generatiebesef in nederland - thijmgenootschap · generatiekloof betrekkelijk rustig. er zijn...

20
peter ester, isabelle diepstraten & henk vinken Generatiebesef in Nederland Es ist überhaupt ein Fehlbegriff, den die meisten Forscher begehen, zu meinen, ein wirkliches Generationsproblem gebe es nur dann, wenn man eine Generationsrhythmik mit ein für allemal fixierbaren zeitlichen Intervallen aufzuweisen imstande ist. Karl Mannheim inleiding ‘In mijn generatie was er voor vrouwen geen pensioen en moest je ophouden met werken als je trouwde’, ‘In mijn generatie kon het niet op, er was werk genoeg en overal kreeg je subsidie voor’, ‘Mijn generatie heeft het moeilijk gehad om aan de slag te komen’, ‘Wat mijn generatie ty- peert is die enorme vrijheid die we hadden. Je mocht alles onderzoeken’. Dit zijn uitspraken van mensen uit verschil- lende generaties die voor velen herkenbaar zijn. Ze sugge- reren dat personen uit een zelfde generatie gemeenschap- pelijke ervaringen hebben. Veelal gaat het om ervaringen uit de jeugdjaren die een blijvende indruk achterlaten en een stempel drukken op een generatie. Ervaringen die de lotgevallen van een generatie ook na de jeugdperiode teke- nen. Het denken in termen van generaties is van alle tijden. De media helpen ons daarbij door het bedenken van rake generatiestereotyperingen. Meestal hebben deze betrek- king op de jongste generatie zoals bijvoorbeeld: ‘Generatie x ’ en ‘generatie y ’, ‘generatie Nix’, ‘de meerkeuze genera- tie’, ‘de achterbankgeneratie’, ‘de laconieke generatie’, ‘de generatie nuchter’ en zelfs ‘de weg-van-de-waanzinnige- 12 Christina Bode en Luca Consoli (red.), ‘Oud en Jong. Verschillende generaties in Nederland' Valkhof Pers, Nijmegen 2010 (Annalen van het Thijmgenootschap, afl. 98.1)

Upload: others

Post on 22-Jul-2020

3 views

Category:

Documents


0 download

TRANSCRIPT

Page 1: Generatiebesef in Nederland - Thijmgenootschap · generatiekloof betrekkelijk rustig. Er zijn althans weinig tekenen van structurele onmin tussen de generaties. Maar is dit schijn

peter ester , isabelle diepstraten &henk v inken

Generatiebesef in Nederland

Es ist überhaupt ein Fehlbegriff, den die meisten Forscher begehen,zu meinen, ein wirkliches Generationsproblem gebe es nur dann,wenn man eine Generationsrhythmik mit ein für allemalfixierbaren zeitlichen Intervallen aufzuweisen imstande ist.Karl Mannheim

inleiding

‘In mijn generatie was er voor vrouwen geen pensioen enmoest je ophouden met werken als je trouwde’, ‘In mijngeneratie kon het niet op, er was werk genoeg en overalkreeg je subsidie voor’, ‘Mijn generatie heeft het moeilijkgehad om aan de slag te komen’, ‘Wat mijn generatie ty -peert is die enorme vrijheid die we hadden. Je mocht allesonderzoeken’. Dit zijn uitspraken van mensen uit verschil-lende generaties die voor velen herkenbaar zijn. Ze sugge-reren dat personen uit een zelfde generatie gemeenschap-pelijke ervaringen hebben. Veelal gaat het om ervaringenuit de jeugdjaren die een blijvende indruk achterlaten eneen stempel drukken op een generatie. Ervaringen die delotgevallen van een generatie ook na de jeugdperiode teke-nen.Het denken in termen van generaties is van alle tijden.

De media helpen ons daarbij door het bedenken van rakegeneratiestereotyperingen. Meestal hebben deze betrek-king op de jongste generatie zoals bijvoorbeeld: ‘Generatiex ’ en ‘generatie y ’, ‘generatie Nix’, ‘de meerkeuze genera-tie’, ‘de achterbankgeneratie’, ‘de laconieke generatie’, ‘degeneratie nuchter’ en zelfs ‘de weg-van-de-waanzinnige-

12Christina Bode en Luca Consoli (red.), ‘Oud en Jong. Verschillende generaties in Nederland'

Valkhof Pers, Nijmegen 2010 (Annalen van het Thijmgenootschap, afl. 98.1)

Page 2: Generatiebesef in Nederland - Thijmgenootschap · generatiekloof betrekkelijk rustig. Er zijn althans weinig tekenen van structurele onmin tussen de generaties. Maar is dit schijn

werkelijkheid generatie’. Uit eerdere perioden stammen ‘deprotestgeneratie’ en ‘de stille generatie’.1 Deze typeringenworden vaak opgediend met een wat dun cultuursociolo-gisch sausje. Soms worden daarbij hele decennia verdichttot één uniek sociaal, cultureel en politiek klimaat, zoals dezompige, saaie en zelfgenoegzame jaren vijftig, de experi-mentele jaren zestig (‘the Gay Sixties’), of de ‘no-nonsen-se’-jaren tachtig.

De afgelopen decennia lijken de generatietyperingen elkaarsteeds sneller op te volgen, alsof er elke week ‘een nieuwegeneratie’ opstaat. Vanwaar deze behoefte steeds nieuwegeneraties te detecteren? Ongetwijfeld heeft die behoeftete maken met het streven om het huidige diffuse tijdsge-wricht te begrijpen. Het is een ultieme vorm van onzeker-heidsreductie. Vooral nu we geconfronteerd worden metsnelle en ambivalente maatschappelijke ontwikkelingen,zo als de opkomst van nieuwe leefvormen en leefstijlen,fragmentatie van waarden en normen, culturele plurifor-miteit, demografische verschuivingen, veranderingen inam bities, aspiraties en esthetische preferenties. Het is hetwerk van onder andere de media en marktonderzoekers omdeze ‘signs of time’ te interpreteren en te verbeelden. Generatiemetaforen fungeren daarbij als instantsym -

bolen met een hoog communicatief gehalte. Dergelijkegeneratiebeelden werken heel aansprekend om trends tevatten en te verklaren. Veronderstelde wezenskenmerkenvan generaties en perioden worden uitvergroot door goedin het ge hoor liggende benamin gen. Tegelijk hebben indi -viduali serings- en fragmenteringsprocessen het opdelenvan de samenleving in hapklare consumentenbrokken toteen hachelijke onderneming gemaakt. Ook mensen zelflaten zich niet graag bij een bepaalde groep indelen. Ze be -nadrukken liever hun unieke, authentieke identiteit en lij-ken zich steeds minder bewust van de invloed van bijvoor-beeld groepskenmerken of periodeneffecten. De vraag isdan ook of mensen zich zelf tot een bepaalde generatie

