1
UNIVERSITEIT GENT.
FACULTEIT VAN DE LETTEREN EN WIJSBEGEERTE.
SECTIE GESCHIEDENIS.
VAKGROEP NIEUWE GESCHIEDENIS.
OVERSPEL EN CONCUBINAAT IN GENT TIJDENS DE
ZEVENTIENDE EN ACHTTIENDE EEUW.
Licentiaatverhandeling door Saskia De Schepper.
Promotor: Prof. Dr. Isabelle Devos.
Academiejaar: 2006-2007.
2
Voorwoord.
Reeds als kind was ik gefascineerd door geschiedenis. De verhalen over oorlogen en
koningen intrigeerden mij. Daarnaast had ik ook interesse voor de gewone man in de
straat en zijn dagelijkse leven. Het is een deel van deze groep die ik wil weergeven in
mijn thesis. Deze mensen konden op verschillende manieren in contact komen met de
gerechtelijke instellingen. Zowel de kerkelijke als de wereldlijke rechtbanken spoorden
misdadigers op en vervolgden hen. Maar zij werden voor hun misdrijven niet enkel
door het gerecht veroordeeld maar ook door hun directe omgeving.
In de scriptiebrochure vond ik het onderwerp ‘seksuele delicten in de zeventiende en
achttiende eeuw’. Samen met mijn promotor koos ik meer gespecificeerd voor de
delicten van overspel en concubinaat. Met deze thesis wil ik een beeld schetsen van
deze marginale groep in Gent tijdens de zeventiende en achttiende eeuw. Ik zal hun
representatie in een drietal bronnen bestuderen.
Ik wens tevens iedereen te bedanken die in enige mate bijgedragen heeft tot mijn thesis.
Mijn promotor Prof. Dr. Isabelle Devos was een grote hulp in het vinden van geschikte
bronnen en literatuur. Maar ook dank aan mijn moeder die mijn gehele thesis nagelezen
heeft op mogelijke schrijffouten en de bijhorende stressmomenten tijdens het schrijven
heeft ondergaan.
3
Inhoudstafel.
Voorwoord. 2
Inhoudstafel. 3
Bibliografie. 7
Bronnenoverzicht. 11
Uitgegeven bronnen. 11
Onuitgegeven bronnen. 11
Illustraties. 12
Inleiding. 13
Hoofdstuk 1: Definiëring, status quaestionis, bronnen en methodologie. 17
1.1 Definiëring. 17
1.1.1 Het huwelijk in de zeventiende en achttiende eeuw. 17
1.1.2 Definiëring van overspel en concubinaat. 18
1.1.2.1 Overspel. 18
1.1.2.2 Concubinaat. 19
1.2 Status quaestionis. 20
1.3 Bronnen en methodologie. 26
Hoofdstuk 2: Kerkelijke rechtbank. 28
2.1 Inleiding. 28
2.2 De werking van de officialiteit. 29
2.2.1 De bevoegdheden. 29
2.2.2 De procedure. 30
2.3 Overzicht van de misdaden van overspel en concubinaat. 31
2.3.1 Totaal overzicht tussen 1570 en 1795. 31
2.3.2 Overzicht eigen overzicht. 32
4
2.3.2.1 De misdrijven van de beklaagden. 32
2.3.2.2 De man. 34
2.3.2.3 De vrouw. 35
2.3.2.4 De plaats van afkomst van de beklaagden. 36
2.3.2.5 De onwettige kinderen. 38
2.4 De bestraffing door de officialiteit. 40
2.4.1 De veroordeelden en de niet-veroordeelden. 40
2.4.2 Aard van de bestraffing. 41
2.4.2.1 De lijf- en schandestraffen. 42
2.4.2.2 De vernederende straffen. 44
2.4.2.3 De geestelijke of canonieke straffen. 45
2.4.2.4 De boetes. 47
2.4.2.5 Strafvermindering of –wijziging. 48
2.4.2.6 De overige straffen. 49
2.4.3 Doel en evolutie van de bestraffing. 49
2.4.3.1 Doel van de bestraffing. 49
2.4.3.2 Evolutie in de bestraffing. 50
2.5 Besluit. 51
Hoofdstuk 3: Wereldlijke rechtbank. 53
3.1 Inleiding. 53
3.2 De werking van de schepenbank van de Keure. 54
3.2.1 De bevoegdheden. 54
3.2.2 De procedure. 55
3.2.3 De documenten in het procesdossier. 56
3.3 Overzicht van de misdaden van overspel en concubinaat. 57
3.3.1 De beklaagden. 58
3.3.1.1 De misdrijven van de beklaagden. 58
3.3.1.2 Het geslacht van de beklaagden. 61
3.3.1.3 De leeftijd van de beklaagden. 62
3.3.1.4 De plaats van afkomst van de beklaagden. 63
3.3.1.5 Het beroep van de beklaagden. 64
3.3.1.6 De ouders van de beklaagden. 66
3.3.2 De supplianten, getuigen en andere betrokkenen. 66
5
3.4 De bestraffing door de schepenbank van de Keure. 68
3.4.1 De plaats van opsluiting. 69
3.4.1.1 Voorlopige hechtenis. 69
3.4.1.2 De eigenlijke plaats van opsluiting. 70
3.4.1.3 Recidivisme of plaatsen van vroegere opsluitingen. 71
3.4.2 De termijn en de kosten van de opsluiting. 72
3.4.2.1 De termijn van de opsluiting. 72
3.4.2.2 De kosten van de opsluiting. 73
3.5 Besluit. 74
Hoofdstuk 4: Collocatie. 76
4.1 Inleiding. 76
4.2 De werking van collocatie. 77
4.3 Overzicht van de misdaden van overspel en concubinaat. 78
4.3.1 De beklaagden. 78
4.3.1.1 De misdrijven van de beklaagden. 78
4.3.1.2 Het geslacht van de beklaagden. 80
4.3.1.3 De leeftijd van de beklaagden. 80
4.3.1.4 De plaats van afkomst van de beklaagden. 81
4.3.1.5 Adellijke beklaagden. 82
4.3.2 De supplianten en getuigen. 82
4.3.2.1 De supplianten. 82
4.3.2.2 De getuigen. 83
4.4 De bestraffing. 84
4.4.1 De plaats van opsluiting. 84
4.4.1.1 Voorlopige hechtenis. 84
4.4.1.2 De eigenlijke plaats van opsluiting. 85
4.4.1.3 Recidivisme of plaatsen van vroegere opsluitingen. 87
4.4.2 De termijn en de kosten van de collocatie. 88
4.4.2.1 De termijn van de collocatie. 88
4.4.2.2 De kosten van de collocatie. 89
4.5 Besluit. 90
Hoofdstuk 5: Algemeen besluit. 92
6
5.1 Inleiding. 92
5.2 De werking van de instellingen. 93
5.2.1 De bevoegdheden. 93
5.2.2 De procedure. 94
5.2.3 De documenten. 95
5.3 Overzicht van de misdaden van overspel en concubinaat. 96
5.3.1 De misdrijven. 96
5.3.1.1 Overspel. 97
5.3.1.2 Concubinaat. 98
5.3.1.3 Overspel en concubinaat. 98
5.3.2 De beklaagden. 99
5.3.2.1 Het geslacht van de beklaagden. 99
5.3.2.2 De leeftijd van de beklaagden. 100
5.3.2.3 De plaats van afkomst van de beklaagden. 100
5.3.2.4 Het beroep van de beklaagden. 101
5.3.3 De supplianten, getuigen en andere betrokkenen. 102
5.4 De bestraffing. 103
5.4.1 De aard van de bestraffing. 103
5.4.2 Het doel van de bestraffing. 105
5.4.3 De evolutie in de bestraffing. 106
5.5 Besluit. 107
Bijlagen. 109
Bijlagen officialiteit Gent. 110
Bijlagen procesdossiers van de schepenbank van de Keure.
155
Bijlagen collocatiedossiers. 211
7
Bibliografie.
Cloet, Michel. Het bisdom Gent (1559-1991): vier eeuwen geschiedenis. Gent,
Werkgroep De Geschiedenis van het Bisdom Gent, 1992, 585 pp.
De Brouwer, Jozef. De kerkelijke rechtspraak en haar evolutie in de bisdommen
Antwerpen, Gent en Mechelen tussen 1570 en 1795. Tielt, Veys, 1972, 2 dln.
De Vriendt, Griet. Overspel in de Zuidelijke Nederlanden van de 16e tot de 18e eeuw.
Leuven (onuitgegeven licentiaatverhandeling KU Leuven), 2003, s.p. (promotor:
Vanhemelryck).
De Wulf, Eva. Vrijen en trouwen te Deinze (1699-1893). Een historisch demografische
studie van het premaritale gedrag in een kleine stad. Gent (onuitgegeven
licentiaatverhandeling Universiteit Gent), 2002, s.p. (promotor: C. Vandenbroeke).
Dopico Black, Georgina. Perfect wives, other women: adultery and inquisition in Early
Modern Spain. Durham, Duke university press, 2001, 307 pp.
Gandilhon, René. “Un cas de concubinage à Andouille (XVIIe siècle).” In : Revue
historique de droit Français et étranger, 68 (1990), 2, pp. 179-181.
Gaudemet, Jean. Le mariage en Occident : les mœurs et le droit. Parijs, Gerf, 1987,
520 pp.
Haks, Donald. Huwelijk en gezin in Holland in de 17de en 18de eeuw: processtukken
en moralisten over aspecten van het laat 17de- en 18de-eeuwse gezinsleven. Utrecht,
HES, 1985, 305 pp.
Hallema, A. “Bestraffing van huwelijksontrouw en bestrijding van de prostitutie te
Amsterdam in de jaren 1613-1621.” In: Tijdschrift voor strafrecht, 70 (1961), pp. 321-
340.
8
Hamburger, Lotte. Contemplating adultery : the secret life of a Victorian woman. New
York, Random house, 1991, 314 pp.
Heirbaut, Dirk. Privaatrechtgeschiedenis van de Romeinen tot heden. Gent, Academia
press, 2005, 416 pp.
Helmers, Dini. Gescheurde bedden: oplossingen voor gestrande huwelijken,
Amsterdam 1753-1810. Hilversum, Verloren, 2002, 426 pp.
Kingdon, Robert M. Adultery and divorce in Calvin’s Geneva. Londen, Harvard
university press, 1995, 214 pp.
Maes L. Th. Vijf eeuwen stedelijk strafrecht. Bijdrage tot de rechts- en
cultuurgeschiedenis der Nederlanden. Antwerpen, De sikkel, 1947, 830 pp.
Meldrum, Tim. Domestic service and gender 1660-1750: life and work in the London
household. Harlow, Longman, 2000, 220 pp.
Mertens, Dries. Criminaliteit in (het Land van) Aalst in de 18e eeuw (1700-1795). Gent
(onuitgegeven licentiaatverhandeling Universiteit Gent), 1999, s.p. (promotor: H.
Soly).
Monballyu, J. Filips Wielant. Verzameld werk. I. Corte instructie in materie
criminele. Brussel, Paleis der Academiën, 1995, 303 pp.
Mullie, Marleen. Zedendelicten te Brugge in de late 17de en 18de eeuw. Gent
(onuitgegeven licentiaatverhandeling Universiteit Gent), 1995, 155 pp. (promotor: C.
Vandenbroeke).
Roets, A. Criminaliteit en juridische repressie in Gent in de Nieuwe Tijden. Gent,
RUG Seminarie vakdidactiek geschiedenis, 1990, 91 pp.
9
Roets, Anne-Marie. Rudessen, dieften ende andere crimen. Misdadigheid te Gent in de
zeventiende en achttiende eeuw: een kwantitatieve en kwalitatieve analyse. Gent
(onuitgegeven doctoraatsverhandeling Universiteit Gent), 1987, s.p.
Roets, Anne-Marie. “Vrouwen en criminaliteit : Gent in de achttiende eeuw.” In:
Tijdschrift voor geschiedenis, 95 (1982), pp. 363-378.
Rousseaux, Xavier. L’ histoire du crime et de la justice criminelle dans l’ espace du
Benelux (XIVème- XVIIIème s.). In: Dupont-Bouchat, Sylvie en Rousseau Xavier.
Crimes, pouvoirs et sociétés (1400-1800) ancien Pays-Bas et principauté de Liège.
Heule, UGA, 2001, 316 pp. (Standen en Landen, 104).
Spierenburg, P. “Opsluiting op verzoek.” In: Spiegel Historiael, 9 (1981), pp. 459-464.
Stone, Lawrence. Broken lives: seperation and divorce in England: 1660-1957.
Oxford, Oxford University Press, 1993, 355 pp.
Stone, Lawrence. The family, sex and marriage in England (1500-1800).
Harmondsworth, Penquin Book, 1990, s.p.
Therry, Marc. De religieuze beleving bij de leken in het 17de-eeuwse bisdom Brugge
(1609-1706). Brussel, Koninklijke academie voor wetenschappen, letteren en schone
kunsten van België, 1988, 273 pp.
Turner, David M. Fashioning adultery: Gender, sex and civility in England, 1660-
1740. New York, Cambridge University Press, 2002, 236 pp.
Vandenberghe, Hugo. De juridische betekenis van het concubinaat. Leuven, s.n.,
1970, 268 pp.
Vandenbroeke, C. Vrijen en trouwen, van de Middeleeuwen tot heden. Seks, liefde en
huwelijk in historisch perspectief. Brussel, Elsevier, 1968, 245 pp.
10
Vanhemelryck, Fernand. Misdadigers: tussen rechter en beul. Antwerpen, De
Nederlandse boekhandel, 1984, 207 pp.
Van Waeijenberge, Frédéric. Collocatie te Gent, 1750-1779. Gent (onuitgegeven
licentiaatverhandeling Universiteit Gent), 1994, 244 pp. (promotor: H. Soly).
Verdurmen, Elke. Bemind en bedrogen: overspel in de Zuidelijke Nederlanden tijdens
de 15de eeuw. Gent (onuitgegeven licentiaatverhandeling Universiteit Gent), 2000, 115
pp. (promotor: M. Van Melkebeek).
11
Bronnenoverzicht. Uitgegeven bronnen. De Brouwer, Jozef. De kerkelijke rechtspraak en haar evolutie in de bisdommen
Antwerpen, Gent en Mechelen tussen 1570 en 1795. Tielt, Veys, 1972, 2 dln.
Onuitgegeven bronnen. S.A.G. reeks 213, procesdossiers van de schepenen van de keure:
• Nr. 197A (1755) • Nr. 197B (1755) • Nr. 198A (1757) • Nr. 198B (1756) • Nr. 199 (1759) • Nr. 201 (1761) • Nr. 203 (1762) • Nr. 207 (1763) • Nr. 209 (1764) • Nr. 210 (1764) • Nr. 211 (1764) • Nr. 251 (1775) • Nr. 252 (1775) • Nr. 253 (1775) • Nr. 254 (1776) • Nr. 258 (1776) • Nr. 259 (1777) • Nr. 260 (1777) • Nr. 263 (1777) • Nr. 264 (1778) • Nr. 271 (1779) • Nr. 272 (1779) • Nr. 277 (1780) • Nr. 278 (1780) • Nr. 281 (1781) • Nr. 282 (1781) • Nr. 286 (1782) • Nr. 294A (1784) • Nr. 195A (1784)
S.A.G. reeks 328, collocatiedossiers:
• Nr. 1 (1585-1730) • Nr. 3 (1753-1760) • Nr. 4A (1761-1768) • Nr. 9 (1775) • Nr. 12 (1782-1783)
12
Illustraties.
Illustratie op voorpagina: Maes, Nicolaas. De luistervink. 1657. Olieverf op doek, 92
x 121 cm. Dordrechts Museum.
http://www.artnet.nu/mnkunstenaar.asp?artistnr=14221&vane=1&em=&meer=&sessio
nti=498578931
13
Inleiding.
In mijn thesis zal ik de misdaden van overspel en concubinaat bespreken. Omdat dit
een ruim begrip is onderzoek ik deze fenomenen in de Gentse maatschappij van de
zeventiende en achttiende eeuw. Omwille van tijdsgebrek zal ik ook niet de gehele
zeventiende en achttiende eeuw onderzoeken. Ik heb gekozen voor zes steekproeven
van vijf à tien jaar: 1620-1626, 1650-1656, 1680-1686, 1715-1724, 1755-1764 en 1775-
1784. Deze steekproeven komen overeen met die van Anne-Marie Roets in haar
doctoraat over misdadigheid in Gent in de zeventiende en achttiende eeuw1
Vanzelfsprekend onderzoek ik ook enkel de vervolgde misdaad. Veel van deze
misdaden gebeurden in de schaduw van de maatschappij en haalden niet eens de
bronnen. Vaak kwam het niet eens tot een rechtszaak uit schrik voor schande of uit
pure financiële redenen, want zo een proces was een dure zaak. Om deze redenen zal ik
maar een beperkt deel van die misdaden kunnen onderzoeken. Bij mijn besluiten moet
dan ook altijd rekening gehouden worden met dit feit.
. Door deze
keuze kan men de misdrijven van overspel en concubinaat makkelijk vergelijken met de
gehele misdaad in diezelfde periode.
Een casestudie als deze kan zijn belang tonen op twee manieren, met name van bovenuit
en van onderuit. Ten eerste kan deze casestudie van Gent, samen met studies van
andere steden, een begin vormen voor een algemene studie van overspel en
concubinaat in de zeventiende en achttiende eeuw. Met meerdere van deze studies kan
er een vergelijking gebeuren op nationaal en zelfs op internationaal niveau. Maar ook
het lokale stedelijke niveau komt hiermee aan bod. Ten tweede kan deze studie een
bewijs of tegenbewijs leveren voor al eerder gepubliceerde werken. Men kan nagaan of
de misdaden van overspel en concubinaat in een stad als Gent op een zelfde manier
behandeld werden als in andere steden. Ook kunnen reeds bestaande algemene werken
getoetst worden aan deze casestudie. Men kan zich hier afvragen of er wel
veralgemeend kan worden. Mogelijks spreken micro- en macrostudies elkaar tegen.
1 Roets, Anne-Marie. Rudessen, dieften ende andere crimen. Misdadigheid te Gent in de zeventiende en achttiende eeuw: een kwantitatieve en kwalitatieve analyse. Gent (onuitgegeven doctoraatsverhandeling Universiteit Gent), 1987, s.p.
14
Met dit alles in het achterhoofd vormt deze casestudie van Gent een belangrijk
onderdeel van de wetenschappelijke literatuur.
Voor mijn scriptie wil ik onderzoeken wie de personen, beschuldigd van overspel en
concubinaat, waren en hoe deze werden voorgesteld in de bronnen. Deze omgeving
bestudeer ik allereerst vanuit de verschillende rechtbanken. Zowel wereldlijke als
kerkelijke rechtbanken veroordeelden overspeligen en houders van een bijzit. Maar de
naaste familieleden, vrienden en kennissen hadden eveneens een eigen mening over de
beschuldigde. Ik wil dus een gezicht geven aan zowel de aangeklaagde als aan zijn
omgeving. Dit gezegd zijnde zal ik even overlopen welke de verschillende
hoofdstukken zijn die in mijn dissertatie aan bod zullen komen.
Allereerst wil ik de delicten in mijn eerste hoofdstuk definiëren. Beide misdaden liggen
heel dicht bij elkaar en hebben beide gevolgen voor het huwelijk. De nadruk bij
overspel ligt meer op de seksuele daad, terwijl bij concubinaat de nadruk ligt op het
financiële en materiële. Omwille van de gevolgen voor het huwelijk wil ik eerst en
vooral het huwelijk in de nieuwe tijd bestuderen. Dit was één van de zeven heilige
sacramenten en een belangrijke stap in het leven van een persoon. Zowel voor vrouwen
als voor mannen betekende het een verandering, die door elk van hen op een eigen
manier werd aangevoeld.
Overspel en concubinaat vormden beiden een inbreuk op dit heilige sacrament
van het huwelijk. Het is dus vanzelfsprekend de vraag te stellen wat overspel en
concubinaat inhielden. Wanneer sprak men over deze feiten? Waren er verschillende
soorten?
Als tweede aspect van mijn eerste hoofdstuk wil ik een overzicht geven van de
door mij gebruikte literatuur en algemeen een status quaestionis van het onderzoek naar
de misdaden van overspel en concubinaat in binnen- en buitenland.
Een derde aspect zijn de door mij gehanteerde bronnen en methodologie. Ik zal
hier nader toelichten welke bronnen ik gebruik en hoe ik deze verwerkt heb in mijn
onderzoek.
In mijn tweede hoofdstuk wil ik mijn onderzoek meer specifiëren met betrekking tot de
Gentse officialiteit. Wat was dit voor een instelling en wat was haar historiek? Hoe
werkte ze als rechtbank? Welke waren de actoren in deze instelling? Hoe verliep een
15
proces vanaf de aanhouding tot de veroordeling? Welke standpunten nam de
officialiteit in ten opzichte van overspel en concubinaat? Welke zaken passeerden de
revue in de zeventiende en achttiende eeuw? Waren er algemene kenmerken uit af te
leiden of werden mensen verschillend behandeld? Was er een constante aanpak of was
er sprake van een evolutie in de kerkelijke rechtspraak? Hoe werd er bestraft? Werden
mannen en vrouwen op dezelfde manier behandeld of was er een onderscheid tussen de
verschillende seksen? Op deze vragen zal ik door een analyse van de bronnen een
antwoord proberen te geven.
De Gentse schepenbank van de Keure komt in een derde hoofdstuk aan bod. Ook bij
deze instelling zal ik een kort overzicht van haar ontstaansgeschiedenis geven. Hierop
volgend zal eveneens de werking van de schepenbank besproken worden. Welke
personen waren actief aan de schepenbank van de Keure? Hoe verliep een proces vanaf
de aanhouding tot de veroordeling? Welke zaken heb ik teruggevonden in hun bronnen
voor de zeventiende en achttiende eeuw? Welke kenmerken vielen hierin te bemerken?
Waren er bepaalde zaken die in het oog sprongen om bepaalde redenen? Was er ook
hier qua werking een constante aanpak of eerder een geleidelijke evolutie in tijd?
Welke straffen werden aan de overspeligen en de houders van een bijzit opgelegd? Was
er een verschil in de behandeling van de vrouwen en de mannen? Deze vragen zullen
behandeld worden in dit derde hoofdstuk.
Het fenomeen van collocatie behandel ik in mijn vierde hoofdstuk. Wat was dit en hoe
werkte dit? Hoe verliep een collocatiedossier en wat waren de gevolgen? Wie waren
de personen die deze zaken aanhangig maakten? Wat was hun relatie tot de beklaagde?
Welke argumenten brachten zij naar voor om hun familielid of kennis te laten
opsluiten? Op deze en meer vragen zal ik een antwoord zoeken door het bestuderen van
Gentse collocatiedossiers uit de zeventiende en achttiende eeuw.
Als vijfde en laatste hoofdstuk bevat deze dissertatie een algemeen besluit. Hierin
zullen alle voorgaande onderzoeksresultaten verzameld worden om zo tot een algemeen
overzicht te komen van de misdaden van overspel en concubinaat in Gent tijdens de
zeventiende en achttiende eeuw. Hoe werden deze fenomenen opgevolgd in de
vroegmoderne stedelijke maatschappij? Werkten de instellingen op een gelijkaardige
manier of was er een duidelijk verschil tussen bijvoorbeeld de Gentse officialiteit en de
16
Gentse schepenbank van de Keure? Was de representatie van mannen en vrouwen
dezelfde in de verschillende instellingen of was deze verschillend?
17
Hoofdstuk 1: Definiëring, status quaestionis, bronnen en methodologie. 1.1 Definiëring. Eerst en vooral wil ik de fenomenen van overspel en concubinaat definiëren. Omdat ze
beiden een inbreuk vormden tegenover het heilige sacrament van het huwelijk zal ik
eerst een korte uitwijding geven over het huwelijk tijdens de Nieuwe Tijden.
1.1.1 Het huwelijk in de zeventiende en achttiende eeuw.
Van belang voor mijn onderzoek is het huwelijk in de zeventiende en achttiende eeuw.
De bepalingen omtrent de huwelijkssluiting werden gevormd tijdens het concilie van
Trente (1563).
Voor het concilie van Trente kon men in het huwelijk treden op twee
verschillende manieren. In principe moest een huwelijk voorafgegaan worden door de
kerkbannen. Hierbij werd tijdens de mis het komend huwelijk aangekondigd. Zo
konden de overige parochianen mogelijke beletselen naar voor brengen. Indien er geen
beletselen waren, konden de verloofden vervolgens trouwen ‘in facie ecclesie’. Dit
betekende in het aanzien van de kerk. Men huwde in aanwezigheid van een priester en
getuigen in het voorportaal van het kerkgebouw. Hierna moest het huwelijk
geconsumeerd worden via een samenslaap. Maar ook zonder deze vormvereisten was
er sprake van een geldig huwelijk. Dit was het zogenaamde clandestiene of feitelijk
huwelijk. Dit betekende dat de echtgenoten elkaar het jawoord gaven zonder pastoor of
enige getuigen in de nabijheid en ze daarna het huwelijk consumeerden. Op deze
manier was het onmogelijk te bewijzen of de huwelijkswoorden al dan niet
uitgesproken waren. De belofte op een huwelijk was evenwel een veelvoorkomende
smoes om de partner in bed te krijgen.2
Na het concilie van Trente (1563) kon men enkel nog een geldig huwelijk sluiten
na het uitvaardigen van drie huwelijksbannen. Dit moest gevolgd worden door een
plechtigheid voor de pastoor en twee getuigen. Waarna men het huwelijk diende te
registreren in het huwelijksregister, een onderdeel van de parochieregisters. Deze
2 Heirbaut, Dirk. Privaatrechtgeschiedenis van de Romeinen tot heden. Gent, Academia press, 2005, p. 226-227.
18
vormvereisten waren vanaf het concilie van Trente verplicht en zonder deze
formaliteiten kon er geen sprake zijn van een geldig huwelijk. Dit moest het fenomeen
van de feitelijke huwelijken uit de maatschappij bannen.3
Het huwelijk werd vanaf dat moment officieel vastgelegd en er was geen twijfel
meer mogelijk of men al dan niet getrouwd was. Dit was van groot belang voor de
vervolging van overspel en concubinaat, wat ik zal verduidelijken bij de definiëring van
deze misdrijven.
1.1.2 De definiëring van overspel en concubinaat.
1.1.2.1 Overspel.
Overspel was wanneer één van de partners binnen een huwelijk seksuele contacten had
met een vreemde persoon. Men kon het ook vreemdgaan binnen het huwelijk noemen.
Filips Wielant beschreef als auteur van rechtstraktaten de misdaad van overspel.4
3 Heirbaut, Dirk. Privaatrechtgeschiedenis van de Romeinen tot heden. Gent, Academia press, 2005, p. 228.
Overspel was een doodzonde en de bestraffing hiervoor in het oude testament was
steniging. Doch deze werd niet meer toegepast. Hij stelde drie kerkelijke straffen voor,
namelijk echtscheiding, intrede in een klooster en excommunicatie. De wereldlijke
rechtank had ook haar eigen straffen, waaronder de verbanning en andere civiele
straffen. Een vrouwelijke overspelige werd als straf met roeden geslagen en voor twee
jaar in het klooster opgesloten. Indien haar echtgenoot binnen deze twee jaar stierf,
werd ze verplicht voor de rest van haar leven in het klooster te treden. Wanneer de man
zijn vrouw met haar minnaar betrapte, mocht hij deze laatste doden. De vader beschikte
eveneens over dit recht en kon daarenboven ook het leven van zijn dochter nemen. De
moeder van de overspelige of andere familieleden hadden dit recht niet. Bij de hogere
klasse waren de straffen veel zwaarder. Zo werd de man gegeseld en opgehangen en de
vrouw levend ingemetseld. De bedrogen echtgenoot kon echter geen klacht indienen in
enkele welbepaalde gevallen. Wanneer hij zichzelf schuldig maakte aan overspel,
wanneer hij de oorzaak was van haar overspel, bij verkrachting of bedrog, wanneer zij
na lange verlating dacht dat hij dood was en wanneer hij haar reeds vergeven had. Het
4 Monballyu, J. Filips Wielant. Verzameld werk. I. Corte Instructie in materie criminele. Brussel, Paleis der Academiën, 1995, pp. 303. http://www.kuleuven-kortrijk.be/facult/rechten/Monballyu/Rechtlagelanden/Vlaamsrecht/Wielantteksten/Wielantprcr1515.htm
19
was in de eerste plaats de bedrogen echtgenoot die een klacht indiende. Wanneer hij dit
niet deed mocht de vader en vervolgens anderen dit doen.
Uit de beschrijving van Wielant blijkt duidelijk dat vrouwen strenger bestraft
werden dan mannen. Dit komt ook aan bod in de teksten van de rechtsgeleerde Willem
Van der Tanerijen. Hij duidt op het verschil in bestraffing tussen mannen en vrouwen
en dit omdat de man de heer des huizes was en de vrouw zijn ondergeschikte.5 In
Mechelen werd in 1581 de “ordonnantie politique op het stuck van houwelicken,
overspeelders, overspeldressen ende doopen van cleyne oft jonghe kinderen”
uitgevaardigd.6 In deze tekst werden enkele bepalingen omtrent overspel vastgelegd.
Wanneer een gehuwde man met een gehuwde vrouw overspel pleegde, mocht hij geen
ambt meer uitoefenen en werden beiden voor vijftig jaar verbannen. Indien het ging om
overspel met een ongehuwde vrouw, diende de man een boete van honderd carolus
gulden te betalen. Bij herval werd de straf verzwaard tot een verbanning van vijftig jaar
en een boete van tweehonderd gulden carolus. De ongehuwde minnares werd de eerste
keer gestraft met een vastenperiode van veertien dagen op water en brood. Indien zij
herviel werd zij voor vijftig jaar verbannen. Indien een getrouwde vrouw overspel
pleegde met een ongetrouwde man, werd hij veertien dagen op water en brood gezet en
zij voor vijftig jaar verbannen. De bedrogen partner kon een scheiding aangaan.7
Dit wijst dus ook op de verschillende soorten overspel. Er is namelijk overspel
gepleegd door de vrouw, overspel door de man en overspel door beide.
1.1.2.2 Concubinaat.
Men sprak van concubinaat wanneer twee personen samenwoonden en –sliepen, zonder
getrouwd te zijn of te mogen huwen. Ook dit komt bij Wielant te pas onder de noemer
‘fornicacie’.8
5 Vanhemelrijck, Fernand. Misdadigers tussen rechter en beul. Antwerpen, De Nederlandse boekhandel, 1984, p. 176.
Hij stelde dat alle seksuele relaties buiten het huwelijk, net zoals
overspel, doodzonden waren. Het werd volgens hem verboden door het kerkelijk recht,
maar getolereerd in het wereldlijk recht.
6 Vanhemelrijck, Fernand. Misdadigers tussen rechter en beul. Antwerpen, De Nederlandse boekhandel, 1984, p. 177. 7 Maes, L. Th. Vijf eeuwen strafrecht. Bijdrage tot de rechts- en cultuurgeschiedenis der Nederlanden. Antwerpen, De sikkel, 1947, p. 713-718. 8 Monballyu, J. Filips Wielant. Verzameld werk. I. Corte Instructie in materie criminele. Brussel, Paleis der Academiën., 1995, pp. 303. http://www.kuleuven-kortrijk.be/facult/rechten/Monballyu/Rechtlagelanden/Vlaamsrecht/Wielantteksten/Wielantprcr1515.htm
20
Ook in de ordonnantie van Mechelen in 1581, “ordonnantie politique op het
stuck van houwelicken, overspeelders, overspeldressen ende doopen van cleyne oft
jonghe kinderen” komt concubinaat kort aan bod.9
Het was een soort voortzetting van het feitelijk huwelijk en was vaak ook
verbonden met clandestiene huwelijksbeloften.
Men kon een boete krijgen van
vijftig, honderd of tweehonderd ponden Vlaams ten behoeve van de armenkamer van de
stad en een verbanning van tien jaar naarmate zij deze misdrijf langer bedreven.
10
Doordat dit soort huwelijken na het
concilie van Trente verboden waren, ging men concubinaat strenger vervolgen.
1.2 Status quaestionis. Dit onderzoek is te kaderen in een aantal reeds bestaande wetenschappelijke werken.
Mijn licentiaatverhandeling sluit aan bij een aantal studieonderwerpen zoals het
huwelijk en de beleving hiervan door de partners en hun omgeving, de algemene
criminaliteit, de juridische vervolging en zijn bestraffing, maar ook specifieker gericht
op de misdaden van overspel en concubinaat. Het verschil tussen man en vrouw komt
eveneens in mijn onderzoek naar boven en bijgevolg heb ik mij ook in de literatuur rond
dit onderwerp verdiept. Ik zal hier vervolgens een kort overzicht geven van de
literatuur die ik doorgenomen heb voor de start van mijn onderzoek en die ook later in
de hiernavolgende hoofdstukken zal weerkeren.
Allereerst wil ik de werken bespreken die handelen over het huwelijk en zijn normen en
de manier waarop mensen hiermee omgingen. Voor deze contreien is het werk van
Vandenbroeke onmisbaar in mijn onderzoek.11
9 Maes, L. Th. Vijf eeuwen strafrecht. Bijdrage tot de rechts- en cultuurgeschiedenis der Nederlanden. Antwerpen, De sikkel, 1947, p. 713-718.
Dit werk geeft een historisch overzicht
over de fenomenen van vrijen en trouwen en laat toe een vergelijking te maken tussen
het verleden en het heden. Hij nam in dit werk een heel bruikbaar hoofdstuk op over
seks voor en buiten het huwelijk. Hieruit kan ik allerlei redenen afleiden waarom
zedendelicten in bepaalde eeuwen meer voorkwamen dan in andere. In het begin van de
10 De Vriendt, Griet. Overspel in de Zuidelijke Nederlanden van de 16e tot de 18e eeuw. Leuven (onuitgegeven licentiaatverhandeling KU Leuven), 2003, s.p. (promotor: Vanhemelryck). http://www.ethesis.net/ 11 Vandenbroeke, C. Vrijen en trouwen, van de Middeleeuwen tot heden. Seks, liefde en huwelijk in historisch perspectief. Brussel, Elsevier, 1968, 245 pp.
21
achttiende eeuw was er een sterk normenstelsel door de contrareformatie waardoor men
minder zedendelicten telt.12 Daarentegen was er op het einde van het Ancien Regime,
tevens het einde van mijn onderzoek, een stijging van het aantal seksuele delicten door
een crisis in de huwelijkssector.13 De thesis van Eva De Wulf gaat over vrijen en
trouwen in Deinze.14
Voor het buitenland en dan vooral Engeland zijn de werken van Lawrence Stone
uiterst belangrijk. Ik heb twee van zijn boeken geraadpleegd voor ik mijn eigenlijke
onderzoek aanvatte. In zijn boek “Broken lives: seperation and divorce in England
1660-1857.” spreekt hij zoals de titel al vermeld over scheidingen in Engeland.
In het spoor van haar promotor Chris Vandenbroeke heeft zij een
prachtig resultaat neergezet. Over het huwelijk zelf heb ik hier weinig uitgefilterd.
Maar haar hoofdstuk over onwettigen is des te geschikter. Omdat vanuit de door mij
onderzochte buitenechtelijke relaties vaak kinderen geboren werden, kan ik dankbaar
gebruik maken van haar bemerkingen.
15 Naast
een theoretische invulling van hoe huwelijken ontstonden en weer spaak liepen, werkt
hij aan de hand van casestudies. Deze casestudies geven veel meer inzicht in de
procedure van scheiden dan wanneer men enkel de theorie zou gebruiken. We leren
hier ook bij dat overspel vaak een aanleiding was tot een echtscheiding. In vier van de
twaalf casestudies komt dit naar voor. Ook in het tweede boek dat ik van hem las,
namelijk “The family, sex and marriage in England 1500-1800.” geeft hij eerst een
inleiding over familiegeschiedenis, waarna hij aansluitend de seksuele relaties
bespreekt.16
12 Vandenbroeke, C. Vrijen en trouwen, van de Middeleeuwen tot heden. Seks, liefde en huwelijk in historisch perspectief. Brussel, Elsevier, 1968, p. 89.
Bij dit laatste behandelt hij ook overspel, wat alweer door middel van
casestudies wordt verduidelijkt. Vooral de cases over het seksuele gedrag bij de hogere
klasse zijn zeer leerrijk. Zo bespreekt hij onder andere de befaamde Samuel Pepys en
zijn tijdgenoot James Boswell. Hieruit kan men perfect de ervaringen van deze
personen afleiden. Zeker bij Samuel Pepys, die een dagboek bijhield, kan men een
dieper persoonlijk inzicht verkrijgen.
13 Vandenbroeke, C. Vrijen en trouwen, van de Middeleeuwen tot heden. Seks, liefde en huwelijk in historisch perspectief. Brussel, Elsevier, 1968, p. 82. 14 De Wulf, Eva. Vrijen en trouwen te Deinze (1699-1893). Een historisch demografische studie van het premaritale gedrag in een kleine stad. Gent (onuitgegeven licentiaatverhandeling Universiteit Gent), 2002, s.p. (promotor: C. Vandenbroeke). http://www.ethesis.net/ 15 Stone, Lawrence. Broken lives: seperation and divorce in England: 1660-1857. Oxford, Oxford university press, 1993, 355 pp. 16 Stone, Lawrence. The family, sex and marriage in England (1500-1800). Harmondsworth, Penquin book, 1990, s.p.
22
Een ander werk dat meer ingaat op de manier waarop mensen omgingen met
normen, is het boek van Donald Haks.17 Het gezin staat centraal in zijn onderzoek.
Alweer is het bij het hoofdstuk over echtscheiding dat hij melding maakt van overspel
als grond van dergelijke separatie. Marc Therry behandelt in zijn boek de religieuze
beleving bij leken.18 Het gezinsleven kende ook vele normen. Zo was het huwelijk een
verbintenis tussen een man en een vrouw met de bedoeling samen kinderen te krijgen en
op te voeden.19 Het huwelijk was als sacrament gebonden door God en daardoor
onontbindbaar. Man en vrouw waren genoodzaakt voor de rest van hun leven bij elkaar
te blijven.20 Dit kon wel eens voor problemen zorgen, waardoor het wegvluchten naar
een minnaar of minnares de enige uitweg leek. Overspel werd volgens Therry vooral
gepleegd door de mannelijke sekse.21
Tevens wijdt hij uit over de relatie tussen ouders
en hun kinderen. Hij duidt op hun onderlinge rechten en plichten. Dit komt ook naar
voor in de collocatiedossiers die ik zal onderzoeken. De ouders vonden het hier hun
plicht hun ondeugende kind op te laten sluiten om hen voor ergere zaken te behoeden.
Als tweede deel van mijn literatuur heb ik onderzoek gedaan naar de criminaliteit en
heb ik mij vooral toegespitst op de misdrijven van overspel en concubinaat. Xavier
Rousseaux geeft in zijn artikel een historisch overzicht van de criminaliteit en de
jurisdictie in de Benelux tijdens de periode van de veertiende tot en met de achttiende
eeuw.22 Hij maakt hierin een onderscheid tussen verschillende soorten misdrijven en
straffen. Ook de werking van de rechtbanken zet hij uiteen. Aansluitend hierop heb ik
het werk van Maes geraadpleegd.23
17 Haks, Donald. Huwelijk en gezin in Holland in de 17e en 18e eeuw: processtukken en moralisten over aspecten van het laat 17e en 18e eeuwse gezinsleven. Utrecht, HES, 1985, 305 pp.
Zijn enorme boekdeel over strafrecht bevat een
handige uiteenzetting over de werking van schepenbanken, die ik ook onderzoek.
Daarenboven worden de verschillende misdrijven en straffen in detail toegelicht. Dit is
18 Therry, Marc. De religieuze beleving bij de leken in het 17e eeuwse bisdom Brugge (1609-1706). Brussel, Koninklijke academie voor wetenschappen, letteren en schone kunsten van België, 1988, 273 pp. 19 Therry, Marc. De religieuze beleving bij de leken in het 17e eeuwse bisdom Brugge (1609-1706). Brussel, Koninklijke academie voor wetenschappen, letteren en schone kunsten van België, 1988, p. 81 20 Therry, Marc. De religieuze beleving bij de leken in het 17e eeuwse bisdom Brugge (1609-1706). Brussel, Koninklijke academie voor wetenschappen, letteren en schone kunsten van België, 1988, p. 75-76. 21 Therry, Marc. De religieuze beleving bij de leken in het 17e eeuwse bisdom Brugge (1609-1706). Brussel, Koninklijke academie voor wetenschappen, letteren en schone kunsten van België, 1988, p. 81. 22 Rousseaux, Xavier. L’ histoire du crime et de la justice criminelle dans l’ espace du Benelux (XIVème- XVIIIème s.). in: Dupont-Bouchat, Sylvie en Rousseaux, Xavier. Crimes, pouvoir et sociétés (1400-1800) ancien Pays-Bas et principauté de Liège. Heule, UGA, 2001, p. 21-82. 23 Maes, , L. Th. Vijf eeuwen strafrecht. Bijdrage tot de rechts- en cultuurgeschiedenis der Nederlanden. Antwerpen, De sikkel, 1947, 830 pp.
23
zeer gebruiksvriendelijk om meer te leren over de verschillende aspecten die ook in
mijn onderzoek aan bod komen. Ook Mertens maakt in zijn licentiaatverhandeling
gebruik van een dergelijk concept.24 Na een algemene uitweiding over het Land van
Aalst, bespreekt hij achtereenvolgens de verschillende misdrijven en geeft bij elk een
daderprofiel mee. Daarna volgt alweer de bestraffing per misdrijf. Deze casestudie
over het Land van Aalst is een goed voorbeeld voor mijn eigen onderzoek in Gent.
Ferdinand Vanhemelrijck maakt in zijn werk “Misdadigers tussen rechter en beul:
1400-1800.” ook plaats voor een kapittel over criminaliteit en seksualiteit.25 Hieronder
verstaat hij onder andere ook de misdrijven van overspel en concubinaat. Marleen
Mullie specialiseert haar dan weer in zedendelicten in haar dissertatie over Brugge.26
Ze verschaft inzicht in de instellingen, de bestraffing en de procedure. Daarnaast
bespreekt ze de algemene criminaliteit en meerbepaald de vrouwelijke misdaden. De
verschillende delicten worden onderverdeeld in drie categorieën, namelijk commerciële
zedendelicten, gewelddadige zedendelicten en onzedelijk gedrag. Bij dit laatste horen
overspel en concubinaat naast ook bigamie. Zij geeft steeds een korte definitie gevolgd
door enkele cases in verhaalvorm. Als laatste is er de teksteditie van het rechtstraktaat
van Filips Wielant door Monballyu.27
Specifiek gericht op de misdrijven van overspel en concubinaat heb ik ook
enkele werken gevonden. De licentiaatverhandeling van Griet De Vriendt, “Overspel in
de Zuidelijke Nederlanden van de 16e tot de 18e eeuw.” is een prachtige weergave van
vooral de procedure van de wereldlijke en kerkelijke rechtbanken in de gehele
Zuidelijke Nederlanden.
