het tij gekeerd? naar een klimaatbestendig waterbeleid in (oost-)vlaanderen

48
het tij gekeerd? naar een klimaatbestendig waterbeleid in (Oost-)Vlaanderen toespraak gouverneur Jan Briers tot de provincieraad 27 januari 2016

Upload: jan-briers

Post on 21-Feb-2017

451 views

Category:

Government & Nonprofit


0 download

TRANSCRIPT

Page 1: het tij gekeerd? naar een klimaatbestendig waterbeleid in (Oost-)Vlaanderen

1

het tij gekeerd?naar een klimaatbestendig waterbeleidin (Oost-)Vlaanderen

toespraak gouverneur Jan Brierstot de provincieraad27 januari 2016

Page 2: het tij gekeerd? naar een klimaatbestendig waterbeleid in (Oost-)Vlaanderen

2

Page 3: het tij gekeerd? naar een klimaatbestendig waterbeleid in (Oost-)Vlaanderen
Page 4: het tij gekeerd? naar een klimaatbestendig waterbeleid in (Oost-)Vlaanderen

4

Page 5: het tij gekeerd? naar een klimaatbestendig waterbeleid in (Oost-)Vlaanderen

5

toespraak voor de provincieraaddoor provinciegouverneur Jan Briers27 januari 2016

het tij gekeerd?naar een klimaatbestendig waterbeleidin (Oost-)Vlaanderen

Page 6: het tij gekeerd? naar een klimaatbestendig waterbeleid in (Oost-)Vlaanderen

6

1 Inleiding 92 Waterschaarste 112.1 Impact van waterschaarste op oppervlaktewater 112.1.1 Gevolgen voor de drinkwaterproductie 142.1.2 Gevolgen voor de bevaarbare en onbevaarbare waterlopen 142.2 Impact van waterschaarste op grondwater 152.3 Wat brengt de toekomst ? 163 Wateroverlast 193.1 Oorzaken van wateroverlast 193.1.1 Uitzonderlijke neerslag 193.1.2 Stormvloed 213.1.3 Ruimtelijke (wan)ordening in Vlaanderen 213.1.4 Snellere afvoer 223.1.5 Landerosieproblematiek 223.2 Realisaties? 233.2.1 Een nieuwe kijk op veiligheid en wateroverlastremediëring: de ‘meerlaagse waterveiligheid’ 233.2.2 Een nieuwe organisatie van de sturing van het waterbeleid: de modernisering van de bekkenstructuren 273.2.3 Een nieuwe organisatie van het beheer van de onbevaarbare waterlopen: de herinschaling van de 3de categorie-waterlopen 313.2.4 Realisaties en plannen rond de Oost-Vlaamse bevaarbare waterlopen 333.2.5 Oost-Vlaanderen pioniert in riviercontract 374 Aanbevelingen 404.1 Teveel inspraak ? 404.2 Het opmaken van peilbeheerplannen 414.3 Verdere aanpak van de erosieproblematiek 415 Conclusies 42

Page 7: het tij gekeerd? naar een klimaatbestendig waterbeleid in (Oost-)Vlaanderen

7

Page 8: het tij gekeerd? naar een klimaatbestendig waterbeleid in (Oost-)Vlaanderen

8

Page 9: het tij gekeerd? naar een klimaatbestendig waterbeleid in (Oost-)Vlaanderen

9

Page 10: het tij gekeerd? naar een klimaatbestendig waterbeleid in (Oost-)Vlaanderen

10

Page 11: het tij gekeerd? naar een klimaatbestendig waterbeleid in (Oost-)Vlaanderen

11

1 Inleiding‘Tua res agitur’ – ‘het belangt u aan’. Met deze woorden besloot mijn voor-ganger, de heer Herman Balthazar, zijn toespraak over het Oost-Vlaams Waterbeleid op 24 september 2002 tijdens zijn jaarlijkse rede voor de provincieraad.

De tijd leek me rijp om dit jaar opnieuw water als thema onder uw aan-dacht te brengen. Ik heb meerdere redenen om deze keuze te motiveren.

Op de eerste plaats heeft ons bestuur heel recent het eerste Oost-Vlaams klimaatactieplan goedgekeurd. Het klimaat, en vooral de zich steeds snel-ler manifesterende wijziging ervan, is reeds enige tijd een hot item. In dat verhaal speelt water een sleutelrol, niet alleen in onze provincie, maar ook mondiaal. De klimaattop te Parijs van december jongstleden ligt nog vers in het geheugen. En er gaat geen maand voorbij of ergens in de wereld wordt verbaasd gerapporteerd over nieuwe excessieve neerslagrecords, dan wel over juist het langdurig gebrek aan broodnodige regen.

Ook de terreurdreiging was niet uit de media weg te denken. Er is een belangrijke link tussen het klimaat en de terreur van de laatste maanden. Een lange droogteperiode tussen 2007 en 2010 in Syrië zou immers aan de basis liggen van de volksopstand. In die periode mislukten vele oog-sten in het noorden, ook wel de graanschuur van Syrië genoemd. Heel wat plattelandsbewoners trokken daarop uit armoede naar de steden waar overbevolkte wijken ontstonden. Die situatie leidde tot protesten tegen het regime in het voorjaar van 2011 met een verschrikkelijke oorlog tot gevolg.

