gebruik van fruitbomen in stedelijk groen · het openbaar groen een sierwaarde en/of opvulling aan...

146
GEBRUIK VAN FRUITBOMEN IN STEDELIJK GROEN Aantal woorden: <23241> Joris Dewinter Stamnummer: 01407551 Promotoren: Hoofdlector Tuinbouw. Filip Debersaques Prof. ir. Jan Mertens Masterthesis voorgelegd voor het behalen van de graad master in de richting Master of Science in de biowetenschappen: Land- & Tuinbouwkunde Academiejaar: 2018 - 2019

Upload: others

Post on 25-Jan-2021

1 views

Category:

Documents


0 download

TRANSCRIPT

  • GEBRUIK VAN FRUITBOMEN IN

    STEDELIJK GROEN Aantal woorden:

    Joris Dewinter Stamnummer: 01407551

    Promotoren: Hoofdlector Tuinbouw. Filip Debersaques

    Prof. ir. Jan Mertens

    Masterthesis voorgelegd voor het behalen van de graad master in de richting Master of Science in de

    biowetenschappen: Land- & Tuinbouwkunde

    Academiejaar: 2018 - 2019

  • GEBRUIK VAN FRUITBOMEN IN STEDELIJK GROEN Aantal woorden:

    Joris Dewinter Stamnummer: 01407551

    Promotoren: Hoofdlector Tuinbouw Filip Debersaques

    Prof. ir. Jan Mertens

    Masterthesis voorgelegd voor het behalen van de graad master in de richting Master of Science in de

    biowetenschappen: Land- & Tuinbouwkunde

    Academiejaar: 2018 - 2019

  • II

    Auteursrechtelijke bescherming

    De auteur en promotor geven de toelating dit manuscript voor consultatie beschikbaar te stellen

    en delen van het werk te kopiëren voor persoonlijk gebruik. Elk ander gebruik valt onder de

    beperking van het auteursrecht, in het bijzonder met betrekking tot de verplichting van de bron

    uitdrukkelijk te vermelden bij het aanhalen van resultaten uit deze masterproef.

    The author and promotor give the permission to use this manuscript for consultation and to

    copy parts of it for personal use. Every other use is subject to the copyright laws, more

    specifically the source must be extensively specified when using the results from this

    dissertation.

    24/05/2019

    Auteur Promotoren

    Joris Dewinter Hoofdlector Tuinbouw Filip Debersaques

    Prof. ir. Jan Mertens

  • III

    Voorwoord

    Dagelijks kom ik in contact met openbaar groen. Op de route naar de campus en mijn

    activiteiten. Openbaar groen is alomtegenwoordig in de steden en dorpen. In mijn ogen geeft

    het openbaar groen een sierwaarde en/of opvulling aan de betonnen en stenen omgeving die

    een stad of dorp vandaag is. Tot op het moment van mijn thesis had ik me nooit afgevraagd of

    er fruit in terug te vinden zou zijn.

    De wereld van fruit en groenten prikkelt mijn interesses, daarom wou ik hierover graag iets

    realiseren in mijn thesis. In het academiejaar 2017-2018 realiseerden we, in het kader van de

    lessenreeks fruitteelt, een aanplant kleinfruit op zorgboerderij “De Kanteling”. Het uitwerken

    en realiseren van deze aanplant intrigeerde me enorm. Toen de thesisonderwerpen online

    kwamen viel mijn oog onmiddelijk op het onderwerp “Fruit in openbaar groen”. De opleiding

    tuinbouwkunde splitst in het masterjaar op in twee afstudeerrichtingen: Tuinbouwproductie en

    Landschaps- & groenbeheer, daar beide richtingen mij aanspraken was dit de perfecte

    opportuniteit om beide werelden te combineren.

    Deze masterthesis kwam tot stand in opdracht van de Universiteit Gent (UGent) faculteit

    bio-ingenieurswetenschappen (FBW) campus Schoonmeersen in het academiejaar 2018-2019.

    De masterthesis kadert in het behalen van de graad master Industrieel Ingenieur

    Biowetenschappen binnen de afstudeerrichting: Land- & Tuinbouwkunde.

    Dit werk kreeg ondersteuning van verschillende helpende handen waarnaar ik mijn oprechte

    dank wil betuigen. Zo bedank ik graag alle steden en gemeente die hebben deelgenomen aan

    dit onderzoek. De vlotte communicatie en medewerking, de goede ontvangst, de flexibiliteit en

    de kennis. De inzichten bekomen omtrent het fruitgebruik in hun openbaar groen, zijn van groot

    belang geweest om deze thesis tot een goed einde te brengen.

    Ook wil ik graag Bart Dequidt, De Regionale Landschappen, De Nationale

    Boomgaardenstichting en Velt Vzw bedanken. Het uiteenzetten van het onderzoek, het testen

    van de interviews en de wisselwerking van informatie, hebben deze thesis mede gemaakt tot

    wat hij geworden is.

    Zo ook betuig ik mijn dank ten aanzien van mijn beide promotoren, hoofdlector tuinbouw Filip

    Debersaques en Prof. Ir. Jan Mertens. Hun deskundige en wetenschappelijke visie inzake het

    onderwerp, de connecties, de tips and tricks en aanbrengen van het onderzoeksthema, hebben

    mij enorm geholpen.

    Als laatste bedank ik graag Isaac, Elke, Alexander en mijn ouders. Dit omwille van het feit dat

    hun interesse in het onderwerp van mijn thesis er mede voor gezorgd heeft dat ik altijd up to

    date was omtrent interessante artikels en connecties maar ook omdat ze mij steeds gesteund

    hebben in moeilijke tijden. Daarom verdienen zij een “dikke merci!”.

  • IV

    Abstract

    De integratie van fruitbomen in multifunctioneel groen kan een verrijking betekenen voor zowel

    mens als dier. Met behulp van een semi-structured interview werden groenbeheerders bevraagd

    (n=56 steden en gemeenten, n=9 organisaties) over het gebruik, de meerwaarde en de

    problemen van fruit in openbaar groen. In 48 van de bevraagde steden en gemeenten werd

    gebruik gemaakt van fruit in het openbaar groen. Het vaakst komt fruit voor in de vorm van een

    boomgaard waarin grootfruit en/of noten zijn aangeplant. De problemen die de beheerders

    rapporteerden, situeren zich voornamelijk op het vlak van kennis en onderhoud. Het snoeien

    van een fruitboom is een vak op zich. Snoeikennis is één, maar ook aan monitoring van ziekten

    en plagen, standplaatskennis, etc. dient aandacht te worden besteed. De meerwaardes die

    beheerders zien in fruit situeren zich vooral op het vlak van “Educatie & Beleving”, “Sociale

    cohesie” en “Biodiversiteit & Ecologie”.

    Overgens hadden 8 van de 56 bevraagden (nog) geen fruit in het openbaar groen. Daarvan

    hadden 3 een fruitverleden, 3 hadden toekomstplannen om fruit te gebruiken. Op basis van de

    ervaringen van alle steden en gemeentes werden tenslotte aanbevelingen opgesteld.

    Een handeling leer je door ze veelvuldig te herhalen. Het regelmatig bijwonen van bijscholingen

    en snoeicursussen fruit zijn daarom niet overbodig.

    Besluit: op basis van de ervaringen van de groendiensten kunnen we besluiten dat fruit in

    stedelijk groen een groot potentieel heeft, vooral op vlak van “Educatie & Beleving” en het

    aansterken van de “Sociale cohesie”. Maar er is er nood aan kennis, ondersteuning, etc.

    Kernwoorden: Fruit, Vlaanderen en Brussels-Hoofdstedelijk-Gewest, Semi-structured

    interview, Problemen, Aanbevelingen

  • V

    Abstract

    Integrating fruit trees as a part of multifunctional green spaces could be an enrichment for both

    people and animals. Using a semi-structured interview, green managers (n=56 cities and

    municipalities, n=9 organizations) were approached to gain knowledge about fruit in public

    green areas. The interview also examined the challenges and benefits of fruit projects. In 48 of

    the interviewed cities and municipalities, the fruit was found in public green. The fruit is most

    often found as a public orchard within a large number of fruit varieties and nuts. The challenges

    reported by green managers are mostly related to knowledge and maintenance. Pruning a fruit

    tree is a profession on its own. The knowledge about pruning a fruit tree is one thing. Attention

    should also be paid to the monitoring of diseases and pests, knowledge about the location, etc.

    The arising benefits are clustered by "Education & Experience", "Social cohesion" and

    "Biodiversity & Ecology".

    The remaining interviewees (8 out of the 56) contained any fruit (yet). Some of them (n=3) had

    a past, others (n=3) had plans for the future. Based on the acquired positive and negative

    experiences of all cities and municipalities, a number of guidelines have been formulated to

    increase the knowledge and opportunities for cities and municipalities for applying fruit in

    public green areas.

    An action is learned by repeating it many times. For this reason, frequent in-service training

    and fruit pruning courses are recommended to attend.

    Conclusion: based on the experience of the green managers, it can be assumed that fruit in urban

    green areas has great potentials, especially in the field of “Education & Experience” and “Social

    cohesion”, if there is sufficient knowledge and support available. But there is a need for

    knowledge, support, etc.

    Keywords: Fruit, Flanders and Brussels-Capital-Region, Semi-structured interview,

