een plus voor de plusgroep · 2016. 10. 14. · een plus voor de plusgroep! kim neefjes 2 voorwoord...
TRANSCRIPT
Een plus voor de plusgroep Onderzoeksverslag naar het oprichten van een plusgroep binnen basisschool De
Caegh: Hoe dit binnen het jaar 2012/2013 te realiseren valt en welke organisatie
hier aan ten grondslag ligt.
School: Hogeschool INHolland Locatie: Alkmaar Opleiding: Pabo (voltijd) Jaar van opleiding: 4 Opdrachtgever: Basisschool De Caegh Locatie: Obdam Auteur: Kim Neefjes Studentnummer: 448958 Periode: September 2012 t/m januari 2013
Een plus voor de plusgroep!
Kim Neefjes
1
Mijn broertje
Eerst had ik een broertje
Dat was heel normaal
Maar als ik daar op terug kijk
Lijkt dat net een verzonnen verhaal
Hij ziet de wereld niet zoals wij
Soms te vrolijk en soms te vrij
Aan de buitenkant zie je het niet
Maar toch doet het me veel verdriet
Dat komt hij heeft autisme
Hij is vaak boos en reageert dan onverwacht
Omdat de dingen niet zo gaan
Zoals hij in zijn hoofd heeft bedacht
Hij zit op een speciale school in een speciale klas
En daardoor kan hij weer worden wie hij eigenlijk al was!
(Eline, hoogbegaafde leerling uit groep 7, leerling uit de plusgroep De Duiventil in Hoorn)
Een plus voor de plusgroep!
Kim Neefjes
2
Voorwoord Alkmaar, 25 – 10 – 2012
Vier jaar geleden startte ik met de Pabo. Vanaf het moment dat ik hiermee startte, werd ik overladen
met informatie over de verschillen tussen leerlingen. Iedere leerling is anders: Iedere leerling heeft
andere behoeften, andere interesses en komt uit een andere thuissituatie.
Deze verschillende uitgangspunten maken het zo belangrijk om differentiatie toe te passen in een
groep, om er voor te zorgen dat iedere leerling op zijn of haar niveau les krijgt en zich daardoor ook
op zijn of haar gemak voelt. Ik leerde dat er een bepaalde groep leerlingen is die ook begeleiding
buiten de groep nodig heeft, omdat alleen de differentiatie binnen een groep bij deze leerlingen niet
helpt. Dit zijn de leerlingen die extra zorg nodig hebben: Waarvoor handelingsplannen geschreven
moeten worden en die begeleiding krijgen van een intern begeleider. Dit zijn onder andere leerlingen
met autisme, ADHD, dyslexie of leerlingen die gewoonweg moeite hebben met leren. Het is goed dat
deze zorg er is, dat er zo veel aandacht aan wordt besteed. Naast de zorgleerlingen is er een groep
die vaak wordt vergeten en die erg onderschat wordt: de hoogbegaafde leerlingen.
Van alle lessen die ik de afgelopen vier jaar op de Pabo heb gehad, ging slechts één les over
hoogbegaafdheid. Dit geeft al aan in wat voor verhouding hoogbegaafde leerlingen staan ten
opzichte van de andere zorgleerlingen. Hoogbegaafde leerlingen zijn ook zorgleerlingen, ook deze
leerlingen hebben extra aandacht en begeleiding nodig. Dit wordt helaas vaak vergeten.
Doordat leerkrachten weinig kennis hebben over hoogbegaafdheid, worden veel hoogbegaafde
leerlingen niet opgemerkt. Wanneer deze leerlingen wel zijn opgemerkt, vinden de leerkrachten het
moeilijk om deze leerlingen de juiste begeleiding te geven. Wanneer de leerkrachten deze leerlingen
extra werk geven, hebben ze het idee dat de hoogbegaafde leerlingen hier wel hun weg in kunnen
vinden.
Het onderwerp hoogbegaafdheid is een onderwerp wat mij interesseert en waar ik graag onderzoek
naar wilde doen. Toen mijn stage op basisschool De Caegh rond was en ik hoorde dat er een
werkgroep excellentie1 op deze school werd opgericht, was voor mij snel duidelijk op welk
onderwerp ik mij ging richten: hoogbegaafdheid. dit onderzoek ben ik gaan samenwerken met
Marian Koning, de coördinator van de excellentiegroep die een studie naar zorgleerlingen heeft
gedaan. Tijdens haar afstudeeronderzoek is zij zich gaan richten op ontwikkelingsvoorsprongen in de
kleuterperiode (bij kleuters wordt de term hoogbegaafdheid nog niet gebruikt). Zij heeft een extra
kieskastje voor deze kleuters gemaakt. Ook zijn er Levelwerkboxen2 op De Caegh aangeschaft, waar
een andere collega zich mee bezig houdt. Voor mij was de taak te onderzoeken of het opzetten van
een plusgroep haalbaar zou zijn en welke organisatie hier het best bij zou passen.
1 De beschrijving van ‘excellentie’ vindt u in bijlage 1 2 De beschrijving van ‘Levelwerkboxen’ vindt u in bijlage 1
Een plus voor de plusgroep!
Kim Neefjes
3
Voor het schrijven van dit onderzoek wil ik een aantal mensen bedanken:
Marian Koning voor het samenwerken bij het opzetten van de plusgroep;
de werkgroep excellentie voor de tips en adviezen;
Anita Chrispijn voor het toelaten van mijn bezoek en het beantwoorden van vragen;
de leerlingen van de plusgroep De Duiventil in Hoorn voor het beantwoorden van de
vragenlijst.
In dit onderzoek vindt u mijn bevindingen en resultaten van het onderzoek. Ik heb hier met veel
enthousiasme aan gewerkt.
Veel leesplezier!
Kim Neefjes.
N.B. In de praktijk en theorie worden termen gebruikt als talentvolle leerlingen, excellente
leerlingen, meerbegaafde leerlingen, (hoog-)begaafde leerlingen etc. In dit verslag gebruik ik de
term hoogbegaafden of hoogbegaafdheid. Waar ik in dit onderzoek over hoogbegaafden spreek,
doel ik ook op de begaafde leerlingen voor wie een extra aanbod waardevol is.
Een plus voor de plusgroep!
Kim Neefjes
4
1.Samenvatting Er wordt vaak een verkeerd beeld geschetst over hoogbegaafde leerlingen. Veel mensen hebben het
idee dat hoogbegaafde leerlingen blij moeten zijn dat ze hoogbegaafd zijn en zien deze leerlingen
dan ook niet als zorgleerlingen. Dit zijn ze echter wel. Wanneer hoogbegaafde leerlingen niet de
juiste begeleiding krijgen, is het mogelijk dat ze hun capaciteiten niet juist benutten, wat kan leiden
tot nadelige gevolgen.
De Caegh is goed op weg om een juiste begeleiding aan hoogbegaafde leerlingen te geven.
Er wordt gebruik gemaakt van een vertrouwd protocol, er worden materialen voor hoogbegaafde
leerlingen ontwikkeld en aangeschaft (kieskastjes voor kleuters met een ontwikkelingsvoorsprong en
Levelwerk) en er is een werkgroep excellentie opgericht. Wat De Caegh nog mist, is iets waar
hoogbegaafde leerlingen bijeen kunnen komen: een plusgroep.
De volgende onderzoeksvraag staat in dit onderzoek centraal:
Op welke manier kan de plusgroep op basisschool De Caegh worden opgestart om aan de behoeften
van de hoogbegaafde leerlingen te voldoen?
Voor dit onderzoek is gebruik gemaakt van een casestudy. Allereerst is er bronnenonderzoek gedaan.
Verder is er geobserveerd in een plusgroep op De Duiventil in Hoorn en er is geobserveerd in een
plusgroep in groep vier op De Caegh die tijdens dit onderzoek is opgestart. Daarnaast is er een open
ongestructureerd interview gehouden met een deskundige. Tot slot zijn er enquêtes onder de
leerlingen van de plusgroep van de Duiventil en de middenbouw op De Caegh afgenomen
(kwantitatief). (Ton Kallenberg, Onderzoeken in de onderwijspraktijk., 2011)
Uit de literatuur valt op te merken dat een leerling hoogbegaafd is wanneer hij hoge intellectuele
capaciteiten bezit, gemotiveerd is en creatief is. Het begrip ‘hoogbegaafdheid’ wordt onderzocht en
er wordt gekeken naar de verschillende kenmerken van hoogbegaafden en onderpresteerders.
In een plusgroep dienen de intelligentie, motivatie en creativiteit te worden gestimuleerd. Daarnaast
dient er rekening te worden gehouden met de verschillende interesses. Er zitten veel
organisatorische voorwaarden aan een plusgroep vast, die duidelijk moeten worden voorbereid.
Uit de eerste enquête uit het praktijkonderzoek blijkt dat de hoogbegaafde leerlingen zich prettig
voelen op De Caegh, wat betekent dat er minder aandacht hoeft te worden besteed aan de sociaal-
emotionele behoeften, in tegenstelling tot wat in de literatuur wordt gezegd. Of dit valide is, wordt in
de discussie besproken.
Uit de tweede enquête komen de interesses van de leerlingen naar voren die verwezenlijkt zouden
moeten worden in de plusgroep. Een aantal vakken waar de leerlingen opvallend geïnteresseerd in
zijn, zijn wiskunde en geschiedenis.
Er wordt geconcludeerd dat er voor de groepen drie, vier en vijf ieder apart een plusgroep zou
moeten worden opgericht. De leerlingen zullen één uur in de week deelnemen aan deze plusgroep.
Het is de bedoeling dat de verrijking die in de plusgroep geboden wordt ook geïmplementeerd wordt
in het reguliere onderwijs.
Een plus voor de plusgroep!
Kim Neefjes
5
In de discussie komt naar voren dat het literatuuronderzoek zeer valide is. In het
praktijkonderzoek wordt vooral gebruik gemaakt van enquêtes en van het interview.
De resultaten van de enquêtes zijn over het algemeen toepasbaar in dit proces. Ook is het interview
van zinvolle waarde geweest.
Tot slot wordt er een aanbeveling gedaan tot vervolgonderzoek. Hierin wordt aanbevolen om te
onderzoeken op wat voor manier je een aparte plusgroep in de middenbouw en in de bovenbouw
zou kunnen oprichten, zodat hoogbegaafde leerlingen van groep drie tot en met groep acht deel
zouden kunnen nemen aan de plusklas.
Een plus voor de plusgroep!
Kim Neefjes
6
Inhoud
Voorwoord ................................................................................................................................... 2
1.Samenvatting ............................................................................................................................. 4
2.Inleiding .................................................................................................................................... 8
2.1 Aanleiding van het onderzoek ....................................................................................................... 8
2.2 Onderzoeksvraag ........................................................................................................................... 9
2.3 Deelvragen..................................................................................................................................... 9
2.4 Kernbegrippen ............................................................................................................................... 9
2.5 Doelstelling .................................................................................................................................. 10
3.Methode .................................................................................................................................. 11
3.1 Onderzoeksbenadering ............................................................................................................... 11
3.2 Databronnen ............................................................................................................................... 12
3.3 Theoretisch model/stappenplan ................................................................................................. 14
Hieronder staat het theoretisch model/stappenplan weergeven, wat aangeeft wat het onderzoek
precies inhoudt. Op de volgende bladzijde staat de toelichting. ...................................................... 14
4.Resultaten literatuuronderzoek .................................................................................................16
4.1 Wat is hoogbegaafdheid? ............................................................................................................ 16
4.2 De verschillende kenmerken en signalering ................................................................................ 21
4.3 De behoeften ............................................................................................................................... 27
4.4 Wat is een plusgroep? ................................................................................................................. 33
4.5 Voorwaarden aan het opstarten van een plusgroep .................................................................. 34
4.6 Eisen voor de deelname aan een plusgroep ............................................................................... 38
5.Resultaten praktijkonderzoek ................................................................................................... 39
5.1 Wat doet De Caegh aan hoogbegaafdheid ten behoeve van onderwijsbeleid? ......................... 39
5.2 Voorwaarden aan het opstarten van een plusgroep op De Caegh ............................................. 41
5.3 Eisen voor de deelname aan de plusgroep op De Caegh ............................................................ 43
5.4 Het voldoen aan de behoeftes binnen de plusgroep op De Caegh ............................................. 44
6. Conclusie ................................................................................................................................ 50
6.1 Beantwoording onderzoeksvraag................................................................................................ 50
6.2 Discussie ...................................................................................................................................... 52
6.3 Adviezenlijst voor het oprichten van de plusgroep ..................................................................... 54
6.4 Aanbevelingen ............................................................................................................................. 56
Bibliografie ................................................................................................................................. 57
Bijlage 1: Begrippenlijst .........................................................................................................61
Een plus voor de plusgroep!
Kim Neefjes
7
Bijlage 2: De modules uit het DHH ........................................................................................ 62
Bijlage 3: De verschillende typen hoogbegaafde leerlingen .................................................... 64
Bijlage 4: Topiclist ................................................................................................................ 70
Bijlage 5: .............................................................................................................................. 71
Bijlage 6: Vragenlijst plusgroep ............................................................................................. 72
Bijlage 7: Het evaluatieformulier .......................................................................................... 74
Bijlage 8: Enquête waarbij het aantal hoogbegaafde leerlingen op De Caegh wordt onderzocht.
........................................................................................................................................... 79
Bijlage 9: Beoordelingsformulier onderzoeksrapportage ........................................................ 80
Bijlage 10: Toelichting op toetscriteria .................................................................................. 83
Een plus voor de plusgroep!
Kim Neefjes
8
2.Inleiding
2.1 Aanleiding van het onderzoek
Zorgleerlingen zijn tegenwoordig een ‘hot item’ binnen het onderwijs. Er wordt veel aandacht
besteed aan onder andere leerlingen die moeilijk leren, leerlingen met ADHD en leerlingen met
autisme. ‘In Nederland heeft ongeveer 3% van de leerlingen tussen vijf en veertien jaar ADHD’ (ADHD
bij kinderen, 2012). Er wordt door de leerkracht rekening met deze leerlingen gehouden, er worden
vaak intern begeleiders ingezet en er worden handelingsplannen voor deze leerlingen geschreven.
Dat is goed, want elke leerling heeft recht op gelijke kansen. En de andere leerlingen in de klas?
‘Die redden het wel’, denkt de leerkracht over het algemeen. Zolang ze voldoende scoren en goed
meedoen in de les, gaat het goed met deze leerlingen.
In de Volkskrant van 18 oktober 2012 (Berg, 2012) werd vermeld dat Nederlandse hoogbegaafde
leerlingen duidelijk minder presteren dan in andere landen. Uit Gronings onderzoek is gebleken dat
van de leerlingen die op basis van de Cito toets tot de beste vijf procent behoorden, één op de vier
het VWO niet haalt in de zes jaar die ervoor staan. In het Algemeen Dagblad van 17 oktober 2012
(Leraren snappen hoogbegaafde kinderen niet, 2012) werd gezegd dat één op de twee hoogbegaafde
studenten zijn middelbare schooldiploma niet haalt. Dit komt onder andere omdat ze
onderpresteren of omdat ze niet gemotiveerd zijn.
De laatste jaren is er al veel verbeterd en aan het onderwerp hoogbegaafdheid meer aandacht
besteed. Zo ook op basisschool De Caegh. Er is onder andere een werkgroep ‘excellentie’ opgestart.
De coördinator van deze werkgroep is Marian Koning. Zij heeft een studie gedaan naar zorgleerlingen
en heeft haar afstudeeronderwerp gericht op hoogbegaafdheid. Naar aanleiding van haar onderzoek
heeft ze een kieskastje in de kleuterbouw ontwikkeld voor kleuters met een
ontwikkelingsvoorsprong. Daarnaast zijn er Levelwerkboxen aangeschaft, die onder de leiding van
een andere leerkracht vallen. Ook is Marian van plan om regelmatig in een zorgvergadering even wat
aandacht te besteden aan hoogbegaafdheid, zodat alle leerkrachten hier over informatie krijgen.
Ondanks dat er veel verbeterd is, worden er echter nog niet genoeg maatregelen genomen op het
gebied van hoogbegaafdheid. Allereerst weten de leerkrachten nog te weinig van dit onderwerp af,
waardoor hoogbegaafde leerlingen, die niet opvallen, niet of minder snel gesignaleerd zullen
worden. Ook vinden de leerkrachten het moeilijk om adequaat te handelen wanneer leerlingen
uiteindelijk gediagnosticeerd zijn. Het informeren van de leerkrachten tijdens zorgvergaderingen is
een stap in de goede richting. Er is gevraagd om onderzoek te doen naar een plusgroep. Is er
daadwerkelijk behoefte aan een plusgroep? Kan dit worden opgezet binnen een schooljaar? Wat is
hier allemaal voor nodig? Dit is een goed initiatief, aangezien de creativiteit, motivatie en
intelligentie van de hoogbegaafde leerlingen tot nu toe nog niet volledig worden geprikkeld.
Het streven is, dat wanneer er op De Caegh gestart wordt met een plusgroep, de hoogbegaafde
leerlingen meer onder de aandacht gebracht zullen worden en dat het onderwerp hoogbegaafdheid
meer tussen de agendapunten zal komen te staan.
Een plus voor de plusgroep!
Kim Neefjes
9
2.2 Onderzoeksvraag
Op welke manier kan de plusgroep voor basisschool De Caegh worden opgestart om aan de
behoeften van de hoogbegaafde leerlingen te voldoen?
2.3 Deelvragen
Theorie
1. Wat houdt hoogbegaafdheid in?
2. Hoe herken je hoogbegaafde leerlingen? Wat zijn hun kenmerken?
3. Waar hebben hoogbegaafde leerlingen behoefte aan?
4. Wat houdt een plusgroep in?
5. Wat zijn de voorwaarden om een plusgroep op te starten?
6. Welke eisen worden gesteld aan leerlingen die deelnemen aan de plusgroep?
Praktijk
1. Wat doet De Caegh momenteel voor hoogbegaafde leerlingen ten behoeve van het
onderwijsbeleid?
2. Wat zijn de voorwaarden bij het opstarten van een plusgroep op De Caegh?
3. Welke eisen zou De Caegh moeten stellen aan de leerlingen die deelnemen aan de
plusgroep?
4. Hoe kunnen ze op De Caegh voldoen aan de verschillende behoeften van de leerlingen?
2.4 Kernbegrippen
Hoogbegaafdheid
Volgens Renzulli (1936) is hoogbegaafdheid een combinatie van een sterke motivatie, een
uitzonderlijke intelligentie en creativiteit. Clarks (1997) onderscheidt vier soorten intelligenties:
de cognitieve, de affectieve, de fysiekzintuiglijke en de intuïtieve intelligentie. Mönks (1932) vult dit
aan door aan te geven dat hoogbegaafdheid pas tot uiting kan komen, wanneer het gezin, de school
en vrienden hier positief mee omgaan (triadisch model). Deze term wordt gebruikt om aan te geven
dat deze mensen opvallende vaardigheden hebben. Als maatstaf wordt vaak een IQ test ingezet,
waarin het IQ hoger dan 130 moet zijn. (Gerven, 2002)
Begaafdheid
Begaafde leerlingen presteren bovengemiddeld in de klas en horen bij de top van de groep.
Het verschil tussen begaafde leerlingen en hoogbegaafde leerlingen is dat hoogbegaafde leerlingen
net even iets anders zijn en zich net even iets anders gedragen. Waarin begaafde leerlingen tevreden
zijn, zijn hoogbegaafde leerlingen kritisch. Waarin begaafde leerlingen een technicus zijn, zijn
hoogbegaafde leerlingen een uitvinder. Waarin begaafde leerlingen nauwkeurig kopiëren, creëren
hoogbegaafde leerlingen nieuwe projecten. Kortom: Hoogbegaafde leerlingen hebben een meer
onderzoekende en kritische houding. (Stichting Plato, 2012)
Plusklas
Veel scholen hebben een aangepast onderwijsaanbod voor hoogbegaafde leerlingen. Dit heet een
plusklas. Dit kan een buitenschoolse of een binnenschoolse plusklas zijn.
Een plus voor de plusgroep!
Kim Neefjes
10
In een buitenschoolse plusklas komen leerlingen van verschillende scholen één of
meer keer per week op een moederschool. Meestal is een bewijs van
hoogbegaafdheid een criterium voor toelating. De ouders betalen apart lesgeld.
Bij een binnenschoolse plusklas wordt binnen de school een plusklas geformeerd, vaak in de
bovenbouw. Er wordt individueel gewerkt aan leerstrategieën en cognitieve ontwikkelingen en in de
groep aan sociaal-emotionele en culturele ontwikkeling. (Trierum, 2007)
Plusgroep
Een plusgroep is in principe hetzelfde als een plusklas: Een aparte klas waaraan alleen hoogbegaafde
leerlingen deelnemen. Het grootste deel blijven ze in hun eigen groep. Een plusklas is groter.
Er worden grotere opdrachten gegeven en er wordt een langere tijd doorgebracht in een plusklas
dan in een plusgroep. (MSc., 2010)
Kinderen tussen de 6 en 9 jaar
Kinderen tussen de 6 en de 9 jaar zitten in de middenbouw van de basisschool (groep 3 t/m 5).
Kinderen van deze leeftijd krijgen interesse in sporten en wedstrijdjes. Jongens en meisjes spelen
vaak nog gescheiden. Ze leren de schoolse vaardigheden, ze gaan logisch nadenken en de verschillen
in leerstijlen worden zichtbaar. Op sociaal emotioneel gebied zijn vriendschappen heel belangrijk, de
identiteitsontwikkeling vindt plaats, de regelspellen zijn belangrijk en door de identiteitsontwikkeling
kan het pesten wel eens een rol spelen. (Liesbeth Schreuder, 2011)
2.5 Doelstelling De doelstelling is om voor de kerstvakantie 2012 in ieder geval een plusgroep in groep vier op te
zetten, onder leiding van een ouder. Wanneer een plusgroep in groep vier goed loopt, kan het zich
gaan uitbreiden naar een plusgroep in groep drie en een plusgroep in groep vijf, met ieder een
aparte ouder als begeleiding. Op deze manier wordt er in iedere groep gericht aandacht besteed aan
de hoogbegaafde leerlingen.
Een plus voor de plusgroep!
Kim Neefjes
11
3.Methode
3.1 Onderzoeksbenadering
De onderzoeksvraag is ontstaan nadat duidelijk was dat er behoefte was aan verbetering van het
lesprogramma voor hoogbegaafde leerlingen binnen De Caegh. Er is een excellentievergadering
opgericht en er wordt aan alle kanten gewerkt aan het verbeteren van het lesaanbod. Er werd
gevraagd te onderzoeken of een plusgroep meerwaarde had binnen De Caegh en of dit ook
daadwerkelijk te realiseren was binnen een jaar.
