
De leerlingen kunnen in voor hen relevante
en concrete situaties en op hun niveau
nadenken over het taalsysteem.
De leerlingen kunnen op hun niveau
reflecteren op de door hen gebruikte
strategieën en daarbij de voorgaande kennis
en vaardigheden inzetten.
Domein : functionele rekenvaardigheid
Basisvaardigheden
De leerlingen kunnen met een
zakrekenmachine optellen, aftrekken,
vermenigvuldigen, delen en een percent
nemen van een getal.
De leerlingen kunnen hoofdbewerkingen
met een decimaal getal en een natuurlijk
getal maken.
Domein : functionele informatieverwerking
Informatie vinden, selecteren en interpreteren
De leerlingen kunnen enkele verkeers- en
informatieborden en pictogrammen die voor
hen belangrijk zijn correct interpreteren.
De leerlingen kunnen uit aangereikte
historische en/of actuele bronnen informatie
halen en interpreteren.
Domein : organisatiebekwaamheid
Organisatie eigen leven
De leerlingen kunnen enkele begrippen in
verband met tijd in concrete situatie
gebruiken.
Domein : Tijd en ruimte
Actualiteit en het dagelijkse leven
De leerlingen kunnen de historische
periodes en door de leerkracht aangeboden
gebeurtenissen en hun datum op een band
plaatsen.
De leerlingen kunnen het dagelijks leven en
de tijdsbesteding vandaag vergelijken met
die van hun ouders en grootouders.
De leerlingen kunnen de tijdsbesteding in de
eigen streek vergelijken met die in andere
gebieden.
Situeren – oriënteren
De leerlingen kunnen een atlas functioneel
gebruiken.
De leerlingen kunnen enkele plaatsen op een
stratenplan van hun gemeente aanduiden en
de route uitstippelen van de ene plaats naar
de andere.
Ik en de maatschappij
De leerlingen kunnen het schoolreglement
en de afspraken in eigen woorden
formuleren.
SYMBOLEN
Onderstaande symbolen komen steeds terug in de themabundeltjes. We verklaren
ze even:
Je moet een opdracht uitvoeren
Spelend leren
Een prikker wijst op belangrijke dingen
Voor deze opdracht gebruik je een
computer
Enkel voor snelle werkers
Je werkt alleen
Benodigd materiaal
Je werkt per 2
Voor deze oefening mag je je rekenmachine gebruiken
Groepswerk
Doe-activiteiten
Hoekenwerk
MATERIAAL
Je hebt een aantal dingen steeds nodig tijdens de lessen PAV. Zet een kruisje bij
wat je nog niet hebt in je boekentas.
Materiaal Nog meebrengen
Een blauwe, zwarte, rode en groene balpen
Een meetlat
Een rekenmachine
Kleurpotloden en stiften
Een schaar en een lijmstift
Een schrijfpotlood
Een gom
Een slijper
Je ringmap met je themabundeltjes In de klas bewaren
Een woordenboek In de klas
Een atlas In de klas
Je goed humeur en je gezond verstand ☺
PAV
WAT IS PAV?
Op je lessenrooster zag je vast en zeker PROJECT
ALGEMENE VAKKEN staan. Afgekort spreken we van
PAV. Voortaan maken we geen onderscheid meer tussen
de algemene vakken, zoals Nederlands, wiskunde,
geschiedenis, aardrijkskunde, natuurwetenschappen…
Tijdens PAV zullen er vanuit bepaalde thema’s taal- en
rekenvaardigheden worden aangeleerd en je krijgt ook
maatschappelijke vorming. In dit nieuwe vak zal je dus
zowel leren om zo weinig mogelijk schrijffouten te maken,
leren berekeningen maken die je praktisch kan toepassen, leren hoe onze
maatschappij eruit ziet…
PAV is ook een beetje als een praktijkvak. Je bent voortdurend bezig; alleen, in
kleine groepjes of met de hele klas. Je hoeft niet altijd dingen uit je hoofd te leren,
maar vooral leren door te doen.
SCHOOLGERIEF
Voor PAV werken we hoofdzakelijk met themabundels. Daarom zal je geregeld een
bundeltje bladen krijgen. Zo’n bundeltje is dan tegelijk je werkschrift en je
handboek. Houdt deze bladen zorgvuldig bij in een map. Werk steeds ordelijk en
draag zorg voor je materiaal.
Aan het begin van elk themabundeltje staat wel materiaal je tijdens de lessen
steeds moet meebrengen.
TIJD OM KENNIS TE MAKEN!
WIE BEN IK?
Vul de tabel in.
Gegevens Mijn antwoord
Voornaam
Achternaam
Geboortedatum + leeftijd
Geboorteplaats + geboorteland
Woonplaats
Lievelingsvak op school
Lievelingskleur
Lievelingsfilm
Lievelingsliedje
Lievelingsboek
Hobby’s
Minst leuke vak op school
Je krijgt een sjabloon met een dobbelsteen van de leerkracht. Knip de dobbelsteen
uit en versier hem volgens jou persoonlijkheid. Vouw de flapjes om en lijm de
dobbelsteen nadien in elkaar.
Stel jezelf voor aan de klas met behulp van je zelfgemaakte dobbelsteen en de
informatie uit de tabel.
SPEEDDATING
Aangezien de meeste leerlingen elkaar nog niet kennen, spelen we een spelletje
speeddating. Voordat je hier aan kan starten, ga je voor jezelf minstens 5 vragen
noteren. Deze vragen ga je uiteindelijk stellen aan je klasgenoten.