Maar water, niet als sensationeel persobject maar wel als beleidsitem, speelt ook steeds vaker een hoofdrol in de bestuurlijke verantwoordelijk-heden van onze provincie. Juist deze maand sluiten we de laatste fase af van de complexe herinschalingsoperatie van de onbevaarbare waterlopen. Hierdoor heeft de provincie Oost-Vlaanderen haar waterlopenpatrimonium zowat verdubbeld en zijn alle Vlaamse provincies samen veruit de grootste waterloopbeheerders in Vlaanderen geworden. Zonder overdrijven kan ik stellen dat water één van de sleutelbevoegdheden is geworden voor de provincies. Dat zal des te meer zo zijn eens onze besturen vanaf 2017 in hun afgeslankte vorm verdergaan.

‘Tua res agitur’: de provincieraad van Oost-Vlaanderen heeft zijn verant-woordelijkheid genomen door in te stemmen met die prominente rol van de provincie in het waterbeheer én door de noodzakelijke mensen

Page 12: het tij gekeerd? naar een klimaatbestendig waterbeleid in (Oost-)Vlaanderen

12

en middelen te willen voorzien die nodig zijn voor een modern integraal waterbeleid.Ook in mijn takenpakket als gouverneur neemt water een uitermate be-langrijke plaats in. Als voorzitter van de vijf Oost-Vlaamse bekkenbesturen én vertegenwoordiger van de Vlaamse gouverneurs in de Coördinatie-commissie voor Integraal Waterbeleid, kortweg CIW, heb ik de kans om zowel de belangrijke concrete uitvoeringsdossiers op het terrein, als alle sturende beleidsbeslissingen in het Vlaams waterbeleid van dichtbij te kunnen opvolgen.

Daarnaast ben ik als gouverneur, van zodra de natuur zodanig tekeer gaat dat wateroverlast ontstaat en een coördinatie op provinciaal niveau vereist is, tevens federaal rampenmanager. Deze functie zou ik echter het liefst zo weinig mogelijk uitoefenen in mijn loopbaan.

In de voorbereiding van deze toespraak heb ik nog een aantal linken tuss-sen water en onze provincie ontdekt. Wist u bijvoorbeeld dat de zilveren strepen in onze provincievlag de Oost-Vlaamse waterlopen representeren?

Wist u dat alle vergaderzalen in het Provinciaal Administra-tief Centrum ‘Het Zuid’ de naam van een waterloop dragen? Of nog, dat de naam Vlaanderen ethymologisch afstamt van het Germaanse ‘flauma’, hetgeen ‘overstroomd gebied’ betekent? Het is duidelijk, deze provincie was gewoon voorbestemd om een toonaangevende rol te spelen in het waterbeleid.

Het verhaal dat collega Balthazar in 2002 vertelde was niet rooskleurig. Bezorgd had hij het over “harde feiten van een uitermate complexe proble-matiek”, “moeilijke erfenissen uit het verleden” en over “de ziektes van de Aarde, in een uitermate complex en beangstigend meervoud”.Ik wil met u de analyse maken van welk gevolg er werd gegeven aan zijn waarschuwing en zijn oproep tot betrokkenheid. Is Vlaanderen sinds 2002 geëvolueerd op het vlak van water of is het nog altijd alleen maar kom-mer en kwel? Hebben we vorderingen gemaakt sinds het begin van deze eeuw? Hierna ga ik in op de concrete waterproblemen die verband houden met de provinciale en de eigen bevoegdheden en vertrek daarvoor bij de watergebonden klimaatproblematiek die we in Oost-Vlaanderen ervaren: veel meer en vaker dan vroeger is er te veel water en soms is er te lang te weinig. Deze dualiteit is meteen ook de leidraad doorheen dit essay. Ik bewaar bewust nog een vleugje spankracht voor het eind, door u nu nog niet te verklappen of het een even donker discours wordt als in 2002, dan wel een hoopvolle analyse.

Zwart

Pantone 186

Pantone 354

Page 13: het tij gekeerd? naar een klimaatbestendig waterbeleid in (Oost-)Vlaanderen

13

2 Waterschaarste “We never know the worth of water, till the well is dry”. De Engelse auteur Thomas Fuller nam dit reeds op in zijn Gnomologia in de 18de eeuw en dit vat het belang van water eigenlijk mooi samen.

Het klinkt misschien vreemd, maar ook in Oost-Vlaanderen, bij uitbreiding Vlaanderen, vormt waterschaarste een steeds toenemend probleem. Dit blijkt eveneens uit de Europese Water Exploitatie Index. Een mondvol, maar het komt erop neer dat deze index een maat vormt voor het waterge-bruik en –verbruik. Uit deze index blijkt dat er 5 Europese landen be-schouwd kunnen worden als ‘watergestresseerd’. Hetgeen zoveel betekent dat er meer water verbruikt wordt dan er jaarlijks bijkomt. In deze index komt, naast eerder zuiderse landen als Cyprus, Italië, Spanje en Malta, ook België voor.