Onder de paragrafen ‘van adulterien’ en ‘van
fornicatie’ vond ik in deze originele vroegmoderne tekst een definitie van overspel en
concubinaat en hun bestraffing.
28
24 Mertens, Dries. Criminaliteit in (het Land van) Aalst in de 18e eeuw (1700-1795). Gent, (onuitgegeven licentiaatverhandeling Universiteit Gent), 1999, s.p. (promotor: M. Cloet). http://www.ethesis.net/
Zij heeft vooral op basis van literatuur en secundaire
bronnen gewerkt. Als ruimere omkadering voor mijn onderzoek is dit een zeer geschikt
werk. Voor de vijftiende eeuw werd het onderzoek naar overspel in de Zuidelijke
25 Vanhemelrijck, Fernand. Misdadigers: tussen rechter en beul. Antwerpen, De Nederlandse boekhandel, 1984, 207 pp. 26 Mullie, Marleen. Zedendelicten te Brugge in de late 17e en 18e eeuw. Gent, (onuitgegeven licentiaatverhandelin Universiteit Gent, 1995, 155 pp. (promotor: C. Vandenbroeke). http://www.ethesis.net/ 27 Monballyu, J. Filips Wielant. Verzameld werk. I. Corte Instructie in materie criminele. Brussel, Paleis der Academiën., 1995, pp. 303. http://www.kuleuven-kortrijk.be/facult/rechten/Monballyu/Rechtlagelanden/Vlaamsrecht/Wielantteksten/Wielantprcr1515.htm 28 De Vriendt, Griet. Overspel in de Zuidelijke Nederlanden van de 16e tot de 18e eeuw. Leuven (onuitgegeven licentiaatverhandeling KU Leuven), 2003, s.p. (promotor: Vanhemelryck). http://www.ethesis.net/
24
Nederlanden ook reeds behandeld door Elke Verdurmen.29 In het buitenland zijn er de
werken van onder andere A. Hallema rond huwelijksontrouw in het zeventiende-eeuwse
Amsterdam30. Ook voor het Genève ten tijde van Calvijn is er een werk verschenen dat
handelt over overspel door Robert Kingdon31. Aan de hand van enkele casussen legt hij
vanaf de klacht tot de bestraffing het leven van een overspelige uit. Overspel in
Engeland wordt beschreven door David Turner32. “Perfect wives, other women:
adultery and inquisition in Early Modern Spain.” van Dopico Black is een mooi
voorbeeld van het literaire inzicht rond het fenomeen van overspel en concubinaat.33
Zij werkt op basis van een gedragsboek en twee toneelstukken. Ook “Contemplating
adultery : the secret life of a Victorian woman.” van Lotte Hamburger geeft een meer
literaire visie op mijn onderwerp.34
Vandenberghe Hugo heeft in zijn boek ‘De juridische betekenis van het
concubinaat.’ een voor mij praktisch historisch overzicht gegeven.
Het handelt wel over een latere periode dan de door
mij te onderzoeken vroegmoderne tijd, maar toch geven de brieven waaruit dit boek
voornamelijk bestaat een beeld van hoe een vrouw omging met haar overspel. Hieruit
blijkt dat ze gemengde gevoelens had, enerzijds verlangen naar het onbekende en
anderzijds angst om ontdekt te worden.
35 Hierin kan ik
de evolutie bekijken van het juridische aspect van concubinaat. Gandilhon geeft
ook een voorbeeld van concubinaat.36
Het verschil van de vervolging en bestraffing tussen mannen en vrouwen
komt in mijn onderzoek vaak naar voor. Vandaar dat ik mij ook kort verdiept
heb in de vrouwelijk criminaliteit, waardoor direct het onderscheid met de
In een zeer kort artikel bespreekt hij een
zaak van concubinaat in Andouillé in de zeventiende eeuw. Dit soort cases vormen
een mooi voorbeeld voor mijn onderzoek.
29 Verdurmen, Elke. Bemind en bedrogen: overspel in de Zuidelijke Nederlanden tijdens de 15de eeuw. Gent (onuitgegeven licentiaatverhandeling Universiteit Gent), 2000, 115 pp. (promotor: M. Van Melkebeek). 30 Hallema, A. Bestraffing van huwelijksontrouw en bestrijding van de prostitutie te Amsterdam in de jaren 1613-1621. In: Tijdschrift voor strafrecht, 70 (1961), pp. 321-340. 31 Kingdon, Robert M. Adultery and divorce in Calvin’s Geneva. Londen, Harvard university press, 1995, 214 pp. 32 Turner, David M. Fashioning adultery: Gender, sex and civility in England, 1660-1740. New York, Cambridge University Press, 2002, 236 pp. 33 Dopica Black, Georgina. Perfect wives and other women: adultery and inquisition in Early Modern Spain. Durham, Duke university press, 2001, 307 pp. 34 Hamburger, Lotte. Contemplating adultery: the secret life of a Victorian woman. New York, Random house, 1991, 314 pp. 35 Vandenberghe, Hugo. De juridische betekenis van concubinaat. Leuven, s.n., 1970, 268 pp. 36 Gandilhon, René. “Un cas de concubinageà Andouillé (XVII siècle).” In: Revue historique de droit Français et etranger, 68 (1990), 2, pp. 179-181.
25
mannelijke misdaad gemaakt wordt. Anne-Marie Roets werkt uitgebreid rond dit
thema voor Gent. In haar artikel “Vrouwen en criminaliteit: Gent in de achttiende
eeuw.” tracht ze een verklaring te geven waarom vrouwen meer werkzaam zijn in
bepaalde takken van de criminaliteit dan in andere.37 Zo kwamen vrouwen vrij
vaak voor bij de seksuele delicten. Ze maakt ook een vergelijking van de
verschillen tussen mannen en vrouwen. Ook in haar werk “Criminaliteit en
juridische repressie in Gent in de Nieuwe Tijd.” duidt ze vooral op de vrouwelijke
criminaliteit.38
Ze bespreekt in dit werk de economische misdrijven, diefstal,
bedelarij, prostitutie en smokkelarij.
Om mijn bronnen en de instellingen die ze weerspiegelen beter te begrijpen heb ik ook
enkele werken gelezen. De eerste bron is afkomstig uit de kerkelijke rechtbank. ‘De
kerkelijke rechtspraak en haar evolutie in de bisdommen Antwerpen, Gent en Mechelen
tussen 1570 en 1795.’ van Jozef De Brouwer is dan ook zowel qua literatuur als qua
bron onmisbaar in mijn onderzoek.39 Hij geeft een zeer goed overzicht van alle
aspecten van de kerkelijke wetgeving. In het eerste boekdeel wordt de werking en de
bevoegdheid van de officialiteiten uit de doeken gedaan Daarna worden de
verschillende misdaden beschreven, waar mijn aandacht natuurlijk uitging naar het
chapiter over de overtredingen van de seksuele moraal en de huwelijkswetgeving.
Hierna volgt een omschrijving van de kerkelijke bestraffing en haar evolutie. Het
tweede deel van dit werk heeft hij onderverdeeld in verschillende categorieën,
waaronder ook overspel en concubinaat, waarvan de verschillende rechtszaken kort
besproken worden. Ik heb ter vergelijking de originele documenten er naast gelegd en
heb opgemerkt dat ze dezelfde informatie bevatten. Dit omslachtig boek kan ik dus
zonder enig probleem als bron gebruiken. Naast dit omvangrijke werk van De Brouwer
heb ik ook gebruik gemaakt van het boek van Michel Cloet “Het bisdom Gent (1559-
1991): vier eeuwen geschiedenis.”.40
37 Roets, Anne-Marie. “Vrouwen en criminaliteit : Gent in de achttiende eeuw.” In: Tijdschrift voor geschiedenis, 95 (1982), pp. 363-378.
In het eerste deel bespreekt hij de
ontstaansgeschiedenis van het oude bisdom Gent, waardoor ook de Gentse officialiteit
tot stand kwam.
38 Roets, A. Criminaliteit en juridische repressie in Gent in de Nieuwe Tijden. Gent, RUG Seminarie vakdidactiek geschiedenis, 1990, 91 pp. 39 De Brouwer, Jozef. De kerkelijke rechtspraak en haar evolutie in de bisdommen Antwerpen, Gent en Mechelen tussen 1570 en 1795. Tielt, Veys, 1972, 2 dln. 40 Cloet, Michel. Het bisdom Gent (1559-1991): vier eeuwen geschiedenis. Gent, Werkgroep van het Bisdom Gent, 1992, 585 pp.
26
Mijn tweede bron zijn de procesdossiers van de schepenbank van de Keure.
Niettegenstaande dat de schepenbank van Gent zo een unieke samenstelling kent, is het
toch moeilijk hierover literatuur te vinden. Vooral over de werking en de bevoegdheid
van deze instelling vind ik weinig informatie. Toch heb ik een zeer correcte
beschrijving van deze organisatie gevonden in mijn cursus over de geschiedenis van de
instellingen van de Nieuwe Tijd van Prof. Dr. René Vermeir. Hierin wordt in een
aparte casus de schepenbank van Gent besproken.
Mijn derde en laatste bron zijn de Gentse collocatiedossiers. ‘Collocatie te
Gent, 1750-1779.’ van Frédéric Van Waeijenberge heb ik hiervoor ingekeken, om de
visie van de naaste familieleden te ontdekken.41 Aangezien deze dissertatie, net als
mijn thesis, handelt over Gent, vormt dit een perfecte vergelijkingsbodem. Ik heb dan
ook de structuur van zijn onderzoek deels overgenomen in mijn studie. Ook de werken
van Spierenburg en Helmers geven meer uitleg over het gebruik van opsluiting op
verzoek.42
Beide werken handelen over opsluiting in Amsterdam.
1.3 Bronnen en methodologie.
Mijn onderzoek is vooral opgebouwd vanuit de analyse van mijn bronnen en wordt dan
ook geleid door wat deze als resultaten naar voor brengen. Voor elk van mijn brontypes
is een specifieke fiche opgesteld naargelang de informatie die ik kon distilleren. Deze
zijn achteraan in bijlage toegevoegd, zowel in een voorbeeldfiche als de ingevulde
exemplaren.
Voor de bronnen van de kerkelijke rechtbank heb ik gebruik gemaakt van het
boek van Jozef De Brouwer.43
41 Van Waeijenberge, Frédéric. Collocatie te Gent, 1750-1779. Gent, (onuitgegeven licentiaatverhandeling universiteit Gent), 1994, 244 pp. (promotor: H. Soly)
Hij verwerkt in zijn tweede boekdeel het gehele
bronnenarsenaal van de Gentse officialiteit. Door zijn resultaten te toetsen aan het
origineel heb ik gemerkt dat De Brouwer alle mogelijke informatie verzameld heeft en
42 Spierenburg, P. “Opsluiting op verzoek.” In: Spieghel Historiael, 9 (1981), pp. 459-464. en Helmers, Dini. Gescheurde bedden: oplossingen voor gestrande huwelijken, Amsterdam 1753-1810. Hilversum, Verloren, 2002, 426 pp. 43 De Brouwer, Jozef. De kerkelijke rechtspraak en haar evolutie in de bisdommen Antwerpen, Gent en Mechelen tussen 1570 en 1795. Tielt, Veys, 1972, 2 dln.
27
bijgevolg een bruikbare bron is. De korte tekstjes die hij voor elke zaak maakte heb ik
herwerkt tot handige fiches, die makkelijk te analyseren zijn.
Ook voor mijn tweede bron, deze van de schepenen van de Keure, heb ik een
dergelijke fiche aangelegd. Aan de hand van de procesdossiers, bewaard in het
stadsarchief van Gent reeks 213, heb ik alle mogelijke informatie verzameld over de
processen omtrent overspel en concubinaat.
Hetzelfde geldt voor de collocatiedossiers, eveneens bewaard in het stadsarchief
van Gent reeks 328. Hieruit distilleerde ik alle mogelijke informatie rond mijn
overspeligen en houders van een bijzit en stelde zo handige fiches op.
Aan de hand van al deze gegevens kan ik via analyse en tellingen zowel
kwalitatieve als kwantitatieve conclusies trekken.
28
Hoofdstuk 2: Kerkelijke rechtbank.
2.1 Inleiding.
Aangezien mijn onderzoek grotendeels gebaseerd is op het werk van Jozef De Brouwer
zijn er talloze verwijzingen naar zijn standaardwerk “De kerkelijke rechtspraak en haar
evolutie in de bisdommen Antwerpen, Gent en Mechelen tussen 1570 en
1795.”aanwezig in mijn thesis44
Omdat sommige zaken voor bepaalde mensen als vage woorden kunnen
overkomen, wil ik eerst en vooral uitleggen wat een officialiteit was. En vooral hoe
deze van Gent tot stand is gekomen.
. Niettegenstaande is mijn onderzoek vernieuwend
opdat ik slechts een deelaspect, namelijk de officialiteit van Gent, zal onderzoeken. Via
het werk van De Brouwer zal ik de bronnen van deze instelling bestuderen. In het
tweede deel van zijn werk heeft hij deze bronnen verwerkt, opgedeeld per misdaad en
per officialiteit. Zo was het makkelijk voor mij om die personen veroordeeld voor
overspel en/of concubinaat terug te vinden. Ik heb bij mijn vooronderzoek dezelfde
bronnen geraadpleegd en ben tot de conclusie gekomen dat de korte stukjes tekst die De
Brouwer geeft voor elke rechtzaak alle informatie bevatten die uit de vonnissen van de
kerkelijke rechtbank gehaald kunnen worden. Verder kan ik ook zijn hoofdstukken
over de bestraffing en haar evolutie vergelijken met de specifieke situatie in Gent.
Een officialiteit was de bisschoppelijke rechtbank die rechtspraak had binnen haar eigen
bisdom. Zonder een bisdom Gent kon er dus ook nooit een Gentse officialiteit geweest
zijn. Het Gentse bisdom is tot stand gekomen in het jaar 1561. Om deze te vormen
werden ongeveer honderdtachtig parochies afkomstig uit de vroegere bisdommen
Doornik, Utrecht en Kamerrijk samengevoegd.45
44 De Brouwer, Jozef. De kerkelijke rechtspraak en haar evolutie in de bisdommen Antwerpen, Gent en Mechelen tussen 1570 en 1795. Tielt, Veys, 1972, 2 dln.
De Arteveldestad werd reeds in 1559
benoemd als zetel van een nieuw bisdom, toch duurde het nog twee jaar vooraleer dit er
werkelijk was. Toen op 12 mei 1559 paus Paulus IV een bul, Super universas, uitgaf ter
oprichting van een bisdom in Gent, werd hierin bepaald dat deze instelling
ondergeschikt was aan het aartsbisdom van Mechelen en dat de koning het
45Cloet, Michel. Het Bisdom Gent (1559-1991): vier eeuwen geschiedenis. Gent, Werkgroep de geschiedenis van het bisdom Gent, 1992, p. 19
29
benoemingsrecht kreeg over de bisschop.46
Met de oprichting van dit bisdom kwam ook een nieuwe officialiteit in werking.
Een officialiteit was de kerkelijke rechtbank onder leiding van de bisschop. Door de
jaarlijkse bisschoppelijke visitatie bleef deze op de hoogte van de gang van zaken
binnen zijn bisdom. En zo ook van de inbreuken op de kerkelijke wetgeving. Deze
inbreuken werden opgetekend door de pastoors en dekens in het jaarlijkse liber status
animarum. De pastoors dienden na te gaan of hun gelovigen de kerkelijke wetten
naleefden, zoals de paasplicht en het respecteren van de huwelijksgeloften.
Het bisdom werd uiteindelijk op 7 augustus
1561 opgericht met de pauselijke bul Regimini universalis van paus Pius IV.
47
Wanneer een parochiaan zich niet hield aan de kerkelijke wetgeving werd hij
eerst door de pastoor aangemaand om zijn leven te beteren. Als deze waarschuwing niet
werd opgevolgd moest hij of zij meestal voor de deken verschijnen als deze op visitatie
kwam. Indien deze dan nog in gebreke bleef werd de naam van de beschuldigde via de
dekanale verslagen doorgegeven aan de bisschop en kon een onderzoek ingesteld
worden.
48
2.2 De werking van de officialiteit.
2.2.1 De bevoegdheden.
De officialiteit was bevoegd voor alle zaken die vielen onder de kerkelijke wetgeving.
Deze kende een interne en een externe opdeling, zoals De Brouwer aantoont.
Intern werden de misdaden opgedeeld in causae majores en causae minores.
Tot de causae majores behoorden de burgerlijke zaken met een boete die groter was dan
vier ponden groots en de zware strafrechterlijke zaken zoals overspel, concubinaat,
echtscheiding, huwelijksproblemen, bordeel houden en ketterij. De causae minores
omvatten de zaken met een boete kleiner dan vier ponden groots en de lichtere
strafzaken, zoals de ontheiliging van de feestdagen, het verzuimen van de paasplicht,
46Cloet, Michel. Het Bisdom Gent (1559-1991): vier eeuwen geschiedenis. Gent, Werkgroep de geschiedenis van het bisdom Gent, 1992, p. 24 47 De Brouwer, Jozef. De kerkelijke rechtspraak en haar evolutie in de bisdommen Antwerpen, Gent en Mechelen tussen 1570 en 1795. Tielt, Veys, 1972, deel 1, p. 27. 48 De Brouwer, Jozef. De kerkelijke rechtspraak en haar evolutie in de bisdommen Antwerpen, Gent en Mechelen tussen 1570 en 1795. Tielt, Veys, 1972, deel 1, p. 28.
30
geestelijken die geen duidelijk zichtbare kruinschering of aangepaste kledij droegen,
enzovoort.
Extern was er sprake van het wereldlijke recht, de forum ecclesiasticum en de
forum mixtum. Zaken die puur tot het wereldlijke recht behoorden werden natuurlijk
niet door de officialiteit behandeld. De forum ecclesiasticum waren misdaden van
zuiver kerkelijke aard en werden steeds voor de officialiteit behandeld. Onder deze
noemer vinden we onder andere het niet naleven van de paasplicht, ontheiliging van de
feestdagen, voorschriften aangaande het ontspanningsleven en elke gerechtelijke actie
tegen geestelijken terug. Daarnaast bestond er ook een forum mixtum. Dit impliceert
zaken die zowel voor de kerkelijke als de wereldlijke rechtbank verschenen. Zo werd
bijvoorbeeld overspel en concubinaat door beide rechtbanken vervolgd. Ze waren niet
alleen een inbreuk op de kerkelijke wetgeving, maar konden ook leiden tot de verstoring
van de openbare orde, wat tot de bevoegdheid van de schepenbanken behoorde.49
2.2.2 De procedure.
Een onderzoek werd ingesteld nadat de officialiteit op de hoogte was gebracht van een
inbreuk op de kerkelijke wetgeving of wanneer een leek een zaak aanhangig maakte
door beroep te doen op een procurator of advocaat. Op dat moment werd door de
promotor, de advocaat van de officialiteit, een dossier opgesteld en werd de
beschuldigde gedaagd om voor het consistorie te verschijnen. Deze daging werd hem
overgemaakt door een apparateur. De actor, die de zaak aanhangig maakte, of zijn
procurator moesten goed voorbereid de zaak aan de rechter presenteren. Dit moest kort
en bondig zijn, want de officialiteit duldde geen uitwijdingen of tijdverspilling. Een
gedaagde die niet kwam opdagen werd een tweede maal gedaagd en indien hij dan nog
niet verscheen volgde er een derde en laatste daging, voorzien van een straf of boete. In
geval van overspel en concubinaat, misdaden ingedeeld bij de forum mixtum, kon
beroep gedaan worden op de wereldlijke macht om over te gaan tot een aanhouding of
men kon een borgsom betalen zodat men vrij kon blijven. Zulks een aanhouding
gebeurde niet of nauwelijks op zon- of feestdagen. De beschuldigde moest zichzelf of
met de hulp van een procurator verdedigen. Hij diende tijdens een verhoor, onder
49 De Brouwer, Jozef. De kerkelijke rechtspraak en haar evolutie in de bisdommen Antwerpen, Gent en Mechelen tussen 1570 en 1795. Tielt, Veys, 1972, deel 1, pp. 89-91.
31
leiding van een griffier en een commissaris, de vragen van de rechter te beantwoorden
en kon ook zelf bewijsstukken voorleggen.
Wanneer alle gegevens verzameld waren werden deze overgemaakt aan de
rechter, die hieruit concludeerde welke bewijsstukken doorslaggevend waren. De
officiaal, voorzitter van de officialiteit, deed uiteindelijk de uitspraak van het vonnis en
zag er ook op toe dat de straf werd nagekomen. De uitvoering van deze straf betekende
het einde van het proces. Indien de uitvoering niet plaatsvond, werd een beroep gedaan
op de schepenbank om de veroordeelde te verplichten.50
2.3 Overzicht van de misdaden van overspel en concubinaat.
2.3.1 Totaal overzicht tussen 1570 en 1795.
In het werk van Jozef De Brouwer krijgen we een overzicht van alle misdaden die
gezien werden als overtredingen van de seksuele moraal en de huwelijkswetgeving.
Onder deze overtredingen vind ik ook de door mij onderzochte misdrijven van overspel
en concubinaat weer.
Wat overspel betreft telt hij een totaal van 420 bestraffingen en onderzoeken in
de officialiteiten van Gent, Antwerpen, Mechelen en Brussel. Er zijn 183 zaken die
voor de officialiteit van Gent verschenen. De zeventiende en achttiende eeuw behelzen
hierin 76 zaken (of 42%). De intensiteit qua overspel in de zestiende eeuw (58%) lag
dus veel hoger dan in de twee eeuwen erna. In de verdeling per sekse is er ook een
overduidelijk verschil merkbaar. De 183 zaken worden onderverdeeld in 159 zaken
(87%), waarin de man de schuldige is, en slechts 24 zaken (13%) waarin de vrouw
schuldig is. Ik kan hieruit echter niet afleiden dat mannen sneller en meer aan overspel
deden dan vrouwen, want we moeten rekening houden met een dark number aan
ononderzochte en onbestrafte misdaden.51
Voor concubinaat telde De Brouwer een totaal van 289 vonnissen en
onderzoeken voor de vier voornoemde officialiteiten, waarvan er 82 voor de officialiteit
50 De Brouwer, Jozef. De kerkelijke rechtspraak en haar evolutie in de bisdommen Antwerpen, Gent en Mechelen tussen 1570 en 1795. Tielt, Veys, 1972, deel 1, pp. 75-87. 51 De Brouwer, Jozef. De kerkelijke rechtspraak en haar evolutie in de bisdommen Antwerpen, Gent en Mechelen tussen 1570 en 1795. Tielt, Veys, 1972, deel 1, p. 136.
32
van Gent zijn verschenen. Relevant voor dit onderzoek zijn de 17 zaken (21%) uit de
zeventiende en achttiende eeuw. Alweer is er dus een duidelijke terugval in intensiteit
in vergelijking met de zestiende eeuw, die 79% van het totaal aantal zaken omvat.52
Verder heb ik in mijn onderzoek ook nog enkele zaken van overspelig
concubinaat en overspelig incest opgenomen. Deze waren bij De Brouwer
onderverdeeld onder de noemer incest of bloedschennis.
2.3.2 Overzicht eigen onderzoek.
In mijn thesis onderzoek ik overspel en concubinaat in de zeventiende en achttiende
eeuw. Zoals ik reeds in mijn inleiding aangaf heb ik telkens gewerkt met een zestal
steekproeven (1620-26, 1650-56, 1680-86, 1715-24, 1755-64 en 1775-84). Zo ook heb
ik voor de officialiteit deze steekproeven toegepast, wat volgend overzicht geeft.
Overspel Concubinaat Overspelig concubinaat
Overspelig incest Totaal
1620-26 2 3 2 0 7 1650-56 1 0 0 0 1 1680-86 0 2 0 0 2 1715-24 4 1 0 0 5 1755-64 13 0 1 2 16 1775-84 8 2 0 2 12 Totaal 28 8 3 4 43
2.3.2.1 De misdrijven van de beklaagden.
Eerst en vooral valt op hoe er veel meer zaken zijn betreffende overspel in tegenstelling
tot deze betreffende concubinaat. Kwam dit laatste minder vaak voor? Of werd het
minder snel ontdekt en bestraft, omdat het koppel de impressie gaf dat het een normaal
getrouwd stel was? Een echt antwoord zullen we hier nooit op vinden. Maar we
konden al zien bij het totaal overzicht van 1570 tot 1795 van Jozef De Brouwer dat daar
ook een aanzienlijk verschil opduikt. In de 183 zaken van overspel vindt hij in het
algemeen voor Gent slecht 82 zaken die handelen over concubinaat. Dit is nog niet de
52 De Brouwer, Jozef. De kerkelijke rechtspraak en haar evolutie in de bisdommen Antwerpen, Gent en Mechelen tussen 1570 en 1795. Tielt, Veys, 1972, deel 1, pp. 136-137.
33
helft. We kunnen dus wel besluiten dat overspel veel vaker voor de rechter kwam dan
concubinaat.
In de zeventiende eeuw waren er maar weinig zaken in verband met overspel en
concubinaat. Amper tien op drieënveertig zaken speelden zich af in tussen 1600 en
1700. Volgens Vandenbroeke was dit te wijten aan de invloed van de Kerk en de
Contrareformatie.53 Deze zorgden voor een sterk normenstelsel, waarbij fenomenen
zoals overspel en concubinaat ondenkbaar waren. In de late achttiende eeuw
daarentegen bemerken we een piek in deze misdrijven. Het is eveneens Vandenbroeke
die stelt dat er in Gent een grote stijging was in de vervolging van seksuele delicten in
het algemeen, van 8% in 1700 tot 17% in 1780. Dit kon aan twee zaken te wijten zijn.
Of er werden werkelijk meer misdrijven gepleegd. Of de rechtbanken vervolgden deze
delicten veel sterker, om zo elke vorm van kwaad gedrag uit te roeien.54
Overspel door man
Overspel door vrouw
Overspel door man en vrouw Totaal
Aantal zaken 23 4 1 28
Binnen de zaken van overspel kunnen we een onderscheid maken tussen overspel
gepleegd door de man, door de vrouw of door beiden. Zaken waarin mannen overspel
pleegden met een ongehuwde vrouw hebben de bovenhand (23 vonnissen). Vrouwen
die met een ongehuwde man overspel pleegden komt op de tweede plaats (4 vonnissen).
En onderzoeken waarbij zowel de man als de vrouw gehuwd waren, kwam slecht 1 keer
voor in mijn steekproeven.
Concubinaat werd dan weer meest bedreven tussen twee ongehuwden (8 zaken).
Dit wil niet zeggen dat deze personen nooit voorheen gehuwd waren. Zo waren er
weduwen en weduwnaars die na de dood van hun partner samenhokten met iemand. Dit
was in het geval van de vrouw vaak uit financiële nood en bij de man omdat hij een
vrouw nodig had voor het huishouden en de kinderen. In de zaak van Anna Stevens
was er reeds sprake van een verloofde en toch leefde ze nog in concubinaat met een
ander. Verder was er een man, Jacobus Arnaut, die als soldaat in Holland een
protestants huwelijk was aangegaan. Bij zijn terugkomst in Gent schaakte hij Maria
Bruijnswijck, met wie hij als ‘getrouwd koppel’ ging samenwonen. In dit geval kon het 53 Vandenbroeke, C. Vrijen en trouwen, van de Middeleeuwen tot heden. Seks, liefde en huwelijk in historisch perspectief. Brussel, Elsevier, 1968, p.89 54 Vandenbroeke, C. Vrijen en trouwen, van de Middeleeuwen tot heden. Seks, liefde en huwelijk in historisch perspectief. Brussel, Elsevier, 1968, p. 82
34
zijn dat Maria niet eens op de hoogte was van zijn voorgaande huwelijk. Zij kan in de
waan geweest zijn dat hij een vrijgezel was. Nog een apart geval is het vonnis van
Joannes Raes en Joanna van Hecke. Zij wilden trouwen, maar waren in de tweede of
derde graad bloedverwant. Doordat ze geen dispensatie kregen en hun liefde blijkbaar
sterker was dan de wet, leefden ze samen in concubinaat.
Verder wil ik ook even twee kleinere menggroepen aanhalen, namelijk
overspelig concubinaat en overspelig incest. Het eerste betekent dat een getrouwd man
of vrouw een inwonende maîtresse of minnaar heeft. In dit onderzoek zijn er slecht drie
zulke zaken bekend. Het tweede fenomeen wil zeggen dat een getrouwd man of vrouw
een seksuele relatie heeft met een bloed- of aanverwant. In de vier gevallen die ik telde,
is er één vrouw die dit misdrijf pleegde. Haar partner en zijn verwantschapsgraad zijn
onbekend. Twee mannen pleegden overspel met hun stiefdochter en één man met de
zus van zijn echtgenote.
2.3.2.2 De man.
De man zal dus allereerst sneller of vaker overspel plegen. Het feit dat mannen
geïdentificeerd werden met de publieke sfeer en vrouwen met de private sfeer geeft al
een eerste verklaring hiervoor. Mannen hadden meer kans om nieuwe mensen te
ontmoeten en om een plaats, buitenshuis, te vinden voor hun rendez-vous. Toch
gebeurde ook veel overspel binnenshuis. Zo is er in zes van de drieëntwintig zaken
sprake van overspel door een getrouwde man met zijn meid. Huispersoneel was dus
zeer geliefd bij de mannelijke populatie. Zo zegt ook Tim Meldrum in zijn boek,
“Domestic service and gender 1660-1750: life and work in the London household.” Hij
stelt dat vrouwelijk dienstpersoneel veel kans had om seksueel misbruikt of
geëxploiteerd te worden door hun werkgever.55
55 Meldrum, Tim. Domestic service and gender 1660-1750: life and work in the London household. Harlow, Longman, 2000, p. 102.
De seksuele relatie tussen een
werkgever en zijn meid kon gaan van verkrachting met bruut geweld tot een
liefdesrelatie met wederzijdse toestemming. Dit was niet altijd naar wens van diens
echtgenote, die hem vaak voor de rechtbank bracht op beschuldiging van overspel. Een
belangrijke factor bij het ontdekken van zulk overspel was zwangerschap bij de meid.
Doordat deze dagdagelijks onder het toezicht stond van de vrouw des huizes, was het
onmogelijk om een zwangerschap lang verborgen te houden. In alle zes door mij
35
onderzochte gevallen, waarin overspel met een dienstmeid voorkomt, is er sprake van
een kind. In vijf zaken is er reeds een kind geboren en in de overige is de meid in
verwachting. Ook dit haalt Tim Meldrum aan in zijn boek.56
Verder zijn er nog twee mannen met een merkwaardig verhaal. Zo was er
allereerst Jacobus Bracke die er twee minnaressen op nahield. Hij pleegde overspel met
zowel Maria-Theresia Simoens, als met Brigitta Windele, beiden ongehuwd. Ten
tweede is er Judocus van Loo, die beweerde dat hij, slechts in een dronken bui, overspel
pleegde met ene Brigitta vande Genechte. Haar beroep was onbekend, maar het is
aannemelijk dat zij werkzaam was in de prostitutie of in een herberg. De herbergen
stonden ervoor bekend dat hun cliënteel vaak dronken raakte en dan allerlei
schandaleuze zaken deed. Ook waren herbergen vaak voorzien van een achter- of
bovenkamer die verhuurd werd voor overnachtingen, maar eveneens voor seksuele
rendez-vous.
Een zwangerschap
betekende vaak het einde van de carrière voor het dienstmeisje in kwestie. Dit kunnen
we hier echter niet nagaan, omdat we enkel het vonnis kennen en niet de verdere
levensloop.
Bij concubinaat waren bijna alle mannen ongehuwd. Er is slechts één
uitzondering. Jacobus Arnaut was reeds gehuwd met Joanna van Luilo, in een
protestants milieu in Holland, toen hij in concubinaat ging leven met Maria van
Bruijnswijck. Het is dus heel waarschijnlijk dat Maria niet eens op de hoogte was van
zijn huwelijk met Joanna.
2.3.2.3 De vrouw.
Zoals ik reeds in een vorige hoofdstuk aanhaalde zijn er maar weinig zaken (5 van de
28) waarin vrouwen overspel pleegden. Dit kan misschien verklaard worden omdat de
leefwereld van de vrouw zich vooral afspeelde in de private sfeer. Zij ontmoette niet
snel nieuwe mensen. Ook identificeerde men vrouwen als meer waardegebonden
personen. Zo hielden zij zich misschien beter aan de christelijke normen dan de
mannen. Vrouwen hadden ook sneller kans om gevat te worden in hun zondige daad.
In een tijd waarin anticonceptie nauwelijks gebruikt werd, was de kans op een
ongewenste zwangerschap zeer reëel. De bolle buik en het onwettige kind dat daaruit
56 Meldrum, Tim. Domestic service and gender 1660-1750: life and work in the London household. Harlow, Longman, 2000, p. 110.
36
geboren werd, was moeilijk weg te steken. Ook werd er meer belang gehecht aan het
overspel van de vrouw. Indien zij met een ander een kind verwekte, kon deze bastaard
valselijk met het familiepatrimonium van haar echtgenoot gaan lopen. Een vrouw werd
dan ook soms strenger bestraft omwille van een mogelijke zwangerschap.
Toch waren er ook vrouwen die zich aan overspel en concubinaat vergrepen.
Een opmerkelijke zaak is onder andere die van Carolus Pattijn en Maria la Rou. Er is
hier sprake van overspel door de man, maar toch vluchtte Maria naar Holland.
Misschien deed ze dit om aan een straf te ontkomen of omdat ze nog meerdere
misdrijven op haar kerfstok had. Anna Stevens was dan weer reeds verloofd met
Matthias Capelman, terwijl ze in concubinaat leefde met een ander, Petrus Lammens.
Ook vond ik een voorbeeld van een weduwe, Judoca de Meijere, die in concubinaat
leefde met een ongehuwde man. Dit was waarschijnlijk om financiële redenen. Met
haar bijzit, Gerardus Coppens, had ze een kind, maar het is onduidelijk of ze uit haar
voorgaande huwelijk ook geen kinderen had. Voor een vrouw was het sowieso al
moeilijk om alleen te overleven. Als laatste wil ik nog enkele zaken van overspelig
incest aanhalen. In twee gevallen is er sprake van stiefdochters en in een derde de zus
van de echtgenote. Bloed- of aanverwantschap werd blijkbaar ook soms met een
korreltje zout genomen. Ook het koppel, Joannes Raes en Joanna van Hecke, dat geen
dispensatie kon bekomen is hiervan een voorbeeld. Zij leefden samen in concubinaat.
2.3.2.4 De plaats van afkomst.
1620-26 1650-56 1680-86 1715-24 1755-64 1775-84
Vro
uwen
Man
nen
Vro
uwen
Man
nen
Vro
uwen
Man
nen
Vro
uwen
Man
nen
Vro
uwen
Man
nen
Vro
uwen
Man
nen
Tot
aal
Onbekend 5 7 1 1 1 5 2 7 8 5 2 44 Langzweerde 1 1
Assenede 1 1 Gent 2 1 3 2 2 10
Aartsele 1 1 2 Grammene 1 1
Hamme 1 1 2 Petegem-Deinze 1 1 2
37
1620-26 1650-56 1680-86 1715-24 1755-64 1775-84
Vro
uwen
Man
nen
Vro
uwen
Man
nen
Vro
uwen
Man
nen
Vro
uwen
Man
nen
Vro
uwen
Man
nen
Vro
uwen
Man
nen
Tot
aal
Boekhoute 1 1 Heurne 1 1
Eine 1 1 Gavere 1 1 Bazel 1 1
Drongen 1 1 1 3 Tielt 1 1 Huize 1 1
Oostakker 1 1 Vinkt 2 2
Nazareth 1 1 2 Belsele 1 1 Wakken 1 1 Izegem 1 1
Dentergem 1 1 Elsegem 1 1 Baarle 1 1
Lochristi 1 1 Wortegem 1 1 Sleidinge 1 1 2
Wachtebeke 1 1 Totaal 8 8 1 1 2 2 5 5 17 16 12 12 89
Al deze gemeenten en steden zijn gelegen in het huidige Oost- en West-Vlaanderen.
Allen maakten ze deel uit van het ressort van de Gentse officialiteit. Het is opvallend
dat tussen de gekende plaatsen van afkomst slechts tien personen afkomstig zijn uit
Gent. Wel zijn vele dorpen gelegen in de directe nabijheid van Gent of vormen er
deelgemeenten van. Er zijn maar twee locaties die ik niet direct kan plaatsen. De eerste
is Langzweerde, welke kan overeenkomen met het Friese Langweer. Ten tweede is er
Huize. Dit kan het Noord-Hollandse Huizen zijn. Dit zou erop wijzen dat er ook twee
personen van buiten het ressort van de Gentse officialiteit komen. Een mogelijke
verklaring hiervoor is dat ze verhuisd zijn naar Gent of omstreken of dat hun
buitenechtelijke partner van deze regio afkomstig was. Maar over het algemeen kunnen
we concluderen dat de personen beschuldigd van overspel en concubinaat niet van ver
kwamen.
38
2.3.2.5 De onwettige kinderen.
Ove
rspe
l do
or m
an
Ove
rspe
l do
or v
rouw
Ove
rspe
l do
or m
an e
n vr
ouw
Ove
rspe
lig
ince
st
Ove
rspe
lig
conc
ubin
aat
Con
cubi
naat
Tot
aal
Geen kinderen 11 1 1 1 3 5 22
In ver-wachting 2 1 3
1 kind 10 3 2 2 17 Meer dan 1
kind 1 1
Totaal 23 4 1 4 3 8 43
Als we kijken naar de hoeveelheid kinderen die voortkwamen uit de overspelige en
concubinaire relaties krijgen we merkwaardige getallen. Zo bemerken we dat in de
helft van de zaken, door mij onderzocht, sprake is van een of meerdere kinderen of een
zwangerschap. In exacte getallen gaat het hier om 22 zaken zonder kind, 17 zaken met
één kind, 1 zaak met zes kinderen en 3 zaken met een zwangerschap. Deze getallen
wijzen ons nogmaals op het feit dat de geboorte van een kind een grote reden tot
ontdekking van de seksuele relatie was. Dit brengt ons ook bij de problematiek omtrent
bastaarden.
Elk kind dat buiten een geldig huwelijk geboren werd, was een bastaard of
onwettig kind. Zo ook elk kind dat afkomstig was uit overspel en concubinaat.57
Moeders van bastaardkinderen wilden zich wel eens van hen ontdoen door hen
te vondeling te leggen. In de zaak van Adriaen van Waeyenberghe en Joanna de Rijcke
Deze
kinderen hadden heel wat discriminatie te verduren. Ze konden onder andere niet erven
van hun vader, hadden geen recht om de naam van hun vader te dragen en mochten
geen ambacht uitoefenen. De vrouw stond meestal alleen in voor de opvoeding van
haar onwettig kind. Daar het vaderschap nooit echt bewezen kon worden, maar bepaald
werd door de regel, de echtgenoot is de vader, kon een ongehuwde vrouw op weinig of
geen steun rekenen.
57 De Vriendt, Griet. Overspel in de Zuidelijke Nederlanden van de 16e tot de 18e eeuw. Leuven (onuitgegeven licentiaatverhandeling KU Leuven), 2003, s.p. (promotor: Vanhemelryck). http://www.ethesis.net/
39
wordt uitdrukkelijk vermeld dat hun zes buitenechtelijke kinderen allen ten vondeling
gelegd zijn.
Als we kijken naar de verspreiding van de buitenechtelijke kinderen in dit
onderzoek, kunnen we vaststellen dat de algemene patronen gevolgd worden. In de
vroegste perioden (1620-26 en 1650-56) is er geen sprake van onwettige kinderen. In
de twee daaropvolgende perioden (1680-86 en 1715-24) is er voor elke periode één zaak
bekend waarin een onecht kind geboren werd. De echte piek, wat betreft bastaarden,
kennen we in de twee laatste perioden (1755-64 en 1775-84). Hierin komen
respectievelijk tien en negen zaken voor met buitenechtelijke kinderen.
1620-26 1650-56 1680-86 1715-24 1755-64 1775-84 Totaal
Aantal zaken met
bastaard(en) 1 1 10 9 21
Dit komt zoals gezegd overeen met de algemene patronen. Vanaf het einde van de
zestiende eeuw en verder in de zeventiende eeuw was het hebben van bastaardkinderen
geen pretje. Allereerst was er de sterke invloed van de katholieke kerk na het Concilie
van Trente. Deze zorgde ervoor dat de gelovigen weer aan de christelijke normen
herinnerd werden, waarin een geldig huwelijk en wettige kinderen enkele belangrijke
elementen waren. Voor bastaarden was er van toen af aan geen plaats meer. Het werd
gezien als een schandaal. Ten tweede waren in de zeventiende eeuw de ouders van een
onwettig kind meestal van een gelijke sociale stand, waardoor er veel vaker een
huwelijk op volgde.58
De achttiende eeuw daarentegen was een gouden periode voor bastaardij. Bijna
alle gevallen van onwettige kinderen in mijn onderzoek situeren zich in de late
achttiende eeuw. Tim Meldrum stelt dat samen met een sterke daling van het aantal
celibatairen er ook een grote stijging van bastaarden was in de achttiende eeuw.
Omwille van deze redenen waren er in de zeventiende eeuw
minder gevallen van onwettige geboorten.
59
58 De Vriendt, Griet. Overspel in de Zuidelijke Nederlanden van de 16e tot de 18e eeuw. Leuven (onuitgegeven licentiaatverhandeling KU Leuven), 2003, s.p. (promotor: Vanhemelryck). http://www.ethesis.net/
Eva
De Wulf noemt in haar historisch demografische studie de periode van 1750-1850 zelfs
een ‘scharniereeuw’, in tegenstelling tot de eeuw ervoor waarin bijna geen onwettigen
59 Meldrum, Tim. Domestic service and gender 1660-1750: life and work in the London household. Harlow, Longman, 2000, p. 103.
40
voorkwamen.60 Vooral de sociaal-economische situatie op het einde van achttiende
eeuw is een verklaring. Doordat de koppels, wegens verarming, hun huwelijk langer
moesten uitstellen, werden er ook meer kinderen buiten het huwelijk verwekt. Ook
Chris Vandenbroeke spreekt over een stijging van de onwettige geboorten van 1% in de
periode 1650-1750, naar 6% in de periode 1750-1850.61
Dit alles komt overeen met
mijn bevindingen, die duidelijk weergeven hoe er een piek is in de late achttiende eeuw.
