een interpretatie van artikel 50 veu in het kader van … · toen ik in 2017 mijn erasmus in...

124
EEN INTERPRETATIE VAN ARTIKEL 50 VEU IN HET KADER VAN DE BREXIT: HET AKKOORD OVER DE BURGERRECHTEN Aantal woorden: 47.236 Louise Geerebaert Studentennummer: 01305211 Promotor: Prof. dr. Peter Van Elsuwege Commissaris: mevr. Liesbet Van den Broeck Masterproef voorgelegd voor het behalen van de graad master in de Rechten Academiejaar: 2017 2018

Upload: others

Post on 25-Dec-2019

3 views

Category:

Documents


0 download

TRANSCRIPT

Page 1: EEN INTERPRETATIE VAN ARTIKEL 50 VEU IN HET KADER VAN … · Toen ik in 2017 mijn Erasmus in Schotland ervoer, beleefde ik het hele gebeuren van dichtbij. Het onbekende terrein van

EEN INTERPRETATIE VAN ARTIKEL

50 VEU IN HET KADER VAN DE

BREXIT: HET AKKOORD OVER DE

BURGERRECHTEN

Aantal woorden: 47.236

Louise Geerebaert Studentennummer: 01305211

Promotor: Prof. dr. Peter Van Elsuwege

Commissaris: mevr. Liesbet Van den Broeck

Masterproef voorgelegd voor het behalen van de graad master in de Rechten

Academiejaar: 2017 – 2018

Page 2: EEN INTERPRETATIE VAN ARTIKEL 50 VEU IN HET KADER VAN … · Toen ik in 2017 mijn Erasmus in Schotland ervoer, beleefde ik het hele gebeuren van dichtbij. Het onbekende terrein van

i

Page 3: EEN INTERPRETATIE VAN ARTIKEL 50 VEU IN HET KADER VAN … · Toen ik in 2017 mijn Erasmus in Schotland ervoer, beleefde ik het hele gebeuren van dichtbij. Het onbekende terrein van

ii

Voorwoord

Meer dan anderhalf jaar geleden koos ik een onderwerp voor mijn masterproef. Op dat moment

aarzelend over het brede thema van de Brexit, wist ik niet zo goed waar ik aan begonnen was.

Toen ik in 2017 mijn Erasmus in Schotland ervoer, beleefde ik het hele gebeuren van dichtbij.

Het onbekende terrein van de Brexit was voor mij een uitdaging deze materie vast te pakken.

Ik wil daarbij graag mijn promotor, professor Van Elsuwege, bedanken niet alleen voor de

begeleiding van mijn masterproef maar ook voor de gegroeide interesse in Europees recht die

ik doorheen mijn master en door de grondige studie EU autonome rechtsore verder heb

ontwikkeld.

Graag wil ik ook mijn ouders bedanken die mij de kans hebben gegeven om te studeren aan de

Universiteit Gent. Gedurende mijn studies waren mijn ouders, mijn vriend Stijn en broer Felix

steeds de thuisbasis waarop ik kon terugvallen. Ik dank hen voor hun voortdurende steun en

vooral voor de gezellige momenten in familie.

Tot slot wil ik graag mijn vrienden en vriendinnen van de rechten bedanken waarbij ik altijd

terecht kon voor de nodige ontspanningen, met wie ik de mooiste herinneringen deel en die

vooral hebben bijgedragen tot de zelfzekere en standvastige persoon die ik na vijf jaar meen

geworden te zijn.

‘If we open a quarrel between past and present we shall find that we have lost the future’

Winston Churchill

Page 4: EEN INTERPRETATIE VAN ARTIKEL 50 VEU IN HET KADER VAN … · Toen ik in 2017 mijn Erasmus in Schotland ervoer, beleefde ik het hele gebeuren van dichtbij. Het onbekende terrein van

iii

Inhoud

INLEIDING............................................................................................................................................. 1

DEEL I : HET RECHT OP UITTREDING TUSSEN TWEE VUREN ................................................. 3

1. SITUERING .................................................................................................................................... 3

1.1. Inleiding .................................................................................................................................... 3

1.2. Uittreding met toestemming ..................................................................................................... 4

1.3. Eenzijdige uittreding ................................................................................................................ 5

1.3.1. Expliciete bepaling ............................................................................................................ 5

1.3.2. Geen expliciete bepaling ................................................................................................... 6

1.3.2.1. De intentie van de partijen .......................................................................................... 7

1.3.2.2. “Inherent in the nature of the Treaty” ........................................................................ 8

1.4. De relevantie van het Internationaal recht .............................................................................. 12

2. VERDRAG VAN LISSABON: HISTORISCHE ACHTERGROND .......................................... 13

2.1. Ontstaan .................................................................................................................................. 13

2.2. Verklaring van Laken ............................................................................................................. 14

2.3. Beginfase ................................................................................................................................ 15

2.4. Een nieuwe materie in haar kinderschoenen .......................................................................... 16

2.5. The final draft ......................................................................................................................... 19

3. ARTIKEL 50 ONDER HET VERDRAG VAN LISSABON ....................................................... 19

3.1. Een recht op uittreding bestaat ............................................................................................... 20

3.2. De EU: een democratische entiteit ......................................................................................... 20

3.3. Artikel 50 als een flexibele maatregel .................................................................................... 21

3.4. Een gewichtige belangenafweging ......................................................................................... 22

3.5. Artikel 50 als een lege doos met een symbolische waarde. Of toch niet? .............................. 23

DEEL II : ANALYSE VAN ARTIKEL 50 VEU ................................................................................. 24

1. EEN VRIJWILLIG MAAR NIET ONVOORWAARDELIJK RECHT ....................................... 25

1.1. Een exclusieve vrijheid onder grondwettelijke voorwaarden ................................................. 25

1.2. Nut .......................................................................................................................................... 27

1.2.1. Geen inhoud zonder doel ................................................................................................. 27

1.2.2. Beweegredenen van het Verenigd Koningrijk ................................................................. 27

1.3. Geen onmiddellijk en absoluut recht ...................................................................................... 28

1.3.1. Ready, set, go! ................................................................................................................. 28

1.3.2. Preventief toezicht op het nationaal gebeuren ................................................................. 29

1.3.3. Controle a posteriori ........................................................................................................ 29

2. KENNISGEVING ......................................................................................................................... 31

2.1. Formele start ........................................................................................................................... 31

2.2. Conditio sine qua non ............................................................................................................. 32

2.2.1. Een voorwaarde zonder vereisten .................................................................................... 32

Page 5: EEN INTERPRETATIE VAN ARTIKEL 50 VEU IN HET KADER VAN … · Toen ik in 2017 mijn Erasmus in Schotland ervoer, beleefde ik het hele gebeuren van dichtbij. Het onbekende terrein van

iv

2.2.2. De zaak Miller ................................................................................................................. 33

2.3. Kan het VK nog terug? ........................................................................................................... 34

3. HET HART VAN DE UITTREDINGSPROCEDURE ................................................................ 39

3.1. De richtsnoeren van de onderhandelingen.............................................................................. 39

3.1.1. Kernprincipes en de rationele benadering van het onderhandelingsproces ..................... 40

3.1.2. Regeling voor een geordende uittreding .......................................................................... 40

3.1.3. Besluitvorming over de richtlijnen .................................................................................. 42

3.2. Onderhandelingsfase .............................................................................................................. 42

3.2.1. Toepassingsgebied van artikel 50 VEU .......................................................................... 43

3.2.1.1. Plicht tot onderhandelen ........................................................................................... 43

3.2.1.2. Er is maar één uittredingsverdrag ............................................................................. 44

3.2.2. Besluitvorming ................................................................................................................ 46

3.2.3. Rol van het Parlement ..................................................................................................... 48

3.3. Uittredingstermijn .................................................................................................................. 51

3.4. Hoe eenzijdig kan een uittreding zijn? ................................................................................... 52

4. DE STATUS VAN DE UITTREDENDE LIDSTAAT TIJDENS DE ONDERHANDELINGEN53

4.1. De formele status vanuit intern opzicht .................................................................................. 54

4.2. De formele status vanuit extern opzicht ................................................................................. 56

5. THE ENTRY IS NEAR BUT YET SO FAR ................................................................................ 59

5.1. Spijt? Terug naar nul! ............................................................................................................. 59

5.2. Aan de zijde van artikel 49 VEU ............................................................................................ 60

5.2.1. Situering van de intredingsprocedure .............................................................................. 60

5.2.2. Toetreden en Vertrekken : een systematische vergelijking ............................................ 61

5.2.2.1. Uitgangspunt ............................................................................................................ 61

5.2.2.2. Verloop van het proces ............................................................................................. 61

5.2.2.3. Besluitvorming ......................................................................................................... 62

5.2.3. Wat kunnen we vandaag leren van artikel 49 VEU ......................................................... 63

DEEL III : TOEPASSING OP DE BREXIT : BURGERRECHTEN ................................................... 64

1. EUROPEES RECHT ALS BASIS TIJDENS DE ONDERHANDELINGEN ............................. 64

1.1. Plicht in hoofde van de EU instellingen.................................................................................. 65

1.1.1. Gegrond op artikel 50(2) VEU ........................................................................................ 65

1.1.2. Bescherming van het EU-burgerschap ............................................................................ 66

1.1.2.1. Rechten afgeleid uit het EU-recht ............................................................................ 66

1.1.2.2. De status van EU-burgerschap ................................................................................. 68

1.1.3. Gestuurd door de Europese Instellingen .......................................................................... 70

1.2. Rol van het Hof van Justitie in de kwestie over het EU burgerschap ..................................... 73

1.2.1. De ontvankelijkheid van de vraag ................................................................................... 73

1.2.2. Het belang van Rottmann ................................................................................................ 74

1.2.3. Doorbraak in de evolutie van het Europees burgerschap?............................................... 75

Page 6: EEN INTERPRETATIE VAN ARTIKEL 50 VEU IN HET KADER VAN … · Toen ik in 2017 mijn Erasmus in Schotland ervoer, beleefde ik het hele gebeuren van dichtbij. Het onbekende terrein van

v

2. CITIZENS, WE HAVE A DEAL! ................................................................................................ 77

2.1. Voorstel van 19 maart 2018 ................................................................................................... 77

2.2. Het gebruik van Europese concepten ..................................................................................... 78

2.3. Personeel toepassingsgebied .................................................................................................. 79

2.4. Het vrij verkeer van personen en het verblijfsrecht ................................................................ 80

2.4.1. Situering .......................................................................................................................... 80

2.4.2. Een vrij beperkt vrij verkeer van personen ...................................................................... 81

2.4.3. Opteren voor een status voor verblijf .............................................................................. 83

2.4.4. Door de mazen van het net .............................................................................................. 86

2.5. Andere aspecten van het Akkoord .......................................................................................... 89

2.5.1. Recht op werk .................................................................................................................. 89

2.5.2. Professionele kwalificaties .............................................................................................. 89

2.5.3. Coördinatie van de sociale zekerheid .............................................................................. 90

2.6. Interpretatie en uitwerking ..................................................................................................... 91

2.6.1. Eenvormige interpretatie ................................................................................................. 91

2.6.2. Implementatie .................................................................................................................. 92

3. VERGELIJKING MET ANDERE MODELLEN ......................................................................... 93

3.1. Noorwegen ............................................................................................................................. 94

3.2. Zwitserland ............................................................................................................................. 95

3.4. Waar kan het Akkoord van 19 maart 2018 gesitueerd worden? ............................................. 96

4. TOETS AAN ARTIKEL 50 VEU ................................................................................................. 97

CONCLUSIE....................................................................................................................................... 100

BIBLIOGRAFIE ................................................................................................................................. 104

Page 7: EEN INTERPRETATIE VAN ARTIKEL 50 VEU IN HET KADER VAN … · Toen ik in 2017 mijn Erasmus in Schotland ervoer, beleefde ik het hele gebeuren van dichtbij. Het onbekende terrein van

1

INLEIDING

1. “Brexit means Brexit”!1 Op 23 juni 2016 heeft 52% van de Britse kiezers ervoor gekozen om de

Europese Unie te verlaten. De Britse Regering heeft daarbij besloten om artikel 50 VEU in te roepen en

de Europese Unie officieel te verlaten.

2. Reeds twee jaar geleden werden we geconfronteerd met de uittreding van het Verenigd Koninkrijk van

Groot-Brittannië en Noord-Ierland (hierna: het VK) en was er geen eenduidigheid over hoe deze in

werkelijkheid zou verlopen noch hoe zo’n terugtrekking vorm zou krijgen. Met dit onderzoek wil ik

me mengen in het debat betreffende de interpretatie van artikel 50 VEU en wat de uittreding tot gevolg

heeft voor de getroffen burgers. Dit onderzoek focust zich in eerste instantie op de juridische analyse

van artikel 50 VEU. Deze analyse wordt hierbij getoetst aan de situatie van de Brexit. Het doel bestaat

erin bij te dragen in de interpretatie van de uittreding uit de EU. In tweede instantie wordt onderzocht

in welke mate de EU-burgerrechten van de EU-burgers in het VK en de Britten in de EU na de officiële

Brexit zullen standhouden.

3. Het is een actueel thema dus de meeste informatie zal komen uit juridische tijdschriften en papers,

officiële documenten van de EU en van de regering van het VK en uiteraard de meest recente boeken

daaromtrent.

4. Dit onderzoek valt uiteen in drie delen. Om te beginnen wordt teruggeblikt op de evolutie die het

recht op uittreding uit de EU heeft doorgemaakt en hoe deze vorm kreeg. Hierbij wordt vertrokken

vanuit het internationaal recht om vervolgens over te gaan naar ontstaan van het recht op uittreding in

de Europese Unie. De Europese Conventie wordt hier als startpunt beschouwd van de idee van het recht

op uittreding uit de Unie. Voorts wordt het recht bekeken onder het Verdrag van Lissabon dat artikel 50

VEU uitdrukkelijk heeft ingevoerd. De bedoeling hiervan is de functie van het recht op de terugtrekking

uit de Unie nader te bekijken vanuit de context waarin dit recht is ontstaan (DEEL I).

5. Vervolgens wordt de uittredingsprocedure zoals ze in artikel 50 VEU beschreven staat stap voor stap

geanalyseerd (DEEL II). Deze procedure geeft een eenvoudig kader weer van het verloop van het

uittredingsproces. Artikel 50 VEU voorziet in een onderhandelingsproces tussen de uittredende staat en

de EU over de voorwaarden van de uittreding, maar benadrukt eveneens het belang van de ‘toekomstige

relatie’ met de EU. Het probleem zit hem echter in de concrete uitwerking van het artikel. Het staat vast

dat de lidstaten van de EU nauw verbonden zijn met elkaar. Een afscheiding van deze verweven Unie

vergt dan ook een grondige studie onder welke voorwaarden dit mogelijk is. Kortom, de bepaling

omtrent de uittredingsprocedure is een open norm die in de praktijk moet worden omgezet en bepaald

1 Via: https://www.telegraph.co.uk/news/2016/10/12/watch-theresa-mays-key-quotes-on-brexit/.

Page 8: EEN INTERPRETATIE VAN ARTIKEL 50 VEU IN HET KADER VAN … · Toen ik in 2017 mijn Erasmus in Schotland ervoer, beleefde ik het hele gebeuren van dichtbij. Het onbekende terrein van

2

wordt door haar concrete omstandigheden. Het gevaar hierbij is dat zo een open norm vatbaar is voor

interpretatie die in de literatuur vaak uiteenlopend is. Het onderzoek beperkt zich echter slechts tot de

eerste fase van de Brexit-onderhandelingen. Dit betekent dat de onderhandelingen over de toekomstige

relaties tussen de EU en het VK nadat deze is uitgetreden hier niet zullen worden geanalyseerd.

6. Tot slot wordt na de analyse van artikel 50 VEU, het artikel toegepast op de Brexit voor wat betreft

de burgerrechten (DEEL III). Aan de hand van het ontwerpakkoord van 19 maart 2018 over de

voorwaarden van de uittreding zullen enkele vraagstukken omtrent de burgerrechten na de Brexit

worden belicht. De focus ligt hoofdzakelijk op het vrij verkeer van personen, en meer specifiek het

verblijfsrecht.

Page 9: EEN INTERPRETATIE VAN ARTIKEL 50 VEU IN HET KADER VAN … · Toen ik in 2017 mijn Erasmus in Schotland ervoer, beleefde ik het hele gebeuren van dichtbij. Het onbekende terrein van

3

DEEL I : HET RECHT OP UITTREDING TUSSEN TWEE VUREN

1. SITUERING

1.1. Inleiding

7. Vandaag de dag geeft artikel 50 VEU de lidstaten de mogelijkheid om uit de Unie te treden. Dit artikel

werd ingevoerd door het Verdrag van Lissabon. De centrale vraag rijst hier of men reeds vóór het bestaan

van het Verdrag van Lissabon van 13 december 2007 uit de EU kon treden.2 In dit onderdeel wordt de

relevantie van het internationaal recht onderzocht voor wat betreft het bestaan en de toepassing van een

recht op uittreding uit de EU vóór de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon. Daarbij wordt

ook aandacht besteed aan de discussie omtrent het al dan niet bestaan van een unilateraal recht op

uittreding aangehaald.

8. Op internationaal niveau bestaan er allerlei manieren waarop het lidmaatschap van een internationale

organisatie kan beëindigd worden.3 Dit onderzoek beperkt zich tot de uittreding door toestemming van

alle lidstaten en de eenzijdige uittreding. Deze laatste vorm van kan op volgende – algemene – wijze

worden geformuleerd als : “a unilateral act by which a nation that is currently a party to a treaty ends

its membership in that treaty”4.

9. De Weense Conventie van 1969 betreffende het Verdrag inzake het Verdragenrecht zal als basis

genomen worden voor het onderzoek naar het recht op uittreding op internationaal niveau. In het Weens

Verdrag inzake Verdragenrecht zit de mogelijkheid tot uittreding vervat in artikel 54 WWV5 waarbij

alle leden van de internationale organisatie hun toestemming moeten geven.

Verder staat artikel 54 WVV ook toe dat internationale organisaties in een uitdrukkelijke bepaling

kunnen voorzien waarop de leden van deze organisaties zich kunnen baseren. Deze expliciete bepaling

– opgenomen in de verdragen – maakt het mogelijk voor een lidstaat om eenzijdig uit een organisatie te

treden.

Tot slot voorziet artikel 56 WVV6 in de mogelijkheid om uit te treden wanneer er geen expliciete

bepaling is opgenomen in de verdragen van een internationale organisatie. In deze laatste hypothese

2 A. WYROZUMSKA, “Withdrawal from the Union” in H-J BLANKE en S. MANGIAMELI (eds.), The

European Union after Lisbon, Berlijn, Springer, 2012, 344. 3 Ibid., 2. 4 OFFICE OF LEGAL AFFAIRS VAN DE VN, Final Clauses of Multilateral Treaties Handbook, United

nations publication, 2003, 109. 5 Artikel 54 Verdrag van Wenen van 23 mei 1969 inzake internationaal het verdragenrecht, BS 25 december

1993 (hierna: WVV). 6 Artikel 56 WVV.

Page 10: EEN INTERPRETATIE VAN ARTIKEL 50 VEU IN HET KADER VAN … · Toen ik in 2017 mijn Erasmus in Schotland ervoer, beleefde ik het hele gebeuren van dichtbij. Het onbekende terrein van

4

bestaat er veel discussie omtrent het bestaan van een eenzijdige mogelijkheid de organisatie te verlaten.

10. In dit onderdeel zullen bovenstaande bepalingen worden toegelicht in een internationale context,

waarna ze op Europees niveau zullen worden besproken voor wat de periode vóór de inwerkingtreding

van het Verdrag van Lissabon betreft.

1.2. Uittreding met toestemming

11. Om te beginnen is het volgens artikel 54 WVV mogelijk om een internationale organisatie te verlaten

wanneer men – na alle lidstaten op de hoogte te hebben gebracht – de toestemming van ieder lid van de

organisatie bekomt.7 De uittredingsprocedure moet dan verlopen in overeenstemming met de bepalingen

van het Verdrag. Hier kan op Europees niveau de zaak over de afscheiding van Groenland uit de EU het

best geplaatst worden.

12. Als een gevolg van een toenemende autonomie binnen het Deens grondwettelijk recht, streefde

Groenland ernaar de EEG te verlaten. Op 23 februari 1982 werd een Deens referendum over het EEG-

lidmaatschap georganiseerd waarbij 52% van de bevolking koos voor een afscheiding van Groenland

van de EU (toenmalige EEG). 8 De Deense regering diende een memorandum in bij de Europese Raad

met de vraag hieraan gevolg te geven. De Europese Raad heeft in 1983 – na groen licht te hebben

gekregen van de Europese Commissie en het Europese Parlement – positief geantwoord op het verzoek

van de Deense regering.9 De vraag om de Unie te verlaten werd positief beantwoord doordat alle

lidstaten instemden met deze beslissing. Binnen de Unie zelf werd het eerder opgevat als een

reorganisatie van het Koningschap Denemarken dan een echte uittreding uit de EU waardoor we hier

niet echt van een werkelijke exit in de eigenlijke betekenis van het woord spreken.10 Op één bepaald

twistpunt11 na, heeft de afscheiding van Groenland weinig impact gehad op de EEG aangezien enkel het

geografisch toepassingsgebied van de EEG moest worden gewijzigd.12

7 Artikel 54 b) WVV: (b)At any time by consent of all the parties after consultation with the other contracting

States.” 8 M. CHAMON, “Precedentwaarde van de Groenlandse Exit voor een EU-uittredende VK”, SEW 2017, afl.4,

139-142. 9 A. F. TATHAM, “‘Don’t Mention Divorce at the Wedding, Darling!’: EU Accession and Withdrawal after

Lisbon” in A. BIONDI, P. EECKHOUT en S. RIPLEY (eds.), EU law after Lisbon, Oxford, Oxford University

Press, 2012, 146. 10 H. R. KRAMER, “Greenland’s European Community(EC)- Referendum, Background and Consequences”,

German YBK Intl 1982, 273.

11 J. L. FAUCHEUX, “Le nouveau regime de relations entre le Groenland et la Communauté économique

européenne”, RMC 1985, (284),82. 12 A. S. RIED, “Brexit begins: an overview of the legal issues”, EU Law Analysis Blog, 28 juli 2016

http://eulawanalysis.blogspot.be/search?q=Greenland.

Page 11: EEN INTERPRETATIE VAN ARTIKEL 50 VEU IN HET KADER VAN … · Toen ik in 2017 mijn Erasmus in Schotland ervoer, beleefde ik het hele gebeuren van dichtbij. Het onbekende terrein van

5

1.3. Eenzijdige uittreding

1.3.1. Expliciete bepaling

13. Naast een uittreding via consensus van alle lidstaten volgens artikel 54 WVV, bevat ditzelfde artikel

in het tweede lid nog een andere optie tot uittreding. Dit tweede lid schrijft voor dat internationale

organisaties in hun verdragen een expliciete mogelijkheid kunnen voorzien voor hun lidstaten om

eenzijdig uit deze organisatie te stappen.13 Om een beeld te krijgen van hoe zo een expliciete bepaling

eruit ziet, moet naar de verdragsteksten van de verschillende internationale organisaties zelf gekeken

worden. Tot vóór de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon bestond er geen enkele bepaling

in het EEG-recht die het recht om de toenmalige EEG te verlaten bewerkstelligde. In een ander

hoofdstuk zal verder worden overwogen of op het niveau van de EEG nog een andere terugvalbasis

bestaat om uit te treden. Het valt echter op dat er een zekere variatie in deze exit-artikelen bestaat en ze

dus zeker niet als een standaard ‘boilerplate’-clausule mogen gezien worden. Overigens hebben deze

expliciete bepalingen meer tot doel de internationale samenwerking tussen de lidstaten te bevorderen.14

Het is niet de bedoeling dat al deze variaties hier aan bod komen, daarom spits ik mij enkel toe op twee

concrete toepassingsgevallen om deze variatie te illustreren.

14. Een eerste voorbeeld is de expliciete bepaling opgenomen in de WTO. Deze exit-bepaling werd op

een algemene en veel voorkomende wijze geformuleerd. Het akkoord over de WTO voorziet in een

uitdrukkelijke bepaling die iedere lidstaat de toestemming verleent om op het even welk moment uit de

WTO te stappen. Het artikel voorziet namelijk in een uittreding uit het akkoord dat WTO vestigt alsook

uit de multilaterale handelsakkoorden15, maar het is ook mogelijk om enkel uit een plurilateraal

handelsakkoord te stappen16. De eigenlijke uittreding vindt plaats uiterlijk zes maand nadat de Staat in

kwestie de Directeur-Generaal van zijn beslissing in kennis heeft gesteld.17

Vaak worden zulke exit-clausules gekenmerkt door het feit dat ze op elk moment kunnen worden

ingeroepen. In het geval van de WTO wordt evenmin een tijdslimiet vooropgesteld.

Ook zien we dat de eenzijdige uittredingsbepalingen vaak een voorafgaande kennisgeving vereisen en

voorzien dat de werkelijke uittreding pas intreedt na de afloop van een bepaalde periode. Aldus blijkt

dat een uittreding uit een internationale organisatie – op enkele uitzonderingen na18 – nooit automatisch

13 Artikel 54, a) WVV. 14 L. HELFER, “Terminating Treaties” in D. B. HOLLIS (ed.), The Oxford guide to treaties, Oxford, Oxford

University Press, 2012, 641. 15 Artikel 15, lid 1 Overeenkomst van 15 april 1994 tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie. 16 Artikel 15, lid 2 Overeenkomst van 15 april 1994 tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie. 17 Ibid., 16. 18 Artikel 7 Verdrag inzake de oprichting van de organisatie voor Economische samenwerking in het Zwarte

Page 12: EEN INTERPRETATIE VAN ARTIKEL 50 VEU IN HET KADER VAN … · Toen ik in 2017 mijn Erasmus in Schotland ervoer, beleefde ik het hele gebeuren van dichtbij. Het onbekende terrein van

6

zal verlopen. In de meeste gevallen zal de uittredende lidstaat een procedure moeten volgen die op z’n

minst zes tot twaalf maanden duurt. Zo’n uitstapprocedure heeft een tweevoudig doel voor ogen. Ten

eerste dient zo een procedure als een afkoelingsperiode waarbij de uittredende lidstaat de mogelijkheid

krijgt om zijn beslissing te herzien. Ten tweede kunnen de uittredende partij alsook de internationale

organisatie zelf tijdens die periode de tijd nemen om zoveel mogelijk de gevolgen van de uittreding te

regelen.19

In de meeste gevallen wordt voor een uittredingsbeslissing geen verantwoording vereist.20 Dat betekent

dat een staat om het even welke reden mag beslissen een internationale organisatie te verlaten. Zo’n

beslissing wordt dus meestal aan de vrije wil van een lidstaat wordt overgelaten.

15. Minder typisch is dan weer de exit-bepaling van de NAVO21 of van de International Maritieme

Organisatie22 waaraan de lidstaten slechts na afloop van respectievelijk 20 jaar en 1 jaar het recht

ontlenen om de organisatie te verlaten. Op die manier zijn de lidstaten verplicht om voor een bepaalde

periode lid te blijven van de organisatie. Door het recht op te schorten tot na de afloop van een bepaalde

tijdspanne, streefden de initiële lidstaten ernaar een zekere stabiliteit binnen de organisatie te behouden

en zo de mogelijkheid om bepaalde doelstellingen te vrijwaren.23

16. Wat minder onderzocht wordt is hoeveel keer en in welke situaties de lidstaten dan ook werkelijk

dat recht gaan uitoefenen. De gemeenschappelijke idee daarover bestaat dat een eenzijdige uittreding nu

eenmaal niet de regel maar eerder de uitzondering is.24

1.3.2. Geen expliciete bepaling

17. Na de uiteenzetting over de expliciete mogelijkheid om een internationale organisatie te verlaten,

kunnen we ons het volgende afvragen: wanneer een verdrag geen uitdrukkelijke uittredingsclausule

heeft opgenomen, mag men er dan redelijkerwijze van uitgaan dat de internationale organisatie in

Zeegebied. 19 K. D. MAGLIVERAS, “ Membership in international organizations” in J. KLABBERS en Å.

WALLENDAHL (eds.), Research Handbook on the law of international organizations, Northampton, Edward

Elgar Pub., 2011, 98-100. 20 L. HELFER, “Terminating Treaties” in D. B. HOLLIS (ed.), The Oxford guide to treaties, Oxford, Oxford

University Press, 2012, 643-644. 21 Artikel 13 Verdrag van 4 april 1949 inzake de Noord-Atlantische organisatie,

https://www.nato.int/cps/en/natolive/official_texts_17120.htm. 22 Artikel 78 Verdrag inzake de Internationale Maritieme van 6 maart 1948,

https://www.riigiteataja.ee/aktilisa/2200/6201/2003/IMO_engl.pdf. 23 K. D. MAGLIVERAS, “ Membership in international organizations” in J. KLABBERS en Å.

WALLENDAHL (eds.), Research Handbook on the law of international organizations, Northampton, Edward

Elgar Pub., 2011, 98-100. 24 Ibid., 20.

Page 13: EEN INTERPRETATIE VAN ARTIKEL 50 VEU IN HET KADER VAN … · Toen ik in 2017 mijn Erasmus in Schotland ervoer, beleefde ik het hele gebeuren van dichtbij. Het onbekende terrein van

7

kwestie niet de bedoeling had om zo’n recht te voorzien? Hierover bestaat in de literatuur geen

eenduidige perceptie. Het onderzoek moet echter geval per geval gevoerd worden en zelfs daarna bestaat

er vaak nog steeds onduidelijkheid.

18. Wanneer het recht om eenzijdig uit een internationale organisatie te stappen expliciet in het Verdrag

is opgenomen, bestaat er zoals eerder gesteld geen twijfel. Het probleem stelt zich pas wanneer zo’n

recht niet uitdrukkelijk wordt verleend. Men is het erover eens dat wanneer een internationale organisatie

nalaat bepaalde materies uitdrukkelijk op te nemen in haar verdragstekst, men terugvalt op het algemeen

internationaal recht.25 Om die reden zal artikel 56 WVV vaak als terugvalbasis genomen worden.

19. Deze bepaling stelt dat wanneer het Verdrag niet voorziet in een bepaling betreffende haar

beëindiging en niet voorziet in een mogelijkheid om de organisatie te verlaten, er dan ook geen recht op

uittreding kan worden toegekend. Dit is het principe. Daarop voorziet het artikel twee uitzonderingen.26

Op basis van deze uitzonderingen kan alsnog een recht om de organisatie te verlaten worden

uitgeoefend. Daarbij dikwijls wordt gesteld dat zo’n eenzijdige uittreding enkel mogelijk is wanneer een

multilateraal akkoord kan bekomen worden tussen alle leden van de internationale organisatie.27 Een

andere aanpak bestaat erin de praktijk van een internationale organisatie en de aard van haar verdragen

nader te bekijken om te kunnen afleiden of een impliciet recht al dan niet bedoeld was.28

1.3.2.1. De intentie van de partijen

20. Een eerste uitzondering die artikel 56 WVV vooropstelt, betreft de intentie van de partijen om een

mogelijke uittreding te faciliteren. Men gaat hier uit van de perceptie dat het niet de bedoeling van de

partijen kan geweest zijn een lid van de internationale organisatie ertoe te verplichten de samenwerking

verder te zetten, wanneer dat lid deze organisatie wil verlaten.29 De intentie van de partijen is vaak terug

te vinden in de preambule of de voorbereidende werken van het verdrag.30 Een concreet voorbeeld

hiervan zijn de Verenigde Naties. Zij hebben er bewust voor gekozen om enerzijds geen uitdrukkelijk

25 K. D. MAGLIVERAS, “ Membership in international organizations” in J. KLABBERS en Å.

WALLENDAHL (eds.), Research Handbook on the law of international organizations, Northampton, Edward

Elgar Pub., 2011, 110. 26 Artikel 56, eerste lid, a) WVV. 27 G. G. FITZMAURICE, “Second Report on the Law of the Treaties”, 1957, YBILC, vol II, 16, 22. 28 L. HELFER, “Terminating Treaties” in D. B. HOLLIS (ed.), The Oxford guide to treaties, Oxford, Oxford

University Press, 2012, 643-644. 29 J. KLABBERS, An introduction to international institutional law, 2e ed., Cambridge, Cambridge University

Press, 2009, 110. 30 A. WYROZUMSKA, “Withdrawal from the Union” in H-J BLANKE en S. MANGIAMELI (eds.), The

European Union after Lisbon, Berlijn, Springer, 2012, 345-349.

Page 14: EEN INTERPRETATIE VAN ARTIKEL 50 VEU IN HET KADER VAN … · Toen ik in 2017 mijn Erasmus in Schotland ervoer, beleefde ik het hele gebeuren van dichtbij. Het onbekende terrein van

8

recht op te nemen om te verhinderen dat de organisatie zou verzwakken, maar ze voorzien anderzijds

wel in een impliciete mogelijkheid de VN te verlaten.31

21. Als we dan naar de Europese context kijken zien we dat het Verdrag van Parijs in 1951 de EGKS

(Europese Gemeenschap van Kolen en Staal) heeft gelanceerd voor een gelimiteerde periode van 50

jaar. Met de geboorte van de EEG heeft het Verdrag van Rome in 1957 deze beperkte duur opgeheven

en vervangen door artikel 240 dat een ongelimiteerde duur vooropstelde. Het probleem is echter dat de

voorbereidende werken van het Verdrag van Rome nooit werden gepubliceerd.32 Dit bemoeilijkt de

intentie van de oorspronkelijke partijen te achterhalen. Het is ook niet altijd nodig of aangewezen om

terug te grijpen naar de oorspronkelijke, teleologische interpretatie van een verdrag. Het kan immers in

bepaalde gevallen ook wenselijk zijn de EG ten tijde van vóór het Verdrag van Lissabon – als een

organische entiteit – evolutief te interpreteren.

1.3.2.2. “Inherent in the nature of the Treaty”

22. Een tweede uitzondering gaat uit van de impliciete mogelijkheid voor een lidstaat om op te stappen.

Deze exceptie stoelt op het recht om uit te treden dat impliciet in het verdrag is geïncorporeerd.33 Een

recht dat aldus kan afgeleid worden uit de manier waarop het verdrag is opgebouwd. Dit impliciet recht

wordt vaak gebaseerd op het argument van de soevereiniteit van een staat.34

23. Oppenheim stelt dat het verdrag kan gezien worden als een internationaal contract van onbepaalde

duur. Daarom kan volgens Oppenheim het recht om uit te treden gezien worden als een voorbehouden

recht omdat het anders tot een te verre beperking van hun soevereiniteit zou kunnen leiden.35 Deze

opvatting wordt verder onderbouwd door Signh. Hij stelt dat alles wat niet uitdrukkelijk in het voordeel

van de internationale organisatie is opgenomen in het verdrag, bij de lidstaten zelf berust.36 A contrario

kiest een staat dan weer soeverein om ten volle te participeren in een organisatie of niet, en eens de staat

heeft besloten om in een organisatie te treden, verliest hij een deel van zijn soevereiniteit en zal hij niet

langer de volledige beslissingsvrijheid genieten.37 Dit zijn echter geen waterdichte stellingen. Er zal dus

31 K. D. MAGLIVERAS, “ Membership in international organizations” in J. KLABBERS en Å.

WALLENDAHL (eds.), Research Handbook on the law of international organizations, Northampton, Edward

Elgar Pub., 2011, 98. 32 J. H. H. WEILER, “Alternatives to withdrawal from an international organization : the case of the European

Economic Community”, Isr. L. Rev. 1985, 282. 33 Artikel 56.1 lid b) WVV. 34 A. WYROZUMSKA, “Withdrawal from the Union” in H-J BLANKE en S. MANGIAMELI (eds.), The

European Union after Lisbon, Berlijn, Springer, 2012, 345-349. 35 L. OPPENHEIM, International Law : A Treatise, VOL. I, 3th edition, London-NY-Toronto, Green and Co,

1920, 379-380. 36 N. SIGNH, Termination of a membership, Santa Barbara, Praeger, 1958, 80. 37 N. FEINBERG, “Unilateral withdrawal from an international organization”, in H. WALLDOCK en R.Y.

Page 15: EEN INTERPRETATIE VAN ARTIKEL 50 VEU IN HET KADER VAN … · Toen ik in 2017 mijn Erasmus in Schotland ervoer, beleefde ik het hele gebeuren van dichtbij. Het onbekende terrein van

9

geval per geval bestudeerd dienen te worden of er sprake is van een impliciet recht in de verdragen van

een internationale organisatie.

24. Als we artikel 56 WVV toepassen op de situatie van Europa ten tijde van de Europese Gemeenschap,

schijnt er op het eerste gezicht geen sprake te zijn van een impliciet recht om uit te treden. Dit, omdat

het toenmalig artikel 312 VEG een ‘ongelimiteerde lidmaatschap’ vooropstelt. Daarnaast wordt deze

opvatting ook gesteund door het Europees Hof van Justitie dat het beginsel van de Europese autonome

rechtsorde creëerde.

25. Uit de geest van de Europese Verdragen blijkt al gauw dat het Europees recht op geen enkele manier

een recht op uittreding voor ogen had. Vooreerst valt dit af te leiden uit artikel 312 VEG ( nu : artikel

356 VWEU) dat voorziet in een Europees lidmaatschap van onbepaalde duur38. Dit ongelimiteerd

lidmaatschap blijkt ook uit de preambule die het heeft over: ‘the foundations of an even closer Union

among the peoples of Europe’39. Hiermee poogde de Europese Gemeenschap de continuïteit en het

onherroepelijke karakter van het Europese unificatieproject te bereiken en aldus een mogelijke uittreding

te vermijden.40 Daarnaast blijkt ook uit de objectieven van de toenmalige EG, dat een mogelijkheid om

deze Gemeenschap te verlaten niet aan de orde bleek.41 Om een beeld te krijgen van deze objectieven,

licht ik ze hier kort toe.

Vooreerst kunnen de Europese verdragen – in de veronderstelling dat een uittreding van een lidstaat

altijd wijzigingen van de verdragen met zich meebrengt – enkel geamendeerd worden volgens de

procedure die opgenomen is in artikel 236 VEG (nu : artikel 48 VEU).42 In die veronderstelling kan een

recht op uittreding enkel uitwerking krijgen via een expliciete opname van een artikel in de EG-

verdragen, en is een wijziging van de verdragen vereist waarvoor iedere lidstaat zijn toestemming moet

geven.43

Het is ook interessant om even terug te keren naar het moment waarop een lidstaat toetreedt. Om als

staat te kunnen toetreden in de Europese Gemeenschap, moet deze het Gemeenschapsrecht aanvaarden.

JENNINGS, The British Yearbook of International Law 1963, Thirty-ninth year of issue, London-NY-Toronto,

Oxford University Press, 1965, 189-220. 38 Artikel 356 VWEU. 39 Artikel 1 VEU. 40 P. ATHANASSIOU, “Withdrawal and expulsion from the EU and the EMU, some reflections.”, European

Central Bank, Legal Working Paper, 10 december 2009, 12-13. 41 A. WYROZUMSKA, “Withdrawal from the Union” in H-J BLANKE en S. MANGIAMELI (eds.), The

European Union after Lisbon, Berlijn, Springer, 2012, 350. 42 Artikel 48 VEU. 43 P. ATHANASSIOU, “Withdrawal and expulsion from the EU and the EMU, some reflections.”, European

Central Bank, Legal Working Paper, 10 december 2009, 12-13.

Page 16: EEN INTERPRETATIE VAN ARTIKEL 50 VEU IN HET KADER VAN … · Toen ik in 2017 mijn Erasmus in Schotland ervoer, beleefde ik het hele gebeuren van dichtbij. Het onbekende terrein van

10

Daarbij moet deze intredende Staat uitdrukkelijk akkoord gaan met de beperkingen van zijn macht om

haar EG lidmaatschap te heronderhandelen. Omdat deze intredende lidstaat verplicht is het

Gemeenschapsrecht te aanvaarden, zal hij gebonden zijn door het solidariteitsprincipe.44 Dit principe –

vervat in artikel 10 VEG45 – wekt redelijkerwijze de verwachting dat de lidstaten de nakoming van de

uit het EG-recht voortvloeiende verplichtingen verzekeren.

26. Deze objectieven geven dan wel geen allesomvattend antwoord op de vraag over het al dan niet

bestaan van zo een impliciet recht op uittreding, wel lijkt grosso modo uit het toenmalige EG-recht te

kunnen worden afgeleid dat deze Europese Gemeenschap initieel niet de bedoeling had zo’n recht in

haar organisatie te incorporeren. Naar de reden van dit stilzwijgen is het gissen. Scott concludeerde dat

er drie redenen waren voor dit stilzwijgen.46 Vooreerst argumenteerde hij dat de EG met zo’n recht geen

onrust wou zaaien omdat men angst had en onzeker was voor het verlies van de gemeenschappelijke

waarden. Ten tweede stelt hij dat de Gemeenschap niet geconfronteerd wou worden met de zware taak

om zo’n procedure uit te werken alsook de gevolgen ervan te bepalen. Tot slot bemerkt Scott dat de

Europese Gemeenschap wou vermijden om bij de lidstaten enige interesse te wekken om zich over deze

complexe materie te buigen.47

27. Hieruit blijkt dus dat de EG haar handen niet wou vuilmaken aan deze complexe materie. Zeker niet

in tijden waarin het juist de bedoeling is om de samenhang en verwevenheid tussen de lidstaten te

vergroten.

Gegeven de objectieven alsook het stilzwijgen van het EG-recht kan volgehouden worden dat een

impliciet recht om de EG te verlaten (eerder) onbestaande is. Deze opvatting wordt kracht bijgezet door

de rechtspraak van het Europees Hof van Justitie. Het Hof hanteert immers een beperkende interpretatie

waarbij een recht op eenzijdige uittreding uitgesloten wordt. Daarbij stoelt het Hof haar argumenten op

het beginsel van de autonome rechtsorde die gebaseerd is op de rule of law.48

28. De EU autonome rechtsorde is één van de belangrijkste rechtsbeginselen van de EU. Dit

fundamentele beginsel werd door de rechtspraak van het Hof van Justitie gecreëerd. De arresten Van

Gend en Loos en Costa v. ENEL waren in die zin toonaangevend omdat ze de EU hebben gepositioneerd

binnen het internationale recht.49 Voor het eerst werd de Unie beschreven als een op zichzelf

44 Ibid., 43. 45 Artikel 10 Verdrag tot de oprichting van de Europese Gemeenschap. 46 H. SCOTT, “When the Euro Falls Apart”, International Finance 1998 ,VOL. 1 issue 2, 207-228. 47 H. SCOTT, “When the Euro Falls Apart”, International Finance 1998 ,VOL. 1 issue 2, 207-228. 48 Opinie 1/91, EU:C:1991:490. 49 T. MOLNAR, “The concept of autonomy of EU law from the comparative perspective of international law and

Page 17: EEN INTERPRETATIE VAN ARTIKEL 50 VEU IN HET KADER VAN … · Toen ik in 2017 mijn Erasmus in Schotland ervoer, beleefde ik het hele gebeuren van dichtbij. Het onbekende terrein van

11

functionerende rechtsorde. Deze autonome rechtsorde staat los van de nationale rechtsordes en is ook

onafhankelijk van het internationaal recht. Daarbij komt nog dat het nationaal recht moest wijken voor

de toepassing van de directe werking van het EU-recht.50

Het Hof benadrukte in bovenstaande cases dat de rechten en plichten voor de lidstaten en hun inwoners

– voorgeschreven door de EU verdragen – niet zomaar kunnen opzij worden geschoven door een

beslissing op grond van nationaal recht.51 Omdat de EU een supernationaal karakter heeft, zou zo’n

uittreding heel wat nadelige gevolgen voor de organisatie met zich meebrengen. Daarom mag de

overheveling door de lidstaten van hun soevereiniteit niet zomaar teniet worden gedaan door de

mogelijkheid van een eenzijdige uittreding.52

29. Doordat het toenmalig EG-recht voorrang heeft op nationaal recht, is het dus niet mogelijk dat deze

aan de kant kan worden gezet door de nationale rechtbanken van de lidstaten. Met andere woorden kan

een recht om uit de EG te treden niet mogelijk zijn op basis van een nationale beslissing. Deze zou

namelijk in strijd zijn met Europees recht.

30. Een argument dat de rechtsleer dan weer aanhaalt ter verdediging van zo’n recht gaat uit van de

vaststelling dat het EG-recht een garantie biedt op ‘respect voor de identiteit van een lidstaat’53. Dus in

geval er een fundamentele niet-overeenstemming zou zijn tussen EU recht en de wensen van een lidstaat,

kan een uittreding soms de enige mogelijk uitweg zijn voor de lidstaat, om zijn eigen identiteit te

behouden. Deze stelling werd verder kracht bijgezet door de Maastricht uitspraak van het Duits Federaal

Grondwettelijk Hof54 en het Poolse Grondwettelijk Hof55.

31. Door het loutere feit dat de EG verdragen geen gelimiteerde duurtijd voorzien, lijkt de mogelijkheid

op een uittreding op het eerste zicht niet mogelijk maar kan deze niet onbestaande zijn door het feit dat

het niet werkelijk voorzien is. Er bestond met andere woorden tot vóór de inwerkingtreding van het

Verdrag van Lissabon geen eensgezindheid omtrent het bestaan van een eenzijdig recht op uittreding.

the legal systems of member states” in M. SZABO, P. L. LANCOS en R. VARGA (eds.), Hungarian Yearbook

of International Law, Den Haag, 2016, 436-444. 50A. WYROZUMSKA, “Withdrawal from the Union” in H-J BLANKE en S. MANGIAMELI (eds.), The

European Union after Lisbon, Berlijn, Springer, 2012, 350. 51 Ibid., 49. 52 R. A. WESSEL, “You can check out any time you like, but can you really leave?”, International organizations

law review 2016, VOL.13 NO 2, 197-2019. 53 P. MANIN, Les communautés européennes l’Union européenne, 5de ed., Parijs, Pédone, 1999, 80. 54 German federal Constitutional Court (DL) 12 oktober 1993, 2 BvB 2134, 2159/92, 112. 55 Polish Constitutional Court (PL) K18 04 (11 May 2005), par. 6.4.

Page 18: EEN INTERPRETATIE VAN ARTIKEL 50 VEU IN HET KADER VAN … · Toen ik in 2017 mijn Erasmus in Schotland ervoer, beleefde ik het hele gebeuren van dichtbij. Het onbekende terrein van

12

1.4. De relevantie van het Internationaal recht

32. Vóór de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon, was de Weense Conventie de beste bron

die als leidraad kon dienen in afwezigheid van een concrete basis in de verdragstekst van de Europese

Gemeenschap.56 Hoewel de tekst van artikel 56 WVV voorschrijft dat een eenzijdige uittreding strijdig

is met het principe van pacta sunt servanda, bestaat er volgens het Internationaal recht toch in bepaalde

gevallen een gelimiteerd recht om zich eenzijdig uit een internationale organisatie terug te trekken.