Tot voor kort was ieder van ons ervan overtuigd dat onze watervoorraden meer dan voldoende groot zijn. U en ik ondervinden langdurige droogtes meestal louter via onze regenwaterput die sneller dan normaal leeg is of via een sporadisch nieuwsbericht over de negatieve gevolgen van een lange droogteperiode voor de groenten- of fruitteelt. Stilaan groeit nu toch het besef dat de combinatie van onze hoge bevolkingsdichtheid, de sterk bloeiende economische bedrijvigheid en de toenemende ‘verstening’ van onze oppervlakte ervoor zorgt dat we zuinig met onze watervoorraden dienen om te springen.

‘Wateroorlog’ is een begrip dat al langer letterlijk te nemen is in Afrikaanse droogtegebieden. Ook wij erkennen meer en meer de toenemende stress op de waterbeschikbaarheid. Steeds vaker duikt de vraag op wie kan be-slissen over welke partij recht heeft op welk aandeel van het beschikbare water. In elk geval een boeiende discussie waar we, als u het mij vraagt, beter niet in verzeild geraken.

2.1 Impact van waterschaarste op oppervlaktewaterDe impact van schaarste zowel op het oppervlaktewater – en ik denk dan vooral aan de drinkwaterproductie en het waterlopenbeheer – als op het grondwater is niet min.

Page 14: het tij gekeerd? naar een klimaatbestendig waterbeleid in (Oost-)Vlaanderen

14

1976

1988

Page 15: het tij gekeerd? naar een klimaatbestendig waterbeleid in (Oost-)Vlaanderen

15

2000

2050

Page 16: het tij gekeerd? naar een klimaatbestendig waterbeleid in (Oost-)Vlaanderen

16

2.1.1 Gevolgen voor de drinkwaterproductie

Toenemende waterschaarste betekent ook dat opgeloste verontreinigende stoffen in concentratie toenemen in het oppervlaktewater, waardoor het minder geschikt wordt voor de productie van drinkwater. Hierdoor worden de periodes van inname in de spaarbekkens steeds korter en dient er vaker een beroep gedaan te worden op de reeds schaarse reserve-voorraden aan grondwater. De impact op de drinkwaterproductie heb ik zelf de visu kunnen vast-stellen toen ik samen met een aantal afdelingshoofden en provinciale direc teurs eind vorig jaar het waterproductiecentrum van Kluizen in Evergem bezocht. Eind november waren beide spaarbekkens nog maar half gevuld, daar waar dit normaal voor 75% het geval had moeten zijn. Om dit euvel deels op te vangen, lopen momenteel onderhandelingen tussen De Watergroep en de NV Waterwegen en Zeekanaal. In hun koorts-achtige zoektocht naar geschikt drinkwater bekijken zij nu de mogelijk-heid om water uit het Afleidingskanaal van de Leie aan te wenden voor de productie van drinkwater. Een tweede voorbeeld, weliswaar niet uit Oost-Vlaanderen, is dat half november De Watergroep in het West-Vlaamse Zillebeke en Dikkebus hun productie-eenheden noodgedwongen hebben moeten stilleggen ten gevolge van onvoldoende beschikbaar oppervlaktewater.

Trouwens, niet enkel de hoeveelheid beschikbaar oppervlaktewater, maar ook de kwaliteit ervan – een aspect waar ik hier niet dieper zal op ingaan, maar dat minstens evenveel aandacht vergt – is eveneens van essentieel belang. In periodes van waterschaarste zal de kwaliteit namelijk veelal slechter zijn omdat ongewenste stoffen minder verdund worden door zuiver regenwater.

2.1.2 Gevolgen voor de bevaarbare en onbevaarbare waterlopen

Schaarste is niet alleen problematisch voor de drinkwaterproductie. Schaarste heeft ook een belangrijke impact op het beheer van zowel bevaarbare als onbevaarbare waterlopen.Steeds langer aanhoudende droogteperiodes zorgen voor lagere water-standen. Op zich is dit een logisch gegeven dat niet altijd kan worden verholpen. Hierdoor zijn schepen, en meer bepaald de binnenscheep-vaart, genoodzaakt minder lading te vervoeren waardoor zij economisch verlies lijden.

Page 17: het tij gekeerd? naar een klimaatbestendig waterbeleid in (Oost-)Vlaanderen

17

Voor de onbevaarbare waterlopen lijken die economische gevolgen op het eerste gezicht minder ingrijpend maar vergis u niet, de impact op de om-geving valt niet te ontkennen. Doordat er wekenlang soms geen neerslag valt, komen die onbevaarbare waterlopen droog te liggen. Op zich is dit geen probleem, ware het niet dat hierdoor de bodembegroeiing zich sterk kan ontwikkelen. Bij het eerste zware zomeronweer kunnen deze dicht-begroeide, kleinere waterlopen de plotse piekdebieten niet snel genoeg afvoeren, met de gekende wateroverlast tot gevolg. Om deze problemen enigszins op te vangen besliste de deputatie van Oost-Vlaanderen reeds in 2011 om op cruciale punten van ons waterlopennet zomermaaibeurten uit te voeren.

