gebruik van fruitbomen in stedelijk groen · het openbaar groen een sierwaarde en/of opvulling aan...
TRANSCRIPT
-
GEBRUIK VAN FRUITBOMEN IN
STEDELIJK GROEN Aantal woorden:
Joris Dewinter Stamnummer: 01407551
Promotoren: Hoofdlector Tuinbouw. Filip Debersaques
Prof. ir. Jan Mertens
Masterthesis voorgelegd voor het behalen van de graad master in de richting Master of Science in de
biowetenschappen: Land- & Tuinbouwkunde
Academiejaar: 2018 - 2019
-
GEBRUIK VAN FRUITBOMEN IN STEDELIJK GROEN Aantal woorden:
Joris Dewinter Stamnummer: 01407551
Promotoren: Hoofdlector Tuinbouw Filip Debersaques
Prof. ir. Jan Mertens
Masterthesis voorgelegd voor het behalen van de graad master in de richting Master of Science in de
biowetenschappen: Land- & Tuinbouwkunde
Academiejaar: 2018 - 2019
-
II
Auteursrechtelijke bescherming
De auteur en promotor geven de toelating dit manuscript voor consultatie beschikbaar te stellen
en delen van het werk te kopiëren voor persoonlijk gebruik. Elk ander gebruik valt onder de
beperking van het auteursrecht, in het bijzonder met betrekking tot de verplichting van de bron
uitdrukkelijk te vermelden bij het aanhalen van resultaten uit deze masterproef.
The author and promotor give the permission to use this manuscript for consultation and to
copy parts of it for personal use. Every other use is subject to the copyright laws, more
specifically the source must be extensively specified when using the results from this
dissertation.
24/05/2019
Auteur Promotoren
Joris Dewinter Hoofdlector Tuinbouw Filip Debersaques
Prof. ir. Jan Mertens
-
III
Voorwoord
Dagelijks kom ik in contact met openbaar groen. Op de route naar de campus en mijn
activiteiten. Openbaar groen is alomtegenwoordig in de steden en dorpen. In mijn ogen geeft
het openbaar groen een sierwaarde en/of opvulling aan de betonnen en stenen omgeving die
een stad of dorp vandaag is. Tot op het moment van mijn thesis had ik me nooit afgevraagd of
er fruit in terug te vinden zou zijn.
De wereld van fruit en groenten prikkelt mijn interesses, daarom wou ik hierover graag iets
realiseren in mijn thesis. In het academiejaar 2017-2018 realiseerden we, in het kader van de
lessenreeks fruitteelt, een aanplant kleinfruit op zorgboerderij “De Kanteling”. Het uitwerken
en realiseren van deze aanplant intrigeerde me enorm. Toen de thesisonderwerpen online
kwamen viel mijn oog onmiddelijk op het onderwerp “Fruit in openbaar groen”. De opleiding
tuinbouwkunde splitst in het masterjaar op in twee afstudeerrichtingen: Tuinbouwproductie en
Landschaps- & groenbeheer, daar beide richtingen mij aanspraken was dit de perfecte
opportuniteit om beide werelden te combineren.
Deze masterthesis kwam tot stand in opdracht van de Universiteit Gent (UGent) faculteit
bio-ingenieurswetenschappen (FBW) campus Schoonmeersen in het academiejaar 2018-2019.
De masterthesis kadert in het behalen van de graad master Industrieel Ingenieur
Biowetenschappen binnen de afstudeerrichting: Land- & Tuinbouwkunde.
Dit werk kreeg ondersteuning van verschillende helpende handen waarnaar ik mijn oprechte
dank wil betuigen. Zo bedank ik graag alle steden en gemeente die hebben deelgenomen aan
dit onderzoek. De vlotte communicatie en medewerking, de goede ontvangst, de flexibiliteit en
de kennis. De inzichten bekomen omtrent het fruitgebruik in hun openbaar groen, zijn van groot
belang geweest om deze thesis tot een goed einde te brengen.
Ook wil ik graag Bart Dequidt, De Regionale Landschappen, De Nationale
Boomgaardenstichting en Velt Vzw bedanken. Het uiteenzetten van het onderzoek, het testen
van de interviews en de wisselwerking van informatie, hebben deze thesis mede gemaakt tot
wat hij geworden is.
Zo ook betuig ik mijn dank ten aanzien van mijn beide promotoren, hoofdlector tuinbouw Filip
Debersaques en Prof. Ir. Jan Mertens. Hun deskundige en wetenschappelijke visie inzake het
onderwerp, de connecties, de tips and tricks en aanbrengen van het onderzoeksthema, hebben
mij enorm geholpen.
Als laatste bedank ik graag Isaac, Elke, Alexander en mijn ouders. Dit omwille van het feit dat
hun interesse in het onderwerp van mijn thesis er mede voor gezorgd heeft dat ik altijd up to
date was omtrent interessante artikels en connecties maar ook omdat ze mij steeds gesteund
hebben in moeilijke tijden. Daarom verdienen zij een “dikke merci!”.
-
IV
Abstract
De integratie van fruitbomen in multifunctioneel groen kan een verrijking betekenen voor zowel
mens als dier. Met behulp van een semi-structured interview werden groenbeheerders bevraagd
(n=56 steden en gemeenten, n=9 organisaties) over het gebruik, de meerwaarde en de
problemen van fruit in openbaar groen. In 48 van de bevraagde steden en gemeenten werd
gebruik gemaakt van fruit in het openbaar groen. Het vaakst komt fruit voor in de vorm van een
boomgaard waarin grootfruit en/of noten zijn aangeplant. De problemen die de beheerders
rapporteerden, situeren zich voornamelijk op het vlak van kennis en onderhoud. Het snoeien
van een fruitboom is een vak op zich. Snoeikennis is één, maar ook aan monitoring van ziekten
en plagen, standplaatskennis, etc. dient aandacht te worden besteed. De meerwaardes die
beheerders zien in fruit situeren zich vooral op het vlak van “Educatie & Beleving”, “Sociale
cohesie” en “Biodiversiteit & Ecologie”.
Overgens hadden 8 van de 56 bevraagden (nog) geen fruit in het openbaar groen. Daarvan
hadden 3 een fruitverleden, 3 hadden toekomstplannen om fruit te gebruiken. Op basis van de
ervaringen van alle steden en gemeentes werden tenslotte aanbevelingen opgesteld.
Een handeling leer je door ze veelvuldig te herhalen. Het regelmatig bijwonen van bijscholingen
en snoeicursussen fruit zijn daarom niet overbodig.
Besluit: op basis van de ervaringen van de groendiensten kunnen we besluiten dat fruit in
stedelijk groen een groot potentieel heeft, vooral op vlak van “Educatie & Beleving” en het
aansterken van de “Sociale cohesie”. Maar er is er nood aan kennis, ondersteuning, etc.
Kernwoorden: Fruit, Vlaanderen en Brussels-Hoofdstedelijk-Gewest, Semi-structured
interview, Problemen, Aanbevelingen
-
V
Abstract
Integrating fruit trees as a part of multifunctional green spaces could be an enrichment for both
people and animals. Using a semi-structured interview, green managers (n=56 cities and
municipalities, n=9 organizations) were approached to gain knowledge about fruit in public
green areas. The interview also examined the challenges and benefits of fruit projects. In 48 of
the interviewed cities and municipalities, the fruit was found in public green. The fruit is most
often found as a public orchard within a large number of fruit varieties and nuts. The challenges
reported by green managers are mostly related to knowledge and maintenance. Pruning a fruit
tree is a profession on its own. The knowledge about pruning a fruit tree is one thing. Attention
should also be paid to the monitoring of diseases and pests, knowledge about the location, etc.
The arising benefits are clustered by "Education & Experience", "Social cohesion" and
"Biodiversity & Ecology".
The remaining interviewees (8 out of the 56) contained any fruit (yet). Some of them (n=3) had
a past, others (n=3) had plans for the future. Based on the acquired positive and negative
experiences of all cities and municipalities, a number of guidelines have been formulated to
increase the knowledge and opportunities for cities and municipalities for applying fruit in
public green areas.
An action is learned by repeating it many times. For this reason, frequent in-service training
and fruit pruning courses are recommended to attend.
Conclusion: based on the experience of the green managers, it can be assumed that fruit in urban
green areas has great potentials, especially in the field of “Education & Experience” and “Social
cohesion”, if there is sufficient knowledge and support available. But there is a need for
knowledge, support, etc.
