Scriptie:
Handlezen in de middeleeuwen
Met een teksteditie van de Cyromantie van de pape van Hamme
(hs. 697, UB Gent)
Door
Bart De Laender
Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Promotor: Prof. Dr. Joris Reynaert Tweede licentie Germaanse talen Academiejaar 2006-2007
O. Inleiding
In deze scriptie bespreek ik de Cyromantie van de pape van Hamme, een
Middelnederlands handleeskundig traktaat, en situeer deze tekst in het geheel van
middeleeuwse chiromantie.
Voor ik daartoe kom tracht ik de geschiedenis van het handlezen te volgen vanaf het
prille begin tot in de middeleeuwen.
Verder geef ik ook een kort overzicht van de stellingen in het hedendaagse handlezen
om gelijkenissen en verschillen met de middeleeuwse variant te kunnen aanduiden.
Met een korte uiteenzetting over het handlezen in de eenentwintigste eeuw begin ik het
eerste hoofdstuk, om daarna de wortels van de chiromantie trachten te vinden en te
volgen tot in de middeleeuwen. In het tweede hoofdstuk bekijk ik de houding van de
middeleeuwse mens tegenover magie en chiromantie in het bijzonder. In het derde
hoofdstuk spits ik mijn aandacht toe op Middelnederlandse teksten over chiromantie in
de Nederlanden. Het handschrift waarin we de Cyromantie van de pape van Hamme
terug vinden krijgt mijn aandacht in het vierde hoofdstuk. Het vijfde en laatste
hoofdstuk is volledig gewijd aan de Cyromantie van de pape van Hamme.
Daarnaast heb ik nog een diplomatische editie van de volledige tekst gemaakt en een
leeseditie met verklarende aantekeningen van de verzen 1 tot 304. Wegens de toch hoge
graad van moeilijkheid heb ik me voor de woordverklaring en vertaling beperkt tot de
eerste 304 verzen. Ook wil ik er hier nog op wijzen dat wetenschappelijke bronnen over
het onderwerp schaars zijn en moeilijk te vinden.
Inhoudsopgave
Inleidende studie:
O. Inleiding p. 1
I. Geschiedenis van de handleeskunde p. 2-15
A. Theoretische beschouwing p. 2-5
B. Geschiedenis van de chiromantie p. 5-15
II. Chiromantie in middeleeuws Europa p. 16-27
A. Magie in de middeleeuwen p. 16-23
B. Chiromantie in de middeleeuwen p. 23-27
III. Chiromantie in het Middelnederlands p. 28-35
A. Vers en proza p. 28-33
B. Het veertiende traktaat uit het Van Hulthemse handschrift p. 33-35
IV. Het Gentse handschrift (hs. 697, UB Gent) p. 36-43
A. Inhoud p. 36-38
B. Beschrijving van het handschrift p. 38-43
V. De ‘Cyromantie’ van de pape van Hamme p. 44-48
Diplomatische transcriptie van de Cyromantie van de pape van Hamme p. 49-69
Kritische leeseditie van de verzen 1-304 p. 70-79
Bibliografie
Appendix:
I. Verklarende aantekeningen bij de verzen 1-304 p. 1-24
II. Vertaling van de verzen 1-304 p. 25-34
III. De ‘Cyromantie van de pape van Hamme
I. Geschiedenis van de handleeskunde
A. Theoretische beschouwing
Zoals in de inleiding al gezegd, begin ik met een korte uiteenzetting over het handlezen
vandaag. Vele mensen geloven dat in de hand het hele leven weerspiegeld wordt: verleden,
heden en toekomst. Informatie over het aantal kinderen dat je zult krijgen, overheersende
gevoelens en emoties in bepaalde periodes van je leven, je carrière, al je daden en je
levensduur zouden af te lezen zijn op je hand. De meeste mensen denken bij handlezen
alleen aan de handpalm maar de volledige hand wordt erin betrokken, ook de vingers en
de nagels. De reden waarom we nu het moderne handlezen bespreken is dat we die dan
kunnen vergelijken met het handlezen in de middeleeuwen.
Ik zal nu een korte uiteenzetting geven over hoe het handlezen in de eenentwintigste
eeuw bedreven en geïnterpreteerd wordt. Hiervoor heb ik gebruik gemaakt van twee
boeken: Handlezen1 en Atlas van de hand2
.
Er zijn vier essentiële handtypes die we kunnen onderscheiden, namelijk de aardehand, de
luchthand, de vuurhand en de waterhand. Mensen met een aardehand zijn harde werkers,
logisch en rationeel. Bij een luchthand horen levendigheid, opgewondenheid en
nieuwsgierigheid. Een vuurhand vertegenwoordigt de volgende karaktereigenschappen:
extravert, druk en enthousiast. Iemand met een waterhand tenslotte is dromerig,
emotioneel en beïnvloedbaar. Het associëren van de vier elementen met de hand wijst er al
op dat het handlezen een praktijk is met een zeer lange geschiedenis.
Verder kan de hand één van vier kleuren hebben: rood, wit, blauw of geel, waarbij rood
wijst op een intens en hartstochtelijk persoon, wit op een koel en onpersoonlijk karakter
wijst, blauw een negatieve en pessimistische houding weerspiegelt en geel een sombere
kijk op het leven verraadt.
1 Lori Reid, Handlezen ( Deltas, 1995) 2 Marijke Van Kessel, Atlas van de hand (Amsterdam, 2001)
Ook de nagels hebben één van deze vier kleuren; waarbij rood staat voor impulsief en
vurig, blauw voor een slechte bloedsomloop, geel voor leverproblemen en wit voor koud,
egoïstisch en cynisch.
Vaak stellen mensen de vraag wat de dominante hand is bij het handlezen en daarop zijn
al een heleboel verschillende antwoorden gegeven. Maar meestal wordt de meest
gebruikte hand als de dominante hand beschouwd waarbij de andere hand de
eigenschappen overerft. In de praktijk is dit dus de rechterhand voor de meeste mensen.
In de handpalm vind je vier primaire lijnen met elk hun karakteristieke eigenschappen
terug: de levenslijn, de hoofdlijn, de hartlijn en de lotslijn.
Handlezen ( Deltas, 1995), p. 75
De levenslijn staat voor gezondheid en welzijn en wordt ook wel eens venuslijn of linea
vitalis genoemd. Ze loopt langs de duim. De hoofdlijn, ook marslijn of linea cerebralis,
loopt dwars over de handpalm en staat voor de geestelijke aspecten van de mens. De
hartlijn is de eerste horizontale lijn die je tegenkomt als je van de vingers naar beneden
gaat en ze loopt ook dwars over de handpalm. De hartlijn weerspiegelt de emoties. De
lotslijn is het moeilijkst te vinden want soms is ze kort, soms onderbroken, soms begint ze
pas halverwege de handpalm en soms is ze zelfs helemaal niet aanwezig. Deze lijn
weerspiegelt het openbare leven en de carrière en wordt ook saturnuslijn of karmalijn
genoemd. Naargelang de lengte van deze lijnen, onderbrekingen en vertakkingen kan een
ervaren handlezer zien wat je nog te wachten staat op emotioneel en geestelijk gebied, hoe
je gezondheid zal evolueren en wat je carrière brengen zal.
Naast de vier primaire lijnen of hoofdlijnen vind je ook nog enkele secundaire lijnen terug
in de hand ( apollolijn, mercuriuslijn, venusgordel, via lascivia en boog van intuïtie) waar
ik niet dieper op in zal gaan omdat dit ons te ver zou leiden en verder niet relevant is voor
mijn betoog.
Naast de hoofdlijnen vinden we in de handpalm ook acht heuvels terug waarvan de
grootte en de vorm wijzen op de dominantie van bepaalde eigenschappen. Deze heuvels
bevinden zich vlak onder de vingers.
De jupiterheuvel ligt net onder de wijsvinger en wordt gerelateerd met status, zelfrespect
en ambitie.
De saturnusheuvel bevindt zich onder de middelvinger en wordt gelinkt aan ernst en
verantwoordelijkheid.
De apolloheuvel of heuvel van de zon ligt onder de ringvinger en staat voor creativiteit en
geluk.
Verder heb je ook nog de mercuriusheuvel die onder de pink ligt en in verband gebracht
wordt met intelligentie, duidelijkheid en snelheid.
De marsheuvels staan voor moed, kracht en vastberadenheid. Bovenmars die onder de
mercuriusheuvel ligt staat voor de psychische aspecten. Ondermars die onder de
jupiterheuvel ligt staat voor de fysische aspecten.
De maanheuvel ligt onderaan de palm tegenover de duim net boven de pols en wordt
gerelateerd met gevoeligheid en ontvankelijkheid.
De venusheuvel ten slotte ligt onder de duim en wordt in verband gebracht met
gezondheid en viriliteit.
Handlezen ( Deltas, 1995), p. 37
Bepaalde heuvels corresponderen met de vingers die ook weer iets meer vertellen over de
persoonlijkheid van elke mens. De lengte van de vinger is daarbij doorslaggevend, ofwel
is de vinger kort wat erop wijst dat die eigenschap onderontwikkeld is, ofwel heeft de
vinger een gemiddelde lengte wat op een goed ontwikkelde karaktertrek wijst, ofwel is de
vinger langer dan gemiddeld wat op een dominante eigenschap wijst. Ditzelfde geldt ook
voor de heuvels; hoe dikker hoe dominanter of belangrijker de eigenschap die ermee
geassocieerd wordt.
De wijsvinger wordt in verband gebracht met Jupiter en zegt iets meer over je ego. De
middelvinger correspondeert met Saturnus en vertegenwoordigt plichtsbesef en ernst. De
ringvinger is verbonden met Apollo en staat voor creativiteit. De pink correspondeert met
Mercurius en zegt iets meer over je interesse voor wetenschap en literatuur. Alle vingers
corresponderen met de bijhorende heuvel behalve de duim. De duim staat voor ratio en
logica en heeft geen connectie met de venusheuvel.
Tot zover mijn uiteenzetting over het handlezen. Hierna zal ik proberen de wortels van het
handlezen te vinden en te volgen tot het heden.
B. Geschiedenis van de chiromantie
Het traceren van de chiromantie doorheen de menselijke geschiedenis is precair en
delicaat omdat er zeer weinig directe bewijzen zijn van het beoefenen ervan. Ook
indirecte bewijzen zijn zeldzaam en we moeten altijd zeer voorzichtig zijn bij het
interpreteren van deze bewijzen. F. Gettings verwoordt het zo:
The history of palmistry is almost entirely the history of certain superstitions. In reality
there is no such thing as palmistry, there are only palmists. No deep accumulation of
systematised knowledge has survived which might be described as a palmistic tradition,
though many definite features have been preserved and have been repeated through the
ages so that they now constitute a body of teaching often referred to as ‘traditional
palmistry’.3
Hierbij dient ook nog vermeld te worden dat de voorspellingen van een handlezer bedoeld
waren voor één persoon die de voorspelling voor zich hield waardoor het hoe en waarom
van de voorspelling vergeten werd bij het voorbijgaan van de tijd. De voorspellingen
waren persoonlijk en gingen over gebeurtenissen die niet langer interessant zijn voor ons.
We beginnen onze geschiedenis van het handlezen in
Santander in Spanje. Daar zijn een aantal
grotschilderingen van handen ontdekt van 12000 tot
15000 jaar geleden. Wat die handen zo opmerkelijk maakt,
is het feit dat het schilderingen van de handpalm betreffen
met de grote lijnen erop getekend tot in het detail.4
Wat kan wijzen op een zekere fascinatie voor de hand. Verder zijn er ook nog
archeologische vondsten van handen in steen, hout en ivoor. Maar deze linken aan een
vorm van handlezen blijft al bij al speculatie.
Ondanks het gebrek aan materiële bewijzen moet het handlezen een zeer oude kunst zijn.
Zo is er een geschreven traditie van handlezen in China ontstaan die zeer veel
vormgelijkenissen vertoont met de westerse traditie die al bestaat van voor de vierde eeuw
voor Christus.5
3 F. Gettings, The Book of the Hand. An Illustrated History of Palmistry (Paul Hamlyn, 1965), p. 157
De Chinese traditie van handlezen stamt af van de I Ching, die minstens
4000 jaar oud is. Uit beschrijvingen van handen van Chinese keizers teruggevonden in
oude handschriften kan afgeleid worden dat China een rudimentaire vorm van handlezen
kende vanaf ongeveer 2350 voor Christus. De vroegste tekst echter waarin die
beschrijvingen te vinden zijn, is een tekst uit de Chou Dynastie (650 – 475 voor Christus).
Die werd geschreven door Shou Fu en Ku Pu Tzu Ching. In de Chinese chiromantie ging
men als volgt tewerk: men bestudeerde de lijnen van de hand en probeerde er figuren in te
4 http://museodealtamira.mcu.es/ingles/cueva_altamira.html 5 F. Gettings, The Book of the Hand. An Illustrated History of Palmistry (Paul Hamlyn, 1965), p. 160
ontdekken die overeenkwamen met de tigramfiguren uit de I Ching en daardoor kregen de
lijnen een betekenis.6
Toch is het weinig waarschijnlijk dat de Chinese traditie van handlezen veel invloed heeft
gehad op de Europese traditie van handlezen.
Julius Spier7 verwijst daarvoor naar de chirologische teksten van de Indische literatuur uit
de Vedische periode, die zich rond 2000 voor Christus situeert. De vroegste referentie
naar handlezen in de Indische literatuur vinden we terug in de Vasishta. In de Vasishta
worden regels gegeven die een asceet moet volgen om verlichting te kunnen bereiken.
Regel 21 zegt dat het voor een asceet verboden is om geld te verdienen ofwel door het
uitleggen van bovennatuurlijke verschijnselen en voortekenen, ofwel door aanleg voor
astrologie en handlezen, ofwel door argumentatie en uiteenzettingen over de Sastras. Dit
verbod is ook terug te vinden in de oude code van de Manu. Deze teksten zijn beide van
Vedische oorsprong.8 Verder zijn er nog de geschriften van de boeddhist Vinaya Pitaka
die in de Brahmajala Sutta 1:21 aan monniken verbiedt om geld te verdienen met
voorspellingen uit de handen. Dat handlezen in India als een verheven kust beschouwd
werd, kunnen we afleiden uit het feit dat op de handen van goden op standbeelden en in
schilderijen lijnen en symbolen aangebracht zijn.
6 http://www.johnnyfincham.com/history/chinese.htm 7 F. Gettings, The Book of the Hand. An Illustrated History of Palmistry (Paul Hamlyn, 1965), p. 160 8 F. Gettings, The Book of the Hand. An Illustrated History of Palmistry (Paul Hamlyn, 1965), p. 160
Maar deze lijnen vertonen geen gelijkenissen met de lijnen die we kunnen terugvinden in
onze handpalmen omdat de Indiërs hun goden geen menselijke karakteristieken wilden
toedichten. Goden staan boven de mens en kunnen dan ook geen lijnen hebben die hun lot
onthullen. In de mythologie van India is het Siva die de kunst leerde aan zijn vrouw
Brahma, schepster van het universum, die het op haar beurt doorgaf aan de mens. 9
Het is zeer waarschijnlijk dat het westerse handlezen voortgevloeid is uit de Indische
traditie, zoals de beroemde Franse handlezer Adrien Adolphe Desbarolles (1801 – 1886)
beweerde.
10
Want er was een gevestigde handelsroute naar India die al eeuwen door de Arabieren
gebruikt werd.11Maar een Arabische traditie van handlezen is moeilijk te bewijzen omdat
er geen Arabische traktaten over chiromantie overgeleverd zijn. Het enige wat we weten is
dat er twee termen gangbaar waren voor de studie van de hand: Ilm al Kaff dat de studie
van de gehele hand inhield en Ilm al Asrir, de studie van de lijnen in de hand. Er is slechts
één tekst bewaard gebleven maar ook dit is geen authentieke Arabische tekst maar een
hervertaling van een Griekse tekst uit 144 van Polemon van Laodicia. De Arabische
traditie van handlezen zou teruggaan op Indische bronnen, maar dit is ook niet te
bewijzen.12
Contacten tussen het Oude Griekenland en de oude rijken van India suggereren lijnen van
invloed op de Europese traditie van handlezen die opmerkelijk vroeger zijn dan de
stimulatie van interesse die het contact met de Arabische beschaving in de elfde en
twaalfde eeuw zal teweegbrengen. Het contact tussen het Oude Griekenland en India is
bewezen door wat we weten over de avonturen van Alexander de Grote (350 BC), een
pupil van Aristoteles die zelf India bereikte13
9 http://www.johnnyfincham.com/history/ india.htm
. Verder is het waarschijnlijk dat veel kennis
en wijsheid uitgewisseld is ofwel door direct contact of via de handelsroutes opgezet door
10 F. Gettings, The Book of the Hand. An Illustrated History of Palmistry (Paul Hamlyn, 1965), p. 161 11 F. Gettings, The Book of the Hand. An Illustrated History of Palmistry (Paul Hamlyn, 1965), p. 161 12 http://www.johnnyfincham.com/history/arabic.htm 13 F. Gettings, The Book of the Hand. An Illustrated History of Palmistry (Paul Hamlyn, 1965), p. 161
de Arabieren. Het is bewezen dat de praktijk van handlezen gekend was in Griekenland
minstens vanaf de vierde eeuw voor Christus.
Ondanks het feit dat we weten dat chiromantie beoefend werd in het Oude Griekenland,
vinden we weinig referenties naar de studie van de hand in de overgeleverde literatuur van
deze periode. Er is verondersteld dat de kunst gekend en beoefend werd door vele
eminente Griekse figuren, waaronder Homerus, Anaxagoras, Aristoteles, Plato,
Hippocrates, Galenus en zelfs Alexander de Grote. Toch vinden we praktisch geen
verwijzingen naar chiromantie in hun werken.
Het enige waar we zeker van kunnen zijn wanneer Aristoteles zijn weinige woorden
schrijft over de hand, is dat handlezen al een oude wetenschap was met een lange orale
traditie14
De korte fragmenten in deze werken betekenen niet dat Aristoteles een gedegen kennis
had van chiromantie. Toch duiden deze fragmenten aan dat er een vorm van kennis over
handlezen bestond in het Oude Griekenland. Ook geven deze fragmenten een indicatie
over het oude bijgeloof dat de lengte van de lijnen van de hand bepalend zijn voor de
lengte van je leven.
. Aristoteles (384-322 BC) is de enige die ons een bewijs levert van het bestaan
van de chiromantie in deze periode via zijn werken De Historia Animalium (boek 1:15) en
Problemata (boek 10 en 34). In De Historia Animalium beschrijft Aristoteles de anatomie
van de arm van de schouder af tot de hand en voegt een beschrijving toe van de lijnen van
de hand. Bovendien geeft hij een interpretatie voor de aanwezigheid van lijnen die rechts
langs de hand lopen als een indicatie van een lang leven. De referenties in Problemata zijn
herhalingen van deze vraag over de lengte (van het leven) waarvoor hij een antwoord
zocht: “Waarom leven mensen langer die een lijn hebben rechts langs hun hand?”
Ook al vinden we niet zoveel referenties naar chiromantie, het zijn er genoeg om aan te
tonen dat handlezen inderdaad beoefend werd in het Oude Griekenland.15
Verder is er nog de Griekse mythologische figuur van Rhea, één der titanen, die de
dactylen voortbracht bij het baren van Zeus. De Grieken beschouwden de dactylen als
geesten die geboren werden uit haar vingerafdrukken, terwijl ze in barensnood haar
vingers tegen de aarde drukte. De vingergeesten werden beschouwd als belangrijke goden
14F. Gettings, The Book of the Hand. An Illustrated History of Palmistry (Paul Hamlyn, 1965), p. 161 15 http://www.johnnyfincham.com/history/aristotle.htm
met betrekking tot het handlezen.16
Wat nog een indicatie is dat chiromantie beoefend
werd in het Oude Griekenland.
Ook in het Oude Rome is een vorm van handlezen beoefend maar ook hier zijn er geen
teksten overgeleverd die duidelijk maken hoever en hoe het precies in zijn werk ging.
Want de enige referenties hier zijn opnieuw enkele passages over het onderwerp in
verschillende Latijnse werken.
Plinius (23-73 AD) brengt de idee naar voren dat gebroken lijnen in de handpalm een
aanwijzing voor een kort leven zijn in zijn Naturalis Historia.
Juvenalis maakt een negatieve opmerking over chiromantie in één van zijn stukken
(Satiren 6:581), waarin hij de vrouwen uit zijn tijd satirisch voorstelt door te beschrijven
hoe rijke vrouwen astrologen consulteren en vrouwen van de middenklasse hun
nieuwsgierigheid en ijdelheid bevredigen door naar handlezers te gaan.
Dit zijn de enige zekerheden als het referenties betreft van werken die nu nog
overgeleverd zijn. Want daarnaast heb je nog een indrukwekkende lijst van Romeinse én
Griekse auteurs waarnaar verwezen wordt als auteurs die ook iets geschreven zouden
hebben over chiromantie maar waar geen materiele bewijzen van zijn: Anaxagoras,
Hippocrates, Plato, Ptolemaeus, Galenus… 17
Deze referenties zijn de enige zekerheden om het bestaan van chiromantie in deze periode
te bewijzen. Het kon wel zo zijn dat er een sterke orale traditie was in zowel Rome als
Griekenland, maar dit helpt ons niet om de ontwikkeling van de chiromantie te
reconstrueren. Het enige waar we zeker van kunnen zijn is dat chiromantie, net zoals
astronomie en astrologie, een zeer oude tak van de wetenschap is met een lange orale
traditie.18
De bijbel wordt soms aangehaald als de bron van sommige van de oudste referenties naar
chiromantie binnen de westerse cultuur en gebruikt als legitimatie voor het handlezen.
Daarvoor worden vooral volgende verzen gebruikt: Job 37:7 en Spreuken 3:16. 16 http://nl.wikipedia.org/wiki/Rhea 17 F. Gettings, The Book of the Hand. An Illustrated History of Palmistry (Paul Hamlyn, 1965), p. 159 18 F. Gettings, The Book of the Hand. An Illustrated History of Palmistry (Paul Hamlyn, 1965), p. 161
Spreuken 3:16 “Lengte van dagen ligt in haar rechterhand, rijkdom en eer in haar linker.”
Job 37:7 “Hij verzegelt de handen van ieder mens zodat alle mensen zijn werk zouden
kennen.”
Deze passages werden door de eeuwen heen door vele beoefenaars van chiromantie als
verdediging gebruikt voor hun kunst, om aan te tonen dat de studie van de hand een
legitieme praktijk is, gesanctioneerd door de Heilige Schrift. Gettings staat hier sceptisch
tegenover en citeert Sir Walter Scott: “those who claim the support of the Scripture for
their own individual theories without regard for the niceties of translation which would be
of the utmost importance in such cases”.19
De bijbel gebruiken als bewijs van het bestaan van een chiromantische traditie die ver
terug gaat voor onze tijdrekening en als bewijs van de legimiteit ervan is dubieus want
veel hangt af van de wijze van vertalen en de interpretatie die je er aan geeft.