Het ligt voor de hand dat droge waterloopbeddingen zowel voor landbouw als voor natuur nadelig zijn. In vlakke gebieden wordt vaak gepoogd het water langer vast te houden door het bouwen van een aantal stuwen in de beken, die verhinderen dat de waterafvoer te snel gebeurt. De ervaring leert echter dat ook deze ingreep slechts voor een paar weken soelaas kan brengen. Daarna vallen ook die beddingen droog als er geen neerslag valt.

2.2 Impact van waterschaarste op grondwaterNaast de impact op het oppervlaktewater heeft waterschaarste ook een nefaste invloed op onze grondwaterreserves. Het grondwatersysteem in Vlaanderen is opgebouwd uit een aantal goed waterdoorlatende zandige lagen die van elkaar gescheiden zijn door slecht doorlatende leem- of kleilagen.

Deze grondwatervoorraden worden vanuit diverse hoeken bedreigd.

Bij lange droge periodes worden de ondiepe grondwaterlagen onvoldoende aangevuld door verse neerslag. De invloed van de steeds toenemende verharding in Vlaanderen, waardoor, als het dan wél regent, de neerslag nog nauwelijks de kans krijgt om in de bodem te infiltreren valt niet te negeren. Zo was in 1988 in Vlaanderen ongeveer 12 procent van de opper vlakte bebouwd. Bij een ongewijzigd beleid zal dit in 2050 toe-genomen zijn tot meer dan 40%. M.i. geen cijfer om fier op te zijn.

De diepere grondwaterlagen staan al tientallen jaren zwaar onder druk. Deze lagen werden sterk ‘overgeëxploiteerd’, zowel door land- en tuin-bouw, als door sommige industriële sectoren, omdat dit grondwater van een zeer hoge kwaliteit is. Ons provinciebestuur anticipeerde hierop gelukkig al begin de jaren ’90 via een strenger, maar toch rechtvaardig

Page 18: het tij gekeerd? naar een klimaatbestendig waterbeleid in (Oost-)Vlaanderen

18

vergunningenbeleid. Uit peilmetingen, die ook het Provinciaal Centrum voor Milieuonderzoek opvolgt, blijkt ondertussen duidelijk de positieve impact van dit verstrengd beleid. Waakzaamheid en actie blijven echter nodig.

2.3 Wat brengt de toekomst ?U begrijpt dat, na de waslijst aan problemen die ik zojuist opsomde, er nog werk aan de winkel is om, zoals minister Schauvliege het uitdrukte, “te verhinderen dat we naast ‘energie blackouts’ geen ‘water blackouts’ hoeven te vrezen”.

In de nabije toekomst zullen er daarom op Vlaams niveau strengere en striktere maatregelen rond watergebruik uitgewerkt worden. Er zullen sensibiliseringscampagnes gelanceerd worden om zowel particulieren als bedrijven bewuster te laten omspringen met hun waterverbruik.

Zo zal de heffing op de winning van grondwater hoger zijn, naarmate de grondwater-voorraad dreigt te slinken. Ook de aanpak van illegale grond-waterwinningen zal verder gezet worden.

Daarnaast brengen de waterbeheerders de waterverliezen in kaart per bekken of per waterloop. Zo krijgen ze voor verschillende klimaatscena-rio’s een zicht op de waterbeschikbaarheid en kunnen er gepaste maat-regelenpakketten worden uitgewerkt.

Bij het toekomstig ruimtelijk beleid is het dus van essentieel belang dat er voldoende rekening wordt gehouden met de watervraag van kandi-daat-bedrijven en de waterbeschikbaarheid op de locatie waar ze zich wensen te vestigen. Het heeft immers weinig zin om een bedrijf met een nood aan grote hoeveelheden grondwater in te plannen op een locatie waar nauwelijks grondwater voorhanden is. Het streng maar rechtvaardig gebiedsgericht vergunningsbeleid moeten we verder blijven toepassen. Door metingen en analyses kan de provincie Oost-Vlaanderen advies ‘op maat van het bedrijf’ afleveren.

Ten slotte nog een laatste bedenking met betrekking tot grensoverschrij-dende samenwerking. Willen we in kritieke droogteperiodes onze drink-waterproductie en scheepvaart kunnen blijven garanderen, dan zullen we in de toekomst in overleg moeten treden met onze buren. Voor Dender, Leie en Schelde zijn we immers sterk afhankelijk van het water dat we vanuit Wallonië en Frankrijk ontvangen. Ook grondwaterlagen stoppen niet aan de grens. Voor zover mij bekend, bevindt dergelijk overleg zich momenteel nog in een embryonaal stadium.

