Download - Special People by Dito
>>
42 dito
Het nieuwe goud van Hans van Breukelen
Hans van Breukelen is een van de meest gevraagde voormalige topsporters in het lezingencircuit. Onlangs
schreef hij Winnen, een baanbrekend boek over talentontwikkeling bij voetballers. Ook voor niet-voetballers die
een optimale prestatie willen leveren, is Winnen een aanrader.
e oud-doelman, die in 1988 met
Oranje het EK won, begint zijn
optreden met een vlammende introductiefilm.
Zijn penaltystop tijdens de met 2-0 gewonnen
finale is daarin het onbetwiste hoogtepunt.
Ook zijn intimiderende knipoog naar Bela-
nov, de strafschopnemer, komt weer voorbij.
Pal voor zijn aanloop liet de doelman de Rus
weten zijn hoek te kennen. In de zaal met
zestig verkopers van betonproducten ontstaat
prompt opnieuw die Oranje-euforie. Wat een
heldenmoed demonstreerde Van Breukelen
(55) toen. Maar ook ‘het polletje’ is in de film
opgenomen. In 1987 wilde de PSV-doelman
in De Kuip de bal laten stuiteren, maar door
de modder bleef de bal liggen. Van Breukelen
raapte daarna onreglementair de bal op en
kreeg een vrije trap tegen. Feijenoord scoorde
hieruit en kwam daardoor op gelijke hoogte
met PSV.
Sindsdien leek het voetbalpubliek De Breuk
voor eeuwig aan het graspolletje te herinne-
ren. De stoere goalie begon alsmaar slechter
te presteren en werd gepasseerd voor Oranje.
Maar De Breuk herrees uit zijn as. Enkele
maanden voor de EK-finale pakte hij met PSV
behalve het landskampioenschap en de natio-
nale beker de Europa Cup 1. In de finale tegen
Benfica stopte hij in de strafschoppenserie
een pingel, waardoor PSV won.
Vallen, opstaan en weer doorgaan: het is Hans
van Breukelen ten voeten uit. En als iemand
daarover meeslepend vertellen kan, is hij het.
“Een jaar voor de EK-finale overwoog ik nog
mijn wagen te parkeren tegen een boom”,
zegt de voormalige onderwijzer/leraar. “Ik
werd zowat in alle stadions uitgefloten, wilde
vluchten naar het buitenland en ging elke dag
met een zak aardappels op mijn rug het veld
op. Terwijl keepen nota bene mijn hobby was.
Maar een jaar later won ik alles wat een kee-
per maar kan winnen. Hoe kan dat?”
Nu heeft Van Breukelen al eerder het schijn-
baar onmogelijke gepresteerd. Bij het Biltse
BVC stond hij te boek als matig getalenteerd.
Maar toch brak hij door: de keeper speelde
negentien jaar topvoetbal bij respectievelijk
FC Utrecht, Nottingham Forest, PSV en het
Nederlands elftal, waarvoor hij 73 maal uit-
kwam. Op zijn erelijst staan zes landskampi-
oenschappen, drie KNVB-bekers en twee gou-
den Europese bekers.
Ook na zijn sportieve carrière timmerde hij
aan de weg. Hij was onder meer drie jaar
onderdirecteur van een retailbedrijf en drie
jaar technisch directeur van FC Utrecht.
Sinds 2000 is hij als ZZP’er actief in bedrij-
ven, stichtingen en goede doelen, zoals SOS
Kinderdorpen. Maar zijn corebusiness bestaat
uit lezingen, workshops en seminars geven.
Bovendien is hij actief als dagvoorzitter tij-
dens congressen en symposia. Volgens Jan
Kroon van Romein Beton wist Van Breukelen
zijn verkopers enorm te inspireren: “Iedereen
beseft dat pech je kan overkomen, maar veel
belangrijker is het hoe je ermee omgaat.” In-
spirerend is ook zijn voetbalboek Winnen, van
talent naar topspeler, een praktische handlei-
ding om het beste uit jezelf te halen. Ook voor
ondernemers is het boek een aanrader.
Volgens de ‘kenners’ heb je als keeper alles
uit je mogelijkheden gehaald?
“Als ik toen wist wat ik allemaal in mijn boek
heb verwoord, had ik er wellicht nog meer uit
gehaald. Ik was namelijk te obsessief bezig.
Ik genoot te weinig. Zeker na dat polletje-
incident ging ik met een zak aardappels op
mijn rug het veld op. Nou, dan zweef je niet
makkelijk meer naar de kruising, hoor. Onder
andere door de sessies met haptonoom Ted
Troost kwam ik weer beter in mijn vel te zit-
ten. Bovendien ging ik met een andere bril
naar mezelf en de buitenwereld kijken. Zo
D
‘Winnen is iets anders dan scoren’
dito 43
by ditospecial people
stak ik bijvoorbeeld geen energie meer in
zaken die ik toch niet in de hand had, zo-
als het publiek, de media, de scheidsrech-
ter en het veld. Daardoor kwam ik weer uit
het dal.”
In je boek beschrijf je voetbal als een
denksport. Je lichaam is de slaaf van je
hersenen. Geldt dat ook voor onderne-
men?
“Ja, het enige waarop we echt vat heb-
ben en dat we kunnen sturen, zijn onze
gedachten. Pech, rampen: iedereen kan
het overkomen. Maar de vraag is: hoe ga
je hiermee om? Ondernemers kunnen zich
boos maken over de banken, die geen geld
meer uitlenen. Of over bijvoorbeeld de
straatcriminaliteit, de politiek of de over-
heid. Maar waarom zou je je richten op
zaken die buiten je invloedssferen liggen?
Steek je energie juist in zaken waarop je
wel invloed hebt.”
Keihard werken dus!
“Ja! Dirk Kuijt zegt: ‘Doe alles wat in je
vermogen ligt om met het beste resultaat
van het veld te komen.’ Maar pas op! Jo-
han Cruijff zei ooit over een hardwerkende
middenvelder: ‘Hij heeft wel loopver-
mogen, maar weet niet waar hij naartoe
moet.’ Verspilde energie dus. Ik zeg vaak:
‘Stop eens met rennen en vliegen. Bestrijd
drukte niet met nog meer drukte. Neem
juist afstand, beraad je eens. Welke stap-
pen kun je zetten om bijvoorbeeld de cri-
sis aan te pakken? Hoe sta je ervoor, waar
wil je over enkele jaren staan, welke stap-
pen moet je dan zetten? Waarmee gaan we
door, wat moet anders, welke activiteiten
stoten we af?’ Een ondernemer moet re-
gelmatig de tijd nemen om de strategie
te bepalen. Daarbij komen ook intuïtie en
creativiteit om de hoek kijken. Die eigen-
schappen ontwikkelen zich beter in rust
dan in stress en drukte.”
Het is een valkuil waar velen keer op
keer in vallen.
“Klopt! Ook ik, hoor. Toen ik directeur was
bij FC Utrecht, werkte ik dag en nacht. Ik
bedreef politiek met het bestuur, streed
met de pers. Het liet me geen moment los.
Maar genieten, ho maar. Met winnen heeft
het niks te maken. Wel met scoren: met
succes boeken op de korte termijn, met
koste wat kost mijn gelijk binnenslepen.
Heel vermoeiend. Onder winnen versta ik
iets anders. Dat is het maximale uit jezelf
halen, terwijl je daaraan veel plezier be-
leeft en dat plezier deelt met je collega’s,
vrienden, gezin en partner. Dat genereert
namelijk energie om uiteindelijk optimaal
te presteren. Voorwaarde is wel dat ik dat
alleen kan, en velen met mij, als ik lekker
in mijn vel steek.”
Heb je daarvan voorbeelden?
“Wim van der Leegte van de VDL Groep
leidt al jarenlang een familiebedrijf met
bijna tachtig werkmaatschappijen. Deze
bieden werk aan duizenden mensen, ze
zijn actief in zestien landen. Heel knap!
Het valt me sowieso op dat gedegen fa-
miliebedrijven beter presteren. Vaak zitten
de ondernemers met hun eigen geld in het
bedrijf. Daardoor gaan ze tot het uiterste,
blijven ze ook in magere tijden investe-
ren. Ook weten ze beter hun medewerkers
te raken, omdat ze hen vaak al jarenlang
persoonlijk kennen. Dat genereert vaak
vertrouwen, rust. Maar het hoeft niet alle-
maal zo groot te zijn, hoor. Tim en Martin
uit mijn woonplaats Leende startten acht
jaar geleden een typisch Engels theehuis.
Ze doen er van alles bij: fietstochten,
workshops. Het is een aanklever. Gewel-
dig! Vooral ook omdat ze precies doen wat
ze willen doen. Het belangrijkste is dat je
je eens afvraagt: staat de ladder nog wel
bij de juiste muur? Ofwel: doe ik nog wat
44 dito
‘In 1987 overwoog ik nog mijn wagen tegen een boom te parkeren’
ik leuk vind en waarin ik goed ben? Dan is
namelijk de basis van succes al gelegd.”
Nog meer winnaars?
“Karen, mijn vrouw, overleed twee jaar gele-
den aan kanker. Ze bleef echter voortdurend
de nadruk leggen op de dingen die ze wel
kon. Lopen kon ze niet meer, maar fietsen
lukte haar nog als de beste. Dus gingen we
een uurtje fietsen, pakten we onderweg een
terrasje en zaten we met zijn tweetjes ge-
zellig te buurten. Ofwel: we maakten er nog
een feestje van door de dingen te doen die
we samen nog wel konden doen. Bovendien
zagen onze drie kinderen, die ver in de twin-
tig zijn, hoe sterk hun moeder was. Karen en
ik spraken ook over het leven na haar dood.