13Christina Bode en Luca Consoli (red.), ‘Oud en Jong. Verschillende generaties in Nederland'

Valkhof Pers, Nijmegen 2010 (Annalen van het Thijmgenootschap, afl. 98.1)

Page 3: Generatiebesef in Nederland - Thijmgenootschap · generatiekloof betrekkelijk rustig. Er zijn althans weinig tekenen van structurele onmin tussen de generaties. Maar is dit schijn

rekenen en hoe stabiel of veranderlijk generationele zelfi-dentificaties eigenlijk zijn.Generaties zijn echter ook om een andere reden een

interessant onderwerp voor media en onderzoekers. Maat-schappelijke veranderingen zijn verbonden met het ver -dwijnen van oude en het opkomen van nieuwe generaties.Maatschappelijke conflicten worden regelmatig uitgelegdals een conflict tussen oudere en jongere generaties. In ditopzicht spreken ongetwijfeld de jaren zestig het meest totde verbeelding. Volgens historicus Righart hebben de jarenvijftig en zestig Nederland ingrijpender veranderd dan deTweede Wereldoorlog.2 De ondertitel van zijn spraakma-kende boek De Eindeloze Jaren Zestig luidt: Geschiedenis vaneen generatieconflict. Hiermee zegt hij dat de jaren zestig,maar eerder nog eind jaren vijftig, een duidelijke breuklijnwaren tussen de vooroorlogse en naoorlogse generatie inNederland. Er bleek al snel sprake van een hevige genera-tiekloof die zijn apotheose beleefde tijdens de huwelijks-plechtigheid van Beatrix en Claus in 1966 en de studenten-revolte van mei 1968. Sindsdien is het op het vlak van degeneratiekloof betrekkelijk rustig. Er zijn althans weinigtekenen van structurele onmin tussen de generaties. Maaris dit schijn of werkelijkheid?

Een kwestie die ons als cultuursociologen boeit is de vraagin welke mate Nederlanders zich identificeren met eengeneratie. Bestaat er wel zoiets als een markant generatie-besef? Verschilt dit tussen oudere en jongere generaties?Hoe heeft het generatiebesef zich de afgelopen tien jaarontwikkeld? Is het minder geworden en heeft dat met indi-vidualiseringsprocessen te maken? Of zijn er andere din-gen aan de hand? Al meer dan een decennium zijn dit devragen die wij onderzoeken en waarover wij publiceren.3

We maken daarbij gebruik van grootschalig survey-onder-zoek en combineren bij voorkeur kwantitatieve en kwalita-tieve onderzoeksgegevens.

14Christina Bode en Luca Consoli (red.), ‘Oud en Jong. Verschillende generaties in Nederland'

Valkhof Pers, Nijmegen 2010 (Annalen van het Thijmgenootschap, afl. 98.1)

Page 4: Generatiebesef in Nederland - Thijmgenootschap · generatiekloof betrekkelijk rustig. Er zijn althans weinig tekenen van structurele onmin tussen de generaties. Maar is dit schijn

In deze bijdrage maken we de balans op. We vermoeiende lezer niet met een groot aantal tabellen, maar gevenvooral de conclusies weer. Achtereenvolgens beschrijvenwe de ontwikkeling van het generatiebesef in Nederland,(veranderende) opvattingen van generaties over onderwijs,arbeid, cultuur, politiek en toekomstbeelden en algemeneconclusies. Hieraan voorafgaand moeten we iets zeggenover wat generaties eigenlijk zijn. Het is goed om dan evenstil te staan bij de ‘founding father’ van het sociologischegedachtegoed rond generaties: Karl Mannheim en bij detheoretische en methodologische uitgangspunten die we inons onderzoek hanteren.

karl mannheim: klassiek generatie-theoreticus

Mannheim (1893-1947) wordt doorgaans gezien als de eer-ste generatietheoreticus die sociale factoren een plaats gafin het generatiebegrip.4 Hij werd hiermee de grondleggervan de sociologische invulling van het generatieconcept.Mannheim nam nadrukkelijk afstand van het biologischegeneratiebegrip zoals dat in zijn tijd gebruik was. Ofwel deopvatting dat een generatie ruwweg dertig jaar beslaat, detijd die het duurt voordat een kind de volwassenstatusbereikt. In deze gangbare optiek vindt iedere dertig jaargeneratievervanging plaats. Mannheim keerde zich tegendeze positivistische bijna boekhoudkundige generatieop-vatting. In zijn ogen vindt in elke samenleving een continuproces plaats, waarin nieuwe leden voor het eerst deelne-men aan het maatschappelijke leven en oudere leden zichterugtrekken. Het biologische feit dat alle mensen geborenworden, tot volwassenheid komen om vervolgens te ster-ven is op zichzelf sociologisch niet interessant. Dit is welhet geval wanneer benadrukt wordt, dat mensen uit eenzelfde cultureel gebied en een zelfde historische periodeingeperkt zijn door een historisch-geografisch specifiek

15Christina Bode en Luca Consoli (red.), ‘Oud en Jong. Verschillende generaties in Nederland'

Valkhof Pers, Nijmegen 2010 (Annalen van het Thijmgenootschap, afl. 98.1)