Dit onderzoek richt zich op de dagelijkse onderwijspraktijk en van alles daaromheen:
een praktijkonderzoek. Dit is een actieonderzoek: Een onderzoeksmethode waarbij een leerkracht of
een team de eigen onderwijspraktijk volgens een goed doordachte methodiek probeert te
verbeteren. (Ton Kallenberg, Onderzoeken in de onderwijspraktijk., 2011) In dit onderzoek is gebruik
gemaakt van verschillende typen onderzoek.
Dit onderzoek is een kwalitatief onderzoek. Dit houdt in dat er zo open mogelijk tegemoet wordt
getreden aan het onderzoeksprobleem. Er wordt in dit onderzoek gelijk aangesloten op de
onderwijskundige praktijk. Er is gebruik gemaakt van een casestudy, observaties, interviews en
bronnenonderzoek. Bij een kwantitatief onderzoek wordt op grote schaal gegevens verzameld en de
uitkomsten kunnen in getallen worden uitgedrukt. Dat is hier niet het geval. (Kallenberg, 2007)
Allereerst is er gebruik gemaakt van meerdere enquêtes: één enquête om na te gaan hoeveel
hoogbegaafde leerlingen er in iedere klas op De Caegh zitten, één enquête waarbij de sociaal-
emotionele kant van hoogbegaafde leerlingen is onderzocht en één enquête waarbij is na gegaan
wat de hoogbegaafde leerlingen graag zouden willen leren in een plusgroep. Het zijn deels gesloten
vragenlijsten en deels open vragenlijsten (de open vragenlijsten zijn de vragenlijsten over de
plusgroep). De enquêtes zijn statistisch verwerkt.(Ton Kallenberg, Enquete (survey), 2011)
Daarnaast is er gebruik gemaakt van een casestudy. In dit geval gaat het om de hoogbegaafde
leerlingen. Deze vorm wordt ingezet wanneer een bepaald probleem nog niet is uitgekristalliseerd.
Dat is hier het geval. De case die is onderzocht, is een voorbeeld voor alle hoogbegaafde leerlingen
op andere basisscholen. (Ton Kallenberg, Casestudy (gevalsstudie), 2011)
Tot slot is er gebruik gemaakt van ontwerpgericht en ontwikkelingsgericht onderzoek. Het levert een
directe bijdrage aan het oplossen van problemen in de praktijk. Het probleem is dat er te weinig
wordt aangeboden aan hoogbegaafde leerlingen, waardoor zij zich niet optimaal kunnen ontplooien.
Één van de oplossingen is het opzetten van een plusgroep. Bij ontwerpgericht onderzoek wordt er
geredeneerd vanuit een van tevoren opgezet en goed onderbouwd ontwerp. (Ton Kallenberg,
Ontwerpgericht en ontwikkelingsgericht onderzoek, 2011)
Een plus voor de plusgroep!
Kim Neefjes
12
3.2 Databronnen
Literatuur- of bronnenstudie
Door middel van bronnenstudie is vastgesteld wat er al bekend is over het onderwerp
hoogbegaafdheid en over de plusgroep. ‘Je kunt geen serieus onderzoek doen zonder eerst een
verkenning van de beschikbare literatuur over dat onderwerp te hebben ondernomen.’ (Ton
Kallenberg, Literatuur- of bronnenstudie, 2011). Het is belangrijk om literatuuronderzoek doen om
het onderzoek betrouwbaarder te maken. Daarnaast zullen de lezers van het onderzoek een helder
beeld krijgen over het onderwerp. Er is op verschillende manieren op zoek gegaan naar de literatuur.
Allereerst zijn er boeken geleend via de bibliotheek in Heerhugowaard en de bibliotheek op
INHolland Alkmaar. Er zijn verschillende websites bezocht via google, themasites (via bibliotheek
INHolland) en databanken (via bibliotheek INHolland). Op deze manier zijn er ook verschillende
artikelen bestudeerd. Er is gezocht op de volgende onderwerpen:
1. Hoogbegaafdheid: Hier ligt de focus op het volgende:
- Wat houdt hoogbegaafdheid precies in?
- Welke modellen horen hierbij?
- Wat zijn de kenmerken van deze leerlingen?
- Hoe gaat de signalering en het vervolg in zijn werk?
- Hoe herken je onderpresteerders?
- Hoe kun je het onderwijs aanpassen?
2. Begaafdheid: Wat is nou precies het verschil tussen hoogbegaafdheid en begaafdheid?
3. Plusgroep: Hier is de focus gelegd op het volgende:
- Wat houdt een plusgroep precies in?;
- Welke doelstellingen en eisen heeft een plusgroep?;
- Wat is het programma van een plusgroep?
4. Leerlingen uit de middenbouw: Hier is vooral gekeken naar de sociaal emotionele
ontwikkeling, zodat er rekening kon worden gehouden bij het opzetten van de plusgroep.
Vragenlijst
Een essentiële voorwaarde voor betrouwbare uitkomsten van een enquête is dat de kwaliteit van de
vragen die aan de respondenten worden voorgelegd goed zijn (Ton Kallenberg, Vragenlijst, 2011). Er
is bij de enquêtes rekening gehouden met de vragen die werden gesteld en bij de formulering
hiervan.
De vragen zijn toegespitst op de hoogbegaafde leerlingen uit de middenbouw van De Caegh en op de
hoogbegaafde leerlingen uit de midden- en bovenbouw van De Duiventil in Hoorn. Er is hierbij
gekeken naar de onderzoeksvraag. Aangezien de leerlingen jong zijn, moesten de vragen simpel
blijven en hadden ze begeleiding nodig bij het noteren van de antwoorden. Er zijn verschillende
soorten vragen in de enquêtes gebruikt:
1. Meerkeuzevraag. De hoogbegaafde leerlingen hebben bij de meerkeuzevragen steeds
kunnen kiezen uit de volgende antwoorden: helemaal mee eens, mee eens, mee oneens en
helemaal mee oneens. Dit zijn hoogbegaafde leerlingen uit de plusgroep van De Duiventil in
Hoorn (midden- en bovenbouw) en hoogbegaafde leerlingen die op De Caegh in aanmerking
komen voor de plusgroep (middenbouw).
Een plus voor de plusgroep!
Kim Neefjes
13
2. Open vraag. De hoogbegaafde leerlingen hebben gebruik gemaakt van
open vragen. Omdat deze groep niet zo groot was, was dit een reële optie. Dit
waren hoogbegaafde leerlingen uit de plusgroep van De Duiventil in Hoorn (midden- en
bovenbouw) en hoogbegaafde leerlingen die op De Caegh in aanmerking komen voor de
plusgroep (middenbouw). Ook konden de leerkrachten van de verschillende klassen invullen
hoeveel hoogbegaafde leerlingen zij in de klassen hadden. Dit was ook een open vraag.
Interview
Anita Chrispijn is geïnterviewd. Zij is leerkracht van de plusgroep op De Duiventil in Hoorn. Er is
bewust gekozen voor een interview omdat er dan exact kon worden verteld hoe zij tegenover
bepaalde kwesties staat.
Het werd gevoerd in een tweegesprek en het interview was niet gebonden aan het vaste format van
een van tevoren opgestelde vragenlijst. Er werd gebruik gemaakt van een open interview, waarbij er
wel een topiclist is samengesteld. Een open interview ziet er als volgt uit:
De vragen liggen niet vast: men gaat het gesprek open in;
Het interview is bedoeld om dieper inzicht te krijgen in visies en ervaringen van een beperkt
aantal respondenten (dit keer één);
Er is ver door gevraagd naar kennis en ervaringen van de respondent;
Men kan de regie kwijtraken: men heeft als onderzoeker een grote inhoudelijke inbreng in
het gesprek.
(Ton Kallenberg, Drie manieren om te interviewen, 2011)
Naast het interview met Anita Chrispijn, is er ook een interview gevoerd met de hoogbegaafde
leerlingen uit de groepen 3, 4 en 5. Dit is gedaan door middel van het invullen van de enquêtes.
Er is een enquête gecombineerd met een interview. Hierin is sprake van een semigestructureerd
interview: de vragen zijn vooraf opgeschreven (door middel van de enquête) maar wanneer de
kinderen met een eigen inbreng kwamen, is hier ook op in gegaan.
Observatie
‘Observeren is een goede manier om met behulp van de eigen zintuigen informatie te verzamelen
over het gedrag van de leerlingen. Men kijkt en luistert gericht naar het gedrag van leerlingen en
leerkrachten vanuit een bepaalde vraagstelling, die men van tevoren nauwkeurig heeft
vastgesteld.‘(Ton Kallenberg, Observatie, 2011) Er is geobserveerd in een plusgroep in Hoorn, die zich
richtte op groep 5, 6 en 7. Er is gebruik gemaakt van een ongestructureerde observatie. Dit is zo
objectief mogelijk gedaan.
Een plus voor de plusgroep!
Kim Neefjes
14
3.3 Theoretisch model/stappenplan
Hieronder staat het theoretisch model/stappenplan weergeven, wat aangeeft wat het onderzoek
precies inhoudt. Op de volgende bladzijde staat de toelichting.
1. Basisschoolleerlingen
2. Middenbouw
3. hoogbegaafden
4. Begaafden
- Verschil met
hoogbegaafd
en
5. Hoogbegaafden
- Inhoud
- Kenmerken
- Signalering
- Behoeften
- Modellen
- Typen
(onderpreste
erders) 6. Pluskinderen
7. Plusgroep
- Inhoud
8. Plusgroep groep 4
- Er wordt een
plusgroep
voor groep 4
opgericht.
Een plus voor de plusgroep!
Kim Neefjes
15
1. Dit onderzoek is gericht op basisschool leerlingen.
2. Er wordt onderzoek gedaan naar een plusgroep richting de middenbouw, vandaar dat het
model zich hier alleen op richt.
3. Er wordt niet gekeken naar de gehele middenbouw, er wordt alleen gekeken naar de
(hoog)begaafde leerlingen.
4. Deze leerlingen worden gesplitst in begaafden en hoogbegaafden. Allereerst wordt het
verschil tussen begaafden en hoogbegaafden onderzocht.
5. Daarna wordt er verdiept in de hoogbegaafden: Wat houdt hoogbegaafdheid precies in?
Wat zijn de kenmerken van hoogbegaafde leerlingen en hoe signaleer je ze? Waar hebben ze
behoefte aan? Welke modellen zijn er ontworpen voor deze leerlingen? Wat voor typen
hoogbegaafden heb je en wat zijn onderpresteerders?
6. De hoogbegaafde leerlingen zijn de pluskinderen. Er wordt onderzocht op wat voor manier je
deze kinderen in een plusgroep zou kunnen plaatsen.
7. Naar aanleiding van deze literatuurstudie wordt er gekeken naar het oprichten van een
plusgroep: Wat is dit exact? Wat is er allemaal voor nodig en wat houdt het in?
8. Tot slot wordt er een plusgroep opgestart in groep vier.
Een plus voor de plusgroep!
Kim Neefjes
16
4.Resultaten literatuuronderzoek
4.1 Wat is hoogbegaafdheid?
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op wat hoogbegaafdheid precies inhoudt. Er worden verschillende
modellen, theorieën en uitspraken met elkaar vergeleken. Er wordt gekeken naar het verschil tussen
begaafdheid en hoogbegaafdheid. Dit heeft als doel om het begrip ‘hoogbegaafdheid’ duidelijk in
kaart te krijgen en hiermee duidelijk voor ogen te krijgen met wat voor leerlingen er in dit onderzoek
gewerkt wordt.
De verschillende theorieën en modellen
Zolang er mensen bestaan, bestaan er al verschillen in begaafdheid. De één is begaafder dan de
ander en dat is al het geval sinds de mensheid bestaat. ‘Er bestaan veel voorbeelden van
hoogbegaafden die bijzondere prestaties leveren, zoals het 12-jarige meisje dat tot de Rotterdamse
universiteit werd toegelaten nadat zij de middelbare school in een jaar had doorlopen.’ (E.J. van
Houten - van den Bosch, 2007) Of Erik van den Boom, die op zijn 13e examen gymnasium deed en
nu, op z’n 15e dj en ambassadeur voor dance4life is. Maar sinds wanneer spreekt men nu echt van
hoogbegaafdheid? Dit is gestart bij de Franse psycholoog Binet. Hij heeft de IQ-test ontworpen naar
aanleiding van de vergeetcurve van Hermann Ebbinghaus. Dit deed Alfred Binet eind 19e eeuw.
(Alfred Binet, 2012). De test richtte zich op de verbale en performale ontwikkeling.
‘De verbale ontwikkeling richt zich op woorden en woordbetekenis, redeneren in taal en taalsymbool.
De performale ontwikkeling richt zich op het praktisch handelen, het oplossen van problemen en
deelproblemen’ (Verslag 'De verbaal/performaal kloof', 2000 - 2012)De IQ-test was te abstract.
Er werd gekeken naar de intelligentie van een mens, maar er werd niet verder gekeken.
Iemand hoeft namelijk niet hoogbegaafd te zijn wanneer het hoog scoort op een IQ-test. En het is
niet uitgesloten dat iemand hoogbegaafd is wanneer de leerling laag scoort op een IQ-test. Of
iemand hoogbegaafd is, heeft namelijk te maken met een combinatie van meerdere factoren. Zo
kwam allereerst Renzulli in 1978 met een nieuw ontworpen model. Volgens Renzulli bezit een
hoogbegaafde leerling de volgende capaciteiten: Bovengemiddelde vaardigheden, creativiteit en
motivatie. Volgens Minnaert kun je beter spreken van doorzettingsvermogen in plaats van motivatie.
Alleen de bovengemiddelde vaardigheden (IQ) kunnen getest worden. Volgens Resing en Blok spreek
je van een zeer begaafd kind als het IQ hoger is dan 130 en van een hoogbegaafd kind als er naast
een hoog IQ ook is voldaan aan andere criteria op het
gebied van cognitie en persoonlijkheid.
(Hoogeveen, 2004 - 2012)
Grafiek 1: Het model van Renzulli
Een plus voor de plusgroep!
Kim Neefjes
17
Het model van Renzulli werd in 1985 uitgebreid door het model van Mönks. In dit
model komen de drie cirkels van Renzulli voor, maar het wordt uitgebreid met
omgevingsfactoren. Hierin wordt duidelijk dat hoogbegaafde leerlingen moeten worden
gestimuleerd door de sociale omgeving.
De familie, school en vrienden zijn belangrijk voor een leerling die hoogbegaafd is.
Wanneer de omgeving niet serieus en positief reageert op deze leerling, zal het zich ook niet verder
ontwikkelen op dit gebied. (Mönks) Mönks is oprichter van het Centrum voor
Begaafdheidsonderzoek in Nijmegen en Antwerpen. (Hoogbegaafdheid, 2012)
Grafiek 2: Het meerfactorenmodel van Mönks
Op het gezin en de vrienden hebben de leerkrachten geen invloed, de leerkrachten kunnen de vrienden en ouders op zijn hoogst attenderen om hoogbegaafde leerlingen te blijven stimuleren. De leerkrachten kunnen tevens het creërend vermogen en de motivatie stimuleren.
Na het model van Renzulli en Mönks, kwam Heller in 1992 met een nieuw en uitgebreider model.
Het model van Heller volgt in feite weer op het model van Mönks. Mönks richtte zich namelijk op de
omgevingsfactoren. Heller werkt dit verder uit. Hij onderscheidt de niet cognitieve
persoonlijkheidskenmerken (omgang met stress, prestatiemotivatie, werk-/leerstrategieën, (faal)-
angst en locus of control) en de omgevingskenmerken (leerhouding in het gezin, gezinsklimaat,
kwaliteit van de instructie, klassenklimaat en ingrijpende gebeurtenissen).
De hoogbegaafdheidkenmerken (begaafdheidsfactoren) worden door bovenstaande beïnvloed.
De begaafdheidsfactoren uiten zich dan (afhankelijk van de niet-cognitieve
persoonlijkheidskenmerken en de omgevingskenmerken) in de prestatiedomeinen. (Heller)
Een plus voor de plusgroep!
Kim Neefjes
18
Grafiek 3: Het model van Heller
Vroeger werd er, ondanks bovenstaande modellen, weinig actie ondernomen voor hoogbegaafde
leerlingen. Deze leerlingen maakten dezelfde opdrachten als de andere leerlingen in de klas, en als
deze opdrachten af waren, kregen ze extra werk. Gelukkig is het nu anders. Sinds de overheid meer
aandacht besteedt aan hoogbegaafdheid, wordt er steeds meer bekommerd om hoogbegaafde
leerlingen. Op de meeste basisscholen wordt er gebruik gemaakt van signaleringsinstrumenten om
hoogbegaafden in beeld te brengen. Er zijn genoeg methodes ontwikkeld voor hoogbegaafde
leerlingen, het internet staat vol met materiaal en er zijn Leonardo scholen (scholen voor
hoogbegaafde leerlingen).
Wanneer ben je nu hoogbegaafd?
‘Hoeveel procent van de mensen hoogbegaafd is, hangt af van de omschrijving van hoogbegaafdheid.
Wanneer intelligentie volgens de normaalverdeling over de bevolking verspreid zou zijn, is 2,5 procent
van de bevolking hoogintelligent’ (IQ > 130). (E.J. van Houten-van den Bosch, 2007) Er wordt hier
alleen gekeken naar de intellectuele capaciteiten in het model van Mönks. Motivatie en creativiteit
worden hierbij niet genoemd.
Volgens de vereniging ‘Mensa ‘ ben je hoogbegaafd wanneer jouw IQ bij de hoogste twee procent
van de bevolking hoort. ‘Uitgaande van de verdeling van intelligentie en het aantal leerlingen in het
Nederlandse basisonderwijs gaat het dan om bijna 40.000 hoog- of zeerbegaafde leerlingen.
Op een gemiddelde basisschool zouden vijf hoog- of zeer begaafde leerlingen zitten (Ministerie van
Een plus voor de plusgroep!
Kim Neefjes
19
Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, 2010) .’ Ook hier wordt er weer alleen
gekeken naar de intellectuele capaciteiten.
Mensalid Maud Kooijman probeerde de definitie van hoogbegaafdheid ooit eens te omschrijven.
Zij zei: ‘Een hoogbegaafde is een snelle en slimme denker, die complexe zaken aankan.
Een sensitief en emotioneel mens, intens levend. Autonoom, gedreven en nieuwsgierig van aard. Hij
of zij schept plezier in creëren’. (Algemeen) (Hoogbegaafdheid, 2007 - 2012) Maud Kooijman kijkt niet
alleen naar de intelligentie. Zij heeft ook oog voor de motivatie en creativiteit.
Van Houten en van den Bosch beschrijven het verschil tussen hoogintelligent en hoogbegaafd.
Zij zeggen dat wanneer een IQ boven de 130 scoort, men hoogintelligent is. Wanneer men ook
beschikt over creativiteit en motivatie, dan spreek je van hoogbegaafd. (E.J. van Houten-van den
Bosch, 2007)
*Grafiek 4: De verdeling van IQ-scores onder de normaalverdeling
De normaalverdeling waarover gesproken is, staat hierboven.
Volgens de Groninger Intelligentietest voor Voortgezet Onderwijs ben je bovengemiddeld begaafd
wanneer je IQ tussen de 110 en 119 ligt, begaafd wanneer je IQ tussen de 120 en 129 ligt en
hoogbegaafd wanneer je IQ op de 130 of hoger licht. Met een IQ van 150 ben je een genie.
Een plus voor de plusgroep!
Kim Neefjes
20
Het verschil tussen begaafd en hoogbegaafd
Op de normaalverdeling en bij de toelichting is al vermeld wat het verschil is tussen begaafdheid en
hoogbegaafdheid. Maar hoe herken je deze verschillen?
Het verschil tussen begaafden en hoogbegaafden staat in tabel 1 hieronder.
Een begaafde leerling Een hoogbegaafde leerling
Beantwoordt de vragen Discussieert in detail, is kritisch, bewerkt stellingen
Presteert bovengemiddeld in de klas Kan bovengemiddeld maar ook gemiddeld of beneden gemiddeld presteren
Hoort bij de top van de groep Vaak een groep van 1 achter de anderen
Luistert met interesse Laat sterke gevoelens en opinies zien
Leert gemakkelijk Weet het vaak al
Herhaling nodig voor meesterschap Meesterschap na 1-2 repetities
Begrijpt ideeën Ontwikkelt en bewerkt ideeën
Geniet van leeftijdgenoten Prefereert vaak ouder gezelschap
Begrijpt de bedoeling of betekenis Onderzoekt de toepassingen
Maakt zijn werk af Start projecten
Kopieert nauwkeurig Creëert nieuwe projecten
Houdt van school Geniet van leren
Technicus Uitvinder
Is tevreden over eigen leren/kunnen Is hoogst zelfkritisch
(Stichting Plato, 2012) (Begaafd vs Hoogbegaafd, 2005) *Tabel 1: Het verschil tussen begaafdheid en hoogbegaafdheid
Uit de tabel kan worden opgemerkt dat hoogbegaafde leerlingen een meer onderzoekende houding
aantonen dan begaafde leerlingen.
Een plus voor de plusgroep!
Kim Neefjes
21
4.2 De verschillende kenmerken en signalering
In dit hoofdstuk wordt allereerst ingegaan op de verschillende kenmerken van hoogbegaafde
leerlingen. Het is van belang om deze kenmerken te kennen, zodat je weet hoe je binnen de
plusgroep om moet gaan met deze leerlingen en om te weten welke leerlingen deel mogen nemen
aan de plusgroep. Daarna wordt ingegaan op de signalering. Hier wordt een korte beschrijving over
gegeven zodat men kan zien wat voor proces hoogbegaafde leerlingen doorlopen. Tot slot wordt er
aandacht besteed aan de onderpresteerders. Bij de beslissing welke leerlingen deel mogen nemen
aan de plusgroep, is het belangrijk dat onderpresteerders hier ook in worden betrokken en aan deze
leerlingen dient de juiste begeleiding te worden gegeven.
De kenmerken
‘Ongeveer 10% van alle leerlingen laat kenmerken zien van hoogbegaafdheid. Leerkrachten dienen
deze kenmerken te herkennen. Deze kenmerken kunnen zich alleen uiten wanneer de leerling in een
klas zit waar de kenmerken gestimuleerd worden. Leerlingen dienen op niveau les te krijgen.’