33. Het lijkt echter onmogelijk deze redenering analoog te gaan toepassen op Europees niveau.

Vooreerst verzet de rechtspraak van het Hof van Justitie zich tegen een mogelijke toepassing van een

impliciet recht op uittreding. Het Hof benadrukt juist dat de EG een nieuwe rechtsorde is die losstaat

van het internationaal recht waarvoor de Staten hun soevereine rechten hebben beperkt.57

Daarnaast kan het argument van de soevereiniteit niet worden toegepast in de EG-context. Zoals de

Weense Conventie benadrukt, kan de soevereiniteit van een Staat deze niet automatisch ontheffen van

de verplichtingen die hij heeft ten opzichte van een bepaalde internationale organisatie. Als we dit dan

plaatsen in het kader van de EG, is het niet langer mogelijk dat de EG-lidstaten hun volledige

soevereiniteit behouden om zich dan eenzijdig terug te kunnen trekken uit de EG-verdragen.58 Zij

hebben deze soevereiniteit overgedragen aan de gehele institutionele structuur die de Europese

Gemeenschap heeft opgebouwd. Het loutere feit dat er geen recht om uit te treden is opgenomen in de

EG-verdragen, betekent dus zeker niet dat de lidstaten zich dit recht hebben voorbehouden.

Tot slot zou de toepassing van een impliciet recht volgens artikel 56 WVV, het sui generis karakter van

de EG helemaal teniet doen.59 De EG wil zoveel mogelijk haar eigenheid behouden en een te grote

verstrengeling met het Internationaal recht zou de autonome rechtsorde in het gedrang brengen. Het Hof

van Justitie heeft reeds het substantieel verschil tussen het Internationaal publiekrecht en het

Gemeenschapsrecht benadrukt. Terwijl het effect van een nationale bepaling in de nationale rechtsorde

voorrang krijgt op internationaal recht, zal het Europees recht – dat directe werking in de nationale

rechtsorde heeft – in de meeste gevallen boven het nationaal recht staan.60 Dit verschil rechtvaardigt

56 P. ATHANASSIOU, “Withdrawal and expulsion from the EU and the EMU, some reflections.”, European

Central Bank, Legal Working Paper, 10 december 2009, 12-13. 57 Arrest Costa/ENEL, C 6-64, EU:C:1964:66. 58 A. JAKAB, “Neutralising the Sovereignty Question – Compromise Strategies in Constitutional

Argumentation before European Integration and since”, European Constitutional Law Review

2006, (375) 397. 59 P. ATHANASSIOU, “Withdrawal and expulsion from the EU and the EMU, some reflections.”, European

Central Bank, Legal Working Paper, 10 december 2009, 15. 60 G. BETLEM en A. NOLLKAEMPER, “Giving effect to Public International Law and European

Page 19: EEN INTERPRETATIE VAN ARTIKEL 50 VEU IN HET KADER VAN … · Toen ik in 2017 mijn Erasmus in Schotland ervoer, beleefde ik het hele gebeuren van dichtbij. Het onbekende terrein van

13

daarom de conclusie dat het Gemeenschapsrecht een aparte rechtsorde uitmaakt dat kan afwijken van

het traditioneel internationaal publiekrecht.61

34. Uit het bovenstaande blijkt dus dat hoewel het internationaal recht in theorie een mogelijke oplossing

kan bieden om de Europese leemte in te vullen, dit in de praktijk niet wenselijk is. Het recht om eenzijdig

uit een internationale organisatie te stappen, kan niet automatisch worden overgenomen op het niveau

van de Europese Gemeenschap omdat deze een autonome orde behelst die op zichzelf functioneert.

2. VERDRAG VAN LISSABON: HISTORISCHE ACHTERGROND

2.1. Ontstaan

35. Het is de bedoeling kort de historische achtergrond weer te geven waarin het verdrag van Lissabon

is ontstaan. Door het recht om uit de EU te treden los te zien van artikel 50 zoals we het de dag van

vandaag kennen, kunnen we de achterliggende functie van deze bepaling beter achterhalen.

36. Het Verdrag van Lissabon startte als een constitutioneel project op het einde van 2001. De lidstaten

van de Europese Unie hadden deze nieuwe Grondwet voorgesteld met het oog op een efficiëntere

werking van de Unie.62

37. Op de vergadering van de Europese Raad van 18 juni 2004, werd een akkoord bereikt over de

Grondwet waarna het ratificatieproces van start kon gaan.63 Frankrijk en Nederland gooiden echter roet

in het eten. Beide lidstaten weigerden het Verdrag betreffende de Europese Grondwet te ratificeren op

basis van twee referenda. De referenda brachten verschillende redenen naar voren waarom een Europese

Grondwet niet zou functioneren. Achteraf gezien werd deze uitkomst misschien eerder bereikt door

onwetendheid over en door een gebrek aan begrip voor deze complexe materie.64

38. De oorspronkelijk geplande datum van 1 november 2006 waarop de Grondwet van kracht zou gaan,

werd voor onbepaalde duur verlengd. Veel landen kondigden aan hun ratificatie – al dan niet via een

referendum – uit te stellen.

39. Het negatieve resultaat van de twee opeenvolgende referenda in mei en juni van 2005 om een

Community Law Before Domestic Courts – A Comparative Analysis of the Practice of Consistent

Interpretation”, European Journal of International Law 2003, 569. 61 M. LONGO, “Reconceptualising Public International Law: Convergence with the European Union

Model?”, University of New South Wales Law Journal 2002, nr. 25, 71-97. 62 Via : https://nl.wikipedia.org/wiki/Verdrag_tot_vaststelling_van_een_Grondwet_voor_Europa 63 Via : http://www.europarl.europa.eu/Europe2004/textes/2005-01-10-brochure-constitution-nl-v02.pdf 64 E. BEST, “In search of the lost constitution: the EU between direct democracy and the persmissive consensus”

, eipascope 2005, 2005/2, 8.

Page 20: EEN INTERPRETATIE VAN ARTIKEL 50 VEU IN HET KADER VAN … · Toen ik in 2017 mijn Erasmus in Schotland ervoer, beleefde ik het hele gebeuren van dichtbij. Het onbekende terrein van

14

Europese Grondwet te creëren, in combinatie met de opkomende tendens van de andere lidstaten om

hun ratificatie uit te stellen, resulteerde in een mislukking om het verdrag betreffende de Europese

Grondwet in werking te stellen. In plaats daarvan ontstond het Verdrag van Lissabon – ondertekend op

13 december 2007 – dat van kracht ging op 1 december 2009.

40. In dit Verdrag werden voor de eerste maal in de geschiedenis duidelijk omschreven bevoegdheden

opgenomen (zoals wetgevende bevoegdheden, exclusieve bevoegdheden, impliciete bevoegdheden,..).

Daarnaast werd er tevens rechtspersoonlijkheid toegekend aan de Unie. Al was er dan geen sprake van

een officiële Europese Grondwet, de impact van het Verdrag van Lissabon was enorm. Het was namelijk

een stap verder in het Europese integratieproces.

41. Artikel 50 onder het Verdrag van Lissabon vormt op het eerste zicht eigenlijk een contradictie

tegenover het geheel. Men kan zich hier dan ook afvragen of dit artikel kan gezien worden als een soort

ontsnappingsroute van de lidstaten in geval het Europese integratieproject tot een fiasco zou leiden?

2.2. Verklaring van Laken

42. Het recht op uittreding werd als onderwerp voor het eerst aangehaald op de meeting van de Europese

Raad te Laken waar de toekomstige ontwikkelingen van de EU werden besproken. Tijdens deze

bijeenkomst ging men vooral op zoek naar de institutionele structuur van een nieuw Europa.

Verschillende modellen voor de EU werden voorgesteld, waarbij enkel het ‘Community Model’

uitdrukkelijk een recht op uittreding voorzag in het ontwerp van de Grondwet en dit onderwierp aan

strikte voorwaarden.65 Tijdens de Conventie van Laken heeft de Europese Raad zich uitgesproken over

een Unie die meer democratisch, transparant en efficiënt moest worden. Omdat ze geconfronteerd

werden met een enorme aangroei van lidstaten, kwam men tot de conclusie dat de Europese instellingen

daar niet meer waren op afgestemd.66

43. Er werd doorheen de Conventie van Laken veel aan het recht op uittreding gesleuteld. Niet alle

documenten van de Conventie maar enkel de relevante die hebben bijgedragen tot de evolutie van het

recht op uittreding in de finale draft van de Grondwet, zullen hier worden aangehaald. Het is duidelijk

dat het recht op uittreding een aantal fases heeft doorgelopen en daarbij tot veel ophef heeft geleid. Een

analyse van deze evolutie brengt ons dichter bij de initiële betekenis van het recht op uittreding onder

Europees recht. Een gehele update van de Unie was dus de hoofdtaak van deze Conventie. Het eerste en

65Europese Conventie, “The European Union : four possible models”, CONV 235/02 CONTRIB 83 ANNEX, 12,

geraadpleegd op 12 februari 2018. 66 Europese Conventie, “A European Constitution”, CONV 317/02 CONTRIB 105, geraadpleegd op 18 februrai

2018.

Page 21: EEN INTERPRETATIE VAN ARTIKEL 50 VEU IN HET KADER VAN … · Toen ik in 2017 mijn Erasmus in Schotland ervoer, beleefde ik het hele gebeuren van dichtbij. Het onbekende terrein van

15

tevens ook het grootste probleem waarmee de Europese raad geconfronteerd werd was macht, die in

balans moest worden gebracht.67

2.3. Beginfase

44. In een eerste stadium wordt het recht in een voorstel voor een Europese Grondwet ondergebracht

onder het deel ‘Bewerking van de samenstelling van de Europese Unie en de Grondwet’.

45. Vooreerst is men het eens dat zo’n recht enkel voorbehouden is aan de lidstaten zélf zonder enige

inmenging of toelating van de andere lidstaten. Men wil dus duidelijkheid bieden omtrent de persoon

aan wie het recht toebehoort. Dit betekent niet dat het recht niet kan worden onderworpen aan bepaalde

voorwaarden. Daarnaast kan een lidstaat het recht op ieder moment gaan inroepen. Het recht op

uittreding uit de EU vloeit voort uit de soevereiniteit van de lidstaten.

46. In datzelfde voorstel voor een Grondwet werd het recht om uit de EU te treden voorzien in artikel

8068:

“Any Member State may denounce this Treaty and give notice of its decision to withdraw from the

European Union.

The decision of the Member State shall be made within that State in accordance with the procedure

required for amendment of constitutional provisions of the highest level. The withdrawal of the State

shall not take effect until after the end of a time-period to be decided by the European Council.

During this period, the Union and the withdrawing State shall negotiate an agreement defining the

withdrawal procedure and its possible consequences for the interests of the Union. The withdrawing

State shall be responsible for any loss that may be suffered by the Union due to its withdrawal. In the

absence of any agreement between the withdrawing State and the Council of Ministers, the Court of

Justice shall be seized of the dispute. It shall also hear any actions relating to the interpretation and

execution of withdrawal agreements.”

47. Dit artikel verschilt beduidend van het huidige artikel 50 VEU. Een eerste opmerking die hieruit

voortvloeit, betreft dat de beslissing om uit te treden in hoofde van de uittredende lidstaat in

overeenstemming moet zijn met de interne procedure vereist voor het aanpassen van de Grondwet op

67 Ibid., 66. 68 Europese Conventie, “A European Constitution”, CONV 317/02 CONTRIB 105, geraadpleegd op 18 februrai

2018.

Page 22: EEN INTERPRETATIE VAN ARTIKEL 50 VEU IN HET KADER VAN … · Toen ik in 2017 mijn Erasmus in Schotland ervoer, beleefde ik het hele gebeuren van dichtbij. Het onbekende terrein van

16

het hoogste niveau.

48. Verder vermeldt dit artikel dat de periode voor uittreding wordt bepaald door de Europese Raad. Er

is nog geen sprake van een tweejarige periode. Ook wordt de uittredingsperiode niet afhankelijk gesteld

van het al dan niet bereiken van een uittredingsakkoord. Daarentegen wordt de beslissingsmacht louter

en alleen bij de Europese Raad gelegd.

49. In diezelfde periode moeten zowel de EU als de uittredende lidstaat verplicht gaan onderhandelen.

Met andere woorden wordt op beide partijen de verplichting gelegd om te gaan onderhandelen. Of deze

verplichting enkel geldt als een middelenverbintenis dan wel als een resultaatsverbintenis is niet

duidelijk af te leiden uit het artikel. We zullen later zien dat de verplichting om te onderhandelen de dag

van vandaag onder artikel 50 VEU enkel rust op de EU en niet meer op de uittredende lidstaat.

50. Daarnaast wordt in bovenstaande bepaling voorzien dat de uittredende lidstaat elk verlies dat door

de uittreding wordt veroorzaakt, zal gedragen worden door de uittredende lidstaat. Dus ondanks het feit

dat de beslissing om uit te treden uit de EU exclusief toebehoort aan de uittredende lidstaat, moet deze

laatste wel blijven instaan voor de verliezen die zij door haar uittreding heeft veroorzaakt. Dit spoort de

uittredende lidstaat in zekere zin aan tot een zekere voorzichtigheid. Op deze manier zou de EU kunnen

beoogd hebben impulsieve beslissingen van de lidstaten in een dispuut of moeilijke besluitvorming te

voorkomen. Dit deel werd echter niet meer voorzien onder het huidige artikel 50, waardoor eventuele

financiële compensatie zal afhangen van de concrete onderhandelingen.

51. Verder voorziet het voorgestelde artikel 80 dat ingeval de Unie en de uittredende lidstaat niet

overeenkomen, het Hof zal tussenkomen in het dispuut. Ook dit onderdeel kunnen we vandaag niet meer

terugvinden in het huidige artikel 50 VEU.

52. Dit artikel 80 bevatte nog veel onduidelijkheden, zoals de procedure waarmee de

uittredingsbeslissing moest overeenstemmen alsook de uittredingsperiode. Daarnaast werd het recht op

uittreding aan bepaalde voorwaarden onderworpen. Initieel had men dus blijkbaar niet de bedoeling dat

het recht vrijwillig en ongeconditioneerd kon worden uitgeoefend. Verder werden er ook financiële

consequenties gekoppeld aan het recht. Het spreekt dan ook voor zich dat deze bepaling verder diende

te worden aangepast.

2.4. Een nieuwe materie in haar kinderschoenen

53. In een later stadium heeft men het artikel vrij van voorwaarden gemaakt zodat het nu een vrijwillig

recht van elke lidstaat is om uit te treden. Onder het nieuwe artikel 46 zag het recht op uittreding er als

Page 23: EEN INTERPRETATIE VAN ARTIKEL 50 VEU IN HET KADER VAN … · Toen ik in 2017 mijn Erasmus in Schotland ervoer, beleefde ik het hele gebeuren van dichtbij. Het onbekende terrein van

17

volgt uit:

“1.Any Member State may decide to withdraw from the European Union in accordance with its

own constitutional requirements.

2. A Member State which decides to withdraw shall notify the Council of its intention. Once that

notification has been given, the Union shall negotiate and conclude an agreement with that State, setting

out the arrangements for its withdrawal, taking account of the framework for its future relationship

with the Union. That agreement shall be concluded on behalf of the Union by the Council, acting by a

qualified majority, after obtaining the assent of the European Parliament. The withdrawing State shall

not participate in the Council's discussions or decisions concerning it.

3. This Constitution shall cease to apply to the State in question as from the date of entry into force of

the withdrawal agreement or, failing that, two years after the notification referred to in paragraph 2.”69

54. Het blijft echter een nieuwe materie waarmee de Unie geconfronteerd wordt. De onduidelijkheden

omtrent de uittredingsbeslissing en -periode werden weggewerkt. Ook de voorwaarden en financiële

gevolgen waaraan het recht gekoppeld was, werden weggelaten. Bij dit voorgesteld artikel horen drie

commentaren.70

Vooreerst gold dat het zeer wenselijk zou zijn om een uittredingsakkoord te bekomen alsook de

toekomstige relatie zo veel mogelijk op voorhand te regelen. Toch heeft men er bewust voor gekozen

dit niet als een voorwaarde tot uittreding op te nemen. Essentieel was – en is nog steeds – dat de

uittreding vrijwillig moest gebeuren en niet aan voorwaarden mocht worden onderworpen. Aldus werd

de beslissing om uit te treden volledig aan de wil van de uittredende lidstaat overgelaten.

Ten tweede was er nog onduidelijkheid over de wettelijke gevolgen in geval er niet tot een

uittredingsakkoord kon worden gekomen. Men stelde vast dat hiervoor nog verder onderzoek nodig was.

Daarom werd de mogelijkheid opengelaten dit nog verder te amenderen. Tot de dag van vandaag en

kijkend hoe artikel 50 nu bestaat, geldt echter nog steeds dat indien na twee jaar – vanaf de kennisgeving

– geen akkoord werd bekomen door de partijen, de verdragen niet meer van toepassing zullen zijn op de

betrokken lidstaat. Dus men heeft eigenlijk sinds de draft van dit artikel geen verdere stappen meer

ondernomen om zo’n situatie beter te regelen.

69 Europese Conventie, “A European Constitution”, CONV 648/03 CONTRIB 105, geraadpleegd op 15 februari

2018. 70 Europese Conventie, “A European Constitution”, CONV 648/03 CONTRIB 105, artikel 46, geraadpleegd op 15

februari 2018.

Page 24: EEN INTERPRETATIE VAN ARTIKEL 50 VEU IN HET KADER VAN … · Toen ik in 2017 mijn Erasmus in Schotland ervoer, beleefde ik het hele gebeuren van dichtbij. Het onbekende terrein van

18

Ten derde en ten laatste, moest de besluitvormingsprocedure voor de beslissing over het

uittredingsakkoord ook nog verder worden uitgewerkt. Er moest nu slechts een gekwalificeerde

meerderheid worden behaald binnen de Europese Raad. Ook dit werd tot op heden niet verder

geamendeerd. Dit zegt veel over hoe bezorgd de EG op dat moment was. Met andere woorden, verwacht

de Europese Gemeenschap precies niet dat zo’n situatie zich zou voordoen.

55. Naast deze aandachtspunten moet ook worden opgemerkt dat men tijdens de Conventie verwees

naar het Internationaal recht.71 Er werd voorzien in een algemene procedure die gebaseerd was op

Internationaal recht. Maar op hetzelfde moment kon een uittredingsakkoord worden bekomen tussen de

Unie en de uittredende lidstaat.

56. Uit dit stadium kan worden afgeleid dat de Unie nog steeds onzeker was over deze materie. Ik kan

hierbij twee bemerkingen toevoegen. Vooreerst baseert men de uittredingsprocedure op internationaal

recht. Er wordt niet teruggegrepen naar specifieke wetsbepalingen vervat in het Europees recht. Ook

probeert men de verdere invulling zoveel mogelijk uit te stellen. Dit uit zich doordat men de uittreding

en de totstandkoming van de toekomstige relatie zo veel mogelijk op het moment van de eigenlijke

uittredingsbeslissing wil regelen en niet te veel op voorhand. Het valt dus zeker op dat de Unie hier een

aan haar totaal onbekende materie behandelt.

57. De invoering van dit artikel lokte meteen reactie uit bij de lidstaten. Er waren veel bezwaren rond

het expliciet toekennen van een recht op uittreding omdat zij van oordeel waren dat zo’n recht in de

toekomst vaak misbruikt zou worden. Tijdens de deliberaties van de Conventie, waren er verschillende

voorstellen tot amendering van het artikel72. Er waren bijvoorbeeld een aantal lidstaten die voorstelden

om het recht enkel toe te laten in een beperkt aantal, vooraf bepaalde situaties. Ook was er veel vraag

om het uittredingsakkoord als een voorwaarde te stellen voor de uittreding opdat zo’n uittreding niet

automatisch zou kunnen in werking treden.

58. De uittreding uit de EU is unprecedented want men kan het vertrek van Algerije en Groenland niet

zien als een volwaardige uittreding aangezien Frankrijk en Denemarken hun lidmaatschap daarna bleven

behouden. Men ziet het meer als een territoriale toepassing van de Verdragen. De materie van de

eenzijdige uittreding uit de toenmalige EG staat aldus in haar kinderschoenen.

71 Europese Conventie, “A European Constitution”, CONV 648/03 CONTRIB 105, geraadpleegd op 15 februari

2018. 72 Europese Conventie, “ Summary sheet of proposals for amendments concerning Union membership: Draft

article relating to Title X of Part One (art. 43-46)” , CONV 672/03, geraadpleegd op 15 februari 2018.

Page 25: EEN INTERPRETATIE VAN ARTIKEL 50 VEU IN HET KADER VAN … · Toen ik in 2017 mijn Erasmus in Schotland ervoer, beleefde ik het hele gebeuren van dichtbij. Het onbekende terrein van

19

2.5. The final draft

59. In het finale stadium van de opmaak van de Europese Constitutie kan worden gesteld dat de essentie

van het recht bestaat uit een autonoom en vrijwillig recht in hoofde van de uittredende lidstaat.73 Men

benadrukt tijdens de Conventie dat deze bepaling geen conditionele uittreding beoogt maar de beslissing

volledig aan de vrije wil van de lidstaten wordt overgelaten74. In de finale versie van de ‘Draft

Constitutional Treaty’ in 2004, werd het artikel niet meer verder aangepast.

60. Omdat er voordien geen duidelijkheid bestond omtrent het bestaan van een recht om de Unie te

verlaten, heeft men het niet alleen nodig geacht hieromtrent duidelijkheid te scheppen, maar hadden de

wetgevers voornamelijk voor ogen een politiek signaal te geven dat de EU geen rigide entiteit is waar

geen mogelijkheid bestaat om te vertrekken.75

3. ARTIKEL 50 ONDER HET VERDRAG VAN LISSABON

61. Nadat het constitutioneel project van tafel werd geveegd, waardoor de EG vier jaar verloren heeft,

werd het artikel betreffende het recht op uittreding geheel overgenomen door het Verdrag van

Lissabon.76 Op enkele technische aanpassingen na77 werd – ondanks de ophef rond het bestaan van dit

artikel – besloten om deze bepaling substantieel over te nemen78. Er werd namelijk gevreesd voor

misbruik van dit artikel vb. door de EU te verlaten maar binnen de EER te blijven en enkel van de

economische voordelen te genieten maar de lasten en verplichtingen van het EU-lidmaatschap op die

manier te ontlopen.79

62. In de Europese Grondwet was het nog onduidelijk of een lidstaat überhaupt eenzijdig uit de Unie

kon treden. Doordat men verwees naar de uittredingsprocedure onder de Weense Conventie inzake het

Verdragenrecht, leek het zo dat alle lidstaten hun akkoord moesten geven opdat de uittreding werkelijk

kon doorgaan. Na Lissabon kan echter iedere lidstaat door een unilaterale handeling beslissen zich terug

te trekken. Weliswaar dient gestreefd te worden naar een terugtrekkingsakkoord met de Unie, maar lukt

73Europese Conventie, “The Future of Europe: Constitutional Treaty - draft Articles 43-46 (Union membership)

and General and Final Provisions”, CONV 708/03, geraadpleegd op 15 februari 2018. 74 Europese Conventie, “Draft Constitution Volume I – Revised Text of Part One”, CONV 724/03, geraadpleegd

op 15 februari 2018. 75 Ibid., 74. 76 R. SCHÜTZE, European constitutional law , New York, Cambridge University Press, 2012, 40. 77 E. MALATHOUNI, “Should I stay or should I go: sunset clause as self-confidence or suicide”, MJ 2008, afl 1,

115-124. 78 Conclusie 11177/07 van de Europese Raad 23 juni 2007, geraadpleegd op 26 februari 2018,

https://www.ecb.europa.eu/ecb/legal/pdf/con_2007_20_draft_law_070622_presidency_conclusions.pdf. 79 D. SPINANT “Giscard forum set to unveil controversial EU ‘exit clause’”, Politico 2003, 3-9,

https://www.politico.eu/article/giscard-forum-set-to-unveil-controversial-eu-exit-clause/.

Page 26: EEN INTERPRETATIE VAN ARTIKEL 50 VEU IN HET KADER VAN … · Toen ik in 2017 mijn Erasmus in Schotland ervoer, beleefde ik het hele gebeuren van dichtbij. Het onbekende terrein van

20

dit niet, dan kan volgens de letter van de wet de betrokken lidstaat twee jaar na zijn kennisgeving

beslissen dat het niet langer lid is van de EU (art. 50 VEU).80

63. Nu het Verdrag van Lissabon – in tegenstelling tot de Europese Grondwet – in werking is getreden

op 1 December 2009, is het belangrijk stil te staan bij de functie van dit artikel. Waarom heeft men zo’n

recht willen creëren? Wat is de toegevoegde waarde van zo’n artikel?81

3.1. Een recht op uittreding bestaat

64. Om te beginnen, kan teruggegrepen worden naar de Europese Conventie waarbij men voor het eerst

zo’n recht expliciet op tafel legde. De exacte contouren van het recht zijn nog niet volledig uitgetekend,

toch blijkt hieruit het belang dat men hecht aan de invoering van zo’n recht om de Unie te verlaten. Dit,

om voor goed komaf te maken met de controverses rond de interactie tussen internationaal en Europees

recht betreffende het recht op uittreding.

65. Daarmee werd niet alleen het recht op uittreding via een akkoord bevestigd, maar ook ontstond

hiermee duidelijkheid omtrent de legaliteit van een eenzijdig recht om uit de Unie te stappen82. Om dit

beter te begrijpen wordt verwezen naar de analyse over het impliciet recht op uittreding op grond van

het internationaal recht vóór het Verdrag van Lissabon. Zoals verdragen tussen soevereine staten,

vormen het VEG en het VEU internationale verdragen en vallen ze om die reden binnen de Conventie

van Wenen die het bestaan en de toepassing van het recht op uittreding van een internationale organisatie

regelt.83 Met deze expliciete bepaling die onder Europees recht valt heeft men de kwestie naar Europa

getrokken en hoeft men zich niet meer af te vragen of het al dan niet onder internationaal recht valt. Met

de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon, werd dit dan ook de enige mogelijke legale route

om als lidstaat uit de Unie te treden.84

3.2. De EU: een democratische entiteit

66. Ook werd de EU op de Conventie van Laken uitgedaagd voor ‘The Democratic Challenge facing

Europe’85. Tijdens de Conventie opteerde de Europese Raad voor een meer democratisch, transparant

80 R. H. VAN OOIK, “Het Verdrag van Lissabon : structuur en overzicht, SEW 2008, afl. 2, 38-39. 81 R. SCHÜTZE, European constitutional law , New York, Cambridge University Press, 2012, 40. 82 R. SCHÜTZE, European constitutional law , New York, Cambridge University Press, 2012, 40. 83 Artikel 54 WVV. 84 S. PEERS, “Article 50 TEU: the uses and abuses of the process of withdrawing from the EU”, EU law

analysis Blog, 8 december 2017,

http://eulawanalysis.blogspot.be/search?q=article+50+of+the+Treaty+of+Lisbon. 85 Presidency conclusions SN 273/01 of the European Council meeting in Laeken about the future of the

European Union, Brussels, 15 December 2001, geraadpleegd op 1 maart 2018,

https://www.consilium.europa.eu/media/20950/68827.pdf.

Page 27: EEN INTERPRETATIE VAN ARTIKEL 50 VEU IN HET KADER VAN … · Toen ik in 2017 mijn Erasmus in Schotland ervoer, beleefde ik het hele gebeuren van dichtbij. Het onbekende terrein van

21

en efficiënt Europa. Geconfronteerd met een aanzienlijke aangroei en het gebrek aan samenhang van de

verschillende reeds bestaande verdragen, kwam men tot de conclusie dat de instellingen van de Unie op

dat moment niet waren aangepast aan de huidige situatie86. De Unie wou deze problemen op een

democratische manier aanpakken. Met deze aanpak wou de Unie zich liberaal opstellen en minder als

een dominante entiteit overkomen.87 Als we dan de uittredingsbepaling plaatsen in deze context, kan het

recht op uittreding gezien worden als een vorm van vertrouwen die de Unie uitstraalt naar de lidstaten

toe.88 Het voorziet in een mogelijkheid om via een democratische beslissing van de inwoners van een

lidstaat tot een liberale oplossing te komen.89 Op die manier lijkt artikel 50 een stap verder te willen

ondernemen in het integratieproces van de EU waarin de Unie dichter bij de burger komt te staan. Met

andere woorden wilde men eerder een symbolische waarde gaan toekennen aan deze bepaling, dan dat

men de werkelijke uitvoering ervan wilde bewerkstelligen.

3.3. Artikel 50 als een flexibele maatregel

67. De functie van artikel 50 VEU kan ook onder een andere invalshoek worden benaderd. Aan deze

bepaling kan eveneens een politiek-symbolische waarde worden toegekend. Dit, omdat tijdens de

Europese Conventie werd beoogd een nauwere samenwerking te bereiken in de toekomst. Deze poging

tot nauwere samenwerking heeft het echter niet gehaald omdat de vooropgestelde doelstellingen niet

haalbaar waren. Het verdrag van Lissabon heeft daarna een aantal herzieningen doorgevoerd zodat het

systeem van de nauwere samenwerking op een realistische wijze zou beantwoorden aan de noden van

de lidstaten door middel van vereenvoudiging en verduidelijking. Een voorbeeld om de situatie te

schetsen is de besluitvormingsprocedure. Waar vroeger unanimiteit de regel was, wordt nu

hoofdzakelijk gebruik gemaakt van een gekwalificeerde meerderheid. Doordat de lidstaten ervoor

terugdeinsden om hierdoor hun vetorecht te verliezen, werd het systeem van de opt-out en opt-in

ingevoerd. Zo behouden de lidstaten hun stok achter de deur. Dit is een voorbeeld van flexibele

herziening van het Verdrag van Lissabon. De uittredingsmogelijkheid onder artikel 50 zou eveneens als

een vorm van flexibiliteit kunnen worden gezien. Wanneer een lidstaat zich niet langer kan vinden in de

koers van de EU, kan deze – in principe zonder toestemming van de vorige lidstaten – ontsnappen aan

het gehele acquis door de EU te verlaten.90 Ook hier moet men vooral het symbolische nut ervan inzien.

86 Europese Conventie, “ A European Constitution”, CONV 317/02 CONTRIB 105, geraadpleegd op 18 februrai

2018. 87 E. MALATHOUNI, “Should I stay or should I go: sunset clause as self-confidence or suicide”, MJ 2008, afl 1,

115-124. 88 E. BEST, “In search of the lost constitution: the EU between direct democracy and the persmissive consensus”

, eipascope 2005, 2005/2, 8. 89 Europese Conventie, “General comments on the Draft Constitution Treaty”, CONV 763/03 CONTRIB 340,

geraadpleegd op 12 februari 2018. 90 J. M. PRINSSEN, “Flexibiliteit in het Verdrag van Lissabon” in G. STRAETMANS, A-M VAN DEN

BOSSCHE, J. MEEUSEN (eds.), Het Verdrag van Lissabon : de Europese impasse doorbroken?, IV van de

reeks Studies Europees recht Universiteit Antwerpen, Antwerpen, Intersentia, 2008, 67-70

Page 28: EEN INTERPRETATIE VAN ARTIKEL 50 VEU IN HET KADER VAN … · Toen ik in 2017 mijn Erasmus in Schotland ervoer, beleefde ik het hele gebeuren van dichtbij. Het onbekende terrein van

22

3.4. Een gewichtige belangenafweging

68. Gezien het aanzienlijke niveau van verwevenheid tussen de verschillende lidstaten in de Europese

Unie91, vergt een beslissing om uit die geïntegreerde Unie te stappen niet alleen enige deskundigheid

maar ook een morele afweging van verschillende belangen. Een lidstaat die zo’n beslissing overweegt,

moet een rationele kosten- en batenanalyse maken. Het is dus duidelijk dat de beslissing van een lidstaat

om uit de Unie te stappen niet van de ene dag op de andere gemaakt wordt.

69. De lidstaat die overweegt uit de Unie te treden wordt geconfronteerd met verschillende uitdagingen.

Deze lidstaat zal belast worden met de zware taak om EU recht te transponeren naar het nationaal niveau.

Om te beginnen moet een hele organisatie op poten worden gezet om het bestaand EU-recht aan te

passen na de eigenlijke uittreding. Het gaat hier voornamelijk over EU-recht dat rechtstreekse werking

heeft in de nationale orde van de lidstaten waarover specifieke beslissingen moeten genomen worden.92

Daarnaast moet ook rekening gehouden worden met de economische gevolgen die zo’n uittreding

teweeg brengt.93 Ook zal de begroting moeten worden aangepast aangezien tal van voordelen die men

door zijn Europees lidmaatschap verkrijgt, na de uittreding zullen wegvallen. 94 Dit heeft niet alleen een

aanzienlijke impact op verschillende markten maar gaat ook gepaard met een enorme kost. Het bedrag

dat het gehele uittredingsproject kost, moet ook zeker in rekening worden gebracht wanneer men tracht

uit de Unie te stappen.

70. In ruil krijgt de lidstaat zijn soevereiniteit – die hij ooit aan de unie heeft moeten afstaan – terug

waardoor deze de volledige vrijheid kan bekomen haar eigen beleid na te streven op een volledig

onafhankelijke manier. Dit, met het oog op de bescherming van de nationale identiteit. Dit argument

moet echter worden gerelativeerd, rekening houdend met de opkomende internationalisatie en

globalisatie.95

71. Als we dan de kosten met de baten vergelijken, lijkt het op het eerste gezicht dat de baten niet

opwegen tegenover de kosten. Het is ons echter onbekend welke waarde de uittredende lidstaat hecht

aan de eigen identiteit en het behoud van soevereiniteit. Er moet tevens rekening gehouden worden met

https://www.jurisquare.be/en/book/9789050958486/index.html;jsessionid=D52805A860AB15E6463E32D997D

3EBAC. 91 ŁAZOWSKI A., “Unilateral withdrawal from the EU: realistic scenario or a folly?”, Journal of European

Public Policy 2017, 1294-1300. 92 P. NICOLAIDES, “Withdrawal from the European Union: A typology of effects”, MJ 2013, afl. 2, 213. 93 P. NICOLAIDES, “Is Whitdrawal from the European Union a Manageable Option? A Review of Economic

and Legal Complexities”, College of Europe, BEEP Briefings n°28, 2013, 13. 94 P. NICOLAIDES, “Is Withdrawal from the European Union a Manageable Option? A Review of Economic

and Legal Complexities”, College of Europe, BEEP Briefings n°28, 2013, 13. 95 E. MALATHOUNI, “Should I stay or should I go: sunset clause as self-confidence or suicide”, MJ 2008, afl 1,

115-124.

Page 29: EEN INTERPRETATIE VAN ARTIKEL 50 VEU IN HET KADER VAN … · Toen ik in 2017 mijn Erasmus in Schotland ervoer, beleefde ik het hele gebeuren van dichtbij. Het onbekende terrein van

23

het uittredingsakkoord in concreto dat overeengekomen wordt tussen de Unie en de uittredende lidstaat.

Toch lijkt het onwaarschijnlijk dat een lidstaat na een rationele overweging zoveel risico’s zou willen

nemen alsook zo’n grote kosten zou willen maken om in tijden waarin internationale politiek aan belang

toeneemt, het behoud van de eigen nationale identiteit na te streven.

3.5. Artikel 50 als een lege doos met een symbolische waarde. Of toch niet?

72. De eerste functie die artikel 50 van het Verdrag van Lissabon bekleedde, was duidelijkheid scheppen.

Hierdoor werd de discussie over het bestaan van een recht op uittreding beëindigd. Men heeft er tevens

een Europese kwestie van gemaakt en duidelijk gesteld dat artikel 50 de enige legale route is waarlangs

een lidstaat uit de Unie kan treden. Artikel 54 en 56 van de Weense Conventie inzake verdragenrecht

zullen in de toekomst dan ook tot geen enkele verwarring meer kunnen leiden.

73. Door van dit recht een Europese zaak te maken, heeft men – al dan niet onbewust – de autonome

rechtsorde van de EU versterkt. Deze autonome orde functioneert als een sui generis organisatie die

zowel los van het nationaal maar ook van het internationaal recht kan gezien worden. Artikel 50 van het

Verdrag van Lissabon versterkt dit.

74. Verder moet men dit artikel in een constitutionele context plaatsen. Het feit dat artikel 50 in zo’n

context binnensloop, mag zeker niet genegeerd worden. Het constitutioneel project had niet tot doel

zomaar een nieuw verdrag op te maken, maar had werkelijk de bedoeling een grondwettelijke

verandering door te voeren. Het was een zoektocht naar Europa’s gemeenschappelijke waarden, naar de

principes van de democratie en naar een systeem van check and balances.96

75. Artikel 50 VEU fungeerde dus eerder als een symbolische bepaling zonder dat de werkelijke

uitvoering ervan beoogd werd. Deze symbolische waarde die men oorspronkelijk aan het artikel hechte

werd helemaal teniet gedaan door de Brexit. Ondanks de oprichters van artikel 50 VEU de toepassing

ervan niet voor ogen hadden, wordt de EU vandaag geconfronteerd met een materie dat voor haar totaal

onbekend is. Het is dan ook noodzakelijk om, rekening houdend met de oorspronkelijke visie over de

uittreding, een analyse van het uittredingsartikel te maken toegepast in het kader van de Brexit.

96 P. EECKHOUT en E. FRANTZIOU, “Brexit and article 50 TEU: A constitutional reading”, ULC European

institute, Working Paper, 2016, 6.

Page 30: EEN INTERPRETATIE VAN ARTIKEL 50 VEU IN HET KADER VAN … · Toen ik in 2017 mijn Erasmus in Schotland ervoer, beleefde ik het hele gebeuren van dichtbij. Het onbekende terrein van

24

DEEL II : ANALYSE VAN ARTIKEL 50 VEU

76. Artikel 50 VEU wordt met de uittreding van het Verenigd Koningrijk voor het eerst in de

geschiedenis ingeroepen. Voorheen hebben enkel Groenland en Algerije als onderdelen van

respectievelijk Denemarken en Frankrijk de EU verlaten. Deze afscheidingen hebben echter geen al te

grote impact gehad op de Verdragen van de EU.97 Dus er kan worden vastgesteld dat de Europese Unie nog

maar weinig ervaring heeft met de uittredingsprocedure die beschreven staat in artikel 50 VEU.98

77. Artikel 50 VEU is een vrij ruim artikel. Toch is het merkwaardig dat deze complexe materie volledig

werd gereduceerd tot één enkele bepaling. Deze allesomvattende bepaling is dan ook allesbehalve

volledig.

78. In dit deel zal het uittredingsproces worden geanalyseerd. Stap voor stap worden de onderdelen van

artikel 50 VEU alsook de bijhorende problemen in een ruimere context geplaatst, namelijk die van de

Brexit. De analyse zal verricht worden volgens de structuur van het artikel. Om te beginnen, worden de

substantiële vereisten van het artikel uiteengezet. Verder wordt de kennisgeving als formele start van de

uittredingsprocedure onderzocht. Vervolgens wordt ingezoomd op de onderhandelingsfase waar drie

knelpunten aan bod komen. Daarnaast wordt de positie van het VK tijdens de onderhandelingen

besproken. Tot slot wordt een vergelijking gemaakt met artikel 49 VEU en wordt er stilgestaan bij de

mate waarin dit artikel kan bijdragen in de interpretatie van de uittreding.

79. Deze analyse heeft tot doel een eenduidige interpretatie van het concept ‘uittreding uit de Europese

Unie’ te bereiken.

80. In de analyse van de uittredingsclausule, zal vooral de Europese opvatting worden gevolgd. Deze

bepaling zal in mindere mate benaderd worden vanuit een internationale invalshoek. De Europese Unie

is een autonome rechtsorde die haar bepalingen los van het internationaal recht interpreteert. Om die

reden wordt gestreefd naar een autonome interpretatie van artikel 50 VEU. Daarnaast is het ook van

belang om het artikel af en toe terug te plaatsen in de constitutionele sfeer waarin het is ontstaan om de

leemten die de dag vandaag aan het licht komen beter te kunnen begrijpen.

81. De procedure in het Verdrag van de Europese Unie zegt niets over de Europese Economische Ruimte

(hierna: EER) en Euratom. Euratom is geen onderdeel van de EU, hoewel veel instellingen gedeeld

97 M. CHAMON ,“De precedentwaarde van de Groenlandse exit voor een EU-uittrede van het VK”, SEW 2017,

Brexit-reeks nr.4, 138. 98 N. PHEDON, “Withdrawal from the European Union: A typology of effects”, MJ 2013, 209-218.

Page 31: EEN INTERPRETATIE VAN ARTIKEL 50 VEU IN HET KADER VAN … · Toen ik in 2017 mijn Erasmus in Schotland ervoer, beleefde ik het hele gebeuren van dichtbij. Het onbekende terrein van

25

worden. Aan de andere kant kent het Euratom-verdrag geen expliciete opzeggingsprocedure waardoor

waarschijnlijk een afzonderlijke kennisgeving vereist is.99 Daarnaast is het VK zelfstandig lid van de

EER die zelf wel over een opzeggingsclausule beschikt.100 In de analyse worden deze twee instellingen

dan ook niet besproken voor wat betreft de uittreding uit de EU.

1. EEN VRIJWILLIG MAAR NIET ONVOORWAARDELIJK RECHT

82. Zoals reeds werd uiteengezet, hechtte de Unie tijdens de Europese Conventie veel belang aan het

‘vrijwillige’ aspect van het recht op uittreding.101 Dit heeft tot gevolg dat dit recht exclusief toebehoort

aan de lidstaten. Daarnaast had de Conventie ook tot doel artikel 50 VEU zo veel mogelijk vrij van

voorwaarden te maken.102

83. Het is opmerkelijk dat de uittredingsbepaling voornamelijk procedurele voorschriften vooropstelt

en in mindere mate substantiële voorwaarden.103 De enige concrete inhoudelijke voorwaarde vervat in

het artikel schrijft voor dat de beslissing – voorafgaand aan de eigenlijke Europese procedure – in

overeenstemming moet zijn met de grondwettelijke principes van de uittredende lidstaat.104

84. In dit onderdeel ligt de nadruk op de eerste paragraaf van artikel 50 VEU. De eerste paragraaf betreft

het recht op uittreding dat exclusief voorbehouden is aan de lidstaten en gestaafd wordt op nationale

wetgeving. Er is dan ook nog geen sprake over de eigenlijke uittredingsprocedure. Het gaat voornamelijk

over het uitoefenen van zo een recht op uittreding.

1.1. Een exclusieve vrijheid onder grondwettelijke voorwaarden

85. “1. Een lidstaat kan overeenkomstig zijn grondwettelijke bepalingen besluiten zich uit de Unie terug

te trekken.”

Bovenstaande paragraaf van artikel 50(1) VEU bestaat uit twee opmerkelijke bestanddelen.

Vooreerst wordt uitdrukkelijk beschreven dat de uittredingsbeslissing gebaseerd is op een exclusief recht

voorbehouden aan de lidstaten van de EU. Deze kunnen er, op een louter vrijwillige basis, voor kiezen

99 R. A. WESSEL, “De procedure om de EU te verlaten – een interpretatie van artikel 50”, SEW 2017, nr.1

Brexit-reeks 4. 100 Artikel 127 Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte van 3 januari 1994. 101 Supra nr.53 en nr.59. 102 Supra 53. 103 E. MALATHOUNI, “Should I stay or should I go: sunset clause as self-confidence or suicide”, MJ 2008, afl

1, 115-124. 104 Artikel 50(1) VEU.

Page 32: EEN INTERPRETATIE VAN ARTIKEL 50 VEU IN HET KADER VAN … · Toen ik in 2017 mijn Erasmus in Schotland ervoer, beleefde ik het hele gebeuren van dichtbij. Het onbekende terrein van

26

om de Unie te verlaten. Dit, zonder enige goedkeuring van de andere lidstaten.105 Ook de instellingen

van de Europese Unie kunnen geenszins afzonderlijk artikel 50 VEU inroepen. De bevoegdheid van de

EU beperkt zich tot het reduceren van de rechten van een lidstaat.106

Daarnaast kan de EU ook niet tussenkomen in de interne procedure van de uittredende lidstaat.107 Deze

laatste is dus niet alleen vrij om zijn uittredingsbeslissing te organiseren, deze verloopt ook nog eens

zonder enige tussenkomst van de Europese Unie. In 1.3 zal deze redenering enigszins gerelativeerd

moeten worden en zullen we zien dat de beslissing volgens artikel 50(1) in zekere zin onderhevig is aan

het Europees recht en enige controle van de EU ondergaat.108

Ten tweede valt uit deze eerste paragraaf van artikel 50 VEU af te leiden dat een beslissing om zich uit

de Unie terug te trekken, aan geen andere vereisten moet voldoen dan ‘overeen te stemmen met de eigen

grondwettelijke vereisten’. Deze vereiste stelt dat zo’n beslissing om uit te treden geen louter eenzijdige

en impulsieve beslissing uitgaande van de regering kan zijn, maar enige rationele overweging behoeft.

Daarom moet deze uittredingsbeslissing in overeenstemming zijn met de grondwettelijke principes van

de uittredende staat.

86. Het is niet de taak van de EU om te beslissen wat die grondwettelijke vereisten juist moeten

inhouden.109 Of er dus referenda worden georganiseerd of niet, hangt louter en alleen van de Staat in

kwestie af. Deze laatste is dus vrij in het organiseren van haar uittredingsbeslissing.110 Het is echter wel

van belang dat de beslissing om uit te treden gestaafd is op een interne procedure gebaseerd op een

democratische verantwoording. Omdat een terugtrekking uit de Unie enorme gevolgen voor het hele

systeem van een lidstaat met zich meebrengt, is het cruciaal dat deze uittredende lidstaat de support

heeft van haar inwoners.

Hoe deze democratische verantwoording veruiterlijkt wordt, wordt volledig aan de terugtrekkende

lidstaat overgelaten. Deze democratische verantwoording kan vorm krijgen door middel van

bijvoorbeeld een bijzonder gekwalificeerde meerderheid in het nationaal parlement.111 Omdat zo een

105 PIRIS J.-C., “Which options would be available to the United Kingdom in case of a withdrawal from the

EU?”, CSF-SSSUP, Working Paper Series, 2015, 3- 25, www.sssip.it/dirpolis en www.csferalismo.it,. 106 Artikel 7 VWEU. 107 C. HILLION, “Accession and withdrawal in the law of the European Union” in D. CHALMERS en A.