‘Hans,’ zei ze, ‘je bent geen mens die alleen
kan leven. Zoek alsjeblieft een partner met
wie je gelukkig verder kunt leven.’ Mooi dat
je vrouw dat nog aan je kan meegeven. Ik
heb inmiddels weer een leuke en lieve vrouw
ontmoet. Carolien heeft Karen gekend, ze
hebben vier jaar met elkaar geturnd. Ik ben
weer net zo verliefd als destijds op Karen.
Maar de twijfel sloeg in eerste instantie toe:
kan dat, mag dat, is dat niet raar tegenover
je overleden vrouw? Maar mede door de
toestemming destijds van Karen kan ik nu
enorm van mijn nieuwe relatie genieten.”
Karen is belangrijk voor je sportcarrière
geweest. Achter iedere grote onderne-
mer staat vaak een nog grotere vrouw.
“Nee, een grote vrouw staat niet alleen
achter hem, maar veel meer naast hem.
En op bepaalde momenten er zelfs voor!
Op het moment dat je in een dippie zit
en thuis komt, is het enorm waardevol om
een partner te treffen die zegt: ‘Hé joh,
kom op, er tegenaan! Rug recht, borst
vooruit.’ Dat zijn vrouwen die je echt groot
kunnen maken.”
Maar echt groot ben je nog niet; je work-
shops duren slechts een dag. Waarom
niet een totaalprogramma aanbieden
van pakweg tien weekends? Of waarom
niet open seminars met duizenden deel-
nemers organiseren?
“Als je werk je hobby is, hoef je nooit meer
te werken. Maar de valkuil daarbij is dat je
alsmaar doorgaat en de mensen in je direc-
te omgeving vergeet. Daarom is het goed
dat thuis iemand zit die zegt: ‘Hallo, wij
zijn er ook nog!’ Karin leerde me dat ik bij-
voorbeeld in de zomer zes weken helemaal
niks hoefde te doen. Lekker thuis zitten,
met mijn gezin en vrienden. Gezellig bijka-
kelen, filosoferen over het leven, met een
glaasje wijn en borrelnootje erbij. Of lekker
op de bank naar sport kijken en daarna met
de fiets de natuur in. Heerlijk! Ik ga ook re-
gelmatig weekendjes weg. Laatst bezocht ik
de musical Soldaat van Oranje. Echt fantas-
tisch! Ik ben echt een gezinsmens. Met zijn
allen gingen we naar Nepal, Zuid-Afrika,
Canada en de VS. We praten er thuis nu nog
over. Ik heb twee zonen en een dochter. De
tweede is echt een handelaartje: hij impor-
teert Japanse horloges en schilderijen uit
Bali en verkoopt zonnebrillen.”
Van wie heeft hij dat?
“Van mij! Mijn opa had in Schoonhoven
een melkwinkel. Mijn vader nam die na de
oorlog over, maar uiteindelijk verhuisde
hij naar de Bilt, waar hij op het labora-
torium van de melkcentrale ging werken.
We woonden in een huurhuis. Mijn ou-
ders dachten: als je een huis hebt, heb je
schuld. Ik keek daar snel anders tegenaan.
Ik ben nieuwsgierig en geïnteresseerd in
mensen. In het voetbal ontmoette ik in
de businessclub vaak ondernemers. Hun
drang naar vrijheid herken ik. Als eigen
baas bepaal ik zelf mijn agenda en met
wie ik werk. Ik heb dagen dat ik om ze-
ven uur ’s ochtends de deur uit rijd, ‘s
ochtends een workshop geef, ‘s middags
een voorbespreking doe en ’s avonds een
lezing geef. Dan kom ik pas om twaalf uur
thuis en spring ik nog van de energie. Dat
is toch goud!” n
dito 45
by ditospecial people
Inspirators
Nelson Mandela
Barack Obama
Bert Tiggelaar
Robert Benninga
Top 3 voetbalcoaches
Hiddink en Michels
Louis van Gaal
Topsporters
Sven Kramer
Marleen Veldhuis
Epke Zonderland
Hans van Breukelens favorIeTen
62 dito
Foto
: Mar
ijke
Aerd
en
Hij wil de wereld veranderen. En als het even kan helpen haar ’stiekem’ een beetje te verbeteren.
Zijn grote droom: de honger en armoede in Afrika stoppen. Hoe? Met een simpele schep. Te mooi
om waar te zijn? Wie even langer met Dennis Karpes spreekt, weet al snel beter. ‘Think different’ is
zijn mantra. “Dit wordt een van de grootste marketingcases van de komende 25 jaar.” En tja… dat
zou hem zomaar eens kunnen lukken.
>>
ennis Karpes ontvangt
Dito in zijn bescheiden
huis, gelegen in een dorpsstraat in een
vriendelijk plaatsje in Noord-Holland.
Tijdens het interview blijkt hij een man
te zijn die grote uitspraken en visio-
naire vergezichten niet schuwt. Maar
gek genoeg klinkt het uit zijn mond
geen enkel moment onbescheiden. Hier
spreekt een man op een missie. Gedre-
ven, doelgericht en met een trackrecord
waardoor je hem graag het voordeel van
de twijfel gunt.
Jaren geleden was hij spijkerbroeken-
verkoper. Onder meer van het wereld-
beroemde Levi’s, waarvoor hij de mar-
keting mocht doen. Tot hij genoeg had
van de jeanswereld. Vragen over zinge-
ving borrelden rond zijn dertigste bij
hem op. Is dit het nu? Hij volgde zijn
hart en ging zich inzetten voor zijn
grote liefde: Afrika.
Het bleek de start van een carrière waar-
in hij zijn marketingexpertise inzet om
letterlijk de grote problemen van de we-
reld op een innovatieve manier te helpen
oplossen. Als wij hem spreken, is hij net
terug uit China. Daar deed hij als Young
Global Leader – de jongerendenktank van
het World Economic Forum – een week
lang intensieve werksessies met onder
anderen de premier van China en presi-
dent-directeuren van Forbes 500-bedrij-
ven. Het zijn momenten waarop hij zich
volzuigt met informatie en de gelegen-
heid krijgt om op het hoogste niveau te
netwerken en wereldleiders voor zijn am-
bitieuze plannen te winnen.
Dance4Life
Ruim tien jaar geleden ontwikkelde Kar-
pes een vooruitstrevend plan, dat hij aan
de keukentafel in een vlaag van grote in-
spiratie schreef. Een klassiek geval van
een eurekamoment. Een plan waarin zijn
drie grote liefdes samenkwamen: Afrika,
dancemuziek en multimediatechnologie.
Zijn doel was niet meer of minder dan
een nieuw eigentijds charitymerk neer te
zetten dat net zo bekend zou worden als
Apple. Dance4Life doopte hij zijn con-
cept. Een volstrekt nieuwe manier om
jongeren uit de hele wereld te wijzen op
de gevaren van aids en hiv en daarmee
aids in de wereld terug te dringen.
Na het plan nog twee jaar apart te heb-
ben gelegd – een periode waarin hij werd
gevraagd om het spraakmakende ver-
dito 63
by ditoreportage
D
Van spijkerbroekenverkoper tot
wereldverbeteraar
Dennis Karpes
antwoorde jeansmerk Kuyichi op de kaart
te zetten – werd Dance4Life direct na
de start een daverend succes. Het idee
erachter was simpel: niet de zoveelste
voorlichtingscampagne voor jongeren,
maar een campagne waarmee tieners
echt worden geraakt. Met als simpel me-
dium de universele taal van het dansen.
Het motto: ‘Start dancing, stop aids’.
De kern van de campagne is een seri-
eus educatietraject. Hij stopte in eerste
instantie eigen geld in het idee en had
binnen een halfjaar met behulp van over-
heid, corporate sponsors, mediapartners
en hiv-organisaties de financiering en de
organisatie definitief rond.
In 2004 was er het eerste Dance for
Live-wereldevent, dat hij samen met zijn
toenmalige businesspartner en ervaren
eventorganisator Ilco van der Linden
(onder andere van de Bevrijdingsfes-
tivals) organiseerde. En er zouden er
meer volgen, om de twee jaar. Dennis:
“In Jaarbeurs Utrecht stonden 25.000
tieners te dansen. En dat gebeurde dus
precies op hetzelfde moment ook in Oe-
ganda, Turkije, Mexico, Zambia, Tanzania
en noem maar op. Op een gegeven mo-
ment waren 28 steden met elkaar verbon-
den via een satellietlink.. Dwars door de
tijdzones heen. Dansende tieners konden
elkaar wereldwijd horen en zien en bijna
voelen. Ik herinner mij nog de momenten
waarop de verbinding voor het eerst tot
stand kwam. En dan zie je tienduizend
kids in the middle of nowhere ergens in
Afrika naar het scherm kijken en wach-
ten op ons in Nederland. En toen het
magische moment dat de verbinding er
was. Een eruptie van verbondenheid.
Elektrisch. Echt kippenvel. En daarna de
verbindingen met alle andere landen. Net
als het Eurovisiesongfestival. Als je daar
tussen staat, is dat een live changing ge-
beurtenis.”
