evaluatie iap 2008-2011
DESCRIPTION
In 2008 hebben tien organisaties, te weten Kamer van Koophandel Zuidwest- Nederland, Syntens, REWIN, Rabobank, BZW, Avans Hogeschool, NHTV, ROC West-Brabant, SES West-Brabant en de gemeente Breda een Innovatieactieplan 2008-2011 (IAP) opgesteld met als doel de krachten te bundelen ten aanzien van de bevordering van innovatie in de regio West-Brabant. Inmiddels is het actieplan ruim drie jaar in uitvoering en komt het einde van de looptijd in zicht. De tien partnerorganisaties willen graag weten in welke mate de inspanningen van de afgelopen planperiode hebben geleid tot een sterkere West-Brabantse economie. B&A is gevraagd de evaluatie uit te voeren.TRANSCRIPT
Den Haag, 12 juli 2011
EVALUATIE IAP 2008-2011
RAPPORTAGE
© Copyright B&A Groep 2011.
Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk,
fotokopie, microfilm of op welke wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de
uitgever.
B&A is gevestigd in Den Haag, Deventer en Amsterdam.
12-7-2011 17:13:00
COLOFON
Projectnummer:41432
Auteurs: Bas Doets
B&A Consulting bv
Prinses Margrietplantsoen 87
Postbus 829
2501 CV Den Haag
t 070 - 3029500
f 070 - 3029501
e-mail: [email protected]
http: www.bagroep.nl
i.s.m.
Bureau van Werven
Laan Corpus den Hoorn 300
9728 JT Groningen
t. 050-3604433
www.vanwerven.com
3
SAMENVATTING
In 2008 hebben tien organisaties, te weten Kamer van Koophandel Zuidwest-
Nederland, Syntens, REWIN, Rabobank, BZW, Avans Hogeschool, NHTV, ROC
West-Brabant, SES West-Brabant en de gemeente Breda een Innovatieactieplan
2008-2011 (IAP) opgesteld met als doel de krachten te bundelen ten aanzien van de
bevordering van innovatie in de regio West-Brabant. Inmiddels is het actieplan ruim
drie jaar in uitvoering en komt het einde van de looptijd in zicht. De tien
partnerorganisaties willen graag weten in welke mate de inspanningen van de
afgelopen planperiode hebben geleid tot een sterkere West-Brabantse economie.
B&A is gevraagd de evaluatie uit te voeren.
De evaluatie is er in de eerste plaats op gericht om verantwoording af te leggen voor
de afgelopen periode, in de tweede plaats om lessen te trekken uit het verleden
waarmee in een eventuele volgende periode voordeel kan worden gedaan.
In het evaluatieonderzoek staan vier vragen centraal:
1. In welke mate zijn de doelen uit het IAP bereikt?
2. Wat zijn effecten van de projecten en acties op de ondernemers in de regio West-
Brabant?
3. Hoe ervaren de partners de samenwerking en de effectiviteit van de uitvoering?
4. Welke lessen kunnen worden getrokken uit de bevindingen over uitvoering,
doelbereik en effectiviteit?
De doelen en resultaten van het IAP
Een regionaal economisch kader, een breed gedragen regionale visie of strategie, dat
richtinggevend was voor de inspanningen van het IAP heeft ontbroken. De targets
van het IAP zelf zijn wel richtinggevend geweest voor de inspanningen die zijn
gepleegd.
De doelen van het IAP zijn SMART geformuleerd, hoofdzakelijk in termen van output.
De meeste doelen hadden betrekking op aantallen ondersteunde ondernemers. Ze
zijn sturend geweest op de activiteiten die in het kader van het IAP zijn uitgevoerd.
De partners hebben zich niet in gelijke mate aan de doelen kunnen verbinden als
gevolg van een gehele of gedeeltelijke mismatch met de doelen van de eigen
organisatie.
Om de doelen te realiseren zijn in de periode 2008-2010 vanuit het IAP 58 projecten
uitgevoerd. De meeste van deze projecten waren in de kern gericht op de advisering
van ondernemers. Daarnaast hadden veel projecten als doel om ondernemers
bewust te maken van het belang van innovatie. Andere projecten waren gericht op de
ondersteuning van starters (9), de oprichting en het in stand houden van
kenniskringen (10) en het formeren van clusters (5). Met de projecten was een
investeringsbedrag van in totaal 49,3 gemoeid. Daarvan is 38,6 miljoen euro
gefinancierd vanuit de publieke sector en 10,8 miljoen euro vanuit de private sector.
4
Dat wil zeggen dat voor elke euro die is geïnvesteerd door marktpartijen, en vier door
de publieke sector zijn ingelegd.
Om richting te geven aan de acties die vanuit het IAP worden uitgevoerd, zijn op zes
terreinen targets geformuleerd.
Tabel 1 Mate van doelbereik IAP
Doelstelling 2008-
2011
Resultaat 2008-
2010
Mate van
doelbereik
Extra ondernemers bewust
van het belang van
innovatie
500 781 156%
Extra ondernemers met
innovatie verankerd in de
bedrijfsstrategie
250 538 215%
Extra mkb-ers nemen deel
aan kenniskringen
200 217 109%
Extra mkb-ers maken
onderdeel uit van een
cluster
75 117 156%
Kansrijke starters
ondersteund
400 713 178%
Wezenlijke versterking van
de structuur van
economische thema’s
2 2 100%
Uit het overzicht blijkt dat de targets op driekwart van de looptijd van het plan al
(ruimschoots) zijn gehaald. De doelen lijken gerealiseerd, maar voor wat betreft de
bewustwording en de mate waarin ondernemers innovatie hebben verweven met de
bedrijfsstrategie, is dit niet met zekerheid vast te stellen.
Het effect van het IAP
Voor een aantal projecten is aan de deelnemers gevraagd mee te werken aan een
webenquête om op hoofdlijnen vast te kunnen stellen welke impact de projecten die
vanuit het IAP zijn uitgevoerd hebben gehad op de ondernemers in West-Brabant en
daarmee op de West-Brabantse economie. Van de circa 1.000 ondernemers die via
een e-mail en een brief zijn benaderd, hebben 192 de enquête goed en volledig
ingevuld.
Uit de enquête blijkt dat 60% van de ondernemers baat heeft gehad bij de genoten
ondersteuning, 10% niet. De deelnemers aan de clusterprojecten hebben het meeste
baat gehad bij de ondersteuning, de kenniskringen waren het minst effectief. De
impact van de bewustwordingsprojecten is conform verwachting beperkt geweest.
Van alle ondersteunde ondernemers heeft 40% zijn concurrentiepositie kunnen
versterken, bij circa een kwart van de ondernemers heeft de ondersteuning geleid tot
5
meer omzet, winst, personeel en productiviteit. De ondersteuning heeft geleid tot
verschillende soorten innovatie: productinnovatie (50%), marktinnovatie (40%),
procesinnovatie (37%), sociale innovatie (30%). De inspanningen vanuit het IAP
hebben de regionale samenwerking verbeterd, vooral tussen bedrijven onderling,
maar ook met kennisinstellingen en het intermediair.
Bij 66% van de ondernemers is het effect blijvend van aard. Clusterprojecten en
startersprojecten leiden het meest tot een blijvende impact. De belangrijkste functie
van de projecten is dat het heeft geleid heeft tot een versnelde doelrealisatie.
Driekwart van de ondernemers zou de volgende keer weer meedoen aan het project,
9% niet.
In alle projecten worden knelpunten ervaren en deze lopen zeer uiteen. In het
algemeen geldt dat naarmate de ondersteuning intensiever wordt de kans op
knelpunten toeneemt. Adviseringsprojecten kunnen worden verbeterd door te zorgen
voor een betere match tussen de ondernemer en adviseur (inhoudelijk) en door te
zorgen voor een beteren nazorg. Starters projecten kunnen worden verbeterd door te
zorgen voor meer betrokkenheid vanuit de ondersteunende organisatie, meer
diepgang in het project en een goede nazorg. De clusterprojecten behoeven
verbetering ten aanzien van het deelnemersveld (kwaliteit en open innovatie) en ten
aanzien van de administratieve lasten.
De outcome doelstellingen van het IAP zijn niet bereikt: de groei van het BRP van
West-Brabant ligt niet boven het landelijke gemiddelde en de werkgelegenheid is niet
voortdurend toegenomen en lag bovendien niet boven de landelijke groeivoet, maar
dit is ook niet realistisch gelet op de aard en omvang van het programma.
De uitvoering en toegevoegde waarde van het IAP
De organisatiestructuur heeft op sommige onderdelen goed gefunctioneerd en op
sommige minder. De stuurgroep heeft volgens de deelnemers naar behoren
gefunctioneerd. Het programmamanagement heeft een professionaliseringsslag
doorgemaakt, vooral in haar administratieve, communicatie en monitorings taken. De
projectgroep is goed gestart, maar mist momenteel betekenis en derhalve dynamiek.
Het IAP heeft niet alleen geleid tot ‘harde resultaten’. De samenwerking heeft geleid
tot een grotere wederzijdse bekendheid, waardering en gebruik tussen de partners.
De samenwerking functioneert steeds meer autonoom. Overheid en ondernemers zijn
onvoldoende (direct) aangehaakt op het IAP. Ondernemers sturen niet direct mee op
de inhoud van de agenda, maar doen wel mee in projecten. De gemeenten hebben
wel bij aanvang mede de agenda opgesteld, maar hebben vervolgens geen kans
gezien of urgentie gevoeld om actief projecten te initiëren of daar bijdragen aan te
leveren.
Het IAP heeft een toegevoegde waarde gehad op het gebied van:
• Versterking van de regionale coalitie. Partijen hebben elkaar beter leren kennen
en zijn meer gaan samenwerken.
6
• Het IAP heeft gefungeerd als voorportaal voor projecten die zijn ingediend bij
Pieken in de Delta en OP Zuid en IPC.
• Vanuit het IAP zijn nieuwe thema’s geïnitieerd: duurzaamheid en biobased.
• Het IAP heeft vooral een rol vervuld in het opstarten en uitvoeren van projecten,
maar heeft daarbij een beperkte agendasettende functie gehad als het gaat om
de regionale speerpunten.
De toekomst van het IAP
De toekomst van het IAP is ongewis. De (West-Brabantse) context waarin het IAP
functioneert en acteert is volop in beweging en dat geldt ook voor de deelnemende
partijen. De volgende ontwikkelingen maken dat het lastig te voorspellen is hoe de
regio in de komende jaren met innovatiebevordering aan de slag gaat, op welke
thema’s dat zal gaan gebeuren (inhoudelijke focus) en hoe de inspanningen zullen
worden aangestuurd en gefinancierd:
• Bezuinigingen in bijna alle partnerorganisaties en de heroverwegingen die hier het
gevolg van zijn.
• Er bestaat onduidelijkheid over de toekomst van enkele belangrijke stakeholders
in de regio op het gebied van economische structuurversterking en
innovatiebevordering.