Mijn 5 vragen:
1. ___________________________________________________________
___________________________________________________________
2. ___________________________________________________________
___________________________________________________________
3. ___________________________________________________________
___________________________________________________________
4. ___________________________________________________________
___________________________________________________________
5. ___________________________________________________________
___________________________________________________________
Je maakt in de klas 2 cirkels, 1 buitencirkel en 1 buitencirkel. Er moeten telkens 2
leerlingen tegenover elkaar zitten. Van zodra de leerkracht een signaal geeft, krijg
je 1 minuut de tijd om zo veel mogelijk van je vragen te stellen aan je klasgenoot
tegenover jou. Na 1 minuut schuif je door. Dit herhalen we tot iedereen aan de
beurt is geweest. Uiteindelijk wisselen de 2 cirkels en doen we hetzelfde.
KLASBINGO
Tijd voor een spelletje bingo! Hieronder staat een tabel. In elk vakje staat een
bepaald kenmerk.
Straks loop je allemaal door elkaar in de klas. Je mag aan elkaar enkel ja/nee-
vragen stellen. Als je een kenmerk hebt ontdekt, schrijf je de naam van de leerling
(of leerkracht) mee in het vakje.
De eerste die bij alle kenmerken een naam heeft staan is gewonnen.
Doet niet aan
sport Is linkshandig Doet een balsport
Kan goed met de
computer werken
Helpt in het
huishouden
Heeft een
huisdier
Speelt een
instrument
Heeft 1 of
meerdere broers
Danst graag Kijkt graag films Vindt school leuk Komt met de fiets
naar school
Heeft 1 of
meerdere zussen
Leest graag
boeken
Komt met bus of
tram naar school
Gaat regelmatig
naar het
buitenland
M&M-SPEL
De leerkracht komt dadelijk rond met een zak M&M’s. Je mag er 5 nemen, maar
nog niet meteen opeten! Elke kleur staat voor een bepaalde vraag die je moet
beantwoorden. Heb je de vraag beantwoord, mag je je M&M opeten en gaan we
naar de volgende leerling. Als iedereen zijn 5 M&M opgegeten heeft, is het spel
gedaan.
De betekenis van elke kleur :
- Rood : iets wat je afgelopen vakantie gedaan hebt.
- Oranje : iets wat je leuk vind op/aan school.
- Geel : iets wat je helemaal niet leuk vind op/aan school.
- Groen : iets dat je graag in je vrije tijd doet.
- Bruin : iets over toen je nog klein was.
- Blauw : iets waar je trots op bent.
MIJN SCHOOL
EEN PLATTEGROND VAN DE SCHOOL
Je krijgt van de leerkracht een plattegrond van de school. Hier horen enkele
opdrachten bij.
1. Kleur de lokalen waar je les zal krijgen rood. Schrijf in elk lokaal ook het vak
dat je zal krijgen.
2. Duidt in het blauw aan waar je moet naartoe gaan als het brandalarm afgaat.
3. Kleur in het groen waar je moet zijn als je studie hebt.
4. Kleur de toiletten in het oranje.
5. Kleur in het paars het secretariaat.
6. Kleur de trappenhallen in het grijs.
7. Kleur het bureau van de leerlingenbegeleidster in het geel.
WANDELING DOOR DE SCHOOL
Je gaat nu met je leerkracht op wandel door de school. Je maakt kennis met het
secretariaat, de leerlingenbegeleidster, de fietsenkelder, de studiezaal, de
verschillende vaklokalen, de sportzaal, de mediatheek, de schooltuin, de
speelplaats.
Op verschillende plaatsen houden we halt om enkele belangrijke afspraken te
overlopen.
Welke pictogrammen ben je tijdens de wandeling allemaal tegengekomen? Teken
ze en schrijf de betekenis erbij.
Pictogram Betekenis
_______________________________
_______________________________
_______________________________
_______________________________
_______________________________
_______________________________
_______________________________
_______________________________
_______________________________
_______________________________
_______________________________
_______________________________
_______________________________
_______________________________
_______________________________
_______________________________
_______________________________
_______________________________
_______________________________
_______________________________
WAAR LIGT DE SCHOOL?
Wat is het adres van de school? _______________________________________
In welke gemeente ligt de school? _____________________________________
Duid de school aan op de kaart van deze gemeente.
Duid ook onderstaande items aan met een cijfertje :
1) De dichtstbijzijnde tramhalte
2) De dichtstbijzijnde bushalte
3) Fort van Merksem
4) Rode loop
5) Het zwembad
6) Carrefour
7) Park van Merksem
8) De bioscoop
In welke provincie ligt Merksem? ______________________________________
Kleur deze provincie in het rood op de kaart van België.
Kleur de overige provincies volgens onderstaande kleurencode.
- West-Vlaanderen : blauw
- Oost-Vlaanderen : groen
- Limburg : oranje
- Vlaams-Brabant : paars
- Waals-Brabant : grijs
- Henegauwen : geel
- Namen : roze
- Luxemburg : bruin
Welke provincie is er overgebleven? ___________________________________
WIE IS WIE OP SCHOOL?
DE LEERKRACHTEN IN 1B
Speel een spelletje memory. Je gaat aan elk vak een leerkracht proberen te
combineren. Zo weet je snel wie iedereen is. Let op, niet alle leerkrachten zijn voor
iedereen van toepassing.