De terminologie van de chiromantie, die waarschijnlijk al van ver voor de geboorte van
Christus gebruikt werd, is wel bijzonder interessant om de anciënniteit van de chiromantie
te bepalen. Want de afzonderlijke kwaliteiten en de daarbij horende termen toegeschreven
aan de verschillende delen van de hand zo vele eeuwen geleden worden nog steeds
gebruikt en zijn nog steeds van waarde20
Maar buiten indicaties dat er een vroeg ingestelde traditie was, is er weinig overgeleverd.
En een zoektocht naar de wortels van de chiromantie is dan ook teleurstellend. Er was een
oude traditie maar de oorsprong en het belang zijn voor ons verloren gegaan.
. Zo is de levenslijn uit de moderne
handleeskunde krek dezelfde lijn als de ‘linie slevens’ uit de Cyromantie van de pape van
Hamme.
Zekerheid krijgen we pas aan het eind van de twaalfde eeuw en begin van de dertiende
eeuw, wanneer chiromantische traktaten beginnen op te duiken in heel Europa21
19 F. Gettings, The Book of the Hand. An Illustrated History of Palmistry (Paul Hamlyn, 1965), p. 160
. Vele van
de occulte wetenschappen zijn in Europa geïntroduceerd rond het midden van de twaalfde
eeuw. Alchemie is geïntroduceerd in Europa door de Arabische cultuur rond 1150, zo ook
de astrologie. Het is daarom hoogst waarschijnlijk dat chiromantie rond dezelfde tijd en
20 F. Gettings, The Book of the Hand. An Illustrated History of Palmistry (Paul Hamlyn, 1965), p. 162-163 21 F. Gettings, The Book of the Hand. An Illustrated History of Palmistry (Paul Hamlyn, 1965), p. 163
door dezelfde bron in Europa terecht kwam. Dit wordt bevestigd door het feit dat de
termen ‘chiromantie’ of ‘chiromanticus’ niet gekend zijn in teksten vroeger dan 1160. Het
ontbreken van het gebruik van deze termen in Latijnse werken expliciet geschreven om
verboden voorspellende kunsten bij te houden suggereert zeer sterk dat chiromantie
onbekend was voor het midden van de twaalfde eeuw.
De chiromantische traktaten zelf worden geclassificeerd in termen van vorm en inhoud in
vijf groepen door F. Gettings. 22
De eenvoudigste verhandelingen behandelen enkel de belangrijkste lijnen, hebben een
formele inleiding en hebben een summiere of zelfs geen argumentatie. Ze worden door A.
Craig omschreven als “hardly more than a series of notes accompanying drawings of
hands”
23
Het tweede type van traktaten, Summa Chiromantia genaamd, zijn de fundamentele
chiromantische verhandelingen. Ze bestaan uit een grondige chiromantische beschrijving
van de hand: ze behandelen de vier primaire lijnen, de planeten, bergen, speciale tekens,
zijlijnen, de driehoek en de proporties van de hand. Het enige verschil met de moderne
terminologie is het gebruik van het woord ‘mensal’ voor de hartlijn, dat vertaald werd
naar ‘tafel’ en lang gebruikt werd in chiromantische traktaten. Zo ook in de Cyromantie
van de pape van Hamme, die we in deze soort van chiromantische verhandelingen kunnen
onderbrengen.
. Deze verhandelingen behandelen merkwaardig genoeg maar drie van de vier
hoofdlijnen: de hoofdlijn, de levenslijn en de lotslijn die onveranderlijk een driehoek
vormen. Meer dan waarschijnlijk was het gebruik van slechts drie lijnen religieus
geïnspireerd. Men zag in de handpalm een levend symbool van de Heilige Drievuldigheid.
Het derde type is in feite een vereenvoudigde versie van de Summa Chiromantia maar dan
met meer tekeningen. Deze teksten zijn, net zoals de Summa Chiromantia, vooral
geschreven in de veertiende en vijftiende eeuw.
Het zogenaamde Aristotelische manuscript is het vierde type dat we kunnen
onderscheiden. Het refereert niet naar planeten en speciale lijnen en concentreert zich op
de driehoek en de vier primaire lijnen. Het vijfde type omvat slechts één tekst en wordt
hier verder niet besproken24
.
22 F. Gettings, The Book of the Hand. An Illustrated History of Palmistry (Paul Hamlyn, 1965), p. 163-166 23 F. Gettings, The Book of the Hand. An Illustrated History of Palmistry (Paul Hamlyn, 1965), p. 163 24 F. Gettings, The Book of the Hand. An Illustrated History of Palmistry (Paul Hamlyn, 1965), p. 163-166
Om nu terug te komen op de invloed van het Arabisch denken op de Europese chiromantie:
die wordt bevestigd door vele middeleeuwse auteurs die Averroes en Avicenna aanduiden
als autoriteiten op het gebied van chiromantie.
Averroes (1126-1198) was afgestudeerd in theologie, wiskunde en filosofie en wordt alom
erkend als degene die de Aristotelische gedachtegang reïntroduceerde in Europa en de
meest waarschijnlijke om handlezen naar Europa gebracht te hebben. Maar toch wordt
zijn naam niet zo vaak in verband gebracht met chiromantie als men zou verwachten.
Misschien omdat zijn naam geassocieerd werd met ketterij.
Avicenna (980-1037) was een filosoof en geneesheer en leverde vele bijdragen tot de
middeleeuwse geneeskunde alsook tot de alchemie en astrologie. Hij wordt geciteerd als
auteur van een werk over chiromantie en het is goed mogelijk dat hij eerst handlezen
introduceerde in het westen door zijn commentaarteksten op Aristoteles. Ook is het bijna
zeker dat handlezen het westen bereikte als een onderdeel van geneeskunde en astrologie
wat van Averroes een geschikt medium gemaakt zou hebben.25
De invloed van de Arabische cultuur op de chiromantie kunnen we staven door te
verwijzen naar Adelard van Bath (1080-1142) waarvan men veronderstelt dat hij een
Arabisch manuscript over chiromantie vertaald zou hebben naar het Latijn. Dit is
waarschijnlijk aangezien hij inderdaad verschillende Arabische astrologische werken heeft
vertaald naar het Latijn.
Ook al zijn van beiden
geen verhandelingen over chiromantie overgeleverd, toch worden ze beschouwd als
belangrijke figuren voor de ontwikkeling van de Europese geest.
Een andere geleerde waarvan men zegt dat hij Arabische chiromantieën vertaalde is
Johannes Hispanus (1140-?). Een vijftiende-eeuwse kopie van een vroeg manuscript
toegeschreven aan Hispanus kan gevonden worden in Klagenfurt in Oostenrijk,
gecatalogiseerd als Bischöfliche Bibliothek XXX.d.4 zijnde een chiromantie van
Aristoteles en Averroes vertaald uit het Arabisch in het Latijn door Johannes Hispanus.
De tekst bevat een notitie van Hispanus zelf, waarin hij zegt dat hij de originele Arabische
tekst vertaalde voor de koningin van Sevilla.26
25 F. Gettings, The Book of the Hand. An Illustrated History of Palmistry (Paul Hamlyn, 1965), p. 169 26 http://www.johnnyfincham.com/history/arab.htm
Hoewel er uit de klassieke oudheid bijna niets overgeleverd werd, verwijzen vele auteurs
naar Aristoteles in hun werk over chiromantie. Waarschijnlijk deden ze dit om zo hun
kunst een aura van wetenschap te geven en er een zekere autoriteit aan te verlenen.
Er was zelfs een traditie om chiromantische verhandelingen te associëren met magische en
hooggeëerde auteurs uit oude tijden gedurende de gehele vroege periode van de
middeleeuwen. Aristoteles was in het bijzonder een favoriet van samenstellers van
chiromantieën want er is een aanzienlijk deel van chiromantische teksten daterend van de
dertiende tot de vijftiende eeuw opgedragen aan of toegeschreven aan Aristoteles. Er
circuleerden in deze tijd zelfs meer pseudo-aristotelische teksten dan echte werken door
Aristoteles zelf.27
Het verlangen om te bevestigen dat chiromantie kwam van de directe autoriteit van
Aristoteles zelf, suggereert opnieuw dat chiromantie Europa binnen kwam via Arabische
bronnen. Want het was de Arabische cultuur die de Aristotelische gedachtegang had
bewaard en het was door Arabische bronnen dat ze geïntroduceerd werden in de Europese
beschaving.
Overigens zijn er wel degelijk nog enkele Arabische traktaten over chiromantie
overgeleverd uit deze periode maar volgens Burnett zijn ze van weinig relevantie voor de
Europese traditie van de chiromantie.
De oorsprong van de term chiromantie zou, volgens Burnett, het resultaat zijn van de
vertalingen van Arabische teksten door Latijnse geleerden. Hij vindt geen bewijs voor het
gebruik van de term voor 1160 en merkt op dat de verschijning van het woord op dat
moment overeenkomt met de adoptie van andere gelijkaardige termen zoals geomantie,
van het Arabische ‘Ilm al-raml’. Het gebruik van de term ‘chiros’ voor hand of palm is
universeel in vroege Latijnse teksten, afgeleid van het Griekse ‘kheir’. En Burnett schrijft
de oorsprong van het woord chiromantie toe aan dezelfde scholastieke trend die Arabische
termen inwisselde voor Griekse in wetenschappelijke vertalingen van de twaalfde eeuw28
.
27 F. Gettings, The Book of the Hand. An Illustrated History of Palmistry (Paul Hamlyn, 1965), p. 166 28 Charles Burnett, “The Earliest Chiromancy in the West” in Journal of the Warburg and Courtauld Institutes 50 (1987), p. 189-195
Toch kan een Arabische bron voor de chiromantie niet beslissend aangetoond worden
want er is geen Latijnse chiromantische tekst overgeleverd waarvan duidelijk aangetoond
kan worden dat hij afgeleid is van een Arabisch origineel. Toch is de meest logische
verklaring voor de oorsprong van de Europese chiromantie een verloren gegane Arabische
bron.29
29 F. Gettings, The Book of the Hand. An Illustrated History of Palmistry (Paul Hamlyn, 1965), p. 169
II. Chiromantie in middeleeuws Europa
Voordat ik iets dieper inga op de chiromantische praktijken in middeleeuws Europa, wil ik
graag een algemeen beeld schetsen van de magische praktijken in het middeleeuwse
Europa en de houding van de gewone mens en de kerk ten opzichte van magie en
chiromantie in het bijzonder.
Aangezien traktaten over chiromantie eerder schaars zijn in de middeleeuwen kunnen we
uit de houding ten op zichte van magie in enige mate afleiden hoe men in de
middeleeuwen tegenover chiromantie stond.
A. Magie in de middeleeuwen
In het onderwijssysteem van de middeleeuwen ging men uit van zeven vrije kunsten of
artes liberales die geënt waren op het onderwijssysteem uit de klassieke oudheid
( Griekenland en Rome). Deze zeven kunsten waren nog eens onderverdeeld in een
trivium en een quadrivium. Het trivium behelsde grammatica, retorica en dialectica, wat
we kunnen beschouwen as als de vakken om een begenadigde spreker te worden. Het
quadrivium omvatte geometrica, musica, arithmetica en astronomica. Maar deze zeven
kunsten waren enkel weggelegd voor de rijken.
Daarnaast had men in de middeleeuwen ook nog de zeven artes serviles, ook wel de artes
mechanicae genoemd, die bedoeld waren om mensen op te leiden tot handige ambachtslui,
boeren en soldaten. Ook deze kunsten waren, niet toevallig, ingedeeld in zeven
categorieën: handenarbeid, krijgskunst, zeevaart samen met aardrijkskunde (navigatie),
landbouw en huishoudkunde, dieren en jacht, heelkunde en als laatste sport en spel30
.
30 Werkcollege ‘Artesliteratuur in de middeleeuwen’, tweede licentie 2004-2005
Ook de magie werd ingedeeld in een aantal kunsten, de artes magicae genaamd. Deze
kunsten worden door W. Braekman opgedeeld in de artes incertae en de artes prohibitae.
In de artes incertae vinden we astrologie en alchemie terug en in de artes prohibitae magie
en mantiek (of waarzeggerij)31
Zoals al gezegd bereikte de chiromantie ons waarschijnlijk als een onderdeel van de
astrologie; dit impliceert dat de kerk chiromantische praktijken dus ook oogluikend
toestand, waarover later nog meer.
. Zoals de namen al doen vermoeden werden de artes
incertae of de ‘onzekere’ kunsten met een zekere argwaan bekeken maar oogluikend
toegestaan door de machtige kerk en de artes prohibitae of ‘verboden’ kunsten helemaal
niet toegestaan.
De artes magicae werden soms ook ingedeeld in zeven kunsten maar dat is altijd zeer
kunstmatig en arbitrair en meer omwille van de symmetrie met de artes liberales en
serviles. De indeling in zeven zwarte kunsten verschilt ook van auteur tot auteur.Zo
onderscheidde bijvoorbeeld Isidorus van Sevilla deze zeven vormen van magie:
geomantie, hydromantie, aeromantie, pyromantie, waarzeggen aan de hand van observatie
van de vlucht en kreten van vogels (augurie), chiromantie en necromantie.32
De middeleeuwse mens had twee manieren tot zijn beschikking om gebruik te maken van
magie.
De eerste manier bestond erin om de hulp in te roepen van geesten of bovennatuurlijke
wezens. Die hulp kon zich op twee manieren manifesteren: ofwel hulp van goede geesten
om een lovenswaardig doel te bereiken, ofwel hulp van kwade geesten voor eigen gewin
of het benadelen van anderen. Hierbij vermeldt Braekman ook dat je duidelijke parallellen
kunt trekken tussen magie en religie omdat beide zich richten tot een bovennatuurlijk
wezen voor hulp en kracht. Het zal dus niet verwonderlijk zijn dat de middeleeuwse kerk
zich verzette tegen dit soort magische praktijken.
De tweede manier om magie te gebruiken was het benutten van krachten en processen in
de natuur die de mens (nog) niet kon verklaren. Deze verborgen krachten en processen
werden dan door middel van magie gekanaliseerd. Zo kan ook het lezen van de hand
begrepen worden als het verklaren van een natuurlijke kracht of verborgen proces dat de
levensloop verduidelijkt in de lijnen en bergen van de hand. Deze vorm van magie stootte 31 W. L. Braekman, Middeleeuwse witte en zwarte magie in het Nederlands taalgebied (Gent, Koninklijke academie voor Nederlandse taal- en letterkunde, 1997), p. 1-2. 32 R. Kieckhefer, Magic in the Middle Ages (Cambridge University Press, 1990), p. 11
ook op verzet van de kerk maar wekte toch minder weerstand op aangezien er niet
getwijfeld wordt aan de almacht van God.33
Deze twee verschillende manieren om met magie om te gaan stellen ons in staat om een
onderscheid te maken tussen natuurlijke magie, witte magie en demonische of zwarte
magie.
Natuurlijke magie maakte gebruik van de nog niet verklaarde natuurwetten en stemt
overeen met de tweede manier hierboven beschreven. Kieckhefer zegt het zo: “Natural
magic was not distinct from science, but rather a branch of science. It was the science that
dealt with ‘occult virtues’ (or hidden powers) within nature.”34
Men ging ervan uit dat deze verborgen krachten ook rationeel waren en werkten volgens
wetten. Deze wetten waren, in de formulering van W. L. Braekman:
1) de wet van gelijkwaardigheid (similia similibus): de imitatieve magie of analogie-magie
besluit uit de uiterlijke gelijkenis van twee dingen tot hun innerlijke overeenkomst,
wisselwerking of verbondenheid. Ook het nabootsen van handelingen of het vermelden van
gelijkaardige gebeurtenissen leidt tot een diepere relatie (…).
2) de wet van tegenstelling (contraria contrariis curantur): dingen die een uiterlijke
tegenstelling vertonen, vullen elkaar aan, complementeren elkaar.
3) de wet van nabijheid of convenientia: uitwendig contact leidt tot een innerlijke band die ook
blijft bestaan na het ophouden van de uiterlijke aanraking. Dit heet dan contagieuze magie (…).
Nabijheid is geen exterieure of accidentele relatie, maar een aanwijzing van een obscure maar
innige verwantschap.
4) deel staat voor geheel (pars pro toto): wie een deel heeft, bezit in feite ook het geheel. Wat
men aan een deel van de mens doet, doet men aan de ganse persoon.35
33 W. L. Braekman, Middeleeuwse witte en zwarte magie in het Nederlands taalgebied (Gent, Koninklijke academie voor Nederlandse taal- en letterkunde, 1997), p. 3. 34 R. Kieckhefer, Magic in the Middle Ages (Cambridge University Press, 1990), p. 9. 35 W. L. Braekman, Middeleeuwse witte en zwarte magie in het Nederlands taalgebied (Gent, Koninklijke academie voor Nederlandse taal- en letterkunde, 1997), p. 5-6.
In tegenstelling tot de natuurwetten die uitgaan van de causale band, die van oorzaak en
gevolg, is de band hier er één van analogie en associatie.36
Chiromantie steunt op de eerste
wet want bepaalde constellaties van lijnen in de hand komen overeen met bepaalde
gebeurtenissen en ziekten. Er is een associatieve band tussen de lijnen van de hand en de
levensloop van een persoon.
Naast natuurlijke magie had je dus ook nog witte en zwarte magie. Witte magie maakt
eigenlijk gewoon gebruik van goede geesten. Deze werden aangeroepen om een nobel
doel te helpen verwezenlijken. Deze witte magie werd ook wel ‘théurgie’ genoemd omdat
er een goede geest of engel opgeroepen werd en kan gedefinieerd worden als “le
commerce avec les anges ou esprits purs et bienheureux.”37
Het gaat hier over het
aanroepen van engelen en zo betreden we hier het grensgebied tussen magie en religie,
waarover straks meer.
Als laatste had je dan nog de zwarte of demonische magie. Die deed net hetzelfde als witte
magie maar dan door het aanroepen van kwade geesten of duivels en niet voor een hoger
doel maar voor eigen gewin en voordeel. Het spreekt vanzelf dat de kerk dit soort van
magie streng veroordeelde. Of zoals Kieckhefer het uitdrukt: “Demonic magic was not
distinct from religion, but rather a perversion of religion. It was religion that turned away
from God and toward demons for their help in human affairs.”38
Deze demonen zijn dan de door het christendom aan de gevallen engelen of duivels
gelijkgestelde heidense goden. In de geschriften uit de vroege middeleeuwen was de
theorie van de duivelse interventie in de magie veel sterker vertegenwoordigd dan die van
de natuurlijke magie waarschijnlijk onder druk van de kerk. Pas na de twaalfde eeuw
begon dit te veranderen. Niet toevallig is dit ook de periode waarin de eerste teksten
opduiken over chiromantie
39
.
36W. L. Braekman, Middeleeuwse witte en zwarte magie in het Nederlands taalgebied (Gent, Koninklijke academie voor Nederlandse taal- en letterkunde, 1997), p. 6. 37 W. L. Braekman, Middeleeuwse witte en zwarte magie in het Nederlands taalgebied (Gent, Koninklijke academie voor Nederlandse taal- en letterkunde, 1997), p. 7. 38 R. Kieckhefer, Magic in the Middle Ages (Cambridge University Press, 1990), p. 9. 39 W. L. Braekman, Middeleeuwse witte en zwarte magie in het Nederlands taalgebied (Gent, Koninklijke academie voor Nederlandse taal- en letterkunde, 1997), p. 8-9.
Een laatste onderscheid dat gemaakt moet worden als we spreken over magie is het
verschil in magie bedreven door de ‘gewone’ mens en de magie bedreven door de
‘geschoolde’ mens in de middeleeuwen. O. Lie verwoordde het treffend als volgt:
Het onderscheid tussen geleerdenmagie en leken- of volksmagie is het gevolg van een
langdurig en ingewikkeld proces. De verschriftelijking van de volkstaal in de twaalfde
eeuw en de opkomst van de universiteiten hebben een belangrijke rol gespeeld bij de
ontwikkeling en verbreiding van magische kennis. Latijn bleef het medium van de
geleerden, en kennis van de ars magica – het verrichten van handelingen ingegeven door
inzichten in de verborgen krachten van de kosmos (natuurlijke of witte magie) of met
behulp van de demonische krachten (demonische of zwarte magie) – kon worden
verkregen, via bestudering van de astrologie in het kader van de astronomia, één van de
zeven vakken van de artes liberales. De ontsluiting in de twaalfde eeuw van Griekse en
Arabische astrologische geschriften door middel van Latijnse vertalingen heeft de inhoud
en de vorm van astrologische kennis ingrijpend veranderd. Kennis van deze nieuwe
astrologie vond met name ingang in het geleerdenmilieu van clerici en medici.
Het bereik van de volksmagie daarentegen was niet beperkt tot een specifieke
bevolkingsgroep, maar strekte zich uit over alle lagen van de samenleving. Het merendeel
van de overgeleverde Middelnederlandse magische teksten behoort tot de volksmagie.40
Ook de Cyromantie van de pape van Hamme was bijna zeker bedoeld voor een publiek
van geïnteresseerde leken.
Nu gaan we, zoals aangekondigd, iets dieper in op het schemergebied tussen magie en
religie. We spreken nu wel al de hele tijd over het verschil tussen religie en magie, maar
de gewone middeleeuwer in de straat had daar geen boodschap aan. Alleen geleerden en
professoren probeerden een duidelijke afbakening te vinden voor de toepassingsgebieden
van beide termen. Maar de gewone man in de middeleeuwen lag daar niet wakker van,
voor hem waren magie en religie vaak inwisselbare begrippen en aan de subtiele
verschillen tussen beide begrippen had hij voor zijn dagelijks gebruik geen boodschap.41
40 Lie O. S. H., “Verborgen kennis in de middeleeuwen”, in E. Huizinga, O. S. H. Lie, L. M. Veltman, Een wereld van kennis. Bloemlezing uit de Middelnederlandse Artesliteratuur (Hilversum, 2002), p. 198 41 W. L. Braekman, Middeleeuwse witte en zwarte magie in het Nederlands taalgebied (Gent, Koninklijke academie voor Nederlandse taal- en letterkunde, 1997), p. 9.
Voor de meerderheid van de middeleeuwse bevolking was het verschil in ieder geval
bijzonder vaag en onduidelijk. Toch wil dit niet zeggen dat de middeleeuwse mens het
verschil niet kende tussen goed en kwaad. Men wist dat er een verschil was tussen het
aanroepen van God of de engelen voor hulp en het aanroepen van de duivel of demonen
voor hulp. Maar in hun dagdagelijkse leven speelde dit onderscheid geen rol. Als de
middeleeuwse mens in contact kwam met onnatuurlijke en onverklaarbare fenomenen in
het dagelijkse bestaan was het voor hem niet het belangrijkste om zich de vraag te stellen
of dit een teken van goede of slechte magie was, maar of het een bedreiging was of niet.
