driemaandelijks heemkundig tijdschrift..."kieke nao vreuger" 1994: '...
TRANSCRIPT
"Kieke nao Vreuger" 1994:
' 'Mijnwerkers uit Kinrooi naar het zwarte goud van onze mijnen".
Driemaandelijks Heemkundig tijdschrift
van de
Geschied- en Heemkundige
Kring Kinrooi
Jaargang 13 nr. 3 15 september 1994
KANTOOR VAN AFGIFTE: 3640 KINROOI 2
ISSN 0774-000X
BESTUUR VOORWOORD Voorzitter
René RAETS, Venlosestw. 368
56.50.84
Ondervoorzitter
Gaby NIES, Oude Kerkstraat 36
70.15.20
Sekretaris
Werner SMET, Breeërstw. 124
56.31.32
Penningmeester
Louis BEIJNSBERGER,
Heitjesstraat 2
70.26.80
Bibliothecaris
Theo GIELEN, Breeërstw. 194
70.23.23
Leden
Els REYNDERS, Maasstraat 14/1
56.46.19
Guillaume VAN LOON
Zielderveld 20
70.30.44
REDAKTIE Het Bestuur.
LA Y-OUT + TYPEWERK
Martine Dry vers
May Verhoeven
EINDREDAKTIE TheoGielen
DRUK
Hugo Symons
Bree
REDAKTIEADRES
Sekr./Dokumentatiecentrum
Weertersteenweg419
3640 Kinrooi
Rek.nr. 735-2224992-91
Tel. 089/70.14.10
Verantwoordelijke uitgever
René Raets
Venlosesteenweg 368
3640 Kinrooi
Als u deze regels leest is de lange, hete zomer van 1994 voorbij.
Volgens sommigen té heet, voor anderen -vooral degenen die van een
welverdiende vakantie genoten- kon de pret niet op. In ieder geval een zomer
van rekords, waar onze kleinkinderen nog over zullen napraten...
Tijdens de laatste periode van het jaar hervatten wij vol goede moed en met
opgeladen batterijen onze aktiviteiten. Onze traditionele, jaarlijkse uitstap,
ditmaal naar de Oost-Kantons, heeft reeds plaats gehad. Hopelijk wordt dit jaar
de traditie doorbroken en mogen ons de weergoden gunstig gestemd zijn.
Als extra planden we dit jaar een najaarsreis naar HOEGAARDEN, dorp van
schuimend bier en sappige folklore, en wel op zaterdag 17 september. Over
beide uitstappen meer in ons volgende nummer.
In de eerstkomende weken zullen onze bestuursleden zich bij u aanbieden - naar
jaarlijkse gewoonte- met de nieuwe HEEMKALENDER1995. Ontvang ze gul:
voor slechts 100,- frs. krijgt u een schat aan heemkundige foto’s toegespeeld
over onze vijf kerkdorpen én u steunt er een goed doel mee: de werking van onze
Kring.
Met bijzondere trots dien ik u ook de heruitgave de vermelden van onze
tentoonstelling KIEKE NAO VREUGER, ditmaal met als thema de
mijnwerkers van onze kerkdorpen. Gedurende twee jaar heefteen werkgroep,
onder de bezielende leiding van W. S met alle mogelijke materiaal verzameld in
de vorm van foto’s, overlijdensberichten, brieven, gedachtenisprentjes,
interviews, krantenartikels, bandopnames, enz. die allen betrekking hebben op
het leven en werken, het wel en het wee van de “koolputters” uit onze gemeente.
Het is een boeiende verzameling geworden van allerlei dokumenten die ons een
beter inzicht geven van het hoe en het waarom van mensen die soms jarenlang in
de donkere diepten van de mijnen gingen werken aan onze welvaart.
De tentoonstelling wordt traditiegetrouw met de Allerheiligendagen gehouden.
U vindt hierover meer in dit nummer.
Ik hoop velen van u op deze nieuwe uitgave van KIEKE NAO VREUGER te
mogen ontmoeten.
R. Raets
INHOUD
Woordje van de voorzitter. 81
Inhoudstafel. 82
Uit heden en verleden van Kinrooi.
-
Vier generaties Segers - kosters in de parochie St.-Martinus Kinrooi 83
- De militielijst anno 1815 uit Ophoven 89
- Mijnwerkers uit Geistingen vertellen 91
-Mit nach Deutschland 93
-Kessenich nam afscheid van pastoor E. Delvaux 95
- Jan Coenen, alias Nielissen, wordt op 7/3/1669 armenmeester in Kinrooi 96
- Sagen over de geestenwereld uit het Limburgs noordoostgebied 97
- Het drinkwater van onze voorouders 98
- 40-jarig bestaan boerinnegilde Molenbeersel 100
- 'Dienen" of wegonderhoud vroeger in Molenbeersel 104
- Sint Servatius, de patroonheilige van de parochie Ophoven 105
- Een lange zucht naar onafhankelijkheid (vervolg) 108
- Onze dorpen door de eeuwen heen (vervolg) 110
- Gejaagd door de wind 112
- Geld dat stom is, maakt recht wat krom is 113
Mededelingen
-Uit de school van vroeger 115
-Nieuwe aanwinsten 116
-Ledenfamilie 117
-Wij waren aanwezig te... 117
- Berbenkapel hersteld! 118
- Komende aktiviteiten van onze kring 119
OP DE OMSLAG:
Mijnwerker "Leike Snijkers" in zijn jeugdjaren. Tijdens het Allerheiligenweekend zal onze gekende
tentoonstelling weer doorgaan. Deze expo belicht de mijnwerkers uit de fusiegemeente Kinrooi.
82
VIER GENERATIES SEGERS-KOSTERS IN DE PAROCHIE SINT-MARTINUS KINROOI.
I. SEGERS REYNIER (°Kessenich 18/05/1807 +Kinrooi 15/08/1863) Hij was de eerste schoolonderwijzer van de nieuwe gemeente Kinrooi (opgericht in 1845). In 1861 ging hij op rust. Zijn eerste huwelijk op 13/08/1839te Kinrooi was met Tijskens Maria Catharina (°Kessenich 02/ 05/1814 en + Kinrooi 09/10/1843). Hij hertrouwde op 28/01 /1847 in Kinrooi met Peeters Catharina Elisabeth (“Kessenich 03/04/1819 en +Kinrooi 24/04/1862). Het eerste huwelijk had twee kinderen: Catharina Elisabeth (°1840) en Renier (°1841). Uit het tweede huwelijk kwamen vijf kinderen: Pieter Johannes (° 1848), de volgende generatie koster, Mathijs Hubert (°1850), Pieter-Leonardus (° 1851), Maria Johanna (° 1853) en Anna Maria (° 1860). E.H. Jan Baptist Weyen uit Zutendaal was pastoor in de parochie Kinrooi van 1866 tot 1905. In zijn Liber Memorialis schrijft hij als eerste over de "koster” destijds. Ineen index opgemaakt ingevolge order en bevelbrief van Zijn Hoog Eerw. Heer den Bisschop van Luyk Cornelius Richardus Antonius Van Bommel op dato den 8 juni 1833 doet hij verhaal "van die welke in de kerk dienen”: * Eenen koster: Theodorus Baens, alleen met den naem, terwijl hij niet van de gemeente trekt, maer alleen van de gesongene begravenisse en trouwen. Nu: Reynier Segers. Zijn bestaen is bepaalt op vijftig franken, hier voor alle kosters dienst doen, de Kerk twee mael per week maendaegs en saterdaegs uytzuyveren, singen, het kooperwerk suyveren, etc. etc.
* Er waren ook drie “missedienaers” aangesteld, met
name:
- Ruthgerus van Esser
- Joannes Bosmans
- P.Matthijs Peerelings.
II. SEGERS PIETER JOHANNES (°Kinrooi 23/
01/1848+Kinrooi 21/03/1822)
In 1863 wordt Petrus Johannes benoemd. (Zie
deliberatieregister blz. 14). Zie ook stokregister nr.I die
de onvolkomendheden van deze registratie
vervolledigen.
Hieronder volgt een N.B....
“Hij is niet zindelijk of proper, maar wat is er aan te
doen. Ik heb hem den orgel laaten leeren; dan is hij 20 a
25 keeren bij Geelen te Ophoven geweest om les te
halen. Hij zingt en speelt goed. Het vers tand ontbreekt
hem niet; was hij maar wat properder in de Kerk. Ik
dacht dat hij getrouwd zijnde het beter zou gaan; maar
het is hetzelfde. De propreteit moet er in geboren zijn;
anders helpt het zeggen niet..."
Daarbij ziet hij slecht, dat maakt er ook veel van. Enfin,
in Godsnaam, ik ben er mee tevreden. Het kan nog erger
zijn. Hij gedraagt zich allerbest. Daar ben ik zeer over te
vreden.”
Kinroy, 24 april 1877. Weyen Past.
En Pieter Joannes trouwde op 09/01/1875 in Kinrooi
met Scheijmans Joanna Catharina (°Kessenich 15/09/
1838 en +Kessenich 10/10/1896). Het kerkelijk
huwelijk volgt op 12/01/1875. Er komen drie kinderen:
Joannes Renier (°1875) volgende generatie koster,
Renier Franciscus Josephus (°1877) en Maria Catharina
Elisabeth (° 1878).
In oktober 1883 vinden we de tarieven voor de diensten
zorgvuldig neergeschreven door Pastoor Weyen. Voor
een huwelijk worden er vier tarieven gehanteerd:
- indien beiden van Kinrooi afkomstig zijn dan kost
het, mis inbegrepen 12,50 fr.: 10 fr. voor de pastoor en
2,5 fr. voor de koster;
- is de vrouw van Kinrooi en de man vreemd aan deze
parochie kost het geheel 10 fr.: 8 fr. voor de pastoor en 2
fr. voor de koster;
- indien de man van Kinrooi afkomstig is en elders
huwt kost hem dat voor de gebruikelijke “roepen” 5 fr.
voor de pastoor en 0,50 fr. voor de koster;
- indien er enkel de roepen zijn volgens de statuten
kost dit 1,50 fr.
De gewoonte van E.H. Pastoor Weyen was om de
“nieuw getrouwden” direct na de trouw op de pastorij te
ontvangen om hen een “glas jenever met suyker” aan te
bieden en... te laten betalen.
Hij raadt zijn opvolger ten stelligste aan om dit gebruik
verder te zetten. Ook hield hij eraan om hen die gingen
trouwen voor de mis te biechten en te communiceren.
83
Familie Segers-Scheymans foto 1885.
v.l.n.r.: Joannes Renier Segers : onderwijzer, koster, organist ° Kinrooi 20/09/1875 ; Pieter Johannes Segers : onderwijzer, koster,
organist ° Kinrooi 23/01/1848 ; Maria Catharina Elisabeth Segers “Kinrooi 31/05/1878 ; Scheymans Joanna Catharina °
Kessenich 15/09/1838 ; Renier Fransiscus Josephus Segers “Kinrooi 23/03/1877.
In die biecht “onderrichtte hij hen dan wegens het
huwelijk”.
Voor een begrafenis en lijkdienst met drie heren
bedroeg de kostsom 40 franken. Voor al de
begrafenismissen “moet de koster zichzelf rekenen met
het was en opzetten der kaarsen”. Buiten de missen
betaalt de pastoor de koster zelf. In een begrafenis met
drie heren moeten de drie wekenmissen afzonderlijk
betaald worden tegen 2,50 fr per mis. Voor deze drie
wekenmissen moet de pastoor 0,80 fr. per mis betalen
aan de koster. Ook bij een begrafenis met één heer moet
de pastoor dit aan de koster betalen. Voor de goede
boeren met “het zilveren kruis” was de kostprijs dan 25
fr. Voor zij die minder rijk waren bedroeg dit 20 fr., of
16 fr., of niets.
Hierin moest men volgens de raad van E.H. Pastoor
Weyen voorzichtig zijn en “zacht aan gaan”...
Maar toch was er wel enig onderscheid. Voor arm of
rijk, voor alle lijkdiensten werden de “Lauden”
gezongen . Doch “voor enen bijzonderen van de
parochie of bijzondere weldoener van de kerk” zong hij
ook de eerste noctumen na de lauden zonder daar iets
meer voor te rekenen.
Werd een kind begraven en konden de ouders iets
geven betaalden deze 2 fr. voor de pastoor en 0,60 fr.
voor de koster. De mis of jaargetijde was bepaald op
4,50 fr.. Hiervan kreeg de koster 80 centiemen. Het
zondagsgebed was bepaald op 2 fr. Pastoor Weyen
betaalde de koster voor alle missen, ook voor die hij
"pro deo” deed voor “den armen mensch”.
De misdienaars daarentegen werden zondag en
heiligdag uit de “klip” betaald van de kerk. Met kermis
en nieuwjaar kregen ze van de pastoor iets extra. Ook
betaalde hij hen tenminste 36 centiemen ‘s zondags zo
dikwijls als er offergang was. Bij begrafenissen en
indien er twee offergangen tegelijk waren kregen ze
wat meer. En als men ten offer ging voor een klein kind
tijdens diens begrafenis (hetgeen zelden gebeurde) gaf
de pastoor de gehele offergang aan de misdienaars.
Later werden deze tarieven aangepast door E.H.
Pastoor Cuppens (1905-1924). Een trouwmis en beide
afkomstig uit de parochie kostte 19 fr. (15,60 voor de
pastoor en 3,40 voor de koster). Was er een partner uit
de parochie en werd de mis hier opgedragen werd dit 12
fr. (9,80 fr. voor de pastoor en 2,20 fr. voor de
84
koster). Een begrafenis met drie heren en drie
wekenmissen kostte toen 55 fr.
De uitvaartdienst met één heer kostte naargelang het
uur van de dienst: 8 uur: 18 fr.
8.30 u: 20 fr.
9 uur: 25 fr.
De jaargetijde met zondagsgebed werd 7 fr. zonder
was het 5 fr. Voor alle gezongen missen kreeg de
koster 1 fr.
Het “vrouwen inhalen is gansch voor de pastoor”.
Volgens het volksgeloof waren er vroeger tal van
bepalingen voor een kraamvrouw. Deze hadden te
maken met de onreinheid die haar werd toegedicht. Ze
verschilden sterk van gewest tot gewest. Op plaatsen
mocht zij niet de stallen betreden, de was doen of
kleren in de kast leggen; elders mocht zij niet bij
ingemaakte groenten of vers geslacht vlees komen; of
geen vet uitbraden en pannekoeken bakken.
De bepaling waarover hier sprake betreft dat
kraamvrouwen niet op straat mochten komen, de kerk
passeren of betreden vooraleer ze ongeveer zes weken
na de bevalling de “kerkgang” of “begankenis” hadden
gemaakt. Dit deden zij in navolging der
gehoorzaamheid aan O.L. Vrouw aan de wet der
zuivering.
De kerkgang beëindigde officieel de periode van
onreinheid.
De kraamvrouw ging dan met een buurvrouw of de
vroedvrouw naar de kerk ‘ s morgens na de H. Mis. Ze
wachtten geduldig achter in de kerk tot de pastoor hen
afhaalde en begeleidde naar het altaar van O.L. Vrouw.
Hier deed men de gebruikelijke gebeden, offerde en
stak een kaars op ter ere van O.L. Vrouw.
Na de kerkgang ging men samen naar huis waar men
koffie dronk een boterham met vlees at en een stuk
vlaai nuttigde. Was het voor de vlaai of was het uit
verbondenheid dat de vroedvrouw er op stond om de
kraamvrouw te begeleiden tijdens de kerkgang ? Wie
zal het ons nog vertellen ?
III. SEGERS JOANNES RENIER (“Kinrooi 20/
09/1875 +Kinrooi 13/12/1938)
Hij was de hoofdonderwijzer van de jongensschool en
betrok alzo de onderwijzerswoning, thans de huidige
bibliotheek. De dorpsonderwijzer was vroeger een man
van aanzien, dikwijls afkomstig van buiten het
Familie Segers-Voets
v.l.n.r. : Segers Joannes Renier “Kinrooi 20/11/1875; Voets Maria Elisabeth “Maaseik 9/3/1873 ; Renier Hubert
Joseph Segers “Kinrooi 7/4/1908; Johannes Ludovicus Josephus Segers “Kinrooi 3/9/1910 ; Fransiscus Hubertus
Josephus “Kinrooi 29/12/1910; Segers Anna Maria Josephus “Kinrooi 11/3/1913.
85
dorp, die dus een gepast onderkomen moest bezorgd
worden door de gemeente. Waarschijnlijk is deze
onderwijzerswoning gebouwd in 1870-1871.
In het vooruitzicht van zijn pensioen bouwde hij een
huis in de Kloosterstraat.
Hij moest zijn koster zijn combineren met zijn
onderwijsambt. Dit betekende dat hij een begrafenismis
tijdens de week de gehele klas, het zesde en zevende
jaar, hem vergezelde ter kerke.
Hij heeft gediend onder de periode van E.H. pastoor
Saesen L. Deze "bouwheer” zoals uitgebreid verteld in
nummer 1 van 1994, is daarbij zeer ondernemend in het
oprichten:
in 1929 werd de avondschool en in 1930 de
landbouwavondschool ingericht voor 27 leerlingen.
Lesgevers waren voornoemde Jan Segers en Renier
Brouns.
Maar ook de koster werd bedacht in de
ondernemingsgeest van de pastoor. Zo werd op de
kerkraad van 1 april 1928 de plaatsing van een nieuw
orgel goedgekeurd. En dat het geen aprilgrap was, bleek
uit de bevestiging op de gemeenteraad van 4 mei van
hetzelfde jaar. Het orgel werd geleverd door de
gebroeders Slootmaekers uit Brussel. Het werd
bekostigd met 6.000,-franken uit het overschot van
verkoop van canada’s 2.000,- frank saldo rekening
1927 en 25.500 uit giften. Het kerkorgel werd voor de
eerste maal bespeeld op Passiezondag 22 maart 1931.
muziekmis uitgevoerd bij gelegenheid van de Plechtige
Communie der kinderen.
De inzegening had plaats op 14 juli 1931 om 3 uur. Het
orgelconcert werd gespeeld de Heer Deferm, leraar aan
de orgelschool van Hasselt en door René Segers,
leerling aan dezelfde school. Hij zal de vierde Segers-
generatie koster-organist worden.
IV. SEGERS RENE (°Kinrooi 07/04/1908
+Kinrooi 14/01/1994)
MEER DAN EEN HALVE EEUW KOSTER-ORGANIST.