• Deze strategische agenda voor West-Brabant is in concept gereed, maar is nog
niet vastgesteld en onduidelijk is hoe de uitvoeringsorganisatie er uit gaat zien die
verantwoordelijk zal zijn voor de ondersteuning van de regionale governance en
de realisatie van de agenda.
• Er bestaan nog veel onduidelijkheden en onzekerheden in de context van het IAP:
o Op het moment dat de evaluatie wordt afgerond is het provinciaal
coalitieakkoord net verschenen, maar nog niet vertaald in nieuw beleid.
o Het landelijke beleid ten aanzien van de regio’s is nog niet duidelijk.
o De nieuwe Europese koers voor regionale economische structuurversterking is
nog niet uitgekristalliseerd.
De partners binnen het IAP zijn het er over eens. De regio moet blijven investeren in
de versterking van de regionale innovatiekracht. Dit is en blijft de belangrijkste route
richting een concurrerende en toekomstbestendige regionale economie. Daarbij moet
voortgeborduurd worden op de inspanningen die in de afgelopen jaren vanuit het IAP
zijn gepleegd en het netwerk dat dankzij het IAP is ontstaan. Ondanks de
onzekerheden kunnen enkele aanbevelingen worden gedaan ten aanzien van
innovatiebevordering in de regio West-Brabant. Hieronder zijn zeven overwegingen
geformuleerd voor de toekomstige innovatiebevordering in West-Brabant:
• Verbind regionale innovatiebevordering met de lijnen uit de regionale strategische
agenda
• Laat ruimte voor nieuwe initiatieven buiten de gemaakte beleidskeuzes
• Zorg voor ondersteuning in de gehele innovatieketen. Van subsidieprojecten naar
de gezamenlijke ontwikkeling van businesscases.
• Triple Helix aansturing en uitvoering
• Sluit aan bij de regio Zuidwest-Nederland
• Zorg voor een verdere verbinding tussen het REAP en het IAP
7
INHOUDSOPGAVE
Samenvatting
1 Inleiding 9 1.1 Aanleiding 9 1.2 Doel en onderzoeksvragen 9 1.3 Onderzoeksopzet 10 1.4 Leeswijzer 10
2 De resultaten van het IAP 2008-2011 11 2.1 Kenmerken van de projectenportefeuille 11 2.2 De doelen van het IAP 12 2.3 De mate van doelbereik 13
3 De impact van het IAP op de ondernemers in West-Brabant 15 3.1 Kenmerken ondernemerssurvey 15 3.2 De mate van effectiviteit 15 3.3 De betekenis van de IAP projecten voor ondernemers 19 3.4 Knelpunten in projecten: kansen voor verbetering 21 3.5 Enkele andere signalen ten aanzien van de effectiviteit 22
4 Uitvoering 25 4.1 De organisatie van het IAP 25 4.2 Samenwerking binnen het IAP 27 4.3 De projectenportfolio 29 4.4 De functie en toegevoegde waarde van het IAP 30 4.5 De financiering van het IAP 31 4.6 Communicatie 32
5 De toekomst van het IAP 35 5.1 Bewegende panelen zorgen voor een onzekere toekomst 35 5.2 De regio moet blijven investeren in innovatie, maar op een andere leest
geschoeid 36 5.3 Overweging bij innovatiebevordering in de toekomst 38
Bijlage 1. Lijst gesprekspartners
9
1 INLEIDING
1.1 AANLEIDING
Vanaf 2004 hebben, op initiatief van de Kamer van Koophandel, een aantal partijen in
West-Brabant de handen ineen geslagen om met vereende kracht de economie van
West-Brabant te stimuleren door bevordering van innovatie bij het MKB in de regio.
Dit resulteerde in de oprichting van een innovatiestuurgroep en in de eerste projecten
gericht op innovatiebevordering. In 2007 zijn de innovatiestuurgroep en het
bijbehorende actieplan door B&A geëvalueerd. In deze evaluatie is zowel terug- als
vooruitgekeken. De conclusies en aanbevelingen zijn toegepast in het
innovatieactieplan 2008-2011 en in de governance en uitvoering van het plan.
Inmiddels is het actieplan ruim drie jaar in uitvoering en komt het einde van de looptijd
in zicht. De tien partnerorganisaties, te weten Kamer van Koophandel Zuidwest-
Nederland, Syntens, REWIN, Rabobank, BZW, Avans Hogeschool, NHTV, ROC
West-Brabant, SES West-Brabant en de gemeente Breda willen graag weten in welke
mate de inspanningen van de afgelopen planperiode hebben geleid tot een sterkere
West-Brabantse economie. B&A is vervolgens gevraagd de evaluatie uit te voeren.
1.2 DOEL EN ONDERZOEKSVRAGEN
In deze evaluatie van het IAP wordt in beeld gebracht wat de resultaten (in termen
van ‘output’) en effecten (in termen van ‘outcome’) zijn geweest van de IAP acties en
projecten voor de regionale economie in West-Brabant in het algemeen en voor de in
de regio gevestigde ondernemers in het bijzonder. De evaluatie is er in de eerste
plaats op gericht om verantwoording af te leggen voor de afgelopen periode, in de
tweede plaats om lessen te trekken uit het verleden waarmee in een eventuele
volgende periode voordeel kan worden gedaan.
In het evaluatieonderzoek staan vier vragen centraal:
1. In welke mate zijn de doelen uit het IAP bereikt?
2. Wat zijn effecten van de projecten en acties op de ondernemers in de regio West-
Brabant?
3. Hoe ervaren de partners de samenwerking en de effectiviteit van de uitvoering?
4. Welke lessen kunnen worden getrokken uit de bevindingen over uitvoering,
doelbereik en effectiviteit?
B&A CONSULTING BV EVALUATIE IAP 2008-2011
10
1.3 ONDERZOEKSOPZET
Voor de evaluatie zijn een aantal bronnen geraadpleegd:
• De projectadministratie en outputberekeningen van het programmamanagement
en de REAP projectenadministratie voor de programmalijn innovatie en
ondernemerschap.
• De partners van het IAP. Met de tien partnerorganisaties zijn gesprekken gevoerd
over de uitvoeringsaspecten van het IAP. Dit zijn hoofdzakelijk duogesprekken
geweest met een vertegenwoordiger uit de stuurgroep en de projectgroep.
• De ondernemers die hebben deelgenomen aan de projecten en activiteiten die
vanaf 2008 zijn uitgevoerd onder de vlag van het IAP. Aan de ondernemers is
een webenquête voorgelegd met vragen over de effectiviteit van de projecten en
activiteiten, over toekomstige behoeften en over communicatie.
• Het programmamanagement van de Kamer van Koophandel Zuidwest-
Nederland. Met hen is gesproken over de doelstellingen, de strategie en de
uitvoering van het programma.
Op basis van de gesprekken met deelnemers, de vragenlijst aan ondernemers en de
projectadministratie is het mogelijk geweest uitspraken te doen over de mate van
doelbereik en de effectiviteit van het programma. Hier dient te worden opgemerkt dat
in de evaluatie de resultaten en effecten voor de periode 2008-2010 zijn
meegenomen. Het IAP eindigt echter eind 2011. Dat wil zeggen dat de evaluatie
betrekking heeft op driekwart van de planperiode.
1.4 LEESWIJZER
In hoofdstuk 2 worden de resultaten van het IAP in termen van output gepresenteerd.
Hoofdstuk 3 geeft inzicht in de effecten die zijn bereikt met de inspanningen van
innovatiebevordering in de afgelopen planperiode. Hoofdstuk vier zoomt in op de
uitvoering van het plan, waarbij onder meer wordt stil gestaan bij de organisatie, de
samenwerking en de communicatie. Hoofdstuk vijf bevat een doorkijk naar de
komende jaren.
11
2 DE RESULTATEN VAN HET IAP 2008-2011
2.1 KENMERKEN VAN DE PROJECTENPORTEFEUILLE
In de periode 2008 tot en met 2010 zijn onder de vlag van het IAP 58 projecten
opgestart en/of uitgevoerd (zie onderstaande tabel).
Tabel 2.1 Aantal projecten naar IAP programmalijn
Type projecten Aantal projecten Door REAP ondersteund
Bewustwording 13 4
Advisering 21 11
Starters 9 7
Kenniskringen 10 4
Clusters 5 5
Totaal 58 31
De meeste van deze projecten waren in de kern gericht op de advisering van
ondernemers. Daarnaast hadden veel projecten als doel om ondernemers bewust te
maken van het belang van innovatie. Andere projecten waren gericht op de
ondersteuning van starters (9), de oprichting en het in stand houden van
kenniskringen (10) en het formeren van clusters (5). Van de projecten uit het IAP is
ruim de helft via het Regionaal Economisch Actie Programma (REAP) West-Brabant
ondersteund. Dit zijn middelen voor economische structuurversterking, beschikbaar
gesteld door de provincie Noord-Brabant, de SES gemeenten en de Kamer van
Koophandel Zuidwest-Nederland.
De Kamer van Koophandel Zuidwest-Nederland heeft becijferd dat in het kader van
het IAP in totaal 49,3 miljoen euro is geïnvesteerd in projecten. Daarvan is 38,6
miljoen euro gefinancierd vanuit de publieke sector en 10,8 miljoen euro vanuit de
private sector. Dat wil zeggen dat voor elke euro die is geïnvesteerd door
marktpartijen, en vier door de publieke sector zijn ingelegd.
Conclusies:
• In de afgelopen IAP periode zijn voornamelijk adviseringsprojecten en
bewustwordingsprojecten uitgevoerd.
• De meeste projecten zijn opgestart en uitgevoerd in 2009
• De overheid heeft met 38,6 miljoen euro circa viervijfde van het projectgeld
opgebracht.
B&A CONSULTING BV EVALUATIE IAP 2008-2011
12
2.2 DE DOELEN VAN HET IAP
Voor de periode 2008-2011 zijn door de partners targets vastgesteld. Deze targets,
de operationele doelen van het plan, zijn SMART geformuleerd. De targets zijn
specifiek geformuleerd, het merendeel was meetbaar, ze waren door alle deelnemers
geaccepteerd, ze zijn realistisch gebleken en ze waren gekoppeld aan de looptijd van
het programma en daarmee tijdgebonden. De concreetheid van de targets is door de
partners gewaardeerd. Het heeft inzicht gegeven in de voortgang van het IAP. Ze
hebben een sturende werking gehad op de inspanningen vanuit het partnerschap,
hoewel dat niet voor de gehele projectenportfolio geldt. Voor sommige projecten is
onduidelijk welke bijdrage ze aan de doelen hebben geleverd. In welke mate de
doelen bijdragen aan het versterken van de economie is minder duidelijk. De doelen
zijn op output- en niet op outcome niveau geformuleerd.