Na de succesvolle start ging het project
in volle vaart verder. In 2006 scoorde
hij een wereldhit met DJ Tiësto en Maxi
Jazz. Tiësto (“Ik heb hem twee jaar he-
lemaal gek gemaakt tot hij meedeed”)
maakte de Dance4Live-video een promi-
nent onderdeel van zijn multimediashow
waarmee hij op wereldtournee was. In
één klap honderdduizenden jongeren
bereikt. Karpes ging verder en wist we-
reldleiders als Desmond Tutu als ambas-
sadeur van Dance4Life te strikken. Het
succes bracht hem in contact met een
interessant circuit van internationale lei-
ders van naam en faam. “Ik ben zelf soms
Millenniumdoelen
De millenniumdoelstellingen, ofwel
United Nations Millennium Development
Goals, richten zich op het uitbannen van
wereldwijde armoede. Regeringsleiders
van 189 landen hebben in 2000 de
United Nations Millennium Declaration
ondertekend. Daarmee verbinden zij
zich aan het behalen van de doelstel-
lingen. De millenniumdoelstellingen zijn
vertaald in acht concrete doelen, die in
2015 moeten worden behaald. De voort-
gang wordt gemeten ten opzichte van de
situatie in 1990. Zo moet bijvoorbeeld
tussen 1990 en 2015 het aantal mensen
dat honger lijdt, zijn gehalveerd.
De acht doelen zijn:
1. Het uitbannen van extreme armoede
en honger
2. Het bereiken van een universele
basiseducatie
3. Gelijkwaardigheid tussen mannen en
vrouwen
4. Het tegengaan van kindersterfte
5. Het tegengaan van moedersterfte
6. Het uitbannen van hiv/aids, malaria
en andere ziekten
7. De bescherming van een duurzaam
leefmilieu
8. Het ontwikkelen van een wereldwijde
samenwerking voor ontwikkeling
64 dito
‘Ik heb DJ Tiësto twee jaar helemaal gek gemaakt’
Dennis met DJ Tiësto en collega Wessel van Eeden.
by ditoreportage
dito 65
>>
verbaasd over hoe dat in zijn werk gaat”,
vertelt hij. “Opeens stond ik geprogram-
meerd op bijeenkomsten tussen sprekers
als Richard Branson en een Nobelprijswi-
naar om over mijn visie te praten. Ik wist
niet wat mij overkwam.” Hij werd zelfs
voorgedragen voor en toegelaten tot het
prestigieuze The Forum of Young Global
Leaders, de jongerenorganisatie van het
World Economic Forum waarin wereldlei-
ders problemen in de wereld bespreken
(zie kader).
Verenigde Naties
Ook de hoogste baas van de Verenigde Na-
ties met aidspreventie in zijn portefeuille
ontging het succes van de Dance4Life-
campagne niet: “Dit is een volledige re-
branding van de strijd tegen hiv en aids”,
sprak hij bewonderend na een presenta-
tie van Karpes. Inmiddels heeft Dennis
zich uit Dance4Life teruggetrokken. Nog
altijd worden de educatieprogramma’s
en dance-evenementen gehouden (het
volgende worldevent staat voor 2012 op
het programma), maar de professionele
wereldverbeteraar heeft zijn pijlen nu
gericht op een nieuw charityproject. Zijn
nieuwste initiatief heet Naga Foundation.
Een stichting die de wereld wil vergroe-
nen en daarmee de armoede en honger
in onder meer Afrika met een even ver-
nieuwend als simpel idee wil oplossen.
Zeer recent kreeg Naga Foundation de
toezegging van enkele grote fondsen en
familiestichtingen die substantieel in het
project gaan investeren.
Waarom opnieuw Afrika?
“Na het afronden van mijn heao-oplei-
ding ben ik in 1994 op mijn 24ste een
paar maanden vertrokken naar Zuid-Afri-
ka. Ik wist niet goed wat ik moest doen
en hoorde dat daar te gekke golven zijn.
Ik was en ben nog steeds een surf dude
die graag leeft op en rond het strand.
Ik was in die tijd onder meer testsurfer
van Wind Surf Magazine. Eenmaal daar
ervoer ik de schoonheid van Zuid-Afrika.
Maar ook de donkere kant van dat land:
armoede, geweld, hiv en aids. Na een
paar maanden ging ik terug. Zuid-Afrika
zat in mijn hart. Ik weet nog goed dat
ik staande voor de Tafelberg met mij zelf
hardop afsprak: wat ga jij voor dit land
terugdoen? En dat werd Dance4Life. Het
terugdringen van hiv en aids is één van
de acht Millennium Goal. Het rebranden
van wereldproblemen is in feite mijn
missie geworden. Mijn nieuwe doel is om
met Naga Foundation de wereld te ver-
groenen en daarmee de extreme armoede
en honger uit te bannen, een ander Mil-
lennium Goals. De urgentie is hoog. Kijk
maar naar wat er momenteel in de Hoorn
van Afrika gebeurt.”
Wat is anders aan jouw marketingaanpak?
“Op mijn eerste reis in Zuid-Afrika zag
ik een jongen met een opvallende tekst
op zijn T-shirt: ‘Tell me and I will forget.
Show me and I may remember. Involve
me and I will understand’. Inspiratie,
educatie, activatie en celebratie. Bij
Naga is die betrokkenheid gekoppeld aan
een handelingsperspectief ook de spil.
Giro 555 komt nauwelijks meer binnen bij
de mensen, hoe spijtig ook. We moeten
zoeken naar andere vormen om mensen
daadwerkelijk in beweging te krijgen.”
Wat is het doel van Naga?
“Wij willen verwoestijnde, kurkdroge
gebieden zoals in Afrika letterlijk weer
groen en vruchtbaar maken. Dat doen
we met een heel simpele techniek. De
essentie is: het verbeteren van de wa-
teropvangcapaciteit van de bodem door
te graven en te wachten op regen. Re-
genwater wordt vervolgens ondergronds
verdampingsvrij opgeslagen. Planten en
bomen kunnen weer wortelen, door de
vegetatie ontstaat er verdamping en
Met de Dalai Lama. Met Desmond Tutu. Met president Shimon Perez
van Israël.
Met Dr. Ngozi Okonja Iweala,
Managing Dir. Wereldbank.
daalt de temperatuur en zo krijg je weer
steeds vaker en regelmatiger regenval. Er
kan weer verbouwd worden en dus kun-
nen mensen en dieren weer eten. Naga
staat voor: kickstarting mother nature.”
Hoe ben je hierop gekomen?
“Ik ben in contact gekomen met Peter
Westerveld, een kunstenaar, visionair
én groot Afrikakenner. Hij is geboren in
Afrika en spreekt de inheemse taal. Wes-
terveld werkte als parkwachter in Kenia
toen hij een auto-ongeluk kreeg. Toen
hij na tweeënhalf jaar revalidatie terug-
kwam, zag hij de afbraak van de wereld.
Tot zijn grote verdriet. Hij zag de ontbos-
sing en verdorring om zich heen grijpen.
Het gebrek aan water is het grootste pro-
bleem, zei men. Maar in Afrika is er ge-
noeg regenval. Er zijn namelijk maar heel
weinig plekken op de wereld waar het
niet regent. Het probleem is dat de grond
het water niet absorbeert. Peter zag dat
en heeft de oplossing. In Afrika noemen
ze hem de witte Masai. En ik geloof hem
en help hem zijn ideeën te realiseren.”
Waar staat de naam Naga voor?
“Het woord komt uit het Sanskriet en
staat voor een klasse van bovennatuur-
lijke wezens, ook wel the bringers of rain
and the guardians of water. Peter is een
Naga. Hij is een rainmaker, Crocodile
Dundee, intellectueel en kunstenaar in-
een. December 2009 besloten Peter en
ik samen met Fried-Jan Unger en Paul
Martijn definitief samen te gaan werken.
Waarbij we onszelf de opdracht gaven om
fondsen te werven en de organisatie neer
te zetten om zijn gedachtegoed te ver-
spreiden. Toevallig of niet las ik diezelfde
dag een verhaal over Nagabeelden. Toen
hebben we Nagafoundation.org meteen
vastgelegd. Toen ik dat intikte, wist ik:
we zijn begonnen.”
Hoe werkt zijn techniek precies?
“Met de zogenoemde contourtrencht-
echniek maak je in het landschap grote
geulen in de harde, verdroogde aarde. De
bovenste zestig centimeter van verdorde
grond is zo verdicht dat die ondoordring-
baar is geworden. Het regenwater komt
daar dus niet de grond in. Door sleuven
te graven in de grond maak je een soort
droge sloten die het water opvangen. En
omdat ze een meter diep zijn kom je on-
der die verdichte bodemlaag. Met deze
techniek kun je het water wel vasthou-
den en de bodem verzadigen. Zo wordt
de grond weer vruchtbaar en ontstaat
begroeiing.”
Dat kun je toch ook bereiken met irrigatie?
“De dimensies van ontbossing in Afrika
zijn momenteel zo groot dat daar niet
handmatig tegen valt te irrigeren of te
herbebossen. Dat is het grote probleem.
Met contourtrenching zie je dat er na
regenval nieuwe begroeiing komt op
plekken waar de techniek is toegepast.
Er vindt dus een soort automatische her-
bebossing plaats. Eigenlijk is de techniek
gebaseerd op oude inheemse technieken
die in onbruik zijn geraakt.”
Wat zijn de resultaten tot nu toe?