Geleerden hielden zich dus wel bezig met die vraag.
Waarschijnlijk moet het verschil tussen religie en magie gezocht worden in de
verwachtingen die men heeft van beide. Als men een beroep doet op God, hoopt men erop
dat God zo welwillend zal zijn de wens in te willigen. Met andere woorden, men weet niet
wat men kan verwachten maar men gelooft en hoopt op een goede uitkomst.
Bij magie ligt dit anders. Daar verwacht men niet alleen een resultaat maar eist men ook
dat het gebeurt. De verwachtingen zijn veel hoger gespannen en moeten ingelost worden
en liefst zo snel mogelijk.42
De houding van de meeste middeleeuwse schrijvers ten opzichte van magie was negatief,
vooral omdat in de middeleeuwen, zeker in de vroege middeleeuwen, niet veel mensen
geloofden in iets als natuurlijke magie naast demonische magie. Alle magie was per
definitie demonisch. Maar de term magie heeft een lange geschiedenis en om te begrijpen
wat men in de middeleeuwen onder magie verstond, vergt het enige kennis van die
geschiedenis.
In de klassieke oudheid werd het woord ‘magie’ gebruikt voor al de kunsten die de ‘magi’
beoefenden.De ‘magi’ waren de Zoroastische priesters van Perzië en hun kennis en
bestaan was doorgedrongen tot bij de Grieken zeker vanaf de vijfde eeuw voor Christus.
Wat deze ‘magi’ precies deden daar hadden Grieken en Romeinen slechts een vaag beeld
van. Ze beoefenden astrologie, ze beweerden mensen te kunnen genezen met groots
opgezette valse ceremoniën en in het algemeen zochten ze naar kennis over het occulte,
wat hier staat voor het verborgene en nog geen negatieve connotaties had. Wat ze ook
42 W. L. Braekman, Middeleeuwse witte en zwarte magie in het Nederlands taalgebied (Gent, Koninklijke academie voor Nederlandse taal- en letterkunde, 1997), p. 10-11.
deden, het werd de’ars magica’ genoemd, de kunst van de ‘magi’. Vanaf het begin had de
term dus geen duidelijk omlijnde betekenis en omdat de ‘magi’ vreemdelingen waren met
exotische talenten kreeg de term al snel allerlei duistere connotaties. Magie was iets
sinister en bedreigend. Toen Grieken en Romeinen de praktijken van de ‘magi’
overnamen, werden zij gevreesd voor hun betrokkenheid bij magie.43
Magie werd een term die sloeg op de sinistere en duistere activiteiten van occultisten.
Vroegchristelijke schrijvers maakten gebruik van deze negatieve connotaties. Als Griekse
en Romeinse heidenen de toekomst konden voorspellen of ziekten genezen, was dat omdat
ze hulp kregen van hun goden. Maar de heidense goden zijn geen echte goden, vanuit een
christelijk standpunt gezien zijn ze in feite demonen. Dus was hun magie niets anders dan
demonische magie. Volgens vroegchristelijke schrijvers als Augustinus van Hippo (354-
430) waren het demonen, die de magische kunsten hadden uitgevonden en deze kunsten
geleerd hadden aan mensen. Waarzeggerij of mantiek, of een kunst zoals chiromantie,
waren ook alleen maar mogelijk met de hulp van demonen. Tot in de twaalfde eeuw was
het antwoord van een theoloog op de vraag wat magie is, dat het begon met demonen en
dat ze er altijd bij betrokken waren.44
In de tweede helft van de dertiende eeuw kwam daar verandering in. Dan vindt een
belangrijke omslag plaatst in het religieuze en ethische denken. Deze twee waren vroeger
nauw met elkaar verbonden maar daar komt nu verandering in:
Georges Duby situeert de overgang (hij heeft het over een ‘tournant dans la pensée
chrétienne) meer bepaald in de zeventiger jaren van de dertiende eeuw. De veroordeling
van een aantal ‘filosofische’ stellingen aan de Parijse universiteit in 1270 en 1277 is niet
alleen symptomatisch voor de crisis die zich op dat moment ter plekke voordoet, maar ook
typerend voor de richting die het geloofsleven van dan af zal uitgaan. Filosofie en
theologie zijn (…) onverzoenbaar gebleken en volgen voortaan elk hun eigen traject. Het
geloof distantieert zich van het rationele en gaat de weg op van affectiviteit en mystiek.45
43 R. Kieckhefer, Magic in the Middle Ages (Cambridge University Press, 1990), p. 10. 44 R. Kieckhefer, Magic in the Middle Ages (Cambridge University Press, 1990), p. 10. 45 J. Reynaert, “Profaan-ethische literatuur in de het Middelnederlands: enkele grote lijnen” in F. P. Oostrom en W. van Anrooij, Grote lijnen. Syntheses over Middelnederlandse letterkunde (Amsterdam, 1995), p. 112.
Het religieuze en ethische denken verschillen fundamenteel van mening over hoe de weg
naar God loopt. De filosofie kiest voor rationaliteit en logisch denken terwijl de religie, in
casu de katholieke kerk, het pad van de irrationaliteit en empathie kiest. Wat de gevolgen
daarvan waren heeft J. Gimpel treffend uitgedrukt:
With the spread of mysticism, Europe began to show an interest, which soon grew into a
fervid passion for all the superstitious arts and occult sciences: for geomancy, hydromancy,
aeromancy, pyromancy, chiromancy, augury en necromany; for alchemy, for astrology and for
witchcraft.46
Doordat de kerk mystiek en affectiviteit verkiest boven rationaliteit gaf ze de artes
magicae een prachtige voedingsbodem waardoor ze konden floreren. Kieckhefer ziet de
veranderde houding als het gevolg van twee grote verschuivingen. Ten eerste waren er
schrijvers die natuurlijke magie zagen als een alternatief voor demonische magie en ten
tweede begonnen ze de term natuurlijke magie ook te gebruiken voor operatieve functies
zoals genezen, waardoor de negatieve connotaties, waar de term magie al zolang mee
worstelde, weggenomen werden.
William van Auvergne (1180-1249), een invloedrijke theoloog en later bisschop van
Parijs, erkende het onderscheid tussen demonische en natuurlijke magie. Maar vele
mensen bleven vasthouden aan de gedachte dat alle magie demonisch was. Toch werd
doorheen de veertiende en vijftiende eeuw het begrip natuurlijke magie deel van de
Europese cultuur.47
Wat ook perspectieven opende voor de chiromantie.
B. Chiromantie in de middeleeuwen
Zoals al gezegd is er vaak gedacht dat er veel oppositie was tegen de occulte kunsten en
voorspellende wetenschappen van astrologie en chiromantie in de middeleeuwen, zeker 46 J. Reynaert, “Profaan-ethische literatuur in de het Middelnederlands: enkele grote lijnen” in F. P. Oostrom en W. van Anrooij, Grote lijnen. Syntheses over Middelnederlandse letterkunde (Amsterdam, 1995), p. 113. 47 R. Kieckhefer, Magic in the Middle Ages (Cambridge University Press, 1990), p. 12.
vanwege de kerk. En de kerk was er ook wel tegen, maar dit beeld moet genuanceerd
worden. Zo werden veel chiromantische traktaten geschreven en gekopieerd in kloosters
en abdijen. Een echte afwijzing van de kunst is ook niet terug te vinden in kerkelijke
geschriften, al plaatsen sommige monniken wel kanttekeningen bij de geldigheid ervan.48
Toch heeft de aanvaarding van chiromantie als wetenschap ook een duwtje in de rug
gekregen van een belangrijke middeleeuwse kerkelijke figuur: Thomas van Aquino(1225-
1274). Bij hem is een welwillende positie ten opzichte van de voorspellende kunsten terug
te vinden. Naast zijn vele theologische geschriften en commentaren, schreef hij ook over
natuurlijke wetenschap waarin hij poneerde dat astrologische theorie een belangrijke rol te
spelen had bij de studie van natuurlijke wetenschappen. Hoewel hij de meeste vormen van
waarzeggerij veroordeelde (zoals necromantie) als het werk van demonen, stelde hij dat
die voorspellende kunsten die een natuurlijke basis hebben toelaatbaar zijn. Gettings
verwoordt het zo:
Al brokkelde de weerstand tegen de chiromantie en magie af naarmate de middeleeuwen
vorderden en de macht van de kerk taande.
Thomas Aquinas, in giving ecclesiastical blessing to Aristotelian thought, created
an official secular culture which ran parallel to but independently of the
established dogma. This must have contributed to the study of palmistry which
after all, with or without justification, was supposed to have come directly from
Aristotle (…)49
Michael Scott (1195-1236) was een priester, doctor in de theologie en hofastroloog voor
koning Frederik II van Hohenstaufen, koning van Sicilië en is bekend als de auteur van
verschillende verhandelingen over astrologie en fysiognomie50
. De paus heeft hem zelf
voorgedragen als aartsbisschop maar hij weigerde. Er wordt een manuscript over
chiromantie, Chiromantie Scientia, aan hem toegeschreven. Wat duidelijk wordt uit Scotts
werk is dat chiromantie en astrologie onderwerpen waren die serieus genomen werden
zowel in theologische kringen als in wetenschappelijke kringen.
48 F. Gettings, The Book of the Hand. An Illustrated History of Palmistry (Paul Hamlyn, 1965), p. 170 49 F. Gettings, The Book of the Hand. An Illustrated History of Palmistry (Paul Hamlyn, 1965), p. 169 50 F. Gettings, The Book of the Hand. An Illustrated History of Palmistry (Paul Hamlyn, 1965), p. 172
Een ander groot schrijver die bewijst dat chiromantie aanvaard werd door de
middeleeuwse kerk is Albertus Magnus (1193-1280). Deze theoloog, bisschop en lid van
de Dominicaanse Orde maar ook wetenschapper en filosoof had een sterke interesse in de
voorspellende kunsten. Hij schreef verschillende verhandelingen over chiromantie
waaronder Chiromantia Alberti en de Alberti de Colonia ars chiromantiae. Verder
accepteerde hij magie en mantiek als natuurlijke fenomenen en daardoor
natuurlijk(acceptabel) om te bestuderen. 51
Ik denk dat het veilig is om te stellen dat chiromantie in de loop van de middeleeuwen min
of meer aanvaardbaar werd voor de kerk en door vele gewone mensen als een legitieme
kunst of tak van de wetenschap werd beschouwd.
De vroegste middeleeuwse manuscripten over chiromantie zijn anoniem geschreven en
toegeschreven aan gerespecteerde autoriteiten zoals Aristoteles, Galenus en Albertus
Magnus. Dit is zeker waar voor het overgrote deel van de manuscripten geschreven in de
veertiende eeuw, die in vele gevallen de bovengenoemde autoriteiten citeren in de tekst. In
de vijftiende eeuw was Aristoteles nog steeds populair, maar vinden we ook meer en meer
de naam van een beroemde astroloog terug als auteur van een aantal manuscripten over
chiromantie, namelijk Regiomontanus. Het is in ieder geval duidelijk dat de
chiromantische teksten niet afgeleid zijn van ook maar iets wat geschreven werd door de
bovengenoemde auteurs. Het toekennen van het auteursschap moet veeleer gezien worden
als een manier om de deugd en validiteit van de chiromantische kunst te bevestigen dan
als een poging tot fraude en misleiding. Het overgrote deel van de vroegste manuscripten
over chiromantie zijn in het Latijn. Bovendien zijn vele van de vroegste manuscripten
geschreven in een abdij of kerkelijke sfeer. Wat nog eens bewijst dat de kerk in ieder
geval tolerant stond tegenover chiromantie.52Het bewijs hiervoor wordt geleverd door wat
beschouwd wordt als één van de vroegste chiromantieën in het Westen: de Eadwine
Psalter. Het is een tekst over chiromantie in een Latijns manuscript gekopieerd omstreeks
1159 in Canterbury, dus in een milieu van geestelijken.53
51 http://www.johnnyfincham.com/history/aquinas.htm 52 http://www.johnnyfincham.com/history/summa.htm 53 Charles Burnett, “The Earliest Chiromancy in the West” in Journal of the Warburg and Courtauld Institutes 50 (1987), p. 189-195
Er is tamelijk veel variatie binnen deze chiromantische traktaten in de manuscripten,
zowel wat betreft lengte, vorm en inhoud. Het eenvoudigste werk is soms niet meer dan
enkele pagina’s lang. De meeste chiromantieën maken ook deel uit van een grotere tekst
over astrologie, fysiognomie, alchemie of geneeskunde. De eenvoudigste verhandelingen
houden zich enkel bezig met de lijnen in de hand, interpretaties gevend over de betekenis
van verschillende patronen van lijnen en formaties. De middeleeuwse beoefenaars van
chiromantie hadden ook speciale interesse voor de aanwezigheid van tekens en symbolen
in de handpalm; zoals kruizen op de bergen van de hand en de aanwezigheid van
driehoeken gevormd door de lijnen in de hand. De driehoek en het kruis waren natuurlijk
religieuze symbolen en de aanwezigheid van zulke symbolen in de hand waren daardoor
een krachtige indicatie van religiositeit of de zegen van God zelf. Voor de christelijke
mens uit de middeleeuwen was de driehoek een manifestatie van de Heilige
Drievuldigheid. Naast de eenvoudige traktaten had je ook uitgebreidere verhandelingen
die bekend staan als Summa Chiromantia. Maar dit heb ik al besproken in het eerste
hoofdstuk54
.
De vroegste chiromantische traktaten in de volkstaal vinden we pas terug in Europa eind
veertiende/begin vijftiende eeuw. De vroegst gekende Duitse tekst dateert van het midden
van de vijftiende eeuw en is getiteld Die Kunst Chiromantie door Johannes Hartlieb. Het
boek is geschreven rond 1448 en gepubliceerd in 1475. Het is bijna zeker het eerste
gepubliceerde boek over chiromantie. In het voorwoord verklaart Hartlieb dat het lot van
de man in de rechterhand en dat van de vrouw in de linkerhand gelezen moet worden55.
De auteur van de Cyromantie van de pape van Hamme volgt Hartlieb hierin. Het oudste
bekende werk over handlezen in het Engels, geschreven voor 1440, is de Digby Roll IV,
nu terug te vinden in de Bodleian Library.56 In Italië, meer bepaald in Venetië, werd rond
1480 een verzamelde editie over chiromantie uitgegeven, Ex divina philosophia academi
collecta, geschreven in het Latijn en het Italiaans en rijkelijk geïllustreerd met
tekeningen.57
54 F. Gettings, The Book of the Hand. An Illustrated History of Palmistry (Paul Hamlyn, 1965), p. 163-166
Voor de Nederlanden zijn hier twee traktaten het vermelden waard: het
55 F. Gettings, The Book of the Hand. An Illustrated History of Palmistry (Paul Hamlyn, 1965), p. 171 56 F. Gettings, The Book of the Hand. An Illustrated History of Palmistry (Paul Hamlyn, 1965), p. 170 57 F. Gettings, The Book of the Hand. An Illustrated History of Palmistry (Paul Hamlyn, 1965), p. 172
veertiende traktaat uit het handschrift Van Hulthem daterend uit de veertiende eeuw58 en
de Cyromantie van de pape van Hamme daterend uit het midden van vijftiende eeuw.59
Deze twee traktaten worden uitgebreid besproken in de volgende hoofdstukken.
58 L. J. Vandewiele, “Een Middelnederlands traktaat over chiromantie” in Scientiarum Historia 8 (1966), p. 181-202. 59 W. L. Braekman, “Middelnederlandse bezweringsformulieren en toverdranken” in Verslagen en mededelingen van de koninklijke Vlaamse Academie voor taal- en letterkunde (1963, afl. 9-10-11-12), p. 283.
III. Chiromantie in het Middelnederlands
Er zijn slechts twee chiromantische traktaten overgeleverd in het Middelnederlands: het
veertiende traktaat uit het handschrift Van Hulthem(KB, Brussel, Ms. 15624-41) en de
Cyromantie van de pape van Hamme uit handschrift 697 (UB, Gent). Het opvallendste
verschil tussen beide traktaten is dat het traktaat uit het handschrift Van Hulthem in proza
geschreven is en de Cyromantie van de pape van Hamme in versvorm. Hier zal ik, aan de
hand van een artikel van Utrechtse onderzoeker Orlando Lie, iets dieper op ingaan waarna
ik nog kort het traktaat uit het handschrift Van Hulthem zal bespreken. Voor een
uitgebreide bespreking van de Cyromantie van de pape van Hamme verwijs ik naar
hoofdstuk vijf.
A. Vers en proza
De versvorm is zonder enige twijfel de oudste literaire vorm en gaat terug op de orale
traditie in versvorm die het makkelijker maakte om grote stukken tekst te memoriseren.
De prozavorm is een literaire vernieuwing die in Frankrijk de kop opsteekt omstreeks
1200. Er zijn verschillende factoren die deze vernieuwing kunnen verklaren. Er was de
opkomst van een zelflezend publiek dat geen nood meer had aan het uit het hoofd leren
van teksten aangezien ze nu altijd passages terug konden opzoeken en herlezen. Het kan
ook een gevolg zijn van een veranderende literaire smaak die proza prefereerde boven de
versvorm, of onder invloed van de Latijnse hagiografie, of onder invloed van de
historiografie.60
De auteurs zelf van de werken in proza gebruiken het argument van het waarheidsgehalte.
Want bij het gebruik van de versvorm is men verplicht altijd te eindigen met een
rijmwoord ook al heeft het niets met de inhoud te maken. Het hoogtepunt van de
60 Orlanda Lie, “Middelnederlandse teksten in verzen en proza: een eerste verkenning” in A. Van Buuren, H. Van Dijk en W. P. Gerritsen, Tussentijds (1985), p. 157
prozavorm in Frankrijk ligt in de eerste helft van de dertiende eeuw maar deze Franse
vernieuwing had niet zo heel veel impact op de Middelnederlandse literatuur. Hier blijft
de versvorm de voorkeur genieten ook in de artesliteratuur die toch een meer
wetenschappelijke inslag heeft en waarheidsgetrouwheid nastreeft. Voorbeelden hiervan
zijn twee Latijnse encyclopedieën in proza die door Jacob Van Maerlant in de versvorm
vertaald werden: Der naturen bloeme (vertaling van Thomas van Cantimpré’s De naturis
rerum) en de Spiegel historiael ( vertaling van het Speculum historiale van Vincentius van
Beauvais)61. De vraag is waarom Middelnederlandse auteurs de versvorm blijven hanteren
in artesteksten terwijl die door hun Franse tegenhangers eerder geassocieerd wordt met
leugen en bedrog. De reden zal zeker niet zijn dat ze onbetrouwbaar willen overkomen.
Door een vergelijking tussen onze chiromantieën, de ene in proza, de andere in versvorm
kunnen we misschien tot een antwoord komen62
.
De dichter/schrijver van de Cyromantie van de pape van Hamme heeft zijn vertaling
gemaakt voor mensen die geen Latijn kennen maar de vertaling is betrouwbaar zo zegt hij
zelf. De auteur heeft ook de intentie om zijn publiek iets bij te leren en hij wil zijn publiek
helpen, om de complexe kunst die de chiromantie is, te begrijpen. Die hulp vertaalt zich in
een heldere structuur waarbij de auteur het begin en einde van de verklaringen bij elke lijn
duidelijk aangeeft. De tekst is overzichtelijk en eenvoudig opgesteld. Hij probeert zijn
publiek er ook van te overtuigen dat chiromantie een legitieme kust is om te beoefenen
door ze te plaatsen in een christelijk kader. We kunnen ook veronderstellen dat het
geïntendeerde publiek een luisterend publiek was, door het gebruik van typische woorden
en uitdrukkingen uit de spreektaal. Als laatste punt kunnen we stellen dat de auteur vooral
aandacht heeft voor het praktische nut van chiromantie en dat hij geen tijd verliest met
theoretische beslommeringen. Nu volgen enkele voorbeelden uit de tekst die deze punten
ondersteunen.
Wat betreft de betrouwbaarheid van de tekst en het feit dat die bedoeld is voor leken:
Omdat die latijnsche tale
Niet en verstaen alle die lieden
61 Orlanda Lie, “Middelnederlandse teksten in verzen en proza: een eerste verkenning” in A. Van Buuren, H. Van Dijk en W. P. Gerritsen, Tussentijds (1985), p. 157. 62 Orlanda Lie, “Middelnederlandse teksten in verzen en proza: een eerste verkenning” in A. Van Buuren, H. Van Dijk en W. P. Gerritsen, Tussentijds (1985), p. 158.
So willict hu in dietsche bedieden
Ende niewer hoec toeslaen een wort
Anders dan ten rime behoert (46-50)
Het doel van de tekst, de mensen iets leren, verwoordt hij zo:
Sallic tlatijn hier exponeren
Datter die goede an moghen leeren
Want hets ghenoughelic ende bequame (51-53)
De auteur duidt duidelijk aan wanneer hij een onderdeel van zijn tekst als afgerond
beschouwd en verder zal gaaan met iets nieuws. Verder is er ook een vooruitverwijzing
naar een ander gedeelte van de tekst. Zo maakt hij de tekst gemakkelijker om te volgen
voor zijn publiek, wat de begrijpelijkheid ten goede komt:
Dit moetic hier laten bliuen
Ic sal hier namaels weder keeren
Ende bet die redene declareren
Als ic van den triangle spreke
Al es dat ic hier cort of breke (150-154)
De autuer vertaalt de Latijnse begrippen naar het Middelnederlands waaruit we kunnen
afleiden dat zijn publiek waarschijnlijk geen Latijn kende. Hij doet zijn best om de
handlijnkunde in eenvoudige termen uit te leggen:
Linea vite dats latijn
Dietsche mach linie sleuens sijn
Also doe icse hute verstane
Middelste dats die mediane
Line tabulis in latine
Dats in dietsche taffelline
Basis na die dietsche tale
Ne canic niet ghedietsschen wale
Maer stiper so salicken nomen
In canner naerder niet ghecomen
Die dwers duer die drie gaet
Sodat hise alle dorslaet
Triangel dats een driehouc
Nu merct die hant ende ende souct
Ende verstant hoec wel den sin (68-81)
De auteur begint zijn chiromantie met het benadrukken dat God de lijnen in de hand
getekend heeft. Hiermee wil hij bewijzen dat de chiromantie niets duivels heeft. Want,
zoals al gezegd, werd de chiromantie wel toegestaan door de kerk maar stonden de kerk
en vele mensen er toch nog wantouwig tegenover. Voor de auteur is de chiromantie een
bewijs van de Goddelijke almacht:
God die oyt was ende nie begonste
Heeft cyromanchia eene conste
Allen creaturen die leuen
In die hant te siene ghegeuen
An die linien diet besceeden (1-5)
Het gebruik van werkwoorden zoals horen en spreken wijst erop dat de auteur zijn tekst
voorlas aan een publiek: ‘Nu hoert, ic wille mi vort merghen / Te sprekene van des
vinghers bergen’ (415-416). Deze indruk wordt nog versterkt doordat de auteur zijn tekst
doorspekt met allerlei typische uitdrukkingen en zegswijzen uit de spreektaal:
Dus willic galiene ghelouen
Maer leeke ende ander savetiere* domme lieden
Slaenre naer ende visieren
Als die blende doet na tey
Dit piter heyne ende mem ley (348-352)
De auteur geeft een nuchtere opsomming van alles wat in de hand gelezen kan worden.