ARNULL (eds.), The Oxford Handbook of European Union Law, Oxford, Oxford University Press, 2015, 13-20. 108 Infra nr. 96. 109 K. A. AMSTRONG, Brexit Time, Leaving the EU. Why, how and when?, Cambridge, Cambridge University

press, 2017, 197- 202. 110 C. HILLION, “Accession and withdrawal in the law of the European Union” in D. CHALMERS en A.

ARNULL (eds.), The Oxford Handbook of European Union Law, Oxford, Oxford University Press, 2015, 13-20. 111 A. TATHAM, “Don’t Mention divorce at the wedding, Darling!” in A. BIONDI, P. EECKHOUT, S. RIPLEY

(eds.), EU Law after Lisbon, 2012, 128.

Page 33: EEN INTERPRETATIE VAN ARTIKEL 50 VEU IN HET KADER VAN … · Toen ik in 2017 mijn Erasmus in Schotland ervoer, beleefde ik het hele gebeuren van dichtbij. Het onbekende terrein van

27

beslissing enorme consequenties heeft, is het wenselijk om de besluitvormingsprocedure aan de context

aan te passen zodat het resultaat niet met een eenvoudige meerderheid bereikt wordt. Het VK heeft

gekozen voor de organisatie van een referendum. Het referendum over het lidmaatschap van het VK

werd georganiseerd volgens de Sectie 2 van de EU Referendum Act.112 Deze wet bepaalt ook het publiek

dat hun stem mocht uitbrengen. In casu waren dat de inwoners van het VK, inwoners uit de Common

Wealth landen en de Ierse burgers die hun stem konden uitbrengen.113 Daarentegen konden EU burgers

die hadden gewerkt of gewoond in het VK niet stemmen over het EU-lidmaatschap van het VK. In welke

mate is dit referendum dan wel democratisch verantwoord?

1.2. Nut

1.2.1. Geen inhoud zonder doel

87. Het doel van artikel 50(1) VEU is om te verzekeren dat de beslissing van een staat om zich terug te

trekken rationeel is en daarom overeenstemt met haar grondwet. Men beoogde met deze bepaling te

voorkomen dat een lidstaat misbruik zou maken van de exit-clausule louter en alleen om politieke

redenen.114 Opdat zo een uittredingsprocedure op Europees niveau kan worden gebracht, wil men dat er

eerst een interne consensus bereikt wordt op nationaal niveau. Men kan zich echter wel afvragen in

welke mate controle bestaat op de naleving van deze vereiste.115

1.2.2. Beweegredenen van het Verenigd Koningrijk

88. Omdat het van belang is voorafgaand aan de kennisgeving aan de Europese Raad een interne

consensus te bereiken binnen de uittredende lidstaat, is het interessant om te kijken wat het VK ertoe

heeft bewogen om zich uit de Unie terug te trekken.

89. Door de jaren heen stond het VK op de rem wanneer de EU campagne voerde voor ‘an even closer

Union’ die een verdere integratie beoogde. Met de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon werd

niet alleen de gelegenheid gecreëerd om deze geïntegreerde organisatie te verlaten, het was ook mogelijk

zich terug te trekken via een opt-out. Hiervan maakte het VK reeds gretig gebruik. Twee voorbeelden

hiervan zijn de opt-out in het Verdrag van Maastricht en het Schengen akkoord.

90. Het euroscepticisme dat heerste binnen het VK, gecombineerd met de voortdurende drang zoveel

112 S 2(1) en (2) European Union Referendum Act 2015. 113 Ibid., 112. 114 A. WYROZUMSKA, “Withdrawal from the Union” in H-J BLANKE en S. MANGIAMELI (eds.), The

European Union after Lisbon, Berlijn, Springer, 2012, 358-359. 115 K. A. AMSTRONG, Brexit Time, Leaving the EU. Why, how and when?, Cambridge, Cambridge University

press, 2017, 203-204.

Page 34: EEN INTERPRETATIE VAN ARTIKEL 50 VEU IN HET KADER VAN … · Toen ik in 2017 mijn Erasmus in Schotland ervoer, beleefde ik het hele gebeuren van dichtbij. Het onbekende terrein van

28

mogelijk soevereiniteit van de EU terug te winnen hebben tot een interne consensus over de

terugtrekking uit de EU geleid.

1.3. Geen onmiddellijk en absoluut recht

91. Ook al voorziet het artikel dat de uittredingsbeslissing van een lidstaat in overeenstemming moet

zijn met haar eigen grondwettelijke principes, dit betekent niet dat het recht op uittreding op absolute

wijze en met onmiddellijke ingang kan worden uitgeoefend.116 Het exclusieve recht dat hierboven werd

besproken, blijkt toch niet louter en alleen op nationale basis uitgeoefend te kunnen worden.

92. Het lijkt er meer op dat de beslissing om uit te treden wordt onderworpen aan de Europese rechtsorde

en meer zelfs onder controle staat van het Europees Hof van Justitie12. Opdat de uittredingsbeslissing

geldig zou zijn, moet de Europese Raad bij de kennisgeving deze impliciet onderwerpen aan Europese

waarden en normen – vervat in artikel 2 VEU – alsook aan de beginselen van een rechtsstaat.13

1.3.1. Ready, set, go!

93. Men kan zich de vraag stellen wat het tijdstip is waarop het eigenlijke recht wordt uitgeoefend. In

de situatie van de Brexit werd door de kiezer een beslissing gemaakt via een referendum. Het referendum

werd gehouden zodat het Brits Parlement wetgeving kon uitvaardigen die aan die keuze beantwoordt.

Deze beslissing is daarom een doorlopend proces en niet enkel een momentopname. Elk aspect van de

politieke keuze en de beslissingen die hebben geleid tot de Brexit, vielen onder de controle van het

nationaal recht van het VK.117

94. Wat is dan het eigenlijke startpunt van de uittredingsprocedure? Hiervoor moet best een onderscheid

gemaakt worden tussen enerzijds de beslissing die de uittredende lidstaat maakt op grond van nationaal

recht en anderzijds de intentie die de lidstaat aan de Europese Raad ter kennis brengt. Men is het er in

de literatuur over eens dat vanaf het moment dat een lidstaat haar intentie heeft uitgebracht volgens

artikel 50(2) VEU bij de Europese Raad, men er redelijkerwijze mag van uitgaan dat de procedure van

start is gegaan. Dus hieruit volgt dat de uittredingsprocedure pas begint wanneer het proces in de handen

van de EU terecht komt. Nadat het proces op Europees niveau werd gebracht, zal de nationale grondwet

van het VK ook geen verdere of toch slechts een subsidiaire invloed uitoefenen gedurende de

onderhandelingen.118

116 R. J. FRIEL, “Providing a Constitutional Framework for withdrawal from the EU: article 59 of the Draft

European Constitution”, ICLQ 2004, afl. 53, (407) 425. 117 K. A. AMSTRONG, Brexit Time, Leaving the EU. Why, how and when?, Cambridge, Cambridge University

press, 2017, 203. 118 K. A. AMSTRONG, Brexit Time, Leaving the EU. Why, how and when?, Cambridge, Cambridge University

Page 35: EEN INTERPRETATIE VAN ARTIKEL 50 VEU IN HET KADER VAN … · Toen ik in 2017 mijn Erasmus in Schotland ervoer, beleefde ik het hele gebeuren van dichtbij. Het onbekende terrein van

29

1.3.2. Preventief toezicht op het nationaal gebeuren

95. Ten tijde van de Europese Conventie legde men de nadruk op een vrijwillig recht dat niet onderhevig

is aan enige invloed van andere lidstaten of de EU.119 Het was daarbij belangrijk dat zo’n recht moest

worden uitgeoefend in overeenstemming met de grondwettelijke principes van de uittredende lidstaat.

De redenering dat een lidstaat de volledige controle heeft over haar recht op uittreding lijkt toch niet

absoluut te zijn. Om dit beter te begrijpen, moet teruggekeerd worden naar het moment waarop een Staat

toetreedt in de EU volgens de procedure voorgeschreven in artikel 49 VEU. Zonder nader op deze

procedure in te gaan, moet wel opgemerkt worden dat vooraleer een Staat lid kan worden van de EU,

deze haar rechtssysteem moet afstemmen op bepaalde waarden zoals democratie, de rule of law en

gelijkheid. Deze waarden worden uitdrukkelijk voorgeschreven door artikel 2 VEU:

“De waarden waarop de Unie berust, zijn eerbied voor de menselijke waardigheid, vrijheid, democratie,

gelijkheid, de rechtsstaat en eerbiediging van de mensenrechten, waaronder de rechten van personen

die tot minderheden behoren. Deze waarden hebben de lidstaten gemeen in een samenleving die

gekenmerkt wordt door pluralisme, non-discriminatie, verdraagzaamheid, rechtvaardigheid,

solidariteit en gelijkheid van vrouwen en mannen.”120

96. Men verwacht van een intredende Staat dat hij deze waarden zal respecteren en incorporeren.121

Hieruit volgt dat de Staat deze waarden in haar rechtssysteem – en onrechtstreeks haar grondwet – zal

opnemen. Op die manier kunnen interne beslissingen die louter en alleen nationaal recht beheersen, geen

manifeste schendingen met het EU-recht uitmaken. Wanneer een lidstaat beslist zich terug te trekken uit

de Unie, zal deze uittredingsbeslissing enkel op grond van nationaal recht besloten worden. Omdat het

VK bij haar intreding haar grondwet heeft moeten afstemmen op de fundamentele waarden van de EU,

volgens artikel 2 VEU, kan dit enigszins worden geïnterpreteerd als een indirecte preventieve controle

van de EU op artikel 50(1) VEU wanneer een lidstaat de intentie heeft zich uit de EU terug te trekken.

1.3.3. Controle a posteriori

97. Verder is het niet duidelijk of er – naast een indirecte preventieve controle – ook een controle a

posteriori bestaat. De beslissing wordt in het eerste stadium van de uittredingsprocedure bekend

gemaakt aan de Europese Raad. Deze heeft dan ook de mogelijkheid om na te gaan of er enige

press, 2017, 203-204. 119 Supra nr. 53 en nr.59. 120 Artikel 2 VEU. 121 C. HILLION, “Accession and withdrawal in the law of the European Union” in D. CHALMERS en A.

ARNULL (eds.), The Oxford Handbook of European Union Law, Oxford, Oxford University Press, 2015, 15.

Page 36: EEN INTERPRETATIE VAN ARTIKEL 50 VEU IN HET KADER VAN … · Toen ik in 2017 mijn Erasmus in Schotland ervoer, beleefde ik het hele gebeuren van dichtbij. Het onbekende terrein van

30

fundamentele waarden van de EU geschonden werden. In dit geval zal de Europese Raad de

bevoegdheid hebben om de geldigheid van de beslissing die ter kennis werd gebracht volgens artikel

50(2) in vraag te stellen wanneer deze in strijd is met het Unierecht, en voornamelijk de waarden vervat

in artikel 2 VEU.122 De vraag is hoe de Europese Raad hierop moet reageren eens hij hiermee

geconfronteerd wordt. Moet de Europese Raad de beslissing aanhouden tot wanneer de geldigheid via

een interne rechtsprocedure wordt rechtgezet of is de Europese Raad verplicht om deze beslissing zelf

aan te vechten bij het Hof van Justitie?

98. Friel stipuleert dat omdat artikel 50 VEU binnen de bevoegdheid van het Europees Hof van Justitie

valt, deze laatste daardoor bevoegd is om over deze uittredingsbeslissing volgens artikel 50(1) VEU te

oordelen.123 Hieruit kan worden afgeleid dat de Europese Raad een procedure op grond van artikel 258

VEU zou kunnen voordragen indien de beslissing van een uittredende lidstaat in strijd zou zijn met het

Unierecht. Daardoor wordt het Hof de “final arbiter” wanneer een opmerkelijk probleem rond het

grondwettelijk recht van de terugtrekkende lidstaat zou rijzen.124 Deze opvatting wordt echter niet overal

in de literatuur gevolgd.125 Ook het Hof oordeelde in gelijkaardige zaken dat ze geen bevoegdheid heeft

om te oordelen over de geldigheid van een nationale procedure.126

99. Het lijkt er dus op dat er geen eenduidigheid bestaat over de controle a posteriori. Het lijkt logisch

dat een schending van nationaal recht een louter nationale kwestie uitmaakt en om die reden ook enkel

intern kan worden opgelost.127 Dit volgt uit de toepassing van het subsidiariteitsbeginsel. Wanneer deze

schending tevens een inbreuk op het Europees recht vormt, kan de Europese Raad deze inbreuk

voordragen aan de Europese Commissie met het oog op een procedure op grond van artikel 258 VWEU.

Het is echter niet duidelijk in welke mate dit in realiteit mogelijk is.

122 C. HILLION, “Leaving the European Union, the union way – a legal analysis of article 50 TEU”, SIEPS,

European Policy Analysis, 2016, 2-3. 123 R. FRIEL “Providing a constitutional framework for withdrawal from the EU: article 59 of the Draft

European Constitution”, ICLQ 2004, afl. 53, 425. 124 R. FRIEL “Providing a constitutional framework for withdrawal from the EU: article 59 of the Draft

European Constitution”, ICLQ 2004, afl. 53, 425. 125 A. WYROZUMSKA, “Withdrawal from the Union” in H-J BLANKE en S. MANGIAMELI (eds.), The

European Union after Lisbon, Berlijn, Springer, 2012, 359. 126 Arrest Acciaierie San Michele SpA v. Higher Authority of ECSC, C 9-65, EU:C:1965:63, par.29. 127 Ibid., 121.

Page 37: EEN INTERPRETATIE VAN ARTIKEL 50 VEU IN HET KADER VAN … · Toen ik in 2017 mijn Erasmus in Schotland ervoer, beleefde ik het hele gebeuren van dichtbij. Het onbekende terrein van

31

2. KENNISGEVING

2.1. Formele start

100. Artikel 50 lid 2 VEU stelt het volgende voorop:

“De lidstaat die besluit zich terug te trekken, geeft kennis van zijn voornemen aan de Europese Raad.”

Deze kennisgeving van de uittredingsbeslissing moet een duidelijke boodschap bevatten in hoofde van

de uittredende lidstaat. Zolang de kennisgeving geen duidelijke boodschap met zich meebrengt om de

Unie te willen verlaten en de lidstaat in kwestie haar EU-verplichtingen blijft uitoefenen, kunnen we

niet zeggen dat het uittredingsproces formeel van start is gegaan.128

101. Vanaf het moment dat een lidstaat de Europese Raad ondubbelzinnig in kennis stelt van zijn intentie

om zich terug te trekken, wordt het hele proces op Europees niveau getild en gaat het tevens formeel

van start. De grondwettelijke principes die binnen het VK gelden, worden vanaf dan van ondergeschikt

belang.

102. Het eerste lid van de uittredingsbepaling legde nog de nadruk op het inhoudelijke, maar vanaf de

tweede tot en met de laatste paragraaf focust de bepaling zich voornamelijk op de procedurele

voorschriften van de uittreding. De inhoud van het uittredingproces wordt verder afhankelijk gesteld

van de wil van de partijen. Desondanks moet het uittredingproces conform de principes van het EU-

recht verlopen.

103. De tweede paragraaf van het besproken artikel voorziet naast de formele kennisgeving ook in een

optionele procedure waarin de uittredende lidstaat samen met de rest van de Europese Unie onderhandelt

in een zogenaamd uittredingsverdrag.129 Hierop zal in het volgende onderdeel verder ingegaan worden.

104. Artikel 50(2) VEU zet het uittredingsproces wel formeel in gang maar vergt verdere concrete

invulling.130 Vanaf hier begint de beruchte termijn van twee jaar volgens artikel 50(3)VEU te lopen.

105. In dit onderdeel staat de kennisgeving centraal. Het heeft niet alleen een enorme impact voor het

verdere verloop van het uittredingsproces, het is ook niet duidelijk wat deze kennisgeving juist inhoudt

128 C. HILLION, “Leaving the European Union, the union way – a legal analysis of article 50 TEU”, SIEPS,

European Policy Analysis, 2016, 2-3. 129 Artikel 50(2) VEU. 130 K. A. AMSTRONG, Brexit Time Leaving the EU. Why, how and when?, Cambridge, Cambridge University

press, 2017, 298.

Page 38: EEN INTERPRETATIE VAN ARTIKEL 50 VEU IN HET KADER VAN … · Toen ik in 2017 mijn Erasmus in Schotland ervoer, beleefde ik het hele gebeuren van dichtbij. Het onbekende terrein van

32

en hoe deze moet worden toegepast in de praktijk. Ook al is het duidelijk dat de keuze of en wanneer

een kennisgeving wordt ingesteld exclusief voorbehouden is aan de uittredende lidstaat, uit het

voorgaande bleek echter dat dit geen recht is dat op een absolute wijze kan worden uitgeoefend.131

106. Bovenstaande paragraaf roept aldus verschillende vragen op die hier verder aan bod zullen komen en

aan de hand van Europees recht zullen worden beantwoord.

2.2. Conditio sine qua non

107. Opdat het uittredingsproces van start kan gaan, moet het VK haar beslissing ter kennis brengen aan

de Europese Raad. In artikel 50(2) VEU staat verder niets over hoe deze notificatie moet verlopen noch

wanneer deze moet worden ingediend. Deze bepaling kan wel gezien worden als een procedurele

vereiste maar houdt op zich geen enkele concrete verplichting in over hoe die kennisgeving moet

verlopen.

2.2.1. Een voorwaarde zonder vereisten

108. De clausule bevat geen specifieke regels voor wat betreft de vorm en de inhoud van de kennisgeving

alsook de timing wanneer de uittredende lidstaat haar intentie moet aankondigen. Hieruit wordt afgeleid

dat deze laatste een zekere discretionaire bevoegdheid heeft om dat te beslissen.132

109. Aangezien de kennisgeving niet verbonden is aan specifieke regels qua vorm, kan worden

geconcludeerd dat de kennisgeving zowel mondeling als schriftelijk kan verlopen.133 De kennisgeving

– zoals hierboven werd uiteengezet – kan als de formele start van het uittredingsproces beschouwd.

Omdat deze bekendmaking een duidelijke boodschap met zich mee moet brengen, grijpt men best naar

een schriftelijke kennisgeving. Dit is in de praktijk ook het meest wenselijke. De rechtsleer toont een

voorkeur voor een kennisgeving die vergelijkbaar is met de aanvraag van een lidmaatschap van de EU

volgens artikel 49 VEU.134

110. Wat de inhoud en de tijdslimiet betreft, beschikt de uittredende lidstaat ook over de nodige ruimte

om te beslissen hoe en wanneer men de Europese Raad in kennis zal stellen. Er moet wel rekening

gehouden worden met de naleving van de waarden van de Unie zoals voorgeschreven in artikel 2 VEU

131 A. CRUYVERS “Artikel 50 VEU en Brexit : de juridische contouren voor een politiek drama”, NtEr 2016,

nr.7, 223. 132 C. HILLION, “Leaving the European Union, the union way – a legal analysis of article 50 TEU”, SIEPS,

European Policy Analysis, 2016, 2-3. 133 R. A. WESSEL, “De procedure om de Europese Unie te verlaten – een interpretatie van artikel 50 VEU”,

SEW 2017, Brexit- reeks nr.1, 4. 134 Ibid., 133.

Page 39: EEN INTERPRETATIE VAN ARTIKEL 50 VEU IN HET KADER VAN … · Toen ik in 2017 mijn Erasmus in Schotland ervoer, beleefde ik het hele gebeuren van dichtbij. Het onbekende terrein van

33

alsook het principe van loyale samenwerking volgens artikel 4(3) VEU.135 Op deze manier wordt de

discretionaire bevoegdheid van de uittredende lidstaat toch enigszins beperkt.

2.2.2. De zaak Miller

111. De Britse regering heeft op 29 maart 2017 de Europese Raad officieel in kennis gesteld van het

voornemen zich terug te trekken uit de EU. Wat de vorm van de kennisgeving betreft, wordt in het

algemeen verwacht dat deze taak op de eerste minister van de uittredende lidstaat rust via een formele

brief aan de voorzitter van de Europese Raad.136

112. Nadat de Europese Raad in kennis werd gebracht, kwam er reactie op de manier waarop de

notificatie gebeurde. Dit leidde tot een zaak voor het nationaal gerecht in het VK. De vraag kan hier

gesteld worden wie de kennisgeving mag indienen en of de Europese Raad in bepaalde gevallen de

kennisgeving zou mogen of moeten weigeren. In dit onderdeel zal de probleemstelling van deze

nationale zaak worden aangekaart. Ook zal de uitspraak van de Supreme Court in de context van artikel

50(2) VEU worden geplaatst. Hierbij kan eveneens de vraag gesteld worden of de Europese Raad enig

gevolg moet geven aan het oordeel van de Supreme Court, en zo ja, tot op welke hoogte.

113. De sleutelvraag die in deze zaak van R. Miller v Secretary for Exiting the EU137 aan de orde kwam,

was in welke mate de Britse regering bevoegd was om de formele kennisgeving van uittreding uit de

EU te doen zonder het Parlement erbij te betrekken. Het Britse Hof behandelde geenszins de essentie

van de uittreding van het VK. Ook spreekt het Britse Hof zich niet verder uit over de mogelijkheid om

artikel 50 VEU te herroepen.138

114. Op 1 januari 1973 werd het VK lid van de toenmalige Europese Gemeenschap. Het Brits Parlement

heeft toen toegestaan dat de European Communities Act (hierna: ECA) 1972 directe uitwerking zou

geven aan het Europees recht in het nationaal rechtssysteem van het VK.139

115. De regering is van mening dat zij bevoegd is om artikel 50 VEU te triggeren onder de tweede

paragraaf van hetzelfde artikel. Volgens de regering zijn zij bevoegd op grond van een voorrecht

waarover zij beschikken om op een discretionaire wijze Verdragen aan te gaan of te beëindigen en

vormen EU-Verdragen daar geen uitzondering op.140 Aan de andere kant kan de regering geen nationaal

135 S. PEERS en D. HARVEY, “Brexit : the legal dimension” in C. BARNARD en S. PEERS (eds.), European

Union, 2e editie, New York, Oxford University Press, 2017, 824-825. 136 S. PEERS en D. HARVEY, “Brexit : the legal dimension” in C. BARNARD en S. PEERS (eds.), European

Union, 2e editie, New York, Oxford University Press, 2017, 824-825. 137 Supreme Court (EN) 24 januari 2017, [2016] EWHC 2768 (Admin) [2016] NIQB par. 85. 138 S. PEERS, “The judgement Miller : representative democracy strikes back EU law analysis Blog”, EU

analysis Blog, 25 januari 2017, http://eulawanalysis.blogspot.be/search?q=miller. 139 Supreme Court (EN) 24 januari 2017, [2016] EWHC 2768 (Admin) [2016] NIQB par. 36-45. 140 Supreme Court (EN) 24 januari 2017, [2016] EWHC 2768 (Admin) [2016] NIQB par. 34.

Page 40: EEN INTERPRETATIE VAN ARTIKEL 50 VEU IN HET KADER VAN … · Toen ik in 2017 mijn Erasmus in Schotland ervoer, beleefde ik het hele gebeuren van dichtbij. Het onbekende terrein van

34

recht wijzigen zonder tussenkomst van het Parlement. De Supreme Court heeft in beroep geoordeeld dat

dit voorrecht van de regering, geleid door de eerste minister, niet kan worden gebruikt om primair recht

uitgevaardigd door het Brits Parlement teniet te doen.

116. De Regering heeft wel de bevoegdheid om op basis van dit wettelijk voorrecht onderhandelingen,

ratificatie en de beëindiging van Verdragen af te handelen, maar dit kan immers geen uitwerking hebben

in het nationale recht zonder dat het Parlement daarover een wet heeft uitgevaardigd.141 Algemeen

gesteld, kan het wettelijk voorrecht van de Regering op zich geen directe invloed hebben op de rechten

van individuen. Omdat het EU-lidmaatschap van het VK grotendeels geregeld werd door de ECA, was

het noodzakelijk om een wet van het Parlement te bekomen opdat artikel 50 VEU – dat een beduidende

invloed zal hebben op de rechtspositie van de inwoners van het VK – zou kunne worden ingeroepen.142

Daarom besloot het Hof dat een toestemming van het soevereine Britse parlement noodzakelijk was om

artikel 50 VEU in gang te zetten, zeker na een formeel niet bindend referendum.143

117. Hoewel de Britse regering niet de bevoegdheid had om artikel 50 VEU in te roepen zonder enige

tussenkomst van het Parlement, bleek dat de Europese Raad reeds nadat de intentie om uit te treden

publiekelijk bekend werd wettelijke gevolgen daaraan had gegeven. 144 Ook al kan hier niet uit

geconcludeerd worden dat het formele aspect van de kennisgeving hierdoor aan de kant mag geschoven

worden, laat het wel toe om het belang van de formaliteiten op grond van nationaal recht voor de

kennisgeving enigszins te relativeren. Hieruit kan enkel worden afgeleid dat de Europese Raad meer

belang hecht aan de interne consensus dan het formele kader errond.

2.3. Kan het VK nog terug?

118. Het artikel 50 VEU werd voor het eerst ingeroepen door de Britse Regering in de uitoefening van

haar wettelijk voorrecht. Dit gebeurde initieel zonder goedkeuring van het Britse Parlement wat leidde

tot een zaak voor het High Court en in beroep voor de Supreme Court zoals hierboven werd uiteengezet.

Tijdens de zaak voor het Britse Hof waren de partijen het eens over de interpretatie van de herroeping

namelijk dat een kennisgeving niet meer kan worden ingetrokken eens zij is bekendgemaakt.145 Het

141 S. PEERS, “The judgement Miller : representative democracy strikes back EU law analysis Blog”, EU

analysis Blog, 25 januari 2017, http://eulawanalysis.blogspot.be/search?q=miller . 142 Ibid., 141. 143 A. CUYVERS, “Artikel 50 VEU en Brexit: de juridische contouren voor een politiek drama”, NtEr 2016, nr.

7, 3 144 Besluit 2016/1316 van de Raad van 26 juli 2016 tot wijziging van Besluit 2009/908/EU, tot vaststelling van

de voorschriften tot toepassing van het besluit van de Europese Raad betreffende de uitoefening van het

voorzitterschap van de Raad en betreffende het voorzitterschap van de voorbereidende instanties van de Raad,

Publicatieblad van de Europese Unie L 208/42. 145 R. A. WESSEL “De procedure om de Europese Unie te verlaten – een interpretatie van artikel 50”, SEW

2017, Brexit-reeks nr. 1, 5.

Page 41: EEN INTERPRETATIE VAN ARTIKEL 50 VEU IN HET KADER VAN … · Toen ik in 2017 mijn Erasmus in Schotland ervoer, beleefde ik het hele gebeuren van dichtbij. Het onbekende terrein van

35

Britse Hof oordeelde dan ook dat er geen recht bestond om deze intentie die aan de Europese Raad ter

kennis werd gebracht, te herroepen.146 De Britse Regering voegde hieraan toe dat zo een herroeping hun

hele uittredingsproject zou verzwakken indien het Parlement roet in het eten zou gooien.

119. Desondanks is het niet aan een nationale rechtbank om te beslissen hoe dit deel van artikel 50 VEU

moet worden geïnterpreteerd. In de rechtsleer bestaat er evenwel discussie over het bestaan van een recht

om de kennisgeving aan de Europese Raad te herroepen.147 Daarbij is het niet alleen interessant om

andere toepassingsgevallen uit het Europees recht analoog te gaan interpreteren maar moet vooral

gezocht worden naar de oorspronkelijke bedoeling van de wetgever. Het is tevens vereist de bepaling

terug te plaatsen in de context waarin ze is ontstaan.

120. Tegenstanders van een mogelijke intrekking vullen de uittredingsprocedure in als een dynamisch

proces waarbij de EU-wetgever bewust ervoor gekozen heeft om geen mogelijkheid tot intrekking te

voorzien.148 Weatherill verzet zich tegen een mogelijke herroeping nadat een notificatie volgens artikel

50(2) VEU werd gedaan. Daarvoor steunt Weatherill onder meer op het feit dat zo’n beslissing om te

herroepen een enorme kost met zich meebrengt en dus in een zekere zin ook onzekerheid. Het feit dat

een lidstaat van mening verandert en beslist de EU toch niet meer te verlaten, brengt op zich al een

enorme kost met zich mee. Niet alleen het VK maar ook de EU dragen deze kosten. Dit heeft volgens

Weatherill tot gevolg dat een uittredende lidstaat in zekere zin minder gemotiveerd zal zijn om een

volledige en nauwkeurige berekening te maken van de gevolgen voordat hij beslist om werkelijk uit te

treden.149 Daarnaast stelt Weatherill dat door de kosten te verhalen op de Unie, de burgers van de

Europese Unie indirect ook de prijs daarvan moeten dragen zonder dat zij enige inspraak zouden hebben

gehad in het uittredingsverhaal van het VK.150 Dit is voor Weatherill een brug te ver, waardoor hij –

naast nog andere argumenten die deze stelling ondersteunen – ervan overtuigd is dat een mogelijke

herroeping niet voorzien was door de EU-wetgever.

121. Een mogelijkheid tot intrekking staat echter ook op gespannen voet met de termijn van twee jaar

die bij de kennisgeving formeel van start gaat. Het doel van deze termijn was immers om een zekere

146 Supreme Court (EN) 24 januari 2017, [2016] EWHC 2768 (Admin) [2016] NIQB. 147 S. PEERS “Brexit :can the ECJ Get involved”, EU analysis Blog, 3 november

2016,http://eulawanalysis.blogspot.be/2016/11/ 148 R. A. WESSEL, “De procedure om de Europese Unie te verlaten – een interpretatie van artikel 50”, SEW

2017, Brexit-reeks nr.1, 5. 149 S. WEATHERHILL, “Can an article 50 notice of withdrawal from the EU be unilaterally revoked? Why the

withdrawal notification under article 50 TEU is not unilaterally revocable”, EU law analysis Blog, 16 januari

2018, geraadpleegd op 8 maart 2018, http://eulawanalysis.blogspot.be/2018/01/can-article-50-notice-of-

withdrawal.html 150 Ibid., 148.

Page 42: EEN INTERPRETATIE VAN ARTIKEL 50 VEU IN HET KADER VAN … · Toen ik in 2017 mijn Erasmus in Schotland ervoer, beleefde ik het hele gebeuren van dichtbij. Het onbekende terrein van

36

druk uit te oefenen op de vertrekkende lidstaat.151 Het intrekken van de kennisgeving bijvoorbeeld één

dag vóór het verstrijken van de tweejaarperiode, geeft de uittredende lidstaat de mogelijkheid met een

nieuwe kennisgeving de termijn maximaal te verlengen.152 De herroeping van artikel 50(2) VEU zwakt

daarmee dus niet enkel het doel van de tweejarige uittredingsperiode af, het zet ook de deur open voor

misbruik. Dit misbruik kan zich op twee manieren uiten. Enerzijds kan de herroeping gebruikt worden

als een tactiek tijdens de onderhandelingen tussen het VK en de EU wanneer het VK aanvoelt dat de

exit niet zal verlopen zoals het wenst. Anderzijds kan dit een middel zijn voor politieke dreigementen

vóór enige trigger van artikel 50 VEU. Dit kan zich veruiterlijken als wapen in onderhandelingen

bijvoorbeeld om concessies af te dwingen over afdrachten of belangrijke wetgeving.153 Ook al kan men

deze vormen van misbruik wel passen in een juridisch kader, lijkt het politiek onhaalbaar te zijn om een

reeds in werking gestelde uittreding alsnog in te trekken.

122. Aan de andere kant, lijkt het evenmin evident dat de Europese Raad zo een intrekking zou weigeren

aangezien de procedure volledig op gang is gesteld door het VK – als uittredende lidstaat – en louter en

alleen afhangt van deze laatste zijn wil. Dit zou onaanvaardbaar zijn in geval een nieuw referendum

en/of verkiezingen zou leiden tot een meerderheid die binnen de EU wil blijven. Het weigeren van een

intrekking zou in dat geval in strijd zijn met het recht van de inwoners van het VK op het effectief genot

van hun burgerrechten en de plicht van de EU om dat na te komen.154

123. Om de eenvoudige reden dat het Europees recht – alsook de rechtspraak – nalaat enige helderheid

te scheppen, kan het internationaal recht een plausibele oplossing bieden. In de literatuur wordt vaak

verwezen naar artikel 68 van het Weens Verdragenverdrag dat voorschrijft dat “a notification or

instrument (…) may be revoked at any time before it takes effect”.155 Op deze grond is het dus wel

degelijk mogelijk om na een kennisgeving of notificatie te hebben gedaan alsnog vóór het moment van

zijn uitwerking ten alle tijden deze beslissing in te trekken. Voorstanders van een mogelijke herroeping

baseren zich daarbij op het internationaal recht.

Het is echter moeilijk te geloven dat de Europese wetgever de bedoeling had om terug te vallen op het

internationaal recht. Als we teruggrijpen naar de constitutionele context waarin de uittredingsbepaling

151 A. CRUYVERS, “Artikel 50 VEU en Brexit: de juridische contouren voor een politiek drama”, NtER, 2016,

nr.7, 224. 152 R. A. WESSEL, “De procedure om de Europese Unie te verlaten – een interpretatie van artikel 50”, SEW

2017, Brexit-reeks nr.1, 5. 153 LECHER S. en OHR R., “The Right of Withdrawal in the Treaty of Lisbon : A Game Theoretic reflection on

Different Decision Processes in the EU”, CEGE, Discussion Papers, nr. 77, 2008, 4,

www.unigoettingen.de/de6020.html. 154 A. CRUYVERS, “Artikel 50 VEU en Brexit: de juridische contouren voor een politiek drama”, NtER, 2016,

nr.7, 225. 155 Artikel 68 WVV.

Page 43: EEN INTERPRETATIE VAN ARTIKEL 50 VEU IN HET KADER VAN … · Toen ik in 2017 mijn Erasmus in Schotland ervoer, beleefde ik het hele gebeuren van dichtbij. Het onbekende terrein van

37

is ontstaan, kan gesteld worden dat deze bepaling eerder een EU autonome betekenis geniet. Zoals in

het eerste deel reeds werd uiteengezet, was ten tijde van de Europese Conventie over de toekomstige

ontwikkelingen van de EU het hoofddoel van de Unie om een stap verder te gaan in het Europees

integratieproces.156 De weigering van een mogelijke herroeping, zou een belemmering betekenen van

de EU-doelstelling die een hechtere band beoogt tussen de volkeren van Europa.157 Vanuit dit oogpunt

lijkt het erop dat er een mogelijkheid is om de intentie op grond van artikel 50(2) VEU alsnog in te

trekken. De herroeping ervan past echter binnen het Europees constitutioneel project waarbinnen de

exit-clausule is ontstaan.

124. De Europese uittredingsbepaling kent – hoewel het VK reeds artikel 50 VEU heeft ingeroepen –

nog geen precedenten. Daarom is het niet mogelijk om terug te vallen op eerdere rechtspraak die dit

specifieke vraagstuk behandelde omdat we er door de jaren heen, nog niet mee geconfronteerd zijn

geweest. Desondanks is Peers erin geslaagd een analoge vergelijking te maken met andere concrete

toepassingsgevallen binnen Europees recht.

In een eerste analoge redenering, bespreekt Peers een zaak over asielrecht die voor het Hof van Justitie

kwam. De zaak betrof de vraag of een lidstaat een reeds verleende toelating voor het verblijf van een

vluchteling kon herroepen, ook al bestond daarvoor in het EU-recht geen uitdrukkelijke referentie.

Het Hof oordeelde het volgende : “[d]espite the lack of express provision authorising Member

States…to revoke a residence permit issued to a refugee, a number of arguments support an

interpretation whereby Member States are allowed to take such a measure”.158

Hoewel asielrecht beduidend verschilt met het recht op uittreding vervat in artikel 50VEU, heeft Peers

uit deze uitspraak van het Hof van Justitie een aantal algemene principes kunnen afleiden. Eerst en

vooral verwerpt het Hof de redenering dat als er geen uitdrukkelijke bepaling over de herroeping bestaat,

herroeping ook niet mogelijk is. Het Hof neigt eerder het tegenovergestelde aan te nemen nl. wanneer

de herroeping niet expliciet is verboden, men er redelijkerwijze van mag uitgaan dat het mogelijk is.

Verder benadrukt het Hof ook dat het doel van de wet een belangrijke rol speelt.159 Peers concludeerde

dat rekening houdend met het doel dat de uittredingsbepaling – zoals hierboven werd uiteengezet160 –

156 Supra nr.66. 157 A. CRUYVERS “Artikel 50 VEU en Brexit: de juridische contouren voor een politiek drama”, NtER, 2016,

nr.7, 225. 158 Arrest H.T.v. Land Baden-Würtenberg , C-373/13, EU:C:2015:413, par.47-50 159 S. PEERS, “Can an article 50 notice of withdrawal from the EU be unilaterally revoked? The case for

unilateral revocability of the Article 50 notice”, EU law analysis Blog, 16 januari 2018,

http://eulawanalysis.blogspot.be/2018/01/can-article-50-notice-of-withdrawal.html. 160 Supra nr.123

Page 44: EEN INTERPRETATIE VAN ARTIKEL 50 VEU IN HET KADER VAN … · Toen ik in 2017 mijn Erasmus in Schotland ervoer, beleefde ik het hele gebeuren van dichtbij. Het onbekende terrein van

38

beoogt en hoewel er geen uitdrukkelijke bepaling daaromtrent werd opgenomen, herroeping alsnog

mogelijk is.

Daarnaast haalt Peers nog een ander voorbeeld aan dat als mogelijke analogie met artikel 50(2)VEU kan

dienen. Het gaat over ‘de nauwe samenwerking’ uiteengezet in de artikelen 329 VWEU en 331 VWEU.

Deze materie kent namelijk een gelijkaardig probleem als de herroeping zoals hiervoor al werd

uiteengezet. In een Opinie 6013/16 van 10 februari 2016 van de Europese Raad wordt verder ingegaan

op dit probleem. Artikel 329 VWEU schrijft voor dat een beslissing om deel te nemen aan een nauwere

samenwerking een beslissing is die de lidstaat zelf ‘vrijwillig’ moet beslissen.161 In de opinie van de

Europese Raad wordt gesteld dat vóór de definitieve samenwerking gevestigd is, een lidstaat – die had

besloten om in de nauwere samenwerking te stappen – uit die samenwerking kan treden.162 Nadat de

nauwere samenwerking ook effectief uitwerking heeft gekregen, kan men niet meer terug. Maar er wordt

wel gesteld dat de eerste stap om de nauwe samenwerking te autoriseren niet telt. De ratio hiervan is dat

men een eenzijdige uittreding in dat stadium wil toelaten om geen demotiverend effect te creëren bij de

lidstaat in kwestie. Ook omdat dit een negatief effect zal hebben op de latere – nauwere –

samenwerking.163 Deze eerste fase werd door Peers analoog geïnterpreteerd met de kennisgeving o.g.v.

artikel 50(2) VEU. Op die manier kan een lidstaat nadat de eerste stap in het proces al ondernomen werd,

maar nog lang vóór de finale uitwerking, nog op zijn beslissing terugkomen. Het proces – vervat in

artikel 50 VEU – dat een lidstaat moet doorlopen, kan daarmee in zekere zin vergeleken worden zodat

een lidstaat ook nadat ze haar kennisgeving aan de Europese Raad heeft uitgebracht, van mening

veranderen en deze intentie tot uittreding intrekken.

125. Omdat tijdens de zaak voor het Britse Hof beide partijen overeen kwamen de kennisgeving die de

uittreding formeel in gang zette, niet te herroepen, is het niet nodig deze vraag op grond van artikel 267

VWEU op te werpen voor het Hof van Justitie. Daardoor blijft de vraag zich enkel stellen op academisch

niveau. Aan de andere kant zou men op grond van de situatie van de Brexit kunnen insinueren dat er

geen recht op herroeping bestaat. Enerzijds zou men uit het feit dat tijdens de zaak voor het Britse Hof

beide partijen overeenkwamen de kennisgeving die de uittreding formeel in gang zette, niet te herroepen,

kunnen afleiden dat zij een herroeping niet mogelijk achtten. Anderzijds heeft de Europese Raad, nog

vóór het VK haar uitreding officieel heeft bekendgemaakt, reeds wettelijke gevolgen in het leven

geroepen nadat het informeel kennis had genomen van de intentie van het VK.164

161 Artikel 329 VWEU. 162 Opinion of the legal service 6013/16 of the Council of the European Union, 10 februari 2016, geraadpleegd

op 8 maart 2018. 163 S. PEERS, “Can an article 50 notice of withdrawal from the EU be unilaterally revoked? The case for

unilateral revocability of the Article 50 notice”, EU law analysis Blog, 16 januari 2018,

http://eulawanalysis.blogspot.be/2018/01/can-article-50-notice-of-withdrawal.html. 164 Besluit Raad 2016/1316 26 juli 2016 tot tot wijziging van Besluit 2009/908/EU, tot vaststelling van de

Page 45: EEN INTERPRETATIE VAN ARTIKEL 50 VEU IN HET KADER VAN … · Toen ik in 2017 mijn Erasmus in Schotland ervoer, beleefde ik het hele gebeuren van dichtbij. Het onbekende terrein van

39

126. De loutere afwezigheid van een uitdrukkelijke mogelijkheid om de ‘intentie’ te herroepen lijkt mij

niet bepalend voor de vraag of een lidstaat kan terugkomen op haar beslissing om zich uit de Unie te

trekken. Een intentie meedelen aan de Europese Raad kan echter wel gezien worden als een

rechtshandeling in die zin dat het wel zekere gevolgen met zich meebrengt. Toch blijft het slechts een

eerste stap in het uittredingsproces die op zich niet veel voorstelt. Als we kijken naar de context waarin

artikel 50 VEU is ontstaan nl. in een toenemend integratieproces, lijkt de oorspronkelijke wetgever wel

ruimte voor zo’n herroeping toe te laten. Het is daarnaast ook een proces dat louter en alleen uitgaat van

de vrije wil van een lidstaat. Dus als deze laatste niet meer achter zijn beslissing staat, is de vraag wat

het nut van het verdere proces dan nog inhoudt. Desondanks blijft het een open vraag die vatbaar is voor

interpretatie door het Hof van Justitie.165

3. HET HART VAN DE UITTREDINGSPROCEDURE

127. Van zodra een lidstaat de Europese Raad op de hoogte brengt van haar uittredingsbeslissing, wordt

de verdere uittreding volgens Europees recht geprocedeerd. De Europese instellingen spelen daarin een

cruciale rol. Hier zal worden ingezoomd op de procedure zoals ze in artikel 50 VEU voorgeschreven

staat, maar dan toegepast op de Brexit. De procedure volgens hoe ze hier besproken wordt, situeert zich

enkel in de eerste fase van het uittredingsproces. Dit betekent dat de focus op de onderhandelingen over

de contouren van de uittreding ligt en niet (of althans in mindere mate) op de toekomstige relatie tussen

het VK en de EU. De tweede fase die deze nieuwe relatie ambieert, komt in deze paper dus niet aan bod.

Deze zogenaamde eerste fase richt zich voornamelijk op het bekomen van een uittredingsverdrag waarin

niet alleen de voorwaarden voor terugtrekking worden bepaald maar tevens ook wordt nagedacht over

een raamwerk van de toekomstige relatie tussen de EU en het VK. Centraal staat hier de ontwikkeling

van de onderhandelingen, gedurende de eerste fase, die geleid hebben tot het akkoord over de uittreding.

3.1. De richtsnoeren van de onderhandelingen

128. Na de kennisgeving op grond van artikel 50(2) VEU, kan de Europese Raad overgaan tot het

uiteenzetten van haar richtsnoeren. Deze zullen de basis vormen voor een later uittredingsakkoord. Deze

richtlijnen uitgaande van de Europese Raad creëren een kader waarbinnen de onderhandelingen volgens

artikel 50 VEU moeten plaatsvinden. Het is een verzameling van posities en principes die de Unie

gedurende het uittredingsproces zal volgen. De richtlijnen stellen een algemeen kader voorop om de

onderhandelingen efficiënt te laten verlopen alsook een positie van de EU.

voorschriften tot toepassing van het besluit van de Europese Raad betreffende de uitoefening van het

voorzitterschap van de Raad en betreffende het voorzitterschap van de voorbereidende instanties van de Raad,

Publicatieblad van de Europese Unie, L 208/42. 165 Artikel 267 VWEU.

Page 46: EEN INTERPRETATIE VAN ARTIKEL 50 VEU IN HET KADER VAN … · Toen ik in 2017 mijn Erasmus in Schotland ervoer, beleefde ik het hele gebeuren van dichtbij. Het onbekende terrein van

40

3.1.1. Kernprincipes en de rationele benadering van het onderhandelingsproces

129. Reeds tijdens de informele meeting van de Europese Raad op 29 juni 2016 werd duidelijk gemaakt

dat het doel van de uittredingsprocedure erin bestaat het VK als een dichte partner te behouden in de

toekomst.166 In haar richtlijnen benadrukt de Europese Raad dat men vooral op zoek gaat naar een balans

tussen de rechten en plichten die het VK zal behouden. Het is vanzelfsprekend dat een niet-lidstaat niet

aan dezelfde plichten wordt onderworpen en daarom ook niet dezelfde rechten geniet als een EU

lidstaat.167 Een evenwicht tussen beide is daarom noodzakelijk.

130. De Europese Raad hecht eveneens belang aan het feit dat de uittredingsprocedure binnen de

autonome rechtsorde van de Unie zal fungeren volgens de principes en procedures van de EU waarbij

ook het Hof van Justitie bevoegd is. Waar tijdens de Europese Conventie nog werd verwezen naar het

internationaal recht, meer bepaald het Weens Verdragenrecht, voor het verloop van de

uittredingsprocedure, wordt nu uitdrukkelijk benadrukt dat het artikel 50 VEU een proces in gang zet

dat volledig wordt beheerst door het Europees Recht.

131. Tevens is het de bedoeling om tot een akkoord te komen dat transparant is en uit één geheel bestaat.

Hiermee wordt bedoeld dat geen enkel onderdeel van het uittredingsakkoord reeds afzonderlijk

uitwerking kan krijgen totdat het akkoord volledig is onderhandeld.168

132. Deze principes gelden in hoofde van de EU-instellingen. Daarnaast wilt de Europese Raad het VK

er ook op wijzen dat deze laatste gebonden blijft tot het eigenlijke moment dat het VK de Unie verlaat

door de verplichting van loyale samenwerking volgens artikel 4(3) TEU.169 Meer concreet bedoelt de

Europese Raad hiermee dat het VK zich moet inspannen om aanwezig te zijn bij en actief deel te nemen

aan de onderhandelingen over de materies die gerelateerd zijn aan de uittreding. Dus niettegenstaande

het feit dat enkel de EU volgens artikel 50 VEU verplicht wordt om te onderhandelen, wordt de

uittredende lidstaat ook verplicht om te onderhandelen.

