TE VEEL SLAPEN OF NIET SLAPEN – HET ZIT VOORAL IN JE BREIN
DR. STEPHANIE HÖDL Centrum voor Neurofysiologische Monitoring
Universitair Ziekenhuis Gent
SLAAPSTADIA
POLYSOMNOGRAFISCHE -‐ REGISTRATIE
• Monitoring voor één of twee nachten • EEG, EOG, EMG
• Ademhaling (nasale luchtstroom, borst-‐ en buikademhaling), zuurstofsaturaRe
• Hartslag • Geluiden – bv. snurken (microfoon)
HYPNOGRAM
SLAAPSTOORNISSEN
DYSOMNIEËN • Psychophysiologische Insomnie
• ‘Sleep state misperception’
• Idiopathische insomnie
• Narcolepsie • Idiopathische hypersomnie
• Recurrente hypersomnie
• Obstructief slaap apneu syndroom
• Central slaap apneu syndroom
• Periodieke beenbewegingen
• ‘Restless Legs Syndrome’
• Inadequate slaap/waak hygiëne
• Medicatie-afhankelijke slaapstoornissen
PARASOMNIEËN Arousal Disorders
• ‘Confusional Arousals’
• Slaapwandelen
• Slaapterror
Waak-‐slaap transiRe Parsomnieën
• Ritmische bewegingen
• Praten in de slaap
Parasomnieën Rjdens REM slaap
• REM slaap gedragsstoornissen
INTERNATIONAL CLASSIFICATION OF SLEEP DISORDERS
I. PSYCHOFYSIOLOGISCHE INSOMNIE –
WAT?
• Meest frequente vorm van insomnie bij volwassenen (10-‐30%)
• Oorzaken zijn stress (werk, school, familie,…) of slaapverstorende omgevingsfactoren
• Gekenmerkt door moeilijk inslapen + vaak en langdurig ontwaken
• Meestal mispercepRe van het slaappatroon
I. PSYCHOFYSIOLOGISCHE INSOMNIE –
DIAGNOSE & BEHANDELING • DIAGNOSE
– Anamnese – polysomnografisch onderzoek met toegenomen slaaplatenRe, afgenomen slaapefficiënRe, toename van slaapstadium 1, licht toegenomen harerequenRe en spieracRviteit, …
– Ev. psychologisch onderzoek • BEHANDELING
– Niet-‐medicamenteuze behandelingstechnieken
– Ev. medicamenteuze ondersteuning
SLAAP-‐WAAK HYGIËNE
• RegelmaRg slaap/waak schema • Beperkte dutjes overdag • Adequate slaapkamer: donker, niet te warm, geen geluiden • Slaap hygiëne voor het slapen gaan: geen tv kijken in de
slaapkamer, niet zwaar eten ‘s avonds • Voldoende beweging en licht overdag (minimaliseer licht
vanaf 22:00 uur ) • Vermijden van overmaRg alcohol gebruik • Vermijden van overmaRg gebruik van cafeïne (koffie, cola, …) • Vast slaapritueel
II. NARCOLEPSIE -‐
WAT?
• 4 kenmerkende symptomen (‘tetrade’) • Slaperigheid – slaapaanvallen van korte duur • Kataplexie – abrupt kortdurend (enkele seconden) verlies van spiertonus – alRjd emoRoneel getriggerd
• Slaapparalyse – onvermogen om te bewegen of te praten gedurende enkele minuten Rjdens de overgang van slaap naar waak
• Hypnagoge hallucina=es – niet reële denkbeeldige waarnemingen, optredend Rjdens de overgang van waak naar slaap
II. NARCOLEPSIE -‐
WAT?
• De vier symptomen kunnen ook op zich voorkomen, zonder dat er sprake is van narcolepsie.
• Hoe meer symptomen van de tretrade, hoe waarschijnlijker de diagnose van narcolepsie.
• 95-‐100% slaapaanvallen, 70% kataplexie, 25% slaapparalyse, 30% hypnagoge hallucinaRes.
• Alle symptomen van de tetrade zijn slechts aanwezig bij 10% van de paRënten met narcolepsie.
II. NARCOLEPSIE -‐
PREVALENTIE
• PrevalenRe ongeveer 26-‐50/100 000 • Oorzaak is onbekend. • Narcolepsie ontstaat geleidelijk, meestal met slaapaanvallen als eerste symptoom.
• Eerste symptomen meestal in de tweede levensdecade.
II. NARCOLEPSIE -‐
DIAGNOSE
• Anamnese • Polysomnografie – korte inslaaplatenRe, SOREM (sudden onset REM), hoge arousal index
• MSLT (mul=ple slaaplaten=etest) -‐ de gemiddelde slaaplatenReRjd is minder dan 8 minuten, ten minste twee SOREM
• Lage hypocreRne waarden (hypothalamus)
II. NARCOLEPSIE -‐
BEHANDELING
• Niet Medicamenteuze behandeling – regelmaRg slaap/waakregime met dutjes op vaste RjdsRppen overdag
• Medicamenteuze behandeling – behandeling van drie symptomengroepen – slaperigheid, kataplexie en gestoorde nachtslaap.
III. SLAAPWANDELEN -‐
WAT?
• Complex gedrag Rjdens diepe NREM slaap dat aanleiding kan geven tot wandelen zonder dat men zich daarvan bewust is
• Duurt zelden langer dan 5-‐15 minuten • +/-‐ 10-‐20% van de kinderen slaapwandelt eens (piekleetijd 8-‐12 jaar)
• Tijdens slaapwandelen lijkt de persoon zich te oriënteren (gebaseerd op herinneringen)
III. SLAAPWANDELEN -‐
DIAGNOSE & BEHANDELING
• DIAGNOSE – Anamnese
– Bij atypisch beeld – PSG + video en ev. langdurig video-‐EEG monitoring
• BEHANDELING – Niet medicamenteuze behandeling – Ev. medicamenteuze behandeling