Page 5: Generatiebesef in Nederland - Thijmgenootschap · generatiekloof betrekkelijk rustig. Er zijn althans weinig tekenen van structurele onmin tussen de generaties. Maar is dit schijn

palet van potentiële ervaringen en gedragingen. Dit is heteerste niveau in Mannheims generatiebegrip. Hij noemt ditniveau de ‘generatielocatie’: een cluster van geboortecohor -ten die in dezelfde periode en binnen dezelfde sociaal-cul-turele ruimte zijn geboren. Door hun gemeenschappelijkelocatie vormen mensen uit hetzelfde cluster van geboorte-cohorten een potentiële of sluimerende generatie.Die potentie wordt pas werkelijkheid op het tweede

niveau van Mannheims generatiebegrip, de ‘generatiesa-menhang’. Het gaat dan om mentale factoren: het bewust-zijn tot een generatie te horen. Ook dan zijn sociale facto-ren essentieel. Het gaat om het bewustzijn van een gemeen-schappelijk historisch referentiekader. Mannheim defini-eert een generatiesamenhang als geboortecohorten die tij-dens hun gelijktijdig verlopen formatieve periode bloothebben gestaan aan dezelfde maatschappelijke verande -ringen en zich op grond hiervan bewust zijn een gemeen-schappelijk lot te dragen. Het begrip ‘formatieve periode’behelst de periode waarin mensen van kind tot volwasseneuitgroeien en omvat globaal genomen de periode van hetvijftiende tot vijfentwintigste levensjaar. Het is in dezeperiode dat mensen volgens Mannheim het meest ontvan-kelijk zijn voor omgevingsinvloeden. Ervaringen in dezeformatieve periode zouden een blijvend effect hebben opde verdere levensloop van individuen. Op grond van hetbesef van gemeenschappelijke formatieve ervaringen kanvolgens hem bij de generatieleden een generatie-identifica-tie ontstaan. Mannheim benadrukt dat generatieleden, ook al zijn zij

zich bewust van gedeelde omstandigheden, niet altijd opdezelfde manier reageren op of dezelfde betekenis verle-nen aan hun gemeenschappelijke jeugdervaringen. Om ditduidelijk te maken onderscheidt hij nog een derde niveau inhet generatiebegrip: de ‘generatie-eenheden’. Generatie-een heden ontstaan meestal binnen concrete sociale groe-pen. Een groep waarbinnen de leden gezamenlijk een visieontwikkelen op de maatschappelijke gebeurtenissen. Een

16Christina Bode en Luca Consoli (red.), ‘Oud en Jong. Verschillende generaties in Nederland'

Valkhof Pers, Nijmegen 2010 (Annalen van het Thijmgenootschap, afl. 98.1)

Page 6: Generatiebesef in Nederland - Thijmgenootschap · generatiekloof betrekkelijk rustig. Er zijn althans weinig tekenen van structurele onmin tussen de generaties. Maar is dit schijn

dergelijke concrete groep, ook wel voorhoede genoemd,kan een kristallisatiepunt gaan vormen dat aantrekkings-kracht uitoefent op andere leden van dezelfde generatiesa-menhang. Anderen kunnen de visie van de voorhoede zienals een bevredigende betekenisgeving aan de voor hen ken-merkende sociaal-historische werkelijkheid. In een periodevan grote maatschappelijke dynamiek is de kans groter datbepaalde groepen binnen een generatie een zogenaamdegeneratie-eenheid gaan vormen. Voorwaarde is echter weldat de maatschappelijke dynamiek ook weer niet al te grootis: een groep moet de tijd krijgen een eigen kenmerkendreactiepatroon te ontwikkelen. Is dat niet het geval, dan zalmen de neiging hebben zich aan te sluiten bij oudere ofsoms bij jongere generatie-eenheden. Als voorbeeld noemtMannheim de generatie uit zijn tijd die de Jugendstil heeftvoortgebracht en de jeugdbeweging in het Duitsland van delaat negentiende en vroeg twintigste eeuw.Het zijn de generatie-eenheden die een generatie een

duidelijk gezicht meegeven en vaak aan de basis liggen vande etiketten die op een generatie worden geplakt. Het eti-ketteren van generaties op basis van een bepaalde genera-tie-eenheid kan echter leiden tot onterechte stereotyperin-gen van een generatie als geheel. Er kunnen meerdere gene-ratie-eenheden bestaan binnen een generatie en niet ieder-een zal zich met een of één generatie-eenheid identifice-ren. Een ‘nieuwe generatie’ verwijst in het generatiesocio-logische discours dan ook vooral naar het begrip generatie-eenheid, een voorhoede of avant-garde met ‘veranderings-potentieel’, waarmee de notie van ‘nieuw’ als trendsettendin beeld is. Het generatiesociologische discours oriënteertzich dus niet op een biologische definitie, op een vaste rit-miek van de opkomst en neergang van generaties. Genera-ties kunnen dus zeer wel van verschillende lengte zijn, alnaar gelang de sociaal-culturele context waarbinnen gene-raties zich vormen.

17Christina Bode en Luca Consoli (red.), ‘Oud en Jong. Verschillende generaties in Nederland'

Valkhof Pers, Nijmegen 2010 (Annalen van het Thijmgenootschap, afl. 98.1)

Page 7: Generatiebesef in Nederland - Thijmgenootschap · generatiekloof betrekkelijk rustig. Er zijn althans weinig tekenen van structurele onmin tussen de generaties. Maar is dit schijn

uitgangspunten in ons generatie -onderzoek

Uit bovenstaande generatietheorie valt af te leiden dat gene-ratie-effecten onderscheiden moeten worden van andere‘tijds’effecten. Kenmerken van mensen kunnen verander-lijk zijn, afhankelijk van hun levensfase of van belangrijkemaatschappelijke gebeurtenissen die alle generaties evenhard raken. Generatie-effecten daarentegen verwijzen naarstabiele opvattingen en (on)mogelijkheden van mensen dieop te vatten zijn als blijvende gevolgen van hun formatieveperiode. Dat neemt niet weg dat er weinig harde bewijzen zijn

over de grenzen van de formatieve periode. Eindigt dezeperiode als we vijfentwintig zijn of wordt dat steeds later nuwe steeds langer ‘jong’ mogen zijn of worden de grenzenvan de periode vager nu levensfasen minder duidelijk vanelkaar afgebakend zijn? En hoe zit het dan met verschillentussen individuen? Ook het begrip generatielokatie is dis-cutabel: zijn er wel zulke scherpe grenzen te trekken tus-sen historische perioden op grond waarvan we potentiëlegeneraties kunnen traceren? Gelet op bovengenoemde kanttekeningen hanteren we

in ons onderzoek geen scherp omschreven generatietypo-logie. Op basis van eerder historisch en cultuursociologischgeneratieonderzoek maken we echter op dat er veel voor tezeggen is om globaal drie generaties te onderscheiden: deoorlogs-, babyboom- en keuzegeneratie.