2.4 De bestraffing door de officialiteit.
Voor de bestraffing heb ik eveneens gebruik gemaakt van het werk van De Brouwer.62
Hij geeft een algemeen overzicht van de aard van de bestraffing. Voor mijn onderzoek
heb ik dezelfde onderverdeling overgenomen, maar ik zal vanzelfsprekend enkel die
straffen behandelen die in mijn onderzoek voorkomen. Ook over de intentie en de
evolutie in de bestraffing zal ik de info van onder andere De Brouwer gebruiken. Maar
eerst en vooral wil ik een beeld schetsen van de verhouding tussen de personen die al
dan niet bestraft worden.
2.4.1 De veroordeelden en de niet-veroordeelden.
Veroordeelden vrouw
Veroordeelden man
Niet veroordeelden
vrouw
Niet veroordeelden
man Totaal
1620-26 5 6 3 2 16 1650-56 1 0 0 1 2 1680-86 1 2 1 0 4 1715-24 4 5 1 0 10 1755-64 15 8 2 8 33 1775-84 10 11 2 1 24 Totaal 36 32 9 12 89
60 De Wulf, Eva. Vrijen en trouwen te Deinze (1699-1893). Een historisch demografische studie van het premaritale gedrag in een kleine stad. Gent (onuitgegeven licentiaatverhandeling Universiteit Gent), 2002, s.p. (promotor: C. Vandenbroeke). http://www.ethesis.net/ 61 Vandenbroeke, C. Vrijen en trouwen, van de Middeleeuwen tot heden. Seks, liefde en huwelijk in historisch perspectief. Brussel, Elsevier, 1968, p. 87 62 De Brouwer, Jozef. De kerkelijke rechtspraak en haar evolutie in de bisdommen Antwerpen, Gent en Mechelen tussen 1570 en 1795. Tielt, Veys, 1972, 2 dln.
41
Van de 89 personen die in dit onderzoek aan bod komen, zijn er 68 waarvan we een
straf kennen en 21 personen waarvan geen straf bekend is. Niet iedereen die zich
schuldig maakte aan overspel en concubinaat en hierdoor voor de kerkelijke rechtbank
verscheen werd veroordeeld. De gehuwde persoon werd steeds veroordeeld, maar in
sommige gevallen gold dit niet voor de minnaar, minnares of bijzit. Deze werden soms
straffeloos gelaten. Van deze 21 niet-veroordeelden waren er maar liefst 13 waarvan de
naam onbekend was. Dit verklaard waarom er mogelijks geen straf uitgesproken was.
Maar toch is dit ook een bijzondere bevinding. Er zijn 14 personen waarvan de naam
onbekend blijft. Één van die anonieme personen werd veroordeeld, wat gek lijkt, daar
men niet weet wie men moest straffen. Of werd deze naam opzettelijk verzwegen.
Toch lijkt het mij raar dat er 14 namen onbekend zouden zijn. Zeker bij deze misdaad,
waar de personen onderling seksueel contact hadden, moeten ze elkaar toch bij naam
gekend hebben.
2.4.2 De aard van de bestraffing.
De kerkelijke rechtbank kende een grote variatie in straffen. Er zijn allerlei categorieën
zoals de lijf- en schandestraffen, de vernederende straffen, de geestelijke of canonieke
straffen, de boeten en allerlei vormen van strafvermindering of –wijziging.
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 To-taal
1620-26
1 1
1 1
4 3
2
13
1650-56
1 1
1680-86
1 2
3
1715-24
1 1
1 1
1
1
1
1 1 1
4 5
19
1755-64
2 1
1 1
3 12 5
12 5
2 1
8 1
10 4
7 2
8 7
2
1 95
1775-84
1 1 1
7 10
7 10
1
8 10
2 4
1
3 1
5 5
77
Totaal 4 5 7 37 35 4 2 9 34 15 1 4 41 2 1 5 1 208 De bovenste en onderste cijfers in elke cel weerspiegelen respectievelijk de vrouwen en de mannen.
1. geseling 2. verbanning 3. gevangenis 4. publieke vergiffenis
42
5. vernederende houding of handeling 6. bespottelijke kledij 7. bedevaart 8. verplichtingen (kaars offeren) 9. biecht en communie 10. hoogmis en sermoen 11. boetepsalm 12. andere gebeden (rozenhoed, litanie van O.L.V.) 13. geldboete en proceskosten 14. boete in natura 15. genade 16. lopend onderzoek 17. extra (scheiding)
2.4.2.1 De lijf- en schandestraffen.
De Brouwer onderscheidt in deze categorie vier verschillende straffen namelijk
geseling, galleien, verbanning en gevangenisstraf.63
In mijn onderzoek komen slechts
drie van deze straffen voor. De galleien ben ik niet tegengekomen in mijn proefneming.
De geseling.
Deze straf wordt in drie zaken vermeld. Allereerst in de zaak van concubinaat tussen
Jacobus Arnaut en Maria Bruijnswijck. Zij kregen het verbod om elkaar nog te zien,
indien ze zich niet aan deze regel konden houden zouden ze gegeseld worden. Hier
wordt geseling dus enkel gebruikt als dreigement om de twee personen gescheiden te
houden. In een tweede zaak wordt de geseling echter daadwerkelijk toegepast. Adriaen
Waeyenberghe leefde in overspelig incest met zijn stiefdochter Joanna de Rijcke. Ze
kregen een lange straf waaronder ook een geseling op het schavot met scherpe roeden
‘tot lopende bloede’. Deze wel zware straf is misschien te verklaren vanuit de ernst van
de zaak. Niet enkel leefden ze reeds 14 jaar in overspelig incest met elkaar. Ze hadden
daarenboven ook nog eens zes kinderen op de wereld gezet, welke allen ten vondeling
waren gelegd. Dit laatste was op zich al een zwaar misdrijf en een zaak die de overheid
zoveel mogelijk wou tegenhouden. Zij werden dan immers belast met de zorg en het
onderhoud van deze kinderen. Een derde zaak is deze van Ida-Christina van Marsenil.
Zij moest voor het hof vergiffenis vragen met onder andere de roeden op de rug. Voor
haar overspelig concubinaat met Gulielmus Dysem werd zij dus gegeseld.
63 De Brouwer, Jozef. De kerkelijke rechtspraak en haar evolutie in de bisdommen Antwerpen, Gent en Mechelen tussen 1570 en 1795. Tielt, Veys, 1972, p. 185-213.
43
Al deze zaken zijn afkomstig uit de achttiende eeuw. Geseling kwam in deze
eeuw maar weinig meer voor in tegenstelling tot de zeventiende eeuw.
De verbanning.
Er zijn mij drie zaken bekend waarin een verbanning voorkomt. Jacobus Minnoiet en
Barbara Bruylmans werden uit het bisdom verbannen. Zij pleegden overspelig
concubinaat. Een ander koppel, Adriaen Waeyenberghe en Joanna de Rijcke, werden
uit de landen van hare majesteit verbannen. Dit was dus een zwaardere straf dan enkel
uit het bisdom verdreven te worden. Zij moesten veel verder migreren. In een laatste
zaak was het enkel de vrouw die verbannen werd. De minnares van Adrianus Pauwels,
wiens naam onbekend is gebleven, werd naar Izegem verbannen. Zij beviel daar van
haar kind.
Er waren dus duidelijk gradaties in hoe ver een persoon moest verwijderd
worden. Dit kon gaan van verbanning naar een naburige stad, uit het bisdom tot uit het
land. Deze straf kwam zowel in de zeventiende als in de achttiende eeuw voor.
Gevangenisstraf.
De gevangenisstraf varieert van enkele dagen, enkele weken tot zelfs jaren. Wanneer
men in de gevangenis van het bisdom werd opgesloten, duurde dit enkele dagen of
weken. Zo werden Jacobus Arnaut en Maria Bruijnswijck beide opgesloten voor
respectievelijk 3 weken en 8 dagen, beiden vastend op water en brood. Maria Fiseur,
Albertine Madou en Ida-Christina van Marsenil werden ook elk opgesloten, namelijk 3
dagen, 3 weken en 2 weken. De eerste twee moesten hierin ook vasten. Maria moest
dit de volle drie dagen doen, Albertine slecht om de andere dag tijdens haar drie weken
durende gevangenschap. Dit vasten betekende dat de gevangene enkel water en brood
kreeg. De normale dagelijkse maaltijd van een gevangene bestond uit 2 pond brood,
een schotel soep, een glas licht bier, een vierde van een pond boter en een vierde van
een pond kaas. En dit alles aan de prijs van de dag.64
Pieter Bruggeman en Joanna Standaert werden reeds eerder in 1775 opgesloten
in het geestelijk hof, voor hun overspelig incest. Zij kwamen echter hun contactverbod
niet na en werden in 1780 een tweede maal bestraft. Ditmaal werden ze respectievelijk
64 De Brouwer, Jozef. De kerkelijke rechtspraak en haar evolutie in de bisdommen Antwerpen, Gent en Mechelen tussen 1570 en 1795. Tielt, Veys, 1972, p. 69.
44
zes en vier jaar opgesloten in het provinciaal correctiehuis van Gent. Hier moesten ze
ook werken, zoals wel vaker het geval was in zulke instellingen.
Al deze straffen zijn afkomstig uit de achttiende eeuw. In deze eeuw werd
langdurige opsluiting als straf ingevoerd. Het moderne gevangeniswezen is toen
ontstaan. Deze gevangenissen dienden ertoe om de misdadigers uit de maatschappij te
verwijderen en ze via deze opsluiting en soms ook werkverplichting om te vormen tot
bruikbare leden in de maatschappij. Voor de achttiende eeuw werd de gevangenis
vooral gebruikt als voorarrest en als plaats waar veroordeelden korte tijd konden
verblijven, vaak al vastend, om zo tot inzicht en beterschap te komen.
2.4.2.2 De vernederende straffen.
Ook deze categorie verdeeld De Brouwer verder onder in vier subcategorieën.65
Hij
heeft het over publieke tentoonstelling, publiek vergiffenis vragen, het uitvoeren van
een vernederende houding of handeling en het dragen van bespottelijke kledij. Ook hier
komen niet alle straffen aan bod in mijn onderzoek. De publieke tentoonstelling komt
in het werk van De Brouwer ook enkel voor in het bisdom van Antwerpen. Hij heeft
geen aantekening gemaakt van zulke straffen uitgevoerd in Gent.
Publiek vergiffenis vragen.
In de zeventiende eeuw heb ik slechts één zaak gevonden waarbij zo’n straf wordt
toegepast. In 1623-24 kregen Jacobus Minnoiet en Barbara Bruylmans beiden een
publieke straf opgelegd. Alle andere zaken waarbij deze straf uitgesproken werd
dateren uit de achttiende eeuw. Er zijn 25 zaken in deze eeuw waarbij enige vorm van
vergiffenis moest gevraagd worden. Dit vergiffenis vragen kon gebeuren voor
verschillende publieken. Er zijn dan ook een viertal variaties op deze straf. Sommigen
moesten vergiffenis vragen aan het hof. Anderen deden dit dan weer in aanwezigheid
van de pastoor en enkele getuigen. Dit kon gaan van 2 tot vier getuigen. Nog een
andere vorm is deze waarin de veroordeelde een half uur voor de hoogmis aan de
kerkingang vergiffenis moest vragen aan alle voorbijgangers. Hierop volgde dan een
tweede smeekbede aan de pastoor. Een vierde en laatste vorm was vergiffenis vragen
65 De Brouwer, Jozef. De kerkelijke rechtspraak en haar evolutie in de bisdommen Antwerpen, Gent en Mechelen tussen 1570 en 1795. Tielt, Veys, 1972, p. 213-222.
45
aan de vierschaar en de St.-Amandskapel. Dit is het geval bij het al eerder aangehaald
koppel Adriaen Waeyenberghe en Joanna de Rijcke.
Vernederende houding of handeling.
Deze straf ging altijd gepaard met een publieke vergiffenis. In alle 25 zaken van
publieke vergiffenis uit de achttiende eeuw werd er eveneens een vernederende houding
aangenomen. Hierin bestond een onderscheid tussen mannen en vrouwen. Beiden
moesten ze steeds geknield voor hun publiek zitten, maar de man moest eveneens
blootshoofds zijn.
Bespottelijke kledij.
Ook deze straf kwam enkel voor in relatie met de twee voorgaande straffen. Het was de
ergste vorm van de vernederende straf die er was. Zij komt dus ook enkel voor in de
achttiende eeuw en dit in drie zaken. Telkens wordt ze omschreven als het dragen van
een wit hemd. Wel is ze enkel terug te vinden wanneer er vergiffenis aan het hof of aan
de vierschaar moest gevraagd worden. Aan de pastoor of de parochianen moest men
steeds deftig gekleed verschijnen. Waarschijnlijk was dit omdat dergelijke zaken
gebeurden in de kerk zelf. Kijk maar naar het bestaan van speciale zondagskleding.
2.4.2.3 De geestelijke of canonieke straffen.
De Brouwer verdeeld de geestelijke straffen verder onder in excommunicatie of
suspensie, bedevaarten, vasten, biecht en communie en bepaalde gebeden.66
In mijn
onderzoek kwam ik geen zaken van excommunicatie tegen. Vasten ging steeds gepaard
met een gevangenisstraf en werd reeds daar besproken. Ook waren er soms
verplichtingen, zoals het offeren van een kaars, die deel uitmaakten van een vergiffenis,
die ook als geestelijke straf gezien konden worden.
Bedevaarten.
Een typische geestelijke straf was een bedevaart. Deze varieerden sterk in afstand. Dit
kon van lokaal, nationaal tot zelfs internationaal gaan. Denk maar aan het beroemde
Santiago de Compostella. De twee zaken die opduiken in dit onderzoek zijn echter
66 De Brouwer, Jozef. De kerkelijke rechtspraak en haar evolutie in de bisdommen Antwerpen, Gent en Mechelen tussen 1570 en 1795. Tielt, Veys, 1972, p. 223-248.
46
lokale bedevaarten. Maria Bruijnswijck, die in concubinaat leefde met Jacobus Arnaut,
moest drie maal de kruisweg te Akkergem doen. Zij moest hierbij voor elke statie de
barmhartigheid van God afsmeken. Voor zijn overspel met Isabella de Meije, moest
Joannes van Hulle een bedevaart ondernemen naar O.L.Vrouw te Nazareth. Hij moest
hier ter communie gaan, vijf Onze Vaders bidden en vijf Weesgegroeten.
Verplichtingen.
Het offeren van een kaars komt altijd samen voor met een vernederende straf. Er werd
steeds een waarde meegegeven. Dit kon oplopen van een halve pond parisis tot drie
ponden parisis. Het was een straf die voornamelijk werd opgelegd aan vrouwen. In het
gehele onderzoek is er slecht één man die een kaars moet offeren.
Biecht en communie.
Deze canonieke straf komt in 24 zaken voor. Er is een onderscheid tussen de generale
biecht en communie enerzijds. Deze moest slechts één keer gebeuren. Anderzijds
moest men vaak ook maandelijks gaan biechten en communiceren. Dit gold dan
meestal gedurende één jaar. Ook een combinatie van beide was mogelijk. Deze straf is
een typisch achttiende-eeuwse straf. Ik heb dan ook geen voorbeelden teruggevonden
in de zeventiende eeuw.
Bepaalde gebeden bidden.
Veroordeelden kregen vaak de verplichting om naar de hoogmis en de sermoenen te
gaan voor een bepaalde periode of een welbepaald gebed op te zeggen, al dan niet
herhaaldelijk. De verplichting om elke zon- en feestdag de hoogmis en het sermoen bij
te wonen werd in 12 zaken opgelegd. Vrouwen kregen deze straf iets vaker dan
mannen. Meestal gold deze gedurende een jaar.
Bernardus Dierick moest dan weer maandelijks tot Pinksteren 7 boetepsalmen
opzeggen. Hij werd hiertoe veroordeeld door zijn concubinaat met Petronella Gaelens.
Diezelfde Petronella moest maandelijks een rozenhoedje bidden tot eind oktober.
Isabella de Meije werd veroordeeld tot het wekelijks bidden van 2 rozenhoedjes.
Joanna Catharina Vlaminck moest dan weer dagelijks vijf Onze Vaders, vijf
Weesgegroeten en de zondag een extra rozenhoedje bidden. Een laatste gebedsvorm
werd opgelegd aan Joannes Raes. Hij moest wekelijks tot Pasen de litanie van
O.L.Vrouw bidden.
47
Al deze straffen waarbij men moest bidden of de mis bijwonen, komen uit de
achttiende eeuw.
2.4.2.4 De boetes.
De Brouwer onderscheid vastgestelde geldboetes, aangepaste geldboetes en boetes in
natura.67
Ik gebruik een andere indeling. Enerzijds zijn er de geldboetes en de
proceskosten en anderzijds zijn er de boetes in natura.
De geldboetes en proceskosten.
Dit is een straf die bij bijna iedere zaak vermeld stond. Er waren natuurlijk steeds
kosten verbonden aan een juridische handeling. Maar in de meeste van de zaken, 22 om
correct te zijn, werd deze nog eens expliciet vermeld onder de noemer van boete of
proceskosten. Deze bedragen liepen op van 4 tot 77 ponden parisis. Ook was er vaak
een onderscheid tussen man en vrouw binnen eenzelfde zaak. De ene moest soms meer
betalen dan de andere. En soms stonden ze samen in voor het betalen van de
proceskosten. Er zijn ook enkele merkwaardige boeten, waarvan ik hier een drietal
voorbeelden zal aanhalen.
Anna Stevens leefde in concubinaat met Petrus Lammens terwijl ze reeds
verloofd was met Matthias Capelman. Anna moest een boete betalen van 15 ponden
parisis terwijl er over Petrus’ straf niks bekend is. Maar merkwaardig genoeg moest
ook Matthias een boete betalen van 6 ponden parisis. Waarschijnlijk gebeurde dit om
dezelfde reden als bij de volgende zaak.
N. de Cock, dochter van Balduinus de Cock, leefde in concubinaat met
Balduinus Pijpe. Beiden moesten een bedrag van respectievelijk 4 en 5 ponden parisis
betalen. Maar ook hier was er een buitenstaander, namelijk de moeder van N. de Cock,
die de zwaarste boete van 8 ponden parisis moest betalen. Zij diende dit te betalen
omdat ze het onwettig samenwonen van haar dochter had toegelaten.
Een andere bijzondere zaak is het overspel van Jacobus Bracke. Hij pleegde
overspel met niet één, maar met twee vrouwen. Zelf betaalde de man een boete van 18
ponden en 19 schellingen parisis. Maar zijn beide minnaressen kregen een veel
zwaardere en ongelijke straf. Maria-Theresia Simoens betaalde 37 ponden en 7
67 De Brouwer, Jozef. De kerkelijke rechtspraak en haar evolutie in de bisdommen Antwerpen, Gent en Mechelen tussen 1570 en 1795. Tielt, Veys, 1972, p. 248-253.
48
schellingen parisis, terwijl Brigitta Windele slecht 30 ponden en 1 schelling parisis
betaalde. Hoe komt het dat twee ongehuwde vrouwen een verschillend bedrag moeten
betalen voor dezelfde misdaad in eenzelfde zaak? En waarom moeten de vrouwen meer
betalen dan de man, die zijn vrouw bedriegt? In de procesbundel zelf staat geen reden
vermeld, dus zullen we het waarschijnlijk nooit weten.
De geldboete of proceskosten waren ook een straf die vaak alleen voorkwam. In
elf zaken is ze de enige straf die aan de veroordeelden werd opgelegd.
Boetes in natura.
Dit waren boetes die ik enkel bij mannen teruggevonden heb in de achttiende eeuw. In
beide gevallen moesten Egidius de Vilder en Jo. Baptist Meersman twee zakken graan
tot brood laten bakken om uit te delen aan de armen van de parochie. Egidius moest
deze broden zelf verdelen, terwijl Jo. Baptist ze door de pastoor moest laten verdelen.
Deze vorm van boete in natura was de enige die voorkwam in Gent.68
2.4.2.5 Strafvermindering of –wijziging.
In het werk van De Brouwer wordt er een onderverdeling gemaakt in zes
subcategorieën.69
Ida-Christina van Marsenil werd veroordeeld voor haar overspelig concubinaat
met Gulielmus Dysem. Zij moest publiek vergiffenis vragen aan het hof, geknield, in
een wit hemd, met de roeden op der rug en met een kaars in de hand. Daarenboven
moest ze 14 dagen in de gevangenis verblijven, de generale biecht en communie
uitvoeren en de proces- en gevangeniskosten betalen. Dit alles werd dan nog eens
gepubliceerd in de kathedraal op St.-Stefaansfeest. Ze diende een genadeverzoek in,
maar bekwam slechts het wegvallen van de publicatie in de kathedraal.
Er zijn de ontheffing uit de gevangenis, de ontheffing van de
excommunicatie, de vermindering van een geldboete, de ontheffing van een
vernederende straf, het ontslagen van een in uitzicht gestelde straf en het
genadeverzoek. In mijn onderzoek is er maar één zaak waar één van deze vormen van
strafvermindering- of wijziging voorkomt.
68 De Brouwer, Jozef. De kerkelijke rechtspraak en haar evolutie in de bisdommen Antwerpen, Gent en Mechelen tussen 1570 en 1795. Tielt, Veys, 1972, p. 252. 69 De Brouwer, Jozef. De kerkelijke rechtspraak en haar evolutie in de bisdommen Antwerpen, Gent en Mechelen tussen 1570 en 1795. Tielt, Veys, 1972, p. 253-262.
49
2.4.2.6 De overige straffen.
Overigens zijn er nog een aantal zaken waarbij geen strafbepaling werd vermeld.
Allereerst zijn er vier zaken waarbij er nog een onderzoek aan de gang was. Er waren
reeds dagingen en aanhoudingen gebeurd, maar het onderzoek was nog lopende.
Hierdoor kunnen we natuurlijk nog geen uitspraak hebben. Verder is er ook nog een
scheidingszaak. Ik heb deze meegeteld, omdat er expliciet vermeld stond dat de man,
Nicolaas van Woestenrade, een scheiding bekwam omwille van het overspel van zijn
echtgenote, Maria de Thuart.
Dit verklaart ook mede waarom er zo weinig info is over de bestraffing in de
zeventiende eeuw. Van de tien zaken die ik vond voor de zeventiende eeuw, zijn er vijf
waarbij het onderzoek nog liep of sprake was van een scheiding.
2.4.3 Doel en evolutie van de bestraffing.
2.4.3.1 Doel van de bestraffing.
De kerkelijke rechtbank had een doel dat uit vier verschillende aspecten bestond.70
Een tweede doel was het wegnemen van de ergernis. Alle personen die
veroordeeld werden voor overspel of concubinaat kregen het verbod elkaar ooit nog te
zien. Zolang men elkaar niet zag, kon men niet hervallen in zijn of haar misdrijf.
Ten
eerste wou men door de overspeligen en de houders van een bijzit te bestraffen, ervoor
zorgen dat deze hun leven beterden en opnieuw een goed christelijk leven zouden
leiden. Straffen waren dan ook algemeen mild. De doodstraf en zware lijfstraffen
werden bijvoorbeeld niet toegepast. Met geseling werd slechts gedreigd. Bij herval kon
men een zwaardere straf verwachten. De enige daadwerkelijke geseling in dit
onderzoek, was voor een koppel, Adriaen Waeyenberghe en Joanna de Rijcke, maar zij
waren reeds eerder veroordeeld. Waarschijnlijk werd er toen gedreigd met een geseling
indien ze hervielen in hun zondige gewoonten. De overige bestraffingen kunnen niet
met de noemer zwaar bestempeld worden. Zo zijn de canonieke straffen er eerder om
tot inkeer te komen.
70 De Brouwer, Jozef. De kerkelijke rechtspraak en haar evolutie in de bisdommen Antwerpen, Gent en Mechelen tussen 1570 en 1795. Tielt, Veys, 1972, p. 263-268.
50
Ten derde dienden sommige straffen als waarschuwing of afschrikking, niet
enkel voor de misdadiger zelf, maar eveneens voor de gehele gemeenschap. Bij de
vernederende straffen zoals publiek vergiffenis vragen, al dan niet in een vernederende
houding en bespottelijke kledij, werd men tentoon gesteld aan de hele gemeenschap.
Iedereen werd zo op de hoogte gebracht van de misdaden die men begaan had. Het was
ook een teken voor de parochianen om twee keer na te denken voor men een misdaad
beging, want hij of zij kon de volgende zijn die publiekelijk vernederd werd.
Een vierde en laatste doel was het beveiligen van de gemeenschap. Straffen
zoals verbanning of gevangenisstraf zorgden ervoor dat misdadige elementen uit de
gemeenschap verwijderd werden voor een korte of langere periode. Verbanning was
echter maar een beveiliging van de eigen gemeenschap, want de misdadiger werd naar
een andere plaats gestuurd, waar hij eigenlijk gewoon zijn gang kon gaan.
Gevangenisstraf was doeltreffender, maar werd pas vanaf de achttiende eeuw als een
eigenlijke langdurige straf ingevoerd. Daarvoor diende ze als voorarrest of als tijdelijke
opsluiting.
De kerk wou met dit alles de gemeenschap omvormen tot een veilige haven en
door voorbeelden te stellen en straffen op te leggen, toekomstige misdadigers doen
inzien dat het niet de moeite loonde. Dit heeft echter niet altijd geholpen, overspel en
concubinaat is nooit volledig uitgeroeid.71
2.4.3.2 De evolutie in de bestraffing.
Over de zeventiende eeuw is er weinig bekend vanuit mijn onderzoek. Van de tien
rechtszaken die ik vond zijn er vijf waarvan het onderzoek nog lopende was. Hierdoor
kunnen we bij deze vijf niks afleiden over de bestraffing. De overige vijf leveren
bewijzen van een aantal straffen die toen gebruikt werden. Zo telde ik voor de
zeventiende eeuw onder andere verbanningen, het vragen van publieke vergiffenis en
boetes. Maar deze komen eveneens in de achttiende eeuw voor, waardoor ik niet kan
spreken van een typisch zeventiende-eeuwse straf.
De achttiende eeuw heeft een veel grotere variatie aan straffen. Naast de reeds
vermelde uit de zeventiende eeuw, zijn er meerdere vernederende straffen met bepaalde
71 De Vriendt, Griet. Overspel in de Zuidelijke Nederlanden van de 16e tot de 18e eeuw. Leuven (onuitgegeven licentiaatverhandeling KU Leuven), 2003, s.p. (promotor: Vanhemelryck). http://www.ethesis.net/
51
houdingen en kledij. De canonieke straffen, geseling en gevangenisstraf doen hun
opmars en boetes worden soms ook in natura betaald. Maar ook hiervan zijn er reeds op
het einde van de achttiende eeuw enkele verdwenen. Bespottelijke kledij dragen en het
offeren van een kaars verdwijnen van het toneel. Ook de bedevaart en de boetes in
natura komen niet meer voor.
Er is dus weldegelijk een evolutie aan de gang betreffende de bestraffing door
de kerkelijke rechtbank. Maar over het algemeen zijn hun straffen relatief mild. Zware
straffen werden pas uitgevoerd wanneer men herviel in oude gewoonten en dus reeds
eerder veroordeeld was voor die misdaad.
2.5 Besluit.
De kerkelijke rechtbank was onder andere bevoegd voor rechtszaken van overspel en
concubinaat. Deze misdrijven hoorden thuis onder de noemer ‘causae majores’ , de
zware misdrijven.
In mijn onderzoek telde ik voor de zeventiende eeuw tien rechtszaken en voor de
achttiende eeuw drieëndertig. Ook waren er veel meer zaken van overspel dan van
concubinaat. We kunnen hieruit waarschijnlijk besluiten dat overspel vaker voor de
rechtbank kwam dan concubinaat. Dit laatste gaf de indruk dat het koppel getrouwd
was, en daarom werd dit waarschijnlijk minder snel of nooit ontdekt.
Wat het sekseverschil betreft kunnen we concluderen dat mannen vaker aan
overspel deden, terwijl vrouwen minder vaak hun echtgenoot bedrogen. Wat
concubinaat betreft waren ze meestal ongehuwd of niet in de mogelijkheid om te
huwen.
Een ander opmerkelijk punt is, dat in bijna de helft van de rechtszaken door mij
onderzocht, er sprake was van een onwettig kind. Deze bastaarden zullen vaak geleid
hebben tot de ontdekking van het misdrijf. Ze komen vooral voor in de achttiende
eeuw.
De bestraffing van de officialiteit kende een grote verscheidenheid en dit vooral
in de achttiende eeuw. De kerkelijke rechtbank paste lijf- en schandestraffen,
vernederende straffen, canonieke straffen, boetes en strafvermindering toe. De ene straf
kwam al iets frequenter voor dan de andere, met als absolute toppers publiek vergiffenis
52
vragen in een vernederende houding, biecht en communie en boetes of proceskosten
betalen. Al deze straffen hadden tot doel om van de gemeenschap een veilige en vooral
zedige verblijfplaats te maken. In de loop van de twee eeuwen die ik hier onder de loep
neem, is er enige evolutie qua bestraffing geweest. Maar algemeen waren de straffen
mild en werden deze pas zwaarder wanneer de persoon herviel in zijn oude gewoonten.
53
Hoofdstuk 3: Wereldlijke rechtbank.
3.1 Inleiding.
Voor mijn studie van overspel en concubinaat in de wereldlijke rechtbank ging ik ten
rade bij de bronnen van de schepenbank van de Keure van Gent. Deze bronnen worden
bewaard in het Gentse stadsarchief. Ik heb gekozen voor reeks 213, welke bestaat uit de
procesdossiers van de schepenbank van de Keure. Deze bronnen waren het makkelijkst
doorzoekbaar naar de ware aard van de vervolgingen. De vonnissen, reeks 215, heb ik
ook even doorgenomen, maar deze waren veel vager omtrent de begane misdaad. De
procesdossiers bevatten daarentegen veel informatie rond de beklaagde, maar ook de
visie van andere mensen, zoals getuigen, medeplichtigen, … Omdat de Gentse schepenbank een unieke samenstelling en werking kende zal ik
hier even ingaan op haar geschiedenis.
De stedelijke schepenbank van Gent was een vorstelijke schepenbank. Reeds in de
middeleeuwen was ze werkzaam, waar ze vanaf 1369 samengesteld werd door de drie
leden, de poorterij, kleine neringen en de weverij. Dit waren drie grote machtsgroepen
in de stedelijke maatschappij. In 1540 werd hun macht echter door de Concessio
Carolina ongedaan gemaakt. De schepenbank bestond sinds 1301 uit twee
verschillende colleges bestaande uit elk dertien leden. Deze zesentwintig leden werden
door middel van een verkiezing aangesteld. Om verkozen te worden moest men aan
enkele voorwaarden voldoen. Eerst en vooral diende men handelingsbekwaam te zijn.
Dit betekende dat de kandidaten meerderjarig, mannelijk en poorter waren. Ook
moesten ze een eerbare levenswandel kennen. Dit betekende onder andere dat ze niet in
overspel of concubinaat mochten leven, wat opmerkelijk is voor mijn onderzoek. De
schepenen werden elk jaar aangesteld op 15 augustus, de zogenaamde wetvernieuwing.
De eerste van deze twee schepencolleges was de schepenbank van de Keure. Deze had
een bestuurlijke en een rechterlijke bevoegdheid. Als tweede schepencollege was er de
schepenbank van Gedele. Deze trad op als vredegerecht en in zijn bevoegdheid van
oppervoogd voor de wezen. De drie leden waarover hiervoor reeds gesproken is,
verdeelden de zesentwintig zetels gelijkmatig onder elkaar. Ook hieraan werd een einde
gemaakt door de Concessio Carolina. De schepenen werden niet langer verkozen uit de
54
drie leden, maar werden aangesteld door de vorst of zijn commissarissen. Naast de
schepenen waren er nog enkele andere stedelijke ambtenaren. Zo waren er
pensionarissen. Deze juridische adviseurs bleven aangesteld en konden zo na elke
wetvernieuwing de nieuwe schepenen op de hoogte brengen van de lopende zaken en
hen bijstaan in hun werk. De schepenbank van de Keure had drie pensionarissen en die
van Gedele één. Daarnaast waren er ook tien secretarissen. Zij waren belast met het
bijhouden van de bescheiden en de registers en verzorgden ook de briefwisseling. Het
eigenlijke schrijfwerk werd echter wel gedaan door klerken. Na 1540 werden deze
ambten aan de hoogste bieder verkocht. Aangezien Gent ook een vorstelijke
schepenbank was, waren er eveneens enkele vorstelijke ambtenaren aanwezig.
Allereerst was er de hoogbaljuw. Hij had een belangrijke bestuurlijke functie, maar was
vooral openbare aanklager in de stedelijke rechtbank. Ook het vonnis en de uitvoering
hiervan behoorden tot zijn taken. De onderbaljuw was zijn assistent en mogelijke
plaatsvervanger. De derde ambtenaar was de amman. Hij was verantwoordelijk voor
de dagingen, inbeslagnames en de dagelijkse leiding van de gevangenis.
3.2 De werking van de schepenbank van de Keure.
3.2.1 De bevoegdheden.
De schepenbank van de Keure had zoals reeds gezegd zowel een bestuurlijke als een
rechterlijke functie. In haar bestuurlijke bevoegdheid vaardigde ze stedelijke
ordonnanties en reglementen uit. Ze stonden ook in voor de opvolging van deze
reglementen. Daarnaast zorgden ze voor de financiën, openbare werken enzovoort. Het
college had eveneens een omvangrijke rechterlijke macht. Men kon zowel burgerlijke
als strafrechterlijke zaken voor de schepenbank brengen. Dit gebeurde ‘in camere’ of
‘in vierscare‘. Dit betekent dat men respectievelijk ofwel in een niet-openbare zitting
dan wel in een plechtige openbare zitting voorkwam. Ze omvatte zowel de hoge,
middelbare als de lage justitie. Wat erop neerkomt dat ze van kleine boetes tot de
doodsstraf kon uitspreken. In de burgerlijke zaken kon men in beroep gaan wanneer
men niet akkoord ging met het uitgesproken vonnis. Bij de strafrechterlijke zaken kon
dit niet. Wie beschuldigd werd van een crimineel feit had maar één kans voor de
55
rechtbank. De schepenbank was ook verantwoordelijk voor de vrijwillige rechtspraak.
Dit is een vroege vorm van het notariaat. Hierin konden mensen bepaalde akten zoals
huwelijken, overlijdens, verkopen, enzovoort laten vastleggen door de schepenen. Deze
stelden dan een officieel document op dat rechtsgeldigheid had. De schepenbank van
de Keure deed tevens dienst als hoofdvaart voor lagere rechtbanken. Deze lagere
rechtbanken konden bij de schepenbank juridisch advies inwinnen of een vonnis laten
herzien.
3.2.2 De procedure.
Een rechtszaak werd op gang gebracht wanneer er een klacht werd ingediend of
wanneer het gerucht de ronde deed dat iemand een misdaad had begaan. Daarop werd
de beschuldigde door de baljuw opgespoord en aangehouden. Diezelfde baljuw was
ook de openbare aanklager en moest dus bewijzen aanbrengen om zijn beschuldigingen
te staven. Deze bewijzen bestonden vooral uit getuigenissen van slachtoffers en
verklaringen van medeplichtigen en andere omstanders. Al deze personen werden
gedagvaard door de amman. Wanneer de beschuldigde zijn misdrijf onmiddellijk
bekende, werd direct overgegaan tot de veroordeling. Dit kwam echter niet vaak voor.
Meestal moest men op zoek naar getuigen en bewijzen. De rechter moest eerst en
vooral de beklaagde ondervragen. Dit gebeurde in de zogenaamde ‘pointen en
artikelen’. Daarna werden de getuigen verhoord. Reeds met twee getuigenverklaringen
kon men iemand veroordelen. En slecht één getuigenis was nodig om een vermoeden te
hebben, waarna het toegelaten was de beklaagde te folteren. Deze foltering moest in
verhouding zijn tot de beschuldiging en was eveneens afhankelijk van enkele
voorwaarden. Zo moest de beschuldigde in een gezonde toestand verkeren en mocht
men bijvoorbeeld geen zwangere vrouwen of oude of zieke mensen pijnigen. De
belangen van de beklaagde werden verdedigd door een advocaat. Hij had een diploma
van licentiaat of doctor in de rechten en moest jaarlijks de eed afleggen. Daardoor
verbond hij zich de belangen van zijn klanten te verdedigen, geen te hoog loon te
vragen, eerbiedig te zijn tegenover zijn oversten en andere raadsheren en geen
onrechtvaardigen te verdedigen. Straffen werden openbaar uitgesproken en ook
publiekelijk uitgevoerd. Dit was om een voorbeeld te stellen en de overige bevolking af
te schrikken. Vanaf de achttiende eeuw werd ook gebruik gemaakt van opsluiting om
zo de misdadigers aan de maatschappij te onttrekken. Men kon geen beroep
56
aantekenen, maar wel om genade vragen aan de vorst of de rechter. Een grote
genadeverklaring gebeurde wel eens wanneer de vorst iets te vieren had, zoals de
geboorte van een kind. Ook kon men overgaan tot een minnelijke schikking. Dit
betekende dat beide partijen een geldsom overeenkwamen om de geleden schade te
vergoeden.72
3.2.3 De documenten in het procesdossier.
1755-64 1775-84 Vrouwen Mannen Vrouwen Mannen Totaal
Pointen en artikelen 11 9 19 5 44
Klacht 1 3 1 5 Dagvaarding 2 7 1 10 Verklaring 2 15 20 3 40 Getuigenis 2 4 11 7 24
Collocatieverzoek 1 1 3 5 Arrestatiebevel 1 1 2
Brief 2 4 13 2 21 Portret 3 6 3 12
Lijst bezittingen bij aanhouding 1 1
Overzicht en afsluiting zaak 3 5 8
Overlevering gevangenen 1 1
Vonnis 1 2 3 Akte van
parochieregister 2 3 5
Bekentenis 1 1 Totaal 21 43 92 26 182
Het bewijzen van de beschuldigingen gebeurde telkens met documenten. Het
belangrijkste document was de zogezegde ‘pointen en artikelen’ of het verhoor. Hierin
werd eerst geïnformeerd naar de beklaagde, zoals naam, leeftijd, plaats van afkomst,
beroep, filiatie en echtgenoot of echtgenote. Dit werd gevolgd door een aantal vragen
in verband met de begane misdaad en antwoorden die in de marge genoteerd werden.
Ook verklaringen en getuigenissen van de directe omgeving van de beklaagde waren
zeer belangrijk. 72 De Vriendt, Griet. Overspel in de Zuidelijke Nederlanden van de 16e tot de 18e eeuw. Leuven (onuitgegeven licentiaatverhandeling KU Leuven), 2003, s.p. (promotor: Vanhemelryck). http://www.ethesis.net/
57
Brieven speelden ook een grote rol. Er zijn hiervan eenentwintig exemplaren
bewaard gebleven. Dit waren vaak onderhandelingen tussen verschillende
stadsbesturen. Supplianten en getuigen schreven soms ook een brief aan de schepenen
van de Keure om de misdaden van een familielid of kennis op te biechten.
Verder onderscheiden we nog vonnissen, klachten, collocatieverzoeken, portretten
enzovoort. Opvallend was de lijst van bezittingen bij één arrestatie. Dit werd
bijgevoegd omdat de beklaagde, Jan Sonneville, naast overspel en concubinaat ook
beschuldigd werd van diefstal. De schepenen hoopten een deel van de buit tussen zijn
bezittingen terug te vinden.
3.3 Overzicht van de misdaden van overspel en concubinaat.
Alweer heb ik gebruik gemaakt van steekproeven. Het doorzoeken van alle dozen in de
reeks 213 voor de zeventiende en achttiende eeuw bleek een onmogelijke opdracht voor
een thesis. Weer heb ik gekozen voor de steekproeven 1620-26, 1650-56, 1680-86,
1715-24, 1755-64 en 1775-84. Ik heb echter slechts resultaten gevonden voor de laatste
twee steekproeven. Bij de jaren daarvoor waren het vooral processen rond
geweldplegingen, diefstal en het niet naleven van bepaalde reglementen, bijvoorbeeld
op de verkoop van bier, die naar voor kwamen. Specifieke zaken rond overspel en
concubinaat heb ik niet teruggevonden. Mijn analyse zal dan ook gericht zijn op de
twee laatste steekproeven, namelijk 1755-64 en 1775-84. Maar zelfs hierin kunnen al
verschillen opgemerkt worden. Dit wijst erop dat de rechtspraak een zeer snelle
evolutie onderging.
De procesdossiers bevatten enorm veel informatie. Zo is het mogelijk een
uitgebreid beeld te schetsen van de beschuldigden en hun omgeving. Ook kunnen we
het verloop van een proces volgen aan de hand van de verschillende documenten. Zoals
de fiches al aangaven beschikken we over de gegevens van de beschuldigde zoals het
geslacht, de leeftijd, de plaats van afkomst, het beroep en hun ouders. Ook van de
supplianten, getuigen en andere betrokkenen bezitten we voldoende data. Daarnaast
zijn er eveneens de gegevens over de bestraffing en eventuele vroegere opsluitingen. Ik
heb als extraatje ook het aantal en de inhoud van de verschillende documenten,
58
aanwezig in elk procesdossier, vermeld. Op basis van deze informatie kan ik dus een
prachtige analyse maken van de zaken van overspel en concubinaat.
3.3.1 De beklaagden.
3.3.1.1 De misdrijven van de beklaagden.
1755-64 1775-84 Totaal Overspel vrouw 3 4 14 Overspel man 3 1 4 Concubinaat 4 4
Overspel en concubinaat 4 4 8 Minnares overspel 6 12 18 Minnaar overspel 1 1
Totaal 17 35 52
Voor de periode van 1755-1764 heb ik zeventien rechtzaken gevonden die handelen
over overspel en concubinaat. Voor de tweede periode, namelijk 1775-1784, vond in
vijfendertig procesdossiers terug. Dit brengt het totaal van de door mij onderzochte
zaken op tweeënvijftig. Zoals ook al in het vorige hoofdstuk opviel is er alweer een
grote meerderheid van zaken die handelen over overspel. Ook bij de schepenbank van
de Keure werd dus meer overspel vervolgd in tegenstelling tot concubinaat.