“In Mali wordt op sommige plekken nu
vier keer per jaar geoogst in plaats van
één keer. Het wordt ook succesvol toege-
66 dito
‘Wij gaan de wereld vragen om virtueel mee te graven’
Met Neville Isdell
(CEO Coca-Cola Company)
en Auma Obama (zus van).
Met Klaus Schwab,
founder & chairman WEF.
In gesprek met Bono. Met Nobelprijswinnaar Jane Goodall.
past in Rwanda, Tanzania en Kenia. Zo-
dra de grond weer vruchtbaar is, starten
we duurzame ecologische projecten. Dat
doen we hand in hand met lokalen. Zoals
in Burkina Faso met de productie van ca-
shewnoten en katoen. En in Kenia wordt
met jatropha gewerkt, een plant die goed
gedijt op droge grond en die door zijn
wortelstelsel bijdraagt aan een gezonde
bodemstructuur. Van de zaden van deze
plant wordt jatrophaolie gemaakt, die
als biobrandstof gebruikt kan worden.
Met deze veelbelovende brandstof zijn al
vliegtuigen omhoog gegaan.”
Wat vindt de wetenschappelijke wereld
van jullie techniek?
“Wij zijn volop bezig om deskundigen,
zoals bodemonderzoekers en plantenwe-
tenschappers van bijvoorbeeld de uni-
versiteiten van Wageningen, Utrecht en
Leiden, bij ons project te betrekken. We
krijgen veel steun uit die hoek. Met hen
gaan we een monitoring- en evaluatie-
programma opstarten. Samen willen we
het concept steeds verder aanscherpen.
Want er zijn meer technieken mogelijk
dan alleen contourtrenching. Naga Foun-
dation wil een expertisecentrum zijn op
dit gebied waar alle kennis verankerd
gaat worden.
Waarom wordt dit volgens jou een succes?
“De eenvoud van de techniek. Het onder-
werp is urgent en actueel. Giro 555 voelt
niet als een structurele oplossing. Het
universele karakter van een schep is zo
oud als de mensheid. Iedereen begrijpt
dat. En wij gaan de wereld vragen om vir-
tueel mee te graven. Van Nederland tot
India. Voor een bedrag dat jij zelf wilt
storten. Crowdsourcing heet dat in inter-
nettermen. We zetten onder meer social
media in. En iedereen die meedoet, krijgt
letterlijk te zien hoe dorre gebieden lang-
zaam groen worden. Via mijn netwerk
van onder anderen Young Global Leaders
heb ik gelukkig rechtstreeks toegang tot
grote mediapartners van wereldformaat.
Het feit dat Peter verwoestijnde gebieden
weer groen kan maken, is goud waard. De
druk op grond wordt alleen maar groter.
We zijn met zeven miljard mensen op de
wereld, en binnen afzienbare tijd zelfs
met negen miljard. Als we dus dode grond
vruchtbaar kunnen maken, is dat baan-
brekend. Dan heb je echt een structurele
oplossing in handen. Als Peter zijn werk
kan doen, worden hele gebieden getrans-
formeerd. Wij hebben de ingrediënten
om een van de grootste marketingcases
van de komende 25 jaar neer te zetten.
Ik weet dat dat lekker ambitieus klinkt.
Maar daaraan heb ik eigenlijk geen bood-
schap. Wat de mensheid heel goed kan,
is dingen kapotmaken. Wij kunnen dit
herstellen.” n
dito 67
by ditoreportage
Jonge wereldleiders
In 2008 werd Dennis Karpes benoemd tot Young Global Leader
(YGL). Dit is de jongerendenktank van het World Economic
Forum, waarin alle grote leiders en denkers bij elkaar komen. Het
doel van Young Global Leaders zit in de naam van de organisatie
besloten: hier worden de wereldleiders van de toekomst gekneed.
Er zitten wereldverbeteraars bij zoals Karpes, maar ook miljar-
dairs. Mannen als Bill Gates, Bono, Tony Blair en de koning van
Bhutan behoorden ooit tot deze exclusieve jongerenclub. Ook
Facebookoprichter Mark Zuckerberg en de Google-oprichters
waren (tot voor kort) lid. Kortom, een illuster gezelschap dat een
ongekend sterk netwerk vertegenwoordigt. Om in aanmerking voor
het lidmaatschap te komen, moet je jonger zijn dan 40 jaar en moet je uitzonderlijk gepresteerd hebben
in je vakgebied en de potentie hebben om bij te dragen aan het creëren van een betere wereld. Tenslotte
moet je worden voorgedragen. Het aantal aanmeldingen bedraagt zo’n zesduizend per jaar. Circa honderd
tot maximaal tweehonderd nieuwe leden worden na een strenge selectie en screening toegelaten. Het
lidmaatschap is voor maximaal vijf jaar.
Karpes: “Zo’n tien keer per jaar komen we met ongeveer driehonderd Young Global Leaders bij elkaar,
steeds op een ander continent. We worden dan door zeer leerzame programma’s getrokken. In werkgroepen
praten we over oplossingen voor het klimaat, de financiële crisis, de wereldgezondheid en andere thema’s.
In zogenoemde Meet the Leader-sessies praten we anderhalf uur lang met toppers als Kofi Annan of de
chairman van Pepsico. Ook hebben we wel eens de G8- en G20-topconferenties van wereldleiders van de
belangrijkste landen voorbereid. Heel inspirerend.”
Karpes, een van de weinige Nederlandse YGL’s, wordt gesteund door een familiestichting die in hem
gelooft en door Ernst & Young, die al geruime tijd de reis- en verblijfskosten sponsoren. Daarnaast is
Karpes als eerste Nederlander Senior Ashokafellow geworden. Dit is de The Global Association of the
World’s Leading Social Entrepreneurs. Deze organisatie is primair bedoeld voor duurzame ondernemers
en denkers met systeemveranderende oplossingen voor ‘s werelds meest urgente problemen.
www.nagafoundation.org
Foto
: Mar
ijke
Aerd
en
138 dito
Zit er nog uitvinderstalent in Nederland? En wat zijn opvallende succesverhalen? Waarop moet je
letten bij het ontwikkelen van een idee tot vinding? Een gesprek met de gedreven Wouter Pijzel, di-
recteur van Protospacelaboratorium in Utrecht, directeur van de belangrijkste uitvindersorganisatie
van Nederland (NOVU) én zelf een verdienstelijk uitvinder.
>>
n het laboratorium van Proto-
space in Utrecht toont Menno,
student productdesign aan Hogeschool
Utrecht, een van de recente innovaties
van het lab: een 3D-printer, ook wel 3D-
replicator genoemd. Het apparaat ziet er-
uit als een gewone printer, maar dan een
met het formaat van een fors tafelmo-
del. Uit een stuk draad wordt ter plekke
met een ratelende printerkop een nieuwe
deurknop gemodelleerd. Het ontwerp
heeft Menno met een tekenprogramma
eerst op de pc gemaakt; het kan vanuit
elk perspectief worden bekeken en ge-
draaid. Na een simpele druk op de print-
knop gaat de 3D-printer aan de slag. Een
halfuurtje later rolt er een gloednieuwe,
perfect gevormde deurknop uit. “De deur-
knop hier was stuk, dus ik heb maar even
een nieuwe gemaakt”, grijnst Menno.
De potentiële toepassingen van de 3D-
replicator zijn talrijk. Een hulpstuk voor
de stofzuiger die kapot is? Een rubbe-
ren leertje voor een kraan? Een nieuwe
houten tafelpoot? De grote droom van
de medewerkers van Protospace is om
het apparaat zo verder te ontwikkelen
dat het voor iedereen simpel is te ge-
bruiken. Zodat iedereen thuis zijn eigen
producten kan maken. “Het apparaat is
hightech, maar de bediening ervan moet
supereenvoudig zijn”, vertelt labmanager
Joris, van huis uit industrieel ontwerper.
“Nu heb je nog verschillende apparaten
en een flinke ruimte nodig. Maar net als
bij de pc wordt de 3D-replicator in snel
tempo steeds compacter, zodat ook niet-
nerds ermee kunnen werken.”
Voor ruim € 1.100 is de 3D-replicator als
bouwpakket te koop. Inclusief een work-
shop in Utrecht waarbij je met anderen
leert deze in elkaar te zetten. Die master-
classes slaan zo goed aan dat bedrijven
zelfs in het kader van een bedrijfsuitje
de klasjes volgen. ‘Personal fabrication’
wordt het genoemd. Insiders voorspellen
deze manier van producten maken een
grote toekomst. Nabestellingen en
I
Uitvinden
in Nederland
Wouter Pijzel.
dito 139
by ditoreportage
dure voorraden zijn niet meer nodig. Een
duizelingwekkend perspectief voor be-
drijven. Ontbreekt een cruciaal onderdeel
van een Ikea-boekenkast? Download het
ontwerp van internet en print het thuis
op uw eigen 3D-replicator.
Open innovatie
“Met dit apparaat lopen wij nu wereld-
wijd voorop”, vertelt Protospacedirecteur
Wouter Pijzel enthousiast. “Wij zijn de
kraamkamer van de 3D-replicator.” De
ontwikkeling van het apparaat is een
voorbeeld van ‘open innovatie’. Over de
hele wereld hebben mensen meegedacht
om het apparaat en de software zo te
maken dat het printen nog sneller gaat.
Iedereen mag het programma aanpassen
en verbeteren. Problemen en oplossingen
worden wereldwijd via internet met el-
kaar gedeeld. Een typisch voorbeeld van
‘crowdsourcing’, ofwel samen meer weten
dan één. Er is niet één eigenaar of au-
teursrechthebbende. Gebruikers mogen
het kosteloos gebruiken.