1. Oorlogsgeneratie, geboren tussen 1910 en 1940De oudste cohorten binnen deze generatie werden in hunjeugdjaren geconfronteerd met de crisis en massale werk-loosheid van de jaren dertig en de Tweede Wereldoorlog,waardoor deze generatie zeer beperkte levenskansen haddie later nauwelijks goed te maken bleken. De crisis- enoorlogservaring hebben ook de waarden van deze cohor-ten getekend: gerichtheid op financiële zekerheid, een hoog

18Christina Bode en Luca Consoli (red.), ‘Oud en Jong. Verschillende generaties in Nederland'

Valkhof Pers, Nijmegen 2010 (Annalen van het Thijmgenootschap, afl. 98.1)

Page 8: Generatiebesef in Nederland - Thijmgenootschap · generatiekloof betrekkelijk rustig. Er zijn althans weinig tekenen van structurele onmin tussen de generaties. Maar is dit schijn

arbeidsethos, afkeer van politiek extremisme en beklemto-nen van soberheid, zuinigheid en trouw aan orde en gezag.De jongere cohorten binnen deze generatie kenden hunformatieve jaren tijdens de periode van de wederopbouwna de oorlog, gevolgd door een periode van economischehoogconjunctuur in de tweede helft van de jaren vijftig. Ditcohort heeft kunnen profiteren van grotere onderwijskan-sen en kwam op de arbeidsmarkt toen de vraag naar arbeidzeer groot was. Hierdoor heeft dit cohort gunstiger levens-kansen gehad dan hun oudere generatiegenoten, waardoorze ook later in de levensloop beter af is. Door het opgroeientijdens de wederopbouw staan ook voor jongere cohortenwaardenoriëntaties centraal die vergelijkbaar zijn met dewaarden van oudere cohorten.

2. Babyboomgeneratie, geboren tussen 1940 en 1960De leden van deze generatie groeiden op in een periodevan ongekende welvaart tijdens de jaren zestig en beginjaren zeventig, waardoor ze over relatief gunstige levens-kansen beschikken. Door een radicaal ander waarden -patroon onderscheidt de babyboomgeneratie zich van deoorlogsgeneratie. Dat waardenpatroon is vooral terug tevoeren op de processen van ontzuiling en secularisering.Daarnaast leidde de economische modernisering tot eenroep om steeds hoger opgeleide arbeidskrachten. De baby-boomgeneratie was de eerste generatie die massaal aan hethoger onderwijs deelnam en daardoor een veel langereperiode op school doorbracht. Deze verlengde schoolloop-baan betekende een uitstel van het op zich nemen van vol-wassen verantwoorde lijkheden en bood de jeugd uit dejaren zestig een tijd van vrijheid waarin men naar harten-lust met allerlei zaken kon experimenteren. De welvaart enopkomst van de Anglo-Amerikaanse consumptiecultuur,die ook sterk op de jongerenmarkt was gericht, bood jon-geren ook de mogelijkheden en instrumenten om te experi-menteren. Deze ontwikkelin gen maakten dat de nieuwebabyboomgeneratie zich niet meer kon herkennen in het

19Christina Bode en Luca Consoli (red.), ‘Oud en Jong. Verschillende generaties in Nederland'

Valkhof Pers, Nijmegen 2010 (Annalen van het Thijmgenootschap, afl. 98.1)

Page 9: Generatiebesef in Nederland - Thijmgenootschap · generatiekloof betrekkelijk rustig. Er zijn althans weinig tekenen van structurele onmin tussen de generaties. Maar is dit schijn

traditionele, burgerlijke waardenpatroon van de haar voor-afgaande oorlogsgeneratie. De babyboomgeneratie bena-drukt waarden als zelfontplooiing, democratisering, gelijk-heid van macht en inkomen, individuele vrijheid en politiekengagement.

3. Keuzegeneratie, geboren na 1960De jongste generatie groeide op in de jaren tachtig ennegentig en typeren we als de keuzegeneratie. De naamontlenen we aan de waarneming dat vooral sinds de jarentachtig van jongeren verwacht wordt dat ze hun levensloopop hun eigen manier, volgens eigen keuzes, onder eigen ver-antwoordelijkheid en onder zelfregie invullen. De ledenvan de keuzegeneratie zijn permanent verwikkeld in hetzelfgestuurd vormgeven van de eigen biografie en het flexi-bel inspelen op de kansen die de omgeving biedt. Leren enleven zijn bij de keuzegeneratie onlosmakelijk met elkaarverbonden. Hierbij vormen onzekerheid en risico de keer-zijde van de medaille: mensen zullen keuzes moeten makenuit steeds méér, maar minder eenduidige alternatieven. Dégeneratie-eenheid binnen deze generatie zou niet zozeerals politieke voorhoede te typeren zijn, maar als leerelite dieexperimenteert met nieuwe leer- en werkculturen als ant-woord op de hedendaagse ontwikkelingen. Mogelijk ver-schillen ook hier oudere van jongere cohorten. De oudstecohorten groeiden op in het economisch zwaar weer vande jaren tachtig en zijn ook wel als ‘verloren generatie’ aan-geduid. De jongste cohorten zijn de eersten die opgroeienmet ICT en met ouders die aan de wieg stonden van denieuwe naoorlogse zelfsontplooiingsideologie.

20Christina Bode en Luca Consoli (red.), ‘Oud en Jong. Verschillende generaties in Nederland'

Valkhof Pers, Nijmegen 2010 (Annalen van het Thijmgenootschap, afl. 98.1)

Page 10: Generatiebesef in Nederland - Thijmgenootschap · generatiekloof betrekkelijk rustig. Er zijn althans weinig tekenen van structurele onmin tussen de generaties. Maar is dit schijn

hoe staat het met het generatiebesefin nederland?

We gaven aan dat scherpe grenzen tussen generaties enhun historische locaties niet zomaar te trekken zijn. Ookmet een duidelijke generatielocatie is echter nog geen spra-ke van een echte generatie. Daarvoor is generatiebesef no -dig. Mogelijk leidt individualisering tot dermate verschil-lende ervaringen of in ieder geval tot het idee ‘een uniekindividu’ te zijn, dat een collectiviteitsbesef op basis vangedeelde jeugdervaringen als voorwaarde ontbreekt om totgeneratievorming te kunnen komen. Zo geredeneerd zouhet generatiebesef onder jongere generaties wel eens zwakkunnen zijn. Hierbij moet echter niet het levensfase-effectvergeten worden: het generatiebesef kan geringer zijn, juistomdat jongere cohorten nog op een beperkte tijd van hunleven terug kunnen kijken op ‘hoe het zo gekomen is’. Tegelijk wordt individualisering opgevoerd als reden

waarom generatiebesef op zichzelf mogelijk belangrijkerwordt, nu categorieën als sociaal milieu en gender aan be -tekenis verliezen. Juíst dit besef van individualiserendelevenslopen kan de basis vormen voor generatie-identifica-tie. Dit generatiebesef kan bovendien opgeroepen wordendoor de talloze generatietyperingen die de media inomloop brengt. Wat blijkt nu uit onze onderzoeken van deafgelopen tien jaar?