Maak de juiste combinatie.
Frans ⃝ ⃝ Mr. Staels
PAV ⃝ ⃝ Mevr. Deben
Techniek ⃝ ⃝ Mevr. Franck
LO ⃝ ⃝ Mr. Denaux
MO ⃝ ⃝ Mevr. Bassez
PO ⃝ ⃝ Mr. Uguz
B&R ⃝ ⃝ Mevr. Uten
Islam ⃝ ⃝ Mr. Denaux
NCZ ⃝ ⃝ Mevr. Lenaerts
Katholieke
godsdienst
⃝ ⃝ Mevr. Wenselaers
Mr. Van Riel
Welke leerkracht is er overgebleven? ___________________________________
Wat doet deze leerkracht? ____________________________________________
________________________________________________________________
________________________________________________________________
________________________________________________________________
ANDERE BELANGRIJKE MENSEN OP SCHOOL
1. De directeur : _______________________________________________
2. Het secretariaat : ____________________________________________
___________________________________________________________
___________________________________________________________
3. Het economaat : _____________________________________________
4. De leerlingenbegeleiding : ______________________________________
JE KLASTITULARIS
Wie is je klastitularis? ______________________________________________
Waar kan je bij je klastitularis voor terecht? ____________________________
________________________________________________________________
________________________________________________________________
CLB
Wie is de contactpersoon van het CLB bij ons op school? _____________________
Waar kan je bij het CLB voor terecht? ___________________________________
________________________________________________________________
________________________________________________________________
MIJN SCHOOLAGENDA
Op school leven veel mensen samen. Leerlingen, leraren, personeel, maar ook je
ouders horen erbij. Daarom zijn duidelijke afspraken en een goede planning heel
belangrijk. Je hebt verschillende leraren. Zij geven allemaal op een ander moment
opdrachten. Voor jou is het handig om een goede planning op te stellen.
Benodigd materiaal:
o Een balpen
o Je schoolagenda met je lessenrooster
o Een rekenmachine
Los onderstaande vragen op.
1. Noteer om te beginnen de naam en het volledige adres van onze school.
________________________________________________________________
________________________________________________________________
2. Je bent ziek en je moet de school verwittigen dat je niet kan komen.
Welk telefoonnummer moet je intoetsen? ____________________________
3. Waar en wanneer moeten je ouders je schoolagenda ondertekenen?
________________________________________________________________
________________________________________________________________
4. Hoeveel leerkrachten heb je? Wat is de naam van de leerkrachten?
________________________________________________________________
________________________________________________________________
________________________________________________________________
________________________________________________________________
5. Hoeveel lesuren heb je? __________________________________________
6. Hoeveel lesuren heb je iedere leerkracht gemiddeld?
________________________________________________________________
________________________________________________________________
________________________________________________________________
7. Hoeveel lesuren kan je per dag maximum hebben? ______________________
8. Hoeveel lesuren heb je per week? ___________________________________
9. Hoeveel minuten duurt de voormiddagpauze? _________________________
10.Hoeveel minuten duurt de middagpauze? _____________________________
Je schoolagenda…
… wordt gebruikt voor opmerkingen aan je ouders.
… wordt gebruikt om je taken en lessen in te schrijven, zodat je alles op
tijd kunt afgeven of studeren. Je gebruikt hem ook om je boekentas te
maken.
… moet wekelijks door je ouders nagekeken en ondertekend worden.
… wordt ook ingevuld als je afwezig was.
Het gemiddelde berekenen :
Gemiddelde = aantal lesuren .
aantal leerkrachten
Even controleren :
Heb je volgende opdrachten (onder toeziend oog van je leerkracht) uitgevoerd?
Zet een kruisje in het vakje indien de opdracht klaar is. Maak de onafgewerkte
opdrachten nu af.
o Eerst blad ingevuld met naam, klas, adres, telefoonnummer, klastitularis?
o Lessenrooster ingevuld?
o Voor de maand september per dag de vakken genoteerd?
o Agenda gekaft?
o Etiket op je agenda met naam, klas en klasnummer?
o Naam, klas en klasnummer op de rug van je ringmap?
De leerkracht heeft kaftpapier en etiketten in de klas ter beschikking. Indien je
klaar bent met de eerste 3 opdrachten mag je je agenda zelf kaften. Je leerkracht
heeft stappenplannen met foto’s ter beschikking zodat je weet wat je moet doen.
MIJN BOEKENTAS
Afhankelijk van de vakken die je hebt, moet je elke dag iets specifieks in je
boekentas steken. Zo heb je voor LO een turnzak of zwemgerief nodig, voor PO je
schetsboek, voor MO je blokfluit, … .
Maak een lijstje met de spullen die je moet meebrengen naar school. Gebruik
onderstaande tabel. Zo ben je steeds in orde.
Maandag Dinsdag Woensdag
- Schoolagenda
- Schrijfgerief
- _______________
- _______________
- _______________
- _______________
- _______________
- Schoolagenda
- Schrijfgerief
- _______________
- _______________
- _______________
- _______________
- _______________
- Schoolagenda
- Schrijfgerief
- _______________
- _______________
- _______________
- _______________
- _______________
Donderdag Vrijdag
- Schoolagenda
- Schrijfgerief
- _______________
- _______________
- _______________
- _______________
- _______________
- _______________
- Schoolagenda
- Schrijfgerief
- _______________
- _______________
- _______________
- _______________
- _______________
- _______________
MIJN SCHOOLRAPPORT
Ongeveer elke maand krijgt je een rapport. Dit rapport toont je vorderingen
doorheen het schooljaar. Voor elk vak staan er een aantal doelen die je voor die
periode behaald moet hebben. Ook punten op taken en toetsen staan erin vermeld.