Page 19: het tij gekeerd? naar een klimaatbestendig waterbeleid in (Oost-)Vlaanderen

19

Page 20: het tij gekeerd? naar een klimaatbestendig waterbeleid in (Oost-)Vlaanderen

20

Page 21: het tij gekeerd? naar een klimaatbestendig waterbeleid in (Oost-)Vlaanderen

21

3 WateroverlastDroogtepieken worden in het voorjaar door de doorsnee burger vooral gesmaakt als “uitstekend terrasjesweer”. De in frequentie toenemende hittegolven worden dan weer bestempeld als “eindelijk nog eens een goeie zomer”. De perceptie bij diezelfde burger over dat ander facet van de klimaatwijziging, de neerslagpieken en de vaak ermee gepaard gaande wateroverlast, is totaal anders en vanzelfsprekend veel minder rooskleurig.

In dit tweede deel wens ik dieper in te gaan op hetgeen u en ik veel direc-ter en ingrijpender raakt dan het eerder vage langetermijneffect van een langdurige droogte: een overstroming.

3.1 Oorzaken van wateroverlastDaar waar bij droogte de oorzaak niet altijd eenduidig aan te tonen is, is dit bij wateroverlast iets eenvoudiger. De oorzaken die collega Balthazar dertien jaar geleden opsomde, blijven vandaag onverkort gelden. Ik bespreek hierna de vijf belangrijkste.

3.1.1 Uitzonderlijke neerslag

Het zal u misschien verbazen maar in onze contreien is het zeker niet zo dat de jaarlijkse totale hoeveelheid neerslag de laatste decennia specta-culair is toegenomen.

Wel lees ik in de brochure ‘oog voor het klimaat’ van het KMI dat er een “significante stijging is van de jaarlijkse extreme neerslaghoeveelheden, gecumuleerd over verschillende dagen”.

Ik verklaar me nader: het regent niet méér op jaarbasis, maar de pieken zijn heviger. Dit fenomeen is blijkbaar een duidelijk kenmerk van de aan de gang zijnde klimaatwijziging: de natuur reageert veel heftiger dan vroeger. Bij de grote wateroverlast in november 2010 in het Dender- en Boven-scheldebekken werd minister Schauvliege hard aangepakt in de pers. Dit omdat ze zou gezegd hebben dat overstromingen een natuurlijk fenomeen zijn, dat ze er altijd zullen zijn en dus nooit uit te sluiten zullen zijn. Marc Reynebeau schreef toen schamper in De Standaard: “Zware regen is een natuurlijk fenomeen; overstromingen zijn er alleen omdat de afvoer van dat overtollige water niet goed is geregeld. Haar lesje blijft dat het onze

Page 22: het tij gekeerd? naar een klimaatbestendig waterbeleid in (Oost-)Vlaanderen

22

eigen schuld en niet de hare is dat we natte voeten krijgen als we ons niet adapteren”. Helaas is de realiteit niet zo kinderlijk eenvoudig als journalisten ze soms voorstellen.

Overstromingen doen zich helemaal niet alleen voor omdat de water-afvoer niet goed is geregeld. Immers, waterbouwkundige infrastructuur kan nu eenmaal nooit zo gedimensioneerd worden om aan elke neerslag te voldoen. Steeds wordt er ontworpen voor een welbepaald veiligheids-niveau. Als de natuur die ontwerpnormen overschrijdt, komt het water waar het niet thuishoort. Hier past m.i. nederigheid en geen journalistieke arrogantie. Hoe ambitieus of geraffineerd een beleid ook wordt uitgete-kend of een constructie ook wordt uitgedacht, nooit is er garantie op een absolute veiligheid. Bovendien is onmogelijk om die infrastructuur op korte termijn bij te sturen om een antwoord te geven op de blijkbaar sneller dan verwacht wijzigende klimaatfenomenen. Riolen die eind jaren negentig nog door Aquafin werden ontworpen voor de toen gangbare veiligheidsnorm om statistisch eens om de vijf(!) jaar te klein te zijn, zitten voor de komende dertig of vijftig jaar in de grond en zullen niet eerder worden vervangen om te voldoen aan de thans gangbare veiligheidsnorm voor 20-jaarlijkse buien.

Ik vrees dus dat mevrouw Schauvliege het bij het rechte eind had, en dat buitengewone zware regenval wel degelijk een van de hoofdoorzaken van wateroverlast zal blijven.

Page 23: het tij gekeerd? naar een klimaatbestendig waterbeleid in (Oost-)Vlaanderen

23

3.1.2 Stormvloed

De kans op wateroverlast in Vlaanderen wordt niet alleen bepaald door de neerslaghoeveelheid die ter plaatse valt. De belangrijkste historische over-stromingen werden vooral veroorzaakt door de combinatie van springtij en noordwestenstorm op de Noordzee, waardoor uitzonderlijke hoogwa-terpeilen worden veroorzaakt op de Zee-Schelde die tot ver in het binnen-land doordringen. In Oost-Vlaanderen is dit tot de stuw op de Schelde in Gentbrugge, het sluizencomplex op de Ringvaart in Merelbeke en tot de dam in de Durme in Lokeren.