    Challenges, Guidelines

  • III

    Inhoudsopgave

    Auteursrechtelijke bescherming II

    Voorwoord III

    Abstract IV

    Abstract V

    Inhoudsopgave III

    Lijst met afkortingen VI

    Lijst met figuren VII

    Lijst met tabellen IX

    Inleiding 1

    1 Literatuurstudie 3

    1.1 Het vergroenen van de stad/gemeente een noodzaak 3

    1.1.1 Het (rand)stedelijk groen. 3

    1.2 Het gebruik van fruit in openbaar groen – Stadsfruit 5

    1.2.1 Soorten stadsfruit 5

    1.2.1.1 Definities omtrent fruit en stadsfruit 5

    1.2.1.2 De verschillende fruitsoorten 5

    1.2.1.3 Integratiemogelijkheden van fruit in openbaar groen 6

    1.2.1.4 Het multifunctionele karakter van fruit 7

    1.2.2 Onderhoud 10

    1.2.2.1 Snoei grootfruit 11

    1.2.2.2 Snoei kleinfruit 13

    1.2.3 Voornaamste ziekten & plagen 13

    1.2.3.1 Preventie en bestrijding ziekten en plagen 13

    1.2.3.2 Overzicht ziekten & plagen 14

    1.3 De trend en het hippe karakter van stadsfruit – zelf- en/of medebeheer 14

    2 Materiaal en methoden 17

    2.1 Studiegebied 17

    2.1.1 Het studiegebied met spreiding uitgezet op kaart 17

    2.1.2 Het contact met steden, gemeenten en organisaties 17

  • IV

    2.2 Het gebruik van fruit in openbaar groen – de bevraging 21

    2.2.1 Het gebruikte type van interview 21

    2.2.2 Opbouw interview 22

    2.2.2.1 Ja, fruit is aanwezig binnen het openbaar groen 23

    2.2.2.2 Nee, fruit is niet aanwezig binnen het openbaar groen 29

    2.2.3 Tijdsindeling wat betreft de bezoeken 30

    3 Resultaten 32

    3.1 Globaal overzicht wat betreft fruit in openbaar groen 32

    3.1.1 Het gebruik van fruit in openbaar groen 32

    3.1.2 Inwonersaantal – Groendienst – Fruitprojecten in cijfers 32

    3.2 Aanwezigheid van fruit in steden en gemeenten 33

    3.2.1 Hoe zien de fruitprojecten eruit? 33

    3.2.1.1 Fruitvorm 33

    3.2.1.2 Fruitsoorten die fruitvormen invulling geven 33

    3.2.1.3 Functies van fruitaanplantingen in openbaar groen 34

    3.2.1.4 Bekostiging van de fruitprojecten 34

    3.2.2 Problemen bij de fruitprojecten 35

    3.2.2.1 Problemen 35

    3.2.2.2 Beheer van de fruitprojecten 36

    3.2.3 De meerwaarde(s) ervaren rondom het fruit in stad of gemeente 38

    3.2.4 Advies voortkomend uit ervaringen 38

    3.3 Afwezigheid van fruit 39

    3.3.1 Toekomstplannen wat betreft fruit in de stad of gemeente 39

    3.3.2 Een fruitverleden 41

    3.3.3 Noch ervaringen, noch toekomstplannen aangaande fruit in opebaar groen. 42

    4 Bespreking en algemene discussie 44

    4.1 Aanwezigheid van fruit in steden en gemeenten 44

    4.1.1 Hoe zien de fruitprojecten, vandaag aanwezig in openbaar groen eruit? 44

    4.1.1.1 Welke fruitvorm verkiest de voorkeur? 44

    4.1.1.2 Fruitsoorten die fruitvormen invulling geven 45

  • V

    4.1.1.3 Functies van fruitaanplantingen in openbaar groen 45

    4.1.1.4 Het bekostigen van fruitprojecten als invulling van “kwaliteitsvol groen” 46

    4.1.2 Problemen bij de fruitprojecten 47

    4.1.2.1 Standplaats en standplaatsgeschiktheid 47

    4.1.2.2 Ziekten en plagen, openbaar groen als zondebok voor problemen in de

    fruitteeltsector 48

    4.1.2.3 Onderhoud en kennis 50

    4.1.2.4 Voor- en tegenstand ten aanzien van fruit in openbaar groen. 51

    4.1.2.5 Andere problemen 53

    4.1.2.6 Beheer van de fruitprojecten 54

    4.1.3 De meerwaarde(s) ervaren rondom het fruit in stad of gemeente 55

    4.1.3.1 De mens plukt de vruchten van de projecten 55

    4.1.3.2 Plant en dier, elk zijn plezier 58

    4.1.4 Inwonersaantal – Groendienst – Fruitprojecten in cijfers 58

    4.2 Afwezigheid van fruit 59

    4.2.1 Toekomstplannen wat betreft fruit in openbaar groen 59

    4.2.2 Een fruitverleden 60

    4.2.3 Noch ervaringen, noch toekomstplannen aangaande fruit in openbaar groen 61

    4.3 Aanbevelingen en adviezen vanuit ervaringen 62

    4.3.1 Kennis & Onderhoud 62

    4.3.2 Standplaatsgeschiktheid 63

    4.3.3 De buurt wil ook inspraak 64

    4.3.4 Soort- en Rassenkeuze 65

    4.3.5 Duurzaamheid der fruitprojecten, en een schitterende toekomst 66

    4.3.6 Voorzorgen 66

    4.3.7 Andere 67

    5 Besluit 69

    Bibliografie 71

    Bijlagen 80

  • VI

    Lijst met afkortingen

    Afkorting Anderstalige betekenis Nederlandse betekenis

    KLE Small landscape elements Klein Landschapselement

    VTE Full-time equivalents Voltijdse Equivalenten

    HPG Harmonic park & green management Harmonisch Park- & Groenbeheer

  • VII

    Lijst met figuren

    Figuur 1: Het studiegebied met spreiding uitgezet op de kaart van Vlaanderen ...................... 17

    Figuur 2: Overzicht bezochte steden en gemeenten: West-Vlaanderen (groen), Oost-Vlaanderen

    (geel), Antwerpen (rood), Limburg (blauw), Vlaams-Brabant (paars) en Brussels

    Hoofdstedelijk Gewest (bruin) ................................................................................................. 19

    Figuur 3: Voorbeeld van een Solitaire fruitboom (Juglans regia) in het openbaar groen. bron:

    palmhunters, 2019 .................................................................................................................... 23

    Figuur 4: Voorbeelden van fruitgroepjes in het openbaar groen. Allen met intensief beheerde

    Gras. (Parkje zelzate (linksboven), muziekacademie Willebroek (onderaan)) ........................ 24

    Figuur 5: Integratie van een snoepbosje te Zaventem, beheerd door natuurpunt (site

    Mabtinusweg) ........................................................................................................................... 24

    Figuur 6: Voorbeeld van een Eetbaar park te Schaarbeek (site Terdeltplein).......................... 25

    Figuur 7: Belevingsboomgaarden te Roeselare. Site Oekene met blotevoetenpad (bovenaan),

    site Zilverenberg (onderaan). ................................................................................................... 25

    Figuur 8: Interpretatie van een fruitbos/voedselbos te Brugge (site poertoren). Bovenste étage=

    fruitbomen (appel & peer), Middenétage = kleinfruit en groenten, Onderste étage= tussenteelt

    gras en eetbare kruiden ............................................................................................................. 26

    Figuur 9: Fruit- of sneukelhaag te schaarbeek (links) en te Genk (Rechts) ............................. 26

    Figuur 10: Voorbeeld van straatbeplanting (Links) en laanbeplanting (Rechts) met appels te

    Amsterdam. Bron: Katuin, 2017 .............................................................................................. 27

    Figuur 11: voorbeelden van leifruit in het openbaar groen. Leifruit op de begraafplaatsen te

    Genk – project “verteerd verdriet” (Linksboven en Linksonder), leifruit als onderdeel van het

    fruitbos te Brugge – site poertoren (Rechtsboven) en wijnranken opgelijnd en beheerd als

    leifruit te schaarbeek – pedagogische tuin (Rechtsonder). ....................................................... 28

    Figuur 12: Het gebruik van fruit in openbaar groen, resultaten van 59 steden en gemeenten

    uitgedrukt in percentages. ........................................................................................................ 32

    Figuur 13: Het voorkomen van een welbepaalde fruitvorm in het openbaar groen. Resultaten

    bekomen uit de gevoerde interviews met steden en gemeenten waar fruit aanwezig was.

    Resultaten uitgedrukt in percentages. ....................................................................................... 33

    Figuur 14: Aandeel der fruitgroepen teruggevonden in het openbaar groen, uitgaande van de

    data bekomen uit de interviews met (groen-)beheerders.......................................................... 34

    Figuur 15: De functies die steden en gemeenten beogen wat betreft de fruitaanplantingen.

    Reslutaten bekomen uit de interviews met steden en gemeenten waar vandaag fruit aanwezig

    was. ........................................................................................................................................... 34

  • VIII

    Figuur 16: Bekostiging der fruitprojecten. resultaten bekomen uit de interviews met

    groenbeheerders in steden en gemeenten waar vandaag fruit wordt aangetroffen in het openbaar

    groen. ........................................................................................................................................ 35

    Figuur 17: Overzicht op wie de fruitprojecten onderhoudt. Resultaten bekomen uit de

    interviews met groenbeheerders bij aanwezigheid van fruit. Resultaten worden uitgedrukt in

    percentages. .............................................................................................................................. 36

    Figuur 18: Resultaten uit interviews met groenbeheerders. De aanwezigheid van kennis omtrent

    fruit (snoei, ziekten & plagen, …) binnen de groendienst. ...................................................... 37

    Figuur 19: Onderbegroeiing en tussenteelt in, onder of rondom de fruitprojecten, gebruik

    uitgedrukt in percentages van voorkomen. .............................................................................. 37

    Figuur 20: Overzicht wat betreft het type beheer van de onderbegroeiing en tussenteelt.

    Resultaten voortkomend uit de interviews met de (groen-)beheerders, uitgedrukt in percentages.

    .................................................................................................................................................. 38

    Figuur 21: Toegevoegde waardes van fruit in openbaar groen, aangegeven door (groen-

    )beheerders in het interview, uitgedrukt in percentages van waarnemen................................. 39

    Figuur 22: Fruitvormen die voorkwamen in het openbaar groen, alvorens ze verdwenen (n=3

    bevraagde steden en gemeenten met een fruitverleden). .......................................................... 41

    Figuur 23: Rubberen berm ter voorkoming van maaischade – foto gemaakt in praktijkvoorbeeld

    te Kortenberg ............................................................................................................................ 51

  • IX

    Lijst met tabellen

    Tabel 1: Soorten snoei gedurende de verschillende ontwikkelingsfasen van een fruitboom ... 13

    Tabel 2: overzicht voornaamste ziekten & plagen bij fruitbomen veroorzaakt door tal van

    bacteriën, schimmels, virussen en organismen. ....................................................................... 14

    Tabel 3: Voor- en nadelen wat betreft zelf- en medebeheer in fruitprojecten ......................... 16

    Tabel 4: overzicht van de middelste 50% van de bevraagde steden en gemeenten binnen hun

    opdeling naar grootte (Mediaan en kwartielen). ...................................................................... 33

    Tabel 5: Overzicht van de problemen voortkomend uit de interviews bij steden en gemeenten

    met aanwezigheid van fruitprojecten, weergegeven per categorie en aantal keren voorkomen.

    .................................................................................................................................................. 35

    Tabel 6: Advies op basis van de ervaringen omtrent fruit in openbaar groen. Weergegeven als

    resultaten uit de interviews. Data gegroepeerd volgens categorie. .......................................... 39

    Tabel 7: Mogelijke problemen aangehaald door (groen)beheerders omtrent aanplant van

    toekomstige fruitprojecten. ....................................................................................................... 41

    Tabel 8: Overzicht wat betreft Problemen & Redenen van verdwijnen der fruitprojecten,

    uitgaande van de resultaten bekomen uit de interviews met steden en gemeenten. ................ 42

    Tabel 9: Advies van steden en gemeenten met een fruitverleden, opgelijst aan de hand va de

    resultate bekomen uit de interviews. ........................................................................................ 42

    Tabel 10: Overzicht van voornaamste ziekten en plagen ......................................................... 50

  • 1

    Inleiding

    Kwaliteitsvol groen wordt in onze huidige maatschappij steeds belangrijker. Steden en

    gemeenten investeren steeds meer in groen. “Eetbare parken” en “snoeptuinen” zorgen voor

    een gevarieerde en rijke omgeving, verhogen de betrokkenheid van de buurt en spelen in op de

    trend van stadstuinieren, eetbare landschappen en streekeigen producten.

    Deze thesis heeft als doel het fruitareaal, vandaag aanwezig in het openbaar groen, te

    inventariseren. Daarnaast worden de problemen en meerwaarden gelokaliseerd en

    geanalyseerd. Met deze informatie wordt getracht aanbevelingen op te stellen omtrent het

    gebruik en beheer van fruitbomen in openbaar groen.

    Om dit onderzoek te laten slagen, werd het werk opgesplitst in enkele onderdelen. Enerzijds

    werden, binnen een weldoordachte spreiding over Vlaanderen en Brussel, steden en gemeenten

    aan de hand van een semi-structured interview bevraagd. Anderzijds werden er

    praktijkvoorbeelden bezocht en werd getracht antwoord te krijgen op de volgende vragen:

    (I) Wordt fruit vaak gebruikt in het openbaar groen van steden en gemeenten in

    Vlaanderen? (kwantificatie en areaalinventarisatie);

    (II) Wat zijn de problemen? (Bv. onderhoud, standplaats en plantenkeuze, kostprijs,

    etc.);

    (III) Is het gebruik van fruit effectief een meerwaarde voor stedelijk groen? (perceptie

    en gebruik; is “nut” en sier” een haalbare combinatie?);

    (IV) Welke aanbevelingen zijn nodig om het gebruik van fruitbomen in stedelijk groen

    te optimaliseren?

    Hoofdstuk 1 bevat een literatuurstudie en gaat dieper in op de thematiek hoe het vandaag gesteld

    is met het openbaar groen. Waarom is het vergroenen van de stad of gemeenten een noodzaak?

    Welke voordelen en meerwaarde brengt dit vergroenen met zich mee? Vergroening kan op

    verschillende manieren gerealiseerd worden, dus waarom niet met de integratie van fruit?