(Begaafdheidskenmerken) (Mensa, 2007 - 2012) Het is daarom belangrijk dat iedere leerkracht op de
hoogte is van de verschillende kenmerken en hier de juiste aanpak toepast.
De kenmerken voor hoogbegaafdheid verschillen per leerling. Iedere leerling uit zich op een andere
manier waardoor iedere hoogbegaafde leerling weer andere opvallende kenmerken vertoont.
Het zijn positieve en negatieve kenmerken. Van Houten en van den Bosch beschrijven in dit citaat
kort de belangrijkste positieve en negatieve kenmerken van de hoogbegaafde leerlingen.
‘Het grote vermogen van hoogbegaafden om problemen op te lossen, intellectuele leergierigheid,
betrokkenheid bij morele vraagstukken, gevoel voor humor en eigen effectiviteit zijn positieve
factoren die aan veerkracht bijdragen. De meest voorkomende problemen zijn onderpresteren,
verveling, perfectionisme (inclusief faalangst), onzekerheid, hyperactiviteit en psychosociale
problemen zoals gepest worden op school, eenzaamheid overgevoeligheid en een zwakke sociaal-
emotionele ontwikkeling.’ (E.J. van Houten-van den Bosch, 2007) Hieronder in tabel 2 staat een lijst
met kenmerken die hoogbegaafde leerlingen kunnen vertonen. Het hoeft dus niet te betekenen dat
een hoogbegaafde leerling al deze eigenschappen moet bezitten. Daarnaast zijn er nog wel meerdere
kenmerken dan hier beschreven staan. Andersom is ook het geval: Een leerling die veel van deze
gedragsaspecten vertoont, hoeft niet hoogbegaafd te zijn.
Cluster eigenschap Bijbehorende eigenschappen
1. Intelligentie heeft een IQ van meer dan 130
2. Vroege ontwikkeling is geestelijk vroegrijp, heeft een ontwikkelingsvoorsprong
is gericht op prikkels uit de omgeving
heeft op jonge leeftijd al gevoel voor objectpermanentie
heeft op jonge leeftijd ontwikkeling van psycho-motoriek
kan op jonge leeftijd lezen
is eerder met spreken
heeft vroege belangstelling voor cijfers en letters
geeft vroeg blijk van gedetailleerde kennis van de omgeving
kan al vroeg een voorbeeldmodel (onder andere lego) nabouwen
tekent op hoger niveau dan leeftijdsgenoten
heeft een vroege ontwikkeling van getalbegrip
Een plus voor de plusgroep!
Kim Neefjes
22
kan zich gemakkelijk leerstof uit hogere leerjaren eigen maken
heeft op jonge leeftijd al gevoel voor symboliek
kan al praten, lezen en schrijven op jonge leeftijd
is geestelijk vroegrijp
3. Uitblinken meerdere gebieden is zeer goed in rekenen/wiskunde
heeft zeer goed taalgebruik
heeft een grote woordenschat/adequaat woordgebruik
kan vroeg praten in samengestelde zinnen
is zeker niet goed in alles
4. Gemakkelijk kunnen leren is snel van begrip
kan complexe aanwijzingen makkelijk volgen
heeft een goed opmerkingsvermogen
kan leerstof snel verwerken
heeft een zeer goed geheugen
kan snel onthouden
kan snel lezen
kan snel denken
heeft een uitstekend geheugen en gebruik van informatie
heeft een leertempo 2 tot 5 keer zo (hoog) dan de gemiddelde leerling
5. Goed leggen van (causale) verbanden
kan gemakkelijk (causale) verbanden en relaties leggen
heeft de neiging om ideeën of dingen op een ongebruikelijke en niet voor de hand liggende manier te combineren
kan gemakkelijk betekenissen begrijpen
6. Makkelijk kunnen analyseren van problemen
kan snel problemen analyseren
is vaardig in het toepassen van oplossingsmethoden in diverse situaties
houdt vast in het oplossen van problemen
is vindingrijk in oplossingsmethoden
heeft plezier in het oplossen van problemen
heeft eigen (verschillende) oplossingsmethoden
kan goed omgaan met problemen: ziet snel wat relevant is en komt sneller tot essentie
7. Het maken van grote denksprongen
kan grotere leerstappen maken
kan grote denksprongen maken
8. Voorkeur voor abstractie kan goed abstract denken
generaliseert van bijzonder naar algemeen
overziet kennisgehelen
is een productieve denker
9. Hoge mate van zelfstandigheid
heeft weinig behoefte aan instructie
wil dingen op eigen manier doen (bijvoorbeeld eigen manier van rekenen)
wil zelf ontdekken
is zelfstandig
toont initiatief
neemt leiding
Een plus voor de plusgroep!
Kim Neefjes
23
is verantwoordelijk voor eigen handelen
reflecteert op eigen handelen
geeft de voorkeur aan zelfregulatie: besteedt soms wat meer tijd aan plannen, maar komt sneller tot besluitvorming
wil zelf en kan grotendeels zelf de benodigde kennis vergaren, onderzoeken, structureren en analyseren
10. Brede of juist specifieke interesse / hoge motivatie / veel energie
brede interesse
vraagt eindeloos waarom (internet)
heeft een hoge motivatie
neemt geen genoegen met halve informatie/ halve oplossingen
heeft grote doorzettingsvermogen/volharding
is intrinsiek gemotiveerd
is bereid om moeilijke taken op te nemen
is bereid om in eigen tijd verder te werken
is snel betrokken op het werk
heeft veel energie/onvermoeibaar
11. Creatief / origineel maakt onverwachte zijsprongen
is origineel
is een intuïtieve denker
heeft hekel aan routinetaken
heeft grote verbeeldingskracht
interesse in experimenteren en het dingen op andere manieren te doen/staat open voor nieuwe ervaringen
pakt zaken graag anders aan
is creatief
12. Perfectionistisch is perfectionistisch
13. Apart gevoel voor humor heeft een apart gevoel voor humor
groot gevoel voor humor
14. Hoge mate van concentratie langere aandachtsspanne, volharding en intense concentratie
is geconcentreerd
kan zich op jonge leeftijd buitengewoon lang concentreren
hoge mate van concentratie, lange aandachtsspanningsboog met betrekking tot interessegebieden
(Begaafdheidskenmerken) *Tabel 2: De kenmerken van hoogbegaafden
Hierboven worden veelal positieve kenmerken genoemd. In het artikel ‘Hoogbegaafdheid is geen
luxeprobleem’ uit het Parool van 22 september 2011 wordt vermeld dat er ook
ontwikkelingskenmerken zijn waar hoogbegaafde kinderen minder goed in zijn, zoals fietsen of
zwemmen doordat ze allerlei angsten hebben. In dit artikel komen verder vooral de
overgevoeligheid, de snelheid van denken en de creativiteit vooral aan bod.
Een plus voor de plusgroep!
Kim Neefjes
24
De signalering
Het is belangrijk om in het team eenduidig te zijn over het signaleren van een hoogbegaafde leerling.
Het beleid moet duidelijk zijn. Elke leerling heeft recht op onderwijs op maat, dus ook de
hoogbegaafde leerling. Voor hoogbegaafde leerlingen moet er een beleidsplan worden gemaakt.
Over het algemeen moet aan de punten worden gedaan die in tabel 3 weergeven worden.
Onderdeel Betreft
1. Algemene randvoorwaarden visie, draagvlak, deskundigheid alle teamleden, beschikbaarheid specifieke expertise, facilitering
2. Signalering en het vaststellen van (onderwijs)behoeften
vereiste deskundigheid, analyse van beschikbare subjectieve en objectieve gegevens afkomstig van diverse informatiebronnen, doelgerichte verzameling van aanvullende gegevens, gericht op het vaststellen van onderwijsbehoeften, borging doorgaande lijn
3. Aanpassingen in onderwijsaanbod en begeleiding
inzet ict, versnellen, compacten, verrijking binnen de eigen groep, verrijking buiten de eigen groep (verrijkingsklas)
4. Evaluatie evaluatie op leerling-niveau en op schoolniveau
5. Het opstellen van een beleidsstuk
informatie in schoolgids, diverse aandachtspunten voor de inhoud van het zorg-/beleidsplan
*Tabel 3: Voorwaarden bij signalering van een hoogbegaafde leerling
In de Trouw van 22 mei 2012 werd vermeld dat het etiket (in dit geval het etiket hoogbegaafdheid)
misschien wel erger is dan de kwaal. ‘een label, en de daarbij behorende verwachtingen, heeft
namelijk onvoorstelbaar veel invloed op iemands identiteit. Een diagnose heeft de kracht om iemands
leven te veranderen, en dat hoeft niet per se ten goede te zijn. Artsen noemen dit het nocebo-effect,
waarbij mensen van een suikerpil of geruststellend woord van de dokter niet opknappen, maar juist
zieker worden. Het nocebo-effect is een goede reden om terughoudend te zijn met het uitdelen van
etiketten, zeker bij kinderen, bij wie hun identiteit zich nog aan het vormen is.’ (Vaak is het beter om
een kind níet te testen op hoogbegaafdheid, 2012)Een nocebo-effect is het tegengestelde van een
placebo-effect. Het is daarom belangrijk om kinderen echt te testen en de naam ‘hoogbegaafdheid’
te geven als het ook daadwerkelijk relevant is.
Hoogbegaafde leerlingen ontdek je het snelst wanneer de leerkrachten deskundig zijn, de kenmerken
kennen en als het onderwijsaanbod structureel en gevarieerd is. ‘Uit onderzoek blijkt dat vijf van de
zes leerkrachten in het basisonderwijs zelf aangeven dat ze niet weten hoe ze moeten omgaan met de
echte slimmeriken (Marrewijk, 2010).’ Het is belangrijk om hoogbegaafdheid op een systematische
manier te herkennen en dus gebruik te maken van een signaleringsinstrument.
Op De Caegh maken ze gebruik van het instrument Digitaal Handelingsprotocol Hoogbegaafdheid van
E. van Gerven & S. Drent. Dit protocol is te vinden op het internet. De leerkrachten krijgen een
inlogcode (Signalering). 3
Andere protocollen die gebruikt kunnen worden, zijn Begaafdheid in beweging, Surplus
Begaafdencentrum, MHR (2005) en Sidi-R protocol, Bruin – de Boer ,A. de & Kuipers, J (2004) en het
Routeplan. 3 De beschrijving van de modules is te vinden in bijlage 2.
Een plus voor de plusgroep!
Kim Neefjes
25
Er kan nog verder worden doorgetoetst na het gebruik maken van het protocol
binnen de school.
Dit heet psychodiagnostisch onderzoek. Dit wordt gedaan door specifieke experts op het gebied van
hoogbegaafdheid. Dit kan worden gedaan bij Schoolbegeleidingsdiensten, Adviesbureaus voor
Opleiding en Beroep of particuliere bureaus. Bij particuliere bureaus moet je wel checken of deze
staan aangemeld bij het NIP, Nederlands Instituut van Psychologen of de NVO, Nederlandse
Vereniging van Pedagogen en Onderwijskundigen. Deze instanties worden over het algemeen alleen
ingeschakeld als ouders en leerkrachten er niet uitkomen of het kind echt hoogbegaafd is (er kan
onenigheid ontstaan) of wanneer het kind niet tot hoogbegaafde prestaties kan komen (en het
waarschijnlijk wel hoogbegaafd is) (Diagnostiek).
De onderpresteerders
Naast de kenmerken voor hoogbegaafde leerlingen heb je ook de kenmerken voor
onderpresteerders. Deze leerlingen zijn moeilijker te signaleren dan de andere hoogbegaafde
leerlingen. Daarom is het van groot belang dat alle leerkrachten ook deze checklists kennen. De
onderpresteerders vind je ook terug in de profielen van Betts en Neihard, die op pagina 26 worden
beschreven. De kenmerken van de onderpresteerders, die onderzocht zijn door verschillende
auteurs, hieronder in tabel 4 terug te vinden.
Cluster kenmerk Bijbehorende kenmerken
1. Grote en uitzonderlijke kennis (+)
heeft kennis die nog niet in de groep is behandeld
heeft uitzonderlijk grote kennis van feiten
grote algemene ontwikkeling
2. Grote interesse (+) heeft op veel gebieden belangstelling en houdt ervan dingen te onderzoeken
leest veel of verzamelt in vrije tijd op andere manieren veel informatie
begrijpt en onthoudt onderwerpen uitstekend als hij geïnteresseerd is
interesse bij moeilijkere onderwerpen bij een werkstuk of spreekbeurt
3. Wisselend schoolwerk (+)
bij meer ingewikkelde vragen geeft leerling vaak het goede antwoord
heeft groot verschil in kwaliteit mondeling en schriftelijk werk
komt goed uit de verf bij individueel onderwijs op maat
4. Positief thuiswerk (+) werkt thuis verder aan zelf gekozen schoolprojecten
ontwikkelt thuis op eigen initiatief allerlei activiteiten
5. Grote verbeelding (+) heeft levendige verbeelding, is creatief
6. Hoge mate van sensitiviteit (+)
is sensitief in zijn waarneming van zichzelf en anderen
is gevoelig
7. Afnemende prestaties, wisselend schoolwerk (-)
steeds minder goede resultaten halen
presteert beneden (groeps)niveau bij rekenen taal of lezen
presteert op school redelijk tot slecht (soms alleen onder het eigen niveau)
slordig schrijven
houdt niet van 'drill and practice', van instampen of inprenten
mist bepaalde leerinhouden
mist instructiemomenten
selectief enthousiasme, voor nieuwe onderwerpen, maar niet voor uitwerkingen
8. Negatief gedrag (-) lastig en onaangepast gedrag
steeds om aandacht vragen
Verveling
Een plus voor de plusgroep!
Kim Neefjes
26
kan wegdromen
wijst pogingen van leraar of om hem te leren zich te gedragen volgens groepsnormen
9. Haperende sociaal-emotionele ontwikkeling (-)
ontevreden over verrichte werkzaamheden
vermijdt nieuwe activiteiten (om mislukking te voorkomen)
geeft blijk van negatieve zelfwaardering
heeft minderwaardigheidsgevoelens, kan wantrouwend of onverschillig zijn
doet niet graag mee aan groepsactiviteiten
heeft weinig vriendjes of vriendinnetjes
is minder populair bij leeftijdsgenootjes
zoekt vriendjes onder gelijkgestemden
10. Geringe taakgerichtheid (-)
zeer laag werktempo
huiswerk vaak niet af
stelt onrealistische doelen (te hoog of te laag)
snel afgeleid, moeite met taakgericht werken
Impulsief
geen duidelijk leertraject voor ogen
geen planner
korte spanningsboog
Vergeetachtig
voelt zich hulpeloos
wil niet geholpen worden, wil zelfstandig zijn
11. Negatieve houding (-)
wisselende motivatie
hekel aan routine
verzet zich tegen autoriteit
neemt geen verantwoordelijkheid voor eigen daden (wijt mislukken aan anderen of aan de situatie)
staat onverschillig of afwijzend tegenover de school *Tabel 4: Kenmerken van onderpresteerders
(Onderpresterende leerlingen: kenmerken, 2013)
Een plus voor de plusgroep!
Kim Neefjes
27
4.3 De behoeften
In dit hoofdstuk wordt gekeken naar de behoeften van de hoogbegaafde leerlingen. Er wordt hierbij
gebruik gemaakt van de meervoudige intelligentie theorie van Howard Gardner, de verschillende
typen hoogbegaafde leerlingen komen aan bod en er wordt aandacht besteed aan het compacten en
verrijken van lesstof. Dit ten behoeve van het lesmateriaal binnen een plusgroep.
Binnen de plusgroep dient er rekening gehouden te worden met de behoeften van de pluskinderen.
Dit is niet makkelijk. Iedere leerling heeft namelijk weer andere talenten en behoeften. Daarom is er
gekeken naar het model van Howard Gardner waarin de intelligenties worden weergeven.
Er is geprobeerd binnen de plusgroep zoveel mogelijk intelligenties aan bod te laten komen.
Deze theorie is ontwikkeld in 1983. Hij gaat er van uit dat de bekwaamheid om te leren langs
verschillende intelligenties gaat. Dat zijn de volgende acht intelligenties: Verbaallinguïstische
intelligentie, logisch-mathematische intelligentie, visueel-ruimelijke intelligentie, muzikaal-ritmische
intelligentie, lichamelijke-kinesthetische, naturalistische intelligentie, interpersoonlijke intelligentie
en intrapersoonlijke intelligentie. Elke intelligentie volgt zijn eigen ontwikkelingstraject.
Als leerling kun je in verschillende intelligenties hoogbegaafd zijn. Het is uitzonderlijk dat een leerling
in alle acht de intelligenties hoogbegaafd is. Binnen één persoon kunnen er grote verschillen zijn
tussen de acht begaafdheidsgebieden. (Gardner)
*Grafiek 5: De meervoudige intelligentietheorie van Howard Gardner
Een plus voor de plusgroep!
Kim Neefjes
28
De verschillende typen
Om te voldoen aan de verschillende behoeften, dient er ook rekening gehouden te worden met de
verschillende typen hoogbegaafden. Er zijn volgens Betts en Neihart zes verschillende typen
hoogbegaafden.
84% van de hoogbegaafde kinderen is gelukkig en veroorzaakt geen verdere problemen. 16% van de
hoogbegaafde kinderen heeft hulp nodig. Elk hoogbegaafd kind is anders, elk hoogbegaafd kind heeft
weer andere kenmerken en wordt weer beïnvloed door andere interne en externe factoren.
Ze verschillen in (gedrags)kenmerken, behoeften en hierop afgestemde begeleiding. Zoals hierboven
is beschreven, zijn er veel verschillende factoren die meespelen bij een hoogbegaafd kind.
Het gaat er bij deze factoren vooral om op wat voor manier ze op elkaar inspelen. Aan de hand van
deze gegevens (het gegeven dat elke hoogbegaafde leerling verschillend is en beïnvloed wordt door
verschillende factoren), hebben Betts en Neihart in 1988 een profiel opgesteld.
Betts en Neihart hebben zes profielen samengesteld. Deze houden zes typen hoogbegaafde
leerlingen in. Hieronder en op de volgende pagina’s staat een korte toelichting.4 (IQ, 1998 - 2012)
De succesvolle leerling
De succesvolle leerlingen willen, het woord zegt het al, succesvol zijn. Het streven is om alles goed te
doen en overal succesvol in te zijn. Deze leerlingen zijn heel perfectionistisch en vragen om
bevestiging. Ze willen meer presteren dan de rest en doen hier ook hun best. Wanneer er niet wordt
gewerkt aan de zone van naaste ontwikkeling, zullen de leerlingen zich hier niet prettig bij voelen en
zullen ze gaan onderpresteren.
De uitdagende leerling
De uitdagende leerling is heel creatief. Hij of zij komt met andere oplossingen dan andere leerlingen.
Deze leerlingen denken goed over alles na, ze denken verder dan andere leerlingen en komen
daarom vaak ook met andere oplossingen. Naast het bedenken van andere oplossingen voor
opdrachten, bedenken ze bijvoorbeeld ook andere regels. Deze leerlingen kijken overal erg kritisch
tegen aan. Ze hebben een eigen denkwijze en uiten deze denkwijze ook. Deze leerlingen zijn
competitief en willen graag gezien worden. Wanneer er bij deze leerlingen niet gewerkt wordt aan de
zone van naaste ontwikkeling, zullen ze zich gaan vervelen en zullen ze clownesk gedrag vertonen.
De onderduikende leerling
Deze leerling wil liever niet opvallen. De leerling wilt ook niet uitblinken in de prestaties en hierdoor
valt het ook niet op. Het is onzeker en heeft vaak last van faalangst. Volgens deze leerling kan je niet
EN hoge cijfers halen EN een sociaal leven hebben. Het past zich liever aan dan dat hij/zij hoge cijfers
haalt. Deze leerling heeft wel altijd vriendjes en vriendinnetjes, maar vaak verschillende vriendjes en
vriendinnetjes. Het weet niet precies wat hij of zij wil en wordt hier onzeker van. Het is belangrijk om
deze leerlingen goed te begeleiden, aangezien ze snel kampen met psychosomatische klachten.
4 In bijlage 3 staat de uitgebreide versie van de verschillende typen beschreven.
Een plus voor de plusgroep!
Kim Neefjes
29
De drop-out
De drop-out heeft een geheel eigen interesse. Deze leerling is niet geïnteresseerd in wat er op school
wordt aangeboden. Het is een creatieve en gevoelige leerling. De leerling is weinig bezig met school.
Het houdt zich meer bezig met de zaken om school heen. De leerling heeft een negatief zelfbeeld en
is ook negatief naar de buitenwereld toe. Doordat de leerling een eigen interesse heeft en dus onder
presteert in de algemene schoolvakken, heeft het een alternatieve aanpakwijze nodig. Wanneer dit
niet gebeurt, zal de leerling zich niet prettig voelen binnen de school en zal het laag scoren.
De dubbel gelabelde leerling
De dubbel gelabelde leerling vertoont negatieve gedragskenmerken. De leerling presteert slechter
dan dat hij of zij eigenlijk kan. Vaak vallen deze leerlingen niet op als hoogbegaafde leerlingen.
De kans is groot dat deze leerling op de verkeerde manier wordt gelabeld, waardoor het de onjuiste
ondersteuning krijgt en zich dus niet op zijn of haar niveau kan ontwikkelen. Het komt vaak voor dat
hoogbegaafdheid in combinatie voorkomt met ADHD of Asperger.
De zelfstandige leerling
Dit is eigenlijk de perfecte hoogbegaafde leerling. De leerling weet wat hij of zij kan en wil en streeft
hier ook naar. Het kan makkelijk zelfstandig aan de slag en stelt eigen doelen op. Daarnaast is de
leerling ook sociaal ingesteld. Ook bij deze leerling is het belangrijk om het optimaal te begeleiden
zodat ook deze leerling zich op zijn of haar niveau kan ontwikkelen.
(Profielen)
Een plus voor de plusgroep!
Kim Neefjes
30
Aanpassingen in het onderwijs
Compacten Wanneer hoogbegaafde leerlingen zijn gesignaleerd, zou je het onderwijs aan moeten passen op de
leerlingen. Hier kun je op een gemakkelijke manier mee beginnen. Allereerst zou je de methodes
gewoon kunnen aanhouden en hierboven extra werk aan de leerlingen geven (het extra werk wordt
ook al wordt weergeven in de methodes) (Algemeen).