“René, de koster” of “Nonke Nee”, zoals de
Kinrooienaren hem noemden, werd geboren te Kinrooi
op 17 april 1908.
Hij was de derde telg uit het gezin van Jan Renier
Segers (geboren 20/11/1875, gediplomeerd 12 augustus
1895 aan de Normaalschool te Sint-Truiden) en
Elisabeth Voets van Aldeneik (geboren 09/03/ 1873).
Evenals zijn vader was Jan Renier koster- organist te
Kinrooi.
Het gezin telde zeven kinderen : Jan (gehuwd met Lucie
Coolen, altijd onderwijzer geweest te Kinrooi); René
(ongehuwd en was meer dan een halve eeuw
koster-organist); Francois (gehuwd met Yvonne
Eerdekens, onderwijzer) en Maria (gehuwd met Renier
Brouns, onderwijzeres). De drie anderen overleden als
kind: Maria Catharina geboren op 16/02/1905 overleed
op 01/09/1908 en een tweeling Hubertus en Pieter
geboren op 22 oktober 1909 overleed nog datzelfde jaar.
Allen werden geboren in de onderwijzerswoning, thans
de openbare bibliotheek van Kinrooi.
En Nonke Nee groeide er op met de jeugd van weleer en
hun gekende eigenheden: spelend naar de school met de
“poepemel en reip”, mocht al eens met de ‘grote’ mee
als deze zich vermaakten met hun alom vertelde
jachtpartijen, leerde "flitsbogen” maken, haalde
kattekwaad uit, maakte "knaptoete”, haalde vogelnesten
uit en reeg de leeggeblazen eieren als
trofeeën aan elkaar, kon “kwakkerte” vangen, kreeg met
Sinterklaas “eine ieësdop” die lang muziek bleef
draaien. Kortom hij leefde echt en dat heeft hij geheel
zijn leven betracht.
Uit zijn schoolverleden vertelde hij ooit dat dit beperkt
bleef tot godsdienst, ‘ t schoon schrijven, de Vlaamse
taal en rekenen. De klas was rijkelijk versierd met
prenten van inheemse vogels, al naargelang de interesse
en hobby van de meester. En dat was meestal jachten
natuur.
Als kind of als “jonge snaak”, zoals hij zichzelf wel
noemde, mocht hij ook op vakantie bij bomma en
bompa Voets in Aldeneik. Daar mocht hij dan wel eens
oefenen als “koejong”. Helemaal iets anders dan
“koorjong”. Het lag hem niet. De koeien ontkwamen al
vlug aan zijn minder waakzaam oog dat meer interesse
toonde voor de “struise” brikkenmakers die in de buurt
werkzaam waren. Ooit mocht hij met knecht en paard
mee naar de stad, naar de paardenkeuring. De knecht
plantte hem boven op de brede rug van die knol, met de
beentjes op maximale spreidstand. Een zekere schrik
overmande hem op deze eenzame hoogte, maar hij kon
de wereld, de Schepping die hem steeds zo dierbaar
was, in volle glorie overschouwen.
Na de lagere school ging Nonke Nee richting
Kruisheren. Niet steeds met de volle goesting, zoals hij
toegaf. “Mijn geheugen was daar te klein voor”,
86
René Segers aan het orgel in de St.-Martinuskerk te Kinrooi.
schertste hij wel eens. Hij was dan ook zeer tevreden
dat het ophield na de “quatrième”.
Op 25-jarige leeftijd deed hij reeds samen met zijn
vader het werk als koster-organist. Een vijftal jaren
later, toen zijn vader overleed in 1938, nam hij dan
deze dienst zelfstandig over. Ingewerkt en ingelijfd in
dit nieuwe ambt was hij reeds.
In zijn bijna zestigjarige kostersloopbaan “diende” hij
bij verscheidene heren:
1. - E.H. Pastoor Saesen (1924-1939)
geboren te Achel op 13 april 1882,
priester gewijd te Luik in 1907, leraar te Visé 1907,
kapelaan te Koersel 1915, pastoor te Kinrooi in 1924,
pastoor te Overrepen 7 mei 1939.
Pastoor Saesen was begin januari 1940 op weg om een
stervende te bezoeken, deed door de gladheid van de
weg een val, werd naar de O.-L.-Vrouwkliniek te
Tongeren overgebracht alwaar hij op 11 juni 1940
overleed.
2. - E.H. Pastoor Loenders (1939-1950)
H. Loenders, geboren te Eksel op 20 juli 1897, priester
gewijd te Luik op 10 juni 1922, kapelaan benoemd te
Bressoux in 1922, pastoor te Sint-Pieters-Voeren in
1934, pastoor te Kinrooi in 1939, overleden in het
hospitaal te Maaseik op 5 september 1950.
3. - E.H. L. Domen (1950-1964)
Geboren te Opitterop 12 maart 1893, kreeg de naam
Leo mee daar hij het dertiende kind was en de
regerende paus Leo de XIII was, priester gewijd te Luik
op 1 april 1918, professor aan het Sint- Jozefcollege te
Hasselt in 1917, kapelaan te Tessenderlo in 1928,
pastoor te Aalst-bij-Sint-Truiden in 1937 en te Kinrooi
in 1950. Op dat moment telde de parochie Kinrooi
1.750 zielen. Hij nam de bediening der parochie waar
tot 1964.
Hij is overleden op 17 mei 1981.
4. - E.H. Breemans (1964-1968)
Geboren te Gerdingen Bree op 12 juli 1901, priester
gewijd te Luik op 11 april 1926, volgde klassieke
filologie te Leuven in 1926, gaf les aan het Klein
Seminarie van Sint- Roch in 1927, werd kapelaan van
de Sint- Quintinusparochie te Hasselt in het jaar 1938,
pastoor te Rekem in 1942, pastoor te Zonhoven in 1958,
pastoor te Kinrooi in 1964, op rust in 1967 te
Zonhoven, overleden te Hasselt op 7 mei 1984.
5. -E.H. Timmermans (1968-1976)
Pastoor Jules Timmermans werd geboren te Heusden
op 20 augustus 1909. Op 1 juli 1934 werd hij tot
priester gewijd. Van 1 juli 1934tot 1 juli 1956 was hij
87
leraar aan het Sint Jan Berchmans Instituut. In die
periode deed hij ook parochiedienst op "Bret”, dat
nadien parochie is geworden. Van 1 juli 1956totl juli
1967 was hij pastoor van de Sint-Pieter-parochie te
Tongerlo (Lb.). Nadien was hij pastoor van onze
parochie Sint-Martinus Kinrooi vanaf 1 juli 1967 tot l
juli 1976. Op 1 juli van dat jaar werd hij benoemd tot
aalmoezenier van de afdeling “Heiderust”, van het St.-
Jansziekenhuis te Genk. Een rustoord dat op 17
september van datzelfde jaar officieel werd opengesteld.
6. - E.H. Loenders was de volgende in de rij (1976-
1988)
Hij werd in 1988 op rust gesteld na een ziekte –
afwezigheid van 16 maanden.
7. - E.H. Sevens Alex (1988- )
Vroeger was het kosterambt heel wat zwaarder dan nu: ‘
s morgens een half uur voorde mis diende men de
klokken te luiden, “loeje” met twee klokken. En een
kwartier voor tijd werd er “getrumptj”. Het snelle ritme
van één klok deed de kerkgangers vaststellen dat ze er
best een beetje vaart achter zouden zetten om op tijd ter
kerke te zijn.
B ij opkomend onweer werden de twee grote klokken,
gewijd ter ere van de H. Donatus, geluid. Zo werd dit
onweer uit elkaar gedreven alvorens enige averij aan te
richten. Dit werd ook lang gedaan door Rompa Thies en
zoon Jan (Joosten) die tegenover de kerk woonden.
Maar dit gebruik verdween tijdelijk toen de Duitsers de
klokken opeisten en weghaalden op 21/04/ 1944.
Zoals de volksmond verhaalt, is bij het eerstkomend
onweer de vijftienjarige landbouwer Martinus Smeets
van de Driessenstraat, door de bliksem dodelijk
getroffen. Hij keerde op 31/05/1944om 16 uur met de
schoffel op de nek huiswaarts.
Toeval? Bovennatuurlijke krachten? Het noodlot? Wie
zal het ons nog vertellen?
Bovendien moest de koster ook enkele malen per dag het
Angelusklokje doen luiden. Maar ja, ook die arbeid is
door automatisatie weggevallen.
Bij een overlijden van een kind werd het kleine
Martinusklokje geluid als de familie en dode kindje de
kerk binnen traden.
En dan nog niet gesproken over al die kerkelijke
overgangen die Nonke Nee meemaakte : van
Gregoriaans tot Elly en Rikkert, van sluier tot mini, van
donderpreken tot diakentaal...
Al die kerkelijke gebruiken uit het verleden die ons nu
zo vreemd lijken: “rouwhangen” bij een begrafenis: het
gehele koor werd in zwart gehuld en aan elke pilaar hing
een zwarte vaan. En op andere kerkelijke hoogdagen
werd elke pilaar gesierd meteen rode vaan. Het lof en de
vespers, kortom de diensten waren uitgebreider en
groter in aantal.
Maar goed dat een onuitputtelijke souplesse een zijner
karaktertrekken was.
Naast zijn taak als koster-organist gaf hij ook nog vele
jaren pianoles en notenleer aan het H.- Kruiscollege te
Maaseik. Zelf heeft hij orgellesssen genomen bij Henri
Meulelans van Aarschot. Een goede gezondheid,
waarvoor hij God dankte, gaf hem al die werkkracht en
levenslust.
Tijdens de eerste vergadering in 1976 van de
kerkfabriek St.-Martinus te Kinrooi werd hem de
medaille en diploma eerste Klasse van O.-L.- Vrouw
Oorzaak onzer Blijdschap toegekend als blijk van
waardering voor goede en trouwe dienst bewezen aan de
Kerk van Limburg tijdens meer dan 35 jaar als
koster-organist. In 1978, op het Ceciliafeest in de
parochiezaal van Kinrooi huldigde Jozef Rosvelds,
voorzitter van het kerkbestuur, omdat hij 40 jaren
koster-organist was van de parochie. Het ereteken
Eerste Klas werd opgespeld en het bisschoppelijk
diploma O.-L.-Vrouw-Oorzaak-Onzer-Blijdschap
overhandigd. Clara Eerdekens sprak toen als voorzitster
van het koor dankwoorden uit en herinnerde aan het
vroegere koor waarvoor Nonke Nee al aan het klavier
speelde. Het koor dat toendertijd geleid werd door
wijlen zijn broer Frans Segers.
In 1988 was Nonke Nee dan 50 jaar koster. Dit gouden
jubileum werd in de grootste geheimhouding
voorbereid, want “anders zou hij wel eens niet kunnen
komen opdagen” zo werd gezegd.
Nonke Nee stond niet zo graag in de kijker. Gewoon,
doodgewoon dan voelde hij zich het best.
"In alle eenvoud je bijdrage leveren aan die onmeetbare
Schepping om zo alles in harmonie te laten weerklinken
voor anderen”. Het devies waardoor wij Nonke Nee
blijvend zullen verder dragen in onze
parochiegemeenschap.
Zijn auto, zijn fiets, zijn hondje mee op wandel, er is iets
verdwenen uit het Kinrooier straatbeeld. Een
uitzonderlijke tachtiger, die voor velen een stichtend
voorbeeld zal blijven, leeft enkel nog in onzer
herinnering.
Louis Beijnsberger
De militielijst anno 1815 uit Ophoven.
Aansluitende bij de militielijst uit Kessenich volgt nu deze uit Ophoven. Op deze lijst stonden 95 jongens ingeschreven. Een
aantal onder hen kon niet aan de trekking deelnemen, omdat ze toen nog niet teruggekeerd waren uit het Franse leger. We
vermelden dit negental eerst.
1. Willen Leonard, geboren Ophoven 14.12.1793 als
zoon van Guillaume en Brons Elisabeth.
2. Gielen Gaspard, geboren in Ophoven 04.03.1784 als
zoon van Jean en Rega Anne.
3. Simons Gaspard, geboren in Ophoven, 21.03.1789
als zoon van Pierre en Houben Elisabeth.
4. Lacour Jacques, geboren in Ophoven, 26.08.1794 als
zoon van Jean Caspar en Peustjens Gertrude.
5. Snieders René, geboren in Ophoven 31.06.1788 als
zoon van Gasparen Vanens Petronella.
6. Dalemans Jean Nicolas, geboren in Ophoven
06.12(7). 1787 als zoon van Jacques en Rosée
Catharina. Aan deze man werd op 21.10.1819 een
militiegetuigschrift afgeleverd. Meestal een teken dat er
huwelijksplannen waren.
7. Noben Jean, geboren in Ophoven 29.07.1785 als
zoon van Jean en Vanraetingen Elisabeth.
8. Rademaekers Jean, geboren in Ophoven 29.10.1789
als zoon van Joseph en Snijders Helene.
9. Dirix Jean Mathieu, geboren in Ophoven als zoon
van Jean en Vangeneygen Margareta.
Er waren in Ophoven drie vrijgestelden, omdat zij reeds
méér dan 5 jaren dienst hadden als conscrit.
1. René Moors, geboren in Ophoven op 16.10.1787 als
zoon van Corneille en Franssen Christine. Deze
landbouwersgast had 8 jaren dienst geklopt in het
Franse leger. Hij werd nog naar een volgende sessie
verwezen.
Bij de eerste oproep had hij zijn dienstjaren niet kunnen
bewijzen.
2. Snieders Jean Mathieu, geboren in Ophoven op
18.06.1784als zoon van Gaspar en Vanens Petronella. 9
jaren dienst.
3. Gielen Jean Lambert, geboren in Ophoven op
30.12(?). 1788 als zoon van Pierre en Steskens Helene.
7 jaren dienst.
De groep die omwille van een gebrek van loting werd
vrijgesteld was klein in aantal.
1. Geurts Godfried, geboren in Neerpelt, 05.07.1794
als zoon van Leonard en Ruyten Sibille, haalde de
lengtenorm niet. De herdersjongen mat slechts 4 voet
4 duim en 6 streepjes. Daarenboven was hij nog de
oudste van enkele weeskinderen.
2. Brouwers Jean Mathieu, geboren in Maaseik,
02.04.1782 als zoon van Lambert en Wilms Marie.
Deze molenaar kwam vrij omwille van het
onherstelbaar verlies van beweging van de rechtervoet.
3. Linders Heyligen, geboren in Ophoven 14.12(7).
1788 als zoon van Guillaume en Bongaerts Anna,
haalde de nodige lengte niet. Deze jongen had
misvormde benen. Zijn beroep van schoenmaker zal
daar wel een gevolg van geweest zijn.
4. Simons Henry, geboren in Ophoven op 04.08.1791
als zoon van Pierre en Houben Gertrude begaf zich op
12juni 1815 naar Maastricht. Daar werd hij op 13juni
ingelijfd in het 43ste militiebataljon. Op 11.09.1817
werd hij er, om niet nader genoemde lichaamsgebreken,
ontslagen.
Drie studenten genoten een voorlopige vrijstel 1 ing.
1. Severijns René, geboren in Ophoven in 1796 als
zoon van André en Gielen Elisabeth. Hij was student in
de theologie.
2. Van Ummissen Mathieu, geboren in Ophoven
09.08.1794 als zoon van Jean Mathieu en Simons
Marie. Hij staat als student vermeld.
3. Severijns Jean Mathieu, geboren in Ophoven op
23.04.1792 als zoon van André en Gielen Elisabeth.
Deze broer van nummer 1. was ook student theologie.
Er waren ook familiale omstandigheden die tot
vrijstelling leidden.
Voor drie jongens was het feit "enige zoon te zijn” een
reden om thuis te blijven.
1. Vanthoor Guillaume, geboren in Ophoven
10.11.1791 als zoon van Pierre en Peters Anne.
2. Deben Jean, geboren in Ophoven, 21.06.1780 als
zoon van Jean Mathieu en Hennen Catherina.
3. Kervers Lambert, geboren in Ophoven, 17.07.1793
als zoon van Arnold en Daniels Elisabeth.
Op 27.03.1818 kreeg deze man een militiegetuigschrift.
De twee volgende werden vrijgesteld als kind van een
89
weduwnaar.
1. Coolen Mathieu, geboren in Wessem 10.03.1781 als
zoon van Jean en Kermis Elisabeth.
2. Verstappen Pierre, geboren in Ophoven 22.04.1785
als zoon van Guillaume en Hermans Gertrude.
De twee volgende mannen, genoten vrijstelling omdat
hun vader overleden was en de moeder nog weduwe
was.
1. Meyers Jean, geboren in Ophoven, 14.08.1796 als
zoon van Gérard en Sleven Maria Elisabeth.
2. Geuen Jean, geboren in Ophoven 25.03.1788 als
zoon van Michel en Nelissen Helene.
Er was een vrijstelling van een jongen als oudste van
weeskinderen.
Heeser Mathieu, geboren in Hunsel, 12.10.1792 als
zoon van Mathieu en Sniekers Gertrude.
Drie mannen van de lijst bleken afwezig te zijn.
Blijkbaar was hun afwezigheid vooraf bekend. Ze staan
na elkaar vermeld aan het einde van de rol.
1. Erlings Guillaume, geboren in Ophoven 13.09.1786
als zoon van René en Schreurs Gertrude.
2. Na deze Guillaume, staat zijn broer vermeld.
Geboren in Ophoven op 27.11.1782. En nu "‘absent en
Hollande”.
3. Gielen Leonard, geboren op 27.10.1793 in Ophoven
als zoon van Guillaume en Verstraeten Catherine. Hij is
“absent”. Zonder meer.
Drie jongens lieten zich vervangen. Ze kochten een
remplaçant.
1. Vangeneygen Jean, geboren in Ophoven 09.07.1781
als zoon van René en Momens Anne Barbe.
Hij had moeten dienen in ‘t Franse leger en had zich
daarlaten vervangen. Vangeneygen kon de dood van
zijn vervanger bewijzen.
2. Notten Michel, geboren in Maastricht op 10.12(7).
1787 als zoon van Jean en Miertens Gertrude. Notten
had als plaatsvervanger: Caris Adolphe. Die diende in
het 43ste militiebataljon in Maastricht van 13.06.1815
tot 31.05.1817. Hij kreeg op 17.02.1824 een
militiegetuigschrift.