Keywords: Fruit, Flanders and Brussels-Capital-Region, Semi-structured interview,
Challenges, Guidelines
-
III
Inhoudsopgave
Auteursrechtelijke bescherming II
Voorwoord III
Abstract IV
Abstract V
Inhoudsopgave III
Lijst met afkortingen VI
Lijst met figuren VII
Lijst met tabellen IX
Inleiding 1
1 Literatuurstudie 3
1.1 Het vergroenen van de stad/gemeente een noodzaak 3
1.1.1 Het (rand)stedelijk groen. 3
1.2 Het gebruik van fruit in openbaar groen – Stadsfruit 5
1.2.1 Soorten stadsfruit 5
1.2.1.1 Definities omtrent fruit en stadsfruit 5
1.2.1.2 De verschillende fruitsoorten 5
1.2.1.3 Integratiemogelijkheden van fruit in openbaar groen 6
1.2.1.4 Het multifunctionele karakter van fruit 7
1.2.2 Onderhoud 10
1.2.2.1 Snoei grootfruit 11
1.2.2.2 Snoei kleinfruit 13
1.2.3 Voornaamste ziekten & plagen 13
1.2.3.1 Preventie en bestrijding ziekten en plagen 13
1.2.3.2 Overzicht ziekten & plagen 14
1.3 De trend en het hippe karakter van stadsfruit – zelf- en/of medebeheer 14
2 Materiaal en methoden 17
2.1 Studiegebied 17
2.1.1 Het studiegebied met spreiding uitgezet op kaart 17
2.1.2 Het contact met steden, gemeenten en organisaties 17
-
IV
2.2 Het gebruik van fruit in openbaar groen – de bevraging 21
2.2.1 Het gebruikte type van interview 21
2.2.2 Opbouw interview 22
2.2.2.1 Ja, fruit is aanwezig binnen het openbaar groen 23
2.2.2.2 Nee, fruit is niet aanwezig binnen het openbaar groen 29
2.2.3 Tijdsindeling wat betreft de bezoeken 30
3 Resultaten 32
3.1 Globaal overzicht wat betreft fruit in openbaar groen 32
3.1.1 Het gebruik van fruit in openbaar groen 32
3.1.2 Inwonersaantal – Groendienst – Fruitprojecten in cijfers 32
3.2 Aanwezigheid van fruit in steden en gemeenten 33
3.2.1 Hoe zien de fruitprojecten eruit? 33
3.2.1.1 Fruitvorm 33
3.2.1.2 Fruitsoorten die fruitvormen invulling geven 33
3.2.1.3 Functies van fruitaanplantingen in openbaar groen 34
3.2.1.4 Bekostiging van de fruitprojecten 34
3.2.2 Problemen bij de fruitprojecten 35
3.2.2.1 Problemen 35
3.2.2.2 Beheer van de fruitprojecten 36
3.2.3 De meerwaarde(s) ervaren rondom het fruit in stad of gemeente 38
3.2.4 Advies voortkomend uit ervaringen 38
3.3 Afwezigheid van fruit 39
3.3.1 Toekomstplannen wat betreft fruit in de stad of gemeente 39
3.3.2 Een fruitverleden 41
3.3.3 Noch ervaringen, noch toekomstplannen aangaande fruit in opebaar groen. 42
4 Bespreking en algemene discussie 44
4.1 Aanwezigheid van fruit in steden en gemeenten 44
4.1.1 Hoe zien de fruitprojecten, vandaag aanwezig in openbaar groen eruit? 44
4.1.1.1 Welke fruitvorm verkiest de voorkeur? 44
4.1.1.2 Fruitsoorten die fruitvormen invulling geven 45
-
V
4.1.1.3 Functies van fruitaanplantingen in openbaar groen 45
4.1.1.4 Het bekostigen van fruitprojecten als invulling van “kwaliteitsvol groen” 46
4.1.2 Problemen bij de fruitprojecten 47
4.1.2.1 Standplaats en standplaatsgeschiktheid 47
4.1.2.2 Ziekten en plagen, openbaar groen als zondebok voor problemen in de
fruitteeltsector 48
4.1.2.3 Onderhoud en kennis 50
4.1.2.4 Voor- en tegenstand ten aanzien van fruit in openbaar groen. 51
4.1.2.5 Andere problemen 53
4.1.2.6 Beheer van de fruitprojecten 54
4.1.3 De meerwaarde(s) ervaren rondom het fruit in stad of gemeente 55
4.1.3.1 De mens plukt de vruchten van de projecten 55
4.1.3.2 Plant en dier, elk zijn plezier 58
4.1.4 Inwonersaantal – Groendienst – Fruitprojecten in cijfers 58
4.2 Afwezigheid van fruit 59
4.2.1 Toekomstplannen wat betreft fruit in openbaar groen 59
4.2.2 Een fruitverleden 60
4.2.3 Noch ervaringen, noch toekomstplannen aangaande fruit in openbaar groen 61
4.3 Aanbevelingen en adviezen vanuit ervaringen 62
4.3.1 Kennis & Onderhoud 62
4.3.2 Standplaatsgeschiktheid 63
4.3.3 De buurt wil ook inspraak 64
4.3.4 Soort- en Rassenkeuze 65
4.3.5 Duurzaamheid der fruitprojecten, en een schitterende toekomst 66
4.3.6 Voorzorgen 66
4.3.7 Andere 67
5 Besluit 69
Bibliografie 71
Bijlagen 80
-
VI
Lijst met afkortingen
Afkorting Anderstalige betekenis Nederlandse betekenis
KLE Small landscape elements Klein Landschapselement
VTE Full-time equivalents Voltijdse Equivalenten
HPG Harmonic park & green management Harmonisch Park- & Groenbeheer
-
VII
Lijst met figuren
Figuur 1: Het studiegebied met spreiding uitgezet op de kaart van Vlaanderen ...................... 17
Figuur 2: Overzicht bezochte steden en gemeenten: West-Vlaanderen (groen), Oost-Vlaanderen
(geel), Antwerpen (rood), Limburg (blauw), Vlaams-Brabant (paars) en Brussels
Hoofdstedelijk Gewest (bruin) ................................................................................................. 19
Figuur 3: Voorbeeld van een Solitaire fruitboom (Juglans regia) in het openbaar groen. bron:
palmhunters, 2019 .................................................................................................................... 23
Figuur 4: Voorbeelden van fruitgroepjes in het openbaar groen. Allen met intensief beheerde
Gras. (Parkje zelzate (linksboven), muziekacademie Willebroek (onderaan)) ........................ 24
Figuur 5: Integratie van een snoepbosje te Zaventem, beheerd door natuurpunt (site
Mabtinusweg) ........................................................................................................................... 24
Figuur 6: Voorbeeld van een Eetbaar park te Schaarbeek (site Terdeltplein).......................... 25
Figuur 7: Belevingsboomgaarden te Roeselare. Site Oekene met blotevoetenpad (bovenaan),
site Zilverenberg (onderaan). ................................................................................................... 25
Figuur 8: Interpretatie van een fruitbos/voedselbos te Brugge (site poertoren). Bovenste étage=
fruitbomen (appel & peer), Middenétage = kleinfruit en groenten, Onderste étage= tussenteelt
gras en eetbare kruiden ............................................................................................................. 26
Figuur 9: Fruit- of sneukelhaag te schaarbeek (links) en te Genk (Rechts) ............................. 26
Figuur 10: Voorbeeld van straatbeplanting (Links) en laanbeplanting (Rechts) met appels te
Amsterdam. Bron: Katuin, 2017 .............................................................................................. 27
Figuur 11: voorbeelden van leifruit in het openbaar groen. Leifruit op de begraafplaatsen te
Genk – project “verteerd verdriet” (Linksboven en Linksonder), leifruit als onderdeel van het
fruitbos te Brugge – site poertoren (Rechtsboven) en wijnranken opgelijnd en beheerd als
leifruit te schaarbeek – pedagogische tuin (Rechtsonder). ....................................................... 28
Figuur 12: Het gebruik van fruit in openbaar groen, resultaten van 59 steden en gemeenten
uitgedrukt in percentages. ........................................................................................................ 32
Figuur 13: Het voorkomen van een welbepaalde fruitvorm in het openbaar groen. Resultaten
bekomen uit de gevoerde interviews met steden en gemeenten waar fruit aanwezig was.
Resultaten uitgedrukt in percentages. ....................................................................................... 33
Figuur 14: Aandeel der fruitgroepen teruggevonden in het openbaar groen, uitgaande van de
data bekomen uit de interviews met (groen-)beheerders.......................................................... 34
Figuur 15: De functies die steden en gemeenten beogen wat betreft de fruitaanplantingen.
Reslutaten bekomen uit de interviews met steden en gemeenten waar vandaag fruit aanwezig
was. ........................................................................................................................................... 34
-
VIII
Figuur 16: Bekostiging der fruitprojecten. resultaten bekomen uit de interviews met
groenbeheerders in steden en gemeenten waar vandaag fruit wordt aangetroffen in het openbaar
groen. ........................................................................................................................................ 35
Figuur 17: Overzicht op wie de fruitprojecten onderhoudt. Resultaten bekomen uit de
interviews met groenbeheerders bij aanwezigheid van fruit. Resultaten worden uitgedrukt in
percentages. .............................................................................................................................. 36
Figuur 18: Resultaten uit interviews met groenbeheerders. De aanwezigheid van kennis omtrent
fruit (snoei, ziekten & plagen, …) binnen de groendienst. ...................................................... 37
Figuur 19: Onderbegroeiing en tussenteelt in, onder of rondom de fruitprojecten, gebruik
uitgedrukt in percentages van voorkomen. .............................................................................. 37
Figuur 20: Overzicht wat betreft het type beheer van de onderbegroeiing en tussenteelt.
Resultaten voortkomend uit de interviews met de (groen-)beheerders, uitgedrukt in percentages.
.................................................................................................................................................. 38
Figuur 21: Toegevoegde waardes van fruit in openbaar groen, aangegeven door (groen-
)beheerders in het interview, uitgedrukt in percentages van waarnemen................................. 39
Figuur 22: Fruitvormen die voorkwamen in het openbaar groen, alvorens ze verdwenen (n=3
bevraagde steden en gemeenten met een fruitverleden). .......................................................... 41
Figuur 23: Rubberen berm ter voorkoming van maaischade – foto gemaakt in praktijkvoorbeeld
te Kortenberg ............................................................................................................................ 51
-
IX
Lijst met tabellen
Tabel 1: Soorten snoei gedurende de verschillende ontwikkelingsfasen van een fruitboom ... 13
Tabel 2: overzicht voornaamste ziekten & plagen bij fruitbomen veroorzaakt door tal van
bacteriën, schimmels, virussen en organismen. ....................................................................... 14
Tabel 3: Voor- en nadelen wat betreft zelf- en medebeheer in fruitprojecten ......................... 16
Tabel 4: overzicht van de middelste 50% van de bevraagde steden en gemeenten binnen hun
opdeling naar grootte (Mediaan en kwartielen). ...................................................................... 33
Tabel 5: Overzicht van de problemen voortkomend uit de interviews bij steden en gemeenten
met aanwezigheid van fruitprojecten, weergegeven per categorie en aantal keren voorkomen.
.................................................................................................................................................. 35
Tabel 6: Advies op basis van de ervaringen omtrent fruit in openbaar groen. Weergegeven als
resultaten uit de interviews. Data gegroepeerd volgens categorie. .......................................... 39
Tabel 7: Mogelijke problemen aangehaald door (groen)beheerders omtrent aanplant van
toekomstige fruitprojecten. ....................................................................................................... 41
Tabel 8: Overzicht wat betreft Problemen & Redenen van verdwijnen der fruitprojecten,
uitgaande van de resultaten bekomen uit de interviews met steden en gemeenten. ................ 42
Tabel 9: Advies van steden en gemeenten met een fruitverleden, opgelijst aan de hand va de
resultate bekomen uit de interviews. ........................................................................................ 42
Tabel 10: Overzicht van voornaamste ziekten en plagen ......................................................... 50
-
1
Inleiding
Kwaliteitsvol groen wordt in onze huidige maatschappij steeds belangrijker. Steden en
gemeenten investeren steeds meer in groen. “Eetbare parken” en “snoeptuinen” zorgen voor
een gevarieerde en rijke omgeving, verhogen de betrokkenheid van de buurt en spelen in op de
trend van stadstuinieren, eetbare landschappen en streekeigen producten.
Deze thesis heeft als doel het fruitareaal, vandaag aanwezig in het openbaar groen, te
inventariseren. Daarnaast worden de problemen en meerwaarden gelokaliseerd en
geanalyseerd. Met deze informatie wordt getracht aanbevelingen op te stellen omtrent het
gebruik en beheer van fruitbomen in openbaar groen.
Om dit onderzoek te laten slagen, werd het werk opgesplitst in enkele onderdelen. Enerzijds
werden, binnen een weldoordachte spreiding over Vlaanderen en Brussel, steden en gemeenten
aan de hand van een semi-structured interview bevraagd. Anderzijds werden er
praktijkvoorbeelden bezocht en werd getracht antwoord te krijgen op de volgende vragen:
(I) Wordt fruit vaak gebruikt in het openbaar groen van steden en gemeenten in
Vlaanderen? (kwantificatie en areaalinventarisatie);
(II) Wat zijn de problemen? (Bv. onderhoud, standplaats en plantenkeuze, kostprijs,
etc.);
(III) Is het gebruik van fruit effectief een meerwaarde voor stedelijk groen? (perceptie
en gebruik; is “nut” en sier” een haalbare combinatie?);
(IV) Welke aanbevelingen zijn nodig om het gebruik van fruitbomen in stedelijk groen
te optimaliseren?
Hoofdstuk 1 bevat een literatuurstudie en gaat dieper in op de thematiek hoe het vandaag gesteld
is met het openbaar groen. Waarom is het vergroenen van de stad of gemeenten een noodzaak?
Welke voordelen en meerwaarde brengt dit vergroenen met zich mee? Vergroening kan op
verschillende manieren gerealiseerd worden, dus waarom niet met de integratie van fruit?
Vervolgens komen enkele definities met betrekking tot fruit en fruit in de openbare
groenomgeving van stad of gemeente aan bod. Ook de verschillende fruitsoorten en de
mogelijkheden tot integratie worden kenbaar gemaakt. Fruit in openbaar groen integreren kan
vanuit verschillende standpunten gebeuren en met de daadwerkelijke aanplant van fruit beoogt
men verschillende welbepaalde doelen en functies te vervullen. Deze doelen en functies
vereisen een degelijk onderhoud. De basisbeginselen, wat betreft onderhoud van fruit, worden
hier weergegeven evenals een overzicht wat betreft de belangrijkste ziekten en plagen. Om de
literatuurstudie af te sluiten, wordt het hippe karakter en de trend rond fruit in openbaar groen
besproken. De voor- en nadelen, maar ook oplossingen, van het al dan niet mede- en/of
zelfbeheer van burgers in het openbaar groen worden kort toegelicht.