    Vervolgens komen enkele definities met betrekking tot fruit en fruit in de openbare

    groenomgeving van stad of gemeente aan bod. Ook de verschillende fruitsoorten en de

    mogelijkheden tot integratie worden kenbaar gemaakt. Fruit in openbaar groen integreren kan

    vanuit verschillende standpunten gebeuren en met de daadwerkelijke aanplant van fruit beoogt

    men verschillende welbepaalde doelen en functies te vervullen. Deze doelen en functies

    vereisen een degelijk onderhoud. De basisbeginselen, wat betreft onderhoud van fruit, worden

    hier weergegeven evenals een overzicht wat betreft de belangrijkste ziekten en plagen. Om de

    literatuurstudie af te sluiten, wordt het hippe karakter en de trend rond fruit in openbaar groen

    besproken. De voor- en nadelen, maar ook oplossingen, van het al dan niet mede- en/of

    zelfbeheer van burgers in het openbaar groen worden kort toegelicht.

  • 2

    In hoofdstuk 2 volgt een overzicht van materiaal en methode. Het studiegebied en de

    spreidingsstrategie worden toegelicht. Daarnaast komt de lezer te weten welke steden en

    gemeenten werden bezocht. Naast bezoeken aan steden en gemeenten werden eveneens

    verscheidene organisaties bezocht. Deze organisaties worden kort toegelicht en hun

    kernactiviteiten worden kenbaar gemaakt. In kader van dit onderzoek werd een semi-structured

    interview gebruikt. De interviewtechniek evenals de opbouw van het interview worden verder

    verduidelijkt. Er zijn verschillende fruitvormen aanwezig in het openbaar groen, een oplijsting

    met verduidelijking is hier tot slot terug te vinden.

    Het derde hoofdstuk legt zich toe op de resultaten, bekomen uit de verwerking van de

    interviews. Tabellen en grafieken geven de resultaten weer waarbij inzichten worden verworven

    in het gebruik van fruit in openbaar groen.

    In hoofdstuk vier worden deze resultaten vervolgens uitgebreider besproken en bediscussieerd.

    De onderzoeksvragen, opgesteld aan het begin van dit onderzoek, krijgen hier een antwoord.

    Tenslotte wordt op basis van de literatuurstudie, de waarnemingen en de interviews een besluit

    en mening geformuleerd. De belangrijkste conclusies en aanbevelingen worden nog eens extra

    in de verf gezet in hoofdstuk vijf.

  • 3

    1 Literatuurstudie

    1.1 Het vergroenen van de stad/gemeente een noodzaak

    België, een klein land met oppervlakte: 30 528 km², raakt stilaan volgebouwd (Statbel, 2017).

    Bij de laatste bevolkingstelling op 26 januari 2019, telde ons land 11 413 203 inwoners (FOD

    Binnenlandse Zaken, 2019). De Belg is geboren met een baksteen in de maag en bouwt graag

    zijn eigen huis. Het straatbeeld kent, door deze verscheidenheid in bouwstijlen, vele dimensies.

    De natuur komt hierdoor pas op de tweede plaats. Toenemende verstedelijking, en het uitblijven

    van een betonstop zijn de redenen waardoor België dagelijks aan groenoppervlakte verliest

    (Hollander & Van Meerbeek, 2014).

    Het verlies van groenoppervlak is een slechte zaak. Open landschappen en bossen komen meer

    en meer onder grote druk te staan (Borgstörm et al., 2006). Ze raken volledig versnipperd wat

    op zijn beurt gevolgen heeft voor planten en dieren die erin leven. Ze worden weggejaagd uit

    hun natuurlijke habitat en verdwalen in de betonnen omgeving (Srebotnjak et al., 2010).

    Groenelementen integreren in de stad is een stap in de goede richting. Ze zouden (in de

    toekomst) een compensatie van het verlies kunnen voorzien (Liekens et al., 2013).

    1.1.1 Het (rand)stedelijk groen.

    (Rand)Stedelijk groen vervult verschillende belangrijke processen. Zo biedt groen een

    meerwaarde voor de natuur en het milieu (Aertsens et al., 2012; Demey et al., 2015; Ng et al.,

    2012; Tinga, 2011):

    • Het heeft een luchtzuiverende en klimaat gerelateerde werking. Groen filtert stoffen die

    een negatieve/schadelijke werking hebben op het milieu en de gezondheid van de mens.

    CO2 wordt door het groen gecapteert en benut het daarnaast voor zijn levensprocessen.

    Daarnaast stelt het zuurstof vrij als ‘afvalstof’ wat dan weer bruikbaar is door de mens.

    • Het heeft een bufferende werking. Zo fungeert groen als een buffer bij hevige regenval.

    Het regenwater kan de bodem beter indringen dan wanneer de ondergrond volledig uit

    asfalt bestaat. Het blank staan van straten neemt hierdoor af.

    • Groen brengt een temperatuur verlagend effect teweeg binnen de stad. Groen is

    verfrissend en voorkomt hittestress, daar het plaatselijk een koelend effect heeft.

    • Als laatste heeft groen ook uit ecologisch standpunt een meerwaarde te bieden. Terwijl

    de alsmaar toenemende verstedelijking de natuur verdringt, zijn parken en openbaar

    groen van groot belang. Deze plekken zijn de enige plekken waar de natuur nog ruimte

    vindt om zich te ontwikkelen. De stad heeft vaak bijzondere troeven te bieden die ervoor

    zorgen dat bepaalde planten- en diersoorten zich er gaan vestigen. De planten en dieren

    verhogen de biodiversiteit in de stad en maakt het een aangenamere omgeving. Dit is

  • 4

    belangrijk aangezien voor vele stedelingen, deze parken en openbare groenruimten de

    enige vorm van natuur zijn waarmee ze in contact komen.

    Naast de belangrijke functies voor natuur en milieu, brengt groen ook sociale en economische

    functies teweeg binnen de maatschappij.

    • Groene openbare ruimten verbinden mensen en sterkt de sociale cohesie aan.

    o Het nodigt uit om naar buiten te komen en te genieten van de omgeving, te

    sporten, etc.;

    o Groen is een ideale ontmoetingsplaats voor mensen. Voor kinderen en jongeren

    zijn groene openbare ruimten een belangrijke speel- en bewegingsplek waar ze

    hun leeftijdsgenoten leren kennen;

    o Groen is tevens een ideaal leslokaal voor natuurbeleving en natuureducatie

    (Aertsens et al., 2012; Ravesloot et al., 2016).

    • Een kwaliteitsvolle groene omgeving gaat gepaard met een opleving van de economie.

    o Groen verhoogt de waarde van het onroerend goed en verbetert het het imago

    van de stad;

    o De aanleg en beheer van openbaar groen zorgt voor extra werkgelegenheid.

    Tevens spijst het de kas van de recreatie-inkomsten;

    o Groen creëert een aantrekkelijke omgeving voor heel wat bedrijven om er zich

    te vestigen, daar het bijdraagt tot een hogere inzet van stressloze en

    gemotiveerde werknemers;

    o Rechtstreeks kunnen groenprojecten ook een meerwaarde leveren op vlak van

    de productie van biomassa zoals hout of vruchten, etc. (Aertsens et al., 2012;

    Hendriks et al., 2010; Krueger et al., 2007).

    De stap zetten naar implementatie van groen in de ontwerpfase blijkt echter een moeilijk

    gegeven. Groen wordt vandaag bij ruimtelijke planning achterop geschoven en doet vaak pas

    zijn intrede wanneer het beton reeds in het straatbeeld is verschenen. Op dit moment groen

    inplannen geeft als resultaat dat het enkel een pure, onbedachtzame aankleding van de

    infrastructuur wordt, niet rendeert en, in de loop der tijd, weer verdwijnt. Hierna kunnen we

    weer van nul herbeginnen. Het bedachtzaam en vooraf integreren van groen in de ontwerpfase

    bij ruimtelijke planning zal ervoor zorgen dat groen gerealiseerd wordt als verlengde van straat

    of wijk en iedereen er genot van zal hebben (Haaland & Van den Bosch, 2015; Hansen, 2017;

    Ng et al., 2012).

  • 5

    1.2 Het gebruik van fruit in openbaar groen – Stadsfruit

    De hedendaagse stadsuitbreiding gaat ten koste van bos of landbouwgrond. Naar de toekomst

    toe kan de vraag worden gesteld, hoe combineren we stadsuitbreiding met behoud van de natuur

    en het handhaven van voldoende voedselproductie (Gren & Andersson, 2018)? In de afgelopen

    jaren hebben groene infrastructuurprogramma’s hun intrede gedaan in heel wat steden en

    gemeente. Deze groenprogramma’s richten zich op de integratie van kwaliteitsvol groen en ook

    op projecten rond voedselzekerheid, zoals zijn gemeenschappelijke tuinen, moestuinen op

    daken en openbare boomgaarden (McLain et al., 2012; Schneiders et al., 2016). Fruit is

    veelzijdig en het integreren van fruit in het stedelijk landschap draagt bij tot de ontwikkeling

    van ee duurzaam stedelijk ecosysteem, waar stad, natuur en voedselproductie één zijn (Gren &

    Andersson, 2018; Schneiders et al., 2016).

    1.2.1 Soorten stadsfruit

    1.2.1.1 Definities omtrent fruit en stadsfruit

    Fruit kan als volgt worden omschreven: “De verzamelnaam voor een zeer breed gevarieerde

    groep aan eetbare vruchten van plantensoorten en -rassen, dat onderdeel uitmaakt van het

    menselijk dieet.”(Carinia et al., 2001 ; Debersaques, 2017) , “Het zoete en vlezige product van

    een boom of andere plant die zaad bevat en als voedsel kan worden gegeten.”(Oxford

    University Press, 2018), “Plantendelen met geurige, aromatische smaken en ofwel van nature

    zoet of normaal gezoet met suiker” (Desai & Salunkhe, 1991).

    Fruit (fruitbomen of -struiken) geïntegreerd als aanplant in openbaar (groen)domein van stad

    of gemeente, valt onder de definitie van stadsfruit. Stadsfruit kent verschillende vormen,

    soorten en maten. In sectie materiaal en methode worden de opdelingen, vandaag aangetroffen

    in openbaar groen, besproken. Deze opdelingen werden onderbouwd met behulp van

    verscheidene bronnen. Onder meer door gebruik te maken van reeds bestaande definities

    omtrent de openbare groenvormen, gespecifieerd in het vademecum bomen, beheerplanning

    Harmonisch Park & Groenbeheer (HPG) (Vanhaeren et al, 2004; Joye et al.,2008) en

    wetenschappelijke literatuur (Panduro & Veie, 2013; Czembrowski & Kronenberg, 2016).

    1.2.1.2 De verschillende fruitsoorten

    Ook binnen het fruit bestaat er een groot assortiment waardoor men een opdeling maakt naar

    soort. Een overzicht van de fruitsoorten uit de literatuur wordt hier weergegeven (Debersaques,

    2017):

    - Pitfruit (appel & peer)

    - Steenfruit (kers, kriek & pruim, …)

    - Houtig kleinfruit (rode bes, blauwe bes, framboos, braambes…)

    OF

    - Hardfuit (appel & peer)

  • 6

    - Zachtfruit (rode bes, kers, pruim,…)

    - Noten: Ook noten kunnen tot het fruitdomein gerekend worden. Botanisch worden

    noten omschreven met volgende definitie: “Een noot te definiëren als een éénzadige,

    niet-openspringende, enkelvoudige dopvrucht met verhoute vruchtwand”

    (Debersaques, 2017). Noten kunnen beschouwd worden als de verzamelgroep van

    planten met droge vruchten. Soorten die tot deze groep behoren zijn ondermeer Corylus

    avellana (hazelnoot), Juglans regia (okkernoot/walnoot), Castanea sativa (tamme

    kastanje) en Prunus dulcis (amandelnoot) (Houtwal, 2018; Oosterbaan, 2018).