3. Henckens Jean Mathieu, geboren in Maaseik op
09.08.1784 als zoon van Leonard en Vangeneygen
Sibille, was een enige zoon. Wijers Pierre verving
Henckens. Wijers stond op de vertreklijst onder nr.
1142. Op 17.06.1815 vertrok hij naar Dorth (?). De 21
ste juni werd hij daar ingelijfd bij het 6de bataljon
artillerie te voet. Op 31 mei 1817 werd hij er ontslagen.
De volgende Ophovenaar hoort niet echt thuis in deze
rij. Het betreft Moubax Jean, geboren in Ophoven op 02.06.1785 als zoon van Antoine en Brouwers Sophie.
Moubax was gehuwd. Dit belette hem niet, zich aan te
dienen als vervanger van Haeldermans Pierre. Die stond
onder het nummer één op de militielijst van Stramproy.
Moubax werd als zijn remplaçant toegelaten.
Enkele aparte gevallen.
. Smeets Jean, geboren in Maaseik, 27.03.178(0)7, als
zoon van Jean en Gerits Elisabeth, werd van de lijst
geschrapt. Hij had in Maaseik, onder nummer248, op de
lijst gestaan met zijn ware naam: Cremers.
B ij de opmerkingen staat: capitaine de la Maréchaussée.
Het schrift ziet er niet zo uit, dat Cremers alias Smeets,
deze graad gedragen heeft. Aanneme1ijker is, dat deze
officier heeft vastgesteld dat de milicien Cremers, eens
te laat op ‘t appèl verscheen, en derhalve even als
deserteur beschouwd werd.(?)
Willen Jean, geboren in Ophoven 07.03.1796 als zoon
van Guillaume en Broens Elisabeth, verkreeg uitstel,
gezien hij teruggestuurd werd van Brussel om een
beslissing te treffen over zijn lot.(?)
. In het militieregister steekt een doopbewijs van
Leonardus, de wettige zoon van Renier Henckens en
Maria Catharina Janssen. Het jongetje werd gedoopt in
Geistingen op 15 juli 1794. Zijn ouders huwden in
Kessenich.
Onder dit bewijs, verklaarde burgemeester Gielen van
Ophoven, op 13juni 1825, dat deze Leonardus op de
militielijst van 1815, het nummer 83 trok, en dat hij daar
verkeerdelijk ingeschreven werd als zoon van Mathieu
en Marie Simons.
Als we de 16 gehuwden en de talrijke vrijgeloten buiten
de opnoeming houden, rester ons enkel nog de namen te
schrijven van de Ophovenaren die een effectieve dienst
vervulden.
1. Gielen René, geboren in Ophoven op 12.10.1796 als
zoon van Guillaume en Verstraeten Catharine. Deze
schaapherder diende in het 43ste militiebataljon in
Maastricht, van 13 juni 1815 tot 8 mei 1818. In 1823
werd deze Gielen aanvaard als remplaçant voor een
jongen die in Ohé en Laak op de lijst stond, onder het
nummer 22.
2. Vandewinkel Jean Mathieu, geboren in Ophoven, op
07.10.1795 als zoon van Jean en Steskens Helene kwam
op 13 juni 1815inMaastrichtonderde wapens. Deze
pokdalige soldaat deserteerde de 21ste juli; kwam terug
in ‘ t korps op 29 oktober 1815, en kreeg zijn ontslag op
8 mei 1818.
Een militiebewijs werd hem op 21 mei 1822
uitgeschreven.
3. Broens Jacques, geboren in Ophoven op 10.05.1787
als zoon van Theodoor en Meyers Marie, moest op 24
juni 1815 naar Maastricht vertrekken; naar het bekende
43 ste bataljon. Broens kwam niet opdagen en werd als
90
deserteur gemeld. Op 9 november 1815 was hij er wel.
Zijn dienststaat is niet ingeschreven.
4. Broens Leonard, geboren in Ophoven op
06.09.1793 als zoon van Jean en Knoops Anne, werd op
13 juni 1815 ingelijfd in het 43ste bataljon.
Hij deserteerde op een niet vermelde dag en keerde op
13 november 1815 terug in het korps.
5. Simons Henri, die eerder genoemd is als ontslagene
wegens gebrek, begon zijn legerdienst in Maastricht op
13 juni 1815. De 11de september 1817 werd hij
ontslagen.
6. Janssens René, geboren in Ophoven op 06.06.1794
als zoon van Jean en Geurts Joanna, werd op 19 juli
1815 naar Venlo gestuurd. De 21ste van die maand
werd hij ingelijfd in het 42ste militiebataljon. Zijn
ontslag volgde op 31 mei 1817.
Uiteindelijk gingen er om te beginnen 6 jongens van de
95 in dienst.
Dat zijn er 6,31%. Vergelijkbare cijfers om dit een laag,
normaal of hoog rendement te noemen hebben we niet.
Maar de loting zal er wel voor gezorgd hebben dat het
leger op zijn getalsterkte bleef. En over zulk een
getalsterkte besluiten we deze soldatenbijdrage. Begin
augustus 1914 bespraken twee mensen aan de grens te
Molenbeersel, de Duitse strategie en het feit dat
Nederland buiten het oorlogsgewoel bleef. Het tweetal
bestond uit: Fluppe Pier van Stramproy en Koelen Ties
uit Molenbeersel.
Pier: "Nee, nee, ge zult zien. Den Duits zal Nederland
niet aanvallen.”
Ties: “Waarom niet, Pier?”
Pier: “Ha! We hebben veel soldaten; een groot leger.”
Ties: “Och, wat zoudt gij veel soldaten hebben?” Pier:
“Watte! Een miljoen soldaten heeft Nederland! Een
miljoen, zeg ik U.”
Ties: “Bah, wat zoudt gij een miljoen soldaten hebben,
Pier!”
Pier: “Watte? Ik zal ze U opnoemen!”
En Pier begon alvast met die van Stramproy.
MIJNWERKERS UIT GEISTINGEN VERTELLEN.
STAMS Joannes, Hubertus °Stevensweert 15/06/ 1915
x VANTHOOR Anna °Ophoven 17/05/1920, wonende
Brugstraat.
Zijn zoon Hendrikus was ook gedurende 7 jaar
mijnwerker in Eisden tot bij de sluiting.
Eerst was hijzelf metaalarbeider-machinist. Medio
1939 ging hij in de mijn werken in de ondergrond. Eerst
in Zwartberg (tot een werkmakker er een ongel uk had),
dan in Winterslag tot zijn pensioen eind 1969. Onder de
oorlog werkte hij ook enkele maanden in de mijn van
Eisden, waar hij per fiets naartoe reed. Naar Zwartberg
en Winterslag ging hij per trein. Hij vertrok thuis om
3.30 uur voor de shift van 6 tot 14 uur. Behalve de
goede verdiensten heeft hij geen prettige herinneringen
aan het mijnwerk, al was er wel een fijne band tussen de
mijnwerkers zelf. De bazen deden vervelend, zo vindt
hij. De 2 dodelijke ongevallen in de mijn blijven droeve
herinneringen voor hem. Zelf had hij last van
stoflongen (op pensioen 1,5% stof, maar in 1993 werd
pas vastgesteld dat het veel erger was). Werkmakkers
waren: Mathieu Cuppens, Bèr Cuppens, Thieu
Heussen, Jozef Cretskens, Henri Vanthoor, Henri
Fiddelaers, Jaak Princen, gebroeders Vangeneygen,
Theo Grispen, Jan Zoons en Jaak Snijkers.
Ik zou nooit meer naar de mijn gaan werken: dit was
slavernij. Het is maar goed dat de mijnen gesloten zijn,
het was ongezond werk.
Gedurende 25 jaar is hij voorzitter geweest van de
mijnwerkers brancardiers van Geistingen. Hij overleed
op 14.01.1994.
TILMANS Jaak “Kessenich 21/02/1947 x DIRKX
Adeline “Kessenich 16/08/1950 op 25/10/1969.
Wonende Klimstraat.
Kinderen Guido en Leona.
Op zijn 32ste ging hij werken in de mijn van Eisden
(ondergrond) in 1979 (stamnummer 257624). Voordien
was hij vrachtwagenbestuurder, werkte als
verwarmingsinstallateur en als buschauffeur. In de mijn
vond hij een goede kameraadschap. Jean Vrancken was
zijn werkmakker. In 1988 stopte hij wegens de sluiting
van de mijn. Een slecht beheer was mede de oorzaak
vindt hij, maar van de werkgelegenheid had men de
mijn niet mogen sluiten. Ik bewaar de beste
herinneringen aan de goede werksfeer in de
ondergrond. De 7 doden in Eisden blijven echter een
droeve herinnering.
Hij werkte in de namiddagploeg en deed zelden
weekend -werk. Na de sluiting werkte hij als
vrachtwagenchauffeur.
91
Hij was niet aangesloten bij de mijnwerkersgilde.
MEERTEN Ludo “Maaseik 13/09/1957 x SNIJDERS
Maria “Geistingen 20/08/1957 op 21/05/1976, wonende
Kessenicherweg.
Hij was eerst beroepsmilitair en ging in 1978 in de
ondergrond van de mijn van Eisden werken. In 1988
verloor hij zijn werk bij de sluiting van de mijn.
Hij werkt nu in de sanitaire branche. In de mijn deed hij
de morgenpost en hij werkte soms tijdens het weekend.
De kameraadschap in de ondergrond was heel goed,
men was er immers op elkaar aangewezen. In 1981
bouwde hij een eigen woning met een lening van de
mijn.
Hij nam deel aan de laatste betogingen en vindt dat
omwille van de werkgelegenheid de mijnen niet
gesloten hadden moeten worden.
FIDDELAERS Henri “Kinrooi 14/10/1922 x V
ANHOLZ AETZS Petronella “Ophoven 20/04/1931.
Wonende te Geistingen. Kinderen: Lenie, Jean, Peter, Mariet en Noël.
Na werkzaam te zijn geweest als landbouwknecht ging
hij op 27/02/1952 op bijna 30-jarige leeftijd in de mijn
van Eisden werken. Hij werkte in de ondergrond als
maneuver en steenhouwer. Op 31/12/1976 werd hij
gepensioneerd.
Naar het werk in de mijn vertrok hij met de bus om 4.30
of 12.30 uur.
Hij bezit nog zijn gezondheidsboekje nr. 91831 waarin
Dr. Faleys, Dr. D’Hoore en Dr. Thijs aantekeningen
maakten.
Op het gemeentehuis van Rotem leverde men hem een
werkboekje af onder nummer 99 op 27/02/1952.
PAREDIS Jean “Maaseik 20/11/1940 x PEETERS
Madeleine “Ophoven 06/11/1945 op 25/05/1965.
Wonende in de Klimstraat.
Kinderen: Marie-Claire en Freddy.
In 1957 ging hij als maneuver werken in de Eisdense
mijn. Hij had als stamnummer 249799.
Voordien was hij arbeider en volgde nadien de
mijnschool.
Van 01/05/1959 tot 01/02/1962 deed hij zijn legerdienst
als paracommando. In 1962 werd hij steenhouwer in
Zwartberg. Hij had er een ongeval en zat meer dan 4 uur
geplet tot hij van onder het puin werd gehaald. Na een
verblijf van meerdere maanden in het ziekenhuis, begon
hij in 1978 in de Eisdense mijn te werken. Hij werd er
oppermeester-schietmeester. De relatie met zijn
werkmakkers en bazen vond hij goed.
In 1987 stopte hij in de mijn. Hij werkte nadien voor
een uitzendbureau o.a. op de FORD en bij PHILIPS. In
de mijn werkte hij met de vroege shift (6/14) en vertrok
thuis om 4.45 uur om in Maaseik de autobus van
Broekmans te nemen.
ZOONS Jan “Maaseik 18/07/1912 x SLEVEN
Gertrudis “Ophoven 24/01/1913 +Leuven 14/07/1972.
Het echtpaar heeft 5 kinderen.
Op 01/12/1936 trad hij in dienst te Eisden mijn, dit in de
ondergrond.
Hij bleef er 31 jaar tot in 1967.
De eerste jaren reed hij per fiets naar de mijn. Later nam
hij de bus vanuit Maaseik. Onder de oorlog was er de
stoomtram. Zijn beginloon bedroeg 25 F per dag, later
30 F als maneuver. De laatste 25 jaar was hij
schietmeesteren opzichter. Hij werkte meestal met de
middagpost.
De kameraadschap in de ondergrond was voorbeeldig
zo vindt hij, de opzichters deden soms wel moeilijk.
' 'Tijdens het mijnwerk gebruikte ik mijn zakdoek om
het stof te weren zodat het niet in de neus kon
binnendringen. Ik ben altijd voorzichtig geweest voor
stof, uit voorzorgsmaatregelen.
Ik zou nog teruggaan naar de mijn omwille van de
goede verdiensten, maar voor de vrouw zou het niet
meer hoeven". Jan ZOONS werd in 1976 voorzitter van
de plaatselijke mijnwerkersgilde.
RUTTEN Lambert “Ophoven 02/05/1930 x
AENDEKERK Gertrudis “Molenbeersel 20/06/1936 op
17/09/1957. Wonende Vroenhof.
Vooraleer naar de Eisdense mijn te gaan werken was hij
werkzaam op de boerderij. Op 15/04/1957 trad hij in
dienst in de mijn met als stamnummer 248807. Dit in de
bovengrond als voorwerker herstelling laders. Omwille
van de sluiting diende hij te stoppen in 1987. Hij werkte
vooral met de middagshift. In 1959 bouwde hij een
eigen woning met een lening van de mijn.
In de bewogen jaren waren de stakingen en betogingen
niet mals; het ging om de centen en om het
voortbestaan. De mijn zorgde voor werkgelegenheid in
Limburg en zou daarom alleen al niet gesloten mogen
geworden zijn.
Opgetekend door René Raets, zomer 1993.
92
KIEKE NAO VREUGER... MIJNWERKERS UIT KINROOI.
Wij nodigen U uit in de Fanfarezaal van Kinrooi aan de Gemeentelijke Technische Dienst, Breeërsteenweg 318
om deze tentoonstelling te bezoeken.
Open op zondag 30 oktober van 13.00 tot 20.00 uur,
maandag 31 oktober van 14.00 tot 18.00 uur en
dinsdag 1 november van 13.00 tot 20.00 uur.
Inkom: 50 Bef./kinderen gratis.
Het boek "MIJNWERKERS UIT KINROOI NAAR HET ZWARTE GOUD VAN ONZE MIJNEN” kan er
afgehaald en nog gekocht worden.
MIT NACH DEUTSCHLAND.
Een 1ied over de wegvoeringen in 1916.
Maria Smeets, Anna Denier, Cornelia Smeets, Maria
Peerlings, Gertudis Truyen en Gertrudis Verwielen
waren tijdens de Eerste Wereldoorlog tienermeisjes in
Molenbeersel.
Om beurten noteerden ze liedjes in een klein zwart
notaboekje. Liedjes die men nu smartlappen noemen
zou. Liedjes ook, die de pastoor destijds op de index
zou geplaatst hebben, maar die een kapelaan anno 1990
zou meegezongen hebben.
Het bundeltje bleef lang bewaard bij Theo Verwielen,
hij kreeg het van zijn tante.
Eén lied uit de velen.
We pikten er een ernstige tekst uit. Een lied over de
wegvoering van jonge mannen tijdens de oorlog 1914-
1918.
We laten de elf strofen voorafgaan door een kort relaas,
genoteerd uit de mond van iemand die het nabij
meemaakte.
Met honderden stonden ze op de Markt in Maaseik;
mannen uit de stad, uit Ophoven, Kessenich, Kinrooi en
Molenbeersel.
Een Duits officier op een verhoog riep met scherpe
stem, alfabetisch geordende namen.
Gekomen bij de “S” klonk het:
"Schmeetz, Mathias”.
Er kwam geen reactie uit de groep.
"Schmeetz Mathias von Molenbeersel” schreeuwde de
Duitser toen.
Niemand kwam naar voor.
De kommandant hernam en voegde nog toe: “Schmeetz
Mathias von acht und siebzig” (van 1878).
Mathijs Smeets van de Reyvenhof uit Molenbeersel kon
toen opgelucht ademhalen.
Een naamgenoot Thieuke Smeets “von acht und
siebzig” stapte uit het gelid.
Omwille van een lichte oogafwijking heette de man
“scheel Thieuke”.
Voor hem klonk het: “Mee naar Duitsland.”
Zijn plunje had hij al bij. Afscheid was reeds genomen.
Men wist in die omstandigheden nooit of men ‘s avonds
nog thuiskwam.
Komt vrienden, ik kom u verklaren
wat in ‘t jaar 1916 is geschied. Van ons droevig heenvaren, waar naar toe, dat wisten we niet. Bis
Des morgens vroeg vertrekken wij naar
de vergaderingplaats Maaseik, waar die
barbaren kwamen en ons vonnis wierd
geveld.
Nu, dat hadden wij gauw vernomen,
want den trein was al besteld. Spoedig waren wij ingeladen. Waar naartoe, was onbekend.
Nu zijn we heen gevaren over de
grenzen van ons land.
Weldra in Aken aangekomen, een
grote stad van Barbarenland.
Hier des morgens om zes uren ontvingen
wij soep voor d’eerste maal.
Maar het mocht niet lang duren, want
den trein vertrok zeer gauw.
Nu weerden gansen dag gevaren,
kwamen wij in Westfalen aan.
93
Daar moesten wij de soep weer eten, maar die hebben
wij laten staan.
Nu zijn we weer heen gevaren, langs die
steenrots baan.
Zongen nog de Brabançonne, zo kwamen we te
Kassei aan.
Nu in Kassei aangekomen, zonder brood en
zonder drank.
Dit was toch al gauw vergeten dit weten wij
Maaseik ten dank.
In ons kamp dan aangekomen, twee uren hebben wij
gemarcheerd, en onzen strooizak aangenomen.
Daarvoor waren wij niet verveerd.
Hier zijn we toch slecht tevreden. Wij lijden veel van
hongeren kou. Ieder heeft al lang gebeden :
"Waren we bij ouders of vrouw!”
Nu vrienden kom ik u te vragen, waardoor wij dit
hebben verdiend, om zo wreed te worden ontnomen van
hen die mij zo teer bemint.
Wie de tekst kan vergelijken met een mogelijk
oorspronkelijke, zal merken dat de meisjes de strofen op
hun manier hebben opgelapt.