De doelen worden met een kleurencode beoordeeld. Jijzelf zal deze doelen ook
telkens moeten beoordelen. Zo leer je jezelf goed inschatten en kom je niet voor
verassingen te staan.
De kleurencodes :
Doel zelfstandig
behaald
Doel met hulp behaald
Doel niet behaald
Naast de vakken, word je ook op sociale vaardigheden beoordeeld. De
vaardigheden die elke maand terugkomen zijn :
Doel Beoordeling
leerling
Beoordeling
leerkracht
Ik kom op tijd naar school.
Ik ben in orde met het gevraagde materiaal.
Ik studeer mijn lessen en maak mijn huiswerk.
Ik vul mijn agenda in en laat deze tekenen door mijn ouders.
Ik ben vriendelijk en respectvol tegenover mijn klasgenoten en leerkrachten.
Ook het aantal afwezigheden en te laat komen, word in je rapport vermeld.
MIJN KLAS
ATTITUDES IN DE KLAS
Je krijgt een lijstje met een heleboel attitudes in de klas. Maak in groepjes van 4
een top 10 van attitudes die jullie belangrijk vinden in de klas. Je mag ook eigen
attitudes gebruiken i.p.v. diegenen op het lijstje. Daarna is het tijd om te
debatteren.
1. ________________________________________________________
2. ________________________________________________________
3. ________________________________________________________
4. ________________________________________________________
5. ________________________________________________________
6. ________________________________________________________
7. ________________________________________________________
8. ________________________________________________________
9. ________________________________________________________
10. ________________________________________________________
Mogelijke attitudes :
Beleefd zijn – respect – vriendelijkheid – stiptheid – in orde zijn – rustig zijn –
geen ruzie maken – netheid – samenwerken – ordelijkheid –
doorzettingsvermogen – flexibiliteit – zin voor initiatief
POST-IT SPEL
De leerkracht geeft aan elke leerling 4 post-its. Daarna schrijft ze 4 vragen op het
bord. Schrijf voor elke vraag een antwoord op een post-it. Kom ze nadien aan het
bord bij de juiste vraag hangen. We bespreken de antwoorden nadien klassikaal.
De vragen zijn als volgt:
1. Hoe kan jij zorgen voor een goede sfeer in de klas?
2. Hoe kan de leerkracht zorgen voor een goede sfeer in de klas?
3. Welke straf moet een leerling krijgen die zich niet gedraagt in de klas?
4. Welke beloning moeten leerlingen krijgen die rustig zijn en goed meewerken?
KLASREGELS
Welke regels vind jij belangrijk in een klas? Noteer er minstens 5.
1. ___________________________________________________________
___________________________________________________________
2. ___________________________________________________________
___________________________________________________________
3. ___________________________________________________________
___________________________________________________________
4. ___________________________________________________________
___________________________________________________________
5. ___________________________________________________________
___________________________________________________________
Ontwerp in groepjes een poster waarin de klasregels duidelijk zichtbaar zijn. Geef
de poster een plekje in de verschillende klaslokalen.
MIJN DROOMKLAS
Maak in groepjes van 2 een maquette van je droomklas. Je krijgt hiervoor gekleurd
papier/karton en ander knutselgerief ter beschikking. Je gebruikt een schoendoos,
die als de muren van je lokaal dienen. Vergeet niet dat er een deur en ramen zijn
in het lokaal.
Je kan onderstaand vierkant gebruiken om een schets van je lokaal te maken.
SCHOOL VROEGER EN NU
EVEN VERGELIJKEN…
Een 100 à 200-tal jaar geleden ging het er in het onderwijs anders aan toe dan
vandaag de dag. Schoolgebouwen en klaslokalen zagen er anders uit. Lessen
werden op een andere manier gegeven dan dat wij nu gewoon zijn. Kinderen die
iets uitgespookt hadden, kregen vaak een ander soort straf dan wij in de 21ste
eeuw. En in die tijd werd er nog een groot onderscheid gemaakt tussen jongens
en meisjes en tussen rijk en arm.
Hieronder vind je een aantal schooltermen van vroeger en nu. Plaats de termen in
de juiste tijdsperiode.
computer, hoekenwerk, lijfstraffen, kale muren, lei en griffel, smartboard,
kringgesprek, veel uit het hoofd leren, jongensschool, tipp-ex, meisjesschool,
gemengde school, internet, website, Eastpak rugzak, rekenschrift,
kopieermachine, met 40 in de klas, 10 tot 20 leerlingen per klas, ‘s zaterdags
les, naar school tot 14 jaar, bic, geen schoolplicht
Vroeger
Nu
____________________________
____________________________
___________________________
____________________________
____________________________
____________________________
__________________________
____________________________
EEN VERHAAL UIT 1493
Lees de tekst en los de bijbehorende opdrachten op.
“Noem me Gregoor”
De lessen beginnen weer. Jan stapt in zijn nieuwe klompen
en stopt een appel en wat brood in zijn zak.