In veertig zaken is er sprake van overspel. Deze zaken zijn op te delen in enkele
subcategorieën. Allereerst zijn er de vrouwelijke overspeligen. In de eerste periode zijn
er drie gevallen gesignaleerd. Zowel bij Cornelia Lippens als bij Anne Catharine Visch
is de minnaar onbekend. Zij werden ervan beschuldigd met mannen te verkeren. Anne
Catharine Visch werd daarenboven ook verweten dat ze overdreven dronk en het
huishouden verwaarloosde. Isabelle Therese Missuwe’ s minnaar is wel bekend. Zij
liep weg bij haar man om te kunnen verkeren met Ignatius Bruyerstraete. Voor de
tweede periode in mijn steekproeven zijn er maar liefst vijftien gevallen van overspel
gekend. Ik zal hiervan enkele opmerkelijke zaken als voorbeeld aanhalen. De overige
zijn terug te vinden in de bijlagen, behorend tot dit hoofdstuk. Anne Huibrecht is een
eerste voorbeeld. Zij was gehuwd met Augustinus Fijn. Ze werd verbannen uit de
buurt waar ze woonde omwille van haar omgang met verscheidene personen.
Achtereenvolgens ging ze dienen bij loodgieter Dhont, N. Maes, Barbarosse, N.
Beyaert, Charles Bouillion en vele meer. Tijdens haar verblijf bij deze verschillende
59
personen werd ze ervan beschuldigd seksuele relaties met hen te hebben. Er werd ook
uitdrukkelijk vermeld dat ze al jaren haar paasplicht niet was nagekomen en bijgevolg
verlaten was door God. Ook mevrouw Le Febvre is een geval apart. Zij was een
getrouwde vrouw die samen met haar twee dochters, respectievelijk negen en achttien
jaar, zowel gehuwde als ongehuwde mannen bij haar thuis ontving. Buren getuigden
dat ze vreemde mannen zagen door de vensters van de bovenkamers van het huis van Le
Febvre. Marie Watté bedroog haar man dan weer met de nachtwaker Matthijs
Augustijn. Zij baarde ook twee of drie bastaarden. De zaak van Angenicta Pieterssens,
de echtgenote van Jan Lodewijck, is eveneens een typisch geval. Wanneer ze beviel
van een bastaard ten huize van Hendrick Christiaen, werd haar gevraagd de vader te
noemen. Ze verklaarde dat de vader haar aangetrouwde broer Jan David France was,
een vierenveertigjarige man uit Danzig. Daar we weten dat zij 24 jaar oud was kunnen
we ons afvragen wat zo aantrekkelijk was aan deze twintig jaar oudere man. Als laatste
wil ik Marie Caroline de Rocke bespreken. Zij was de vierenvijftig jaar oude
echtgenote van Joseph Kerrebrouck. Reeds haar hele leven had ze buitenechtelijke
relaties. Daarenboven was ze ook drankverslaafd en verkocht ze al hun goederen om
haar verslaving te kunnen betalen. Ze sleurde ook haar zoon Jacobus mee in de
afgrond. Wanneer ze praatte over haar drankverslaving noemde ze het ‘een duivel die
haar bij haar keel greep’.
Als tweede subcategorie zijn er de mannelijke overspeligen. Charles Morel
verkeerde twee jaar met zijn dienstmeid Catharine Waldack. Hij stuurde haar zelfs naar
Wachtebeke om te bevallen van zijn kind. Carel Mortier bedroog zijn vrouw met
ondeugende vrouwen en kreeg hiervoor regelmatig vermaningen van zijn broer Egidius.
Zowel Janssens als Jacobus Gilleyn waren militair van beroep. Dit verklaart deels
waarom ze de mogelijkheid hadden om hun vrouw te bedriegen. Janssens verkeerde
met Anne Kerckhove en Gilleyn met ene Mie, een getrouwde vrouw.
Verder zijn er nog twee subcategorieën en wel deze van de minnaressen en de
minnaars bij overspel. Zijzelf pleegden geen overspel, maar waren er wel deels voor
verantwoordelijk. Sommige van deze vrouwen waren prostituees die onder hun
cliënteel ook getrouwde mannen hadden. Dit is onder andere het geval bij Francoise
Sermens, Caroline Verschraeghen en Marie Livine Cornelis. Enkele bekende bordelen
waren deze van Jan Vollaert in de Meyskenshuisstraete en van Pieter Godefroy. Vaak
waren het ook ongetrouwde vrouwen die minnares waren van één of twee mannen.
Jacoba Schippers was zo een vrouw. Zij werd verlost van een kind, waarna ze
60
verklaarde dat de vader de oom van haar moeder was. Hij was een getrouwde
peperkoekenbakker uit Middelburg. Maar men kon het ook dichter bij huis zoeken.
Joanna de Kinderen raakte zwanger van haar buurman Francies Hertogh, welke reeds
getrouwd was met Livine de Meester. Nog dichter bij huis was het geval bij Maria
Cornelia Huysman. Onder het mom in Gent te gaan werken als dienstmeid verliet ze
Hulst om te bevallen van het kind dat verwekt was door haar stiefvader Paulus Nonkels.
Er is één minnaar gekend in mijn onderzoek. Maillard, een licentiaat in de rechten,
verkeerde in Brussel met een getrouwde vrouw. Dit werd openbaar nadat haar
echtgenoot op Maillard geschoten had.
Naast de vele zaken van overspel zijn er deze die handelen over concubinaat. In
mijn gehele onderzoek vond ik er vier. Jacques Le Leu, een eenenveertigjarige musicus
en pijpenbouwer uit Valenciennes, vluchtte samen met Jacqueline Dozon en haar
dochtertje Anne Joseph Prevost naar Gent om daar als ‘getrouwd’ koppel te leven.
Marie Josephe Le Maitre leefde in concubinaat met haar stiefvader. Daarnaast
verkeerde ze eveneens met soldaten, feiten waarvoor ze gegeseld werd door een
kolonel. Cornelia van der Steenen en Pieter de Clercq werden schuldig bevonden aan
concubinaat. Zij was ervan overtuigd dat het clandestiene huwelijk dat ze aanging met
Pieter geldig was en dat ze dus probleemloos konden samenwonen en –slapen. Zelfs na
de vernietiging van hun feitelijk huwelijk door de officialiteit leefden ze toch verder in
concubinaat. Anne Marie Pijpers en ene Driessens waren beide vreemdelingen in de
stad Gent. De buurt waar ze woonden klaagde hun concubinaat aan bij de schepenen
van de Keure.
Een laatste categorie is deze waarbij zowel overspel als concubinaat werd
gepleegd. Marie Farasin, vrouw van Joseph Legast, verliet haar man voor een korte reis
naar Duinkerke. Daar ontmoette ze echter Carel de Rudder. Carel was een vrije
schipper, met wie ze in concubinaat ging leven en zelfs een kind kreeg. De zaak van
Jacqueline Dozon is reeds bekend. Zij leefde in concubinaat met Jacques le Leu, maar
omdat zij getrouwd was werd zij eveneens beschuldigd van overspel. Marie Jacqueline
Bicqué verliet eveneens haar man om met haar dochter en Frans Coblet naar Brugge te
trekken. De mannen beschuldigd van overspel en concubinaat gaven vaak aanleiding
tot ellenlange processen. Jacobus Dupersijn kreeg kennis met Joanne Vermeulen,
echtgenote van Louis Ploui. Samen trokken ze in bij ene Cordon waar hij Joanne liet
doorgaan voor zijn vrouw. Jan Sonneville was een getrouwd man die er meerdere
minnaressen op nahield. Nadat hij reeds getrouwd was met Marie de Winter, huwde hij
61
nogmaals te Tielt. Hierna ging hij in concubinaat leven met Anne Renterghem. Het is
onzeker of dit zijn zogezegde tweede echtgenote was. Joannes Goewie bedroog zijn
eerste echtgenote Livine Librecht met Coleta Peperseele. Nadat zijn vrouw gestorven
was, hertrouwde hij met Coleta, die hij op haar beurt bedroog met Marie Mast, de
winkelmeid. Samen met deze laatste vluchtte hij naar Sas van Gent en Amsterdam en
deden zich daar voor als gehuwde lieden. Marie veranderde zelfs haar familienaam van
Mast naar Bavé.
3.3.1.2 Het geslacht van de beklaagden.
In de tweeënvijftig procesdossiers zijn er slechts negen beklaagden van het mannelijk
geslacht of 17 procent en dit in verhouding tot drieënveertig zaken met vrouwelijke
beklaagden of 83 procent. Het weerlegt de stelling van Marc Therry, die beweert dat
overspel een overheersend mannelijk misdrijf was.73 Anne Marie Roets stelt
daarentegen in een artikel dat het onjuist is dat mannen meer criminele feiten pleegden
dan vrouwen. Haar verklaring hiervoor is dat vrouwen minder in de gerechtelijke
bronnen werden opgenomen. Ook werden vrouwen sneller vrijgelaten zonder
vervolging en pleegden ze misdaden die moeilijker werden bespeurt.74 Bovendien
omschrijft ze seksuele delicten en politieovertredingen als typisch vrouwelijke
misdaden.75
De verschillende delicten zijn allen aanwezig bij de mannelijke en de
vrouwelijke sekse. Mannen zijn actief in overspel, concubinaat en beide samen en zelfs
als minnaar. Dit gebeurt natuurlijk wel in kleinere aantallen dan de vrouwen.
Misschien gaven mannen hun overspelige vrouwen veel sneller aan bij de schepenen
van de Keure dan omgekeerd het geval was. Mannen waren de baas in huis en lieten
hun maritale macht dan ook gelden.
Ook in mijn onderzoek komen meer vrouwen dan mannen voor.
76
73 Therry, Marc. De religieuze beleving bij de leken in het 17e eeuwse bisdom Brugge (1609-1706). Brussel, Koninklijke academie voor wetenschappen, letteren en schone kunsten van België, 1988, p. 81.
Een echtgenote die hen bedroog was
onaanvaardbaar en moest dus bestraft worden. Vrouwen daarentegen waren
handelingsonbekwaam. Zij mochten slechts in bepaalde gevallen een rechtshandeling
uitvoeren. Één van die gevallen was wanneer ze een zaak aanhangig maakte bij de
74 Roets, Anne-Marie. “Vrouwen en criminaliteit : Gent in de achttiende eeuw.” In: Tijdschrift voor geschiedenis, 95 (1982), p. 364. 75 Roets, Anne-Marie. “Vrouwen en criminaliteit : Gent in de achttiende eeuw.” In: Tijdschrift voor geschiedenis, 95 (1982), p. 371. 76 Heirbaut, Dirk. Privaatrechtgeschiedenis van de Romeinen tot heden. Gent, Academia press, 2005, p. 194.
62
rechter die gericht was tegen haar man. In andere rechtzaken was het steeds de man die
optrad als vertegenwoordiger van zijn vrouw.77
Vrouwen waren tevens minder vertrouwd met de wetgeving zo lijkt. Cornelia
van der Steenen was ervan overtuigd dat haar feitelijk huwelijk met Pieter de Clercq
rechtgeldig was. Zij was dus niet op de hoogte van de wetswijziging. Na het concilie
van Trente was het clandestien huwelijk niet langer een geldige verbintenis. Haar
onwetendheid zorgde ervoor dat ze beschuldigd werd van concubinaat zonder dat ze
zich van enig kwaad bewust was.
De vrouw zal dan ook minder snel de
stap gezet hebben naar de rechtbank. Want zo reageerde ze tegen degene die voor haar
zorgde en kon ze er eveneens voor zorgen dat hij brutaal of agressief werd, of zoals de
man het zou verklaren ‘zijn maritale macht uitoefenen’.
3.3.1.3 De leeftijd van de beklaagden.
1755-64 1775-84 Vrouwen Mannen Vrouwen Mannen Totaal
Onbekend 8 3 14 2 27 16-20 1 2 3 21-25 1 7 8 26-30 1 1 2 4 31-35 2 5 7 36-40 41-45 1 1 2 46-50 51-55 1 1 Totaal 11 6 32 3 52
Zoals de tabel duidelijk maakt kennen we van ongeveer de helft van de beklaagden de
leeftijd. In zevenentwintig dossiers (52%) werd er geen vermelding gemaakt. In de
overige achtenveertig procent van de zaken is de leeftijd wel gekend. Opmerkelijk
hierin is de eerder jonge leeftijd van de beklaagden. Vijftien beklaagden zijn jonger dan
dertig. Verder zijn er ook nog eens negen dertigers, twee veertigers en slechts één
vijftiger. De jongste persoon in dit gezelschap is Joanna de Kinderen met haar zestien
jaar. Zij werd ervan beschuldigd de minnares te zijn van haar buurman, Francies
Hertogh, een getrouwd man. De oudste van het kleurrijke gezelschap is Marie Caroline
de Rocke, vierenvijftig jaar oud. Zij was bij haar veroordeling reeds zesendertig jaar 77 Heirbaut, Dirk. Privaatrechtgeschiedenis van de Romeinen tot heden. Gent, Academia press, 2005, p. 195.
63
gehuwd met Joseph Kerrebrouck. Gedurende dit huwelijk had ze een affaire met Gillis
Jacobs.
Overspel en concubinaat kwam dus op alle leeftijden voor, maar vooral in de
leeftijdscategorie tussen twintig en vijfendertig. Dit is de leeftijd waartussen de meeste
huwelijke werden gesloten en men dus ook overspel kon plegen. Volwassen werd men
op vijfentwintig en bijgevolg liet men sneller zijn familie achter om met een minnares,
minnaar of bijzit weg te trekken.
3.3.1.4 De plaats van afkomst van de beklaagden.
1755-64 1775-84 Vrouwen Mannen Vrouwen Mannen Totaal
Onbekend 7 3 7 17 Gent 1 2 17 2 22
Brugge 1 1 2 Grammene 1 1
Torhout 1 1 Wakkene 1 1
Valenciennes 1 1 2 Nivelle 1 1 Brussel 1 1
Henegouwen 1 1 St.-Omer 1 1
Middelburg 1 1 Hulst 1 1
Totaal 11 6 32 3 52
Niet elk procesdossier bevat de plaats van afkomst van de beklaagde. Bij zeventien van
de door mij onderzochte gevallen (33%) is er geen plaats gekend. Van de overige
beklaagden weten we waar ze gedomicilieerd waren. De grote hoeveelheid Gentenaars
lijkt mij vanzelfsprekend. Zij werden in hun eigen stad veroordeeld. Maar zoals de
tabel weergeeft was er ook een ruime selectie uit ander steden en gemeenten. Naast
Gent is er ook het Oost-Vlaamse Grammene. Verder zijn er nog enkele plaatsen in
West-Vlaanderen, waaronder Brugge, Torhout en Wakkene. Ook dit was niet echt ver
van Gent. Tussen Brugge en Gent was er in de Nieuwe Tijd trouwens een nauwe
samenwerking. In de twee zaken die handelen over Bruggelingen zijn er veel brieven
aanwezig in de documenten van het procesdossier. Er wordt in de brieven zelfs
verwezen naar de nauwe samenwerking tussen Brugge en Gent in het uitwisselen en
aanhouden van misdadigers. Ook Brabantse beklaagden eindigden wel eens in Gent.
64
Zo is er één Brusselaar en één persoon uit Nivelle. Nog een andere persoon kwam uit
Henegouwen, maar het exacte dorp of stad werd niet vermeld. Deze voorgaande
plaatsen zijn allemaal gelegen in het huidige België. Maar eveneens van daarbuiten
kwam men naar Gent. Enkelen kwamen uit het Noorden, namelijk Hulst en
Middelburg. In het zuiden was dan weer Noord-Frankrijk populair, met Valenciennes
en St.-Omer als plaatsen van herkomst.
Beklaagden kwamen vaak naar Gent met hun minnaar of bijzit om aan de
controle van de eigen gemeenschap te ontsnappen. Gent was een grote stad en oefende
een aantrekkingskracht uit op vreemdelingen. In een drukke stad als Gent kon men ook
zonder problemen anoniem opgaan in de massa. Het zijn dan ook vaak buren die
klagen over de vreemdelingen in hun buurt. Een voorbeeld hiervan is het concubinaat
tussen Anne Marie Pijpers en ene Driessens. Zij waren beide vreemdelingen die in de
buurt van de ‘crommen waele’ kwamen wonen. Wanneer ontdekt werd dat zij in
concubinaat leefden en daarenboven een bordeel uitbaatten vanuit hun huis, klaagde de
buurt hen aan bij de schepenen van de Keure.
Tenslotte valt op dat de vreemdelingen meestal vrouwen waren. Van de
beklaagden waarvan de plaats van herkomst bekend was, zijn er slechts twee mannen
die niet uit Gent kwamen. Jan Sonneville was afkomstig uit Grammene, een
deelgemeente van Deinze. Hij moest niet zo ver reizen om in Gent terecht te komen.
Jacques Le Leu was de enige man die echt van ver kwam, namelijk van Valenciennes.
Vrouwelijke misdadigers waren dus veel mobieler dan hun mannelijke soortgenoten.
De grote controle van thuis uit was wellicht de reden waarom ze voor anonimiteit
verder moesten migreren.
3.3.1.5 Het beroep van de beklaagden.
1755-64 1775-84 Vrouwen Mannen Vrouwen Mannen Totaal
Onbekend 7 1 14 22 Verkoper-
verkoopster 2 2 2 6
Militair 1 1 2 Spellewerkster 2 8 10 Kleermaker-
oude klerenkoper
1 1
Dienstmeid 1 5 6
65
1755-64 1775-84 Vrouwen Mannen Vrouwen Mannen Totaal
Advocaat 1 1 Spinster 1 2 3 Musicus/
fluitbouwer 1 1
Breister 1 1 Naaister 2 2 Strijkster 1 1 Totaal 11 6 35 4 56
Alweer is er een deel van de beklaagden waarvan het beroep onbekend blijft, namelijk
in tweeënveertig procent van de gevallen. Voor alle andere zaken zijn we op de hoogte
van het beroep. Allereerst valt het prominente belang van de textiel op. Gent was
bekend voor zijn textielnijverheid. Onder de beroepen in de tabel hierboven noteren we
onder andere spellewerksters of kantklossters, spinsters, een breister, naaisters en een
strijkster. Dit waren allemaal typisch vrouwelijke stielen. Ook de kleermaker en oude
klerenkoper oefende een beroep uit dat gerelateerd kan worden aan de textielnijverheid.
Verkopers en verkoopsters zijn ook aanwezig. Door hun beroep kwamen zij in
contact met verschillende mensen en konden zo al sneller iemand leren kennen.
Hetzelfde geldt voor de musicus-fluitbouwer. Het spelen van muziek op openbare
plaatsen gaf hem de kans om mensen te ontmoeten.
Militairen hadden de opportuniteit om mensen te ontmoeten buiten de eigen
contreien. Regimenten trokken het hele land door en zelfs daarbuiten om de eigen
bevolking te verdedigen. Op deze lange tochten, vaak ver weg van huis, konden ze zich
wel eens eenzaam voelen. Dit gaf aanleiding tot seksuele relaties her en der. Wanneer
een regiment passeerde kon men maar beter zijn dochters thuishouden.
Dienstmeid is ook een veelvoorkomend beroep onder overspeligen en personen
die in concubinaat leefden. Wanneer een vrouw ging werken en inwonen ten huize van
een al dan niet getrouwde man, resulteerde dit vaak in een seksuele relatie. Relaties
tussen werkgever en werknemer waren een veelvoorkomend fenomeen.
Als laatste professie in het rijtje is er een advocaat. Hij is de enige beklaagde die
een universitair diploma behaalde. Bij alle voorgaande beroepen was een korte
opleiding bij een vakman de enige noodzaak. Vaak werden deze stielen overgedragen
van vader of moeder op zoon of dochter. De advocaat daarentegen moest aan de
universiteit studeren om een diploma als licentiaat in de rechten te behalen. Zijn loon
zal aanzienlijk hoger gelegen hebben dan de inkomsten uit de andere beroepen. Hieruit
66
kunnen we het bewijs halen dat overspel en concubinaat een zaak was van alle sociale
klassen.
3.3.1.6 De ouders van de beklaagden.
1755-64 1775-84 Vrouwen Mannen Vrouwen Mannen Totaal
Onbekend 7 3 14 2 26 Enkel vader 1 1 15 17 Beide ouders 3 2 3 1 9
Totaal 11 6 32 3 52
In de helft van de zaken waren de ouders van de beklaagde onbekend. Er is een
duidelijke link tussen de bekendheid van de leeftijd en van de ouders. Wanneer men de
leeftijd weet, is men meestal ook op de hoogte van de namen van één of beide ouders.
Dit kan gerelateerd worden aan de soorten documenten. Deze waar de leeftijd in
voorkomt bevatten meestal ook meer informatie zoals het beroep van de beklaagde en
de namen van de ouders. Ook is er nooit sprake van enkel de moeder die bekend is.
Het belang van de vader is hier overduidelijk. De vrouw had dan ook geen macht over
haar kinderen.78 Deze macht behoorde ten volle toe aan de vader, de zogenaamde
paternale macht. Tot het bereiken van de meerderjarigheid of tot het huwelijk was het
kind onderworpen aan zijn vader.79
3.3.2 De supplianten, getuigen en andere betrokkenen.
1755-64 1775-84 Vrouwen Mannen Vrouwen Mannen Totaal
Minnaar/ minnares 8 9 4 29 50 Vermaner 1 2 3 Bastaard 2 1 3
Broer/ zus 1 1 Bordeelhouder 2 6 8 Logieshouder 4 3 16 23
Werkgever 2 1 4 7 Kind uit huwelijk 5 5
Kennis 1 1 7 9 78 Heirbaut, Dirk. Privaatrechtgeschiedenis van de Romeinen tot heden. Gent, Academia press, 2005, p. 195. 79 Heirbaut, Dirk. Privaatrechtgeschiedenis van de Romeinen tot heden. Gent, Academia press, 2005, p. 199.
67
1755-64 1775-84 Vrouwen Mannen Vrouwen Mannen Totaal
Vroedvrouw 5 5 Peter / meter 3 3 6
Moeder/ vader 1 1 Echtgenoot 1 1
Totaal 10 20 24 68 122
De verschillende mensen die betrokken raken bij een procesdossier voor overspel en
concubinaat variëren in hun relatie tot de beklaagde. Dit is duidelijk af te leiden uit de
bovenstaande tabel. Wanneer we misdrijven zoals overspel en concubinaat bespreken is
het vanzelfsprekend dat er sprake is van minnaars en minnaressen. In mijn onderzoek
tref ik er vijftig aan. Dit lijkt misschien een raar getal daar ik tweeënvijftig zaken
onderzocht heb, maar dit is te verklaren. Deze groep betrokkenen komt natuurlijk enkel
voor bij die zaken waarbij de beschuldigde overspel of concubinaat pleegt. Zoals
hierboven bij de misdrijven van de beklaagden werd uitgelegd was er eveneens een
subcategorie minnaars en minnaressen. Met ander woorden zijn er dus ook beklaagden
die tot deze categorie behoren en die in dit deel van het hoofdstuk niet meer besproken
worden. De vijftig personen uit de tabel zijn te verdelen over de drieëndertig zaken
waarin de beklaagde schuldig was aan overspel, concubinaat of beide. Hieruit kunnen
we dan ook afleiden dat sommige mannen en vrouwen meerdere minnaars of
minnaressen hadden. Er waren er enkele met twee of meerdere buitenechtelijke relaties.
Zo was er bij Jan Sonneville sprake van vier vrouwen, zijn echtgenote niet
meegerekend, waarmee hij seksueel contact had. Met twee ervan leefde hij in
concubinaat en één ervan was zelfs zijn zogezegde tweede echtgenote, met wie hij te
Tielt in het huwelijksbootje stapte. Hij was kortweg bovenop zijn overspel en
concubinaat nog eens schuldig aan bigamie. Isabelle Goossens had drie minnaars.
Twee ervan, Jan en Francois Cnudde, waren broers.
Een tweede categorie betrokkenen die veel voorkomt is de logieshouder. Men
kon niet zomaar in de eigen woonkamer overspel of concubinaat plegen. Vandaar dat
vele beklaagden naar logementen uitweken om daar hun rendez-vous te houden. Ook
zij die niet van Gent waren, welke toch een behoorlijk aandeel innamen, hadden een
plaats nodig en verbleven vaak in logementen. Deze werden meestal uitgebaat door een
man. Slechts drie vrouwelijke logieshouders zijn bekend in tegenstelling tot twintig
mannelijke. Tevens waren er de bordelen waar we vooral de minnaressen van overspel
terugvinden, om met gehuwde mannen te verkeren. Zo droegen ze bij aan het overspel
68
van de getrouwde mannen die daar langskwamen. Enkele bekende bordelen waren deze
van Jan Vollaert en van Pieter Godefroy.
Familie en kennissen zijn ook veelvoorkomende betrokkenen. Ouders, broers en
zussen, echtgenoten en kinderen. De naaste familie hing dus zeker een oogje in het zeil.
Wanneer iemand voor de rechter moest verschijnen klopte men allereerst bij hun
familieleden aan voor getuigenissen. Zij leefden dagdagelijks met de beklaagde en
waren vaak op de hoogte van hun misdrijf. Soms was de familie zelfs medeplichtig. Zo
logeerde Barbarine sans Pareille samen met haar vader in het logement van N. Cazar,
waar ze verkeerde met getrouwde en ongetrouwde mannen. De echtgenote van N. Le
Febvre verwende de mannelijke populatie samen met haar twee dochters. Anne Marie
Simons werd door haar moeder verzorgd van kledij in het logement waar ze verbleef.
En Maria Cornelia Huysman beviel in het huis van haar oom in Gent van haar bastaard.
Andere familieleden en kennissen wilden hen dan weer op het goede pad helpen.
Egidius Mortier vermaande zijn broer Carel Mortier bijvoorbeeld vaak voor zijn
overspel. Maar Carel negeerde de opmerkingen en diende toch voor de rechter te
verschijnen.
Werkgevers werden ook regelmatig als getuige verhoort. Bij dienstboden was
dit zeker het geval. Zij woonden meestal bij hun werkgever in en wanneer zij iemand
meebrachten naar diens huis of een nacht ervan wegbleven werd dit opgemerkt.
Vroedvrouwen waren ook een aanwijzer voor overspel en concubinaat.
Wanneer een kind geboren werd waren zij verplicht navraag te doen wie de vader van
het kind was. Indien de vrouw ongehuwd was, had men de zekerheid dat het om een
buitenechtelijk kind ging. Maar ook bij getrouwde vrouwen was de naam van vader
niet altijd die van de echtgenoot. Vroedvrouwen waren dan ook meestal op de hoogte
van overspel en concubinaat.
De bastaarden zelf werden ook bij het procesdossier betrokken als ze oud
genoeg waren. Bastaarden zijn bij definitie afkomstig uit een buitenechtelijke relatie en
zijn hierdoor na betrapping het beste bewijs voor deze misdrijven.
3.4 De bestraffing door de schepenbank van de Keure.
69
Omdat mijn gegevens afkomstig zijn uit de tweede helft van de achttiende eeuw zijn de
typisch Middeleeuwse restanten van lijfstraffen, schandestraffen en verbanningen bijna
niet meer terug te vinden. Er zijn vijf rechtszaken waar zulke bestraffingen nog
voorkomen. Jan Sonneville, een getrouwd man met maar liefst vier minnaressen en
waarvan hij met één ervan zelfs trouwde (bigamie), kreeg een vernederende straf
opgelegd. Hij moest op het schavot voor het stadhuis verschijnen en werd daar
gegeseld met roeden op zijn blote rug tot lopende bloede. Daarenboven werd hij voor
20 jaar uit Vlaanderen verbannen. De dochter van N. Wesemael moest samen met haar
moeder de buurt van de Vinstraete over de Nieuwbrugge, waar ze woonden, verlaten en
dit door een klacht van de buurt bij de schepenen van de Keure. De echtgenote van N.
Le Febvre diende de stad te verlaten wegens haar overspel, waarbij ze haar beide
dochters betrok. Jacques Le Leu was afkomstig uit Valenciennes. Daar hij geen
inwoner was van Gent en daar enkel verbleef om in concubinaat te kunnen leven met
Marie Jacqueline Dozon, kreeg hij het verbod ooit naar Gent weer te keren. Livine
Gentil werd reeds twee keer eerder opgesloten. Telkens werd ze uit de gevangenis
geslaakt met scherpe roeden. Men wou haar op deze manier waarschijnlijk op het
rechte pad zetten, maar haar dossier bewijst het tegendeel.
De overige straffen die bekend zijn, zijn gevangenisopsluitingen. Vanaf de
tweede helft van de achttiende eeuw kwam het gevangeniswezen op. Intellectuelen
raakten het er over eens dat het beter was de gevangenen te rehabiliteren dan hen af te
straffen via lijfstraffen. Één van de grote voortrekkers van dit idee in Gent was onder
andere Vilain XIIII. Als burggraaf van Gent was hij verantwoordelijk voor de
oprichting van het provinciaal correctiehuis in Gent, dat zijn deuren opende in het jaar
1773.80
Het zal later nog terugkomen bij de plaatsen van opsluiting.
3.4.1 De plaats van opsluiting.
Ik zal hierna onderscheid maken tussen drie plaatsen van opsluiting, namelijk de plaats
van voorarrest, de eigenlijke plaats van opsluiting en mogelijke vroegere
gevangenisstraffen.
3.4.1.1 Voorlopige hechtenis.
80 Van Waeijenberge, Frédéric. Collocatie te Gent, 1750-1779. Gent, (onuitgegeven licentiaatverhandeling universiteit Gent), 1994, p. 88. (promotor: H. Soly)
70
1755-64 1775-84 Vrouwen Mannen Vrouwen Mannen Totaal
Onbekend 9 6 20 2 37 Stadsgevangenis
Gent 1 11 1 13
Brugge 1 1 2 Totaal 11 6 32 3 52
Voor en tijdens het onderzoek werden de criminelen voorlopig in de gevangenis
opgesloten. Dit gebeurde in de stadsgevangenis zoals de tabel hierboven aangeeft. De
plaats van deze voorlopige hechtenis was in vijftien zaken (29%) bekend. Dertien van
deze vijftien personen werden gevangengezet in de stadsgevangenis van Gent. In de
tweede periode (1775-84) zijn er twee stadsgevangenissen, namelijk de oude
stadsgevangenis en de Amigo. Opsluiting in Gent is vanzelfsprekend wanneer men
procesdossiers van de schepenbank van de Keure onderzoekt. Maar er waren ook twee
beklaagden opgesloten in Brugge. Marie Farasin was hier één van. Zij was bij haar
man weggegaan en had overspel en concubinaat gepleegd met de Brugse Carel de
Rudder. Zij hadden eveneens in concubinaat in Gent verbleven en werden hiervoor
vervolgd door de schepenen van de Keure. Deze zorgden voor de aanhouding, waarna
er een uitlevering volgde. In het dossier waren brieven opgenomen tussen Gent en
Brugge, waarin de uitlevering van de twee beklaagden aan Brugge werd geregeld. Ze
werden overgebracht naar Brugge om daar hun proces af te wachten. Therese
Walderick werd op haar beurt in Brugge aangehouden en in voorlopige hechtenis
geplaatst. Ook hier zijn brieven tussen beide stadsbesturen bewaard gebleven.
3.4.1.2 De eigenlijke plaats van opsluiting.
1755-64 1775-84 Vrouwen Mannen Vrouwen Mannen Totaal
Onbekend 6 3 19 2 30 Tuchthuis Gent 5 2 7 Stadsgevangenis
Gent 1 1 2
Provinciaal correctiehuis
Gent 12 1 13
Totaal 11 6 32 3 52
71
In de eerste periode hebben we twee eigenlijke plaatsen van opsluiting, namelijk het
tuchthuis van Gent en de stadsgevangenis. Al sinds 1625 is er te Gent een stedelijk
tuchthuis. Maar slechts vanaf 1675 werden er ook misdadigers opgesloten.81 In deze
locatie werden de gevangenen tewerkgesteld in verschillende stielen, waaronder textiel,
tabak en houtraspen. In deze instelling werden ook krankzinnigen geplaatst, waar ze
zich vanaf 1775 exclusief op toelegden. Dit is ook de reden waarom ze in de tweede
periode niet meer voorkomt tussen de instellingen.82 Alle criminele veroordeelden
worden vanaf dat moment ondergebracht in het provinciaal correctiehuis. De
stadsgevangenis bestond uit twee aparte instellingen. Er is enerzijds de oude
stadsgevangenis, ook wel de Mammelokker genoemd, en anderzijds de Amigo of
nieuwe gevangenis. Deze laatste werd pas in 1775 opgericht en komt enkel voor in de
tweede periode.83
De tweede periode kent ook twee instellingen. Alweer zijn er de beide
stadsgevangenissen, want de Amigo was vanaf 1775 ook werkzaam. Toch gebeurde die
ene opsluiting in de oudere stadsgevangenis. Nieuw daarentegen was het provinciaal
correctiehuis, ook wel het rasphuis genoemd. Dit werd in 1773 opgericht en twee jaar
later volledig afgewerkt. Het verving het stedelijk tuchthuis dat sinds dan niet langer
crimineel veroordeelden huisvestte. Met uitzondering van één beklaagde werd iedereen
waarvan de veroordeling bekend was opgesloten in het provinciaal correctiehuis.
Het tuchthuis was meer geschikt voor een langdurige opsluiting en
werd bijgevolg vaker gebruikt voor deze doelstelling. Slechts één beklaagde eindigde
in de stadsgevangenis.
3.4.1.3 Recidivisme of plaatsen van vroegere opsluitingen.
1755-64 1775-84 Vrouwen Mannen Vrouwen Mannen Totaal
Onbekend 6 5 22 3 36 Stadsgevangenis
Gent 4 1 6 11
Tuchthuis Gent 1 4 5 Provinciaal
correctiehuis 2 2
81 Van Waeijenberge, Frédéric. Collocatie te Gent, 1750-1779. Gent, (onuitgegeven licentiaatverhandeling universiteit Gent), 1994, p. 90. (promotor: H. Soly) 82 Van Waeijenberge, Frédéric. Collocatie te Gent, 1750-1779. Gent, (onuitgegeven licentiaatverhandeling universiteit Gent), 1994, p. 92. (promotor: H. Soly) 83 Van Waeijenberge, Frédéric. Collocatie te Gent, 1750-1779. Gent, (onuitgegeven licentiaatverhandeling universiteit Gent), 1994, p. 89. (promotor: H. Soly)
72
1755-64 1775-84 Vrouwen Mannen Vrouwen Mannen Totaal
Gent Calais 1 1
Brugs spinhuis 1 1 Officialiteit 1 1
Totaal 12 6 36 3 57
Aangezien er weinig of geen rehabilitatie was, hervielen de criminelen vaak in hun
misdrijf. Dit recidivisme komt in zestien zaken aan bod en behelst eenentwintig
plaatsen van vroegere opsluiting. Sommige beklaagden waren vroeger al één of
meerder keren opgesloten voor hun dossier in de door mij onderzochte perioden. Te
Gent zijn de gebruikelijke instellingen terug te vinden. De beide stadsgevangenissen,
het stedelijk tuchthuis en het provinciaal correctiehuis. In twee gevallen gaat het niet
om een gevangenisstraf uitgezeten te Gent. Marie Farasin was reeds eerder voor drie
maanden en zes dagen in Calais gevangengezet. En Therese Walderick vertoefde al vier
jaar in het Brugse spinhuis, het stedelijk tuchthuis voor vrouwen.84
Ook was er iemand die een opsluiting in de kerkers van de officialiteit achter de
rug had. Cornelia van der Steenen werd veroordeeld voor het geestelijk hof omwille
van haar clandestien huwelijk met Pieter de Clercq. Het was ingevolge dezelfde
aanklacht, ze leefden daarna nog steeds in concubinaat, dat ze in mijn onderzoek
opduiken.
3.4.2 De termijn en de kosten van de opsluiting.
3.4.2.1 De termijn van de opsluiting.
1755-64 1775-84 Vrouwen Mannen Vrouwen Mannen Totaal
Onbekend 7 4 27 2 40 1 dag 1 1
14 dagen 1 1 1 jaar 2 2 2 jaar 1 1 3 jaar 2 1 2 5 5 jaar 1 1 6 jaar 1 1
84 Van Waeijenberge, Frédéric. Collocatie te Gent, 1750-1779. Gent, (onuitgegeven licentiaatverhandeling universiteit Gent), 1994, p. 93. (promotor: H. Soly)
73
1755-64 1775-84 Vrouwen Mannen Vrouwen Mannen Totaal
Totaal 11 6 32 3 52
In de meeste gevallen is de termijn van de opsluiting niet bekend. Dit kan op drie
manieren verklaard worden. Ten eerste is het mogelijk dat beklaagden voor een
onbepaalde termijn werden opgesloten. Men kwam dan vrij wegens goed gedrag en op
belofte van beterschap. Ten tweede kan het betekenen dat de vermelding van een
termijn overbodig was, omdat er mogelijk een vaste regelgeving bestond voor een
bepaalde misdaad, die door iedereen gekend was. Een derde en laatste verklaring is het
feit dat de schepenen van de Keure misschien nog een termijn van opsluiting van de
beklaagde moesten bepalen en dit hierdoor niet werd opgenomen in de procesdossiers.
Wanneer de termijn wel bekend is valt de variatie in duur op. Deze kan van 1
dag oplopen tot 6 jaar. Wanneer een persoon opgesloten werd voor één dag kunnen we
ervan uitgaan dat ze de beklaagde op zijn misdrijf wou wijzen, maar niet echt straffen.
Dit was het geval bij Cornelia van der Steenen. Zij werd voor haar concubinaat met
Pieter de Clercq één dag vastgehouden. Dit kwam misschien omdat ze zich er niet van
bewust was dat ze een misdrijf beging. Ze geloofde immers dat haar clandestien
huwelijk met Pieter rechtsgeldig was en dat ze bijgevolg niks misdeed. Ook Jacobus
Dupersijn werd slechts voor een korte periode van veertien dagen in de stadsgevangenis
opgesloten. Hij had een dubbele misdrijf begaan, zowel overspel als concubinaat, maar
mocht toch snel de gevangenis verlaten.
Vervolgens zijn er de opsluitingen die minstens een jaar duren. De meest
voorkomende termijn is drie jaar. Dit is zo in vijf rechtszaken van de twaalf met een
bekende termijn. Zes jaar is de maximumtermijn die ik terugvond. Anne Marie Simons
werd voor haar overspel zes jaar opgesloten in het provinciaal correctiehuis.
3.4.2.2 De kosten van de opsluiting.
1755-64 1775 Vrouwen Mannen Vrouwen Mannen Totaal
Onbekend 5 3 18 1 27 Beklaagde 5 2 12 1 20
Stad 1 1 1 3 Suppliant 1 1 2
Totaal 11 6 32 3 52
74
De kosten van de gevangenis en het proces kon men bij drie verschillende personen
vorderen. In ongeveer de helft van de zaken of achtenveertig procent is de aanwijzing
van de kosten bekend.
In de meeste gevallen werden deze kosten gedragen door de beklaagde zelf. Het
spreekwoord ‘potje breken is potje betalen’ is hier op zijn plaats. Ze stonden in voor
hun eigen stommiteiten en misdrijven. Het plegen van overspel en concubinaat was hun
eigen verantwoordelijkheid en zij moesten hiervan ook de gevolgen dragen.
Twee andere kandidaten om de rekening van de gevangenis en het proces te vereffenen
zijn de stad zelf of een suppliant. In geval van armoede van de beklaagde waardoor het
onmogelijk was voor hem of haar om de kosten te dragen, sprong de stad bij. Één van
de bestuurlijke bevoegdheden van de schepenbank was het toezicht op de armentafels.
Carel Mortier was zelf te berooid om de kosten te dragen, omdat hij zijn gehele
inkomen spendeerde aan drank en prostituees. Jacobus Gilleyn verspilde zijn geld
eveneens aan drank en vrouwen. Dit zorgde voor grote armoede voor zijn vrouw en
hun vijf kinderen. De stad stond dan ook in voor zijn kosten. Marie Anne van Cotthem
spendeerde ook al haar geld en zelfs haar trouwring om aan centen te raken. De stad
betaalde om deze reden haar kosten in het provinciaal correctiehuis.
Zoals reeds gezegd kon een suppliant ook opdraaien voor het kostenplaatje. De
echtgenoot van Anne Catharine Visch heeft het proces ingeleid door haar aan te geven
bij de schepenen van de Keure. Hij staat bijgevolg ook in voor de kosten van haar
gevangenschap. Ook bij Marie Livine Cornelis werd de zaak op gang gebracht door
familie. Haar vader Victor Bavo Cornelis stond dan ook borg voor haar kosten.
3.5 Besluit.
De procesdossiers van de schepenbank van de Keure vormen een uigebreide bron om
onderzoek te doen naar overspel en concubinaat. Deze bron geeft veel informatie over
de beklaagden en hun misdrijven. Ook de andere betrokkenen worden toegelicht. Als
wereldlijke rechtbank op lokaal niveau had ze de bevoegdheid de misdadigers op hun
territorium te vervolgen. Ik onderzocht hier de perioden 1755-64 en 1775-84.
Overspel maakte het grootste deel uit van de door mij onderzochte misdrijven,
gevolgd door overspel en concubinaat samen en concubinaat. De beklaagden waren
75
voornamelijk van het vrouwelijke geslacht. Slecht negen mannen in verhouding tot
drieënveertig vrouwen verschenen voor de rechter. De leeftijd van de beklaagden
varieerde vooral tussen twintig en vijfendertig jaar. Het merendeel was tevens
afkomstig uit Gent. Indien ze toch van buiten Gent kwamen, legden de vrouwen
gemiddeld een langere weg af. Deze mobiliteit is misschien te verklaren door de grote
controle van thuis uit, waardoor ze voor anonimiteit verder moesten migreren.
Beschuldigden van overspel en concubinaat waren ook voornamelijk werkzaam in de
textielnijverheid, het leger, het dienstbodeschap en de handel. Er was slechts één
uitzondering uit de hogere klasse, namelijk een advocaat. De ouders van de verdachten
waren ook vaak bekend. Dit gold zeker voor de vader. De moeder kwam enkel in
relatie tot haar echtgenoot ter sprake.
De supplianten, getuigen en andere betrokkenen behelsden eerst en vooral de
buitenechtelijke partners van de beklaagden. Maar ook de logies- en bordelenhouders
waar ze hun rendez-vous hielden waren zeer belangrijk, alsook familie en kennissen.
Zij kwamen bijna dagdagelijks in contact met de verdachten en konden dus veel over
hun leven vertellen. Ook werkgevers merkten dikwijls het misdadige karakter van hun
werknemers op. Vroedvrouwen en bastaardkinderen waren dan weer de ultieme
aanwijzing van overspel of concubinaat. Immers bij de geboorte van elk kind moest de
naam van de vader gedeclareerd worden.
De bestraffing op het einde van de achttiende eeuw was voornamelijk gericht op
gevangenisstraf. Nog enkele voorbeelden van lijfstraffen, vernederende straffen en
verbanningen passeerden de revue. De voorlopige hechtenis gebeurde in de
stadsgevangenissen van Gent of die van Brugge. Voor de eigenlijke opsluiting vinden
we voor de periode 1755-64 de stadsgevangenissen en het stedelijk tuchthuis weer. In
het tijdvak 1775-84 waren dit dezelfde stadsgevangenissen en het provinciaal
correctiehuis. Recidivisme kwam ook regelmatig voor bij overspel en concubinaat.