Het IAP is vooral gericht op het ondersteunen van (groepen van) ondernemers. Dit
komt ook tot uitdrukking in de gestelde doelen. De ondernemer staat centraal. Zeer
legitiem in een programma gericht op innovatiebevordering, maar door deze focus op
de directe ondersteuning van ondernemers is het niet voor alle partners gelukt te
komen tot een betekenisvolle doelvervlechting tussen de eigen organisatie en het
IAP. De overheid ziet het op het gebied van innovatie als haar primaire taak om te
zorgen voor een gunstig klimaat waarbinnen ondernemers tot innovatie kunnen
komen. Er zijn echter geen randvoorwaardelijke doelen gesteld. De
onderwijsinstellingen hebben als primaire doel studenten op te leiden. Kennis en
innovatie wordt wel steeds belangrijker, maar het is van deze instellingen (nog) geen
corebusinesess. Voor onderwijsinstellingen wordt het daardoor lastig om een grote
bijdrage te leveren aan de doelstellingen van het IAP en de projecten die vanuit het
IAP zijn geïnitieerd, hoewel ze wel een cruciale rol hebben kunnen spelen in het
regionale innovatieklimaat door zich met hun onderwijsaanbod te verbinden aan de
regionale innovatieagenda.
Vooral de organisaties die als primaire taak hebben om innovatieprojecten te
ontwikkelen en ondernemers te ondersteunen is het eenvoudiger om vanuit deze
kerntaken een bijdrage aan de doelen van het IAP te leveren. Voor deze organisaties
heeft dan ook de grootste mate van doelvervlechting plaatsgevonden.
De mate waarin partijen een bijdrage hebben kunnen leveren aan de doelen hangt
ook af van de geografische scope van de eigen organisatie. Een aantal organisaties
binnen het partnerschap heeft als werkgebied de regio West-Brabant en daarmee
sluit hun geografische scope één op één aan op het verzorgingsgebied van het IAP.
Een aantal organisaties bedient echter slechts een deel van het gebied of is juist
bovenregionaal, landelijk of internationaal georiënteerd. Ook een andere
geografische oriëntatie maakt het lastiger om een betekenisvolle bijdrage te leveren
op West-Brabantse schaal met West-Brabantse partners.
B&A CONSULTING BV EVALUATIE IAP 2008-2011
13
Conclusies:
De doelen zijn:
• SMART geformuleerd.
• Hoofdzakelijk geformuleerd in termen van output.
• Sturend geweest in de ondernomen activiteiten.
• Geformuleerd in termen van aantallen ondersteunde ondernemers op regionaal
niveau.
• Niet voor alle partners even geschikt gebleken voor een zinvolle verbinding door
een geografische en of inhoudelijke mismatch met de doelen van de eigen
organisatie.
2.3 DE MATE VAN DOELBEREIK
Het voornaamste doel van het IAP West-Brabant is het versterken van de
concurrentiekracht door innovatiebevordering. De toegenomen concurrentiekracht
dient zich te vertalen in onder meer een bovengemiddelde groei van het Bruto
Regionaal Product en een behoud of groei van de werkgelegenheid. Om richting te
geven aan de acties die vanuit het IAP worden uitgevoerd, zijn op zes terreinen
targets geformuleerd. Deze zijn in onderstaande tabel weergegeven. In de tabel is
tevens aangegeven in welke mate deze targets al zijn gehaald of op schema liggen.
Tabel 2.2 Mate van doelbereik IAP
Doelstelling 2008-
2011
Resultaat 2008-
2010
Mate van
doelbereik
Extra ondernemers bewust
van het belang van
innovatie
500 781 156%
Extra ondernemers met
innovatie verankerd in de
bedrijfsstrategie
250 538 215%
Extra mkb-ers nemen deel
aan kenniskringen
200 217 109%
Extra mkb-ers maken
onderdeel uit van een
cluster
75 117 156%
Kansrijke starters
ondersteund
400 713 178%
Wezenlijke versterking van
de structuur van
economische thema’s
2 2 100%
Uit het overzicht blijkt dat de targets op driekwart van de looptijd van het plan al
(ruimschoots) zijn gehaald. Met de projecten die in de afgelopen jaren zijn uitgevoerd,
B&A CONSULTING BV EVALUATIE IAP 2008-2011
14
zijn veel ondernemers bereikt, voor een belangrijk deel ook nieuwe ondernemers
(ondernemers die nog niet voorkwamen in de bestanden van de
uitvoeringsorganisaties). Door deze ondernemers te inspireren, te adviseren en te
ondersteunen zijn de doelen gerealiseerd.
Overigens liggen aan enkele van de hierboven gepresenteerde gegevens nog wel de
nodige aannames en veronderstellingen ten grondslag. Zo kan niet worden
vastgesteld of de inspanningen van het IAP ondernemers ook daadwerkelijk meer
bewust hebben gemaakt van het belang van innovatie. Er zijn projecten geweest die
dit als primair doel hadden en daarmee zijn 781 nieuwe ondernemers bediend. Of dit
ook daadwerkelijk heeft geleid tot een hoger bewustzijn en, belangrijker nog, is
vertaald in innovatief gedrag, is niet bekend. Datzelfde geldt voor de verankering van
innovatie in de bedrijfsstrategie. De mate waarin ondernemers deel zijn gaan
uitmaken van kenniskringen en clusters en het aantal ondersteunde starters is wel
meer objectief vast te stellen.
Het laatste target gaat over de versterking van de structuur van economische
thema’s. Bij aanvang van het IAP is afgesproken dat twee voor de economie
relevante thema’s wezenlijk zouden worden versterkt. Vanuit het IAP zijn in de
afgelopen jaren vier economische thema’s ondersteund. Voor logistiek en
maintenance geldt dat vanuit het IAP diverse projecten zijn gestart om deze twee
clusters te stimuleren. Echter, de thema’s zijn breed in de regio gedragen en niet op
het conto van het IAP te schrijven. Dat is wel het geval bij de thema’s biobased en
duurzaamheid. Dit waren, voordat het IAP van start ging, geen speerpunten voor de
regio, maar zijn dat door toedoen van het IAP en haar partners wel geworden.
Conclusies:
• Op driekwart van de looptijd van het IAP zijn de doelen al gerealiseerd.
• De doelen lijken gerealiseerd, maar voor wat betreft de bewustwording en de
mate waarin ondernemers innovatie hebben verweven met de bedrijfsstrategie, is
dit niet met zekerheid vast te stellen.
15
3 DE IMPACT VAN HET IAP OP DE
ONDERNEMERS IN WEST-BRABANT
3.1 KENMERKEN ONDERNEMERSSURVEY
Voor een aantal projecten is aan de deelnemers gevraagd mee te werken aan een
webenquête om op hoofdlijnen vast te kunnen stellen welke impact de projecten die
vanuit het IAP zijn uitgevoerd, hebben gehad op de ondernemers in West-Brabant en
daarmee op de West-Brabantse economie. Van de circa 1.000 ondernemers die via
een e-mail en een brief zijn benaderd, hebben 192 de enquête goed en volledig
ingevuld. Dat wil zeggen een respons van 19%.We kunnen daarmee met 95%
betrouwbaarheid uitspraken doen over de impact van de projecten op de totale
ondersteunde populatie.
3.2 DE MATE VAN EFFECTIVITEIT
Van alle bedrijven die in de afgelopen IAP-periode zijn ondersteund, geeft ruim 30%
aan daar veel aan gehad te hebben en nog eens 28% meldt dat dit in enige mate het
geval is geweest. Bij circa 10% zal de tijd het nog moeten uitwijzen. Het type
projecten die de meeste impact hebben gehad op de ondernemers zijn de
clusterprojecten geweest, zoals de IPC-trajecten. Daarvan geeft bijna de helft van de
deelnemers aan hier veel aan gehad te hebben en 20% in enige mate. Voor circa een
kwart van de deelnemers is het nog te vroeg om aan te kunnen geven of het project
impact heeft gehad op het bedrijf. Het betreffen intensieve trajecten met een stevige
ondersteuning en een beschikbaar stelling van financiële middelen. Bij een kleine
minderheid heeft deelname naar eigen zeggen geen effect gehad.
Ook de deelnemers aan starters projecten, met als grootste project Starterslift
(creatief) melden een bovengemiddeld resultaatbereik. Van de ondersteunde starters
geeft 34% aan hier veel baat bij te hebben gehad, nog eens 36% geeft aan dat hier in
enige mate sprake van was. Bij de adviseringsprojecten is 60% van de ondersteunde
ondernemers van mening dat de advisering (in enige mate) zinvol is geweest.
Minst positief gestemd zijn de deelnemers aan de kenniskringen. Een op de tien
deelnemers heeft hier veel aan gehad. De helft laat weten dat er van resultaat niet of
nauwelijks sprake was. Bij de bewustwordingsprojecten zijn de interventies
overwegend van korte duur geweest en dat is terug te zien in de gerapporteerde
impact.
B&A CONSULTING BV EVALUATIE IAP 2008-2011
16
Figuur 3.1 Mate waarin ondernemers baat hebben gehad bij de ondersteuning
0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90%
100%
Bedrijve
n tota
al
Bewust
word
ing
Adviserin
g
Start
ers
Kenniskrin
gen
Clust
ers
Niet
Moet nog bl i jken
Nauwel i jks
Enige mate
Veel
Conclusies
• 60% van de ondernemers heeft baat gehad bij de genoten ondersteuning, 10%
niet.
• De deelnemers aan de clusterprojecten hebben het meeste baat gehad bij de
ondersteuning.
• De kenniskringen waren het minst effectief.
• De impact van de bewustwordingsprojecten is beperkt geweest. Dit is overigens
in lijn met de verwachtingen gelet op de aard van de projecten. Het effect van
het IAP op de ondernemers
Ondernemers hebben vervolgens aangegeven tot welke resultaten de deelname aan
projecten heeft geleid of in de nabije toekomst zal leiden. Uit figuur 3.2 blijkt dat er
sprake is van veel verschillende soorten resultaten en de meeste ondernemers
melden effecten op meerdere terreinen (gemiddeld op bijna 7 terreinen). Effecten zijn
in drie categorieën op te splitsen.
Impact op de economie van West-Brabant
De doelen die betrekking hebben op de economische outcome voor de ondernemers
zijn het meest interessant. Het heeft vaak meer tijd nodig voordat deze resultaten zich
manifesteren, zoals ook uit onderstaande figuur blijkt. Van de ondernemers geeft ruim
40% aan dat de concurrentiepositie van de onderneming is versterkt of naar
verwachting versterkt zal worden in de komende twee jaren. Circa een op de drie
B&A CONSULTING BV EVALUATIE IAP 2008-2011
17
ondernemers gaat er vanuit dat de omzet zal toenemen en ongeveer een kwart gaat
uit van een groei van de winst. Ruim 20% verwacht dat binnen nu en twee jaar het
personeel zal zijn toegenomen als gevolg van de ondersteuning die in de afgelopen
IAP periode is genoten.