Maar de antipathie voorde Duitse handelswijze blijft er
toch duidelijk in bestaan.
Hoe de vrijheid destijds beknot werd, moge nog blijken
uit de "Kontrol-voorschriften” uit die oorlogsjaren.
In het persoonlijk leven greep de bezetter zó in, dat de
mensen geen identiteitskaart meer hadden, maar een
“Ausweis”.
Greukens Truke heeft de hare lang bewaard.
Die had in de Tweede Wereldoorlog nog kunnen
dienen.
Zelfs op de dienstkaarten van de gemeentelijke adm-
inistratie vond men de taal van Goethe en Schiller weer.
De -bij aanvang genoemde meisjes- noteerden nog een
tweede lied, waaruit de afkeer blijkt, voor de agressie en
bezetter van de Eerste Wereldoorlog.
Oorlogslied.
O, tiran wat hebben wij U misdaan, dat gij ons zo
vreselijk doet lijden?
Waarom deed gij ons den oorlog aan, wij, die nochtans
niemand benijdden.
Welaan gij krijgt niet wat gij vraagt.
Wij zullen strijden tot wij sterven.
Niemand zal uw troon nog erven.
Neen, hij zal vergaan evenals uw vaan.
Want het bloed kleeft op uw naam.
Tot nu toe spant gij ons de kroon.
Gij had ons plots kunnen verrassen.
Uw volk kwam België in gestroomd.
Bloed vloeide in brede plassen.
Uwe rangen werden fel gedund.
Maar zie, dat deed uw volk niet beven.
Wat geeft gij om al die levens.
Gij waart slecht voldaan en houdt nu maar aan om naar
Parijs te gaan.
O, keizer, weet het, ongestraft N iemand in ons
vaderland mag komen Den Vlaamsche Leeuw is niet zo
laf Weldra zal hij zijn klauwen aan u tonen.
Uw val, o Lafaard, is nabij.
Wacht nog maar een paartje (?) dagen Dan zal men u
gauw verjagen.
‘t Zal om leven gaan, maar gij moet eraan.
Gans Duitsland zal vergaan.
Wel nu zal het zijn aan onze beurt,
Onze woede wraak te nemen.
Uwe grond zal zijn met bloed besmeurd,
En uwe moeders die zullen bitter wenen.
Eerst dan zult gij hebben wat gij vraagt,
Gij hebt een vreedzaam volk geslagen,
En met rampen overladen
Daarom wees vervloekt. Zwaar zal zijn uw bloed
dat stroomt in den duitschen vloed.
(Uiteen bundeltje liederen, af geschreven door Maria
Smeets, geboren in Molenbeersel, 31 mei 1902.)
94
KESSENICH NAM AFSCHEID VAN PASTOOR E. DELVAUX.
Op vrijdag 24 juni had in de Sint-Martinuskerk van Kessenich een plechtige dankviering plaats waarin deken Champagne
de homilie hield.
De aanwezigen konden de dienst meevolgen en de liederen meezingen die afgedrukt stonden in een speciale brochure. Op de
omslag van deze brochure een tekening van Steven (kerk en Berg).
Op het einde van de viering dankte de voorzitter van de
Kerkfabriek Antoine Peers de pastoor om zijn 23 jaar
dienst ten bate van de parochiegemeenschap.
Na de H. Mis stelden de verenigingen zich op met de
Kon. Fanfare Vriendenkring voorop. Zo trok men naar
de parochiezaal. De pastoor mocht plaats nemen in een
open koets. De weermaker werkte goed mee zodat de
feestviering op de koer van de school kon doorgaan.
Moderator Frans Parren kondigde de
optredende groepen en personen aan. De fanfare opende
met het Limburgs Volkslied. Dan volgden de vendeliers
van de Schutterij Breidelzonen met een geslaagd
optreden. Ook Schutterij Sint-Martinus bleef niet ten
achter en de vlag werd "gedraaid” als eerbetoon aan de
afscheidnemende proost. De Maasgalmkapel liet zich
evenmin onbetuigd en luisterde het geheel op met toffe
muziekklanken.
Er volgden vele korte toespraken o .a. van burgemeester
Hubert Brouns die de pastoor dankte en die namens de
gemeente een receptie aanbood.
Hubert Colen, voorzitter parochieraad, dankte op zijn
beurt de pastoor. De schooljeugd had voor vele
Veerle Henckens, zong dan een prachtig liedje
"Bedankt
mijnheer pastoor!” Namens Kestepabro kreeg de
parochieherder een lege doos aangeboden met de
vraag bij zijn verhuis er wat klederen in te stoppen
voor Peru. Als geschenk kreeg hij namens de
parochianen een schilderij van Bertha Dieben met
natuurlijk de Sint-Martinuskerk als onderwerp. Dit
kan hij ophangen in zijn appartement in Molenbeersel
bij huize Zorgvlied. Het resterende geld van de
omhaling
(bedrag werd niet
meegedeeld) werd
door de pastoor
geschonken aan
Kestepabro (Pater
Brouns) voor het
seminarie in Peru.
Tot slot dankte pastoor
Delvaux voor zoveel
dankbetuigingen. Hij
dankte de inwoners
van Kessenich op zijn
beurt en speciaal
diegenen die mee-
hielpen aan de
restauratie van de
kerk, het onderhoud en
aan de erediensten. Hij
zegde ook maar een
“mens” te zijn met
fouten en gebreken en
vroeg om hem deze te vergeven. Clare en Margriet die
hem jaren bijstonden in de pastorij kregen ook bloemen
en een foto van de kerk aangeboden.
Daarna werd er nog lang nagepraat op de speelplaats
waar de dames van de KVLV gelegenheid gaven om het
hulde register te tekenen.
Wij wensen E.H. Emiel Delvaux nog vele jaren in
Zorgvlied in Molenbeersel waar hij de zielezorg van de
bejaarden ter harte zal nemen.
Hij wordt in Kessenich opgevolgd door Jaak Leen.
Werner Smet.
95
JAN COENEN, ALIAS MELISSEN, WORDT OP 7
MAART 1669 ARMENMEESTER IN KINROOI.
Na het lezen van de inhoudsbeschrijving van het notariaat Eggelen en de transcriptie van het schepenboek van Kessenich,,
is er aanleiding om terug te komen op enkele artikelen in “Dao raostj gèt” van de laatste jaren.
De volgende tekst uit het notariaat van 23 mei 1780,
acte 61, geeft zekerheid over de afstamming van
ongeveer 650 naamgenoten in Nederland van de Nelis
familie in Kinrooi-Ophoven.
"Leonardus Nelissen, gehuwd met Cornelia Post, Delft
(Holland) mede in naam van zijn zwager Symon van
Leeuwen, gehuwd met zijn zuster Digna Nelissen
transporteert bij wettige uitkoop aan Peter Nelissen, zijn
oom, 1/4 van huis en hof en landerijen, aan de Raam
onder Ophoven gelegen (het deel van hem en zijn
zwager) herkomende van Lenaert Nelissen. Ook 1/4 van
het gerei. Voor 52 gerangde ducaten en een Hollandse
rijder voor een kermisse voor zijn vrouw Come 1 ia.
Boven een kapitaal van 125 gl dat de aankoper tot zijn
last neemt. Getuigen waren: Peter Egge lenen Antonius
Scheijmans.”
Zwager Symon van Leeuwen gaf zijn volmacht in
Schooten (Haarlem).
In eersten aanleg was er in Haarlem nog een erfgenaam,
nl. Jan Nelis, broer van Leonardus en Digna. Uit de
erfenis van hun vader Rutgeris Nelis, geboren in
Ophoven in 1708, en gehuwd en wonend in Haarlem in
1749 en aldaar gestorven, nam voornoemde Jan echter
genoegen met een geldbedrag en zag af van verdere
rechten.
De 650 afstammelingen van Rutgeris komen via
Lenaert Nelissen uit de acte terecht bij Jan Coenen uit
de aanhef.
Voordat Jan Coenen armenmeester werd in Kinrooi
moest hij zich daar eerst vestigen. Dat lezen we in het
schepenboek van Kessenich.
"Op 5 januari 1656 verschenen voor de pastoor van
Kessenich, Peter Vesiers, Jan Coenen van Stramproy
met zijn oom Teunis Huermans en Ley Haebermans en
Catharina Nelis, a.s. bruid met haar vader Jan Nielis van
Kinrooi.
1 .Beiden brengen al hun roerend en onroerend goed in.
2. Vader Jan Nielis, met instemming van zijn vrouw
Ummel inde Voegeldonck brengt tot steun van het
huwelijk in: al zijn goed, huis, hof, boomgaard,
landerijen, akkergereedschap en huismeubelen.
3. Jan Coenen brengt in: 1400 gl in gereed geld. Geld
dient ter aflossing van schulden op het goed te Nielis,
te weten aan Helena Cloeten te Itter 1000 gl en de rest
aan andere schuldeisers.
Ouders Nielis blijven in de kost. Verstaan ze zich niet
dan moet het jonge koppel hun woonst bezorgen in
kamer of bakhuis: een koe onderhouden, elk jaar 3
malder rogge, een malder boekweit, 1/2 vat lijnzaad
voor hen zaaien, 10 roeden land voor moeshof
aanwijzen.
Komen er geen kinderen in het huwelijk keren de
goederen terug waar ze van gekomen zijn. Ook de 1400
gulden.”
Hoe zal het hen vergaan zijn? Veel weten we niet.
Kinderen werden er wel geboren. 5 van hen huwden:
1. Maria in 1705 met Johannes Scroyen.
2. Johannes in 1687 met Elisabeth van Hoof. Zij
bleven op het Nelis wonen en dochter Maria huwde in
1709 met Tuenis Scheijmans. Het begin van
verschillende generaties Scheijmans op boerderij annex
brouwerij.
3. Anna in 1705 met Neel Thijskens.
4. Eumelia in 1692 met Rutgeris van Esser.
5. Leonardus in 1701 met Johanna Billiens. Zij
woonden in Ophoven op den Raam. Leonardus overlijdt
voor 1717 en U las boven dat pas in 1780 zijn kleinzoon
uit Delft het erfdeel voor de Haarlem-tak komthalen.
In een artikel van Frans Nelis uit Apeldoorn hebt U in
"Dao raostj gèt” kunnen lezen dat Jan Nelissen in 1675
werd vermoord door muitende troepen van de prins van
Oranje. Dat was dus het dramatische einde van Jan
Coenen. Hij werd te Weert begraven. Omdat hij uit
Stramproy kwam?
We komen Jan nog enkele malen tegen in het
schepenboek:
10 mei 1666:
Heyn Thonissen verkoopt aan Jan Coenen, alias
Nelissen 1/2 vrecht boomgaard, grenzend aan de
boomgaard van Jan Nielissen.
7 december 1666: Jan Coenen, alias Nielissen, gehuwd met Trincken
96
Renekens alias Nielissen leent van Jonker Jaspen opgen
Schei 600 gl.
Aha, heette Catharina oorspronkelijk Renekens?
19 november 1671:
Jan Coenen, alias Nielis van Kinrooi betaalde op 7
december 1666 100 geleende pattacons terug aan
Helena Clooten. Er was een obl igatie tussen haar man
zaliger en Jan Renekens, alias Smeets. Inderdaad, de
vader heet ook Renekens en zelfs nog Smeets.
6 december 1644:
We gaan hier even terug in de tijd. Jan Coenen wist nog
niets van zijn Trincken. En we lezen:
Jan Reinekens, genoemd Nielissen, verkoopt aan
Willem Bruels 1 vrecht erve in de Putcamp te Kinrooi.
Aldus de a.s. schoonvader.
2 september 1677:
Trincken Nelis, weduwe van Jan Nelis de Jonge zegt
dat er een erfkoop is geweest tussen Jan Nelis Den
Alden, haar vader en Griet Poel mans zaliger.
De laatste acte, die we reeds eerder ontdekten, gaf ons
de in Nederland normale schrijfwijze van Nelis. Echter
op het Nielis kwamen de volgende versies voor:
JanNielis-Jan Coenen-Jan Reinckens-Jan Renckens-
Jan Smeets-Jan Nelis-De Jong- Jan Nelis den Alden-
Catharina Nielis-Trincken Nelis-Trincken Renekens en
Ummel inde Voegeldonck.
En waar komt nu “Nelis” vandaan?
Tenslotte komen we nog even terug bij Petrus Nelissen
uit de acte van 23 mei 1780.
Op 17 januari 1788, hij is dan reeds 76 jaar oud,
verpacht hij aan Reinier Coolen "Lemkenshof ’ op den
Raam gelegen. Behalve de dennenbos en het
"Narterhoefken”. Voor de tijd van 6 jaar.
Zijn zoon Leonardus is dan reeds overleden en
kleinzoon Petrus is nog maar 7 jaar oud.
Zijn deze gegevens en misschien nog andere voldoende
om de ligging van de boerderij op den Raam te leren
kennen?
J.C. Nelis.
SAGEN OVER DE GEESTENWERELD UIT HET LIMBURGS NOORD-OOST GEBIED.
In 1965 heeft de heer Thomas Daniels uit Kaulille zijn
licentiaatswerk voorgedragen aan de Universiteit van
Leuven. Dit werk werd samengesteld met de hulp van
oudere mensen uit het Noord-Oosten van Limburg en
de aangrenzende gemeenten in Nederland. Deze
personen hebben hun mening, hun eigen belevenissen,
en veel' ‘van horen zeggen’ ’ aan de auteur
medegedeeld. Met de welwillende toelating van de heer
Daniels, kunnen wij een reeks verhalen brengen, met de
uitspraken van mensen, die inmiddels wel allen
overleden zijn.
Wat betreft de betekenis van het woord: “sagen”; een
sage is een verhaal, dat een kern van waarheid bevat,
alhoewel die soms vaag is.
Algemeen wordt aangenomen dat het verhaal zou
kunnen mogelijk geweest zijn.
Het geloof in deze verhalen was in de toenmalige tijd
zeer aanneembaar. Stel u deze streek voor in de tweede
helft van de 19de eeuw. Er bestonden enkele goede
hoofdverbindingswegen, maar voor de rest: zandwegen
met uitgereden karsporen langs struiken en moerassen.
‘ s Avonds en in de nacht lag het ganse gebied
pikdonker, tenminste wanneer geen maan scheen, die
het alleen nog maar onheimelijker maakte.
Daarbij kon een zeer groot aantal van deze mensen n iet
lezen of schrijven, zodat ze alleen vernamen wat in de
nadere omgeving gebeurde of er verteld werd. Dit
waren vooral verhalen over onverklaarbare
gebeurtenissen en verschijnsels, die de mensen dachten
beleefd of gezien te hebben.
Zelfs nu in deze moderne tijd; plaats een jonge kerel
alleen in een donker, een beetje afgelegen bos, bij iets
winderig weer. Na korte tijd begint deze moderne jonge
man zich alles mogelijke in te beelden en te horen.
Vraag eens naar de belevenissen van vroegere soldaten,
tijdens oefeningen en maneuvers.
Hoeveel te meer moeten de mensen uit die tijd, die sinds
hun kindheid voortdurend verhalen hoorden over
heksen, spoken, geesten, enz..., daaraan geloofd
hebben.
De heer Daniels heeft een duidelijke indeling gemaakt
van deze wereld.
1. De Geestenwereld.
De watergeesten, aardgeesten, vuurgeesten,
luchtgeesten.
2. De toverwereld.
De heksen, tovenaars, weerwolven.
3. Duivelssagen.
4. Historische sagen.
5. Roversbenden.
6. Etymologische sagen (afleidingen uit woorden).
97
HET DRINKWATER VAN ONZE VOOROUDERS.
Hoe geraakten onze voorouders aan drinkwater?
Werd die vraag al ooit door onze kinderen gesteld? Ik durf wedden van niet.
Heel eenvoudig van zelf gekomen zoals Sinterklaas?
Neen, zo eenvoudig was dit niet. Ik heb het nog gekend uit eigen ervaring en zoals men uitdrukt “Ik heb het zelf nog
meegemaakt”.
In het jaar onzes Heren 1994 draaien we eventjes het
kraantje open en we hebben water, zuiver water, koud
of warm naar believen. Snel of minder snel volgens
onze wil of wens.
Men noemt dit de waterleiding, die onder de grond
werd aangebracht naar onze woning. De zware leiding
onder de straat of steeg en door een dunnere leiding
naar onze woning met vertakkingen naar keuken,
badkamer en op alle plaatsen waar we het wensen. Maar
70 en 80 jaren terug en nog vroeger was het heel anders.
Voor het wassen van het lijnwaad werd vroeger,
voornamelijk bij gunstig weder aan of in de Witbeek
gewassen, voornamelijk bij gunstig weder maar zelfs
van verder werd het wasgoed met de kruiwagen
aangebracht en de mensen van toen hadden aan de
oever van de beek een dikke platte steen aangebracht
om steun onder de voeten te hebben.
De rest van de huismoeders moesten het doen met het
water uit de put, het verzamelde regenwater uiteen ton
en de meer begoeden beschikten naderhand overeen
pomp.
De waterput? Die werd door mensenhanden gegraven
tot het waterpeil werd bereikt. Hier geraakte men reeds
op 5 meter diepte het zogenoemde grondwater. Elders
bereikte men de wateraders op 8 of 10 meter maar op
sommige plaatsen moest worden gegraven tot 15 meter
en meer. De oorzaak? Men moest het geluk hebben een
waterader te bereiken en de oudere mensen uit die jaren
spraken over het waterpeil van de Maas, de droogte van
de zomer.
In 1949 had ik voldoende water uit een put van 7 meter.
Tien jaren later moesten 3 meter buis bij geheid worden
om drinkwater te bekomen.