3.1.2. Regeling voor een geordende uittreding

133. De richtlijnen uitgaande van de Europese Raad beklemtonen verder dat de terugtrekking op een

geordende wijze moet gebeuren en er dus geen onzekerheid mag bestaan op het moment dat de EU-

166 Informele bijeenkomst van de Europese Raad van de 27 van 29 juni 2016. 167 Richtlijnen van de Europese Raad van 29 april 2017 ingevolge de kennisgeving van het VK op grond van

artikel 50 VEU, geraadpleegd op 9 april 2018, http://www.consilium.europa.eu/en/press/press-

releases/2017/04/29/euco-brexit-guidelines/. 168 Ibid., 167. 169 Richtlijnen van de Europese Raad van 29 april 2017 ingevolge de kennisgeving van het VK op grond van

artikel 50 VEU, geraadpleegd op 9 april 2018, http://www.consilium.europa.eu/en/press/press-

releases/2017/04/29/euco-brexit-guidelines/.

Page 47: EEN INTERPRETATIE VAN ARTIKEL 50 VEU IN HET KADER VAN … · Toen ik in 2017 mijn Erasmus in Schotland ervoer, beleefde ik het hele gebeuren van dichtbij. Het onbekende terrein van

41

Verdragen niet meer van toepassing zullen zijn op het Verenigd Koningrijk. De Europese Raad meet

zich ook de bevoegdheid toe om de uittredingsonderhandelingen te begeleiden en de vooruitgang ervan

te controleren. De richtlijnen schrijven eveneens voor dat concrete verdragen over de toekomstige relatie

tussen de EU en het VK pas aan de orde zijn vanaf het moment dat het VK uit de EU is getreden.

Hiermee wordt het onderscheid met de eerste fase nog eens in de verf gezet. De bedoeling van de

richtlijnen is om de contouren van de uittreding uit te werken maar ook al eens na te denken over hoe

men de toekomstige relatie gaat kaderen. Dit, om het vlotte verloop van de uittredingsprocedure in de

hand te werken.

134. De richtlijnen behandelen ook reeds het standpunt van de EU over de verschillende aspecten die

moeten behandeld worden tijdens de onderhandelingen. Hiervoor wordt het onderzoek beperkt tot het

aspect van het EU burgerschap. De Unie acht daarbij het recht voor elke EU-inwoner en zijn familie

werkend, wonend en/of studerend in een EU-lidstaat als een fundamenteel en onlosmakelijk deel van de

Unie. In het volgende deel zal dit aspect van de onderhandelingen verder onderzocht worden.170

135. In de richtlijnen wordt verwezen naar een informele meeting waarop de procedurele regelingen

over de opening van de onderhandelingen werden aangetroffen. Daarnaast zal de Raad nog een aantal

richtlijnen uitvaardigen voor het goede verloop van de onderhandelingen die later nog kunnen worden

aangepast of aangevuld.171 Ook draagt de Raad de Europese Commissie naar voren als

onderhandelingspartij in hoofde van de EU. De Commissie stelde op zijn beurt Michel Barnier aan als

hoofdonderhandelaar. De Commissie heeft daarnaast de taak om op een systematische wijze de

Europese Raad te rapporteren over de stand van zaken in de onderhandelingen met het VK. De Europese

Raad beslist nadien of een zekere progressie is gemaakt gedurende de onderhandelingen.172

136. Het is opmerkelijk dat de contouren van de onderhandelingen onder artikel 50 VEU worden

getekend door de Europese Raad en de Raad. Aan de hand van deze contouren wordt tijdens de

onderhandelingen een concrete invulling gegeven door de Europese Commissie. In die zin worden de

onderhandelingen over de voorwaarden van de uittreding in zekere zin gestuurd door de EU-instellingen.

170 Infra DEEL III. 171 Verklaring na de informele bijeenkomst van de 27 staatshoofden en regeringsleiders en de voorzitters van de

Europese Raad en Europese Commissie SN 96/16 van 15 December 2016, geraadpleegd op 12 maart 2018,

http://www.consilium.europa.eu/media/24162/15-euco-statement-nl.pdf. 172 Communicatie van de Europese Commissie aan de Europese Raad van 8 december 2017 over de vorderingen

in de onderhandelingen volgens artikel 50 VEU met het VK, COM(2017) 784 final, geraadpleegd op 15 april

2018.

Page 48: EEN INTERPRETATIE VAN ARTIKEL 50 VEU IN HET KADER VAN … · Toen ik in 2017 mijn Erasmus in Schotland ervoer, beleefde ik het hele gebeuren van dichtbij. Het onbekende terrein van

42

3.1.3. Besluitvorming over de richtlijnen

137. Over de besluitvorming van deze richtlijnen van de Europese Raad wordt in de uittredingsbepaling

verder niets vermeld. Volgens het EU-recht beslist de Europese Raad met unanimiteit tenzij de

verdragen anders bepalen.173 Aangezien uit artikel 50 VEU verder niets valt af te leiden over de

besluitvorming van de richtlijnen binnen de Europese Raad, mag er redelijkerwijze vanuit gegaan

worden dat de Raad deze richtlijnen stemde met consensus. Dit betekent dat bij het voorstel van de

voorschriften op grond van artikel 50(2) VEU geen enkele lidstaat zich heeft verzet en deze allen

akkoord gingen met de positie die de EU tijdens de onderhandelingen ging nemen. Hierover kunnen

twee bemerkingen worden gemaakt. Vooreerst moet worden opgemerkt dat de lidstaten tijdens deze

beslissingsprocedure de enige kans kregen om een de facto veto recht uit te brengen. Zoals we verder

zullen zien is de beslissingsprocedure over de richtlijnen de enige besluitvormingsprocedure waarvan

de stemming unaniem moet zijn.174 Dit leidt meteen tot de tweede vaststelling. In de veronderstelling

dat een lidstaat in de Europese Raad zijn veto stelt, zal de besluitvormingsprocedure moeten worden

verlengd. Tijdens de opmaak van de richtlijnen zal het VK op grond van artikel 50(4) VEU niet zetelen

in de Raad. Deze verlenging gebeurt zonder dat de tweejarige uittredingsperiode wordt opgeschort en

kan dus tot gevolg hebben dat veel tijd verloren gaat zonder dat de uittredende lidstaat daar enige

zeggenschap in heeft.175

3.2. Onderhandelingsfase

138. Nadat de richtlijnen door de Europese Raad werden uitgevaardigd, heeft de Commissie een

aanbeveling uitgebracht aan de Raad met de bedoeling de onderhandelingen te openen. De Raad heeft

daarna bij de start van de onderhandelingen onderhandelingsrichtlijnen uitgevaardigd, die met een

gekwalificeerde meerderheid werden gestemd.176 Vanaf dat moment werden de agenda’s bij elkaar

gelegd en de posities over de verschillende standpunten ingenomen. Binnen de Raad, als begeleider van

de Europese Commissie, werd een permanente werkgroep opgericht die erop moet toezien dat de

uitgevaardigde richtlijnen worden nageleefd.

139. Na de onderhandelingen zal een overeengekomen uittredingsakkoord o.g.v. artikel 50 VEU worden

173 Artikel 50 (4) VEU. 174 S. PEERS en D. HARVEY, “Brexit : the legal dimension” in C. BARNARD en S. PEERS (eds.), European

Union, 2e editie, New York, Oxford University Press, 2017, 824-825.

827. 175 Ibid.,174. 176 Vragen en antwoorden door European Commission over artikel 50 VEU van 29 Maart 2017, geraadpleegd op

16 maart 2018,

https://www.google.be/url?sa=t&rct=j&q=&esrc=s&source=web&cd=1&cad=rja&uact=8&ved=0ahUKEwi1gO

enwtPaAhVGVSwKHVSoD5cQFggoMAA&url=http%3A%2F%2Feuropa.eu%2Frapid%2Fpress-

release_MEMO-17-648_en.pdf&usg=AOvVaw2SmeweCqm3DbfLOJLskRZ9.

Page 49: EEN INTERPRETATIE VAN ARTIKEL 50 VEU IN HET KADER VAN … · Toen ik in 2017 mijn Erasmus in Schotland ervoer, beleefde ik het hele gebeuren van dichtbij. Het onbekende terrein van

43

genomen.

140. Deze beslissing gebeurt door de Raad met een gekwalificeerde meerderheid nadat het Europese

Parlement haar goedkeuring heeft gegeven. Het zal dus van belang zijn het Europees Parlement goed op

de hoogte te houden.

141. Tijdens de onderhandelingen over het uittredingsakkoord stuit men op verschillende vraagstukken.

Het is de bedoeling in deze analyse door de toepassing van de Brexit een antwoord te vinden op deze

vraagstukken. Hier zullen drie vraagstukken aan bod komen. Een eerste struikelblok betreft het

toepassingsgebied van het uittredingsakkoord. Zonder op de concrete inhoud in te gaan, kan men zich

de vraag stellen welke betekenis het uittredingsakkoord heeft. Verder wordt stilgestaan bij de inhoud

van de besluitvorming van het te onderhandelen uittredingsakkoord. Tot slot wordt de rol van het

Parlement, dat zich schijnbaar op de achtergrond houdt, in de schijnwerper geplaatst.

3.2.1. Toepassingsgebied van artikel 50 VEU

3.2.1.1. Plicht tot onderhandelen

142. Vanaf het moment dat de notificatie aan de Europese Raad wordt bekendgemaakt, heeft de EU de

verplichting te onderhandelen met de uittredende lidstaat. Deze verplichting rust enkel op de schouders

van de EU. De uittredende lidstaat is daarentegen enkel gebonden door de verplichting van loyale

samenwerking.177 De verplichting in hoofde van de EU om te onderhandelen houdt slechts een

middelenverbintenis en geen resultaatsverbintenis. Met andere woorden hoeft de Unie slechts een

inspanning te doen om te onderhandelen maar hoeft zij daarbij geenszins tot een werkelijk akkoord te

komen. De eigenlijke totstandkoming van een uittredingsakkoord zal dus eveneens van de wil van de

uittredende lidstaat afhangen.178

143. Reeds kort na de aankondiging van het VK, hebben zowel de Unie als het VK aanstalten gemaakt

om een akkoord over de uittreding te onderhandelen. Ook wees de Unie het VK er meermaals op, o.a.

in de richtlijnen, dat zij gebonden is door artikel 4(3) VWEU en dus enigszins verplicht is om mee te

werken aan het uittredingsproces. Dus hoewel de uittredingsbepaling voorschrijft dat er enkel een plicht

rust op de Unie om te onderhandelen, lijkt deze inspanningsverbintenis in realiteit op de schouders van

beide partijen te rusten.

177 Artikel 4(3) VEU. 178 C. HILLION, “Accession and withdrawal in the law of the European Union” in D. CHALMERS en A.

ARNULL (eds.), The Oxford Handbook of European Union Law, Oxford, Oxford University Press, 2015, 13-17.

Page 50: EEN INTERPRETATIE VAN ARTIKEL 50 VEU IN HET KADER VAN … · Toen ik in 2017 mijn Erasmus in Schotland ervoer, beleefde ik het hele gebeuren van dichtbij. Het onbekende terrein van

44

3.2.1.2. Er is maar één uittredingsverdrag

144. De exit-clausule heeft dus wel voorzien in de mogelijkheid van een gearrangeerde uittreding. 179

De vraag is echter hoe deze onderhandelde uittreding moet geïnterpreteerd worden. Hier wordt nog niet

ingegaan op de besluitvorming maar is de focus gericht op de betekenis van het uittredingsakkoord. Ook

in de literatuur bestaat er geen eensgezindheid over wat het toepassingsgebied van het

uittredingsakkoord is.

145. Volgens Craig is artikel 50 VEU niet alleen verwarrend wat de exacte inhoud betreft die het

uittredingsakkoord moet bevatten maar is het eveneens moeilijk te achterhalen wat nu in het

uittredingsakkoord moet staan en wat in een later verdrag verder kan bepaald worden.180 De eerste

onduidelijkheid over de details van het uittredingsakkoord zal concreet worden behandeld in het vijfde

onderdeel van dit hoofdstuk inzake de burgerrechten. Het tweede vraagstuk zal hier worden aangepakt.

Het betreft de omvang van het akkoord. Sommige rechtsleer pleit voor één allesomvattend akkoord,

waarna anderen opteren voor twee onderscheiden akkoorden.

146. Een eerste optie voorziet één integraal terugtrekkingsakkoord dat zowel de uittreding in se regelt

als de nieuwe relatie van het VK met de EU.181 Volgens Łazowski is één allesomvattend akkoord de

beste optie om twee redenen.182 Ten eerste omdat het een vlotte overgang vooropstelt zonder al te veel

wettelijke en economische onzekerheden. Ten tweede heeft een akkoord waarin alle te behandelen

materies verwerkt zijn, slechts één ratificatieproces nodig.183 Zou één terugtrekkingsakkoord dus de

oplossing kunnen zijn voor een vlotte en overzichtelijke uittreding. In theorie lijkt dit inderdaad een

plausibele oplossing te zijn, maar het nadeel is dat in de praktijk zo’n omvangrijk en complexe materie

onmogelijk in één akkoord te gieten valt binnen een tijdspanne van twee jaar. Daarnaast zullen we zien

dat het ook juridisch niet mogelijk is. Een integraal akkoord lijkt ook minder logisch als we kijken naar

de manier waarop artikel 50 VEU is opgebouwd.184 De bepaling verwijst naar ‘rekening houden met het

kader van de toekomstige betrekkingen’. Indien de toekomstige betrekkingen reeds deel zouden

uitmaken van het uittredingsakkoord dat binnen een termijn van 2 jaar moet bereikt worden, zou deze

toevoeging overbodig zijn.185

179 Artikel 50(2) VEU. 180 P. CRAIG, “Brexit: A drama in six acts”, ELR. 2016, nr. 45, 37-42. 181 A. CRUYVERS, “Artikel 50 VEU en Brexit : de juridische contouren voor een politiek drama”, NtEr, 2017,

nr.7, 227. 182 A. LAZOWSKI, “Procedural steps towars Brexit”, CEPS, Commentary, 2016, 3. 183 Ibid., 182. 184 A. CRUYVERS, “Artikel 50 VEU en Brexit : de juridische contouren voor een politiek drama”, NtEr, 2017,

nr.7, 227. 185 Ibid., 184.

Page 51: EEN INTERPRETATIE VAN ARTIKEL 50 VEU IN HET KADER VAN … · Toen ik in 2017 mijn Erasmus in Schotland ervoer, beleefde ik het hele gebeuren van dichtbij. Het onbekende terrein van

45

147. Gezien de tekst van de terugtrekkingsbepaling alsook de consensus in de rechtsleer, kan men er

redelijkerwijze van uitgaan dat in de praktijk twee akkoorden zullen worden nagestreefd. Er wordt in de

literatuur dus een onderscheid gemaakt tussen het uittredingsakkoord dat onder artikel 50 wordt besloten

en een akkoord over de toekomstige relaties tussen het VK en de EU.186

148. Dan rest nog de vraag hoe deze onderscheiden akkoorden zich ten opzichte van elkaar verhouden.

In dit opzicht lijken er twee mogelijke opties. Volgens de eerste optie kan eerst het

terugtrekkingsakkoord gesloten worden om dan later een akkoord te sluiten over de toekomstige relatie.

Het is niet duidelijk in welke mate in het uittredingsakkoord reeds nagedacht wordt over de toekomstige

relatie. Ook zal hier nood zijn aan een overgangsregeling die de twee akkoorden met elkaar zou

verbinden.187 De tweede optie stelt voor om beide akkoorden parallel te laten verlopen opdat er geen

nood zou zijn aan complexe regelingen die als brug dienen tussen de eigenlijke uittreding en de

toekomstige relatie.188

149. Al in de richtlijnen van de Europese Raad werd gesteld dat een akkoord over de toekomstige

verhouding tussen het VK en de Unie pas kan worden gesloten nadat het VK geen lid meer is van de

EU.189 Ook in een resolutie van het Europees Parlement wees men erop dat van een nieuwe relatie slechts

sprake kan zijn als het uittredingsakkoord is gesloten.190

150. In de situatie van de Brexit deelt men het uittredingsproces op in twee fases. Tot de eerste fase

behoort het eigenlijke uittredingsakkoord waarvan de Commissie op dit huidig moment een ontwerp

heeft opgesteld dat gebaseerd is op het overeengekomen rapport met het VK van 9 december 2017.191

Dit uittredingsakkoord wordt volledig beheerst door artikel 50 VEU. De tweede fase heeft tot doel de

toekomstige relatie tussen het VK en de EU te uit te werken. Deze tweede fase kan op zich ook weer

opgedeeld worden in twee sub-fases. In de eerste sub-fase zal onderhandeld worden over het kader van

de toekomstige verhoudingen. Hier wordt slechts een idee beredeneerd. Die idee zal de vorm krijgen

186 S. PEERS D. HARVEY, “Brexit : the legal dimension” in C. BARNARD en S. PEERS (eds.), European

Union, 2e editie, New York, Oxford University Press, 2017, 831. 187 A. CRUYVERS “Artikel 50 VEU en Brexit : de juridische contouren voor een politiek drama”, NtEr 2017,

nr.7, 227. 188 Ibid., 187. 189 Richtlijnen van de Europese Raad van 29 april 2017 ingevolge de kennisgeving van het VK op grond van

artikel 50 VEU, geraadpleegd op 9 april 2018, http://www.consilium.europa.eu/en/press/press-

releases/2017/04/29/euco-brexit-guidelines/. 190 Resolutie van het Europees Parlement van 28 juni 2016 over de beslissing om uit de Unie te treden ingevolge

het Brits referendum, 2016/2800(RSP), geraadpleegd op 16 maart 2018. 191 Ontwerpakkoord over de uittreding van het VK uit de EU en Euratom van 19 maart 2018, TF50(2018)35,

geraadpleegd op 13 april 2018, https://ec.europa.eu/commission/sites/beta-

political/files/draft_agreement_coloured.pdf.

Page 52: EEN INTERPRETATIE VAN ARTIKEL 50 VEU IN HET KADER VAN … · Toen ik in 2017 mijn Erasmus in Schotland ervoer, beleefde ik het hele gebeuren van dichtbij. Het onbekende terrein van

46

van een politieke verklaring die gehecht zal worden aan het eigenlijke uittredingsakkoord.192 In de

tweede sub-fase zal onderhandeld worden over een internationaal akkoord. Hierover kan pas formeel

onderhandeld worden wanneer het VK de Unie verlaten heeft en aldus een derde staat is.193 Het

belangrijkste verschil tussen beide sub-fases is de juridische grondslag. Terwijl de eerste sub-fase wordt

beheerst door artikel 50 VEU die naast de werkelijke uittreding ook een idee wil schetsen over de

toekomstige verhoudingen tussen beide partijen, wordt de tweede sub-fase gegrond op de artikelen 8

VEU en 217 VWEU. Een ander verschil bestaat erin dat het VK tijdens de eerste sub-fase onderhandelt

als een lid van de Unie terwijl het in de tweede sub-fase de Unie verlaten heeft.

151. Als we de Brexit toetsen aan wat voorheen werd gestipuleerd in de literatuur, zien we dat nog een

andere toepassing mogelijk is. De twee fases verlopen noch opeenvolgend noch parallel zoals reeds

werd uiteengezet, maar situeren zich ergens daartussen. In realiteit werd in december 2017 een akkoord

bekomen over de eerste fase. Kort daarna moest de Europese Raad als begeleider van het

onderhandelingsproces, haar stem uiten over de vooruitgang van de onderhandelingen. De bevestiging

van de Europese raad over de progressie in het proces, kon gezien worden als het startschot voor de

tweede fase, nog vóór enig juridisch ontwerp over het uittredingsakkoord door de Commissie opgesteld

was. Hieruit kan op een abstracte wijze worden geconcludeerd dat deze twee fases zich verhouden in

die zin dat de tweede fase pas van start kan gaan van zodra substantiële vooruitgang in de eerste fase

bereikt werd.

3.2.2. Besluitvorming

152. Hoewel een uittredingsakkoord niet verplicht is, streven zowel het VK als de EU naar een akkoord

waarin de voorschriften van de terugtrekking zoveel mogelijk worden gemodelleerd. Zoals reeds

uiteengezet, werd de Commissie direct na de kennisgeving op 29 april 2017 aangesteld, met aan het

hoofd Michel Barnier. Deze aanstelling gebeurde volgens artikel 50 VEU op grond van artikel 218(3)

VWEU.

153. Op 28 februari 2018 werd door de Commissie een eerste ontwerp gemaakt waarin het resultaat van

de onderhandelingen in een akkoord werd gegoten.194 Het is de bedoeling dat men in oktober 2018 een

finaal ontwerp kan opstellen.195 Voor de ondertekening van het akkoord, bestaat geen duidelijke

192 Resolutie van het Europees Parlement van 14 maart 2018 over het kader van de toekomstige relaties tussen de

EU-VK, 2018/2573(RSP), geraadpleegd op 22 maart 2018. 193 Ibid., 192. 194 Ontwerp van het terugtrekkingsakkoord van de Commissie van 28 februari 2018 betreffende het akkoord over

de terugtrekking van het VK uit de EU en Euratom , geraadpleegd op 20 maart 2018,

https://ec.europa.eu/commission/publications/draft-withdrawal-agreement-withdrawal-united-kingdom-great-

britain-and-northern-ireland-european-union-and-european-atomic-energy-community. 195 Ontwerpakkoord over de uittreding van het VK uit de EU en Euratom van 19 maart 2018, TF50(2018)35,

Page 53: EEN INTERPRETATIE VAN ARTIKEL 50 VEU IN HET KADER VAN … · Toen ik in 2017 mijn Erasmus in Schotland ervoer, beleefde ik het hele gebeuren van dichtbij. Het onbekende terrein van

47

grondslag.

154. Men aanvaardt in de rechtsleer dat men kan terugvallen op artikel 218(5) VWEU voor wat de

ondertekening betreft.196 Dit betekent dat de Raad van de Europese Unie op vraag van de Commissie

een besluit zal vaststellen dat de Raad zal machtigen om het uittredingsakkoord te ondertekenen. Dit

terugtrekkingsakkoord zal daarna binnen de Raad van de Europese Unie worden gesloten met een

gekwalificeerde meerderheid nadat het Europees Parlement haar zegen heeft gegeven.

155. Uit de besluitvorming kan opgemaakt worden dat nadat een akkoord over de uittreding wordt

bereikt, het eigenlijke verdrag dat tot stand komt op grond van artikel 50(4) VEU door de Unie gebeurt.

Het is de Unie als één onlosmakelijk geheel die het verdrag besluit zonder dat de lidstaten afzonder hun

invloed kunnen uiten. Deze redenering wordt gestaafd op drie argumenten.

Ten eerste is het opmerkelijk dat deze beslissing niet met unanimiteit maar met een gekwalificeerde

meerderheid genomen wordt. Hierdoor wou men bereiken dat zo een gewichtige beslissing niet zomaar

aan de wil van één enkele lidstaat – gebruik makend van zijn veto – zou worden overgelaten. In

tegenstelling tot de besluitvorming over de richtsnoeren, wou men bij de beslissing over het

uittredingsakkoord voorkomen dat één enkele lidstaat het hele project zou kunnen afbreken.

Bovendien wordt dit akkoord door de Unie zelf gesloten, zonder dat een afzonderlijke ratificatie van de

lidstaten vereist is. Het lijkt er dus op dat dit als een exclusieve bevoegdheid van de Unie kan

gekwalificeerd worden. Om die reden zou dan ook geen nationale ratificatie nodig zijn.197 Dit gaat echter

enkel over het uittredingsakkoord zélf. De internationale akkoorden die verder worden gesloten in de

tweede fase worden niet door artikel 50 VEU beheerst en zullen dus volgens een andere

besluitvormingsprocedure worden gesloten. In een resolutie van het Parlement wordt verwezen naar

artikel 8 VEU en 217 VEU als grond voor een internationaal akkoord waarvoor de ratificatie van de

lidstaten wel vereist zal zijn.198Wanneer er daarentegen veranderingen aan de verdragen moeten

aangebracht worden als noodzakelijk gevolg van de uittreding, zal men wel de ratificatie van de overige

lidstaten eisen.199 Het territoriaal toepassingsgebied200 is een voorbeeld van een verandering die ten

geraadpleegd op 13 april 2018, https://ec.europa.eu/commission/sites/beta-

political/files/draft_agreement_coloured.pdf. 196 J. CARMONA, C.-C. CIRLIG en G. SGUEO, “ UK withdrawal from the European Union – Legal procedural

issues”, EPRS, In-depth analysis, maart 2017, 9,

http://www.europarl.europa.eu/RegData/etudes/IDAN/2017/599352/EPRS_IDA%282017%29599352_EN.pdf. 197 A.CRUVERS ‘Artikel 50 en de Brexit: de juridische contouren voor een politiek drama, NtEr, p227. 198 Ibid., 197. 199 Artikel 48 VEU. 200 Artikel 52 VWEU; artikel 355 VWEU.

Page 54: EEN INTERPRETATIE VAN ARTIKEL 50 VEU IN HET KADER VAN … · Toen ik in 2017 mijn Erasmus in Schotland ervoer, beleefde ik het hele gebeuren van dichtbij. Het onbekende terrein van

48

gevolge van de Brexit, zal moeten aangebracht worden.

Tot slot wordt eveneens geen ratificatie van de terugtrekkende lidstaat zelf gevraagd. Dit kan

logischerwijze gegrond worden op de wil van de uittredende lidstaat om uit de Unie te stappen.201

156. Uit het bovenstaande kan dus worden opgemaakt dat de besluitvorming over het

terugtrekkingsakkoord door de autonome Unie wordt besloten zonder dat de lidstaten afzonderlijk hun

zeg hebben.

3.2.3. Rol van het Parlement

157. Iets wat niet vergeten mag worden, is de rol die het Europees Parlement speelt tijdens de

onderhandelingen over het uittredingsakkoord gedurende de eerste fase. Als we naar het tweede lid van

artikel 50 VEU gaan kijken, zien we dat het Europees Parlement, vóór enig uittredingsakkoord van

kracht kan gaan, haar toestemming moet verlenen. Wat houdt deze ‘toestemming’ juist in? En is het

verder de bedoeling dat het Parlement vanaf het begin van de onderhandelingen tussenkomt of grijpt

deze louter en alleen op het einde van het onderhandelingsproces in?

158. Om te beginnen, bekijken we de goedkeuring in hoofde van het Parlement volgens artikel 50(2)

VEU. Omdat artikel 50 VEU niets bepaalt over hoe de toestemming door het Parlement moet worden

verleend, vallen we terug op de standaardprocedureregel voor de besluitvorming binnen het Europees

Parlement met name artikel 231 VEU. Deze bepaling stelt vast dat voor zover in de Verdragen niets

anders bepaald is, het Europees Parlement besluit met een meerderheid van de uitgebrachte stemmen.

Voor de verdere uitwerking wordt verwezen naar het Reglement van het Europees Parlement.202 Het

standaard quota dat vereist is om de stemming te kunnen laten doorgaan is 1/3e volgens de standaardregel

in het Reglement. Er moet dus 1/3e van de Parlementsleden aanwezig zijn bij de stemming opdat men

het uittredingsakkoord al dan niet kan goedkeuren.

159. In tegenstelling tot de situatie van de uittreding, bepaalt het Reglement bij de stemming voor de

toetreding tot de EU onder artikel 49 VEU dat een meerderheid van de Parlementsleden aanwezig moet

zijn. Het is dus opvallend dat men strenger optreedt wanneer een lidstaat wordt toegelaten in de Unie

dan wanneer een lidstaat vertrekt.

160. In datzelfde Reglement wordt daarnaast uitdrukkelijk verwezen naar de besluitvorming bij de

201 J. CARMONA, C.-C. CIRLIG en G. SGUEO, “ UK withdrawal from the European Union – Legal procedural

issues”, EPRS, In-depth analysis, maart 2017, 9,

http://www.europarl.europa.eu/RegData/etudes/IDAN/2017/599352/EPRS_IDA%282017%29599352_EN.pdf. 202 Reglement van het Europees Parlement, 8e zittingsperiode, januari 2017.

Page 55: EEN INTERPRETATIE VAN ARTIKEL 50 VEU IN HET KADER VAN … · Toen ik in 2017 mijn Erasmus in Schotland ervoer, beleefde ik het hele gebeuren van dichtbij. Het onbekende terrein van

49

uittreding van een lidstaat. Regel 84 van hetzelfde Reglement schrijft voor dat wanneer een lidstaat

beslist om volgens artikel 50 VEU uit de EU te stappen, het Parlement toestemming zal verlenen voor

het onderhandelde uittredingsakkoord. Deze toestemming wordt besloten bij een meerderheid van de

uitgebrachte stemmen.203 Het lijkt er dus op dat het Parlement met een eenvoudige meerderheid kan

beslissen een akkoord over de uittreding van een lidstaat al dan niet goed te keuren.

161. Er zijn dus slechts twee voorwaarden met name dat er 1/3e aanwezig is en dat er binnen deze marge

een eenvoudige meerderheid behaald wordt. Dit is zeker geen strenge vereiste en aangezien het VK niet

uitdrukkelijk van deze stemming wordt onthouden, kan men zich afvragen of hier niet enige invloed kan

worden uitgeoefend.

162. Om een goedkeuring te behalen moeten er bij de stemming 126 van de 251 parlementsleden ‘pro

het uittredingsakkoord’ zijn. Wetende dat er 73 Britse onderdanen in het Europees Parlement zetelen,

kan – in de veronderstelling dat zij allemaal ‘pro’ stemmen204 – geconcludeerd worden dat enige invloed

kan worden uitgeoefend maar zeker geen beslissende. Er zijn nog 53 stemmen die de allesbepalende

doorslag zullen geven. Bovendien zijn de meningen over de mogelijke deelname van het VK verdeeld,

dit komt later nog aan bod.205

163. Gegeven dat het Europees Parlement belast is met de taak om haar goedkeuring ter hand te stellen

voordat het onderhandelde uittredingsverdrag in werking kan treden, kunnen we ons verder afvragen of

het Parlement vanaf de kennisgeving op grond van artikel 50(2) al enige invloed kan doorvoeren bij de

onderhandelingen.

164. Als de tekst van de uittredingsbepaling letterlijk gelezen wordt, lijkt het op het eerste zicht dat het

Europees Parlement geen enkele rol speel tijdens de onderhandelingen over de inhoud van het

uittredingsakkoord. De toestemming van het Europees Parlement wordt enkel vereist op het moment dat

het akkoord reeds is getekend. Het lijkt er dus op dat de leden van het Europees Parlement slechts hun

toestemming wordt gevraagd wanneer het uittredingsakkoord reeds volledig is en op geen enkele wijze

meer kan worden beïnvloed.206

165. Deze aldus letterlijke interpretatie strookt echter niet met de werkelijkheid. Dus zullen we hierna

203 Regel 84 van het Reglement van het Europees Parlement. 204 Men kan wel redelijkerwijze verwachten dat de meerderheid van de Britse Parlementsleden ‘pro’ zal stemmen

maar dit kan natuurlijk niet met zekerheid voorspeld worden. De grote vraag is wat de leden van de Britse

oppositie partij zullen doen. 205 Infra nr.187. 206 D. JANIC, “The European Parliament and EU-US Relations: Revamping Institutional Cooperation?” in E.

FAHEY en D. CURTIN (eds.), A Transatlantic Community of Law: Legal Perspectives on the Relationship

between the EU and US Legal Orders, Cambridge University press, 2014, 37

Page 56: EEN INTERPRETATIE VAN ARTIKEL 50 VEU IN HET KADER VAN … · Toen ik in 2017 mijn Erasmus in Schotland ervoer, beleefde ik het hele gebeuren van dichtbij. Het onbekende terrein van

50

even gaan kijken welke functie gedurende de beraadslagingen inzake de uittreding van het VK het

Europees Parlement bekleedt.

166. Voor wat de rol gedurende de onderhandelingen betreft in de eerste fase, schrijft artikel 218, lid 10

VWEU voor dat het Parlement onverwijld en ten volle moet geïnformeerd worden over iedere fase. Het

Hof van Justitie heeft daarbij verduidelijkt dat deze bepaling van toepassing is op alle internationale

overeenkomsten waarover de Unie onderhandelt.207 Deze verplichting kan dus tevens toegepast worden

op de situatie van de Brexit.

Dit werd ook bevestigd in de resolutie van het Europees Parlement van 28 Juni 2016 waarin het meldde

dat deze ten volle moest betrokken worden bij de onderhandelingen nopens de uittreding en eveneens

op de hoogte moest gehouden worden van iedere vooruitgang.208

Het is daarbij de taak van de Commissie om het Parlement telkens te informeren over de stand van

zaken.209 Guy Verhofstadt werd naar voren geschoven als coördinator van het Europees parlement bij

de Brexit met de bedoeling bij de onderhandelingen met het VK betrokken te worden. Tijdens de

onderhandelingen tussen de EU en het VK zal Guy Verhofstadt dus het aanspreekpunt van het

Parlement zijn.

167. In een resolutie van 5 maart 2017 van het Europees Parlement, wordt de positie over het kader van

de toekomstige relatie tussen het de EU en het VK uiteengezet.210 De pen wordt daarbij vastgehouden.

Deze standpunten worden geleid door Guy Verhofstadt. Het is dus van belang dat de

onderhandelingspartijen de positie van het Europees Parlement niet geheel naast zich neerleggen maar

in iedere fase nagaan of zij nog steeds op de steun van hun Parlement kunnen rekenen.

168. In een communicatie van de Europese Commissie werd tevens verzekerd dat deze nauw contact

houdt met het Europees Parlement en deze inlichtte nadat het eerste akkoord over de eerste fase bereikt

werd.211 Aldus zou het Parlement wel op de hoogte worden gebracht van elke fase van het proces. Zij

207 Arrest Parlement/ Raad (Mauritius Agreement), C-658/11, EU:C:2014:2025. 208 Resolutie van het Europees Parlement van 28 Juni 2016 betreffende de beslissing om de Unie te verlaten

ingevolge het referendum, (2016/2800(RSP), http://www.europarl.europa.eu/sides/getDoc.do?pubRef=-

EP//TEXT+TA+P8-TA-2016-0294+0+DOC+XML+VO//EN 209 C. BARNARD S. PEERS ‘European Union Law’ (eds), oxford university press, oxford, 2017, ‘Brexit the

legal dimension’ S. PEERS D. HARVEY, 829. 210 Motion for a resolution to wind up the debate on the framework of the future EU-UK pursuant to Rule 123(2)

of the rules of Procedure on the framework of the future EU-UK relationship’, 5 maart 2018, B8…/2018,

geraadpleegd op 13 maart 2018. 211 Communicatie van de Europese Commissie aan de Europese Raad van 8 december 2017 over de vorderingen

in de onderhandelingen volgens artikel 50 VEU met het VK, COM(2017) 784 final, geraadpleegd op 15 april

2018.

Page 57: EEN INTERPRETATIE VAN ARTIKEL 50 VEU IN HET KADER VAN … · Toen ik in 2017 mijn Erasmus in Schotland ervoer, beleefde ik het hele gebeuren van dichtbij. Het onbekende terrein van

51

neemt eveneens een positie in die aanleunt bij de richtlijnen van de Europese Raad en de Raad waardoor

zij mede invloed uitoefent op de onderhandelingen.

169. Ook al heeft het Parlement dan wel geen formele bevoegdheid om zich in de Brexit-

onderhandelingen te mengen, deze beschikt wel over de bevoegdheid om de uiteindelijke deal tussen de

EU en het VK al dan niet goed te keuren.212 Een zekere invloed van het Europees Parlement in de

onderhandelingen is dus reëel213 en uit zich via inter-institutionele dialoog tussen het Parlement en de

Commissie.

3.3. Uittredingstermijn

170. Vanaf de kennisgeving start tevens de twee jaar durende uittredingstermijn.214 Tijdens deze periode

kunnen de partijen onderhandelen volgens de procedure die hiervoor reeds werd uiteengezet over een

terugtrekkingsakkoord. Deze periode geeft zowel de EU als de terugtrekkende lidstaat de mogelijkheid

om zich aan de nieuwe situatie aan te passen.215 Indien binnen deze termijn niet tot een overeenkomst

gekomen wordt, zullen de verdragen, na afloop van deze opgegeven termijn van twee jaar, niet meer

van toepassing zijn binnen het VK. Indien dit het geval is, spreken we van een eenzijdige terugtrekking

waarover in volgend onderdeel meer.

171. Onder artikel 50(3) VEU heeft de Europese Raad de bevoegdheid de termijn van twee jaar te

verlengen onder de voorwaarde dat de Raad deze verlenging beslist met unanimiteit van de stemmen en

met instemming van de betrokken lidstaat in casu het VK. Daarbij wordt nergens in het artikel vermeld

op welk moment deze verlenging gedaan kan worden. Het is dus perfect mogelijk dat net vóór de

tweejarige periode ten einde komt, men deze nog verlengt. Maar ook omgekeerd is het mogelijk om

reeds bij aanvang van de terugtrekkingsonderhandelingen de termijn te verlengen. Een alternatief zou

kunnen zijn dat reeds bij de aanvang van de onderhandelingen één of meer voorwaardelijke verlengingen

worden afgesproken.216 Tevens staat nergens vermeld voor hoelang deze periode mag verlengd worden.

Dit kan bijgevolg leiden tot een situatie zonder einde indien men beslist om de periode te verlengen voor

onbepaalde duur.

212 M. DE LA BAUME “European Parliament outlines its post-Brexit vision”, Politico 2018,

https://www.politico.eu/article/european-parliament-brexit-guy-verhofstadt-outlines-its-post-brexit-vision/ 213 D. HARVEY ‘What Role for the European Parliament under article 50 TEU’, ELR 2017, 594. 214 Artikel 50(3) VEU. 215 R. A. WESSEL “De procedure om de Europese Unie te verlaten – een interpretatie van artikel 50”, SEW

2017, Brexit-reeks nr.1, 7. 216 A. CRUYVERS, “Artikel 50 VEU en Brexit : de juridische contouren voor een politiek drama”, NtEr, 2016,

nr.7, 225.

Page 58: EEN INTERPRETATIE VAN ARTIKEL 50 VEU IN HET KADER VAN … · Toen ik in 2017 mijn Erasmus in Schotland ervoer, beleefde ik het hele gebeuren van dichtbij. Het onbekende terrein van

52

172. De deadline voor de uittreding van het VK ligt momenteel op 30 maart 2019, dit is dus twee jaar

na de kennisgeving op grond van artikel 50(2) VEU. Dit werd in de richtlijnen van de Europese Raad

aangekondigd en tot op heden nog niet aangepast. In de rechtsleer alsook in de media circuleert wel de

redenering dat zo een tweejarige termijn veel te kort is om zo een complexe materie volledig af te

handelen. In het ontwerp van het uittredingsverdrag dat door de Commissie werd opgemaakt, werd in

artikel 168 wel voorzien in een overgangsperiode.217 Dit heeft echter geen betrekking op enige

verlenging van de tweejarige termijn onder artikel 50 VEU maar geeft de onderhandelingspartijen enkel

de tijd om hun toekomstige relatie in de tweede fase verder op punt te stellen en maakt het tevens voor

het VK mogelijk om haar nationale wetgeving aan te passen.

3.4. Hoe eenzijdig kan een uittreding zijn?

173. Met het Verdrag van Lissabon werd de mogelijkheid gecreëerd om op een eenzijdige wijze de EU

te verlaten. Het blijft echter de vraag wat juist met ‘eenzijdig’ bedoeld wordt. In de literatuur werden

hier verschillende hypotheses over geformuleerd. De interpretatie ervan kan enerzijds gebaseerd worden

op een louter tekstuele opvatting. Beter en realistischer lijkt het mij terug te grijpen naar de bedoeling

van deze bepaling door deze in een constitutionele context te plaatsen. Tot slot wordt ook getoetst aan

de huidige omstandigheden van de Brexit.

174. In een letterlijke interpretatie van de terugtrekkingsclausule, kan een lidstaat eenzijdig uittreden

indien geen van de partijen erin slaagt de onderhandelingen op gang te zetten of enigszins te voltooien

na twee jaar en de Europese Raad tevens naliet deze uittredingsperiode van twee jaar te verlengen.218

Hoewel het onwaarschijnlijk lijkt dat beide partijen erin zouden slagen geen enkele inspanning te leveren

om te onderhandelen over zo een belangrijke en ingrijpende kwestie, zullen de wettelijke en

economische gevolgen in het geval van een eenzijdige uittreding sowieso van aanzienlijke aard zijn. Het

zal in hoofde van de uittredende lidstaat tevens een enorme organisatie vragen om een nieuw wettelijk

systeem te ontwikkelen dat volledig los van het EU-recht staat om niet in een ‘wettelijk gat’ te vallen.219

Daarbij zal deze hele organisatie ook een enorme kost met zich meebrengen.

175. Als men de uittredingsclausule in de historische context plaatst van de EU autonome rechtsorde

samen met de rechtspraak van het Hof van Justitie, kan hieruit afgeleid worden dat een eenzijdige

217 Artikel 168 Ontwerpakkoord over de uittreding van het VK uit de EU en Euratom van 19 maart 2018,

TF50(2018)35, geraadpleegd op 13 april 2018, https://ec.europa.eu/commission/sites/beta-

political/files/draft_agreement_coloured.pdf. 218 A. ŁAZOWSKI, “Unilateral withdrawal from the EU : realistic scenario or a folly?”, Journal of European

Public Policy, 1296. 219 P. NICOLAIDES, “Is withdrawal from the European Union a Manageable option? A review of economic and

legal complexities.”, College of Europe, European Economic Policy Briefings n°28, 2013, 13.

Page 59: EEN INTERPRETATIE VAN ARTIKEL 50 VEU IN HET KADER VAN … · Toen ik in 2017 mijn Erasmus in Schotland ervoer, beleefde ik het hele gebeuren van dichtbij. Het onbekende terrein van

53

uittreding op absolute wijze niet de meest geprefereerde optie kan geweest zijn van de makers van artikel

50 VEU.220 Gezien de functie eerder van symbolische aard zou geweest zijn, kan het in eerste instantie

niet de bedoeling geweest zijn om werkelijk uit te treden, laat staan op absolute wijze.

176. Op dit moment is er reeds een overeenstemming tussen de EU en het VK over de uittreding

bestaande maar moet deze nog in een juridisch uittredingsverdrag gegoten worden. In deel III zal daarop

dieper in detail getreden worden. Er is aldus geen sprake van een absolute eenzijdige uittreding in hoofde

van de uittredende lidstaat, in casu het VK. Daarom is het beter de vraag te stellen in welke mate het

VK haar eigen belangen eenzijdig kan doordrukken.

177. De tekst van de uittredingsbepaling laat enkel toe dat het VK tijdens de onderhandelingen over de

uittreding en bij de goedkeuring door het Parlement enige invloed kan uitoefenen. Tijdens de

onderhandelingen kan het VK in haar standpunten volharden alsook het proces zo veel mogelijk trachten

te rekken. Dit moet echter genuanceerd worden aangezien het VK binnen de marge van loyale

samenwerking alsook binnen het door de richtlijnen uitgewerkte kader van de onderhandelingen moet

handelen. Het VK wordt aldus door de EU-instellingen reeds vóór de start van de onderhandelingen

gestuurd in een bepaalde richting waardoor het VK geen carte blanche heeft. Hoewel het VK bij de

besluitvorming over de goedkeuring door het Parlement haar invloed kan uitoefenen bij de stemming,

moet ook hier deze stelling worden gerelativeerd zoals eerder al werd uiteengezet.221

178. Gedurende de onderhandelingen moest het VK vaak wijken voor de positie van de EU. De

belangrijkste reden daarvoor is dat er binnen het beleid van het VK geen consensus is. Er bestaat geen

gemeenschappelijke politiek over hoe de Brexit vorm zal krijgen. Het blijft dan nog de vraag of het VK

haar positie verder had kunnen doordrijven indien Theresa May een overduidelijke meerderheid tijdens

de verkiezingen van 2017 behaald had.

4. DE STATUS VAN DE UITTREDENDE LIDSTAAT TIJDENS DE

ONDERHANDELINGEN

179. Gegeven dat artikel 50 VEU werd ingeroepen, blijft het nog de vraag welke positie het VK zal

bekleden gedurende de gehele uittredingsprocedure. In dit onderdeel wordt de nadruk gelegd op de

formele status van een uittredende lidstaat tijdens de onderhandelingen. Deze formele status kan zowel

vanuit intern opzicht (de positie in de discussies binnen de Europese Unie) als extern opzicht (de positie

in de onderhandelingen met derde staten) worden bekeken. Bij deze laatste zal enkel worden belicht in

220 A. ŁAZOWSKI, “Unilateral withdrawal from the EU : realistic scenario or a folly?”, Journal of European

Public Policy, 1296. 221 Supra nr.162.

Page 60: EEN INTERPRETATIE VAN ARTIKEL 50 VEU IN HET KADER VAN … · Toen ik in 2017 mijn Erasmus in Schotland ervoer, beleefde ik het hele gebeuren van dichtbij. Het onbekende terrein van

54

welke mate het mogelijk is reeds te onderhandelen met derde niet-lidstaten. Wat de (mogelijke) inhoud

van deze internationale akkoorden kan zijn, komt hier niet aan bod.

4.1. De formele status vanuit intern opzicht

180. Het is logisch dat het VK niet betrokken wordt bij de bepaling van de strategie en de formulering

van het onderhandelingsmandaat aangezien deze lidstaat aan de andere kant van de onderhandelingstafel

zit.222

181. Tot het moment dat het VK de EU verlaat op 30 maart 2019, blijf het VK lid en blijft de

Uniewetgeving van toepassing op en in het VK.223 Dit betekent niet alleen dat het VK onderworpen blijft aan de

EU-verplichtingen zoals bijvoorbeeld de verplichting van loyale samenwerking maar ook andere rechten en plichten op

grond van het Unierecht behoudt waaronder het recht om deel te nemen in de verschillende EU-instellingen.224 Dit recht

wordt echter beperkt door artikel 50(4) VEU:

“4. Voor de toepassing van de leden 2 en 3 nemen het lid van de Europese Raad en het lid van de Raad

die de zich terugtrekkende lidstaat vertegenwoordigen, niet deel aan de beraadslagingen of aan de

besluiten van de Europese Raad en van de Raad die hem betreffen.”