Figuur 3.2 Impact van de projecten op de performance van ondernemers (% ondernemers)
0 10 20 30 40 50
arbeidsproductiviteit
personeel
winst
omzet
concurrentiepositie
nu
binnen 2 jaar
Impact op het innovatief vermogen van West-Brabant
Doel van alle inspanningen is geweest om de economie van de regio West-Brabant te
versterken. Belangrijkste manier om dat te doen was de innovatiekracht van het
regionale bedrijfsleven te versterken. Figuur 3.3 laat zien in welke mate de partners
van het IAP daar in de afgelopen drie jaar in zijn geslaagd. Van alle ondersteunde
ondernemers geeft circa 50% aan dat deze ondersteuning heeft geresulteerd in de
ontwikkeling van nieuwe producten of diensten. De ondersteuning heeft dus bij de
helft van de ondernemers geleid tot productinnovatie. Bij 40% van de ondernemers
hebben de activiteiten bijgedragen aan marktinnovatie of zullen dat naar verwachting
doen, 38% maakt melding van nieuwe processen. De onderste twee categorieën
hebben betrekking op de meer organisatorische kant van innovatie, de sociale
innovatie. Van alle ondernemers geeft 30% aan dat er binnen de eigen organisatie
structureel meer aandacht is voor innovatie dan voorheen. Ruim 20% geeft aan dat
het personeel meer betrokken is bij innovatie of in de komende twee jaar zal zijn.
B&A CONSULTING BV EVALUATIE IAP 2008-2011
18
Figuur 3.3 Impact van de projecten op het innovatievermogen van ondernemers (%
ondernemers)
0 10 20 30 40 50 60
betrokkenheid personeel bij
innovatie
structurele aandacht voor
innovatie
nieuwe processen
nieuwe markten
nieuwe producten en diensten
nu
binnen 2 jaar
Impact op de regionale samenwerking in West-Brabant
Producten en diensten hebben een steeds kortere time to market en marktvragen
worden steeds complexer. Gevolg is dat steeds minder ondernemers op eigen kracht
kunnen innoveren en voor de (door) ontwikkeling van producten en diensten
afhankelijk worden van andere ondernemers en/of kennisinstellingen. Hoe meer
ondernemers er in slagen samen te werken, des te beter zij in staat zijn te innoveren
en concurrerend te blijven.
Figuur 3.4 Impact van de projecten op de samenwerking in de regio (%
ondernemers)
0 10 20 30 40 50 60
intensievere relaties…
intensievere relaties kennis en…
nieuwe relaties intermediair
nieuwe relaties kennis en…
intensievere relaties bedrijven
nieuwe relaties bedrijven
nu
binnen 2 jaar
Met de inspanningen in het IAP is geïnvesteerd in (de kwaliteit van) samenwerking.
Meer dan 50% van de ondernemers geeft aan dat deelname aan IAP activiteiten
heeft geresulteerd in (of zal leiden tot) nieuwe relaties met bedrijven. Nog eens 40%
laat weten dat relaties met bedrijven zijn of zullen worden geïntensiveerd. Van alle
ondernemers laat 39% weten nieuwe relaties met kennis- en onderwijsinstellingen te
hebben aangeknoopt en 38% maakt melding van nieuwe relaties met intermediaire
organisaties.
B&A CONSULTING BV EVALUATIE IAP 2008-2011
19
Resultaten per type project
Bij de clusteraanpak zijn de resultaten het meest veelbelovend, vooral ten aanzien
van de impact op de West-Brabantse economie. Circa 70% van de ondersteunde
ondernemers laat weten dat de concurrentiepositie van het bedrijf door de
clusteraanpak is versterkt (of versterkt zal worden), tweederde meldt een toename
van de omzet en de winst en ongeveer de helft denkt door deelname aan het project
meer mensen aan te kunnen nemen.
De starters die vanuit de IAP projecten zijn ondersteund, geven in meerderheid aan
dat deelname heeft geleid tot inspiratie en nieuwe relaties met andere bedrijven.
Ruim 40% gaat er vanuit dat de continuïteit van het bedrijf beter is gewaarborgd en
circa een derde laat weten dat door toedoen van het project nieuwe producten of
diensten zijn ontwikkeld. Een kleine minderheid is van mening dat dit ook
daadwerkelijk heeft geleid of zal leiden tot een toename van de omzet, een
verbetering van het netto bedrijfsresultaat of het in dienst nemen van personeel.
Meest genoemde resultaat van adviseringsprojecten is de opgedane inspiratie en
nieuwe inzichten. Circa de helft van de ondernemers die hieraan hebben
deelgenomen zijn geïnspireerd geraakt. De impact in termen van bijdragen aan de
omzet of winstgevendheid zijn beperkt geweest. De beste manier om te inspireren is
door middel van bewustwordingsprojecten. Op de andere onderwerpen hebben deze
projecten gering effect gesorteerd.
Conclusies:
• De effecten van de ondersteuning op de versterking van de economie treden
vaak pas later op.
• 40% van de ondernemers heeft zijn concurrentiepositie kunnen versterken, bij
circa een kwart van de ondernemers heeft de ondersteuning geleid tot meer
omzet, winst, personeel en productiviteit
• De ondersteuning heeft geleid tot verschillende soorten innovatie:
productinnovatie (50%), marktinnovatie (40%), procesinnovatie (37%), sociale
innovatie (30%).
• De inspanningen vanuit het IAP hebben de regionale samenwerking verbeterd,
vooral tussen bedrijven onderling, maar ook met kennisinstellingen en het
intermediair.
3.3 DE BETEKENIS VAN DE IAP PROJECTEN VOOR ONDERNEMERS
Aan de ondernemers is gevraagd of de geboekte resultaten in hun ogen tijdelijk of
blijvend van aard zijn. Van de respondenten geeft 66% aan dat er sprake is van een
blijvende impact. Deelname aan het project heeft een verandering teweeg gebracht
die onomkeerbaar is. Een minderheid (14%) is van mening dat het geboekte resultaat
tijdelijk van aard zal zijn.
B&A CONSULTING BV EVALUATIE IAP 2008-2011
20
Tabel 3.1 Duurzaamheid van de effecten
Blijvend Tijdelijk
Bewustwording 52% 16%
Advisering 64% 17%
Starters 69% 12%
Kenniskringen - -
Clusters 76% 9%
De clusterprojecten hebben de meest duurzame impact, 76% van de deelnemers
geeft aan dat de resultaten blijvend van aard zijn. Ook de starters projecten scoren op
dit punt bovengemiddeld. Bij de projecten gericht op een toename van de
bewustwording spreekt ruim de helft van de ondernemers over een blijvend effect. De
impact werkt dus langer door naarmate de ondersteuning in de projecten intensiever
wordt.
Voor 18% van de ondernemers geldt dat deelname aan een project of projecten
zaken mogelijk heeft gemaakt die anders niet zouden zijn gerealiseerd. Het
merendeel van de ondernemers (48%) geeft aan dat resultaten ook zonder de
projecten zouden zijn geboekt, maar dat deelname heeft gezorgd voor een
versnelling. De resterende 34% laat weten dat de resultaten ook zonder deelname
zouden zijn geboekt en dat de impact van het project wel waarneembaar, maar
beperkt is geweest.
Projecten met betrekking tot advisering, starters ondersteuning en clusterontwikkeling
zijn in gelijke mate bij ondernemers van doorslaggevende betekenis geweest. Over
het geheel genomen hebben de clusterprojecten de grootste betekenis gehad. Bij
circa driekwart van de ondernemers heeft deelname geleid tot een versnelling. Dat
aandeel ligt aanzienlijk hoger dan bij de andere projecten. Bij de projecten gericht op
een toename van de bewustwording is de reikwijdte, duur en concreetheid van de
interventies beperkt geweest en dat vertaalt zich dan ook in een beperktere impact.
Bij de starters en adviseringsprojecten geeft respectievelijk 31% en 39% aan wel enig
resultaat te hebben geboekt, maar dat het project geen diepe sporen in het bedrijf
achterlaat.
Tabel 3.2 Impact van de IAP projecten op de ondernemer
Doorslaggevend Versnellend Beperkte impact
Bewustwording 0% 34% 66%
Advisering 22% 40% 39%
Starters 21% 48% 31%
Kenniskringen - - -
Clusters 21% 73% 7%
B&A CONSULTING BV EVALUATIE IAP 2008-2011
21
Alle plussen en minnen opgeteld geeft 76% van de ondernemers te kennen dat het
een goede keuze is geweest om aan het project deel te nemen. Daar tegenover staat
een groep van 9% die tot de slotsom komt dat ze beter niet hadden kunnen
participeren. Het totaal oordeel van de ondernemers over de projecten waaraan ze
hebben deelgenomen is dus in ruime meerderheid positief.
Tabel 3.3 Eindoordeel ondernemer over deelname aan project
Deelname per saldo positief Deelname per saldo negatief
Bewustwording 61% 11%
Advisering 75% 8%
Starters 75% 13%
Kenniskringen - -
Clusters 94% 4%
De clusterprojecten hebben het grootste aandeel deelnemers met een positief
eindoordeel. Bij 94% van hen slaat de balans positief door. Bij de
bewustwordingsprojecten velt 61% per saldo een positief oordeel. De
startersprojecten kende het grootste aandeel deelnemers die over het geheel gezien
een negatief oordeel geven.
Conclusies:
• Bij 66% van de ondernemers is het effect blijvend van aard. Clusterprojecten en
starters projecten leiden het meest tot een blijvende impact.
• Projectdeelname heeft vooral gezorgd voor een versnelling van de eigen
doelrealisatie.
• Adviserings- starters- en clusterprojecten waren in gelijke mate van
doorslaggevend belang, clusterprojecten werkten meer dan gemiddeld
versnellend. Bewustwordingsprojecten hadden volgens deelnemers een beperkte
impact.
• Driekwart van de ondernemers zou de volgende keer weer meedoen aan het
project, 9% niet. De clusterprojecten kennen de minste spijtoptanten, de starters
projecten de meeste.
3.4 KNELPUNTEN IN PROJECTEN: KANSEN VOOR VERBETERING
De 192 bedrijven die de enquête hebben ingevuld, hebben in totaal deelgenomen
aan 242 projecten. In ongeveer een derde van de gevallen (32%) zijn door
deelnemers knelpunten in projecten ervaren. De knelpunten zijn zeer divers van aard.
Meest genoemde knelpunten zijn dat het project de ondernemer teveel tijd en inzet
kost (18%), dat de voor de ondernemer relevante bedrijven en instellingen niet in het
project vertegenwoordigd zijn, dat er onvoldoende betrokkenheid was in het project
vanuit de organiserende of ondersteunende organisatie en dat een vervolg op het
doorlopen traject ontbrak (alle drie 15%).