“Hier! Een geldstuk om de meester te betalen”, zegt zijn
vader. Jan pakt het geld aan en loopt in de richting van het
kasteel. Algauw staat hij bij een armzalig huisje aan de voet
van de toren. Een groep jongens wachten voor de deur. Dan
verschijnt er een oude man.
“Naar binnen”, zegt hij op onvriendelijke toon. Binnen is
het somber. Er zijn geen tafels. Tegenover de stoel van
de meester staan alleen wat banken. Net als de anderen
gaat Jan zitten.
“Ik wil geen kik horen”, gromt de meester. Hij bergt het
geld op dat hij kreeg en de les begint. Op een houten
bordje laat hij letters zien: “Herhaal samen met mij: A,
E, I, O, U …” De hele ochtend herhaalt Jan letters tot ze
hem voor de ogen dansen.
Rond de middag zoekt Jan buiten een plaatsje om er zijn appel en het brood op te
eten. Een kind met kortgeknipt, blond haar komt naast hem zitten. “Kom je graag
naar school?” vraagt het kind nieuwsgierig. “Pffff, al die letters, ik vind het
moeilijk”, zucht Jan. “Ik wil kunnen lezen en schrijven”, zegt het blonde kind. “Net
zoals de jongens!”
Jan schrikt. Hij kijkt naar het smalle gezicht, de blauwe ogen en de lachende mond.
“Maar … jij bent … een meisje! Meisjes gaan niet naar school.” “Het is een geheim.
Ik heet Johanna, maar je moet me Gregoor noemen. Ik heb mijn haar kortgeknipt
om er als een jongen uit te zien.”
Na de middag leren de kinderen met een griffel letters schrijven op een stuk lei.
Jan zit naast Johanna. Het is een slim kind, haar letters zien er prachtig uit. “Heel
goed, Gregoor!” zegt de meester als hij voorbij hun bank loopt.
Dan draait hij zich naar de andere kinderen en bromt: “Kijk, bende stommelingen!
Deze jongen hier leert snel. Hij zal het ver brengen …”
Onderweg naar huis lopen Jan en Johanna hand in hand. “Ik vind het fijn dat je
net zoals ik naar school kunt”, zegt Jan.
“Er komt een dag dat alle meisjes naar school kunnen”, zegt Johanna. “Ik ben er
zeker van!”
Nu zijn we in het jaar _____________ .
Het verhaal speelt zich af in het jaar _____________ .
Hoe lang is dat geleden? Kleur het juiste bolletje.
O ongeveer 400 jaar O ongeveer 500 jaar O ongeveer 600 jaar
Kleur de juiste periode op de tijdlijn en benoem deze.
3500 VC 800 VC 500 1500 1789 1945
Vul het schema aan met behulp van de tekst.
NU VROEGER
Ik doe sportschoenen aan. Ik doe _____________________ aan.
In mijn brooddoos zitten
boterhammen, een koek en een stuk
fruit.
Ik mijn zak zitten ________________
en _____________________ .
Ik kom bij het schoolgebouw aan. Ik kom aan bij _________________ .
De klas is mooi en gezellig ingericht. Tegenover de stoel van de meester
staan alleen ________________ .
We schrijven met een balpen in een
schrift.
De kinderen schrijven met een
_______________ op een
__________________ .
De leerkracht verandert regelmatig
van lesonderwerp.
De hele ochtend _______________ .
Jan ziet de letters voor zijn ogen
dansen.
“Stilte a.u.b.”, zegt de meester. “Ik wil ________________ horen”,
______________ de meester.
NAAR SCHOOL IN 1930
Luister terwijl de leerkracht de brief die een grootvader schreef, voorleest en
beantwoord daarna de vraagjes.
Brief van opa
Dag beste leerlingen,
Ik las laatst in de schoolkrant hoe het bij jullie op school gaat. Jullie hebben een
hele toffe school. Bij mij op school vroeger ging het heel anders. Ik zal jullie een
paar dingen vertellen over de school van vroeger.
Vroeger hadden wij geen pennen en schriften. Wij schreven toen met een griffel
op een lei. Een lei was gemaakt van een bepaald soort steen. Er zat een lijst
omheen. De griffel was een soort krijtje. Ieder kind had een eigen lei, griffel en
sponzendoos. In die doos zat een vochtig sponsje. Daarmee kon je fouten
wegvegen of je lei schoon vegen als hij vol was. Later kwamen er ook wel schriften
en kroontjespennen. In elke schoolbank zat een potje met inkt. Over het potje zat
een schuifje. Als je niet aan het schrijven was moest dat dicht. Iedereen had ook
een inktlap. Daaraan veegde je de kroontjespen af als je klaar was.
De meisjes kregen in die tijd andere lessen dan de jongens. Zij leerden breien en
naaien. Als je acht jaar was moest je een sok kunnen breien en gaten kunnen
stoppen. Jongens hadden vaker gym, dit gebeurde op het schoolplein want een
gymzaal was er toen nog niet. In de klas hadden we ook geen verwarming. Er
stond een kachel in de klas waar kolen in werden gestookt. Ik ging vroeger samen
met een paar andere jongens wat eerder naar school om de kachel te vullen of om
het as weg te brengen. Daarvoor kregen wij dan een paar centen per dag.
Vroeger had je een armenschool en een burgerschool. Kinderen van rijke ouders
gingen naar de burgerschool en de arme kinderen gingen naar de armenschool.
Die was gratis. Voor de burgerschool moest je schoolgeld betalen.