Protospace is een lab waar beginnende
ondernemers, uitvinders, ontwerpers en
kunstenaars terecht kunnen om zonder
gebruikskosten een prototype te maken
van hun ontwerp. Labmanagers staan
hen desgewenst met raad en daad bij.
De enige voorwaarde is dat je je kennis
deelt met andere deelnemers. Wie liever
zonder meekijkers een prototype ontwik-
kelt, kan het lab gesloten huren voor zijn
eigen productontwikkeling. Protospace
is ook een zogenoemd FabLab. Onder de
naam FabLab Utrecht is het lab onderdeel
van de wereldwijde FabLab-community.
Ruim 150 van deze FabLabs, waarvan elf
in Nederland, werken wereldwijd met el-
kaar samen om problemen op te lossen.
Ze bundelen de denkkracht van alle labs.
Deze samenwerking van laboratoria we-
reldwijd is een initiatief van Neil Gers-
henfeld, professor aan het prestigieuze
Amerikaanse onderzoeksinstituut MIT.
‘How to make (almost) everything?’ was
de vraag die hij zich jaren geleden stel-
de. Welke machines heb je minimaal no-
dig om een machine te maken waarmee
je alles kunt maken? Het werd de basis
van de 3D-replicator. Labmanager Joris:
“Als je een container met deze machines
naar het boerenland in India stuurt, kun-
nen ze in principe alles zelf maken. Stel
je voor: je hoeft geen waterpomp meer
te sturen. De mensen maken lokaal hun
eigen pomp, inclusief reserveonderdelen.
Fantastisch, toch?”
Om je een FabLab te mogen noemen
moet je aan een aantal criteria voldoen,
zoals het lab regelmatig openstellen voor
derden. Het FabLab is een speeltuin voor
creatieve ideeën. Zo maakte iemand een
wekker waarmee je moet worstelen om te
bewijzen dat je wakker bent. Een ander
Eureka!
Ook een goed idee? Neem dan een
kijkje op de website van de NOVU:
www.novu.nl. Op www.invent.org staat
een Hall of Fame, met uitvindingen door
de eeuwen heen. Inclusief wie wanneer
wat heeft uitgevonden. Gemiddeld duurt
het achttien maanden om een idee op
de markt te brengen. Voor sommige
diensten, zoals internettoepassingen, is
dit korter. Medische uitvindingen op de
markt brengen duurt meestal langer.
140 dito
‘Ook niet-nerds kunnen werken met de 3D-replicator’
by ditoreportage
dito 141
>>
maakte een webbrowser voor zijn pape-
gaai. En weer iemand anders maakte een
jurk die opbolt als iemand te dichtbij komt
om de persoonlijke ruimte te beschermen.
Allemaal producten die je niet in de win-
kel kunt kopen en waarvoor geen product
development-team van een groot bedrijf
warm zal lopen. Het zijn producten voor
een markt van één persoon, gemaakt als
persoonlijke expressieve uiting.
NOVU
Wouter Pijzel is een fervent ambassadeur
van deze free flow of ideas. Onder zijn
leiding heeft de NOVU (Nederlandse Orde
van Uitvinders) in de afgelopen tien jaar
een gevestigde reputatie gekregen als
kweekvijver voor uitvinders. Bij de NOVU
zijn zo’n duizend uitvinders aangesloten,
ongeveer een tiende van het geschatte to-
taalaantal uitvinders in Nederland. Het is
een bonte groep. Van fulltime uitvinders,
zelfstandig of in loondienst, tot parttime
uitvinders die in hun vrije tijd, naast een
baan, werken aan een nieuwe vinding. De
NOVU ondersteunt uitvinders onder meer
met raad en daad bij het marktrijp maken
van ideeën. Jaarlijks ziet de NOVU zo’n
vijfduizend ideeën voorbijkomen. Slechts
twintig tot vijftig uitvindingen komen
uiteindelijk echt op de markt, schat Pij-
zel.
Zelf heeft hij ook uitvindingen op zijn
naam staan. Als uitvinder in loondienst
bij Koninklijke Utermöhlen heeft hij onder
meer aan de wieg gestaan van een soort
pleister voor brandwonden. Een speciale
pleister waarbij wondvocht wel naar bui-
ten kan, maar bacteriën niet van buiten
naar binnen kunnen komen. Het was een
alternatief voor de bekende autotrans-
plantaten, waarbij huid van bijvoorbeeld
de dij op een andere plek op het lichaam
wordt aangebracht. Privé bedacht hij een
uitvinding om melkpakken heel plat te
casE 1
Dekbedovertrek
Het dagelijks wisselen van dekbedovertrekken is zwaar werk.
Vooral voor kamermeisjes en verzorgers. Dertig minuten krijgen
kamermeisjes om bijvoorbeeld een hotelkamer op te ruimen. En
om kosten te besparen worden die tijden steeds vaker gekort.
Bij het wisselen van een dekbed wordt vaak boven de macht
gewerkt. Het gevolg: ziekteverzuim. Veelvoorkomende blessures
zijn problemen met schouder, nek en rug.
Wilmi van de Wouw heeft een familiebedrijf op het gebied van
hotelinrichting. Zij kent de branche als haar broekzak. Na een
bezoek van een medewerker van de arbodienst, die haar vroeg
eens na te denken over het verzuim van kamermeisjes, kwam zij
op het idee van Tipi-2: een nieuwe manier om makkelijk over-
trekken te wisselen. “Dekbedhoezen vervangen is een zwaar en
onhandig klusje. Je bent verbaasd als je ziet welke trucs mensen
uithalen om in hun eentje een overtrek aan te brengen.”Al snel
kwam ze op het idee om als het ware extra handen te creëren die
de overtrek vasthouden. Het werden twee V-vormige haakjes, zo-
als je die ook gebruikt om handdoeken in te klemmen. Daarmee
kan iemand staand in een handomdraai een dekbedovertrek
wisselen.
Het zou nog enkele jaren duren voordat Van de Wouw het idee
daadwerkelijk uitvoerde. Ze deed een cursus ‘Van idee tot
markt’ bij de NOVU, waar ze veel aan had. Haar zwager maakte
de prototypen. De materiaalkeuze was nog lastig. De roestvrij-
stalen uitvoering bleek ongeschikt, omdat daarvan de overtrek-
ken gingen slijten. Het werd kunststof. Inmiddels heeft ze ook
een octrooi op het product verkregen. Sinds voorjaar 2010 is
het product beschikbaar, onder andere via haar eigen bedrijf in
hotelinrichting.
Het traject van idee tot uitvoering kostte uiteindelijk anderhalf
jaar. Ruim € 30.000 stopte zij in het project: onder andere voor
het maken van matrijzen en voor het spuitgieten. En de opbrengsten? Ze heeft er enkele
honderden verkocht à € 16,95 per set. Er is tot nu toe een hotel in Rijswijk dat alle kamers
met de Tipi-2 heeft uitgerust. “Het valt mij eigenlijk tegen dat de telefoon niet roodgloeiend
staat”, vertelt ze. “Als je één langdurig ziekteverzuim met Tipi-2 voorkomt, heb je het geld
er al uit.” Ze is bezig met grote partijen, zoals Landal GreenParks en grote schoonmaakbe-
drijven. De huidige economische crisis helpt echter niet mee. Maar het meest teleurstellen-
de vindt zij de arbodienst, die haar nota bene op het idee bracht. “Zij zouden het eigenlijk
overal verplicht moeten stellen om het ziekteverzuim terug te dringen. Niet alleen in hotels,
maar bijvoorbeeld ook in de kraamzorg en in bejaarden- en verzorgingstehuizen of psychia-
trische instellingen.” Wordt vervolgd, als het aan Van de Wouw ligt.
www.tip-2.com
1
2
3
4
5
maken. Een product dat het tot de markt
schopte en in winkels als Blokker te koop
was. “Ik heb het uiteindelijk onderge-
bracht bij een marktpartij. Rijk word je
er niet van, maar ik heb er wel een paar
leuke vakanties aan overgehouden.”
Van idee tot vinding
De grote uitdaging voor iedereen met
een eurekamoment is om van een idee
een uitvinding te maken. Daarvoor moet
je een aantal stappen doorlopen. Pijzel
legt uit: “Stap 1 is octrooionderzoek: is
al een keer eerder iemand op hetzelfde
idee gekomen? Stap 2 is marktonderzoek:
is er behoefte in de markt en, zo ja, hoe
groot is die? Stap 3 is het technisch ont-
werp: een werkend prototype maken.”
De laatste stap, stap 4, is misschien wel
de belangrijkste en meest verwaarloosde
stap: een solide ondernemingsplan ma-
ken. Pijzel: “Elke uitvinder haat die stap.
De uitvinder is vaak creatief en springe-
rig. Hij wil dingen bedenken. De meesten
zijn niet goed in cijfers op een rij zet-
ten, zoals een ondernemer dat kan.” Na
stap vier zijn twee wegen mogelijk. Of de
uitvinder gaat daadwerkelijk zijn vinding
zelf op de markt zetten en wordt onder-
nemer. Of (en dat gebeurt in 70% van de
gevallen) de uitvinder gaat in zee met
een marktpartij die het idee commerciali-
seert en op de markt brengt.
Kun je rijk worden van een uitvinding?