De termijn van de opsluiting varieerde van één dag tot zes jaar. In de meeste
gevallen was de termijn echter niet bekend. Deze stond ofwel bij voorbaat vast en
moest hierdoor niet steeds herhaald worden of hij moest nog bepaald worden. De
kosten werden ten laste gelegd van de beklaagde zelf, de armenkamer van de stad of een
suppliant.
76
Hoofdstuk 4: Collocatie. 4.1 Inleiding. Collocatie, ook wel opsluiting op verzoek genoemd, was een zeer populair fenomeen in
de zeventiende en achttiende eeuw. Al sinds de Late Middeleeuwen zochten ouders
een plek om hun ontspoorde kinderen tijdelijk op te sluiten. Dit gebeurde in de
plaatselijke gevangenissen. Vanaf 1600 werden er speciale instellingen gebouwd voor
het tijdelijk opsluiten van personen. Deze werden tucht-, spin-, rasp- of werkhuizen
genoemd. Er kwam al snel een interne scheiding tussen de gewone ontspoorde lieden
die geen strafbare feiten hadden begaan en de zwaardere criminelen die eveneens daar
opgesloten zaten. Vanaf eind zeventiende eeuw verschenen er zelfs zogenaamde
verbeterhuizen, waar men vooral rijke lieden kon opsluiten. In tegenstelling tot de
gewone tuchthuizen hoefde men in een verbeterhuis niet te werken en moest men dus
uit eigen kas in het onderhoud voorzien. Deze kost lag hoog en kon bijgevolg enkel
door de rijkere klasse betaald worden. Nog een nieuw fenomeen in de achttiende eeuw
was het opsluiten in een andere stad. Men liet het familielid opsluiten in een tuchthuis
ver van huis om zo mogelijks aan de schande te ontkomen. Men kon dan bijvoorbeeld
zeggen dat de persoon in kwestie op reis was of bij een ver familielid verbleef.85
Er zijn twee soorten van collocatie afhankelijk van wie het verzoek indiende bij
de rechtbank. Dit kon gebeuren door familieleden of de overheid.
86
85 Spierenburg, P. “Opsluiting op verzoek.” In: Spiegel Historiael, 9 (1981), p. 460-461.
Omdat het in de
negen voorbeelden die ik vond steeds gaat om familie die een persoon liet opsluiten,
zullen we het verder niet meer over de inbreng van de overheid hebben. Hun acties
werden reeds in het voorgaande hoofdstuk over de schepenen van de Keure duidelijk.
Deze dossiers leren ons veel bij over de beklaagden die overspel en concubinaat
pleegden, maar ook veel over hun familie en omgeving. Vooral de visie van deze
laatste komt naar voor in deze bron. Het zijn in deze voorbeelden steeds naaste familie
of vrienden die een verzoek indienen bij de rechtbank om hun ontspoorde familielid of
vriend te laten colloqueren. De documenten omschrijven steeds om welke persoon het
gaat en wat hij of zij heeft misdaan. De meningen van familie en vrienden komen
steeds aan bod, maar hierover verder meer.
86 Van Waeijenberge, Frédéric. Collocatie te Gent, 1750-1779. Gent (onuitgegeven licentiaatverhandeling Universiteit Gent), 1994, p. 4. (promotor: H. Soly).
77
Ik heb mij bij dit hoofdstuk grotendeels gebaseerd op de licentiaatverhandeling
van Frédéric Van Waeijenberge.87
Ook het artikel van P. Spierenburg “Opsluiting op verzoek” is een mooie studie
over collocatie.
Met zijn studie over de collocatie te Gent tijdens de
tweede helft van de achttiende eeuw, zijn er niet alleen vergelijkingen mogelijk. Ook
biedt het mij een handig platform waarop ik mij kan baseren. Ik zal dan ook zijn
analyse volgen doorheen dit hoofdstuk. Hij onderzocht in zijn werk achtereenvolgens
de procedure en de methodologie, de beklaagden, de supplianten, de getuigen, de plaats
van opsluiting en de termijn en kosten van de opsluiting. Ik zal hier een soortgelijke
weg volgen, waarbij ook al deze aspecten aan bod zullen komen.
88
Hij vertrekt vanuit de bekende collocatie van Geertje Dirks door de
schilder Rembrandt. En werkt zo verder door middel van enkele andere voorbeelden
een studie uit over collocatie in de stad Amsterdam.
4.2 De werking van collocatie.
De hele procedure van de collocatie begon met het indienen van een verzoek door
familie en/of vrienden. In Gent hoorde men het verzoek tot collocatie schriftelijk in te
dienen bij de rechtbank, zijnde de schepenbank van de Keure. Dit gebeurd zijnde
werden er twee schepenen aangeduid tot commissaris. Zij moesten een onderzoek
instellen naar de beschuldigde. Zo gingen ze praten met familie, vrienden, buren,
werkgever en vaak ook de plaatselijke pastoor. In sommige gevallen ging men de
persoon reeds dan voorlopig arresteren, indien hij een gevaar voor de maatschappij of
zichzelf was. Vaak werd dit onderzoek nog aangevuld met een verhoor van de
beschuldigde zelf. Dit waren de zogenaamde ‘pointen en artikelen’. Dit was een lijst
vragen en beschuldigingen waarop de beklaagde antwoord moest geven door te
bekennen of te ontkennen. Bij een ontkenning vertelde de beklaagde wat er volgens
hem echt gebeurd was. Uit deze getuigenissen en verhoren is er enorm veel informatie
te distilleren.89
87 Van Waeijenberge, Frédéric. Collocatie te Gent, 1750-1779. Gent (onuitgegeven licentiaatverhandeling Universiteit Gent), 1994, 244 pp. (promotor: H. Soly).
88 Spierenburg, P. “Opsluiting op verzoek.” In: Spiegel Historiael, 9 (1981), pp. 459-464. 89 Van Waeijenberge, Frédéric. Collocatie te Gent, 1750-1779. Gent (onuitgegeven licentiaatverhandeling Universiteit Gent), 1994, p. 26. (promotor: H. Soly).
78
Zoals reeds vermeld werden sommige beschuldigden in voorlopige hechtenis
genomen. Dit gebeurde in Gent op vier verschillende plaatsen, namelijk de
stadsgevangenis, het stedelijk tuchthuis, het weeshuis en het klooster van de Alexianen.
Ik zal het hier verder in dit hoofdstuk nog verduidelijken. Vaak werden ze na de
uitspraak van het gerecht ook op deze plaats gecolloqueerd.90
4.3 Overzicht van de misdaden van overspel en concubinaat.
In dit deel ga ik achtereenvolgens de beklaagden, de supplianten en de getuigen
bespreken. Ik zal hierbij te werk gaan volgens de studie van Frédéric Van
Waeijenberge, ook hij hanteert dezelfde onderverdeling. Ik werk hier slechts aan de
hand van negen dossiers, welke allemaal dateren uit de achttiende eeuw. Dit kleine
aantal is het gevolg van enerzijds het gebruik van steekproeven, anderzijds van het
minieme aantal dossiers in de zeventiende eeuw. In het archief zit de periode 1585-
1730 in één archiefdoos terwijl de rest van de achttiende eeuw tot 1788 vijftien dozen in
beslag neemt. De achttiende eeuw was dan ook het hoogtepunt in de geschiedenis van
de collocatie. Daarbij komt ook dat men voor meerdere zaken kon opgesloten worden.
Overspel en concubinaat vormen een miniem aandeel in de collocatiedossiers. De
meeste dossiers handelen over krankzinnigen, mensen met een overdreven drankgebruik
en andere verslavingen, agressiviteit, enzovoort. Ook oudere mensen, die nu in een
bejaardentehuis zouden gaan wonen, werden toen ook vaak in het tuchthuis opgesloten.
4.3.1 De beklaagden.
4.3.1.1 De misdrijven van de beklaagden.
1715-24 1755-64 1775-84 Totaal Overspel vrouw 1 1 2 Overspel man 2 2 Concubinaat 1 1
Minnares overspel 1 2 3 Minnares overspel en 1 1
90 Van Waeijenberge, Frédéric. Collocatie te Gent, 1750-1779. Gent (onuitgegeven licentiaatverhandeling Universiteit Gent), 1994, p. 27-28. (promotor: H. Soly).
79
1715-24 1755-64 1775-84 Totaal concubinaat
Totaal 2 3 4 9
Van deze negen collocatiedossiers handelen er zeven over overspel, één over
concubinaat en één over beide. Opnieuw valt de meerderheid aan overspel op ten
opzichte van concubinaat. Ook in de andere hoofdstukken is dit al duidelijk naar voor
gekomen.
De collocatiedossiers in verband met overspel zijn onder te verdelen in twee
groepen. Allereerst zijn er de zaken waarbij de beklaagde zijn echtgenoot of echtgenote
bedrogen heeft. Catharina Ruibrecht bedroog haar echtgenoot Francis Perruychers met
andere mannen en werd hiervoor tweeënhalf jaar in het tuchthuis opgesloten. Ook
Livina Hoste bedroog haar echtgenoot Hieronimus de Dapper met meerdere mannen en
werd hier al meerdere malen voor gecolloqueerd voor zij in het provinciaal
correctiehuis van Gent terechtkwam. Verder werden er ook nog twee mannelijke
beklaagden beschuldigd van overspel. Anhonie van de Walle, gehuwd met Clara de
Buck, werd op haar verzoek opgesloten in het tuchthuis omwille van zijn omgang met
prostituees. Louis Oosterlinck onderging hetzelfde lot op verzoek van zijn vader.
Ten tweede zijn er enkele zaken waarbij de minnaressen van getrouwde mannen
opgesloten werden. Zowel Jacoba Mortier, Adriaene Poelman en Pieternelle Lepoutre
werden door hun ooms in het tuchthuis van Gent opgesloten ingevolge hun omgang met
getrouwde mannen.
Verder is er nog een zaak waarbij de beklaagde beschuldigd werd van
concubinaat. Naast zijn andere misdrijven had jonker Charles de Heems een seksuele
relatie met Marianne de Vriese, de dochter van een pijlenmaker uit Brugge. Om een
mogelijke bestraffing te voorkomen trokken ze samen naar Brussel, waar ze zich
voordeden als getrouwd koppel. Zijn familie, waaronder zijn broer, zussen,
schoonbroer en ooms, dienden bij de schepenen een verzoek in tot collocatie. Deze
laatste beslisten hem op te laten sluiten in het klooster van de Alexianen.
Een laatste dossier handelt over Isabelle Balliu. Zij had een relatie met een
getrouwde man, Jan Achterlinck, waarmee ze zelfs een kind op de wereld zette. Het
overspelige koppel trok vervolgens naar Brussel. Jan Achterlinck liet hiervoor een
vrouw en twee kinderen achter. Isabelle werd op vraag van haar vader in het tuchthuis
van Gent opgesloten, omwille van haar concubinaat met Achterlinck.
80
4.3.1.2 Het geslacht van de beklaagden.
Van Waeijenberge bemerkt in zijn studie over collocatie in Gent een meerderheid aan
mannelijke gecolloqueerden ten opzicht van de vrouwelijke (64% tegenover 36%). In
mijn negen dossiers zijn er echter meer vrouwen dan mannen. Ik krijg het omgekeerde
beeld van 67% vrouwen en 33% mannen. Er wordt wel eens van uitgegaan dat
vrouwen meer aan seksuele delicten deden dan mannen, waardoor ook het grote aandeel
van deze sekse in mijn onderzoek verklaard kan worden.91 Ook waren het steeds
familie en/of vrienden die een verzoek indienden bij de schepenen van de Keure.
Misschien was de bezorgdheid om vrouwen en vooral jonge meisjes groter dan de
bezorgdheid om de mannelijke leden van de familie. Zij konden immers makkelijker in
hun eigen onderhoud voorzien. Mannen werden ook veel meer toegelicht in
collocatiedossiers als overdreven dronkaards of agressievelingen. Vrouwen werden
meer onderverdeeld bij de krankzinnigheid en de seksueel losbandige levensstijl.92
Toch moet er ook rekening gehouden worden met de aard van de opsluiting. Van de zes
vrouwelijke gecolloqueerden zijn er vier zogenaamde minnaressen. Ze pleegden op
zich geen overspel, maar werden opgesloten omdat ze seksuele relaties hadden met
getrouwde mannen. Er is in mijn onderzoek dus sprake van zes dossiers waarin één of
meerdere mannen hun vrouw bedrogen, maar ik doe hier onderzoek naar de mensen die
opgesloten werden, getrouwde lieden, minnaars of minnaressen.
4.3.1.3 De leeftijd van de beklaagden.
1715-24 1755-64 1775-84 Vrouwen Mannen Vrouwen Mannen Vrouwen Mannen Totaal
Onbekend 1 1 2 2 1 7 23 jaar 1 1 2 Totaal 2 1 2 3 1 9
Slecht in twee van de negen dossiers is de leeftijd van de beklaagde expliciet gekend.
Het gaat in beide gevallen om een drieëntwintigjarige vrouw, die als minnares een
relatie had met één of meerdere getrouwde mannen. Isabelle Balliu had een relatie met
91 Roets, Anne-Marie. ‘Vrouwen en criminalteit: Gent in de achttiende eeuw.” In: Tijdschrift voor geschiedenis, 95 (1982), pp. 363-378. 92 Roets, Anne-Marie. ‘Vrouwen en criminalteit: Gent in de achttiende eeuw.” In: Tijdschrift voor geschiedenis, 95 (1982), pp. 363-378.
81
een getrouwde man, Jan Achterlinck, met wie ze naar Brussel trok. Pieternelle
Lepoutre werd ervan beschuldigd seksuele relaties te hebben in herbergen met soldaten
en getrouwde mannen. Wel spreken ze ook in twee zaken van een jonge dochter. Dit
verwijst naar de jonge en vaak onvolwassen leeftijd van de beklaagde. Onder meer
Jacoba Mortier en Adriaene Poelman, beide minnaressen, worden genoemd als jonge
dochter. Deze overheersende jonge leeftijd komt overeen met de bevindingen van Van
Waeijenberge die eveneens een meerderheid beklaagden had in de leeftijdscategorieën
15-19 en 20-24.93 Deze jonge leeftijd is te verklaren door het fenomeen van het late
huwelijk. Mensen trouwden pas wanneer dit economisch en financieel mogelijk was.
De huwelijksleeftijd lag voor de mannen gemiddeld op 28 jaar en voor de vrouwen op
26 jaar.94
Tot deze leeftijd was men immers al vaker seksueel actief, al dan niet met
getrouwde of ongetrouwde personen.
4.3.1.3 De plaats van afkomst van de beklaagden.
1715-24 1755-64 1775-84 Vrouwen Mannen Vrouwen Mannen Vrouwen Mannen Totaal
Onbekend 1 1 2 Gent 2 1 1 1 5
Sas van Gent 1 1
Kruispolder 1 1 Totaal 2 1 2 3 1 9
Vijf beklaagden wonen in Gent zelf. Catharina Ruibrecht, Jacoba Mortier, Louis
Oosterlinck en Livina Hoste zijn alle vier afkomstig uit Gent. Ook Isabelle Balliu is
daar gedomicilieerd en zelfs haar parochie, die van St.-Baafs, is gekend. Bij twee
anderen, Anthonie van de Walle en Charles de Heems, is er geen vermelding van een
stad van herkomst. In de twee overige zaken van Adriaene Poelman en Pieternelle
Lepoutre zijn de woonplaatsen respectievelijk Sas van Gent en St.-Kruispolder,
onderdeel van het huidige Sint-Laureins. Beide plaatsen zijn gelegen ten noorden van
Gent. De beklaagden in mijn onderzoek kwamen dus van streken in de directe
omgeving van Gent. In het werk van Van Waeijenberge kom dit overeen met de regio
93 Van Waeijenberge, Frédéric. Collocatie te Gent, 1750-1779. Gent (onuitgegeven licentiaatverhandeling Universiteit Gent), 1994, p. 37. (promotor: H. Soly). 94 Van Waeijenberge, Frédéric. Collocatie te Gent, 1750-1779. Gent (onuitgegeven licentiaatverhandeling Universiteit Gent), 1994, p. 39. (promotor: H. Soly).
82
ten Noorden en Noordwesten van Gent. In zijn onderzoek komen hier echter maar een
klein aandeel van de beklaagden vandaan. Het merendeel komt van het Waasland en
Henegouwen.
4.3.1.4 Adellijke beklaagden.
Ook in dit kleine aantal zaken is er een geval waarin het gaat om iemand van adellijke
afkomst. Chevalier jonker Charles de Heems komt uit een heel invloedrijke familie.
Zijn broer, Philippe, is onderbaljuw van Gent en graaf van Severen en zijn zus is
gehuwd met baron Jan Baptist Triest, burgemeester van de Landen van de Vrije en
gedeputeerde van de Staten van Vlaanderen. Adellijke families deden vaak beroep op
collocatie om een familielid met een schandaleuze levensstijl uit het zicht van de
omgeving te verwijderen. Ook in het achttiende-eeuwse Amsterdam was dit het geval
zoals Spierenburg stelt.95
Om het prestige en de reputatie van de familie hoog te
houden kon men geen schandalen dulden.
4.3.2 De supplianten en getuigen.
Om een collocatiedossier op te starten moest één of meerdere personen een verzoek
indienen bij de schepenen van de Keure. Dit waren de zogenaamde supplianten.
Daarnaast werd een collocatiedossier vaak voorzien van getuigenissen. Deze
getuigenissen waren niet verplicht, maar dienden als bewijslast om zo tot een opsluiting
te komen.96
4.3.2.1 De supplianten.
1715-24 1755-64 1775-84 Vrouwen Mannen Vrouwen Mannen Vrouwen Mannen Totaal
Vader 2 1 1 4 Moeder 1 1
Echtgenote 1 1 Oom 1 4 2 7 Broer 1 1 2
95 Spierenburg, P. “Opsluiting op verzoek.” In: Spieghel historiael, 9 (1981), p. 461. 96 Van Waeijenberge, Frédéric. Collocatie te Gent, 1750-1779. Gent (onuitgegeven licentiaatverhandeling Universiteit Gent), 1994, p. 66-67. (promotor: H. Soly).
83
1715-24 1755-64 1775-84 Vrouwen Mannen Vrouwen Mannen Vrouwen Mannen Totaal
Zwager 1 1 Zus 2 2
Totaal 3 1 2 6 6 18
Zonder supplianten is er geen verzoek tot opsluiting, dus deze komen in alle zaken voor.
Het aantal varieert van zaak tot zaak. In zes van de negen cases is er sprake van maar
één suppliant. Verder heb ik nog drie zaken met respectievelijk twee, drie en zes
supplianten. Ook bij Van Waeijenberge komt er in meer dan de helft van de zaken
slechts één suppliant voor.97
Wanneer we de relatie tussen de eerste suppliant en de beklaagde nagaan,
merken we op dat het steeds om naaste familieleden gaat. In vier zaken gaat het om de
vader. Daarnaast is er in drie gevallen sprake van een oom, één keer een echtgenote en
nog één maal een broer. De vader van de beschuldigde was de meest populaire
suppliant, ook bij de studie van Van Waeijenberge.
98
Bij de overige supplianten valt ook op dat er meer mannen dan vrouwen zijn.
Slecht twee keer, enerzijds bij het overspel van Isabelle Balliu, waar haar moeder als
suppliant optreed en anderzijds bij het concubinaat van jonker Charles de Heems, waar
sprake is van twee zussen die als derde en zesde suppliant optreden. Voor de rest tel ik
vier ooms, een zwager en een broer. Ook bij Van Waeijenberge merken we een
overgroot aandeel van broers, zussen, overige familie en schoonfamilie aan.
Hij verklaart dit door de
achtergestelde positie van de vrouw. Zij was immers handelingsonbekwaam en kwam
hierdoor vooral aan bod wanneer ze weduwe was of als echtgenote. Ook bij mijn
onderzoek is dit duidelijk merkbaar. Slecht in één van de negen collocatiedossiers is de
eerste suppliant een vrouw met name Clara de Buck, de echtgenote van Anthonie van de
Walle.
99
4.3.2.2 De getuigen.
97 Van Waeijenberge, Frédéric. Collocatie te Gent, 1750-1779. Gent (onuitgegeven licentiaatverhandeling Universiteit Gent), 1994, p. 56. (promotor: H. Soly). 98 Van Waeijenberge, Frédéric. Collocatie te Gent, 1750-1779. Gent (onuitgegeven licentiaatverhandeling Universiteit Gent), 1994, p. 58. (promotor: H. Soly). 99 Van Waeijenberge, Frédéric. Collocatie te Gent, 1750-1779. Gent (onuitgegeven licentiaatverhandeling Universiteit Gent), 1994, p. 61. (promotor: H. Soly).
84
In de zaak van Isabelle Balliu, die als minnares concubinaat pleegde met een getrouwde
man, komt de enige getuigenis in mijn onderzoek van collocatiedossiers voor. Uit deze
getuigenis leren we hoe haar broer, Anthonie Balliu, een verklaring heeft afgelegd bij
pastoor Baeyens van Mariakerke. Er wordt in vermeld hoe haar familie, de pastoor en
andere parochianen haar vermaand hebben om haar schandaleus gedrag en dat zij
niettemin in zonde bleef voortleven. Er wordt ook verwezen hoe ze de zondag voor
deze getuigenis betrapt is geweest met een jonkman uit Drongen. Zulke getuigenissen
moesten dienen om de schepenen te overtuigen dat een opsluiting noodzakelijk was.100
4.4 De Bestraffing.
4.4.1 De plaats van opsluiting.
Ik zal in dit onderdeel een onderscheid maken tussen plaatsen van voorlopige hechtenis,
de eigenlijke plaats van opsluiting bepaald door de schepenen van de Keure en indien
men reeds eerder opgesloten was, zal ik ook deze plaats vermelden en waar mogelijk de
reden tot slaking.
4.4.1.1 Voorlopige hechtenis.
1715-24 1755-64 1775-84 Vrouwen Mannen Vrouwen Mannen Vrouwen Mannen Totaal
Onbekend 2 2 4 Stads-
gevangenis Gent
1 1 1 3
Tuchthuis Gent 1 1
Klooster van de
Alexianen 1 1
Totaal 2 1 2 3 1 9
100 Van Waeijenberge, Frédéric. Collocatie te Gent, 1750-1779. Gent (onuitgegeven licentiaatverhandeling Universiteit Gent), 1994, p. 67. (promotor: H. Soly).
85
In sommige collocatiedossiers werden de beschuldigden reeds voor de bepaling van de
collocatieplaats opgesloten. Ze werden dan in zogenaamde voorlopige hechtenis
genomen. Na een onderzoek door de commissarissen, aangesteld door de schepenbank
van de Keure, ging men over tot de eigenlijke opsluiting. Dit kon gaan om dezelfde
plaats, maar was ook vaak een andere. In Gent kon men op vier verschillende plaatsen
in voorlopige hechtenis worden genomen, namelijk de stadsgevangenis, het stedelijk
tuchthuis, het weeshuis en het klooster van de Alexianen.101
In mijn onderzoek kwam ik vijf zaken tegen waarin de beklaagde in voorlopige
hechtenis werd genomen. Drie personen, Anthonie van de Walle, Jacoba Mortier en
Livina Hoste, werden in de Gentse stadsgevangenis opgesloten. Dit waren zowel
mannen, als vrouwen. Ook in het tuchthuis werd één iemand voorlopig opgesloten,
namelijk Louis Oosterlinck. Een vijfde en laatste geval is dit van de jonker Charles de
Heems, hij werd in het klooster van de Alexianen vastgehouden. Deze laatste plek werd
vooral gebruikt in meer welgestelde milieus. Dit was immers een privé-instelling,
waardoor de kosten door de familie gedragen werden. In de andere instellingen kon de
overheid tussenkomen.
102
In de gevallen van het tuchthuis en het klooster van de Alexianen was dit ook de
plaats van de eigenlijke opsluiting. In de drie gevallen waarin men voorlopig in de
stadsgevangenis werd gestopt kwam men voor de collocatie op een andere plaats
terecht. Anthonie van de Walle en Jacoba Mortier gaan van de stadsgevangenis naar het
stedelijk tuchthuis. Livina Hoste daarentegen werd vanuit de Amigo, een tweede
stadsgevangenis vanaf 1775, overgebracht naar het provinciaal correctiehuis te Gent.
4.4.1.2 De eigenlijke plaats van opsluiting.
1715-24 1755-64 1775-84 Vrouwen Mannen Vrouwen Mannen Vrouwen Mannen Totaal
Tuchthuis Gent 2 1 2 2 7
Klooster van de
Alexianen 1 1
Provinciaal 1 1
101 Van Waeijenberge, Frédéric. Collocatie te Gent, 1750-1779. Gent (onuitgegeven licentiaatverhandeling Universiteit Gent), 1994, p. 27. (promotor: H. Soly). 102 Van Waeijenberge, Frédéric. Collocatie te Gent, 1750-1779. Gent (onuitgegeven licentiaatverhandeling Universiteit Gent), 1994, p. 81. (promotor: H. Soly).
86
1715-24 1755-64 1775-84 Vrouwen Mannen Vrouwen Mannen Vrouwen Mannen Totaal
correctiehuis Totaal 2 1 2 3 1 9
Voor het merendeel van de zaken werd gekozen voor het stedelijk tuchthuis van Gent.
Er zijn slechts twee uitzonderingen, namelijk het klooster van de Alexianen en het
provinciaal correctiehuis te Gent.
In de eerste zeven zaken van mijn onderzoek werden de veroordeelden
opgesloten in het tuchthuis in Gent. Dit was gelegen in het Geraard De Duivelsteen.
Vanaf 1675 sloot men hier vagebonden, bedelaars en andere misdadigers op. In deze
instelling moest men naast lage kosten ook werken voor zijn onderhoud. Dit kon
bestaan uit textielarbeid (spinnen, weven en kaarden), tabakbewerking, graan malen en
hout raspen. Bij enkele dossiers stond deze arbeid expliciet vermeldt. Onder andere
Isabelle Balliu moest in het tuchthuis “gelijk andere tuchtelingen” werken. Pieternelle
Lepoutre werd in het tuchthuis opgesloten “om gedurende dies aldaar te werken
benevens de voordere tuchtelingen”. In deze instelling werd echter niet gewerkt aan
rehabilitatie. Vaak verergerde het gedrag van gedetineerden door het contact met
andere criminelen.103
Jonker Charles de Heems werd opgesloten in het klooster van de Alexianen, in
de buurt van het huidige Groot Vleeshuis. Dit was een instelling waar enkel mannelijke
leden van de rijkere klasse terecht konden, want men hoefde hier niet te werken,
waardoor de kosten hoog lagen. De beklaagde of zijn familie moesten dus zelf instaan
voor het onderhoud, zonder enige hulp van de overheid. Charles de Heems kon hier
terecht omdat hij van adellijke afkomst was. Ook was dit een manier om het geroddel
van de omgeving te vermijden. De gecolloqueerde was volledig afgeschermd van de
buitenwereld.
Vanaf 1775 nam men ook krankzinnigen op in het tuchthuis, dat
zes jaar later in 1781 werd omgevormd tot krankzinnigentehuis. Vandaar dat beide
beklaagden uit de twee laatste collocatiedossiers in mijn onderzoek, afkomstig uit het
jaar 1783, opgesloten werden in een andere instelling.
104
Livina Hoste werd dan weer vastgehouden in het provinciaal correctiehuis, ook
wel rasphuis genoemd. Hier werden zowel mannen als vrouwen toegelaten. Dit werd
103 Van Waeijenberge, Frédéric. Collocatie te Gent, 1750-1779. Gent (onuitgegeven licentiaatverhandeling Universiteit Gent), 1994, p. 90-92. (promotor: H. Soly). 104 Van Waeijenberge, Frédéric. Collocatie te Gent, 1750-1779. Gent (onuitgegeven licentiaatverhandeling Universiteit Gent), 1994, p. 84-86. (promotor: H. Soly).
87
opgericht in 1775 en verving zoals reeds vermeld de bevoegdheid van het stedelijk
tuchthuis dat vanaf dan vooral krankzinnigen opnam.105
4.4.1.3 Recidivisme of plaatsen van vroegere opsluitingen.
1714-24 1755-64 1775-84 Vrouwen Mannen Vrouwen Mannen Vrouwen Mannen Totaal
Onbekend 2 1 1 1 1 6 Tuchthuis
Brugge 1 1
Klooster van
Froidmont 1 1
Sas van Gent 1 1
Amigo 1 1 Zedenhuis
Ieper 1 1
Totaal 2 1 1 3 4 11
Enkele van de beklaagden hadden reeds eerder opgesloten gezeten. Het kwam in de
zeventiende en achttiende eeuw vaker voor dat personen die vrijgekomen waren,
hervielen in hun oude gewoonte. Van de negen onderzochte zaken, zijn er drie waarbij
recidivisme voorkomt.
Anthonie van de Walle was reeds twee maal opgesloten, in het stedelijk
tuchthuis van Brugge en het klooster van Froidmont, voor hij in het tuchthuis van Gent
terechtkwam. In beide gevallen is er niks bekend over de reden van de slaking. Het
tuchthuis van Brugge bestond uit een mannelijke en een vrouwelijke vestiging,
respectievelijk het rasphuis en het spinhuis. Volgens van Waeijenberge werden
Gentenaars daar opgesloten om buiten de vertrouwelijke omgeving te zijn. Men kon
dan moeilijk in contact komen met criminele kompanen en het geroddel kon vermeden
worden. Maar men kon het eveneens als straf zien, ver weg van de familiale
bescherming.106
105 Van Waeijenberge, Frédéric. Collocatie te Gent, 1750-1779. Gent (onuitgegeven licentiaatverhandeling Universiteit Gent), 1994, p. 87-88. (promotor: H. Soly).
106 Van Waeijenberge, Frédéric. Collocatie te Gent, 1750-1779. Gent (onuitgegeven licentiaatverhandeling Universiteit Gent), 1994, p. 93-94. (promotor: H. Soly).
88
Het klooster van Froidmont was gelegen nabij Doornik. Er werden
krankzinnigen en gedebaucheerden opgesloten. Het waren allemaal opsluitingen op
verzoek.107
Adriaene Poelman werd reeds in Sas van Gent gecolloqueerd voor haar opsluiting in
1775 in het tuchthuis van Gent. Zij woonde daar samen met haar vader. Ze werd
vrijgelaten op belofte van goed gedrag en op verzoek van de plaatselijke pastoor.
Livina Hoste werd ook al tweemaal opgesloten voor ze in het provinciaal
correctiehuis van Gent arriveerde. Een eerste maal werd ze voor haar overdreven
drankgebruik en andere misdrijven opgesloten in de Amigo in 1779. Dit was zoals
reeds eerder werd aangehaald de tweede stadsgevangenis van Gent. Zij werd hieruit
geslaakt op belofte van beterschap en omdat ze zwanger was. Drie jaar later werd ze
alweer gevangengezet, maar nu in de zedenhuis in Ieper. Ook hieruit werd ze geslaakt
op een belofte van beterschap, maar ook omdat door het overlijden van haar echtgenoot,
Hieronimus de Dapper, hun vier kinderen aan hun lot waren overgelaten.
4.4.2 De termijn en de kosten van de collocatie.
4.4.2.1 De termijn van de collocatie.
1715-24 1755-64 1775-84 Vrouwen Mannen Vrouwen Mannen Vrouwen Mannen Totaal
Onbekend 1 1 1 3 Bij
provisie 2 1 3
2,5 jaar 1 1 10 jaar 1 1 15 jaar 1 1 Totaal 2 1 2 3 1 9
Bij de bespreking van de termijn van de opsluiting kan ik een drieledige opdeling
maken. Er zijn allereerst de zaken waarbij de termijn onbekend is. Deze moest nog
bepaald worden door de schepenbank van de Keure, want er stond telkens de
vermelding “voor zulke termijn van jaren als de zelve edele heren vinden te behoren”.
Drie van de negen dossiers behoren tot deze categorie. Isabelle Balliu, Jacoba Mortier
en Adriaene Poelman worden alle drie opgesloten in het tuchthuis zonder enige 107 Van Waeijenberge, Frédéric. Collocatie te Gent, 1750-1779. Gent (onuitgegeven licentiaatverhandeling Universiteit Gent), 1994, p. 94-95. (promotor: H. Soly).
89
vermelding van termijn. Van Waeijenberge stelt dat dit dan meestal voor onbepaalde
tijd was en dus onder de noemer “bij provisie” thuishoort.108
De tweede categorie is dus “bij provisie” of onbepaalde termijn. Dit betekent
dus dat de opsluitingduur onbekend was en men niet op voorhand wist na hoeveel tijd
men zou vrijkomen. Slaking gebeurde vaak wanneer de persoon een goed gedrag
vertoonde en een belofte van beterschap aflegde. Een slecht gedrag daarentegen kon
leiden tot een verlenging van de opsluiting. Een andere manier om een slaking te
bekomen was wanneer de beklaagde zelf of zijn familie deze aanvroeg. Dit kon om
uiteenlopende redenen gebeuren. Het collocatiedossier van Catharina Ruibrecht is hier
een goed voorbeeld van. Het document dat hier is overgebleven is een verzoek tot
slaking door de vader van Catharina, Anthonie Ruibrecht. Hieruit leren we dat ze door
haar omgang met suspecte mannen, overspel pleegde op haar echtgenoot Francis
Perruychers. Zij werd hiervoor reeds tweeënhalf jaar opgesloten in het tuchthuis van
Gent. Haar vader vraagt in dit de document haar slaking aan, omdat zij volgens hem al
genoeg penitentie heeft gedaan en hij haar bovendien nodig heeft om samen met haar
moeder het huishouden te regelen. Wanneer het niet langer nodig of nuttig was om de
beklaagde op te sluiten, werd deze vrijgelaten.
Een derde en laatste categorie is deze waar de schepenen van de Keure een
exacte termijn hebben voorgeschreven. Ook dit komt in drie zaken voor. Catharina
Ruibrecht, Pieternelle Lepoutre en Livina Hoste werden respectievelijk veroordeeld tot
tweeënhalf, vijftien en tien jaar opsluiting. Van Waeijneberge stelt in zijn proefschrift
dat er na 1770 een verandering kwam in de termijn van opsluitingen. Het aantal
mensen die meer dan drie jaar werden opgesloten steeg met zelfs enkele extreme
gevallen van tien of meer jaar.109
Ook bij mijn onderzoek komt dit aan de oppervlakte.
De tweeënhalf jaar durende opsluiting werd uitgesproken in 1721 en was dus relatief
kort. De twee andere zaken waarbij de duur van de opsluiting bekend is dateren van na
1770. Het gaat hier om tien en vijftien jaar, wat duidelijk verwijst naar de langere
opsluitingtermijnen die ook Van Waeijenberge in zijn onderzoek onderkent.
4.4.2.2 De kosten voor de collocatie.
108 Van Waeijenberge, Frédéric. Collocatie te Gent, 1750-1779. Gent (onuitgegeven licentiaatverhandeling Universiteit Gent), 1994, p. 103. (promotor: H. Soly). 109 Van Waeijenberge, Frédéric. Collocatie te Gent, 1750-1779. Gent (onuitgegeven licentiaatverhandeling Universiteit Gent), 1994, p. 106-107. (promotor: H. Soly).
90
1715-24 1755-64 1775-84 Vrouwen Mannen Vrouwen Mannen Vrouwen Mannen Totaal
Onbekend 1 2 3 Stad 1 1 2
Suppliant 3 1 4 Totaal 2 1 2 3 1 9
Ook bij het bestuderen van de kosten kan ik mijn bevindingen onderverdelen in drie
categorieën, namelijk zaken waarbij er geen vermelding wordt gemaakt van de kosten
en deze waar enerzijds de stad en anderzijds de supplianten voor de kosten opdraaien.
Allereerst zijn er dus de zaken waarin geen vermelding wordt gemaakt van de
kosten en wie ze zal dragen. Dit is het geval bij Catharina Ruibrecht, Anthonie van de
Walle en Louis Oosterlinck. Misschien was het in dit stadium van het onderzoek nog
niet beslist wie de kosten ging dragen of was het vanzelfsprekend dat één van beide
partijen, schepenen of supplianten, deze taak op zich ging nemen. In de zaak van
Anthonie is het goed mogelijk dat de stad instond voor zijn onderhoud, daar hij door
zijn misdrijven het gezinsinkomen geruïneerd had.
In twee gevallen is het de stad die de kosten dekt van de beklaagde. Het gaat om
Isabelle Balliu en Jacoba Mortier. Beiden werden voor onbekende tijd opgesloten in het
tuchthuis van Gent. Er is geen duidelijke link tussen beide vrouwen die een dergelijke
maatregel zou verklaren.
Bij de overige vier rechtszaken werden de kosten gedragen door de supplianten.
Dit was zeker het geval bij Charles de Heems, die opgesloten werd in het klooster van
de Alexianen. Dit was een privé-instelling, waardoor de stad zich niet mengde in de
financiering. Doordat hij van adellijke afkomst was en zijn familie welgesteld was, kon
hij zich de hoge kosten, die betaald moesten worden voor een verblijf in dit klooster,
permitteren.
4.5 Besluit.
Ik kan concluderen dat familie en vrienden soms gebruik maakten van een opsluiting op
verzoek om naasten, die zich schuldig gemaakt hadden aan overspel en/of concubinaat,
uit de gemeenschap te verwijderen. Ze dachten zo erger te voorkomen en de reputatie
van de familie te redden.
91
De beklaagden maakten zich kwantitatief veel meer schuldig aan overspel dan
aan concubinaat. Dit was ook in vorige hoofdstukken al duidelijk geworden. De
meeste van de beklaagden waren jonge vrouwen. Deze werden door de familie
waarschijnlijk meer beschermd en wanneer ze dan toch van het rechte pad afweken,
sneller opgesloten. De beschuldigden kwamen vooral uit Gent of zijn directe
omgeving.
De supplianten waren bijna altijd naaste familieleden. Vooral vaders en ooms
dienden zich aan als eerste suppliant. Er zijn slecht twee zaken waar het enerzijds om
de broer en anderzijds om de echtgenote van de beklaagde ging. Ook de andere
supplianten waren vooral mannen. Het Ancien Regime was dus een echte
mannenmaatschappij. De enige getuige die ik in mijn onderzoek tegenkwam is een
pastoor. Die stond natuurlijk dicht bij zijn parochianen en kreeg via hen allerlei
informatie doorgespeeld.
De meest populaire plaats om op verzoek opgesloten te worden was het stedelijk
tuchthuis in Gent. Al mijn beklaagden van voor het jaar 1781 werden hierin
gevangengezet. Na deze datum werd het een krankzinnigengesticht, waardoor de
andere gecolloqueerden in andere instellingen werden opgesloten. Dit is ook duidelijk
zichtbaar in mijn studie. De laatste twee dossiers, beiden uit het jaar 1783, hebben
andere opsluitingplaatsen, namelijk het klooster van de Alexianen, een typische
instelling voor de rijkere klasse en het provinciaal correctiehuis, dat werd opgericht in
1775. De voorlopige hechtenis, die in enkele erge gevallen werd toegepast, gebeurde
over het algemeen in de stadsgevangenis. Maar ook het tuchthuis en het klooster van de
Alexianen deed hier dienst voor. In deze laatste instellingen werd men na het
onderzoek van de schepenbank ook op deze plaats gecolloqueerd.
Wat de termijn en de kosten van de collocatie betreft, bemerken we dat er naast
de zaken waar niks bekend is, steeds twee mogelijkheden voor handen waren. De
beklaagden werden voor een onbepaalde, bij provisie, of voor een welbepaalde perioden
opgesloten. Deze opsluitingtermijn werd verlengd vanaf de jaren 1770. Wat betreft de
kosten was het ofwel de stad, ofwel de supplianten die hiervoor instonden. Dit
verschilde naargelang de persoon en de instelling.
92
Hoofdstuk 5: Algemeen besluit.
5.1 Inleiding.
Dit laatste hoofdstuk is een algemene samenvatting van de voorgaande. In dit
hoofdstuk zal ik aan de hand van al de verzamelde gegevens een overzicht geven van de
vervolgde misdaden van overspel en concubinaat in Gent tijdens de zeventiende en
achttiende eeuw. Ik zal hierin eenzelfde structuur hanteren als bij de voorgaande
hoofdstukken om de vergelijkingen en besluiten overzichtelijk te houden. Mijn
aandacht zal dus achtereenvolgens uitgaan naar de historiek van de instelling, de
werking waaronder de bevoegdheden en de procedure, de gegevens over de misdaden
vanuit de bronnen en hun bestraffing.
In het eerste hoofdstuk beschreef ik de definiëring van begrippen zoals het huwelijk,
overspel en concubinaat en gaf ik een literaire wetenschappelijke omkadering voor mijn
verdere onderzoek. Zonder informatie in te winnen over het huwelijk en de beleving
hiervan, de criminaliteit en de plaats van de vrouw en de man in de maatschappij kon ik
niet met deze studie van start gaan. Ook het zoeken en vinden van geschikte bronnen
was noodzakelijk. Hierover heb ik ook informatie ingewonnen door middel van
literatuur.
De methodologie was vooral gericht op de bronnen. Aan de hand van de
informatie die ik hieruit kon winnen heb ik mijn verdere onderzoek opgesteld. De
literatuur was louter een omkadering om stellingen te bewijzen of om verschillen aan te
tonen. Door gebruik te maken van zelfgemaakte fiches kon ik de nodige informatie uit
de bronnen halen.
In de drie voorgaande hoofdstukken werden achtereenvolgens de officialiteit van Gent,
de Gentse schepenbank van de Keure en de collocatiedossiers van Gent besproken. Als
inleiding is er steeds een korte beschrijving van de gebruikte bronnen en een korte
historiek van de instellingen. Voor de officialiteit Gent maakte ik gebruik van het werk
van Jozef De Brouwer.110
110 De Brouwer, Jozef. De kerkelijke rechtspraak en haar evolutie in de bisdommen Antwerpen, Gent en Mechelen tussen 1570 en 1795. Tielt, Veys, 1972, 2 dln.
Hierin werden de rechtszaken van overspel en concubinaat in
93
de periode tussen 1570 en 1795 uitgebreid besproken. De procesdossiers van de
schepenbank van de Keure worden bewaard in het Gentse stadsarchief als reeksnummer
213. Door middel van een basisfiche kon ik de nodige data verzamelen en verwerken in
mijn licentiaatverhandeling. Hetzelfde geldt voor de collocatiedossiers van Gent. Ook
deze worden in het stadsarchief van Gent bewaard onder reeksnummer 328.