    Het komt vaak voor dat kleinfruit, grootfruit en noten gecombineerd worden. Deze combinatie

    hoeft niet meteen in de boscontext, als zijnde een fruitbos, voor te komen. Er zijn genoeg andere

    voorbeelden waar deze combinatie kan worden aangetroffen. De mix der fruitsoorten kan

    voorkomen in sneukelhagen, houtkanten, eetbare parken, boomgaarden, etc.

    1.2.1.3 Integratiemogelijkheden van fruit in openbaar groen

    Om een waardevolle, unieke doch verscheiden aanplant te realiseren, kan een stad of gemeente

    zich concentreren op de lokale, streekeigen soorten appels, peren, kersen en (okker)noten die

    goed groeien. Deze dienen onderhoudsvriendelijk te zijn en waardevol fruit te leveren. Naast

    deze standaard zijn er echter tal van andere interessante mogelijkheden waarbij er wellicht

    buiten de lijntjes, ten aanzien van ‘het normale’ of gekende, dient gekleurd te worden. De gele

    kornoelje (Cornus mas) en de tamme kastanje (Castanea sativa) zijn hier voorbeelden van. De

    Cornus mas is een leuke, sterke en vroegbloeiende heester die bij ons minder gekend is wat

    betreft de eetbaarheid van de vruchten. In het Oosten van Europa zijn deze, net omwille van de

    vruchten, zeer gewaardeerd. Variëteiten met grote, smakelijke vruchten vullen daar het

    openbaar groen. Mits kleine aanpassingen is de integratie van deze eetbare variëteiten ook bij

    ons een optie. De Castanea sativa vertoeft graag in onze omgeving, mede dankzij de

    klimaatverandering. Maar ook omwille van de eetbaarheid der vruchten zal deze bijdragen aan

    een productief, eetbaar opebaar groen (Mauritz, 2015; Van Dooren, 2019).

    Hoewel plaats vandaag vaak een beperkende factor is, zijn de mogelijkheden wat betreft

    integratie van fruit op beperkte ruimte eindeloos. Vanaf ongeveer 20 are bruikbare grond is een

    hoogstamboomgaard een haalbare kaart. Indien de oppervlakte beperkter is, kan gekeken

    worden naar halfstammen (de eigenschappen zijn gelijkaardig, de uitstraling echter wat

    minder). Indien er nog minder plaats voor handen is, kunnen laagstammen worden

    geïntroduceerd. Een laagstam is productiever in verhouding met een hoogstam, en biedt enige

    voordelen naar onderhoud (Katuin, 2017).

    Het dienen echter niet altijd de klassieke boomvormen te zijn die het openbaar groen vullen.

    Leivormen kunnen zelfs in zeer kleine stadstuinen hun gading vinden. Daarnaast is ook de

    integratie van kleinfruit (bramen, frambozen, stekelbessen…) een optie waar met enkele

  • 7

    planten al reeds een rijkdom aan eetbare vruchten kan worden gerealiseerd (Balthazar, 2014).

    Indien draagstructuren voor handen zijn, is de integratie van klimplanten zoals druiven,

    kiwi(bes), dwergkwee (Chaenomeles) en wijnbes (Rubus phoenicolasius) een wel te overwegen

    keuze (Katuin, 2017; Visser, 2007).

    Er bestaan heel wat ‘ideale’ plekken wat betreft het aanplanten van fruit in een stedelijke

    omgeving. Belangrijk is dat deze plekken in de kijker worden gebracht om de langlevendheid

    van deze fruitaanplantingen te garanderen. Zo kan ervoor gekozen worden om de schooltuin

    en/of speelplaats te vergroenen met groot en/of kleinfruit, deze vergroeningsprojecten genieten

    overheidssteun (Roels, 2016). Gemeenschappelijke delen in een volkstuin, wijk- en

    buurtparken, nieuwe woonwijken en publieke plantsoenen beplanten met fruit, geeft een extra

    dimensie aan deze projecten. De grens tussen bewoning en landschap zal hierdoor minder

    abrupt verlopen (Katuin, 2017; Visser, 2017).

    1.2.1.4 Het multifunctionele karakter van fruit

    Multifunctioneel groen is de visie van overheden, dit is onder meer te lezen in Harmonisch

    Park- & Groenbeheer (Hendrikx et al., 2004). Laat fruit nu net multifunctioneel en veelzijdig

    zijn in gebruik. Men kan deze visie tegemoetkomen door fruit te integreren in het groen van de

    stad of gemeente. Een duidelijke kadering van welk(e) doel(en) deze fruitaanplanting zal

    hebben, is noodzakelijk. Dit bepaalt onder meer het gebruik, beheer en onderhoud van de

    aanplanting. Een overzicht van enkele doelen worden hieronder gegeven.

    Binnen de fruitteeltsector ligt de focus op de fruitproductie. Hier hangt het voortbestaan en

    inkomen van de fruitteler af van de hoeveelheid, de kwaliteit, etc. van de oogst. Om

    concurrentieel sterkt te zijn, dient de fruitteler zijn boomgaarden intensief te managen en

    onderhouden. De fruitteler beschikt over aangepaste machines, snoeimiddelen en kennis om dit

    alles bol te werken (Herzog, 1998; Maris, 2013).

    Ook in een stedelijke context is fruitproductie belangrijk. Toch is fruitproductie hier niet het

    hoofddoel. De focus ligt voornamelijk op de totaalbeleving van functies en toegevoegde

    waardes dat het fruit met zich meebrengt (Litt et al., 2015; Maréchal et al., 2015). Zo richt fruit

    in openbare context zich onder meer op “Educatie & Beleving” (Maréchal et al., 2015;

    Ravesloot et al., 2016). Steden en gemeenten integreren fruit in hun openbaar groen door

    fruitbomen aan te planten langsheen wegen, parken, speeltuinen, etc. Zo krijgt het anders ‘niet

    productieve’ land alsnog een meerwaarde (Herzog, 1998).

    Vroeger hadden vele abdijen en boerderijen hun eigen fruitaanplantingen. Deze boomgaarden

    hadden enerzijds een zelfvoorzienende functie, maar anderzijds brachten deze ook extra

    inkomsten binnen. De vraag naar kwaliteitsfruit steeg en dit zorgde voor meer boomgaarden en

    fruitvariëteiten. Deze nieuwe fruitvariëteiten ontstonden door de aanwezige fruitbomen te

  • 8

    kruisen en te veredelen. Zo werden onder meer robuuste, ziekte- en plaagresistente soorten

    bekomen. Deze waren aangepast aan hun standplaats en omgeving (Glas, 1992; Herzog, 1998;

    Veldeman, 2014).

    Begin 19de eeuw startte pomologische verenigingen deze veredelde fruitvariëteiten te

    verzamelen en te beschrijven. In België zijn zo onder meer De Nationale Boomgaardenstichting

    (NBS) en Centre de Recherche Agronomiques de Gembloux actief bezig met dit onderzoek en

    het in standhouden van het nationaal en lokaal fruitpatrimonium. Ook in onze buurlanden zijn

    soortgelijke instellingen actief (Herzog, 1998; Maréchal et al., 2015).

    Tot op vandaag probeert men op de relicten van de abdijen en hoeves, die vaak in ere zijn

    hersteld, de cultuurhistorische rassen en de fruittradities van weleer in stand te houden.

    De fruittradities bevatten niet enkel het behouden van de oude rassen, maar ook het veredelen

    van de fruitrassen en de streekgebonden fruitfeesten zoals De Peerommegang (IZEGEM),

    Bloesemwijding (SINT-TRUIDEN)… maken hiervan deel uit (Leca Vzw, n.d.).

    Feit is dat vele rassen aan het verdwijnen zijn doordat ze niet langer gekweekt worden of uitval

    kennen. De cultuurhistorische rassen zijn niet altijd de best aangepaste aan de huidige situaties,

    daar het klimaat en ziektes geëvolueerd zijn. Het verdwijnen van deze variëteiten brengt ook

    het verdwijnen van bepaalde genetische eigenschappen (smaak, kleur, bewaring,

    ziekteresistentie/tolerantie, etc.) met zich mee (Herzog, 1998; Maréchal et al., 2015;

    Vandewiele et al., 2010).

    Fruitbomen brengen evenzeer een esthetische waarde in het landschap. Aangezien fruitbomen

    continu van ‘uiterlijk’ veranderen doorheen de seizoenen, bepalen zij mee het uitzicht van het

    landschap. In de lente floreren ze met hun bloesems, in de zomer/herfst brengen deze vruchten

    en kleur in het landschap, tenslotte creëren zij in de winter een divers landschap vanwege hun

    vele, vaak bizarre, vormen aan takken en bomen. Hun gevarieerde vorm en grootte, maar ook

    bladeren en fruitkleur, zorgen voor attractiviteit zowel in het landbouwlandschap als in de stad

    of gemeente (Semple, 1929; Yigit et al, 2018).

    Kinderen en volwassenen geraken totaal vervreemd van land- en tuinbouw. Daar ze in de

    supermarkten steeds goed gevulde rayons met fruit en groenten aantreffen, schept het vooral

    bij kinderen de illusie dat dit fruit en deze groenten in de supermarkt geproduceerd worden. Het

    inzetten op “Educatie & Beleving” is daarom van groot belang. Fruit producerende bomen of

    struiken integreren in hun directe, dagdagelijkse leefomgeving van kinderen en volwassenen

    kan helpen deze illusie te doorbreken. De omgeving betrekken, in aanplant en onderhoud van

    dit fruit, laat hen ervaren hoe een natuurlijk en gezond voedingsproduct tot stand komt (Braund

    et al., 2005; Herzog, 1998; Ravesloot et al., 2016). De band tussen mens en natuur is een echte

    trend aan het worden. Hobbyfruitproductie maar ook stadstuinieren kent een grote opmars. De

    mens is op zoek naar recreatie waarbij fysiek bezig zijn in de open lucht hand in hand samengaat

  • 9

    met het educatieve aspect rondom de natuur en zijn processen (Braund et al., 2005; Herzog,

    1998; Triguero-Mas et al., 2017; Weller et al., 1996).

    Openbare groene ruimten verbinden mensen. Volkstuintjes en fruitaanplantingen in de wijk of

    in het park sterken in dat opzicht de sociale cohesie nog meer aan. Bij het oogsten komen

    verscheidene mensen samen op één plaats rondom de fruit en groenten leverende bomen,

    struiken en tuintjes. Elkaar helpen, een gesprek starten, samen fruit en groenten oogsten en

    verwerken… (Schram-Bijkerk et al., 2018). Wanneer buurtbewoners goed geïnformeerd

    worden omtrent de fruitaanplanting en mee betrokken worden in het beheer en de oogst, zullen

    zij de fruit aanplanting ervaren als een verlengstuk van hun eigen huis en tuin. Bijgevolg zullen

    zij er meer tijd in spenderen en de verbintenis tussen de buurt aansterken door allerlei

    activiteiten (Litt et al., 2015; Quayle, 2008). De fruitaanplant zal de plaats bij uitstek worden,

    daar deze het hele jaar rond een uniek landschapsbeeld huishoudt. De stad of gemeente wint er

    ook bij wanneer de buurt betrokken wordt. In aanplantingen waar burgers betrokken worden,

    zal er minder snel verwaarlozing optreden dan waar dit niet gebeurt (Alaimo, 2008; Herzog,

    1998; Meijs, 2012; Schram-Bijkerk et al., 2018).

    De integratie van fruit in de stad is een goede zaak voor de natuur. Daar fruitbomen en dan

    specifiek boomgaarden instaan voor het behoud van de biodiversiteit. Dewelke op drie

    manieren kan benaderd worden (Heywood & Baste, 1995; Van Roy, 2016): genetische

    diversiteit, diversiteit in organismen en ecologische diversiteit.