Datgene wat je kunt afleiden uit de lijnen van de handpalm, zijn dingen die de gewone
middeleeuwer interesseerden en waar hij iets aan had:
Hoe datti den tijt sal leeden
Weder te ghelucke van goede
Of in rauwen der aermoeden
Tusschen beeden in wiltheden
Loepen jaghen of houden steden
Met ghelucke groet in sonden
Of in huwelike te sine ghebonden
In water steruen of up tlant
Dit toecht die tafel van der hant (6-14)
De in proza opgestelde verhandeling in het handschrift Van Hulthem daartegen is anders
van toon en structuur. Waar de dichter de ik-vorm hanteert, gebruikt de proza-auteur de
wij-vorm. Dit verraadt dat de proza-auteur een heel andere opstelling heeft ten opzichte
van zijn publiek. Door het gebruik van de wij-vorm is het alsof de proza-auteur samen met
zijn publiek de handlijnkunde verkent: ‘So salmen segghen hoe dat wi sculdech siin vort
te gane in onse sciencie of in onse const.’
Terwijl de dichter door het gebruik van de ik-vorm zichzelf boven zijn publiek zet.
Verder is het ook zo dat de prozachiromantie een vollediger beeld schetst van de
handlijnkunde. De auteur heeft de intentie om zijn publiek een duidelijk en volledig beeld
te geven. Dit illustreert hij door bijvoorbeeld alle mogelijke karaktereigenschappen van de
mens op te sommen:
Dese scientie es vander hant ende heet in latiin cyromanchia.de welke toegt de
manieren vanden mensche bi tekenen die men zien macht in die hant. de manieren die
machmen noemen.ende siin bliscap aventure bescedenheit sotheit temperancie
ghedoechsamheit onghedoechsamheit goedertierheit gramscap Suverheit stoutheit
subtijlheit gestadecheit ende ongestadecheit.
De prozachiromantie heeft ook een opsommend karakter. Doordat de proza-auteur vaak
uitputtend lange opsommingen geeft om zo volledig mogelijk te zijn, is het geïntendeerde
publiek waarschijnlijk een lezend publiek. Voor een luisterend publiek zou de enorme
hoeveelheid informatie die aangeboden wordt in telegramstijl in de prozachiromantie
onmogelijk te memoriseren zijn op een korte tijdsspanne. Een lezend publiek heeft de
mogelijkheid om terug te grijpen naar de tekst en om bepaalde passages te herlezen.
Een ander belangrijk verschil met de rijmtekst is dat de prozachiromantie gebruik maakt
van Latijnse hoofdstuktitels en een in het Latijns geschreven explicit bevat. Hierdoor wekt
de tekst een geleerde indruk wat erop kan wijzen dat de tekst bedoeld was voor een
halfgeschoold publiek dat zich daar gevleid door voelde. Ook kan het een manier zijn van
de auteur om zijn eigen geleerdheid in de verf te zetten.63
63 Orlanda Lie, “Middelnederlandse teksten in verzen en proza: een eerste verkenning” in A. Van Buuren, H. Van Dijk en W. P. Gerritsen, Tussentijds (1985), p. 164-167.
Uit deze vergelijking kunnen we besluiten dat de Franse opdeling van vers staat voor
leugen en proza staat voor waarheid niet opgaat voor de Middelnederlandse artesliteratuur.
Wat wél van belang is, is ten eerste de intentie van de auteur, ten tweede de functie van de
tekst en ten derde het geïntendeerde publiek. De intenties van de auteurs en het doel van
beide teksten is hetzelfde, namelijk informatie verschaffen.Alleen het geïntendeerde
publiek verschilt.Bij de Cyromantie van de pape van Hamme vinden we veel auditieve
aansporingen en dit wijst dus op een luisterend publiek. Bovendien is er een actieve
participatie van de auteur bij het verwerkingsproces dat gepaard gaat met het memoriseren
van feiten waarvoor de versvorm ideaal is. Bij de chiromantie uit het handschrift Van
Hulthem neemt de auteur eerder een passieve houding aan en moet het publiek de feiten
zelfstandig verwerken, wat wijst op een lezend publiek waar de noodzaak van het gebruik
van de versvorm wegvalt.
Het gebruik van ofwel proza ofwel de versvorm hangt dus waarschijnlijk samen met de
receptiesituatie: proza wordt gebruikt bij leerstof voor een lezend publiek, de versvorm bij
leerstof voor een luisterend publiek64
.
B. Het veertiende traktaat uit het handschrift Van Hulthem
Zoals al gezegd is het veertiende traktaat uit het handschrift Van Hulthem een
verhandeling over chiromantie. Het werd door J. F. Willems afgeschreven waarna het
handschrift van Willems in Belgisch Museum (1846, pp. 266-284) werd gepubliceerd
door F. A. Snellaert. Deze tekst was bedoeld voor een lezend publiek en kunnen we
indelen bij de Summa Chiromantia. Voor een korte bespreking van de inhoud baseer ik
me op een artikel van L. J. Vandewiele65
. Deze tekst bespreek ik kort omdat hij kan
helpen om tot een beter begrip van de Cyromantie van de pape van Hamme te komen.
64 64 Orlanda Lie, “Middelnederlandse teksten in verzen en proza: een eerste verkenning” in A. Van Buuren, H. Van Dijk en W. P. Gerritsen, Tussentijds (1985), p. 173. 65 L. J. Vandewiele, “Een Middelnederlands traktaat over chiromantie” in Scientiarum Historia 8 (1966), p. 181-202.
Het traktaat is een elementaire leer over de chiromantie die zich beperkt tot het verklaren
van de vier grote hoofdlijnen en de vingerheuvels. Hieruit kan men het karakter van een
persoon afleiden, verder ook de lichaamsgesteldheid en de levensloop. De combinaties
van hoofdlijnen en zijlijnen en bepaalde figuren die in de handpalm voorkomen vormen
de gehele persoonlijkheid. In de inleiding van het traktaat worden de
karaktereigenschappen, veertien in totaal, opgesomd. De lichaamsgesteldheid, op het
gebied van gezondheid en ziekte, kan dus ook uit de hand gelezen worden. Het
voorspellen van levensgebeurtenissen is een laatste belangrijke onderdeel van de
chiromantie. Naast de lijnen kunnen ook bepaalde figuren voorkomen in de hand: kruizen,
kringen, ringen, driehoek, schild, rode punten… aan iedere figuur wordt naargelang de
plaats van de hand waarop het voorkomt, een bepaalde waarde gehecht..
Het traktaat bestaat uit een inleiding en achttien hoofdstukken. Ieder hoofdstuk begint met
een opschrift soms in het Latijn.
In de inleiding wordt chiromantie gedefinieerd en worden de veertien
karaktereigenschappen opgesomd. Deze zijn weerspiegeld in de hand en eruit af te leiden
door grootte, zachtheid en vochtigheid van de hand. Toch kan het karakter het best
gelezen worden uit de lijnen van de hand.
In het eerste hoofdstuk wordt een uiteenzetting gegeven over de indeling van de hand. De
hand wordt in drie delen ingedeeld: de driehoek, wat buiten de driehoek ligt en de vingers.
Een Middelnederlands traktaat over chiromantie p. 183
Er zijn vier hoofdlijnen: de voornaamste is de levenslijn, de tweede noemt de schrijver de
‘suchter’ lijn van de driehoek (soms ook ‘middellinie’), de derde lijn is het fondament van
de driehoek en de vierde wordt tafellijn genoemd. Onder iedere vinger staat een berg. Het
gedeelte van de hand vanaf de pink tot de wortel van de hand en begrensd door de
fondamentlinie heet de slag van de hand en de ruimte tussen slag van de hand en de
bergen heet de holte van de hand.
In het tweede hoofdstuk wordt de grondstelling van de chiromantie geformuleerd: de hand
van iedere mens is uniek.
Hoofdstukken drie, vier en vijf gaan over de levenslijn, die de levensduur bepaalt. Dit is
afhankelijk van lengte, vorm en kleur van de levenslijn. Ook sommige
karaktereigenschappen zijn eruit af te leiden. Ook wijst de auteur erop dat de
lichaamsgesteldheid kan afgeleid worden uit de kleur van de lijnen.
In hoofdstuk zes wordt de ‘suchter’lijn van de driehoek besproken. Deze drukt de fysieke
toestand van het hoofd uit.
In de hoofdstukken zeven en acht gaat het over de fondamentlinie. Deze lijn wordt zelden
aangetroffen, meestal bij oudere mensen.
Hoofdstuk negen behandelt de driehoek, waarvan de hoeken genoemd worden: bovenste,
linkse en rechtse hoek.
Hoofdstukken tien en elf gaan dieper in op die hoeken. Naargelang de verschillende
hoeken scherp, stomp of recht zijn, zeggen ze iets over de persoonlijkheid.
In het twaalfde hoofdstuk is er sprake van een bijlijn, lopend van de levenslijn naar de
linkerhoek van de driehoek. De betekenis van deze lijn heeft te maken met gevaar van
vuur en water.
Hoofdstuk dertien behandelt de vierde hoofdlijn, de tafellijn. Is ze lang en duidelijk dan
wijst dit op een goede lichaamsgesteldheid.
In de hoofdstukken veertien tot zeventien vinden we de interpretatie van de bergen die
onder de vingers liggen. In hoofdstuk veertien wordt gesproken over de berg onder de
wijsvinger. In hoofdstuk vijftien worden de lijnen geïnterpreteerd die vertrekken vanuit de
middenvingerberg. De lijnen op de berg onder de ringvinger worden besproken in
hoofdstuk zestien. In hoofdstuk zeventien leren we de betekenis van een lijn die van de
tafellijn komt en naar de berg onder de pink loopt.
In het laatste hoofdstuk verwachten we een beschrijving van de berg onder de duim maar
in plaats daarvan krijgen we iets over de slag van de hand.
IV. Het Gentse handschrift (hs. 697, UB Gent)
A. Inhoud
Het Gentse handschrift bevat naast de Cyromantie van de pape van Hamme een almanak
voor de jaren 1435-1452, een berijmd lunarium en een rijke verscheidenheid van
bezweringsformules, geneeskundige recepten, toverdranken en –planten waardoor het een
unieke plaats inneemt onder de bewaarde Middelnederlandse manuscripten. Deze
verzameling is van uitzonderlijk belang voor de kennis van de middeleeuwse magische
praktijken in onze gewesten.
Over de ‘Cyromantie van de pape van Hamme handelt het volgende hoofdstuk. Nu gaan
we iets dieper in op de andere teksten die in het handschrift te vinden zijn. Om iets meer te
vertellen over de almanak en het berijmd lunarium heb ik gebruik gemaakt van een artikel
van J. Reynaert.66 Wat de bezweringsformules, geneeskundige recepten, toverdranken en
–planten betreft heb ik gebruik gemaakt van een artikel van W. Braekman.67
De almanak en het lunarium zijn door verschillende handen geschreven maar staan toch
met elkaar in verband: het gaat immers over een maanalmanak, waarin de gebruiker voor
elke maand van elk van de beschreven jaren kon opzoeken op welk uur van welke dag de
maan ‘nieuw’ was. Uit de watermerken blijkt dat de almanak omstreek 1450 geschreven is,
toch begint de almanak vanaf 1435. Dit betekent niet dat de almanak niet bruikbaar was;
men kon ook als het ware retrospectief in het verloop van de maancycli geïnteresseerd zijn.
De oorspronkelijke opzet en het gebruikersmilieu van het lunarium zijn moeilijk te
bepalen, daarvoor is de inhoud te verscheiden. Zo wordt als eerste item bij elke dag niet
alleen meegedeeld dat de dag ‘goed’ of ‘kwaad’ is maar meestal ook voor welke
66 J. Reynaert, “Wereldbeeld en astrologie in Middelnederlandse didactische literatuur (tot ca 1400)” in Nederlandse Letterkunde, jaargang 9 nr. 3 (sept. 2004), p. 210-219. 67 W. L. Braekman, “Middelnederlandse bezweringsformulieren en toverdranken” in Verslagen en mededelingen van de koninklijke Vlaamse Academie voor taal- en letterkunde (1963, afl. 9-10-11-12), p. 275-287.
bezigheden. In het lunarium wordt ruim aandacht geschonken aan activiteiten die op
bepaalde dagen aanbeveling verdienen en aan de karakteriële eigenschappen van kinderen
die op een bepaalde dag geboren worden. Bij iedere dag wordt ook, meestal kort, een
prognosticatie gegeven over ziekte, dromen en gestolen goed, net zoals bij andere
lunaria.68
Wat de zegeningen en bezweringsformules in het handschrift betreft wijst Braekman erop
dat de middeleeuwse mens een heel andere geestesingesteldheid had. Zo hadden in de
opvatting van de volksmens in de middeleeuwen niet alleen de mensen, dieren en planten
maar ook stenen, vloeistoffen en gebruiksvoorwerpen een ziel. Men geloofde dat ze
vermogens bezaten zoals die bij de mens aangetroffen worden. Het animisme of het
geloof in het bestaan en de actieve rol van geesten, is een belangrijke factor in de magie,
zoals in de volksgeneeskunde in het algemeen. Allerlei verschijnselen worden aan de
tussenkomst van zichtbare en onzichtbare geesten toegeschreven. De boze geesten die
voor een ziekte verantwoordelijk geacht worden, moeten verdreven worden en hiervoor
worden goede geesten, waaronder Christus, Maria en vele heiligen, ter hulp geroepen.
Door lezingen en bezweringen maakt men de demonen onschadelijk, weert men ze af of
verdrijft ze uit een bezeten mens. Deze demonen die een mens ziek maken stelde men
zich vaak voor als ‘wormen’ wat ook blijkt uit verschillende bezweringsformules. Naast
de animistische opvatting speelt het begrip ‘sympathie’ een belangrijke rol in de
bezweringen en zegeningen. Dit houdt in dat twee zaken met elkaar in verband gebracht
worden, zodat wat gebeurt aan het ene noodzakelijkerwijze ook aan het andere zal
geschieden. Dit verklaart het belang dat bij een bezwering aan symbool, gelijkenis of
sympathie wordt gehecht. De bezweerder beperkt zich niet tot het constateren van een
sympathieverhouding, maar door zijn houding van superioriteit ten opzichte van het
materiaal waarmee hij werkt, vertrouwt hij erop deze sympathie te kunnen scheppen en
actief te doen optreden. Het komt erop neer dat de kracht of een goede eigenschap van een
wezen overgedragen wordt op de zieke via ‘sympathie’. De sympathie kan berusten op
vorm, uitzicht, kleur, natuur, de naam of een feit uit de geschiedenis van het wezen. De
vroegere heidense inhoud van bezweringsformules raakte stilaan vergeten en werd
vervangen door christelijke elementen; Germaanse goden werden vervangen door de
Heilige Drievuldigheid, de heiligen en de vele namen van God. Oorspronkelijk werden de
68 J. Reynaert, “Wereldbeeld en astrologie in Middelnederlandse didactische literatuur (tot ca 1400)” in Nederlandse Letterkunde, jaargang 9 nr. 3 (sept. 2004), p. 213.
toverformules op een monotone wijze gezongen en niet gezegd. Verder moeten we nog
wijzen op de grote rol die herhaling speelde bij de magische handeling; deze herhaling
wijst erop dat men zich het verdwijnen van een kwaal niet als plotseling maar als
geleidelijk voorstelde.69 Het doel waartoe de zegeningen, bezweringen, toverplanten en
recepten werden gebruikt zijn divers: om bloed te stelpen, tegen de vierdaagse koorts,
tegen tandpijn, tegen verdrinken en om vissen te vangen, om vogelgezang te verstaan,
tegen kanker, tegen de ‘schicht’, om ‘minne’ te maken tussen man en vrouw, om een
zwaard ‘sine snede’ te nemen, tegen de borstzweer, tegen eksterogen, tegen koorts, om
zuivel te onttoveren, tegen brand, tegen ‘sente loys euele’, tegen de ‘plane’, bezwering
van alle kruiden, om een ‘zouter’ op zichzelf te doen ronddraaien, om een verloren iets
terug te vinden, tegen het speen, tegen de gezwollen huig, om te weten of een zieke zal
sterven of genezen, om te weten welk kind een vrouw draagt, tegen buikloop, tegen de
‘fijt’, om te slapen, om iemand zijn kleren te doen uittrekken, om de honden het blaffen te
beletten, tegen verscheidene ziekten.70
B. Beschrijving van het handschrift (Gent, U. B. 697)
1. Materiaal en samenstelling
De samenstelling van het handschrift is als volgt: 3 VI (36) + (IV-3) (41) + III (47) + VIII
(63). De katernen zijn gemakkelijk van elkaar te onderscheiden doordat alle katernen met
een stukje perkament onder het bindtouw verstevigd zijn. De katernen zijn eenvoudig
gebrocheerd. In het vierde katern zijn achteraan zonder bladverlies drie bladen
weggesneden. De papieren bladen zijn foliobladen waarvan de hoogte ca.255 mm is en de
breedte ca. 95 mm. Er zijn sporen van afschrijving met stift. De bladen zijn beschreven
69 W. L. Braekman, “Middelnederlandse bezweringsformulieren en toverdranken” in Verslagen en mededelingen van de koninklijke Vlaamse Academie voor taal- en letterkunde (1963, afl. 9-10-11-12), p. 275-280. 70 W. L. Braekman, “Middelnederlandse bezweringsformulieren en toverdranken” in Verslagen en mededelingen van de koninklijke Vlaamse Academie voor taal- en letterkunde (1963, afl. 9-10-11-12), p. 287.
met een enkele kolom waarvan het aantal regels sterk wisselend is: van 42 tot 56. Bij fol.
1r°-5v° schommelt het aantal regels rond de 55. Fol. 5v°-36v° bevatten per kolom ca. 51
regels, fol. 37r°-41v° bevatten per kolom van 46 tot 49 regels, fol. 42v°-43v° 49 regels per
kolom. Fol. 45r°-47v° hebben ca. 45 regels per kolom, fol. 48r°-54v° ca. 46 regels per
kolom, fol. 55r°-58r° 42 regels per kolom en fol. 58v°-60v° hebben een variërend aantal
regels per kolom gaande van 42 tot 48 regels.Er is een moderne foliëring met zwarte inkt
aangebracht van 1 tot 63 in de rechterbovenhoek van elke rectozijde.
2. Watermerken
Er zijn vijf verschillende watermerken aanwezig. In de eerste drie katernen vinden we de
letter P, Briquet 8590 (1450) en een andere Gotische P die niet geïdentificeerd is. In het
vierde katern is een anker aanwezig, Briquet 380 (1450) en ook Piccard II 97 (Leuven
1446). We vinden een meermin terug in het vijfde katern, Briquet 13857 (1456-1472). In
het zesde en laatste katern is er een tweekoppige arend, Briquet 230 (1429-1460). Het
aantal watermerken maakt in ieder geval duidelijk dat er nogal wat verschillende
papiersoorten gebruikt zijn.
3. Schrift
Er zijn vier vijftiende-eeuwse handen te onderscheiden. Fol. 1r°-36v°, 42v°-47v° is
geschreven in Gotisch boekcursief. Fol. 37r°-41v° zijn ook geschreven in Gotisch
boekcursief maar door een andere hand wat we kunnen zien aan de letter ‘g’ die hier veel
opener is. Fol. 48r°-58r° worden gekenmerkt door een ‘a’ in twee verdiepingen, de ‘f’ en
de ‘s’ die op de regel staan en een gesloten ‘g’ waaruit we kunnen afleiden dat we hier te
maken hebben met een littera textualis. Fol. 58v°-60v° tenslotte is weer geschreven in een
cursiva. Het laatste recept op fol. 60v° is een toevoeging uit de zeventiende eeuw in
cursiva currens. Dit is een cursiva die wijst op haast waardoor het schrift lopend wordt en
slordig.
4. Opmaak en versiering
De beginletters van de verzen zijn met een doorlopende verticale rode streep gerubriceerd
wat wijst op haast. Er is rubricering van de hoofdletters op fol. 55r°-58r° ook wanneer
deze zich niet aan het begin van een vers bevinden.. Er zijn rode onderstrepingen
aanwezig van fol. 48r° tot 58r°. Eenvoudige lombarden, dit zijn hoofdletters van ca. 1 à 2
regels hoog die dienen om een interne structuur aan te duiden, zijn terug te vinden op fol.
37r°-41v° (gewone schrijfinkt met rode aanstrepingen) en fol. 48r°-57v° (rood). We
vinden wel paragraaftekens terug in de marge in fol. 48r°-58r°. Initialen en miniaturen
ontbreken volledig. Er zijn geen custoden, reclamen of signaturen.
5. Band
Er is een varkenslederen band (ca. 295 x 110 mm) met twee stroken perkament als
versteviging aan de binnenzijde van de rug. Er is geen versiering aangebracht. Op de
binnenkant van het voorplat staan enkele inscripties: de spreuk ghebonden zekerst twee
maal, 1509 en het eigendomsmerk: vanden doeren heyndric. De band steekt in een
negentiende-eeuwse kartonnen en linnen kaft die op de rug een papieren etiket draagt met
de inscriptie (inkt): Serrure N° 14; op de binnenkant van het voorplat (inkt): du fd Serrure
N° 14; op de binnenkant van het achterplat een etiket met (gedrukt) het getal: 122.50.
6. Geschiedenis
Te oordelen naar de watermerken en de schriftsoorten vormt fol. 48r°-58r° het oudste
gedeelte van het handschrift (tweede kwart 15de eeuw). Het katern waarop dit deel
geschreven was, werd ca. 1450 of later met de overige katernen samengevoegd en door
een andere hand verder beschreven. Over zijn verdere geschiedenis geeft het handschrift
weinig prijs. Pas in de eerste helft van de negentiende eeuw duikt zijn spoor weer op, nl.
in het bezit van C. P. Serrure, uit wiens nalatenschap het door de Bibliotheek werd
aangekocht (veiling C. P. Serrure 1872-’73, Cat. Nr. 2580).