Elk van deze drie zijn fenomenen uit de Vroegmoderne periode. De officialiteit
van Gent werd in 1561 opgericht bij de stichting van het Gentse Bisdom. De
schepenbank van de Keure bestond reeds in de Middeleeuwen, maar kreeg ten tijde van
keizer Karel V, met de Concessio Carolina in 1540, een grondige wijziging. Het
fenomeen van collocatie bestond eveneens al van in de Middeleeuwen, maar werd vanaf
1600 veel gespecialiseerder. Rond die tijd werden er speciale instellingen opgericht om
mensen op verzoek op te sluiten.
Men kon op deze manier op drie verschillende wijzen de misdadigers schuldig
aan overspel of concubinaat straffen. Elk van deze instellingen vervolgde op haar
persoonlijke manier misdadigers. De werking van de instituten zal in het volgende punt
verklaard worden.
5.2 De werking van de instellingen.
5.2.1 De bevoegdheden.
De bevoegdheden van de drie hierboven besproken instellingen lopen deels door elkaar.
De officialiteit van Gent was verantwoordelijk voor zowel lichte als zware
overtredingen van de kerkelijke wetgeving. Zij hadden het alleenrecht om geestelijken
te vervolgen, maar mochten zich daarnaast ook uitspreken over de misdrijven van de
leken. Overspel en concubinaat hoorde bij hun zogenaamde causae majores. Dit waren
zware strafrechterlijke overtredingen en burgerlijke zaken met een boete van meer dan
vier ponden groots. De door mij bestudeerde misdrijven hoorden eveneens thuis onder
de zogenaamde forum mixtum. Dit betekent dat de rechtszaken zowel voor de
kerkelijke als voor de wereldlijke rechtbank verschenen.
Met deze bevinding komen we bijgevolg bij de schepenbank van de Keure. Als
deel van de vorstelijke schepenbank van Gent, was zij de lokale rechtbank. Overspel en
94
concubinaat werden ook door hen vervolgd. Zij deden dit in gesloten zittingen, in
camere, of in openbare zittingen, in vierscare. Hun bevoegdheid gold voor de lage, de
middelbare en de hoge justitie, wat erop neerkwam dat ze van kleine boetes tot de
doodstraf konden uitspreken. Overspel en concubinaat werden strafrechterlijk vervolgd
en men kon bijgevolg niet in beroep gaan.
De collocatiedossiers in Gent werden ook aan de schepenen van de Keure
voorgelegd. Dit waren echter geen strafrechterlijke vervolgingen waarvoor men een
straf kon krijgen. Collocatie betekent dat de overheid of familie en/of kennissen een
verzoek indienden om hun familielid of kennis die van het rechte pad was afgeweken te
laten opsluiten. Op deze manier voorkwam men een rechterlijke vervolging en het
bijhorend publiek proces. Opsluiting op verzoek kon dus voor iedereen. Zij hadden
geen specifieke bevoegdheid over een bepaalde groep van mensen.
5.2.2 De procedure.
De procedures van de drie instellingen zijn zeer gelijklopend. In het algemeen kwam
het neer op een klacht of verzoek uit de omgeving van de beklaagde of de overheid die
een zaak inleidde. Daarna volgde de aanstelling van een aantal ambtenaren die via het
leveren van bewijzen een onderzoek voerden. Deze bewijzen bestonden steeds uit
verhoren van de beklaagde en uit getuigenissen en verklaringen van familieleden,
kennissen en andere betrokkenen. Uit deze bewijzen werden conclusies getrokken en
werd een straf bepaald. Deze werd hierna uitgevoerd, waarmee de zaak afgesloten was.
Bij de officialiteit werd een zaak door een actor aanhangig gemaakt bij een
procurator. Deze laatste verzamelde bewijzen tegen de beschuldigde. De beklaagde
werd ondertussen al gedaagd om voor het consistorie te verschijnen. Hij kon ook
beroep doen op een procurator om zijn zaak te verdedigen. Alle gegevens werden
daarna gebundeld en overgemaakt aan de officiaal. Deze beoordeelde de bewijzen op
hun bewijskracht en deed uiteindelijk een uitspraak. Alles wat nog volgde was de
uitvoering van de straf.
Ook bij de schepenbank van de Keure had men een soortgelijke procedure. Hier
werd de zaak eveneens opgestart door middel van een klacht of een gerucht over een
misdrijf. De baljuw als openbare aanklager verzorgde de arrestatie van de beklaagde en
zocht naar bewijzen om hem of haar te veroordelen. De beklaagde kon op zijn beurt
beroep doen op een advocaat. Deze zorgde voor de tegenbewijzen. Wanneer alweer
95
alle gegevens verzameld waren deed de rechter uitspraak waarna een strafuitvoering
volgde.
Een collocatiedossier werd ook opgestart aan de hand van een verzoek door
familie of kennissen of de overheid. Indien nodig kon men de beklaagde dan reeds in
voorarrest nemen. De verzoeken moesten schriftelijk ingediend worden. Hierop
werden twee commissarissen aangesteld die de accuraatheid van de beschuldigingen
moesten nagaan door met de beklaagde zelf en zijn omgeving te praten. Aansluitend
werd bepaald of een opsluiting noodzakelijk was en bijgevolg voor welke duur en op
welke locatie.
Dit schema kan dus op alle drie de instellingen toegepast worden, elk natuurlijk
met hun eigen personeel en benamingen voor de verschillende onderdelen binnen de
procedure.
5.2.3 De documenten.
Hierin bestaat er weinig verschil tussen de differente instellingen. Bij de officialiteit is
het aantal en de aard van de bewaarde documenten mij onbekend. In mijn bron voor de
officialiteit Gent , het tweede boekdeel van Jozef De Brouwer, stond enkel een korte
omschrijving van het misdrijf en de straf van de beklaagden.111
Voor mijn onderzoek naar de schepenbank van de Keure ben ik gaan kijken in
de originele procesdossiers. Hieruit kon ik zonder problemen de variatie aan
documenten opmerken. Er is hier sprake van verhoren, getuigenissen, verklaringen,
dagvaardingen, brieven, portretten enzovoort.
Maar uit de procedure
kunnen we afleiden dat er sprake was van dagingen, verhoren, getuigenissen,
verklaringen en vonnissen. Aangezien alle bewijzen schriftelijk gebeurden mogen we
dus heel wat documenten verwachten.
Ook bij de collocatiedossiers, die ik in hun originele vorm ging bekijken, vallen
verschillende akten op. In de door mij onderzochte dossiers kon ik reeds verzoeken met
betrekking tot collocaties en slakingen onderscheiden. Daarnaast waren er ook
verhoren en getuigenissen.
De drie instellingen die in mijn licentiaatverhandeling aan bod komen kenden
dus een pluraliteit aan documenten. Alles werd schriftelijk geregeld. Zowel de start
111 De Brouwer, Jozef. De kerkelijke rechtspraak en haar evolutie in de bisdommen Antwerpen, Gent en Mechelen tussen 1570 en 1795. Tielt, Veys, 1972, 2 dln.
96
van een zaak, het proces zelf als het einde met de uitspraak en de straf werden op schrift
gesteld.
5.3 Overzicht van de misdaden van overspel en concubinaat.
5.3.1 De misdrijven.
De misdrijven zijn in drie grote categorieën in te delen, namelijk overspel, concubinaat
en beide samen. Hierna zal ik afzonderlijk de verschillende misdrijven met hun
subcategorieën bespreken. De cirkeldiagram geeft de kwantiteit van elk delict goed
weer.
75%
13%
12%
OverspelConcubinaat Overspel en concubinaat
Wanneer we deze cirkeldiagram bekijken, valt op dat overspel veel vaker voorkomt dan
concubinaat of de beide misdrijven samen. Ook wanneer we de cijfers per brontype
bekijken komen gelijkaardige waarden naar boven.
32
83
40
48 7
1 105
10152025303540
Officiliteit Schepenbankvan de Keure
Collocatie
Overspel
Concubinaat
Overspel enConcubinaat
97
In alle door mij onderzochte bronnen valt de suprematie van overspel duidelijk op. Dit
misdrijf kwam beduidend vaker voor dan concubinaat of een combinatie van beide
misdrijven.
5.3.1.1 Overspel.
Dit is het meest voorkomende misdrijf in het rijtje met 75% van alle zaken. Dit delict
viel ook het meest op en was makkelijkst te bewijzen. Wanneer een getrouwde man of
vrouw een buitenechtelijke relatie had, was er sprake van overspel. Het was simpel te
bewijzen of een persoon al dan niet getrouwd was door middel van de parochieregisters.
Een huwelijk was tevens een openbare verbintenis tussen een man en een vrouw
voltrokken voor de pastoor en getuigen. Men kon dus ook via ondervraging van de
pastoor, familie en kennissen nagaan of de persoon al dan niet gehuwd was. Wanneer
men dan met een buitenechtelijke partner betrapt werd, was het duidelijk een zaak van
overspel.
Binnen het fenomeen overspel zijn er een aantal soorten of subcategorieën te
onderscheiden. Allereerst is er het overspel door de vrouw. Dit betekent dat de
beklaagde een getrouwde vrouw was die er een buitenechtelijke partner of partners op
nahield. Bij de kerkelijke rechtbank komen er slechts enkele voorbeelden, vier om
correct te zijn, voor. Terwijl bij de schepenbank van de Keure overspel door de vrouw
veel vaker, namelijk zeventien maal, voorkomt. In de collocatiedossiers worden twee
vrouwelijke beklaagden beschuldigd van overspel. Ten tweede is er dan
vanzelfsprekend overspel door de man. Dit komt in veel grotere mate voor bij de
officialiteit dan overspel door de vrouw, drieëntwintig ten opzichte van vier. De
schepenbank van de Keure vervolgde echter maar vier mannen voor deze misdaad. Bij
collocatie komen er een gelijk aantal van twee mannelijke overspeligen voor.
Verder zijn er ook nog enkele ander subcategorieën waaronder overspel door de
man en de vrouw. Aangezien bij de officialiteit beide personen uit de buitenechtelijke
relatie vervolgd werden, kan ik nagaan of beide getrouwd zijn. Dit komt maar één keer
voor in mijn studie van de Gentse officialiteit. Ook overspelig incest heb ik als aparte
rubriek vernoemd. Dit komt erop neer dat de buitenechtelijke partners een bloed- of
aanverwantschap hadden. Zulke relaties waren eveneens bij wet verboden en zeker
wanneer er dan nog eens overspel bijkwam. Er zijn daarnaast ook minnaars en
minnaressen van overspel. Zij zijn zowel bij de procesdossiers van de schepenbank van
98
de Keure als bij de collocatiedossiers terug te vinden. Vooral minnaressen van overspel
komen vaak voor. Zij werden sneller betrapt omdat zij zwanger konden worden en
omdat de mannelijke minnaars hun relatie misschien beter geheim konden houden.
5.3.1.2 Concubinaat.
Bij concubinaat heb ik geen gebruik gemaakt van subcategorieën. Dit misdrijf wordt in
dertien procent van alle zaken behandeld. In tegenstelling tot overspel kwam dit dus
veel minder voor. De lage representatie van dit delict is te linken aan de bewijslast.
Personen schuldig bevonden aan concubinaat zijn ongehuwd, maar doen zich voor als
getrouwde lieden en dit omdat ze niet mochten huwen of nog niet gehuwd waren.
Wanneer men ze wou beschuldigen moest men dus net bewijzen dat ze niet gehuwd
waren en dat was moeilijk. Het leek alsof er niks mis was, want er was de schijn van
een huwelijk. Dit werd dan ook wel eens de voortzetting van de clandestiene
huwelijken genoemd, welke vanaf het concilie van Trente niet langer geldig waren.
Bij de Gentse officialiteit tel ik acht zaken van concubinaat, terwijl de
schepenbank van de Keure slechts de helft van dit aantal behandelde. In de
collocatiedossiers wordt één persoon beschuldigd van dit delict. Meestal trok het
koppel naar een andere plaats dan waar hun familie woonde. In deze vreemde
omgeving konden ze zich ongestoord voordoen als gehuwd koppel. Concubinaat kwam
ook vaak voor bij weduwen en weduwnaars. Na de dood van hun partner hadden
weduwen om financiële redenen en weduwnaars voor de verzorging van hun kinderen
en het huishouden nood aan een nieuwe partner. Een tweede huwelijk werd echter niet
steeds voltrokken, men ging gewoon in concubinaat samenleven.
5.3.1.3 Overspel en concubinaat.
Een laatste misdrijf was een combinatie van overspel en concubinaat. Dit laatste delict
houdt in dat een getrouwd persoon overspel pleegt op zijn wettelijke partner en
daarenboven samenwoont en -slaapt met zijn buitenechtelijke partner. In twaalf procent
van de door mij onderzochte gevallen is er sprake van deze misdaad. Om deze relatie
mogelijk te maken verlaat de getrouwde persoon meestal zijn wettelijke
huwelijkspartner om in een vreemde omgeving samen te gaan wonen met een andere.
99
Doordat dit misdrijf zich dus vaak voordeed in een voor de beschuldigden onbekende
omgeving, was het ook moeilijk om na te gaan of er een misdaad gepleegd werd.
In de Gentse officialiteit zijn drie zaken bekend die handelen over de combinatie
van overspel en concubinaat. De schepenbank van de Keure telt acht zaken, terwijl in
de collocatiedossiers maar één kwestie voorkomt. Net als concubinaat kwam deze
combinatie van beide dus veel minder vaak voor dan overspel alleen.
5.3.2 De beklaagden.
De informatie die ik kon bekomen uit de differente brontypes verschilde per type. De
bronnen van de kerkelijke rechtbank gaven het minst informatie. Dit kwam vooral
omdat de Brouwer een rechtzaak samenvatte in enkele zinnen.112
Hierdoor was ook de
analyse ervan beknopter. De procesdossiers van de schepenbank van de Keure en de
collocatiedossiers bevatten wel veel gegevens. Vanuit de verschillende documenten
kon ik onder andere het geslacht, de leeftijd, de plaats van afkomst, het beroep en de
ouders van de beklaagden aan een analyse onderwerpen. Al deze data vormen een mooi
profiel van de misdadigers van overspel en concubinaat.
5.3.2.1 Het geslacht van de beklaagden.
De differente bronnen duiden op verschillen qua kwantiteit met betrekking tot het
geslacht. Bij de kerkelijke rechtbank overheersen de mannelijke beschuldigden
duidelijk over de vrouwelijke. We zouden hieruit kunnen afleiden dat er meer mannen
dan vrouwen schuldig werden bevonden aan overspel of concubinaat. Maar wanneer
we de andere twee brontypes bekijken komt net het tegenovergestelde aan het licht.
Zowel bij de procesdossiers van de schepenbank van de Keure als bij de
collocatiedossiers zijn er meer vrouwen dan mannen die als beklaagde opduiken. De
man had eigenlijk meer opportuniteit om andere mensen te ontmoeten. Zij werden
immers geïdentificeerd aan de publieke sfeer. Zowel voor hun werk als voor hun
ontspanning gingen zij vaak buitenshuis. Vrouwen werden meer in de private sfeer van
het huishouden geplaatst en konden bijgevolg minder in contact komen met andere
mannen. Ook zouden zij zich meer gehouden hebben aan de christelijke normen zoals
112 De Brouwer, Jozef. De kerkelijke rechtspraak en haar evolutie in de bisdommen Antwerpen, Gent en Mechelen tussen 1570 en 1795. Tielt, Veys, 1972, 2 dln.
100
huwelijkstrouw. Dit verklaart de gegevens uit de Gentse officialiteit, maar niet die van
de schepenbank en de collocatiedossiers. De meerderheid aan vrouwen in
collocatiedossiers kan verklaard worden door het feit dat het verzoek door familie en
vrienden werd ingediend. Deze zullen zich sneller zorgen gemaakt hebben om de
vrouwelijke, zwakkere sekse dan om de mannen die op hun eigen benen konden staan.
Ook was het gevaar bij overspel en concubinaat door vrouwen groter. Zij konden
immers zwanger worden en bijgevolg bastaarden baren. Deze onwettige kinderen
konden dan het geld opeisen van een persoon die niet eens hun vader was. Ook zouden
vrouwen zich sneller schuldig gemaakt hebben aan misdrijven zoals seksuele delicten
en politieovertredingen, terwijl mannen meer aan gewelddelicten deden. Dit laatste stelt
Anne-Marie Roets in haar artikel over vrouwen en criminaliteit.113 Griet De Vriendt
daarentegen constateert dan weer dat vrouwen veel minder aan overspel deden dan
mannen.114
De discussie kan nog lang aanslepen aangezien we nooit alle zaken van
overspel en concubinaat kunnen onderzoeken. Historici kunnen enkel analyseren wat
zij aantreffen in de bronnen.
5.3.2.2 De leeftijd van de beklaagden.
De leeftijden van de beklaagden lopen ver uiteen. Bij de kerkelijke rechtbank zijn er
slechts drie leeftijden bekend. Het kreeg om die reden ook geen aparte paragraaf in het
tweede hoofdstuk. Er zijn twee mannen van respectievelijk 53 en 63 jaar oud en één
meisje van 18 jaar. De leeftijden lopen dus van zeer jong tot oud. Ook bij de
schepenbank van Keure is er een grote variëteit in leeftijden. De jongste beklaagde was
zestien jaar, terwijl de oudste een leeftijd van vierenvijftig had. De meeste
beschuldigden waren tussen de twintig en de vijfendertig jaar oud. Ook bij de
collocatiedossiers is dit het geval. Slechts bij twee personen is de leeftijd bekend en
beiden zijn drieëntwintig jaar oud. Met betrekking tot de leeftijd van de beklaagden
kunnen we dus besluiten dat overspel en concubinaat bij alle leeftijden voorkwamen,
maar vooral in de leeftijdscategorie tussen twintig en vijfendertig.
5.3.2.3 De plaats van afkomst van de beklaagden.
113 Roets, Anne Marie. Vrouwen 114 De Vriendt, Griet.
101
Zoals in de voorgaande hoofdstukken al duidelijk was, zijn het niet enkel Gentenaars
die door deze Gentse instellingen werden vervolgd. Er was tevens een aantal
vreemdelingen aanwezig in de dossiers. Bij de kerkelijke rechtbank is dit
vanzelfsprekend omdat haar ressort een gebied veel groter dan Gent behelste. De
mensen uit dit gebied konden allemaal voor de Gentse officialiteit verschijnen. De twee
twijfelgevallen die ik tegenkwam zijn waarschijnlijk afkomstig uit het Noorden van
Nederland en hadden op een bepaalde manier een band met Gent. Ook bij de
schepenbank van de Keure kwamen een aantal personen uit regio’s buiten Gent. Deze
vreemdelingen kwamen vaak uit het huidige Oost- en West-Vlaanderen, maar ook uit
Henegouwen, Brabant en het buitenland. Met het buitenland bedoel ik het zuiden van
Nederland, Middelburg en Hulst en in Noord-Frankrijk, Valenciennes en St.-Omer.
Opvallend is dat vrouwen vaak van verdere steden en gemeenten afkomstig waren dan
mannen. De grotere mobiliteit van de vrouwelijke beklaagden kan verklaard worden
door de sterke controle van familie en vrienden. Om overspel en concubinaat te plegen
konden ze maar beter aan deze controle ontkomen. Ook gingen vrouwen vaker
buitenshuis werken, bijvoorbeeld in de stad als dienstmeid of textielarbeidster. Bij de
collocatiedossiers kwamen alle beklaagden uit Gent of uit het gebied net ten Noorden
van Gent, met name Sas van Gent en Kruispolder.
5.3.2.4 Het beroep van de beklaagden.
Het beroep van de beklaagden is niet in alle bronnen te achterhalen. In de bronnen van
de Gentse officialiteit vinden we slechts een sporadische verwijzing naar de stiel van de
beklaagde. Ik vond data over zes dienstmeiden, een soldaat en een landbouwer. Bij de
schepenen van de Keure werd er in meer dan de helft van de zaken melding gemaakt
van het metier van de beklaagde. Hier vielen allereerst de ambachten in de
textielnijverheid op. Gent was een belangrijke textielregio. Verkopers kwamen ook
geregeld voor. Door hun directe contact met klanten en de mogelijke winkelhulp waren
zij tevens een doelgroep waar overspel en concubinaat vaak kon voorkomen. De
militairen kwamen reeds bij de officialiteit aan bod, maar ook hier zijn ze
vertegenwoordigd. Dit was een mobiele groep die vaak voor lange tijd ver van huis
verbleef. Gescheiden van hun echtgenotes pleegden zij wel eens seksuele misdrijven.
Ook de dienstmeiden komen in de twee bronnen voor. Deze groep werd vaak door hun
werkgever seksueel uitgebuit, maar ook een vrijwillige relatie was mogelijk. Ten slotte
102
is er een advocaat. Deze levert het bewijs dat ook de hogere klasse veroordeeld werd
voor een rechtbank op beschuldiging van overspel of concubinaat. Het is
vanzelfsprekend dat deze delicten bij alle beroepsklassen voorkwamen, toch zijn de
beklaagden die ik vond voornamelijk uit de lage of middenklasse afkomstig. De
bronnen van de Gentse collocatiedossiers brengen geen beroepen aan het licht, maar wel
een beklaagde van adellijke geboorte. Hij werd op het verzoek van zijn familie
opgesloten in het klooster van de Alexianen, een typische adellijke locatie. Ook bij
Lawrence Stone wordt er een onderscheid gemaakt tussen de ‘gentlemanly sexual
behaviour’ en de ‘plebeian sexual behaviour’.115
5.3.3 De supplianten, getuigen en andere betrokkenen.
Om overspel en concubinaat aan te tonen moest men bewijzen vinden om de
beschuldigingen te staven. Deze bewijzen kwamen uit de getuigennissen en
verklaringen van personen uit de omgeving van de beklaagde. De omgeving van de
beschuldigde was dan ook van uiterst belang voor het onderzoek van de instellingen.
Alweer maakte De Brouwer bijna geen vermelding van getuigen.116
Bij de schepenbank van de Keure duiken er verschillende getuigen en andere
betrokkenen op. Allereerst zijn er de minnaars en minnaressen van de beklaagden. Zij
vormen de grootse groep en zijn natuurlijk getuigen van het eerste uur. Zonder hen was
er geen misdaad. De logieshouders waarbij de beklaagden hun rendez-vous hielden
waren ook belangrijke betrokkenen. Vaak werden buitenechtelijke relaties ook
buitenshuis gevoerd. Zo probeerden de misdadigers deze feiten te verbergen voor hun
directe omgeving. Die locaties waren vaak de huizen van kennissen of anderen die
Slechts
twee personen duiken op. Zowel de moeder als de verloofde van een beklaagde werden
met een boete bestraft omdat ze toelieten dat hun geliefde een seksueel delict beging.
Verder is er bijna steeds melding van de buitenechtelijke partner. Deze laatste werd
eveneens veroordeeld door de officialiteit. Ook duiken er vaak aanwijzingen op naar
bastaardkinderen. Het voorkomen van een onwettig kind was één van de beste
bewijzen die men kon vinden om overspel of concubinaat aan te tonen. In de helft van
de dossiers van de Gentse officialiteit is er sprake van bastaarden.
115 Stone, Lawrence. The family 116 De Brouwer, Jozef. De kerkelijke rechtspraak en haar evolutie in de bisdommen Antwerpen, Gent en Mechelen tussen 1570 en 1795. Tielt, Veys, 1972, 2 dln.
103
kamers verhuurden, maar ook bordelen speelden een belangrijke rol. Familie en
kennissen zijn veelvoorkomende getuigen. Zij waren op de hoogte van de burgerlijke
staat van de beklaagde en oordeelden wanneer een geliefde van het rechte pad afweek.
Door hun dagdagelijks contact met de beschuldigde waren zij het best op de hoogte van
hun reilen en zeilen. Ook werkgevers werden om die reden verhoord. Vroedvrouwen
komen ook enkele keren voor. Zij hadden de plicht om bij elke geboorte navraag te
doen naar de vader van het kind. Wanneer de echtgenoot niet vernoemd was of er geen
echtgenoot was, was er duidelijk sprake van overspel en concubinaat. De
bastaardkinderen zijn ook hier een ultiem bewijs van een buitenechtelijke relatie.
Bij de collocatiedossiers maak ik onderscheid tussen supplianten en getuigen.
Supplianten zijn de personen die een verzoek ter opsluiting indienen bij de schepenen
van de Keure. Zij bestaan vooral uit familie en kennissen. Wat nog meer opvalt is het
overwicht aan mannelijke supplianten. Slechts een twintig procent van alle supplianten
zijn vrouwen. Hieruit blijkt de achtergestelde positie van de vrouw ten opzichte van de
man. Onder getuigen verstaan we de personen die door hun verklaring bijdragen aan de
bewijslast van de beschuldigde. Ook hier komt familie aan bod, maar ook de pastoor
speelt hierin een belangrijke rol. Als herder van zijn volk moest hij immers over hen
waken.
5.4 De bestraffing.
5.4.1 De aard van de bestraffing.
Er zijn verschillende soorten straffen mogelijk om overspel en concubinaat te
vervolgen. In de bronnen van de kerkelijke rechtbank kwamen er zes differente
categorieën voor. De eerste zijn de lijf- en schandestraffen. Deze konden nog verder
onderverdeeld worden in geseling, verbanning en gevangenisstraf. Ten tweede zijn er
de vernederende straffen, welke door een combinatie van straffen verschillende
zwaarteniveaus kenden. De lichtste straf was publiek vergiffenis vragen aan de pastoor
en/of enkele getuigen. Deze kon verzwaard worden door het moeten aannemen van een
vernederende houding, bijvoorbeeld door geknield of speciaal voor de mannen,
blootshoofds en geknield te gaan zitten. Het meest vernederend was wanneer men
104
daarbovenop bespottelijke kledij moest dragen, meestal een wit hemd. Een derde soort
zijn de geestelijke of canonieke straffen. Zij houden in dat de beklaagde op bedevaart
moest, een kaars moest offeren in de kerk, te biecht en te communie moest gaan, het
bijwonen van de hoogmis en het sermoen of bepaalde gebeden bidden, zoals de
boetepsalmen, een rozenhoedje, Onze Vaders, Weesgegroetjes of de litanie van
O.L.Vrouw. Vaak werden er ook boetes opgelegd. Enerzijds zijn er de geldboetes en
de proceskosten, anderzijds kon men ook een boete in natura als straf ontvangen. Dit
laatste hield in dat de beklaagde twee zakken graan tot brood moest laten verwerken en
deze moest uitdelen onder de armen van de parochie. Men kon ook strafvermindering
bekomen. Na een genadeverzoek kon de straf milder worden of zelfs helemaal
kwijtgescholden worden. Tenslotte waren er nog zaken waarbij nog geen straf bekend
was. Dit was zo omdat het onderzoek nog gaande was of in geval van een scheiding
waarbij de uitspraak van de scheiding de “straf” was.
De schepenbank van de Keure kende ook een variëteit aan straffen. In de door
mij onderzochte procesdossiers kwamen voorbeelden van geseling voor, maar ook
verbanning en publieke tentoonstelling. De majoriteit van de straffen zijn echter
gevangenisstraffen. Een gevangenisstraf begon als een voorarrest. Dit nam plaats in de
stadsgevangenis nabij de rechtbank. Na een uitspraak werd de beklaagde overgeplaatst
naar de eigenlijke locatie van opsluiting. Het tuchthuis, de stadsgevangenissen en het
provinciaal correctiehuis werden voor deze functie gebruikt. Soms werd vermelding
gemaakt van een vroegere opsluiting. De locaties kwamen overeen met de eigenlijke
plaats van opsluiting. Ook instellingen uit andere steden, zoals Brugge en Calais en de
kerkers van de Gentse officialiteit deden hiervoor dienst. Tevens is er informatie over
de termijn en de kosten van de opsluiting. De termijn kon gaan van één dag tot zes jaar.
De beklaagde, de stad of een suppliant konden belast worden met de kosten van de
opsluiting en het proces.
Collocatie is door haar definitie reeds gelijk aan opsluiting. De “straf” die volgt
op een collocatieverzoek is bijgevolg steeds een gevangenisstraf. Wanneer men dacht
dat de beklaagde een gevaar voor zichzelf of zijn omgeving was, werden ze tijdens het
onderzoek reeds in voorlopige hechtenis genomen. In Gent waren er vier mogelijke
plaatsen die voor deze functie werden gebruikt, namelijk de stadsgevangenis, het
stedelijk tuchthuis, het klooster van de Alexianen en het weeshuis. Behalve het laatste
kwamen de drie andere locaties voor in mijn onderzoek. De eigenlijke opsluiting vond
plaats in het stedelijk tuchthuis, het klooster van de Alexianen en het provinciaal
105
correctiehuis. In vele gevallen kwam de plaats van het voorarrest overeen met de
eigenlijke plaats van opsluiting. Een derde van de beklaagden was tevens niet aan zijn
proefstuk toe. Zij hadden reeds eerder opgesloten gezeten. Dit gebeurde vooral op
andere plaatsen dan hun huidige straf. De Amigo was de enige Gentse instelling in het
lijstje. Verder waren er nog het tuchthuis van Brugge, het klooster van Froidmont, Sas
van Gent en het zedenhuis van Ieper. De termijn van de opsluiting was vaak bij
provisie bepaald, wat wil zeggen dat de beklaagde voor onbepaalde tijd werd
opgesloten. Daarnaast waren er straffen met een duur die opliep van tweeënhalf tot
vijftien jaar. Wanneer de drager van de kosten bekend is, kan ik onderscheid maken
tussen de stad en de suppliant. In de meeste gevallen was het de suppliant die hiervoor
in aanmerking kwam. Het was de suppliant die een verzoek indiende en zodoende ook
de gevolgen van zijn verzoek diende te dragen. De stad sprong bij wanneer de
beklaagde te arm was om de kosten te dragen.
5.4.2 Het doel van de bestraffing.
Zoals in De Brouwer zijn werk te lezen valt en in vele andere handboeken over
strafrecht waren er vier doelstellingen voor de strafbepaling.117
Een tweede doelstelling was het wegnemen van de ergernis. Door een opsluiting
kon men niet langer de buitenechtelijke partner zien. Ook een verbanning had hetzelfde
effect. Op deze manier hoopte de wettelijke macht de beklaagde ervan te weerhouden
de wetten te overtreden.
Allereerst wilde men
dat de beschuldigde zijn leven beterde. Dit was zowel bij de kerkelijke rechtbank, de
wereldlijke rechtbank als bij collocatie het geval. In al deze instellingen wordt er
melding gemaakt van vrijlating op belofte van beterschap. Het recidivisme bewijst
echter dat dit niet altijd lukte. De straffen waren dan ook eerder mild te noemen.
Wanneer men herviel in zijn oude slechte gewoonte kon men een zwaardere straf
verwachten, maar het was vooral een manier om hun fouten aan te tonen.
Straffen dienden ook ter afschrikking en als waarschuwing voor zowel de
beklaagde als de maatschappij. De lijf- en schandestraffen en de vernederende straffen
zijn hier het perfecte voorbeeld van. Door de veroordeelde exemplarisch tentoon te
stellen en de straf openbaar uit te voeren voor de gehele gemeenschap hoopten de
117 De Brouwer, Jozef. De kerkelijke rechtspraak en haar evolutie in de bisdommen Antwerpen, Gent en Mechelen tussen 1570 en 1795. Tielt, Veys, 1972, deel 1, pp. 263-268.
106
verschillende instellingen een boodschap mee te geven aan hun publiek. Op deze
manier toonden ze wat er gebeurde wanneer men van het rechte pad afweek.
De vierde en laatste doelstelling was het beschermen van de gemeenschap. Door
de criminelen van de straat te halen en ze op te sluiten of te verbannen werd het een
veiligere omgeving voor de rest van de bevolking. De supplianten uit de
collocatiedossiers dienden hun verzoek om eenzelfde reden in. Niet alleen
beschermden ze op deze manier de beklaagde ervan verdere delicten te begaan, maar
ook de omgeving werd hierdoor beschermd. Daarenboven was het ook een manier om
hun eigen reputatie van schade en schande te behoeden.
5.4.3 De evolutie in de bestraffing.
Er is een duidelijke evolutie te bemerken in de bestraffing. De typisch Middeleeuws
aandoende straffen zoals lijfstraffen en vernederende straffen kwamen in de zeventiende
eeuw nog veel voor. Maar ook de achttiende eeuw kende nog een ruime variatie aan dit
soort straffen. Wel werden deze straffen milder en verdwenen ze langzamerhand uit het
beeld. Bij de kerkelijke rechtbank merken we dat er in de achttiende eeuw veel meer
straffen bijkwamen, waarvan nog geen sporen te bekennen vielen in de zeventiende-
eeuwse zaken die ik onderzocht. Zo waren er de canonieke straffen, geseling,
gevangenisstraf en ook boetes in natura deden hun opmars. De belangrijkste was echter
de gevangenisstraf. Dit was een typische achttiende-eeuwse straf. Voor die periode
werd een opsluiting vooral gebruikt voor een zeer korte termijn of tijdens het onderzoek
van een gerechtelijke instelling. In de achttiende eeuw begon men met de uitbouw van
het gevangeniswezen. Speciale instellingen werden gebouwd die toestonden de
veroordeelden voor een langere termijn op te sluiten.
Ook bij de collocatiedossiers is er een evolutie in de bestraffing te herkennen.
Terwijl in het begin van de zeventiende eeuw alle gecolloqueerden op eenzelfde plaats
werden opgesloten, zien we meer en meer gespecialiseerde opvangtehuizen opkomen.
In Amsterdam zijn er de verbeterhuizen, voor de hogere klasse.118
118 Spierenburg, P. “Opsluiting op verzoek.” In: Spiegel Historiael, 9 (1981), p. 460-461.
Maar ook in Gent is
er specialisatie. Het stedelijk tuchthuis wordt bijvoorbeeld vanaf 1775 omgevormd tot
zuiver krankzinnigengesticht. In 1781 is de transformatie compleet. Dit heeft gevolgen
voor mijn onderzoek. In de laatste periode van deze studie, 1775-1784, valt op dat het
107
belang van het stedelijk tuchthuis verminderde ten voordele van het provinciaal
correctiehuis. Deze laatste werd in 1773 geopend om de gecolloqueerden op te vangen.
Ook bij de duur van de collocatie is er een evolutie te herkennen. Na 1770 werd deze
termijn langer dan in de periode ervoor.119
Er kwamen zelfs extreme straffen voor van
tien jaar en langer.
5.5 Besluit.
In deze licentiaatverhandeling heb ik een beeld proberen schetsen van overspel en
concubinaat in Gent tijdens de zeventiende en achttiende eeuw. Uit vele bronnen die
toegang verlenen om deze misdaden te onderzoeken, heb ik gekozen voor de bronnen
van de Gentse officialiteit, de procesdossiers van de schepenbank van de Keure van
Gent en de Gentse collocatiedossiers. Door de keuze van deze bronnen onderzocht ik
enkel de vervolgde misdaad aan de hand van welbepaalde steekproeven.
Deze studie geeft een visie op deze fenomenen in het verleden. Door middel van
een analyse van de bronnen kon ik informatie verzamelen over de werking van de
instellingen die deze misdrijven vervolgden. Maar bovenal kwamen de beklaagden op
de voorgrond. Zo werd duidelijk dat overspel en concubinaat bij beide geslachten, op
alle leeftijden en in elke klasse voorkwamen. Ook wilde ik het belang van hun
omgeving aantonen. Niet enkel reageerden zij op de misdrijven van de beklaagden, zij
waren de belangrijkste factor in het bewijzen van de delicten.
Tenslotte wilde ik ook een beeld schetsen van de bestraffing van overspel en
concubinaat. De meest uiteenlopende straffen kwamen aan bod en gaven een inzicht in
de doelstelling en de evolutie ervan. Rekening houdende met deze feiten, heb ik een
beeld geschetst van deze misdaden.
Vele personen die zich schuldig maakten aan overspel en concubinaat zijn nooit
voor de rechter verschenen of werden niet op verzoek van hun familie en/of kennissen
opgesloten. De besluiten zijn dan ook steeds voor discussie vatbaar. Wanneer men nog
maar andere steekproeven kiest, laat staan andere bronnen, kan er reeds een alternatief
119 Van Waeijenberge, Frédéric. Collocatie te Gent, 1750-1779. Gent (onuitgegeven licentiaatverhandeling Universiteit Gent), 1994, p. 106-107. (promotor: H. Soly).
108
beeld te voorschijn komen. Deze licentiaatverhandeling belicht dan ook maar een tipje
van de sluier. Verder en uitgebreider onderzoek is wenselijk en noodzakelijk.
111
Bijlage officialiteit Gent: voorbeeldfiche. Archiefnr.: Periode steekproef: Misdaad: Naam X Naam Y Burgerlijke staat: Burgerlijke staat: Plaats afkomst: Plaats afkomst: Filiatie: Filiatie: Leeftijd: Leeftijd: Beroep: Beroep: Extra: Extra: Kind of in verwachting: Straf X: Straf Y:
112
Bijlage officialiteit Gent: fiche 1. Archiefnr.: G.R.8.1623 Periode steekproef: 1620-26 Misdaad: Overspel door man Jacobus Malpaert ? Burgerlijke staat: gehuwd Burgerlijke staat: Plaats afkomst: Plaats afkomst: Filiatie: Filiatie: Leeftijd: Leeftijd: Beroep: Beroep: Extra: Extra: Kind of in verwachting: Straf X: Boete 60 pond par. Straf Y:
113
Bijlage officialiteit Gent: fiche 2. Archiefnr.: G.R.1623-1624 Periode steekproef: 1620-26 Misdaad: overspel door man Joannes de Schrijver Maria Yserbijt Burgerlijke staat: gehuwd Burgerlijke staat: Plaats afkomst: Plaats afkomst: Filiatie: Filiatie: Leeftijd: Leeftijd: Beroep: Beroep: Extra: Extra: Kind of in verwachting: Straf X: Aanhouding Straf Y:
114
Bijlage officialiteit Gent: fiche 3. Archiefnr.: G.R.1623-1624 Periode steekproef: 1620-26 Misdaad: overspelig concubinaat Jacobus Minnoiet Barbara Bruylmans Burgerlijke staat: gehuwd Burgerlijke staat: Plaats afkomst: Plaats afkomst: Filiatie: Filiatie: Leeftijd: Leeftijd: Beroep: Beroep: Extra: Extra: Kind of in verwachting: Straf X: Publieke straf Verbanning uit bisdom Straf Y: Publieke straf Verbanning uit bisdom
115
Bijlage officialiteit Gent: fiche 4. Archiefnr.: G.R.1623-1624 Periode steekproef: 1620-26 Misdaad: overspelig concubinaat Joannes de Wever jong meisje Burgerlijke staat: Burgerlijke staat: Plaats afkomst: Langzweerde Plaats afkomst: Filiatie: Filiatie: Leeftijd: Leeftijd: Beroep: Beroep: Extra: Extra: Kind of in verwachting: Straf X: Onderzoek Straf Y:
116
Bijlage officialiteit Gent: fiche 5. Archiefnr.: G.R.10.6.1624 Periode steekproef: 1620-26 Misdaad: concubinaat Anna Stevens Petrus Lammens Burgerlijke staat: verloofd (Matthias Capelman) Burgerlijke staat: Plaats afkomst: Assenede Plaats afkomst: Filiatie: Filiatie: Leeftijd: Leeftijd: Beroep: Beroep: Extra: Extra: schaking, concubinaat, huwelijk Kind of in verwachting: Straf X: Boete 15 pond par. Straf Y: Straf Matthias Capelman: Boete 6 pond par.
117
Bijlage officialiteit Gent: fiche 6. Archiefnr.: G.R.29.4.1624 Periode steekproef: 1620-26 Misdaad: concubinaat N. de Cock Balduinus Pijpe Burgerlijke staat: Burgerlijke staat: Plaats afkomst: Gent Plaats afkomst: Filiatie: filia Balduinus Filiatie: Leeftijd: Leeftijd: Beroep: Beroep: Extra: Extra: Kind of in verwachting: Straf X: 4 pond par. Straf Y: 5 pond par. Straf weduwe Balduinus de Cock, moeder van N. de Cock: 8 pond par. (omdat ze het toeliet)
118
Bijlage officialiteit Gent: fiche 7. Archiefnr.: G.R.10.6.1624 Periode steekproef: 1620-26 Misdaad: concubinaat Anna van Ackere Joannes van Damme Burgerlijke staat: Burgerlijke staat: Plaats afkomst: Plaats afkomst: Filiatie: Filiatie: Leeftijd: Leeftijd: Beroep: Beroep: Extra: Extra: Kind of in verwachting: Straf X: 6 pond par. Straf Y:
119
Bijlage officialiteit Gent: fiche 8. Archiefnr.: G.V.1652 Periode steekproef: 1650-56 Misdaad: overspel door vrouw Maria de Thuart of Towarts Joannes-Baptist Thiriot Burgerlijke staat: gehuwd (Nicolaas van Burgerlijke staat: Woestenrade, heer van Soiron) Plaats afkomst: Plaats afkomst: Filiatie: Filiatie: Leeftijd: Leeftijd: Beroep: Beroep: Extra: Extra: Kind of in verwachting: Straf X: Straf Y: Nicolaas verkrijgt scheiding op basis van het overspel van zijn echtgenote met Thiriot.
120
Bijlage officialiteit Gent: fiche 9. Archiefnr.: G.V.1686, G.B.11.3.1686 Periode steekproef: 1680-86 Misdaad: concubinaat Judoca de Meijere Gerardus Coppens Burgerlijke staat: wed. Melchior van Hee Burgerlijke staat: ongehuwd Plaats afkomst: Aartsele Plaats afkomst: Aartsele Filiatie: Filiatie: Leeftijd: Leeftijd: Beroep: Beroep: Extra: Extra: Kind of in verwachting: kind Straf X: Straf Y: Gedaagd
121
Bijlage officialiteit Gent: fiche 10. Archiefnr.: G.B.5.11.1684 Periode steekproef: 1680-86 Misdaad: concubinaat Petronella Baillus Lieven de Somere Burgerlijke staat: Burgerlijke staat: Plaats afkomst: Gent Plaats afkomst: Filiatie: Filiatie: Leeftijd: Leeftijd: Beroep: Beroep: Extra: Extra: Kind of in verwachting: Elkaar niet meer zien, maar werd niet opgevolgd Straf X: Gedaagd, maar verstek gelaten Straf Y: aanhouding
122
Bijlage officialiteit Gent: fiche 11. Archiefnr.: G.R.1715-1718 Periode steekproef: 1715-24 Misdaad: overspel door man en vrouw Joannes Maenhout Catharina Gergat Burgerlijke staat: gehuwd Burgerlijke staat: gehuwd (Martinus Verstraeten) Plaats afkomst: Plaats afkomst: Filiatie: Filiatie: Leeftijd: Leeftijd: Beroep: Beroep: Extra: beroep te Mechelen Extra: Kind of in verwachting: Straf X: Proceskost 30 pond 8 s. par. Straf Y: Proceskost 23 pond 6s. par.