Het zou alleen onzin zijn als de hoogbegaafde leerlingen alles hetzelfde moeten doen als de andere
leerlingen. Hoogbegaafde leerlingen hebben over het algemeen minder behoefte aan instructies en
aan herhaling; het zou een negatieve uitwerking hebben als deze leerlingen hier aan mee moeten
doen. Daarom is het zo belangrijk om deze lessen voor hen te compacten, zodat ze meer aandacht
kunnen besteden aan het werken op hun niveau. In veel methodes zijn daarom routeboekjes
samengesteld waarin al wordt aangegeven hoe je bij die methode kunt compacten. Hierin is duidelijk
uitgelegd op wat voor manier de hoogbegaafde leerlingen de les kunnen bijwonen. Voor de
methodes waarbij dit nog niet is gedaan, zijn routeboekjes samengesteld op de website van SLO.
(Compacten)
Richtlijnen voor het compacten en verrijken van methodes zijn:
Wat moet je wel aanbieden:
Belangrijke stappen in het leerproces, stappen die de leerlingen nog niet hebben gehad.
De overgang naar formele notaties: Hoe dienen leerlingen iets te noteren?
Reflectieve activiteiten: Ook bij deze leerlingen moet worden nagegaan of zij de stof
begrijpen.
Belangrijke strategieën en werkwijzen: Ook al weet je nog zo veel, het is belangrijk om aan te
leren welke strategie en werkwijze je voor iets gebruikt.
Constructieve/ontdekactiviteiten: Hoogbegaafde leerlingen gaan graag zelf ontdekkend te
werk, daarom is het belangrijk om dit aan te bieden.
Verrijkingsstof die wezenlijk moeilijker is: De leerlingen hebben baat bij het leren op het
gebied van zone van naaste ontwikkeling.
Activiteiten op tempo: Hoogbegaafde leerlingen willen zich absoluut niet vervelen, ze willen
actief aan het werk blijven.
Introductie van een nieuw thema: Om deze leerlingen structureel les te blijven geven, zijn ze
ook gebaat bij het krijgen van de introductie van een nieuw thema.
Wat moet je schrappen:
50% tot 75% van de oefenstof: Op een gegeven moment kennen de leerlingen de stof, dan
zijn ze toe aan iets nieuws.
75% tot 100% van de herhaling: Nadat je de leerlingen iets geleerd hebt, kennen ze het, ze
hoeven dus niet te herhalen.
Verrijkingsstof die meer van het zelfde biedt: Bij de verrijkingsstof zijn de leerlingen juist toe
aan iets nieuws.
Een plus voor de plusgroep!
Kim Neefjes
31
Naast het compacten en verrijken zijn organisatorische factoren ook van belang.
Wanneer mag de leerling voor zich zelf aan de gang en wanneer doet de leerling met
de klas mee? Laten we de leerling ook mee doen met samenwerkingsactiviteiten aangezien het
bevorderen van de samenwerking en contacten ook belangrijk is?
De leerlingen die in aanmerking komen voor compacten, zijn de leerlingen die de methodetoetsen
goed maken en een A+, A of B scoren op de CITO (Richtlijnen).
Verrijken
Doordat het compacten wordt toegepast bij hoogbegaafde leerlingen, is er tijd over. Er is dus tijd
over voor verrijking. ‘Het basisonderwijs kent twee typen verrijkingsstof. Verdiepingsstof is
gerelateerd aan de schoolse vakken. Verbredingsstof sluit aan bij de intrinsieke motivatie van de
kinderen.’
(E.J. van Houten-van den Bosch, 2007)De leerlingen maken dus geen extra werk, maar ze maken
ander werk. De definitie van verrijkingsstof is: ‘Leerstof die tegemoet komt aan de specifieke
behoeften van hoogbegaafde leerlingen’. Methodes geven vaak ook verrijkingsstof. Deze stof is wel
moeilijk, maar niet uitdagend genoeg voor de hoogbegaafde leerlingen. Volgens de projectgroep
‘Omgaan met Verschillen’, die onderzoek heeft gedaan naar eisen die worden gesteld aan
verrijkingsmateriaal, zijn dit de volgende eisen:
beroep doen op creativiteit; open opdrachten; hoog abstractieniveau; hoge mate van complexiteit; meerwaarde bieden ten opzichte van reguliere leerstof; stimuleren van onderzoekende houding; beroep doen op zelfstandigheid van de leerling; uitlokken van een reflectieve houding; beroep doen op metacognitieve vaardigheden; uitlokken van interactie.
De zelfstandigheid van de leerling is heel belangrijk, maar het is ook van groot belang dat de leerlingen samenwerken. Dit is, of je hoogbegaafd bent of niet, een belangrijke werkvorm, die bij sommige hoogbegaafde leerlingen juist gestimuleerd moet worden.
Je kunt zelf verrijkingsstof zoeken, maar je kunt ook de methode een beetje aanpassen (Richtlijnen) .
Een plus voor de plusgroep!
Kim Neefjes
32
Versnellen
Een andere overweging die je zou kunnen maken bij hoogbegaafde leerlingen, is het versnellen; de
leerlingen een klas (of misschien wel twee) over laten slaan. Dit doe je alleen wanneer de leerlingen
ook niet genoeg hebben aan het compacten en verrijken en wanneer er goed over na is gedacht.
Versnellen kent vier vormen:
1. het eerder instromen in groep 1;
2. het overslaan van een groep;
3. meerdere groepen in 1 jaar doorlopen;
4. het versnellen van een bepaald vak.
Vaak maken mensen (de ouders) zich grote zorgen wanneer de leerling versnelt. De leerling is dan
namelijk een stuk jonger dan de leerlingen in de klas. Zal de leerling zich sociaal-emotioneel weten te
handhaven? Echter, het is vaak juist positief voor de sociaal emotionele ontwikkeling wanneer een
leerling een klas overslaat. Het cognitieve niveau van de leerling ligt hoger dan zijn/haar
leeftijdsgenootjes. Het kan gaan botsen wanneer ze elkaar niet goed begrijpen. Wanneer de leerling
een klas overslaat, zal het zich op hetzelfde cognitieve niveau gaan bevinden als de klasgenoten
waardoor het sociaal emotioneel alleen maar de juiste kant op gaat.
Wanneer de leerling versneld heeft, betekent dit niet dat het zo mee kan doen met de reguliere
lessen. Ook hier moet het onderwijs weer worden aangepast aan de leerling. Op sommige gebieden
zal de leerling op voor lopen, maar door het overslaan van een klas, zal de leerling ook onderdelen
van de lesstof gemist hebben. Op De Caegh is er een hoogbegaafde leerling die twee klassen heeft
overgeslagen. Ze zit nu in groep vijf, terwijl ze in groep drie hoort te zitten. Zij weet nu nog niet hoe
je bijvoorbeeld 298 of 429 schrijft; dit komt omdat deze stof haar nooit is aangeboden, zij heeft deze
instructies gemist. Uiteindelijk is besloten om haar op een andere school te plaatsen. Sinds midden
november zit ze op een andere school: De Columbus in Heerhugowaard. Dit is een Dalton school.
Wanneer men overweegt om een leerling een klas over te laten slaan, zou men de
‘Versnellingwenselijkheidslijst’ van Hoogeveen in kunnen vullen. (Versnellen)
Leonardo scholen
Wanneer versnellen ook geen goede oplossing voor een hoogbegaafde leerling is, zou je het naar de
Leonardo school kunnen laten gaan. Hier zitten alleen maar hoogbegaafde leerlingen op.
Deze basisscholen bestaan sinds 2007 en de middelbare scholen sinds 2008. Deze leerlingen krijgen
naast de reguliere vakken, ook andere vakken zoals Engels, Spaans, Chinees, filosofie, leren
ondernemen, wetenschap en techniek, kunst, literatuur, muziek, sport, heuristiek en leren leren.
Ook krijgen de hoogbegaafde leerlingen projecten van externe ervaringsdeskundigen. (Leonardo
onderwijs)
Er zijn ook tegenstanders van de Leonardo scholen. Niet voor niets is het Weer Samen Naar School
project opgezet. Niet alleen vanwege financiële factoren, maar ook vanwege maatschappelijke
factoren. Wanneer kinderen volwassen worden, komen ze in een wereld terecht waarin iedereen
anders is. (Een aparte school voor hoogbegaafde kinderen?, 1998 - 2012)
Een plus voor de plusgroep!
Kim Neefjes
33
4.4 Wat is een plusgroep?
In dit hoofdstuk wordt kort ingegaan op wat een plusgroep inhoudt en wat het verschil is tussen een
plusklas en een plusgroep. Wanneer er een plusgroep op wordt gericht, moet er duidelijk zijn wat
een plusgroep precies inhoudt.
‘Sinds 2005 kennen we in Nederland de plusgroep of verrijkingsklas die vooral vanaf groep 5 wordt
ingericht.’ (Mooij, 2008) Een plusgroep wordt opgericht ter bevordering van de motivatie, het
zelfvertrouwen en het plezier van de hoogbegaafde leerling. In het reguliere onderwijs voelen deze
leerlingen zich vaak anders dan andere leerlingen. Hier worden ze onzeker van. Daarnaast is de stof
vaak te makkelijk zodat hoogbegaafde leerlingen zich gaan vervelen in de klas en gedemotiveerd
raken. Wanneer deze leerlingen deelnemen aan de plusgroep, neemt hun zelfvertrouwen en plezier
toe, doordat ze werken met leerlingen die op hetzelfde niveau liggen. Daarnaast doen ze in de
plusgroep opdrachten die zij ook moeilijk vinden, die zij ook niet in één keer snappen. Hun motivatie
neemt hierdoor toe. Tegenwoordig wordt er veel meer aandacht besteed aan hoogbegaafde
leerlingen dan vroeger. Er worden steeds meer plusgroepen opgericht. Binnen één basisschool of
binnen een stichting waarbij leerlingen van verschillende basisscholen kunnen plaatsnemen binnen
de plusgroep. Een plusgroep biedt verrijking aan een hoogbegaafde leerling. Dit betekent niet dat de
plusgroep een vervanger is voor de school. De leerlingen leren ook de alledaagse dingen en
daarnaast krijgen ze in de plusgroep verrijkingsstof aangeboden.
Een plus voor de plusgroep!
Kim Neefjes
34
4.5 Voorwaarden aan het opstarten van een plusgroep
In dit hoofdstuk worden de voorwaarden aan het opstarten van een plusgroep omschreven.
Bij het opstarten van een plusgroep dient met zich aan deze voorwaarden te houden.
Biedt de plusgroep meerwaarde?
Wanneer eer een plusgroep wordt opgericht, moet er allereerst gekeken worden of het ook
meerwaarde heeft. Hier zijn de meningen over verdeeld. Volgens Annemieke van der Groen,
directeur van een basisschool voor hoogbegaafde leerlingen in Amsterdam, voelen hoogbegaafde
leerlingen zich in het regulier onderwijs vaak buitengesloten; ze worden gepest of krijgen niet het
onderwijs dat ze nodig hebben. Ze zegt dat waar hoogbegaafde leerlingen zich prima redden, een
groot deel bijna ten onder gaat aan de verveling of het pesten. Echter, volgens het Algemeen
Dagblad van 12 mei 2012 zijn hoogbegaafde leerlingen juist heel goed in staat om in het reguliere
onderwijs te functioneren, mits er een versnelling plaatsvindt en er elke dag verrijking en verdieping
wordt aangeboden. Een plusgroep wordt opgezet om onderwijs te bieden aan leerlingen die geen
uitdaging vinden in het reguliere onderwijs. Het is daarom belangrijk om in de plusgroep stof aan te
bieden die niet in het reguliere onderwijs wordt aangeboden. De leerlingen moeten uitgedaagd
worden, boven hun eigen capaciteiten zien uit te stijgen. Wanneer onderwijs niet aansluit op de
specifieke behoefte van deze leerlingen, zal hun zelfbeeld, werkhouding en motivatie ernstig te lijden
hebben waardoor ze gaan onderpresteren en soms zelfs gedragsproblemen krijgen.
Dit wordt allereerst voorkomen door te compacten en te verrijken, maar daarnaast ook door de
oprichting van de plusgroep.
De volgende hoofdactiviteiten dienen te worden aangeboden.
Het sociaal emotionele aspect bevorderen. De emoties waar de leerlingen mee te maken
(kunnen) krijgen worden hier benoemd, herkend, uitgebeeld en besproken.
Doordat hoogbegaafde leerlingen op sommige gebieden anders zijn dan andere leerlingen,
kunnen ze onzeker zijn en dit kan een remmende invloed hebben op het ontwikkelen van de
eigen individualiteit. Het verschilt per groep of je veel aandacht aan sociaal emotionele
ontwikkeling moet besteden.
Creativiteit/expressie bevorderen. ‘Ponte’ (één van de organisaties die een plusgroep
hebben opgericht) vindt ook dat er aandacht moet worden besteed aan de
creativiteit/expressie. Deze organisatie richt zich vooral op creativiteit in de zin van
beeldende vorming, muziek en toneel/drama. Het uiten van expressie is zeer belangrijk.
Leerlingen moeten hun creativiteit kunnen uiten in opdrachten die voor hun zelfs moeilijk
zijn. De antwoorden moeten niet voor de hand liggen. Ze moeten zich bezig houden met de
zone van naaste ontwikkeling.
Dit moet niet alleen gebeuren door middel van beeldende vorming, muziek en toneel/drama.
Dit moet ook gebeuren door middel van uitdagende opdrachten. Bijvoorbeeld: raadsels en
puzzels, probleem oplossende vragen, competitie voerende spelletjes en nieuwe
onderwerpen aanboren.
Het inzicht bevorderen. Het inzicht in het leren denken is ook belangrijk. Hoogbegaafde
leerlingen denken anders en sneller dan gemiddelde leerlingen. Het is voor hun belangrijk
om inzicht te krijgen in hun denkprocessen. Dit kan worden gecombineerd met de drie
denkvaardigheden van Sternberg: Analytisch, praktisch en creatief denken. Het gaat niet om
het eindproduct. Het proces is juist zo belangrijk. Leerlingen moeten inzicht krijgen in dit
Een plus voor de plusgroep!
Kim Neefjes
35
proces. Ze moeten inzicht in hun eigen denkvaardigheden krijgen: welke
denkvaardigheid past het beste bij mij? (Verrijkingsklas)
Het top-down leren bevorderen. Volgens Slimpuls dient in de plusgroep eerst het geheel van
een opdracht aangeboden te worden en de leerlingen verdelen dit geheel weer in delen. Zij
leren top down. Gemiddelde leerlingen leren over het algemeen bottum up. Bijvoorbeeld bij
rekenen: Eerst leren zij de verschillende manieren van rekenen en tot slot kunnen zij een
ingewikkelde berekening maken. Een hoogbegaafde leerling wilt graag weten waarom hij of
zij iets moet doen. Daarna kan de leerling de deelvaardigheden leren, wanneer het weet wat
voor functie die deelvaardigheden hebben. (De plusklas)
Het samenwerken bevorderen. Het is ook belangrijk om samen te werken.
Leerlingen leren op deze manier naar elkaar te luisteren, samen te werken en op te komen
voor zichzelf. (PONTE - Onderzoek en begleiding van hoogbegaafde kinderen)
Veel van deze hoofdactiviteiten worden niet specifiek gegeven tijdens de reguliere lessen.
Wanneer dit wordt toegepast binnen de plusgroep, biedt ook dit meerwaarde. De leerlingen vinden het leuk als er resultaat geboekt wordt met de opdrachten die ze maken.
Allereerst is het interessant om de resultaten te showen door middel van presentaties.
Daarnaast kunnen de leerlingen een portfolio aanmaken. In dit portfolio zitten de opdrachten en
evaluaties.
De volgende doelstellingen moeten worden gesteld
‘Een belangrijk doel is het bevorderen van sociale contacten tussen hoogbegaafde kinderen onderling
en het uitvoeren van verbredingactiviteiten. Middelen, ruimte, professionele begeleiding en
gemotiveerde leerlingen lijken de belangrijkste ingrediënten voor optimalisering van de plusgroep,
naast de tijd, acceptatie, regelmatig evalueren, een concreet beleid en draagkracht binnen een team.’
(E.J. van Houten-van den Bosch, 2007) De sociale contacten bevorderen is moeilijk.
Hoogbegaafde leerlingen hebben geen gebrek aan sociale vaardigheden, maar gebrek aan
ontwikkelingsgelijken. (Hoogbegaafdheid en sociale vaardigheden, 2012)
Hoogbegaafden onderling zullen het goed met elkaar kunnen vinden. Het is belangrijk om de
leerlingen duidelijk te maken dat ze op een ander niveau functioneren op het gebied van
ontwikkelingslijnen dan andere leerlingen. Hier dienen ze rekening mee te houden, zodat de sociale
contacten kunnen versterken.
Een plusgroep wilt tegemoet komen aan de specifieke behoefte van hoogbegaafde leerlingen van 6
tot 12 jaar. Dit op intellectueel, sociaal-emotioneel en creatief gebied. Dit gebeurt door:
Iedere leerling op eigen niveau een uitdaging te bieden (cognitief aspect);
Alle leerlingen de gelegenheid bieden om op te trekken met leeftijdsgenootjes (sociaal
aspect);
De sociaal-emotionele ontwikkeling de goede kant op te sturen en eventuele blokkades uit
de weg te helpen (emotioneel aspect);
Creatieve capaciteiten tot uiting te laten komen (creativiteitsaspect).
Een plus voor de plusgroep!
Kim Neefjes
36
De volgende organisatorische voorwaarden moeten worden gesteld.
Er moet een ruimte zijn waar leerlingen ongestoord kunnen werken en een leerkracht die
structureel leiding geeft aan de pluskinderen. Het is handig om computers tot beschikking te
hebben, omdat veel interessante opdrachten ook op de computer worden aangeboden.
Er moeten doelstellingen voor de plusgroep klaarliggen.
Er moet een groepsgrootte vastgesteld worden. Om te beginnen, kun je het best met vier tot
zes leerlingen starten.
De samenstelling van de groep moet worden vastgesteld (wordt de plusgroep bijvoorbeeld
gericht op de middenbouw of op de bovenbouw?).
Er moet rekening worden gehouden met het programma dat leerlingen missen in de klas
wanneer ze aanwezig zijn bij de plusgroep. (Opstarten plusklas)
Het belangrijkste bij het opzetten van een plusgroep is dat je een aangepast lesprogramma hebt
klaarliggen en een goede plusgroep hebt opgezet. Daarnaast dient de plusgroep een plek te zijn waar
de hoogbegaafde leerlingen zich op hun gemak voelen. Een derde van de hoogbegaafde leerlingen
heeft psychische problemen. Dit komt onder andere omdat het kind zich niet gelijkwaardig voelt met
de rest van de klas en omdat het niet wordt uitgedaagd. Voor deze leerlingen is het belangrijk dat
hun eigenwaarde en motivatie hier weer opbloeien. Bij sommige organisaties die plusgroepen
oprichten, zit er een professioneel programma aan vast voor dit soort leerlingen. Ook wordt er bij
sommige organisaties een psycho-diagnostisch onderzoek uitgevoerd. Hierin wordt vastgesteld of de
leerling daadwerkelijk hoogbegaafd is en daarnaast geeft het de ontwikkelingsbehoeften van de
leerling aan. Daarnaast heeft elke leerling een andere ontwikkelingsbehoefte. Tijdens de lessen in de
plusgroep dient dan ook rekening gehouden te worden met de verschillende
ontwikkelingsbehoeften. Ook moet de plusgroep uitdagend zijn. De leerlingen moeten aan het werk
gaan in de zone van naaste ontwikkeling. Het moet niet te voor de hand liggend zijn.
Een plus voor de plusgroep!
Kim Neefjes
37
Hieronder staan twaalf belangrijke valkuilen weergeven.
1. Focus op lesmateriaal: Lesmateriaal heeft alleen een positieve uitwerking
wanneer je ook echt een lesprogramma aanbiedt.
2. Focus op cognitieve ontwikkeling: Cognitieve ontwikkeling is zeker belangrijk.
Het is echter ook belangrijk dat motivatie en creativiteit aan bod komen.
Alle drie deze aspecten spelen een even grote rol.
3. Ontbreken wetenschappelijke toelatingstoets: Het is belangrijk om iedere
leerling op dezelfde manier te toetsen voor de plusgroep.
4. Leerprocessen lopen niet door buiten de plusgroep: Het is belangrijk om de
leerlingen met de opdrachten uit de plusgroep door te laten werken. Één uurtje
in de week is te weinig. Daarnaast is het belangrijk dat de leerling niet alleen in
de plusgroep begeleiding krijgt, maar ook in de reguliere klas.
5. Hetzelfde lesprogramma voor alle leerlingen: Ieder leerling is verschillend en
iedere leerling heeft een andere ontwikkelingsbehoefte. Houd hier dus rekening
mee.
6. Kopiëren van programma’s zonder duidelijke visie en helder doel: Houdt er
rekening mee dat je onderwijsprogramma’s aanbiedt op het niveau van
hoogbegaafde leerlingen. Standaard lesprogramma’s gaan uit van het
ontwikkelingstempo van een gemiddelde leerling.
7. Ontbreken specifieke kennis bij de leerkrachten: Het is belangrijk dat je een
begeleider op de leerlingen zet die zelf ook kennis heeft over hoogbegaafde
leerlingen.
8. Vergeten een plusgroep coördinator te benoemen: Op deze manier blijft de
verantwoordelijkheid onduidelijk.
9. Te grote projecten in één keer aangaan: Begin met een klein project,
wanneer de plusgroep enige tijd loopt, kun je het langzaam uitbouwen.
10. Leerstof of projecten aanbieden die een moeilijke versie zijn van wat er in de
reguliere lesstof wordt aangeboden.
11. Plusgroep leerlingen moeten naast de plusgroep gewoon het werk maken dat in
de eigen klas wordt aangeboden: De leerlingen maken naast de plusgroep wel
het werk wat in de eigen klas wordt aangeboden, maar dit moet wel worden
gecompact. Ze krijgen er geen werk bovenop. 12. Geheimzinnig doen over de plusgroep: Het is logisch dat leerlingen graag naar de
plusgroep willen als ze zien dat andere leerlingen er zo enthousiast over zijn. Leg
de leerlingen uit dat sommige leerlingen hulp krijgen omdat ze de stof in de klas
te moeilijk vinden en dat sommige leerlingen hulp krijgen omdat ze de stof in de
klas te makkelijk vinden. (Hoe kan de problematiek het beste worden
aangepakt?) (Plusklas voor hoogbegaafde kinderen: Valkuilen en tips)
Een plus voor de plusgroep!
Kim Neefjes
38
4.6 Eisen voor de deelname aan een plusgroep
Wanneer er een plusgroep op De Caegh wordt opgericht, dient er duidelijk voor ogen te zijn welke
eisen worden gesteld. Dat wordt in dit hoofdstuk omschreven.