Het generatiebesef in Nederland is sterk. Een zeer ruimemeederheid van de Nederlanders rekent zich tot een gene-ratie. Dat is nu zo en dat was tien jaar geleden ook het geval.Wat we vervolgens zien is dat generatiebesef verschilt pergeneratie. Hoe jonger de generatie, hoe zwakker het gene-ratiebesef. Maar ook voor de jongste generatie geldt dat demeerderheid zich met een bepaalde generatie identificeert.Generatiebesef is dus bepaald niet van voorbijgaande aard.Nederlanders hebben iets met hun generatie en daar is hetlaatste decennium weinig verandering in gekomen.

21Christina Bode en Luca Consoli (red.), ‘Oud en Jong. Verschillende generaties in Nederland'

Valkhof Pers, Nijmegen 2010 (Annalen van het Thijmgenootschap, afl. 98.1)

Page 11: Generatiebesef in Nederland - Thijmgenootschap · generatiekloof betrekkelijk rustig. Er zijn althans weinig tekenen van structurele onmin tussen de generaties. Maar is dit schijn

Wel zien we dat vooral de oudere generaties in 2006meer verwijzen naar historische gebeurtenissen uit hunjeugdjaren dan ze in 1996 deden. Geen van de drie genera-ties, ook de jongste keuzegeneratie niet, noemt recente for-matieve gebeurtenissen. Opmerkelijk als we denken aan degrote turbulentie in de periode 1996-2006. Generatiebesefwordt dus echt generationeel geduid: het belang van dejeugdjaren is groot, groter dan de recente jaren.Het is evident dat hoe ‘ouder’ de generatie, des te meer

eenduidig deze generatie zichzelf typeert. Binnen de jong-ste generatie vinden we een grote verscheidenheid aan zelf-typeringen; een verscheidenheid die fraai overlapt met devele, zeer diverse en elkaar snel opvolgende etiketten in demedia.De vraag is of dit gevestigde generatiebesef nu ook bete-

kent dat generaties verschillen ervaren in kansen en denk-beelden op allerlei terreinen. We gaan dat voor een aantalbelangrijke domeinen na: onderwijs, arbeid en socialezekerheid, cultuur, politiek en toekomst.

onderwi js

Generaties zijn met de jaren optimistischer geworden overhun eigen kansen in het onderwijs. Als ze zich vergelijkenmet jongere en met oudere generaties oordelen ze door-gaans positiever over de kansen van de eigen generatie. Dejongste keuzegeneratiecohort (geboren na 1970) is hetmeest opgeschoven in deze gunstigere zelfbeoordeling en de keuzegeneratie als geheel acht zich in 2006 zelfs het beste af. Die toppositie was in 1996 nog voor de baby-boomers weggelegd. In de oordelen over diverse kansen van jongeren in het

onderwijs is ook een trend naar meer optimisme waar-neembaar. Grote groepen dachten in 1996 dat jongeren hetin het onderwijs moeilijker kregen, bij voorbeeld vanwegede druk op de studieduur, de betaalbaarheid van opleidin-

22Christina Bode en Luca Consoli (red.), ‘Oud en Jong. Verschillende generaties in Nederland'

Valkhof Pers, Nijmegen 2010 (Annalen van het Thijmgenootschap, afl. 98.1)

Page 12: Generatiebesef in Nederland - Thijmgenootschap · generatiekloof betrekkelijk rustig. Er zijn althans weinig tekenen van structurele onmin tussen de generaties. Maar is dit schijn

gen, de kansen op een baan na een studie. In 2006 zijn allegeneraties minder somber. Ook de jongste keuzegeneratie,zij het dat zij haar oordelen het minst in positieve richtingheeft aangepast. In het onderwijsdomein zijn de generatieskortom minder scherpe generationele tegenstellingen gaanzien. Hoewel objectief bezien elke generatie weer betereonderwijskansen heeft dan de vorige, lijkt de onderwijsbe-leving van generaties zelf vooral door niet-generatie-effec-ten bepaald te worden.

arbeid en sociale zekerheid

Dat is anders in het domein van de arbeid. De kansen opwerk en de carrièremogelijkheden worden in 2006 juiststerker generationeel beoordeeld. Naar de oordelen van dedrie generaties zijn er scherpe verschillen. De babyboom-generatie onderstreept de eigen betere uitgangspositie alsze zich vergelijkt met oudere generaties. De keuzegeneratieis in de loop van de jaren optimistischer en de oorlogsgene-ratie juist het meest pessimistisch geworden. Over de helelinie zijn alle generaties, ook de jongste, pessimistischer ge -worden zodra ze zich in het arbeidsdomein vergelijken metjongere generaties. Ook vindt men, en zeker de jongste gene-ratie, het in 2006 vaker dan in 1996 oneerlijk dat de over-heid voor oudere generaties van alles geregeld en be taaldheeft en dat jongeren nu zelf de rekening moeten betalen. Het kunnen ‘zorgen voor de oude dag’ is voor de jongste

keuzegeneratieleden een heet hangijzer en reden tot som-berheid. Hoewel niet in meerderheid, oordeelt de jongeregeneratie ook vaker dan eerst dat generaties beter voor huneigen generatiegenoten kunnen zorgen. Dit paren zij aaneen afnemende bereidheid om bij te dragen aan de aowvoor huidige en toekomstige generaties ouderen en aansteun voor het draagkrachtprincipe bij de herinrichting vande aow (zoals de ‘Bos-belasting’). Kortom: op het arbeids-domein zien we scherpere tegenstellingen die ook generati-

23Christina Bode en Luca Consoli (red.), ‘Oud en Jong. Verschillende generaties in Nederland'

Valkhof Pers, Nijmegen 2010 (Annalen van het Thijmgenootschap, afl. 98.1)

Page 13: Generatiebesef in Nederland - Thijmgenootschap · generatiekloof betrekkelijk rustig. Er zijn althans weinig tekenen van structurele onmin tussen de generaties. Maar is dit schijn

oneel geduid worden. Vooral de keuzegeneratie maakt zichzorgen over de sociale zekerheid en hun toekomstige aowin het bijzonder.