-
2
In hoofdstuk 2 volgt een overzicht van materiaal en methode. Het studiegebied en de
spreidingsstrategie worden toegelicht. Daarnaast komt de lezer te weten welke steden en
gemeenten werden bezocht. Naast bezoeken aan steden en gemeenten werden eveneens
verscheidene organisaties bezocht. Deze organisaties worden kort toegelicht en hun
kernactiviteiten worden kenbaar gemaakt. In kader van dit onderzoek werd een semi-structured
interview gebruikt. De interviewtechniek evenals de opbouw van het interview worden verder
verduidelijkt. Er zijn verschillende fruitvormen aanwezig in het openbaar groen, een oplijsting
met verduidelijking is hier tot slot terug te vinden.
Het derde hoofdstuk legt zich toe op de resultaten, bekomen uit de verwerking van de
interviews. Tabellen en grafieken geven de resultaten weer waarbij inzichten worden verworven
in het gebruik van fruit in openbaar groen.
In hoofdstuk vier worden deze resultaten vervolgens uitgebreider besproken en bediscussieerd.
De onderzoeksvragen, opgesteld aan het begin van dit onderzoek, krijgen hier een antwoord.
Tenslotte wordt op basis van de literatuurstudie, de waarnemingen en de interviews een besluit
en mening geformuleerd. De belangrijkste conclusies en aanbevelingen worden nog eens extra
in de verf gezet in hoofdstuk vijf.
-
3
1 Literatuurstudie
1.1 Het vergroenen van de stad/gemeente een noodzaak
België, een klein land met oppervlakte: 30 528 km², raakt stilaan volgebouwd (Statbel, 2017).
Bij de laatste bevolkingstelling op 26 januari 2019, telde ons land 11 413 203 inwoners (FOD
Binnenlandse Zaken, 2019). De Belg is geboren met een baksteen in de maag en bouwt graag
zijn eigen huis. Het straatbeeld kent, door deze verscheidenheid in bouwstijlen, vele dimensies.
De natuur komt hierdoor pas op de tweede plaats. Toenemende verstedelijking, en het uitblijven
van een betonstop zijn de redenen waardoor België dagelijks aan groenoppervlakte verliest
(Hollander & Van Meerbeek, 2014).
Het verlies van groenoppervlak is een slechte zaak. Open landschappen en bossen komen meer
en meer onder grote druk te staan (Borgstörm et al., 2006). Ze raken volledig versnipperd wat
op zijn beurt gevolgen heeft voor planten en dieren die erin leven. Ze worden weggejaagd uit
hun natuurlijke habitat en verdwalen in de betonnen omgeving (Srebotnjak et al., 2010).
Groenelementen integreren in de stad is een stap in de goede richting. Ze zouden (in de
toekomst) een compensatie van het verlies kunnen voorzien (Liekens et al., 2013).
1.1.1 Het (rand)stedelijk groen.
(Rand)Stedelijk groen vervult verschillende belangrijke processen. Zo biedt groen een
meerwaarde voor de natuur en het milieu (Aertsens et al., 2012; Demey et al., 2015; Ng et al.,
2012; Tinga, 2011):
• Het heeft een luchtzuiverende en klimaat gerelateerde werking. Groen filtert stoffen die
een negatieve/schadelijke werking hebben op het milieu en de gezondheid van de mens.
CO2 wordt door het groen gecapteert en benut het daarnaast voor zijn levensprocessen.
Daarnaast stelt het zuurstof vrij als ‘afvalstof’ wat dan weer bruikbaar is door de mens.
• Het heeft een bufferende werking. Zo fungeert groen als een buffer bij hevige regenval.
Het regenwater kan de bodem beter indringen dan wanneer de ondergrond volledig uit
asfalt bestaat. Het blank staan van straten neemt hierdoor af.
• Groen brengt een temperatuur verlagend effect teweeg binnen de stad. Groen is
verfrissend en voorkomt hittestress, daar het plaatselijk een koelend effect heeft.
• Als laatste heeft groen ook uit ecologisch standpunt een meerwaarde te bieden. Terwijl
de alsmaar toenemende verstedelijking de natuur verdringt, zijn parken en openbaar
groen van groot belang. Deze plekken zijn de enige plekken waar de natuur nog ruimte
vindt om zich te ontwikkelen. De stad heeft vaak bijzondere troeven te bieden die ervoor
zorgen dat bepaalde planten- en diersoorten zich er gaan vestigen. De planten en dieren
verhogen de biodiversiteit in de stad en maakt het een aangenamere omgeving. Dit is
-
4
belangrijk aangezien voor vele stedelingen, deze parken en openbare groenruimten de
enige vorm van natuur zijn waarmee ze in contact komen.
Naast de belangrijke functies voor natuur en milieu, brengt groen ook sociale en economische
functies teweeg binnen de maatschappij.
• Groene openbare ruimten verbinden mensen en sterkt de sociale cohesie aan.
o Het nodigt uit om naar buiten te komen en te genieten van de omgeving, te
sporten, etc.;
o Groen is een ideale ontmoetingsplaats voor mensen. Voor kinderen en jongeren
zijn groene openbare ruimten een belangrijke speel- en bewegingsplek waar ze
hun leeftijdsgenoten leren kennen;
o Groen is tevens een ideaal leslokaal voor natuurbeleving en natuureducatie
(Aertsens et al., 2012; Ravesloot et al., 2016).
• Een kwaliteitsvolle groene omgeving gaat gepaard met een opleving van de economie.
o Groen verhoogt de waarde van het onroerend goed en verbetert het het imago
van de stad;
o De aanleg en beheer van openbaar groen zorgt voor extra werkgelegenheid.
Tevens spijst het de kas van de recreatie-inkomsten;
o Groen creëert een aantrekkelijke omgeving voor heel wat bedrijven om er zich
te vestigen, daar het bijdraagt tot een hogere inzet van stressloze en
gemotiveerde werknemers;
o Rechtstreeks kunnen groenprojecten ook een meerwaarde leveren op vlak van
de productie van biomassa zoals hout of vruchten, etc. (Aertsens et al., 2012;
Hendriks et al., 2010; Krueger et al., 2007).
De stap zetten naar implementatie van groen in de ontwerpfase blijkt echter een moeilijk
gegeven. Groen wordt vandaag bij ruimtelijke planning achterop geschoven en doet vaak pas
zijn intrede wanneer het beton reeds in het straatbeeld is verschenen. Op dit moment groen
inplannen geeft als resultaat dat het enkel een pure, onbedachtzame aankleding van de
infrastructuur wordt, niet rendeert en, in de loop der tijd, weer verdwijnt. Hierna kunnen we
weer van nul herbeginnen. Het bedachtzaam en vooraf integreren van groen in de ontwerpfase
bij ruimtelijke planning zal ervoor zorgen dat groen gerealiseerd wordt als verlengde van straat
of wijk en iedereen er genot van zal hebben (Haaland & Van den Bosch, 2015; Hansen, 2017;
Ng et al., 2012).
-
5
1.2 Het gebruik van fruit in openbaar groen – Stadsfruit
De hedendaagse stadsuitbreiding gaat ten koste van bos of landbouwgrond. Naar de toekomst
toe kan de vraag worden gesteld, hoe combineren we stadsuitbreiding met behoud van de natuur
en het handhaven van voldoende voedselproductie (Gren & Andersson, 2018)? In de afgelopen
jaren hebben groene infrastructuurprogramma’s hun intrede gedaan in heel wat steden en
gemeente. Deze groenprogramma’s richten zich op de integratie van kwaliteitsvol groen en ook
op projecten rond voedselzekerheid, zoals zijn gemeenschappelijke tuinen, moestuinen op
daken en openbare boomgaarden (McLain et al., 2012; Schneiders et al., 2016). Fruit is
veelzijdig en het integreren van fruit in het stedelijk landschap draagt bij tot de ontwikkeling
van ee duurzaam stedelijk ecosysteem, waar stad, natuur en voedselproductie één zijn (Gren &
Andersson, 2018; Schneiders et al., 2016).
1.2.1 Soorten stadsfruit
1.2.1.1 Definities omtrent fruit en stadsfruit
Fruit kan als volgt worden omschreven: “De verzamelnaam voor een zeer breed gevarieerde
groep aan eetbare vruchten van plantensoorten en -rassen, dat onderdeel uitmaakt van het
menselijk dieet.”(Carinia et al., 2001 ; Debersaques, 2017) , “Het zoete en vlezige product van
een boom of andere plant die zaad bevat en als voedsel kan worden gegeten.”(Oxford
University Press, 2018), “Plantendelen met geurige, aromatische smaken en ofwel van nature
zoet of normaal gezoet met suiker” (Desai & Salunkhe, 1991).
Fruit (fruitbomen of -struiken) geïntegreerd als aanplant in openbaar (groen)domein van stad
of gemeente, valt onder de definitie van stadsfruit. Stadsfruit kent verschillende vormen,
soorten en maten. In sectie materiaal en methode worden de opdelingen, vandaag aangetroffen
in openbaar groen, besproken. Deze opdelingen werden onderbouwd met behulp van
verscheidene bronnen. Onder meer door gebruik te maken van reeds bestaande definities
omtrent de openbare groenvormen, gespecifieerd in het vademecum bomen, beheerplanning
Harmonisch Park & Groenbeheer (HPG) (Vanhaeren et al, 2004; Joye et al.,2008) en
wetenschappelijke literatuur (Panduro & Veie, 2013; Czembrowski & Kronenberg, 2016).
1.2.1.2 De verschillende fruitsoorten
Ook binnen het fruit bestaat er een groot assortiment waardoor men een opdeling maakt naar
soort. Een overzicht van de fruitsoorten uit de literatuur wordt hier weergegeven (Debersaques,
2017):
- Pitfruit (appel & peer)
- Steenfruit (kers, kriek & pruim, …)
- Houtig kleinfruit (rode bes, blauwe bes, framboos, braambes…)
OF
- Hardfuit (appel & peer)
-
6
- Zachtfruit (rode bes, kers, pruim,…)
- Noten: Ook noten kunnen tot het fruitdomein gerekend worden. Botanisch worden
noten omschreven met volgende definitie: “Een noot te definiëren als een éénzadige,
niet-openspringende, enkelvoudige dopvrucht met verhoute vruchtwand”
(Debersaques, 2017). Noten kunnen beschouwd worden als de verzamelgroep van
planten met droge vruchten. Soorten die tot deze groep behoren zijn ondermeer Corylus
avellana (hazelnoot), Juglans regia (okkernoot/walnoot), Castanea sativa (tamme
kastanje) en Prunus dulcis (amandelnoot) (Houtwal, 2018; Oosterbaan, 2018).
Het komt vaak voor dat kleinfruit, grootfruit en noten gecombineerd worden. Deze combinatie
hoeft niet meteen in de boscontext, als zijnde een fruitbos, voor te komen. Er zijn genoeg andere
voorbeelden waar deze combinatie kan worden aangetroffen. De mix der fruitsoorten kan
voorkomen in sneukelhagen, houtkanten, eetbare parken, boomgaarden, etc.