Ik heb waterputten gezien die volledig in brikken waren
gemetst, rond of vierkant. Hoe die werden gemaakt, heb
ik geen uitleg voor maar het moeten in ieder geval
bekwame mensen zijn geweest en daarbij echte durvers
om zulke karweien op te knappen. Naderhand werd het
mets werk vervangen door betonbuizen, meestal met
een hoogte van 1 meter en een doormeter van dezelfde
lengte. Hoe werd hiermede tewerk gegaan? Eerst werd
op een bepaalde plaats een gat in de grond gegraven
waarde waterput zou komen. In dit gat de betonnen buis
geplaatst, heel secuur,
waterpas volgens de millimeter. Dan werd een tweede
hoeveelheid grond naar boven gehaald zodat de eerste
buis kon zakken. De eerste daarop geplaatst. De graver
daalde in het gat met mand en kleine schup, vulde de
mand die met een koord naar boven werd gehaald. Was
er voldoende ruimte daar onder, dan mochten de twee
buizen weer een meter zakken. Dus reeds drie buizen in
de grond. En zo ging het werk voort. Zes, zeven, acht,
tien meter en soms meer. Het einde kwam als men het
grondwater bereikte. Wat een karwei die uren, dagen
duurde. Een zeer gevaarlijk werk. Men heeft mij verteld
dat het wel eens gebeurde dat de onderste buis plots
wegschoof waardoor het geheel instortte en de man in
de diepte verongelukte. Meestal waren het koene
mannen, zeer ervaren in dit soort werk maar het risiko
bleef dat een instorting niet kon vermeden worden.
Eenmaal voldoende water in de gedolven put werd er
bovenop een houten rol geplaatst met daaraan een
zwingel bevestigd. Een stevig touw of ketting aan de rol
bevestigd om de emmer naar beneden te laten zakken.
Eenmaal de emmer gevuld werd hij naar boven
gehaald. Een handeling die zoveel maal per dag werd
uitgevoerd omdat ook meestal water voor het vee moest
geschaft worden.
Vindingrijke mensen plaatsten boven de waterput een
houten schutsel om het regenwater en vallende bladeren
niet in de put te laten vallen.
Zelfs mensen zochten hun eigen dood in hun waterput
en soms vielen kinderen in de water over de boord wat
een gans dorp in beroering bracht.
Vindingrijke mensen hadden er iets beter, iets handiger
op gevonden.
In plaats van de gewone katrol met de zwengel en koord
of ketting hadden zij over de waterput een houten
stelling gebouwd. Daarin met een ijzeren bout een
lichte boomstam als een soort hefboom laten draaien,
zodat het kortste gedeelte precies de opening van de put
bereikte en het langste deel met een zware steen of
ander voorwerp werd verzwaard. De emmer werd met
de handen naar beneden gelaten; de emmer met een
handige beweging met het water daarbeneden gevuld
en dan naar boven getrokken, flink geholpen door het
tegengewicht van de hefboom.
98
Ik herinner mij dat Tieske Klerkx zo’n tuig had klaar
gestoomd. Hij had voorzeker navolgers maar er een
brevet opnemen was toentertijd nog niet in zwang.
En naderhand kwam de waterpomp.
Een heel ander systeem. Ijzeren buizen van 7 a 8 cm
doorsnede moesten bij middel van een zware ijzeren
hamer (een blok ijzer met een lange pin) in de grond
gedreven worden. De eerste buis had een spitse punt van
een tiental gaatjes voorzien. Eenmaal deze buis aan de
oppervlakte ging verdwijnen werd er een nieuwe buis
opgeschroefd. Zorgvuldig ingewreven meteen soort
veten heel dun vlas. En nu maar opnieuw heien. Een
zware karwei. Zoveel maal bij middel van een koord de
hamer tot in de nok van de steiger omhoog trekken en
dan laten vallen. Nu speelde het geluk daarbij een grote
rol. Had men "een goede grond gevonden” dan zag men
de buis bij iedere slag centimeters zakken maar kwam
men op een keilaag terecht, dan "avanceerde de buis
nauwelijks” of in het geheel niet. Deze keilaag was bijna
ondoordringbaar zodanig dat het beginpunt van de buis
omboog en ettelijke meters verder weer boven de grond
te voorschijn kwam.
Er werd in die jaren en die omstandigheden ook al
gevloekt.
Dan moest een nieuwe plek gezocht worden waar men
hoopte deze tegenslag niet te moeten ondergaan en men
hoopte in de kiezel laag terecht te komen.
En maar heien tot men kon vaststellen dat men een
waterader had bereikt. Pompen maar. Eerst een soort
slijk of modder en eindelijk zuiver water. Hoe meer
werd gepompt hoe "klaarder” het water dat voor mens
en dier en waswater werd gebruikt. De waterpomp kreeg
haar plaats in de keuken, de achterkeuken of werd buiten
tegen een muur bevestigd maar moest dan in de winter
flink worden toegedekt om niet te bevriezen. Het water
natuurlijk.
Eerst werd in de keuken een emmer onder "de tuitel”
geplaatst. Naderhand een pompebak gemetst en de
begoeden konden stoeffen met een echte stenen
(arduinen) pompebak. Heden ten dage een sieraad in hof
of aan de ingang van het huis. De gietijzeren pomp werd
naderhand een koperen of een chromé.
En... vele gezinnen hadden in het begin van deze eeuwen
geen waterput, zeker geen pomp. Dan werd het water
gehaald bij de gebuur, die wel eens weigerde omdat er
geburen ruzie was gekomen.
De vooruitgang ging verder. De storkpomp deed zijn
intrede, elektrisch aangedreven en uiteindelijk kwam de
waterleiding alle leed helen en doen vergeten. Maar niks
is volmaakt. Haperingen aan de kranen, springen van de
leidingen en wat weet ik meer.
En jaarlijks komen de rekeningen en de vraag "waardoor
heb ik zoveel water verbruikt?”
Vroeger, weer dat “vreuger” van niks geen last, geen
rekening.
De mens, honderd jaren terug, heeft op zijn manier zijn
plan moeten trekken en zijn vindingrijkheid was groot. En
er was een samenleving die zo verschillend was met deze
van heden: meer gebondenheid, meer naastenliefde,
minder nijd of jaloezie, meer menselijkheid. Mijn broer
Albert vertelde me een gebeurtenis die me trof.
Hij had naast zijn woning een waterput van betonbuizen,
12 meter diep.
Toen de put droog stond werd op de bodem een smallere
buis gestoken en er was weer water. Op zekere dag sprong
de kat op de boord om een vogel te vangen. Maar het
arme dier miste zijn sprong en viel in de put, 12 meter
diep. Het diertje zou ofwel doodgevallen zijn of
verdronken. Maar neen, de ganse nacht werd vanuit de
diepte het gemiauw gehoord. Wat was gebeurd. De kat
had zich op de boord van de smalle buis gehesen en vanaf
die plaats klonk haar hulpgeroep.
B uur Lom Geelissen werd bijgeroepen en die probeerde
met een emmer en daarop een plank het arme beest naar
boven te hijsen.
Dan werden twee houten ladders bijgehaald, de eerste tot
op de bodem van de waterput neergelaten en de tweede
ladder daar schuin op de bovenste trede geplaatst.
Wat gebeurde? Tot grote verbazing zagen de
toeschouwers de kat te voorschijn komen. Ze had van
trede na trede gebruik gemaakt om weer het daglicht te
mogen aanschouwen.
Die Lom Geelissen toch. Een prachtig voorbeeld hoe de
mensen van “vreuger” ook respekt en waardering hadden
voor het dierenleven van een gewone kat. Beste Lom, als
U dit hierboven moogt lezen, herhalen we: “U had een
hart”
Gaspard Coolen.
99
100
101
40-JARIG BESTAAN BOERINNENGILDE MOLENBEERSEL
“Het Belgisch Verbond der Katholieke Volksw erken werd sinds 1880 door het episcopaat gepatroneerd en steunde mede
op rol van de geestelijken...enz”, uit de archieven B.B .Leuven.
De geestelijken werden ertoe aangezet in hun dorp een hoerengilde op te richten. In Molenbeersel gebeurde dit op
27-1-1895 en sloot zich op 15-6-1919 bij de Belgische Boerenbond Leuven aan. Vanaf1907 werden in België ook
boerinnengilden opgericht. Voor Molenbeersel was dit in 1916. Die gilde sloot zich op 13-8-1924 aan bij, wat men nu
noemt: het Katholiek Vormingswerk van Landelijke Vrouwen (K.V.L.V.)
In Molenbeersel wordt dit jaar het 70-jarig bestaan gevierd, maar in feite bestaat die gilde al 78 jaar. Ook bestaan er nu
nog gedenkprentjes van het 30-jarig bestaan der Boerinnengilde Molenbeersel, waarop blijkbaar foutief te lezen staat:
1926-1956.
Op de talrijke groepsfoto’s die er toen gemaakt zijn staat te lezen: 40-jarig bestaan Boerinnengilde Molenbeersel
10-6-1956. De afgedrukte foto is gemaakt voor de splinternieuwe meisjesschool (1954), even rekenen: 1956-40=1916. Het
stichtingsjaar wordt hier dus juist vermeld.
Vandenbosch Emmanuel.
NAMENLIJST BOERINNENGILDE MOLENBEERSEL
1. Royens-Smeets Cornelia (Neelke van Kamer Bert)
2. Janssen Linssen Catharina (Tina van Kasjer) 3. Nies-Beijnsberger Catharina (To van Brandj-
Zjengske) 4. Grispen Elisabeth (Betje van ‘t Boske)
5. Verslegers-Vanhove Gertrudis (Truke van Brune) 6. Corstjens-Nies Maria (Marieke van Tieske) 7. Vanlaer Elisabeth (Lies van Wevers Riek) 8. Segers-Schaekers Maria (Jappe Mieke) 9. Beijnsberger-Seerden Anna (An van Berg Duur)
10. Stevens-Peerlings Helena (Lieënke van Bieële Neer) 11. Dirkx-Schaekers Petronella (Jappe Nel) 12. Vleeschouwers-Custers Petronella (Nel van Horster Zjeng) 13. Smeets-Colbers Anna (Colbers An) 14. Gielkens-Op ‘t Roodt Margriet (Megrit van Poeders) 15. Schouteden-Mulders Lucia (Sieke van Sjans Pieër) 16. Janssen-Caris Jacomina (Jaokemien van Koele Kuuëb) 17. Driessen-Laveaux Maria (Mie van Laveaux) 18. Creemers-Vanloon Gertrude (Trui van Staopers Sjang) 19. Voortmans-Haeldermans Elisabeth (Heilder Beth) 20. Pelssers-Arits Elisabeth (Lieske van Harie van Smeets Door) 21. Hons-Van Eygen Maria (Mia van Staeves) 22. Baens-Lenaerts Gertrudis (Aole Tru) 23. Denier-Beliën Catharina (To van Truje Thieu) 24. Janssen-Royens Anna (An van Koele Door) 25. Wagemakers-Janssen Gerda (Gerda Van Riet)
26. Stals-Rakels Christina (Stina van Klaos) 27. Bruckers-Janssen Gertrudis (Tru van Harie van Veldjes) 28. ?-Kunnen Elisabeth (Lies van Thieu de slechter) 29. Vanlaer Louise (Wies van Wevers Riek) 30. Baens Odilia (Diel vanne Zoeëj) 31. Kiggen-Truyen Suzanna (Reujer San-San van Kiggen Zjang) 32. Verstappen-Pepels Hubertina (Tina Vanne Pepel) 33. Secretaresse van de afdeling van Kinrooi 34. Smeets-Smeets Margriet (Grit van Kosjes Tinus) 35. Vandeur-Verwielen Gertrudis (Tru van Beker) 36. Janssen-Smulders Elisabeth (Lies van Veuskes Door) 37. Hermans-Brouns Elisabeth (Lies vanne klompemèker) 38. Rutten-Verkennis Anna (katte Antje) 39. Timmermans-Stevens Wilhelmina (Mina van Kuppes Wullem) 40. Baens-Reumers Louisa (Lewis van Zoeëj Zjang) 41. Raemen-Smeets Mina (Broos Mina) 42. Kunnen-Janssen Maria (Koele Mie) 43. Keyers-Froyen Leontine (Vrouw van Zjang de Kei) 44. Mevrouw Rosvelds (voorzitster B.B. Kinrooi) 45. Op ‘t Roodt-Vliegen Roza (Roza van Zjangke Vliegen) 46. Vanhove Elisabeth (Lieske van Brune Riekske) 47. Kunnen-Arits Helena (Lieënke van Thieu de slechter) 48. Martens-Doumen Christina (Sjeure Stina) 49. ? 50. Timmermans-Van Esser Anna (Anna Van Kuppes Kueëb) 51. Kunnen-Sniekers Maria (Mia van Makke) 52. Christine (huishoudster bij pastoor Dirkx) 53. Baens-Sniekers Cornelia (Neelke van Makke)
102
54. Stals-Janssen Lies (Lies van Vinder) 55. Smeets-Krops Maria Vrouw van Broos Zjang) 56. Neijens-Janssen Anna (Anna van Kraot Zjaak) 57. Hoeken-Linkens Liza (vrouw van Monkes lin) 58. Snijders-Vanlaer Maria (Mieke van d’ark) 59. Stals-Smeets Catho (To van Broos) 60. Vandenbosch-Snijkers Maria (Kisser Mieke) 61. Bosmans-Cuypers Mia (van Gieze Dolf) 62. ?-Vanesser Maggie (Maggie van Felle) 63. Craeghs Getrude (Truus van Vlaoster Nelis) 64. Schoolmeesters-Hoeken Elisabeth (Monkes Befje) 65. Baens-Coenen Maria (Mieke van Harie van Transvaal) 66. Bakkers-Lamberigts-Janssen Anna (An van Floutere) 67. Salemans-Abels Catharina (Abals Tho) 68. Beugels-Maesen Elisabeth (madame Beugels) 69. Javornik-Segers Elisabet (Lies vanne aoje koster) 70. Vleeschouwers-Bertjens-Truyen Maria (Makke Mie) 71. Timmermans-Vleeschouwers (Vrouw van Kuppes Neel) 72. Janssen-Aerden Elisabeth (Lies van VinderThieu) 73. Hoeken-Kunnen Helena (Hezer Lieënke) 74. Smeets-Clijsters Elisabet (Fos Bet) 75. Smeets-Stevens Hubertina (Tina van Bieële Neer) 76. Stevens-Colbers Wilhelmina (Colbers Mien) 77. E.H. Hornix Nat.Proost 78. Sprankenis-Kunnen Elisabet (Hezer Betje) 79. Janssen-Lenaerts Theodora (Vinder Theike) 80. Schepens-Kunnen Catharina (Kaatje vanne slechter) 81. Stals-Segers Catharina (To van Cone Graad) 82. Denier-Hoeken Wilhelmina (Hoeken Mientje) 83. Janssen-Peeters Sybille (Bilke van Pierre de facteur) 84. Royens-Stevens Anna (An van Kamer Door) 85. Princen-Vandael Maria (Mia van Vandeilke) 86. Brunenberg-Verheijden Elisabet (Lies van Berg Jang) 87. Vrancken-Thaens Wilhelmina (Süchte Mina) 88. Sprankenis Elisa (Lies van Sprengske) 89. Pastoor Dirkx Alfons 90. Segers-Cuypers Elisabet (Lies van Grieze) 91. Martens-Op ‘t Roodt Gerda (Gerda van Smeedjes Ties) 92. Pastoor Moonen 93. Kiggen-Smeets Antoinette (Netje van Tinjer) 94. Bakkers-Baens Helena (Lieën van Nelle Bert) 95. Maessen-Baens Helena (Lieën vanne Zoeëj) 96. Truyen-Colbers Catharina (Colbers to) 97. Vanlaer-Nouwen Clementine (Clemence van Thieu van Naard) 98. Broens-Verwijlen Elisabet (Lies vanne Veldjwachter) 99. Brunenberg-Rakels Odilia (Keunkes Diel) 100.Stals-Klerkx Anna (Antje van Harie vanne Hoof) 101.Smeets-Creemers Helena (Tinjer Lieën) 102. Baens-Baens Mina (Vrouw van Nelle Jet)
103. Vergoossens-Verstappen Catho (To van Vergoossen) 104. Truyen-Smeets Hendrina (Tinjer Drina) 105. Lenie-Van Esser Josëe (Josëe van Félle) 106. Henkens-Arits Anna (Anna vanne Kuper) 107. Moonen-Smeets Elisabet (Lies van Kuppes...) 108. Craeghs-Berben Elisabet (Vrouw van Vlaoster Wullem) 109. Houben-Caris Catharina (To van Caris) 1 lO.Bakkers-Kwaspen Dora (Dora van Sjoemeikers Nelis) 111 .Bakkers-Aendekerk Elisa (Lies van Karei van Braalkes) 112. Clijsters-Truyen Catho (To van Geuje Zjang) 113. Janssen-Kwaspen Margriet (Grit van Sjoemeikers Nelis) 114. Caris-Dirkx Anna (Anna van Caris Jes) 115. Conen-Grispen Ida (Ida van ‘t Zandböske) 116. ? 117.Stevens-Bakkers Getrudis (Tru van Braalkes) 118.Straetemans-Alen Anna Madame Straetemans) 119. Janssen-Cuypers Cornelia (Neelke van Gieze Doit) 120. Lemmens-Kiggen Catho (Toke van Kigge Zjang) 121 .Luys-Denier Elisa (Lies van Thieu van Truje Leej) 122. Colbers-Arits Getrude (Tru van vin Pieër) 123. Nies-Brouns Helena (Lie van Pieër vanne Pepel) 124. Geris-Vranken Jozefien (Fin van Bieële Thei) 125. Truyen-Stevens Anna (Antje van Bieël Klaar) 126.Smeets-Kwaspen Petronella (Nel van Sjoemeikers Nelis) 127.Smeets-Krops Catharina (Kaat van Hezer Krist) 128.Stevens-Voortmans Anna (An vanne Verver) 129. Truyen Maria (Miet van reujer) 130. Poelmans Madeleine 131 .Kwaspen-Kunnen Catharina Toke van Hezer- Toke vanna Koster) 132. Dekkers-Vrinssen Maria (Trumperte Mie) 133. Vanhees-Meuleneers Maria (Mia van Roeëjakkers Nol) 134. Wijen-Tijskens Gertrude (Tru vanne Meister) 135. Janssen-Roijens Gertrudis (Tru van Kamer) 136. Telemans-Coolen Elisa (Vrouw van Tielemenke) 137.Schouteden-Steyvers Elisa (Lies van Stokfried) 138. Leurs-Haeldermans Maria (Madame Leurs) 139. Walen-Verheyen Catho (To van Koeëbes) 140. ?-Neyens Mia (Mia vanne Kraot) 141. Vrinssen-Creemers Anna (Antje vanne trumped) 142. Truyen-Colbers Petronella (Nel van Colbers) 143.Segers-Kunnen Catharina (Kaatje van Jepkes Tieske) 144.Smeets-VanEsser Maria (Mieke van Donker Zjengske) 145. Vrinssen-Truyen Anna (Anna van Geuje Fried) 146. JamP-Brunenberg Lies (Lies van Sjeng van ‘t dekkerke) 147. Peerlings-Brunenberg Mia (Mia van Sjeng van ‘t dekkerke) 148. Vliegen-Janssen Gedrude (Trui van Vliegen) 149. Baens-Neyens Catharina (Toke vanne Kraot) 103
150. Baens-Caris Anna Maria
151 .Peeters-Colbers Aidegonda (Colbers Gontje)
152. Vrinssen-Smeets Gertrudis (Getrude van
donker)
153. Arits-Smeets Helena (LRne van Kuppes Rut)
154.Steyvers-Bruckers Catharina (Toke van Veldjes
Harie)
155.Moons-Kiggen Maria (Mia van Kigge Zjang)
156Janssen-VanEsser Wendeline (Wen van Félle)
157. Bruckers-truyen Antoinette (Netje van Reujer)
158. Verlinden-Coolen Petronella (Nelke van Linse
Corneel)
159. Truyen-Polfliet Anna (Anna van Teel)
160. Bruckers-Conen Margriet (Megriet van Friede
Riek vrouw van Triene Thieuke)
161. ?