De eisen die worden gesteld aan de leerlingen die worden toegelaten bij de plusgroep, zijn
verschillend per school. Wanneer er een plusgroep wordt opgericht, dienen er eisen te worden
gesteld aan de leerlingen die deelnemen aan de plusgroep. Zo wordt er bij de meeste plusgroepen
geëist dat een leerling hoog moet scoren op een IQ-test, vaak is dit zeer begaafd, dus een score van
130 of hoger.
Er wordt vaak geëist dat dit IQ moet worden vastgesteld door een psychologisch of
orthopedagogisch onderzoek. Er wordt bij de eisen vaak gekeken naar het meerfactorenmodel van
Mönks.
Dit is een voorbeeld van eisen van Ponte:
1. Hoge intellectuele capaciteiten: Er wordt een IQ test afgenomen.
2. Creërend denkvermogen: De leerlingen moeten een bovengemiddelde mate van creativiteit
beheren op een bepaald gebied (uit de meervoudige intelligentietheorie van Howard
Gardner).
3. De leerlingen moeten gemotiveerd zijn.
Bij deDNKRS moet de leerling hoogbegaafd zijn. Er wordt voorafgaand een vragenlijst door de ouders
ingevuld en een gesprek gevoerd. (Verrijkingsklas)
Het is het beste als er een test wordt afgelegd om een beeld te krijgen over de leerling. Dit hoeft niet
gedaan te worden door een psycholoog of orthopedagoog. Wanneer de test onder de 130 scoort
maar de leerling wel een bovengemiddelde creativiteit en motivatie beschikt, wilt dit niet zeggen dat
de leerling niet geschikt is voor de plusgroep.
Een plus voor de plusgroep!
Kim Neefjes
39
5.Resultaten praktijkonderzoek
5.1 Wat doet De Caegh aan hoogbegaafdheid ten behoeve van onderwijsbeleid?
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op wat basisschool De Caegh tot nu toe doet aan hoogbegaafdheid
ten behoeve van het onderwijs. Op deze manier is terug te vinden waar De Caegh genoeg biedt en
waar De Caegh zich nog kan ontwikkelen. Hier kun je op inhaken bij het opstarten van een plusgroep.
Wat doet de stichting aan hoogbegaafdheid?
Allereerst is er een werkgroep talentcoördinatoren opgezet binnen stichting De Gouw. Dit is de
stichting waaronder De Caegh valt. Deze werkgroep heeft een protocol ten behoeve van
hoogbegaafdheid samengesteld. Hierin staat het volgende omschreven:
De visie en missie
Hierin staat onder andere ‘Er is groeiende aandacht en meer ruimte voor excellentie. Die aandacht en
ruimte heeft raakvlakken met Passend onderwijs’.
De volgende activiteiten worden ondernomen:
1. Vijf leerkrachten worden omgeschoold tot het niveau van gespecialiseerde groepsleerkracht
waarbij ze zich specialiseren tot hoogbegaafdheid.
2. Er wordt onderzoek gedaan naar het invoeren van een plusgroep.
3. Door middel van het project ‘Kind op de gang’ wordt het zorgprofiel op schoolniveau
vastgesteld.
4. Het opstellen van een professionaliseringsplan.
5. Onderzoeken naar een organisatievorm waarin alle talenten van kinderen voorkomen.
6. Het delen van kennis, materialen en tijd.
7. Het kunnen herken van hoogbegaafden leerlingen door signalering en diagnosticering door
leerkrachten te laten samenwerken met begeleiders en coördinatoren.
8. Het aanbieden van passend onderwijs voor getalenteerde leerlingen binnen de school of
door middel van clustering.
9. Contacten onderhouden met externe partners.
De leerkrachtcompetenties zijn:
1. Theoretische kennis van het begrip hoogbegaafdheid
2. Kennis van de onderwijskundige en pedagogische consequenties die de keuze van
leerstofaanbod en begeleiding van hoogbegaafde leerlingen met zich meebrengt.
Verder wordt de doelgroep, signalering, diagnosticering en begeleiding helder omschreven.
De scholen bevatten een orthotheek waarin het volgende te vinden is:
1. Signalerings- en diagnosticeringsmaterialen en middelen
2. Achtergrondinformatie
3. Materialen die ingezet worden
Een plus voor de plusgroep!
Kim Neefjes
40
Wat doet de school aan hoogbegaafdheid?
Hieronder staat per groep beschreven wat er op De Caegh aan hoogbegaafdheid wordt gedaan.
Groep 1/2
Er is een kieskastje opgezet voor hoogbegaafde leerlingen.
Groep 3
Er is een kieskastje opgezet voor hoogbegaafde leerlingen. Er worden leerlingen begeleid op
het gebied van taal en er wordt een groepje begeleid met de methode ‘Speurneuzen’.
Groep 4
Tijdens dit onderzoek is er een plusgroepje gevormd .
Groep 5
Leerlingen uit één groep werken gericht met levelwerk onder begeleiding van een
professional. Dit is een half uur in de week.
Groep 6
Een groep leerlingen uit één groep 6 werkt gericht met levelwerk onder begeleiding van een
professional. Dit is een half uur in de week. De andere groep zes besteedt hier nog geen
aandacht aan.
Groep 7
Het plan is om in groep 7 ook levelwerk op te zetten, net zoals in groep 5 en 5/6.
Groep 8
In ieder geval twee leerlingen krijgen extra uitdaging op rekengebied.
Een plus voor de plusgroep!
Kim Neefjes
41
5.2 Voorwaarden aan het opstarten van een plusgroep op De Caegh
In dit hoofdstuk word gekeken hoe de voorwaarden die in het literatuuronderzoek gesteld zijn,
kunnen worden verwezenlijkt binnen de plusgroep op De Caegh.
Als je bekijkt naar wat er tot nu toe aan hoogbegaafdheid wordt gedaan op De Caegh, biedt een
plusgroep zeker meerwaarde. Daarnaast wordt het ook als doelstelling gesteld in het protocol.
De volgende activiteiten zullen moeten worden bevorderd in de plusgroep:
Het sociaal emotionele aspect
De creativiteit/expressie
Het inzicht
Het top-down leren
Het samenwerken
De leerlingen zullen om de zoveel tijd een presentatie mogen houden en hun resultaten zullen
worden weergeven in een map.
De volgende organisatorische voorwaarden worden gesteld.
De ruimte waar de leerlingen kunnen werken, zal het lege lokaal naast groep drie worden.
De plusgroep zal verdeeld worden in drie groepen: groep drie, groep vier en groep vijf.
Elke plusgroep gaat op een ander moment aan de gang en wordt begeleid door een ouder.
Per week zal er een doelstelling worden gesteld per plusgroep. Hierop zal worden
geëvalueerd door de begeleider en door de leerlingen zelf.
De groepsgrootte die zal worden gesteld, is 4 tot 6 leerlingen per plusgroep.
De samenstelling die wordt vastgesteld, is groep 3, 4 en 5.
De plusgroepjes komen één keer per week samen. Dit wordt in overleg gedaan met de
leerkrachten, zodat ze geen lessen missen die voor hen relevant zijn.
Het lesmateriaal dat wordt gebruikt, zal vooral van de website www.acadin.nl komen.
Deze website biedt veel lesmaterialen voor hoogbegaafde leerlingen. Er wordt rekening
gehouden met de verschillende behoeften van de leerlingen.
Wanneer de opdrachten wat groter zijn, zullen de leerlingen tijd krijgen in de klas om hun
opdracht voor een deadline af te krijgen.
Er wordt kritisch gekeken naar de ouders die de plusgroep begeleiden. Er wordt gekeken of
deze ouders zelf ook een link hebben met hoogbegaafdheid en of ze de stof op de juiste
manier aan kunnen bieden.
De coördinator die wordt benoemd, is Marian Koning.
Er wordt gestart met kleine projecten. Deze zouden in de toekomst uitgebouwd kunnen
worden.
Een plus voor de plusgroep!
Kim Neefjes
42
Resultaten halfgestructureerde open interview5
In de plusgroep in Hoorn is er een interview gedaan met Anita Chrispijn. Dit is een half
gestructureerd, open interview waarin werd gevraagd naar de invulling en de organisatie van de
plusgroep.
Dit als voorbeeld van hoe er op De Caegh een plusgroep kan worden opgestart.
Groepsgrootte
Anita heeft twee plusgroepen onder haar hoede. In deze plusgroepen komen leerlingen van vier
verschillende scholen bijeen. Één plusgroep bestaat momenteel uit negen leerlingen en neemt één
middag in de week in beslag. Één plusgroep bestaat uit zeven leerlingen en neemt 1 uur in de week
in beslag. Wanneer een plusgroep voor de laatste groep een juiste optie is, worden deze kinderen in
de andere plusgroep geplaatst, die een middag in beslag neemt. De plusgroep is bedoelt voor
leerlingen uit groep 5, 6 en 7. Soms wordt hier een uitzondering in gemaakt. Anita stelt een limiet
van minstens vier leerlingen en maximaal tien leerlingen in een plusgroep.
Theorieën
Anita koppelt veel lessen aan het denkvermogen van de leerlingen. Hier worden de
denkvaardigheden van Sternberg genoemd. Deze denkvaardigheden zijn analytisch, creatief en
praktisch. In de bijlage is dit model te vinden. Daarnaast wordt er veel gekeken naar de Meervoudige
Intelligentie Theorie van Howard Gardner. Anita vindt daarnaast dat je hoogbegaafde kinderen al
kunt signaleren vanaf de kleuters. Volgens haar wordt je hoogbegaafd geboren. Dit kun je onder de
zes jaar ook al zien. Hierbij is de spelontwikkeling heel belangrijk.
Organisatie
De leerlingen komen één uur of één middag bijeen. Ze worden begeleid door een gespecialiseerde
leerkracht. Ze werken samen aan een samen gekozen thema. Ze leren hier strategieën om op een
goede manier met hun vragen en ideeën om te gaan. Ze leren vaardigheden om op de juiste manier
te communiceren. Ze kunnen twee keer een periode van vijf maanden mee doen. Hierna hebben ze
genoeg ervaring opgedaan om in de eigen schoolse situatie weer mee te doen. Ze doen dan mee met
het reguliere onderwijs waarbij hun onderwijs wordt aangepast aan de hand van wat ze in de
plusgroep hebben geleerd. De leerlingen hebben ook een plusmap. Hierin staan, vragen, ideeën en
afspraken ordelijk gesorteerd. Elk thema wordt afgesloten met een presentatie aan de ouders.
5 De topiclist vindt u in bijlage 4.
Een plus voor de plusgroep!
Kim Neefjes
43
Methoden
Naast de eigen inbreng van de leerlingen en wat er aan de hand van de thema’s op internet wordt
getoond, wordt er ook gebruik gemaakt van een aantal methoden.:
Nieuwsbegrip
Vooruit
Talent
Topklassers
Vierkant van wiskunde
Eisen
Voor de toelating van de leerlingen in de plusgroep wordt gebruik gemaakt van vier verschillende
gegevens: de uitslag van de IQ-test, de gegevens van het leerlingenvolgsysteem van de school,
ingevulde vragenlijsten van de leerkracht en van de ouders en de argumentatie van de school.
Ouders vullen eerst een vragenlijst in. Daarna worden de gegevens verzameld uit het LVS6. De school
voegt hun argumentatie hierbij. Aan de hand van deze gegevens, wordt besloten of het kind een IQ
test mag maken. Wanneer deze test boven de 130 scoort, mag de leerling deelnemen
5.3 Eisen voor de deelname aan de plusgroep op De Caegh
In dit hoofdstuk word gekeken hoe de eisen die in het literatuuronderzoek gesteld zijn, kunnen
worden verwezenlijkt binnen de plusgroep op De Caegh.
Op de Caegh zullen begaafden en hoogbegaafden worden toegelaten. Over de groepen 3, 4 en 5
verdeeld, zijn er drie leerlingen hoogbegaafd. Omdat de bezetting dan erg klein zal worden, zullen de
plusgroep zich richten op begaafden en hoogbegaafden.
De hoogbegaafden worden toegelaten in de plusgroep naar aanleiding van het protocol hebben
doorlopen. Bij de begaafden wordt er gekeken naar:
1. De hoge intellectuele capaciteiten: Er wordt geen IQ test afgenomen, maar er wordt gekeken
naar de CITO uitslagen. Ze moeten in ieder geval A of B scoren.
2. Creërend vermogen: De leerlingen moeten een bovengemiddelde mate van creativiteit
beheren op een bepaald gebied.
3. De leerlingen moeten gemotiveerd zijn.
6 De beschrijving van ‘Het LVS’ vindt u in bijlage 1
Een plus voor de plusgroep!
Kim Neefjes
44
5.4 Het voldoen aan de behoeftes binnen de plusgroep op De
Caegh
In dit hoofdstuk komt naar voren wat voor behoeften de leerlingen van De Caegh hebben en hoe er
kan worden voldaan aan de behoeften..
Allereerst is er gekeken naar de meervoudige intelligentie theorie van Howard Gardner.
Het streven is om de verschillende behoeften terug te laten komen in de plusgroep. Daarnaast moet
er rekening worden gehouden met de zes typen hoogbegaafde leerlingen. De leerlingen hebben geen
behoefte aan verdieping van de lesstof. Zij willen verrijking. Er zal zo veel mogelijk worden gevarieerd
in lesvormen. De volgende lesvormen, uit het literatuuronderzoek, zullen worden gebruikt:
gesprekken: Dit vind ik zelf ook belangrijk. Waar ik een groot voorstander van ben, zijn de
filosofische gesprekken. Hierbij worden kinderen aan het denken gezet en denken ze verder
dan je in het dagelijks leven doet;
spelsituaties;
drama/rollenspel;
lichaamsoefeningen/dans;
ontspanningstechnieken;
creatieve uitingen: Ik vind zelf dat dit moet worden geuit door middel van uitdagende
opdrachten;
kaartspellen;
opdrachten voor thuis: Dit vind ik ook belangrijk. Op deze manier leer je het kind een stuk
zelfstandigheid en verantwoordelijkheid bij.
Daarnaast zijn er twee vragenlijsten afgenomen.
Één vragenlijst is alleen gericht op hoogbegaafde leerlingen en gaat in op het hoogbegaafd zijn.
In de theorie wordt er veel over gesproken dat hoogbegaafde kinderen sociaal emotioneel minder
prettig in hun vel zitten. In de middenbouw zitten maar drie hoogbegaafde leerlingen. Daarom zijn de
hoogbegaafde kinderen van de plusgroep op De Duiventil ook gevraagd om deze lijst in te vullen.
Dit om een beeld te krijgen hoe de hoogbegaafde kinderen van deze twee groepen tegenover
hoogbegaafd zijn aankijken.
Één vragenlijst is gericht op de begaafde en hoogbegaafde leerlingen van de plusgroep op De
Duiventil en de middenbouw op De Caegh waar de plusgroep zal worden opgericht. Hier is gekeken
naar de vakken die de leerlingen graag zouden willen krijgen. Hier kan rekening mee worden
gehouden bij het kiezen van onderwerpen en vakken in de plusgroep.
Een plus voor de plusgroep!
Kim Neefjes
45
Gestructureerde vragenlijst hoogbegaafd zijn
Allereerst is de vragenlijst gericht op hoogbegaafd zijn ingevuld door twaalf hoogbegaafde leerlingen
(n=12) tussen 6 zes en 10 jaar oud. Drie leerlingen zijn de hoogbegaafde leerlingen van de
middenbouw van De Caegh. Negen leerlingen zijn de hoogbegaafde leerlingen van de Plusgroep in
Hoorn.
De blanco vragenlijst is te vinden in 4.
0 betekent dat de leerlingen het helemaal mee oneens zijn met de stelling.
2 betekent dat de leerlingen het oneens zijn met de stelling.
4 betekent dat de leerlingen het eens zijn met de stelling.
6 betekent dat de leerlingen het helemaal mee eens zijn met de stelling.
Van iedere stelling is iedere keer het gemiddelde genomen van de antwoorden.7
*Grafiek 6: De sociaal-emotionele gevoelens van de hoogbegaafde leerlingen van De Caegh en De Duiventil
7 De vragenlijsten zijn te vinden in bijlage 5.
0
1
2
3
4
5
6
Hoogbegaafden De Caegh (3 =100%)
Hoogbegaafden plusklas DeDuiventil (9 = 100%)
Een plus voor de plusgroep!
Kim Neefjes
46
Analyse
Bij de analyse heb ik iedere keer het gemiddelde genomen van de uitslagen. Bijvoorbeeld:
Bij de vraag of de leerlingen zich anders voelen dan andere leerlingen, scoren de hoogbegaafden van
De Caegh een 1,3. Dit zit dicht bij de 2 en wordt dus ‘mee oneens’. De hoogbegaafden uit Hoorn
scoren een 2,9 en zit ook dicht bij de 2. Dit wordt ook ‘mee oneens’.
*Tabel 5: Analyse van vragenlijsten over hoogbegaafd zijn
Stelling Hoogbegaafde leerlingen De Caegh (N=30)
Hoogbegaafde leerlingen plusgroep De Duiventil(N=9)
Anders dan anderen Mee oneens Mee oneens
Beter dan anderen Mee eens Mee eens
Liever met andere hoogbegaafden
Mee oneens Mee oneens
Leuk op school Mee eens Mee eens
Leer veel nieuwe dingen Mee eens Mee eens
Gedraag mij hetzelfde Mee eens Mee eens
Hoogbegaafd zijn is leuk Helemaal mee eens Mee eens *Tabel 5: De sociaal-emotionele gevoelens van de hoogbegaafde leerlingen van De Caegh en De Duiventil
Interpretatie
Het is opvallend dat de hoogbegaafde leerlingen van De Caegh en de hoogbegaafde leerlingen uit de
plusgroep op De Duiventil dezelfde gedachten hebben. Over het algemeen kijken de leerlingen
positief aan tegen het hoogbegaafd zijn. Ze zijn het er niet mee eens dat ze liever met andere
hoogbegaafden zijn. Dit betekent dat ze evengoed sociaal-emotioneel goed in de groep passen.
Dit ontkracht de stelling uit de literatuur. Verder zijn ze het overal helemaal mee eens tot mee eens.
Dit betekent dat er niet veel aandacht hoeft te worden besteed aan het stimuleren van de sociaal-
emotionele gevoelens.
Een plus voor de plusgroep!
Kim Neefjes
47
Gestructureerd vragenlijst plusgroep
Deze vragenlijst is ingevuld door 31 hoogbegaafde leerlingen. 22 leerlingen zitten in de middenbouw
van De Caegh en zijn begaafd of hoogbegaafd. De andere 9 leerlingen zitten in de plusgroep in op De
Duiventil en zijn hoogbegaafd.
De blanco vragenlijst is te vinden in bijlage 5.
Er zijn drie tabellen gemaakt. Één tabel laat zien welke vakken de (hoog)begaafde leerlingen van De
Caegh graag zouden willen krijgen in de plusgroep. Één tabel laat zien welke vakken de
hoogbegaafde leerlingen op De Duiventil graag zouden willen krijgen in de plusgroep. Één tabel voegt
alle leerlingen samen. Dit is gedaan omdat de kinderen uit de middenbouw veel vakken nog niet
kennen die de kinderen uit de bovenbouw wel kennen.
De leerlingen van De Caegh (N = 22) 8
*Grafiek 7: Vakken die de hoogbegaafde leerlingen van De Caegh zouden willen krijgen
8 De vragenlijsten zijn te vinden in bijlage 6.
Vakken die de leerlingen zouden willen krijgen (N = 22)
Geschiedenis
Taal
Wiskunde
Rekenen
Biologie
Zinnen en verhalen schrijven
Spelling
Topografie
Natuurkunde
Aardrijkskunde
Een plus voor de plusgroep!
Kim Neefjes
48
De leerlingen van De Duiventil (N=9)
*Grafiek 8: Vakken die de hoogbegaafde leerlingen van De Duiventil zouden willen krijgen
Alle leerlingen samen (N = 31)
*Grafiek 9: Vakken die de hoogbegaafde leerlingen van De Caegh en De Duiventil zouden willen krijgen
Vakken die de leerlingen zouden willen krijgen (N = 31)
Experiment
Geschiedenis
Gymnastiek
Spelling
Rekenen
Techniek
Engels
Wiskunde
Taal
Aardrijkskunde
Vakken die de leerlingen zouden willen krijgen (N = 31)
Geschiedenis
Wiskunde
Experiment
Rekenen
Spelling
Taal
Biologie
Gym
Zinnen en woorden schrijven
Aardrijkskunde
Een plus voor de plusgroep!
Kim Neefjes
49
Analyse
In de tabel staat per vak omschreven hoeveel leerlingen van De Caegh hierin geïnteresseerd zijn en
hoeveel kinderen van de plusgroep in Hoorn.
Vak Leerlingen De Caegh Leerlingen De Duiventil
Geschiedenis 10 5
Taal 4 1
Wiskunde 4 2
Rekenen 3 2
Natuur 1 1
Zinnen en verhalen schrijven 2 0
Spelling 2 3
Topografie 2 0
Biologie 1 0
Aardrijkskunde 1 1
Experiment 0 5
Gymnastiek 0 4
Techniek 0 2
Engels 0 2 *Tabel 6: Vakken die de hoogbegaafde leerlingen van De Caegh en De Duiventil zouden willen krijgen
Interpretatie
Bij het lezen van de tabellen moet er rekening mee worden gehouden dat de kinderen van De Caegh
in de meerderheid zijn. Uit de tabel is op te merken dat geschiedenis een vak is dat erg geliefd is bij
deze leerlingen. Hier zal dus aandacht aan moeten worden besteed. Het is opvallend dat de
leerlingen van De Caegh dit ook invullen, aangezien zij dit vak nog nooit hebben gehad en het dus wel
kennen.
Daarnaast is het opvallend dat wiskunde ook in trek is.
Verder zal er aandacht moeten worden besteed aan de andere wereld oriënterende vakken, zoals
biologie, topografie en aardrijkskunde.
Taal, rekenen en spelling blijven vakken die de leerlingen interesseren. Aangezien dit over het
algemeen goed gaat en een plusgroep niet bedoeld is om te verdiepen, zal hier minder aandacht aan
moeten worden besteed, tenzij het verrijkt wordt.
De leerlingen uit groep drie lijkt het leuk om echt zinnen en verhalen te schrijven in plaats van losse
woordjes.
Door de leerlingen van de plusgroep in Hoorn worden experimenten, techniek en Engels genoemd.