182. In concreto betekent dit dat het VK niet mag zetelen in de Europese Raad en de Raad wanneer

bijvoorbeeld richtlijnen worden uitgevaardigd voor de onderhandelingen. Het is tevens niet toegelaten

dat het VK deelneemt aan de besluitvorming over het uittredingsakkoord binnen de Raad van de

Europese Unie. Dit zijn twee toepassingsgevallen van beraadslagingen of besluiten die de uittreding van

het VK betreffen binnen de Europese Raad en de Raad van de Europese Unie. Dit betekent anderzijds

ook dat het VK wel mag deelnemen aan vergaderingen die andere materies dan de Brexit aanbelangen.

183. Hieruit volgt dat de uittredende lidstaat uitgesloten wordt van bijeenkomsten die rechtstreeks te

maken hebben met de uittreding. Een vraag die evenwel onbeantwoord blijft is of de uittredende lidstaat

mag betrokken worden bij bijeenkomsten die indirect handelen over de Brexit. De reikwijdte van de

beraadslagingen en besluiten die de uittredende lidstaat treffen, kan niet eenduidig uit het artikel worden

afgeleid. ‘Die hem betreffen’ kan slaan op het opstellen van de richtsnoeren van de onderhandelingen,

het onderhandelen en sluiten van het akkoord zelf en de eventuele verleningen van de

222 R. A. WESSEL “De procedure om de Europese Unie te verlaten – een interpretatie van artikel 50VEU”, SEW

2017, Brexit-reeks nr.1, 8. 223 Informele bijeenkomst van de Europese Raad van de 27 van 29 juni 2016,

http://www.consilium.europa.eu/media/20451/sn00060nl16.pdf. 224 A CRUYVERS, “artikel 50 VEU en Brexit : de juridische contouren voor en politiek drama”, NtEr 2016,

nr.7, 226.

Page 61: EEN INTERPRETATIE VAN ARTIKEL 50 VEU IN HET KADER VAN … · Toen ik in 2017 mijn Erasmus in Schotland ervoer, beleefde ik het hele gebeuren van dichtbij. Het onbekende terrein van

55

uittredingstermijn.225 Dit zou echter een restrictieve interpretatie zijn gezien het uittredingsproces meer

beraadslagingen en besluiten inhoudt dan deze die hiervoor werden vernoemd.

184. Tijdens de onderhandelingen over de terugtrekking werden door de Europese Raad naast de

richtlijnen o.g.v. artikel 50(1) VEU nog andere richtsnoeren en aanbevelingen uitgevaardigd zonder

enige tussenkomst van het VK zoals o.a. de beslissing van de Europese raad die de opening van de

onderhandelingen bekrachtigt 226. Hieruit kan dus worden afgeleid dat het gaat om alle beraadslagingen

en besluitvormingen die de terugtrekkende lidstaat direct raken.

185. Artikel 50(4) VEU dat het recht om deel te nemen in de verschillende EU-instellingen beperkt geldt

niet voor alle instellingen. Of liever, de bepaling slaat enkel op de Europese Raad en de Raad van de

Europese Unie maar zwijgt verder over de positie binnen de andere instellingen. Mag men er dan

redelijkerwijze van uitgaan dat het VK zijn positie binnen deze inrichtingen mag behouden? Deze vraag

is relevant voor de positie van het VK binnen de Commissie en het Parlement.

186. Rekening houdend met de bedoeling van de wetgever, diende het vierde lid van de

uittredingsbepaling oorspronkelijk te verhinderen dat de uittredende lidstaat zijn stok achter de deur zou

behouden om de onderhandelingen alsnog te kunnen afbreken. Gezien de aanzienlijke rol van de

Europese Commissie en het Europees Parlement in de Brexit, is het onmogelijk dat het VK haar positie

tijdens de onderhandelingen zou kunnen blijven behouden. Ten eerste omdat het VK geen deel kan

uitmaken van de Commissie, als onderhandelingspartner in naam van de Unie enerzijds en anderzijds

eveneens deel kan uitmaken van het kamp van de uittredende lidstaat. Ten tweede zou de positie die het

Europees Parlement tijdens het proces aanneemt, ongeloofwaardig overkomen indien het VK daarin

betrokken werd. Om die redenen is het ondenkbaar dat een uittredende lidstaat zou kunnen zetelen in de

Europese Commissie en het Europees Parlement gedurende het uittredingsproces.

187. In de praktijk zien we echter dat zowel voor de Commissie als voor het Parlement een aparte

werkgroep wordt opgericht waarin het VK uiteraard niet zetelt. De Europese Commissie als

onderhandelingspartner richtte een taskforce op die belast werd met de taak om de strategische,

operationele, wettelijke en financiële vraagstukken die tijdens de onderhandelingen rijzen, te

coördineren. Ook binnen het Europees Parlement werd een werkgroep opgericht (‘Brexit Steering

group’) die beraadslaagt en resoluties opstelt over het uittredingsproces. Dit gaat enkel over de rol van

het Parlement tijdens de onderhandelingen, maar wanneer er werkelijk gestemd zal moeten worden over

225 Ibid., 224. 226 Besluit van de Raad van 22 May 2017 betreffende de autorisatie van de opening van de onderhandelingen

met het VK over de voorwaarden van een uittreding uit de EU, geraadpleegd op 22 maart 2018,

https://www.consilium.europa.eu/media/21766/directives-for-the-negotiation-xt21016-ad01re02en17.pdf .

Page 62: EEN INTERPRETATIE VAN ARTIKEL 50 VEU IN HET KADER VAN … · Toen ik in 2017 mijn Erasmus in Schotland ervoer, beleefde ik het hele gebeuren van dichtbij. Het onbekende terrein van

56

de goedkeuring van het akkoord, is het niet duidelijk of het VK zal mogen deelnemen aan de stemming

of niet. Op het moment van dit onderzoek, bestaat daarover nog duidelijkheid. Er bestaat daar ook veel

discussie over. Lazowski neemt aan dat hoewel de bepaling er niets over zegt men er redelijkerwijze

van mag uitgaan dat dezelfde regel van artikel 50(4) VEU mag worden toegepast op de leden van het

Europees Parlement van de vertrekkende lidstaat.227 Op grond van artikel 10(2) VEU,

vertegenwoordigen de leden van het Europees Parlement de Unie als één geheel en niet louter de

belangen van Staat waarin ze verkozen zijn.228 Omdat artikel 50 VEU de andere twee instellingen wel

uitdrukkelijk vernoemt, is dit argument overtuigender en het VK dus wel de mogelijkheid te hebben

om haar stem over de goedkeuring uit te brengen. Als we dan echter terugkijken naar de specifieke

besluitvoering binnen het Europees Parlement, zien we dat de invloed van het VK niet peremptoir is.

188. Hieruit kunnen we dus afleiden dat artikel 50(4) VEU niet alleen tekortschiet maar ook twijfel

oproept en daarom enigszins onvolledig is. Dit, omdat enkel rekening gehouden wordt met de rol van

de Europese Raad en de Raad van de Europese Unie, en de rol van de Commissie als

onderhandelingspartner en het Parlement als sleutelfiguur in de besluitvorming, anderzijds volledig aan

de kant geschoven wordt.

4.2. De formele status vanuit extern opzicht

189. De EU is een belangrijke wereldspeler op de internationale markt. Het startpunt van deze

internationale invloed was het Verdrag van Maastricht dat de wettelijke en procedurele grondslagen

voor het Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid vestigde.229 Daarna volgden de

Verdragen van Amsterdam, Nice, en Lissabon die de juridische parameters van het externe beleid van

de EU alleen maar versterkten.230 Vele akkoorden met derde staten fungeren dan ook op het Europees

niveau. Zodra het VK de Unie formeel zal verlaten, zullen deze internationale akkoorden die door de

Unie gesloten werden, niet meer van toepassing zijn binnen het VK. Rekening houdend met de groeiende

globalisatie, is het van belang dat het VK haar positie op internationaal niveau kan bevorderen opdat zij

aan het einde van de rit niet met lege handen achterblijft. De vraag is in welke mate zij reeds tijdens het

uittredingsproces afspraken kan maken met derde staten.

190. Omdat artikel 50 VEU zich hoofdzakelijk focust op de modus operandi van het uittredingsproces,

227 A. ŁAZOWSKI, “Withdrawal from the European Union and alternatives to Membership”, ELR 2012, 528. 228 PEERS S. en HARVEY D., “Brexit : the legal dimension” in C. BARNARD en S. PEERS (eds.), European

Union, 2e editie, New York, Oxford University Press, 2017, 835. 229 A. ŁAZOWSKI, R. WESSEL, “The external dimension of withdrawal from the EU”, RAE – L.E.A. 2016,

afl.4, 625. 230 Ibid., 229.

Page 63: EEN INTERPRETATIE VAN ARTIKEL 50 VEU IN HET KADER VAN … · Toen ik in 2017 mijn Erasmus in Schotland ervoer, beleefde ik het hele gebeuren van dichtbij. Het onbekende terrein van

57

wordt geen aandacht besteed aan de legale positie van de uittredende lidstaat in het internationale veld.231

Daardoor wordt natuurlijk ruimte gecreëerd voor de onderhandelaars om dit in concreto te gaan bepalen.

Hier zal om te beginnen het Europees recht als basis genomen worden om de gewettigde positie van de

vertrekkende lidstaat vorm te geven. Daarna wordt verder ingezoomd op de situatie van de Brexit.

191. Artikel 50(3) VEU toont duidelijk aan dat Europese verdragen van kracht blijven voor de

uittredende lidstaat tot de dag van de eigenlijke uittreding uit de EU232:

“De Verdragen zijn niet meer van toepassing op de betrokken staat met ingang van de datum van

inwerkingtreding van het terugtrekkingsakkoord of, bij gebreke daarvan, na verloop van twee jaar na

de in lid 2 bedoelde kennisgeving, tenzij de Europese Raad met instemming van de betrokken lidstaat

met eenparigheid van stemmen tot verlenging van deze termijn besluit.”

192. Gedurende de gehele onderhandelingsperiode zal het VK gebonden zijn door de algemene

beginselen van het Unierecht waaronder het beginsel van loyale samenwerking, de voorrang en directe

werking van het EU-recht alsook het verbod van discriminatie op grond van nationaliteit. 233 Daarnaast

blijven ook de Europese Verdragen van toepassing. Daaruit volgt dat niets verandert aan de reeds

bestaande bevoegdheidsverdeling tussen het VK en de EU.234

193. De Unie bezit exclusieve bevoegdheden235 en gedeelde bevoegdheden236 voor een reeks domeinen.

Zij is o.a. exclusief bevoegd om internationale akkoorden te sluiten met derde landen betreffende haar

bevoegdheidsdomein.237 Het VK zal dit moeten respecteren. Dit betekent niet dat dit exclusief recht

allesomvattend is, maar het bevat wel cruciale domeinen zoals het Gemeenschappelijk Handelsbeleid

en de Douane-Unie.

“Wanneer de Verdragen op een bepaald gebied een exclusieve bevoegdheid aan de Unie toekennen, kan

alleen de Unie wetgevend optreden en juridisch bindende handelingen vaststellen, en kunnen de

lidstaten zulks slechts zelf doen als zij daartoe door de Unie gemachtigd zijn of ter uitvoering van de

231A. ŁAZOWSKI, R. WESSEL, “The external dimension of withdrawal from the EU”, RAE – L.E.A. 2016,

afl.4, 623-638. 232A. ŁAZOWSKI, R. WESSEL, “The external dimension of withdrawal from the EU”, RAE – L.E.A. 2016,

afl.4, 623-638. 233 A CRUYVERS, “ Artikel 50 VEU en Brexit : de juridische contouren voor en politiek drama”, NtEr, 2016,

nr.7, 226. 234 Ibid., 232. 235 Artikel 3 VWEU. 236 Artikel 4 VWEU. 237 Artikel 3(4) VWEU.

Page 64: EEN INTERPRETATIE VAN ARTIKEL 50 VEU IN HET KADER VAN … · Toen ik in 2017 mijn Erasmus in Schotland ervoer, beleefde ik het hele gebeuren van dichtbij. Het onbekende terrein van

58

handelingen van de Unie.”238 Daaruit volgt dat de uittredende lidstaat tot het moment dat deze formeel

de Unie verlaat, niet bevoegd is om reeds voordien handelsakkoorden – of akkoorden die een andere

exclusieve bevoegdheid van de Unie raken – te sluiten met derde staten.239 Ook voor wat de gedeelde

bevoegdheden betreft, zal het VK beperkt worden door de beginselen en de regels die de verdeling

beheersen.240

194. Theoretisch gezien kan een vertrekkende lidstaat haar positie op de internationale markt dus slechts

organiseren vanaf het moment dat zij werkelijk uit de Unie getreden is. De lidstaten van de EU zijn op

zich geen aantrekkelijke partner op internationaal niveau omwille van de eenvoudige reden dat ze als

één geheel worden beschouwd en niet langer zelf de positie van onderhandelaar bekleden.241 Een

uittreding zou dus tot gevolg kunnen hebben dat een terugtrekkende lidstaat geïsoleerd van de wereld

raakt.

195. Vanaf het moment dat een uittredende staat een internationaal akkoord met een derde staat

ondertekent, schendt hij de exclusieve bevoegdheidsregel van de Unie. Er rest dan nog de vraag of het

stadium van onderhandelen dat de ondertekening voorafgaat, ook kan worden gezien als een schending

van de bevoegdheidsregel. Volgens David is er is namelijk een verschil tussen het louter onderhandelen

en het ondertekenen van een akkoord.242 Het hangt natuurlijk af van hoe je het begrip ‘onderhandelingen’

gaat kwalificeren. Gaat het hier om louter informele contacten of om een gestructureerd proces? Het

Hof van Justitie beoordeelt dit als een schending van het beginsel van loyale samenwerking243 en gaat

daarvoor ver terug gaat naar het begin van de onderhandelingen.244 Het zal dus voor een vertrekkende

lidstaat tijdens het uittredingsproces onmogelijk zijn op grond van artikel 4(3) VWEU om enige

onderhandelingen aan te vatten vóór deze de Unie officieel verlaat.

196. In werkelijkheid is de situatie iets genuanceerder. Tijdens de Brexit-onderhandelingen werd een

onderscheid gemaakt tussen twee termijnen. De eerste termijn, die momenteel lopende is, eindigt op 30

maart 2019, het moment waarop het VK de Unie officieel verlaat. De tweede termijn met name de

overgangsperiode volgt op de eerste en neemt een einde op 31e december 2020.

238 Artikel 2(1) VWEU. 239 A. ŁAZOWSKI en R. A. WESSEL, “The External Dimension of withdrawal from the European Union”,

R.A.E. – L.E.A. 2016, afl. 4, 624-635. 240 A. ŁAZOWSKI en R. A. WESSEL, “The External Dimension of withdrawal from the European Union”,

R.A.E. – L.E.A. 2016, afl. 4, 624-635. 241 Ibid., 240. 242 D. DAVIS, speech 2 February 2016, http://parliamentlive.tv/event/index/bfe52708-fed8-4028-b2b8-

aa8831d173cd?in=12:37:34. 243 Arrest Commission v. Germany, C-433/03, EU:C:2005:462. 244 Arrest Commission v. Sweden, C246/07, EU:C:2010:203.

Page 65: EEN INTERPRETATIE VAN ARTIKEL 50 VEU IN HET KADER VAN … · Toen ik in 2017 mijn Erasmus in Schotland ervoer, beleefde ik het hele gebeuren van dichtbij. Het onbekende terrein van

59

197. Voor de duur van de eerste termijn zal het VK gebonden blijven door het EU-recht. In het ontwerp

van het uittredingsakkoord van 19 maart 2018 werd geen bijzondere status aan het VK toegekend

omtrent de externe betrekkingen zodat we er redelijkerwijze mogen van uitgaan dat het VK tot dan geen

internationale akkoorden kan sluiten met derde staten die binnen de exclusieve bevoegdheid van de Unie

vallen.

198. Tijdens de opmaak van het uittredingsakkoord, wou de Unie dat deze redenering werd

doorgetrokken tot na de overgangsperiode, maar het VK was het daar niet mee eens.245 Op 19 maart

2018 zijn beide partijen dan toch tot een akkoord gekomen waarbij beide partijen toegevingen hebben

gedaan.

199. Volgens artikel 124(4) van het huidig ontwerp van 19 maart, mag het VK tijdens de

overgangsperiode reeds internationale akkoorden onderhandelen, tekenen en ratificeren.246 Deze

akkoorden mogen tevens exclusieve bevoegdheden van de Unie betreffen. Zij mogen deze akkoorden

sluiten op één voorwaarde, namelijk dat deze akkoorden slechts in werking mogen treden of uitwerking

kunnen hebben op het ogenblik wanneer de overgangstermijn is afgelopen, tenzij de Unie het VK

daartoe gemachtigd heeft.

5. THE ENTRY IS NEAR BUT YET SO FAR

5.1. Spijt? Terug naar nul!

200. ‘Indien een lidstaat die zich uit de Unie heeft teruggetrokken, opnieuw om lidmaatschap verzoekt,

is op zijn verzoek de procedure van artikel 49 van toepassing.’247

201. Hieruit volgt dat de uittredingsbepaling uitdrukkelijk voorziet in de mogelijkheid terug in de EU

toe te treden. Het is echter geen automatisch recht. Opdat een staat na zijn uittreding het EU-

lidmaatschap terug kan claimen, zal deze staat terug een aanvraag moeten doen op grond van artikel 49

VEU.

202. De teruggetrokken staat heeft vrijwel vanaf het moment dat hij officieel is uitgetreden de

mogelijkheid om terug lid te worden van de Europese Unie. Er geldt met andere woorden geen

wachttermijn waarbinnen de uitgetreden staat niet mag toetreden. Tijdens de Europese Conventie waar

245 Artikel 124(4) Ontwerp van het terugtrekkingsakkoord van de Commissie van 28 februari 2018 betreffende

het akkoord over de terugtrekking van het VK uit de EU en Euratom , geraadpleegd op 20 maart 2018,

https://ec.europa.eu/commission/sites/beta-political/files/draft_agreement_coloured.pdf. 246 Ibid., 245. 247 Artikel 50(4) VEU.

Page 66: EEN INTERPRETATIE VAN ARTIKEL 50 VEU IN HET KADER VAN … · Toen ik in 2017 mijn Erasmus in Schotland ervoer, beleefde ik het hele gebeuren van dichtbij. Het onbekende terrein van

60

artikel 50 VEU het licht heeft gezien, waren er nochtans twee voorstellen om een bepaalde wachttijd

van vijf jaar in te lassen om enig misbruik van de uittredingsclausule voor kortstondige politieke

beweegredenen te vermijden.248 Hieraan werd echter geen gevolg gegeven. Werd hiermee de doos van

Pandora voor misbruiken geopend?

203. Het zit zo dat een staat pas kan toetreden tot de EU wanneer deze voldoet aan de door de EU

vooropgestelde voorwaarden, waarover in 5.2 meer. Dit zal tevens ook de duur van de

toetredingsprocedure bepalen. Wanneer het VK reeds tijdens de overgangsperiode beslist om zich weer

volledig toe te wijden aan de EU, zal het proces om in te treden minder lang duren dan wanneer de

Withdrawal Bill volledig in het VK werd geïmplementeerd.

5.2. Aan de zijde van artikel 49 VEU

204. ‘Aan de zijde van artikel 49 VEU’ heeft in dit onderdeel een dubbele betekenis. Enerzijds komt

hier de intredingsprocedure aan bod die de tegenovergestelde zijde van de uittredingsprocedure vormt.

Anderzijds wordt aan de hand van een synthese van beide processen, geconstateerd in welke mate beide

procedures aan elkaars zijde staan en wat de uittredingsbepaling eventueel kan leren van artikel 49 VEU.

5.2.1. Situering van de intredingsprocedure

205. In 1957 heeft de Europese wetgever bij de opmaak van het Verdrag van Rome gekozen voor een

intredingsprocedure waarbij de lidstaten een centrale rol spelen.249 Het was initieel niet de bedoeling dat

de EU-instellingen afzonderlijk tussenkwamen in de toetredingsprocedure. Dit is door de jaren heen

sterk veranderd waardoor de instellingen van de EU minstens evenveel bijdragen als de lidstaten

afzonderlijk.

206. Het artikel 49 VEU werd voor het eerst geamendeerd door de Europese Akte, waarbij een rol van

het Europees Parlement in de procedure werd toegekend.250 Nadien werd met de inwerkingtreding van

het Verdrag van Lissabon ook de Europese Raad betrokken bij het proces betrokken. Deze is namelijk

bevoegd om een normatief kader te ontwerpen voor de toetreding alsook de voorwaarden van het EU-

lidmaatschap aan te passen of uit te breiden.251 Er werd geen verdere secundaire wetgeving uitgewerkt

ter aanvulling. In plaats daarvan werd er op het niveau van de Europese instellingen een beleid

248 A. WYROZUMSKA, “Withdrawal from the Union” in H-J BLANKE en S. MANGIAMELI (eds.), The

European Union after Lisbon, Berlijn, Springer, 2012, 361. 249 P. NICOLAIDES “Is Withdrawal from the European Union a manageable option? A review of Economic and

legal complexities”, College of Europe, European Economic Policy Briefings n°28, 2013, 5. 250 Artikel 8 Europese Akte, Pb.L. 29 juni 1987, afl. 169. 251 C. HILLION, “Accession and withdrawal in the law of the European Union” in D. CHALMERS en A.

ARNULL (eds.), The Oxford Handbook of European Union Law, Oxford, Oxford University Press, 2015, 5.

Page 67: EEN INTERPRETATIE VAN ARTIKEL 50 VEU IN HET KADER VAN … · Toen ik in 2017 mijn Erasmus in Schotland ervoer, beleefde ik het hele gebeuren van dichtbij. Het onbekende terrein van

61

uitgewerkt waardoor na de zevende uitbreidingsronde van een efficiënte praktijk kon gesproken

worden.252

5.2.2. Toetreden en Vertrekken : een systematische vergelijking

5.2.2.1. Uitgangspunt

207. Het meest voor de hand liggende onderscheid tussen beide procedures is het uitgangspunt. De

intredingsprocedure beoogt het lidmaatschap van de EU te bekomen terwijl de uittredingsprocedure juist

poogt het lidmaatschap van de Unie van zich af te schudden. Dit lijkt vanzelfsprekend vanuit een

oppervlakkig perspectief, maar wanneer verder in de diepte gekeken wordt, is de situatie veel

complexer.

208. Het doel van artikel 49 VEU is duidelijk : het EU-lidmaatschap verwerven. Door de jaren heen

werden de voorwaarden om toe te treden dan wel gewijzigd, het eindresultaat m.b.t. de rechten en

plichten die men door het lidmaatschap verkrijgt, bleef altijd hetzelfde. Dit is niet het geval bij het proces

waarin een lidstaat de EU verlaat. Hier is de eindbestemming niet bepaald en onzeker.253

209. Dit kan deels verklaard worden door de historische context waarin beide bepalingen zijn ontstaan.

Artikel 49 VEU bestond reeds van bij het prille begin van de EEG waar de intergouvernementele

belangen van de lidstaten nog centraal stonden. Daarentegen ontstond de uittredingsbepaling tijdens het

constitutionele project van de Unie, dat uitmondde in het Verdrag van Lissabon. Het doel van dit

Verdrag bestond erin de lidstaten dichter bij elkaar te brengen om als één geheel te kunnen fungeren en

daarbij de nationale belangen naast zich neer te leggen. De exit-clausule had dan ook slechts een

symbolische functie die duidelijkheid rond het bestaan ervan wou scheppen zonder de effectieve

uitoefening ervan in gedachten te hebben. Een volledige uittredingsconstructie zou enig wantrouwen in

de Unie creëren en het doel van deze Unie in het gedrang kunnen brengen. Dit verklaart de dubieuze

bestemming van de uittredingsbepaling.

5.2.2.2. Verloop van het proces

210. De intredings- en uittredingsprocedure hebben dus niet alleen een tegenovergesteld uitgangspunt

maar tevens een verschillende historische achtergrond. Dit bleek al uit het voorgaande. Desondanks

kunnen deze twee procedures tot op een zekere hoogte naast elkaar worden geplaatst.

252 P. NICOLAIDES “Is Withdrawal from the European Union a manageable option? A review of Economic and

legal complexities”, College of Europe, European Economic Policy Briefings n°28, 2013, 5. 253 P. NICOLAIDES “Withdrawal from the European Union: A typology of effects”, MJ 2013, afl. 2, 212.

Page 68: EEN INTERPRETATIE VAN ARTIKEL 50 VEU IN HET KADER VAN … · Toen ik in 2017 mijn Erasmus in Schotland ervoer, beleefde ik het hele gebeuren van dichtbij. Het onbekende terrein van

62

211. Zowel bij artikel 49 VEU als bij artikel 50 VEU beschikt de staat in kwestie over een vrijwillige

keuze om respectievelijk tot de EU toe te treden of deze te verlaten. Noch bij het ene noch bij het andere

kan de EU daarin enige invloed uitoefenen. Ook zal het voor beide bepalingen de Europese Raad zijn

die kennisneemt van die keuze.

212. Beide procedures vergen eveneens een concrete invulling. Terwijl voor de uittredingsprocedure

nog geen ervaring voorhanden is, werd voor de toetreding door de EU-instellingen een strategisch plan

uitgewerkt. De toetredingsprocedure valt uiteen in twee fases.254 De eerste fase betreft de

ontvankelijkheid. Opdat de aanvraag om toe te treden ontvankelijk is moet de kandidaat-lidstaat voldoen

aan de door de EU-instellingen vooropgestelde Kopenhagencriteria.255 Daarna gaat men over naar de

tweede fase waarin wordt onderhandeld over de voorwaarden van de toetreding.

213. Opdat men kan toetreden tot de Unie moet men tot een toetredingsakkoord komen, dit is een

onderdeel van de procedure. Met andere woorden geldt er een plicht in hoofde van beide partijen om tot

een akkoord te komen. Dit terwijl de uittredingsprocedure enkel een plicht om te onderhandelen in

hoofde van de EU oplegt zonder dat een akkoord bereikt moet worden.

214. In artikel 50 VEU wordt er echter een uittredingstermijn voorzien waarbinnen het gehele

uittredingsproces moet plaatsvinden. Zo’n termijn vinden we niet terug bij de intreding.

215. Globaal gezien vertonen beide procedures dus een aantal gelijkenissen. Toch kan worden

opgemerkt dat de eerste fase van de intredingsprocedure wordt beheerst door inhoudelijke vereisten. De

staat die de EU wil intreden moet aan een hele resem voorwaarden, gebaseerd op EU-recht, voldoen

opdat de aanvraag ontvankelijk kan verklaard worden. Daar waar de uittreding amper substantiële

voorwaarden vooropstelt. De enige inhoudelijke vereiste is terug te vinden in het eerste lid en is

bovendien niet (rechtstreeks) gebaseerd op EU-recht.

5.2.2.3. Besluitvorming

216. Het meest fundamentele verschil op procedureel vlak tussen de twee besproken procedures bevindt

zich in de besluitvorming. Waar het uittredingsbesluit wordt genomen door de EU als één

onlosmakelijke eenheid d.m.v. een gekwalificeerd meerderheid, wordt het toetredingsverdrag gesloten

door alle lidstaten met unanimiteit. Dit heeft uiteraard ook gevolgen voor de ratificatie.

254 C. HILLION, “Accession and withdrawal in the law of the European Union” in D. CHALMERS en A.

ARNULL (eds.), The Oxford Handbook of European Union Law, Oxford, Oxford University Press, 2015, 3. 255 Ibid., 254.

Page 69: EEN INTERPRETATIE VAN ARTIKEL 50 VEU IN HET KADER VAN … · Toen ik in 2017 mijn Erasmus in Schotland ervoer, beleefde ik het hele gebeuren van dichtbij. Het onbekende terrein van

63

217. Hier staat supranationaal tegenover intergouvernementeel. Deze stelling moet echter genuanceerd

worden om twee redenen.

Vooreerst werd voor de onderhandelingen van de tweede fase van de intredingsprocedure een beleid

uitgewerkt voor de lidstaten en de derde staat. Dit zogenaamd ‘strategisch plan’ werd door de EU-

instellingen uitgewerkt en gevolgd.256 Daardoor wordt het proces niet louter en alleen gestuurd door de

lidstaten zelf zodat deze opvatting gerelativeerd dient te worden.

We kunnen de nuance verder doortrekken tot de uittreding. Zoals we bij de Brexit zien, wordt het

uittredingsproces opgedeeld in twee fases. De uittreding op zich wordt wel volledig beheerst door de

EU, maar de gevolgen die in de tweede fase worden onderhandeld, vergen wel een unaniem besluit dat

tevens door alle lidstaten moet geratificeerd worden. Dus ook hier wordt de uittreding niet volledig op

het supranationale niveau beheerst.

5.2.3. Wat kunnen we vandaag leren van artikel 49 VEU

218. Als er één les is die uit de toepassing van artikel 49 VEU kan worden getrokken, dan is het wel dat

men al doende leert. Verder kan ook voor zowel artikel 49 VEU als voor artikel 50 VEU geconcludeerd

worden dat zo ingrijpende materies niet gereduceerd kunnen worden tot één enkele bepaling, maar nood

hebben aan verdere ondersteuning.

219. Welke elementen van de intredingsprocedure vinden we terug in de Brexit? Vooreerst is er bij de

intreding, net zoals bij de uittreding, geen uitgewerkte regeling voorzien. Zowel de intreding als de

uittreding vergen een concrete invulling. Het beleid van de EU-instellingen dat voor de intreding door

de jaren heen werd opgesteld is een handig instrument voor het vlotte verloop van de procedure alsook

een bron van rechtszekerheid. De richtlijnen van de Europese Raad en de Raad alsook de resolutie van

het Europees Parlement stellen een bepaald beleid voorop dat gevolgd moet worden gedurende de

onderhandelingen. Ten tweede wordt bij de intredingsprocedure, in tegenstelling tot bij de uittreding,

geen gebruik gemaakt van een termijn waarbinnen moet worden geprocedeerd. Dit verhindert dat er

tijdsdruk ontstaat bij de opmaak van de intredingsvoorwaarden. In de situatie van de Brexit wil men die

tijdsdruk enigszins opvangen door de invoering van een overgangsperiode.

256 C. HILLION, “Accession and withdrawal in the law of the European Union” in D. CHALMERS en A.

ARNULL (eds.), The Oxford Handbook of European Union Law, Oxford, Oxford University Press, 2015, 6.

Page 70: EEN INTERPRETATIE VAN ARTIKEL 50 VEU IN HET KADER VAN … · Toen ik in 2017 mijn Erasmus in Schotland ervoer, beleefde ik het hele gebeuren van dichtbij. Het onbekende terrein van

64

DEEL III : TOEPASSING OP DE BREXIT : BURGERRECHTEN

220. Na het artikel 50 VEU grondig te hebben bestudeerd, kan overgegaan worden naar de concrete

toepassing ervan in het kader van de Brexit. Dit, met de bedoeling bij te dragen aan de interpretatie van

de terugtrekking uit de Unie. In een gezamenlijk rapport van 8 December 2017 werd reeds een enorme

vooruitgang geboekt in de onderhandelingen binnen artikel 50 VEU. Er werd ondertussen ook al een

ontwerp van het uittredingsakkoord opgemaakt. Dit ontwerp van 19 maart 2018 zal hier als basis dienen

voor de analyse.

221. Dit ontwerp behelst een akkoord dat verschillende aspecten van de uittreding behandelt. De analyse

hier wordt echter beperkt tot één enkel aspect van het akkoord namelijk de consensus rond het

burgerschap.

222. Ook hier is het de bedoeling om de toepassing van het artikel 50 VEU met betrekking tot de

burgerrechten te kaderen binnen de autonome rechtsorde van de EU. Dit betekent dat er geen rekening

wordt gehouden met enige invalshoeken vanuit het internationaal recht.

223. Om te beginnen wordt er ingezoomd op de onderhandelingsfase die concreet over het burgerschap

gaat. Het doel bestaat erin een zekere structuur in de onderhandelingen te vinden. Daarbij wordt gezocht

naar een rode draad gebaseerd op het Europees recht waaraan beide partijen zich kunnen vastklampen.

Daarnaast wordt ook de rol van het Europees Hof aangehaald waarin het vraagstuk over de status van

het ‘EU- burgerschap’ wordt opgeworpen. De kern van de analyse betreft het akkoord dat de

onderhandelaars hebben gesloten over het burgerschap. Hier zal voornamelijk worden stilgestaan bij het

vrij verkeer van personen en meer specifiek het verblijfsrecht. Verder wordt het akkoord met betrekking

tot de burgerrechten getoetst aan twee andere relaties met de EU, met name die van Noorwegen en

Zwitserland. Tot slot plaatsen we het uittredingsakkoord omtrent het burgerschap terug in het kader van

artikel 50 VEU met het oog op het bereiken van een correcte interpretatie ervan.

1. EUROPEES RECHT ALS BASIS TIJDENS DE ONDERHANDELINGEN

224. Op het moment dat de onderhandelingen onder artikel 50 VEU aanvatten, ressorteert het VK nog

onder het recht van de EU. Tot de eigenlijke uittreding zullen de EU-burgers in het VK en de Britten

dus kunnen blijven genieten van de rechten gerelateerd aan hun EU-burgerschap. De volgende vraag

stond in de onderhandelingen over de uittreding centraal: Wat met de burgerrechten na de Brexit?

225. Het artikel 50 VEU zélf vermeldt niets over enige mogelijke instandhouding van het EU-

Page 71: EEN INTERPRETATIE VAN ARTIKEL 50 VEU IN HET KADER VAN … · Toen ik in 2017 mijn Erasmus in Schotland ervoer, beleefde ik het hele gebeuren van dichtbij. Het onbekende terrein van

65

burgerschap na de Brexit. Het lijkt erop dat de makers van deze bepaling hierbij niet hebben stilgestaan.

Het is aldus onduidelijk of deze bestaande rechten behouden kunnen blijven en in welke mate dit

mogelijk is. Wanneer een lidstaat uit de Unie treedt, bestaat er dus in theorie geen concrete waarborg op

het behoud van deze EU-burgerrechten. De onderhandelingspartners missen hier een rode draad. Men

kan zich afvragen of het EU-recht een adequate basis kan vormen om deze leemte op te vullen zodat de

getroffen burgers niet machteloos staan tegenover hun toekomst.

226. Wat staat er nu concreet op het spel voor de Britten en de EU-burgers die respectievelijk in een

EU-lidstaat en in het VK verblijven? Het gaat om het verlies van de bestaande rechten onder het

Europees recht en de status van EU-burger. Samen vormen deze twee aspecten het EU-burgerschap. De

onderhandelingen over de uittreding worden hier geplaatst in de autonome rechtsorde van de EU waarbij

de beginselen en principes die de fundamenten van de Unie uitmaken, van toepassing zijn.

1.1. Plicht in hoofde van de EU instellingen

1.1.1. Gegrond op artikel 50(2) VEU

227. Onderstaande analyse focust zich hoofdzakelijk op de juridische aspecten van de

onderhandelingen. Desondanks mag niet vergeten worden dat ook de politieke belangen van zowel het

VK als de Unie een beslissende rol spelen.

228. Volgens artikel 50(2) VEU rust op de EU de plicht om te onderhandelen over het vertrek van het

VK. Dit werd al eerder uiteengezet in het vorige deel over de analyse van artikel 50 VEU.257 Deze plicht

om te onderhandelen houdt een inspanningsverbintenis in maar vereist geenszins dat de EU tot een

akkoord moet komen met de uittredende lidstaat. Met andere woorden, de EU hoeft enkel een zekere

inspanning om te negotiëren leveren. De vraag is nu wat die ‘inspanning’ juist moet inhouden.

229. In een analyse van Eeckhout en Frantziou is er sprake van een verplichting in hoofde van de EU-

instellingen en de overblijvende lidstaten om de EU-beginselen, de EU-Verdragen en de rechtspraak

van het Europees Hof van Justitie maximaal in ere te houden gedurende de negotiaties over de uittreding

en erna.258 Als we deze verplichting dan terug kaderen in artikel 50(2) VEU, kan gesteld worden dat

opdat de EU voldaan heeft aan haar plicht om te onderhandelen, zij gedurende deze onderhandelingen

de toepassing van het Europees recht ten volle moet ambiëren. De plicht om het Europees recht

257 Supra nr.142. 258 P. EECKHOUT E. FRANTZIOU, “Brexit and Article 50: a constitutional reading”, UCL European Institute,

Working Paper, 2016, 17.

Page 72: EEN INTERPRETATIE VAN ARTIKEL 50 VEU IN HET KADER VAN … · Toen ik in 2017 mijn Erasmus in Schotland ervoer, beleefde ik het hele gebeuren van dichtbij. Het onbekende terrein van

66

maximaal na te streven behelst een middelenverbintenis in hoofde van de EU.

Deze middelenverbintenis kan verder nog kracht worden bijgezet door de plicht van de Unie om in

betrekkingen met derde staten de waarden en belangen van de Unie hoog te promoten met de bedoeling

haar burgers te beschermen.259 Aangezien het VK gedurende de onderhandelingen over de uittreding

nog lid is van de Unie, omvat deze middelenverbintenis naast de bescherming van de EU-burgers ook

de bescherming van de burgers in het VK.

Artikel 50(2) VEU omvat aldus een middelenverbintenis om te onderhandelen in hoofde van de Unie

en deze bevat op haart beurt een middelenverbintenis om het Europees recht te maximaliseren.

230. Aan de andere kant van de onderhandelingstafel zit het VK. Het VK heeft geen formele

verplichtingen tijdens de onderhandelingen op grond van de uittredingsbepaling maar blijft desondanks

wel gebonden door de plicht om loyaal samen te werken.260 Daardoor blijft het VK gedurende de

uittredingsonderhandelingen ook gebonden door het Unierecht en zal het dit eveneens moeten

respecteren. Deze verplichting is echter minder ingrijpend dan de verbintenis die op de Unie rust.

1.1.2. Bescherming van het EU-burgerschap

231. Uit bovenstaande redenering kan er dus een plicht gedistilleerd worden in hoofde van de EU-

instellingen om binnen de negotiaties over de uittreding het Europees recht zoveel mogelijk te

garanderen. Hierna zal vooral op zoek worden gegaan naar wat die plicht inhoudt gedurende de

onderhandelingen.

232. De plicht in hoofde van de Unie-instellingen betreft in se het beschermen van het EU-burgerschap.

Het EU-burgerschap hangt af van de nationaliteit van één van de lidstaten. Indien één van die lidstaten

uit de Unie treedt, kan de logische redenering worden gemaakt dat de burgers die onder die lidstaat

ressorteren hun EU-burgerschap verliezen. Maar hoe zal zich dat in werkelijkheid voordoen? Hier is het

belangrijk om een onderscheid te maken tussen de rechten en de status ingevolge het EU-burgerschap.261

1.1.2.1. Rechten afgeleid uit het EU-recht

233. Het EU-burgerschap bevat een breed spectrum aan rechten voor de burgers van de lidstaten. Deze

rechten situeren zich binnen verschillende domeinen van het EU-recht. Tijdens de onderhandelingen,

259 Artikel 3(5) VEU. 260 Artikel 4(3) VEU. 261 R. GORDON QC en R. MOFFATT, BREXIT : the immediate legal consequences, Londen, The Constitution

Society, 2016, 50.

Page 73: EEN INTERPRETATIE VAN ARTIKEL 50 VEU IN HET KADER VAN … · Toen ik in 2017 mijn Erasmus in Schotland ervoer, beleefde ik het hele gebeuren van dichtbij. Het onbekende terrein van

67

maar ook daarna, moeten de EU-instellingen steeds rekening houden met de Europese Verdragen en het

Europees Handvest.262 Dit vormt dan ook de basis van hun overleg.

234. Artikel 7 van het Europees Handvest garandeert de eerbiediging van het privéleven en het familie-

en gezinsleven. Hiermee wordt meteen een belangrijke discussie geopend. De vraag stelt zich in welke

mate het verblijfsrecht onder de huidige EU-wetgeving in het akkoord over de voorwaarden van de

uittreding moeten worden geïmplementeerd. Hieraan kan artikel 19(1) nog worden toegevoegd, dat

collectieve uitzetting verbiedt. Deze twee bepalingen trachten het verblijfsrecht van de EU-burgers in

het VK en omgekeerd zeker te stellen, maar kunnen alles behalve absoluut worden toegepast. De EU-

Verdragen en secundaire EU-wetgeving gaan hier veel verder op in. Artikel 20-21 VWEU creëren samen

met de richtlijn 2004/38/EC een veel sterker recht van familiehereniging voor EU-burgers en hun

familieleden.263

235. Als EU-burger heeft men het recht zich vrij op het grondgebied van de lidstaten te verplaatsen en

er vrij te verblijven.264 EU-burgers en hun familieleden kunnen maximaal drie maanden op het

grondgebied van een andere lidstaat verblijven zonder enige voorwaarde of formaliteit265 en kunnen dit

tijdelijk verblijf verlengen indien aan de voorgeschreven voorwaarden is voldaan.266 Daarnaast kan

iedere burger van de Unie die gedurende een ononderbroken periode van vijf jaar legaal op het

grondgebied van het gastland heeft verbleven aldaar een duurzaam verblijfsrecht verkrijgen.267

236. De vragen omtrent het verblijfsrecht na de Brexit en wie daaronder ressorteert waren de grootste

uitdagingen gedurende de negotiaties over de voorwaarden van de uittreding. Hierbij is het niet alleen

belangrijk om rekening te houden met de Verdragen en de richtlijnen met betrekking tot de

burgerrechten maar dient men eveneens het beginsel van rechtszekerheid en rechtmatige verwachtingen

in acht nemen. In de richtlijnen voor de Brexit onderhandelingen van de Europese Raad werd alvast

gesteld dat de Unie, alles in werking ging stellen om zoveel mogelijk rechtszekerheid voor de burgers

te bereiken.268 Ook in de Withdrawal Bill trachtte het VK te benadrukken dat zij zoveel mogelijk

262 P. EECKHOUT en E. FRANTIZOU, “BREXIT AND ART 50 TEU: A constitutional reading”, Working

Paper, UCL European Institute, 2016, 18-19. 263 Ibid, 262. 264 Artikel 20 (1) a) VWEU. 265 Artikel 6 Richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende het

recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun

familieleden. 266 Artikel 7(1) Richtlijn 2004/38/EG. 267 Artikel 16(1) Richtlijn 2004/38/EG. 268 Richtlijnen van de Europese Raad van 29 april 2017 ingevolge de kennisgeving van het VK op grond van

artikel 50 VEU, geraadpleegd op 9 april 2018, http://www.consilium.europa.eu/en/press/press-

releases/2017/04/29/euco-brexit-guidelines/.

Page 74: EEN INTERPRETATIE VAN ARTIKEL 50 VEU IN HET KADER VAN … · Toen ik in 2017 mijn Erasmus in Schotland ervoer, beleefde ik het hele gebeuren van dichtbij. Het onbekende terrein van

68

rechtszekerheid wilde bieden aan haar burgers.269 Het is dus belangrijk dat deze zekerheid tot uiting

komt in het akkoord. Dit kan bv. de vorm aannemen van adequate overgangsperiodes, bepaalde

transparante overgangsprocedures en ook nog door duidelijk te stellen wie onder welke overgang valt

zodat de burgers zich op een eenvoudige en toegankelijke manier kunnen aanpassen aan de situatie na

de Brexit.270

237. In de veronderstelling dat de EU-instellingen en in een zekere mate het VK de plicht hebben om

deze burgerrechten onder het Europees recht zo veel mogelijk te garanderen, is het aldus niet mogelijk

om tot een overeenkomst te komen die geen rekening houdt met het EU-burgerschap.271 Zo’n akkoord

zonder enige aandacht daarvoor zou het voorwerp uitmaken van rechterlijke controle van het Hof van

Justitie.272

1.1.2.2. De status van EU-burgerschap

238. Hoe de status van EU burgerschap de Brexit overleeft is een moeilijker op te lossen vraagstuk. Het

al dan niet behouden van deze status treft hoofdzakelijk de burgers van het VK. Voor de EU-burgers in

het VK is het wel zo dat hun EU-burgerschap geherdefinieerd zal worden. Kan de status van het EU-

burgerschap behouden blijven na de Brexit, ook al worden niet alle rechten onder het Europees recht

behouden?

239. De rol van het individu binnen de Unie heeft door de jaren heen aan heel wat belang toegenomen.

Het concept ‘EU-burgerschap’ werd voor het eerst geïntroduceerd door het Verdrag van Maastricht van

1992 waarin staat dat iedere persoon die de nationaliteit van een lidstaat heeft, een burger van de Unie

is.273 Het gevolg daarvan was dat de inwoners van de lidstaten niet langer als een ‘object’ maar als een

‘subject’ werden beschouwd.274 Het Verdrag van Amsterdam heeft het concept nog verder uitgebreid en

eraan toegevoegd dat het burgerschap van de Unie het nationaal burgerschap enkel zal aanvullen maar

verder niet de bedoeling heeft om het te vervangen.275 Het Hof vindt tevens dat deze status van

269 Bill of the HM Government of February 2017 about the United Kingdoms’s Exit from and new partnership

with the European Union, geraadpleegd op 12 februari 2018. 270 P.EECKHOUT en E. FRANTIZOU, “BREXIT AND ART 50 TEU: A constitutional reading”, UCL

European Institute, Working Paper, 2016, 20. 271 Ibid., 270. 272 Ibid., 270. 273 Artikel 8.1 van het Verdrag van Maastricht van 7 februari 1992, O.J.C191. 274 R. RIEDER, “The withdrawal clause of the Lisbon Treaty in the light of EU citizens between disintegration

and integration”, Fordham International Law Journal 2013, VOL 37 ISSUE 1, 161. 275 Verdrag van Amsterdam houdende de wijziging van het verdrag betreffende de Europese Unie, de verdragen

tot de oprichting van de Europese Gemeenschappen en sommige bijbehorende akten van 10 november 1997,

Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen, 25.

Page 75: EEN INTERPRETATIE VAN ARTIKEL 50 VEU IN HET KADER VAN … · Toen ik in 2017 mijn Erasmus in Schotland ervoer, beleefde ik het hele gebeuren van dichtbij. Het onbekende terrein van

69

fundamenteel belang is voor de burgers van de verschillende lidstaten.276

240. De nationaliteit van een lidstaat geldt echter als voorwaarde om als burger het EU burgerschap te

verkrijgen.277 Het EU-burgerschap kent aldus geen autonome status. Desalniettemin hebben de lidstaten

niet de bevoegdheid om te bepalen wie al dan niet toegang krijgt tot die status van het EU-

burgerschap.278

241. Dit maakt dat het Europees Burgerschap een sui generis status heeft.279 In de jaren 70 was er een

voorstel voor een ‘ius soli’ zodat deze status een zelfstandige basis zou krijgen.280 Maar om zo een op

zichzelf staande status te kunnen creëren moet de materie over ‘het verkrijgen en verliezen van de

nationaliteit van een lidstaat’ op Europees niveau geharmoniseerd worden.281 Om dat te kunnen

bereiken, moeten de lidstaten ook bereid zijn om hun soevereiniteit over het nationaal lidmaatschap in

te perken, wat niet zo evident is. Dit voorstel is er dan ook niet doorgekomen waardoor de status van

EU-burgerschap nog steeds afhankelijk blijft van de nationaliteit van de lidstaten.