“De meeste kans maak je als je als inno-
vatieve starter zelf het bedrijf start. Maar
dan moet je dus ook een goede onderne-
mer zijn. Dat is slechts weinigen gegeven.
De beste uitvinders geven er de voorkeur
aan om een idee aan een marktpartij
over te dragen. Per verkocht item spreek
je dan een percentage van de netto-om-
zet af. Geen twintig procent, eerder iets
in de sfeer van vijf procent. Het gaat de
uitvinder meestal niet om de centen. Ie-
dere uitvinder vindt het leuk als hij zijn
uitvinding in de winkel ziet liggen en dat
mensen dat product gebruiken.”
Hoe voorkom je dat een idee wordt gejat?
“De allerbelangrijkste les die wij begin-
nende uitvinders geven, is om hun idee
in de eerste stap te beschermen. Dat
betekent minimaal een geheimhoudings-
verklaring laten tekenen voordat je een
142 dito
‘Je moet niet te veel mogelijkheden in één product stoppen’
idee aan een bedrijf presenteert. Een
geheimhoudingsverklaring laat je vooraf
tekenen. In eerste instantie benader je
een partij met bijvoorbeeld het idee dat
je een nieuwe manier van grasmaaien
hebt bedacht. In de bijlage staat hoe dat
in detail werkt. Bijvoorbeeld: het werkt
met een laserstraal met een bepaalde
frequentie. De bijlage laat je pas zien als
ze het eerste formulier getekend hebben.
Als ze achteraf zeggen dat ze dit ook zelf
hadden bedacht, zullen ze dat moeten
aantonen. Bijvoorbeeld met behulp van
een laboratoriumrapporten met een da-
tum. Ben je al wat verder, dan kun je op
een uitvinding ook een octrooi aanvra-
gen. Voorafgaand helpen wij met octrooi-
onderzoek. Ook kun je een merknaam of
een model laten vastleggen of een do-
meinnaam registeren.”
Gaat het wel eens mis?
“Een klassiek geval is de inkeping van
het beschuitje. Een van onze leden,
Theo Tempels, bedacht
een oplossing om een be-
schuit makkelijker uit de
rol te kunnen halen. Door elk beschuitje
uit te rusten met een inkeping kun je
je beschuitje met een simpele vinger-
beweging eruit wippen zonder dat dat
kapot gaat. Hij is ermee naar Bolletje
gestapt. De eerste reactie was: ‘U denkt
toch niet dat wij geïnteresseerd zijn?
Wij hebben hier een peperdure afdeling
met knappe koppen, die weten alles van
beschuit.’ Hij werd afgewezen. Een jaar
later kwamen ze ermee op de markt. We
hebben toen ingegrepen. Het is tot een
zaak gekomen die uiteindelijk tot een
licentieovereenkomst heeft geleid. Bol-
letje kon niet aantonen dat zij al met
dito 143
by ditoreportage
casE 2
Nieuw bordspel
In het dagelijks leven is Rien van Brummelen
leraar van een vmbo-school. En een liefheb-
ber van bordspelen. Maar dan wel spelen
waarbij de geluksfactor is uitgesloten, zoals
dammen en schaken. Tijdens het scrabbelen
ergerde hij zich aan het wachten op de ander
en de pech van de verkeerde letter krijgen.
Dat moet anders kunnen, dacht hij.
Van Brummelen maakte een soort variant
op het bekende letterspel. Met dit verschil:
iedereen start elke ronde met hetzelfde
aantal en dezelfde letters. Daarna is het de
kunst om de letters zoveel mogelijk tot twee
keer toe in woorden te gebruiken. Hij begon
aanvankelijk op zolder te knutselen met let-
tersteentjes. Maar door tijdgebrek liet hij het
idee al snel links liggen. Tot hij twee jaar ge-
leden zijn oude idee weer oppikte en daarin
opnieuw tijd stak. Via de NOVU kwam hij
in contact met een ervaren spelontwerper,
die hem verder hielp. Aanvankelijk had
hij de uitvinding aangeboden aan de grote
spelletjesfabrikanten. Maar die weigerden
een geheimhoudingsverklaring te tekenen.
Reden voor Van Brummelen om niet met
hen in zee te gaan.
Hij besloot zijn spel zelf verder te ontwikke-
len en op de markt te brengen. De uitvoering
kostte hem de nodige hoofdbrekens. Voor het
uitdenken van de juiste waarderingen van
de letters deed hij mede een beroep op het
Genootschap Onze Taal. Ook de uitstraling
kreeg veel aandacht. Hij koos uiteindelijk
voor een luxe uitvoering in plaats van voor
een goedkope kartonnen versie. De steentjes
(320 stuks, veel meer dan de 102 steentjes in
Scrabble) werden in mooi kunststofmateriaal
uitgevoerd. En er werd een luxe doos ontwor-
pen, inclusief klokje, schermpjes tegen het
afkijken en scorekaarten. Het was echter niet
octrooieerbaar, want alle onderdelen waren
bekend. Alleen de spelwijze was uniek en is
vastgelegd bij de notaris.
Van Brummelen liet op eigen kosten twee-
duizend spelen maken. De fabricage van de
steentjes is gedaan in China. Het verpakken
van het spel doet hij zelf in zijn omgebouw-
de dubbele garage. “Het contact met de fa-
briek in China verliep via een tussenpersoon
en was soms lastig. Monsters die niet goed
zijn, levertijden die niet gehaald worden…
Maar dat hoort erbij.” Sinds zomer 2011 is
het product op de markt en voor € 59,95 te
koop via zijn eigen webshop. Door de luxe
uitvoering is het spel te duur geworden voor
verkoop via speelgoedwinkels, die immers
ook nog hun marge hebben. Maar een goed-
kope versie zag de uitvinder niet zitten.
De eerste reacties van spelers zijn posi-
tief. De toegankelijkheid is groot, omdat
de spelregels eenvoudig zijn. Je kunt op
tijd spelen om het spel nog spannender te
maken. En je kunt zoveel ronden spelen als
je wilt. “De mensen die het spelen, zoals op
spelletjesclubs, zijn heel enthousiast.” En
wat verwacht de uitvinder verder? “Ik wil
het spel nu bekendmaken. Daarna hoop ik
een grote marktpartij te interesseren die het
spel wil kopen en groot wil maken.” Inmid-
dels werkt Van Brummelen aan een nieuw
bordspel met cijfers.
www.jadmaxx.com
>>
144 dito
casE 3
Kleefklimmen
Edwin van der Heide is het typische voorbeeld van een meervoudig uitvinder. Hij heeft
al verschillende uitvindingen op zijn naam staan. Zo verzon hij, alweer ruim twintig jaar
geleden, als net afgestudeerde van de Hotelschool de Ontbijtservice, de eerste ontbijtservice
van Nederland. Het concept is nog steeds op de markt als franchiseformule, met zo’n vijf
vestigingen in het land. Eind jaren negentig bedacht hij ook zonneschermpjes voor achter in
de auto die kinderen met een speciale afneembare viltstift zelf konden beschilderen.
En hij bedacht de Windovlag, een alternatief voor de billboards op de stoep van de bakker
en de slager. Een idee dat voortkwam uit zijn eigen ervaring met winkelreclames. Steeds
vaker immers leggen gemeenten de regels voor reclame op straat aan banden. Een vlaggen-
stokhouder aan de gevel met eenvoudig wisselbare reclameboodschappen in een transpa-
rante plastic hoes was zijn alternatief. Ook stond Van der Heide aan de wieg van Speurders-
store. Dit is een tweedehandswinkel, als verlengstuk van de Speurders en Mini’s in de krant,
waar particulieren designmeubels, antiek en kunst in consignatie kunnen verkopen. In
samenwerking met De Telegraaf werd een winkel geopend.
Zijn vindingen hebben hem niet altijd het succes gebracht dat vooraf werd gehoopt, al
ontvangt hij nog steeds inkomsten uit Ontbijtservice. Maar Van der Heide heeft er wel veel
van geleerd. Hij geeft naast zijn werk op het gebied van uitvindingen enkele dagen per week
les. Zijn commerciële instelling en doorzettingsvermogen brachten hem tot zijn laatste idee:
kleefklimmen.
Enkele jaren geleden ontmoette Van der Heide een expert op het gebied van magneten.
Samen gingen ze brainstormen over toepassingen. Aanvankelijk dachten ze aan toepassin-
gen in de vrijetijdsindustrie, maar al snel verlegden zij hun focus naar de industrie. Met zijn
systeem is het mogelijk om in snowbordbindingen met handen en voeten met behulp van
magneten verticaal tegen stalen wanden te klimmen. Het veiligheidssysteem zorgt ervoor dat
de klimmer maximaal één magneet tegelijkertijd kan uitschakelen om zich te verplaatsen.
Als een soort Spiderman verplaatst de klimmer zich tegen de wand.
In 2007 werd deze uitvinding al op een beurs gelanceerd en trok deze veel bekijks. De
industriële toepassingen zijn talrijk; denk aan de offshore- en olie-industrie. Silo’s, scheeps-
wanden of stalen bruggen worden met behulp van het kleefklimmen makkelijker bereikbaar
om schoon te maken. “Je hebt geen hoogwerkers of steigers meer nodig”, verklaart Van der
Heide. “Die zijn duur en vergen veel logistiek. Deze techniek is veel goedkoper, duurzamer
en sneller.”
Er is inmiddels octrooi aangevraagd. Toch blijkt het verkopen van het idee geen sinecure.