Dit zijn vakken die ook geïntroduceerd kunnen worden in de plusgroep op De Caegh. Veel leerlingen
in de middenbouw hebben geen weet van deze vakken en zullen het wel interessant vinden.
Een plus voor de plusgroep!
Kim Neefjes
50
6. Conclusie
6.1 Beantwoording onderzoeksvraag
In deze scriptie is onderzoek gedaan naar de volgende vraag:
Op welke manier kan de plusgroep voor basisschool De Caegh worden opgestart om aan de
behoeften van de hoogbegaafde leerlingen te voldoen?
Vanuit de literatuur is de voorspelling gedaan dat hoogbegaafdheid vooral te maken heeft met de
volgende factoren: een hoge intelligentie, creativiteit en motivatie. Deze drie begrippen, die te
vinden zijn in de modellen van Renzulli en Mönks, komen iedere keer weer terug. Wanneer iemand
hoogbegaafd is, zullen deze drie factoren aanwezig zijn. Om een plusgroep op te starten, zal er
rekening gehouden moeten worden met deze drie factoren.
Allereerst bij de toelating van de hoogbegaafde leerlingen: Alle drie factoren zullen aanwezig
moeten zijn. Ook zal er bij de toelating gekeken moeten worden naar de kenmerken van
hoogbegaafden en onderpresteerders en zal er rekening gehouden moeten worden met de typen
hoogbegaafden van Betts en Neihart.
Daarnaast dienen de drie factoren aanwezig te zijn bij het inhoud geven aan de lessen binnen de
plusgroep: Er zullen lessen moeten worden gegeven die de hoge intelligentie, creativiteit en
motivatie stimuleren. Daarnaast zal moeten worden gekeken naar de meervoudige
intelligentietheorie van Howard Gardner bij het geven van de lessen en ook hier moet weer gekeken
worden naar de verschillende typen hoogbegaafden van Betts en Neihart. Ook is voorspeld dat het
van belang is om de leerstof te verrijken in plaats van te verbreden. Binnen de plusgroep dient dit
gedaan te worden.
In de literatuur komt naar voren dat het sociaal emotionele aspect, de creativiteit/expressie, het
inzicht, het top down leren en het samenwerken bevorderd moeten worden. Deze vijf aspecten
dienen aangeboden te worden binnen de plusklas.
Uit de resultaten van het praktijkonderzoek blijkt dat er in iedere groep enigszins aandacht wordt
besteed aan hoogbegaafdheid, behalve in groep vier. Omdat er in groep vier nog niets aan
hoogbegaafdheid wordt gedaan, zal de plusgroep daar dan ook starten. Vanaf daar zal de plusgroep
worden opgestart in groep drie en groep vijf. Het is niet logisch om te starten in de kleuterbouw,
aangezien daar niet gesproken wordt over hoogbegaafden en de leerlingen daar erg jong zijn. Verder
is in groep één tot en met groep drie een kieskastje ontwikkeld voor leerlingen met een
ontwikkelingsvoorsprong. Er wordt gestart in de middenbouw omdat de leerlingen hier nog in het
begin staan van hun basisschool carrière en men er dan op tijd bij is om het gewenste effect te
bereiken.
Bij de toelatingseisen zal gekeken worden naar de intellectuele capaciteiten, de creativiteit en de
motivatie. Er wordt geen IQ-test afgenomen maar er zal naar de CITO uitslagen gekeken worden. De
hoogbegaafde leerlingen hebben in de enquêtes aangegeven dat ze op sociaal emotioneel gebied
tevreden zijn. Dit zou betekenen dat, in tegenstelling tot de literatuur, er aan het sociaal emotionele
aspect geen aandacht hoeft te worden besteed binnen de plusgroep op De Caegh. Uit de tweede
enquête valt te concluderen dat er een aantal vakken zijn waar de hoogbegaafde leerlingen over het
algemeen geïnteresseerd in zijn. Dit zijn onder andere geschiedenis, taal, wiskunde, rekenen en
biologie.
Een plus voor de plusgroep!
Kim Neefjes
51
Al met al kan nu gezegd worden dat er na het opstarten van een plusgroep in groep vier, er
plusgroepen kunnen worden opgestart in groep drie en in groep vijf. Hierin dient rekening gehouden
te worden met de hoge intelligentie, creativiteit en motivatie. Er dient gekeken te worden naar de
verschillende typen hoogbegaafden en naar de kenmerken van hoogbegaafden en
onderpresteerders. Bij de inhoud zal gekeken worden naar de meervoudige intelligentietheorie en de
vakken waar de leerlingen in geïnteresseerd zijn. Hierin komen creativiteit/expressie, het inzicht, het
top down leren en het samenwerken aan bod.
Dit onderzoek is specifiek gericht op groep 3, 4 en 5. In de adviezenlijst op bladzijde 52 vindt u terug
hoe de plusgroepen georganiseerd kunnen worden.
Een plus voor de plusgroep!
Kim Neefjes
52
6.2 Discussie
In het eerste deel wordt ingegaan op de geldigheid van dit onderzoek. In het tweede deel komt de
bijdrage aan de professionalisering van de plusgroep aan de orde.
Geldigheid onderzoek
Het literatuuronderzoek op het gebied van hoogbegaafdheid is zeer betrouwbaar. De bronnen die
zijn gebruikt, zijn websites van onder andere valide instanties, artikelen uit vakbladen en kranten en
boeken op het gebied van hoogbegaafdheid. Door verschillende websites, boeken en artikelen naast
elkaar te leggen en met elkaar te vergelijken, kun je de conclusie trekken dat alles wat in dit
onderzoek geschreven is op het gebied van hoogbegaafdheid betrouwbaar is.
Voor de informatie op het gebied van de plusgroep is ook literatuur van internet, uit boeken en uit
vakbladen geraadpleegd. Over de plusgroep is minder te vinden dan over hoogbegaafdheid. Toch is
deze informatie ook zeer valide. Er zijn websites geraadpleegd van minder grote en bekende
instanties, maar door deze websites naast te leggen, is er een betrouwbaar literatuuronderzoek uit
voortgekomen.
Over de enquêtes valt nog het één en ander discussiëren. Allereerst is er door elke groepsleerkracht
ingevuld hoeveel hoogbegaafden en begaafden leerlingen de klas bezit. De hoogbegaafde leerlingen
zijn valide ingevuld. Deze leerlingen zijn door een protocol heen geweest en zijn gediagnosticeerd
hoogbegaafd. Bij de begaafde leerlingen verschilt het per leerkracht. De leerkrachten bekeken de
kenmerken van hoogbegaafde leerlingen en begaafde leerlingen, pakten de CITO-uitslagen erbij en
volgden hun onderbuikgevoel. Aan de hand van deze resultaten zijn de leerlingen van groep 3 en
groep 4 al in een plusgroep geplaatst.
Daarnaast zijn er enquêtes ingevuld op het gebied van hoogbegaafd zijn. Deze enquêtes zijn
ingevuld door twaalf leerlingen uit de midden- en bovenbouw die al in een plusgroep zitten en door
drie leerlingen uit de middenbouw die in een plusgroep worden geplaatst. De vraag is of dit valide is,
omdat de verhouding twaalf tot drie een groot verschil is. Toch valt er het één en ander te
concluderen. Zo valt er te concluderen dat de hoogbegaafden op De Caegh uit de middenbouw
tevreden zijn en zich prettig voelen op school. Deze conclusie kan getrokken worden omdat er door
alle drie de leerlingen op deze manier over wordt gedacht.
Tot slot zijn er enquêtes ingevuld op het gebied van de plusgroep. Deze zijn ingevuld door 22
leerlingen van De Caegh en 9 leerlingen van De Duiventil. Allereerst is de vraag gesteld in welke
vakken deze leerlingen uitblinken. Aangezien de leerlingen zelf antwoord geven en er niet naar
toetsresultaten wordt gekeken, is dit niet valide. Hier is dus geen verder gebruik van gemaakt in het
onderzoek. Daarnaast is de vraag gesteld in welke vakken de leerlingen geïnteresseerd zijn. Deze
informatie is zeker betrouwbaar en goed te gebruiken. Doordat er drie tabellen zijn gemaakt (één
waarin alle leerlingen staan weergeven, één waarin de leerlingen van De Caegh staan weergeven en
één waarin de leerlingen van De Duiventil zijn weergeven) kan er overzichtelijk worden gezien waar
de interesses hetzelfde zijn en waarin ze verschillen. Hieruit kunnen valide conclusies worden
getrokken.
Het interview met Anita is zeker van pas geweest. Zij sloot met haar meningen en opvattingen aan op
de literatuur die onderzocht is. Doordat zij geprofessionaliseerd is op het gebied van
hoogbegaafdheid, is de informatie zeer betrouwbaar. De informatie is daarnaast zeer toepasselijk bij
het opzetten van de plusgroep op De Caegh.
Een plus voor de plusgroep!
Kim Neefjes
53
Bijdrage aan professionalisering
Dit onderzoek heeft allereerst een bijdrage geleverd aan de ontwikkeling van mijn rol als leerkracht.
Het heeft mijn rol als leerkracht een andere draai gegeven ten opzichte van de afgelopen vier jaar,
waarin de nadruk vooral heeft gelegen op mijn didactische en pedagogische kwaliteiten. Door middel
van dit onderzoek is er verbetering gekomen in mijn organisatorische kwaliteiten en in mijn
onderzoekende kwaliteiten. Daarnaast heb ik een grote stap gezet in het samenwerken met
collega’s, doordat ik deel nam aan de excellentiegroep binnen De Caegh en daarnaast veel
samenwerkte met Marian Koning. Tot slot is mijn professionalisering gegroeid op het gebied van
contact leggen met instanties van buitenaf. Ik heb contact opgenomen met Anita Chrispijn om meer
duidelijkheid te krijgen over de plusgroep op De Duiventil en ik heb meerdere bedrijven benaderd
om een indruk op te doen van de verschillende methodes voor hoogbegaafde leerlingen.
Naast mijn ontwikkeling als leerkracht, kan ik zeggen dat ik op het gebied van hoogbegaafdheid in
professionalisering sterk gestegen ben. Voor ik startte met dit onderzoek, bezat ik alleen de feitelijke
kennis op het gebied van hoogbegaafdheid door middel van de achtergrondkennis die ik al had en de
kennis die mij bij is geleerd op de pabo. Door middel van verschillende manieren van
literatuuronderzoek en praktijkonderzoek, ben ik veel wijzer geworden op het gebied van
hoogbegaafdheid. Doordat ik binnen het onderzoek verschillende theorieën en praktijken naast
elkaar heb gelegd en hierop heb geanalyseerd en geïnterpreteerd, ben ik een onderzoekende
houding gaan vormen tegenover dit onderwerp en ben ik mijn eigen meningen en theorieën gaan
vormen. Ik kan dus zeggen dat mijn professionalisering op dit gebied flink gegroeid is.
Tot slot heb ik een bijdrage kunnen werken aan De Caegh. Aan de start van mijn onderzoek werd mij
gevraagd of ik onderzoek kunnen doen naar een plusgroep en of ik dit ook daadwerkelijk kon
verwezenlijken. Doordat er in de middenbouw de minste aandacht aan hoogbegaafdheid werd
besteed, ben ik mij hier op gaan richten. Door middel van dit onderzoek is er tot nu toe een
plusgroep opgericht voor groep drie en voor groep vier. Het streven is om in groep vijf ook een
plusgroep op te richten en om deze drie plusgroepen in stand te houden. Hiermee hoop ik dat het
onderwerp ‘hoogbegaafdheid’ meer onder de aandacht is gekomen en ook meer onder de aandacht
zal blijven op De Caegh. Ik denk dat ik hierin een compleet pakket heb afgeleverd.
Een plus voor de plusgroep!
Kim Neefjes
54
6.3 Adviezenlijst voor het oprichten van de plusgroep
Het doel van dit onderzoek was om een plusgroep op te richten voor basisschool De Caegh met het
streven om hoogbegaafdheid meer onder de aandacht te brengen binnen deze school.. Uit
praktijkonderzoek blijkt dat er in de middenbouw over het algemeen de minste aandacht wordt
besteed aan dit onderwerp. Er is daarom besloten om voor groep drie, groep vier en groep vijf ieder
apart een plusgroep op te starten. In de tabel hieronder staat geadviseerd op welke manier de
plusgroepen het best georganiseerd kunnen worden. Hierna volgt een toelichting op de tabel.
Organisatie Groep 3 Groep 4 Groep 5
1. De eisen Met iedere leerkracht worden de leerlingen (naast de gediagnosticeerde hoogbegaafde leerlingen) besproken aan de hand van de kenmerken, CITO-scores en het onderbuikgevoel.
Met iedere leerkracht worden de leerlingen (naast de gediagnosticeerde hoogbegaafde leerlingen) besproken aan de hand van de kenmerken, CITO-scores en het onderbuikgevoel.
Met iedere leerkracht worden de leerlingen (naast de gediagnosticeerde hoogbegaafde leerlingen) besproken aan de hand van de kenmerken, CITO-scores en het onderbuikgevoel.
2. De start Vanaf week 2 2013 (na de kerstvakantie)
Vanaf week 44 2012 (na de herfstvakantie)
Vanaf week 9 (2013) (na de voorjaarsvakantie)
3. De tijd Maandag middag 13.15 – 14.15
Vrijdag ochtend 09.00 – 10.00
Moet overlegd worden met de leerkracht
4. De grootte Een limiet van minimaal 4 en maximaal 8 leerlingen
Een limiet van minimaal 4 en maximaal 8 leerlingen
Een limiet van minimaal 4 en maximaal 8 leerlingen
5. De begeleiding Annemarie de Hoop Marina Koen Moet nog gezocht worden
6. De plaats Overblijflokaal Overblijflokaal Overblijflokaal
7. De algemene doelstelling
De leerlingen krijgen inzicht in de verschillende denkvaardigheden, raken gemotiveerd en werken aan hun creativiteit. Bij de lessen wordt rekening gehouden met de interesses van de leerlingen, de verschillende typen leerlingen en de meervoudige intelligentie theorie
De leerlingen krijgen inzicht in de verschillende denkvaardigheden, raken gemotiveerd en werken aan hun creativiteit. Bij de lessen wordt rekening gehouden met de interesses van de leerlingen, de verschillende typen leerlingen en de meervoudige intelligentie theorie
De leerlingen krijgen inzicht in de verschillende denkvaardigheden, raken gemotiveerd en werken aan hun creativiteit. Bij de lessen wordt rekening gehouden met de interesses van de leerlingen, de verschillende typen leerlingen en de meervoudige intelligentie theorie
8. De inhoud Leerkracht en begeleider zoeken aan de hand van een thema per week de lessen uit
Leerkracht en begeleider zoeken aan de hand van een thema per week de lessen uit
Leerkracht en begeleider zoeken aan de hand van een thema per week de lessen uit
Een plus voor de plusgroep!
Kim Neefjes
55
9. De evaluatie Wanneer de leerlingen met Levelwerk of Digitop (onderdeel van Acadin) werken, zal er een evaluatieformulier bijzitten. Zo niet, dan wordt er een standaard gebruikt9
Wanneer de leerlingen met Levelwerk of Digitop (onderdeel van Acadin) werken, zal er een evaluatieformulier bijzitten. Zo niet, dan wordt er een standaard gebruikt.
Wanneer de leerlingen met Levelwerk of Digitop (onderdeel van Acadin) werken, zal er een evaluatieformulier bijzitten. Zo niet, dan wordt er een standaard gebruikt.
10. Het presenteren van resultaten
Iedere week wordt bijgehouden in een map. Per afsluiting van thema houden ze een presentatie voor de reguliere groep
Iedere week wordt bijgehouden in een map. Per afsluiting van thema houden ze een presentatie voor de reguliere groep
Iedere week wordt bijgehouden in een map. Per afsluiting van thema houden ze een presentatie voor de reguliere groep
11. De methoden Acadin, Levelwerk, Nieuwsbegrip, overig materiaal
Acadin, Levelwerk, Nieuwsbegrip, overig materiaal
Acadin, Levelwerk, Nieuwsbegrip, overig materiaal
*Tabel 7: De conclusie weergeven in een schema
1. De organisatoren van de plusgroep zijn bij iedere leerkracht van de middenbouw langs
geweest. Zij hebben de leerkrachten geïnformeerd over de plusgroep en ze gevraagd welke
leerlingen geschikt zouden zijn voor de plusgroep. Er werd gevraagd om hierbij te kijken naar
de kenmerken van hoogbegaafdheid en begaafdheid. Hier kregen de leerkrachten een lijstje
van. Er werd gevraagd om de leerlingen te kiezen die op de CITO’s een ‘A’ of een ‘B’ scoorden
en er werd gevraagd om daarnaast het onderbuikgevoel te volgen. De leerkrachten kregen
hier een week de tijd voor en moesten daarna aangeven welke leerlingen geschikt zouden
zijn.
2. Groep vier is na de herfstvakantie al gestart. Groep drie zal na de kerstvakantie starten. Het
advies is om groep vijf na de voorjaarsvakantie te laten starten.
3. In overleg met de leerkrachten zullen de hoogbegaafde leerlingen van groep drie elke
maandagmiddag van 13.15 tot 14.15 deelnemen aan de plusgroep en zullen de
hoogbegaafde leerlingen van groep vier elke vrijdagochtend van 09.00 tot 10.00 deelnemen.
Voor groep vijf zal dit nog met de leerkrachten besproken moeten worden. Dit betekent dit
niet dat de leerlingen alleen dit uur moeten besteden aan het werk van de plusgroep. Er
wordt geadviseerd aan de leerkrachten om hier ook verdere aandacht aan te besteden in de
rest van de week (bijvoorbeeld door middel van het af laten maken van een opdracht of door
het aanbieden van levelwerk)
4. Voor groep drie en groep vier is er een ouder beschikbaar. Deze zal voor groep vijf nog
gezocht moeten worden.
5. Om de plusgroep niet te groot te laten worden, wordt er een limiet gesteld voor acht
leerlingen.
6. Het overblijflokaal staat vrij. Deze wordt tot beschikking gesteld voor de plusgroep.
7. Het is de bedoeling dat de plusgroep een doel heeft voor de leerlingen. Ze gaan hier niet
zomaar naar toe. er wordt hier gebruik gemaakt van het model van Renzulli en Monks waarin
de hoge intelligentie, de motivatie en de creativiteit worden benadruk. Het doel is om deze
9 Zie bijlage 7 voor het evaluatieformulier.
Een plus voor de plusgroep!
Kim Neefjes
56
drie aspecten aan bod te laten komen. Er zal veel gevarieerd moeten
worden in de lesstof om het voor elke leerling interessant te blijven houden.
8. In het begin zullen de coördinatoren de materialen bijeen zoeken en klaar leggen. Wanneer
dit goed gaat (na ongeveer vier weken) zullen de begeleiders en samenwerking met de
leerkrachten zorgen voor de materialen. Alle materialen zullen worden opgeslagen in een
aparte map op de computer zodat ze het jaar erop weer gebruikt kunnen worden. Verder
zullen de leerlingen zelf een map bijhouden, waarin de materialen en evaluaties worden
weergeven. Deze mappen zouden op tien minuten gesprekken ook getoond kunnen worden.
9. Wanneer er een les wordt gegeven waarbij al een evaluatieformulier in zit, zal er gebruik
worden gemaakt voor dit formulier. Wanneer dit niet het geval is, zal er gebruik worden
gemaakt van standaard evaluaties. Het is de bedoeling dat de leerling en de leerkracht ieder
een evaluatie invult. Dit heeft als doel om de kritische houding van de leerlingen te
stimuleren.
10. Het advies is om de resultaten te laten presenteren door middel van een map en door middel
van presentaties in de reguliere klas. Het is voor de leerlingen interessant en uitdagend om
hun resultaten te presenteren. Op deze manier weten ze dat ze niet voor niets aan de slag
zijn geweest met de opdrachten. Dit kan na ieder thema gedaan worden.
11. De methoden die zullen worden gebruikt, zijn Acadin, Levelwerk en Nieuwsbegrip. Deze
methoden zijn alle drie beschikbaar binnen de school.. Verder is het advies om veel materiaal
van internet af te halen. Op websites als www.digitop.nl en www.nemo.nl is veel materiaal te
vinden over dit onderwerp.
6.4 Aanbevelingen In dit onderzoek is er onderzocht op wat voor manier een plusgroep zou kunnen worden opgericht
binnen basisschool De Caegh. Hiermee werd er een bijdrage geleverd aan het onder de aandacht
brengen van hoogbegaafdheid binnen De Caegh. De plusgroep voor groep drie en voor groep vier is
middels dit onderzoek al opgestart. Het advies is om deze plusgroep ook op te richten voor groep vijf.
Op deze manier zal er in ieder klas aandacht aan hoogbegaafdheid worden besteed. Hiervoor kan
gebruik worden gemaakt van de adviezenlijst.
Wanneer de plusgroepen in groep drie, groep vier en groep vijf goed loopt, zou er ook kunnen
worden gedacht aan een aparte plusgroep voor groep zes, zeven en acht. Omdat er binnen de
formatie hoogstwaarschijnlijk geen ruimte is voor leerkrachten die dit begeleiden, zal er hulp moeten
worden gevraagd van ouders (het liefst met kennis en ervaring op dit gebied). Deze hoogbegaafde
leerlingen gebruiken nu levelwerk of krijgen extra uitdaging met rekenen. Wanneer er ook voor deze
leerlingen een plusgroep wordt opgericht, zouden levelwerk en de extra uitdaging voor rekenen
hierin ook kunnen worden aangeboden.
Omdat zes verschillende plusgroepen moeilijk tot niet haalbaar zal zijn, wordt er aanbevolen om
deze samen te voegen in twee aparte plusgroepen: ‘één voor de middenbouw en één voor de
bovenbouw. Omdat de groepen niet groter dan voor acht personen zouden moeten zijn, zullen er
hogere eisen moeten worden gesteld aan de leerlingen die deel zullen nemen en zou er een protocol
op moeten worden gesteld voor deze leerlingen.
Dit hoeft niet binnen een jaar gerealiseerd te worden. Dit is een aanbeveling voor in de toekomst.
Een plus voor de plusgroep!