    • De genetische diversiteit slaat op de verschillende rassen en cultuurvariëteiten die

    gebruikt worden in het stadsfruit(boomgaarden). De integratie van laagstam, halfstam

    of hoogstam zorgt enerzijds voor diversiteit, maar anderzijds ook in de rassen die men

    verkiest aan te planten wordt diversiteit aangetroffen. Aangezien de commerciële

    fruitteelt zich beperkt tot enkele hoogproductieve genotypes, is de genetische diversiteit

    in stadsfruitboomgaarden veel meer aanwezig. Bij fruitaanplantingen in openbaar groen

    wordt er voornamelijk voor lokale en oude fruitrassen gekozen. Het behoud van oude

    fruitrassen is zeer belangrijk omwille van het feit zij waardevolle genen bevatten.

    Fruitaanplantingen in stedelijk groen vormen als het ware een soort verzekering of back-

    up voor de professionele teelt. Doordat de genetische pool wordt behouden, kan deze

    aangesproken worden door veredelaars in hun zoektocht naar resistente genen

    (Bošnjaković et al., 2012; Jing et al., 2004; Veldeman, 2014). In de commerciële

    fruitteelt daarentegen is het niet aangewezen verscheidene soorten en rassen door elkaar

    aan te planten dit, omwille van het verschil in plukmanier en uitsortering die dient plaats

    te vinden. Voorgaande redenen brengen een extra kost met zich mee. In openbaar groen

    is het aanplannten van verscheidene soorten en rassen echter niet hinderlijk. Hier wordt

  • 10

    voornamelijk gefocust op een meer diverse samenstelling (Herzog, 1998; Vandewiele

    et al., 2010; Maréchal et al., 2015).

    • De diversiteit in organismen en ecologische diversiteit; (Hoogstammige) boomgaarden

    zijn een paradijs voor heel wat dierlijke organismen. Talloze dieren vinden er hun

    biotoop en voedsel. De fruitbomen zijn een ideale, natuurlijke schuilplaats voor vogels

    en kleine zoogdieren. Deze schuilplaats doet dienst tegen buizerds, wezels en

    steenmarters. Maar bieden ook plaats om zich voort te planten. De steenuil is een van

    de vogels die gebruik maakt van de boomgaard. Deze vogel aanschouwt zijn territorium

    vanuit de hoogstam waarbij hij de omgevende graslandschappen afspeurt op muizen,

    mollen, kevers, etc. (Herzog, 1998; Horak et al., 2013).

    Jaarrond valt er wat te beleven in de boomgaarden. Beginnende van de lente tot de

    winter. Gedurende de bloei van de bomen komt er heel wat insectenactiviteit voor

    waarbij een synergisme ontstaat tussen de boom en de insecten. De boombloesems

    voorzien de insecten maar al te graag van voedsel en door hun aantrekkelijke geur en

    kleur lokken ze de insecten richting hun bloesems, met het oog op (kruis)bestuiving. De

    insecten bestuiven de bloesems vermits ze af- en aanvliegen van bomen en bloemen uit

    de omgeving. Extensief beheer in de boomgaard stimuleert de insectenpopulatie.

    Doordat kruidachtigen de mogelijkheid krijgen om in bloei te komen, neemt het aantal

    plantensoorten zienderhand toe. Bijen, vlinders en nog andere insecten genieten hiervan

    mee. Tevens heeft dit alles een extra landschappelijke (sier)waarde (Maréchal et al.,

    2015; Wiesinger & Otte 1991).

    Gedurende het proces van bestuiving tot oogst, evenals erna, komt het voor dat vruchten

    op de grond vallen. Hetzij spontaan, hetzij door vruchtdunning, hetzij tijdens of na het

    oogsten. De vruchten op de grond zorgen voor extra voedsel. Indien men dit gewoon

    laat liggen, zal de natuur het afbreken en de nutriënten terug opnemen in zijn cyclus.

    Maar ook vlinders, egels, spreeuwen en lijsters profiteren van deze afgevallen vruchten.

    Daarnaast profiteren deze dieren ook van de andere voordelen die

    hoogstamfruitboomgaarden te bieden hebben (Herzog, 1998; Maréchal et al., 2015).

    1.2.2 Onderhoud

    Het zorgvuldig en goed beheren van fruit is een vak op zich en vereist de nodige kennis (Bhusal

    et al., 2017). Een goed beheer maakt, eerst en vooral, onderscheid tussen grootfruit (i.e. pit- en

    steenvruchten), houtig kleinfruit en noten. Voor elk van deze types dient een andere

    snoeimethodiek te worden toegepast. Een doordachte snoei van grootfruit is steeds gestaafd op

    de groeiregels van Vöchting en de snoeiregels van Koopman (Heyerick, 2018; Jonkers, 1982;

    Maris, 2013; Ramaekers, 2011). De snoei bij houtig kleinfruit oogt voornamelijk op opsmuk en

  • 11

    verjonging (Brickell et al., 2017; Livios, n.d.). De snoei van noten daarentegen is eerder

    functioneel en dient om de boom op te leiden en binnen de perken te houden (Debersaques,

    2017; Joye et al., 2008; Oosterbaan, 2018).

    1.2.2.1 Snoei grootfruit

    A. Waarom snoeien?

    Een fruitboom dient met regelmaat gesnoeid te worden en dit met oog op het bekomen van een

    gezonde boom met gezond fruit. Het juiste tijdstip, de juiste reden en correcte parameters

    “Licht, Lucht & Leven” zijn hierbij van groot belang (Gelders, 2018). Gedurende de eerste

    jaren is snoei van een fruitboom van groot belang. De gewenste boomvorm wordt hier

    ontwikkeld. Daarnaast wordt bij snoei dood en/of ziek hout verwijderd, de boom op gewenste

    grootte gehouden en de vruchtvorming verbeterd (Joye et al., 2008; Vandewiele et al., 2010).

    De luchtige boomstructuur, evenals het dieper invallende zonlicht, zorgen ervoor dat de boom

    minder vatbaar is voor schimmels en ziekten (Bhusal et al., 2017; Maris, 2013). Snoeien doet

    bloeien, zo zijn bloei en bestuiving nodig voor de uitgroei van een oogstbare vrucht (Bhusal et

    al., 2017; Gelders, 2018).

    Afhankelijk welk type aanplant wordt gekozen, vereist het beheer een al dan niet intensiever

    doorgevoerd onderhoud. Zo vereisen hoogstamfruitbomen minder onderhoud in vergelijking

    met laagstamfruitbomen. Een nog intensiever onderhoud vindt plaats, wanneer geopteerd

    wordt, voor leifruit. De vorm dient hierbij regelmatig doorheen het seizoen te worden

    bijgestuurd, terwijl dit bij hoogstamfruit niet van toepassing is (Heyerick, 2019; Werthein &

    Wagenmakers,1990).

    Helaas komt aan ieder verhaal een eind. Bomen binnen openbare groenaanplanten in stad of

    gemeente worden gemiddeld +/- 30 jaar (Joye et al., 2008). Dit heeft enerzijds te maken met

    het feit dat groenaanplanten in de meeste gevallen pas geïntegreerd worden na de

    betonstructuren. Maar ook het te groot verschil in evolutie tussen de bomen en de stedelijke

    infrastructuur speelt een rol (De Witt, 2015; Doornenbal, 2016). Anderzijds is het gebrek aan

    specifieke kennis bij beheerders en gebruikers evenzeer een reden waarom de boom vroegtijdig

    verdwijnt (Raats, 2015; Van Herwijnen & Van Den Berk, 2014). Voorgaande problemen zijn

    eenvoudig op te lossen met een plan van aanpak.

    Ten eerste dient er voldoende ruimte te worden voorzien voor bomen. Ten tweede moet een

    lange termijnvisie worden opgesteld en dient men rekening te houden met de evolutie van de

    omgeving waar de boom komt te staan. Als laatste is het ook noodzakelijk dat de beheerders de

    nodige kennis vergaren omtrent de specifieke snoei van een (fruit)boom (Mertens, 2018; Van

    Herwijnen & Van Den Berk, 2014).

  • 12

    B. Snoeitijdstip

    Een fruitboom heeft meerdere tijdstippen waarop het wenselijk is een snoei te ondergaan. Zo

    zijn er twee belangrijke periodegebonden snoeien nl. wintersnoei en zomersnoei.

    De wintersnoei prikkelt de jaarlijkse groei van de fruitboom door de aanmaak van vruchthout

    te gaan stimuleren. Wintersnoei wordt toegepast bij pitvruchten (appel en peer). Wintersnoei

    gaat, bij voorkeur, door in de maanden januari tot maart. In de maanden voor Nieuwjaar kunnen

    actieve kankersporen de snoeiwonden gaan aantasten, daar de snoeiwonden enkel passief

    afgegrendeld worden en de wondovergroeiing pas in het volgende groeiseizoen gebeurd. De

    boom is dus vatbaarder voor ziekten. Een correcte wintersnoei geeft weinig tot geen problemen

    op voorwaarde dat de gesnoeide fruitbomen pitvrucht dragende zijn (Burvenich, 1867; Joye et

    al., 2008; Ramaekers, 2011; Vandewiele et al., 2010).

    De zomersnoei staat in voor het al dan niet in staat zijn der ontwikkeling van nieuwe

    bloemknoppen en het vruchtdragend vermogen van de boom. Fruitbomen die een zomersnoei

    genieten zijn deze van de steenvruchten (kersen en pruimen). Zij worden meteen na de oogst

    gesnoeid. Zo hebben de snoeiwonden de tijd om te genezen alvorens ze de winter ingaan,

    loodglansaantastingen worden op deze manier drastisch teruggedrongen. Zomersnoei is

    eveneens een onderhoudssnoei. Het verwijderen van loze scheuten en scheuten zonder

    effectieve functie zal de vruchtgroei ten goede komen (Burvenich, 1867; Joye et al., 2008;

    Ramaekers, 2011; Vandewiele et al., 2010).

    Ook notenbomen genieten een zomersnoei (1 mei tot eind september), dit omwille van de

    gevoeligheid voor ‘bloeden’. Het bloeden van de boom komt voor vanaf de eerste

    herfstverkleuring tot het volledig in blad staan van de boom. Wanneer bomen, gevoelig voor

    bloeden, gesnoeid worden in de winter, riskeren zij leeg te bloeden en af te sterven. Bloeden

    wordt veroorzaakt door water dat uit het houtweefsel ‘gestuwd’ wordt door worteldruk. Deze

    bomen snoeien in de zomer geeft hen de beste kansen tot herstellen (Hacke & Sauter, 1996;

    Joye et al., 2008).

    C. Snoeiwijzen

    Een (fruit)boom kent meerdere ontwikkelingsfasen (jeugdfase, begin oogstfase, hoogtepunt

    oogstfase, ouderdomsfase en stadium van aftakeling). Gedurende deze verschillende

    ontwikkelingsfases ondergaat de fruitboom verschillende soorten snoei welke worden

    weergegeven in tabel 1 (Bauters, 1993; Joye et al., 2008; Vandewiele et al., 2012; Van Roy,

    2016).

  • 13

    TABEL 1: SOORTEN SNOEI GEDURENDE DE VERSCHILLENDE ONTWIKKELINGSFASEN VAN EEN FRUITBOOM

    Plantsnoei Het in leven houden van de boom

    Vormingssnoei Het opbouwen van de boomvorm

    Onderhoudssnoei Het in evenwicht stellen van groei en vruchtzetting

    Verjongingssnoei/sleunen Nieuwe kracht: nieuwe twijggroei stimuleren en overmatige

    vruchtdracht tegengaan.

    Behoudssnoei Het in evenwicht brengen van kruin bij oude bomen

    Rooien Boom ontruimen wegens te zware aftakeling of ziekte

    1.2.2.2 Snoei kleinfruit

    Om kleinfruit te kunnen oogsten, dienen bessenstruiken (i.e. rode en witte bes, zwarte bes,

    blauwe bes, kruisbes en worcesterbes, framboos, braambes, honingbes, etc.) regelmatig te

    worden verjongd. Deze verjonging dringt tevens het manifesteren van ziekten en schimmels

    terug, doordat het gewas luchtig wordt gehouden. Een degelijk onderhouden gewas oogt

    eveneens aantrekkelijker in groentruimten. Snoei van kleinfruit is dus van belang vanuit

    verscheidene opzichten. Een handleiding over hoe men kleinfruit moet snoeien, kan

    teruggevonden worden in volgende bronnen (Brickell et al., 2017; Debersaques, 2017; Jauron,

    2007; Livios, n.d.).