123
Bijlage officialiteit Gent: fiche 12. Archiefnr.: G.R.1713-1715 Periode steekproef: 1715-24 Misdaad: overspel door man Carolus Pattijn Maria la Rou Burgerlijke staat: gehuwd Burgerlijke staat: Plaats afkomst: St.-Jacobs Gent Plaats afkomst: Filiatie: Filiatie: Leeftijd: Leeftijd: Beroep: Beroep: Extra: Extra: gevlucht naar Holland Kind of in verwachting: Straf X: Proceskost 68 pond 18 s. par. Straf Y: Proceskost 77 pond 6s. par.
124
Bijlage officialiteit Gent: fiche 13. Archiefnr.: G.R.1715-1718 Periode steekproef: 1715-24 Misdaad: overspel door man Joannes Bijgodt ? Burgerlijke staat: gehuwd Burgerlijke staat: Plaats afkomst: Gent Plaats afkomst: Filiatie: Filiatie: Leeftijd: Leeftijd: Beroep: Beroep: Extra: Extra: Kind of in verwachting: Straf X: Proceskost 16 pond 15 s. par. Straf Y:
125
Bijlage officialiteit Gent: fiche 14. Archiefnr.: G.R.1715-1718 Periode steekproef: 1715-24 Misdaad: overspel door man Joannes Simoens Joanna Botterman Burgerlijke staat: gehuwd Burgerlijke staat: Plaats afkomst: Gent Plaats afkomst: Filiatie: Filiatie: Leeftijd: Leeftijd: Beroep: Beroep: Extra: Extra: Kind of in verwachting: Straf X: Proceskost 50 pond 1 s. par. Straf Y: Proceskost 31 pond par.
126
Bijlage officialiteit Gent: fiche 15. Archiefnr.: G.B.29.10.1716, G.B.4.11.1716, G.R.1715-1718 Periode steekproef: 1715-24 Misdaad: concubinaat Jacobus Arnaut Maria Bruijnswijck Burgerlijke staat: gehuwd (Joanna van Luilo) Burgerlijke staat: Plaats afkomst: Plaats afkomst: Filiatie: Filiatie: Leeftijd: Leeftijd: Beroep: soldaat in Holland Beroep: Extra: protestants huwelijk Extra: schaking naar Kaprijke Kind of in verwachting: in verwachting Straf X: Voor hof in wit hemd geknield, met kaars in hand vergiffenis vragen 3 weken gevangenis op brood en water Generale biecht en communie Contactverbod, bij herval geseling Proceskost 31 pond 8 s. par. Straf Y: 8 dagen gevangenis op water en brood Generale biecht en communie 3 keer kruisweg naar Akkergem, bij elke statie Gods barmhartigheid afsmeken Contactverbod, bij herval geseling Proceskost 33 pond par.
127
Bijlage officialiteit Gent: fiche 16. Archiefnr.: G.19b.7.12.1764 Periode steekproef: 1755-64 Misdaad: overspel door man Joanna Dammans ? Burgerlijke staat: ongehuwd Burgerlijke staat: gehuwd Plaats afkomst: Grammene Plaats afkomst: Filiatie: Filiatie: Leeftijd: Leeftijd: Beroep: meid bij Y Beroep: Extra: Extra: Kind of in verwachting: kind Straf X: Aan pastoor en 2 getuigen geknield vergiffenis vragen Generale biecht en communie 1 jaar elke zon- en feestdag hoogmis en sermoen Straf Y:
128
Bijlage officialiteit Gent: fiche 17. Archiefnr.: G.19b.7.12.1764 Periode steekproef: 1755-64 Misdaad: overspel door man Henricus Meuleneire Magdalena Braelelere Burgerlijke staat: gehuwd Burgerlijke staat: ongehuwd Plaats afkomst: St.-Baafs Gent Plaats afkomst: Filiatie: Filiatie: Leeftijd: Leeftijd: Beroep: Beroep: Extra: Extra: Kind of in verwachting: kind Straf X: Aan pastoor en 2 getuigen geknield en blootshoofds vergiffenis vragen Generale biecht en communie Proceskost Straf Y: Aan pastoor en 2 getuigen geknield vergiffenis vragen Generale biecht en communie Proceskost
129
Bijlage officialiteit Gent: fiche 18. Archiefnr.: G.R.1771-1772, G.19b.9.11.1764 Periode steekproef: 1755-64 Misdaad: overspel door man Egidius de Vi(j)lder Joanna-Maria Ribbens Burgerlijke staat: gehuwd Burgerlijke staat: ongehuwd Plaats afkomst: Hamme Plaats afkomst: Filiatie: Filiatie: Leeftijd: Leeftijd: Beroep: Beroep: meid van X Extra: Extra: Kind of in verwachting: kind Straf X: Aan pastoor en 2 getuigen geknield en blootshoofds vergiffenis vragen Generale biecht en communie 2 zakken tot brood gebakken graan bedelen aan de armen Proceskost 12 pond 4 s. par. Straf Y:
130
Bijlage officialiteit Gent: fiche 19. Archiefnr.: G.19b.28.9.1764 Periode steekproef: 1755-64 Misdaad: overspel door man Marie-Anne Cnudde ? Burgerlijke staat: ongehuwd Burgerlijke staat: gehuwd Plaats afkomst: Petegem-Deinze Plaats afkomst: Filiatie: Filiatie: Leeftijd: Leeftijd: Beroep: Beroep: Extra: Extra: Kind of in verwachting: Straf X: Voor hof geknield vergiffenis vragen Generale biecht en communie 1jaar elke zon- en feestdag hoogmis en sermoen Maandelijks biecht en communie Straf Y:
131
Bijlage officialiteit Gent: fiche 20. Archiefnr.: G.19b.27.9.1764 Periode steekproef: 1755-64 Misdaad: overspel door man Agnes Kesels ? Burgerlijke staat: ongehuwd Burgerlijke staat: gehuwd Plaats afkomst: Boekhoute Plaats afkomst: Filiatie: Filiatie: Leeftijd: Leeftijd: Beroep: meid van Y Beroep: Extra: Extra: Kind of in verwachting: in verwachting Straf X: Volgende zondag, half uur voor hoogmis voor kerkingang geknield en met kaars (0,5 pond) vergiffenis vragen aan voorbijgangers Kaars offeren in mis Aan pastoor vergiffenis vragen 1jaar elke zon- en feestdag hoogmis en sermoen Maandelijks biecht en communie Straf Y:
132
Bijlage officialiteit Gent: fiche 21. Archiefnr.: G.19b.27.9.1764 Periode steekproef: 1755-64 Misdaad: overspel door man Jacobus Pomaert Constantia de Coninck Burgerlijke staat: gehuwd Burgerlijke staat: Plaats afkomst: Heurne Plaats afkomst: Eine Filiatie: Filiatie: Leeftijd: Leeftijd: Beroep: Beroep: Extra: Extra: Kind of in verwachting: kind (°28.12.1763) Straf X: Binnen 8 dagen aan pastoor en 3 getuigen geknield en blootshoofds vergiffenis vragen Generale biecht en communie 1 jaar elke zon- en feestdag hoogmis en sermoen Maandelijks biecht en communie Proceskost Straf Y: Binnen 8 dagen aan pastoor en 3 getuigen geknield vergiffenis vragen Generale biecht en communie 1 jaar elke zon- en feestdag hoogmis en sermoen Maandelijks biecht en communie Proceskost
133
Bijlage officialiteit Gent: fiche 22. Archiefnr.: G.19b.27.9.1764 Periode steekproef: 1755-64 Misdaad: overspel door man Catharina Ghijselinck ? Burgerlijke staat: ongehuwd Burgerlijke staat: gehuwd Plaats afkomst: Gavere Plaats afkomst: Filiatie: Filiatie: Leeftijd: Leeftijd: Beroep: Beroep: Extra: Extra: Kind of in verwachting: kind Straf X: Volgende zondag, half uur voor hoogmis, voor kerk geknield en met kaars (0,5 pond) in hand vergiffenis vragen aan voorbijgangers Kaars offeren in mis 1 jaar elke zon- en feestdag hoogmis en sermoen Maandelijks biecht en communie Straf Y:
134
Bijlage officialiteit Gent: fiche 23. Archiefnr.: G.19b.12.7.1764 Periode steekproef: 1755-64 Misdaad: overspel door man Jo. Baptist Meersman ? Burgerlijke staat: gehuwd Burgerlijke staat: Plaats afkomst: Bazel Plaats afkomst: Filiatie: Filiatie: Leeftijd: Leeftijd: Beroep: Beroep: Extra: Extra: Kind of in verwachting: Straf X: Binnen 8 dagen aan pastoor en 2 getuigen geknield en blootshoofds vergiffenis vragen en beterschap beloven 2 zakken graan tot brood gebakken door pastoor aan armen laten verdelen Generale biecht en communie 1 jaar elke zon- en feestdag hoogmis en sermoen Straf Y:
135
Bijlage officialiteit Gent: fiche 24. Archiefnr.: G.R.1754-1757 Periode steekproef: 1755-64 Misdaad: overspel door man Josephus d’ Hossche Anna-Maria-Judoca Huysse Burgerlijke staat: gehuwd Burgerlijke staat: ongehuwd Plaats afkomst: Drongen Plaats afkomst: Drongen Filiatie: Filiatie: Leeftijd: Leeftijd: Beroep: Beroep: Extra: Extra: Kind of in verwachting: Straf X: Proceskost 37 pond 7 s. par. Straf Y: Proceskost 30 pond 1 s. par.
136
Bijlage officialiteit Gent: fiche 25. Archiefnr.: G.R.1754-1757 Periode steekproef: 1755-64 Misdaad: overspel door man Jacobus Fijn Anna de Vreese Burgerlijke staat: gehuwd Burgerlijke staat: ongehuwd Plaats afkomst: St.-Michiels Gent Plaats afkomst: St.-Jacobs Gent Filiatie: Filiatie: Leeftijd: Leeftijd: Beroep: Beroep: Extra: Extra: Kind of in verwachting: Straf X: Boete 45 pond 9 s. par. Straf Y: Boete 14 pond 18 s. par.
137
Bijlage officialiteit Gent: fiche 26. Archiefnr.: G.R.1754-1757 Periode steekproef: 1755-64 Misdaad: overspel door man Jacobus Bracke Maria-Theresia Simoens Burgerlijke staat: gehuwd Burgerlijke staat: ongehuwd Plaats afkomst: Tielt Plaats afkomst: Filiatie: Filiatie: Leeftijd: Leeftijd: Beroep: Beroep: Extra: Extra: Brigitta Windele Burgerlijke staat: ongehuwd Plaats afkomst: Filiatie: Leeftijd: Beroep: Extra: Kind of in verwachting: Straf X: Proceskost 18 pond 19 s. par. Straf Y1: Proceskost 37 pond 7 s. par. Straf Y2: Proceskost 30 pond 1 s. par.
138
Bijlage officialiteit Gent: fiche 27. Archiefnr.: G.19b.14.11.1764 Periode steekproef: 1755-64 Misdaad: overspel door vrouw Maria Fiseur jongeling Burgerlijke staat: gehuwd Burgerlijke staat: Plaats afkomst: St.-Baafs Gent Plaats afkomst: Filiatie: Filiatie: Leeftijd: Leeftijd: Beroep: Beroep: Extra: Extra: Kind of in verwachting: kind (24.4.1764) Straf X: Voor hof in publieke audiëntie met kaars (0,5 pond) geknield vergiffenis vragen 3 dagen gevangenis op water en brood Generale biecht en communie 1 jaar maandelijks biecht en communie Straf Y:
139
Bijlage officialiteit Gent: fiche 28. Archiefnr.: G.19b.27.9.1764, ib.4.12.1765 Periode steekproef: 1755-64 Misdaad: overspel door vrouw Joanna Spitael ? Burgerlijke staat: gehuwd Burgerlijke staat: ongehuwd Plaats afkomst: Hamme Plaats afkomst: Filiatie: Filiatie: Leeftijd: Leeftijd: Beroep: Beroep: Extra: Extra: Kind of in verwachting: kind (27.4.1763) Straf X: Volgende zondag, half uur voor hoogmis, voor kerk, geknield en met kaars (0,5 pond) in hand vergiffenis vragen aan voorbijgangers Kaars offeren in mis en aan pastoor vergiffenis vragen 1 jaar elke zon- en feestdag hoogmis en sermoen Maandelijks biecht en communie Straf Y: Joanna Spitael pleegt opnieuw overspel en krijgt hieruit nog een kind Straf: Zelfde vernederende straf Aan pastoor en 2 getuigen vergiffenis vragen
140
Bijlage officialiteit Gent: fiche 29. Archiefnr.: G.19b.4.11.1764 Periode steekproef: 1755-64 Misdaad: overspelig incest Albertine Madou ? Burgerlijke staat: ongehuwd Burgerlijke staat: gehuwd Plaats afkomst: Huize Plaats afkomst: Filiatie: Filiatie: Leeftijd: Leeftijd: Beroep: Beroep: Extra: Extra: Kind of in verwachting: kind Straf X: 3 weken bisschoppelijke gevangenis (om de twee dagen vasten op water en brood) Voor hof geknield en met kaars (0,5 pond) in hand vergiffenis vragen Aan pastoor en 3 getuigen geknield vergiffenis vragen 1 jaar elke zon- en feestdag hoogmis en sermoen Maandelijks biecht en communie Straf Y:
141
Bijlage officialiteit Gent: fiche 30. Archiefnr.: G.B. 1764 Periode steekproef: 1755-64 Misdaad: overspelig incest, gedurende 14 jaar Adriaen Waeyenberghe Joanna de Rijcke Burgerlijke staat: gehuwd Burgerlijke staat: Plaats afkomst: Oostakker Plaats afkomst: Filiatie: filius Lucas Filiatie: Leeftijd: 63 jaar Leeftijd: Beroep: Beroep: Extra: Extra: stiefdochter X Kind of in verwachting: zes kinderen (allen ten vondeling gelegd) Straf X: Veroordeling voor schepenbank St.-Baafs In wit hemd, met roedenkrans, kaars (3 pond), op blote voeten en blootshoofds met luide stem vergiffenis vragen aan vierschaar en in St.-Amandskapel buiten Dampoort Op schavot met scherpe roeden geseling tot lopende bloede 20 jaar verbanning uit Majesteits landen Proceskost Straf Y: Veroordeling voor schepenbank St.-Baafs In wit hemd, met roedenkrans, kaars (3 pond), op blote voeten en blootshoofds met luide stem vergiffenis vragen aan vierschaar en in St.-Amandskapel buiten Dampoort Op schavot met scherpe roeden geseling tot lopende bloede 15 jaar verbanning uit Majesteits landen Proceskost
142
Bijlage officialiteit Gent: fiche 31. Archiefnr.: G.B.22.12.1757, G.B.7.1.1758 Periode steekproef: 1755-64 Misdaad: overspelig concubinaat Ida-Christina van Marsenil Gulielmus Dysem Burgerlijke staat: gehuwd (Melchior Jacobus Burgerlijke staat: Masure) Plaats afkomst: Plaats afkomst: Filiatie: Filiatie: Leeftijd: Leeftijd: Beroep: Beroep: Extra: Extra: Kind of in verwachting: Straf X: Voor hof in wit hemd, roeden op de rug, kaars (1 pond), geknield vergiffenis vragen 14 dagen gevangenis Generale biecht en communie Publicatie vonnis in kathedraal Proces- en gevangeniskosten Straf Y: Ze vraagt genade, maar bekomt enkel het wegvallen van de publicatie
143
Bijlage officialiteit Gent: fiche 32. Archiefnr.: G.19b.2.7.1783 Periode steekproef: 1775-84 Misdaad: overspel door man Joannes van Hulle Isabelle de Meije Burgerlijke staat: gehuwd Burgerlijke staat: Plaats afkomst:Vinkt Plaats afkomst: Filiatie: Filiatie: Leeftijd: Leeftijd: Beroep: Beroep: meid X Extra: Extra: Kind of in verwachting: kind Straf X: Voor pastoor en 3 of 4 getuigen geknield en blootshoofds vergiffenis vragen Generale biecht en communie 1 jaar elke zon- en feestdag hoogmis en sermoen Biecht op O.L.V.-Hemelvaart Bedevaart naar O.L.V. te Nazareth (communie, 5 Onze Vaders, 5 Weesgegroetjes) Straf Y: Voor pastoor en 3 of 4 getuigen geknield vergiffenis vragen Generale biecht en communie Wekelijks 2 rozenhoedjes Om de 2 maand biecht en communie Maandelijks hoogmis en sermoen
144
Bijlage officialiteit Gent: fiche 33. Archiefnr.: G.19b.9.4.1783 Periode steekproef: 1775-84 Misdaad: overspel door man Joanna-Catharina Vlaminck Livinus Claus Burgerlijke staat: ongehuwd Burgerlijke staat: gehuwd Plaats afkomst:Nazareth Plaats afkomst: Nazareth Filiatie: Filiatie: Leeftijd: Leeftijd: Beroep: Beroep: Extra: Extra: Kind of in verwachting: kind Straf X: Voor hof geknield vergiffenis vragen Generale biecht en communie Dagelijks 5 Onze Vaders en 5 Weesgegroetjes Elke zondag een rozenhoedje Proceskost Straf Y: Generale biecht en communie Voor pastoor en 3 of 4 getuigen blootshoofds en geknield vergiffenis vragen 6 maand elke zon- en feestdag hoogmis en sermoen Biecht op H. Sacramentsdag en O.L.V.-Hemelvaart Proceskost
145
Bijlage officialiteit Gent: fiche 34. Archiefnr.: G.19b.15.7.1778 Periode steekproef: 1775-84 Misdaad: overspel door man Joanna-Maria de Witte ? Burgerlijke staat: ongehuwd Burgerlijke staat: gehuwd Plaats afkomst:Belsele Plaats afkomst: Filiatie: Filiatie: Leeftijd: Leeftijd: Beroep: Beroep: Extra: Extra: Kind of in verwachting: kind Straf X: Straf Y: Generale biecht en communie Voor pastoor en 2 getuigen geknield vergiffenis vragen
146
Bijlage officialiteit Gent: fiche 35. Archiefnr.: G.19b.11.5.1778 Periode steekproef: 1775-84 Misdaad: overspel door man Judocus van Loo Brigitta van de Genechte Burgerlijke staat: gehuwd Burgerlijke staat: ongehuwd Plaats afkomst: Vinkt Plaats afkomst: Deinze Filiatie: Filiatie: Leeftijd: Leeftijd: Beroep: Beroep: Extra: dronken toestand Extra: Kind of in verwachting: Straf X: Voor pastoor van Vinkt en 2 getuigen geknield en blootshoofds vergiffenis vragen Generale biecht en communie Proceskost Straf Y: Voor pastoor van Vinkt en 2 getuigen geknield vergiffenis vragen Generale biecht en communie Proceskost
147
Bijlage officialiteit Gent: fiche 36. Archiefnr.: G.19b.16.7.1777 Periode steekproef: 1775-84 Misdaad: overspel door man Adrianus Pauwels ? Burgerlijke staat: gehuwd Burgerlijke staat: ongehuwd Plaats afkomst: Wakken Plaats afkomst: Izegem Filiatie: Filiatie: Leeftijd: Leeftijd: Beroep: Beroep: Extra: Extra: Kind of in verwachting: in verwachting Straf X: Voor pastoor en 2 getuigen geknield en blootshoofds vergiffenis vragen Generale biecht en communie 6 maand elke eerste zondag biecht en communie Straf Y: Naar Izegem verbannen
148
Bijlage officialiteit Gent: fiche 37. Archiefnr.: G.19b.4.6.1777 Periode steekproef: 1775-84 Misdaad: overspel door man Jacobus Herman ? Burgerlijke staat: gehuwd Burgerlijke staat: Plaats afkomst: Dentergem Plaats afkomst: Filiatie: Filiatie: Leeftijd: Leeftijd: Beroep: Beroep: meid X Extra: Extra: Kind of in verwachting: kind Straf X: Voor pastoor en 2 getuigen geknield en blootshoofds vergiffenis vragen Generale biecht en communie 6 maand elke eerste zondag biecht en communie Straf Y:
149
Bijlage officialiteit Gent: fiche 38. Archiefnr.: G.19b.2.3.1775 Periode steekproef: 1775-84 Misdaad: overspel door man Cecilia Bauwens ? Burgerlijke staat: ongehuwd Burgerlijke staat: gehuwd Plaats afkomst: Elsegem Plaats afkomst: Filiatie: Filiatie: Leeftijd: 18 jr. Leeftijd: Beroep: meid Y Beroep: Extra: Extra: Kind of in verwachting: kind Straf X: Voor pastoor en 2 getuigen geknield vergiffenis vragen Generale biecht en communie Straf Y:
150
Bijlage officialiteit Gent: fiche 39. Archiefnr.: G.19b.9.8 en 4.10.1775 Periode steekproef: 1775-84 Misdaad: overspel door vrouw Franciscus Goemare Lucia Cornelis Burgerlijke staat: Burgerlijke staat: gehuwd (Joannes Vasterhaegen) Plaats afkomst: Drongen Plaats afkomst: Baarle Filiatie: Filiatie: Leeftijd: Leeftijd: Beroep: Beroep: Extra: Extra: Kind of in verwachting: kind Straf X: Voor pastoor en 2 getuigen geknield en blootshoofds vergiffenis vragen Generale biecht en communie Proceskost Straf Y: Voor pastoor en 2 getuigen geknield vergiffenis vragen Generale biecht en communie Proceskost
151
Bijlage officialiteit Gent: fiche 40. Archiefnr.: G.19b.30.12.1779 en 1.2.1780 Periode steekproef: 1775-84 Misdaad: overspelig incest Pieter Bruggeman Joanna Standaert Burgerlijke staat: weduwnaar Burgerlijke staat: Plaats afkomst: Lochristi Plaats afkomst: Filiatie: Filiatie: filia Martinus Leeftijd: 53 jr. Leeftijd: Beroep: landbouwer Beroep: Extra: Extra: stiefdochter X Kind of in verwachting: Zij hebben in het hof opgesloten gezeten, straf ontvangen, maar contactverbod niet nagekomen Straf X: 6 jaar opsluiting en werken in provinciaal correctiehuis te Gent Straf Y: 4 jaar opsluiting en werken in provinciaal correctiehuis te Gent
152
Bijlage officialiteit Gent: fiche 41. Archiefnr.: G.19b.9.9.1778 Periode steekproef: 1775-84 Misdaad: overspelig incest Joannes Franciscus de Joncker Isabelle Cocket Burgerlijke staat: gehuwd (Maria Catharina Burgerlijke staat: Cocket) Plaats afkomst: Wortegem Plaats afkomst: Filiatie: Filiatie: Leeftijd: Leeftijd: Beroep: Beroep: Extra: Extra: zus Maria Catharina Kind of in verwachting: kind Straf X: Aan pastoor van Waregem en 3 getuigen geknield en blootshoofds vergiffenis vragen Generale biecht en communie 1 jaar elke zon- en feestdag hoogmis en sermoen Elke eerste zondag biecht en communie Proceskost Straf Y: Aan pastoor van Waregem en 3 getuigen geknield vergiffenis vragen Generale biecht en communie 1 jaar elke zon- en feestdag hoogmis en sermoen Elke eerste zondag biecht en communie Proceskost
153
Bijlage officialiteit Gent: fiche 42. Archiefnr.: G.19b.23.4.1783 Periode steekproef: 1775-84 Misdaad: concubinaat Petrtonilla Gaelens Bernardus Dierick Burgerlijke staat: ongehuwd Burgerlijke staat: ongehuwd Plaats afkomst: Sleidinge Plaats afkomst: Sleidinge Filiatie: Filiatie: Leeftijd: Leeftijd: Beroep: Beroep: Extra: Extra: Kind of in verwachting: Straf X: Voor publiek consistorie vergiffenis vragen Biecht en communie op Pinksteren, O.L.V.-Hemelvaart en Allerheiligen Maandelijks rozenhoedje tot eind oktober Proceskost Straf Y: Voor publiek consistorie vergiffenis vragen Biecht en communie op Pinksteren Maandelijks rozenhoedje tot eind oktober en 7 boetepsalmen tot Pinksteren Proceskost
154
Bijlage officialiteit Gent: fiche 43. Archiefnr.: G.14b.21.1.1784 Periode steekproef: 1775-84 Misdaad: concubinaat Joannes Raes Joanna van Hecke Burgerlijke staat: ongehuwd Burgerlijke staat: ongehuwd Plaats afkomst: Wachtebeke Plaats afkomst: Filiatie: Filiatie: Leeftijd: Leeftijd: Beroep: Beroep: Extra: Extra: bloedverwant 2e of 3e graad geen dispensatie Kind of in verwachting: kind Straf X: Generale biecht en communie 1 jaar elke zon- en feestdag hoogmis en sermoen Aan pastoor en 3 of 4 getuigen blootshoofds en geknield vergiffenis vragen Wekelijks tot Pasen litanie van O.L.V. Straf Y: Generale biecht en communie
156
Bijlage procesdossiers van de schepenbank van de Keure: voorbeeldfiche. S.A.G.: Misdaad: Naam: Geslacht: Leeftijd: Plaats van afkomst: Beroep: Filiatie: Supplianten, getuigen en andere betrokkenen:
1. 2.
Vroegere opsluitingen: Straf: Voorarrest: Plaats: Duur: Kosten: Documenten in procesdossier:
1. 2.
157
Bijlage procesdossiers van de schepenbank van de Keure: fiche 1. S.A.G.: Reeks 213, nr. 197A (1755) Misdaad: overspel Naam: Cornelia Lippens (x Pieter Goedenraedt) Geslacht: vrouw Leeftijd: / Plaats van afkomst: / Beroep: / Filiatie: / Supplianten, getuigen en andere betrokkenen:
1. gehuwde en ongehuwde mannen waarmee ze verkeert Vroegere opsluitingen: / Straf: Voorarrest: / Plaats: / Duur: / Kosten: beklaagde Documenten in procesdossier:
1. pointen en artikelen van Cornelia Lippens, 8 januari 1755
158
Bijlage procesdossiers van de schepenbank van de Keure: fiche 2. S.A.G.: Reeks 213, nr. 197B (1755) Misdaad: minnares, overspel Naam: Anthonette Le Brun Geslacht: vrouw Leeftijd: / Plaats van afkomst: / Beroep: / Filiatie: Lasson en Geertruide, kermiskramers Supplianten, getuigen en andere betrokkenen:
1. gehuwde mannen waarmee ze verkeert Vroegere opsluitingen: stadsgevangenis Straf: Voorarrest: / Plaats: / Duur: / Kosten: beklaagde Documenten in procesdossier:
1. pointen en artikelen van Anthonette Le Brun
159
Bijlage procesdossiers van de schepenbank van de Keure: fiche 3. S.A.G.: Reeks 213, nr. 198A (1757) Misdaad: overspel Naam: Charles Morel (x Madelanne de Vlieghere) Geslacht: man Leeftijd: 33 jaar Plaats van afkomst: Paelinckstraat Gent Beroep: koopman van mosselen en garnalen Filiatie: Abraham Morel Supplianten, getuigen en andere betrokkenen:
1. Catharine Waldack, fi. Livinus, 26 jaar, spellewerkester en dienstmeid, minnares terwijl ze als dienstmeid bij Charles Morel werkt
2. Joanne Morel, dochter van Catharine Waldack en Charles Morel, waarvan ze in Wachtebeke bevalt
3. pastoor St.-Michiels, vermaand haar regelmatig Vroegere opsluitingen: / Straf: Voorarrest: / Plaats: tuchthuis Duur: 3 jaar Kosten: / Documenten in procesdossier:
1. klachten gebuurte, 2 december 1757 2. dagvaarding Charles Frans Morel, 5 december 1757 3. pointen en artikelen van Charles Frans Morel, 7 december 1757 4. verklaring van Anthone van Moerkerke, buur, 24 november 1757 5. getuigenis pastoor Vermeersch van St.-Michiels, 27 november 1757 6. getuigenis van A. van Moerkerke en Ludovicus Verschaffel, 25 november 1761 7. pointen en artikelen van Catharine Waldack, 22 november 1761 8. pointen en artikelen van Catharine Waldack
160
Bijlage procesdossiers van de schepenbank van de Keure: fiche 4. S.A.G.: Reeks 213, nr. 198B (1756) Misdaad: overspel Naam: Janssens (gehuwd) Geslacht: man Leeftijd: / Plaats van afkomst: / Beroep: militair soldaat in het regiment van de Prins van Ligne, infanterie Filiatie: / Supplianten, getuigen en andere betrokkenen:
1. Anne Kerckhove, minnares met wie hij één of meerdere kinderen had Vroegere opsluitingen: / Straf: Voorarrest: / Plaats: / Duur: / Kosten: / Documenten in procesdossier:
1. pointen en artikelen van Janssens, 10 januari 1756
161
Bijlage procesdossiers van de schepenbank van de Keure: fiche 5. S.A.G.: Reeks 213, nr. 199 (1759) Misdaad: overspel Naam: Carel Mortier (gehuwd) Geslacht: man Leeftijd: / Plaats van afkomst: / Beroep: / Filiatie: / Supplianten, getuigen en andere betrokkenen:
1. Egidius Mortier, broer die hem regelmatig vermaand Vroegere opsluitingen: / Straf: Voorarrest: / Plaats: tuchthuis Duur: / Kosten: stad Documenten in procesdossier:
1. collocatieverzoek van echtgenote, 16 augustus 1759 2. verklaring van Egidius Mortier, broer Carel Mortier, 16 augustus 1759
162
Bijlage procesdossiers van de schepenbank van de Keure: fiche 6. S.A.G.: Reeks 213, nr. 201 (1761) Misdaad: overspel Naam: Isabelle Therese Missuwe (x Jacobus Devers) Geslacht: vrouw Leeftijd: / Plaats van afkomst: / Beroep: / Filiatie: / Supplianten, getuigen en andere betrokkenen:
1. Ignatius Bruyerstraete, minaar Vroegere opsluitingen: / Straf: Voorarrest: / Plaats: / Duur: / Kosten: / Documenten in procesdossier:
1. arrestatiebevel, 10 oktober 1761
163
Bijlage procesdossiers van de schepenbank van de Keure: fiche 7. S.A.G.: Reeks 213, nr. 203 (1762) Misdaad: minnares, overspel Naam: Francoise Sermens Geslacht: vrouw Leeftijd: / Plaats van afkomst: / Beroep: spellewerkster Filiatie: / Supplianten, getuigen en andere betrokkenen:
1. Vallaert, bordeelhouder in de Meyskenshuisstraat, waar ze verkeert met gehuwde en ongehuwde mannen
2. Baere, logement waar ze verbleef
Vroegere opsluitingen: 20 maanden tuchthuis Straf: Voorarrest: / Plaats: tuchthuis Duur: 3 jaar Kosten: / Documenten in procesdossier:
1. pointen en artikelen van Francoise Sermens, 4 maart 1762
164
Bijlage procesdossiers van de schepenbank van de Keure: fiche 8. S.A.G.: Reeks 213, nr. 203 (1762) Misdaad: minnares, overspel Naam: Catharine Staveau Geslacht: vrouw Leeftijd: / Plaats van afkomst: Brugge Beroep: / Filiatie: / Supplianten, getuigen en andere betrokkenen:
1. Jan Vollaert, boordeelhouder in de Meyskenshuistraat, waar ze verkeert met gehuwde en ongehuwde mannen
Vroegere opsluitingen: 4 jaar gevangenis en nogmaals gevangenis Straf: Voorarrest: stadsgevangenis Plaats: tuchthuis Duur: 3 jaar Kosten: / Documenten in procesdossier:
1. pointen en artikelen van Catharine Staveau, 6 april 1762
165
Bijlage procesdossiers van de schepenbank van de Keure: fiche 9. S.A.G.: Reeks 213, nr. 203 (1762) Misdaad: overspel en concubinaat Naam: Jacobus Dupersijn (x Therese Bajar) Geslacht: man Leeftijd: 30 jaar Plaats van afkomst: Gent Beroep: kleermaker en oude kleerkoper Filiatie: Pieter Dupersijn en Catharine Legon Supplianten, getuigen en andere betrokkenen:
1. Joanne Vermeulen, getrouwd met Louis Ploui, peruquier, minnares die hij uitgeeft voor zijn vrouw
2. Cordon, logement waar hij verkeerde met Joanne Vermeulen
Vroegere opsluitingen: 8 dagen op water en brood in stadsgevangenis Straf: Voorarrest: / Plaats: stadsgevangenis Duur: 14 dagen Kosten: beklaagde Documenten in procesdossier:
1. pointen en artikelen van Jacobus Dupersijn, 1 oktober 1762 2. pointen en artikelen van Joanne Vermeulen, 27 september 1762
166
Bijlage procesdossiers van de schepenbank van de Keure: fiche 10. S.A.G.: Reeks 213, nr. 203 (1762) Misdaad: overspel Naam: Anne Catharine Visch (x Louis Centerix) Geslacht: vrouw Leeftijd: / Plaats van afkomst: / Beroep: / Filiatie: / Supplianten, getuigen en andere betrokkenen:
1. mannen met wie ze verkeert
Vroegere opsluitingen: / Straf: Voorarrest: / Plaats: tuchthuis Duur: / Kosten: suppliant Documenten in procesdossier:
1. collocatieverzoek van Louis Centerix, 8 oktober 1762 2. pointen en artikelen van Anne Catharine Visch, 7 oktober 1762
167
Bijlage procesdossiers van de schepenbank van de Keure: fiche 11. S.A.G.: Reeks 213, nr. 207 (1763) Misdaad: minnares, overspel Naam: Marie Francoise de Sutter Geslacht: vrouw Leeftijd: / Plaats van afkomst: Gent Beroep: dienstmeid Filiatie: opgegroeid bij ene Poelman, ouders nooit gekend Supplianten, getuigen en andere betrokkenen:
1. Gerson, slotenmaker, Putte, plaats waar ze diende 2. Roelandt, peruquier, plaats waar ze diende
Vroegere opsluitingen: / Straf: Voorarrest: / Plaats: tuchthuis Duur: 1 jaar Kosten: beklaagde Documenten in procesdossier:
1. pointen en artikelen van Marie Francoise de Sutter, 12 juli 1763
168
Bijlage procesdossiers van de schepenbank van de Keure: fiche 12. S.A.G.: Reeks 213, nr. 207 (1763) Misdaad: minnaar, overspel Naam: Mailliard Geslacht: man Leeftijd: / Plaats van afkomst: / Beroep: advocaat, licentiaat in de rechten Filiatie: / Supplianten, getuigen en andere betrokkenen:
1. jonge gehuwde vrouw uit Brussel, met wie hij verkeerde
Vroegere opsluitingen: / Straf: Voorarrest: / Plaats: / Duur: / Kosten: / Documenten in procesdossier:
1. brief van Gent naar Sas van Gent, 10 augustus 1763
169
Bijlage procesdossiers van de schepenbank van de Keure: fiche 13. S.A.G.: Reeks 213, nr. 207 (1763) Misdaad: overspel en concubinaat Naam: Jan Sonneville (x Marie de Winter) Geslacht: man Leeftijd: 35 jaar Plaats van afkomst: Grammene Beroep: handelaar in mosselen en vis Filiatie: Guillaume Sonneville en Marie Machiels Supplianten, getuigen en andere betrokkenen:
1. Catherine Triest, zus van Anthone Triest, minnares 2. Margriete Stoffels, Kalken, minnares 3. Marianne, minnares 4. Jan Hollebosch, waar Jan Sonneville werkte en in concubinaat leefde 5. Anne Renterghem, ‘tweede’ echtgenote
Vroegere opsluitingen: / Straf: op schavot voor het stadhuis, gegeseld met roeden op blote rug tot lopende bloede en verbannen uit Vlaanderen voor 20 jaar Voorarrest: / Plaats: / Duur: / Kosten: beklaagde Documenten in procesdossier:
1. brief van Gent naar Oudenaarde, 21 oktober 1763 2. getuigenis van Pieternelle Maes, 36 jaar, gehuwd met Joannes Bardonius,
Zaffelare, 16 juli 1763 3. pointen en artikelen van Jan Sonneville, 22 oktober 1763 4. dagvaarding van Marianne Villeneuve, 22 oktober 1763 5. verklaring, 23 oktober 1763 6. verklaring Athone Triest 7. getuigenis Marie Anne Villeneuve, fi. Joseph, 23 jaar en Anne Marie Neyt 8. verklaring arrestatie van Jan Sonneville, 26 oktober 1763 9. portret van Jan Sonneville, 27 oktober 1763 10. lijst van bezittingen tijdens arrestatie van Jan Sonneville, 24 oktober 1763 11. brief van Gotthem naar Gent over diefstal, 26 oktober 1763 12. verklaring arrestatie van Jan Sonneville, 31 oktober 1763 13. brief van Aardenburg naar Gent over diefstal, 1 november 1763 14. verklaring van Joannes Charles, landsman, Sijsele, 15 november 1763 15. verklaring van Joannes Charles, landsman, Sijselen 17 december 1763 16. pointen en artikelen van Jan Sonneville, 19 december 1763 17. pointen en artikelen van Jan Sonneville, 3 januari 1764 18. verklaring, 13 januari 1764 19. verklaring van Jan Danckaert en dochter, Barbel Therese en Johanna, 14
januari 1764
170
20. verklaring Jacob Borgel, buur van Jan Danckaert, 12 november 1763 21. verklaring dochter van Jan Danckaert, 14 januari 1764 22. verklaring van de waardin van de Swaene, Schipdaele, 18 januari 1764 23. verklaring van Cecila Grawé, getrouwd met Joseph van Flembrouck, herberg
de Swaene, Schipdael, 16 januari 1764 24. verklaring van de weduwe van Joos de Laere, nu getrouwd met Frans van
Hooreweghe, 27 augustus 1762 25. overzicht en afsluiting van zaak, 26 januari 1764 26. overzicht en afsluiting van zaak, 26 januari 1764 27. overzicht en afsluting zaak 28. portret van Jan Sonneville, 12 november 1754 29. portret van Jan Sonneville, 9 november 1754
171
Bijlage procesdossiers van de schepenbank van de Keure: fiche 14. S.A.G.: Reeks 213, nr. 209 (1764) Misdaad: minnares, overspel Naam: Barbarine sans Pareille Geslacht: vrouw Leeftijd: / Plaats van afkomst: / Beroep: / Filiatie: / Supplianten, getuigen en andere betrokkenen:
1. N. Cazar, persoon bij wie ze met haar vader logeerde en waar ze met getrouwde, ongetrouwde en militaire mannen verkeerde
Vroegere opsluitingen: / Straf: Voorarrest: / Plaats: / Duur: / Kosten: / Documenten in procesdossier:
1. getuigenis van Judocus Clemmens, 22 december 1764
172
Bijlage procesdossiers van de schepenbank van de Keure: fiche 15. S.A.G.: Reeks 213, nr. 210 (1764) Misdaad: overspel en concubinaat Naam: Marie Farasin (x Joseph Legast, timmermansknecht) Geslacht: vrouw Leeftijd: 27 jaar Plaats van afkomst: Torhout Beroep: / Filiatie: Pieter Farasin en Pieternelle Baert Supplianten, getuigen en andere betrokkenen:
1. Carel de Rudder, 30 jaar, fi. Pieter en Francoise Arnaut, ongehuwd, vrije schipper van Brugge, minnaar met wie ze zich als getrouwd koppel voordoet
2. Marie Joseph, dochter van Marie Farasin en Carel de Rudder
Vroegere opsluitingen: 3 maanden en 6 dagen in Calais Straf: Voorarrest: Brugge Plaats: / Duur: / Kosten: / Documenten in procesdossier:
1. pointen en artikelen van Marie Farasin, 14 september 1764 2. brief van Brugge naar Gent voor overlevering van Marie Farasin en Carel de
Rudder, 7 september 1764 3. getuigenis van hun verblijf in Gent, 27 september 1764 4. overlevering van gevangenen aan Brugge, 2 oktober 1764 5. brief van Brugge naar Gent, 6 februari 1765 6. pointen en artikelen van Marie Farasin, 2 oktober 1764 7. pointen en artikelen van Carel de Rudder, 4 oktober 1764
173
Bijlage procesdossiers van de schepenbank van de Keure: fiche 16. S.A.G.: Reeks 213, nr. 210 (1764) Misdaad: minnares, overspel Naam: Caroline Verschraeghen Geslacht: vrouw Leeftijd: 20 jaar Plaats van afkomst: / Beroep: spellewerkster Filiatie: Michiel Verschraeghen Supplianten, getuigen en andere betrokkenen:
1. Pieter van Brugge, met wie ze drinkt in herberg de Lindekens 2. Jan Cnudde, gehuwd, minnaar
Vroegere opsluitingen: 3 dagen op water en brood in stadsgevangenis Straf: Voorarrest: / Plaats: tuchthuis Duur: 1 jaar Kosten: beklaagde Documenten in procesdossier:
1. verklaring Caroline Verschraeghen, 13 december 1764 2. vonnis, 15 december 1764 3. verklaring J. B. Vermeersch, pastoor van St.-Michiels, 19 november 1764 4. pointen en artikelen van Caroline Verschraeghen, 8 oktober 1764
174
Bijlage procesdossiers van de schepenbank van de Keure: fiche 17. S.A.G.: Reeks 213, nr. 211 (1764) Misdaad: overspel en concubinaat Naam: Isabelle Goossens (x Joannes Goethals) Geslacht: vrouw Leeftijd: 25 jaar Plaats van afkomst: Wakkene Beroep: spinster Filiatie: Pieter Goossens en Marie van der Heyden Supplianten, getuigen en andere betrokkenen:
1. Jan Cnudde, bijgenaamd den rosten, getrouwd met kinderen, minnaar met wie ze zicht uitgeeft als getrouwd koppel in het Ganzestraatje
2. Francois Cnudde, broer Jan, minnaar 3. Cabillian, minnaar
Vroegere opsluitingen: / Straf: Voorarrest: / Plaats: / Duur: / Kosten: beklaagde Documenten in procesdossier:
1. pointen en artikelen van Isabelle Goossens, 18 juli 1764
175
Bijlage procesdossiers van de schepenbank van de Keure: fiche 18. S.A.G.: Reeks 213, nr. 251 (1775) Misdaad: overspel Naam: Anne Huibrecht (x Augustinus Fijn) Geslacht: vrouw Leeftijd: 31 jaar Plaats van afkomst: Gent Beroep: spellewerkster Filiatie: Guillelmus Huibrecht Supplianten, getuigen en andere betrokkenen:
1. Dhont , loodgieter, die kamers verhuurt 2. N. Maes, Donkersteeg, logement waar ze verbleef 3. Barbarosse, logement waar ze verbleef 4. N. Beyaert, persoon bij wie ze verbleef 5. Charles Bouillion, persoon bij wie ze verbleef 6. zangmeester van St.-Baafs, plaats waar ze diende 7. weduwe van Joannes Gillis, plaats waar ze diende
Vroegere opsluitingen: / Straf: Voorarrest: / Plaats: stadskelder Duur: / Kosten: / Documenten in procesdossier:
1. pointen en artikelen van Anne Huibrecht, 10 februari 1775