Overstromingen veroorzaakt door stormvloeden in het Scheldebekken, zoals we die in de voorbije decennia hebben gekend, zijn van alle tijden. In de 20e eeuw waren vooral de overstromingen van februari 1953 mar-kant. Ze waren voor de Nederlandse regering de rechtstreekse aanleiding tot het opstellen van het Deltaplan. In Vlaanderen was de schade toen veel beperkter dan in Nederland. Pas na de stormvloed van 3 januari 1976, toen onder meer Ruisbroek werd overspoeld, werd analoog aan het Nederlandse Deltaplan een Vlaams Sigmaplan - met de ‘S’ van Schelde en een knipoog naar het Nederlandse Deltaplan - opgesteld en in uitvoering gebracht.

3.1.3 Ruimtelijke (wan)ordening in Vlaanderen

Een derde belangrijke oorzaak ligt in de manier waarop wij de ons toege-meten ruimte hebben geordend.

In tegenstelling tot bv. Nederland heeft onze wetgeving op de ruimtelijke ordening ons in het verleden nooit verplicht om de beekvalleien en de winterbeddingen van de waterlopen vrij te houden. Op vele plaatsen in Vlaanderen werden valleien van grote en kleine waterlopen aangesneden voor functies die niet sporen met een duurzaam waterbeleid. De laag-gelegen meersgebieden die de voorbije 25 jaar werden opgehoogd en getransformeerd tot bouwpercelen of KMO-zones zijn talrijk.

Koppel daaraan de wetmatigheid dat een overstroming vooral aanleiding zal geven tot aanzienlijke schade als de toevloed van water ook effectief bebouwing op zijn weg tegenkomt en u beseft dat het op het vlak van de ruimtelijke ordening beter kon. In de jaren 70 en 80 van de vorige eeuw dacht men dat het kanaliseren van onze waterlopen en het aanbrengen van dijksystemen er ons zou voor behoeden dat deze opgehoogde woon- of werkgebieden zouden onderlopen. Vandaag stellen we vast dat vele

Page 24: het tij gekeerd? naar een klimaatbestendig waterbeleid in (Oost-)Vlaanderen

24

waterlopen – kleine en grote – regelmatig hun winterbeddingen terug opeisen. Meer dan 20 procent van de natuurlijke overstromingsgebieden is momenteel echter ingenomen door harde infrastructuur, waarvan de verharde oppervlakte bovendien zorgt voor een snellere afstroming van het regenwater naar onze beken en grachten.

3.1.4 Snellere afvoer

Ik zei het al in mijn inleiding dat de verharde oppervlakte in Vlaanderen nog elk jaar blijft aangroeien. Begin de negentiger jaren werd in Vlaande-ren massaal gestart met het aanleggen van collectoren, rioleringen en bij-horende overstortconstructies. Uiteraard was dit een goede zaak voor de waterkwaliteit in onze waterlopen, maar het zorgde er tegelijk voor dat de snelheid verhoogde waarmee het regenwater naar de beken en grachten wordt afgevoerd. De afvoerpieken in de waterlopen, die al door de grotere neerslagpieken van de klimaatverandering aanzienlijk zijn toegenomen, worden dus nog extremer door de versnelde toevoer van het water naar het watersysteem.

3.1.5 Landerosieproblematiek

Een laatste mogelijke oorzaak voor wateroverlast is de erosieproblematiek. Het is duidelijk dat de verwachte klimaatwijziging de erosieproblematiek alleen maar zal doen toenemen.

Page 25: het tij gekeerd? naar een klimaatbestendig waterbeleid in (Oost-)Vlaanderen

25

3.2 Realisaties?Inderdaad, de oorzaken voor een teveel aan water op de verkeerde plaat-sen zijn nog altijd dezelfde als pakweg 15 jaar geleden. De erfenissen uit het verleden zijn lang niet allemaal weggewerkt en de belasting van het watersysteem door de natuur zelf is zelfs aanzienlijk toegenomen door de zich doorzettende klimaatwijziging.

Toch zijn in het voorbije decennium bergen werk verzet en zijn er vele doorbraken en vorderingen gerealiseerd die in de vorige eeuw ondenk-baar waren. In de jaren negentig werd de draagwijdte van de klimaat-wijziging nog lang niet door iedereen ernstig genomen. Door sommigen werden de in frequentie toegenomen overstromingsrampen toen nog afgedaan als ‘fin-de-siècle-fenomenen’ en werd er verwezen naar analoge natuurrampen rond de vorige eeuwwisseling.

Al Gore opende met zijn film ‘An Inconvenient Thruth’ in 2006 onze ogen. Sindsdien is er een substantiële vooruitgang geboekt in de aanpak van de waterproblematiek in Vlaanderen.

Ik overloop met u een greep uit de meest in het oog springende realisaties of nieuwe inzichten van het voorbije decennium.

3.2.1 Een nieuwe kijk op veiligheid en wateroverlastremediëring: de ‘meerlaagse waterveiligheid’

Tot eind vorige eeuw was het ‘overstromingsmanagement’ in Vlaande-ren vooral gericht op zuiver protectieve maatregelen: het aanleggen van dijken, bufferbekkens en overstromingsgebieden, het realiseren van waterloopverbredingen, de bouw van pompgemalen. Het was uiteraard de overheid, en alleen zij, die hiervoor opdraaide. De perceptie dat diezelfde overheid immers verantwoordelijk was voor alle oorzaken van de water-overlast was hardnekkig.