Vroeger zaten de kinderen met z'n vieren naast elkaar in banken en je kon de
tafels niet verplaatsen, en als je straf kreeg, moest je een bordje om je nek hangen
waarop ezel stond geschreven of ezelsoren dragen en dan in de hoek van de klas
gaan staan.
Ook waren de ramen heel hoog, naar buiten kijken kon haast niet. Wij moesten
wij altijd heel netjes zitten met onze armen over elkaar, voeten naast elkaar en
de rug recht.
Wij kregen wel dezelfde lessen op school als jullie nu. Maar het gebeurde wel op
een andere manier. Lezen gebeurde altijd hardop en klassikaal. Als je goed was
mocht je niet verder lezen, want dan kreeg je straf. Er waren ook niet zoveel
boeken, zoals er nu zijn. Dus werden de boeken vaak nog een keer gelezen. Ook
waren de verhalen minder leuk dan nu. Schrijven was vroeger veel belangrijker
dan nu, iedereen moest zijn pen op dezelfde manier vasthouden. Vaak werd er
aan schoon schrijven gedaan. Dan moesten we met onze vinger in de lucht gaan
schrijven. Met rekenen moesten wij altijd heel veel rijtjes met geldsommen maken,
koopmansrekenen noemden ze dat. Verder moesten we altijd alle tafels uit ons
hoofd kennen.
Zo gingen er nog veel meer dingen anders dan nu bij jullie op school. Ik wou dat
ik nog eens voor één dag jong kon zijn en ondervinden hoe het is om vandaag de
dag school te lopen. Helaas pindakaas (heb ik van mijn kleindochter geleerd)!
Groeten, Opa Leo
1. Zoek in de brief van Leo 4 verschillen tussen school vroeger en school vandaag.
- _______________________________________________________________
- _______________________________________________________________
- _______________________________________________________________
- _______________________________________________________________
2. Welke 2 soorten scholen waren er?
________________________________________________________________
3. Hoe moesten de jongeren aan hun bank zitten?
________________________________________________________________
________________________________________________________________
4. Leg uit: “Meisjes kregen in die tijd andere lessen dan jongens”
________________________________________________________________
________________________________________________________________
5. Wat gebeurde er als je gestraft werd?
________________________________________________________________
________________________________________________________________
6. Waarom ging Leo ’s morgens vaak wat eerder naar school?
________________________________________________________________
________________________________________________________________
INTERVIEW MET JE OUDERS EN GROOTOUDERS
Stel onderstaande vragen aan één van je grootouders en één van je ouders.
Vragen Grootouder Ouders
1. In welk jaar
werd je 12 jaar?
_______________________
_______________________
_______________________
_______________________
2. Naar welke
school ging je
toen?
_______________________
_______________________
_______________________
_______________________
3. Was dit een
gemengde
school?
_______________________
_______________________
_______________________
_______________________
4. Wat was je
lievelingsvak?
Waarom?
_______________________
_______________________
_______________________
_______________________
5. Welk van vond
je niet leuk?
Waarom?
_______________________
_______________________
_______________________
_______________________
6. Wat aten jullie
als lunch?
_______________________
_______________________
_______________________
_______________________
7. Hadden jullie
huiswerk?
_______________________
_______________________
_______________________
_______________________
8. Waren de
leerkrachten
streng?
_______________________
_______________________
_______________________
_______________________
SCHOOL IN DE WERELD
OP ONDERZOEK
Jij en je buur krijgen een pagina uit het boek "jouw school-mijn school". Vul samen
de fiche in. Schrijf enkel sleutelwoorden! Met de fiche ga je over de school vertellen
aan de klas.
De school van ____________ (____ jaar) uit __________________________
Wanneer begint/eindigt
de school?
__________________________________________
__________________________________________
Welke talen spreekt
men op school?
__________________________________________
__________________________________________
Welke vakken krijgen de
kinderen?
__________________________________________
__________________________________________
Krijgen de kinderen eten
op school? Wat?
__________________________________________
__________________________________________
Wat vinden jullie
leuk/niet leuk aan de
school?
__________________________________________
__________________________________________
SCHOLEN OVERAL TER WERELD
In welk land zijn deze foto's genomen? Schrijf het juiste land onder elke foto.
Kies uit: Afghanistan, Ethiopië, India, Brazilië, China, Noord-Ierland
_______________________________ ______________________________
_______________________________ ______________________________
_______________________________ ______________________________
Kleur de landen op de wereldkaart. Benoem ze.
DE MOBIELE SCHOOL
Bekijk het filmpje via onderstaande website en los de bijbehorende opdrachten op.
https://www.ketnet.be/karrewiet/in-de-wereld/karrewiet-in-bolivia/mobiele-
school
1. Vul de tekst aan met de volgende woorden:
hoek, karretje, stad, vrijdag, geld, snoepjes, leerrijk, dag, Bolivia, straat, armste,
klas, spelletjes
Claudia is 11 jaar oud. Ze woont en werkt in ____________________
Bolivia is één van de ________________ landen van Latijns-Amerika.
Claudia leeft de hele _______________ op straat.
Ze verkoopt ________________ om haar familie te helpen.
Ze heeft weinig tijd over om naar school te gaan.
Elke ________________ komt de mobiele school naar de ________________ waar
Claudia woont. De mobiele school is een ________________ met een schoolbord en
honderden ________________ .