Literatuur:
N. de Pauw, Middelnederlandsche gedichten en fragmenten, Gent (1893-1897), p. 703-
704
Bouwstoffen, pp. 342 (nr. 680) en 472 (nr. 1464)
[K. van Acker] Census van de handschriften, Gent, 1955 e.v., hs. 697
W. Braekman, “Middelnederlandse zegeningen, bezweringsformulieren en toverplanten”,
V.M.K.V.A. 1963, p. 281-287
R. Jansen-Sieben, Repertorium van de Middelnederlandse artes-literatuur, Utrecht
(1989), p. 303
J. Reynaert, Catalogus van de Middelnederlandse handschriften van de universiteit te
Gent II/1-Handschriften verworven na 1852- Deel 1, Gent (1996), p. 32-35
Inhoud (naar J. Reynaert, Catalogus van de Middelnederlandse handschriften van de
universiteit te Gent II/1-Handschriften verworven na 1852- Deel 1, Gent (1996), p. 35):
fol. 1r°-5v° : Almenac gheduerende xxviij Jaeren beghinnende anno xxxv ende hendende
anno lxij
Inc. anno. xxxv dach huere m.
laumaent xxviij 0 xxxv
sporkele xxvij xviij l
marte xxix xj j
Epl. nouember xxj 0 xvj
december xix xiij xxxix
fol. 5v°-36v° : [Geneeskundige en andere recepten en bezweringen]
Inc. Met asschen van hoye maectmen zwart was Botten van popelieren daer in ghedaen
versche botere ende nasscade ende donder baere dat es goede zalue
Expl. ende noten musscaten elc euen vele ghestampt te gader in een mortier ende ghedaen
in den ketel ende men macht oec hanghen in de kanne of int vat metten mede in een
fol. 37r°-41v° : [Lunarium; berijmd]
Inc. prieme / Alse de mane es van eenen daghe / dan es die tijt harde ghelaghe / Ende doet
goet alle dijnc bestaen / die in siecheden wert beuaen / hets lanc eer hi mach ghenesen…
Expl. dat hi ons beeden niet versla / In die joghet met onsen sonden / Want wi hem niet
ontghaen ne connen / maer alst hem tijt dijnct moeti ons gheuen / ons beeden te samen .i.
goed leuen
fol. 42v°-43v° : [Geneeskundige recepten]
Inc. Item jeghen dat roede menisoen soe seldi nemen raapkine van blaederen ghelijc der
petercellen ende over ghietense met soeter melc ende siedense de melc te nieuten…
Expl. als sijt ghedoghen moghen ende als die een kout es soe lecht daer die ander op al
heet ende dit doet dicwils ende het sal sochte sweren ende sochte wt breken
fol. 45r°-47v° : [Geneeskundige recepten en bezweringen]
Inc. Om salue te makene ieghen drope men sal nemen coperroet en vierendeel vi (?) sulfer
ende dit gheweken (?) ouer een men sal nemen i lib bargins smers en doenter toe…
Expl. ende verlicht recht den mensche van sire mesquame ghelic enen mensce die
verladen es ende hem en mensce te helpen comt
fol. 48r°-54r° : [Chiromantie]
Inc. God die oyt was ende nie begonste / Heeft cyromanchia eene conste / Allen creaturen
die leuen / In die hant te siene ghegheuen / An die linien diet besceeden…
Expl. Also alst hem exponeerde / meester Jan van gheldunen / dattire coenlike wel vp
stunen / ende meester claro van abben kinde / diet hem beede daden vinden / dus es
ghehent cyromanchie / gheloeft si die maghet marie
fol. 54r°-v° : [Van varen]
Inc. Doe quam den heere groete orloghe / des hi in sijn herte doghen / hadde ghereede
hem met groter iacht / ende met al gader sire cracht…
Expl. Dat ghi weder sult keeren sonder deren / Si roupen allen wi varen wi varen / Maer in
hoere hier gheen ghescal / Hoe dat men weder keeren sal / Explicit nota
fol. 55r°-58r° : [Bezweringen]
Inc.Jan Willem wouter ofte gheeraert ofte hoe ghi ghenaemt ofte ghetoenaemt sijt bi
huwer kersteliker namen ende toe namen van huwes vader weghe Men sal hu boeten
tswellen ende tsweeren…
Expl. Aldus so moeti hu houden ende wachten .ix. daghe lanc Ende den eersten dach dat
men den festel slaet weet dat sanders daghes daer na deerste dach es
fol. 58v°-60v° : [Nota’s over geneeskrachtige en magische kruiden]
Inc. Gracieuse / Gracieuse ghelesen op tsente Jans auende tusschen middach ende noene
van eender maghet end su (sii?) moetse plucken door eenen fijnen guldenen rinc ende su
(?) es van sulker virtute…
Expl. ende legghen daer vp al heet met .j. witten wlne cleede of in .j. wit kempen cleet
Ende su(?) sal stappans ghenesen
fol. 60v° : [Om een hondsbeet tegenezen]
Inc. Omme te ghenesen een hontsbete Neempt een Eij ghestampt metter schale Ende daer
Inne thaer vanden honde gheminghet met Canarye suycker ende met tsop van gherruwen
mitge (?) met zalue van Roosen ghestreken Rontsom daert ghebeten ghat is omme den
brandt te vertrecken / ghoede Medecijne
V. De Cyromantie van de pape van Hamme
Dit traktaat over chiromantie van 604 verzen is dus één van de slechts twee bewaard
gebleven chiromantische traktaten in het Middelnederlands en één van weinige echte
bewijzen dat chiromantie in onze contreien gekend was. Verder is het in versvorm en was
het eerste geïntendeerde publiek waarschijnlijk een luisterend publiek. Het was ook niet
bestemd voor een geschoold publiek want het legt de nadruk op de praktische kant van de
chiromantie. Deze chiromantie is ook een Summa Chiromantia.
De eerste verzen (1-54) kunnen beschouwd worden als een proloog of inleiding op de
eigenlijke chiromantie. Eerst wordt benadrukt dat God zelf deze kunst aan de mens
geschonken heeft en dat ze dus niet strijd is met de kerk. Dan maakt de auteur
aanschouwelijk wat de handleeskunde allemaal kan voorspellen.
Verder maakt hij gebruik van de namen van Pythagoras en Galenus om de autoriteit van
zijn tekst te verhogen. Ook hij verwijst hier naar de vier elementen die de mens zijn
karakter bepalen. Want net zoals het universum, de macrokosmos, gevormd is uit de
elementen aarde, water, vuur en lucht, zo ook bestaat de mens, de microkosmos, uit
daarmee overeenstemmende bestanddelen: bloed (lucht), slijm (water), zwarte gal (aarde)
en gele gal (vuur). Deze vier lichaamssappen vormen in verschillende doseringen de
temperamenten. Het individu bij wie het bloed overheerst is een sanguinicus; bij een
overwicht aan slijm krijg je een flegmatisch temperament, bij zwarte gal ben je
melancholiek, en bij gele gal is het resultaat een cholericus. Daar komt nog bij dat iedere
element, en dus ook ieder lichaamssap, een combinatie van twee eigenschappen vertoont:
warm en vochtig, of koud en vochtig, of warm en droog, of koud en droog.71
De auteur heeft zich gebaseerd op een Latijns voorbeeld dat nog niet gevonden is. Hij
eindigt zijn proloog met een aanroeping van de Maagd Maria.
Ook in de
hedendaagse handleeskunde (Hfdst. I) spelen deze vier elementen nog steeds een grote rol.
In de volgende verzen (55-66) geeft de auteur een kort overzicht van de vier hoofdlijnen
en benadrukt hij nog eens zijn autoriteit door het noemen van Galenus en Pythagoras. Hij
71 R. Jansen-Sieben, “Het wereldbeeld van een Utrechtse monnik, anno 1300” in R. jansen-Sieben, J. Janssen en F. Willaert, Medioneerlandistiek, een inleiding tot de Middelnederlandse letterkunde (Hilversum, 2000), p. 256-257
onderstreept ook nog eens het belang van de vier elementen. De vier hoofdlijnen zijn:
linea vitae, mediaan, linea tabulis en basis trianguli.
De verzen 67 tot 82 geven een vertaling voor de verschillende hoofdlijnen. De linea vitae
is de levenslijn, de mediaan is de middellijn, de linea tabulis is de tafellijn en de basis
trianguli kan hij niet volledig vertalen dus noemt hij ze stiper (stut). Deze vier hoofdlijnen
zijn nog steeds de vier belangrijkste lijnen in de hedendaagse handleeskunde (Hfdst. I) al
zijn sommige namen veranderd. De levenslijn is levenslijn gebleven maar de mediaan heet
nu hoofdlijn, de tafellijn is hartlijn geworden en de stiper heet nu lotslijn.
In het traktaat in het handschrift Van Hulthem vinden we eveneens deze vier hoofdlijnen
terug. Waarbij de basis trianguli niet als stiper maar als fondamentlinie vertaald is.
In de volgende verzen (83-304) beschrijft de auteur de ligging van de vier hoofdlijnen en
de betekenis van deze lijnen naargelang vorm, lengte, vertakkingen en figuren die we erop
terugvinden. In de verzen 83 tot 154 beschrijft hij de ligging van de levenslijn, die loopt
naast de duim. De verzen 155 tot 184 gaan over de mediaan die dwars over de handpalm
loopt in het midden van de hand. De tafellijn (185-204) loopt min of meer parallel aan de
mediaan en levenslijn voor de vingers. De stiper of basis trianguli (205-213) komt van de
wijsvinger of de middelvinger en kruist de andere drie.
De volgende verzen (214-414) bespreken de verschillende hoeken die gevormd worden
door de vier hoofdlijnen en wat deze hoeken beduiden. De eerste hoek (214-305) wordt
gevormd door de mediaan en de levenslijn.
De tweede hoek (305-352) wordt gevormd door de stiper en de mediaan. De derde hoek
(353-414) wordt gevormd door de stiper en de levenslijn. Samen vormen deze drie lijnen
dus een driehoek die ook voorkomt in het Hulthemse traktaat We kunnen stellen dat de
beide traktaten wat de inhoud betreft toch min of meer hetzelfde vertellen en er dus
waarschijnlijk een algemene vorm van handlezen bestond die als traditie en leer aanvaard
werd. Alleen hoe de informatie aangeboden wordt en het bedoelde publiek verschillen,
zoals al gezegd.
Na de bespreking van de hoofdlijnen en de hoeken die ze vormen, gaat de auteur dieper in
op de bergen van de hand (415-547). Hun betekenis is afhankelijk van hun grootte en de
lijnen die er door lopen en de figuren die ze daarbij vormen Hij begint met de berg onder
de index, de wijsvinger (415-447). Vervolgens gaat het over de berg onder de
middelvinger, die ook medicus genoemd wordt (448-464). De volgende verzen (465-516)
gaan eerst over de ringvinger zelf (465-487), die ook auriclarius of gouddrager genoemd
wordt omdat twee hartslagaders daar zouden samenkomen. Over de berg onder de
ringvinger gaan de verzen 488 tot 516. De laatste berg die besproken wordt is die onder de
pink (517-547). De uiteenzetting over de bergen is grotendeels hetzelfde als die in het
Hulthemse traktaat; opvallend is dat beide de berg onder de duim niet bespreken.
De verzen 548 tot 581 kunnen beschouwd worden als een epiloog. Hierin vermeldt de
auteur eerst dat men bij zowel mannen als vrouwen de rechterhand moet lezen en niet de
rechter bij mannen en de linker bij vrouwen. Dit heeft hij van Galenus, die toch een
autoriteit is en waaruit ook volgt dat zijn tekst wetenschappelijk is. Hij benadrukt verder
dat de chiromantie een kunst is toegestaan door een almachtige God, die de elementen
beheerst. De auteur is de pape van Hamme die het in rijm vertaalde met de hulp van de
meesters Jan van Gheldunen en Claro van Abbenkinde. Over de auteur en zijn helpers is
niets meer gekend. De pape van Hamme eindigt zijn epiloog zoals hij zijn proloog
eindigde: met het danken van de Maagd Maria. De chiromantie vormt zo een mooi
afgesloten geheel. Toch loopt de tekst nog verschillende verzen verder in dezelfde hand.
Deze verzen (582-604) maken dus schijnbaar geen deel meer uit van de tekst maar zijn
wel in dezelfde hand op hetzelfde blad zonder tussenliggende regel geschreven. Dit
fragment behoort niet tot de chiromantie, bewijs daarvan de afscheidsformule ‘dus es
ghehent cyromanchie/ gheloeft si die maghet marie’. Napoleon de Pauw vermeldt het
fragment ook niet in zijn transcriptie van de Cyromantie van de pape van Hamme72
Een waarschijnlijke these over de bedoeling van het fragment werd geformuleerd door J.
Reynaert:
. Het
fragment lijkt een stuk van een roman te zijn, wat geïmpliceerd wordt door het eerste
woord ‘doe’ (l.582), het temporele ‘toen’. De beschreven situatie (voorbereiding van een
krijgstocht) ook versificatie, stijl en vocabulaire lijken uit een ridderepos weggelopen. De
vraag is nu hoe dit fragment daar terecht kwam en wat het daar staat te doen. Want het
lijkt duidelijk dat de kopiist dit fragment bewust direct na de chiromantie geschreven heeft.
De algemene strekking van de tekst an sich is immers duidelijk: de sot, als spreekbuis van de
auteur kennelijk, richt zich tot de oorlogszuchtigen wat een waarschuwing die, bij
veralgemening, als ideologische kritiek kon gelden: wie ten oorlog trekt, is niet zeker dat hij
ook terug komt (…).
Uit welk groter geheel ons stukje (misschien) ook vandaan komt, het vertoont alvast
voldoende interne samenhang om met zijn spreukachtige afsluitende sententie, als een in zich
afgerond moraliserend geheel, als een soort ‘exempel’ te fungeren.73
Hoe het daar gekomen is, is veel moeilijker te beantwoorden. Het kan een vergissing zijn
van de kopiist die een tekst volgend op de chiromantie als slot voor zijn traktaat opgevat
72 N. de Pauw, Middelnederlandse gedichten en fragmenten (Gent, 1893-1897), p. 272-289. 73 J. Reynaert, “Het ‘episch fragment’ in hs. Gent, Universiteitsbibliotheek 697” in W. P. Gerritsen, A. van Gijsen en O. S. H. Lie, Een school spierinkjes. Kleine opstellen over Middelnederlandse artesliteratuur (Hilversum, 1991), p.150-151
heeft, maar dat is hoogst onwaarschijnlijk door de duidelijkheid waarmee de chiromantie
wordt afgesloten en het grote verschil qua inhoud.
Het meest voor de hand liggende antwoord is dat chiromantie en exempel blijkbaar samen
gingen in het voorbeeld van de kopiist.
Wijze van uitgeven
Het was de bedoeling om een diplomatische editie te presenteren, de tekst van het
handschrift werd dus zo nauwkeurig mogelijk weergegeven en er werden in de tekst zelf
geen verbeteringen aangebracht.
Tekstkritische en tekstverklarende opmerkingen bevinden zich in de aantekeningen.
a. Afkortingen
Alle afkortingen die in de tekst voorkwamen werden opgelost en aangeduid met
cursief schrift. De volgende afkortingen komen in de tekst voor:
en: ende
: linien, toecommende
: consente, complexie
p : stiper
: verdwine
w : wortel
b. Het begin van een folio is aangeduid in de marge.
c. De tekst is doorlopend zoals in het handschrift. Onderstreepte passages uit het
handschrift zijn ook onderstreept in de transcriptie.
d. Het onderscheid tussen u en v werd bewaard.
Vb.: leuen (leven)
vp (up)
i. Eigennamen worden met een kleine letter geschreven. We hebben dit ook niet
gewijzigd omdat het steeds duidelijk is dat we met een eigennaam te maken
hebben.
Diplomatische editie
Fol. 48 r° 1 God die oyt was ende nie begonste
heeft cyromanchia eene conste
allen creaturen die leuen
in die hant te siene ghegeuen
5 an die linien diet besceeden
hoe datti den tijt sal leeden
weder te ghelucke van goede
of in rauwen der aermoeden
tusschen beeden in wiltheden
10 loepen jaghen of houden steden
met ghelucke groet in sonden
of in huwelike te sine ghebonden
in water steruen of vp tlant
dit toecht die tafel van der hant
15 want elken mensche bi gods consente
hebben gheset die helemente
hoe hi dus leeden sal sijn leuen
als hier voren staet bescreuen
sinen tijt ende hoe goet mede
20 maer mids goeder lieder bede
so mach gracie van bouen
nature wel haer recht rouen
want god es altoes ten naesten
oec mach men wel die doot verhaesten
25 alsoe dickent gheualt van hem somen
maer als die tijt es al vulcomen
dat nature wijst te ghesciene
alle medicine of surgiene
die hoit hoerden die scrijfture
30 en daden niet een alf vre
daer bouen leuen het en dede
gracie van gods moghenthede
dits in die hant gheteekent tsiene
also philosophen ende astromiene
35 bescreuen hebben ende ict las
van galiene ende pytagoras
diet prouuen in hare argumenten
hoe elc van den viere elementen
heeft ontfaen in sine figure
40 sijn wesen complexie ende nature
ende die planeten diet oec mede
mids der naturen hemelichede
binder secreten moeder bant
daer doen formeren in die hant
45 nature ende wesen alte male
omdat die latijnsche tale
niet en verstaen alle die lieden
fol. 48 v° so willict hu in dietsche bedieden
ende niewer hoec toeslaen een wort
50 anders dan ten rime behoert
sallic tlatijn hier exponeren
datter die goede an moghen leeren
want hets ghenoughelic ende bequame
nu so beghinnic in marien name
55 DEse meesters van philosophien
diet consenteren ende lien
dat van den elementen comt
galien die hier staet vernoomt
ende pytatoras die begonste
60 in vieren deelen eerst die conste
ende nomense in die latijnsche tale
vier hoeftlinien principale
die aldus sijn te verstane
linea vite ende mediane
65 ende linea tabulis daer bi
die vierde basis trianguli
LInia vite dats latijn
dietsche mach linie sleuens sijn also doe icse hute verstane
70 middelste dats die mediane
linea tabulis in latine
dats in dietsche taffelline
basis na die dietsche tale
ne canic niet ghedietsschen wale
75 maer stiper so salicken nomen
in canner naerder niet ghecomen
die dwers duer die drie gaet
sodat hise alle dorslaet
triangel dats een driehouc
80 nu merct die hant ende ende souct
ende verstant hoec wel den sin
ter eersten doe ic in mijn beghin
LInea vita dats linie tsleuens
ende loep den dume neuens
85 vpwaert ten aerme dat verstant loept soe tblat al hute van der hant
dat beteekent sonder blijf
vorsiene doot ende langhe lijf
deelt soe hare bouen in tween
90 dats onwille in lanc so mee
eist dat soe haer in tween baert
ende tstic ten aerme waert
breeder es in sinen ghanghe
fol. 49 r° dats bedructe herte langhe
95 eist tander breeder hoec ende comt
recht vter linien vornoomt
toecommende bliscap dat bediet
ende eist dat mense dorsleghen siet
crom als die stert van eere drake
100 dats teekin dat therte wrake
gherne name van dat hem treghet
ende eist dat soe een cruse dreghet
ende tstic van seluen es meerre al
dat beteekent zwaren val
105 deelt soe in vieren ofte mee
dats groete ziecheit ende zwaren wee
ende als soe meer dan dor slaet
met linien als haerkine dat verstaet
soet meer naect ten tide
110 ende eist dat an elke side
loepen linien die niet ne comen
an linien sleuens die wi nomen
die breet cort sijn ende roet
dats groten zwaren weder stoet
115 dat metti achterwaert sal ghaen
maer niet langhe en maecht staen
ende eist dat soe haer wende
in tween ofte in drien anthende
dat bediet hoec seker mede
120 van toe commenden langhen rede
een stic beneden ten kanten waert
verghichtichede dat openbaert
an dander side eist sonder scamp
groet onwille of anderen ramp
125 tackede als eene strune mede
bediet toecommende weedom in die lede
recht als eene gaffele ant hende
dats buten maghen in ellenden
noch te wonene na desen
130 ende dit moet algader wesen
binnen verscheeden dat verstant
ten hende tusschen arme ende hant
so buuch den dume verstant mijn meenen
an den vingre naest den cleenen
135 ende onder den dume dan besie
eene smale linie die
heeten wi susterlinie sleuens
eist dat soe haer gaet neuens
dat beteekent sonderlinghe
fol. 49 v° 140 te sine in groter dolinghe
van sinnen ende faelgiert soe mede
so wille nature houden stede
¶ ende linghet soe ende wert wide
so naket zeere dan de tide
145 es linie sleuens die hoeftvrauwe bleec nauwe diepe dat scauwe
wats coude complexie albloet
¶ wijt ondiep ende roet
dat begherte groet van wiuen
150 dit moetic hier laten bliuen
ic sal hier namaels weder keeren
ende bet die redene declareren
als ic van den triangle spreke
al es dat ic hier cort of breke
155 DIe ander die heet mediane
ende beghint dweers te ghane
in midden der palmen van der hant
loept soe al hute den nedren cant
soe moeti wien leet of lief
160 bi naturen sijn een dief
eist dat soe biden hende dor slaet
met eere linien ende dorgaet
ende dan een cruce maect profect
of twee of meer daer vp mect
165 ten hende deelende als eene vane
daer es haerthede bi te verstane
sciere ontset ende cort vergheten
gherne drincken si wel ende eten
ende van herten altoes blide
170 niet rike maer rechte wech ter lide
spruter hute een telch cleene
ende dan dweers comt noch eene
wiese beede dorslaet min no mee
so bedieden die crucen twee
175 toe commende wonden groet
in auonturen van der doot
gaet dese vpwaert ende wende
haer weder int cruce ant hende
ende die stert ten cante keere
180 so eist tbediet te vaster meere
hier namaels suldi den sin
bet verstaen ic achts te min
ende volghe omme die minder pine
der ordinanchie van den latine
Fol. 50 r° 185 DIe tafellinie min no meer
loept dwers alse dander twee vor die vingere an den cant
van der palmen in die hant
toten cante hute ghaende
190 bleue soe onderweghe staende
onder hauich dat hoec bediet
lasers te sine ende anders niet
wijt basehudich mede
dat vulloghene ende loeshede
195 haere dorslaen salic hu verspellen
als ic vanden triangle sal tellen
an haren huutganc so nem goem
es soe daer tackede als een boem
soere meer sijn merc ende leere
200 so hi scamellede heeft meere
alsser splenterkine hute ganghen
die tackede lanx der linien hanghende
dat beteekent daer hoec mede
langhe groete keytiuichede
205 NU so hebbic hu gheseit die drie
basis trianguli dat besie comt van den eersten vingre ghaende
of van den andren ende dorslaende
dese drie die ic hebbe vernoomt
210 als soe van index comt
dats veechede bi vul ghaenre tijt
als hi den middelsten oec lijt
dats met ghedreeghe langhe leuen
nu merct wel vp die hant ghescreuen
215 hoe die mediane dor slaet
ende vort an linie sleuens gaet
so hebdi daer an twee houke
ter vppersten cante ter hant besouke
vor den dume recht daer staende
220 van dauen comt linie sleuens ghaende
ende mediane hoec mede der an
dits die derde houc merct dan
daer wi eerst an sullen leeren
want men moet ten hoefde keeren
225 altoes emmer vor den stert
die houc die vor den dume baert
van linie sleuens ende mediane
es hi scarp dats te verstane
ende comt albouen an den cant
230 als eene leedere dat verstant
fol. 50 v° of als eene neghen sticke
met cleenen cruuskine daer vp micke
dats swaren hende noch an te gane
van onversiene doot slane
235 als mediane in twee ofte mee
an hare verghadert dats gheuee
als vten houke hoec ghaende scinen
haerkine als van cleenen linien
besiden ten dume waert ghedreghen
240 indien dat si niet sijn dorsleghen
so eist vangnesse zwaer
ende eist dat si dorslaen oec daer
so eist leden dat soutu leeren
ende alser rechte vort keeren
245 vten houke twee of drie
linie dat merc ende besie
eist al bouen vp den cant
dat sijn al wonden in die hant
also menich alser daer dan scinen
250 ende dor slaen ofte dwinen
so eist leden oec wel besouc
maer(?) si neder verre den ouc
ende si niewer commen te oepen
ende dan also daer tusschen loepen
255 kertelde dats onghestade
meer te goede dan te quade
vergadert scaerp ende neder den staert
kertelde spruutkine vpwaert
dats gheluc ieghen die doot
260 een scilt besiden cleene of groet
met eenen hake bediet oec mede
groete luxuriusichede
vort so merct wel ende besouct
vintstu pointkine in den houc
265 recht alse sproetkine bleec of roet
dats tmenisoen vor die doot
alsi staen neder ende vort ghanghen
bi den middel triangel
dat es vreese te hebbene also
270 dan van den euele caduco
sijn si groene so eist ducht
langhe quale of grote sucht
noch ver stant wel oft so comt
dat huten scerpen houke vernoomt
275 ten aerme waert in deser gare
fol. 51 r° bina oft eene spille ware
ende eenen stert dus neder waert
toter ander linien waert
dats gheluc noch te goede
280 al duert een stic sijn aermoede
eist oec dat eene linie comt
van die men linie sleuens noomt
dor den triangel mids int plein
dits van der redene trechte greyn
285 ende loep an die mediane
daers groet gheluc bi te verstane
ende so soe meer vorder bijse
als hijs beghint so hi meer rijse
in dien dat soe niet ne comt
290 an die men tafel linie noomt
loept soere in so es texponeren
dat twiel sal aestelike keeren
ende maken keytiuich als te voren
wattire toedoet hets al verloren
295 het es soe gheset sijn auonture
en doe die meester der nature
als voren in die prologhe staet
die wel bouen naturen gaet
dit moet sijn wien lief wien leyt
300 es dese linie oec vorseit
diet tgheluc sal bringhen toe
diepe onwijt so eist lanc dertoe
alsoe meer mindre ende dwine
so meer naken die termine
305 NU willic vort doen besouc
te sprekene van den andren houc
die maect na minen verstane
basis den stipere ende mediane
in die palme ten vingre waert
310 als hem een cruce ten houke baert
so dat eene linie gaet anscine
van mediane an tafellinie
ende metten stiper die dor slaet
of anders eene diese dor gaet
315 des crucen plein bescauwe ane
es tminste quaertier ter mediane
so bediedet eer of later
sonderlinghe vreese van watre
eist hoec meere daer vp mect
fol. 51 v° 320 dan tander quaertier dat ouertrect
so eist van brande tbediet
ende als mer .ij. of meer siet
so eist scande ende lachter
merct hoe menighe linie achter
325 slecht comen die dan ghaen
tusschen tafelle linie ende mediane
also vele naden brieue
staet die gheselscap van lieue
te hebbene en si dattu verdwaset
330 dijn lijf ende die doot ver haest
weder datti vroomt of noest
keere dijn aensichte int oest
ter sonnen vpganc dats tbeghin
cleene ende nauwe merct den sin
335 die brinct geluc dat es tbediet
grouf ende lanc dats al ver driet
eene cleene linie oec die slecht
gaet tusschen tween principale echt
sonder cruce ende wi dan sien
340 dat soe haer deelt in tween in drien
tghetal van linien datsi vinden
sal tghetal sijn van den kinden
¶ heuestu die linien die bedieden
di gheselscap van den lieden 345 dwinen es leden of sciere vergangen
euen wijt dat es toeuanghen
in midden beneden ende bouen
dus willic galiene ghelouen
maer leeke ende ander sautiere
350 slaenre naer ende visieren
als die blende doet na tey
dit piter heyne ende mem ley
NU eist vort tijt na den bouken
te sprekene van den derden houke 355 die den aerme loept albi
die stiper basis triangeli
ende linie sleuens daer formeren
ende daer ict of liet eden eeren
nu mercter wel vp ende besouct
360 of scerp bouen comt die houc
daer hute spruten dat besie
roedekine vele eene of drie
fol. 52 r° of meer ende die versceeden gaende
dats als ic heden eer vermaende
365 siecte van groten onwille
staet die houc oec al stille
ende hute ne gheeft cleene no groet
dats onversiene doot
die spille ende stert als es vorseit
370 dats groet gheluc ende weildicheit
als dobbel crucen oec hem baren
ten cante waert ende si dan varen
messelic seins deen vor den andren
dats al in wiltheden wandelen
375 heelen houc die crucen die van haer gaen
mede echt an die mediaen
so sal hi bi naturen mede
in leste doch houden stede
alse oec die stipere tenighere tijt
380 dor die linie sleuens lijt
ende dan cort daer neemt den keer
in deze daer soe af sciet eer
ende achter an merct daerna
als die crom .r. vander .k.