Begin de jaren 2000 ontstond de evolutie naar de zogenaamde drietraps-strategie ‘vasthouden-bergen-afvoeren’. Daarbij wordt in de eerste plaats gefocust op hergebruik en infiltratie, dit is het ‘vasthouden’ van het water ter plaatse. Als dit niet volstaat moet in tweede instantie worden ingezet op ‘bergen’ of bufferen in de beekvallei in overstromingsgebieden en bufferbekkens. Pas als derde optie wordt gekozen voor ‘afvoeren’ naar afwaarts.

Page 26: het tij gekeerd? naar een klimaatbestendig waterbeleid in (Oost-)Vlaanderen

26

We merken hier voor het eerst een duidelijke verschuiving naar mederes-ponsabilisering van projectontwikkelaars, bedrijven, en van de burger tout court in die eerste belangrijke fase van het zo veel en zo lang mogelijk ter plaatse houden van het water waar het neervalt.

Heel recent is het besef gegroeid dat de huidige protectieve beleidsstrate-gie van vasthouden, bergen en afvoeren weliswaar een sterke visie blijft, maar onvoldoende is om de huidige en toekomstige overstromingsrisico’s het hoofd te bieden.

Daarom werd, in overeenstemming met de Europese Overstromings-richtlijn, het concept van ‘Meerlaagse Waterveiligheid’ ontwikkeld. Deze nieuwe visie beoogt met een optimale mix van protectieve, preventieve én paraatheidsverhogende maatregelen het overstromingsrisico tot een maatschappelijk aanvaardbaar niveau te reduceren. Dit trio aan maat-regelen noemt men kortweg de 3 P’s.

Overstromingsrisico’s worden gevormd door de combinatie van de kans op overstromingen en de schade die deze veroorzaken. Binnen een integraal en duurzaam beleidskader is het de bedoeling dat in Vlaanderen voortaan gewerkt wordt aan zowel het verkleinen van de kans op overstro-men, als aan het beperken van de gevolgschade van wateroverlast. Vooral vernieuwend is dat àlle actoren in het overstromingsrisicobeheer – dus niet alleen de overheid als waterbeheerder, maar ook ruimtelijke ordening, crisisdiensten, de verzekeringssector en de burger zelf – een duidelijke verantwoordelijkheid moeten opnemen en moeten samenwer-ken om het restrisico te reduceren.

Protectieve maatregelen werken in op de kans op overstromingen. Het concept van ‘vasthouden, bergen en afvoeren’ blijft één van de pijlers voor het waterkwantiteitsbeheer van waterlopen. Ook het bouwen van infrastructuur zoals stuwen, pompstations en dijklichamen kan een koste-nefficiënte maatregel zijn in de beheersing van de overstromingskansen. De eerste ‘P’, deze van de klassieke protectieve maatregelen, blijft een belangrijke pijler en werkt in op de kans op overstromingen.

In vele gebieden in Vlaanderen botst de zoektocht naar extra ruimte voor water echter op zijn fysische grenzen of zijn er geen kosten-efficiënte pro-tectieve maatregelen meer mogelijk. Bovendien is er altijd de kans op een grotere storm, waar de bestaande bescherming geen antwoord op heeft en dit leidt tot een uitzichtloze opwaartse spiraal van overstromingsrisico en bescherming bij enkel een protectief beleid.

Page 27: het tij gekeerd? naar een klimaatbestendig waterbeleid in (Oost-)Vlaanderen

27

Er is bijgevolg nood aan een tweede ‘laag’ met preventieve maatregelen, die niet zozeer de overstromingskans verminderen, maar eerder gericht zijn op het beperken van de schade die overstromingen veroorzaken. Pre-ventie kan er bijvoorbeeld in bestaan dat nieuwbouw overstromingsveilig wordt ontworpen of dat bepaalde gebieden van bebouwing worden gevrij-waard. Als voorzitter van het Denderbekkenbestuur volg ik met interesse de uitwerking van het creatieve idee van de stad Geraardsbergen om door herbestemming, in combinatie met planologische ruil, een overstromings-gebied bouwvrij te houden. Ook door nieuwbouw overstromingsveilig te ontwerpen of door de bestaande bebouwing overstromingsbestendig te verbouwen zodat het water niet langer kan binnenstromen, kan schade worden vermeden.

Via preventieve maatregelen bouwt men aan een veerkrachtige ruimte voor water, die de uitdagingen van klimaatveranderingen en bevol-kingstoename het hoofd kan bieden.