    1.2.3 Voornaamste ziekten & plagen

    Zowel voor aanplantingen van fruit in openbaar groen als fruit in de commerciële teelt, is het

    belangrijk dat het uitgangsmateriaal gezond is. Enkel zo kan de fruitaanplant optimaal zijn

    functies vervullen. Daar komt ook nog eens bij kijken dat er in het openbaar groen sinds 2015

    een pesticidevrij beheer dient toegepast te worden. Het voorkomen van ziekten en plagen vereist

    de nodige aandacht, want het genezen is omwille van dit feit een moeilijk gegeven geworden.

    Dit maakt dat kennis van de ziektes en plagen evenals kennis van preventiebeheer noodzakelijk

    is (Vandewiele et al., 2010; Verbanck, 2015; VOD Natuur & Milieu, 2018).

    1.2.3.1 Preventie en bestrijding ziekten en plagen

    Om een gezond fruitbestand te bekomen, is preventief handelen van groot belang. Preventief

    handelen legt de nadruk op (Maréchal et al., 2015; Vandewiele et al., 2010):

    - Juiste plant >< juiste plaats;

    - Plantmateriaal (i.e. uitgangsmateriaal, tolerantie/resistentie);

    - Perceel (i.e. ondergrond & voorgeschiedenis gebied → Standplaatsgeschiktheid);

    - Voorbereidingen terrein;

    - Aanplant;

    - Snoei & onderhoud (i.e. snoeitijdstippen, snoeitechnieken, …).

    “Het spreekt voor zich dat fruitbomen die geënt zijn op sterk groeiende wilde onderstammen,

    een stuk sterker zijn dan zij die op zwakke, gecultiveerde onderstammen staan” (Vandewiele et

  • 14

    al., 2010). Tevens bestaat er tussen rassen onderling ook een groot verschil in gevoeligheid voor

    ziekten en plagen. Het juiste uitgangsmateriaal en de geschikte ondergrond (structuur, textuur,

    diepte grondwatertafel, …) zijn bepalende factoren (Cornelis et al., 2014; Vandewiele et al.,

    2010).

    Bv. Malus domestica ‘Jacques lebel’ is zeer gevoelig voor kanker op vochtige tot zeer vochtige

    bodem, terwijl andere rassen hier minder last van hebben (Willaert boomkwekerij, 2018).

    Het kan voorkomen dat de preventie faalt. De ziekte of plaag breekt uit en de beheerdiensten

    zijn aangewezen op bestrijding. De beheerdiensten dienen zich toe te spitsen op natuurlijke

    plaag- en ziektebestrijding, het rooien van de getroffen plant of de natuur zijn gang laten gaan

    zolang er geen gevaar is. Indien quarantaineziekten zich voordoen, dienen deze vakkundig te

    worden aangepakt en gerapporteerd. Een belangrijk selectiecriterium bij de nieuwste

    fruitvariëteiten is het bestand zijn tegen ziekten en plagen. Omziekten en plagen in toom te

    houden, doen beheerdiensten meer en meer beroep op natuurlijke plaagbestrijding (Maréchal

    et al., 2015; Vandewiele et al., 2010). Ook mechanische bestrijding is een optie, al is dit

    arbeidsintensiever.

    1.2.3.2 Overzicht ziekten & plagen

    Tabel 2 geeft een overzicht van de voornaamste ziekten en plagen die worden aangetroffen bij

    fruitbomen en fruitstruiken (Belien & Goffin, 2015; Joye et al., 2008; Maréchal et al., 2015;

    Nationale Boomgaardenstichting vzw (NBS), n.d.; pcfruit, 2018; Vandewiele et al., 2010).

    TABEL 2: OVERZICHT VOORNAAMSTE ZIEKTEN & PLAGEN BIJ FRUITBOMEN VEROORZAAKT DOOR TAL VAN BACTERIËN, SCHIMMELS,

    VIRUSSEN EN ORGANISMEN.

    Ziekten Erwinia amylovora (i.e. bacterievuur), Little cherry virus (i.e. een virusziekte

    die kleinvruchtigheid bij kersen veroorzaakt), Nectaria galligena (i.e.

    vruchtboomkanker), Monilia (i.e. vruchtrot), Venturia (i.e. schurft) …

    Plagen De gevreesde Drosphila suzukii (voornamelijk voorkomend in het

    klein/steenfruit- en druiventeelt), Wormstekigheid, Vogels & spreeuwen,

    konijnen…

    1.3 De trend en het hippe karakter van stadsfruit – zelf- en/of medebeheer

    In Nederland, Duitsland, Frankrijk, Portugal, etc. (Bakay, 2014; Ballemans, 2018; Misuraca

    Ignaczak, 2014; Ravesloot et al., 2016) maar ook overzees namelijk in Amerika (City Fruit,

    2008; Hopkins, n.d.; Phillips et al., 2019) is het gebruik van fruitbomen in openbaar groen een

    hot topic. Dit zorgt ervoor dat steden en gemeenten fruit aanplanten in openbaar groen. Het

    multifunctioneel invullen van openbaar groen brengt heel wat voordelen met zich mee. Om

    deze voordelen te ervaren, is het van belang dat openbaar groen, inclusief fruitprojecten, op een

    kwalitatief hoogwaardige manier wordt beheerd. Vandaag de dag valt dit beheer ten laste van

    de stads- of gemeentediensten (groendienst, milieudienst, technische dienst, etc.). Zo kunnen

  • 15

    zij ervoor opteren om het onderhoud in eigen beheer te houden of het uit te besteden aan derden.

    Onzorgvuldig beheer, of zelfs verwaarlozing van het openbaar groen en het fruit, is een doorn

    in het oog van vele inwoners en specifiek de omwonenden rondom deze “onbeheerde”

    groenzone. Het onverzorgd groen brengt problemen met zich mee. Rottend fruit, ziekten en

    plagen, etc. De groenruimte inclusief de fruitbomen raken in verval en de voordelen, die men

    ervan zou moeten ondervinden, gaan verloren (Meijs, 2012).

    Het overgrote deel van de inwoners is tevreden met het beheer vandaag toegepast, al zijn er

    altijd inwoners die het graag anders willen (Meijs, 2012). Zo wil deze groep meer inspraak in

    de invulling en het beheer, tevens wil het eigen initiatieven realiseren (Meijs, 2012; Stad Gent

    & D.M., 2018). Zo zijn er initiatieven zichtbaar waarin actieve burgers en/of groepen inspraak

    en een beheersfunctie krijgen binnen het openbaar groen. Ze mogen het beheer, hetzij

    gekoppeld aan afspraken, zelf uitvoeren (zelfbeheer) of doen het beheer in samenwerking met

    de stad of gemeente (medebeheer).

    Zelf- & medebeheer (i.e. buurtparticipatie) toepassen in openbaar groen heeft enkele voordelen:

    • De beheerdiensten worden enigszins ontlast in hun beheertaak waardoor hun

    werk op drukke momenten gedurende het jaar lichter wordt;

    • Er komt meer interactie tussen de bewoners waardoor de sociale cohesie

    opleeft;

    • Het welzijn van de buurt verbeteren;

    • De veiligheid van de wijk verbeteren.

    De buurt zal het openbaar groen in de omgeving als een verlengstuk van hun eigen huis en tuin

    beschouwen (Biemans, 2011; Hajer, 2011; Meijs, 2012; Stadslandbouw Gent, 2014; Van der

    Bebelaar et al., 2009).

    Zelf- en medebeheer zijn ook mogelijk in openbaar groen waarin fruit aanwezig is. Zo heeft het

    zelfs voordelen, al brengt het ook nadelen met zich mee. Deze voor- en nadelen staan opgelijst

    in tabel 3 (Debersaques, 2017; Herzog, 1998; Meijs, 2012; Raveloot et al., 2016; Stad Gent &

    D.M., 2018; Stadslandbouw Gent, 2014).

    Voor ieder probleem bestaan er één of meerdere oplossingen. Zo is communicatie de sleutel tot

    succes. Wanneer buurtbewoners al van bij de ontwerpfase degelijk geïnformeerd worden, zal

    de betrokkenheid van de buurt verhogen waardoor hun wil eveneens in het ontwerp en beheer

    geïntegreerd wordt. Er komen constructieve afspraken met betrekking tot zelf- en medebeheer

    tot stand. Het denken en doen wordt gesynchroniseerd met de beheerdiensten die het

    onderhoud, vandaag de dag, op zich nemen. Daarnaast kan kennis worden gedeeld en

    verworven. Voorzie per fruitproject een (voor)trekker met degelijke kennis omtrent snoei, pluk

    en beheer. Geef hem/haar een korte opleiding zodat die hij/zij in staat is de toestand van de

    bomen, de pluk en het beheer in de gaten te houden en waar nodig hulp in te roepen.

  • 16

    Voorzie duidelijke communicatie en afspraken omtrent de oogst, verdeling van het fruit binnen

    wijken e.d. (i.e infoborden, regels omtrent fruitpluk, etc.) (Debersaques, 2017; Meijs, 2012;

    Stadslandbouw Gent, 2014; Stad Gent & D.M., 2018, Van Dooren et al., 2017).

    TABEL 3: VOOR- EN NADELEN WAT BETREFT ZELF- EN MEDEBEHEER IN FRUITPROJECTEN

    Voordelen Nadelen

    Stadsbewoners krijgen terug voeling met de

    realiteit. Ze realiserenn zich dat fruit niet in

    de winkel groeit;

    Snoei, pluk en beheerschade aan fruitbomen:

    Het oogsten en beheer van

    hoogstamboomgaarden is niet evident;

    Overtollig fruit beperkt zich tot een

    minimum, de burgers plukken de vruchten

    voor eigen gebruik;

    Egoïsme en privatisering, toe-eigening van

    het fruit dat groeit in openbaar groen;

    Ziekten en plagen op rottend fruit worden

    geweerd, daar het niet meer aanwezig is;

    Verwaarlozing tijdens vakantieperiodes:

    rottend fruit trekt wespen aan;

    De mens geniet optimaal van nut en sier; Bodembevuiling;

    De sociale cohesie sterkt aan binnen de buurt,

    het fruitproject wordt ontmoetingsplaats bij

    uitstek;

    Foutief beheer door gebrek aan kennis, niet

    in lijn met de visie van stad of gemeente;

    De interesse in streekeigen producten neemt

    toe;

    Indien geen solide voortrekker of bezieler,

    zal snel verwaarlozing optreden.

    Fruit in openbaar groen speelt in op de hype

    rondom stadstuinieren en komt tegemoet aan

    zij die geen tuin hebben.

  • 17

    2 Materiaal en methoden

    2.1 Studiegebied

    Het studiegebied waarbinnen het onderzoek van deze thesis verliep, omvatte Vlaanderen

    inclusief het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Het studiegebied werd opgedeeld in zes

    verschillende delen nl. West-Vlaanderen, Oost-Vlaanderen, Vlaams-Brabant, Antwerpen,

    Limburg en Brussels.

    2.1.1 Het studiegebied met spreiding uitgezet op kaart

    In elke provincie werd een grote stad geselecteerd. Grotere steden hebben vaak een grote

    groendienst met veel kennis en expertise, iets wat bij kleinere steden en gemeentes misschien

    minder het geval zou zijn. Daarom werden ook alle steden en gemeenten in een straal van 25

    kilometer rond de geselecteerde steden werden mee opgenomen. Figuur 1 geeft het studiegebied

    weer.