cultuur

Alles is kalm aan het culturele front van stijlvoorkeuren enwaardenoriëntaties. Ondanks verontrustende mediabe-richten ontlopen de generaties elkaar nauwelijks op het cul-turele vlak. In het midden en het eind van de jaren negentigzagen de generaties nog scherpe tegenstellingen in culture-le voorkeuren van generaties. Boeken, films en muziek wer-den scherp generationeel weggezet: elke generatie koestertzich in eigen voorkeuren die nauwelijks overeenkomen metdie van vorige of volgende generaties. In 2006 is deze opi-nie getemperd. De meest zichtbare kloof tussen de genera-ties voerde juist terug op de verschillende waardering vanpopcultuur. Nu lijkt dat niet langer het geval. Wel acht menjeugdervaringen nog steeds belangrijk voor huidige voor-keuren voor boeken, films en muziek, maar grote verschil-len tussen de generaties ziet men niet meer. Vooral de keu-zegeneratie ziet haar voorkeuren niet als anders dan die vanandere generaties. Het veel in media en politiek besproken generatieonder-

scheid in waarden en normen rondom gezin, opvoeding enseksualiteit vinden we niet terug. Juist de afname in genera-tionele distincties valt op, vooral onder de oudste keuzege-neratie (geboren tussen 1960 en 1970). Men ziet nauwe-lijks nog generatieverschillen in hoe men denkt over hetgezinsleven, over opvoeding, over seksualiteit of in welkemogelijkheden men heeft op deze terreinen. De rol vanjeugdervaringen voor de vorming van waarden over gezin,opvoeding en seks wordt breed onderschreven, al is de oud-ste keuzegeneratie daar weer minder van overtuigd ge -raakt. Het enige thema waarop een toenemende generatio-nele onderscheiding wordt toegepast is het naar eigen in -

24Christina Bode en Luca Consoli (red.), ‘Oud en Jong. Verschillende generaties in Nederland'

Valkhof Pers, Nijmegen 2010 (Annalen van het Thijmgenootschap, afl. 98.1)

Page 14: Generatiebesef in Nederland - Thijmgenootschap · generatiekloof betrekkelijk rustig. Er zijn althans weinig tekenen van structurele onmin tussen de generaties. Maar is dit schijn

zicht vormgeven van het leven. Iedereen onderschrijft weldat oudere generaties hier minder kansen voor hadden.Opnieuw keert de oudste keuzegeneratie zich echter tegendeze generationele differentiatie. Meer dan culturele voor-keuren worden waarden generationeel geïnterpreteerd,maar op dit terrein nemen de generationele spanningen af,vooral onder de oudste keuzegeneratie die zich breed lijktte keren tegen generationeel redeneren.

polit iek

Het afgelopen decennium was een politiek turbulente tijd.Politieke en maatschappelijke opvattingen evenals demogelijkheden om deze naar eigen inzicht te vormen wor-den in deze periode ook in toenemende mate generationeelgeïnterpreteerd. De oudste keuzegeneratie is hierbij op -nieuw het meest gereserveerd. Als het krijgen van politiekeinvloed en gehoor aan de orde is, zien we een dalende gene-rationele interpretatie. Vooral weer het oudste keuzegene-ratiecohort ziet nauwelijks nog generatieverschillen. Zeschat de eigen maatschappelijke invloed ook het hoogst inen heeft daarmee zelfs de babyboomgeneratie ingehaald.Deze opvallende beweging lijkt een levensfase-effect datsamen gaat met een groter aantal beslisposities dat dezegeneratie inmiddels bezet. We tellen een licht gestegen politieke interesse onder

alle generaties, behalve de allerjongste cohorten. Ook zijnde generaties eensgezind in het niet links, niet rechts, maarpolitiek neutraal zijn. De politieke prioriteiten zijn vooralle generaties evident meer gaan liggen op materialistischedoelen, vooral het tegengaan van prijsstijgingen. Dit on -danks het mediarumoer over het verdedigen van de vrij-heid van meningsuiting en de roep om het herstel van ordeen gezag. Vooral de jongste keuzegeneratieleden maken intien jaar tijd een forse ommekeer van postmaterialistischenaar materialistische opvattingen.

25Christina Bode en Luca Consoli (red.), ‘Oud en Jong. Verschillende generaties in Nederland'

Valkhof Pers, Nijmegen 2010 (Annalen van het Thijmgenootschap, afl. 98.1)

Page 15: Generatiebesef in Nederland - Thijmgenootschap · generatiekloof betrekkelijk rustig. Er zijn althans weinig tekenen van structurele onmin tussen de generaties. Maar is dit schijn

toekomst

Gelet op haar naam zou de keuzegeneratie zich vooralonderscheiden door de veranderde omgang met toekomst-keuzes. Deze generatie zou de eerste zijn die zou kunnenleven volgens een ‘keuzebiografie’, waarbij ze zich minderop voorgeschreven paden naar de toekomst hoeft te rich-ten, opties voor mogelijke toekomsten open kan houden enherneembare keuzes kan maken. Dit nieuwe biografischemodel wordt echter niet breed herkend door onze genera-ties. Ze zien generatieverschillen in toekomstvisies en indi-viduele mogelijkheden om de toekomst vorm te geven,maar het onderscheid in oordelen is zwak. Grote groependenken dat zekerheid krijgen over wat de toekomst brengtvoor alle generaties gelijk is. Sterker, juist de keuzegeneratieziet hierin het vaakst géén verschil ten opzichte van jonge-re én oudere generaties. Ook het idee dat met een open keuzebiografie het toe-

komstperspectief van jongere generaties noodzakelijk kor-ter wordt, blijkt niet typisch voor de keuzegeneratie. In2006 is bij alle generaties de toekomsthorizon dichterbijkomen te liggen. Er is echter één tegenargument: dit geldtin veel sterkere mate voor de jongere keuzegeneratie. Wekunnen echter nog niet vaststellen of dit laatste een besten-dig generatie-effect is of juist een uiting van de seis -mograaffunctie die aan jongeren wordt toegedicht: zij rea-geren extremer op trends dan de rest van de bevolking.Dezelfde bevinding en mogelijke verklaring gaat ook opvoor de beleving van de toekomst. Alle generaties zijn watpessimistischer geworden, maar de jongste keuzegeneratiehet meest.Voorts is het ‘je eigen doelen aanpassen aan de omge-

ving’ de belangrijkste strategie om met de toekomst om tegaan, ook onder jonge cohorten. In de moderne, zelf teregisseren levensloop zou men verwachten dat jongeren inmeerderheid kiezen voor het aanpassen van de omgevingaan hun doelen of het van omgeving veranderen om hun