De kinderen hebben geen ________________ meer nodig.
Ze kunnen gewoon op de ________________ van de straat naar school.
De spelletjes zijn heel leuk en ________________ . De kinderen kunnen het
moeilijke leven op ________________ even vergeten. Claudia is altijd blij als de
mobiele school voorbijkomt.
Jammer genoeg kunnen de kinderen maar één dag per week naar school.
De andere dagen moeten ze de straat op om ________________ te verdienen.
2. Duid Bolivia aan op de wereldkaart (p. 37) .
3. Teken en kleur de vlag van Bolivia in het vakje.
4. Wat is de mobiele school?
________________________________________________________________
________________________________________________________________
5. Wanneer gaat Claudia naar school?
________________________________________________________________
6. Wat doet Claudia als ze niet naar school gaat?
________________________________________________________________
7. Wat doe jij als je niet naar school gaat?
________________________________________________________________
8. Doe jij ook iets om je familie te helpen? Wat?
________________________________________________________________
KLOKLEZEN
De tijdstippen waarop de lessen beginnen, verschillen waarschijnlijk met de uren
die jullie gewoon waren. Om er zeker van te zijn dat jullie altijd overal op tijd zijn,
gaan we oefenen op kloklezen.
Om de tijd af te lezen gebruiken we een klok. Er zijn 2 soorten klokken :
_____________________________ _____________________________
DE ANALOGE KLOK
Een analoge klok heeft 3 wijzers :
1. De grote wijzer geeft de ___________________________ aan.
2. De kleine wijzer geeft de ______________________ aan.
3. Soms is er nog een derde wijzer : ___________________________ .
Welke tijd geeft onderstaand klokje aan?
_________________________________________________
EEN UUR
Een uur bedraagt ___________________ minuten.
Kleur 1 volledig uur netjes in het groen in op de klok.
EEN HALF UUR
Een half uur bedraagt ____________ minuten.
Kleur nu netjes in het blauw een half uur in op de klok.
EEN KWARTIER
Een kwartier bedraagt ______________ minuten.
Kleur netjes in het rood een kwartier in op de klok.
DRIEKWARTIER
Driekwartier bedraagt ____________ minuten.
Kleur netjes in het oranje driekwartier in op de klok.
OEFENINGEN
Je krijgt een klokje van de leerkracht. De leerkracht gaat een heleboel opdrachtjes
geven en het is aan jou om de juiste tijd op je klokje aan te duiden.
We maken de oefeningen rond tijd op de aparte werkblaadjes. Je werkt op je eigen
tempo. Er zijn oefeningen voor beginners, gevorderden en experten.
We sluiten af met een quiz met ons klokje. Goed oefenen is dus de boodschap!
DE DIGITALE KLOK
Ook de digitale klok geeft de tijd weer:
1. Het getal voor de 2 puntjes geeft de ________________ aan.
2. Het getal na de 2 puntjes geef de ________________________ aan.
De digitale klok geeft wel / geen seconden aan.
Welke tijd geeft onderstaand klokje aan?
____________________________________________
ACTUA
ORIËNTEREN
Sla de krant open, bekijk het nieuwsbericht, kijk naar een nieuwsuitzending,…
Telkens je dit doet, vindt je wel een artikel rond onderwijs. Het wordt tijd om dit
eens van dichtbij te bekijken.
VERKENNEN
Je werkt per twee. Je surft naar www.hln.be . Je kiest een artikel rond onderwijs
naar keuze en gaat dit volledig bekijken. Je beantwoordt de vragen.
UITVOEREN
Wat is de titel van jullie artikel? ______________________________________
________________________________________________________________
Wie heeft jullie artikel geschreven? ____________________________________
Wanneer is het artikel gepubliceerd? __________________________________
Over wie of wat gaat het artikel? ______________________________________
Over welke winkel gaat het artikel? ____________________________________
Hoeveel tussentitels heeft het artikel? __________________________________
Welke? __________________________________________________________
________________________________________________________________
________________________________________________________________
In welk land speelt jullie artikel zich af? ________________________________
Vat het artikel in 5 zinnen samen.
________________________________________________________________
________________________________________________________________
________________________________________________________________
________________________________________________________________
Waarom hebben jullie dit artikel gekozen?
________________________________________________________________
________________________________________________________________
Geef jullie mening over het artikel.
________________________________________________________________
________________________________________________________________
________________________________________________________________
REFLECTEREN
Noem 2 dingen die je goed gedaan hebt : _______________________________
________________________________________________________________
Noem 2 dingen waar je nog aan moet werken : __________________________
________________________________________________________________
EXTRAATJES VOOR SNELLE WERKERS
WOORDZOEKER
In het rooster zitten 20 woorden verborgen. Duid ze aan.
S S H K V O M S S K T S P K P O W O E
E C D A A U W B V O R I K L B D V I I
A G H N F A J K L P O E D A R V B V T
W M A O A B T J O F P R H S W C O Q N
Q B O L O L C S D A P L G T A G E N A
K N S L E L R I I V A O F I R P K G K
V J J Q P O R E E U R O J T M C E H A
L C P I K I T E D B H H P U D N N L V
C D P Y H Z D E G E B C C L D X T I N
A Z A P N X K J I L N S U A J R A G D
L O O H C S P I V D E T B R U U S E Z
N G M E Y E J W A O U M O I L E R B N
S T R A F S T U D I E T E S N T E E N
O U D E R C O N T A C T S N E C D U E
S T A A L P L E E P S P Y K T E U M R
V Z J F N X E O N F O N J Q Q R T Q E
G G E L T A K U F P A M O L P I D N D
T A A I R A T E R C E S Q U V D R Z U
S N E M A X E Z P E N N E N Z A K E T
D S D P I M W K H B K J U I G C A P S
DE EEUWIGDURENDE KALENDER
Los de vragen op aan de hand van de eeuwigdurende kalender.