1.2.1.3 Integratiemogelijkheden van fruit in openbaar groen
Om een waardevolle, unieke doch verscheiden aanplant te realiseren, kan een stad of gemeente
zich concentreren op de lokale, streekeigen soorten appels, peren, kersen en (okker)noten die
goed groeien. Deze dienen onderhoudsvriendelijk te zijn en waardevol fruit te leveren. Naast
deze standaard zijn er echter tal van andere interessante mogelijkheden waarbij er wellicht
buiten de lijntjes, ten aanzien van ‘het normale’ of gekende, dient gekleurd te worden. De gele
kornoelje (Cornus mas) en de tamme kastanje (Castanea sativa) zijn hier voorbeelden van. De
Cornus mas is een leuke, sterke en vroegbloeiende heester die bij ons minder gekend is wat
betreft de eetbaarheid van de vruchten. In het Oosten van Europa zijn deze, net omwille van de
vruchten, zeer gewaardeerd. Variëteiten met grote, smakelijke vruchten vullen daar het
openbaar groen. Mits kleine aanpassingen is de integratie van deze eetbare variëteiten ook bij
ons een optie. De Castanea sativa vertoeft graag in onze omgeving, mede dankzij de
klimaatverandering. Maar ook omwille van de eetbaarheid der vruchten zal deze bijdragen aan
een productief, eetbaar opebaar groen (Mauritz, 2015; Van Dooren, 2019).
Hoewel plaats vandaag vaak een beperkende factor is, zijn de mogelijkheden wat betreft
integratie van fruit op beperkte ruimte eindeloos. Vanaf ongeveer 20 are bruikbare grond is een
hoogstamboomgaard een haalbare kaart. Indien de oppervlakte beperkter is, kan gekeken
worden naar halfstammen (de eigenschappen zijn gelijkaardig, de uitstraling echter wat
minder). Indien er nog minder plaats voor handen is, kunnen laagstammen worden
geïntroduceerd. Een laagstam is productiever in verhouding met een hoogstam, en biedt enige
voordelen naar onderhoud (Katuin, 2017).
Het dienen echter niet altijd de klassieke boomvormen te zijn die het openbaar groen vullen.
Leivormen kunnen zelfs in zeer kleine stadstuinen hun gading vinden. Daarnaast is ook de
integratie van kleinfruit (bramen, frambozen, stekelbessen…) een optie waar met enkele
-
7
planten al reeds een rijkdom aan eetbare vruchten kan worden gerealiseerd (Balthazar, 2014).
Indien draagstructuren voor handen zijn, is de integratie van klimplanten zoals druiven,
kiwi(bes), dwergkwee (Chaenomeles) en wijnbes (Rubus phoenicolasius) een wel te overwegen
keuze (Katuin, 2017; Visser, 2007).
Er bestaan heel wat ‘ideale’ plekken wat betreft het aanplanten van fruit in een stedelijke
omgeving. Belangrijk is dat deze plekken in de kijker worden gebracht om de langlevendheid
van deze fruitaanplantingen te garanderen. Zo kan ervoor gekozen worden om de schooltuin
en/of speelplaats te vergroenen met groot en/of kleinfruit, deze vergroeningsprojecten genieten
overheidssteun (Roels, 2016). Gemeenschappelijke delen in een volkstuin, wijk- en
buurtparken, nieuwe woonwijken en publieke plantsoenen beplanten met fruit, geeft een extra
dimensie aan deze projecten. De grens tussen bewoning en landschap zal hierdoor minder
abrupt verlopen (Katuin, 2017; Visser, 2017).
1.2.1.4 Het multifunctionele karakter van fruit
Multifunctioneel groen is de visie van overheden, dit is onder meer te lezen in Harmonisch
Park- & Groenbeheer (Hendrikx et al., 2004). Laat fruit nu net multifunctioneel en veelzijdig
zijn in gebruik. Men kan deze visie tegemoetkomen door fruit te integreren in het groen van de
stad of gemeente. Een duidelijke kadering van welk(e) doel(en) deze fruitaanplanting zal
hebben, is noodzakelijk. Dit bepaalt onder meer het gebruik, beheer en onderhoud van de
aanplanting. Een overzicht van enkele doelen worden hieronder gegeven.
Binnen de fruitteeltsector ligt de focus op de fruitproductie. Hier hangt het voortbestaan en
inkomen van de fruitteler af van de hoeveelheid, de kwaliteit, etc. van de oogst. Om
concurrentieel sterkt te zijn, dient de fruitteler zijn boomgaarden intensief te managen en
onderhouden. De fruitteler beschikt over aangepaste machines, snoeimiddelen en kennis om dit
alles bol te werken (Herzog, 1998; Maris, 2013).
Ook in een stedelijke context is fruitproductie belangrijk. Toch is fruitproductie hier niet het
hoofddoel. De focus ligt voornamelijk op de totaalbeleving van functies en toegevoegde
waardes dat het fruit met zich meebrengt (Litt et al., 2015; Maréchal et al., 2015). Zo richt fruit
in openbare context zich onder meer op “Educatie & Beleving” (Maréchal et al., 2015;
Ravesloot et al., 2016). Steden en gemeenten integreren fruit in hun openbaar groen door
fruitbomen aan te planten langsheen wegen, parken, speeltuinen, etc. Zo krijgt het anders ‘niet
productieve’ land alsnog een meerwaarde (Herzog, 1998).
Vroeger hadden vele abdijen en boerderijen hun eigen fruitaanplantingen. Deze boomgaarden
hadden enerzijds een zelfvoorzienende functie, maar anderzijds brachten deze ook extra
inkomsten binnen. De vraag naar kwaliteitsfruit steeg en dit zorgde voor meer boomgaarden en
fruitvariëteiten. Deze nieuwe fruitvariëteiten ontstonden door de aanwezige fruitbomen te
-
8
kruisen en te veredelen. Zo werden onder meer robuuste, ziekte- en plaagresistente soorten
bekomen. Deze waren aangepast aan hun standplaats en omgeving (Glas, 1992; Herzog, 1998;
Veldeman, 2014).
Begin 19de eeuw startte pomologische verenigingen deze veredelde fruitvariëteiten te
verzamelen en te beschrijven. In België zijn zo onder meer De Nationale Boomgaardenstichting
(NBS) en Centre de Recherche Agronomiques de Gembloux actief bezig met dit onderzoek en
het in standhouden van het nationaal en lokaal fruitpatrimonium. Ook in onze buurlanden zijn
soortgelijke instellingen actief (Herzog, 1998; Maréchal et al., 2015).
Tot op vandaag probeert men op de relicten van de abdijen en hoeves, die vaak in ere zijn
hersteld, de cultuurhistorische rassen en de fruittradities van weleer in stand te houden.
De fruittradities bevatten niet enkel het behouden van de oude rassen, maar ook het veredelen
van de fruitrassen en de streekgebonden fruitfeesten zoals De Peerommegang (IZEGEM),
Bloesemwijding (SINT-TRUIDEN)… maken hiervan deel uit (Leca Vzw, n.d.).
Feit is dat vele rassen aan het verdwijnen zijn doordat ze niet langer gekweekt worden of uitval
kennen. De cultuurhistorische rassen zijn niet altijd de best aangepaste aan de huidige situaties,
daar het klimaat en ziektes geëvolueerd zijn. Het verdwijnen van deze variëteiten brengt ook
het verdwijnen van bepaalde genetische eigenschappen (smaak, kleur, bewaring,
ziekteresistentie/tolerantie, etc.) met zich mee (Herzog, 1998; Maréchal et al., 2015;
Vandewiele et al., 2010).
Fruitbomen brengen evenzeer een esthetische waarde in het landschap. Aangezien fruitbomen
continu van ‘uiterlijk’ veranderen doorheen de seizoenen, bepalen zij mee het uitzicht van het
landschap. In de lente floreren ze met hun bloesems, in de zomer/herfst brengen deze vruchten
en kleur in het landschap, tenslotte creëren zij in de winter een divers landschap vanwege hun
vele, vaak bizarre, vormen aan takken en bomen. Hun gevarieerde vorm en grootte, maar ook
bladeren en fruitkleur, zorgen voor attractiviteit zowel in het landbouwlandschap als in de stad
of gemeente (Semple, 1929; Yigit et al, 2018).
Kinderen en volwassenen geraken totaal vervreemd van land- en tuinbouw. Daar ze in de
supermarkten steeds goed gevulde rayons met fruit en groenten aantreffen, schept het vooral
bij kinderen de illusie dat dit fruit en deze groenten in de supermarkt geproduceerd worden. Het
inzetten op “Educatie & Beleving” is daarom van groot belang. Fruit producerende bomen of
struiken integreren in hun directe, dagdagelijkse leefomgeving van kinderen en volwassenen
kan helpen deze illusie te doorbreken. De omgeving betrekken, in aanplant en onderhoud van
dit fruit, laat hen ervaren hoe een natuurlijk en gezond voedingsproduct tot stand komt (Braund
et al., 2005; Herzog, 1998; Ravesloot et al., 2016). De band tussen mens en natuur is een echte
trend aan het worden. Hobbyfruitproductie maar ook stadstuinieren kent een grote opmars. De
mens is op zoek naar recreatie waarbij fysiek bezig zijn in de open lucht hand in hand samengaat
-
9
met het educatieve aspect rondom de natuur en zijn processen (Braund et al., 2005; Herzog,
1998; Triguero-Mas et al., 2017; Weller et al., 1996).
Openbare groene ruimten verbinden mensen. Volkstuintjes en fruitaanplantingen in de wijk of
in het park sterken in dat opzicht de sociale cohesie nog meer aan. Bij het oogsten komen
verscheidene mensen samen op één plaats rondom de fruit en groenten leverende bomen,
struiken en tuintjes. Elkaar helpen, een gesprek starten, samen fruit en groenten oogsten en
verwerken… (Schram-Bijkerk et al., 2018). Wanneer buurtbewoners goed geïnformeerd
worden omtrent de fruitaanplanting en mee betrokken worden in het beheer en de oogst, zullen
zij de fruit aanplanting ervaren als een verlengstuk van hun eigen huis en tuin. Bijgevolg zullen
zij er meer tijd in spenderen en de verbintenis tussen de buurt aansterken door allerlei
activiteiten (Litt et al., 2015; Quayle, 2008). De fruitaanplant zal de plaats bij uitstek worden,
daar deze het hele jaar rond een uniek landschapsbeeld huishoudt. De stad of gemeente wint er
ook bij wanneer de buurt betrokken wordt. In aanplantingen waar burgers betrokken worden,
zal er minder snel verwaarlozing optreden dan waar dit niet gebeurt (Alaimo, 2008; Herzog,
1998; Meijs, 2012; Schram-Bijkerk et al., 2018).
De integratie van fruit in de stad is een goede zaak voor de natuur. Daar fruitbomen en dan
specifiek boomgaarden instaan voor het behoud van de biodiversiteit. Dewelke op drie
manieren kan benaderd worden (Heywood & Baste, 1995; Van Roy, 2016): genetische
diversiteit, diversiteit in organismen en ecologische diversiteit.
• De genetische diversiteit slaat op de verschillende rassen en cultuurvariëteiten die
gebruikt worden in het stadsfruit(boomgaarden). De integratie van laagstam, halfstam
of hoogstam zorgt enerzijds voor diversiteit, maar anderzijds ook in de rassen die men
verkiest aan te planten wordt diversiteit aangetroffen. Aangezien de commerciële
fruitteelt zich beperkt tot enkele hoogproductieve genotypes, is de genetische diversiteit
in stadsfruitboomgaarden veel meer aanwezig. Bij fruitaanplantingen in openbaar groen
wordt er voornamelijk voor lokale en oude fruitrassen gekozen. Het behoud van oude
fruitrassen is zeer belangrijk omwille van het feit zij waardevolle genen bevatten.