242. Omdat deze status van het EU-burgerschap slechts afgeleid is, dreigt dus het gevaar dat deze status

van de burgers met de Britse nationaliteit verloren gaat ten gevolge van de Brexit. De basis hiervoor is

terug te vinden in artikel 50(3) VEU. Het zit zo dat o.g.v. artikel 50(3) VEU de Europese Verdragen

twee jaar na de kennisgeving op grond van artikel 50(2) VEU zonder enig uittredingsakkoord niet meer

van toepassing zouden zijn in het VK. Met als gevolg dus dat de status van het Europees burgerschap

voor een groot aantal mensen teniet gaat. Het is daarom van cruciaal belang te weten hoe sterk de status

van het EU-burgerschap staat en in welke mate deze toch enigszins onafhankelijk kan fungeren. Daarbij

kan de vraag gesteld worden of de EU burgers zo een unieke status binnen de EU met een loutere

meerderheid kan worden ontnomen tegen de wil van deze burgers in?282 Het antwoord hierop is niet

eenduidig alsook niet louter afhankelijk van de wil van het VK.283

276 Arrest Grzelczyk v. Centre public d’aide sociale d’Ottignies-Louvain-La-Neuve, C-184/99, EU:C:2001:458,

31; Arrest Baumbast en R v. Secretary of State for Home Department, C-413/99, EU:C:2002:493. 277 P. MINDUS, “European Citizenship after Brexit, Palgrave Studies – Freedom of movement and rights of

residence”, in M. EGAN, N. NUGENT, W. E. PATERSON, Palgrave studies in European Union politics,

Cham, Springer, 2017, 15. 278 P. MINDUS, “European Citizenship after Brexit, Palgrave Studies – Freedom of movement and rights of

residence”, in M. EGAN, N. NUGENT, W. E. PATERSON, Palgrave studies in European Union politics,

Cham, Springer, 2017, 7. 279 Ibid., 278. 280 Ibid., 278. 281 Ibid., 278; B. NASCIMBENE, “Towards a European Law on Citizenship and Nationality?”, in S. O’LEARY

(ed.), Citizenship and nationality status in New Europe, London, Sweet&Maxwel, 1998, 261. 282 R. RIEDER, “The withdrawal clause of the Lisbon Treaty in the light of EU citizens between disintegration

and integration”, Fordham International Law Journal 2013, VOL 37 ISSUE 1, 164. 283 P. EECKHOUT en E. FRANTIZOU, “BREXIT AND ART 50 TEU: A constitutional reading”, Working

Paper, UCL European Institute, 2016, 20.

Page 76: EEN INTERPRETATIE VAN ARTIKEL 50 VEU IN HET KADER VAN … · Toen ik in 2017 mijn Erasmus in Schotland ervoer, beleefde ik het hele gebeuren van dichtbij. Het onbekende terrein van

70

243. Het verlies van het Europees burgerschap werd voor het eerst ter discussie gebracht in de zaak

Rottmann.284 In het volgende onderdeel waarin de rol van het Europees Hof wordt bestudeerd, zal hierop

verder worden ingepikt. Rieder maakte hierbij de redenering dat er een onderscheid moet gemaakt

worden tussen de voorwaarden voor het verkrijgen of verliezen van het Europees burgerschap en de

voorwaarden voor het verkrijgen of verliezen van het nationale burgerschap.285 Zoals reeds werd

gestipuleerd, hangt het EU-burgerschap af van het verkrijgen van de nationaliteit van één van de

lidstaten waarover deze laatsten soeverein beslissen. Daarentegen beslissen zij niet over de voorwaarden

van het Europees burgerschap dat zij daardoor automatisch verkrijgen. Deze bevoegdheid behoort de

Unie toe. Dit kan volgens Rieder analoog worden toegepast op het verlies van het Europees

burgerschap.286 De uittreding is een volledig autonome beslissing van een lidstaat maar dit betekent niet

dat deze uittredende lidstaat kan beslissen dat het EU burgerschap teniet gaat.

244. Hoewel er veel te zeggen valt voor deze redenering, is zij niet waterdicht aangezien een uittreding

uit de Unie niet het verlies van de nationaliteit van de burgers van die lidstaat met zich meebrengt. Hier

gaat het immers om het verlies van de hoedanigheid van lidstaat zonder dat de betrokkene zijn

nationaliteit verliest, zodat de redenering niet volledig analoog is. Om tot eenzelfde conclusie te komen

als die van Rieder lijkt het me beter om een onderscheid te maken tussen de beslissing om tot de Unie

toe te treden of deze te verlaten enerzijds en de beslissing over het daaraan verbonden status van het

EU-burgerschap anderzijds. Het toetreden of uittreden wordt dan gezien als het verkrijgen of

respectievelijk verliezen van de hoedanigheid van lidstaat van de Unie. De toetreding is ook volledig

gebaseerd op de wil van de lidstaten, alsook de uittreding. Maar ook al heeft de toetreding automatisch

de status van het EU-burgerschap tot gevolg, kan deze toetredende staat daarover niet beslissen, niet in

welke mate, en ook niet onder welke voorwaarden. In dezelfde zin zal dan ook de uittredende lidstaat

geen zeggenschap hebben over de verdere instandhouding van het EU-burgerschap na de uittreding.

245. Op grond van deze redenering kan gesteld worden dat het VK geen carte blanche mag hebben om

de status van het EU burgerschap zomaar aan de kant te zetten. De EU heeft hier dus een zekere marge

om deze status alsnog in stand te houden. Aan de andere kant is dit geen garantie op het voortbestaan

van het EU-burgerschap. Er is dus een zekere ruimte voor politieke invulling.

1.1.3. Gestuurd door de Europese Instellingen

246. Deze plicht om het Europees recht te maximaliseren, krijgt uitwerking via richtlijnen, resoluties,

… van de Europese instellingen. Het is tevens belangrijk om stil te staan bij de invloed hiervan op de

284 Infra nr.261. 285 R. RIEDER, “The withdrawal clause of the Lisbon Treaty in the light of EU citizens between disintegration

and integration”, Fordham International Law Journal 2013, VOL 37 ISSUE 1, 172. 286 Ibid., 285.

Page 77: EEN INTERPRETATIE VAN ARTIKEL 50 VEU IN HET KADER VAN … · Toen ik in 2017 mijn Erasmus in Schotland ervoer, beleefde ik het hele gebeuren van dichtbij. Het onbekende terrein van

71

negotiaties.

247. Vóór de onderhandelingen kunnen aanvatten, vaardigt de Europese Raad richtlijnen uit die het

kader van de onderhandelingen onder artikel 50 VEU uiteenzetten. De Europese Raad benadrukt hierbij

dat het recht van elke EU burger om te verblijven, te werken of te studeren in een lidstaat fundamenteel

is voor de Unie. Het is daarom van cruciaal belang dat wederzijdse waarborgen voor de status en de

rechten afgeleid van het EU-recht voor deze burgers in het uittredingsakkoord worden ingebouwd.287

Het gaat voornamelijk over EU-burgers die in het VK verblijven en omgekeerd.

248. Het Europees Parlement voegt daaraan toe dat zij tevens op een billijke en transparante wijze

behandeld moeten worden.288 Deze status en rechten moeten beantwoorden aan de beginselen van

wederkerigheid, recht van symmetrie en non-discriminatie.289 Daarenboven moet de integriteit van het

Unierecht, met begrip van het Europees Handvest voor de grondrechten worden beschermd. Elke

inbreuk op het vrij verkeer van personen vóór de eigenlijke uittreding maakt een schending uit van het

EU recht.290 Via resoluties waarin het Parlement een standpunt inneemt, probeert zij, onder leiding van

Guy Verhofstadt, tevens een zekere invloed uit te oefenen op de onderhandelingen.291

249. In de richtlijnen voor de onderhandelingen benadrukt de Raad dat het akkoord de uit het recht van

de Unie voortvloeiende status en rechten op de datum van de terugtrekking moet waarborgen.292 De

Raad bepaalt daarin eveneens het personeel toepassingsgebied en het wederzijds karakter dat zowel aan

de EU burgers als aan de burgers van het VK moet verleend worden alsook de eerbiediging van de

gelijke behandeling293. Hierbij wordt het Europees recht als basis genomen voor de personele en

materiële werkingssfeer met het oog op het bereiken van rechtszekerheid voor deze burgers.294

287 R. RIEDER, “The withdrawal clause of the Lisbon Treaty in the light of EU citizens between disintegration

and integration”, Fordham International Law Journal 2013, VOL 37 ISSUE 1, 172. 288 Resolutie Europees Parlement van 5 april 2017 over de onderhandelingen met het Verenigd Koninkrijk na de

kennisgeving van het voornemen van dat land om zich uit de Europese Unie terug te trekken, 2017/2569(RSP),

geraadpleegd op 12 april 2018. 289 Ibid., 288. 290 Ibid., 288. 291 Nieuws Europees Parlement van 9 maart 2018 over de betrekkingen EU-VK: rol van het Parlement bij de

Brexit onderhandelingen, geraadpleegd op 12 april 2018, , http://www.europarl.europa.eu/news/nl/headlines/eu-

affairs/20180301STO98930/betrekkingen-eu-vk-rol-van-het-parlement-bij-de-brexit-onderhandelingen. 292 Richtlijnen Raad van de Europese Unie van 22 mei 2017 voor de onderhandelingen over een akkoord met het

Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland over de voorwaarden voor zijn terugtrekking uit de

Europese Unie, 9, geraadpleegd op 12 april 2018. http://data.consilium.europa.eu/doc/document/XT-21016-2017-ADD-1-REV-2/nl/pdf. 293 Richtlijnen Raad van de Europese Unie van 22 mei 2017 voor de onderhandelingen over een akkoord met het

Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland over de voorwaarden voor zijn terugtrekking uit de

Europese Unie, 10, geraadpleegd op 12 april 2018, http://data.consilium.europa.eu/doc/document/XT-21016-

2017-ADD-1-REV-2/nl/pdf 294 Ibid., 288.

Page 78: EEN INTERPRETATIE VAN ARTIKEL 50 VEU IN HET KADER VAN … · Toen ik in 2017 mijn Erasmus in Schotland ervoer, beleefde ik het hele gebeuren van dichtbij. Het onbekende terrein van

72

250. De Commissie, die als onderhandelingspartner werd aangeduid door de Raad, neemt deze

richtsnoeren van de Raad, het Europees parlement en de Europese raad op in haar positie. De positie

van de Commissie benadrukt daarenboven hoofdzakelijk de bescherming van de EU-burgers in het VK

en omgekeerd, die reeds bepaalde rechten onder het vrij verkeer van personen of rechten waarvoor reeds

een procedure werd opgestart, genieten.295

251. Zowel door de Europese Raad als door de Raad werd een vertegenwoordiger aangeduid om elke

onderhandelingssessie over de uittreding bij te wonen.296 Daarnaast werd ook een werkgroep opgericht

door de Raad die erop toeziet dat voor de onderhandelingen de uitgevaardigde richtlijnen worden

nageleefd.297

252. De positie van het VK, aan de andere kant van de onderhandelingstafel, is uiteraard niet gestoeld

op Europees recht. Het VK benadrukt dat zij tot de eigenlijke terugtrekking lid blijft van de Unie en

aldus de Verdragen onder het EU-recht van toepassing zullen blijven op haar burgers.298 Nadat de

uittreding heeft plaatsgevonden, beoogt het VK een nieuw systeem van rechten binnen haar nationaal

rechtssysteem te ontwikkelen voor de EU-burgers die reeds voor de exit verblijven in het VK.

253. Uit het bovenstaande kan worden afgeleid dat de instellingen van de EU alles in werking stellen

om zowel vóór als tijdens de onderhandelingen over de terugtrekking van een lidstaat het behoud van

zowel de rechten als de status onder het Europees recht maximaal na te streven. Zij beklemtonen

voornamelijk de instandhouding van het Europees burgerschap voor EU-burgers en Britten die zich in

respectievelijk in het VK en de EU vrij verplaatst vóór de Brexit.

254. Gedurende de eerste fase wordt het onderhandelingsproces dus volledig gestuurd door de EU-

instellingen. Dit betekent dat hun invloed op de negotiaties onder artikel 50 VEU dan ook enorm is. De

kern van het akkoord over de burgerrechten dat voortvloeide uit de onderhandelingen, en later expliciet

aan bod komt, is gebaseerd op deze richtsnoeren van de EU-instellingen.299 Daaruit volgt dat het

295 Position paper of Commission to the UK TF50(2017) 1/2 of 12 June 2017 on the essential principles on

citizens’ rights , geraadpleegd op 1 maart 2018. 296 K. A. Armstrong, BREXIT TIME – leaving the EU, Why, how and when?, Cambridge, Cambridge University

Press, 2017, 258. 297 Ibid., 296. 298 Position Paper of the HM Government of 26 June 2017 about the united Kingdom’s Exit from the European

Union, Safeguarding the Position of EU Citizens living in the UK and UK nationals living in the EU, 3,

geraadpleegd op 13 april 2018, https://www.gov.uk/government/publications/safeguarding-the-position-of-eu-

citizens-in-the-uk-and-uk-nationals-in-the-eu/the-united-kingdoms-exit-from-the-european-union-safeguarding-

the-position-of-eu-citizens-living-in-the-uk-and-uk-nationals-living-in-the-eu. 299 Communicatie van de Europese Commissie aan de Europese Raad van 8 december 2017 over de vorderingen

met de onderhandelingen die met het Verenigd Koninkrijk worden gevoerd uit hoofde van artikel 50 VEU,

COM(2017) 784 final, https://ec.europa.eu/commission/sites/beta-political/files/1_en_act_communication.pdf.

Page 79: EEN INTERPRETATIE VAN ARTIKEL 50 VEU IN HET KADER VAN … · Toen ik in 2017 mijn Erasmus in Schotland ervoer, beleefde ik het hele gebeuren van dichtbij. Het onbekende terrein van

73

uittredingsakkoord meermaals zal terugvallen op Europees recht.

255. De enige invloedrijke EU-instantie die hier ontbreekt in de het onderhandelingsproces is het Hof

van Justitie. De rol van deze wordt verder onderzocht in het volgende onderdeel.

1.2. Rol van het Hof van Justitie in de kwestie over het EU burgerschap

256. Het uittredingsverdrag moet duidelijk bepalen hoe dit EU-burgerschap moet worden afgedwongen

in de EU en in het VK, maar tot op heden is dit nog niet volledig afgehandeld.300 Men heeft dan wel al

een akkoord bereikt over de burgerrechten, toch is de eerste fase nog niet volledig afgesloten. Tot het

moment dat het uittredingsakkoord in werking treedt, blijft het uittredingsproces fungeren onder EU-

recht en zal deze tevens onder de bevoegdheid van het Europees Hof van Justitie vallen.

257. Een moeilijk vraagstuk waarmee het Hof van Justitie de dag van vandaag geconfronteerd wordt, is

in welke mate het Europees burgerschap behouden zal worden na de Brexit.

Het Hof van Justitie was reeds van het begin een voorstander van het concept ‘EU-burgerschap’ en

droeg ook verschillende malen bij tot de verdere invulling ervan. Om dit te kaderen in de Brexit, wordt

de vraag gesteld of de Britten het Europees burgerschap kunnen inroepen voor het Hof van Justitie als

gevolg van de Brexit. Verder is het eveneens belangrijk stil te staan hoe het Hof hierover kan oordelen.

Mogen we ons verwachten aan een doorbraak in de stijl van het arrest Van Gend en Loos voor wat het

Europees burgerschap betreft?

1.2.1. De ontvankelijkheid van de vraag

258. Begin 2018 zochten vijf Britse burgers die verblijven in Amsterdam naar een antwoord op de

cruciale vraag of de Britten hun EU burgerschap kunnen behouden na de Brexit.301 De eisers wouden

met deze procedure een individuele beoordeling van het Hof bekomen over de compatibiliteit met het

beginsel van proportionaliteit van elk resultaat van de onderhandelingen dat het EU-burgerschap

beperkt.302 De argumenten van deze eisers houden in dat zij reeds gebruik maken van hun fundamenteel

300 Position Paper of the HM Government about the enforcement and dispute resolution – a future partnership

paper, geraadpleegd op 14 april 2018, 12,

https://assets.publishing.service.gov.uk/government/uploads/system/uploads/attachment_data/file/639609/Enforc

ement_and_dispute_resolution.pdf. 301 L. O’CARROL, “British group wins right to take Brexit case to European court”, The Guaridian 2018,

https://www.theguardian.com/politics/2018/feb/07/british-group-wins-right-to-take-brexit-case-to-european-

court. 302 A. ARNULL, “UK nationals and EU citizenship : References to the European Court of Justice and the

February 2018 decisions of the District Court of Amsterdam”, EU law analysis Blog, 28 maart 2018,

http://eulawanalysis.blogspot.be/2018/03/.

Page 80: EEN INTERPRETATIE VAN ARTIKEL 50 VEU IN HET KADER VAN … · Toen ik in 2017 mijn Erasmus in Schotland ervoer, beleefde ik het hele gebeuren van dichtbij. Het onbekende terrein van

74

recht op verblijf en werk in een andere lidstaat, nl. Nederland, en zij op dit moment al schade

ondervinden van de onzekerheid over hun toekomstige wettelijke positie.303 De District rechtbank van

Amsterdam besloot om hierover een prejudiciële vraag te stellen aan het Hof van justitie :

“In welke mate ontneemt de uittreding van het VK uit de EU, in afwezigheid van een akkoord over de

Brexitonderhandelingen, automatisch de status van het EU-burgerschap en de rechten van de burgers

van het VK die daaronder ressorteren.”304

259. Deze prejudiciële vraag aan het Hof zou de ideale gelegenheid geweest zijn om het concept EU-

burgerschap een stap verder in haar evolutie te brengen. Dit gebeurde echter niet, integendeel. Het Hof

verleende daarentegen op 20 februari 2018 een gunst305 aan Nederland om de zaak verder te behandelen

in het Hof van Beroep van Amsterdam. Hoe het Hof van Justitie mogelijks met dit vraagstuk kan

omgaan, zal hier verder worden geanalyseerd.

260. Vooreerst wordt de ontvankelijkheid van deze prejudiciële vraag aangehaald. Met andere woorden,

valt een nationale beslissing dat het verlies van het EU-burgerschap tot gevolg kan hebben, binnen de

jurisdictie van het Hof van Justitie? Het Hof oordeelde al eerder dat het verlies van het EU-burgerschap

wegens de aard en de gevolgen ervan onder het Unierecht valt.306 Dus indien de vijf Britten niet hadden

gevraagd om de zaak terug op nationaal niveau in beroep te laten gaan, kon het Hof dus daadwerkelijk

uitspraak gedaan hebben over de gestelde prejudiciële vragen.

1.2.2. Het belang van Rottmann

261. Het Hof heeft in het verleden nog geen ervaring met de interpretatie van artikel 50 VEU maar heeft

zich wel al uitgesproken over het verlies van het Europees burgerschap. Dit werd voor het eerst door het

Hof van Justitie besproken in de zaak Rottmann.307

De heer Rottmann had oorspronkelijk de Oostenrijkse nationaliteit, die hij kwijtraakte ten gevolge van

het verkrijgen van de Duitse nationaliteit. Kort daarna verloor hij ook de Duitse nationaliteit. De reden

hiervoor was dat de heer Rotmann de Duitse autoriteiten niet had geïnformeerd over het strafrechtelijk

303A. ARNULL, “UK nationals and EU citizenship : References to the European Court of Justice and the

February 2018 decisions of the District Court of Amsterdam”, EU law analysis Blog, 28 maart 2018,

http://eulawanalysis.blogspot.be/2018/03/. 304 Ibid., 303. 305 Conclusie van advocaat-Generaal Warner in Rheinmühlen v Einfuhr-und Vorratsstelle Getreide, C-166/73,

EU:C:1973:162. 306 Arrest Rottmann, C-135/08, EU:C:2010:104, par. 42. 307 Arrest Rottmann, C-135/08, EU:C:2010:104.

Page 81: EEN INTERPRETATIE VAN ARTIKEL 50 VEU IN HET KADER VAN … · Toen ik in 2017 mijn Erasmus in Schotland ervoer, beleefde ik het hele gebeuren van dichtbij. Het onbekende terrein van

75

onderzoek over fraude in Oostenrijk dat tegen hem lopende was gedurende zijn naturalisatie in

Duitsland. Dit zou tot gevolg hebben dat de heer Rottmann staatloos zou worden alsook zijn status als

een EU burger zou verliezen.308 Het Hof reageerde hierop dat wanneer een beslissing van een lidstaat,

in casu Duitsland, het EU-burgerschap aantast, deze beslissing op een proportionele manier dient

genomen te worden.309 Hierbij werd voor het eerst het belang van het EU-burgerschap onder de loep

genomen. Daaraan voegde de Advocaat-Generaal Sharpston in de zaak Zambrano nog toe dat de

uitoefening van de rechten van de EU-burger meer inhoudt dan louter het vrij verkeer van personen.310

Het houdt een uniform geheel in van rechten en plichten binnen de Unie als een rechtsstaat.

262. Daarnaast bestaat er een tendens bij het Hof van Justitie om haar bevoegdheid van rechterlijke

controle aan te wenden om de burgers van de lidstaten te beschermen als zijnde EU-burgers.311 Dit

betekent dat wanneer een lidstaat dreigt zijn normatieve soevereiniteit te gebruiken om zijn nationale

burger- en verblijfsrechten toe te passen op zo’n wijze dat de gevestigde Europese principes en vrijheden

worden geschonden, het Hof deze toepassing van nationaal recht buiten beschouwing kan laten.312 Met

andere woorden, wanneer een conflict ontstaat tussen het nationaal recht voor de burgers en de

fundamentele principes of vrijheden van de EU, zal het Hof voorrang verlenen aan het laatste met de

bedoeling het EU- burgerschap te vrijwaren.313

1.2.3. Doorbraak in de evolutie van het Europees burgerschap?

263. Hoewel het Hof het Europees burgerschap hier van het nationaal burgerschap lijkt los te koppelen,

vertoont de zaak Rottmann toch een aantal verschillen met de situatie van de uittreding o.g.v. artikel 50

VEU.

Eerst en vooral ging het in Rottmann over een staat die lid was van de EU en daarom dus ook deel

uitmaakt van het Europees recht. Er wordt dan ook redelijkerwijze verwacht van een lidstaat dat hij zijn

recht in overeenstemming met het EU-recht toepast.314 Aangezien het VK niet langer onder het Europees

recht zal ressorteren, zal er in de toekomst ook geen basis zijn om de gevolgen van haar nationale

308 Arrest Rottmann, C-135/08, EU:C:2010:104, par. 22-27. 309 Ibid., 308. 310 Conclusie advocaat-generaal Sharpston, Ruiz Zambrano v Office National de l’Emploi, C-34/09,

EU:C:2010:560, par.3. 311 P. L. ANTHARASSIO, S. L. SHAELOU, “EU citizens and its relevance for EU exit and secession” in D.

KOCHENHOV (ed.), EU Citizenship and Federalism: the rol of rights, New York, Cambridge University Press,

2016, 7. 312 Ibid., 311. 313 Ibid., 311. 314 G. DAVIES, “Union citizenship – still European’s destiny after Brexit?”, European Law Blog, 7 juli 2016,

http://europeanlawblog.eu/2016/07/07/union-citizenship-still-europeans-destiny-after-brexit/.

Page 82: EEN INTERPRETATIE VAN ARTIKEL 50 VEU IN HET KADER VAN … · Toen ik in 2017 mijn Erasmus in Schotland ervoer, beleefde ik het hele gebeuren van dichtbij. Het onbekende terrein van

76

beslissingen aan te vechten.

Voorts behelsde Rottmann een individuele beslissing van de Duitse autoriteiten die slechts één persoon

trof terwijl een beslissing om uit te treden een volledige bevolkingsgroep raakt.315

Tot slot is er ook een verschil in draagwijdte. Waar de heer Rottman dreigde staatloos te worden, blijven

de burgers van het VK en de EU-burgers die getroffen worden door de Brexit wel hun nationaal

burgerschap behouden.316 Het verschil is dus dat het bij Rottman ging om een indirect verlies van het

Europees burgerschap terwijl het bij de Brexit gaat over een direct verlies van het EU-burgerschap.317

264. Er mag dus niet te snel van uitgegaan worden dat Rottmann analoog kan toegepast worden op de

situatie van de Brexit. Naast deze feitelijke verschillen tussen beide situaties is het ook nuttig op te

merken dat het Hof van Justitie in de zaak Rottman niet heeft geoordeeld dat het EU-burgerschap ten

gevolge van een uittreding niet kan worden opgeheven. Het Hof heeft enkel geoordeeld dat indien een

nationale beslissing van een lidstaat het Europees burgerschap raakt, deze beslissing proportioneel moet

zijn.318

265. Om de proportionaliteit van de Brexit te beoordelen keren we terug naar het referendum van 23

juni 2016. Het resultaat van het referendum was 52% vóór de uittreding van het VK. Dit is slechts een

kleine meerderheid. Progressieve EU-federalisten zullen beweren dat het verlies van het Europees

burgerschap op grond van een eenvoudige meerderheid disproportioneel is. Hier moet echter worden

opgemerkt dat de beslissing van het VK om uit de Unie te stappen niet louter en alleen gebaseerd werd

op het referendum. De beslissing om uit te treden behelsde een politieke keuze van de Britse Regering

goedgekeurd door het Brits Parlement en gebaseerd op de uitslag van het referendum.319 Daarnaast hoeft

het VK haar uittredingsbeslissing niet te verantwoorden aangezien het een vrijwillige keuze in hoofde

van de uittredende lidstaat is.320 Het lijkt dan ook dat zo een beslissing, gebaseerd op de eigen

constitutionele principes en in lijn met het EU recht, proportioneel is. Hiermee wordt het Rottmann-

argument volledig van tafel geveegd.

315 H. VAN EIJKEN, “EU Citizenship : a slipping anchor to hold on rights Brexit and the consequences for EU

citizens with British nationals”, BEUCITIZEN, 15 februari 2017, http://beucitizen.eu/eu-citizenship-a-slipping-

anchor-to-hold-on-to-rights-brexit-and-the-consequences-for-eu-citizens-with-british-nationality/. 316 P. L. ATHANASSIOU en S. LAULHE SHAELOU, “EU Citizenship and its relevance for EU exit and

secession”, in: D. KOCHENOV (ed.), EU citizenship and federalism, Cambridge, Cambridge University Press,

731-50. 317 R. RIEDER, “The withdrawal clause of the Lisbon Treaty in the light of EU citizens between disintegration

and integration”, Fordham International Law Journal 2013, VOL 37 ISSUE 1, 171. 318 Arrest Rottmann, C-135/08, EU:C:2010:104. 319 K. A. ARMSTRONG, BREXIT TIME – leaving the EU, Why, how and when?, Cambridge, Cambridge

University Press, 2017, 203. 320 Artikel 50(1) VEU.

Page 83: EEN INTERPRETATIE VAN ARTIKEL 50 VEU IN HET KADER VAN … · Toen ik in 2017 mijn Erasmus in Schotland ervoer, beleefde ik het hele gebeuren van dichtbij. Het onbekende terrein van

77

266. Tenslotte mag niet vergeten worden dat de lidstaten, alsook het Europees Parlement ervoor gekozen

hebben om een uittredingsbepaling in de Europese Verdragen te implementeren. Men kan zich afvragen

of de makers zich bij het opstellen van artikel 50 VEU ervan bewust waren dat het EU-burgerschap

hierdoor mogelijks teniet zou gaan. Gezien de symbolische functie die men tijdens de Europese

Conventie hechtte aan de uittredingsbepaling, is het echter twijfelachtig dat men hiermee rekening

gehouden heeft. Toch werden door de jaren heen geen amendementen toegevoegd aan de bepaling en

creëert artikel 50 VEU de dag van vandaag nog steeds uitdrukkelijk de mogelijkheid voor een lidstaat

om uit te treden. Indien het Hof van Justitie zou oordelen dat het Europees burgerschap ook na de

uittreding blijft bestaan, zou het Hof het doel van de uittredingsbepaling miskennen.321 Dit zal in

werkelijkheid niet gebeuren aangezien zo’n arrest meer ingrijpend zou zijn dan Van Gend en Loos en

het Hof hiermee riskeert buiten de perken van haar bevoegdheid te treden.

Het lijkt er dus op dat het Hof niet bevoegd is om het Europees burgerschap boven artikel 50 VEU te

plaatsen. Het zal dus afhangen van de voorwaarden van het uittredingsakkoord zélf of het EU-

burgerschap na de Brexit behouden blijft.

2. CITIZENS, WE HAVE A DEAL!

2.1. Voorstel van 19 maart 2018

267. Op 8 december 2017 vond er een doorbraak plaats in de eerste fase van de Brexit-onderhandelingen.

Er werd een akkoord bereikt over een aanzienlijk aantal aspecten van de uittreding. In een gezamenlijk

rapport werden de overeengekomen onderdelen over de burgerrechten uiteengezet.322 Deze progressie

werd tevens bevestigd door de Europese Raad.323 De consensus behelst dat EU-burgers en Britten,

alsook hun respectievelijke familieleden, hun leven, werk of studie kunnen voortzetten onder dezelfde

voorwaarden als onder het Unierecht.324 Deze burgers moeten ten volle de voordelen genieten van het

verbod van discriminatie op grond van nationaliteit. Zij mogen enkel beperkt worden in hun rechten op

grond van het Unierecht. Dit rapport stelt slechts een informele deal voor die verder nog in een juridische

tekst gegoten moet worden.

321 G. DAVIES, “Union citizenship – still Europeans’ destiny after brexit?”, European Law Blog, 7 juli 2016,

http://europeanlawblog.eu/2016/07/07/union-citizenship-still-europeans-destiny-after-brexit/. 322 Joint report from the negotiators of the European Union and the United Kingdom Government of 8 December

2017 on the progress during phase 1 of the negotiations under article 50 TEU on the United Kingdom’s orderly

withdrawal from the European Union, TF50(2017)19, geraadpleegd op 15 april 2018,

https://ec.europa.eu/commission/sites/beta-political/files/joint_report.pdf. 323 Communicatie van de Europese Commissie aan de Europese Raad van 8 december 2017 over de progressie in

de onderhandelingen volgens artikel 50 VEU met het VK, COM(2017) 784 final, geraadpleegd op 15 april 2018,

https://ec.europa.eu/commission/sites/beta-political/files/1_en_act_communication.pdf. 324 Ibid., 323.

Page 84: EEN INTERPRETATIE VAN ARTIKEL 50 VEU IN HET KADER VAN … · Toen ik in 2017 mijn Erasmus in Schotland ervoer, beleefde ik het hele gebeuren van dichtbij. Het onbekende terrein van

78

268. Vandaag bestaat er een eerste ontwerp van 19 maart 2018, opgemaakt door de Commissie en

nagekeken door het VK. Het ontwerp is allesbehalve definitief en zal in de loop van dit jaar nog verder

worden aangepast. Aangezien er op dit moment dus nog geen definitief akkoord bestaat, zal het

ontwerpakkoord van 19 maart 2018325 (hierna: Akkoord) als basis dienen voor de analyse.

269. De burgerrechten werden juridisch verankerd in deel twee van het Akkoord. De tweede titel ‘Rights

and Obligations’ van het tweede hoofdstuk betreft de kern van het burgerschap na de Brexit en zal hier

kritisch geanalyseerd worden. In dit onderdeel wordt niet alleen het akkoord zelf maar dikwijls ook de

aanloop ernaar met de verschillende standpunten besproken.

270. Het Akkoord treedt normaal gezien in werking op 30 maart 2019. In het Akkoord werd een

overbruggingsperiode opgenomen die van start gaat op de dag van de inwerkingtreding van het Akkoord,

en eindigt op 31 december 2020.326 Deze periode geeft op die manier een zekere ruimte aan beide

partijen om hun rechtssystemen aan te passen aan de nieuwe situatie. Deel twee van dit akkoord treedt

normaal gezien in werking vanaf de overgangsperiode.327 Gedurende deze overgang zal het Europees

recht van toepassing blijven.328

2.2. Het gebruik van Europese concepten

271. De begrippen die in het akkoord worden gehanteerd, moeten geïnterpreteerd worden met

inachtneming van de rechtspraak van het Europees Hof van Justitie.329 De Britse hoven en rechtbanken

zullen bij de toepassing van deze burgerrechten dus rekening moeten houden met bestaande rechtspraak

van het Hof van Justitie.330 Het akkoord moet tevens voorzien in een bepaald mechanisme dat de Britse

hoven en rechtbanken toelaat om indien zij dit noodzakelijk achten, vragen te stellen aan het Hof van

Justitie omtrent de interpretatie van de burgerrechten.331 Tot op heden is hier in het ontwerp van 19 maart

2018 nog geen definitieve consensus over.

325 Ontwerpakkoord over de uittreding van het VK uit de EU en Euratom van 19 maart 2018,

TF50(2018)35, geraadpleegd op 13 april 2018, https://ec.europa.eu/commission/sites/beta-

political/files/draft_agreement_coloured.pdf (hierna : Akkoord). 326 Artikel 121 Akkoord. 327 Artikel 168 Akkoord : deze bepaling is gemarkeerd met een gele kleur, wat betekent dat deze nog kan worden

aangepast. 328 Artikel 122 Akkoord. 329 Joint technical note of the European Commission of 28 September 2017 about the citizens’ right, TF50(2017),

geraadpleegd op 15 april 2018, https://ec.europa.eu/commission/sites/beta-political/files/citizens_rights_-

_comparison_table.pdf. 330Joint report from the negotiators of the European Union and the United Kingdom Government of 8 December

2017 on the progress during phase 1 of the negotiations under article 50 TEU on the United Kingdom’s orderly

withdrawal from the European Union, TF50(2017)19, 7, geraadpleegd op 15 april 2018,

https://ec.europa.eu/commission/sites/beta-political/files/joint_report.pdf. 331 Ibid., 330.

Page 85: EEN INTERPRETATIE VAN ARTIKEL 50 VEU IN HET KADER VAN … · Toen ik in 2017 mijn Erasmus in Schotland ervoer, beleefde ik het hele gebeuren van dichtbij. Het onbekende terrein van

79

272. Daarnaast is het nuttig om de definitie van het concept ‘gaststaat’ hier te vermelden. De gaststaat

betekent voor EU burgers het VK en voor de Britten een lidstaat waarin zij een verblijfsrecht uitoefenen

in overeenstemming met het EU-recht vóór de afloop van de overgangsperiode en met de bedoeling het

recht erna verder uit te oefenen.332

2.3. Personeel toepassingsgebied

273. Het uittredingsakkoord beschermt zowel EU burgers als burgers van het VK.333 Maar niet al deze

burgers vallen onder het Akkoord. Enkel degenen die hun rechten onder het vrij verkeer van personen

binnen het territorium van de EU en het VK uitoefenen vóór de afloop van de overbruggingsperiode

vallen eronder.334

274. Meer specifiek gaat het in eerste instantie over Britse burgers en Unieburgers die hun wettelijk

verblijfsrecht in respectievelijk een EU lidstaat en het VK uitoefenen in overeenstemming met het

Unierecht vóór het einde van de overgangsperiode en hun rechten nadien verder wensen uit te oefenen.335

Het personeel toepassingsgebied wordt verder uitgebreid tot degenen die in het kader van hun werk

reeds vóór de overgangsperiode in het VK en de EU verblijven en dit nadien ook willen verderzetten.336

275. Ook hun familieleden die worden gedefinieerd volgens de richtlijn 2004/38/EG vallen onder de

regeling van het Akkoord.337 Dit betekent dat de bescherming van dit akkoord zich uitstrekt tot de

echtgenoten, wettelijke partners, ouders, grootouders, kinderen, kleinkinderen van de EU-burgers of

Britten en personen die een duurzame relatie hebben met diezelfde burgers.

276. Een punt van discussie, dat vandaag de dag nog steeds niet volledig duidelijk is, betreft de

kwalificatie van deze familieleden bij de bepaling van het personeel toepassingsgebied. Het ging vooral

over de familieleden die pas nadat de overgangsperiode afgelopen is een bepaalde verwantschap krijgen

met of intrekken bij deze EU-burgers of Britten.

332 Artikel 8(c) Akkoord. 333 Artikel 2, (d) Akkoord : UK national means a national of the United Kingdom as defined in the New

Declaration by the Government of the United Kingdom of Great Britain and Northern Ireland of 31 December

1982 on the definition of the term ‘nationals’ together with Declaration No 63 annexed to the Final Act of the

Intergouvernemental conference which adopted the Treaty of Lisbon. 334 S. PEERS, “The beginning of the end? Citizens’ rights in the Brexit ‘sufficient progress’ deal”, EU law

analysis Blog, 9 December 2017, http://eulawanalysis.blogspot.be/2017/12/the-beginning-of-end-citizens-rights-

in.html. 335 Artikel 9, 1, (a) en (b) Akkoord. 336 Artikel 9,1 (c) Akkoord. 337 Artikel 2,(2) Richtlijn 2004/38/EG.

Page 86: EEN INTERPRETATIE VAN ARTIKEL 50 VEU IN HET KADER VAN … · Toen ik in 2017 mijn Erasmus in Schotland ervoer, beleefde ik het hele gebeuren van dichtbij. Het onbekende terrein van

80

277. Het VK was van mening dat deze zogenaamde toekomstige familieleden die in het VK willen

verblijven moeten onderworpen worden aan eenzelfde regeling van niet-EU-onderdanen of onder een

apart immigratieakkoord tussen het VK en de EU. Daarentegen stelde de Unie dat op familieleden, zoals

omschreven in de richtlijn 2004/38/EG, die pas na de uittreding verhuizen naar het VK dezelfde

voorwaarden moeten worden toegepast als de huidige familieleden.338

278. Er is bestaat echter geen discussie over het feit dat kinderen die na de uittreding geboren worden

onder de gunstige voorwaarden van het uittredingsakkoord bij hun ouders moeten kunnen verblijven als

een familielid.339

279. Ook nadat uiteindelijk een akkoord tussen beide partijen werd bereikt, blijven omtrent deze

toekomstige familieleden nog steeds een aantal vragen onbeantwoord. Het gaat dus over de toekomstige

verwantschappen die na de overgangsperiode tot stand zullen komen. Het Akkoord doelt enkel op

familiebanden van de burgers die reeds bestaande zijn vóór de overgangsperiode voorbij is maar houdt

geen rekening met familiebanden die daarna ontstaan. Dit, met uitzondering van toekomstig geboren of

geadopteerde kinderen.340

280. Het lijkt er dus op dat de bescherming voor toekomstige verwantschappen die pas na de

overgangsperiode zijn ontstaan onzeker is en zal afhangen van het nationaal recht. Er werd reeds

gespeculeerd dat dit een vraagstuk is voor de tweede fase.341 Er zal dus mogelijks een immigratieakkoord

bekomen worden dat deze materie verder reguleert.

2.4. Het vrij verkeer van personen en het verblijfsrecht

2.4.1. Situering

281. Het vrij verkeer van personen en het verblijfsrecht worden geregeld door het primair en secundair

338 Joint technical note of the European Commission of 28 September 2017 about the citizens’ right, TF50(2017),

geraadpleegd op 15 april 2018, https://ec.europa.eu/commission/sites/beta-political/files/citizens_rights_-

_comparison_table.pdf. 339 Joint technical note of the European Commission of 28 September 2017 about the citizens’ right, TF50(2017),

geraadpleegd op 15 april 2018, https://ec.europa.eu/commission/sites/beta-political/files/citizens_rights_-

_comparison_table.pdf. 340 S. PEERS “The beginning of the End? Citizens’ rights in the Brexit ‘Sufficient Progress’ deal”, EU analysis

Blog, 9 december 2017, http://eulawanalysis.blogspot.be/2017/12/the-beginning-of-end-citizens-rights-in.html. 341 Communicatie van de Europese Commissie aan de Europese Raad van 8 december 2017 over de vorderingen

in de onderhandelingen volgens artikel 50 VEU met het VK, COM(2017) 784 final, 6, geraadpleegd op 15 april

2018, https://ec.europa.eu/commission/sites/beta-political/files/1_en_act_communication.pdf.

Page 87: EEN INTERPRETATIE VAN ARTIKEL 50 VEU IN HET KADER VAN … · Toen ik in 2017 mijn Erasmus in Schotland ervoer, beleefde ik het hele gebeuren van dichtbij. Het onbekende terrein van

81

Europees recht. Om het Akkoord te kunnen situeren wordt de hypothese gemaakt waarin de

terugtrekking plaatsvindt zonder dat enig uittredingsakkoord werd overeengekomen. In die hypothese,

zal het Unierecht opgeheven worden op de dag dat het VK zich officieel terugtrekt.342

282. Dit betekent in eerste instantie dat de burgers van het VK geen beroep meer kunnen doen op artikel

20-21 VWEU en de richtlijn 2004/38/EG.

Daaruit volgt dat de Britten zich niet meer vrij kunnen verplaatsen in de Unie, maar ook voor wie reeds

verblijft in de Unie zullen de rechten aan banden worden gelegd. Zo zal bijvoorbeeld een Brit die vijf

jaar of langer in een EU lidstaat verblijft, en aldus het recht had onder de EU op een duurzaam verblijf

op grond van de richtlijn 2004/38/EG, zich na de Brexit niet meer kunnen beroepen op die richtlijn.343

Dit duurzame verblijfsrecht op het grondgebied van de EU geldt louter en alleen voor burgers van de

Unie en hun familieleden344. Daaruit volgt dat deze richtlijn niet meer van toepassing is op de burgers

van het VK na de Brexit. Dit, tenzij ze een familielid van een Unieburger zijn. In dat laatste geval hebben

zij een afgeleid recht op verblijf en zal er voor hen in beginsel niet veel veranderen.

Waarop zouden de Britten dan kunnen terugvallen na de Brexit? Het Europees recht geeft in beginsel

de mogelijkheid voor niet-EU-burgers om een status van langdurig ingezetene aan te vragen na vijf jaar

legaal verblijf op grond van de Richtlijn 2003/109/EG. Op grond van deze richtlijn wordt een

verblijfsvergunning toegekend die geldt voor 5 jaar en die op verzoek kan worden verlengd. Voor het

verkrijgen van zo’n status gelden wel een aantal voorwaarden. Deze regeling geldt immers enkel voor

een langdurig verblijf. Tijdelijk verblijf of vrij verkeer wordt hier niet gewaarborgd.

283. In tweede instantie bestaat er geen basis in het huidig Europees recht die de situatie voor de

Europese burgers verblijvende in het VK waarborgt. 345 Voor deze burgers zou een uittreding zonder

akkoord hun situatie nog meer onzeker maken dan die van de Britten. Zij zullen echter terugvallen op

het nationaal recht van het VK.

2.4.2. Een vrij beperkt vrij verkeer van personen

284. De beraadslaging over het vrij verkeer van personen na de Brexit ging niet over één nacht ijs. Beide

342 Artikel 50(3) VEU. 343 Richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende het recht van vrij

verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden,

Publicatieblad van de Europese Unie. 344 Artikel 1(b), Richtlijn 2004/38/EG. 345 A. A. M. SCHRAUWEN, “Burgers en Brexit”, SEW 2017, afl.3, 104-105.

Page 88: EEN INTERPRETATIE VAN ARTIKEL 50 VEU IN HET KADER VAN … · Toen ik in 2017 mijn Erasmus in Schotland ervoer, beleefde ik het hele gebeuren van dichtbij. Het onbekende terrein van

82

partijen waren het dan ook initieel niet met elkaar eens. Het VK opteerde enerzijds voor het behoud van

het vrij verkeer voor alle Britten ook indien zij hun grensoverschrijdende activiteit pas na de

overgangsperiode aanvatten.346 Anderzijds wou de EU dit vrij verkeer beperken tot de Britten die reeds

vóór de afloop van de overgangsperiode hun wettelijk recht op verblijf uitoefenden.347 Uiteindelijk trok

de EU aan het langste eind.

285. Het vrij verkeer van personen is terug te vinden in artikel 12 van het Akkoord. Aangezien het

Europees recht van toepassing blijft gedurende de overgangsperiode, is dit artikel enkel relevant na de

afloop van deze periode.

Het vrij verkeer onder artikel 12 van het Akkoord treft enkel de EU-burgers en Britten samen met hun

familieleden die reeds vóór de afloop van de overgangsperiode het recht hebben om te verblijven in hun

gaststaat.348 Ook moeten zij de bedoeling hebben om na de afloop van deze overgangsperiode hun

verblijfsrecht verder te blijven uitoefenen.349 Dit vrij verkeer is tevens beperkt tot hun gaststaat. Voor

EU-burgers en hun familieleden is dit het VK en voor de Britten en hun familieleden is dit een lidstaat

van de EU.

286. Het vrij verkeer na de overgangsperiode houdt in dat de burgers en hun familieleden die onder het

personeel toepassingsgebied vallen zich vrij kunnen verplaatsten binnen dit beperkte territorium.350 Zij

hoeven daarvoor enkel te beschikken over een geldig paspoort.351 In afwijking van het Europees recht

kan de gaststaat een visum vereisen van familieleden die pas na de overgangsperiode bij de EU-burger

of Britse burger intrekken.352 Deze gaststaat is daarbij wel verplicht deze visa te faciliteren volgens een

bepaalde toegankelijke procedure.353

287. Daarnaast vallen enkel diezelfde burgers die reeds vóór de overgangsperiode in de gaststaat over

een verblijfsrecht beschikken onder het recht op vrij verkeer van werknemers.354 Hier wordt elke vorm

van discriminatie op grond van nationaliteit uitgesloten.355 Tot slot hebben diezelfde burgers ook een

346 Joint technical note of the European Commission of 28 September 2017 about the citizens’ right, TF50(2017),

9, geraadpleegd op 15 april 2018, https://ec.europa.eu/commission/sites/beta-political/files/citizens_rights_-

_comparison_table.pdf. 347 Joint technical note of the European Commission of 28 September 2017 about the citizens’ right, TF50(2017),

9, geraadpleegd op 15 april 2018, https://ec.europa.eu/commission/sites/beta-political/files/citizens_rights_-

_comparison_table.pdf. 348 Artikel 12(1)(2)(3) Akkoord. 349 Artikel c) Akkoord. 350 Artikel 2(1) VWEU. 351 Artikel 13(1) Akkoord, artikel 4(1), 5(1) Richtlijn 2004/38/EG. 352 Artikel 13(3) Akkoord, artikel 4(2), 5(2) Richtlijn 2004/38/EG. 353 Ibid., 352. 354 Artikel 12(1), artikel 45 VWEU. 355 Artikel 45, tweede lid VWEU.