B&A CONSULTING BV EVALUATIE IAP 2008-2011
22
De verschillen tussen projecten zijn groot. In de projecten gericht op bewustwording
zijn nauwelijks knelpunten ervaren. Circa 1 op de 10 deelnemers maakt melding van
knelpunten. De interventies vanuit het IAP zijn overwegend van korte duur geweest
(een bijeenkomst of gesprek). Bij projecten met een adviserend karakter spreekt 22%
van de deelnemers over knelpunten in het project. Meest voorkomende punten zijn
dat de kennis en vaardigheden van de adviserende organisatie onder de maat waren
en dat er geen sprake was van een follow-up. In de starters projecten is het aandeel
deelnemers dat een of meerdere knelpunten in zijn of haar project heeft ervaren
groter, 44% maakt hier melding van. Op nummer 1 staat de onvoldoende
betrokkenheid van de ondersteunende organisatie met 26%, gevolgd door
onvoldoende diepgang in het project, een te groot tijds- en/of financieel beslag en een
te geringe nazorg vanuit de ondersteunende organisatie, elk met 22%. Bij de
clusterprojecten ten slotte, heeft net als bij de starters projecten 44% van de
deelnemers knelpunten ervaren. Bij deze groep lopen de knelpunten uiteen. Diverse
knelpunten hebben te maken met het deelnemersveld: relevante bedrijven doen niet
mee en de betrokkenheid van andere deelnemers was te laag. Voor de IPC gold dat
de samenwerkingspartners binnen de eigen tranche gevonden moesten worden en
dit is regelmatig als knellend ervaren. Andere ondernemers ondervonden hinder van
de in hun ogen hoge en complexe administratieve verplichtingen. Voor de projecten
die betrekking hadden op deelname aan kenniskringen was de respons te laag om op
dit punt uitspraken te kunnen doen.
Conclusies:
• In alle projecten worden knelpunten ervaren en deze lopen zeer uiteen.
• Naarmate de ondersteuning intensiever wordt neemt de kans op knelpunten toe.
• Bij de bewustwordingsprojecten zijn nauwelijks knelpunten ervaren.
• Adviseringsprojecten kunnen worden verbeterd door te zorgen voor een betere
match tussen de ondernemer en adviseur (inhoudelijk) en door te zorgen voor
een beteren nazorg.
• Starters projecten kunnen worden verbeterd door te zorgen voor meer
betrokkenheid vanuit de ondersteunende organisatie, meer diepgang in het
project en een goede nazorg.
• De clusterprojecten behoeven verbetering ten aanzien van het deelnemersveld
(kwaliteit en open innovatie) en ten aanzien van de administratieve lasten.
3.5 ENKELE ANDERE SIGNALEN TEN AANZIEN VAN DE EFFECTIVITEIT
Werkgelegenheidsontwikkeling
In de doelstelling van het IAP West-Brabant staat dat er wordt gestreefd naar een
behoud of groei van de werkgelegenheid. Met uitzondering van 2010 is dit in West-
Brabant ook het geval geweest. De inspanningen hebben niet kunnen voorkomen dat
in 2010 het aantal banen in de regio is afgenomen met 1,3%, een aanzienlijk groter
verlies dan Nederland als geheel. Ook in de jaren daarvoor was er geen sprake van
een structureel bovengemiddelde banengroei. In 2007 lag de groei in West-Brabant
fors boven de landelijke groeivoet, het jaar daarop daalde het groeiniveau tot net
B&A CONSULTING BV EVALUATIE IAP 2008-2011
23
onder het landelijke gemiddelde. De inspanningen van het IAP hebben de relatieve
conjunctuurgevoeligheid van de regio dus niet weggenomen. Dit mag ook niet worden
verwacht van een programma als het IAP met een, in verhouding tot het BRP,
beperkt investeringsvolume.
Figuur 3.5 Werkgelegenheidsontwikkeling West-Brabant en Nederland in de periode 2007-2010
-2
-1
0
1
2
3
4
5
2007 2008 2009 2010
West-Brabant
Nederland
Bron: LISA 2011
Ontwikkeling Bruto Regionaal Product
Een andere doelstelling van het IAP op outcome niveau is dat de ontwikkeling van het
Bruto Regionaal Product structureel boven het landelijke gemiddelde ligt. In
onderstaande grafiek zijn de BRP ontwikkeling van West-Brabant en de BBP
ontwikkeling van Nederland voor de periode 2004 (start innovatiestuurgroep) tot en
met 2009 weergegeven.
Figuur 3.6 Ontwikkeling BRP regio West-Brabant en Nederland in de periode 2004-2009
-5
-4
-3
-2
-1
0
1
2
3
4
2004 2005 2006 2007 2008 2009
West-Brabant
Nederland
Bron: CBS
Uit de grafiek blijkt dat West-Brabant in deze missie nog niet is geslaagd.
Uitgezonderd 2005 en 2009 lag de groei de West-Brabantse economie onder het
landelijke gemiddelde. En voor 2010 mag, gelet op de ontwikkeling van de
werkgelegenheid ook niet worden verwacht dat West-Brabant bovengemiddeld zal
presteren. Er zijn de afgelopen jaren dus veel ondernemers bereikt en ondersteund,
maar dat heeft zich vooralsnog niet vertaald in een economische groei die hoger ligt
B&A CONSULTING BV EVALUATIE IAP 2008-2011
24
dan in Nederland als geheel. Ook hier geldt dat de doelstelling niet in verhouding
staat tot de aard en omvang van het IAP. Voor het IAP is dit derhalve geen
realistische doelstelling geweest.
West-Brabant sterk vertegenwoordigd in de MKB Innovatitie Top 100
Sinds 2006 wordt door Syntens met enkele partners jaarlijks de MKB Innovatie Top
100 samengesteld van innovatieve bedrijven in Nederland. In 2010 was dat met
Mercedes-Benz en Agentschap NL. In 2008 kwamen in de top 100 vier West-
Brabantse bedrijven voor, waarvan de eerste op plaats 40 en de laatste op plaats 97.
In 2009 was het aantal opgelopen tot zes waarvan de eerste op plaats 18 en de
laatste op plaats 87. In 2010 doet de regio het nog beter. In het afgelopen jaar
stonden er zeven West-Brabantse bedrijven op de lijst, waarvan vier in de top 10,
inclusief de nummer 1 positie. Op basis van het aantal vestigingen in West-Brabant
en het aandeel binnen Nederland mag worden verwacht dat er drie tot vier bedrijven
uit de regio zouden voorkomen. West-Brabant is dus in toenemende mate
oververtegenwoordigd.
Conclusies:
• De outcome doelstellingen van het IAP zijn niet bereikt: de groei van het BRP van
West-Brabant ligt niet boven het landelijke gemiddelde en de werkgelegenheid is
niet voortdurend toegenomen en lag bovendien niet boven de landelijke
groeivoet, maar dit is ook niet realistisch gelet op de aard en omvang van het
programma.
• West-Brabant komt steeds meer op de kaart als innovatieve regio, getuige de
positie van de regio in de innovatie top 100.
25
4 UITVOERING
4.1 DE ORGANISATIE VAN HET IAP
De organisatiestructuur
Bij aanvang heeft de organisatiestructuur met een project-, een stuurgroep en
werkgroepen, ondersteund door het programmamanagement, volgens de partners
goed gefunctioneerd. In de vorige periode van regionale innovatiebevordering waren
de aansturing op zowel het strategische als operationele niveau belegd bij de
innovatiestuurgroep. Door de strategie en de operatie uit elkaar te trekken en in twee
verschillende gremia te beleggen is de aansturing verbeterd.
De stuurgroep heeft volgens de leden goed gefunctioneerd. Er is op hoofdlijnen
gestuurd, de stuurgroep is vanuit het management op het juiste niveau geserviced en
de betrokkenheid van de leden was groot.
De projectgroep heeft aanvankelijk goed gefunctioneerd, maar heeft in de loop van
de tijd aan betekenis ingeboet en is de dynamiek binnen de groep en de vitaliteit van
de agenda afgenomen. Hiervoor zijn door deelnemers op hoofdlijnen drie redenen
aangedragen:
1. Bij aanvang was een stevige structuur nodig om de samenwerking op gang te
brengen en te houden. Partijen moesten elkaar beter leren kennen en elkaar via
de structuur op de hoogte houden van alles wat er speelt op het gebied van
innovatie. Toen personen elkaar hebben leren kennen, vond uitwisseling en
nieuwe projectontwikkeling steeds meer plaats via het informele circuit en nam de
waarde van de projectgroep als schakelbord af.
2. De agenda van de projectgroep had onvoldoende toegevoegde waarde voor de
partners. Via het IAP werden projecten ingediend bij het REAP. Daarmee
fungeerde de projectgroep als themagroep van het REAP, waarin projecten van
partners werden beoordeeld en doorgezet naar de projectgroep van het REAP.
Deze functie van projectenbeoordeling heeft te weinig energie in de groep
gebracht. Ook het doorspreken van projectenlijsten is door de deelnemers
onvoldoende gewaardeerd. De projectgroep was vooral gericht op het uitwisselen
van informatie, minder op het nemen van gezamenlijke besluiten. Dit heeft ertoe
geleid dat het programmamanagement deze functie weggehaald heeft uit de
projectgroep. De energie zit vooral op werkgroepniveau. Daar worden de projeen
ontwikkeld en uitgevoerd.
B&A CONSULTING BV EVALUATIE IAP 2008-2011
26
3. De betekenis van de projectgroep was voor de deelnemers te beperkt. Projecten
werden inhoudelijk maar in beperkte mate bediscussieerd. Partijen waren weinig
kritisch naar elkaars projecten. Projecten werden soms wel aangepast, maar er
werden geen fundamentele ingrepen gepleegd of keuzes gemaakt over de
projecten die wel of niet uitgevoerd zouden worden. De sfeer is als collegiaal
beschreven: ‘leven en laten leven’. Fundamentele besluiten werden niet genomen
en daardoor hing er minder van de bijeenkomsten af.
Dit heeft er toe geleid dat projectgroepbijeenkomsten steeds minder goed werden
bezocht, ondanks pogingen vanuit het management om de betekenis ervan te
vergroten. Er is behoefte aan een nieuwe vitaliteit, een nieuw elan.
Overigens kijken partners verschillend aan tegen de betekenis van de projectgroep.
Er kan grofweg een onderscheid worden gemaakt tussen partijen met innovatie en
ondersteuning van ondernemers als core business en partners die dit als
nevenactiviteit beschouwen of vooral randvoorwaardelijk actief zijn. De partners
waarvoor innovatiebevordering core business is, geven aan dat de informele lijnen de
functie van de projectgroep ten aanzien van het genereren van en informeren over
projecten hebben overgenomen. Andere partners zijn minder goed op de informele
lijnen aangehaakt en krijgen daardoor te maken met een kennisachterstand. Voor
deze partijen is een formele structuur nog altijd waardevol, zij het met een andere
invulling.
Het programmamanagement
Ten opzichte van de vorige periode is het programmamanagement sterk verbeterd.