Fruitaanplantingen in stedelijk groen vormen als het ware een soort verzekering of back-
up voor de professionele teelt. Doordat de genetische pool wordt behouden, kan deze
aangesproken worden door veredelaars in hun zoektocht naar resistente genen
(Bošnjaković et al., 2012; Jing et al., 2004; Veldeman, 2014). In de commerciële
fruitteelt daarentegen is het niet aangewezen verscheidene soorten en rassen door elkaar
aan te planten dit, omwille van het verschil in plukmanier en uitsortering die dient plaats
te vinden. Voorgaande redenen brengen een extra kost met zich mee. In openbaar groen
is het aanplannten van verscheidene soorten en rassen echter niet hinderlijk. Hier wordt
-
10
voornamelijk gefocust op een meer diverse samenstelling (Herzog, 1998; Vandewiele
et al., 2010; Maréchal et al., 2015).
• De diversiteit in organismen en ecologische diversiteit; (Hoogstammige) boomgaarden
zijn een paradijs voor heel wat dierlijke organismen. Talloze dieren vinden er hun
biotoop en voedsel. De fruitbomen zijn een ideale, natuurlijke schuilplaats voor vogels
en kleine zoogdieren. Deze schuilplaats doet dienst tegen buizerds, wezels en
steenmarters. Maar bieden ook plaats om zich voort te planten. De steenuil is een van
de vogels die gebruik maakt van de boomgaard. Deze vogel aanschouwt zijn territorium
vanuit de hoogstam waarbij hij de omgevende graslandschappen afspeurt op muizen,
mollen, kevers, etc. (Herzog, 1998; Horak et al., 2013).
Jaarrond valt er wat te beleven in de boomgaarden. Beginnende van de lente tot de
winter. Gedurende de bloei van de bomen komt er heel wat insectenactiviteit voor
waarbij een synergisme ontstaat tussen de boom en de insecten. De boombloesems
voorzien de insecten maar al te graag van voedsel en door hun aantrekkelijke geur en
kleur lokken ze de insecten richting hun bloesems, met het oog op (kruis)bestuiving. De
insecten bestuiven de bloesems vermits ze af- en aanvliegen van bomen en bloemen uit
de omgeving. Extensief beheer in de boomgaard stimuleert de insectenpopulatie.
Doordat kruidachtigen de mogelijkheid krijgen om in bloei te komen, neemt het aantal
plantensoorten zienderhand toe. Bijen, vlinders en nog andere insecten genieten hiervan
mee. Tevens heeft dit alles een extra landschappelijke (sier)waarde (Maréchal et al.,
2015; Wiesinger & Otte 1991).
Gedurende het proces van bestuiving tot oogst, evenals erna, komt het voor dat vruchten
op de grond vallen. Hetzij spontaan, hetzij door vruchtdunning, hetzij tijdens of na het
oogsten. De vruchten op de grond zorgen voor extra voedsel. Indien men dit gewoon
laat liggen, zal de natuur het afbreken en de nutriënten terug opnemen in zijn cyclus.
Maar ook vlinders, egels, spreeuwen en lijsters profiteren van deze afgevallen vruchten.
Daarnaast profiteren deze dieren ook van de andere voordelen die
hoogstamfruitboomgaarden te bieden hebben (Herzog, 1998; Maréchal et al., 2015).
1.2.2 Onderhoud
Het zorgvuldig en goed beheren van fruit is een vak op zich en vereist de nodige kennis (Bhusal
et al., 2017). Een goed beheer maakt, eerst en vooral, onderscheid tussen grootfruit (i.e. pit- en
steenvruchten), houtig kleinfruit en noten. Voor elk van deze types dient een andere
snoeimethodiek te worden toegepast. Een doordachte snoei van grootfruit is steeds gestaafd op
de groeiregels van Vöchting en de snoeiregels van Koopman (Heyerick, 2018; Jonkers, 1982;
Maris, 2013; Ramaekers, 2011). De snoei bij houtig kleinfruit oogt voornamelijk op opsmuk en
-
11
verjonging (Brickell et al., 2017; Livios, n.d.). De snoei van noten daarentegen is eerder
functioneel en dient om de boom op te leiden en binnen de perken te houden (Debersaques,
2017; Joye et al., 2008; Oosterbaan, 2018).
1.2.2.1 Snoei grootfruit
A. Waarom snoeien?
Een fruitboom dient met regelmaat gesnoeid te worden en dit met oog op het bekomen van een
gezonde boom met gezond fruit. Het juiste tijdstip, de juiste reden en correcte parameters
“Licht, Lucht & Leven” zijn hierbij van groot belang (Gelders, 2018). Gedurende de eerste
jaren is snoei van een fruitboom van groot belang. De gewenste boomvorm wordt hier
ontwikkeld. Daarnaast wordt bij snoei dood en/of ziek hout verwijderd, de boom op gewenste
grootte gehouden en de vruchtvorming verbeterd (Joye et al., 2008; Vandewiele et al., 2010).
De luchtige boomstructuur, evenals het dieper invallende zonlicht, zorgen ervoor dat de boom
minder vatbaar is voor schimmels en ziekten (Bhusal et al., 2017; Maris, 2013). Snoeien doet
bloeien, zo zijn bloei en bestuiving nodig voor de uitgroei van een oogstbare vrucht (Bhusal et
al., 2017; Gelders, 2018).
Afhankelijk welk type aanplant wordt gekozen, vereist het beheer een al dan niet intensiever
doorgevoerd onderhoud. Zo vereisen hoogstamfruitbomen minder onderhoud in vergelijking
met laagstamfruitbomen. Een nog intensiever onderhoud vindt plaats, wanneer geopteerd
wordt, voor leifruit. De vorm dient hierbij regelmatig doorheen het seizoen te worden
bijgestuurd, terwijl dit bij hoogstamfruit niet van toepassing is (Heyerick, 2019; Werthein &
Wagenmakers,1990).
Helaas komt aan ieder verhaal een eind. Bomen binnen openbare groenaanplanten in stad of
gemeente worden gemiddeld +/- 30 jaar (Joye et al., 2008). Dit heeft enerzijds te maken met
het feit dat groenaanplanten in de meeste gevallen pas geïntegreerd worden na de
betonstructuren. Maar ook het te groot verschil in evolutie tussen de bomen en de stedelijke
infrastructuur speelt een rol (De Witt, 2015; Doornenbal, 2016). Anderzijds is het gebrek aan
specifieke kennis bij beheerders en gebruikers evenzeer een reden waarom de boom vroegtijdig
verdwijnt (Raats, 2015; Van Herwijnen & Van Den Berk, 2014). Voorgaande problemen zijn
eenvoudig op te lossen met een plan van aanpak.
Ten eerste dient er voldoende ruimte te worden voorzien voor bomen. Ten tweede moet een
lange termijnvisie worden opgesteld en dient men rekening te houden met de evolutie van de
omgeving waar de boom komt te staan. Als laatste is het ook noodzakelijk dat de beheerders de
nodige kennis vergaren omtrent de specifieke snoei van een (fruit)boom (Mertens, 2018; Van
Herwijnen & Van Den Berk, 2014).
-
12
B. Snoeitijdstip
Een fruitboom heeft meerdere tijdstippen waarop het wenselijk is een snoei te ondergaan. Zo
zijn er twee belangrijke periodegebonden snoeien nl. wintersnoei en zomersnoei.
De wintersnoei prikkelt de jaarlijkse groei van de fruitboom door de aanmaak van vruchthout
te gaan stimuleren. Wintersnoei wordt toegepast bij pitvruchten (appel en peer). Wintersnoei
gaat, bij voorkeur, door in de maanden januari tot maart. In de maanden voor Nieuwjaar kunnen
actieve kankersporen de snoeiwonden gaan aantasten, daar de snoeiwonden enkel passief
afgegrendeld worden en de wondovergroeiing pas in het volgende groeiseizoen gebeurd. De
boom is dus vatbaarder voor ziekten. Een correcte wintersnoei geeft weinig tot geen problemen
op voorwaarde dat de gesnoeide fruitbomen pitvrucht dragende zijn (Burvenich, 1867; Joye et
al., 2008; Ramaekers, 2011; Vandewiele et al., 2010).
De zomersnoei staat in voor het al dan niet in staat zijn der ontwikkeling van nieuwe
bloemknoppen en het vruchtdragend vermogen van de boom. Fruitbomen die een zomersnoei
genieten zijn deze van de steenvruchten (kersen en pruimen). Zij worden meteen na de oogst
gesnoeid. Zo hebben de snoeiwonden de tijd om te genezen alvorens ze de winter ingaan,
loodglansaantastingen worden op deze manier drastisch teruggedrongen. Zomersnoei is
eveneens een onderhoudssnoei. Het verwijderen van loze scheuten en scheuten zonder
effectieve functie zal de vruchtgroei ten goede komen (Burvenich, 1867; Joye et al., 2008;
Ramaekers, 2011; Vandewiele et al., 2010).
Ook notenbomen genieten een zomersnoei (1 mei tot eind september), dit omwille van de
gevoeligheid voor ‘bloeden’. Het bloeden van de boom komt voor vanaf de eerste
herfstverkleuring tot het volledig in blad staan van de boom. Wanneer bomen, gevoelig voor
bloeden, gesnoeid worden in de winter, riskeren zij leeg te bloeden en af te sterven. Bloeden
wordt veroorzaakt door water dat uit het houtweefsel ‘gestuwd’ wordt door worteldruk. Deze
bomen snoeien in de zomer geeft hen de beste kansen tot herstellen (Hacke & Sauter, 1996;
Joye et al., 2008).
C. Snoeiwijzen
Een (fruit)boom kent meerdere ontwikkelingsfasen (jeugdfase, begin oogstfase, hoogtepunt
oogstfase, ouderdomsfase en stadium van aftakeling). Gedurende deze verschillende
ontwikkelingsfases ondergaat de fruitboom verschillende soorten snoei welke worden
weergegeven in tabel 1 (Bauters, 1993; Joye et al., 2008; Vandewiele et al., 2012; Van Roy,
2016).
-
13
TABEL 1: SOORTEN SNOEI GEDURENDE DE VERSCHILLENDE ONTWIKKELINGSFASEN VAN EEN FRUITBOOM
Plantsnoei Het in leven houden van de boom
Vormingssnoei Het opbouwen van de boomvorm
Onderhoudssnoei Het in evenwicht stellen van groei en vruchtzetting
Verjongingssnoei/sleunen Nieuwe kracht: nieuwe twijggroei stimuleren en overmatige
vruchtdracht tegengaan.
Behoudssnoei Het in evenwicht brengen van kruin bij oude bomen
Rooien Boom ontruimen wegens te zware aftakeling of ziekte
1.2.2.2 Snoei kleinfruit
Om kleinfruit te kunnen oogsten, dienen bessenstruiken (i.e. rode en witte bes, zwarte bes,
blauwe bes, kruisbes en worcesterbes, framboos, braambes, honingbes, etc.) regelmatig te
worden verjongd. Deze verjonging dringt tevens het manifesteren van ziekten en schimmels
terug, doordat het gewas luchtig wordt gehouden. Een degelijk onderhouden gewas oogt
eveneens aantrekkelijker in groentruimten. Snoei van kleinfruit is dus van belang vanuit
verscheidene opzichten. Een handleiding over hoe men kleinfruit moet snoeien, kan
teruggevonden worden in volgende bronnen (Brickell et al., 2017; Debersaques, 2017; Jauron,
2007; Livios, n.d.).