    FIGUUR 1: HET STUDIEGEBIED MET SPREIDING UITGEZET OP DE KAART VAN VLAANDEREN

    Met behulp van het bevolkingsregister van België, waarin elke stad en gemeente is opgenomen

    met zijn inwonersaantal, werden de steden en gemeenten gelegen binnen de spreidingcirkels

    volgens grootte ingedeeld (FOD Binnenlandse Zaken, 2019). De indeling gestaafd aan de hand

    van de inwonersaantallen werd als volgt gedefinieerd:

    - Groot: Stad of gemeente telt meer dan 25 000 inwoners;

    - Middelgroot: Stad of gemeente telt tussen de 15 000 en 25 000 inwoners;

    - Klein: Stad of gemeente telt minder dan 15 000 inwoners.

    2.1.2 Het contact met steden, gemeenten en organisaties

    In totaal werden 208 steden en gemeenten aangeschreven. Uiteindelijk gaven 81 steden en

    gemeenten aan dat ze wensten deel te nemen aan het onderzoek. In totaal zijn er 56 gesprekken

    kunnen doorgaan. Naast bezoeken aan steden en gemeenten, werd ook een bezoek gebracht aan

  • 18

    verscheidene organisaties die een link hebben met fruit in openbaar groen. Zo werd er ten rade

    gegaan bij De Regionale Landschappen, De Nationale Boomgaardenstichting vzw en Velt vzw.

    Ook Natuurpunt en Leefmilieu Brussel werden gecontacteerd, al werd er van deze laatste twee

    geen reactie bekomen.

    De focus lag binnen dit onderzoek op steden en gemeenten binnen de spreidingcirkels. Steden

    en gemeenten die voldeden aan minstens één van volgende criteria werden aangeschreven:

    - Alle grote steden en gemeenten die geheel of gedeeltelijk gelegen waren binnen de

    spreidingcirkel;

    - Alle steden en gemeenten waar meerdere spreidingcirkels (evt. met overlap) doorheen

    liepen;

    - Alle middelgrote steden en gemeenten die voor minstens 1/3 gelegen waren binnen de

    spreidingcirkel;

    - Alle kleine steden en gemeenten die voor minstens 1/2 gelegen waren binnen de

    spreidingcirkel.

    Daar openbaar groen een bevoegdheid is die vaak verdeeld zit over verscheidene diensten,

    binnen een stad of gemeente, werden onder meer de groendienst, de milieudienst, de

    duurzaamheidsdienst, de dienst omgeving en de dienst openbare ruimten aangeschreven. De

    stedelijke en/of gemeentelijke websites vormde een waar doolhof en vaak werden alleen

    algemene gegevens teruggevonden onder de vorm van [email protected],

    [email protected] , [email protected], [email protected]

    … De mail (zie bijlage 2) werd naar deze mailadressen verstuurd.

    Aan- en afmeldingen kwamen per kerend terug op de mails. In vele gevallen werd de mail

    doorgestuurd, vertrekkende van het algemeen mailadres teruggevonden op de websites, naar de

    bevoegde personen en/of diensten. Binnen deze kring van personen of diensten werd de mail

    vaak nogmaals doorgestuurd. Dit ging zo maar door en door en er werd weinig antwoord

    bekomen. De mail ging verloren in de massa en het onderzoek kwam traag op gang. Extra hulp

    werd ingeschakeld om zich te verdiepen in de materie door kennis en expertise van specialisten

    ter zake enerzijds, anderzijds werd beroep gedaan op hun contacten om de effectiviteit te

    vergroten.

    Zo werd boomkwekerij “De Linde” van Bart Dequidt aangeschreven, naar aanleiding van zijn

    interview “Fruit kan in openbaar groen” op de website Openbaargroen.be (Verachtert, 2012).

    Er werd enerzijds beroep gedaan op zijn kennis en expertise in zake dit onderwerp. Het semi-

    structured interview waarvan gebruik gemaakt, werd afgetoetst met hem. Hieruit werden

    nuttige tips en weetjes bekomen. Anderzijds bracht hij rechtstreekse contacten aan binnen

    openbare besturen, waar vadaag fruit is terug te vinden. Daarnaast werden ook de verscheidene

    mailto:[email protected]:[email protected]:[email protected]:[email protected]

  • 19

    Regionale Landschappen aangeschreven. Deze contacten leverden interessante gesprekken en

    waardevolle info op rondom de door hen verwezenlijkte fruitaanplantingen in openbaar groen.

    Ook bij hen werden gerichte contacten van de bevoegde personen inzake milieu, groen en

    openbare werken binnen openbare besturen bekomen. Als laatste werd ook een oproep op de

    sociale media gelanceerd (zie bijlage 3).

    Op deze manier werden tevens gegevens bekomen van steden en gemeenten die niet waren

    opgenomen binnen de spreidingcirkels. Deze steden en gemeente werden eveneens

    aangeschreven, daar iedere stad of gemeente waardevolle informatie kon bijbrengen.

    FIGUUR 2: OVERZICHT BEZOCHTE STEDEN EN GEMEENTEN: WEST-VLAANDEREN (GROEN), OOST-VLAANDEREN (GEEL),

    ANTWERPEN (ROOD), LIMBURG (BLAUW), VLAAMS-BRABANT (PAARS) EN BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST (BRUIN)

    PROVINCIE WEST-VLAANDEREN:

    - Brugge - Harelbeke

    - Ieper

    - Izegem

    - Lichtervelde - Middelkerke

    - Nieuwpoort

    - Roeselare

    - Torhout - Wevelgem

    - Zedelgem

    PROVINCIE OOST-VLAANDEREN:

    - Aalst

    - Aalter

    - Brakel

    - Buggenhout

    - Denderleeuw

    - Dendermonde

    - Eeklo

    - Erpe-Mere

    - Gent

    - Maldegem

    - Oudenaarde

    - Ronse

    - Wetteren

    - Zelzate

    PROVINCIE VLAAMS-BRABANT:

    - Aarschot

    - Beersel

    - Diest

    - Dilbeek

    - Hoegaarden

    - Leuven

    - Machelen

    - Sint-Pieters-Leeuw

  • 20

    - Steenokkerzeel - Tienen - Zaventem

    PROVINCIE ANTWERPEN:

    - Arendonk

    - Boom

    - Bornem

    - Heist-Op-Den-Berg

    - Lier

    - Schoten

    - Sint-Katelijne-Waver

    - Turnhout

    - Willebroek

    PROVINCIE LIMBURG:

    - Beringen

    - Bilzen

    - Bree

    - Genk

    - Houthalen-Helchteren

    - Leopoldsburg

    - Lommel

    - Voeren

    BRUSSELS-HOOFDSTEDELIJK-GEWEST:

    - Evere

    - Schaarbeek

    - Sint-Joost-Ten-Node

    ORGANISATIES:

    - Nationale Boomgaardenstichting Vzw - Regionaal Landschap Brabantse Kouters

    - Regionaal Landschap De Voorkempen

    - Regionaal Landschap Dijleland

    - Regionaal Landschap Grote & Kleine Nete

    - Regionaal Landschap Haspengouw & Voeren

    - Regionaal Landschap Meetjesland

    - Regionaal Landschap Schelde & Durme

    - Velt Vzw

    Hieronder volgt een korte voorstelling van de hierboven beschreven organisaties:

    Nationale Boomgaardenstichting Vzw (NBS): De Nationale Boomgaardenstichting ontstond

    in het jaar 1984 als reactie op de massale rooiingen uitgevoerd binnen het areaal

    hoogstamboomgaarden te België en omstreken. Deze rooiingen vonden plaats in kader van de

    Europese rooipremieregeling en zorgden voor een groot verlies aan typische fruitvariëteiten en

    genetisch materiaal. De Nationale Boomgaardenstichting begon de rassen te verzamelen en te

    beschrijven, en hield het nationaal en lokaal fruitpatrimonium hierdoor in stand. Vandaag is de

    collectie meer dan 3500 variëteiten rijk en draagt deze de naam “Genenbank van Vlaanderen”

    (Vilt, 2013). Naast het behouden van de genenbank is de Nationale Boomgaardenstichting ook

    bezig met het verwezenlijken van doelstellingen steunend op de pijlers Landschap, Educatie en

    Vorming (NBS, 2014; NBS, 2019; Vilt, 2013):

  • 21

    - Hoogstamboomgaarden aanplanten, behouden, in ere herstellen & beheren. - Landschapsonderhoud - en herstel - Het inrichten en begeleiden van educatieve activiteiten met een insteek omtrent

    boomgaard en natuur(waarden)

    - Diensten, kennis en adviesverstrekking rond pomologie, hoogstamboomgaarden en landschapsonderhoud

    Regionale Landschappen: Regionale Landschappen is een organisatie actief over heel

    Vlaanderen binnen projecten rondom landschap, natuur, educatie en de organisatie om iedereen

    bij het landschap te betrekken. Vlaanderen is 16 “unieke” landschappen rijk en zo komt het dat

    de Regionale Landschappen 16 afdelingen heeft (RLHV, 2018). Het is een samenwerking van

    provincies, gemeenten, verenigingen, inwoners en andere partners. Landschapsinrichting,

    landschapsherstel, beplantingen, integratie en opvolging in zake Kleine Landschapselementen

    (KLE). De taken van de Regionale Landschappen kaderen binnen een brede waaier gericht op

    de pijlers: Landschap, Biodiversiteit, Recreatie, Erfgoed en Landbouw (Regionale

    Landschappen, 2019; RLHV, 2018). Hoogstamboomgaarden behoren tot de KLE’s en jaarlijks

    worden plantacties en events rondom fruit gehouden: Behaag je tuin, goedgeplukt,

    snoeicursussen, fruithappenings… (Regionale Landschappen, 2017).

    Velt Vzw (i.e. Vereniging voor Ecologisch Leven en Tuinieren): Velt is een vereniging actief

    in Vlaanderen en Nederland. Ook is het een kennis en expertisecentrum voor iedereen die graag

    samen eco-actief bezig is. Samen op een ecologische en duurzame manier tuinieren, samen

    koken, samen een ecologische en milieuvriendelijke levensstijl hanteren op het ritme van de

    seizoenen en dit met aandacht en respect voor de natuur. Velt stond aan de wieg van het concept

    “samentuinen” en begeleide intussen al meer dan 130 samentuinprojecten. Ondertussen werkt

    Velt ook samen rond buurtboomgaarden. Gepassioneerde tuiniers en fruitwerkgroepen met

    enkele specialisten onder hen, die onder meer deel uitmaken van de bijna duizend vrijwilligers,

    zetten zich elke dag in voor het bereiken van een ecologische leefomgeving. Dat is wat Velt zo

    sterk maakt (Velt vzw, 2019; Velt vzw & Leefmilieu Brussel, 2019). Met projecten zoals

    Verger Partagé en Buurtfruit Gent (in het kader van Gent en Garde) heeft Velt enkele het

    raakvlakken met deze thesis.

    2.2 Het gebruik van fruit in openbaar groen – de bevraging

    2.2.1 Het gebruikte type van interview

    Met behulp van een semi-structured interview (Rabionet, 2011) werd op bezoek bij de steden

    en gemeenten getracht inzicht te krijgen in het gebruik van fruit in openbaar groen. Er was geen

    ervaring was met het gebruik van deze interviewtechniek. Ook de verwerking van de resultaten

    was een totaal nieuw gegeven. Aan de hand van een uitgebreide voorstudie, verscheidene keren

    oefenen en het aftoetsen aan de hand van proefinterviews werd geprobeerd de interviewtechniek

  • 22

    (Clifford et al., 2016; Cohen & Crabtree, 2006; Rabionet, 2011; Rowley, 2012) en de

    verwerking van de resultaten (Gill et al., 2008; Kallio et al., 2016) onder de knie te krijgen.

    Een semi-structured interview kent een opbouw rondom enkele goed geformuleerde kernvragen

    die vooraf opgesteld zijn. Deze kernvragen zijn binnen elk interview dezelfde, terwijl de

    bijvragen spontaan ontstaan en voortvloeien uit de gevoerde conversatie (Clifford et al., 2016).