De bijdrage van de provincie en vanuit het REAP hebben versterking van het
management mogelijk gemaakt. De informatievoorziening, projectadministratie en
communicatie vanuit het IAP zijn geprofessionaliseerd. Volgens de partners is zowel
de projectgroep als de stuurgroep vanuit het management goed bediend, voorzien
van de juiste informatie op basis waarvan kon worden gestuurd (stuurgroep). Vanuit
het programmamanagement is voortdurend de mate van doelbereik inzichtelijk
gemaakt door een goede ex-durante monitoring.
Punt van aandacht is het management op de samenhang tussen de projecten in het
IAP. De projectenportfolio vertoonde volgens de partners een beperkte samenhang.
Conclusies:
De organisatiestructuur heeft op sommige onderdelen goed gefunctioneerd en op
sommige minder:
• De stuurgroep heeft naar behoren gefunctioneerd.
• Het programmamanagement is geprofessionaliseerd, vooral in haar
administratieve, communicatie en monitorings taken.
• De projectgroep is goed gestart, maar mist momenteel betekenis en derhalve
dynamiek. Een nieuw elan is nodig.
B&A CONSULTING BV EVALUATIE IAP 2008-2011
27
4.2 SAMENWERKING BINNEN HET IAP
De kwaliteit van de coalitie
Partners zijn overwegend positief gestemd over de kwaliteit van de coalitie van het
IAP. Partners laten zich op het juiste niveau vertegenwoordigen en de voor- en
ruggespraak binnen de eigen organisaties is overwegend aanzienlijk verbeterd,
waardoor organisaties breder en steviger op het IAP zijn aangehaakt. De
samenwerking is dus verdiept. Met de toevoeging van het ROC West-Brabant en de
BZW heeft er ook een verbreding van de coalitie plaatsgevonden.
De tien partners worden ook allemaal als relevant beschouwd voor het
innovatievraagstuk. Door een aantal partners wordt het gebrek aan ondernemers in
het IAP als een gemis ervaren. De Rabobank is de enige onderneming die direct op
het IAP is aangesloten. Een grotere en bredere betrokkenheid van ondernemers bij
het IAP had de effectiviteit van het plan volgens partners kunnen vergroten, vooral in
de projecten die betrekking hadden op het versterken van de regionale economische
thema’s.
Ook de gemeenten zijn de afgelopen periode in mindere mate aangehaakt geweest
op het IAP. Dit heeft te maken met de focus van het IAP op de ondersteuning van de
individuele ondernemer. Overheden achten deze ondersteuning van belang voor de
versterking van de regionale economie. Zelf leggen zij echter het accent in hun
activiteiten meer op de ontwikkeling van de juiste randvoorwaarden voor vestiging,
innovatie en ondernemerschap. Voor de overheid was het derhalve lastiger zich
direct aan de doelen van het IAP te verbinden en mede uitvoering te geven aan de
strategie. In mindere mate gold dit ook voor het onderwijs.
Deelname van partners in projecten
De intermediaire organisaties hebben het meest aan projecten deelgenomen. De
Kamer van Koophandel voert de lijst aan met een bijdrage (in uren) aan 36 van de 60
projecten (oftewel een deelname aan 60% van de projecten). Syntens volgt met een
deelname van 42% (25 projecten) en REWIN staat met 38% (23 projecten) op de
derde plaats. De Kamer van Koophandel is in alle programmalijnen actief geweest,
maar de nadruk in aantallen projecten heeft gelegen op de bewustwordings- en de
clusterprojecten. Datzelfde geldt ook voor Syntens. Voor het REWIN lag het
zwaartepunt bij de adviesprojecten en de projecten gericht op de ondersteuning van
starters. Ook bij Avans was dit het geval. NHTV heeft ingezet op bewustwording en
starters.
B&A CONSULTING BV EVALUATIE IAP 2008-2011
28
Figuur 4.1 Aandeel van de projecten waaraan participanten hebben deelgenomen (in %)
0
10
20
30
40
50
60
70
KvK
Synten
s
REW
IN
Avan
s
NHTV
Gem
eente Bred
a
Rab
oban
k
ROC Wes
t-Braba
nt
BZW
SES
deelname projecten (in %)
Het SES West-Brabant is in geen van de 60 projecten partner geweest. En ook
individuele gemeenten hebben maar beperkt in projecten deelgenomen. De
gemeente Breda heeft in vier projecten meegedraaid, de gemeente Bergen op Zoom
in twee en de gemeente Roosendaal in één. De andere gemeenten in West-Brabant
waren geen partner in projecten. ROC West-Brabant en BZW, de twee nieuwe
partners in het IAP, hebben elk in één project geparticipeerd. Voor ROC West-
Brabant geldt dat ze slechts in een enkel geval officieel als projectpartner hebben
deelgenomen, maar dat zij wel bij diverse projecten hand- en spandiensten hebben
geleverd. De projectbetrokkenheid van deze organisatie was dus groter dan in de
figuur tot uitdrukking komt.
Projecten zijn vooral door de partners binnen het IAP zelf uitgevoerd. In totaal zijn
dertien andere organisaties partner geweest in IAP projecten. De BOM heeft aan acht
projecten deelgenomen, de andere organisaties hebben één of twee keer
geparticipeerd.
B&A CONSULTING BV EVALUATIE IAP 2008-2011
29
Conclusies:
• De samenwerking heeft geleid tot een grotere wederzijdse bekendheid,
waardering en gebruik.
• De samenwerking functioneert steeds meer autonoom.
• Overheid en ondernemers zijn onvoldoende (direct) aangehaakt op het IAP.
Ondernemers sturen niet direct mee op de inhoud van de agenda, maar doen wel
mee in projecten. De gemeenten hebben wel bij aanvang mede de agenda
opgesteld, maar hebben vervolgens geen kans gezien of urgentie gevoeld om
actief projecten te initiëren of daar bijdragen aan te leveren. Dit blijkt ook uit de
deelname aan projecten.
• Vooral intermediaire organisaties hebben in projecten deelgenomen
• De projecten zijn vooral door de IAP partners zelf uitgevoerd
4.3 DE PROJECTENPORTFOLIO
Volgens de partners is er de afgelopen jaren een indrukwekkende lijst aan projecten
gerealiseerd, hoewel niet alle partners een even goed totaalbeeld hebben van de
projecten die vanuit het IAP zijn uitgevoerd. Het IAP heeft volgens de partners goede
projecten voortgebracht, maar de meeste van hen ervaren geen duidelijke
samenhang in de portfolio en daar hebben zij ook niet (actief) op gestuurd. Een
aantal projecten is weliswaar opgelijnd rond enkele grotere thema’s, maar volgens
diverse partners had het IAP vooral een karakter van ‘laat duizend bloemen bloeien’.
Volgens een aantal partners heeft dit gebrek aan samenhang te maken met het feit
dat de regio tot op heden niet beschikte over een breed gedragen economische visie
als kader voor de regionale innovatiebevordering. Vanuit Pieken in de Delta is een
aantal jaren geleden voor de regio een aantal economische speerpunten benoemd,
maar deze zijn inmiddels achterhaald. Momenteel beginnen de lijnen voor de regio
zich uit te kristalliseren en moet de nieuwe strategische agenda voor de regio in de
lacune voorzien.
Vanuit het IAP zijn overwegend kleinere projecten geïnitieerd en ondersteund. Dit
strookt niet met de strategie van het IAP waarin werd gesteld dat voor de periode
2008-2011 vooral robuuste projecten moesten worden geïnitieerd.
Conclusies:
• Een richtinggevend regionaal economisch kader, een breed gedragen regionale
visie of strategie, dat richtinggevend was voor de inspanningen van het IAP heeft
ontbroken. De targets van het IAP zelf zijn wel richtinggevend geweest voor de
inspanningen die zijn gepleegd.
• Er heeft een versnelling in de projectenportefeuille plaatsgevonden.
• Er zijn overwegend kleinere projecten geïnitieerd, terwijl de partners zich tot doel
hadden gesteld vooral in grotere projecten te participeren.
B&A CONSULTING BV EVALUATIE IAP 2008-2011
30
4.4 DE FUNCTIE EN TOEGEVOEGDE WAARDE VAN HET IAP
Een belangrijke toegevoegde waarde van het IAP is geweest dat partijen elkaar via
deze structuur hebben leren kennen en elkaar beter zijn gaan begrijpen en onderlinge
(persoonlijke) relaties zijn verstevigd. Gevolg is dat er meer en beter wordt
samengewerkt en dat er tussen partijen steeds sneller kan worden geschakeld en
opgeschaald wanneer zich kansen voordoen of er middelen beschikbaar komen bij
de provincie, het rijk en Europa.
Inmiddels vindt een deel van deze samenwerking autonoom plaats en daardoor
neemt de toegevoegde waarde van het IAP in dit opzicht af. Ten aanzien van de
samenwerking is er duidelijk sprake van een afnemende meeropbrengst.
Een belangrijke functie van het IAP was projecten te initiëren die vervolgens
opgeschaald konden worden ingediend voor de grotere structuurversterkende
programma zoals het OP Zuid en Pieken in de Delta. Deze functie van het IAP als
voorportaal is het laatste jaar komen te vervallen, doordat Pieken in de Delta niet is
gecontinueerd en de EFRO middelen zijn besteed of in opties zijn vastgelegd. Het
innovatie-instrumentarium wordt afgebouwd. Positieve uitzondering is de IPC waar
door het kabinet extra middelen voor beschikbaar zijn gesteld. Inmiddels zijn
algemene middelen voor structuur versterkingsprojecten opgedroogd door de
bezuinigingen en zijn grote wijzigingen in het subsidielandschap aangekondigd. Dit
zal grote gevolgen hebben voor de positie en functie van het IAP.
Het IAP heeft als het gaat om de regionale economische speerpunten en majeure
thema’s niet of nauwelijks een agendasettende functie vervuld als het gaat om de
regionale innovatieagenda en in de grotere investeringsprojecten is de rol van het IAP
beperkt geweest. Een voorbeeld dat in dit verband door partners is genoemd is
Dinalog. Daaraan is in West-Brabant door veel partijen eendrachtig gewerkt om het
topinstituut naar de regio te halen. Daaraan hebben ook deelnemers aan het IAP
bijgedragen, maar de rol van het IAP daarin is niet van doorslaggevende betekenis
geweest. Strategische keuzes voor de regio en grotere investeringsbeslissingen
worden aan andere tafels genomen en vervolgens wordt vanuit de setting van het IAP
bezien hoe deze keuzes worden gefaciliteerd.
Conclusies:
Het IAP heeft een toegevoegde waarde gehad op het gebied van:
• Versterking van de regionale coalitie. Partijen hebben elkaar beter leren kennen
en zijn meer gaan samenwerken.
• Het IAP heeft gefungeerd als voorportaal voor projecten die zijn ingediend bij
Pieken in de Delta en OP Zuid en IPC.
• Vanuit het IAP zijn nieuwe thema’s geïnitieerd: duurzaamheid en biobased.
• Het IAP heeft vooral een rol vervuld in het opstarten en uitvoeren van
projecten, maar heeft daarbij een beperkte agendasettende functie gehad als
het gaat om de regionale speerpunten.