Misschien weet je het, omdat je ouders het je verteld hebben. Maar ook dan nog
kan je controleren of het klopt. Aan de hand van de eeuwigdurende kalender die
je hieronder vindt, kan je berekenen op welke dag van de week jij geboren bent.
Los eerst klassikaal de voorbeeldvraag op. Bereken nadien op dezelfde manier je
geboortedag.
VOORBEELDVRAAG:
Daisy is geboren op 10 juli 1982.
Zoek onder A het geboortejaar van Daisy (1982).
Ga van daaruit op dezelfde lijn naar de geboortemaand onder B (juli).
Welk cijfer staat daar? __________
Tel bij dat cijfer de dag van de geboortedatum van Daisy op. Die dag is de _______
Maak nu de som: _________ + __________ = _____________
Zoek nu onder C het cijfer van de uitkomst.
De dag die je hebt teruggevonden, is Daisy’s geboortedag’.
Noteer in een volzin op welke dag Daisy geboren is.
________________________________________________________________
________________________________________________________________
Eeuwigdurende kalender 1901 – 2099
A Jaren B Maanden C Weekdagen
1901-2000 2001-2099 J F M A M J J A S O N D
25 53 81 09 37 65 93 4 0 0 3 5 1 3 6 2 4 0 2 Zo 1 8 15 22 29 36
26 54 82 10 38 66 94 5 1 1 4 6 2 4 0 3 5 1 3 Ma 2 9 16 23 30 37
27 55 83 11 39 67 95 6 2 2 5 0 3 5 1 4 6 2 4 Di 3 10 17 24 31
28 56 84 12 40 68 96 0 3 4 0 2 5 0 3 6 1 4 6 Wo 4 11 18 25 32
01 29 57 85 13 41 69 97 2 5 5 1 3 6 1 4 0 2 5 0 Do 5 12 19 26 33
02 30 58 86 14 42 70 98 3 6 6 2 4 0 2 5 1 3 6 1 Vr 6 13 20 27 34
03 31 59 87 15 43 71 99 4 0 0 3 5 1 3 6 2 4 0 2 Za 7 14 21 28 35
04 32 60 88 16 44 72 5 1 2 5 0 3 5 1 4 6 2 4
05 33 61 89 17 45 73 0 3 3 6 1 4 6 2 5 0 3 5
06 34 62 90 18 46 74 1 4 4 0 2 5 0 3 6 1 4 6
07 35 63 91 19 47 75 2 5 5 1 3 6 1 4 0 2 5 0
08 36 64 92 20 48 76 3 6 0 3 5 1 3 6 2 4 0 2
09 37 65 93 21 49 77 5 1 1 4 6 2 4 0 3 5 1 3
10 38 66 94 22 50 78 6 2 2 5 0 3 5 1 4 6 2 4
11 39 67 95 23 51 79 0 3 3 6 1 4 6 2 5 0 3 5
12 40 68 96 24 52 80 1 4 5 1 3 6 1 4 0 2 5 0
13 41 69 97 25 53 81 3 6 6 2 4 0 2 5 1 3 6 1
14 42 70 98 26 54 82 4 0 0 3 5 1 3 6 2 4 0 2
15 43 71 99 27 55 83 5 1 1 4 6 2 4 0 3 5 1 3
16 44 72 00 28 56 84 6 2 3 6 1 4 6 2 5 0 3 5
17 45 73 01 29 57 85 1 4 4 0 2 5 0 3 6 1 4 6
18 46 74 02 30 58 86 2 5 5 1 3 6 1 4 0 2 5 0
19 47 75 03 31 59 87 3 6 6 2 4 0 2 5 1 3 6 1
20 48 76 04 32 60 88 4 0 1 4 6 2 4 0 3 5 1 3
21 49 77 05 33 61 89 6 2 2 5 0 3 5 1 4 6 2 4
22 50 78 06 34 62 90 0 3 3 6 1 4 6 2 5 0 3 5
23 51 79 07 35 63 91 1 4 4 0 2 5 0 3 6 1 4 6
24 52 80 08 36 64 92 2 5 6 2 4 0 2 5 1 3 6 1
Zoek nu de dag waarop jij geboren bent. Ga op dezelfde manier te werk als bij de
zoektocht naar Daisy’s verjaardag.
- Geboortedatum: ____________________________________
- Berekening: ________________________________________
- Antwoord: Ik ben geboren op een ______________________
Bereken ook op welke weekdag mevrouw Van Rompaey geboren is. Haar
geboortedatum is 28 april 1981.
- Geboortedatum: ____________________________________
- Berekening: ________________________________________
- Antwoord: Ik ben geboren op een ______________________
Met de eeuwigdurende kalender kunnen we niet alleen in het verleden kijken, maar
ook in de toekomst. Zoek volgende dag eens op.
Op welke dag van de week valt Kerstmis in 2045?
- Berekening: ________________________________________
- Antwoord: Ik ben geboren op een ______________________
DOOLHOF