Page 89: EEN INTERPRETATIE VAN ARTIKEL 50 VEU IN HET KADER VAN … · Toen ik in 2017 mijn Erasmus in Schotland ervoer, beleefde ik het hele gebeuren van dichtbij. Het onbekende terrein van

83

vrijheid van vestiging binnen dit territorium die wordt uitgebreid tot de oprichting en het beheer van

filialen, agentschappen en dochterondernemingen.356

288. Het vrij verkeer van personen zal dus na de afloop van de overbruggingsperiode fors worden

ingeperkt. Het is opmerkelijk dat de partijen voornamelijk de huidige situatie wilden beschermen om

zoveel mogelijk rechtszekerheid te creëren voor de burgers die getroffen zullen worden door de Brexit.

Aan de andere kant blijft men zich ook bewust van het feit dat het om een ‘exit’ gaat en het VK niet

enkel van de voordelen kan meenemen zonder ook de gevolgen van haar beslissing te dragen.

2.4.3. Opteren voor een status voor verblijf

289. Het recht om als EU-burger in het VK of als Brit in de EU te verblijven, is één van de meest

besproken materies gedurende de onderhandelingen van artikel 50 VEU en heeft tot veel discussie

geleid.

290. Het verblijfsrecht onder dit uittredingsakkoord, wordt op dezelfde manier toegepast voor de burgers

van het VK in de EU als voor de EU-burgers in het VK. Dat maakt dat de regels voor beide analoog

kunnen worden gehanteerd. Deze eenvormige uitvoering vergroot de transparantie van het akkoord.

Daarbij moet gelijke behandeling van alle EU-burgers die verblijven in het VK en alle Britten die

verblijven in de EU gewaarborgd worden volgens dit uittredingsakkoord.357

291. Het uittredingsakkoord voorziet in een verblijfsrecht op tijdelijke en op permanente basis.

Voor de voorwaarden om een tijdelijk verblijfsrecht te verwerven onder het uittredingsakkoord, wordt

verwezen naar de artikelen 6, 7, 12 en 13 van de richtlijn 2004/38/EC.358 Dit werd quasi volledig

overgenomen en vergt geen verdere uitleg.359

Verder volgt de permanente status. Opdat men recht heeft op een permanent verblijf moeten de burgers

van het VK en de EU, alsook hun familieleden gedurende vijf ononderbroken jaren wettelijk verblijven

in de gaststaat.360 Hier wordt ook verwezen naar de artikelen 16, 17 en 18 van de richtlijn 2004/38/EG.

Men kan deze status enkel en alleen verliezen door vijf opeenvolgende jaren afwezig te zijn in de

gaststaat. Het VK en de lidstaten mogen hiervan echter afwijken. EU-burgers, Britten en hun

356 Artikel 12(1) VWEU, artikel 49 VWEU. 357 Artikel 21 Akkoord. 358 Joint report from the negotiators of the European Union and the United Kingdom Government of 8 December

2017 on the progress during phase 1 of the negotiations under article 50 TEU on the United Kingdom’s orderly

withdrawal from the European Union, TF50(2017)19, 4, geraadpleegd op 15 april 2018,

https://ec.europa.eu/commission/sites/beta-political/files/joint_report.pdf. 359 Artikel 12 Akkoord. 360 Artikel 14(1) Akkoord.

Page 90: EEN INTERPRETATIE VAN ARTIKEL 50 VEU IN HET KADER VAN … · Toen ik in 2017 mijn Erasmus in Schotland ervoer, beleefde ik het hele gebeuren van dichtbij. Het onbekende terrein van

84

respectievelijke familieleden die reeds vóór de aanvang van de overgangsperiode wettelijk in de

gaststaat verbleven maar voor een periode van minder dan vijf jaar, kunnen vanaf het moment dat zij

die vijf jaar hebben bereikt, een beroep doen op die permanente status. Ook hier zijn geen substantiële

verschillen met de richtlijn 2004/38/EG op te merken.

292. Het grootste verschil met het Unierecht zit hem in artikel 17 van het Akkoord. Voor het verkrijgen

van een nieuwe status moet een aanvraag ingediend worden die gepaard gaat met een bepaalde

administratieve procedure waarop aan het einde een verblijfsdocument verstrekt wordt.361 De gaststaat

kan beslissen dat een burger die reeds vóór de overbruggingsperiode verstreken is aan de voorwaarden

voor een verblijfsrecht onder dit akkoord voldoet, geen aanvraag hoeft te doen maar direct zo’n

verblijfsdocument verkrijgt.362

293. Waar de richtlijn 2004/38/EC voorschrijft dat geen verblijfsdocumenten of certificaten als

voorwaarde mogen worden gesteld voor de uitoefening van het verblijfsrecht, om een administratieve

procedure te vervolledigen of als bewijs363, is dit wel het geval in het uittredingsakkoord.364 Volgens

artikel 17 van het Akkoord dient zo’n document als bewijs ten aanzien van derden.

294. Met deze voorwaarde ging de Unie initieel niet akkoord omdat de richtlijn 2004/38/EC dit niet

toelaat. De functie van zo’n document werd door het VK duidelijk gemaakt in een van haar

positiepapers. Daarin wordt gesteld dat alle EU-burgers in het VK een immigratiestatus moeten

bekomen. Zij moeten dat aanvragen aan het Home Office for permission to stay dat hen een document

zal geven als bewijs van hun status.365 Dit document zal de EU-burger in het VK in staat stellen aan

derden te bewijzen dat zij de wettelijke toegang hebben om te leven en te werken in het VK.366 Merk

wel op dat het Akkoord de lidstaten hiertoe niet verplicht zijn en zij dus eveneens een eigen procedure

daarvoor kunnen uitwerken zonder dat enig document wordt afgeleverd.

295. Wanneer een burger van het VK of de EU zo een aanvraagprocedure start, moeten de daarvoor

bevoegde autoriteiten nagaan of deze burger recht heeft op zo een status.367 Daarbij hebben zij geen

361 Artikel 17(1) Akkoord. 362 Artikel 17(4) Akkoord. 363 Artikel 25(1) Richtlijn 2004/38/EG. 364 Artikel 17(1) Akkoord 365 Position Paper of the HM Government of 26 June 2017 about the united Kingdom’s Exit from the European

Union, Safeguarding the Position of EU Citizens living in the Uk and UK nationals living in the EU, 7-8,

geraadpleegd op 15 april 2018, https://www.gov.uk/government/publications/safeguarding-the-position-of-eu-

citizens-in-the-uk-and-uk-nationals-in-the-eu/the-united-kingdoms-exit-from-the-european-union-safeguarding-

the-position-of-eu-citizens-living-in-the-uk-and-uk-nationals-living-in-the-eu. 366 Ibid., 365. 367 Artikel 17(1)(a) Akkoord.

Page 91: EEN INTERPRETATIE VAN ARTIKEL 50 VEU IN HET KADER VAN … · Toen ik in 2017 mijn Erasmus in Schotland ervoer, beleefde ik het hele gebeuren van dichtbij. Het onbekende terrein van

85

discretionaire bevoegdheid. Dus van zodra voldaan is aan de voorwaarden van artikel 12-16 van het

Akkoord, moet de bevoegde autoriteit deze status verlenen.

296. Zo een aanvraagprocedure zal pas van start gaan na de overgangsperiode. De uiterste datum waarop

de aanvraag ten laatste kan worden ingediend mag niet korter zijn dan zes maanden na de afloop van de

overgangsperiode.368 Toch kan de gaststaat voorzien dat er reeds vanaf de inwerkingtreding van het

akkoord zo’n administratieve procedure kan aangevat worden.369 De beslissing over de status die daaruit

voortvloeit kan echter pas na de overgangsperiode uitwerking krijgen.370 Het zou overbodig zijn dat deze

beslissing reeds voordien uitwerking zou krijgen aangezien het EU-recht grotendeels nog van toepassing

is. Indien de beslissing over de verblijfstatus vóór het verstrijken van de overgang wordt geweigerd, kan

deze burger na de afloop van die periode opnieuw een aanvraag doen.371

297. In de administratieve procedure werden verder twee nieuwigheden toegevoegd aan het akkoord die

niet terug te vinden zijn in de richtlijn 2004/38/EG. Een eerste vernieuwing houdt in dat de deadline

voor de aanvraag met één jaar kan worden uitgesteld wanneer de Unie of het VK opmerken dat er in de

gaststaat technische problemen zijn met de uitvoering van de administratieprocedure.372 Men wil

namelijk dat de burger op de meest eenvoudige en transparante manier een status kan bekomen zonder

daarin gehinderd te worden. De tweede innovatie beoogt dat de deadline kan worden verschoven

wanneer redelijke gronden kunnen aantonen dat de burger niet in staat was om binnen de opgegeven

deadline een aanvraag te doen.

298. Voorts verloopt de administratieve procedure gelijkaardig met de procedurele voorschriften van de

richtlijn 2004/38/EG. Het akkoord benadrukt meermaals dat de bevoegde autoriteiten de positieve plicht

hebben om de procedure eenvoudig, kort en kosteloos te houden met de bedoeling deze zo toegankelijk

mogelijk te maken voor de burger.373 Deze autoriteiten moeten daarenboven de burger helpen zijn

procedure tot een goed einde te brengen en zoveel mogelijk misverstanden te vermijden.374

299. De gaststaat kan het verblijfsrecht van een burger en zijn familie proportioneel beperken. Deze

beperking kan worden ingevoerd wanneer een burger op grond van de Openbare Orde, Openbare

veiligheid of Publieke gezondheid ingevolge zijn persoonlijke gedragingen een manifeste bedreiging

voor de samenleving vormt.375 Of deze gedragingen zich voordoen tijdens of na de overgangsperiode

368 Artikel 17(1)(b) Akkoord. 369 Artikel 17a(1) Akkoord. 370 Artikel 17(a)(2) Akkoord. 371 Artikel 17(a)4 Akkoord. 372 Artikel 17(1) (c) Akkoord. 373 Artikel 17(1)(e)(f)(g) Akkoord. 374 Artikel 17(1)(o) Akkoord. 375 Artikel 18(1) Akkoord; artikel 27 Richtlijn 2004/38/EG.

Page 92: EEN INTERPRETATIE VAN ARTIKEL 50 VEU IN HET KADER VAN … · Toen ik in 2017 mijn Erasmus in Schotland ervoer, beleefde ik het hele gebeuren van dichtbij. Het onbekende terrein van

86

maakt geen verschil.376 Voorts kan de gaststaat bepaalde maatregelen ondernemen om het verblijfsrecht

te beëindigen, weigeren of bepaalde rechten te herroepen wanneer een burger dit recht misbruikt of

frauduleus toepast.377 Om zo een beperking van het verblijfsrecht te kunnen doorvoeren moeten de

bevoegde autoriteiten beschikken over de juiste informatie. Om die reden zijn deze instanties bevoegd

om systematisch criminaliteits- of veiligheidscontroles uit te voeren.378 De EU was geen voorstander

van deze controles omdat zij ook niet volgens de richtlijn 2004/38/EG toegelaten zijn.379

2.4.4. Door de mazen van het net

300. Hoewel het Akkoord vaak teruggrijpt naar de richtlijn 2004/38/EG, zullen er bepaalde groepen

mensen zijn van wie men niet zeker is dat zij na de Brexit beschermd zullen worden. Aan de hand van

een aantal illustraties zullen bepaalde situaties worden geschetst waarbij bepaalde mensen worden

getroffen door de Brexit en het risico lopen onder een nationale – en minder gunstige – regeling te zullen

vallen.

301. Een eerste problematiek kan aangetoond worden aan de hand van de zaak Lounes.380 Deze recente

zaak ging over een vrouw met de Spaanse nationaliteit die verhuisde naar het VK en daar leefde voor

20 jaar. Zij kreeg daar de Britse nationaliteit, maar behield ook haar vorige Spaanse nationaliteit. In

2013 leerde ze een man kennen, Mr. Lounes, die de Tunesische nationaliteit bezat. De vrouw trouwde

met Mr. Lounes en wou dat hij bij haar introk in het VK. Het Britse immigratierecht liet dit echter niet

toe dus de vrouw hoopte een beroep te kunnen doen op de richtlijn 2004/38/EG waarin uitdrukkelijk

staat dat een EU-burger die verhuist naar een andere lidstaat dan die van zijn nationaliteit mag vergezeld

worden van deze zijn/haar familie. Het Hof van Justitie oordeelde in deze zaak dat de vrouw ondanks

het feit dat zij de Britse nationaliteit verkregen had, haar rechten onder de richtlijn 2004/38/EG niet zou

verliezen, wat betekent dat Mr. Lounes een recht op verblijf kreeg in het VK.381

De vraag is nu of deze redenering kan worden doorgetrokken naar het uittredingsakkoord.382 Het

Akkoord beoogt hoofdzakelijk de EU-burgers in het VK en de Britten in de EU te beschermen. Daarom

lijkt het alsof EU-burgers die genaturaliseerd werden in het VK, niet onder de bescherming van het

376 Artikel 18(2) Akkoord. 377 Artikel 18(3) Akkoord. 378 Artikel 17(1)(p) Akkoord. 379 Joint technical note of the European Commission of 28 September 2017 about the citizens’ right, TF50(2017),

11, geraadpleegd op 15 april 2018, https://ec.europa.eu/commission/sites/beta-political/files/citizens_rights_-

_comparison_table.pdf. 380 Arrest Toufik Lounes v Secretary of State for the Home Department Request, C-165/16, EU:C:2017:862. 381 Ibid, 380. 382 G. DAVIES, “Lounes, naturalisation and Brexit”, European Law Blog, 5 maart 2018,

http://europeanlawblog.eu/2018/03/05/lounes-naturalisation-and-brexit/.

Page 93: EEN INTERPRETATIE VAN ARTIKEL 50 VEU IN HET KADER VAN … · Toen ik in 2017 mijn Erasmus in Schotland ervoer, beleefde ik het hele gebeuren van dichtbij. Het onbekende terrein van

87

Akkoord vallen.383 Dit is echter niet zo. In het Akkoord wordt gesproken over de burgers die hun

verblijfsrecht in een lidstaat of het VK uitoefenen in overeenstemming met EU-recht vóór het einde van

de overgangsperiode en de bedoeling hebben om dit hierna verder te blijven uitoefenen.384 Dit betekent

dat EU-burgers die reeds de nationaliteit van het VK hebben verkregen eveneens onder de bescherming

van het Akkoord vallen.

302. Een tweede situatie werd reeds in het onderdeel over het personeel toepassingsgebied kort

aangehaald. Het betrof het vraagstuk over de bescherming van toekomstige familieleden. Hier zal dit

vraagstuk aan de hand van een fictieve illustratie worden getoetst aan het verblijfsrecht onder het

Akkoord.

In het VK wordt voorzien in een periode van 2 jaar die aanvangt na de overgangsperiode waarin EU-

burgers die reeds in het VK verblijven een aanvraag kunnen doen voor een status. Stel dat een man die

de Surinaamse nationaliteit draagt in 2023 wenst te trouwen met een Belgische vrouw die reeds vóór de

afloop van de overbruggingsperiode 5 jaar wettelijk verblijft in het VK. Het koppel trouwt in februari

2023 in het VK. De Belgische vrouw had tot 30 december 2022 de tijd om een ‘settled’ status aan te

vragen om zo een permanent verblijfsrecht te verkrijgen. Indien zij dit niet heeft gedaan en dus in januari

alsnog een permanente status wil bekomen, kan zij enkel op grond van artikel 17(1)(d) nog een aanvraag

indienen indien zij grondige redenen kan aantonen die een verlenging van de aanvraagtermijn kunnen

rechtvaardigen. Maar deze bescherming is onzeker.

De Surinaamse man daarentegen die als familielid bij zijn Belgische vrouw wil intrekken na hun

huwelijk in februari 2023, heeft geen recht om nog een immigratiestatus te bekomen. Deze man valt dus

niet meer onder het Akkoord. Hij zal terugvallen op het nationaal recht van het VK of op een eventueel

later immigratieakkoord dat na de Brexit tussen het VK en de EU gesloten wordt. Indien zij reeds vóór

de afloop van de overgangsperiode echtgenoten waren of enige andere familieband hadden op grond

van artikel 2(2) van de richtlijn 2004/38/EG, zou deze man wel onder de bescherming van het Akkoord

vallen.385

Vanaf het moment dat de verwantschap na de overgangsperiode is ontstaan, kunnen deze familieleden

geen aanspraak maken op de beschermingsregeling van het Akkoord. De vraag is of dit enige vorm van

discriminatie uitmaakt? Dit is een mogelijke vraag voor het Hof van Justitie.

303. Tot slot bestaan er nog veel vragen rond hoe de administratieve procedures om een verblijfstatus

383 Ibid., 382. 384 Artikel 9(1),(a) en (b) Akkoord. 385 Artikel 9(1),(e),(ii) Akkoord.

Page 94: EEN INTERPRETATIE VAN ARTIKEL 50 VEU IN HET KADER VAN … · Toen ik in 2017 mijn Erasmus in Schotland ervoer, beleefde ik het hele gebeuren van dichtbij. Het onbekende terrein van

88

te verkrijgen in het VK en de EU vorm zal krijgen.

In het VK werd in de position paper reeds een duidelijk beeld geschetst hoe deze procedure in

werkelijkheid zal verlopen. Toch blijven er veel onzekerheden gepaard gaan met deze procedure. Grote

groepen lopen het risico buiten het verdrag over de voorwaarden van de uittreding te vallen. Dit zal aan

de hand van een voorbeeld worden aangetoond. Een man met Duitse nationaliteit die in het VK verblijft

is plotseling ziek geworden en zijn echtgenote, die ook de Duitse nationaliteit heeft, moest haar baan

opgeven om voor hem en haar gezin te zorgen. Om het financieel rond te krijgen, hadden ze een

aanvullende verzekering. Volgens het recht van het VK heb je ook een comprehensive sickness

insurance nodig, dit is een privéziektekostenverzekering. De EU heeft in 2012 al gezegd dat deze

verzekering niet noodzakelijk is opdat men aanspraak kan maken op een verblijfsvergunning. Toch kan

deze echtgenote hierdoor nu, na zeventien jaar te verblijven in het VK, geen permanente

verblijfsvergunning krijgen. 386 De ‘settled status’ zal ook vervallen.

Bij afwijzing van zo een aanvraag van een ‘settled status’ komen de burgers in de zogenaamde hostile

environment terecht.387 Die is erop gericht om het leven zo moeilijk mogelijk te maken, zodat mensen

zichzelf deporteren.388 Dit wordt gedaan door bankrekeningen te bevriezen en rijbewijzen in te

trekken.389 Dit zal voor veel ongenoegen bij de EU-burgers in het VK zorgen.

Aan de andere kant wordt ook van de EU-lidstaten verwacht dat zij in hun rechtssysteem aanpassen en

zo een administratieve procedure ontwikkelen opdat de Britse burgers die verblijven in een lidstaat hun

rechten onder het akkoord kunnen behouden. Zij hebben 21 maanden de tijd om dit Akkoord te

implementeren.

304. Ondanks het feit dat de richtlijn 2004/38/EG centraal staat in het Akkoord voor wat het

verblijfsrecht betekent, vertoont het Akkoord toch enkele leemten. Voor de EU-burgers en Britten die

respectievelijk in het VK en de EU vóór de afloop van de overgangsperiode een verblijfsrecht genieten

onder het Unierecht zal de situatie niet zoveel veranderen. Zij zullen een bijzondere status van EU-

burgerschap genieten en een groot aantal rechten onder het Unierecht behouden. Er blijft echter een

386 Verslag van een rondetafelgesprek van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 19 april 2018 over de

mogelijke gevolgen van de Brexit voor de burgers, bedrijven, overheidsdiensten en maatschappelijke

organisaties, geraadpleegd op 5 mei 2018,

https://www.tweedekamer.nl/debat_en_vergadering/commissievergaderingen/details?id=2018A01108. 387 Verslag van een rondetafelgesprek van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 19 april 2018 over de

mogelijke gevolgen van de Brexit voor de burgers, bedrijven, overheidsdiensten en maatschappelijke

organisaties, geraadpleegd op 5 mei 2018,

https://www.tweedekamer.nl/debat_en_vergadering/commissievergaderingen/details?id=2018A01108. 388 Ibid., 387. 389 Ibid., 387.

Page 95: EEN INTERPRETATIE VAN ARTIKEL 50 VEU IN HET KADER VAN … · Toen ik in 2017 mijn Erasmus in Schotland ervoer, beleefde ik het hele gebeuren van dichtbij. Het onbekende terrein van

89

grote groep over die niet beschermd wordt door het Akkoord en dus op dit moment in onzekerheid leeft.

Hoewel de getroffen burgers gedurende de overgangsperiode nog beschermd zullen worden door het

EU-recht, valt het af te wachten of de onderhandaars gedurende de onderhandelingen van de tweede

fase een oplossing voor deze situaties in petto hebben.

2.5. Andere aspecten van het Akkoord

305. Hierna worden de andere aspecten van het tweede deel van het Akkoord kort uiteengezet. Ook hier

streefden de onderhandelingspartijen naar rechtszekerheid. Om die reden zal ook hier het Europees recht

als basis dienen.

2.5.1. Recht op werk

306. Het recht op werk omvat zowel de rechten voor werknemers als voor zelfstandigen.

307. De werknemers in de gaststaat genieten van de rechten onder artikel 45 VWEU en de EU

Verordening nr. 492/2011390. Het gaat eveneens om de werknemers die vóór de overgangsregeling over

een verblijfsrecht beschikken. Deze rechten worden echter beperkt op grond van artikel 45(3) en (4)

VWEU.391 Het begrip werknemer wordt daarbij heel ruim geïnterpreteerd en omvat tevens deeltijdse

werknemers, stagiaires,.. zolang ze werkelijk en effectief werk verrichten. Zelfstandigen genieten

daarnaast van de rechten in artikel 49 en 55 VWEU met de beperkingen onder 51 VWEU en 52

VWEU.392 Beide regelingen zijn ook van toepassing op grensarbeiders en zelfstandige

grensarbeiders.393

2.5.2. Professionele kwalificaties

308. Het Akkoord maakt een onderscheid tussen beroepskwalificaties die reeds erkend werden vóór de

afloop van de overgangsperiode en beroepskwalificaties waarvoor een aanvraag tot erkenning tijdens de

overgang werd ingediend en de procedure na de afloop nog gaande is.

309. De eerste soort beroepskwalificaties van EU-burgers en Britten die reeds erkend werden in hun

gaststaat, moeten ook na de overgang behouden blijven. Deze burgers moeten tevens de mogelijkheid

behouden om dit beroep uit te oefenen zoals de burgers van de gaststaat.

390 Verordening nr. 492/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 27 mei 2011 betreffende het vrij

verkeer van werknemers binnen de Unie, Publicatieblad van de Europese Unie, 1. 391 Artikel 22(1) Akkoord. 392 Artikel 23(1) Akkoord. 393 Artikel 22(1), 23(1) Akkoord.

Page 96: EEN INTERPRETATIE VAN ARTIKEL 50 VEU IN HET KADER VAN … · Toen ik in 2017 mijn Erasmus in Schotland ervoer, beleefde ik het hele gebeuren van dichtbij. Het onbekende terrein van

90

310. Voor de tweede soort kan een erkenning van een beroepskwalificatie na de overgangsperiode

worden verleend indien de aanvraag werd gedaan vóór de afloop van deze periode.394

311. Het akkoord betreft verschillende soorten categorieën beroepskwalificaties. Een eerste categorie

bevat de erkenning van een beroepskwalificatie voor personen die hun vrijheid van vestiging

uitoefenden.395 Een tweede categorie betreft de erkenning van advocaten die de toegang en de titel

kregen om hun beroep uit te oefenen in de gaststaat.396 Ook de erkenning van statutaire auditeurs valt

onder dit akkoord.397 Een laatste categorie omvat de erkenning van zelfstandigen en tussenpersonen die

handel drijven of verantwoordelijk zijn voor de distributie van giftige producten of die activiteiten

uitvoeren die het professionele gebruik van giftige stoffen betreffen.398

2.5.3. Coördinatie van de sociale zekerheid

312. De coördinatie van de socialezekerheidsregeling wordt beheerst door artikel 48 VWEU, de EU-

Regulatie nr. 883/2004 en EU-Regulatie nr. 987/2009. Deze regeling, die gegrond is op Europees recht

zal volledig worden overgenomen in het akkoord.399

313. Vooreerst geldt deze Europese sociale zekerheidsregeling voor de EU-burgers en Britten samen

met hun familie die onder de wetgeving ressorteren van respectievelijk het VK en een lidstaat.400 Verder

strekt het personeel toepassingsgebied zich uit tot de EU-burgers en Britten met hun familie die

respectievelijk in het VK en in een lidstaat verblijven vóór de overgangsperiode is verstreken maar onder

de wetgeving van respectievelijk diezelfde lidstaat en het VK vallen.401 De EU-burgers en Britten die

aan het einde van de overgangsperiode een activiteit ontplooien als werknemer of zelfstandige in

respectievelijk het VK en een lidstaat maar nog onder de nationale wetgeving vallen van respectievelijk

hun lidstaat en het VK, kunnen geen aanspraak maken op deze sociale zekerheidsregeling onder dit

394 Artikel 26 Akkoord. 395 Artikel 25(1)(a), Tittel III Richtlijn 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 september

2005 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties. 396 Artikel 25(1)(b), artikel 10(1) en (3) Richtlijn 98/5/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16

februari 1998 ter vergemakkelijking van de permanente uitoefening van het beroep van advocaat in een andere

lidstaat dan die waar de beroepskwalificatie is verworven. 397 Artikel 25(1)(c), artikel 14 Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2006

betreffende de wettelijke controles van jaarrekeningen en geconsolideerde jaarrekening. 398 Artikel 25(1)(d), Richtlijn 74/556/EEG van de Raad van 4 juni 1974 betreffende de overgangsmaatregelen op

het gebied van de werkzaamheden welke ressorteren onder de handel en in de distributie van giftige producten

en de werkzaamheden die het beroepsmatig gebruik van die producten meebrengen met inbegrip van de

werkzaamheden van tussenpersonen. 399 Artikel 29(1) Akkoord. 400 Artikel 28(1)(a),(b) Akkoord. 401 Artikel 28(1)(c),(d) Akkoord.

Page 97: EEN INTERPRETATIE VAN ARTIKEL 50 VEU IN HET KADER VAN … · Toen ik in 2017 mijn Erasmus in Schotland ervoer, beleefde ik het hele gebeuren van dichtbij. Het onbekende terrein van

91

akkoord.402 Deze burgers worden van het personeel toepassingsgebied uitgesloten. Burgers die niet

binnen het personeel toepassingsgebied vallen kunnen toch nog onder deze regeling vallen in bepaalde

situaties uiteengezet in het akkoord. Hierop wordt niet verder ingegaan.

2.6. Interpretatie en uitwerking

2.6.1. Eenvormige interpretatie

314. Het is noodzakelijk voor de rechtszekerheid van de burgers die onder het Akkoord ressorteren, dat

er een consistente interpretatie op een consequente manier wordt toegepast. Het Akkoord met betrekking

tot de burgerrechten grijpt hoofdzakelijk terug naar EU recht. Hierover bestond lang onenigheid tussen

beide partijen. De EU schoof meteen het Hof van Justitie naar voren als mogelijke bewaker van de

interpretatie van het Akkoord, maar dit paste echter niet in de visie van het VK. Het VK verzette zich

echter tegen elke vorm van jurisdictie van het Hof van Justitie over het Akkoord.403 Ook in de

Withdrawal Bill van het VK wordt meermaals benadrukt dat het Hof geen enkele rol mag spelen in de

interpretatie of toepassing van het Akkoord na de Brexit.404

315. Er is momenteel nog geen exacte overeenstemming over de jurisdictie van het Hof van Justitie in

het Akkoord over de uittreding behalve voor het onderdeel van de burgerrechten. Hiervoor heeft het VK

een enorme stap opzij moeten zetten. De reden voor deze toegeving is onbekend maar het lijkt erop dat

de politieke onenigheid binnen het VK hierin wel een rol heeft gespeeld.

316. Men is dan ook overeengekomen dat het Hof van Justitie, als ultieme arbiter van het Unierecht,

bevoegd zal zijn om dit akkoord consequent te interpreteren.405 Het VK zal dus ook nadat de

overgangsperiode is verstreken, rekening moeten blijven houden met de rechtspraak van het Hof van

Justitie.406 Zoals al eerder werd vermeld, moeten de hoven en rechtbanken van het VK de mogelijkheid

402 Artikel 28(1)(e) Akkoord. 403 Position paper of the HM Government of 26 June 2017 about the United Kindom’s exit from the European

Union: safeguarding the position of EU citizens living in the UK and UK nationals living in the EU,

geraadpleegd op 14 april, https://www.gov.uk/government/publications/safeguarding-the-position-of-eu-citizens-

in-the-uk-and-uk-nationals-in-the-eu/the-united-kingdoms-exit-from-the-european-union-safeguarding-the-

position-of-eu-citizens-living-in-the-uk-and-uk-nationals-living-in-the-eu. 404 Bill of the HM Government of February 2017 about the United Kingdoms’s Exit from and new partnership

with the European Union, geraadpleegd op 12 februari 2018. 405 Joint report from the negotiators of the European Union and the United Kingdom Government of 8 December

2017 on the progress during phase 1 of the negotiations under article 50 TEU on the United Kingdom’s orderly

withdrawal from the European Union, TF50(2017)19, 4, geraadpleegd op 15 april 2018,

https://ec.europa.eu/commission/sites/beta-political/files/joint_report.pdf. 406 Position paper of the HM Government of 26 June 2017 about the United Kindom’s exit from the European

Union: safeguarding the position of EU citizens living in the UK and UK nationals living in the EU,

geraadpleegd op 14 april, https://www.gov.uk/government/publications/safeguarding-the-position-of-eu-citizens-

in-the-uk-and-uk-nationals-in-the-eu/the-united-kingdoms-exit-from-the-european-union-safeguarding-the-

position-of-eu-citizens-living-in-the-uk-and-uk-nationals-living-in-the-eu.

Page 98: EEN INTERPRETATIE VAN ARTIKEL 50 VEU IN HET KADER VAN … · Toen ik in 2017 mijn Erasmus in Schotland ervoer, beleefde ik het hele gebeuren van dichtbij. Het onbekende terrein van

92

krijgen om vragen te stellen aan het Hof omtrent de interpretatie van het Akkoord. Het is immers van

cruciaal belang dat er een juridische dialoog ontstaat tussen de hoven en rechtbanken van het VK en het

Hof van Justitie zodat het Akkoord correct wordt uitgevoerd.407

2.6.2. Implementatie

317. Het Akkoord moet eveneens op een adequate en efficiënte manier worden geïmplementeerd en

toegepast in de EU en het VK. Aan de zijde van de EU zal de Commissie, als behoeder van het Europees

recht, erop toezien dat het Akkoord correct wordt toegepast door de lidstaten in overeenstemming met

de Verdragen. Aan de zijde van het VK moet een onafhankelijke autoriteit erop toezien dat het Akkoord

correct wordt geïmplementeerd.408 Beiden, zowel de Commissie als de onafhankelijke autoriteit van het

VK, staan onder toezicht van een gezamenlijk Comité.409 Minimum één keer per jaar komen deze drie

instanties samen om de stand van zaken in de implementatie en toepassing van het Akkoord te

bespreken.410

318. De bepalingen in het Akkoord hebben directe uitwerking in de EU en het VK.411 Dit betekent voor

de Unie dat de bepalingen van het Akkoord rechtstreeks van toepassing zijn in de lidstaten en de burgers

zich hierdoor rechtstreeks kunnen beroepen op het Akkoord voor de nationale rechter. Dit principe van

directe werking ligt bij het VK wat moeilijker.

319. Het VK hanteert immers een duaal rechtssysteem wat betekent dat een internationaal verdrag pas

uitwerking krijgt in het VK wanneer dit in nationaal recht werd omgezet. De ‘European Community

Act’ (Hierna: ECA), uitgevaardigd door het Brits Parlement, heeft in 1972 bij de intreding van het VK

in de EU ervoor gezorgd dat het Europees recht direct uitwerking zou krijgen in het VK. Aangezien

deze ECA met de Brexit helemaal hervormd zal worden, betekent dit dat een Verdrag zoals het

uittredingsverdrag, in het VK zal worden beschouwd als een internationaal Verdrag dat eerst

geconverteerd moet worden naar nationaal recht. 412 Met andere woorden kunnen de EU-burgers zich

pas beroepen op het Akkoord nadat het is omgezet in nationaal recht.413 Eens deze omzetting gebeurd

407 Ibid., 406. 408 Ibid., 406. 409 Artikel 157(1) Akkoord. 410 Artikel 157(3) Akkoord. 411 Artikel 157(3) Akkoord. 412 Technical note of the HM Government of June 2017 implementing the withdrawal agreement, 2,

geraadpleegd op 17 april 2018,

https://assets.publishing.service.gov.uk/government/uploads/system/uploads/attachment_data/file/628116/Techni

cal_note_implementing_the_withdrawal_agreement_FINAL.pdf. 413 Technical note of the HM Government of June 2017 implementing the withdrawal agreement, 2,

geraadpleegd op 17 april 2018,

https://assets.publishing.service.gov.uk/government/uploads/system/uploads/attachment_data/file/628116/Techni

Page 99: EEN INTERPRETATIE VAN ARTIKEL 50 VEU IN HET KADER VAN … · Toen ik in 2017 mijn Erasmus in Schotland ervoer, beleefde ik het hele gebeuren van dichtbij. Het onbekende terrein van

93

is, zal het gedeelte van het Akkoord over de burgerrechten het nationaal recht van het VK aan de kant

kunnen schuiven indien het inconsistent en onverenigbaar is met wat het Akkoord voorschrijft.414

320. Het VK heeft tot het einde van de overgangsperiode de tijd om de definitieve versie van het

uittredingsakkoord te implementeren in haar nationale rechtsorde. De moeilijkheid bestaat erin een

manier te vinden om deze implementatie transparant te laten verlopen. In een voorstel van de

Withdrawal Bill werd gestipuleerd dat het EU recht zal worden omgezet in nationaal recht. Dit, met de

bedoeling zoveel mogelijk rechtszekerheid te behouden. De ECA van 1972 zal dus worden hervormd

naar de Withdrawal Bill waarin het Europees recht wordt omgezet in nationale wetgeving van het VK.

In het Akkoord tussen de Unie en het VK wordt vaak verwezen naar Europees recht (artikel 21 VWEU,

Richtlijn 2004/38/EG, …). Zal het VK eerst het volledige EU recht omzetten in nationaal recht zodat

nooit meer naar EU recht moet teruggegrepen moet worden? Of zal het VK gemakshalve ook in haar

nationaal recht verwijzen naar Europees recht? Het valt af te wachten hoe ver het VK zal gaan in haar

omzetting.

3. VERGELIJKING MET ANDERE MODELLEN

321. Omdat de EU in het verleden reeds verschillende akkoorden sloot met andere landen is het

interessant om deze modellen eens naast elkaar te leggen met de bedoeling het Akkoord over de

uittreding van het VK te kunnen situeren. Hiervoor heb ik mij gebaseerd op een studie van de European

Citizenship Action Service die verschillende akkoorden met de Unie toetste aan de situatie van de Brexit.

Uit de verschillende modellen van de EU werden er twee uitgepikt die hier nader onder de loep genomen

zullen worden. Vooreerst wordt de situatie van Noorwegen in de EER besproken. Daarna ga ik in op de

situatie van Zwitserland.

322. Het is niet de bedoeling om iedere keer het volledige akkoord over de burgerrechten te bespreken.

De nadruk ligt voornamelijk op de wijze waarop het vrij verkeer van personen wordt toegepast in de

verschillende akkoorden en de invulling van het verblijfsrecht omdat deze twee punten cruciaal waren

gedurende de onderhandelingen in het kader van de Brexit. Daarnaast wordt ook het recht op werk en

de sociale zekerheidsrechten kort bekeken.

cal_note_implementing_the_withdrawal_agreement_FINAL.pdf. 414 Communicatie van de Europese Commissie aan de Europese Raad van 8 december 2017 over de vorderingen

in de onderhandelingen volgens artikel 50 VEU met het VK, COM(2017) 784 final, 7, geraadpleegd op 15 april

2018, https://ec.europa.eu/commission/sites/beta-political/files/1_en_act_communication.pdf.

Page 100: EEN INTERPRETATIE VAN ARTIKEL 50 VEU IN HET KADER VAN … · Toen ik in 2017 mijn Erasmus in Schotland ervoer, beleefde ik het hele gebeuren van dichtbij. Het onbekende terrein van

94

3.1. Noorwegen

323. Noorwegen, als lid van de EFTA, maakt deel uit van de EER. Naast Noorwegen omvat de EER

nog de 28 EU lidstaten, IJsland en Liechenstein. De burgers van Noorwegen hebben de volledige

toegang tot de EU interne markt en ressorteren dus onder de vrijheid van goederen415, personen416,

diensten417, kapitaal418 en de vrijheid van vestiging419 maar genieten tevens van andere fundamentele

rechten. Toch maakt Noorwegen net als de andere EFTA-lidstaten geen deel uit van de EU. Ze zetelen

niet in de Raad noch in het Europees parlement en spelen ook geen rol in de opmaak van EU wetgeving.

Ze hebben wel een soort van ‘observatie’-status420 waardoor ze op regelmatige basis worden

geconsulteerd en op die manier op de hoogte blijven van materies die hun aanbelangen. Ze hebben dus

logischerwijze ook geen recht om te stemmen of zich verkiesbaar te stellen voor de Europese

Verkiezingen, geen recht om een burgerinitiatief te starten en evenmin het recht op diplomatieke of

consulaire hulp.

324. Aan de andere kant verbiedt de EER overeenkomst elke discriminatie op grond van nationaliteit.

Hieruit volgt dat de burgers van de EER-staten die werken of verblijven in een andere EER-staat op

dezelfde manier behandeld moeten worden alsof ze de nationaliteit van die EER-staat hebben.

325. In de EER overeenkomst werd ook de richtlijn 2004/38/EG geïmplementeerd.421 Toch worden de

burgers van de EER niet gelijkgesteld met de burgers van de EU omdat de EER-overeenkomst geen

verdere integratie nastreeft zoals wordt bereikt in de EU-Verdragen.422 Dit betekent dat Noorwegen net

als de andere staten die lid zijn van de EER vrij verkeer van personen garandeert.423 Omdat deze richtlijn

ook van toepassing is op de EER-staten, is ook het verblijfsrecht gelijkaardig met dat de van de EU-

burgers.424 Zowel economisch actieve als niet-economisch actieve burgers van de EER hebben samen

met hun familieleden recht om binnen de EER te verblijven.

415 Artikelen 8-27 EER Overeenkomst van 3 januari 1994, EFTA States’ official gazettes. 416 Artikelen 28-30 EER Overeenkomst. 417 Artikelen 36-38 EER Overeenkomst. 418 Artikel 40-45 EER Overeenkomst. 419 Artikel 31-35 EER Overeenkomst. 420 Artikel 99(3) EER Overeenkomst. 421 Besluit van het Gemengd Comité van de EER nr. 158/2007 van 7 december 2007 tot wijziging van bijlage V

(vrij verkeer van werknemers) en bijlage VIII (recht van vestiging) bij de EER-overeenkomst, geraadpleegd op 3

mei 2018. 422 KAVRAKOVA A., BROWN C., SAMIA BADANI S., LEENKNECHT A.-S. en VALCKE A., “5

TAKEWAYS ON BREXIT: Outlining Possible Scenarios for a New UK-EU Relationship and their impact on

Citizens”, ECAS, Study, 2017, 43. 423 KAVRAKOVA A., BROWN C., SAMIA BADANI S., LEENKNECHT A.-S. en VALCKE A., “5

TAKEWAYS ON BREXIT: Outlining Possible Scenarios for a New UK-EU Relationship and their impact on

Citizens”, ECAS, Study, 2017, 37. 424 Annex V en VII EER Overeenkomst.

Page 101: EEN INTERPRETATIE VAN ARTIKEL 50 VEU IN HET KADER VAN … · Toen ik in 2017 mijn Erasmus in Schotland ervoer, beleefde ik het hele gebeuren van dichtbij. Het onbekende terrein van

95

326. EER-burgers hebben verder hetzelfde recht als de EU-burgers om een economische activiteit in de

EER te ontplooien zonder gediscrimineerd te worden op grond van hun nationaliteit.425 Dezelfde

regeling geldt zowel voor werknemers als voor zelfstandigen.426

327. Voor wat betreft de regels houdende de sociale zekerheid werd het EU recht in het EER

Overeenkomst geïmplementeerd. Om die reden zullen de burgers van de EER ook kunnen genieten van

deze rechten waar zij ook verblijven of tewerk gesteld zijn binnen de EER.

3.2. Zwitserland

328. De band met Zwitserland bestaat uit verschillende bilaterale akkoorden. Zwitserland behoort niet

tot de EER als gevolg van de negatieve uitkomst van het referendum van 6 december 1992.427 Om die

reden heeft Zwitserland ook geen toegang tot de interne markt van de EU en is er du ook geen volledige

opheffing van alle hinderpalen teneinde een ruimte van volledige vrijheid van verkeer zoals op een

nationale markt te scheppen.428

329. Eén van de bilaterale akkoorden tussen de EU en Zwitserland is de AVVP (akkoord over het vrij

verkeer van personen).429 Omdat de Europese Richtlijn 2004/38/EG niet van toepassing is in

Zwitserland, vormt dit akkoord een soort van alternatief dat niet volledig hetzelfde is maar zeker

gelijkaardige rechten aanreikt zoals het vrij verkeer van personen en het verblijfsrecht. De bepalingen

in de AVVP worden niet op dezelfde manier uitgelegd als de bepalingen van het Unierecht, behoudens

uitdrukkelijke bepalingen in die zin van de AVVP zelf.430 De overeenkomst bevat tevens een

discriminatieverbod op grond van nationaliteit.431 Dit verbod is echter niet absoluut en algemeen.432

330. Voor wat betreft het vrij verkeer van personen, kunnen Zwitsers zich binnen de EU en EU-burgers

zich binnen Zwitserland vrij verplaatsen op vertoon van hun paspoort of identiteitskaart.433 Dit geldt

425 Artikel 4 EER Overeenkomst. 426 Artikel 31 en Annex VIII EER Overeenkomst. 427 Referendum of the Swiss Federal Administration of 6 December 1992, Votation populaire, geraadpleegd op

10 april 2018, https://www.admin.ch/ch/f/pore/va/19921206/index.html. 428 Arrest Grimme, C-351/08, EU:C:2009:697. 429KAVRAKOVA A., BROWN C., SAMIA BADANI S., LEENKNECHT A.-S. en VALCKE A., “5

TAKEWAYS ON BREXIT: Outlining Possible Scenarios for a New UK-EU Relationship and their impact on

Citizens”, ECAS, Study, 2017, 37-43. 430 Arrest Fokus Invest, C-541/08, EU:C:2010:74. 431 Artikel 2 en 7 AVVP. 432 Arrest Alexander Hengartner, Rudolf Gasser v Landesregierung Voralberg, C-70/09, EU:C:2010:430. 433 Artikel 3 en Annex I, Artikel 1 Overeenkomst tussen de Europese gemeenschap en haar lidstaten en de

Zwitserse Bondstaat van 21 juni 1999 over het vrije verkeer van personen (‘Akkoord over het vrij verkeer van

Page 102: EEN INTERPRETATIE VAN ARTIKEL 50 VEU IN HET KADER VAN … · Toen ik in 2017 mijn Erasmus in Schotland ervoer, beleefde ik het hele gebeuren van dichtbij. Het onbekende terrein van

96

enkel voor EU-burgers, dus familieleden van EU-burgers die niet de nationaliteit van een EU-lidstaat

dragen, hebben een visum nodig om het Zwitsers grondgebied te kunnen betreden.434 Zwitserland is

tevens lid van Schengen waardoor elke burger van een lidstaat van Schengen zich vrij kan verplaatsen

naar Zwitserland zonder enige grenscontrole te moeten ondergaan.435

331. Het bilateraal akkoord over het vrij verkeer van personen met Zwitserland voorziet ook in een

verblijfsrecht. Dit verblijfsrecht is bedoeld voor werknemers, zelfstandigen en personen die niet

economisch actief zijn maar voldoende eigen middelen hebben. Het verblijfsrecht is dus hoofdzakelijk

gefocust op mensen die geen last vormen voor de maatschappij. De familieleden van deze burgers

hebben ook een recht op verblijf ongeacht hun nationaliteit. Het verblijfsrecht onder AVVP voorziet

enkel in een tijdelijk verblijfsrecht en in tegenstelling tot de richtlijn 2004/38/EC niet in een permanent

verblijfsrecht na vijf jaar. Dit is een enorm verschil.

EU-burgers die langer dan 3 maand verblijven in Zwitserland en omgekeerd kunnen aanspraak maken

op een toelating om te verblijven.436 Deze toelating kan enkel worden opgeheven om redenen van

openbare orde, publieke veiligheid en publieke gezondheid.437

332. Wat het recht op werk betreft, worden voor een werknemer en een zelfstandige438 alsook inzake

sociale zekerheidsrechten439 de regels van het Europees recht toegepast . Dit betreft geen verdere

toelichting.

3.4. Waar kan het Akkoord van 19 maart 2018 gesitueerd worden?

333. Volgt het Akkoord over de uittreding van het VK één van bovenstaande modellen of gaat het om

een sui generis Akkoord? Hier zal een korte analyse worden weergegeven waarbij beide modellen naast

het Akkoord van 19 maart 2018 worden geplaatst. De focus ligt ook hier voornamelijk op het vrij verkeer

van personen en het verblijfsrecht.

334. Het model van Noorwegen en het Akkoord zijn beiden gebaseerd op Europees recht. Niet alleen

grijpen ze terug naar reeds bestaande EU wetgeving, ze worden ook beheerst door het EU recht, de

personen’, hierna : AVVP) 434 Ibid., 433. 435 KAVRAKOVA A., BROWN C., SAMIA BADANI S., LEENKNECHT A.-S. en VALCKE A., “5

TAKEWAYS ON BREXIT: Outlining Possible Scenarios for a New UK-EU Relationship and their impact on

Citizens”, ECAS, Study, 2017, 47. 436 Artikelen 6, 12, 20, 23 en 24, Annex I AVVP 437 Artikel 5, Annex I AVVP. 438 Artikel 4 en 7, artikel 2 Annex I AVVP. 439 Artikel 8 en Annex II AVVP.