162. Conen-Jamers Antonia (Tonia van Bèrvan
Friede Riek)
163. Royens-Smeets Maria (Mia van Kosjes Tinus)
164. ?
165.Segers-Terium Hubertina (Tina van Kone Graad)
166. Janssen Elisabet (Veuskes Lies)
167. Kunnen-Royens Anna (Karner Antje)
168. Hillen-Stals Catho (Toke van Hoof Stinus)
169. ?
170.Schouteden-Tijskens Maria (Mieke van
Sjoemeikers Thieu)
171.Akkermans-Vanhoef Catharina (To van Kone
Thieuke)
172.Steyvers-Stals Maria (Mia vanne Hoof)
173. Neyens-Van Ool Maria (Mia vanool)
174. Coolen-? Petronella (Nelke, vrouw van Linse
Corneel)
175. Govaerts-Janssen Catharina (Kaatje van
Jannes)
176. Vanhees-Kunnen Maria (Mieke van Wale
Michel)
177. Bongers Helena (Lieenke van Bongers)
“DIENEN” of wegonderhoud, vroeger in Molenbeersel.
In de vooroorlogse tijd bestonden de straten in Mo-
lenbeersel vooral uit zandwegen met karresporen en
nevenliggend smal voet-, fietspad.
Daarbij was het ganse gebied moerassig door de hoge
grondwaterstand.
Het gebeurde dan ook al eens, dat een geladen
paardevoerwerk plots tot de as in het spoor wegzakte.
Dan werden enkele paarden uit de gebuurte
voorgespannen, en met graven, duwen en trekken
geraakte het voerwerk toch weer vlot. Maar de sporen
werden altijd maar dieper en dieper.
Op een bepaalde dag werd dan de ganse bevolking door
het gemeentebestuur opgeroepen om te "DIENEN”
t.t.z. de wegen in orde te brengen, gaten op te vullen en
de sporen gelijk te maken zodat de wegen weer een
fatsoenlijk uitzicht kregen en een normaal verkeer
mogelijk werd.
Ieder huisgezin moest minstens een mankracht leveren
of indien dit totaal onmogelijk was een afkoopsom
betalen.
Op deze dag begaven de werkers zich, voorzien van
schop, kruiwagen en meestal niet al te veel geestdrift
naar deze bezigheid.
Iedere buurt had het weggedeelte in orde te maken dat
aan de woningen voorbijliep.
De diepste en modderigste putten werden opgevuld met
allerlei afval, stukken brikken, kapotte dakpannen,
keien, soms kapotte potten en pannen en veel wat zich
in de loop van het jaar opgehoopt had. De gras boorden
werden afgestoken en daarmee de sporen gel
ijkgemaakt. Zodra de weg er weer een beetje ordelijk
uitzag, trok iedereen naar huis.
De eerste dagen werd het een gehots en gebots van de
karren die over de bulten rolden, maar na korte tijd
werden de sporen weer glad en het gerij weer normaal.
G.V.
104
SINT- SERVATIUS, DE PATROONHEILIGE
VAN DE PAROCHIE OPHOVEN.
Dat Sint- Servatius de patroonheilige is van de parochie Ophoven, en de kerk al eeuwenlang aan hem is toegewijd, dat in
Ophoven een prijzenswaardig Sint- Servatiuskoor bestaat, dat de schutterij van de Raam hem met recht en reden hoog in het
vaandel draagt en zelfs dat men met Sint-Servaas de bonen “poot” met haast, weet iedereen. Maar veel verder zal men niet
geraken, of men moet al over goede papieren beschikken. Wel dat is aan deze heilige man heel wat onrecht aandoen. want
Sint-Servaas is niet zo maar de eerste de beste.
Deze foto van de schutterij St.-Servatius is genomen aan de boerderij van Thieuke Craeghs op de Raam, paasmaandag 1953.
Staande van links naar rechts.
Vanhoef Jaak - Aengeveld Pieter - Van Vleymen Mathieu - Ignoul Leopold - Van Lee Leonard - Van Vleymen Jan - Aengeveld
Mathieu - Aengeveld André - Aengeveld Leo - Craeghs Jaak - Aengeveld Leo - Ignoul Henri - Van Esser Willem - Van Eygen
Bartel.
Zittend :
Keijvers Henri - Ignoul André - Segers Lambert - Craeghs Mathieu - Teriunt Mathieu - Scheymans Frans.
Sint- Servatius kwam vanuit het Oosten. Hij werd
geboren in Penestria in het landschap Armenië. Heel
wat landen en steden heeft hij bezocht: Rome,
Jeruzalem, Keulen, Klein-Azië, Zwitserland, Tongeren,
Maastricht.
Servatius was een verwoed bestrijder van het ketterse
Arianisme.
Arius, een priester uit Alexandrië verzette zich open 1
ijk
in verband met de Heilige Drievuldigheid.
Hij stelde dat de drie personen niet gelijk zijn, dat de
Vaderde enige werkelijke god is die eeuwig bestaat.
Dat de heilige geest en de Zoon door hem geschapen
niet goddelijk waren. Een zienswijze die heel wat
opschudding baarde in de kerkelijke wereld. Bij het
concilie van Nicea werd Arius veroordeeld en af gezet
(325).
105
Als geloofsverkondiger kwam Servatius naar onze
gewesten, voornamelijk aan de Maaskant. Sint-
Servatius werd de eerste bisschop van Tongeren:
volgens een legende kreeg hij de bisschopsstaf uit de
handen van een engel.
Mooi gerestaureerde parochicvlag van Ophoven,
(foto : Jos Smeets)
Tongeren was in die tijd een vermaarde en bloeiende
stad die oorspronkelijk behoorde tot de Romeinse
provincie Gallia Belgica. Servatius voorspelde aan de
mensen dat Tongeren binnen afzienbare tijd zou
verwoest worden door de barbaarse Hunnen.
Die voorspelling is volledig bewaarheid. Om de relieken
te redden zocht hij zijn toevlucht in Tricht (Maastricht).
Ziek en uitgeput is hij daar de 13de mei 3 83 overleden.
Met zijn dood vloeide heilzame krachten uit zijn
lichaam. Doven konden weer horen, blinden konden
zien, melaatsen werden genezen en alle zieken vonden
genezing wanneer ze zich naar zijn graf begaven. Aan
Servatius zijn meer dan honderd mirakelen aangehaald.
Na zijn dood toen men rond zijn graf een houten
bidplaats bouwde werd het dak door een hevige
sneeuwstorm vernield. Men dacht toen dat het
duivelswerk was. Maar het graf werd niet geraakt noch
door sneeuw, hagel of regen.
Op Sint-Servaas graf
Blijft de sneeuw af.
Sint- Servatius wordt af geheeld door verschillende
symbolen die verwijzen naar enkele details uit zijn
leven, zoals met staf, boek, adelaar, beker, sleutel en
praktisch altijd met een draak aan zijn voeten.
Met beker.
Sint- Servatius bezat ook een beker, zoals de H.
Gertrudis die zieken kon genezen. De Christelijke
bekers zijn de erfgenamen van het Keltische levensvat.
Evenals de Romeinen geloofden de Kelten in een leven
na de dood.
Met sleutel.
Volgens overleveringen kreeg Servatius in Rome de
legendarische zilveren sleutel van Petrus. In de
Keltische tijd hoorde de sleutel toe aan de moedergodin
Rosmerta, de sleutel van het hiernamaals.
Met draak.
In de Christelijke opvatting wordt de slang voorgesteld
als het kwaad, de baarlijke duivel, en wordt in veel
legendes van streekheiligen aanzien als de vijand van
het Christendom. De draak aan zijn voeten is het
symbool van het door hem bestreden Arianisme. Een
andere legende vertelt weer dat Servatius, toen hij op
doortocht was in de Elzas, met zijn reisstaf een
monsterlijke draak doodde, die mensen verslond.
Met adelaar.
Op een van zijn pelgrimstochten viel Servatius in de
handen van de barbaren. In zijn cel omstraalde hem een
mysterieus licht. Zijn bewakers moesten hem naar
buiten brengen en lieten hem zonder beschutting achter
in de gloeiend hete zon. Door vermoeidheid overmand
viel hij in slaap, wat dodelijk kon zijn. Een reusachtige
arend kwam aan ge vlogen.
Met één vleugel beschermde hij hem tegen de
zonnestralen en met de andere vleugel zorgde hij voor
koelte. Deze wonderlijke gebeurtenis gaf een diepe
indruk op zijn bewakers. Zij behandelden hem met eer-
bieden lieten hem vrij.
Met boek.
Het boek in de hand getuigt dat h i j een rondtrekkende
geloofsprediker was. Servatius bond de strijd aan tegen
het heidendom van Wodan. Wodan de god die over
weer en wind regeerde en die op een paard door het
luchtruim vloog. Het geloof in Wodan verdween
mettertijd, maar heel veel heidense gebruiken werden
door het Christendom gekerstend. Wij denken aan de
Sint-Maartensvuren, kampvuren, kerstboom
106
versieringen, spaarvarkentje, hoefijzers als
geluksbrengers en zelfs het ganzenbordspel (de gans
was immers een aan Wodan gewijde vogel).
Met kromstaf.
De bisschopsstaf is een teken van waardigheid der
hogere geestelijkheid. Maar vóór dat Sint-Servaas
bisschop was bezat hij enkel een gewone reisstaf op zijn
pelgrimstocht. Maar ondanks zijn pover uiterlijk
straalde hij toch een groot gezag uit.
Sint Servatiusbccld in de kerk van Ophoven,
(foto : Jos Smeets)
In het Duitstalig gebied wordt Servatius aangeroepen
door mensen in geldnood, om door zijn bemiddeling
daaruit verlost te worden. Als bewijsstuk hing men een
lege beurs aan het Servatiusbeeld.
Ein gut Servatius (13 mei) Macht ein guten Bonifatius (5 juni)
Ook werd hij aangeroepen als patroon voor een lang
leven, tegen oogziekten, kinderziekten, koorts, Engelse
ziekten en door de boeren tegen ziektes van rundvee en
tevens tegen de veldmuizen. Servatius behoort bij de
bronnenheiligen net zoals de H. Lambertus en Willi-
brordus. In Limburg deed hij met zijn staf meerdere
bronnen ontstaan o.a. in Neer-Canne, Koninksem,
Vroenhoven.
Uiteen akte van 1733 is gebleken dat ook Ophoven een
Servatiusput had, gelegen achter het oude kerkhof links
aan het Putstraatje, vandaar ook die naam. Of Sint
Servatius ooit in Ophoven is geweest kan men niet met
zekerheid zeggen, maar gezien de Romeinse heirbaan
vlakbij ligt is dat best mogelijk. Servatius was immers
een rondtrekkende geloofsprediker. Relikwieën van
Servaas zijn in Ophoven toegekomen de 13de mei 1838,
in de tijd van pastoor Van Stippendt. Het beeld buiten in
een nis aan de kerk werd in 1906 geschonken door
madame Opdebeeck-Aengevelt bij de bouw van de
huidige kerk.
Zij ligt begraven op een voorbehouden plaats tegen de
zuidkant van de kerk.
Glasvenster in de kerk van Ophoven. Sint-Lambcrtus
en Sint- Servatius broederlijk naast elkaar.
(foto : Jos Smeets)
Sint- Servatius wordt ook bij de “gestrenge heren”
vermeld, namelijk tot de ijsheiligen. Voor de
volksweerkundezijn de ijsheiligen van grote betekenis,
de meeste weerspreuken wijzen daarop. Het bewijs van
zijn populariteit bij de bevolking is dat aan hem een hele
reeks weerspreuken zijn bedacht. Hier volgen dan
enkele mooie spreuken.
107
Pancraas, Servaas en Bonifaas,
geven vorst en ijs helaas
Wie zijn schaap scheert vóór Servaas houdt
meer van de wol dan van het schaap.
Het kan vriezen in de mei, tot
de ijsheiligen zijn voorbij.
Dan nog een onbekend weergedicht met elementen uit
het kruisteken, maar dan uit de Franse versie.
Tot Servaas die strenge baas.
Wees voor vrucht, op vorst
beducht.
Voor nachtvorst zijt ge niet beschermd,
totdat Servaas zich over U ontfermt.
Geen rijmke na Servaas, geen vlokske na
Bonifaas.
Voor Sint-Servaas geen zomer, Na Sint-Servaas geen winter.
Sinte Servaas,
heilige baas.
Doe het nie vrieze,
Ons nie nieze.
Notre Père, geef
goei wère.
Au nom de fils, geen
promessis (belofte).
De Saint-Esprit, en regen
nie.
J. Smeets.
EEN LANGE ZUCHT NAAR ONAFHANKELIJKHEID. vervolg.
De 12de juli 1893 liet de provinciale raad zich
ongunstig uit over het afscheidingsverzoek van
Geistingen.
‘ s Anderendaags stond het punt op de dagorde van de
Bestendige Deputatie.
Die oordeelde dat een eventuele afscheiding vooral
nadelig zou zijn voor de moeder-gemeente, die niet
opgewassen zou zijn tegen haar verplichte uitgaven,
zonder een aanzienlijke verzwaring van haar
belastingen.
Wat betreft de twee grieven, uit het rapport van ridder
de Borman:
1. De verwarring in de boekhouding van het
Weldadigheidsbureel, i.v.m. speciaal voorde armen van
Geistingen vermaakte inkomsten van goederen. De
deputatie wil haar medewerking verlenen om de oude
toestand te herstellen.
2. De weigering een subsidie te verlenen aan de
ontworpen staatsweg met vertakking naar ‘t gehucht
Geistingen.
De 23ste juli 11. schreef de meerderheid van de
gemeenteraad, een lichte toelage te zullen stemmen als
de scheiding af gekeurd wordt.
Een voogdij-minister.
Op 8 januari 1894 verzocht de minister van justitie, aan
de gouverneur, om een rapport over de voor- en nadelen
voorde openbare weldadigheid, na de scheiding
tussen Geistingen en Ophoven. Hij wilde graag de
schenkingen en de lasten van de armburelen kennen.
Dan is er blijkbaar weer een leemte in het archief. Ruim
twee jaren later, op 7 februari 1896, verzocht de
minister, bij de gouverneur, om een antwoord op een
staatsbrief van 29 juni 1895. De zaak werd dus toch
draaiende gehouden.
Op 4 april 1896 liet de gouverneur aan de
justitieminister weten, dat de oprichting van een
afzonderlijk weldadigheidsbureel voor Geistingen het
bestaande conflict grotendeels zou oplossen.
Op 1 juni 1896 had de minister van Binnenlandse Zaken
zijn studiewerk af. Hij liet de gouverneur weten dat die
studie over de aanvraag van Geistingen tot zelfstandige
gemeente, geen enkel nieuw element opleverde. Hij
kwam niet terug op de beslissing die zijn voorganger op
28 juni 1883 genomen had.
De gouwheer zou de petitionarissen moeten verwittigen
dat aan hun verzoek geen gevolg gegeven werd.
Terzelfdertijd drong de minister aan, tegemoet te
komen aan de gefundeerde grieven. Dat zou de
verstandhouding en de eenheid moeten herstellen. De
gemeenteraad van Ophoven zal verzocht worden een
afzonderlijk armbureel voor Geistingen op te richten.
De benoeming van een nieuwe veldwachter met
uitsluitende bevoegdheid voor Geistingen zou eveneens
veel moeilijkheden uit de wegruimen. Op het nut van
deze maatregel werd de aandacht getrokken door de
108
procureur-generaal bij het hof van beroep.
De wettelijke tussenkomst van de provinciale overheid
in de gemeentelijke administratie zou deze
aanbevelingen moeten waar maken.
Op 12 juni 1896 bracht de gouverneur de ministeriële
aanbevelingen over aan de arrondissementscommissaris.
Hij achtte het wenselijk dat in de nieuwe armenraad
uitsluitend personen van Geistingen zouden zetelen.
Maar wettelijk mochten zelfs in die raad, inwoners van
Ophoven zitting hebben. En er zou een veldwachter
moeten aangesteld worden voor Geistingen. De
gouverneur hoopte daarmee een eind in zicht te hebben
van de gespannen situatie.
Bijna smekend verzocht hij de commissaris er een snelle
komaf aan te maken.
Een begroting.
Op 25 juni 1896 had het Weldadigheidsbureel van
Ophoven een ontdubbelde begroting klaar.
Weldadigheidsbureel van Ophoven.
Tegenwoordig: de hh. Rutten, voorzitter, Reynders,
Gelissen en Dirkx, leden.
Overwegende dat er diende overgegaan te worden tot
verdeling en beheer der goederen.
Overwegende dat er geen enkele akte van gift, door
erflaters gedaan, melding maakte van een uitsluitende
bevoordeling van Geistinger behoeftigen. Besloot
eenparig:
Onder goedkeuring van gemeentebestuur en
bestendige deputatie, de inkomsten van de armen te
verdelen tussen Ophoven en Geistingen, in
evenredigheid met de bevolking op 31 december 1890.
Ophoven telde toen 835 inwoners, Geistingen 484.
De jaarontvangsten sedert de laatste verpachting
beliepen 709,50fr.
De renten op de staat 98,03fr.