B&A CONSULTING BV EVALUATIE IAP 2008-2011
31
4.5 DE FINANCIERING VAN HET IAP
De verbinding tussen IAP en REAP
De eigen middelen van het IAP zijn beperkt geweest, maar voor de functie die het
IAP in de afgelopen jaren heeft vervuld zijn ook geen omvangrijke middelen nodig.
Het REAP heeft voor het IAP gefungeerd als ontwikkelfonds. Deze koppeling is
expliciet gemaakt. Nieuwe projecten konden met een vergoeding vanuit het REAP
snel in de benen worden geholpen. Zowel het IAP als het REAP hebben veel baat
gehad bij een sterkere verwevenheid. Voorheen was het vanuit de
innovatiestuurgroep lastig startkapitaal te vergaren voor nieuwe projecten, terwijl het
REAP moeite had om aan goede projecten te komen. Door het IAP als themagroep te
laten fungeren voor het REAP ontstond een directe verbinding tussen het
projectgenererend vermogen in de regio en de middelen bedoeld om de economie
van de regio te versterken.
De helft van de REAP-middelen, 300.000 euro per jaar, was geoormerkt voor de
programmalijn innovatie en ondernemerschap. Daarvan werd 60.000 euro besteed
aan de versterking van het IAP programmamanagement en het resterende geld is ten
goede gekomen aan projecten.
Bijdrage partners in projecten
Gekeken is naar de financiers van de projecten. Welke organisaties hebben de
projecten financieel ondersteund? In onderstaande figuur zijn de belangrijkste
financiële participanten weergegeven (uitgedrukt in aantallen ondersteunde
projecten)1.
1 De omvang van de financiële bijdrage van de participanten was niet uit de beschikbare
projectadministratie te herleiden.
B&A CONSULTING BV EVALUATIE IAP 2008-2011
32
Figuur 4.2 Financiële bijdrage van organisaties aan projecten (% projecten waarin is
geparticipeerd)
0
5
10
15
20
25
30
35
40
45
REAP KvK Provincie
NB
OP Zuid Agentschap
NL
Gemeente
Breda
Avans Rabobank
deelname projecten (in %)
Van alle 60 projecten uit het IAP is 42% financieel ondersteund vanuit het REAP. De
Kamer van Koophandel heeft in 38% van de projecten financieel geparticipeerd (23
projecten) en bezet daarmee de tweede plaats. De provincie Noord-Brabant heeft
18% van de projecten (11) financieel ondersteund, Vanuit OP Zuid is aan 10
projecten (17%) bijgedragen en via Agentschap NL hebben 9 projecten een bijdrage
ontvangen (15%). De gemeente Breda en Avans Hogeschool hebben elk in 5
projecten financieel geparticipeerd, de Rabobank in 4. Al met al zijn de projecten voor
een belangrijk deel mogelijk gemaakt met publieke middelen en ondersteund vanuit
publiek gefinancierde instrumenten. Belangrijkste uitzondering is de brede bijdrage
van de Kamer van Koophandel als vertegenwoordiger van de private sector.
Conclusies:
• De directe koppeling tussen het IAP en de programmalijn Innovatie en
Ondernemerschap is een gouden greep geweest: zaaigeld is daarmee
verbonden met projectgenererend vermogen.
• Het REAP is een belangrijke financieringsbron geweest voor de IAP projecten.
Van de deelnemende organisaties heeft de Kamer van Koophandel de meeste
projecten ondersteund. Al met al zijn de meeste projecten direct of indirect met
publieke middelen gefinancierd.
4.6 COMMUNICATIE
Volgens de partners is de interne en externe communicatie rond het IAP verbeterd.
Intern zijn partners overwegend beter op de hoogte van wat er speelt, welke
projecten er op stapel staan en welke resultaten tot dusver zijn geboekt. Echter door
B&A CONSULTING BV EVALUATIE IAP 2008-2011
33
het toenemend belang van de informele kanalen die de formele structuren gaan
vervangen, wordt de interne communicatie weer een groeiend punt van aandacht.
Wanneer de communicatie meer en meer gaat verlopen via informele lijnen betekent
dit dat ook mensen die daar minder goed in geworteld zijn de boot gaan missen en
afhaken.
De externe communicatie is volgens de partners verbeterd met de nieuwe website en
de nieuwsbrief. Er wordt gecommuniceerd op het niveau van (typen) projecten en
kansen voor ondernemers. Hierdoor neemt de betekenis van de communicatie voor
ondernemers toe. Het heeft ook tot gevolg dat het IAP zelf bij de doelgroep
nauwelijks bekendheid geniet. Dit is ook niet als communicatiedoel benoemd, maar
het kan voor de herkenbaarheid van het initiatief en de samenhang van de activiteiten
een meerwaarde hebben.
In de enquête zijn enkele vragen opgenomen die betrekking hebben op de externe
communicatie van het IAP. Van de ondervraagden geeft 27% aan de nieuwsbrief
over subsidie- en ondersteuningsmogelijkheden van de Kamer van Koophandel te
ontvangen. Van deze ondernemers die de nieuwsbrief (bewust) ontvangt geeft 33%
dat dat heeft geresulteerd in deelname aan een project, bij 17% leidde de nieuwsbrief
tot nieuwe inzichten en inspiratie, in 12% van de gevallen kwam er een subsidie- of
financieringsaanvraag uit voort en 10% maakte melding van een toenemende
bewustwording van het belang van innovatie. Bij 41% van de ontvangers had de
nieuwsbrief geen merkbare impact.
B&A CONSULTING BV EVALUATIE IAP 2008-2011
34
Figuur 4.3 Impact van de nieuwsbrief en de website op ondernemers
Dezelfde vragen zijn gesteld ten aanzien van de website van het IAP,
innovatiewestbrabant.nl. Van alle ondernemers heeft 20% in de afgelopen twee jaar
de website bezocht. De belangrijkste functie die de website heeft vervuld in het
versterken van het regionale innovatieklimaat is als bron voor inspiratie en nieuwe
inzichten (32%) en het heeft bij 24% van de bezoekers geleid tot een grotere
bewustwording ten aanzien van het belang van innovatie. Ruim een derde (37%) van
bezoekers geeft aan dat het bezoek geen (aanwijsbare) impact heeft gehad.
Kijken we naar de verschillen in de functie die website en nieuwsbrief hebben
vervuld, dan blijkt dat de nieuwsbrief vooral een aanzuigende werking op projecten
heeft gehad en de website vooral effect heeft ten aanzien aan de voorkant van het
innovatieproces: bewustwording en inspiratie. Bij een eventueel vervolg van deze
instrumenten kan met deze gebleken gebruikerswaarde rekening worden gehouden.
Conclusies:
• De bekendheid van het IAP is beperkt, vooral bij ondernemers.
• De nieuwsbrief en de website zijn bij een kwart van de doelgroep bekend en
hebben voor deze groep een gebruikswaarde.
35
5 DE TOEKOMST VAN HET IAP
5.1 BEWEGENDE PANELEN ZORGEN VOOR EEN ONZEKERE TOEKOMST
De toekomst van het IAP is ongewis. De (West-Brabantse) context waarin het IAP
functioneert en acteert is volop in beweging en dat geldt ook voor de deelnemende
partijen. De volgende ontwikkelingen maken dat het lastig te voorspellen is hoe de
regio in de komende jaren met innovatiebevordering aan de slag gaat, op welke
thema’s dat zal gaan gebeuren (inhoudelijke focus) en hoe de inspanningen zullen
worden aangestuurd en gefinancierd:
• Bezuinigingen in bijna alle partnerorganisaties en de heroverwegingen die hier het
gevolg van zijn. De meeste deelnemende partijen zijn genoodzaakt de broekriem
aan te halen. De komende jaren zullen nauwelijks middelen beschikbaar komen
voor de bevordering van innovatie. De middelen van de gemeenten en
intermediaire organisaties zijn opgedroogd en ook de provincie en het rijk hebben
minder middelen beschikbaar voor innovatie.
• Er bestaat onduidelijkheid over de toekomst van enkele belangrijke stakeholders
in de regio op het gebied van economische structuurversterking en
innovatiebevordering. Zo is een brief van het ministerie van EL&I in de maak over
de wijze waarop invulling zal worden gegeven aan de regionale economische
ontwikkeling en de inrichting van het Ondernemersplein. Dit zal gevolgen hebben
voor de Kamers van Koophandel en Syntens. Het SES West-Brabant is
opgeheven en overgegaan in de nieuwe organisatie Regio West-Brabant (RWB).
• In de regio West-Brabant wordt door de overheid, in samenspraak met de
ondernemers en de kennisinstellingen, gewerkt aan een nieuwe strategische en
operationele agenda voor de regio met daarin een stevige sociaaleconomische
paragraaf. Deze strategische agenda is in concept gereed, maar is nog niet
vastgesteld. De thema’s zijn wel al uitgekristalliseerd, maar nog onduidelijk is hoe
innovatie in de regio precies bevorderd zal gaan worden.
• In het verlengde daarvan is ook nog niet duidelijk hoe de uitvoeringsorganisatie er
uit gaat zien die verantwoordelijk zal zijn voor de ondersteuning van de regionale
governance en de realisatie van de agenda. Ook de governancestructuur van de
regionale agenda als geheel is nog niet uitgekristalliseerd.
• Er bestaan nog veel onduidelijkheden en onzekerheden in de context van het IAP:
o Op het moment dat de evaluatie wordt afgerond is het provinciaal
coalitieakkoord net verschenen, maar nog niet vertaald in nieuw beleid. De
provinciale sociaaleconomische agenda 2020 is inmiddels ook gereed, maar
zal in de komende maanden verder geconcretiseerd moeten gaan worden. De
provinciale agenda zal de van invloed zijn op de keuzes die in de regio worden
gemaakt.
B&A CONSULTING BV EVALUATIE IAP 2008-2011
36
o Ook het landelijke beleid ten aanzien van de regio’s is nog niet duidelijk. Wel
heeft het ministerie van EL&I in haar bedrijvennota bekend gemaakt dat de
regionale economie zal worden versterkt door middel van topgebiedenbeleid,
maar dit is door het ministerie nog niet nader uitgewerkt. In elk geval zal de
rijksoverheid het innovatie-instrumentarium terugsnoeien en vereenvoudigen.
Voor regionale economische ontwikkelingen zullen nauwelijks nog middelen
beschikbaar worden gesteld en het ministerie van EL&I trekt zich als
aandeelhouder terug uit de ROM’s.
o De nieuwe Europese koers voor regionale economische structuurversterking is
nog niet uitgekristalliseerd. Onduidelijk is welke regio’s geld krijgen, hoeveel dit
is en welke doelen daarmee moeten worden gediend.