385 of die crom .r. doet an die .l.
dats beswaert dat weetic wel
water laden of van kinde
als wi in den cirkel vinden
eene linie bilinie sleuens
390 lopende ende hoec beneuens
der medianen tusschen beeden
die den cirkel wille sceeden
es soe wijt lanc ende groet
dats wesen in onghenouchten groet
395 dor den stiper .ij. mediane
daers slauen zeere bi te verstane
in onrusten leedende den tijt
bedruct herte sonder delijt
als die mont grijnt ende lacht
400 terte es datter cleene vp hacht
twee stipers dor eene mediane
dats ver keert mede te verstane
van linien ende int bediet
gheluc ende heere daer men toe siet
405 wassende ende der lieder gratie
staende oec in des triangles spacie
.o. en .o. eene of meer oec mede
dats groete omoedichede
fol. 52 v° nemeer dat ics bescreuen vant
410 van den triangel van der hant
int bouc dat ic hebbe ghesien
van den meester galien pytagoras seit oec die ghelike
die vinder eerst was van musike
415 NU hoert ic wille mi vort merghen
te sprekene van des vinghers bergen
die vor elken vingher ghaen
an index berch willict bestaen
dats die den dume naest staet
420 als inden berch die vor hem gaet
comt eene linie gheraect
vten houke die heeft ghemaect
linie sleuens ende mediane
ende brinct ghelijc eere vane
425 of een scauoet daers bi vonden
groet gheluc altoes in sonden
verdwinen dats gherne leden
of ieghen wordich tallen steden
sonder tafellinie alleene
430 merct of comt een ander cleene
daer een scilt ten hende baert
ende tscarpe brinct ten vingre waert
of een cruce dats al bloet
met wapene eene zware doot
435 in den berch een alue mane
es deluen leuende bi te verstane
an sberges voet merct oec een deel
gaet daer eenen rinc alf of gheel
die van den berghe sceet met gane
440 den houc van stiper ende mediane
of die heeft vor screuen linien
dats vten lande tsine ver dreuen
comt oec eene die niet verdwine
tusschen mediane ende tafellinie
445 ende dan deelt in .ij. of mee
dats vele dolen bi der zee
harde auonture in sorghe in anxten
¶ nu keeric vort vp den lanxten
die tlatijn heet medicus
450 dats middelste ghenoomt aldus
want an elke side si twee
dats te hangghene zeere gheuee
fol. 53 r° esser oec met dan eene cleene
linie dats aermoede alleene
455 heefsture oec linie gheene
ende die stipere comt alleene
daerin dats beteekent mede
groete verwoediche aestichede
pointkine cleene es vele quader
460 bi naturen eist een verrader
als hoec an tsfinghers wortel cleuen
clene linien ende si weuen
al in een dat es oec mede
van liue suuer reinichede
465 tusschen den groeten enten cleenen
staet antriclarius die wi meenen
die goutdragher mach bedieden
medicus nomen vele lieden
want hi die reinste pleecht te sine
470 maer na den rechten latine
heet hi met redenen bet aldus
goutdraghere dats auriclarius
ouer therte lopen .ij. adren
die in den vingre oec vergadren
475 ende tgout es tedelste mineer
vter adren daer therte meer
vp verblijt ende staerct
bi deser redenen so merct
mach hi wel goud dragher wesen
480 want tgout therte doet ghenesen
van rauwen ende verlicht die pine
waren oec die adren sine
ontset ende een deel te stoort
droughe hi tgout het gaue comfoort
485 ter herten ende ten adren binnen
mids haren boden der .ij. sinnen
beuolen sien diet haere toe draghen
¶ nu willic van den berghe ghewaghen
als vte sinen berghe comt
490 basis die men stiper noomt
so verre neder dat es scamp
of teekijn van sonderlingher ramp
een cruce aldaer es teekin mede
van sonder lingher ghetrauwichede
495 eene alue mane merc ende besie
traghe int herte beteekent die
een linie alleene hier an leert
fol. 53 v° die neder waert alleene keert dats groete begrijp in aestichede
500 ende esser .ij. of mee mede
ende deen anden andren comt niet
so es te vaster mee tbediet
kere si in een dats dat hem steet
daer of te commene oec groet leet
505 auriclarius es die wi meenen
dalre nedersten den cleenen
die men oec vingher nomt
alse slecht huten berghe dan comt
merct tghetal wel van den linien
510 leden dat es die verduenen scinen
dander bedieden tallen stonden
tghetal alleens van oeft wonden
crucen hoe dat elc daer stoede
sijn beteekent alte goede
515 pointkine die bedieden mede
sweeren of quaethede in die lede
¶ nemmeer dat ics bescreuen vant
ic keere ten kante van der hant
als in den bergh comt ghestrect
520 van tafellinie hier vp mect
eene linie ofte tween
of meer ende dan werden een
maec si een cruce dan besloten
dats elfs rasen ende doten
525 vpt tslechte cruce oec so lye
toecommende frenesie
alue maenkine in den cant
dats touerie dat ver stant
hanen voeten oft waren sporen
530 die heeft die zuuerhede verloren
alue crucen in den cant mede
dat es der zuuer reynichede
beede te samen of hijt so brochte
dats verloren int gedochte
535 metten wille ende niet in daden
dats te merkene al in quade
als hoec eene linie comt
vte leuenslinie vornoomt
ende eene of mee vte mediane
540 die hem dan helsen in den gane
of in crucen dan ver wandelen
trecht eenich steert van hem versceeden
fol. 54 r° tes cants berghe van hem beeden
al hute dats teeken mede
545 steruen in keytiuichede
tackede daers beteekent inne
doch goede bedochticheit van sinne
NEmmee en vandix tesen male
bescreuen in latijnscher tale 550 daer omme so willict neder legghen
vele dwase lieden segghen
dat men den mannen in elc lant
sien sal in die rechter hant
ende in die luchter twijf besien
555 hier ieghen so seit galien
dat men wiuen ende mannen al
meest in die rechter sien sal
ende men wel in beeden siet
ende eist dat si danner scillen yet
560 so sal men an die rechter leeren
als beede die handen concorderen
so sal tbediet te vaster bliuen
dits beide van mannen ende van wiuen
dits nature bi gods consente
565 al wisent dus die elemente
hi maecht verkeeren diet al maect
dats die ghone die altoes waect
ende alle herten binnen kent
dats een god omnipotent
570 die middel weet beghin ende hende
hi moet ons na dit erdschs ellende
enten pape van den hamme
bescermen van der elscher vlamme
diet in rijmme slecht keerde
575 also alse hem exponeerde
meester jan van gheldunen
dattire coenlike wel vp stunen
ende meester claro van abben kinde
diet hem beede daden vinden
580 dus es ghehent cyromanchie
gheloeft si die maghet marie
DOe quam de heere groete orloge
des hi in sij herte dooghen hadde ghereede hem met groter iacht
585 ende met algader sire cracht
ende ghinc daer torsen ende binden
fol. 54 v° ende die banieren al ontwinden
metter haest in allen scaren
ende si riepen wi varen wi varen
590 dit sach die sot an van den lieden
ende peinsde wat mach dit bedieden
dat hier es dus groot ghescal
om varen om varen roupet al
binnen dien was ghereet die heere
595 ende sach dat die sot mercte zeere
dat dat volc was in roere
ende sprac erman dese voere
wat behaghetter hu wildi met
ende heere van wien so hebdijt beset
600 dat ghi weder sult keeren sonder deren
si roupen alle wi varen wi varen
maer in hoere hier gheen ghescal
hoe dat men weder keeren sal
explicit nota
Kritische leeseditie van de verzen 1-304
Fol. 48 r° 1 God, die oyt was ende nie begonste,
heeft cyromanchia, eene conste,
allen creaturen die leven
in die hant te siene ghegeven,
5 an die linien diet besceeden
hoe datti den tijt sal leeden:
weder te ghelucke van goede
of in rauwen der aermoeden;
tusschen beeden, in wiltheden
10 loepen jaghen of houden steden
met ghelucke groet; in sonden
of in huwelike te sine ghebonden;
in water sterven of up tlant:
dit toecht die tafel van der hant.
15 Want elken mensche bi Gods consente
hebben gheset die helemente
hoe hi dus leeden sal sijn leven
als hier voren staet bescreven,
sinen tijt ende hoe goet mede.
20 Maer mids goeder lieder bede
so mach gracie van boven
nature wel haer recht roven;
want God es altoes ten naesten.
Oec mach men wel die doot verhaesten
25 alsoe dickent ghevalt van hem somen.
Maer als die tijt es al vulcomen
dat nature wijst te ghesciene,
alle medicine of surgiene
die hoit hoerden die scrijfture
30 en daden niet een alf ure
daer boven leven, het en dede
gracie van Gods moghenthede.
Dits in die hant gheteekent tsiene
also philosophen ende astromiene
35 bescreven hebben ende ict las
van Galiene ende Pytagoras
diet prouven in hare argumenten
hoe elc van den viere elementen
heeft ontfaen in sine figure
40 sijn wesen, complexie ende nature
ende die planeten diet oec mede
mids der naturen hemelichede
binder secreten moeder bant
daer doen formeren in die hant
45 nature ende wesen alte male.
Omdat die Latijnsche tale
niet en verstaen alle die lieden
fol. 48 v° so willict hu in Dietsche bedieden
ende niewer hoec toeslaen een wort
50 anders dan ten rime behoert,
sallic tLatijn hier exponeren
datter die goede an moghen leeren
want hets ghenoughelic ende bequame.
Nu so beghinnic in Marien name.
55 DEse meesters van philosophien
diet consenteren ende lien
dat van den elementen comt.
Galien die hier staet vernoomt
ende Pytatoras die begonste,
60 in vieren deelen eerst die conste
ende nomense in die Latijnsche tale
vier hoeftlinien principale
die aldus sijn te verstane:
linea vite ende mediane
65 ende linea tabulis daer bi,
die vierde basis trianguli.
LInia vite dats Latijn
Dietsche mach linie slevens sijn, also doe icse hute verstane.
70 Middelste dats die mediane,
linea tabulis in Latine
dats in Dietsche taffelline.
Basis na die Dietsche tale
ne canic niet ghedietsschen wale
75 maer stiper so salicken nomen,
-in canner naerder niet ghecomen-
die dwers duer die drie gaet
sodat hise alle dorslaet.
Triangel dats een driehouc.
80 Nu merct die hant ende ende souct
ende verstant hoec wel den sin.
Ter eersten doe ic in mijn beghin
LInea vita dats linie tslevens
ende loep den dume nevens
85 upwaert ten aerme, dat verstant. Loept soe tblat al hute van der hant,
dat beteekent sonder blijf
vorsiene doot ende langhe lijf.
Deelt soe hare boven in tween
90 dats onwille in lanc so mee.
Eist dat soe haer in tween baert
ende tstic ten aerme waert
breeder es in sinen ghanghe
Fol. 49 r° dats bedructe herte langhe.
95 Eist tander breeder hoec ende comt
recht uter linien vornoomt
toecommende bliscap dat bediet.
Ende eist dat mense dorsleghen siet
crom als die stert van eere drake,
100 dats teekin dat therte wrake
gherne name van dat hem treghet.
Ende eist dat soe een cruse dreghet
ende tstic van selven es meerre al,
dat beteekent zwaren val.
105 Deelt soe in vieren ofte mee
dats groete ziecheit ende zwaren wee.
Ende als soe meer dan dor slaet
met linien als haerkine -dat verstaet-
soet meer naect ten tide.
110 Ende eist dat an elke side
loepen linien die niet ne comen
an linien slevens die wi nomen,
die breet, cort sijn ende roet,
dats groten zwaren weder stoet
115 dat metti achterwaert sal ghaen,
maer niet langhe en maecht staen.
Ende eist dat soe haer wende
in tween ofte in drien anthende,
dat bediet hoec seker mede
120 van toe commenden langhen rede.
Een stic beneden ten kanten waert
verghichtichede dat openbaert.
An dander side eist, sonder scamp,
groet onwille of anderen ramp.
125 Tackede als eene strune mede
bediet toecommende weedom in die lede.
Recht als eene gaffele ant hende
dats buten maghen in ellenden
noch te wonene na desen,
130 ende dit moet algader wesen
binnen verscheeden, dat verstant.
Ten hende tusschen arme ende hant
-so buuch den dume verstant mijn meenen
an den vingre naest den cleenen-
135 ende onder den dume dan besie
eene smale linie die
heeten wi susterlinie slevens.
Eist dat soe haer gaet nevens,
dat beteekent sonderlinghe
Fol. 49 v° 140 te sine in groter dolinghe
van sinnen. Ende faelgiert soe mede
so wille nature houden stede.
¶ Ende linghet soe ende wert wide
so naket zeere dan de tide.
145 Es linie slevens die hoeftvrauwe
bleec, nauwe, diepe dat scauwe
wats coude complexie albloet.
¶ Wijt, ondiep ende roet
dat begherte groet van wiven.
150 Dit moetic hier laten bliven.
Ic sal hier namaels weder keeren
ende bet die redene declareren
als ic van den triangle spreke.
Al es dat ic hier cort of breke.
155 DIe ander die heet mediane
ende beghint dweers te ghane
in midden der palmen van der hant.
Loept soe al hute den nedren cant,
soe moeti, wien leet of lief,
160 bi naturen sijn een dief.
Eist dat soe biden hende dor slaet
met eere linien ende dorgaet
ende dan een cruce maect profect
of twee of meer, daer vp mect,
165 ten hende deelende als eene vane,
daer es haerthede bi te verstane
sciere ontset ende cort vergheten,
gherne drincken si wel ende eten
ende van herten altoes blide
170 niet rike maer rechte wech ter lide.
Spruter hute een telch cleene
ende dan dweers comt noch eene
wiese beede dorslaet min no mee
so bedieden die crucen twee
175 toe commende wonden groet
in avonturen van der doot.
Gaet dese upwaert ende wende
haer weder int cruce ant hende
ende die stert ten cante keere,
180 so eist tbediet te vaster meere.
Hier namaels suldi den sin
bet verstaen; ic achts te min,
ende volghe omme die minder pine
der ordinanchie van den Latine.
Fol. 50 r° 185 DIe tafellinie min no meer
loept dwers alse dander twee
vor die vingere an den cant
van der palmen in die hant
toten cante hute ghaende.
190 Bleve soe onderweghe staende
onder havich dat hoec bediet
lasers te sine ende anders niet.
Wijt, basehudich mede
dat vulloghene ende loeshede.
195 Haere dorslaen salic hu verspellen
als ic vanden triangle sal tellen.
An haren huutganc, so nem goem,
es soe daer tackede als een boem
soere meer sijn, merc ende leere,
200 so hi scamellede heeft meere.
Alsser splenterkine hute ganghen
die tackede lanx der linien hanghende,
dat beteekent daer hoec mede
langhe groete keytivichede.
205 Nu so hebbic hu gheseit die drie.
Basis trianguli, dat besie,
comt van den eersten vingre ghaende
of van den andren ende dorslaende
dese drie die ic hebbe vernoomt.
210 Als soe van index comt,
dats veechede bi vul ghaenre tijt.
Als hi den middelsten oec lijt
dats met ghedreeghe langhe leven.
Nu merct wel up die hant ghescreven
215 hoe die mediane dor slaet
ende vort an linie slevens gaet,
so hebdi daer an twee houke:
ter uppersten cante ter hant besouke
vor den dume recht daer staende
220 van daven comt linie slevens ghaende
ende mediane hoec mede der an.
Dits die derde houc, merct dan,
daer wi eerst an sullen leeren.
Want men moet ten hoefde keeren
225 altoes emmer vor den stert.
Die houc die vor den dume baert
van linie slevens ende mediane
es hi scarp, dats te verstane,
ende comt alboven an den cant
230 als eene leedere, dat verstant ,
Fol. 50 v° of als eene neghen sticke
met cleenen cruuskine, daer up micke,
dats swaren hende noch an te gane
van onversiene doot slane.
235 Als mediane in twee ofte mee
an hare verghadert dats ghevee.
Als uten houke hoec ghaende scinen
haerkine als van cleenen linien
besiden ten dume waert ghedreghen,
240 indien dat si niet sijn dorsleghen,
so eist vangnesse zwaer.
Ende eist dat si dorslaen oec daer,
so eist leden, dat soutu leeren.
Ende alser rechte vort keeren
245 uten houke twee of drie
linie -dat merc ende besie-
eist al boven up den cant
dat sijn al wonden in die hant.
Also menich alser daer dan scinen
250 ende dor slaen ofte dwinen
so eist leden. Oec wel besouc.
Maer(?) si neder verre den ouc
ende si niewer commen te oepen
ende dan also daer tusschen loepen
255 kertelde, dats onghestade
meer te goede dan te quade.
Vergadert scaerp ende neder den staert
kertelde spruutkine upwaert
dats gheluc ieghen die doot.
260 Een scilt besiden cleene of groet
met eenen hake bediet oec mede
groete luxuriusichede.
Vort so merct wel ende besouct:
vintstu pointkine in den houc
265 recht alse sproetkine bleec of roet
dats tmenisoen vor die doot.
Alsi staen neder ende vort ghanghen
bi den middel triangel
dat es vreese te hebbene also
270 dan van den evele caduco.