    Omdat er binnen dit onderzoek werd gepeild naar de aanwezigheid, de problemen,

    opportuniteiten en voordelen in heel diverse steden of gemeenten en omstandigheden. Was het

    gebruik van een semi-structured interview meer geschikt in vergelijking met een klassiek

    gestructureerde vragenlijst. Als ondervrager kon men onmogelijk alle vormen, aspecten,

    problemen, opportuniteiten, etc. voorzien. Het semi-structured interview gebruikt in dit

    onderzoek, werd heel duidelijk gestructureerd aan de hand van vier kernvragen, en liet

    daarnaast heel open antwoordmogelijkheden toe. De taak als onderzoeker bestond uit het

    luisteren en indien nodig bijsturen, maar tevens ook te participeren in het gesprek. Op deze

    manier hadden de grote problemen evenals de grote voordelen veel meer kans om naar voor te

    komen. Wanneer dergelijke zaken spontaan naar boven kwamen, en zeker wanneer deze

    doorheen het interview nogmaals herhaald werden, gaf dit aan dat het voor de geïnterviewde

    een belangrijk gegeven was (Clifford et al., 2016; Martic, 2018).

    Gedurende het interview werd heel wat informatie kenbaar gemaakt, hierdoor werd geopteerd

    de gesprekken, indien toestemming werd bekomen van de geïnterviewde, op te nemen. Op

    voorhand werd door beide partijen een document ondertekend waarin meer uitleg stond omtrent

    het gebruik en verwerking van de opname (zie bijlage 5).

    2.2.2 Opbouw interview

    De eerste vraag van het interview peilde of er al dan niet fruit aanwezig was/is of zal gebruikt

    worden in het openbaar groen van de stad of gemeente. Het antwoord op deze vraag bepaalde

    het vervolg van het interview (zie ook bijlage 4).

    Mogelijke antwoorden waren:

    - Ja, fruit is aanwezig binnen het openbaar groen;

    - Nee, fruit is niet aanwezig binnen het openbaar groen maar er zijn wel toekomstplannen

    tot fruitintegratie;

    - Nee, fruit is niet aanwezig binnen het openbaar groen maar dit is echter wel in het

    verleden aanwezig geweest;

    - Nee, fruit is niet aanwezig binnen het openbaar groen, er zijn geen toekomstplannen of

    er is geen verleden omtrent fruit in openbaar groen.

  • 23

    2.2.2.1 Ja, fruit is aanwezig binnen het openbaar groen

    A. Het in kaart brengen van het aanwezige fruit

    Hoe zien de fruitsites en fruitprojecten eruit in het openbaar groen van stad of gemeente? Omdat

    fruit verscheidene vormen kan aannemen en hierover nog niet echt opdelingen zijn terug te

    vinden, werd vooraf, een opdeling gemaakt naar mogelijke vormen vandaag aanwezig in het

    openbaar groen. Deze verschillende vormen worden opgedeeld in: (i) één boom of struik, (ii)

    één of meerdere groepje(s) of, (iii) grotere groep(en). Deze opdelingen werden onderbouwd op

    basis van reeds bestaande openbare groenvormen, gespecifieerd in het vademecum bomen en

    beheerplanning Harmonisch Park & Groenbeheer (HPG) (Vanhaeren et al, 2004; Joye et

    al.,2008). Naast deze werkstukken werd ook andere wetenschappelijke literatuur geraadpleegd

    (Panduro & Veie, 2013; Czembrowski & Kronenberg, 2016) om tot volgende definities te

    komen:

    Eén boom of struik

    De fruitzame of solitaire entiteit (één boom of struik)

    Een fruitzame, i.e. samentrekking van de woorden fruit en eenzaam, of solitaire entiteit

    is een op zichzelf staande fruitboom of -struik die in zijn directe omgeving geen enkel,

    gelijkaardig exemplaar heeft staan. Deze bomen of struiken werden op een welbepaalde

    plaats aangeplant of ontstonden door toevallige verspreiding van zaden. In het beheer

    blijven deze vaak staan om de aandacht te trekken (figuur 3).

    FIGUUR 3: VOORBEELD VAN EEN SOLITAIRE FRUITBOOM (JUGLANS REGIA) IN HET OPENBAAR GROEN. BRON: PALMHUNTERS, 2019

    Groepje

    Het fruitgroepje (2 – 5 bomen of struiken)

    Een fruitgroepje is een ruimtelijk afgescheiden groep bestaande uit twee tot vijf

    fruitbomen of -struiken. Een samenhang is noodzakelijk. Het fruitgroepje (zie figuur 4)

    dient zich te onderscheiden van de rest van de omgeving en andere bomen of struiken.

  • 24

    FIGUUR 4: VOORBEELDEN VAN FRUITGROEPJES IN HET OPENBAAR GROEN. ALLEN MET INTENSIEF BEHEERDE GRAS. (PARKJE

    ZELZATE (LINKSBOVEN), MUZIEKACADEMIE WILLEBROEK (ONDERAAN))

    Het snoepbos (> 5 bomen of struiken)

    Een snoepbos is een ruimtelijk afgescheiden groep (zie figuur 5) bestaande uit meer dan

    vijf fruitbomen of struiken.

    FIGUUR 5: INTEGRATIE VAN EEN SNOEPBOSJE TE ZAVENTEM, BEHEERD DOOR NATUURPUNT (SITE MABTINUSWEG)

    Het eetbare park (meerdere fruitgroepjes)

    Men spreekt van een eetbaar park indien er in een park of openbare groenomgeving

    meerdere fruitgroepjes (i.e. mix fruitbomen en struiken) terug te vinden zijn die in

    ruimtelijk afgescheiden groepen verspreid staan over de beschikbare ruimte. In dit park

    kan er op meerdere plekjes van het fruit gesnoept worden. Figuur 6 is hier een mooi

    voorbeeld van, de zones zijn hier duidelijk te onderscheiden aangezien deze worden

    verdeeld door aangelegde paden.

  • 25

    FIGUUR 6: VOORBEELD VAN EEN EETBAAR PARK TE SCHAARBEEK (SITE TERDELTPLEIN)

    Grote groep

    De boomgaard (vanaf 10 fruitbomen)

    Een boomgaard is een duidelijk gestructureerde en samenhangende eenheid van

    hoogstam- of halfstam fruitbomen (figuur 7). Het is een beheervriendelijke eenheid en

    daarom staan de bomen voornamelijk op rijen.

    FIGUUR 7: BELEVINGSBOOMGAARDEN TE ROESELARE. SITE OEKENE MET BLOTEVOETENPAD (BOVENAAN), SITE ZILVERENBERG

    (ONDERAAN).

    Fruitbos Voedselbos

    Een Fruitbos (naar analoog voorbeeld voedselbos) heeft het uitzicht van een natuurlijk

    bos, al bestaat het (bijna) volledig uit fruit producerende bomen en struiken. Een fruitbos

    wordt opgedeeld in meerdere étages. Iedere étage van kruid- tot boomlaag wordt zo

    optimaal mogelijk benut. Een fruitbos heeft als doel de fruitteelt en de natuur met elkaar

    te verenigen. Deze vereniging wordt gerealiseerd in een boscontext, waarin wordt

    getracht een zo hoog mogelijke fruitopbrengst te realiseren per vierkante meter, zonder

  • 26

    daarbij beroep te hoeven doen op menselijke tussenkomst. Het fruitbos is een op zichzelf

    staand, extensief fruit producerend systeem, waar op duurzame wijze fruit wordt

    geproduceerd. Een doordachte soort- en rassenkeuze maken bij de aanplant is van groot

    belang. Alle étages in het fruitbos vullen elkaar aan en bieden tevens ondersteuning in

    de productiviteit. Om het systeem draaiende te houden, wordt er ook ingezet op

    stikstofbinders, windbrekers, etc. Dit alles om het bos zo productief mogelijk te laten

    zijn (Breidenbach et al.,2017). De samenleving rondom het fruitbos (figuur 8) plukt

    letterlijk en figuurlijk de vruchten van het succes van dit fruitbos (Limareva, 2015).

    FIGUUR 8: INTERPRETATIE VAN EEN FRUITBOS/VOEDSELBOS TE BRUGGE (SITE POERTOREN). BOVENSTE ÉTAGE= FRUITBOMEN

    (APPEL & PEER), MIDDENÉTAGE = KLEINFRUIT EN GROENTEN, ONDERSTE ÉTAGE= TUSSENTEELT GRAS EN EETBARE KRUIDEN

    Fruit- of sneukelhagen

    Een fruit- of sneukelhaag is een haag of houtkant bestaande uit bomen, struiken en vaste

    planten die eetbare vruchten voortbrengen. Vaak zijn deze terug te vinden langsheen

    bosranden of trage wegen. Ook in stedelijke context kunnen deze worden aangetroffen

    langsheen parken en speel- of jeugdterreinen (figuur 9). Veelgebruikte soorten in

    sneukelhagen zijn de tamme kastanje, bosaardbei, okkernoot, mispel, zwarte moerbei,

    hazelaar, braam, etc. (Natuurpunt, 2018; Bos+, 2018).

    FIGUUR 9: FRUIT- OF SNEUKELHAAG TE SCHAARBEEK (LINKS) EN TE GENK (RECHTS)

  • 27

    Andere

    Straat- of laanbeplanting (vanaf 3 - … bomen)

    Staan fruitbomen aangeplant in een groepje of een rij langsheen een weg, laan of dreef?

    Deze situatie wordt gedefinieerd als straat- of laanbeplanting (figuur 10). In de

    meerderheid van de gevallen worden hier één of meerdere bomenrijen langsheen de weg

    aangetroffen. De fruitbomen zijn ofwel in grassige berm, ofwel in een plantvak of

    plantstrook gezet welke omgeven zijn door verharde oppervlaktes. Wat vast staat is dat

    de bomen, in de door de mens beïnvloede omgeving (verdichte bodems,

    wegfunderingen, riolereingen, huizen, voet- of fietspaden…), zijn ondergebracht. Dit

    brengt specifieke beheerproblemen met zich mee. Om over straat- of laanbeplanting te

    kunnen blijven spreken, is het belangrijk dat er een zekere samenhang tussen de

    elementen van de bomenrij(en) wordt waargenomen. Terreineenheden zoals gelijnde

    fruitstruiken langsheen de weg, laan of dreef vallen niet onder straat- of laanbeplanting.

    Dit omwille van het feit dat hun beheer sterk verschilt van dit van de opgaande bomen.

    De fruitstruiken in dit geval behoren tot Fruit- of Sneukelhagen.

    FIGUUR 10: VOORBEELD VAN STRAATBEPLANTING (LINKS) EN LAANBEPLANTING (RECHTS) MET APPELS TE AMSTERDAM. BRON:

    KATUIN, 2017

    Leifruit

    Wordt een fruitboom of -struik langsheen een muur, schutting, raamwerk of dergelijk

    verticaal oppervlak geleid, om op deze manier fruit te oogsten van onbenutte verticale

    oppervlaktes, dan wordt gesproken over leifruit (figuur 11). Het voordeel van de

    integratie van leifruit is dat op beperkte plaats veel fruit kan worden geoogst. Leifruit

    kent talrijke snoeivormen (enkele en dubbele U-vorm, dubbele V-vorm, kandelaarvorm,

    waaiervorm, spilvorm, snoer, palmetvorm, cilinder, etc.). Om de fruitboom de juiste

    vorm te geven, is regelmatige snoei en aanbinden van uitermate groot belang. Tevens is

    niet iedere fruitsoort even makkelijk op te leiden. Meest gekende fruitsoorten in

    leiverband zijn: (i) kiwi(bes), (ii) druiven en (iii) peren. Echter zijn er heel wat meer

    fruitsoorten die zich al dan niet goed lenen voor het beheer als leifruit (De Maegd, 2010;

    Kerbusch, 2018; P