De renten op particulieren 100,90 fr.
Totaal: 908,43 fr.
Een nieuwe burgemeester.
Op 1 juli 1896 schreef burgemeester N. Poukens naar de
commissaris van het arrondissement.
Tijdens de vergadering van 29 juni waren alle
raadsleden, eenparig van gevoelen, zoveel mogelijk
voldoening te schenken aan de inwoners van Geistingen.
Voor wat aanging armbureel en veldwachter.
Maar! Er bestond al een bureel in de gemeente.
En daarin zetelden er twee van Geistingen!
Het gemeentebestuur wilde met dit tweetal en enkele
voorname ingezetenen in onderhandeling treden. Hetzij
om een nieuw bureel op te richten, hetzij om een
overeenkomst aan te gaan om zekere inkomsten
uitsluitend te bestemmen voor armen van Geistingen. De
burgemeester dacht niet voldoende leden, noch een
ontvanger te vinden voor een nieuw bureel.
“Geringejaarwedde!” schreef hij.
"Geistingen had al sedert jaren een hulpveldwachter,”
schreef de burgervader nog.
“Weliswaar, deze persoon doet geen dienst, noch
bewaakt de eigendommen der landbouwers, maar ook
heeft zij een te geringejaarwedde, en is reeds op jaren.”
Het gemeentebestuur zou kandidaten zoeken voor een
nieuwe bode voor Geistingen. De titularis zal zich
moeten verstaan met zijn voorganger, aangaande een
schadevergoeding voor het afstaan van zijn plaats.
Reden tot afzetting bestonden er niet.
"Zodra de maatregelen genomen zijn, hoort ET nog wel
van ons” besloot de heer Poukens.
Nog altijd één armbureel.
Op 5 november 1896 vergaderde het
Het bestuur zou voortaan bestaan uit drie leden van
Ophoven en twee van Geistingen.
Deze twee zouden volgens hun aandeel, kunnen
beschikken over inkomsten en uitgaven ten voordele
van de armen van Geistingen.
Dit verslag was getekend door de voorzitter, R. Rutten
en de secretaris H. Reynders.
De gemeenteraad keurde het goed op tweede Kerstdag
1896.
In het vorig nummer werd een artikel gepubliceerd
over schoenmaker Vandoren uit de Hei. Door een fout
werd een gedeelte van de tekst niet af gedrukt.
Hierbij vermelden wij het ontbrekende stukje tekst.
...Vandoren en zijn vrouw waren eenvoudige brave
mensen, zoals haast al de mensen uit de Hei.
"Beth is gestorven op 18/4/1934. Antoon is daarna
terug gegaan naar' 'DEN HOLLENJER'' naar Thorn,
zijn ROOTS, waar hij op 23/2/ 1951 het tijdelijke voor
het eeuwige heeft verwisseld. Boven, waar hij
natuurlijk is, daar is het zeer sjiek, ze lopen er allemaal
op schoenen en dus zal hij ook wel zijn handen vol
werk hebben want iemand die zijn stiel kent..."
Mathieu Brouns.
109
ONZE DORPEN DOOR DE EEUWEN HEEN. (vervolg)
MIDDELEEUWEN.
Een periode van ongeveer 10 eeuwen (500-1500),
verdeeld in “vroege” en "latere” middeleeuwen. Ze
worden getypeerd door de bloei van het Christendom,
de adelstand, ontstaan van de steden, handelsverkeer,
gilden en kultuur. Ridderorden verwerven aanzien en
invloed, zeker in de periode van de Kruistochten.
VROEGE MIDDELEEUWEN.
In onze streek worden er abdijen gesticht ten tijde van de
Merovingers (430-751). Sint-Willibrordus (658- 739) is
een bekend pelgrim die hier het geloof komt
verkondigen. Hij is de eerste bisschop van Utrecht.
Naast Willibrordus zijn de grote missionarissen van
onze streek de HLambertus, Hubertus en Trudo.
Na de moord op St.-Lambertus (begin 8ste Eeuw,
omstreeks 705) bracht zijn opvolger de H Hubertus de
bisschopszetel van Maastricht naar Luik over.
De doopput van Kessenich (rond 700) herinnert aan
deze Ierse zendeling.
Ophoven heeft ook een Sint-Servatiusput (vermeld in
een akte uit 1733). Het Putstraatje bewaart de
herinnering hieraan en de kerk is naar de Heilige
Servatius (bisschop van Tongeren 327-388) genoemd.
Sint Servatiuskerk Ophoven.
Heidense Germanen onderhouden typische
volksgebruiken nabij de "bronnen” (7-8e eeuw). In
deze periode der Merovingers beschikken Pepijn van
Herstal, Karel Martel en Pepijn de Korte over grote
bezittingen in het Maasland. Grafvondsten (juwelen en
sieraden) wijzen op de edelsmeedkunst in het Maasland
beoefend.
S int-Lambertus ontplooit zijn aktiviteit in het Maasland
tot hij in 703 in Luik wordt vermoord. De kerk in
Geistingen is aan hem toegewijd.
Naar Sint-Martinus (bekende volksheilige - rond 270
bisschop van Tongeren) worden de kerk van Kessenich
en deze van Kinrooi genoemd, terwijl wij ook nog 3
Sint-Martinusschutterijen hebben.
ACHTSTE EEUW.
Pepijn van Herstal behaalt in Poittiers de overwinning
op de Saracenen (732). Zijn zoon Karel Martel bestijgt
de troon in 752.
Karel de Grote (768-814) wordt in hetjaar 800 keizer.
Hij luidt het tijdperk van de Karolingers in. Het is onder
zijn bewind, dat een aanvang gemaakt wordt met een
politieke bundeling van het wereldlijke en geestelijk
gezag, een systeem dat leidde tot een aanzienlijke
uitbouw van het Frankische rijk, maar dat ook het
voorspel werd van de Kruistochten twee eeuwen later.
Gedurende 36 jaar hebben Karolingische troepen
zegevierend door Europa getrokken, waardoor hun rijk
na het jaar 800 o.m. Frankrijk, Duitsland, een groot stuk
van de Balkanlanden, 2/3 van Italië en een stuk van
Spanje omvatte. De grenzen van het Christendom
strekten zich dan ook uit van de Elbe tot aan de Ebro.
Maar Karel is niet alleen een kundig bestuurder, als
Frankisch vorst in hart en nieren heeft hij een grote
voorliefde voor de Frankische taal en letteren. Op zijn
verzoek wordt een Frankisch grammatica samengesteld
en oude heldendichten gebundeld. B uiten zijn
residentie Aken, vertoefde Karel nergens vaker dan in
zijn geliefde Maasvallei, zoals in Luik, Herstal en op
zijn buitenverblijf in Celle bij Dinant. In Aken laat hij
eveneens een domkerk bouwen.
In deze eeuw bezit Kessenich reeds een primitieve kerk
met Sint-Martinus als patroon. Het oorspronkelijk
"kerspel” omvat naast Kessenich ook Hunsel, Beersel,
Thom, Ittervoort, Baexem, Eli, Stramproy, Geistingen,
Ophoven en Aldeneik.
700 - Op het domein Kessenich of op de Vroenhof in
I 10
Geistingen (zoals sommigen beweren) zouden
Adelardus en zijn vrouw Grinnara hebben gewoond met
hun dochters Harlindis en Relindis.
730 - Rond dit jaar wordt de abdij van Aldeneik gesticht.
Harlindis en Relindis nemen er hun intrek in de eerste
vrouwenabdij van het Maasland.
Onder de Karolingers werden er door de gouwgraven en
later ook door de dorpsheren in hun eigen domein
parochies opgericht. De meest oude parochies van onze
streek zijn te herkennen aan hun patroon: Martinus,
Petrus, O.L. Vrouw. Het betalen van tienden werd
verplichtend gemaakt (1/3 voorde kerk, 1/3 voor de
armen en 1/3 voor de bedienaar van de kerk).
De parochies werden verenigd in dekenaten, waarvan
het hoofd, n 1. de deken, door de pastoors werd gekozen,
bv. Het Concilie Eyck.
Verschillende conci1ies of landdekenaten vormden een
aartsdiakonaat bv. het aartsdiakonaat van de Kempen.
NEGENDEEEUW
Het centrale koninklijke gezag verzwakt. De
erfelijkheid van de lenen zet zich door. Verdrag van
Verdun in 843: de Limburgen vallen nu onder het
Middenrijk (Lotharingen).
Verdrag van Meerssen in 870 verdeelt het Maasland in
een Duits en een Frans rijk (ons gebied).
Na een onafhankelijk koninkrijk onder Zwentibold te
hebben gevormd en na vele betwistingen kwam
Lotharingen met als grens de Schelde in 925 definitief
aan Duitsland.
De eerste aanval van de Noormannen werd in 820
afgeslagen. Vanaf 834 beheersen zij de mondingen van
Maas, Rijn en Schelde en varen, om stelselmatige
plundertochten te organiseren, de stromen en rivieren
op: zij hebben het vooral op kerken en kloosters gemunt.
In 879 ontscheepte het grote leger van de Noormannen,
dat, na in het westen ons land te hebben verarmd, zich te
Asselt in een versterkt kamp ging vestigen. Van daaruit
werd heel de streek afgestroopt. Zij werden door
Boudewijn met de Ijzeren arm, Renier Langhals, de
Bischoppen Hartger en Franco van Luik bestreden, doch
te Leuven in 891 door Amulf van Karinthië verslagen.
Eerste invallen van de Noormannen (879-884). Ze
opereren vanuit hun kamp in Asselt bij Roermond.
Van881 tot891 plunderen ze in Aldeneik en omstreken.
In de 9de eeuw wordt het betalen van "tienden” aan de
kerk verplicht.
Ze worden beheerd door de "armenmeesters”. Een deel
ervan gaat naar de "armen”.
811 - O.-L.-Vrouw van Wil en Eer wordt vereerd in de
kapel van "Kinrode” (volgens pastoor J.B. Weijen).
Bewijzen hiervan ontbreken.
870 - In Mijnecom, een leen van Kessenich, woonteen
priester die de historische naam "Paep van Mijnecom”
krijgt. In de 16de eeuw wordt Mijnecom door een
Maasverplaatsing overspoeld. De Marec- rondvaartboot
is naar hem genoemd.
895 - Koning Arnulf dringt zijn bastaardzoon
Zwentibold (ook Sanderbout genoemd) op als koning
van Lotharingen, zonder succes want deze sneuvelt in
900.
In het Hertogdom Lotharingen waren er nationale
hertogen: Renier Langhals en zij zoon Gijselbrecht,
daarna werd het hertogdom aan de H.Bruno,
aartsbisschop van Keulen en broeder van de keizer
toevertrouwd. Hij verdeelde het in Opper-en Neder-
Lotharingen. De hertog, die nog enig gezag over de
graven uitoefende was Godfried van Bouillon. Hertogen
en Rijksbisschoppen ten spijt ontstonden toch de
territoriale vorstendommen, bv. De graafschappen
Leuven, Limburg, Loon, en rijksheerlijkheden als
Rekem, Kessenich en Pietersheim.
TIENDE EEUW.
In Thom wordt een abdij gesticht in 992 door graaf
Ansfried en zijn echtgenote Hereswint (Hilsondis).
Kunststroming: het "Romaans” (1000-1200) met als
kenmerken: vlakke houten zoldering, open spantendak,
stenen tongewelf, rondboogtoepassingen. De kerken
zijn zwaar en massief van bouw en soms komt er een
"crypte” voor.
914 - Jaartal dat voorkomt op een steen van de kapel van
Kinrooi (bij de afbraak in 1819 volgens J. Habets). 950 -
In een oud diploma komt de naam "Cassallum” voor. De
Duitse koning Otto I verleent het marktrecht en het
muntrecht aan zijn vasal Ansfried. Kessenich vormt
samen met Thom en Neeritter de "Drie Ey- gen”.
Sommige historici betwisten dat Cassallum Kessenich
zou betreffen. Gilbert Minten ziet Cassal 1 urn in
Klein-Heppeneert, vlak bij de grafelijke burcht (later
stadskern van Maaseik).
985 - Een oorkonde spreekt van schenkingen aan
Ansfried in Cassallum en Eycke.
(wordt vervolgd)
111
GEJAAGD DOOR DE WIND
Een tekst uit het Kessenicher kerkarchief.
Twee novicen wierden eens gekleed.
Naer de ceremonieën en de maeltijd kon het vermaeck
beginnen.
Wij weddeden te saemen, wie van de twee beiden, speelen
kon den schoonsten tour.
Wat dede den eenen?
Hij stelde sich bij een kiegelspeel.
Naer afgedaen hebbende zijne broeck, hij lieder eenen die
kraekte gelijk eenen donderslag. En met alsnck gewelt dat
den negen uit het spel vloog.
Wat dede den anderen?
Hij kraekte eene haasenoot met sijne bil.
En met sulk gewelt dat de keirne sprong in
den mond van den abt, die deze opat
sonderfatsoen.
Zegt mij nu, bidde ik u, welke van de twee hadde meeste
magt in zijn gat?
Volgens u lieden ordeel, gij zijt van verschijde gevoelens
en misschien hebt gij allemaal gelijck.
Maer laet mij toe dat ik u zeg, dat gij hebt geoordeelt over
de gaten en vervolgens, gij zijt gatregters.
Een tweede tekst uit hetzelfde boekje volgt hier. Zonder
wind.
Daer is een groot verschil tusschen eenen pepel (-vlinder)
en eenen kiegel. Iksoude niet beter konnen vergelijcken die
afgunst als aen eenen pepel. Den dezen vliegt geduerigh
om de keers tot dat ten lesten, hij sig brand de vleugelen,
en valt ter aerden, ontbloot van alles.
Van gelijcken de afgunst word geboren aen de hoven. Zij
word gevoed in de kloosters en zij sterft in het gasthuys.
Appropo, van kloosters. De blinde jonkheyd gaetdikwils
daer in sonder sig te bezinnen. Men leeft aldaer sonder sig
te beminnen en men sterft sonder te worden beklaegt. AIs
waneer eenen monick komt te sterven, hetiseenrootuyteen
vinster en eenkommeken minder te wassen. De andere
singen metter haest een misse van requiem gemangelt met
alleluia. En het word hun te lang van te zijn aen de tafel
waer een goede maeltijd hun verwagt en waer den dooden
word vergeten tusschen de potten en de glaesen.
Het gebeurde wel eens vaker dat in een officieel
register, een-niet-ter-zake-doende-tekstkwam. Soms is
dat een recept om inkt te maken, of de samenstel 1 ing
van een geneesmiddel voor mens of dier.
Met het boekje nr. 6 uit het Kessenicher kerkarchief, in
het Rijksarchief Hasselt, ligt het net anders. In dit
boekje van 14 bij 9 cm staan maar enkele bladzijden
tekst, die het bewaren van het ding in het kerkarchief
verantwoorden. Er staan enige cijnzen in, die Kinrooier
mensen aan de kerk van Kessenich schuldig waren.
Waarschijnlijk werden die opgetekend ten huize
Scheymans in Kinrooi. Ergens tussen de stukjes staat:
Leonardus Tijskens alias Scheymans heeft dit
geschreven. Maar er staan ook de namen van drie
Vastmansen: nl. Pieter, Philip en Wilm. De meeste
gegevens zijn van niet-kerkelijke aard en werden
neergepend tussen 1792 en 1800. Eén enkele nota
dateert van 27 december 1860. Getekend: J.N. Tijskens,
Neeroeteren.
In de tijd van de Franse omwenteling noteerden de
Scheymansen de werkdagen van hun werkvolk. Met de
aard van ‘t werk en het verdiende loon.
Mathijs en Leonard Fiddelaers kapten bomen en
zaagden planken. Leonardus Penders werkte aan een
kribbe en legde twee kar-assen in. Hij werd o.a. betaald
met een koppel eenden en drie kleine watersneppen.
Michel Schroyen verrichtte boerenwerk. Het klinkt gek,
maar zo vind je in het Kessenicher kerkarchief dat de
Scheymansen een varken slachtten in 1794 en 1796. En
twee in 1795.
De aangehaalde cursiefjes uit het oude boekje waren
zeker geen handoefening voorde schrijver. Nee, want
die had reeds een prachtig handschrift. Hij deed dat
werk uiteen ander oogmerk. Immers, de aangehaalde
stukken en nog anderen, hadden ook een Franse versie.
Het was de schrijver blijkbaar te doen om de verrijking
van zijn talenkennis. En dat deed hij ook met zeer
ernstige teksten. Maar die schreven we niet over.
Trouwens, wie zou ze dan gelezen hebben?
112
GELD DAT STOM IS MAAKT RECHT WAT KROM IS.
Martinus Rutten was van 1753 tot 1799 schepen in Ophoven.
In die functie hielp hij notariële akten, testamenten, momberstellingen en meer andere bestuurlijke formaliteiten
registreren. Vele malen zetelde hij als rechter om met zijn stoelbroeders te oordelen in strafrechtelijke zaken.
Eenmaal stond Martinus Rutten aan de andere kant van
de balie. De schepen had ergens een deel van een
openbare weg bij zijn grond geïncorporeerd. En
daarenboven nog een plak van andermans eigendom.
Dat was de drossaard van Hom ter ore gekomen,
Martinus voelde nattigheid.
Hij begaf zich naar Nunhem. Daar was zijn zuster,
moeder overste in een klooster. Zuster Rutten bracht
haar Ophovense broer in contact met de rector van N
unhem. Toen begon het geschipper! Door voorspraak
hield Martinus Rutten de zaak in de doofpot. Voorde
begane feiten moest hij drossaard de Borman de
Heyendael 542 gulden betalen. Rutten deed een
aanbetaling van 242 gulden. Hij beloofde de rest te
betalen binnen een maand.
Die maand ging voorbij! En nog één! De drossaard 1iet
zich horen. Maar de schepen hield zich stom. Dat werd
de drossaard te bar. Die legde klacht neer bij de
schepenbank van Ophoven.
De zaak raakte publiek.
De schepenen riepen hun stoelbroeder ter
verantwoording op 4 september 1759.
Rutten had een copie van de aanklacht doorgestuurd
naar zijn advocaat in Maastricht. Per post.
In acht zittingen kwam de zaak te berde. De advocaten
pleitten overwegend over procedurekwesties. Ze deden
dat in een taal die voor een leek onbegrijpelijk is.