1.2.3 Voornaamste ziekten & plagen
Zowel voor aanplantingen van fruit in openbaar groen als fruit in de commerciële teelt, is het
belangrijk dat het uitgangsmateriaal gezond is. Enkel zo kan de fruitaanplant optimaal zijn
functies vervullen. Daar komt ook nog eens bij kijken dat er in het openbaar groen sinds 2015
een pesticidevrij beheer dient toegepast te worden. Het voorkomen van ziekten en plagen vereist
de nodige aandacht, want het genezen is omwille van dit feit een moeilijk gegeven geworden.
Dit maakt dat kennis van de ziektes en plagen evenals kennis van preventiebeheer noodzakelijk
is (Vandewiele et al., 2010; Verbanck, 2015; VOD Natuur & Milieu, 2018).
1.2.3.1 Preventie en bestrijding ziekten en plagen
Om een gezond fruitbestand te bekomen, is preventief handelen van groot belang. Preventief
handelen legt de nadruk op (Maréchal et al., 2015; Vandewiele et al., 2010):
- Juiste plant >< juiste plaats;
- Plantmateriaal (i.e. uitgangsmateriaal, tolerantie/resistentie);
- Perceel (i.e. ondergrond & voorgeschiedenis gebied → Standplaatsgeschiktheid);
- Voorbereidingen terrein;
- Aanplant;
- Snoei & onderhoud (i.e. snoeitijdstippen, snoeitechnieken, …).
“Het spreekt voor zich dat fruitbomen die geënt zijn op sterk groeiende wilde onderstammen,
een stuk sterker zijn dan zij die op zwakke, gecultiveerde onderstammen staan” (Vandewiele et
-
14
al., 2010). Tevens bestaat er tussen rassen onderling ook een groot verschil in gevoeligheid voor
ziekten en plagen. Het juiste uitgangsmateriaal en de geschikte ondergrond (structuur, textuur,
diepte grondwatertafel, …) zijn bepalende factoren (Cornelis et al., 2014; Vandewiele et al.,
2010).
Bv. Malus domestica ‘Jacques lebel’ is zeer gevoelig voor kanker op vochtige tot zeer vochtige
bodem, terwijl andere rassen hier minder last van hebben (Willaert boomkwekerij, 2018).
Het kan voorkomen dat de preventie faalt. De ziekte of plaag breekt uit en de beheerdiensten
zijn aangewezen op bestrijding. De beheerdiensten dienen zich toe te spitsen op natuurlijke
plaag- en ziektebestrijding, het rooien van de getroffen plant of de natuur zijn gang laten gaan
zolang er geen gevaar is. Indien quarantaineziekten zich voordoen, dienen deze vakkundig te
worden aangepakt en gerapporteerd. Een belangrijk selectiecriterium bij de nieuwste
fruitvariëteiten is het bestand zijn tegen ziekten en plagen. Omziekten en plagen in toom te
houden, doen beheerdiensten meer en meer beroep op natuurlijke plaagbestrijding (Maréchal
et al., 2015; Vandewiele et al., 2010). Ook mechanische bestrijding is een optie, al is dit
arbeidsintensiever.
1.2.3.2 Overzicht ziekten & plagen
Tabel 2 geeft een overzicht van de voornaamste ziekten en plagen die worden aangetroffen bij
fruitbomen en fruitstruiken (Belien & Goffin, 2015; Joye et al., 2008; Maréchal et al., 2015;
Nationale Boomgaardenstichting vzw (NBS), n.d.; pcfruit, 2018; Vandewiele et al., 2010).
TABEL 2: OVERZICHT VOORNAAMSTE ZIEKTEN & PLAGEN BIJ FRUITBOMEN VEROORZAAKT DOOR TAL VAN BACTERIËN, SCHIMMELS,
VIRUSSEN EN ORGANISMEN.
Ziekten Erwinia amylovora (i.e. bacterievuur), Little cherry virus (i.e. een virusziekte
die kleinvruchtigheid bij kersen veroorzaakt), Nectaria galligena (i.e.
vruchtboomkanker), Monilia (i.e. vruchtrot), Venturia (i.e. schurft) …
Plagen De gevreesde Drosphila suzukii (voornamelijk voorkomend in het
klein/steenfruit- en druiventeelt), Wormstekigheid, Vogels & spreeuwen,
konijnen…
1.3 De trend en het hippe karakter van stadsfruit – zelf- en/of medebeheer
In Nederland, Duitsland, Frankrijk, Portugal, etc. (Bakay, 2014; Ballemans, 2018; Misuraca
Ignaczak, 2014; Ravesloot et al., 2016) maar ook overzees namelijk in Amerika (City Fruit,
2008; Hopkins, n.d.; Phillips et al., 2019) is het gebruik van fruitbomen in openbaar groen een
hot topic. Dit zorgt ervoor dat steden en gemeenten fruit aanplanten in openbaar groen. Het
multifunctioneel invullen van openbaar groen brengt heel wat voordelen met zich mee. Om
deze voordelen te ervaren, is het van belang dat openbaar groen, inclusief fruitprojecten, op een
kwalitatief hoogwaardige manier wordt beheerd. Vandaag de dag valt dit beheer ten laste van
de stads- of gemeentediensten (groendienst, milieudienst, technische dienst, etc.). Zo kunnen
-
15
zij ervoor opteren om het onderhoud in eigen beheer te houden of het uit te besteden aan derden.
Onzorgvuldig beheer, of zelfs verwaarlozing van het openbaar groen en het fruit, is een doorn
in het oog van vele inwoners en specifiek de omwonenden rondom deze “onbeheerde”
groenzone. Het onverzorgd groen brengt problemen met zich mee. Rottend fruit, ziekten en
plagen, etc. De groenruimte inclusief de fruitbomen raken in verval en de voordelen, die men
ervan zou moeten ondervinden, gaan verloren (Meijs, 2012).
Het overgrote deel van de inwoners is tevreden met het beheer vandaag toegepast, al zijn er
altijd inwoners die het graag anders willen (Meijs, 2012). Zo wil deze groep meer inspraak in
de invulling en het beheer, tevens wil het eigen initiatieven realiseren (Meijs, 2012; Stad Gent
& D.M., 2018). Zo zijn er initiatieven zichtbaar waarin actieve burgers en/of groepen inspraak
en een beheersfunctie krijgen binnen het openbaar groen. Ze mogen het beheer, hetzij
gekoppeld aan afspraken, zelf uitvoeren (zelfbeheer) of doen het beheer in samenwerking met
de stad of gemeente (medebeheer).
Zelf- & medebeheer (i.e. buurtparticipatie) toepassen in openbaar groen heeft enkele voordelen:
• De beheerdiensten worden enigszins ontlast in hun beheertaak waardoor hun
werk op drukke momenten gedurende het jaar lichter wordt;
• Er komt meer interactie tussen de bewoners waardoor de sociale cohesie
opleeft;
• Het welzijn van de buurt verbeteren;
• De veiligheid van de wijk verbeteren.
De buurt zal het openbaar groen in de omgeving als een verlengstuk van hun eigen huis en tuin
beschouwen (Biemans, 2011; Hajer, 2011; Meijs, 2012; Stadslandbouw Gent, 2014; Van der
Bebelaar et al., 2009).
Zelf- en medebeheer zijn ook mogelijk in openbaar groen waarin fruit aanwezig is. Zo heeft het
zelfs voordelen, al brengt het ook nadelen met zich mee. Deze voor- en nadelen staan opgelijst
in tabel 3 (Debersaques, 2017; Herzog, 1998; Meijs, 2012; Raveloot et al., 2016; Stad Gent &
D.M., 2018; Stadslandbouw Gent, 2014).
Voor ieder probleem bestaan er één of meerdere oplossingen. Zo is communicatie de sleutel tot
succes. Wanneer buurtbewoners al van bij de ontwerpfase degelijk geïnformeerd worden, zal
de betrokkenheid van de buurt verhogen waardoor hun wil eveneens in het ontwerp en beheer
geïntegreerd wordt. Er komen constructieve afspraken met betrekking tot zelf- en medebeheer
tot stand. Het denken en doen wordt gesynchroniseerd met de beheerdiensten die het
onderhoud, vandaag de dag, op zich nemen. Daarnaast kan kennis worden gedeeld en
verworven. Voorzie per fruitproject een (voor)trekker met degelijke kennis omtrent snoei, pluk
en beheer. Geef hem/haar een korte opleiding zodat die hij/zij in staat is de toestand van de
bomen, de pluk en het beheer in de gaten te houden en waar nodig hulp in te roepen.
-
16
Voorzie duidelijke communicatie en afspraken omtrent de oogst, verdeling van het fruit binnen
wijken e.d. (i.e infoborden, regels omtrent fruitpluk, etc.) (Debersaques, 2017; Meijs, 2012;
Stadslandbouw Gent, 2014; Stad Gent & D.M., 2018, Van Dooren et al., 2017).
TABEL 3: VOOR- EN NADELEN WAT BETREFT ZELF- EN MEDEBEHEER IN FRUITPROJECTEN
Voordelen Nadelen
Stadsbewoners krijgen terug voeling met de
realiteit. Ze realiserenn zich dat fruit niet in
de winkel groeit;
Snoei, pluk en beheerschade aan fruitbomen:
Het oogsten en beheer van
hoogstamboomgaarden is niet evident;
Overtollig fruit beperkt zich tot een
minimum, de burgers plukken de vruchten
voor eigen gebruik;
Egoïsme en privatisering, toe-eigening van
het fruit dat groeit in openbaar groen;
Ziekten en plagen op rottend fruit worden
geweerd, daar het niet meer aanwezig is;
Verwaarlozing tijdens vakantieperiodes:
rottend fruit trekt wespen aan;
De mens geniet optimaal van nut en sier; Bodembevuiling;
De sociale cohesie sterkt aan binnen de buurt,
het fruitproject wordt ontmoetingsplaats bij
uitstek;
Foutief beheer door gebrek aan kennis, niet
in lijn met de visie van stad of gemeente;
De interesse in streekeigen producten neemt
toe;
Indien geen solide voortrekker of bezieler,
zal snel verwaarlozing optreden.
Fruit in openbaar groen speelt in op de hype
rondom stadstuinieren en komt tegemoet aan
zij die geen tuin hebben.
-
17
2 Materiaal en methoden
2.1 Studiegebied
Het studiegebied waarbinnen het onderzoek van deze thesis verliep, omvatte Vlaanderen
inclusief het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Het studiegebied werd opgedeeld in zes
verschillende delen nl. West-Vlaanderen, Oost-Vlaanderen, Vlaams-Brabant, Antwerpen,
Limburg en Brussels.
2.1.1 Het studiegebied met spreiding uitgezet op kaart
In elke provincie werd een grote stad geselecteerd. Grotere steden hebben vaak een grote
groendienst met veel kennis en expertise, iets wat bij kleinere steden en gemeentes misschien
minder het geval zou zijn. Daarom werden ook alle steden en gemeenten in een straal van 25
kilometer rond de geselecteerde steden werden mee opgenomen. Figuur 1 geeft het studiegebied
weer.