“Het gaat om een veiligheidsproduct. We hebben te maken met grote organisaties, zoals
Shell en Esso, die zeer strenge eisen stellen aan de bedrijven waarmee ze werken. Ze zijn
nog vrij huiverig.” Achteraf is het een van de lastigste markten die hij tot nu toe betrad.
Vooral omdat hij op die markt geen enkel netwerk had. Maar juist daarin ziet hij een uitda-
ging. Binnenkort presenteert hij een verbeterde versie op een grote beurs op het gebied van
veiligheid. “De aanloop is lang,” zegt Van der Heide, “maar als we hiermee scoren, wordt
het meteen ook heel groot. Ik ben vastberaden om door te gaan.”
deze vinding bezig waren toen Tempels
hen benaderde. Bovendien liep er al een
octrooiaanvraag van Tempels. Ze hadden
geen poot om op te staan.”
Wat zijn nog meer valkuilen?
“Je ziet ook vaak dat een uitvinder niet
op tijd anderen erbij betrekt, zoals fi-
nanciers. Zeker als je een uitvinding in
productie neemt, kost dat geld. Dan zie
je een uitvinder die zijn hele vermogen
erin stopt en alleen nog maar eenzaam
‘s avonds gehaktballen eet. En als een
uitvinder wel op zoek gaat naar geld-
schieters, gaat het dikwijls fout met
hoe hij zijn verhaal brengt. Hij vertelt
razendenthousiast over zijn product,
maar vergeet de rest. Dat terwijl een
financier geïnteresseerd is in maar drie
dingen: hoeveel geld heb je nodig,
wanneer krijg ik het terug en hoeveel?
En natuurlijk zie je ook regelmatig dat
de uitvinding simpelweg toch niet goed
genoeg blijkt te zijn: het zit technisch
niet goed in elkaar, de prijs is te hoog
of het biedt een oplossing voor een
probleem dat toch niet als zo urgent
wordt ervaren.”
Bij welke uitvindingen denkt u direct:
kansloos?
“Combinatievindingen. Bijvoorbeeld een
tandenborstel met een radio. Zoiets werkt
niet. Dat is vaak een heel slechte tanden-
borstel en een slechte radio. Net als het
meerdelige Zwitserse zakmes. Mensen vin-
den het wel leuk, maar hoeveel van die
twintig mogelijkheden gebruik je? Het
mes en de kurkentrekker. Je moet niet te
veel mogelijkheden in één product stop-
pen.”
Hoe is het klimaat voor de uitvinder in
Nederland?
“Het klimaat is goed. Er is een goede
infrastructuur in Nederland, zoals on-
derwijs, geld en steun van partijen als
de Kamer van Koophandel, Syntens, NL
Octrooicentrum en de NOVU. Geld is geen
probleem. Er is jarenlang heel veel geld
verdiend. Ik word wekelijks gebeld door
informal investors. Heb je nog leden die
geld nodig hebben? Een probleem is dat
de Nederlandse overheid niet snel als
launching customer meedoet. Ze kijken
eerst de kat uit de boom. Dat is wel jam-
mer.”
Waaraan voldoet een ideale investeer-
der?
“Ik zeg altijd: je geeft hem een hand. En
daaraan zitten vijf vingers: zakje geld,
kennis, kunde tijd en netwerk. Een in-
vesteerder moet aan alle vijf criteria
voldoen. Het heeft weinig zin om een
informal investor te zoeken die zijn geld
in de ICT heeft verdiend, terwijl het een
zwaar werktuigbouwkundige uitvinding
is. Als een investeerder zich bij de NOVU
meldt, hoor ik hem aan en hebben we
vervolgens eventueel
een vervolggesprek. Ik
probeer an-
dere dingen
dan geld in
kaart te brengen.
Ik zoek een match met de
uitvinder.”
Uitvinders worden vaak geassocieerd
met een tikje naïeve Willy Wortels. Wat
vindt u daarvan?
“Onderschat de welwillende hobbyist die
op zijn zolderkamer zit te broeden niet.
Dat is mijn ervaring. Neem de CableRoller
van Rik Wagter en Ralph Stuyver. Dat pro-
duct is een van de grote succesverhalen.
Zij hebben daarvan zeven miljoen stuks
verkocht. Het was een slimme manier om
te lange kabels in te korten zonder dat je
stekkers of plugjes weer af en aan moest
monteren. Met de CableRoller van een
paar euro kun je heel makkelijk overtol-
lig snoer in de houder netjes verbergen.
Vaak zie je dat het de hobbyuitvinder een
keer lukt. De profs onderscheiden zich
door meer goede uitvindingen.” n
by ditoreportage
dito 145
‘Vaak lukt het de hobbyuitvinder een keer’
>>
168 dito
Ex-profwielrenner Maarten Ducrot:
Wat kunnen Dito-ondernemers van Maarten Ducrot opsteken? De voormalig profwielrenner en wielrenverslaggever van
NOS Studio Sport timmert stevig aan de weg met de organisatie Ondernemers in Veranderingen. “Ik kan verder dan het
gaatje gaan”, zegt Ducrot. Het is een van de lessen die hij in het profcircuit leerde en die hij nu als organisatieadviseur
doorgeeft aan managers van topbedrijven.
ls Sherlock Holmes speurt
hij naar het juiste woord.
“Ontaarding”, noemt de 52-jarige geboren
Zeeuw het uiteindelijk. “Het vertrouwen in
bestaande structuren wordt voortdurend
aangetast. Ons geestelijke leven werd eeu-
wenlang bewaakt door de kerk, maar hun
priesters misbruikten jarenlang kleine jo-
chies. Je brengt je geld naar de bankiers
die je beloven er netjes op te zullen passen,
maar die verrijkten zich met superbonussen.
Om zich te verzekeren van je stem praten
politici je voortdurend naar de mond. In alle
geledingen van de maatschappij regeert de
waan van de dag; wie brood en spelen geeft,
wint. In de media is de berlusconisering to-
taal. Op zondagavond kijk ik niet meer naar
handbal, basketbal, de F1 en andere prach-
tige sporten - ook het wielrennen krijgt min-
der aandacht - maar naar Studio Voetbal. Een
uur lang borreltafelgelul over voetbal. Stu-
dio Voetbal is geen journalistiek programma,
maar een show. Over de rug van de sporter
kijkcijfers scoren. We zitten met zijn allen in
een totale, allesomvattende existentiële cri-
sis, zo lijkt het. Leidinggevenden, managers
en directeuren raken daardoor te vol in hun
hoofd. Vanwege allerlei regels en systemen
kunnen ze niet meer vrijuit hun eigen oplos-
singen kiezen en verliezen ze zodoende hun
gezag.”
Ducrot schudt opnieuw dat karakteristieke
hoofd op dat pezige lijf, neemt een slok
thee en vervolgt: “Een symptoom van die
ontaarding is dat de work-lifebalans door-
slaat; mensen leven in hun dossiers. On-
danks hun grote vlijt komen ze niet meer
tot wezenlijke activiteiten. Ze worden moe,
krijgen een burn-out en gedragsstoornissen
en lopen verslavingen op. Het positieve van
dit alles is dat meer en meer bedrijven terug
naar af willen. Naar de tijd toen geluk nog
heel gewoon was. Ze halen adviseurs zoals
ik binnen, die hen uit dat vastgeroeste stra-
mien laten breken. Met als doel om het werk
weer simpel en leuk te maken. Maar aan de
andere kant zie je ook die oude Pavlov-re-
actie de kop opsteken. Dus teruggrijpen
naar meer van hetzelfde, nog meer controle,
nog meer regelgeving. Ik ken managers die
negentig procent van de werktijd vergade-
ren, nooit zelf met de laarzen in de blubber
staan. Als adviseur nam ik de teamleiders
van de Melkunie hun eigen fabriek in. Daar
kwamen ze namelijk nooit of bijna nooit.
Om hen te laten ervaren wat daar aan de
lopende band gebeurt, om hen terug in het
peloton te duwen, om hen te laten ervaren
hoe het is om renner te zijn.”
Zijn verhalen zijn doorspekt met metaforen
uit het wielrennen. Want de overeenkomsten
met het bedrijfsleven zijn overduidelijk. Hij
schreef daarover het inspirerende boek Wie
de trui past, trekke hem aan. Van 1985 tot
1991 verdiende Ducrot zijn brood als wiel-
renner. Hij nam vijf keer deel aan de Tour de
France, won zelfs een etappe. Sinds 1996
by ditospecial people
A
‘Bedrijfsmanagers moeten terug naar
het peloton’
dito 169
is de gymnasiast actief als organisatieadvi-
seur en sinds 2006 opereert hij als directeur
van Ondernemers in Veranderingen. Daar-
naast is hij wielrencommentator van Studio
Sport. Ducrot is een rasverteller, ook als cou-
reur was hij dat.
“Zelfs in de hitte van de strijd bleef ik de
verteller. Die keren dat ik won, was ik de
beste en kon ik niet anders. Betere renners
kregen van mij soms een inwendig applaus.
Ooit plaatste Laurent Fignon een demarrage
waardoor hij een kopgroep met tien man,
onder wie ik, helemaal naar de kloten reed.
Hoe hij wegreed? Waarom hij juist op die
plek demarreerde? Ik heb het hem na de
koers allemaal hoogstpersoonlijk gevraagd
en vond het schitterend. In diezelfde etap-
pe, zo weet ik nog, zat raswinnaar Bernard
Hinault helemaal stuk, maar hij ging na Fig-
nons demarrage met de hele kopgroep in de
slag om hem terug te pakken. Ik weigerde
en zei: ‘Nu je stuk zit, moeten wij jou helpen
Fignon een oor aan te naaien. Flikker op!’ Ik
vond dat vals spel.”