176
Bijlage procesdossiers van de schepenbank van de Keure: fiche 19. S.A.G.: Reeks 213, nr. 251 (1775) Misdaad: overspel Naam: Marie Jacqueline Dozon (x Jean Baptist Prevost) Geslacht: vrouw Leeftijd: / Plaats van afkomst: Valenciennes Beroep: / Filiatie: / Supplianten, getuigen en andere betrokkenen:
1. Anne Joseph Prevost, dochter die ze meeneemt wanneer ze haar man verlaat 2. Jacques Le Leu, violist en pijpbouwer, minnaar met wie ze naar Gent trekt 3. Martens, beeldhouwer, persoon bij wie ze verblijft in Gent
Vroegere opsluitingen: / Straf: Voorarrest: / Plaats: / Duur: / Kosten: / Documenten in procesdossier:
1. pointen en artikelen van Marie Jacqueline Dozon, 22 september 1775 2. verklaring van Jean Baptist Prevost, 21 september 1775
177
Bijlage procesdossiers van de schepenbank van de Keure: fiche 20. S.A.G.: Reeks 213, nr. 252 (1775) Misdaad: minnares, overspel Naam: Marie Livine Cornelis Geslacht: vrouw Leeftijd: 21 jaar Plaats van afkomst: / Beroep: / Filiatie: Victor Bavo Cornelis Supplianten, getuigen en andere betrokkenen:
1. Maximus Andries Merlier, wijnhuis op de hoek van het Cellebroedersvest, waarbij ze verbleef
2. N. Corduanier, logement waar ze verbleef 3. N. Bogaert, logement waar ze verbleef 4. koster van Laerebeke St.-Baafs, plaats waar ze diende
Vroegere opsluitingen: / Straf: Voorarrest: amigo Plaats: provinciaal correctiehuis Duur: / Kosten: suppliant Documenten in procesdossier:
1. collocatieverzoek van vader, 21 augustus 1775 2. huwelijksakte van Victor Bavo Cornelis en Isabelle Joseph Dhooghe, 20
augustus 1775 3. pointen en artikelen van Marie Livine Cornelis, 25 augustus 1775
178
Bijlage procesdossiers van de schepenbank van de Keure: fiche 21. S.A.G.: Reeks 213, nr. 252 (1775) Misdaad: minnares, overspel Naam: / Geslacht: vrouw Leeftijd: / Plaats van afkomst: / Beroep: / Filiatie: N. Wesemael, corporaal van de stadssoldaten, Vinstraete over de Nieuwbrugge Supplianten, getuigen en andere betrokkenen:
1. pastoor van de Walle, vermaande haar regelmatig 2. huisvrouw van Judocus Snisaert, had ruzie met de moeder van de beklaagde
Vroegere opsluitingen: / Straf: zij en haar moeder moeten buurt verlaten Voorarrest: / Plaats: provinciaal correctiehuis Duur: / Kosten: / Documenten in procesdossier:
1. verklaring van de buurt van de Vinstraete over de Nieuwbrugge, 12 september 1775
179
Bijlage procesdossiers van de schepenbank van de Keure: fiche 22. S.A.G.: Reeks 213, nr. 253 (1775) Misdaad: overspel Naam: echtgenote van Jan Goet, bijgenaamd Swarte Babette Geslacht: vrouw Leeftijd: / Plaats van afkomst: / Beroep: / Filiatie: / Supplianten, getuigen en andere betrokkenen:
1. Joseph de Geytere, bijgenaamd de doodt, minnaar 2. Jeron Denijs, bijgenaamd parain, minnaar, waarmee ze naar Holland vlucht
Vroegere opsluitingen: collocatie door overspel met Jeron, slaking en contactverbod Straf: Voorarrest: / Plaats: / Duur: / Kosten: / Documenten in procesdossier:
1. verklaring procureur Goethals, 17 juni 1775 2. getuigenis in Latijn door pastoor van St.-Baafs, P. Goosens
180
Bijlage procesdossiers van de schepenbank van de Keure: fiche 23. S.A.G.: Reeks 213, nr. 253 (1775) Misdaad: overspel Naam: Anna Marie van de Vijver (x Pieter Snellaert, pruikenmaker, soldaat) Geslacht: vrouw Leeftijd: / Plaats van afkomst: / Beroep: / Filiatie: meester kleermaker Supplianten, getuigen en andere betrokkenen:
1. Pieter Kenninck, vader van eerste onecht kind 2. Therese, vroedvrouw, verlost haar van tweede onecht kind 3. Josephus de Jaegher, Meulenaerstraat, waar ze logeert 4. Simoen, pruikenmaker, minnaar
Vroegere opsluitingen: / Straf: Voorarrest: / Plaats: / Duur: / Kosten: / Documenten in procesdossier:
1. verklaring van Joanna Marie van den Hende (x Guillelmus Kenninck), fi. Pieter
181
Bijlage procesdossiers van de schepenbank van de Keure: fiche 24. S.A.G.: Reeks 213, nr. 254 (1776) Misdaad: overspel Naam: echtgenote N. Le Febvre Geslacht: vrouw Leeftijd: / Plaats van afkomst: / Beroep: verkoopster Filiatie: / Supplianten, getuigen en andere betrokkenen:
1. twee dochters, 9 en 18 jaar, waarmee ze bordeel houdt in haar huis in de gebuurte van Nederquaethem
Vroegere opsluitingen: / Straf: stad verlaten Voorarrest: / Plaats: / Duur: / Kosten: / Documenten in procesdossier:
1. verklaring van de gebuurte van Nederquaethem, door J. B. Blomme, L. Lathier, L. J. van den Dosselen, 10 januari 1776
2. dagvaarding echtgenote van N. Le Febvre en dochters, 11 januari 1776 3. verklaring François Haesaert, koopman
182
Bijlage procesdossiers van de schepenbank van de Keure: fiche 25. S.A.G.: Reeks 213, nr. 254 (1776) Misdaad: minnares, overspel Naam: Jacoba Schippers Geslacht: vrouw Leeftijd: 32 jaar Plaats van afkomst: Gent Beroep: / Filiatie: / Supplianten, getuigen en andere betrokkenen:
1. Bernardus Jansen, halve oom aan moeders zijde, gehuwd man, Middelburg, 38 jaar, met wie ze onecht kind heeft
Vroegere opsluitingen: / Straf: Voorarrest: / Plaats: / Duur: / Kosten: / Documenten in procesdossier:
1. brief van burgemeester van Middelburg naar Gent met signalementen van Jacoba Schippers en Bernardus Jansen, 11 april 1776
183
Bijlage procesdossiers van de schepenbank van de Keure: fiche 26. S.A.G.: Reeks 213, nr. 254 (1776) Misdaad: concubinaat Naam: Jacques le Leu Geslacht: man Leeftijd: 41 jaar Plaats van afkomst: Valenciennes Beroep: musicus, fluitenbouwer Filiatie: Jacques le Leu en Agnes Isberge Supplianten, getuigen en andere betrokkenen:
1. Marie Jacqueline Dozon (x Jean Baptist Prevost), met wie hij zich 3 jaar voordoet als getrouwde lieden en vagabondeert
2. Anne Joseph Prevost, dochter van Marie Jacqueline Dozon en Jean Baptist Prevost, die Marie Jacqueline meeneemt op haar vlucht
Vroegere opsluitingen: / Straf: verbod nog in Gent te komen Voorarrest: / Plaats: / Duur: / Kosten: / Documenten in procesdossier:
1. pointen en artikelen van Jacques le Leu 2. getuigenis van Pierre Le Juelle 3. getuigenis van Marie Jacqueline Dozon, over hoe gelukkig ze is bij Jacques le
Leu, 17 oktober 1775 4. acte de decharge 5. acte de decharge van Valenciennes, 9 juli 1772
184
Bijlage procesdossiers van de schepenbank van de Keure: fiche 27. S.A.G.: Reeks 213, nr. 258 (1776) Misdaad: concubinaat Naam: Marie Josephe le Maitre Geslacht: vrouw Leeftijd: 25 jaar Plaats van afkomst: Nivelle, Brabant Beroep: spinster Filiatie: Gabriel le Maitre en Marie de l’un Supplianten, getuigen en andere betrokkenen:
1. soldaten waarmee ze verkeert 2. colonel die haar bestraft voor haar omgang met zijn soldaten, kastijding 3. stiefvader met wie ze zich voordoet als getrouwde lieden
Vroegere opsluitingen: stadskelder, tuchthuis Straf: Voorarrest: / Plaats: provinciaal correctiehuis Duur: 3 jaar Kosten: beklaagde Documenten in procesdossier:
1. pointen en artikelen van Marie Josephe le Maitre, 20 juni 1776 2. verklaring van chirurgijn J. B. van den Broucke, venusziekte, 21 januari 1776
185
Bijlage procesdossiers van de schepenbank van de Keure: fiche 28. S.A.G.: Reeks 213, nr. 258 (1776) Misdaad: overspel Naam: Anne Marie Simons (x Joseph Wunsch, wachtmeester regiment van St.-Ignon, dragonders) Geslacht: vrouw Leeftijd: 25 jaar Plaats van afkomst: Gent Beroep: / Filiatie: Jan Baptist Simons Supplianten, getuigen en andere betrokkenen:
1. Joannes Rogghe, wagemaker, ten huize van wie ze met mannen verkeert 2. moeder die haar onderhoudt
Vroegere opsluitingen: 18 maand tuchthuis Straf: Voorarrest: / Plaats: provinciaal correctiehuis Duur: 6 jaar Kosten: beklaagde Documenten in procesdossier:
1. verklaring van chirurgijn de Pape, gezond, 8 augustus 1776 2. verklaring van Joannes Rogghe, 25 juli 1776 3. verklaring van Joannes Rogghe, 4 juli 1776 4. pointen en artikelen, 8 augustus 1776
186
Bijlage procesdossiers van de schepenbank van de Keure: fiche 29. S.A.G.: Reeks 213, nr. 259 (1777) Misdaad: overspel Naam: Jacobus Gilleyn (x Anne Marie) Geslacht: man Leeftijd: / Plaats van afkomst: Gent Beroep: tamboer in regiment van de prins de Ligne, aan huis brenger van vlees voor bisdom Filiatie: / Supplianten, getuigen en andere betrokkenen:
1. Joan van Loo, fi. Francies Victor, vrije vleeshouder, aangetrouwde oom Jacobus Gilleyn, waarbij hij geld leende
2. Mie, gehuwde vrouw, minnares Vroegere opsluitingen: Straf: Voorarrest: amigo Plaats: provinciaal correctiehuis Duur: 5 jaar Kosten: stad Documenten in procesdossier:
1. verklaring van Anne Marie, echtgenote, Andries van den Kerckhove, Joan van Loo
2. pointen en artikelen van Jacobus Gilleyn, 22 augustus 1777 3. acte de decharge, 2 september 1777 4. verklaring van chirurgijn Muyshondt, gezond, 24 september 1777 5. pointen en artikelen van Jacobus Gilleyn, 18 juli 1777
187
Bijlage procesdossiers van de schepenbank van de Keure: fiche 30. S.A.G.: Reeks 213, nr. 259 (1777) Misdaad: overspel Naam: Joanna Marie Christ (x Adriaen Sermijn, wolweversknecht) Geslacht: vrouw Leeftijd: / Plaats van afkomst: Brussel Beroep: / Filiatie: / Supplianten, getuigen en andere betrokkenen:
1. Francies Thibaut, logieshouder waar ze verbleef Vroegere opsluitingen: Straf: Voorarrest: / Plaats: provinciaal correctiehuis Duur: / Kosten: beklaagde Documenten in procesdossier:
1. verklaring van Francies Thibaut, 9 oktober 1777 2. verklaring van Joannes van Hoorde, 9 oktober 1777 3. scheidingsakte van Joanna Marie Christ en Adriaen Sermijn, door haar overspel,
15 september 1777 4. verklaring van François Fournier, deken van de Huidevettershoek 5. acte de decharge, 30 oktober 1777 6. pointen en artikelen van Joanna Marie Christ, 15 oktober 1777 7. vonnis schepenbank van de Keure
188
Bijlage procesdossiers van de schepenbank van de Keure: fiche 31. S.A.G.: Reeks 213, nr. 259 (1777) Misdaad: overspel Naam: Magdalena Neetesonne (x Frans Bockstaele, touwdraaier, mestraper) Geslacht: vrouw Leeftijd: 45 jaar Plaats van afkomst: Gent Beroep: spellewerkster Filiatie: Pieter Neetesonne Supplianten, getuigen en andere betrokkenen:
1. soldaten waarmee ze verkeert Vroegere opsluitingen: Straf: Voorarrest: amigo Plaats: provinciaal correctiehuis Duur: / Kosten: beklaagde Documenten in procesdossier:
1. pointen en artikelen van Magdalena Neetesonne, 13 november 1777 2. overzicht en afsluiting zaak, 15 november 1777 3. getuigenis van F. de Kint, positief over haar steun aan paters 4. getuigenis van Jan Verhulst, 15 november 1777
189
Bijlage procesdossiers van de schepenbank van de Keure: fiche 32. S.A.G.: Reeks 213, nr. 259 (1777) Misdaad: overspel en concubinaat Naam: Angelique van Parijs (x Jean Baptist Oton, Bergen) Geslacht: vrouw Leeftijd: 33 jaar Plaats van afkomst: Henegouwen Beroep: dienstmeid Filiatie: Louis van Parijs Supplianten, getuigen en andere betrokkenen:
1. Godefroy, bordeelhouder waar ze werkt 2. N. Allemand, bordeelhouder waar ze werkt 3. Jean Baptiste du Hon, bordeelhouder waar ze werkt 4. gehuwde man waarmee ze tijd in concubinaat leefde
Vroegere opsluitingen: Straf: Voorarrest: stadsgevangenis Plaats: provinciaal correctiehuis Duur: / Kosten: / Documenten in procesdossier:
1. pointen en artikelen van Angelique van Parijs, 21 november 1777 2. brief dat ze niet in crimineel register staat opgenomen van schepenbank van de
Keure, 21 november 1777
190
Bijlage procesdossiers van de schepenbank van de Keure: fiche 33. S.A.G.: Reeks 213, nr. 259 (1777) Misdaad: overspel Naam: Jacoba Hoste (x Jan Meuleneere) Geslacht: vrouw Leeftijd: 28 jaar Plaats van afkomst: Gent Beroep: spellewerkster Filiatie: Philippus Hoste Supplianten, getuigen en andere betrokkenen:
1. soldaten en andere gehuwde mannen waarmee ze verkeert Vroegere opsluitingen: tuchthuis Straf: Voorarrest: / Plaats: / Duur: / Kosten: beklaagde Documenten in procesdossier:
1. pointen en artikelen van Jacoba Hoste, 15 december 1777
191
Bijlage procesdossiers van de schepenbank van de Keure: fiche 34. S.A.G.: Reeks 213, nr. 260 (1777) Misdaad: overspel en concubinaat Naam: Joannes Goewie Geslacht: man Leeftijd: / Plaats van afkomst: Gent Beroep: verkoper Filiatie: / Supplianten, getuigen en andere betrokkenen:
1. Livine Librecht, eerste echtgenote van Goewie 2. Coleta Peperseele, winkelmeid, minnares en kind tijdens eerste huwelijk en
tweede echtegenote Goewie 3. Marie Mast, winkelmeid, minnares en kind tijdens tweede huwelijk, waarmee hij
naar Sas van Gent en Amsterdam vlucht, daar bekend als Marie Bavé 4. vroedvrouw Therese, bij bevalling Marie Mast 5. Puttemans, kleermaker, Zilverstraat Gent, waarbij Goewie goederen stockeert 6. Catharine Versluis, waardin van het Lammeken in de Ijperstraat in Gent, waar
ze zich als getrouwde lieden voordoen Vroegere opsluitingen: Straf: Voorarrest: / Plaats: / Duur: / Kosten: beklaagde Documenten in procesdossier:
1. bekentenis Joannes Goewie, 25 februari 1777 2. getuigenis Frans, 17 jaar, Josephus, 13 jaar, Joanne, 10 jaar en Dominicus, 11
jaar, kinderen van Joannes Goewie 3. pointen en artikelen van Joannes Goewie 4. pointen en artikelen van Joannes Goewie 5. aanklacht Josephus, 13 jaar, zoon uit tweede huwelijk, voor kleren voor zijn
communie, 6 maart 1777 6. geboorteakte van kind Marie Mast, 26 maart 176 7. geboorteakte Anna Maria fi. Coleta Peperseele, 30 september1758 8. overlijdensakte Livine Librecht, 12 februari 1760 9. dagvaarding Catharine Sperre (x Pieter Luick), echtgenote Joannes de Rudder,
Catharine de Graeve, achterwaarster en vroedvrouw Therese, 10 maart 1777 10. getuigenis Rosa Theresia Verhaest, fi. Judocus, 42 jaar, vroedvrouw en
Catharine Block, fi. Francies, 28 jaar, achterwaarster 11. getuigenis van Catharine Sperre (x Pieter Luick, peter van het kind van Marie
Mast) 12. verklaring van de schepenbank van de Keure, procureur Matthijs, 14 maart 1777
192
13. getuigenis van Catharine Sperre (x Pieter Luick, peter van het kind van Marie Mast, 22 augustus 1776
14. getuigenis van Catharine Vesluis (x Joannes de Rudder), waardin van het Lammeken aan de Brugse poort, 16 januari 1777
15. brief van Marie Bavé over haar effecten vanuit Sas van Gent naar Gent, 27 augustus 1776
16. brief van Marie Bavé over haar effecten vanuit Sas van Gent naar Gent, 28 augustus 1776
193
Bijlage procesdossiers van de schepenbank van de Keure: fiche 35. S.A.G.: Reeks 213, nr. 263 (1777) Misdaad: overspel Naam: Therese Walderick, ook bekend als Joanna Mackee (x Engelbert Meulemeester) Geslacht: vrouw Leeftijd: / Plaats van afkomst: Brugge Beroep: breister en spellewerkster Filiatie: / Supplianten, getuigen en andere betrokkenen:
1. Pieter Rousse, bordeelhouder aan de recolettenbrug in Gent waar ze werkt 2. N. Marlie, houder van een wijnhuis waar ze zich prostitueert
Vroegere opsluitingen: 4 jaar spinhuis te Brugge Straf: Voorarrest: Brugge Plaats: / Duur: / Kosten: / Documenten in procesdossier:
1. brief van Gent naar Brugge, aan raadspensionaris Donnoghue, 20 februari 1777 2. brief van Donnoghue naar Gent, 6 februari 1777 3. brief van Donnoghue naar Gent, 8 februari 1777
194
Bijlage procesdossiers van de schepenbank van de Keure: fiche 36. S.A.G.: Reeks 213, nr. 263 (1777) Misdaad: minnares, overspel Naam: Catherine Gillot Geslacht: vrouw Leeftijd: / Plaats van afkomst: St.-Omer Beroep: dienstmeid Filiatie: / Supplianten, getuigen en andere betrokkenen:
1. Anthonie, horlogemaker, Antwerpen, gehuwd man, minnaar Vroegere opsluitingen: / Straf: Voorarrest: / Plaats: / Duur: / Kosten: / Documenten in procesdossier:
1. brief van echtgenote van Anthonie aan de schepenbank van de Keure van Gent, 28 juli 1777
195
Bijlage procesdossiers van de schepenbank van de Keure: fiche 37. S.A.G.: Reeks 213, nr. 263 (1777) Misdaad: minnares, overspel Naam: Joanna de Wilde Geslacht: vrouw Leeftijd: 20 jaar Plaats van afkomst: Gent Beroep: / Filiatie: Jan de Wilde, mestraper, belast met vijf kinderen Supplianten, getuigen en andere betrokkenen:
1. Marie Meuleneere, logieshoudster waar Joanna verbleef Vroegere opsluitingen: 3 jaar provinciaal correctiehuis Straf: Voorarrest: amigo Plaats: provinciaal correctiehuis Duur: / Kosten: / Documenten in procesdossier:
1. verklaring van Jacobus Wilmor, hoedemaker, Jacoba van der Wee, jonge dochter, Livine de Buck (x Joannes Blondel) en Marie Caroline du Bois (x Joannes Marieu), 25 november 1777
2. bewijs van aanhouding, 16 juli 1777 3. verklaring van Jan de Wilde 4. dagvaarding Marie Meuleneere, 13 november 1777 5. getuigenis Marie Meuleneere, 4 november 1777
196
Bijlage procesdossiers van de schepenbank van de Keure: fiche 38. S.A.G.: Reeks 213, nr. 264 (1778) Misdaad: minnares, overspel Naam: Catharine Françoise Diericx Geslacht: vrouw Leeftijd: 24 jaar Plaats van afkomst: St.-Pietersnieuwstraat Gent, geboren te St.-Niklaas Beroep: spinster Filiatie: Lieven Diericx Supplianten, getuigen en andere betrokkenen:
1. Blackaert, bakker die haar kamer verhuurt 2. Mher. Godefroy, bordeelhouder waar ze werkt 3. N. Ketels, verhuurt haar kamer 4. kapitein van een zeeschip en zijn stuurman waarmee ze verkeert
Vroegere opsluitingen: collocatie op verzoek van ouders door haar omgang met alle soorten mannen Straf: Voorarrest: / Plaats: provinciaal correctiehuis Duur: / Kosten: beklaagde Documenten in procesdossier:
1. pointen en artikelen van Catharine Françoise Diericx, 31 januari 1778 2. acte van decharge, 5 februari 1778
197
Bijlage procesdossiers van de schepenbank van de Keure: fiche 39. S.A.G.: Reeks 213, nr. 264 (1778) Misdaad: concubinaat Naam: Cornelia van der Steenen Geslacht: vrouw Leeftijd: / Plaats van afkomst: Gent Beroep: spellewerkster, naaister en dienstmeid Filiatie: Bonaventure van der Steenen Supplianten, getuigen en andere betrokkenen:
1. Pieter de Clercq, waarmee ze zich voordoet als getrouwde lieden Vroegere opsluitingen: veroordeling voor geestelijk hof voor haar concubinaat met Pieter de Clercq, nietigverklaring feitelijk huwelijk en contactverbod Straf: Voorarrest: amigo Plaats: / Duur: 1 dag Kosten: beklaagde Documenten in procesdossier:
1. pointen en artikelen van Cornelia van der Steenen, 1 mei 1778, volgende dag geslaakt
198
Bijlage procesdossiers van de schepenbank van de Keure: fiche 40. S.A.G.: Reeks 213, nr. 264 (1778) Misdaad: overspel Naam: Marie Watté, gehuwd Geslacht: vrouw Leeftijd: / Plaats van afkomst: / Beroep: / Filiatie: / Supplianten, getuigen en andere betrokkenen:
1. Matthijs Augustijn, nachtwaker, minnaar Vroegere opsluitingen: / Straf: Voorarrest: stadkelder Plaats: / Duur: / Kosten: beklaagde Documenten in procesdossier:
1. pointen en artikelen van Marie Watté, 11 mei 1778
199
Bijlage procesdossiers van de schepenbank van de Keure: fiche 41. S.A.G.: Reeks 213, nr. 264 (1778) Misdaad: overspel Naam: Angenicta Pieterssens (x Jan Lodewijck) Geslacht: vrouw Leeftijd: 24 jaar Plaats van afkomst: Middelburg Beroep: / Filiatie: / Supplianten, getuigen en andere betrokkenen:
1. Hendrick Christiaen Rouck, bij wie ze bevalt van haar dochter 2. Jan David France, aangehuwde broer, Dantzig, 44 jaar, minnaar en vader van
haar dochter Vroegere opsluitingen: / Straf: Voorarrest: / Plaats: / Duur: / Kosten: / Documenten in procesdossier:
1. brief van Middelburg naar Gent, verzoek tot aprehentie en signalement van Angenicta Pieterssens en Jan David France, 24 september 1778
200
Bijlage procesdossiers van de schepenbank van de Keure: fiche 42. S.A.G.: Reeks 213, nr. 271 (1779) Misdaad: overspel Naam: Livine Gentil, bijnaam reuskeus (x Jacobus Marechal) Geslacht: vrouw Leeftijd: 35 jaar Plaats van afkomst: Gent Beroep: spellewerkster Filiatie: Stephanus Gentil Supplianten, getuigen en andere betrokkenen:
1. mannen met wie ze verkeert Vroegere opsluitingen: twee keer geslaakt met scherpe roeden Straf: Voorarrest: / Plaats: / Duur: / Kosten: beklaagde Documenten in procesdossier:
1. pointen en artikelen van Livine Gentil, 17 april 1779
201
Bijlage procesdossiers van de schepenbank van de Keure: fiche 43. S.A.G.: Reeks 213, nr. 272 (1779) Misdaad: overspel Naam: Marie Anne van Cotthem (x Carel Bracke, smid/ slotenmaker) Geslacht: vrouw Leeftijd: 27 jaar Plaats van afkomst: Gent Beroep: spellewerkster Filiatie: Adriaen van Cotthem, Meerhem Gent Supplianten, getuigen en andere betrokkenen:
1. N. Nuttinck, uitbater van jeneverhuis waar ze klant is 2. Jan Baptist Pauwels en Pieter Verlent, die haar naar huis brachten en aanranden
aan de Predikherenbrug 3. Jan Lemajeur, buur waarbij ze op een nacht dronken toekomt 4. patroontrekker uit Antwerpen, minnaar
Vroegere opsluitingen: stadskelder en 3 jaar provinciaal correctiehuis, 1 dag amigo Straf: Voorarrest: amigo Plaats: provinciaal correctiehuis Duur: 2 jaar Kosten: stad Documenten in procesdossier:
1. pointen en artikelen van Marie Anne van Cotthem, 30 januari 1779 2. acte van decharge, 21 april 79 3. overzicht en afsluiting zaak, 24 maart 1779 4. getuigenis van Jan Baptist Pauwels en Pieter Verlent, 26 maart 1779 5. pointen en artikelen van Marie Anne van Cotthem, 24 maart 1779 6. getuigenis van Andries Arens, koopman in brandhout en Pieter van Renterghem,
meester beeldhouwer, buren ouders, 11 maart 1779
202
Bijlage procesdossiers van de schepenbank van de Keure: fiche 44. S.A.G.: Reeks 213, nr. 277 (1780) Misdaad: concubinaat Naam: Anne Marie Pijpers (ook bekend als Anna Gebina Sevensterre) Geslacht: vrouw Leeftijd: / Plaats van afkomst: ‘vreemdeling’ Beroep: / Filiatie: / Supplianten, getuigen en andere betrokkenen:
1. Driessens, man, vreemdeling, timmermansknecht, minnaar waarmee ze zich voordoet als getrouwde lieden en bordeel uitbaat
Vroegere opsluitingen: / Straf: Voorarrest: stadsgevangenis Plaats: / Duur: / Kosten: / Documenten in procesdossier:
1. aanklacht van de gebuurte van de cromme waele 2. aanklacht van de gebuurte van de cromme waele, 2 oktober 1780
203
Bijlage procesdossiers van de schepenbank van de Keure: fiche 45. S.A.G.: Reeks 213, nr. 277 (1780) Misdaad: minnares, overspel Naam: Joanna de Kinderen Geslacht: vrouw Leeftijd: 16 jaar Plaats van afkomst: Gent Beroep: / Filiatie: Joanne Myte, fi. Joannes, 30 jaar en Francies de Kinderen, meestermulder Supplianten, getuigen en andere betrokkenen:
1. Francies Hertogh, man van Livine de Meester, buur, minnaar Vroegere opsluitingen: / Straf: Voorarrest: / Plaats: / Duur: / Kosten: / Documenten in procesdossier:
1. verklaring van Joanne Myte, 12 oktober 1780 2. dagvaarding Francies de Kinderen en zijn echtgenote, 11 oktober 1780
204
Bijlage procesdossiers van de schepenbank van de Keure: fiche 46. S.A.G.: Reeks 213, nr. 278 (1780) Misdaad: minnares, overspel Naam: Barbara Roose Geslacht: vrouw Leeftijd: 31 jaar Plaats van afkomst: Gent Beroep: winkelmeid Filiatie: / Supplianten, getuigen en andere betrokkenen:
1. Pieter Haverbeke, oude kleerkoper, Gent, waar ze haar eerste kind besteedde 2. Louis van de Winckel, St.-Niklaas, vader van tweeling en ander onwettig kind
van Barbara 3. Boulaert, getrouwd man waar ze mee samenwoont
Vroegere opsluitingen: / Straf: Voorarrest: / Plaats: / Duur: / Kosten: / Documenten in procesdossier:
1. brief van Brugge naar Gent, 3 juli 1780 2. brief van Gent naar Brugge, aan monseigneur van de Poele, 19 maart 1778 3. brief van Brugge naar Gent, aan procureur Bernard Matthijs, 8 juni 1780
205
Bijlage procesdossiers van de schepenbank van de Keure: fiche 47. S.A.G.: Reeks 213, nr. 278 (1780) Misdaad: minnares, overspel Naam: Catharina Sinquintijn (wed. Constantinus de Froy) Geslacht: vrouw Leeftijd: / Plaats van afkomst: Gent Beroep: spellewerkster Filiatie: / Supplianten, getuigen en andere betrokkenen:
1. Philippe Morel, werkgever en huisbaas 2. Laureyn Minnebroodt, getrouwd, woonachtig nabij Rozendaelken, minnaar 3. Joannes Bisschop, weduwnaar, buur, betaald haar huishuur, minnaar
Vroegere opsluitingen: / Straf: Voorarrest: / Plaats: / Duur: / Kosten: / Documenten in procesdossier:
1. klacht van de gebuurte van het kwartier van de abdij op het Meerhem, door Joannes van de Moortel en Andreas van Trappen, 13 juni 1780
206
Bijlage procesdossiers van de schepenbank van de Keure: fiche 48. S.A.G.: Reeks 213, nr. 281 (1781) Misdaad: overspel en concubinaat Naam: Marie Jacqueline Bicqué (x Philippus Jacobus de Vliegher) Geslacht: vrouw Leeftijd: / Plaats van afkomst: Gent Beroep: / Filiatie: / Supplianten, getuigen en andere betrokkenen:
1. Anna Francisca de Vliegher, dochter 2. Frans Coblet, minnaar waarmee ze naar Brugge trekt
Vroegere opsluitingen: / Straf: Voorarrest: / Plaats: / Duur: / Kosten: / Documenten in procesdossier:
1. portret van Marie Jacqueline Bicqué
207
Bijlage procesdossiers van de schepenbank van de Keure: fiche 49. S.A.G.: Reeks 213, nr. 282 (1781) Misdaad: minnares, overspel Naam: Joanna Maron Geslacht: vrouw Leeftijd: 25 jaar Plaats van afkomst: Gent Beroep: naaister Filiatie: Pieter Maron Supplianten, getuigen en andere betrokkenen:
1. vroedvrouw eerste kind, Therese, Vergulden Hoofdstraatje 2. vroedvrouw tweede kind, weduwe van de Woestijne, nabij Prinsenhof 3. Cornelis van den Abeele, hovenier in Akkerstraatje, minnaar 4. Joannes de Wilde, slotenmakersknecht en dochter vroedvrouw Therese, peter en
meter eerste kind 5. Jacobus Gillain, voerman en zijn dienstmeid, peter en meter tweede kind 6. jonkheid en dochter Cornelis van den Abeele, peter en meter derde kind
Vroegere opsluitingen: / Straf: Voorarrest: amigo Plaats: provinciaal correctiehuis Duur: 3 jaar Kosten: beklaagde Documenten in procesdossier:
1. pointen en artikelen van Joanna Maron 2. getuigenis Isabelle Clement, echtgenote Cornelis van den Abeele 3. arrestatiebevel in amigo 4. overzicht en afsluiting zaak 5. pointen en artikelen van Joanna Maron 6. acte de decharge 7. verklaring van chirurgijn Muyshondt, gezond 8. vonnis van de schepenbank van de Keure
208
Bijlage procesdossiers van de schepenbank van de Keure: fiche 50. S.A.G.: Reeks 213, nr. 286 (1782) Misdaad: minnares, overspel Naam: Maria Cornelia Huysman Geslacht: vrouw Leeftijd: / Plaats van afkomst: Hulst Beroep: dienstmeid Filiatie: / Supplianten, getuigen en andere betrokkenen:
1. Paulus Nonkels, stiefvader en vader kind, minnaar 2. Johannes Blommaert, kouter Gent, oom, waar ze logeert
Vroegere opsluitingen: / Straf: Voorarrest: aanhouding Plaats: / Duur: / Kosten: / Documenten in procesdossier:
1. brief van Hulst naar Gent 2. brief van procureur Bernard Matthijs en arrestatiebevel
209
Bijlage procesdossiers van de schepenbank van de Keure: fiche 51. S.A.G.: Reeks 213, nr. 294A (1784) Misdaad: overspel Naam: Marie Caroline de Rocke (x Joseph Kerrebrouck) Geslacht: vrouw Leeftijd: 54 jaar Plaats van afkomst: Gent Beroep: strijkster Filiatie: Michiel de Rocke Supplianten, getuigen en andere betrokkenen:
1. Gillis Jacobs, minnaar 2. Jacobus de Rocke, zoon Marie Caroline, vader onbekend
Vroegere opsluitingen: / Straf: Voorarrest: / Plaats: / Duur: / Kosten: beklaagde Documenten in procesdossier:
1. dagvaarding echtgenote van Jacobus Geertruyde, 16 maart 1784 2. dagvaarding Jacobus van Geertruyde, 30 maart 1784 3. dagvaarding Frans van Acker, 30 maart 1784 4. dagvaarding Frans van Driessche, 30 maart 1784 5. getuigenis van Frans van Acker, , fi. Pieter, 38 jaar, nachtwaker van de wijk het
landeken van Herodes, buur 6. getuigenis van Frans van Driessche, fi. Francies, 43 jaar, wassenkaarsenmaker,
buur 7. getuigenis Jacobus van Geertruyde, fi. Johannes, 37 jaar, schoenmakersknecht 8. collocatieverzoek van Jacobus van Kerrebrouck 9. griffier van St.-Baafs, verklaring op request van stad, 7 mei 1784 10. getuigenis van Catharina de Weird, echtgenote van Jacobus van Geertruyde 11. verklaring chirurgijn P.J. Muyshondt, Scabiens Smet, 22 mei 1784 12. pointen en artikelen van Marie Caroline de Rocke, 13 mei 1784 13. overzicht en afsluiting van zaak 14. acte de decharge, 22 mei 1784
210
Bijlage procesdossiers van de schepenbank van de Keure: fiche 52. S.A.G.: Reeks 213, nr. 295A (1784) Misdaad: minnares, overspel Naam: Marie Migossens Geslacht: vrouw Leeftijd: 25 jaar Plaats van afkomst: Gent Beroep: dienstmeid Filiatie: Jacobus Migossens, mestraper en Rosa Mussche Supplianten, getuigen en andere betrokkenen:
1. Livinus Gillis, landman uit Baarle en werkgever Marie 2. Pieternelle Kerckhove, houder van logement in Cozijntjesstraat 3. mannen met wie ze verkeert
Vroegere opsluitingen: / Straf: Voorarrest: amigo Plaats: provinciaal correctiehuis Duur: / Kosten: beklaagde Documenten in procesdossier:
1. bewijs van dienst bij Livinus Gillis, 9 november 1784 2. collocatieverzoek van vader Jacobus Migossens 3. overzicht en afsluiting zaak, 4 september 1784 4. pointen en artikelen van Marie Migossens
212
Bijlage collocatiedossiers: voorbeeldfiche. S.A.G.: Misdaad: Naam: Geslacht: Leeftijd: Plaats van afkomst: Supplianten en hun relatie tot de beklaagde:
1. 2.
Getuigen en hun relatie tot de beklaagde:
1. 2.
Plaats van voorarrest: Plaats van collocatie: Plaats van vroegere collocatie: Duur van collocatie: Kosten van collocatie: Documenten in collocatiedossier:
1. 2.
213
Bijlage collocatiedossiers: fiche 1. S.A.G.: Reeks 328, nr. 1 (1720) Misdaad: minnares, overspel en concubinaat Naam: Isabelle Balliu Geslacht: vrouw Leeftijd: 23 jaar Plaats van afkomst: Gent, St.-Baafs Supplianten en hun relatie tot de beklaagde:
1. Jan Balliu, vader 2. Jozijne Schaepelinck, moeder
Getuigen en hun relatie tot de beklaagde:
1. Anthonie Balliu, broer 2. pastoor Baeyens
Plaats van voorarrest: / Plaats van collocatie: tuchthuis Gent Plaats van vroegere collocatie: / Duur van collocatie: onbekend Kosten van collocatie: stad Documenten in collocatiedossier:
1. collocatieverzoek 2. getuigenis
214
Bijlage collocatiedossiers: fiche 2. S.A.G.: Reeks 328, nr. 1 (1721) Misdaad: overspel Naam: Catharina Ruibrecht (x Francis Perruychers) Geslacht: vrouw Leeftijd: / Plaats van afkomst: Gent Supplianten en hun relatie tot de beklaagde:
1. Anthonie Ruibrecht, vader Getuigen en hun relatie tot de beklaagde:
1. / Plaats van voorarrest: / Plaats van collocatie: tuchthuis Gent Plaats van vroegere collocatie: / Duur van collocatie: 2,5 jaar Kosten van collocatie: onbekend Documenten in collocatiedossier:
1. verzoek om slaking door vader Anthonie Ruibrecht
215
Bijlage collocatiedossiers: fiche 3. S.A.G.: Reeks 328, nr. 3 (1755) Misdaad: overspel Naam: Anthonie van de Walle (x Clara de Buck) Geslacht: man Leeftijd: / Plaats van afkomst: / Supplianten en hun relatie tot de beklaagde:
1. Clara de Buck, echtgenote Getuigen en hun relatie tot de beklaagde:
1. / Plaats van voorarrest: stadsgevangenis Gent Plaats van collocatie: tuchthuis Gent Plaats van vroegere collocatie: tuchthuis Brugge en klooster van Froidmont Duur van collocatie: bij provisie Kosten van collocatie: onbekend Documenten in collocatiedossier:
1. collocatieverzoek
216
Bijlage collocatiedossiers: fiche 4. S.A.G.: Reeks 328, nr. 3 (1757) Misdaad: minnares, overspel Naam: Jacoba Mortier Geslacht: vrouw Leeftijd: / Plaats van afkomst: Gent Supplianten en hun relatie tot de beklaagde:
1. P. Pieters, oom Getuigen en hun relatie tot de beklaagde:
1. / Plaats van voorarrest: stadsgevangenis Gent Plaats van collocatie: tuchthuis Gent Plaats van vroegere collocatie: / Duur van collocatie: onbekend Kosten van collocatie: stad Documenten in collocatiedossier:
1. collocatieverzoek
217
Bijlage collocatiedossiers: fiche 5. S.A.G.: Reeks 328, nr. 4A (1762) Misdaad: overspel Naam: Louis Oosterlinck Geslacht: man Leeftijd: / Plaats van afkomst: Gent Supplianten en hun relatie tot de beklaagde:
1. sieur Johannes Oosterlinck, vader Getuigen en hun relatie tot de beklaagde:
1. / Plaats van voorarrest: tuchthuis Gent Plaats van collocatie: tuchthuis Gent Plaats van vroegere collocatie: / Duur van collocatie: bij provisie Kosten van collocatie: onbekend Documenten in collocatiedossier:
1. collocatieverzoek
218
Bijlage collocatiedossiers: fiche 6. S.A.G.: Reeks 328, nr. 9 (1775) Misdaad: minnares, overspel Naam: Adriaene Poelman Geslacht: vrouw Leeftijd: / Plaats van afkomst: Sas van Gent Supplianten en hun relatie tot de beklaagde:
1. Judocus Poelman, oom 2. Guillelmus Poelman, oom 3. Daneel Poelman, oom
Getuigen en hun relatie tot de beklaagde:
1. / Plaats van voorarrest: / Plaats van collocatie: tuchthuis Gent Plaats van vroegere collocatie: Sas van Gent Duur van collocatie: onbekend Kosten van collocatie: suppliant Documenten in collocatiedossier:
1. collocatieverzoek
219
Bijlage collocatiedossiers: fiche 7. S.A.G.: Reeks 328, nr. 9 (1775) Misdaad: minnares, overspel Naam: Pieternelle Lepoutre Geslacht: vrouw Leeftijd: 23 jaar Plaats van afkomst: Kruispolder Supplianten en hun relatie tot de beklaagde:
1. Jean Baptist Lepoutre, oom Getuigen en hun relatie tot de beklaagde:
1. / Plaats van voorarrest: / Plaats van collocatie: tuchthuis Gent Plaats van vroegere collocatie: / Duur van collocatie: 15 jaar Kosten van collocatie: suppliant Documenten in collocatiedossier:
1. verhoor
220
Bijlage collocatiedossiers: fiche 8. S.A.G.: Reeks 328, nr. 12 (1783) Misdaad: concubinaat Naam: chevalier jonker Charles de Heems Geslacht: man Leeftijd: / Plaats van afkomst: / Supplianten en hun relatie tot de beklaagde:
1. Mher Philippe Graeve van Severen, onderbaljuw Gent, broer 2. jonker Emanuel Vierschove d’ Onselghem Gothien, zwager 3. Marie de Heems, zus 4. jonker Philippe Stappens, oom 5. Jan Baptist baron Triest, burgemeester van de landen van de vrije en
gedebuteerde van de Staten van Vlaanderen, oom 6. Joanne Theresia Stappens, zus
Getuigen en hun relatie tot de beklaagde:
1. / Plaats van voorarrest: klooster van de Alexianen Plaats van collocatie: klooster van de Alexianen Plaats van vroegere collocatie: / Duur van collocatie: bij provisie Kosten van collocatie: suppliant Documenten in collocatiedossier:
1. collocatieverzoek
221
Bijlage collocatiedossiers: fiche 9. S.A.G.: Reeks 328, nr. 12 (1783) Misdaad: overspel Naam: Livina Hoste (x Hieronimus de Dapper) Geslacht: vrouw Leeftijd: / Plaats van afkomst: Gent Supplianten en hun relatie tot de beklaagde:
1. sieur Balthazar Hoste de oude, vader 2. sieur Guillaume Hoste de jonge, broer
Getuigen en hun relatie tot de beklaagde:
1. / Plaats van voorarrest: amigo Gent Plaats van collocatie: provinciaal correctiehuis Gent Plaats van vroegere collocatie: amigo Gent en zedenhuis Ieper Duur van collocatie: 10 jaar Kosten van collocatie: suppliant Documenten in collocatiedossier:
1. collocatieverzoek