Kim Neefjes
57
Bibliografie Websites:
ADHD bij kinderen. (2012). Opgeroepen op november 27, 2012, van Hersenstichting:
https://www.hersenstichting.nl/alles-over-hersenen/hersenaandoeningen/adhd-bij-kinderen
Alfred Binet. (2012, maart 26). Opgeroepen op november 26, 2012, van Wikipedia:
http://nl.wikipedia.org/wiki/Alfred_Binet
Algemeen. (sd). Opgeroepen op november 18, 2012, van Hoogbegaafdheid:
http://hoogbegaafdheid.slo.nl/onderwijs/algemeen/
Begaafdheidskenmerken. (sd). Opgeroepen op november 18, 2012, van Hoogbegaafdheid:
http://hoogbegaafdheid.slo.nl/begeleiding/begaafdheidskenmerken/
Compacten. (sd). Opgeroepen op november 18, 2012, van Hoogbegaafdheid:
http://hoogbegaafdheid.slo.nl/onderwijs/aanpassingen/compacten/
De online plusgroep. (2010). Opgeroepen op november 18, 2012, van Jufjo: http://www.jufjo.nl/
De plusgroep. (sd). Opgeroepen op november 18, 2012, van Slimpuls:
http://www.slimpuls.nl/artikelen/plusgroep.htm
Deelname Plusgroep. (sd). Opgeroepen op november 18, 2012, van Hoogbegaafdheid:
http://www.hoogbegaafd.nu/submenu-deelname-plusgroep
Diagnostiek. (sd). Opgeroepen op november 18, 2012, van Hoogbegaafdheid:
http://hoogbegaafdheid.slo.nl/begeleiding/00002/
Digitaal Handelingsprotocol Hoogbegaafdheid. (sd). Opgeroepen op november 18, 2012, van
Hoogbegaafdheid: http://hoogbegaafdheid.slo.nl/links/literatuur/00073/
Drent, E. v. (sd). Digitaal Handelingsprotocol Hoogbegaafdheid. Opgeroepen op november 18, 2012,
van Dhh-po: http://www.dhh-po.nl/body.asp?parenttaal=nl&id=19&moduleitemid=35
Een aparte school voor hoogbegaafde kinderen? (1998 - 2012). Opgeroepen op november 18, 2012,
van Lich: http://www.lich.nl/lich2/site.php?domein=onderwijs&p=aparte_scholen
Extra aandacht op de basisschool. (sd). Opgeroepen op november 18, 2012, van Rijksoverheid:
http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/passend-onderwijs/extra-aandacht-op-de-basisschool
Gardner. (sd). Opgeroepen op november 18, 2012, van Hoogbegaafdheid:
http://hoogbegaafdheid.slo.nl/hoogbegaafdheid/theorie/gardner/
Heller. (sd). Opgeroepen op november 13, 2012, van Hoogbegaafdheid:
http://hoogbegaafdheid.slo.nl/hoogbegaafdheid/theorie/heller/
Het geheim van een succesvolle plusgroep. (sd). Opgeroepen op november 18, 2012, van
Hoogbegaafd: http://www.hoogbegaafd.nu/plusgroep/het-geheim-van-een-succesvolle-plusgroep
Een plus voor de plusgroep!
Kim Neefjes
58
Het proces. (sd). Opgeroepen op november 18, 2012, van Hoogbegaafd:
http://www.hoogbegaafd.nu/plusgroep/het-geheim-van-een-succesvolle-
plusgroep/het-proces
Hoe kan de problematiek het beste worden aangepakt? (sd). Opgeroepen op november 18, 2012, van
Hoogbegaafd: http://www.hoogbegaafd.nu/plusgroep/het-geheim-van-een-succesvolle-
plusgroep/hoe-kan-de-problematiek-het-best-worden-aangepakt
Hoogbegaafdheid. (2007 - 2012). Opgeroepen op november 13, 2012, van Mensa:
http://www.mensa.nl/hoogbegaafdheid
Hoogbegaafdheid. (2012, november 2). Opgeroepen op november 13, 2012, van Wikipedia:
http://nl.wikipedia.org/wiki/Hoogbegaafdheid
Hoogbegaafdheid en sociale vaardigheden. (2012). Opgeroepen op december 16, 2012, van Ieku:
http://www.ieku.nl/hoogbegaafdheid-en-sociale-vaardigheden/
Hoogeveen, L. (2004 - 2012). Hoogbegaafde leerlingen en het onderwjissysteem. Opgeroepen op
november 13, 2012, van Ziedaar: http://www.ziedaar.nl/article.php?id=383
IQ. (1998 - 2012). Opgeroepen op november 18, 2012, van Lich:
http://www.lich.nl/lich2/site.php?domein=onderwijs&p=iq
Leonardo onderwijs. (sd). Opgeroepen op november 18, 2012, van Hoogbegaafdheid:
http://hoogbegaafdheid.slo.nl/onderwijs/aanpassingen/leonardo/
Leonardo Onderwijs. (2007 - 2012). Opgeroepen op november 18, 2012, van Leonardo-onderwijs:
http://leonardo-onderwijs.nl/
Mensa. (2007 - 2012). Opgeroepen op november 18, 2012, van Mensa:
http://www.mensa.nl/hoogbegaafdheid/kenmerken?gclid=CMrr_YD5sbICFeTLtAodtzgAJw
Mönks. (sd). Opgeroepen op november 13, 2012, van Hoogbegaafdheid:
http://hoogbegaafdheid.slo.nl/hoogbegaafdheid/theorie/monks/
Onderpresteerders. (sd). Opgeroepen op november 18, 2012, van Hoogbegaafdheid:
http://hoogbegaafdheid.slo.nl/begeleiding/onderpresteerders/
Opstarten plusgroep. (sd). Opgeroepen op november 18, 2012, van Plusgroepdenbosch:
http://www.plusgroepdenbosch.nl/
Plusgroep voor hoogbegaafde kinderen: Valkuilen en tips. (sd). Opgeroepen op november 18, 2012,
van Alledagenpauze: http://alledagenpauze.typepad.com/my_weblog/2008/05/plusgroep-voor-
hoogbegaafde-leerlingen-valkuilen-tips.html
PONTE - Onderzoek en begleiding van hoogbegaafde kinderen. (sd). Opgeroepen op november 18,
2012, van Hoogbegaafd: http://www.hoogbegaafd.nu/
Probleem achterhalen. (sd). Opgeroepen op November 18, 2012, van Hoogbegaafdheid:
http://hoogbegaafdheid.slo.nl/onderwijs/communicatie/probleem/
Een plus voor de plusgroep!
Kim Neefjes
59
Profielen. (sd). Opgeroepen op november 18, 2012, van Hoogbegaafdheid:
http://hoogbegaafdheid.slo.nl/begeleiding/profielen/
Richtlijnen. (sd). Opgeroepen op november 18, 2012, van Hoogbegaafdheid:
http://hoogbegaafdheid.slo.nl/onderwijs/aanpassingen/compacten/rekenen/richtlijnen/
Richtlijnen. (sd). Opgeroepen op november 18, 2012, van Hoogbegaafdheid:
http://hoogbegaafdheid.slo.nl/onderwijs/aanpassingen/compacten/rekenen/richtlijnen/
Signalering. (sd). Opgeroepen op november 18, 2012, van Hoogbegaafdheid:
http://hoogbegaafdheid.slo.nl/begeleiding/signalering/
Sternberg. (sd). Opgeroepen op november 18, 2012, van hoogbegaafdheid:
http://hoogbegaafdheid.slo.nl/hoogbegaafdheid/theorie/sternberg/
Stichting Plato. (2012). Landelijk Informatiecentrum Hoogbegaafdheid. Opgeroepen op november 12,
2012, van Lich: http://www.lich.nl/lich2/site.php?domein=onderwijs&p=begaafd_vs_hoogbegaafd
Verrijkingsklas. (sd). Opgeroepen op november 18, 2012, van Dednkrs:
http://www.dednkrs.nl/verrijkingsklas/
Verslag 'De verbaal/performaal kloof'. (2000 - 2012). Opgeroepen op december 3, 2012, van Hiq:
http://www.hiq.nl/service-verslez-rob_98.php
Versnellen. (sd). Opgeroepen op november 18, 2012, van Hoogbegaafdheid:
http://hoogbegaafdheid.slo.nl/onderwijs/aanpassingen/versnellen/
Onder presterende leerlingen: kenmerken. (2013). Opgeroepen op januari 9, 2013, van ieku:
http://www.ieku.nl/ieku-leerkrachten/eingenschappen-van-onderpresterende-leerlingen/
Begaafd vs Hoogbegaafd (2005, augustus 10). Opgeroepen op januari 9, 2013, van lich:
http://www.lich.nl/info-begaafdvshb.htm
Artikelen:
Baars, R. (2012, oktober 17). Leraren snappen hoogbegaafde kinderen niet. Algemeen dagblad .
Berg, M. v. (2012, oktober 18). Niet alleen intelligentie telt: Interview Lisette Hornstra, onderzoekster
excellente leerlingen. De Volkskrant .
Lablans, I. (2012, oktober 15). Arme, slimme kinderen. Het Parool .
Leraren snappen hoogbegaafde kinderen niet. (2012, oktober 17). Algemeen Dagblad .
Marrewijk, L. v. (2010, oktober 23). Zo'n 2 procent van de bevolking is hoogbegaafd. Nieuwe
lesmethodes helpen de slimste kinderen verder op school. Algemeen Dagblad .
Mooij, T. (2008, juli 17). Aparte klas zegen voor hoogbegaafden. De Trouw .
MSc., P. d. (2010). Naar excellente scholen, leraren, leerlingen en studenten. Radboud Universiteit
Nijmegen: ITS.
Een plus voor de plusgroep!
Kim Neefjes
60
Trierum, L. e. (2007). De Zorgwijzer. Haarlem: Toorts B.V.
Vaak is het beter om een kind níet te testen op hoogbegaafdheid. (2012, mei 22). Trouw .
Boeken:
E.J. van Houten - van den Bosch, J. K. (2007). Hoogbegaafde kinderen. Kinderen & adolescenten .
Eijkeren, M. v. (2008). Pedagogisch-didactisch begeleiden. In M. v. Eijkeren, Pedagogisch-didactisch
begeleiden (pp. 52 - 56). Baarn: HBUitgevers.
Gerven, S. D. (2002). Professioneel omgaan met hoogbegaafde leerlingen in het basisonderwijs.
Utrecht: Uitgeverij LEMMA BV.
Kallenberg, T. (2007). Onderzoek van onderwijs. In T. Kallenberg, Ontwikkeling door onderzoek (p.
48). ThiemeMeulenhoff: Zutphen.
Liesbeth Schreuder, M. B. (2011). Pedagogisch kader kindercentra 4 - 13 jaar. Amsterdam: Reed
Bussiness.
Ton Kallenberg, B. K. (2011). Casestudy (gevalsstudie). In B. K. Ton Kallenberg, Ontwikkeling door
onderzoek. Een handreiking voor leraren. (pp. 127 - 128). Amersfoort: ThiemeMeulenhoff.
Ton Kallenberg, B. K. (2011). Drie manieren om te interviewen. In B. K. Ton Kallenberg, Ontwikkeling
door onderzoek. Een handreiking voor leraren. (p. 142). Amersfoort: ThiemeMeulenhoff.
Ton Kallenberg, B. K. (2011). Enquete (survey). In B. K. Ton Kallenberg, Ontwikkeling door onderzoek.
Een hanrdeiking voor leraren. (pp. 121 - 127). Amersfoort: ThiemeMeulenhoff.
Ton Kallenberg, B. K. (2011). Literatuur- of bronnenstudie. In B. K. Ton Kallenberg, Ontwikkeling door
onderzoek. Een handreiking voor leraren. (p. 136). Amersfoort: ThiemeMeulenhoff.
Ton Kallenberg, B. K. (2011). Observatie. In B. K. Ton Kallenberg, Ontwikkeling door onderzoek. Een
handreiking voor leraren. (p. 147). Amersfoort: ThiemeMeulenhoff.
Ton Kallenberg, B. K. (2011). Onderzoeken in de onderwijspraktijk. In B. K. Ton Kallenberg,
Ontwikkeling door onderzoek. Een handreiking voor leraren. (p. 120). Amersfoort:
ThiemeMeulenhoff.
Ton Kallenberg, B. K. (2011). Ontwerpgericht en ontwikkelingsgericht onderzoek. In B. K. Ton
Kallenberg, Ontwikkeling door onderzoek. Een handreiking voor leraren. (pp. 130 - 134). Amersfoort:
ThiemeMeulenhoff.
Ton Kallenberg, B. K. (2011). Vragenlijst. In B. K. Ton Kallenberg, Ontwikkeling door onderzoek. Een
handreiking voor leraren. (p. 139). Amersfoort: ThiemeMeulenhoff.
Een plus voor de plusgroep!
Kim Neefjes
61
Bijlage 1: Begrippenlijst
1. Excellentie: Een werkgroep excellentie is een ander woord voor een werkgroep
hoogbegaafdheid. excellentie betekent in dit onderzoek dus hoogbegaafdheid.
2. Levelwerkboxen: Levelwerk is een leerlijn voor intelligente en (hoog)begaafde leerlingen in
het basisonderwijs. Met de aanschaf van Levelwerk hebt u voor deze leerlingen een passend
leerstofaanbod in uw eigen school. Recente ontwikkelen tonen aan dat er speciale scholen
voor (hoog)begaafde leerlingen worden opgericht. Waar deze scholen kiezen voor segregatie,
streeft u met de aanschaf van Levelwerk naar integratie, de (hoog)begaafde kinderen blijven
op uw school. Levelwerk staat los van andere methodes. De leerling zit feitelijk op twee
sporen te werken, een gecompacte basislijn en een aanvullende verrijkingslijn, Levelwerk.
Levelwerk biedt een totaalaanbod van verrijkende activiteiten op meerdere terreinen. Bij
verrijking is het doel om de begaafde leerling meer uitdaging te bieden binnen de vakken
rekenen, taal en begrijpend lezen. Deze leerstof behoort een verplichtend karakter te hebben,
geen vrijblijvendheid. De onderdelen ‘rekenen’ en ‘taal/lezen’ in Levelwerk zijn dergelijke
verrijkende opdrachten. Daarnaast biedt Levelwerk in het onderdeel ‘allerlei’ de mogelijkheid
om met eigen gekozen onderwerpen aan de slag te gaan, veelal onderwerpen uit de
belangstellingssfeer van de leerling. In de vorm van werkstukken, foto- of filmpresentaties,
een tentoonstelling of een maquette kan de begaafde leerling laten zien wat het ‘in huis’
heeft. Ook aangepaste opdrachten binnen het vakgebied ‘Oriëntatie op jezelf en de wereld’
en opdrachten wat betreft samenwerking en hulp bieden aan anderen vallen onder dit
onderdeel. De leerkracht is hier meer de coach in de begeleiding van het proces. Doel van
deze werkwijze is tweeledig: aansluiten bij de motivatie van de leerling en het oefenen van
metacognitieve, maar ook sociaal-emotionele en creatieve vaardigheden. (Kuipers)
3. LVS: Het LVS betekent ‘Het leerlingvolgsysteem’. Hierin worden de ontwikkelingen van een
kind gevolgd door middel van toetsscores.
4. Top down en bottom up: Hoogbegaafden denken top down. Leerlingen die niet hoogbegaafd
zijn denken bottom up. Zij verzamelen losse informatie en maken daar later een geheel van.
Top down denkers doen dit andersom. Zij kijken vanuit een heel beeld en bouwt dit niet op
vanuit losse deeltjes.
5. Acadin: Acadin is een methode via de computer. Het levert bijdrage aan het bieden van
mogelijkheden om grenzen te verleggen. Dit wordt gedaan met een digitale leeromgeving,
uitdagende leeractiviteiten en ondersteuning voor leerkrachten. Daarnaast biedt Acadin een
ontmoetingsruimte voor leerlingen, leerkrachten en experts. Kijk voor meer informatie op
www.acadin.nl.
Een plus voor de plusgroep!
Kim Neefjes
62
Bijlage 2: De modules uit het DHH
Module 1 (quickscan):
Module 2 (diagnostiek)
Een plus voor de plusgroep!
Kim Neefjes
63
Module 3 (begeleiding)
Module 4 (evaluatie)
(Drent)
Een plus voor de plusgroep!
Kim Neefjes
64
Bijlage 3: De verschillende typen hoogbegaafde leerlingen
De succesvolle leerling
Gedragskenmerken presteert haalt goede cijfers stelt zich afhankelijk op zoekt bevestiging / goedkeuring van de leerkracht perfectionistisch vermijdt risico kiest veilige activiteiten gaat niet "buiten het boekje" accepterend en conformerend wordt een consument van kennis
Herkenning gebruik veel diverse criteria cijfers, schoolprestaties gestandaardiseerde testscores individuele intelligentietests nominatie door leerkracht, ouders en/of peers
Begeleiding van de school versneld en verrijkt curriculum vooraf testen, uitsluitend leerstof die nog niet beheerst wordt:
leerstofinkorting ontwikkelen van persoonlijke interesses activiteiten die buiten de comfortzone liggen ontwikkeling van vaardigheden voor zelfstandig leren dieptestudies mentor cognitieve coaching, begeleiding van school- en beroepsloopbaan tijd voor samenwerken met intellectuele gelijkgestemden
*Tabel 8: De succesvolle leerling
(Profielen)
Een plus voor de plusgroep!
Kim Neefjes
65
De uitdagende leerling
Gedragskenmerken drukt zich creatief uit voorkeur voor activiteit houdt van discussie is erg volhoudend in interessegebieden
(passies) laat impulsief gedrag zien daagt de leerkracht uit corrigeert de leerkracht stelt regels ter discussie is eerlijk en direct komt op voor eigen opvattingen /
overtuigingen emotioneel labiel (grote
stemmingswisselingen) kan een slechte zelfcontrole hebben vertoont inconsistente werkwijzen kan conflicten oproepen is competitief ingesteld
Herkenning interviews, zoek uit op welke manieren deze leerling creatief is
focus op creatief potentieel in plaats van prestaties
gebruik domeinspecifieke, objectieve metingen
creativiteitstests nominatie door ouders, medeleerlingen en/ of
volwassenen buiten het gezin
Begeleiding van de school
tolerantie beloon nieuwe invalshoeken en gedachten bij passende leerkrachten plaatsen directe en heldere communicatie met de
leerling geef toestemming voor gevoelens sta nonconformiteit toe koppel deze leerling aan een begripvolle
mentor directe instructie in interpersoonlijke
vaardigheden coach voor doelgericht oefenen
*Tabel 9: De uitdagende leerling
(Profielen)
Een plus voor de plusgroep!
Kim Neefjes
66
De onderduikende leerling
Gedragskenmerken ziet de begaafdheid niet als waardevol, verlaagt of ontkent de begaafdheid
valt uit bij deelname aan verrijkingsprogramma's wijst uitdagingen af wil geen ander werk doen dan andere kinderen wil niet opvallen, wil geen uitzonderingspositie ervaren zoekt sociale acceptatie verandert geregeld van vriendschappen / peergroep heeft (vrijwel) geen band met de leerkracht, of de groep onzeker over welke kant hij/zij zelf op wil
Herkenning interviews nominatie door ouders, of leerkrachten wees voorzichtig met nominatie door begaafde
medeleerlingen getoonde prestaties creativiteitstests niet-verbale metingen van intelligentie
Begeleiding van de school geef inzicht in concepten als sociale verschijnselen leeromgevingen waarin de leerling zich thuis voelt (sexe-)rolmodellen bieden (vooral bij meisjes) help bij het opzetten van steungroepen voer open discussies over de klas, racisme of
sexerolverwachtingen stimuleer de leerling met het vertegenwoordigen van
belangen van (minderheids)groepen of bemiddeling directe instructie over sociale vaardigheden biedt ondersteuning en informatie bij de planning
van opleidings- en beroepsmogelijkheden bespreek de nadelen van succes openlijk
*Tabel 10: De onderduikende leerling
(Profielen)
Een plus voor de plusgroep!
Kim Neefjes
67
De drop-out
De 'drop-out'
Gedragskenmerken vaak creatief zoekt buitenschoolse uitdaging in activiteiten die zijn
interesse hebben is bereid te werken voor de relatie creëert crisissen en verstoort situaties zoekt spanning ('thrill seeking') neemt onregelmatig deel aan onderwijs lage schoolprestaties (gemiddeld of minder) produceert inconsistent werkt maakt taken niet af bekritiseert zichzelf en anderen defensief verwaarloost zichzelf isoleert zichzelf
Herkenning individueel afgenomen IQ test hoge prestaties op subtests inconsistenties in prestaties discrepantie tussen intelligentiescore en geleverde
prestaties niet verbale intelligentiemetingen creativiteitstest interview audities analyse van verzameld werk geleverde prestaties in niet-schoolse setting nominatie van ouders of leerkrachten (eventueel o.b.v.
informatie afkomstig van leerkrachten uit het verleden)
Begeleiding van de school
houdt de verwachtingen op peil diagnostisch onderzoek niet-traditionele studievaardigheden niet-traditionele leerervaringen buiten de klas verdieping mentorschap groepstherapie coaching m.b.t. de schoolloopbaan thuisbezoek bevorder veerkracht / flexibiliteit bespreek alternatieve mogelijkheden wees de advocaat voor deze leerling, blijf pleidooi voeren
voor het faciliteren van "alternatieve" mogelijkheden
*Tabel 11: De drop out (Profielen)
Een plus voor de plusgroep!
Kim Neefjes
68
De dubbel gelabelde leerling (met leer- en/of gedragsproblemen)
Gedragskenmerken legt makkelijk contacten goed probleemoplossend vermogen denkt in concepten / ideeen houdt van nieuwigheid en complexiteit laat inconsistent werk zien lijkt een (lager dan) gemiddelde leerling te zijn lijkt in sommige aspecten van het sociaal en emotioneel
functioneren jonger gedragsproblemen kan storend zijn en niet bij de les is chaotisch (relatief) trage informatieverwerking kan moeite hebben in de omgang met begaafde peer groep
Herkenning op basis van huidig functioneren in de klas scores op prestatietests bestudeer de prestaties over een langer tijdbestek zoek voor patroon van afnemende prestaties in combinatie
met aanwijzingen voor superieure mogelijkheden vertrouw niet op analyse van de sterk uiteenlopende
resultaten op onderdelen van een intelligentietest herkenning door leerkracht met ervaring met
onderpresteerders, of relevante anderen
Begeleiding van de school
uitdagen op het gebied waar de sterke kanten liggen is eerste prioriteit
versnelling op de sterke gebieden voorzieningen ter compensatie voor de leerproblemen onderzoek "wat is nodig voor dit kind om hier succesvol te
kunnen zijn?" plaatsing in programma voor begaafden tijd met ontwikkelingsgelijken / peers doorbrengen individuele begeleiding directe instructie in strategieen voor zelfregulatie leer voor zichzelf op te komen leer SMART doelen formuleren
*Tabel 12: De dubbel gelabelde leerling
(Profielen)
Een plus voor de plusgroep!