Sijn si groene so eist ducht
langhe quale of grote sucht.
Noch verstant wel oft so comt
dat huten scerpen houke vernoomt
276 ten aerme waert in deser gare
Fol. 51 r° bina oft eene spille ware
ende eenen stert dus neder waert
toter ander linien waert:
dats gheluc noch te goede
280 al duert een stic sijn aermoede.
Eist oec dat eene linie comt
van die men linie slevens noomt
dor den triangel mids int plein:
dits van der redene trechte greyn.
285 Ende loep an die mediane
daers groet gheluc bi te verstane.
Ende so soe meer vorder bijse
als hijs beghint, so hi meer rijse
in dien dat soe niet ne comt
290 an die men tafel linie noomt.
Loept soere in so es texponeren
dat twiel sal aestelike keeren
ende maken keytivich als te voren:
wattire toedoet hets al verloren.
295 Het es soe gheset sijn avonture,
en doe die meester der nature
als voren in die prologhe staet
die wel boven naturen gaet
dit moet sijn, wien lief wien leyt.
300 Es dese linie oec vorseit
diet tgheluc sal bringhen toe
diepe, onwijt so eist lanc dertoe
alsoe meer mindre ende dwine,
so meer naken die termine.
Bibliografie Boeken F. Gettings, The Book of the Hand. An Illustrated History of Palmistry (Paul Hamlyn, 1965) R. Kieckhefer, Magic in the Middle Ages (Cambridge University Press, 1990) L. Reid, Handlezen ( Deltas, 1995) M. Van Kessel, Atlas van de hand (Amsterdam, 2001) E. Verwijs, J. Verdam en F. A. Stoett, Middelnederlandsch Woordenboek (Nijhoff, 1882-1952) The New Encyclopaedia Britannica (15th edition, 1998) Artikels W. L. Braekman, “Middelnederlandse bezweringsformulieren en toverdranken” in Verslagen en mededelingen van de koninklijke Vlaamse Academie voor taal- en letterkunde (1963, afl. 9-10-11-12)
W. L. Braekman, Middeleeuwse witte en zwarte magie in het Nederlands taalgebied (Gent, Koninklijke academie voor Nederlandse taal- en letterkunde, 1997) C. Burnett, “The Earliest Chiromancy in the West” in Journal of the Warburg and Courtauld Institutes 50 (1987) N. De Pauw, Middelnederlandse gedichten en fragmenten (Gent, 1893-1897) R. Jansen-Sieben, “Het wereldbeeld van een Utrechtse monnik, anno 1300” in R. jansen-Sieben, J. Janssen en F. Willaert, Medioneerlandistiek, een inleiding tot de Middelnederlandse letterkunde (Hilversum, 2000) O. Lie, “Middelnederlandse teksten in verzen en proza: een eerste verkenning” in A. Van Buuren, H. Van Dijk en W. P. Gerritsen, Tussentijds (1985)
O. S. H. Lie, “Verborgen kennis in de middeleeuwen”, in E. Huizinga, O. S. H. Lie, L. M. Veltman, Een wereld van kennis. Bloemlezing uit de Middelnederlandse Artesliteratuur (Hilversum, 2002) J. Reynaert, “Het ‘episch fragment’ in hs. Gent, Universiteitsbibliotheek 697” in W. P. Gerritsen, A. van Gijsen en O. S. H. Lie, Een school spierinkjes. Kleine opstellen over Middelnederlandse artesliteratuur (Hilversum, 1991) J. Reynaert, “Profaan-ethische literatuur in de het Middelnederlands: enkele grote lijnen” in F. P. Oostrom en W. van Anrooij, Grote lijnen. Syntheses over Middelnederlandse letterkunde (Amsterdam, 1995) J. Reynaert, “Wereldbeeld en astrologie in Middelnederlandse didactische literatuur (tot ca 1400)” in Nederlandse Letterkunde, jaargang 9 nr. 3 (sept. 2004) L. J. Vandewiele, “Een Middelnederlands traktaat over chiromantie” in Scientiarum Historia 8 (1966) Internetbronnen http://www.johnnyfincham.com/history/bibliography.htm http://www.johnnyfincham.com/history http://nl.wikipedia.org/wiki/Rhea
Scriptie:
Handlezen in de middeleeuwen
Met een teksteditie van de Cyromantie van de pape van Hamme
(hs. 697, UB Gent)
Appendix
Door
Bart De Laender
Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Promotor: Prof. Dr. Joris Reynaert Tweede licentie Germaanse talen Academiejaar 2006-2007
Verklarende aantekeningen bij de verzen 1-304
Alle woordbetekenissen zijn opgezocht in het Middelnederlandsch Woordenboek.
v. 1 : nie begonste: letterlijk: nooit begon, m.a.w. : eeuwig is
v. 2 : cyromanchia: chiromantie, handleeskunde
v. 3 : creaturen: levende wezens, zowel mens als dier
v. 5 : linien: lijnen
v. 5 : besceeden: bepalen
v. 6 : tijt leeden: tijd doorbrengen
v. 7-8 : weder… of: ofwel… of
v. 8 : rauwen: smart
v. 9 : beeden: beide, twee (hier: twee zaken, twee mogelijkheden
v. 9 : in wiltheden: in de wildernis
v. 10 : houden steden: op zijn plaats blijven
v. 11 : sonden: zonden
v. 14 : tafel van der hant: middelste gedeelte van het vlak van de hand
Vertaling:
v. 1-14 God, die er altijd was en eeuwig is,
heeft chiromantie, een kunst,
aan alle levende wezens
in de hand te zien gegeven,
aan de lijnen die het bepalen
hoe men zijn tijd zal doorbrengen:
ofwel in voorspoed van bezit,
of in de smart van de armoede;
tussen deze twee, in de wildernis lopen jagen
of op zijn plaats te blijven
met groot geluk; in zonden (te zijn)
of in het huwelijk te zijn gebonden;
op het water sterven of op het land:
dit alles toont de binnenkant van de hand.
Inhoud:
In deze eerste passage vernemen we waarvoor het handlezen gebruikt werd in de
middeleeuwen. Het was een middel om de toekomst te voorspellen. Voor verdere uitleg over
handlezen in de middeleeuwen verwijs ik naar de inleiding.
v. 15 : consente: toestemming
v. 16 : helemente: elementen, dit zijn de grondstoffen van de natuur, namelijk water, vuur,
aarde en lucht
Vertaling:
v. 15-19 Want bij elke mens hebben de elementen bepaald
met Gods toestemming
hoe de mens zo zijn leven leiden zal
zoals hiervoor staat beschreven,
zijn tijd (besteden) en ook hoe goed.
Inhoud:
De elementen speelden een belangrijke rol in de middeleeuwse geneeskunde. Een
onevenwicht tussen deze vier elementen kon leiden tot ziekte en zelfs tot de dood. Deze vier
elementen worden ook weerspiegeld in de hand.
v. 20 : mids: mits, dank zij
v. 21 : mach: kan
v. 21 : gracie: genade
v. 22 : nature… haer recht roven: de natuur ontnemen wat haar van rechte toekomt
v. 23 : altoes: altijd
v. 24 : verhaesten: vervroegen, bespoedigen
v. 25 : dickent: dikwijls
v. 25 : ghevalt: gebeurt
v. 25 : somen: sommigen
Vertaling:
v. 20-25 Maar door het bidden van goede lieden
kan de genade van boven
de natuur van haar recht beroven;
want God is altijd nabij.
Ook kan men wel de dood vervroegen
Wat dikwijls gebeurt voor sommigen.
v. 26 : vulcomen: voltooid
v. 27 : wijst: aanduid
v. 27 : te ghesciene: te geschieden
v. 28 : medicine: medici
v. 28 : surgiene: chirurgijnen
v. 29 : hoit: ooit
v. 29 : hoerden: kenden
v. 29 : scrijfture: het schrift;hier: wat geschreven is, de (geleerde) geschriften
v. 30 : alf: half
v. 31 : het en dede: zonder
v. 32 : mogenthede: almacht
Vertaling:
v. 26-32 Maar als de tijd helemaal voltooid is
die de natuur aanduid om te geschieden,
(versta: dat de dood zou plaatsvinden)
dan deden alle medici of chirurgijnen
die ooit de geleerde geschriften kenden
je niet een half uur
daarboven leven, zonder
de genade van Gods Almacht.
Inhoud:
Eenvoudig gezegd komt het erop neer dat wat in de hand te lezen staat onherroepelijk is, wat
dokters ook zouden proberen. De enige die in staat is om een levensloop te veranderen en
verlengen is God. De veelvuldige verwijzingen naar God zijn niet toevallig aangezien de tekst
ontstaan is in een kerkelijke sfeer.
v. 36 : galiene: Galenus van Pergamon (129-216); arts die in de geschiedenis van de westerse
geneeskunde een belangrijke plaats inneemt. Centraal in het denken van Galenus stond de
theorie dat het menselijke lichaam bestaat uit vier lichaamssappen, te weten slijm, bloed, gele
gal en zwarte gal, en dat elk sap een bepaald temperament vertegenwoordigt. Nieuw was dat
Galenus deze sappen koppelde aan de vier elementen water, vuur, lucht en aarde. Galenus
schreef gedurende zijn leven een enorm aantal boeken, waarvan meer dan 100 bekend zijn.
Een deel bestond uit niet-medische onderwerpen zoals filosofie, taalkunde, grammatica,
retorica, ... Zijn werken waren vooral in het Midden Oosten toonaangevend. In de late
middeleeuwen werden zijn werken vertaald naar het Latijn.1
v. 36 : pytatoras: Pythagoras (580 v. Christus – 500 v. Christus); was een Grieks wiskundige,
wijsgeer en hervormer. Hij was overtuigd van de onsterfelijkheid van de ziel en zijn
filosofische en religieuze overtuigingen waren waarschijnlijk van Oosterse, meer bepaald
Indische oorsprong. .
2
v. 37 : prouven: bewijzen
Waardoor hij waarschijnlijk ook in contact gekomen is met de Indische
traditie van handlezen
v. 39 : figure: teken van de dierenriem
v. 40 : wesen: wezen
v. 40 : complexie: is in feite de vochtmenging waarmee bedoeld wordt de verhouding tussen
de vier elementen die het karakter bepaalt
v. 40 : natuur : natuur
v. 42 : hemelichede: geheimen
v. 43 : secreten: geheime
v. 43 : moederbant: moederband
v. 44 : formeren: vormen
1 The New Encyclopaedia Britannica, Volume 5 (15th edition, 1998), p. 82 2 The New Encyclopaedia Britannica, Volume 9 (15th edition, 1998), p. 827-828
v. 45 : alte male: helemaal
Vertaling:
v. 33-45 Dit is in de hand getekend om te zien
zoals filosofen en astronomen
het beschreven hebben en zoals ik het las
bij Galenus en Pythagoras
die het bewijzen met hun argumenten
hoe elke mens van de vier elementen
heeft ontvangen in zijn figuur
zijn wezen, karakter en natuur
en hoe de planeten die ook mede
door middel van de geheimen der natuur
binnen de geheime moederband
de natuur en het wezen helemaal
daar doen uitbeelden in de hand.
Inhoud:
De auteur baseert zich blijkbaar op Latijnse vertalingen van teksten van Galenus en
Pythagoras.
v. 48 : bedieden: duidelijk maken
v. 48 : dietsche: Nederlands
v. 49 : niewer: nergens
v. 49 : hoec: oec (ook)
v. 49 : toeslaen: toevoegen
v. 51 : exponeren: hier: vertalen
v. 53 : ghenoughelic: genoeglijk
v. 53 : bequame: aangenaam
Vertaling:
v. 46-54 omdat niet iedereen
de Latijnse taal verstaat
wil ik het u in het Nederlands duidelijk maken
en nergens ook een woord toevoegen
anders dan wat tot het rijm behoort,
(zo) zal ik het Latijn hier vertalen
zodat de goede mensen ervan kunnen leren.
Want het is genoeglijk en aangenaam.
Nu begin ik in de naam van Maria.
Inhoud:
De auteur zal zijn best doen om een Latijns voorbeeld zo exact mogelijk te vertalen en alleen
veranderingen aanbrengen om het rijm te doen kloppen. Typisch voor middeleeuwse teksten
is de aanroeping van de maagd Maria.
v. 56 : consenteren ende lien: zijn het erover eens en delen mee
v. 58 : vernoomt: vermeld
v. 59 : pytatoras: Pythagoras
v. 60 : deelen: verdelen
v. 60 : conste: studie
v. 61 : nomense: benoemen
v. 62 : principale: belangrijkste
v. 63 : verstane: begrijpen
Vertaling:
v. 55-66 Deze meesters van de filosofie
die het erover eens zijn en meedelen
dat het van de elementen komt.
Galenus die hier wordt vermeld
en Pythagoras die het begon,
verdelen de studie in vier stukken eerst
en benoemen in het Latijn
de vier belangrijkste hoofdlijnen
die zo te begrijpen zijn:
linea vitae en mediaan
en linea tabulis daarbij,
de vierde basis trianguli.
Inhoud:
Wat hier opvalt, is het opnieuw vernoemen van de vier elementen en het feit dat er ook
precies vier hoofdlijnen zijn. We kunnen dus aannemen dat elke hoofdlijn overeenkomt met
een bepaald element. Ook in het handlezen vandaag is nog altijd sprake van vier hoofdlijnen,
al zijn de benamingen lichtjes veranderd maar zie hiervoor de inleidende studie.
v. 69 : hute: u te
v. 74 : ghedietsschen wale: goed in het Diets vertalen
v. 75 : stiper: stut, ook: grondlijn
v. 75 : salicken: sal – ick – en, met de enclitische vorm van het pronomen: en= hem
v. 76 : in: = ic en
v. 76 : naerder: dichterbij
v. 77 : dwers: dwars
v. 77 : duer: door
v. 78 : dorslaet: kruist
v. 80 : merct: bekijk
v. 80 : souct: zoek
v. 81 : verstant: versta
v. 81 : sin:betekenis
Vertaling:
v. 67-81 Linea vitae dat is Latijn,
in het Nederlands kan dat levenslijn zijn,
zo geef ik ze u te begrijpen.
Middelste dat is de mediaan,
linea Tabulis in het Latijn
dat is in het Nederlands taffellijn.
Basis kan ik niet goed in het Diets vertalen
maar stiper (stut) zal ik ze noemen,
-ik kan er niet dichterbij komen-
die dwars door de drie gaat
zodat hij ze alle kruist.
Triangel dat is een driehoek.
Bekijk nu de hand en zoek
en versta ook de betekenis.
Inhoud:
De vertalingen zijn correct alleen heeft de auteur een moeilijkheid met de vierde lijn, de basis
trianguli. Hij vertaalt dit door het Middelnederlandse woord ‘stiper’ wat we nu zouden
vertalen als grondlijn of stut. Al bij al een correcte vertaling aangezien de stiper door de drie
andere lijnen gaat en deze dus min of meer ondersteunt of stut. Waaruit ook blijkt dat de
vertaler weet waarover hij schrijft.
v. 84 : loep: loopt
v. 84 : dume: duim
v. 84 : nevens: naast
v. 85 : ten: naar
Vertaling:
v. 82-85 Als eerste behandel ik om te beginnen
de linea vitae dat is de levenslijn
en die loopt naast de duim
opwaarts naar de arm, begrijp dit goed.
Inhoud:
In de hedendaagse handleeskunde is deze lijn nog steeds levenslijn.
v. 86 : hute: uit
v. 87 : sonder blijf: zonder twijfel
v. 88 : langhe: lang
v. 88 : lijf: leven
v. 89 : deelt: splitst
v. 89 : soe: zij
v. 90 : onwille: leed
v. 90 : in lanc so mee: van langsom meer
v. 91 : eist: is het
v. 91 : baert: splitst
v. 92 : tstic: het stuk
v. 93 : ghanghe: loop
v. 94 : bedructe: bedroefd
v. 95 : hoec: ook
v. 96 : recht: recht
v. 97 : toecommende: naderende
Vertaling:
v. 86-97 Loopt ze het blad van de hand helemaal uit,
dat betekent zonder twijfel
een lang (vooraf) voorziene dood en een lang leven.
Splitst ze zich boven in tweeën
dat is leed van langsom meer.
Is het zo dat zij zich in tweeen splitst
en het stuk naar de arm toe
breder wordt in zijn loop
dat wijst op een bedroefd hart voor lang.
Is het ander breder ook en komt
recht uit de bovengenoemde lijn
dat beduidt naderende blijdschap.
Inhoud:
Hier krijgen we de eerste voorspellingen over wat er je te wachten staat al naargelang de vorm,
lengte en de zijlijnen van de levenslijn.
v. 98 : mense: men ze
v. 99 : stert: staart
v. 99 : drake: draak
v. 100 : tekin: teken
v. 100 : wrake: wraak
v. 101 : gherne: fraag
v. 101 : treghet: verdriet, pijn doet
v. 102 : dreghet: draagt
v. 103 : meerre: groter
v. 104 : zwaren: zware
v. 104: val: tegenslag
v. 106 : ziecheit: ziekte
v. 106 : wee: pijn
v. 108 : haerkine: haartjes
v. 109 : naect: nadert
v. 109 : tide: hier wellicht: levenseinde. Deze betekenis, die als zodanig niet in het
Middelnederlands woordenboek te vinden is, kan men uit de context afleiden.
Vertaling:
v. 98-109 En is het dat men ze doorkruist ziet
krom als de staart van een draak,
dat is het teken dat het hart
graag wraak zou nemen voor wat het verdriet.
En is het dat zij een kruis draagt
en het stuk zelf groter is,
dat betekent een zware tegenslag.
Splitst zij zich in vieren of meer
dat wijst op grote ziekte en hevige pijn.
En naarmate zij meer doorkruist
met lijnen als haartjes –begrijp goed-
des te meer nadert het levenseinde.
v. 110 : side: zijde
v. 111 : ne: bijwoord van negatie
v. 113 : roet: rood
v. 114 : wederstoet: tegenslag
v. 115 : metti: met – di
v. 116 : staen: duren
v. 117 : wende: zich verandert, wijzigt; hier dus: splitst
v. 118 : anthende: an – t- hende : op het eind
v. 120 : langhen: hoge
v. 120 : rede: koorts
Vertaling:
v. 110-120 En is het zo dat aan elke zijde
lijnen lopen die niet komen
aan de levenslijn die we noemden,
die breed, kort en rood zijn,
dat wijst op een grote hevige tegenslag
dat het achteruit met je zal gaan,
maar het kan niet lang duren.
En is het dat zij zich splitst
in twee of drie op het eind,
dat beduidt ook zeker
naderende hoge koorts.
v. 121 : kanten: zijden
v. 122 : verghichtichede: verlamming door jicht
v. 123 : scamp: bedrog
v. 124 : ramp: ramp
v. 125 : tackede: takjes
v. 125 : strune: boomstronk
v. 126 : weedom: pijn
v. 126 : lede: ledematen
v. 127 : gaffele: hooivork
v. 128 : buten: zonder
v. 129 : noch: (ook) nog
v. 130 : algader: geheel en al
v. 130 : wesen: geschieden
v. 131 : verscheeden: het sterven
Vertaling:
v. 121-131 Een stuk beneden naar de zijden toe
dat wijst op verlamming.
Aan de andere kant is het, zonder bedrog,
groot leed of een andere ramp.
Takjes als van een boomstronk
duiden op naderende pijn in de ledematen.
Precies als een vork op het einde
dat is zonder verwanten in ellende
ook nog te wonen hierna,
en dit moet geheel en al geschieden
voor het sterven, begrijp dit goed.
Inhoud:
De voorspellingen worden hier wat wazig en moeilijk te begrijpen. Het is moeilijk in te
schatten hoe de levenslijn precies moet lopen om deze vormen van ellende te moeten
meemaken.
v. 133 : buuch: buig
v. 133 : meenen: bedoeling
v. 134 : cleenen : de kleinste (vinger), de pink
v. 135 : besie: zie
v. 136 : smale: smal
v. 139 : sonderlinghe: in het bijzonder
v. 140 : dolinghe: dwaling
v. 141 : sinnen: zinnen
v. 141 : faelgiert: ontbreekt
v. 143 : linghet: wordt lang
Vertaling:
v. 132-144 Op het einde tussen arm en hand
-buig (om dit te kunnen waarnemen) de duim
naar de vinger naast de pink-
en zie dan onder de duim
een smal lijntje dat
we zusterlijn van de levenslijn noemen,
Is het dat ze naast haar gaat,
dat betekent in het bijzonder
te zijn in grote dwaling
van zinnen. En ontbreekt ze
dan wil de natuur op haar plaats blijven.
En wordt ze lang en wijd
dan nadert het levenseind.
Inhoud:
Waarschijnlijk wordt hier met het ‘op de plaats blijven van de natuur’ bij het ontbreken van
een zusterlijn bedoeld dat er geen sprake is van ‘dwaling van zinnen’, dat men niet
krankzinnig wordt. Dit in tegenstelling tot het wel hebben van die zusterlijn.
v. 145 : hoeftvrauwe: patrones, m.a.w. : de belangrijkste lijn
v. 146 : scauwe: zie, neem waar
v. 147 : coude: koude
v. 147 : complexie: verhouding van de vier lichaamsvochten die elk teruggaan op één van de
vier elementen
v. 147 : albloet: onomwonden
v. 150 : laten bliven: staken
v. 151 : namaels: later
v. 152 : bet: beter
v. 152 : declareren: verklaren
Vertaling:
v. 145-154 Is de levenslijn de patrones
bleek nauw en diep, zie
onomwonden wat een koude complexie (vochtmenging) is.
Breed ondiep en rood
dat wijst op een groot verlangen naar vrouwen.
Dit moet ik hier staken.
Ik zal hier later op terugkeren
en beter de redenen verklaren
als ik van de triangel spreek
al is het dat ik hier kort afbreek.
Inhoud:
Men spreekt van een koude vochtmenging in een lichaam wanneer de elementen water en
lucht dominant zijn. Verder wordt hier vooruitgewezen naar de vierde hoofdlijn, de basis
trianguli, die ook een zeer belangrijke lijn is. Ze vormt samen met de levenslijn dan ook een
belangrijke hoek.
v. 158 : nedren: lagere
v. 163 : profect: perfect
v. 164 : mect: merk
v. 165 : vane: vaandel
v. 166 : haerthede: onmeedogendheid
v. 167 : sciere: snel
v. 167 : cort: spoedig
v. 170 : rike: rijk
v. 170 : rechte wech ter lide: op het rechte pad gebleven
Vertaling:
v. 155-170 De andere heet mediaan
en begint dwars te lopen
in het midden van de palm van de hand.
Loopt zij helemaal uit naar de lagere kant,
dan moet hij, wien leed of lief,
van nature een dief zijn.