26Christina Bode en Luca Consoli (red.), ‘Oud en Jong. Verschillende generaties in Nederland'

Valkhof Pers, Nijmegen 2010 (Annalen van het Thijmgenootschap, afl. 98.1)

Page 16: Generatiebesef in Nederland - Thijmgenootschap · generatiekloof betrekkelijk rustig. Er zijn althans weinig tekenen van structurele onmin tussen de generaties. Maar is dit schijn

doelen te bereiken. Het is wel zo dat ze deze laatste tweestrategieën vaker kiezen dan oudere generaties. Wat ook in lijn met de verwachtingen is, is dat ze veel

minder planmatig met hun leven willen omgaan. Nu geldtechter dat de generatieverschillen in tien jaar tijd bedui-dend kleiner zijn geworden. Toch blijft vooral de oudstekeuzegeneratie zich in dit opzicht onderscheiden. Ze voeltweinig voor planmatig dan wel goed geïnformeerd keuzesmaken. Persoonlijke en materiële groei zijn voor henbovendien niet zulke belangrijke opbrengsten als voor dejongste keuzegeneratie. De jongste keuzegeneratie voelthet meest voor keuzes maken gebaseerd op uitdaging, ex -perimenteren en omkeerbaarheid, maar is vooral ook om -nivoor: alle manier om met keuzes om te gaan zijn populair,ook als het om tegenstrijdige strategieën gaat. Flexibiliteitwordt door deze generatie dan ook het meest als gewensteopbrengst van keuzes gezien. Al met al toch aanwijzingen voor een meer open, flexi-

bel toekomstperspectief bij onze keuzegeneratie. Ook alzien generaties zelf geen sterke generationele verschillen intoekomstoriëntaties, ze gaan feitelijk weldegelijk andersmet hun toekomst om.

conclusies

We hebben een genuanceerd idee gekregen van de beeldenen lotgevallen van onze drie generaties door hen zelf aanhet woord te laten. Het sterke generatiebesef bij Nederlan-ders betekent niet dat de Nederlandse samenleving onderspanning staat door een scherpe kloof tussen de generaties.Dit roept de vraag op wat het betekent als mensen zeggenzich tot een generatie te rekenen. Het lijkt erop dat identifi-catie met een generatie veeleer de behoefte weerspiegelteen positieve structuur aan te brengen in de eigen biografieen verbondenheid te voelen met tijdgenoten, dan dat hetduidt op duurzame intergenerationele scheidslijnen. Uit

27Christina Bode en Luca Consoli (red.), ‘Oud en Jong. Verschillende generaties in Nederland'

Valkhof Pers, Nijmegen 2010 (Annalen van het Thijmgenootschap, afl. 98.1)

Page 17: Generatiebesef in Nederland - Thijmgenootschap · generatiekloof betrekkelijk rustig. Er zijn althans weinig tekenen van structurele onmin tussen de generaties. Maar is dit schijn

onze interviews in de afgelopen tien jaar blijkt nadrukkelijkdat Nederlanders graag spreken over de eigen jeugdjaren endaar beeldend en enigszins nostalgisch over kunnen verha-len. Men ervaart een gedeelde lotsbestemming met genera-tiegenoten zonder dat er een robuust en eenduidig onder-scheid in de objectieve en beleefde kansen en oriëntatiestussen de generaties is.

Kijken we nog eens naar de waarschijnlijke leeftijds-, peri-ode- en generatie-effecten dan valt op dat vooral hetarbeidsdomein kandideert voor mogelijke generatie-effec-ten. In het onderwijsdomein verdwijnen generatieverschil-len goeddeels en dat geldt in zekere mate ook voor het cul-turele domein. Periodieke gebeurtenissen lijken op dezetwee domeinen sterk de opvattingen van generaties tebepalen. In het politieke domein vinden we evidentie voorleeftijdseffecten: nu de oudste keuzegeneratie ouder is,tempert zij het gevoel van achterstelling uit eerdere jaren enerkent zij de eigen toegenomen invloed. De trend naarmaterialisme, onder alle maar nog sterker onder de jongstegeneratie, is een mogelijk periode-effect. Met name de in -voering van de Euro lijkt dit effect te voeden. Mogelijkkruist dit effect zich met een leeftijdseffect: de seismogra-fische rol van jongeren die heviger uitslaan richting materi-alisme zou hierop kunnen wijzen. Het arbeidsdomein is het toneel van intergenerationele

strijd. We zien leeftijdseffecten zoals bij oudere keuzege-neratieleden die minder somber worden over hun kansenop werk, maar we vinden zeker ook generatie-effecten. Hetzijn de jongste generaties die opnieuw en nu verscherptaandacht vragen voor de premies die zij moeten opbrengenom de eigen sociale zekerheid en zorg voor de oude dagzeker te stellen nu de rol van de overheid hierbij terug-treedt. Dit thema lijkt niet te leven onder oudere generaties.De onder deze generaties impopulaire maatregelen omoudere generaties mee te laten betalen aan een goed verze-kerde oude dag krijgt wel steun van de keuzegeneratie.

28Christina Bode en Luca Consoli (red.), ‘Oud en Jong. Verschillende generaties in Nederland'

Valkhof Pers, Nijmegen 2010 (Annalen van het Thijmgenootschap, afl. 98.1)

Page 18: Generatiebesef in Nederland - Thijmgenootschap · generatiekloof betrekkelijk rustig. Er zijn althans weinig tekenen van structurele onmin tussen de generaties. Maar is dit schijn