Page 103: EEN INTERPRETATIE VAN ARTIKEL 50 VEU IN HET KADER VAN … · Toen ik in 2017 mijn Erasmus in Schotland ervoer, beleefde ik het hele gebeuren van dichtbij. Het onbekende terrein van

97

beginselen, de concepten en de rechtspraak van het Hof.

Verder verschillen beide situaties zowel op materieel, personeel als territoriaal vlak. Vooreerst werd vb.

de richtlijn 2004/38/EG niet in het Akkoord geïncorporeerd maar wordt slechts naar enkele artikelen

verwezen. Om die reden kan het verblijfsrecht alsook het vrij verkeer van personen in het Akkoord niet

volledig hetzelfde zijn als in de EER overeenkomst. Verder is het personeel toepassingsgebied van het

Akkoord veel geringer dan dat van het EER overeenkomst die op alle burgers van de EER van toepassing

is. Tot slot is ook het territoriaal toepassingsgebied in het Akkoord beperkt tot het VK en één enkele

lidstaat terwijl het EER overeenkomst het volledige terrein van de EER omvat.

335. Het Akkoord met het VK vertoont echter nog meer verschillen met het model van Zwitserland.

Beide modellen hebben gemeen dat zij een bilateraal internationaal akkoord vormen. Het personeel

toepassingsgebied van de twee modellen werd dan wel resoluut beperkt, de afbakening gebeurde op een

verschillende manier. De overeenkomst tussen Zwitserland en de EU wordt niet beheerst door EU

concepten die moeten uitgelegd worden volgens de interpretatie van het Europees Hof van Justitie

terwijl dit bij het Akkoord wel het geval is. Voor het Zwitsers model geldt de vereiste dat men geen

financiële last mag zijn voor de Staat waar men verblijft terwijl men voor het Akkoord enkel onder de

regeling valt indien men reeds vóór de start van de overgangsperiode over een verblijfsrecht beschikt.

Verder is het Zwitsers model voor wat het verblijfsrecht en het vrij verkeer betreft niet gebaseerd op EU

recht maar hanteert dit model een eigen regeling. Ook is vrij verkeer van personen veel ruimer dan in

het Akkoord met het VK. Daarnaast voorziet het Zwitsers model niet in een permanent verblijfsrecht

terwijl dit wel is uitgewerkt in het Akkoord met het VK. Voor het recht op werk en de sociale

zekerheidsrechten verwijzen beide modellen dan wel weer terug naar het Europees recht.

336. Zonder dieper in detail te treden, kan hieruit worden geconcludeerd dat het uittredingsakkoord met

het VK niet onder één van deze modellen kan worden geplaatst. Althans voor wat de burgerrechten

betreft. Aldus functioneert deze consensus rond het burgerschap als een sui generis akkoord over de

uittreding, dat volledig op zichzelf staat.

4. TOETS AAN ARTIKEL 50 VEU

337. De consensus over het burgerschap kan gezien worden als een toepassing van artikel 50 VEU. In

dit onderdeel zal het tweede deel van het Akkoord getoetst worden aan de uittredingsbepaling met als

doel een bijdrage te leveren in de interpretatie van het artikel 50VEU. Uit de eerste fase met betrekking

tot het burgerschap kunnen drie bevindingen op gemaakt worden.

338. Een eerste bevinding houdt in dat de EU-instellingen een beslissende invloed hebben op het

Page 104: EEN INTERPRETATIE VAN ARTIKEL 50 VEU IN HET KADER VAN … · Toen ik in 2017 mijn Erasmus in Schotland ervoer, beleefde ik het hele gebeuren van dichtbij. Het onbekende terrein van

98

onderhandelingsproces. Hun richtsnoeren vormen de rode draad doorheen de negotiaties onder artikel

50 VEU. Hun positie wordt daarenboven verankerd in het tweede deel van het Akkoord.

339. Een tweede bevinding is dat het tweede deel over de burgerrechten volledig beheerd wordt door

Europees recht. Niet alleen wordt er meermaals verwezen naar Europees recht, het Akkoord moet ook

in zijn geheel geïnterpreteerd worden volgens de EU-concepten, beginselen en de rechtspraak van het

Europees Hof van Justitie.

340. Een derde bevinding slaat op de inhoud van het Akkoord. Het is opmerkelijk dat deze een maximale

rechtszekerheid nastreeft. Dit komt tot uiting doordat de onderhandelingspartners zich hoofdzakelijk

focusten op het behoud van de situatie zoals die de dag van vandaag bestaat. Dit betreft de bescherming

van de burgers die reeds over een verblijfsrecht onder het Unierecht beschikken in het VK of de EU

vóór de afloop van de overbruggingsperiode. Men tracht zoveel mogelijk hun rechten onder de

Uniewetgeving ook na de Brexit in stand te houden. Om dit te kunnen garanderen, wordt gebruik

gemaakt van een overgangsperiode waarin het VK en de Unie alles op punt zullen stellen om de rechten

van deze burgers onder het Akkoord na de Brexit te kunnen waarborgen. Daarnaast wordt er geen

officiële verlenging van de uittredingstermijn volgens artikel 50(3) voorzien. Deze termijn wordt echter

wel onrechtstreeks verlengd door de invoering de overgangsperiode omdat enerzijds het eindpunt van

deze periode de officiële uittreding betreft en anderzijds het Unierecht tijdens de overgang van

toepassing blijft. Binnen deze termijn moeten de lidstaten en het VK een administratieve procedure in

hun rechtssystemen incorporeren dat de inhoud van het Akkoord garandeert. A contrario houdt het

Akkoord in mindere mate rekening met toekomstige situaties. Het zal dan ook noodzakelijk zijn om

daarover in de tweede fase een verdrag te sluiten.

341. Blijft het Europees burgerschap nu behouden na de Brexit? Zeker niet volledig. Personen die reeds

over een verblijfsrecht beschikken vóór de overgangsperiode verstreken is, behouden de meeste

burgerrechten onder het EU-recht. Zij kunnen echter geen beroep meer doen op artikel 20(1) VEU omdat

in het Akkoord nergens een verwijzing wordt gemaakt naar deze bepaling. Daaruit volgt dat zij hun

status als EU-burger na de Brexit naar alle waarschijnlijkheid zullen verliezen. Aan de andere kant

kunnen deze burgers via een administratieve procedure wel een bijzondere status verlenen dat

grotendeels gebaseerd is op het Unierecht. Deze verblijfsstatus zorgt ervoor dat deze burgers een

bijzondere status van het Unieburgerschap zullen hebben.

342. Tot slot kan worden gesteld dat het akkoord over de voorwaarden voor de terugtrekking o.g.v.

artikel 50 VEU, toegepast op de burgerrechten, omschreven kan worden als een akkoord dat, gestuurd

door de EU-instellingen, beheerst wordt door Europees recht en rechtszekerheid nastreeft voor de

Page 105: EEN INTERPRETATIE VAN ARTIKEL 50 VEU IN HET KADER VAN … · Toen ik in 2017 mijn Erasmus in Schotland ervoer, beleefde ik het hele gebeuren van dichtbij. Het onbekende terrein van

99

burgers die op het moment van de uittreding getroffen worden.

Page 106: EEN INTERPRETATIE VAN ARTIKEL 50 VEU IN HET KADER VAN … · Toen ik in 2017 mijn Erasmus in Schotland ervoer, beleefde ik het hele gebeuren van dichtbij. Het onbekende terrein van

100

CONCLUSIE

343. Na het spijtige voorval van het Brexit-referendum staat de Unie voor de enorme uitdaging om voor

het eerst in de geschiedenis een uittreding van een lidstaat in goede banen te leiden. De Unie kan

daarvoor enkel terugvallen op artikel 50 VEU. Vele fundamentele vragen rezen rond de aard en de

werking van deze uittredingsbepaling. Een aantal van deze vragen werden beantwoord aan de hand van

de situatie van de Brexit, maar andere vragen zullen ook na de uittreding van het VK op academisch

niveau aan de orde blijven circuleren (zoals de vraag over de mogelijkheid van de herroeping van de

kennisgeving op grond van artikel 50(2) VEU).

344. Op het moment dat artikel 50 VEU met het Verdrag van Lissabon werd ingevoerd, leefde niet de

idee dat de bepaling daadwerkelijk zou gebruikt worden.440 De bepaling had eerder een symbolische

functie, in die zin dat het een statement was van de EU als autonome rechtsorde die losstaat van het

internationaal recht. De bedoeling bestond er voornamelijk in de lidstaten op nationaal niveau steun te

geven om een integraal EU-systeem te creëren, nadat het voorstel voor een ‘Europese Grondwet’ in het

water was gevallen.441 De bepaling gold dus meer als een teken van vertrouwen van de Unie uit naar de

lidstaten toe.

345. Het is daarom noodzakelijk om artikel 50 VEU te lezen vanuit de context waarin het is ontstaan

om de vragen die zich de dag van vandaag stellen, beter te kunnen begrijpen en op een evolutieve manier

te interpreteren. Dit is efficiënter dan zich te blijven vastklampen aan de tekstuele opvattingen. Door

artikel 50 VEU terug te plaatsen in het constitutionele project waarin het is ontstaan, kan een autonome

interpretatie gebaseerd op Europees recht gegeven worden.

346. Artikel 50 VEU zet eerder de juridische contouren die een basis vormen voor

terugtrekkingsprocedure uiteen dan dat het een uitputtend juridisch kader vormt.442 Net zoals bij artikel

49 VEU wordt er hier in de situatie van de Brexit door de EU-instellingen een soort van ‘strategisch

plan’ uitgewerkt dat als handleiding voor artikel 50 VEU dient. Onder leiding van de EU-instellingen

worden de onderhandelingen gestuurd in de richting van een relatie die beheerst wordt door Europees

recht. Het is dus ondenkbaar dat het vertrek van een lidstaat uit de EU leidt tot verbreking van alle

banden met deze Unie.

347. In de rechtsleer werd vaak onterecht aangenomen dat een uittredende lidstaat de leiding heeft over

440 R. A. WESSEL, “De procedure om de Europese Unie te verlaten – een interpretatie van artikel 50 VEU”,

SEW 2017, Brexit-reeks nr.1, 9. 441 Ibid., 440. 442 A. CRUVERS, “Artikel 50 VEU en Brexit : de juridische contouren voor een politiek drama”, NtER 2016,

nr.7, 228-229.

Page 107: EEN INTERPRETATIE VAN ARTIKEL 50 VEU IN HET KADER VAN … · Toen ik in 2017 mijn Erasmus in Schotland ervoer, beleefde ik het hele gebeuren van dichtbij. Het onbekende terrein van

101

het uittredingsproces. Dit, omdat hij over een exclusief recht beschikt om uit te treden zonder een

formele plicht te hebben volgens artikel 50 VEU en op die manier de macht bezit om de procedure

eenzijdig te bepalen. Deze theorie doorstaat de toets van de praktijk niet. In de situatie van de Brexit

zijn het hoofdzakelijk de EU-instellingen die het heft in handen nemen en doorheen het uittredingsproces

de leiding nemen. Net zoals bij artikel 49 VEU wordt er via richtlijnen en resoluties een strategisch plan

opgesteld voor de onderhandelingen over de voorwaarden van de uittreding.

348. De eerste paragraaf van de uittredingsbepaling omvat de substantiële voorwaarde dat de beslissing

van een lidstaat om de Unie te verlaten in overeenstemming moet zijn met zijn eigen grondwettelijke

principes. Deze voorwaarde staat de uittredende lidstaat toe om een interne procedure op te richten die

louter en alleen gebaseerd is op nationaal recht. Desondanks blijft deze beslissing onderworpen aan

Europees recht en kan deze beslissing geenszins het EU-recht schenden.

349. Vanaf het moment van de kennisgeving, waren beide partijen ervan overtuigd dat zij de plicht

hadden om tot een akkoord te komen over de voorwaarden van de uittreding ondanks het feit dat artikel

50 VEU dit niet vereist. Zij hebben er beiden belang bij dat het vertrek van het VK zoveel mogelijk

geregeld wordt. In de situatie van de Brexit heeft men geopteerd voor twee fases. In de eerste fase, die

hier werd geanalyseerd, worden de voorwaarden voor de uittreding onder artikel 50 VEU bepaald. In

tweede fase, die reeds van start is gegaan, onderhandelen de partijen over hun toekomstige relatie.

350. Er bestaat momenteel een ontwerp van 19 maart 2018 dat een akkoord bevat over de voorwaarden

van de uittreding van het VK. Men voorspelt dat tegen oktober 2018 een definitief akkoord over de

voorwaarden van de uittreding op tafel zal liggen. Het onderdeel omtrent de burgerrechten was één van

de cruciaalste punten tijdens de onderhandelingen. Het akkoord over de burgerrechten wordt beheerst

door het Europees recht en weerspiegelt grotendeels de standpunten die werden uitgewerkt door de EU-

instellingen. Met als gevolg dat niet alleen de EU-concepten maar ook het Hof van Justitie na de Brexit

nog een rol in het VK zullen spelen. Desondanks vertoont het akkoord ook verschillende leemten die

veel onzekerheid voor de toekomst met zich meebrengt.

351. Het VK treedt twee jaar na de kennisgeving officieel uit de Europese Unie. Dit is op 30 maart 2019.

Hoewel de uittredingstermijn niet werd verlengd op grond van artikel 50(3) VEU, kozen de

onderhandelingspartners voor een overgangsperiode op te nemen in het akkoord. Deze

overgangsperiode gaat van start na de officiële uittreding en eindigt op 31 december 2020. Ook kan het

VK pas vanaf de officiële uittreding onderhandelen over zijn toekomstige internationale relaties. Dit

betekent dat gedurende de overgangsperiode het VK zijn relaties ook met derde staten kan beginnen

opbouwen.

Page 108: EEN INTERPRETATIE VAN ARTIKEL 50 VEU IN HET KADER VAN … · Toen ik in 2017 mijn Erasmus in Schotland ervoer, beleefde ik het hele gebeuren van dichtbij. Het onbekende terrein van

102

352. Binnen deze overbruggingsperiode blijft het Unierecht grotendeels van toepassing en hebben zowel

het VK als de EU 21 maanden de tijd om het akkoord over de uittreding te implementeren en om hun

rechtssystemen hieraan aan te passen. Gedurende deze overgangsperiode bestaat er dus eigenlijk een

vorm van volledige integratie zonder lidmaatschap en bestaat er voor die periode rechtszekerheid.443 Het

valt nog te zien of de duurtijd van deze overgangsperiode voldoende is om het akkoord te

implementeren. Het is echter opvallend dat op dit moment geen amenderingsclausule in het akkoord

werd opgenomen die deze transitieperiode toch nog verder zou kunnen verlengen.444

353. Het akkoord betreft enkel de EU-burgers in het VK, de Britten in de EU en hun respectievelijke

familieleden die vóór de afloop van de overbruggingsperiode een verblijfsrecht op grond van de richtlijn

2004/38/EG bezitten. Alleen zij kunnen vanaf 31 december 2020 aanspraak maken op een verblijfsstatus

volgens een nationale procedure die door het VK en de EU-lidstaten wordt uitgewerkt. Daarnaast zal er

een grote groep mensen niet onder deze regeling vallen en dus met lege handen achterblijven. Zij kunnen

vanaf de uittreding van het VK wel nog genieten van de rechten die ressorteren onder het Unierecht tot

de overgangsperiode is afgelopen. Vanaf 21 januari 2021 zal hun rechtspositie echter onzeker zijn.

354. Opvallend is dat de uittreding voornamelijk rechtszekerheid voor de huidige situatie wil bereiken

en in mindere mate rekening houdt met toekomstige situaties die zich na de afloop van de

overgangsperiode zullen voordoen. Het valt dus af te wachten of er in de tweede fase een

immigratieakkoord besloten wordt dat de onzekere toekomst voor velen kan wegnemen.

355. Kan artikel 50 VEU nu beschouwd worden als een adequate basis voor de uittreding van een lidstaat

uit de Unie? Het is mogelijk dat het artikel een verdragswijziging op grond van artikel 48 VEU ondergaat

met de bedoeling meer waarborgen in te bouwen. Een mogelijk voorstel bestaat erin een drempel op te

nemen voor de beslissing van een lidstaat om uit te treden vb. 60% stemgerechtigden in het Parlement

en het referendum.445 Dit, om problemen zoals in de Miller-case, in de toekomst te vermijden. Een ander

voorstel streefde naar meer bescherming voor het EU-burgerschap.446 Hoewel deze voorstellen op zich

niet verkeerd zijn, lijkt een verdragswijziging mij overbodig. Mijns inziens stelt het artikel 50 VEU

immers een bestendig kader voorop dat geval per geval moet worden ingevuld aan de hand van een

uitgewerkt beleid van de EU-instellingen die het proces begeleiden.

443 Verslag van een rondetafelgesprek van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 19 april 2018 over de

mogelijke gevolgen van de Brexit voor de burgers, bedrijven, overheidsdiensten en maatschappelijke

organisaties, geraadpleegd op 5 mei 2018,

https://www.tweedekamer.nl/debat_en_vergadering/commissievergaderingen/details?id=2018A01108. 444 Ibid., 443. 445 A. CRUVERS, “Artikel 50 VEU en Brexit : de juridische contouren voor een politiek drama”, NtER 2016,

nr.7, 228-229 en DOI: 10.5553/NtER/13824120201622007001. 446 Ibid., 445.

Page 109: EEN INTERPRETATIE VAN ARTIKEL 50 VEU IN HET KADER VAN … · Toen ik in 2017 mijn Erasmus in Schotland ervoer, beleefde ik het hele gebeuren van dichtbij. Het onbekende terrein van

103

Page 110: EEN INTERPRETATIE VAN ARTIKEL 50 VEU IN HET KADER VAN … · Toen ik in 2017 mijn Erasmus in Schotland ervoer, beleefde ik het hele gebeuren van dichtbij. Het onbekende terrein van

104

BIBLIOGRAFIE

1. WETGEVING

1.1. Internationale Overeenkomsten

- Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte van 3 januari 1994.

- Overeenkomst van 15 april 1994 tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie.

- Overeenkomst tussen de Europese gemeenschap en haar lidstaten en de Zwitserse Bondstaat van

21 juni 1999 over het vrije verkeer van personen.

1.2. Verdragen

- Verdrag inzake de Internationale Maritieme van 6 maart 1948.

- Verdrag van 4 april 1949 inzake de Noord-Atlantische organisatie.

- Verdrag van Wenen van 23 mei 1969 inzake internationaal het verdragenrecht.

- Verdrag van Parijs tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal van 18 april

1951.

- Verdrag van 25 maart 1957 betreffende de werking van de Europese Unie, Pb.C. 17 december

2007.

- Europese akte, Pb.L. 29 juni 1987, afl. 169.

- Verdrag van 7 februari 1992 betreffende de Europese Unie, Pb.C. 17 december 2007.

- Verdrag van Amsterdam van 2 oktober 1997 houdende wijziging van het Verdrag betreffende de

Europese Unie, de Verdragen tot oprichting van de Europese Gemeenschappen en sommige

bijbehorende akten, Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Page 111: EEN INTERPRETATIE VAN ARTIKEL 50 VEU IN HET KADER VAN … · Toen ik in 2017 mijn Erasmus in Schotland ervoer, beleefde ik het hele gebeuren van dichtbij. Het onbekende terrein van

105

- Verdrag van Nice van 26 februari 2001 houdende wijziging van het Verdrag betreffende de

Europese Unie, de Verdragen tot oprichting van de Europese Gemeenschappen en sommige

bijbehorende akten.

- Verdrag van Lissabon van 13 december 2007 tot wijziging van het Verdrag betreffende de

Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap.

1.3. Europese Richtlijnen en Verordeningen

- Richtlijn 74/556/EEG van de Raad van 4 juni 1974 betreffende de overgangsmaatregelen op het

gebied van de werkzaamheden welke ressorteren onder de handel en in de distributie van giftige

producten en de werkzaamheden die het beroepsmatig gebruik van die producten meebrengen met

inbegrip van de werkzaamheden van tussenpersonen.

- Richtlijn 98/5/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 1998 ter

vergemakkelijking van de permanente uitoefening van het beroep van advocaat in een andere

lidstaat dan die waar de beroepskwalificatie is verworven.

- Richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende het

recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie

en hun familieleden, Publicatieblad van de Europese Unie.

- Richtlijn 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 september 2005 betreffende

de erkenning van beroepskwalificaties.

- Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2006 betreffende de

wettelijke controles van jaarrekeningen en geconsolideerde jaarrekening.

- Verordening nr. 492/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 27 mei 2011 betreffende

het vrij verkeer van werknemers binnen de Unie, Publicatieblad van de Europese Unie.

1.4. Andere Europese bronnen

- European Union Referendum Act 2015.

Page 112: EEN INTERPRETATIE VAN ARTIKEL 50 VEU IN HET KADER VAN … · Toen ik in 2017 mijn Erasmus in Schotland ervoer, beleefde ik het hele gebeuren van dichtbij. Het onbekende terrein van

106

- Reglement van het Europees Parlement, 8e zittingsperiode, januari 2017.

1.5. Persberichten van de Europese Unie

- DAVIS D., 2 February 2016, http://parliamentlive.tv/event/index/bfe52708-fed8-4028-b2b8-

aa8831d173cd?in=12:37:34.

2. RECHTSPRAAK

2.1 Europese Rechtspraak

- Arrest Costa/ENEL, C 6-64, EU:C:1964:66.

- Arrest Acciaierie San Michele SpA v. Higher Authority of ECSC, C 9-65, EU:C:1965:63, par.29.

- Arrest Grzelczyk v. Centre public d’aide sociale d’Ottignies-Louvain-La-Neuve, C-184/99,

EU:C:2001:458.

- Arrest Baumbast en R v. Secretary of State for Home Department, C-413/99, EU:C:2002:493.

- Arrest Commission v. Germany, C-433/03, EU:C:2005:462.

- Arrest Grimme, C-351/08, EU:C:2009:697.

- Arrest Fokus Invest, C-541/08, EU:C:2010:74.

- Arrest Rottmann, C-135/08, EU:C:2010:104.

- Arrest Commission v. Sweden, C246/07, EU:C:2010:203.

- Arrest Alexander Hengartner, Rudolf Gasser v Landesregierung Voralberg, C-70/09,

EU:C:2010:430.

- Arrest Parlement/ Raad (Mauritius Agreement), C-658/11, EU:C:2014:2025.

Page 113: EEN INTERPRETATIE VAN ARTIKEL 50 VEU IN HET KADER VAN … · Toen ik in 2017 mijn Erasmus in Schotland ervoer, beleefde ik het hele gebeuren van dichtbij. Het onbekende terrein van

107

- Arrest H.T.v. Land Baden-Würtenberg , C-373/13, EU:C:2015:413.

2.2. Opinie Hof van Justitie

- Opinie 1/91, EU:C:1991:490.

2.3. Conclusie Advocaat-generaal

- Conclusie van advocaat-Generaal Warner in Rheinmühlen v Einfuhr-und Vorratsstelle Getreide,

C-166/73.

- Conclusie advocaat-generaal Sharpston, Ruiz Zambrano v Office National de l’Emploi, C-34/09,

par.3.

2.4. Buitenlandse Rechtspraak

- German federal Constitutional Court (DL) 12 oktober 1993, 2 BvB 2134, 2159/92, 112.

- Polish Constitutional Court (PL) K18 04 (11 May 2005), par. 6.4.

- Supreme Court (EN) 24 januari 2017, [2016] EWHC 2768 (Admin) [2016] NIQB par. 34.

3. OFFICIELE DOCUMENTEN

- Besluit van het Gemengd Comité van de EER nr. 158/2007 van 7 december 2007 tot wijziging van

bijlage V (vrij verkeer van werknemers) en bijlage VIII (recht van vestiging) bij de EER-

overeenkomst, geraadpleegd op 3 mei 2018.

- Verklaring na de informele bijeenkomst van de 27 staatshoofden en regeringsleiders en de

voorzitters van de Europese Raad en Europese Commissie SN 96/16 van 15 December 2016,

geraadpleegd op 12 maart 2018, http://www.consilium.europa.eu/media/24162/15-euco-statement-

nl.pdf

Page 114: EEN INTERPRETATIE VAN ARTIKEL 50 VEU IN HET KADER VAN … · Toen ik in 2017 mijn Erasmus in Schotland ervoer, beleefde ik het hele gebeuren van dichtbij. Het onbekende terrein van

108

3.1. De Europese Conventie

- Europese Conventie, “The European Union : four possible models”, CONV 235/02 CONTRIB 83

ANNEX, geraadpleegd op 12 februari 2018.

- Europese Conventie, “A European Constitution”, CONV 648/03 CONTRIB 105, geraadpleegd op

15 februari 2018.

- Europese Conventie, “ Summary sheet of proposals for amendments concerning Union

membership: Draft article relating to Title X of Part One (art. 43-46)” , CONV 672/03,

geraadpleegd op 15 februari 2018.

- Europese Conventie, “The Future of Europe: Constitutional Treaty - draft Articles 43-46 (Union

membership) and General and Final Provisions”, CONV 708/03, geraadpleegd op 15 februari

2018.

- Europese Conventie, “Draft Constitution Volume I – Revised Text of Part One”, CONV 724/03,

geraadpleegd op 15 februari 2018.

- Europese Conventie, “ A European Constitution”, CONV 317/02 CONTRIB 105, geraadpleegd op

18 februrai 2018.

- Europese Conventie, “General comments on the Draft Constitution Treaty”, CONV 763/03

CONTRIB 340, geraadpleegd op 12 februari 2018.

3.2. Publicaties van de Europese Raad

- Presidency conclusions SN 273/01 of the European Council meeting in Laeken about the future of

the European Union, Brussels, 15 December 2001, geraadpleegd op 1 maart 2018,

https://www.consilium.europa.eu/media/20950/68827.pdf.

- Conclusie 11177/07 van de Europese Raad van 23 juni 2007, geraadpleegd op 26 februari 2018,

https://www.ecb.europa.eu/ecb/legal/pdf/con_2007_20_draft_law_070622_presidency_conclusion

s.pdf.

Page 115: EEN INTERPRETATIE VAN ARTIKEL 50 VEU IN HET KADER VAN … · Toen ik in 2017 mijn Erasmus in Schotland ervoer, beleefde ik het hele gebeuren van dichtbij. Het onbekende terrein van

109

- Richtlijnen van de Europese Raad van 29 april 2017 ingevolge de kennisgeving van het VK op

grond van artikel 50 VEU, geraadpleegd op 9 april 2018,

http://www.consilium.europa.eu/en/press/press-releases/2017/04/29/euco-brexit-guidelines/.

- Informele bijeenkomst van de Europese Raad van de 27 van 29 juni 2016.

3.3. Publicaties van de Raad van de EU

- Opinion of the legal service 6013/16 of the Council of the European Union, 10 februari 2016,

geraadpleegd op 8 maart 2018.

- Besluit Raad 2016/1316 van 26 juli 2016 tot tot wijziging van Besluit 2009/908/EU, tot

vaststelling van de voorschriften tot toepassing van het besluit van de Europese Raad betreffende

de uitoefening van het voorzitterschap van de Raad en betreffende het voorzitterschap van de

voorbereidende instanties van de Raad, Publicatieblad van de Europese Unie L 208/42.

- Besluit van de Raad van 22 Mei 2017 betreffende de autorisatie van de opening van de

onderhandelingen met het VK over de voorwaarden van een uittreding uit de EU, geraadpleegd op

22 maart 2018, https://www.consilium.europa.eu/media/21766/directives-for-the-negotiation-

xt21016-ad01re02en17.pdf.

- Richtlijnen Raad van de Europese Unie van 22 mei 2017 voor de onderhandelingen over een

akkoord met het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland over de voorwaarden

voor zijn terugtrekking uit de Europese Unie, geraadpleegd op 12 april 2018.

3.4. Publicaties van het Europees Parlement

- Resolutie van het Europees Parlement van 28 juni 2016 over de beslissing om uit de Unie te treden

ingevolge het Brits referendum, 2016/2800(RSP), geraadpleegd op 16 maart 2018.

- Resolutie Europees Parlement van 5 april 2017 over de onderhandelingen met het Verenigd

Koninkrijk na de kennisgeving van het voornemen van dat land om zich uit de Europese Unie

terug te trekken, 2017/2569(RSP), geraadpleegd op 12 april 2018.

- Motion for a resolution of the European Parliament of 5 March 2018 to wind up the debate on the

framework of the future EU-UK pursuant to Rule 123(2) of the rules of Procedure on the

Page 116: EEN INTERPRETATIE VAN ARTIKEL 50 VEU IN HET KADER VAN … · Toen ik in 2017 mijn Erasmus in Schotland ervoer, beleefde ik het hele gebeuren van dichtbij. Het onbekende terrein van

110

framework of the future EU-UK relationship’, geraadpleegd op 13 maart 2018.

- Nieuws Europees Parlement van 9 maart 2018 over de betrekkingen EU-VK: rol van het

Parlement bij de Brexit onderhandelingen, geraadpleegd op 12 april 2018.

- Resolutie van het Europees Parlement van 14 maart 2018 over het kader van de toekomstige

relaties tussen de EU-VK, 2018/2573(RSP), geraadpleegd op 22 maart 2018.

3.5. Publicaties van de Europese Commissie

- Vragen en antwoorden door European Commission over artikel 50 VEU van 29 Maart 2017,

geraadpleegd op 16 maart 2018.

- Position paper of Commission to the UK TF50(2017) 1/2 of 12 June 2017 on the essential

principles on citizens’ rights , geraadpleegd op 1 maart 2018.

- Joint technical note of the European Commission of 28 September 2017 about the citizens’ right,

TF50(2017), geraadpleegd op 15 april 2018.

- Joint report from the negotiators of the European Union and the United Kingdom Government of 8

December 2017 on the progress during phase 1 of the negotiations under article 50 TEU on the

United Kingdom’s orderly withdrawal from the European Union, TF50(2017)19, geraadpleegd op

15 april 2018.

- Communicatie van de Europese Commissie aan de Europese Raad van 8 december 2017 over de

vorderingen in de onderhandelingen volgens artikel 50 VEU met het VK, COM(2017) 784 final,

geraadpleegd op 15 april 2018.

- Ontwerp van het terugtrekkingsakkoord van de Commissie van 28 februari 2018 betreffende het

akkoord over de terugtrekking van het VK uit de EU en Euratom , geraadpleegd op 20 maart 2018.

- Ontwerpakkoord over de uittreding van het VK uit de EU en Euratom van 19 maart 2018,

TF50(2018)35, geraadpleegd op 13 april 2018.

Page 117: EEN INTERPRETATIE VAN ARTIKEL 50 VEU IN HET KADER VAN … · Toen ik in 2017 mijn Erasmus in Schotland ervoer, beleefde ik het hele gebeuren van dichtbij. Het onbekende terrein van

111

3.6. Publicaties van de het VK

- Bill of the HM Government of February 2017 about the United Kingdoms’s Exit from and new

partnership with the European Union, geraadpleegd op 12 februari 2018.

- Position Paper of the HM Government about the enforcement and dispute resolution – a future

partnership paper, geraadpleegd op 14 april 2018.

- Position paper of the HM Government of 26 June 2017 about the United Kindom’s exit from the

European Union: safeguarding the position of EU citizens living in the Uk and UK nationals living

in the EU, geraadpleegd op 14 april.

- Technical note of the HM Government of June 2017 implementing the withdrawal agreement,

geraadpleegd op 17 april 2018.

3.7. Publicaties van lidstaten

- Referendum of the Swiss Federal Administration of 6 December 1992, Votation populaire,

geraadpleegd op 10 april 2018, https://www.admin.ch/ch/f/pore/va/19921206/index.html.

4. RECHTSLEER

4.1. Boeken

- ARMSTRONG K. A., BREXIT TIME – leaving the EU, Why, how and when?, Cambridge,

Cambridge University Press, 2017, 298.

- EECKHOUT P. , EU External Relations Law, 2nd edition, Oxford – New York, Oxford University

Press, 2011, 572.

- GORDON R. en MOFFATT R., BREXIT : the immediate legal consequences, Londen, The

Constitution Society, 2016, 68.

Page 118: EEN INTERPRETATIE VAN ARTIKEL 50 VEU IN HET KADER VAN … · Toen ik in 2017 mijn Erasmus in Schotland ervoer, beleefde ik het hele gebeuren van dichtbij. Het onbekende terrein van

112

- KLABBERS J., An introduction to international institutional law, 2e ed., Cambridge, Cambridge

University Press, 2009, 360.

- OFFICE OF LEGAL AFFAIRS UN, Final Clauses of Multilateral Treaties Handbook, United

nations publication, 2003, 136.

- OPPENHEIM L., International Law : A Treatise, VOL. I, 3th edition, Londen-NY-Toronto,

Longmans Green and Co, 1920, 799.

- BOSSCHE A.-M., MEEUSEN J. (eds.), Het Verdrag van Lissabon : de Europese impasse

doorbroken?, IV van de reeks Studies Europees recht Universiteit Antwerpen, Antwerpen,

Intersentia, 2008, 113.

- SCHÜTZE R., European constitutional law , New York, Cambridge University Press, 2012, 484.

- SIGNH N., Termination of a membership, Santa Barbara, Praeger, 1958, 209.

- WALLENDAHL, Research Handbook on the law of international organizations, Northampton,

Edward Elgar Pub. 2011, 530.

4.2. Bijdragen in verzamelwerken

- ANTHARASSIO P.L., SHAELOU S.L. , “EU citizens and its relevance for EU exit and

secession” in KOCHENHOV D.(ed.), EU Citizenship and Federalism: the rol of rights,

Cambridge, Cambridge University Press, 2016, 805.

- FEINBERG N., “Unilateral withdrawal from an international organization”, in H. WALLDOCK

en R.Y. JENNINGS, The British Yearbook of International Law 1963, Thirty-ninth year of issue,

London-NY-Toronto, Oxford University Press, 1965, 557.

- HELFER L., “Terminating Treaties” in D. B. HOLLIS (ed.), The Oxford guide to treaties, Oxford,

Oxford University Press, 2012, 803.

- HILLION C., “Accession and withdrawal in the law of the European Union” in D. CHALMERS

en A. ARNULL (eds.), The Oxford Handbook of European Union Law, Oxford, Oxford

Page 119: EEN INTERPRETATIE VAN ARTIKEL 50 VEU IN HET KADER VAN … · Toen ik in 2017 mijn Erasmus in Schotland ervoer, beleefde ik het hele gebeuren van dichtbij. Het onbekende terrein van

113

University Press, 2015, 1051.

- JANCIC D., “The Europen Parliament and EU-US Relations: Revamping Institutional

Cooperation?” in E. FAHEY en D. CURTIN (eds.), A Transatlantic Community of Law: Legal

Perspectives on the Relationship between the EU and US Legal Orders, Cambridge University

press, 2014, 332.

- MAGLIVERAS K. D., “Membership in international organizations” in J. KLABBERS en Å.

MANIN P., Les communautés européennes l’Union européenne, 5de ed., Parijs, Pédone, 1999,

471.

- MINDUS P., “European Citizenship after Brexit, Palgrave Studies – Freedom of movement and

rights of residence”, in M. EGAN, N. NUGENT, W. E. PATERSON, Palgrave studies in

European Union politics, Cham, Springer, 2017, 127.

- MOLNAR T., “The concept of autonomy of EU law from the comparative perspective of

international law and the legal systems of member states” in M. SZABO, P. L. LANCOS en R.

VARGA, Hungarian Yearbook of International Law, Den Haag, 2016, 768.

- NASCIMBENE B., “Towards a European Law on Citizenship and Nationality?”, in S. O’LEARY

(ed.), Citizenship and nationality status in New Europe, London, Sweet&Maxwel, 1998, 261.

- PEERS S. en HARVEY D., “Brexit : the legal dimension” in C. BARNARD en S. PEERS (eds.),

European Union, 2e editie, New York, Oxford University Press, 2017, 853.

- PRINSSEN J. M., “Flexibiliteit in het Verdrag van Lissabon” in STRAETMANS G., VAN DEN

TATHAM A. F., “‘Don’t Mention Divorce at the Wedding, Darling!’: EU Accession and

Withdrawal after Lisbon” in BIONDI A., EECKHOUT P. en RIPLEY S.(eds.), EU law after

Lisbon, Oxford, Oxford University Press, 2012, 436.

- WYROZUMSKA A., “Withdrawal from the Union” in H-J BLANKE en S. MANGIAMELI

(eds.), The European Union after Lisbon, Berlijn, Springer, 2012, 582.

Page 120: EEN INTERPRETATIE VAN ARTIKEL 50 VEU IN HET KADER VAN … · Toen ik in 2017 mijn Erasmus in Schotland ervoer, beleefde ik het hele gebeuren van dichtbij. Het onbekende terrein van

114

4.3. Papers

- ATHANASSIOU P., “Withdrawal and expulsion from the EU and the EMU, some reflections.”,

European Central Bank , Legal Working Paper, , 10 december 2009, 12-13.

- EECKHOUT P. en FRANTIZOU E., “BREXIT AND ART 50 TEU: A constitutional reading”,

UCL European Institute, Working Paper, 2016, 2.

- CARMONA J. , CIRLIG C.-C. en SGUEO G., “ UK withdrawal from the European Union –

Legal procedural issues”, EPRS, In-depth analysis, maart 2017,

http://www.europarl.europa.eu/RegData/etudes/IDAN/2017/599352/EPRS_IDA%282017%29599

352_EN.pdf.

- ŁAZOWSKI A., “Procedural steps towars Brexit”, CEPS, Commentary, 2016, 3.

- LECHER S. en OHR R., “The Right of Withdrawal in the Treaty of Lisbon : A Game Theoretic

reflection on Different Decision Processes in the EU”, CEGE, Discussion Papers, nr. 77, 2008, 4.

- NICOLAIDES P., “Is Withdrawal from the European Union a manageable option? A review of

Economic and legal complexities”, College of Europe, European Economic Policy Briefings n°28,

2013, 5-13.

- PIRIS J.-C., “Which options would be available to the United Kingdom in case of a withdrawal

from the EU?”, CSF-SSSUP, Working Paper Series, 2015, 3- 25.

- HILLION C., “Leaving the European Union, the union way – a legal analysis of article 50 TEU”,

SIEPS, European Policy Analysis, 2016, 3.

- KAVRAKOVA A., BROWN C., SAMIA BADANI S., LEENKNECHT A.-S. en VALCKE A.,

“5 TAKEWAYS ON BREXIT: Outlining Possible Scenarios for a New UK-EU Relationship and

their impact on Citizens”, ECAS, Study, 2017, 37-50.

Page 121: EEN INTERPRETATIE VAN ARTIKEL 50 VEU IN HET KADER VAN … · Toen ik in 2017 mijn Erasmus in Schotland ervoer, beleefde ik het hele gebeuren van dichtbij. Het onbekende terrein van

115

4.4. Bijdragen in tijdschriften

- BEST E., “In search of the lost constitution: the EU between direct democracy and the persmissive

consensus”, eipascope 2005, 2005/2, 8.

- BETLEM G. en NOLLKAEMPER A., ‘Giving effect to Public International Law and European

Community Law Before Domestic Courts – A Comparative Analysis of the Practice of Consistent

Interpretation’, European Journal of International Law 2003, 569.

- CHAMON M., “De precedentwaarde van de Groenlandse exit voor een EU-uittrede van het VK”,

SEW 2017, Brexit-reeks nr.4, 138.

- CRAIG P., “Brexit: A drama in six acts”, ELR. 2016, nr. 45, 37-42.

- CRUVERS A., “Artikel 50 VEU en Brexit : de juridische contouren voor een politiek drama”,

NtER 2016, nr.7, 228-229.

- FAUCHEUX J. L., ‘Le nouveau regime de relations entre le Groenland et la Communauté

économique européenne’, RMC 1985, (284) 82.

- FITZMAURICE G. G., “Second Report on the Law of the Treaties”, YBILC 1957, vol II, 16, 22.

- FRIEL R., “Providing a constitutional framework for withdrawal from the EU: article 59 of the

Draft European Constitution”, ICLQ 2004, afl. 53, 425.

- HARVEY D., “What Role for the European Parliament under article 50 TEU”, ELR 2017, 594.

- JAKAB A., ‘Neutralising the Sovereignty Question – Compromise Strategies in Constitutional

Argumentation before European Integration and since’, European Constitutional Law Review

2006, (375) 397.

- KRAMER H.R., “Greenland’s European Community(EC)- Referendum, Background and

Consequences”, German YBK Intl 1982, 273.

- ŁAZOWSKI A., “Withdrawal from the European Union and alternatives to Membership”, ELR

2012, 528.

Page 122: EEN INTERPRETATIE VAN ARTIKEL 50 VEU IN HET KADER VAN … · Toen ik in 2017 mijn Erasmus in Schotland ervoer, beleefde ik het hele gebeuren van dichtbij. Het onbekende terrein van

116

- ŁAZOWSKI A., “Unilateral withdrawal from the EU : realistic scenario or a folly?”, Journal of

European Public Policy 2016, 1296.

- ŁAZOWSKI A. en WESSEL R. A., “The External Dimension of withdrawal from the European

Union”, R.A.E. – L.E.A. 2016, afl. 4, (623) 624-635.

- LONGO M., “Reconceptualising Public International Law: Convergence with the European Union

Model?”, University of New South Wales Law Journal 2002, nr. 25, 71-97.

- MALATHOUNI E., “Should I stay or should I go: sunset clause as self-confidence or suicide”, MJ

2008, afl 1, 115-124.

- NICOLAIDES P., “Withdrawal from the European Union: A typology of effects”, MJ 2013, afl.

2, 212.

- PHEDON N., “Withdrawal from the European Union: A typology of effects”, MJ 2013, 209-218.

- RIEDER R., “The withdrawal clause of the Lisbon Treaty in the light of EU citizens between

disintegration and integration”, Fordham International Law Journal 2013, VOL 37 ISSUE 1, 171.

- SCHRAUWEN A. A. M., “Burgers en Brexit”, SEW 2017, afl.3, 104-105.

- SCOTT H., “When the Euro Falls Apart”, International Finance 1998 ,VOL. 1 issue 2, 207-228.

- VAN OOIK R. H., “Het Verdrag van Lissabon : structuur en overzicht”, SEW 2008, afl. 2, 38-39.

- WEILER J. H. H., “Alternatives to withdrawal from an international organization : the case of the

European Economic Community”, Isr. L. Rev. 1985, 282.

- WESSEL R.A., “You can check out any time you like, but can you really leave?”, International

organizations law review 2016, VOL.13 NO 2, 197-2019.

- WESSEL R. A. , “De procedure om de Europese Unie te verlaten – een interpretatie van artikel 50

VEU”, SEW 2017, Brexit-reeks nr.1, 8.

Page 123: EEN INTERPRETATIE VAN ARTIKEL 50 VEU IN HET KADER VAN … · Toen ik in 2017 mijn Erasmus in Schotland ervoer, beleefde ik het hele gebeuren van dichtbij. Het onbekende terrein van

117

4.5. Online Bronnen

- ARNULL A., “ UK nationals and EU citizenship : References to the European Court of Justice

and the February 2018 decisions of the District Court of Amsterdam”, EU law analysis Blog, 28

maart 2018, http://eulawanalysis.blogspot.be/2018/03/.

- DAVIES G., “Union citizenship – still Europeans’ destiny after brexit?”, European Law Blog, 7

juli 2016, http://europeanlawblog.eu/2016/07/07/union-citizenship-still-europeans-destiny-after-

brexit/.

- DE LA BAUME M., “European Parliament outlines its post-Brexit vision”, Politico 2018,

https://www.politico.eu/article/european-parliament-brexit-guy-verhofstadt-outlines-its-post-

brexit-vision/.

- O’CARROL L., “British group wins right to take Brexit case to European court”, The Guaridian,

7 februari 2018, https://www.theguardian.com/politics/2018/feb/07/british-group-wins-right-to-

take-brexit-case-to-european-court.

- PEERS S., “Article 50 TEU: the uses and abuses of the process of withdrawing from the EU”, EU

law analysis Blog, 8 december 2017,

http://eulawanalysis.blogspot.be/search?q=article+50+of+the+Treaty+of+Lisbon.

- PEERS S., “Can an article 50 notice of withdrawal from the EU be unilaterally revoked? The case

for unilateral revocability of the Article 50 notice”, EU law analysis Blog, 16 januari 2018,

http://eulawanalysis.blogspot.be/2018/01/can-article-50-notice-of-withdrawal.html.

- PEERS S., “The beginning of the End? Citizens’ rights in the Brexit ‘Sufficient Progress’ deal”,

EU law analysis Blog, 9 december 2017, http://eulawanalysis.blogspot.be/2017/12/the-beginning-

of-end-citizens-rights-in.html.

- PEERS S., “The judgement Miller : representative democracy strikes back”, EU analysis Blog, 25

januari 2017, http://eulawanalysis.blogspot.be/search?q=miller.

- PEERS S., “Brexit :can the ECJ Get involved”, EU analysis Blog, 3 november

2016,http://eulawanalysis.blogspot.be/2016/11/.

Page 124: EEN INTERPRETATIE VAN ARTIKEL 50 VEU IN HET KADER VAN … · Toen ik in 2017 mijn Erasmus in Schotland ervoer, beleefde ik het hele gebeuren van dichtbij. Het onbekende terrein van

118

- RIED A. S., “Brexit begins: an overview of the legal issues”, EU Law Analysis, 28 juli

2016http://eulawanalysis.blogspot.be/search?q=Greenland.

- SPINANT D. , “Giscard forum set to unveil controversial EU ‘exit clause’”, Politico, 4 december

2014, https://www.politico.eu/article/giscard-forum-set-to-unveil-controversial-eu-exit-clause/.

- VAN EIJKEN H., “EU Citizenship : a slipping anchor to hold on rights Brexit and the

consequences for EU citizens with British nationals”, BEUCITIZEN, 15 februari 2017,

http://beucitizen.eu/eu-citizenship-a-slipping-anchor-to-hold-on-to-rights-brexit-and-the-

consequences-for-eu-citizens-with-british-nationality/.

- WEATHERHILL S., “Can an article 50 notice of withdrawal from the EU be unilaterally

revoked? Why the withdrawal notification under article 50 TEU is not unilaterally revocable”, EU

law analysis Blog, 16 januari 2018, http://eulawanalysis.blogspot.be/2018/01/can-article-50-

notice-of-withdrawal.html.