Voor een intellectueel nogal naief?
“Wat heet! In mijn naïviteit dacht ik in mijn
eerste jaren ook dat in het wielrennen alles
om de renners draaide. Zoals ikzelf Fausto
Coppi en Jan Janssen bewonderde en niet
de Tour als instituut. Maar gaandeweg ont-
dekte ik dat we gladiatoren zijn van de kei-
zers van wielerorganisaties UCI en ASO, en
natuurlijk van de ploegleiders. We moesten
doen wat ze ons opdroegen en dienden onze
smoel te houden. Ik was een renner die het
cyclisme gebruikte om zich te ontwikkelen
tot een beter, autonomer mens.”
En veel opgestoken?
“In de Giro van 1990 stuiterde ik in een vol-
le afdaling tegen de rotsen. Ik was helemaal
geschild, niet geschaafd, maar reed door. Ik
hoor bij die vijf procent van de mensheid,
zo toonde onderzoek aan, die het kan op-
brengen na een valpartij door te rijden. Aan
dat feit ontleen ik veel zelfvertrouwen voor
mijn huidige leven. Ik kan verder dan het
gaatje gaan. Verder: van mijn negende tot
mijn vijftiende was ik misdienaar. Ik raakte
gefascineerd door het verraad van Judas,
door Pilatus die zijn handen in onschuld
waste, door de twijfels bij de apostels tij-
dens Het Laatste Avondmaal. Net als bij de
Bijbelfiguren wordt ook het geloof van de
coureurs in elkaar voortdurend op de proef
gesteld. Tot aan de meet heb je namelijk die
coalitie met je vijand. Alleen op kop rijden is
veertig procent zwaarder dan in het wiel van
iemand anders zitten. Maar met de finish in
zicht ben je weer elkaars tegenstander. Cou-
reurs spannen samen, doen alsof ze moe of
juist heel sterk zijn. Verder moet je met de
hiërarchie in je ploeg en in het peloton kun-
nen omgaan. Bovendien: een zware koers is
als het vagevuur, je wordt langzaam geroos-
terd. Het loopt je dun door de broek. En dan
ga je hopen, bidden. Ook al zie je zwarte
sneeuw, op een fiets rol je altijd verder, kun
je je weer herstellen en kun je zelfs voor een
wonder zorgen door alsnog te winnen. Maar
intussen blijft de twijfel knagen: kan ik het
morgen opnieuw, bereid ik me wel goed ge-
noeg voor? Wel of geen doping gebruiken?
Noem maar op.
In het peloton vind je het echte leven
terug. Ook ondernemers moeten elke dag
opnieuw een topprestatie leveren. In een
wereld die alsmaar meer door regels wordt
beheerst. Het maakt het bijna onmogelijk
om ondernemen nog leuk te vinden. Ga als
MKB-ondernemer nu naar een bank voor
een lening. Je krijgt hoogstwaarschijnlijk
nul op het rekest.”
Nog meer overeenkomsten tussen het wiel-
rennen en het bedrijfsleven?
“Die paranoia, dat voortdurende wantrou-
wen. Om lid te kunnen worden van de Raad
van Organisatie-Adviesbureaus, moet je aan
allerlei regels voldoen, de juiste diploma’s
hebben. Allemaal moties van wantrouwen.
Tuinders die niet aan werkhandjes kun-
nen komen en Polen willen inschakelen,
moeten aan een woud van regels voldoen.
Alles komt meer en meer los te staan van
het normale menselijke verkeer. Vanwege
de dopinghype zijn de controles bij het
wielrennen volledig doorgeschoten. Drie-
voudig tourwinnaar Contador is gepakt op
een pictogram van een verboden middel,
de helft van een nanogram, dat weer een
miljardste gram is of zo. Het gaat nergens
meer over. Alles wordt opgeblazen. Daardoor
verkrampt de sport. De positivo, vooral de
jonge, schone renner die vol enthousiasme
de strijd aangaat, krijgt niet meer de waar-
dering die hij verdient. Bovendien zie je een
obsessie om het toeval uit te sluiten de kop
170 dito
FAvorieten
vAn mAArten ducrot
Binnenlandse ondernemer
“Jaap Blokker. Zulke mensen houden
Nederland nog draaiend.”
Buitenlandse ondernemer
“Steve Jobs. Apple heeft me gered.’
Wielrenner
“Steven Kruiswijk. Hij is pas 22 jaar,
vliegt er onbevangen in en presteert.”
Boek
“De oorsprong van onze politiek van
Francis Fukuyama.”
Film
“The King’s Speech.”
‘ik was helemaal geschild, niet geschaafd, maar reed door’
..
dito 171
by ditospecial people
opsteken. Neem de materiaalgekte, zoals die
communicatiemiddelen met die oortjes. Of
de trainingstechnieken die momenteel zo
in zwang zijn. Daarbij proberen renners met
hun eigen specifieke voorbereiding hun lot
positief te beïnvloeden. Ineens steek je voor
de wedstrijd in de kerk kaarsen aan, laat je
je fiets zegenen, hang je kruisen om je nek,
waardoor, op momenten van diep lijden, de
Heilige Geest zal ingrijpen. Ook ondernemers
worden steeds meer tot het uiterste gedre-
ven, raken verkrampt door angst en stress,
grijpen naar allerlei hulpmiddelen en lossen
niet de oorzaken van de problemen op, maar
de symptomen daarvan.”
Heb je daarvan een voorbeeld?
“Neem al die miljoenen die ondernemers na-
mens de arbowetgeving moeten investeren
om te voorkomen dat medewerkers RSI krij-
gen. RSI neem ik serieus, maar niet als daar-
door iedereen zich fixeert op die muis waar-
van men vindt dat die de pijn veroorzaakt.”
Waaraan ligt het dan?
“Vaak blijkt dat mensen met RSI twintig
jaar in hetzelfde hok hetzelfde werk doen.
Het chronisch gebrek aan motivatie, passie
en levenslust kan zich ineens uiten in zo’n
muisarm. Daarom neem ik het héle proces in
ogenschouw. Op welke koers zit die mede-
werker de laatste jaren? Op welke momenten
besloot hij door te rijden op het pad waar-
door hij nu zo’n pijn heeft? En hoe gaat hij
daarmee nu om? Want intussen gaat de koers,
het werk, de economie door. Waar is de eigen
verantwoordelijkheid van mensen gebleven?
Ik leg mensen daarbij niets op. Wel vind ik
het machtig interessant vaste patronen in
bedrijven bloot te leggen, waardoor men zelf
met de beste oplossing kan komen.”
Wat adviseer je dan in dit geval?
“Het kan veel moeite kosten het patroon van
jaren te doorbreken: meer pauzes inbouwen
en meer gaan sporten bijvoorbeeld is mak-
kelijk, maar moeilijker wordt het om intern
een andere job te zoeken of desnoods ont-
slag te nemen. Ik verwijt die mensen niets,
ik wijs hen alleen op de mogelijkheden om
hun leven te veranderen door uit hun doos
te kruipen. Ook ik zit regelmatig achter een
computer, maar ik fiets nog altijd, versla
het wielrennen, schrijf een column op de
website van de NOS, bezoek sponsordagen,
geef lezingen. Je ziet trouwens telkens meer
mensen uit die doos kruipen, afscheid ne-
men van het oude en het nieuwe omarmen.
Heel verfrissend.”
Je noemt je sessies The Experience. Wat
wordt dan zoal ervaren?
“Weer gewoon met elkaar omgaan! Voor-
beeld: tijdens de voorbereiding op een
adviesklus woonde ik ooit een werksessie
van een bankvestiging bij. Het vierkoppige
MT wilde het middenkader opzadelen met
zeventien pagina’s tekst over het nieuwe
jaarprogramma, gevuld met speerpunten,
kerntaken, doelstellingen, enzovoort. Pfff...
Laten we het erop houden dat de passie er
niet van afdroop. Wat deden wij? We lie-
ten iedereen in groepjes van pakweg vier à
zes personen elkaar uitleggen wat het ko-
mend jaar van elkaar wordt verwacht. Heel
gewoon, hoor: vertel, stel vragen, luister,
reageer! In sessies van viermaal twintig
minuten, met pauzes waarin tijd vrij werd
gemaakt voor fysieke ontspanning, zodat
je fris blijft op alle energieniveaus. Het MT
kreeg het in deze sessies veel sneller en dui-
delijker over het voetlicht. Maar vooral: op
die manier genereer je contact; je hoort en
ziet wat eenieder beweegt. Dat genereert
zo’n positieve energie. Maar vooral: werk
wordt weer simpel!”
Je moet veel bewondering hebben voor de
Dito-ondernemer?
“Klopt! Dat is nog de echte ondernemer. Hij
gelooft in kleinschaligheid en concrete resul-
taten, hecht belang aan het aanknopen en
onderhouden van relaties met klanten, toele-
veranciers, medewerkers en bedrijven in zijn
directe omgeving. Ze spelen elkaar de bal toe,
waarbij ze uitgaan van onderling vertrouwen.
Want dat is natuurlijk de kurk waarop alles
drijft. Zonder gewoon menselijk vertrouwen
valt alles weg. Juist netwerkclubs als Dito
doen dat proces van ontaarding keren.” n