Uiteindelijk bereikten die partijen een minnelijke
schikking. Die is in de rolregisters ingeschreven op 8
januari 1760. (Kopie 1)
Martinus Rutten trok aan ‘t kortste eind. De 300 gulden
moesten betaald worden. En 50 gulden voor de
inspanningen van de drossaard. De rekening van diens
advocaat in de gerechtskosten vielen ook ten laste van
de schepen.
Nog eenmaal beet de verongelijkte Martinus Rutten van
zich af.
Op 12februari 1760vroeghijzijn medeschepenen een
ordonnantie uit te vaardigen. Iedereen die over de
kwestie nog iets meende te zeggen tegen Rutten moest
zich nu melden. Of eeuwig zwijgen. Op gevaar af
gerechtelijk aangepakt te worden. (Kopie 2) Niemand
sprak.
113
Kopie 2 114
UIT DE SCHOOL VAN VROEGER
Onderstaand gedicht werd ons geleerd door vader Jan Van Dael, geboren te Geistingen op 16 november 1897 en er
overleden op 10 februari 1989.
Ons grootvader Willem Van Dael, door een ongeval te Geistingen met kar en paard, overleden te Maastricht (dichts
bijzijnde ziekenhuis) in 1903, had een zuster die ergens in Duitsland non was in een klooster.
Van tijd tot tijd stuurde zij een pakje naar de kinderen van haar overleden broer met wat snoep en dat was een hele belevenis
in Geistingen. Eens was er een klein leesboekje bij dat door Jan Van Dael zo gretig werd gelezen dat hij de inhoud helemaal
van buiten kende. Door de jaren heen vervaagde deze kennis maar enkele maanden voor zijn dood verbaasde hij ons met een
tamelijk lang gedicht uit het boekje van Tante Nonneke:
JAAP en KEES de HOND !
Het was Jaap zijn grootste pret zijn
broer, zijn zusje en Annet de kamenier,
te laten schrikken...
Of iemand met een speld te prikken...
Zijn hond te foppen en te plagen al kon
die veel van hem verdragen. Jaap
verstopte vader zijn gerief en dat was
volstrekt niet lief want zoiets loopt soms
heel slecht af. Jaap pas op!... Na kwaad
volgt straf!
Eens bedacht hij een rare list en kroop
op zolder in een kist om ieder die naar
boven kwam te laten schrikken.
..Ram-tam-plam! Daar slaat het zware
deksel dicht en ‘t valt in ‘t slot door zijn
gewicht... de arme Jaap zit
opgesloten!!!
Hij gilde, bonsde onverdroten
en heser, heser werd zijn stem
helaas... want niemand hoorde
hem!
Aan tafel miste men de knaap en zocht
rondom het huis naar Jaap maar waar men
ook te zoeken liep en hoe men Jaap bij name
riep...
Men floot en men begon te smeken doch...
op zolder werd er niet gekeken! Een dag
ging om... een week voorbij... Men vroeg
aan ieder: “Waar is hij?”
De weken telde men in dozijn van Jaap zag
men helaas geen schijn!
Een jaar vervloog... ‘t Was Kees de hond
die toen de kist op zolder vond!
Hij krabde aan het deksel met zijn poot tot
eindelijk de kist ontsloot...
Men vond een mes, een pet, een jas, een
broek en hemd met zwarte das, daarbij wat
beenderen en een tol, een kleine zak met
knikkers vol...
Dat was het overschot van onze Jaap en ’t
einde van de plagers-knaap!
De zedenles die kent gij nu: “Zoals gij doet vergaat het u!”
Teevee
115
NIEUWE AANWINSTEN
- GENEALOGIE SANGERS, SANGERS Willem,
1962,200 pag., ill.
Volgende boeken mochten wij in schenking ontvangen
van ons lid, de Heer Van Valkenburg uit Breda:
- DAGBOEK VAN EEN ZWARE TIJD
(Repressiejaren 1944/1950), SWERT Lambert, 1968,
176 pag.
- DEN VADERLAND GETROUWE, SMEDTS
Mathieu, 1962,288 pag., ill. -DE VOSSEN,PROVOOSTG-, 1979,170pag.,i!l.
- DE HEL VAN BREENDONCK, FISCHER Frans,
157 pag.
- VERDUN, Illustrierter Führer durch die
Schlachtfelder (1914-1918), 159 pag., ill.
- DERTIG DAGEN OORLOG, MOENS Wies, 1941,
134pag., ill.
- HET VERDRONGEN VERLEDEN, CLAES Lode,
1983, 180 pag.
- IN VLAANDEREN HEB IK GEDOOD,
SCHOUPJ.G., 1933, 279 pag.
- MENSCHEN IN DEN OORLOG, LATZKO
Andreas, 171 pag.
- VOLKSSPORTEN, SPELEN, De Volksportkoffer,
JESPERS J. e.a., Vlaamse Gemeenschap Bloso, 88 pag.,
ill. Geschonken door ons lid, de Heer L. Verlaak.
- EN DE BOER HIJ PLOEGDE VOORT. Het
boerenbedrijf in het land van Weert 16de - begin 20ste
eeuw.
De collectie volkskundige voorwerpen van de
gemeentemusea, Weert, 88 pag., ill.
- SCHUTTERSWEZEN IN HET KANTON WEERT,
De Tiendschuur, Weert, 1986,64 pag., ill. Geschonken
door ons lid, de Heer Chr. Driessen.
- SEBASTIAAN, Martelaar of mythe, JACOBS
Johanna, Zwolle, 1994,192 pag., ill.
- MAASEIK, Ontstaan en groei van een grensstad,
stadsbestuur Maaseik, div. auteurs, 1994,215 pag., ill.
- BREE ZOALS HET VROEGER WAS, uitgave V.
V.V.-Heemkunde BreeV.Z. W./RotaryclubBree-
Bocholt, 1994,215 pag., ill.
De volgende boeken werden geschonken door ons lid,
Mevr. M.L. Narinx-Moors:
- STAATSMINISTER HELLEPUTTE, Vijftigjarig
politiek leven in Limburg, Prof. Dr. Jaak BOONEN,
Maaseik, 57 pag.
- JEUGDBESCHERMING, J.M. CROONEN-
BERGHS, Lier, 106 pag., De wet van 8 april 1965.
- BELGISCHE GRONDWET, GEMEENTEWET,
PROVINCIALE WET, Brussel, 1939, 122 pag.
- GELLIK, 1830-1930, H. CHRISTOFFELS, Gellik,
156 pag., ill.
- GEMEYNE ZENDBRIEVEN, zeer profytelijk voor
de ouders, meesters en kinderen om te leren brieven
dicteeren en ordentelijk schrijven.
- Bibliografie Molens.
- Lemmensmolen Kinrooi, SMET W.
- DE MASSA DEPORTATIE VAN 8 OKTOBER
1944, 77 pag.
- Gedeelte uit MEMOIRE HISTORIQUE SUR LES
ANCIENNES LIMITES ET CIRCONSCRIPTIONS
DE LA PROVENCE DE LIMBOURG, Chevalier Guil.,
Jos De Corswareal, Brussel, 1857.
-STAMBOOM FAMILIE GEELEN 1747-1970, P.H.
GEELEN, Stramproy, 32 pag.
- VAN VROEGER EN HEEL VROEGER...
(verhalen), A. VANHOLEN, Neeroeteren, 1988,273
pag. Geschonken door de Heer R. Van Holen, Neeroeteren.
- KOOLPUTTERS VOLK, Minus VAN LOOI, Diest,
1946, 197 pag.
Geschonken door de Heer R. Raets, Kessenich.
- Het Landdekenaat EYCK.
- DE KEMPEN. In de 19de en in ‘t begin der 20ste
eeuw, VLIEBERGH, 1908,190 pag.
116
- HET OUDE LAND VAN LOON, 1946-1948 en
1954-1955.
- KEMPISCHE KERKEN, Kantons Bree en Peer,
Kanunnik Dr. Joz. Coenen, 55 pag.
- MAASTRICHT IN DE TACHTIGJARIGE
OORLOG, Br. Borromeus, Maastricht, 1948, 45 Pag-
-Licentiaatsverhandeling: "Crisissen en restauraties in
een ruraal-agrarisch, periferisch en pre-modern
traditionalisme. Bijdrage tot milieu, mens en
maatschappij op communaal niveau, incasu: Kessenich
in de tweede helft van de negentiende eeuw.”
HENCKENS Jozef, Leuven, 1987-1988,303 pag.
- Analyse van het aanbod aan ansichtkaarten en de
relatie van dit aanbod tot de toeristische
bezienswaardigheden van de deelgemeenten Kessenich,
Geistingen, Ophoven (Kinrooi) en Aldeneik (Maaseik).
Eindwerk van Patricia MAHIEU, Hasselt, 1981- 1982,
A. Toerisme C.
- ZOETE EN ZURE HERINNERINGEN (1865-
1890), B ALLINGS J.M., 168 pag. Geschonken door de heer R. Van Holen, Neeroeteren.
LEDENFAMILIE
Geboorte
Op 9 juni 1994 werd onze voorzitter René Raets en zijn
vrouw Mariet Raets-Maessen de gelukkige grootouders
van hun eerste kleinkind, genaamd Sigrid.
Overlijden
Wij betreuren het heengaan van mevrouw Maria Helena
Snijkers, weduwe van de heer Arnold Pouls. Zij werd
geboren op 2 september 1908 en overleed te Kinrooi op
5 juli 1994. Zij was de moeder van ons lid de heer Leon
Pouls.
ACH LIEVE TIJD, de geschiedenis van de mijnstreek.
Een compleet boek over de geschiedenis van de
Mijnstreek en de bewoners van oostelijk Zuid-Limburg
met in totaal 436 pagina’s met meer dan 1100
afbeeldingen.
Vanaf 28 oktober 1993 verschijnt anderhalf jaar lang
elke maand een nieuwe aflevering van dit schitterend
verzamelwerk over het leven in de Mijnstreek door de
eeuwen heen. Telkens over één onderwerp uit de rijke
geschiedenis van oostelijk Zuid-Limburg.
Alle afleveringen samen vormen een compleet boek
over de Mijnstreek.
Elke aflevering blijft verkrijgbaar tot het einde van de
serie in maart 1995.
Ach Lieve Tijd geeft het verhaal van de dagelijkse
zorgen en rampen. Maar ook het vers lag van vermaak
en vertier. Van het leven op het Limburgse platteland.
Boeiend is het verhaal over de weerwolf die zich
volgens het volksgeloof uit vroeger tijden in de heuvels
zou hebben opgehouden. Deze man met wolvenuiterlijk
had een pact gesloten met de duivel en viel burgers
lastig.
Naar aanleiding van onze tentoonstelling "Kieke nao
Vreuger” en het samenstellen van een boek omtrent de
mijnwerkers, werd deze serie aangekocht voor het
dokumentatiecentrum.
WIJ WAREN AANWEZIG TE Kessenich - Opening sporthal
Op 2 juli 1994 te 14 uur werd de nieuwe sporthal achter
de parochiezaal in Kessenich ingehuldigd. De fanfare
speelde het Limburgs volkslieden burgemeester Hubert
Brouns knipte het lint door en hield de toespraak.
Pastoor Emiel Delvaux zegende het kruisbeeld. De
basisscholen van Kessenich zorgden voor een
verzorgde sportshow geïnspireerd op de olympische
gedachte.
Stokkem - Oud-Limburgs Schuttersfeest
Bij de betwisting van de Ouwe Limburger op 3 juli
1994plaatsteb Sint-Martinus Kinrooi (7de) en Sint-
Hubertus Manestraat (4de en vorig jaar 2de) zich bij de
laatste 8. Op 9 juli behaalde Voerendaal de
overwinning. Proficiat!
Neeroeteren - Heemkundige vormingscursus
Op vrijdagavond 20 mei 1994werd te Neeroeteren de
diploma's van de cursus heemkunde uitgereikt aan de
heer René Raets en de vrouwen Els Reynders en May
Verhoeven.
117
BERBENKAPEL HERSTELD !
Wij zijn een volk van
kathedraal bouwers.
Denk maar aan de O.-
L.-Vrouw van Antwer-
pen, de St. Rombouts
van Mechelen, de Sinte
Goedele van Brussel.
leiding van een bouwmeester-metselaar, metf inanciële,
materiële en morele steun van ons gemeentebestuur en
de familie Kwaspen aan hetzelfde doel werkten: de
herstelling van een religieus monument, dat is dezelfde
geest die ook ons Vlamingen er toe heeft aangezet om
kathedralen te bouwen.
Een Heemkring heeft tot taak datgene wat uit het
verleden tot ons is gekomen, te bewaren voor de
toekomst. De G.H.K. heeft zich tot doel gesteld de
m
onumenten uit onze
gemeente, zij het nu
bouw-, beeldhouw- of
schilderwerken, te
herstellen, te bewaren
en ze een nieuwe
functie te geven.
Vooral dit laatste is
van belang. Het gaat
niet op “iets” te
herstellen en dan weer
de tand des tijds zijn
werk te laten doen.
Het gerestaureerde
monument moet weer
een functie krijgen in
onze huidige tijd.
Ik meen te mogen
stellen, dat wij met de
Berbenkapel hierin
wonderwel zijn ge-
slaagd. Deze getui-
genis van de religio-
siteit van onze
voorouders krijgt
weer een betekenis.
Toegewijd aan O.-L.-
Vrouw van Smarten
kan de gelovige er zijn
zorgen kwijt. Op het
drukke kruispunt, in het centrum van Kinrooi, vindt
het oog van de haastige automobilist, een rustpunt bij
een kapelletje, dat men op deze plaats zeker niet zou
verwachten. Het verheugt mij tevens U te kunnen
mededelen, dat iemand uit de buurtschap zich vrijwillig
heeft aangeboden voor het onderhoud van de kapel.
Dit alles maakt dat zo’n gerestaureerd monument,
voortaan een “levende” getuigenis vormt van het
verleden in het heden.
Op initiatief van de Geschied- en Heemkundige Kring
Kinrooi werd de Berbenkapel op het Dorpsplein in
Kinrooi gerestaureerd. Onze gemeente is daarmede een
nieuw "monumentje” rijker geworden.
Vrijdag 8 juli werd de kapel opnieuw ingewijd door
E.H. Pastoor, die voorging in een eucharistieviering,
bijgewoond door talrijke buurtbewoners, burgemeester
Brouns en echtgenote, de fam. Kwaspen en het bestuur
van de Heemkring.
Vooraf bracht de harmonie van Kinrooi een serenade
om het feestelijke
karakter te onderstre-
de toespraak van onze
voorzitter:
Aan dit alles moest ik denken toen ik ruim een maand
geleden “onze” mannen, “onze” vrijwilligers bezig zag
aan het herstellen van de Berbenkapel. Wij bezitten op
ons platteland geen kathedralen, maar de
eensgezindheid waarmede deze mannen-gezellen, onder
pen. Nadien had een
receptie plaats, die door
vele sympathisanten
werd bijgewoond.
Hierna een uittreksel
uit
Als uiting van hun
godsvrucht en hun
g o d s v e r t r o u w e n ,
bouwden onze voorou-
ders deze prachtige
bedehuizen. Jarenlang
waren bouwloodsen aan
de kathedralen werk-
zaam, om onder leiding
van een bouwmeester-
architecteen kunstwerk
tot stand te brengen. De
steenkappers, de hout-
bewerkers, de metselaars, de dakbedekkers, de
gezellen,
de leerjongens, allen, met steun van de overheid en de
burgerij, droegen het hunne er toe bij om het bouwwerk
te doen slagen.
118
KOMENDE AKTIVITEITEN VAN ONZE KRING
Het is weer zover!
Na twee jaar intensieve voorbereiding zijn wij weer toe aan de heruitgave van onze tentoonstelling:
"KIEKE NAO VREUGER” ditmaal onder de titel:
‘•MIJNWERKERS UIT KINROOI NAAR HET ZWARTE
GOUD VAN ONZE MIJNEN”.
Kieke nao vreuger"
We wensen nu reeds langs deze weg iedereen te bedanken, zowel mijnwerkers, sympathisanten, sponsors, die ons de
laatste maanden effectief steunden bij onze opzoekingen en samenstelling van de tentoonstelling, die een gevarieerd
beeld geeft van het leven en werken, met lief en leed (vooral dit laatste) van de mijnwerkers uit onze gemeente. De
schat aan gegevens die wij hierbij verzamelden voor de samenstelling van boek en tentoonstelling zal zeker nog zijn
nut hebben voor latere opzoekingen.
Werkgroep: René Raets - Werner Smet - Louis Beijnsberger - Gaby Nies - Els Reynders.
MIJNWERKERS UIT KINROOI.
Wij nodigen U uit in de Fanfarezaal van Kinrooi aan de Gemeentelijke Technische Dienst, Breeërsteenweg 318 om
deze tentoonstelling te bezoeken.
Open op
zondag 30 oktober van 13.00 tot 20.00 uur,
maandag 31 oktober van 14.00 tot 18.00 uur en
dinsdag 1 november van 13.00 tot 20.00 uur.
Inkom: 50 Bef./kinderen gratis.
Het boek -MIJNWERKERS UIT KINROOI NAAR HET ZWARTE GOUD VAN ONZE MIJNEN” kan er afgehaald
en nog gekocht worden.
119
Heel speciaal wil ik hierbij de aandacht vestigen op de
kunstenares: Mevr. Josée SMITS-MEESSEN, die ons
op een originele wijze ondersteunde: zij stelde nl. een
van haar kunstwerken "De mijnwerker” gratis ter
beschikking.
Het is wel opportuun deze dame-kunstenares even voor
te stellen. Zij werd vijftig jaar geleden geboren te
Voerendaal, maar is nu woonachtig in Heerlen, op
jonge leeftijd begon zij met tekenen en heeft ze haar
artistieke kennis door zelfstudie uitgebreid met het
bewerken van klei.
In de loop der jaren heeft zij les genomen bij diverse
kunstenaars.
Ze is de figuratieve, zowel als de abstrakte vormgeving
meester.
Door een zwak en ook bewondering voor de
mijnwerkers, bewerkte ze enige brokken klei tot een
beeltenis van hen waarbij ze de wilskracht van deze
personen goed tot uitdrukking laat komen.
Wij danken haar voor het in bruikleen geven van dit
unieke kunstwerk en drukken de hoop uit dat wij ook op
deze wijze in de toekomst nog meer ondersteuning
mogen krijgen.
Mevr. José Smits-Meessen
120