FIGUUR 1: HET STUDIEGEBIED MET SPREIDING UITGEZET OP DE KAART VAN VLAANDEREN
Met behulp van het bevolkingsregister van België, waarin elke stad en gemeente is opgenomen
met zijn inwonersaantal, werden de steden en gemeenten gelegen binnen de spreidingcirkels
volgens grootte ingedeeld (FOD Binnenlandse Zaken, 2019). De indeling gestaafd aan de hand
van de inwonersaantallen werd als volgt gedefinieerd:
- Groot: Stad of gemeente telt meer dan 25 000 inwoners;
- Middelgroot: Stad of gemeente telt tussen de 15 000 en 25 000 inwoners;
- Klein: Stad of gemeente telt minder dan 15 000 inwoners.
2.1.2 Het contact met steden, gemeenten en organisaties
In totaal werden 208 steden en gemeenten aangeschreven. Uiteindelijk gaven 81 steden en
gemeenten aan dat ze wensten deel te nemen aan het onderzoek. In totaal zijn er 56 gesprekken
kunnen doorgaan. Naast bezoeken aan steden en gemeenten, werd ook een bezoek gebracht aan
-
18
verscheidene organisaties die een link hebben met fruit in openbaar groen. Zo werd er ten rade
gegaan bij De Regionale Landschappen, De Nationale Boomgaardenstichting vzw en Velt vzw.
Ook Natuurpunt en Leefmilieu Brussel werden gecontacteerd, al werd er van deze laatste twee
geen reactie bekomen.
De focus lag binnen dit onderzoek op steden en gemeenten binnen de spreidingcirkels. Steden
en gemeenten die voldeden aan minstens één van volgende criteria werden aangeschreven:
- Alle grote steden en gemeenten die geheel of gedeeltelijk gelegen waren binnen de
spreidingcirkel;
- Alle steden en gemeenten waar meerdere spreidingcirkels (evt. met overlap) doorheen
liepen;
- Alle middelgrote steden en gemeenten die voor minstens 1/3 gelegen waren binnen de
spreidingcirkel;
- Alle kleine steden en gemeenten die voor minstens 1/2 gelegen waren binnen de
spreidingcirkel.
Daar openbaar groen een bevoegdheid is die vaak verdeeld zit over verscheidene diensten,
binnen een stad of gemeente, werden onder meer de groendienst, de milieudienst, de
duurzaamheidsdienst, de dienst omgeving en de dienst openbare ruimten aangeschreven. De
stedelijke en/of gemeentelijke websites vormde een waar doolhof en vaak werden alleen
algemene gegevens teruggevonden onder de vorm van [email protected],
[email protected] , [email protected], [email protected]
… De mail (zie bijlage 2) werd naar deze mailadressen verstuurd.
Aan- en afmeldingen kwamen per kerend terug op de mails. In vele gevallen werd de mail
doorgestuurd, vertrekkende van het algemeen mailadres teruggevonden op de websites, naar de
bevoegde personen en/of diensten. Binnen deze kring van personen of diensten werd de mail
vaak nogmaals doorgestuurd. Dit ging zo maar door en door en er werd weinig antwoord
bekomen. De mail ging verloren in de massa en het onderzoek kwam traag op gang. Extra hulp
werd ingeschakeld om zich te verdiepen in de materie door kennis en expertise van specialisten
ter zake enerzijds, anderzijds werd beroep gedaan op hun contacten om de effectiviteit te
vergroten.
Zo werd boomkwekerij “De Linde” van Bart Dequidt aangeschreven, naar aanleiding van zijn
interview “Fruit kan in openbaar groen” op de website Openbaargroen.be (Verachtert, 2012).
Er werd enerzijds beroep gedaan op zijn kennis en expertise in zake dit onderwerp. Het semi-
structured interview waarvan gebruik gemaakt, werd afgetoetst met hem. Hieruit werden
nuttige tips en weetjes bekomen. Anderzijds bracht hij rechtstreekse contacten aan binnen
openbare besturen, waar vadaag fruit is terug te vinden. Daarnaast werden ook de verscheidene
mailto:[email protected]:[email protected]:[email protected]:[email protected]
-
19
Regionale Landschappen aangeschreven. Deze contacten leverden interessante gesprekken en
waardevolle info op rondom de door hen verwezenlijkte fruitaanplantingen in openbaar groen.
Ook bij hen werden gerichte contacten van de bevoegde personen inzake milieu, groen en
openbare werken binnen openbare besturen bekomen. Als laatste werd ook een oproep op de
sociale media gelanceerd (zie bijlage 3).
Op deze manier werden tevens gegevens bekomen van steden en gemeenten die niet waren
opgenomen binnen de spreidingcirkels. Deze steden en gemeente werden eveneens
aangeschreven, daar iedere stad of gemeente waardevolle informatie kon bijbrengen.
FIGUUR 2: OVERZICHT BEZOCHTE STEDEN EN GEMEENTEN: WEST-VLAANDEREN (GROEN), OOST-VLAANDEREN (GEEL),
ANTWERPEN (ROOD), LIMBURG (BLAUW), VLAAMS-BRABANT (PAARS) EN BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST (BRUIN)
PROVINCIE WEST-VLAANDEREN:
- Brugge - Harelbeke
- Ieper
- Izegem
- Lichtervelde - Middelkerke
- Nieuwpoort
- Roeselare
- Torhout - Wevelgem
- Zedelgem
PROVINCIE OOST-VLAANDEREN:
- Aalst
- Aalter
- Brakel
- Buggenhout
- Denderleeuw
- Dendermonde
- Eeklo
- Erpe-Mere
- Gent
- Maldegem
- Oudenaarde
- Ronse
- Wetteren
- Zelzate
PROVINCIE VLAAMS-BRABANT:
- Aarschot
- Beersel
- Diest
- Dilbeek
- Hoegaarden
- Leuven
- Machelen
- Sint-Pieters-Leeuw
-
20
- Steenokkerzeel - Tienen - Zaventem
PROVINCIE ANTWERPEN:
- Arendonk
- Boom
- Bornem
- Heist-Op-Den-Berg
- Lier
- Schoten
- Sint-Katelijne-Waver
- Turnhout
- Willebroek
PROVINCIE LIMBURG:
- Beringen
- Bilzen
- Bree
- Genk
- Houthalen-Helchteren
- Leopoldsburg
- Lommel
- Voeren
BRUSSELS-HOOFDSTEDELIJK-GEWEST:
- Evere
- Schaarbeek
- Sint-Joost-Ten-Node
ORGANISATIES:
- Nationale Boomgaardenstichting Vzw - Regionaal Landschap Brabantse Kouters
- Regionaal Landschap De Voorkempen
- Regionaal Landschap Dijleland
- Regionaal Landschap Grote & Kleine Nete
- Regionaal Landschap Haspengouw & Voeren
- Regionaal Landschap Meetjesland
- Regionaal Landschap Schelde & Durme
- Velt Vzw
Hieronder volgt een korte voorstelling van de hierboven beschreven organisaties:
Nationale Boomgaardenstichting Vzw (NBS): De Nationale Boomgaardenstichting ontstond
in het jaar 1984 als reactie op de massale rooiingen uitgevoerd binnen het areaal
hoogstamboomgaarden te België en omstreken. Deze rooiingen vonden plaats in kader van de
Europese rooipremieregeling en zorgden voor een groot verlies aan typische fruitvariëteiten en
genetisch materiaal. De Nationale Boomgaardenstichting begon de rassen te verzamelen en te
beschrijven, en hield het nationaal en lokaal fruitpatrimonium hierdoor in stand. Vandaag is de
collectie meer dan 3500 variëteiten rijk en draagt deze de naam “Genenbank van Vlaanderen”
(Vilt, 2013). Naast het behouden van de genenbank is de Nationale Boomgaardenstichting ook
bezig met het verwezenlijken van doelstellingen steunend op de pijlers Landschap, Educatie en
Vorming (NBS, 2014; NBS, 2019; Vilt, 2013):
-
21
- Hoogstamboomgaarden aanplanten, behouden, in ere herstellen & beheren. - Landschapsonderhoud - en herstel - Het inrichten en begeleiden van educatieve activiteiten met een insteek omtrent
boomgaard en natuur(waarden)
- Diensten, kennis en adviesverstrekking rond pomologie, hoogstamboomgaarden en landschapsonderhoud
Regionale Landschappen: Regionale Landschappen is een organisatie actief over heel
Vlaanderen binnen projecten rondom landschap, natuur, educatie en de organisatie om iedereen
bij het landschap te betrekken. Vlaanderen is 16 “unieke” landschappen rijk en zo komt het dat
de Regionale Landschappen 16 afdelingen heeft (RLHV, 2018). Het is een samenwerking van
provincies, gemeenten, verenigingen, inwoners en andere partners. Landschapsinrichting,
landschapsherstel, beplantingen, integratie en opvolging in zake Kleine Landschapselementen
(KLE). De taken van de Regionale Landschappen kaderen binnen een brede waaier gericht op
de pijlers: Landschap, Biodiversiteit, Recreatie, Erfgoed en Landbouw (Regionale
Landschappen, 2019; RLHV, 2018). Hoogstamboomgaarden behoren tot de KLE’s en jaarlijks
worden plantacties en events rondom fruit gehouden: Behaag je tuin, goedgeplukt,
snoeicursussen, fruithappenings… (Regionale Landschappen, 2017).
Velt Vzw (i.e. Vereniging voor Ecologisch Leven en Tuinieren): Velt is een vereniging actief
in Vlaanderen en Nederland. Ook is het een kennis en expertisecentrum voor iedereen die graag
samen eco-actief bezig is. Samen op een ecologische en duurzame manier tuinieren, samen
koken, samen een ecologische en milieuvriendelijke levensstijl hanteren op het ritme van de
seizoenen en dit met aandacht en respect voor de natuur. Velt stond aan de wieg van het concept
“samentuinen” en begeleide intussen al meer dan 130 samentuinprojecten. Ondertussen werkt
Velt ook samen rond buurtboomgaarden. Gepassioneerde tuiniers en fruitwerkgroepen met
enkele specialisten onder hen, die onder meer deel uitmaken van de bijna duizend vrijwilligers,
zetten zich elke dag in voor het bereiken van een ecologische leefomgeving. Dat is wat Velt zo
sterk maakt (Velt vzw, 2019; Velt vzw & Leefmilieu Brussel, 2019). Met projecten zoals
Verger Partagé en Buurtfruit Gent (in het kader van Gent en Garde) heeft Velt enkele het
raakvlakken met deze thesis.
2.2 Het gebruik van fruit in openbaar groen – de bevraging
2.2.1 Het gebruikte type van interview
Met behulp van een semi-structured interview (Rabionet, 2011) werd op bezoek bij de steden
en gemeenten getracht inzicht te krijgen in het gebruik van fruit in openbaar groen. Er was geen
ervaring was met het gebruik van deze interviewtechniek. Ook de verwerking van de resultaten
was een totaal nieuw gegeven. Aan de hand van een uitgebreide voorstudie, verscheidene keren
oefenen en het aftoetsen aan de hand van proefinterviews werd geprobeerd de interviewtechniek
-
22
(Clifford et al., 2016; Cohen & Crabtree, 2006; Rabionet, 2011; Rowley, 2012) en de
verwerking van de resultaten (Gill et al., 2008; Kallio et al., 2016) onder de knie te krijgen.
Een semi-structured interview kent een opbouw rondom enkele goed geformuleerde kernvragen
die vooraf opgesteld zijn. Deze kernvragen zijn binnen elk interview dezelfde, terwijl de
bijvragen spontaan ontstaan en voortvloeien uit de gevoerde conversatie (Clifford et al., 2016).