Is het dat zij bij het einde kruist
met een lijn en doorgaat
en dan een perfect kruis maakt
of twee of meer, merk dat op,
op het einde zich delend als een vaandel,
daar is onmeedogendheid in te verstaan
snel van streek gebracht zijn en spoedig vergeten,
graag drinken en goed eten
en van hart altijd blij zijn
niet rijk maar op het rechte pad gebleven.
Inhoud:
Vanaf nu volgt een bespreking van alle mogelijke vormen van de tweede hoofdlijn, de
mediaan. Met zich delend als een vaandel wordt waarschijnlijk het zich in tweeën splitsen
bedoeld.
v. 171 : spruter: spruit er
v. 171 : telch: vertakking
v. 173 : min no mee: min of meer
v. 175 : wonden: wonden
v. 178 : weder: terug
v. 180 : te vaster meerre: des te duidelijker
v. 182 : achs: let op
v. 182 : te min: minder
v. 183 : pine: moeite
v. 184 : ordinanchie: volgorde
Vertaling:
v. 171-184 Spruit er een kleine vertakking uit
en komt er dwars nog één
die ze beide kruist min of meer
dan beduiden de twee kruisen
naderende grote wonden
in doodsgevaar.
Gaat deze opwaarts en draait
zich terug in een kruis op het einde
en keert de staart naar de kant,
dan is de betekenis des te duidelijker.
Later zul je de betekenis
beter verstaan; ik let er nu minder op,
en volg om minder moeite
de volgorde van het Latijn.
Inhoud:
Opnieuw wordt er vooruitgewezen naar de basis trianguli en de hoek die ze vormt met de
mediaan. Verder is de behandeling van de mediaan in vergelijking met die van de levenslijn
bijzonder kort.
v. 192 : lasers: melaatsheid
v. 193 : basehudich: dikhuidig
v. 194 : vulloghene: vol leugens
v. 194 : loeshede: valsheid
Vertaling:
v. 185-194 De tafellijn loopt min of meer
dwars zoals de andere twee
voor de vingers aan de kant
van de handpalm
uitgaande tot de kant.
Blijft zij onderweg staan (wordt ze onderbroken)
dat beduidt onderworpen
te zijn aan melaatsheid en anders niets.
Is ze wijd en dik
dat is vol leugens en valsheid (te zijn).
Inhoud:
De bespreking van de derde hoofdlijn, de tafellijn.
v. 195 : verspellen: verduidelijken, uitleggen, vertellen
v. 196 : tellen: spreken
v. 197 : huutganc: uiteinde
v. 197 : nem goem: merk op
v. 198 : boem: boom
v. 199-200 : so… so: hoe… hoe
v. 200 : scamelhede: hier wellicht: armoede
v. 201 : splenterkine: splintertjes
v. 204 : keytivichede: ellende
Vertaling:
v. 195-204 Over haar doorkruisen zal ik u vertellen
als ik van de triangel zal spreken.
Aan haar uitgang, merk dit op,
heeft zij daar takjes als van een boom
hoe meer er zijn, merk op en leer,
hoe meer armoede hij heeft.
Als er splintertjes uitkomen
die als takjes langs de lijn hangen,
dat betekent daar ook
een lange grote ellende.
Inhoud:
Ook de passage over de tafellijn is bijzonder summier.
v. 210 : index: wijsvinger
v. 211 : veechede: toestand van naderende dood
v. 212 : middelsten: middelvinger
v. 212 : lijt: passeert
v. 213 : ghedreeghe: bedreiging
Vertaling:
v. 205-213 Nu heb ik u verteld over de drie.
Basis trianguli, merk dit op,
komt van de eerste vinger gaande
of van de tweede en kruist
deze drie die ik heb vernoemd.
Als zij van de wijsvinger komt,
dat is het naderen van de dood bij voortgaande tijd.
Als ze de middelvinger passeert
dat is met (ondanks) bedreiging lang te leven.
Inhoud:
We zijn aanbeland bij de laatste van de vier hoofdlijnen, de basis trianguli of ‘stiper’.
v. 216 : vort: verder
v. 217 : houke: hoek
v. 218 : besouke: kijk
v. 219 : recht: rechts
v. 224 : keeren: kijken
Vertaling:
v. 214-225 Nu merk op de hand getekend
hoe de mediaan kruist
en verder langs de levenslijn gaat,
dan heb je daar twee hoeken aan:
kijk aan de hoogste kant van de hand
voor de duim rechts staande
waarvandaan de levenslijn komt
en de mediaan ook.
Dat is de derde hoek, merk dan op,
waar we eerst van zullen leren.
Want men moet immers altijd eerst naar het hoofd kijken
vóór de staart.
Inhoud:
De bespreking van de basis trianguli is al voorbij. Hier begint de bespreking van de eerste
hoek gevormd door mediaan en levenslijn.
v. 228: scarp: scherp
v. 230 : leedere: ladder
v. 231 : neghen sticke: verwijzing naar (het bord) van het spel ‘negenstukken’, een bordspel
in de aard van manillen
v. 234 : doot slane: doodslag
Vertaling:
v. 226-234 De hoek die voor de duim loopt
van de levenslijn en de mediaan
is die scherp (dat is te begrijpen)
en komt hij helemaal boven aan de kant
als een ladder (begrijp goed)
of als een figuur van het spel ‘negenstukken’
met kleine kruisjes (let daarop)
dat is een zwaar einde tegemoet te gaan
van onvoorziende doodslag.
v. 236 : vergadert: samenkomt
v. 236 : ghevee: gevaar
v. 237 : ghaende scinen: lijken te komen
v. 240 : dorsleghen: gekruist
v. 241 : vangnesse: gevangenschap
v. 243 : leden: voorbij
v. 243 : soutu: moet je
v. 248 : wonden: wonden of rampen
Vertaling:
v. 235-248 Als de mediaan in twee of meer (plaatsen)
bij haar samenkomt dat wijst op gevaar.
Als uit de hoek haartjes
lijken te komen als van kleine lijntjes
opzij naar de duim toe,
indien dat ze niet gekruist worden,
dan is het een zware gevangenschap.
En is het dat ze daar kruisen,
dan is het voorbij, dat moet je leren.
En als er verder recht uit de hoek
twee of drie lijnen komen
-merk dit op-
is het boven op de kant
dat zijn rampen (littekens?) op de hand.
Inhoud:
Over de betekenis van de laatste vijf verzen kan gediscussieerd worden. Ofwel bedoelt de
auteur dat als je daar die lijnen ziet je een groot ongeluk zal hebben. Ofwel bedoelt hij dat die
lijnen daar niets te betekenen hebben en het gevolg zijn van een verwonding.
v. 250 : dwinen: verdwijnen
v. 251 : besouc: bekijk
v. 252 : neder: verminderen
v. 252 : verre: verder
v. 253 : niewer: nergens
v. 253 : oepen samen
v. 255 : kertelde: gekarteld
v. 255 : onghestade: onbetrouwbaarheid
v. 256 : quade: kwade
v. 258 : spruutkine: twijgjes
v. 259 : ieghen: tegen
v. 260 : scilt: schild
v. 260 : besiden: naast
v. 261 : hake: haak
v. 262 : luxuriusichede: onkuisheid
Vertaling:
v. 249-262 Zoveel als er daar dan verschijnen
en kruisen of verdwijnen
zo(veel) is er geleden. Bekijk (overweeg het ook goed) .
Maar als ze verminderen verder van de hoek
en ze nergens samenkomen
en dan ook daar gekarteld tussen lopen,
dat wijst op onbetrouwbaarheid
meer ten goede dan ten kwade.
Verzamelt zich scherp en naar beneden de staart
(met) gekartelde twijgjes opwaarts
dat betekent geluk tegen de dood.
Een schild ernaast klein of groot
met een haak beduidt
grote onkuisheid.
v. 264 : pointkine: puntjes
v. 265 : recht: precies
v. 265 : middel: middelste
v. 266 : tmenisoen: buikloop
v. 269 : vreese: gevaar
v. 270 : evele caduco: vallende ziekte; vgl. het Latijn: cadere: vallen
v. 271 : ducht: vrees
v. 272 : quale: kwaal
v. 272 : sucht: ziekte
v. 275: gare: volgens het Middelnederlands woordenboek te lezen als : gebare:figuur
v. 276 : bina: bijna
v. 276 : spille: spil, as
v. 280 : duert: duurt
vertaling:
v. 263-280 Merk verder op en zoek:
vind je puntjes in de hoek
precies als sproetjes bleek of rood
dat wijst op buikloop voor de dood.
Als ze lager staan en voortgaan
bij de middelste driehoek
dat wijst op het gevaar
van de vallende ziekte.
Zijn ze groen dan is te vrezen
voor lange kwaal of grote ziekte.
Kijk verder goed hoe ze komt
uit de scherpe hoek genoemd
naar de arm toe in deze vorm
bijna alsof het een spil was
en (met) een staart naar beneden toe
tot de andere lijn gaat:
dat wijst op geluk tot voorspoed
al duurt zijn armoede nog een tijdje.
v. 283 : mids: midden
v. 283 : plein: vlak van de hand
v. 284 : greyn: kern of keurmerk
v. 292 : aestelike: plotseling
v. 293 : keytivich: ellendig
v. 294 : wattire: wat hij er
v. 295: gheset: bepaald
v. 295 : avonture: lot
Vertaling:
v. 281-295 Is het ook zo dat er een lijn komt
van degene die men levenslijn noemt
door haar de driehoek midden in het vlak van de hand:
dit is de kern (keurmerk) van de rede.
En loopt ze naast de mediaan
daar is groot geluk in te verstaan.
En naarmate zij dan verder gaat
als hij begint, dan rijst hij meer (in voorspoed)
indien ze niet raakt
aan degene die men tafellijn noemt.
Loopt zij er in, dan is te verklaren
dat het wiel plotseling zal keren
en (hem) ellendig zal maken als tevoren:
wat hij er ook tegen doet het is verloren moeite,
zo is zijn lot bepaald.
Inhoud:
Zowel kern als keurmerk zijn mogelijke oplossingen in vers 284; al is de betekenis wel
degelijk verschillend.als we vertalen met het woord ‘kern’ betekent dit vers dat daar het
centrum van de rede ligt. Als we vertalen met ‘keurmerk’ betekent het dat personen met een
lijn door het midden van de hand bijzonder rationeel zijn. Het wiel in vers 292 heeft natuurlijk
betrekking op het wiel van fortuna dat het lot (v. 295) van elke mens bepaalt.
v. 296 : die meester der nature: God
v. 300 : deze linie: levenslijn
v. 302 : onwijt: smal
v. 304 : termine: levenseinde
Vertaling:
v. 296-304 Zonder de tussenkomst van de meester der natuur,
die ver boven de natuur gaat,
(zoals tevoren in de proloog staat)
moet dit geschieden, of het hem lief is of leed.
Is deze bovengenoemde lijn
die het geluk zal brengen
diep en smal, dan is het lang daartoe (dan kan het nog lang duren)
naarmate ze meer vermindert en verdwijnt,
des te meer nadert het levenseinde.
Inhoud:
Met ‘bovengenoemde lijn’ in vers 300 wordt waarschijnlijk de levenslijn bedoeld. De tekst
loopt nog een goede 300 verzen door waarin de twee andere hoeken en de bergen van de hand
nog in besproken worden en eindigt met een kort fragment uit een episch gedicht.
Vertaling van de verzen 1-304
1 God , die er altijd was en eeuwig is,
Heeft chiromantie, een kunst,
aan alle levende wezens
in de hand te zien gegeven,
5 aan de lijnen die het bepalen
hoe men zijn tijd zal doorbrengen:
ofwel in voorspoed van bezit,
of in de smart van de armoede;
tussen deze twee, in de wildernis lopen jagen
10 of op zijn plaats te blijven
met groot geluk; in zonden (te zijn)
of in het huwelijk te zijn gebonden;
op het water sterven of op het land:
dit alles toont de binnenkant van de hand.
15 Want bij elke mens hebben de elementen bepaald
met Gods toestemming
hoe de mens zo zijn leven leiden zal
zoals hiervoor staat beschreven,
zijn tijd (besteden) en ook hoe goed.
20 Maar door het bidden van goede lieden
kan de genade van boven
de natuur van haar recht beroven;
want God is altijd nabij.
Ook kan men wel de dood vervroegen
25 Wat dikwijls gebeurt voor sommigen.
Maar als de tijd helemaal voltooid is
die de natuur aanduidde om te geschieden,
(versta: dat de dood zou plaatsvinden)
dan deden alle medici of chirurgijnen
die ooit de geleerde geschriften kenden
30 je niet een half uur
daarboven leven, zonder
de genade van Gods Almacht.
Dit is in de hand getekend om te zien
zoals filosofen en astronomen
35 het beschreven hebben en zoals ik het las
bij Galenus en Pythagoras
die het bewijzen met hun argumenten
hoe elke mens van de vier elementen
heeft ontvangen in zijn figuur
40 zijn wezen, karakter en natuur
en hoe de planeten die ook mede
door middel van de geheimen der natuur
binnen de geheime moederband
de natuur en het wezen helemaal
45 daar doen uitbeelden in de hand.
omdat niet iedereen
de Latijnse taal verstaat
wil ik het u in het Nederlands duidelijk maken
en nergens ook een woord toevoegen
50 anders dan wat tot het rijm behoort,
(zo) zal ik het Latijn hier vertalen
zodat de goede mensen ervan kunnen leren.
Want het is genoeglijk en aangenaam.
Nu begin ik in de naam van Maria.
55 Deze meesters van de filosofie
die het erover eens zijn
dat het van de elementen komt.
Galenus die hier wordt vermeld
en Pythagoras die het begon,
60 verdelen de studie in vier stukken eerst
en benoemen in het Latijn
de vier belangrijkste hoofdlijnen
die zo te begrijpen zijn:
linea vitae en mediaan
65 en linea tabulis daarbij,
de vierde basis trianguli.
Linea vitae dat is Latijn,
in het Nederlands kan dat levenslijn zijn,
zo geef ik ze u te begrijpen.
70 Middelste dat is de mediaan,
linea Tabulis in het Latijn
dat is in het Nederlands taffellijn.
Basis kan ik niet goed
in het Diets vertalen
75 maar stiper (stut) zal ik ze noemen,
-ik kan er niet dichterbij komen-
die dwars door de drie gaat
zodat hij ze alle kruist.
Triangel dat is een driehoek.
80 Bekijk nu de hand en zoek
en versta ook de betekenis.
Als eerste behandel ik om te beginnen
de linea vitae dat is de levenslijn
en die loopt naast de duim
85 opwaarts naar de arm, begrijp dit goed.
Loopt ze het blad van de hand helemaal uit,
dat betekent zonder twijfel
een lang (vooraf) voorziene dood en een lang leven.
Splitst ze zich boven in tweeën
90 dat is leed van langsom meer.
Is het zo dat zij zich in tweeen splitst
en het stuk naar de arm toe
breder wordt in zijn loop
dat wijst op een bedroefd hart voor lang.
95 Is het ander breder ook en komt
recht uit de bovengenoemde lijn
dat beduidt naderende blijdschap.
En is het dat men ze doorkruist ziet
krom als de staart van een draak,
100 dat is het teken dat het hart
graag wraak zou nemen voor wat het verdriet.
En is het dat zij een kruis draagt
en het stuk zelf groter is,
dat betekent een zware tegenslag.
105 Splitst zij zich in vieren of meer
dat wijst op grote ziekte en hevige pijn.
En naarmate zij meer doorkruist
met lijnen als haartjes –begrijp goed-
des te meer nadert het levenseinde.
110 En is het zo dat aan elke zijde
lijnen lopen die niet komen
aan de levenslijn die we noemden,
die breed, kort en rood zijn,
dat wijst op een grote hevige tegenslag
115 dat het achteruit met je zal gaan,
maar het kan niet lang duren.
En is het dat zij zich splitst
in twee of drie op het eind,
dat beduidt ook zeker
120 naderende hoge koorts.
Een stuk beneden naar de zijden toe
dat wijst op verlamming.
Aan de andere kant is het, zonder bedrog,
groot leed of een andere ramp.
125 Takjes als van een boomstronk
duiden op naderende pijn in de ledematen.
Precies als een vork op het einde
dat is zonder verwanten in ellende
ook nog te wonen hierna,
130 en dit moet geheel en al geschieden
voor het sterven, begrijp dit goed.
Op het einde tussen arm en hand
-buig (om dit te kunnen waarnemen) de duim
naar de vinger naast de pink-
135 en zie dan onder de duim
een smal lijntje dat
we zusterlijn van de levenslijn noemen,
Is het dat ze naast haar gaat,
dat betekent in het bijzonder
140 te zijn in grote dwaling
van zinnen. En ontbreekt ze
dan wil de natuur op haar plaats blijven.
En wordt ze lang en wijd
dan nadert het levenseind.
145 Is de levenslijn de patrones
bleek nauw en diep, zie
onomwonden wat een koude complexie (vochtmenging) is.
Breed ondiep en rood
dat wijst op een groot verlangen naar vrouwen.
150 Dit moet ik hier staken.
Ik zal hier later op terugkeren
en beter de redenen verklaren
als ik van de triangel spreek
al is het dat ik hier kort afbreek.
155 De andere heet mediaan
en begint dwars te lopen
in het midden van de palm van de hand.
Loopt zij helemaal uit naar de lagere kant,
dan moet hij, wien leed of lief,
160 van nature een dief zijn.
Is het dat zij bij het einde kruist
met een lijn en doorgaat
en dan een perfect kruis maakt
of twee of meer, merk dat op,
165 op het einde zich delend als een vaandel,
daar is onmeedogendheid in te verstaan
snel van streek gebracht zijn en spoedig vergeten,
graag drinken en goed eten
en van hart altijd blij zijn
170 niet rijk maar op het rechte pad gebleven.
Spruit er een kleine vertakking uit
en komt er dwars nog één
die ze beide kruist min of meer
dan beduiden de twee kruisen
175 naderende grote wonden
in doodsgevaar.
Gaat deze opwaarts en draait
zich terug in een kruis op het einde
en keert de staart naar de kant,
180 dan is de betekenis des te duidelijker.
Later zul je de betekenis
beter verstaan; ik let er nu minder op,
en volg om minder moeite
de volgorde van het Latijn.
185 De tafellijn loopt min of meer
dwars zoals de andere twee
voor de vingers aan de kant
van de handpalm
uitgaande tot de kant.
190 Blijft zij onderweg staan (wordt ze onderbroken)
dat beduidt onderworpen
te zijn aan melaatsheid en anders niets.
Is ze wijd en dik
dat is vol leugens en valsheid (te zijn).
195 Over haar doorkruisen zal ik u vertellen
als ik van de triangel zal spreken.
Aan haar uitgang, merk dit op,
heeft zij daar takjes als van een boom
hoe meer er zijn, merk op en leer,
200 hoe meer armoede hij heeft.
Als er splintertjes uitkomen
die als takjes langs de lijn hangen,
dat betekent daar ook
een lange grote ellende.
205 Nu heb ik u verteld over de drie.
Basis trianguli, merk dit op,
komt van de eerste vinger gaande
of van de tweede en kruist
deze drie die ik heb vernoemd.
210 Als zij van de wijsvinger komt,
dat is het naderen van de dood bij voortgaande tijd.
Als ze de middelvinger passeert
dat is met (ondanks) bedreiging lang te leven.
Nu merk op de hand getekend
215 hoe de mediaan kruist
en verder langs de levenslijn gaat,
dan heb je daar twee hoeken aan:
kijk aan de hoogste kant van de hand
voor de duim rechts staande
220 waarvandaan de levenslijn komt
en de mediaan ook.
Dat is de derde hoek, merk dan op,
waar we eerst van zullen leren.
Want men moet immers altijd eerst naar het hoofd kijken
225 vóór de staart.
De hoek die voor de duim loopt
van de levenslijn en de mediaan
is die scherp (dat is te begrijpen)
en komt hij helemaal boven aan de kant
230 als een ladder (begrijp goed)
of als een figuur van het spel ‘negenstukken’
met kleine kruisjes (let daarop)
dat is een zwaar einde tegemoet te gaan
van onvoorziende doodslag.
235 Als de mediaan in twee of meer (plaatsen)
bij haar samenkomt dat wijst op gevaar.
Als uit de hoek haartjes
lijken te komen als van kleine lijntjes
opzij naar de duim toe,
240 indien dat ze niet gekruist worden,
dan is het een zware gevangenschap.
En is het dat ze daar kruisen,
dan is het voorbij, dat moet je leren.
En als er verder recht uit de hoek
245 twee of drie lijnen komen
-merk dit op-
is het boven op de kant
dat zijn rampen (littekens?) op de hand.
Zoveel als er daar dan verschijnen
250 en kruisen of verdwijnen
zo(veel) is er geleden. Bekijk (overweeg het ook goed) .
Maar als ze verminderen verder van de hoek
en ze nergens samenkomen
en dan ook daar gekarteld tussen lopen,
255 dat wijst op onbetrouwbaarheid
meer ten goede dan ten kwade.
Verzamelt zich scherp en naar beneden de staart
(met) gekartelde twijgjes opwaarts
dat betekent geluk tegen de dood.
260 Een schild ernaast klein of groot
met een haak beduidt
grote onkuisheid.
Merk verder op en zoek:
vind je puntjes in de hoek
265 precies als sproetjes bleek of rood
dat wijst op buikloop voor de dood.
Als ze lager staan en voortgaan
bij de middelste driehoek
dat wijst op het gevaar
270 van de vallende ziekte.
Zijn ze groen dan is te vrezen
voor lange kwaal of grote ziekte.
Kijk verder goed hoe ze komt
uit de scherpe hoek genoemd
275 naar de arm toe in deze vorm
bijna alsof het een spil was
en (met) een staart naar beneden toe
tot de andere lijn gaat:
dat wijst op geluk tot voorspoed
280 al duurt zijn armoede nog een tijdje.
Is het ook zo dat er een lijn komt
van degene die men levenslijn noemt
door haar de driehoek midden in het vlak van de hand:
dit is de kern (keurmerk) van de rede.
285 En loopt ze naast de mediaan
daar is groot geluk in te verstaan.
En naarmate zij dan verder gaat
als hij begint, dan rijst hij meer (in voorspoed)
indien ze niet raakt
290 aan degene die men tafellijn noemt.
Loopt zij er in, dan is te verklaren
dat het wiel plotseling zal keren
en (hem) ellendig zal maken als tevoren:
wat hij er ook tegen doet het is verloren moeite,
295 Zonder de tussenkomst
van de meester der natuur,
die ver boven de natuur gaat,
(zoals tevoren in de proloog staat)
moet dit geschieden, of het hem lief is of leed.
300 Is deze bovengenoemde lijn
die het geluk zal brengen
diep en smal, dan is het lang daartoe (dan kan het nog lang duren)
naarmate ze meer vermindert en verdwijnt,
des te meer nadert het levenseinde.
Zo is zijn lot bepaald.