5.2 DE REGIO MOET BLIJVEN INVESTEREN IN INNOVATIE, MAAR OP EEN ANDERE LEEST
GESCHOEID
De partners binnen het IAP zijn het er over eens. De regio moet blijven investeren in
de versterking van de regionale innovatiekracht. Dit is en blijft de belangrijkste route
richting een concurrerende en toekomstbestendige regionale economie. Daarbij moet
voortgeborduurd worden op de inspanningen die in de afgelopen jaren vanuit het IAP
zijn gepleegd en het netwerk dat dankzij het IAP is ontstaan. De lijnen zijn door het
IAP korter geworden en dat zal de regio moeten blijven benutten.
Er is nog steeds behoefte aan ondersteuning
Van de ondernemers die in de afgelopen jaar via het IAP ondersteuning hebben
genoten op het gebied van innovatie heeft 36% behoefte aan aanvullende
ondersteuning, ongeveer een even zo groot deel (39%) geeft aan geen behoefte aan
ondersteuning te hebben. Het resterende deel heeft hierover geen uitgesproken
mening.
Respondenten hebben vervolgens aan kunnen geven waar ze behoefte aan hebben.
Gemiddeld geven ondernemers aan op vier terreinen ondersteund te willen worden.
Ondersteuning bij het vermarkten van nieuwe producten en diensten staat daarbij op
de eerste plaats, 58% van de ondernemers geeft aan hier behoefte aan te hebben.
De top vier wordt gecompleteerd door ondersteuning bij de financiering van
innovaties, het aanboren van nieuwe markten voor bestaande producten en de
ontwikkeling van nieuwe producten en diensten. Alle vier behoren ze tot het
kernproces van producten- en diensteninnovatie.
B&A CONSULTING BV EVALUATIE IAP 2008-2011
37
Figuur 5.1 Behoefte aan ondersteuning (% ondernemers)
0 10 20 30 40 50 60 70
Sociale innovatie
Aanvragen patenten en octrooien
ICT
Bevorderen creativiteit
Bevorderen ondernemerschap
Sociale media
Bescherming IP
Businsessmodeling
Verandering bedrijfsprocessen
Speeddating / matchmaking
Ontwikkeling nieuwe producten en…
Aanboren nieuwe markten
Financiering
Vermarkten nieuwe producten en…
Behoefte in %
Behoefte in %
Minder vaak worden randvoorwaarden voor productinnovatie genoemd, zoals nieuwe
relaties, kennis van businessmodellen, nieuwe processen, intellectueel eigendom,
ondernemerschap en nieuwe vormen van communicatie, zoals sociale media of
creativiteit.
Ondersteuning op een nieuwe leest geschoeid
Wat zeker is, is dat het IAP niet op dezelfde manier door kan gaan als in de
afgelopen jaren. De regionale innovatiebevordering zal op een andere leest moeten
worden geschoeid, want:
• Een nieuw elan is nodig in de regionale samenwerking. Het
samenwerkingsverband zal zich opnieuw moeten uitvinden om nieuwe energie te
genereren voor de partners. De bestaande structuren zijn gaan knellen.
• Pieken in de Delta is beëindigd en de Europese EFRO middelen zijn inmiddels
benut. Dat betekent dat tot eind 2013 geen aanvullende middelen beschikbaar
komen. Dat betekent dat een belangrijke functie van het IAP als opstap naar de
grote subsidieprogramma’s komt te vervallen.
• Het laag- en hoger hangend fruit is geplukt. In de afgelopen jaren zijn veel
projecten uitgevoerd gericht op de ondersteuning van ondernemers. Deze
strategie is gevolgd vanaf 2004 en het wordt steeds lastiger om de ondernemers
op deze manier te blijven ondersteunen. De koplopers, vroege volgers en de
middengroep worden inmiddels bediend en het wordt steeds moeilijker met
nieuwe projecten nieuwe doelgroepen te bereiken.
• Middelen voor innovatiebevordering en ondernemersondersteuning krimpen. De
afgelopen jaren is innovatie in de regio vooral bevorderd door diverse
ondersteuningsprojecten (starters ondersteuning, advisering, clustervorming, etc.)
en door projecten voor te bereiden die vervolgens voor de grote programma’s
werden ingediend. Het is niet waarschijnlijk dat in de komende jaren nog
aanzienlijke middelen beschikbaar komen om innovatiebevordering op
B&A CONSULTING BV EVALUATIE IAP 2008-2011
38
vergelijkbare wijze voort te zetten, uitgezonderd de IPC projecten. Toch blijft
innovatie ook in de komende jaren het sleutelwoord voor een behoud van
economische groei en welvaart.
• De betrokkenheid van de ondernemers was te gering en dat is door diverse
partners als een gemis ervaren. In de komende jaren zullen ondernemers meer
direct bij de regionale innovatiebevordering betrokken moeten worden.
• De regio zal het nog meer dan in het verleden op eigen kracht moeten doen. De
rijksoverheid trekt voor een belangrijk deel haar handen af van de regionale
economische ontwikkeling en de provincie zal zich naar verwachting meer op haar
kerntaken terugtrekken. Dat betekent dat een krachtig samenspel tussen de vier
O’s in de regio belangrijker wordt voor de versterking van de concurrentiekracht.
5.3 OVERWEGING BIJ INNOVATIEBEVORDERING IN DE TOEKOMST
Ondanks de onzekerheden kunnen wel enkele aanbevelingen worden gedaan ten
aanzien van innovatiebevordering in de regio West-Brabant. De regio zal haar
innovatiebevordering dus op een andere leest moeten schoeien. Hieronder zijn zeven
overwegingen geformuleerd voor de toekomstige innovatiebevordering in West-
Brabant.
Verbind regionale innovatiebevordering met de lijnen uit de regionale strategische
agenda
Er is een strategische agenda voor de regio in de maak die richtinggevend zal zijn
voor de keuzes die in de komende jaren worden gemaakt. De afgelopen jaren
ontbrak een dergelijk richtinggevend document voor de regio. Met de nieuwe agenda
is focus aangebracht en de toekomstige inspanningen ten aanzien van regionale
innovatiebevordering kunnen hieraan worden opgelijnd. De tijd van duizend bloemen
laten bloeien is voorbij. De strategische agenda zal daar sturend in zijn.
Laat ruimte voor nieuwe initiatieven buiten de gemaakte beleidskeuzes
Innovatie gaat over vernieuwing. Dat betekent dat ook de economie en de keuzes die
daarbinnen worden gemaakt aan verandering onderhevig zijn. Sectoren en thema’s
komen op en andere thema’s vallen af. In die zin moet de regionale strategische
agenda een dynamische agenda zijn, waarbij door de jaren heen andere accenten
zullen worden gelegd. Vanuit de structuur, gericht op innovatiebevordering, zal
voortdurend gezocht moeten worden naar nieuwe mogelijkheden om de economie
van de toekomst te creëren. Dat betekent dat de onderzoeks- en
ondersteuningsplicht verder reikt dan enkel de gemaakte beleidskeuzes.
Zorg voor ondersteuning in de gehele innovatieketen
Binnen de gekozen speerpunten dient in de regio de gehele innovatieketen te worden
bediend en ondersteund. Dus vanaf ideevorming en coalitievorming tot en met de
ontwikkeling, implementatie en opschaling van projecten. Een nieuw IAP zal in deze
keten goed moeten worden gepositioneerd.
B&A CONSULTING BV EVALUATIE IAP 2008-2011
39
Van subsidieprojecten naar de gezamenlijke ontwikkeling van businesscases
De regio zou kunnen inzetten op het formuleren van een gezamenlijke
investeringsagenda, waarbij de doelen van investerende partijen in de regio onderling
worden verbonden. De investeringsagenda bevat businesscases en laat zien hoe de
regio op een innovatieve manier oplossingen biedt voor maatschappelijke opgaven
op de thema’s die voor de regionale economie als kansrijk worden gezien. In de
agenda worden budgetten van publieke investeerders in de regio, de provincie en het
rijk verbonden met het ondernemerschap en de innovatiekracht in de regio. Het IAP is
er in de afgelopen periode onvoldoende in geslaagd deze vervlechting tot stand te
brengen. Aandachtspunt hierbij is de betrokkenheid van het MKB dat expliciet bij de
businesscase ontwikkeling betrokken zal moeten worden.
Triple Helix aansturing en uitvoering
De partners zijn het er over eens dat de regionale strategie alleen een succes kan
worden wanneer deze in eigendom is van het collectief van overheden, ondernemers,
onderzoeks- en onderwijsinstellingen. Met een slimme governance structuur dient dit
eigenaarschap te worden vertaald in een krachtige aansturing. Ook in de uitvoering
zal de Triple Helix eendrachtig moeten samenwerken in nieuwe projecten en
programma’s. Vanuit de nieuwe ondersteuningsorganisatie dient deze samenwerking
te worden vormgegeven en gefaciliteerd.
Sluit aan bij de regio Zuidwest-Nederland
Van een West-Brabantse agenda opschalen naar een Zuidwest-Nederlandse
agenda. De kansrijke thema’s voor West-Brabant hangen nauw samen met de
kwaliteiten en kansen van de westelijke deltaregio tussen Antwerpen en Rotterdam.
Zeker op het gebied van logistiek en de biobased economy zou deze geografische
scope voor de hand liggen.
Zorg voor een verdere verbinding tussen het REAP en het IAP
Voor innovatiebevordering blijft handgeld nodig om nieuwe ideeën op te doen, deze
door te ontwikkelen, op haalbaarheid te onderzoeken en eventueel op te schalen. In
de afgelopen jaren zijn de REAP middelen voor 50% aangewend voor de
ondersteuning van projecten op het gebied van innovatie en ondernemerschap.
Mocht het REAP voor de komende jaren worden gecontinueerd, dan valt het te
overwegen het REAP budget volledig in te zetten voor ondersteuning van het thema
innovatie en ondernemerschap
B&A CONSULTING BV EVALUATIE IAP 2008-2011
40
Bijlage 1 Lijst gesprekspartners
Organisatie Naam
Avans Hogeschool Mevr. L.G.M Chermin
Avans Hogeschool Dhr. F.J.M. van Kalmthout
BZW Regio West-Brabant Dhr. J. de Lange
Gemeente Breda Mevr. H.J.M.S.
Hodzelmans
Gemeente Breda Dhr. C.L.M. Meeuwis
Kamer van Koophandel Zuidwest-Nederland Mevr. D. van Eekeren
Kamer van Koophandel Zuidwest-Nederland Dhr. H.B.M.A. Dormans
Kamer van Koophandel Zuidwest-Nederland Dhr. Chr. Rutten
NHTV Mevr. W. de Zeeuw
NHTV Dhr. N.G.M van Os
Rabobank Breda Dhr. G.F. van der Harst
REWIN West-Brabant Dhr. P.P.H. Nijskens
REWIN West-Brabant Dhr. F.P.J. van den Heuvel
ROC West-Brabant Dhr. P. van Knippenberg
Regio West-Brabant / Gemeente Moerdijk Mevr. A. Grootenboer
Regio West-Brabant Dhr. J.W. van der Werff
Syntens Dhr. C. Hogendoorn
Syntens Dhr. D. Oosterhuis