Omdat er binnen dit onderzoek werd gepeild naar de aanwezigheid, de problemen,
opportuniteiten en voordelen in heel diverse steden of gemeenten en omstandigheden. Was het
gebruik van een semi-structured interview meer geschikt in vergelijking met een klassiek
gestructureerde vragenlijst. Als ondervrager kon men onmogelijk alle vormen, aspecten,
problemen, opportuniteiten, etc. voorzien. Het semi-structured interview gebruikt in dit
onderzoek, werd heel duidelijk gestructureerd aan de hand van vier kernvragen, en liet
daarnaast heel open antwoordmogelijkheden toe. De taak als onderzoeker bestond uit het
luisteren en indien nodig bijsturen, maar tevens ook te participeren in het gesprek. Op deze
manier hadden de grote problemen evenals de grote voordelen veel meer kans om naar voor te
komen. Wanneer dergelijke zaken spontaan naar boven kwamen, en zeker wanneer deze
doorheen het interview nogmaals herhaald werden, gaf dit aan dat het voor de geïnterviewde
een belangrijk gegeven was (Clifford et al., 2016; Martic, 2018).
Gedurende het interview werd heel wat informatie kenbaar gemaakt, hierdoor werd geopteerd
de gesprekken, indien toestemming werd bekomen van de geïnterviewde, op te nemen. Op
voorhand werd door beide partijen een document ondertekend waarin meer uitleg stond omtrent
het gebruik en verwerking van de opname (zie bijlage 5).
2.2.2 Opbouw interview
De eerste vraag van het interview peilde of er al dan niet fruit aanwezig was/is of zal gebruikt
worden in het openbaar groen van de stad of gemeente. Het antwoord op deze vraag bepaalde
het vervolg van het interview (zie ook bijlage 4).
Mogelijke antwoorden waren:
- Ja, fruit is aanwezig binnen het openbaar groen;
- Nee, fruit is niet aanwezig binnen het openbaar groen maar er zijn wel toekomstplannen
tot fruitintegratie;
- Nee, fruit is niet aanwezig binnen het openbaar groen maar dit is echter wel in het
verleden aanwezig geweest;
- Nee, fruit is niet aanwezig binnen het openbaar groen, er zijn geen toekomstplannen of
er is geen verleden omtrent fruit in openbaar groen.
-
23
2.2.2.1 Ja, fruit is aanwezig binnen het openbaar groen
A. Het in kaart brengen van het aanwezige fruit
Hoe zien de fruitsites en fruitprojecten eruit in het openbaar groen van stad of gemeente? Omdat
fruit verscheidene vormen kan aannemen en hierover nog niet echt opdelingen zijn terug te
vinden, werd vooraf, een opdeling gemaakt naar mogelijke vormen vandaag aanwezig in het
openbaar groen. Deze verschillende vormen worden opgedeeld in: (i) één boom of struik, (ii)
één of meerdere groepje(s) of, (iii) grotere groep(en). Deze opdelingen werden onderbouwd op
basis van reeds bestaande openbare groenvormen, gespecifieerd in het vademecum bomen en
beheerplanning Harmonisch Park & Groenbeheer (HPG) (Vanhaeren et al, 2004; Joye et
al.,2008). Naast deze werkstukken werd ook andere wetenschappelijke literatuur geraadpleegd
(Panduro & Veie, 2013; Czembrowski & Kronenberg, 2016) om tot volgende definities te
komen:
Eén boom of struik
De fruitzame of solitaire entiteit (één boom of struik)
Een fruitzame, i.e. samentrekking van de woorden fruit en eenzaam, of solitaire entiteit
is een op zichzelf staande fruitboom of -struik die in zijn directe omgeving geen enkel,
gelijkaardig exemplaar heeft staan. Deze bomen of struiken werden op een welbepaalde
plaats aangeplant of ontstonden door toevallige verspreiding van zaden. In het beheer
blijven deze vaak staan om de aandacht te trekken (figuur 3).
FIGUUR 3: VOORBEELD VAN EEN SOLITAIRE FRUITBOOM (JUGLANS REGIA) IN HET OPENBAAR GROEN. BRON: PALMHUNTERS, 2019
Groepje
Het fruitgroepje (2 – 5 bomen of struiken)
Een fruitgroepje is een ruimtelijk afgescheiden groep bestaande uit twee tot vijf
fruitbomen of -struiken. Een samenhang is noodzakelijk. Het fruitgroepje (zie figuur 4)
dient zich te onderscheiden van de rest van de omgeving en andere bomen of struiken.
-
24
FIGUUR 4: VOORBEELDEN VAN FRUITGROEPJES IN HET OPENBAAR GROEN. ALLEN MET INTENSIEF BEHEERDE GRAS. (PARKJE
ZELZATE (LINKSBOVEN), MUZIEKACADEMIE WILLEBROEK (ONDERAAN))
Het snoepbos (> 5 bomen of struiken)
Een snoepbos is een ruimtelijk afgescheiden groep (zie figuur 5) bestaande uit meer dan
vijf fruitbomen of struiken.
FIGUUR 5: INTEGRATIE VAN EEN SNOEPBOSJE TE ZAVENTEM, BEHEERD DOOR NATUURPUNT (SITE MABTINUSWEG)
Het eetbare park (meerdere fruitgroepjes)
Men spreekt van een eetbaar park indien er in een park of openbare groenomgeving
meerdere fruitgroepjes (i.e. mix fruitbomen en struiken) terug te vinden zijn die in
ruimtelijk afgescheiden groepen verspreid staan over de beschikbare ruimte. In dit park
kan er op meerdere plekjes van het fruit gesnoept worden. Figuur 6 is hier een mooi
voorbeeld van, de zones zijn hier duidelijk te onderscheiden aangezien deze worden
verdeeld door aangelegde paden.
-
25
FIGUUR 6: VOORBEELD VAN EEN EETBAAR PARK TE SCHAARBEEK (SITE TERDELTPLEIN)
Grote groep
De boomgaard (vanaf 10 fruitbomen)
Een boomgaard is een duidelijk gestructureerde en samenhangende eenheid van
hoogstam- of halfstam fruitbomen (figuur 7). Het is een beheervriendelijke eenheid en
daarom staan de bomen voornamelijk op rijen.
FIGUUR 7: BELEVINGSBOOMGAARDEN TE ROESELARE. SITE OEKENE MET BLOTEVOETENPAD (BOVENAAN), SITE ZILVERENBERG
(ONDERAAN).
Fruitbos Voedselbos
Een Fruitbos (naar analoog voorbeeld voedselbos) heeft het uitzicht van een natuurlijk
bos, al bestaat het (bijna) volledig uit fruit producerende bomen en struiken. Een fruitbos
wordt opgedeeld in meerdere étages. Iedere étage van kruid- tot boomlaag wordt zo
optimaal mogelijk benut. Een fruitbos heeft als doel de fruitteelt en de natuur met elkaar
te verenigen. Deze vereniging wordt gerealiseerd in een boscontext, waarin wordt
getracht een zo hoog mogelijke fruitopbrengst te realiseren per vierkante meter, zonder
-
26
daarbij beroep te hoeven doen op menselijke tussenkomst. Het fruitbos is een op zichzelf
staand, extensief fruit producerend systeem, waar op duurzame wijze fruit wordt
geproduceerd. Een doordachte soort- en rassenkeuze maken bij de aanplant is van groot
belang. Alle étages in het fruitbos vullen elkaar aan en bieden tevens ondersteuning in
de productiviteit. Om het systeem draaiende te houden, wordt er ook ingezet op
stikstofbinders, windbrekers, etc. Dit alles om het bos zo productief mogelijk te laten
zijn (Breidenbach et al.,2017). De samenleving rondom het fruitbos (figuur 8) plukt
letterlijk en figuurlijk de vruchten van het succes van dit fruitbos (Limareva, 2015).
FIGUUR 8: INTERPRETATIE VAN EEN FRUITBOS/VOEDSELBOS TE BRUGGE (SITE POERTOREN). BOVENSTE ÉTAGE= FRUITBOMEN
(APPEL & PEER), MIDDENÉTAGE = KLEINFRUIT EN GROENTEN, ONDERSTE ÉTAGE= TUSSENTEELT GRAS EN EETBARE KRUIDEN
Fruit- of sneukelhagen
Een fruit- of sneukelhaag is een haag of houtkant bestaande uit bomen, struiken en vaste
planten die eetbare vruchten voortbrengen. Vaak zijn deze terug te vinden langsheen
bosranden of trage wegen. Ook in stedelijke context kunnen deze worden aangetroffen
langsheen parken en speel- of jeugdterreinen (figuur 9). Veelgebruikte soorten in
sneukelhagen zijn de tamme kastanje, bosaardbei, okkernoot, mispel, zwarte moerbei,
hazelaar, braam, etc. (Natuurpunt, 2018; Bos+, 2018).
FIGUUR 9: FRUIT- OF SNEUKELHAAG TE SCHAARBEEK (LINKS) EN TE GENK (RECHTS)
-
27
Andere
Straat- of laanbeplanting (vanaf 3 - … bomen)
Staan fruitbomen aangeplant in een groepje of een rij langsheen een weg, laan of dreef?
Deze situatie wordt gedefinieerd als straat- of laanbeplanting (figuur 10). In de
meerderheid van de gevallen worden hier één of meerdere bomenrijen langsheen de weg
aangetroffen. De fruitbomen zijn ofwel in grassige berm, ofwel in een plantvak of
plantstrook gezet welke omgeven zijn door verharde oppervlaktes. Wat vast staat is dat
de bomen, in de door de mens beïnvloede omgeving (verdichte bodems,
wegfunderingen, riolereingen, huizen, voet- of fietspaden…), zijn ondergebracht. Dit
brengt specifieke beheerproblemen met zich mee. Om over straat- of laanbeplanting te
kunnen blijven spreken, is het belangrijk dat er een zekere samenhang tussen de
elementen van de bomenrij(en) wordt waargenomen. Terreineenheden zoals gelijnde
fruitstruiken langsheen de weg, laan of dreef vallen niet onder straat- of laanbeplanting.
Dit omwille van het feit dat hun beheer sterk verschilt van dit van de opgaande bomen.
De fruitstruiken in dit geval behoren tot Fruit- of Sneukelhagen.
FIGUUR 10: VOORBEELD VAN STRAATBEPLANTING (LINKS) EN LAANBEPLANTING (RECHTS) MET APPELS TE AMSTERDAM. BRON:
KATUIN, 2017
Leifruit
Wordt een fruitboom of -struik langsheen een muur, schutting, raamwerk of dergelijk
verticaal oppervlak geleid, om op deze manier fruit te oogsten van onbenutte verticale
oppervlaktes, dan wordt gesproken over leifruit (figuur 11). Het voordeel van de
integratie van leifruit is dat op beperkte plaats veel fruit kan worden geoogst. Leifruit
kent talrijke snoeivormen (enkele en dubbele U-vorm, dubbele V-vorm, kandelaarvorm,
waaiervorm, spilvorm, snoer, palmetvorm, cilinder, etc.). Om de fruitboom de juiste
vorm te geven, is regelmatige snoei en aanbinden van uitermate groot belang. Tevens is
niet iedere fruitsoort even makkelijk op te leiden. Meest gekende fruitsoorten in
leiverband zijn: (i) kiwi(bes), (ii) druiven en (iii) peren. Echter zijn er heel wat meer
fruitsoorten die zich al dan niet goed lenen voor het beheer als leifruit (De Maegd, 2010;
Kerbusch, 2018; P