In ons boek Mijn Generatie uit 1998 voorspelden we al datde komende decennia mogelijk een sterkere generatievor-ming de generationele tegenstellingen zou kunnen aan-scherpen juist op het vlak van toekomstvoorzieningen alsde aow en pensioenen. Dat was dé kwestie die de afwezig-heid van een uitgesproken scherpe generatiekloof aan heteind van de twintigste eeuw overschaduwde, zo stelden wetoen. De generatiekloof is op tal van terreinen gedempt,zeker, maar precies zoals voorspeld is de kloof op het vlakvan sociale zekerheid en toekomstvoorzieningen verdiept. De diepere kloof op dit terrein komt in een feller dag-

licht te staan als we terugblikken op de uitkomsten overtoekomstvisies en toekomstkeuzes. Geen van de genera-ties onderkent een scherp generationeel onderscheid in toe-komstvisies of mogelijkheden om toekomstzekerheden teverkrijgen. Toch blijken juist jonge generaties weldegelijkanders om te gaan met toekomstkeuzes. In lijn met de ver-wachtingen over een keuzebiografie prefereren jonge gene-raties het openhouden van opties, het volop experimente-ren, het minder planmatig omgaan met de toekomst en hetmaken van omkeerbare keuzes. Dit zijn ook de strategieëndie goed passen bij een flexibele kennissamenleving. Ster-ker, het zijn gewilde competenties niet alleen om in een der-gelijke samenleving te overleven, maar ook om die samen-leving zelf competitief en dynamisch te houden, zo klinkthet in vele beleidsburelen van vandaag. Koppelen we dedynamische levensloopstrategie aan de groter wordendezorgen om als generatie eigen toekomstvoorzieningen tetreffen, dan stuiten we mogelijk op het nieuwe thema vande komende decennia. De centrale vraag daarbij is welkezekerheden moeten en kunnen op welke manier voor endoor de jonge generaties worden gewaarborgd?

Onze bevindingen leveren ook een aantal nieuwe puntenop voor de generatiesociologische agenda. Naast objectievekenmerken zal de belevingswereld van generaties blijvendop de agenda gezet moeten worden – ook internationaal-

29Christina Bode en Luca Consoli (red.), ‘Oud en Jong. Verschillende generaties in Nederland'

Valkhof Pers, Nijmegen 2010 (Annalen van het Thijmgenootschap, afl. 98.1)

Page 19: Generatiebesef in Nederland - Thijmgenootschap · generatiekloof betrekkelijk rustig. Er zijn althans weinig tekenen van structurele onmin tussen de generaties. Maar is dit schijn

vergelijkend. Beelden van generaties komen niet alleenvoort uit objectieve generatiekenmerken, maar bestaanvooral bij de gratie van belevingen van mensen. Veel soci-aal-wetenschappelijk generatieonderzoek beperkt zich totobjectieve classificaties van kansen van gegroepeerde leef-tijdscohorten. Dergelijke vormen van ‘intergenerationeelboekhouden’ hebben als belangrijkste nadeel dat de ego- enalterbeelden van generaties zelf buiten beeld blijven.Wezenlijk onderdeel van het generatiebegrip in de klassie-ke Mannheimiaanse zin is juist dat generaties maatschap-pelijk-historische lotgevallen delen en zich daarvan bewustzijn. Dit houdt in dat generaties zelf aan het woord dienente komen. ‘Bringing man back in’ is een belangrijke opgavevoor het huidige generatieonderzoek. Dit spoort ook goedmet de sociologische traditie waarin menselijk gedrag alsbetekenisvol wordt gezien en waarin menselijk handelenwordt verklaard vanuit waarden, normen, doelstellingen,preferenties en uiteraard restricties.

Hoe het ook zij, evident is dat generatiebesef onder Neder-landers wijd verbreid is. De positieve identificatie met deeigen generatie gaat niet gepaard met het zich scherp afzet-ten tegen andere generaties. Van een heftig generatiecon-flict is geen sprake kort na de millenniumwending. Toch ishet niet allemaal rozengeur en maneschijn aan het interge-nerationele front. De Nederlandse welvaartsstaat zoals diedoor de oudere generaties volgens eigen zeggen met bloed,zweet en tranen is opgebouwd, ziet men vooral door toe-doen van de overheid verwate ren. Het wordt een samen -leving waarin jongere genera ties hun eigen toekomst -boontjes moeten doppen. Met name de bezorgdheid vande jongste generatie over de AOWblijkt groot. Dé betekenisvan generatiebesef lijkt gelegen in een verhoogde maat-schappelijke betrokkenheid. Betrokkenheid is een belang-rijke voorwaarde voor cohesie, maar cohesie betekent nietpersé afwezigheid van strijd. Een grote betrokkenheidmaakt het zelfs waarschijnlijker dat mensen hun onvrede

30Christina Bode en Luca Consoli (red.), ‘Oud en Jong. Verschillende generaties in Nederland'

Valkhof Pers, Nijmegen 2010 (Annalen van het Thijmgenootschap, afl. 98.1)

Page 20: Generatiebesef in Nederland - Thijmgenootschap · generatiekloof betrekkelijk rustig. Er zijn althans weinig tekenen van structurele onmin tussen de generaties. Maar is dit schijn

via politieke weg kenbaar zullen maken. Het is maar devraag of dat zich vertaalt in een grotere participatie in vak-bonden, politieke partijen en verkiezingen. Eerder is te ver-wachten dat met name voorhoedes van de jonge generatieseigen platforms opzetten waar zij zelf het debat kunnenvoeren en zelf, los van partijen of bonden, alternatieve toe-komsten bedenken. Vooral de jongere generatie lijkt inonze studie en in dat debat te vragen om een collectiefvangnet om flexibel de toekomst tegemoet te treden zonderdat de rekening eenzijdig bij haar generatie gelegd wordt.Dat lijkt de uitdaging voor de toekomst als men de genera-tionele onmin niet verder wil aanwakkeren.

noten1 Zie het werk van de Utrechtse socioloog Henk Becker:H.A. Becker, Generaties en hun kansen, Amsterdam 1992,Meulenhoff; H.A Becker, De toekomst van de verloren gene-ratie, Amsterdam 1997, Meulenhoff.

2 H. Righart, De eindeloze jaren zestig. Geschiedenis van eengeneratieconflict, Amsterdam 1995, De Arbeiderspers.

3 Zie I. Diepstraten, P. Ester & H. Vinken, Mijn generatie.Zelfbeelden, jeugdervaringen en lotgevallen van generaties inde twintigste eeuw, Tilburg 1999, Syntax Publishers. En: P.Ester, H. Vinken & I. Diepstraten, Mijn generatie tien jaarlater. Generatiebesef, jeugdervaringen en levenslopen inNederland,Amsterdam 2008, Rozenberg Publishers.

4 Zie vooral K. Mannheim, ‘Das Problem der Generatio-nen’, in: Kölner Vierteljahresheft für Soziologie, 7(1928/1929), p. 157-185 en p. 309-330.

31Christina Bode en Luca Consoli (red.), ‘Oud en Jong. Verschillende generaties in Nederland'

Valkhof Pers, Nijmegen 2010 (Annalen van het Thijmgenootschap, afl. 98.1)