Kim Neefjes
69
De zelfstandige leerling
Gedragskenmerken goede sociale vaardigheden werkt zelfstandig, zonder bevestiging ontwikkelt eigen doelen kan doelgericht SMART werken sterk zelfsturend, werkt enthousiast voor passies goed zelfregulerend vermogen komt op voor eigen opvattingen veerkrachtig / flexibel produceert kennis beschikt over zelfinzicht en zelfacceptatie
Herkenning bereikte schoolresultaten producten nominatie door leerkracht, klasgenoot, ouders, zichzelf portfolio's interviews gestandaardiseerde testen (prestatietests, intelligentietests) creativiteitstests gewonnen prijzen
Begeleiding van de school
creeer ruimte voor het ontwikkelen van een lange termijnplan voor studie
versneld en verrijkt curriculum belemmeringen in tijd en plaats wegnemen ontwikkel meerdere, gerelateerde dieptestudies, inclusief
mentorschappen grote variatie van versnellingsmogelijkheden (vooraf testen,
uitsluitend leerstof die nog niet beheerst wordt, leerstofinkorting, vervroegde toelating tot vervolgopleiding)
mentoren en intermediairs / bemiddelaars wijk af van gebruikelijk schoolbeleid en regels geef de ruimte en sta hen niet in de weg leer hen omgaan met de psychologische nadelen van succes
*Tabel 13: De zelfstandige leerling
(Profielen)
Een plus voor de plusgroep!
Kim Neefjes
70
Bijlage 4: Topiclist
Topiclist interview
Onderwerp hoogbegaafdheid:
1. Beschrijving hoogbegaafdheid
2. Verschil begaafdheid en hoogbegaafdheid
3. Koppeling theorie Renzulli
4. Koppeling theorie Mönks
5. Koppeling theorie Heller
6. Koppeling theorie Gardner
7. Koppeling theorie Sternberg
8. Signalering
9. Kenmerken
10. Kenmerken onderpresteerders
11. Typen hoogbegaafde kinderen
12. Communicatie ouders
13. Aanpassingen (compacten en verrijken)
14. Leonardo scholen
Onderwerp plusgroep:
1. Ervaring
2. Beschrijving plusgroep
3. Doelstellingen
4. Eisen
5. Het opzetten
6. Het programma
7. Doelgroep (leeftijd)
8. Jongens/meisjes
9. Sociaal emotionele begeleiding
10. Individueel/groep
Een plus voor de plusgroep!
Kim Neefjes
71
Bijlage 5: Blanco vragenlijst hoogbegaafd zijn
Vragenlijst hoogbegaafd zijn
Ik ben _____ jaar oud.
Helemaal mee eens
Mee eens Mee oneens Helemaal mee oneens
Ik voel mij anders dan de andere kinderen in mijn klas
Ik ben in veel dingen beter dan de andere kinderen in mijn klas
Ik ben liever met andere hoogbegaafde kinderen dan met andere kinderen
Ik vind het leuk om naar school te gaan
Ik leer veel nieuwe dingen in de klas
Ik gedraag mij hetzelfde als de kinderen in mijn klas
Ik vind het leuk dat ik hoogbegaafd ben
Ik voel me onzeker
Een plus voor de plusgroep!
Kim Neefjes
72
Bijlage 6: Vragenlijst plusgroep
1. Vertel eens wat een plusgroep is.
__________________________________________________________________________________
__________________________________________________________________________________
__________________________________________________________________________________
2.a. Lijkt de plusgroep jou leuk?
__________________________________________________________________________________
__________________________________________________________________________________
__________________________________________________________________________________
2.b. Zo ja, waarom wel?
__________________________________________________________________________________
__________________________________________________________________________________
__________________________________________________________________________________
2.c. Zo nee, waarom niet?
__________________________________________________________________________________
__________________________________________________________________________________
__________________________________________________________________________________
__________________________________________________________________________________
3. Noem drie vakken waar jij goed in bent.
1. ________________________________________________________________________________
2. ________________________________________________________________________________
3. ________________________________________________________________________________
4. Noem vijf vakken die jij graag zou willen krijgen (bijvoorbeeld rekenen, taal, geschiedenis)
1. ________________________________________________________________________________
2. ________________________________________________________________________________
3. ________________________________________________________________________________
4. ________________________________________________________________________________
5. ________________________________________________________________________________
Een plus voor de plusgroep!
Kim Neefjes
73
5. Noem drie onderwerpen waar jij veel van af weet.
1. ________________________________________________________________________________
2. ________________________________________________________________________________
3. ________________________________________________________________________________
4. Noem vijf onderwerpen waar jij meer over zou willen leren (bijvoorbeeld het zonnestelsel, de
Middeleeuwen)
1. ________________________________________________________________________________
2. ________________________________________________________________________________
3. ________________________________________________________________________________
4. ________________________________________________________________________________
5. ________________________________________________________________________________
Een plus voor de plusgroep!
Kim Neefjes
74
Bijlage 7: Het evaluatieformulier
Voor de leerkracht
Project: ………………………………………………………………………………………………………………………………………………… Naam begeleider: ………………………………………………………………………………………………………………………… Algemene vragen 1) Wat is het belangrijkste dat deze leerlingen hebben geleerd? ……………………………………………………………………..……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………..…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… 2) Wat had je ze nog meer kunnen leren? ……………………………………………………………………..……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………..…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… 4) Wat zou je ze bij een ander project graag willen leren?
……………………………………………………………………..……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………..…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… 5) Hoe verliep de samenwerking in de groep? Waar lag dit aan volgens jou? ……………………………………………………………………..……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………..…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… 6) Ben je tevreden over het eindproduct? Waarom wel/niet? ……………………………………………………………………..……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………..……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… Bevindingen per leerling Naam leerling 1: ……………………………………………………………………..……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………..……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… Naam leerling 2: ……………………………………………………………………..……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………..……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… Naam leerling 3: ……………………………………………………………………..……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………..………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………
Een plus voor de plusgroep!
Kim Neefjes
75
Naam leerling 4:
……………………………………………………………………..……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………..……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… Naam leerling 5: ……………………………………………………………………..……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………..………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………
Een plus voor de plusgroep!
Kim Neefjes
76
Voor de leerling
Project: ………………………………………………………………………………………………………………………………………………
Naam leerling: …………………………………………………………………………………………………………………………………
Vooraf Invullen:
1) Wat vind je van dit onderwerp? Leg eens uit?
……………………………………………………………………..……………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………..………………………………………………………………………………………………………………
2) Weet je al iets van het onderwerp af? Zo ja, wat?
……………………………………………………………………..……………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………..………………………………………………………………………………………………………………
Na afloop Invullen:
1) Wat is het belangrijkste dat je over het onderwerp hebt geleerd?
……………………………………………………………………..……………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………..………………………………………………………………………………………………………………
2) Wat zou je nu nog meer willen weten? Waarom?
……………………………………………………………………..……………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………..………………………………………………………………………………………………………………
Eigen vaardigheden
1) Wat dacht je van tevoren dat je moeilijk zou vinden om te doen? Was dit achteraf ook zo?
Hoe komt dat denk je?
……………………………………………………………………..……………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………..………………………………………………………………………………………………………………
2) Wat dacht je van tevoren dat je het beste zou kunnen tijdens dit project? Was dit achteraf ook zo?
Hoe komt dat denk je?
……………………………………………………………………..……………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………..………………………………………………………………………………………………………………
Een plus voor de plusgroep!
Kim Neefjes
77
3) Wat zou je bij een ander project graag willen doen of leren?
……………………………………………………………………..……………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………..………………………………………………………………………………………………………………
Groepswerk
1) Hoe verliep de samenwerking in je groepje? Waar lag dit aan volgens jou?
……………………………………………………………………..……………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………..………………………………………………………………………………………………………………
2) Hoe waren in je groepje de taken verdeeld?
……………………………………………………………………..……………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………..………………………………………………………………………………………………………………
3) Heeft je groepje problemen gehad en zo ja, hoe zijn die opgelost?
……………………………………………………………………..……………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………..………………………………………………………………………………………………………………
4) Ben je tevreden over het eindproduct? Waarom wel/niet?
……………………………………………………………………..……………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………..………………………………………………………………………………………………………………
Overig
1) Wat vond je het leukst en het minst leuk aan het hele project?
……………………………………………………………………..……………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………..………………………………………………………………………………………………………………
2) Heb je nog iets gemist, of heb je nog iets toe te voegen?
……………………………………………………………………..……………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………..………………………………………………………………………………………………………………
Een plus voor de plusgroep!
Kim Neefjes
78
Korte beoordeling van de begeleider
……………………………………………………………………..……………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………..………………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………
………………..…………………………………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………..………
……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………
………………………………………………………………………………………………………………………..…………………………………
……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………..……………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………
Een plus voor de plusgroep!
Kim Neefjes
79
Bijlage 8: Enquête waarbij het aantal hoogbegaafde leerlingen op De Caegh
wordt onderzocht.
Geachte leerkracht van groep _____________
Ik ben bezig met een onderzoek op het gebied van hoogbegaafdheid. In mijn onderzoek ben ik bezig
met het oprichten van een plusklas. Omdat ik, voordat ik deze plusklas opricht, eerst wil uitzoeken op
welke groepen ik dit richt, wil ik graag weten hoeveel hoogbegaafden en meerbegaafden iedere klas
bezit. Zou u hieronder in kunnen vullen hoeveel hoogbegaafden er in de klas zitten? Zou u daarnaast
ook op kunnen schrijven hoeveel kinderen er naast de hoogbegaafde kinderen in aanmerking zouden
kunnen komen voor de plusklas (de meerbegaafde kinderen)? Aan de hand van deze resultaten kan
ik concluderen aan welke groepen ik de plusklas aan zal bieden.
Met vriendelijke groet,
Kim Neefjes
Aantal hoogbegaafde leerlingen: _____________
Aantal meerbegaafde leerlingen: _____________
Overige opmerkingen: _____________
Een plus voor de plusgroep!
Kim Neefjes
80
Bijlage 9: Beoordelingsformulier onderzoeksrapportage
EINDCIJFER
NB1 De toetscriteria worden toegelicht in bijlage 10.
NB2 de scores onvoldoende, voldoende, goed, uitstekend geven een indicatie hoe je scoort op de
enkele toetscriteria. De assessoren wegen de scores op de verschillende toetscriteria en bepalen
vervolgens het aantal punten dat wordt toegekend.
Toetscriteria onderzoeksrapportage: Inhoud en proces Max
100
pnt
Samenvatting onv. vold. goed uitst. Max
10 pnt
Omvat maximaal 1000 woorden
Bevat de hoofdzaken van de onderzoeksopzet, de onderzoeksmethode en de
belangrijkste resultaten.
Inleiding, probleemstelling en methode onv. vold. goed uitst. Max
30pnt
De aanleiding van het onderzoeksonderwerp en de daaruit voortvloeiende
doelstelling en probleemstelling worden duidelijk beschreven.
Het onderzoeksgebied is afgebakend.
De onderzoeksvraag heeft relevantie voor de eigen beroepspraktijk en/of
schoolorganisatie.
Naam student: ……………….…………………………………………………
Studentnummer: ……………………………………………………………………
Onderwerp/titel: …….……………………………………………………………..
Gemaakt in opdracht van: ………………..…………………………………………………..
Begeleider: ………….…………………………………………………………
Datum: ……………………………………………………………………
Een plus voor de plusgroep!
Kim Neefjes
81
De vraagstelling is verankerd in theoretische verkenning en deelvragen zijn
gerelateerd aan antwoorden uit relevante bronnen.
De oplossingen m.b.t. de probleemstelling zijn uit de literatuur gehaald.
De vraagstelling is heldere en onderzoekbaar waarbij deelvragen logisch
afleidbaar zijn van de hoofdvraag.
De opbouw van onderzoek is duidelijk beschreven waarbij de volgende
onderdelen beschreven en in samenhang verantwoord zijn:
Onderzoeksprocedure;
Onderzoeksgroep;
Onderzoeksmethodiek/meetinstrumenten. Bevat bronnenonderzoek en
uitvoerend (empirisch) onderzoek
Analyseermethode.
Data verzamelen, analyse en resultaten onv. vold. goed uitst. Max
30 pnt
Het onderzoek is zorgvuldig uitgevoerd en goed gedocumenteerd.
De data zijn zorgvuldig verwerkt, feitelijk en volledig.
De analyse is duidelijk en bevat goede, kritische reflectie op keuze en werkwijze.
Interpretatie, conclusie en discussie onv. vold. goed uitst. Max
30 pnt
De conclusies zijn verbonden met de onderzoeksvraag en de vraagstelling wordt
beantwoord.
De conclusies worden in relatie tot de theorie besproken en er worden
aanbevelingen gedaan voor een toepassing.
De validiteit en draagwijdte van de resultaten voor de praktijk zijn aangegeven.
Er is sprake van integratie van praktijk- en theoretisch materiaal.
De student is kritisch/reflectief naar het eigen onderzoek en geeft
verbeterpunten en aanbevelingen mee voor vervolgonderzoek.
De student is kritisch/reflectief op de eigen rol binnen het onderzoek.
De meerwaarde en de bruikbaarheid van de resultaten van het onderzoek voor
de praktijk is duidelijk.
Een plus voor de plusgroep!
Kim Neefjes
82
Toelichting
Totaal aantal punten
Handtekening interne assessor: ……………………………………………… d.d.:………………….
Handtekening externe assessor: …………………………………………….. d.d.:………………….
Kopie van dit formulier gaat naar de student, het origineel wordt bewaard bij de
onderzoeksrapportage.
Een plus voor de plusgroep!
Kim Neefjes
83
Bijlage 10: Toelichting op toetscriteria
Aspect Niveau Omschrijving
Samenvatting
Voldoende De samenvatting raakt de kern van het onderzoek maar is onvolledig zodat een compleet beeld moeilijk te vormen is.
Goed De samenvatting is redelijk compleet, maar enkele aspecten ontbreken nog.
Uitstekend De samenvatting is kort en krachtig en geeft op hoofdlijnen het gehele onderzoek weer, waarbij de belangrijkste resultaten en conclusies worden genoemd.
Inle
idin
g, p
rob
leem
stel
ling
en
me
tho
de
Afbakening en
vraagstelling
Voldoende
Het onderzoeksgebied is afgebakend, maar de afbakening kan scherper, zodat daarmee het ontwerp van het onderzoek gericht kan worden ontwikkeld. De vraagstelling is zodanig geformuleerd dat hij onderzoekbaar is, maar zou nog wat scherper kunnen om precies dekkend te worden voor het uit te voeren onderzoek. Het theoretisch kader omvat een redelijke verkenning van het onderwerp, maar daarin is geen volledigheid en worden niet alle aspecten onderzocht. Het kader biedt voldoende aanknopingspunten om het onderzoek vorm te geven en om de opbrengsten te interpreteren, al zijn die relaties niet altijd even scherp uitgewerkt.
Goed
Het onderzoeksgebied is zodanig afgebakend dat er geen onduidelijkheid meer is over de doelstelling van het onderzoek en het te verwachten resultaat. De vraagstelling is helder geformuleerd en geeft goed weer wat er wordt onderzocht. De vraagstelling is uitgewerkt in een aantal bruikbare deelvragen die allemaal goed zijn afgeleid uit de hoofdvraag. Het theoretisch kader omvat een goede verkenning van het onderwerp, waarbij de meest belangrijke aspecten worden onderzocht en in het juiste perspectief worden geplaatst en besproken. Het kader biedt alle aanknopingspunten om het onderzoek vorm te geven en de opbrengsten te interpreteren, waarbij die relaties al duidelijk werden uitgewerkt.
Uitstekend
Het onderzoeksgebied is zodanig afgebakend dat volstrekt duidelijkheid is wat het doel is van het onderzoek en wat het te verwachten resultaat zal zijn. De vraagstelling is scherp geformuleerd en geeft exact weer wat er werd onderzocht. De vraagstelling is uitgewerkt in een aantal uitstekende deelvragen die beargumenteerd zijn afgeleid uit de hoofdvraag. Het theoretisch kader omvat een diepgaande verkenning van het onderwerp, waarbij alle belangrijke aspecten worden onderzocht en in een breder theoretisch perspectief worden geplaatst en besproken. Het kader biedt alle aanknopingspunten om het onderzoek vorm te geven en de opbrengsten te interpreteren, waarbij alle relaties scherp zijn uitgewerkt.
Verantwoor-
ding
methodologie
Voldoende
De keuze voor de onderzoeksmethode wordt omschreven, maar nauwelijks onderbouwd vanuit de theorie en is daarom lastig navolgbaar. De keuze wordt niet of nauwelijks uitgewerkt ten aanzien van instrumentatie en de te volgen strategie voor dataverwerking en data-analyse.
Goed De keuze voor de onderzoeksmethode wordt omschreven en goed onderbouwd vanuit de theorie en is daarom goed
Een plus voor de plusgroep!
Kim Neefjes
84
navolgbaar. De keuze wordt uitgewerkt in de keuze van instrumentatie en de te volgen strategie voor dataverwerking en data-analyse.
Uitstekend
De keuze voor de onderzoeksmethode wordt omschreven en duidelijk onderbouwd vanuit de theorie en is daarom uitstekend navolgbaar. De keuze wordt systematisch uitgewerkt in de keuze van instrumentatie en de te volgen strategie voor dataverwerking en data-analyse. Bij de onderbouwing wordt aangeven welke gewogen keuzes zijn gemaakt uit alle beschikbare opties bij het gegeven type onderzoek.
Dat
a ve
rzam
ele
n, a
nal
yse
en
re
sult
ate
n
Data
verzamelen
Voldoende
Globale en feitelijke rapportage over de uitvoering, die op sommige punten onvolledig of onduidelijk is ten aanzien van de omschrijving van doelgroep en/of respondenten, uitgevoerde activiteiten in het kader van de dataverzameling en problemen en/of beperkende omstandigheden die zich daarbij al of niet voordeden.
Goed
Goede, feitelijke en volledige rapportage over de uitvoering waarbij wordt ingegaan op de omschrijving van doelgroep en/of respondenten, alle uitgevoerde activiteiten in het kader van de dataverzameling en problemen en/of beperkende omstandigheden die zich daarbij al of niet voordeden.
Uitstekend
Uitstekende, feitelijke en volledige rapportage over de uitvoering waarbij wordt ingegaan op de omschrijving van doelgroep en/of respondenten, alle uitgevoerde activiteiten in het kader van de dataverzameling en problemen en/of beperkende omstandigheden die zich daarbij al of niet voordeden, aangevuld met een kritische reflectie in het brede perspectief van de kenmerken van uitvoering bij het gegeven type onderzoek.
Data- analyse
Redelijk Rapportage over de dataverwerking en data-analyse is globaal en daarmee is het proces niet transparant en navolgbaar. De rapportage over de analyse is niet in alle opzichten volledig en een kritische reflectie op verwerking en analyse ontbreekt.
Goed Rapportage over de dataverwerking en data-analyse is feitelijk en concreet, waarmee het proces transparant en navolgbaar is. De rapportage over de analyse is volledig en er is een aanzet gedaan tot een kritische reflectie op verwerking en analyse.
Uitstekend
Rapportage over de dataverwerking en data-analyse is feitelijk en volledig, waarmee het proces zeer transparant en navolgbaar is. De rapportage over de analyse is zeer volledig en ook is een uitgebreide kritische reflectie op verwerking en analyse toegevoegd.
Een plus voor de plusgroep!
Kim Neefjes
85
In
terp
reta
tie
, dis
cuss
ie e
n c
on
clu
sie
Conclusies en
aanbevelin-
gen
Redelijk
Relaties tussen onderzoeksvraag en conclusies zijn gelegd, maar de beschrijving is niet volledig en had zeker scherper gekund. De vraagstelling, inclusief de deelvragen, wordt weliswaar beantwoord, maar ook hier ontbreekt het aan precisie en volledigheid.
Goed
Relaties tussen onderzoeksvraag en conclusies worden heel duidelijk gelegd, waarbij de beschrijving helder en volledig is. De vraagstelling, inclusief de deelvragen, wordt helder beantwoord, de conclusies worden gewogen in relatie tot het type onderzoek en enkele aanbevelingen voor toepassing van de resultaten worden gedaan.
Uitstekend
Relaties tussen onderzoeksvraag en conclusies worden heel duidelijk gelegd, waarbij de beschrijving kritisch en volledig is. De vraagstelling, inclusief deelvragen, wordt duidelijk beantwoord, de conclusies worden gewogen in relatie tot het type onderzoek en in relatie tot verwant onderzoek dat door anderen werd uitgevoerd. De conclusies worden in relatie tot de theorie besproken en er worden aanbevelingen gedaan voor een toepassing.
Discussie en
reflectie
Redelijk
Er wordt wel gereflecteerd op het onderzoek en de resultaten, maar die reflectie is niet of onvoldoende kritisch en een aantal aspecten en/of beperkingen van het onderzoek blijft onbesproken. Er wordt maar beperkt gereflecteerd op de eigen rol als onderzoeker en er worden slechts enkele suggesties gedaan voor vervolgonderzoek.
Goed De reflectie op het onderzoek en de resultaten is kritisch, waarbij aspecten en/of beperkingen van het onderzoek worden besproken. Er wordt gereflecteerd op de eigen rol als onderzoeker en er wordt een aantal suggesties gedaan voor vervolgonderzoek.
Uitstekend
De reflectie op het onderzoek en de resultaten is kritisch, waarbij aspecten en/of beperkingen van het onderzoek diepgaand worden besproken. Er wordt gereflecteerd op de eigen rol als onderzoeker, er zijn waardevolle suggesties voor vervolgonderzoek, en het onderzoek wordt geplaatst in het perspectief van ander onderzoek op dat terrein.
Relevantie
van het
onderzoek
Redelijk De onderzoeksresultaten zijn herkenbaar en betekenisvol voor de eigen beroepspraktijk. en mogelijk bruikbaar, maar die bruikbaarheid zou wat concreter kunnen worden gemaakt.
Goed De onderzoeksresultaten worden herkend en erkend als betekenisvol voor de eigen beroepspraktijk en voor verwante praktijksituaties. en ook de bruikbaarheid is concreet zichtbaar gemaakt.
Uitstekend
De onderzoeksresultaten worden herkend en erkend als betekenisvol voor de praktijk en ook is de bruikbaarheid zeer concreet zichtbaar gemaakt voor zowel de eigen praktijk als voor verwante praktijksituaties in de vorm van instrumenten en/of toepasbare kennis.