Alvast twee belangrijke nieuwe instrumenten werden vrij recent aan de vergunningsverlener ter beschikking gesteld om overstromingsschade in de toekomst te beperken: de toepassing van de watertoets en de aandui-ding van signaalgebieden. Sinds een achttal jaar moet bij het goedkeuren van elk plan of bij het afleveren van elke vergunning, die een impact kunnen hebben op het watersysteem, getoetst worden of die impact niet schadelijk is, en zo ja, hoe die negatieve invloed kan worden vermeden of gematigd. Ook de provincies voeren watertoetsen uit in het kader van de machtigings procedures voor werken aan waterlopen, of worden als water-loopbeheerder geconsulteerd voor het geven van een wateradvies voor de water toetsen uitgevoerd door gemeenten en gewest. In het provincie-bestuur van Oost-Vlaanderen werd vorig jaar nog een uitgebreid en gedetailleerd beleidskader voor het verstrekken van wateradviezen door de Deputatie goedgekeurd, dat model kan staan voor alle adviezen van de Oost-Vlaamse waterloopbeheerders. De watertoets is een goed instrument op voorwaarde dat hij in de prak-tijk ook goed en voldoende onderbouwd wordt uitgevoerd. Gelet op de versnippering in het waterbeheer – daarover straks meer – kan eraan getwijfeld worden of de kwaliteit van de toetsen en de wateradviezen over alle waterbeheerders beschouwd, wel voldoende homogeen is. Ons bestuur heeft geprobeerd dit te verhelpen door het uitschrijven van een provinciaal beleidskader en door het organiseren van studiedagen, be-stemd voor polders, wateringen, gemeenten, ontwerpers en verkavelaars. Maar ook het gewest heeft hier een taak om het instrument watertoets nog krachtiger te maken en voldoende opleiding te verstrekken om de

Page 28: het tij gekeerd? naar een klimaatbestendig waterbeleid in (Oost-)Vlaanderen

28

interpretatie van en de adviesverlening binnen de watertoetsprocedure op een voldoende hoog en constant niveau te brengen.

Een tweede nieuw preventief instrument in de ruimtelijke ordening zijn de signaalgebieden. Dit zijn nog niet ontwikkelde gebieden waar een tegen-strijdigheid kan bestaan tussen de geldende bestemmingsvoorschriften en de belangen van het watersysteem. Doorgaans gaat het om gronden die in de jaren ‘70 een harde bestemming kregen (bouwgrond, industrie, ...) maar nog steeds niet ontwikkeld zijn. Na de ernstige watersnood van eind 2010 besliste de Vlaamse Regering in maart 2013 om de signaalgebieden aan te pakken. Per gebied wordt onder zocht in welke mate het ontwikkelen ervan volgens de huidige bestemming het risico op wateroverlast beïnvloedt. Blijkt uit deze analyse dat dit risico zou vergroten indien het gebied ontwikkeld wordt, dan wordt gezocht naar een alternatief ontwikkelingsperspectief. Dit kan leiden tot een creatieve inrichting binnen de geldende bestemming, maar ook tot een herbestemming van het gebied met flankerende maatregelen. Uiteindelijk beslist de Vlaamse Regering over het vervolgtraject van het signaalgebied. Op deze manier wil ze ervoor zorgen dat het waterbergend vermogen van Vlaanderen minstens behouden blijft. Zwak punt in het verhaal blijft voorlopig het aanduiden van het bestuur dat initiatief moet nemen voor het opmaken van het ruimtelijk uitvoeringsplan bij een eventuele herbestemming. Vlaanderen houdt doorgaans de boot af wegens personeelstekort en de gemeenten vrezen te moeten opdraaien voor zware planschadelasten indien bouwzone getransformeerd wordt naar een zachte bestemming. Veelal wordt noodgewongen dan gekeken naar de provincie, maar die blijkt vaak niet het geschikte niveau te zijn voor de schaalgrootte van sommige dossiers. Willen signaalgebieden een zinvol preventief instrument worden in de strijd tegen wateroverlast, dan moet Vlaanderen hier dringend een oplossing voor bedenken.

De derde ‘P’ in de Meerlaagse Waterveiligheid ten slotte, is ‘paraatheid’. Net als de preventieve instrumenten heeft een sterke parate respons van zowel de overheid als de burger tot gevolg dat overstromingsschade kan worden beperkt. Voorspellingssystemen voor overstromingen werden zowel door de Vlaamse Milieumaatschappij voor de onbevaarbare als door de nv Waterwegen en Zeekanaal voor de bevaarbare waterlopen uitgebouwd. Ze moeten tijdig waarschuwen voor nakend wateronheil zodat burgers en hulp- en crisisdiensten proactief kunnen handelen. Het stemt me gelukkig dat beide instanties, nadat ze jaren naast mekaar hun voorspellingstools hebben ontwikkeld, eindelijk mekaar hebben gevonden in één portaalsite: de inmiddels in watermiddens onmisbaar geworden waterinfo.be.

Page 29: het tij gekeerd? naar een klimaatbestendig waterbeleid in (Oost-)Vlaanderen

29

Naast de voorspellingssystemen kunnen overigens ook bewustwordings-campagnes, goed gecommuniceerde noodplannen van de hulpdiensten, calamiteitsoefeningen, enzovoort de weerbaarheid van de bevolking verho-gen. Op dit vlak is er nog een berg werk aan de winkel.

De transitie naar een echte Meerlaagse Waterveiligheid is een proces dat meerdere jaren in beslag zal nemen en kan enkel gerealiseerd worden via maatschappelijk debat, overleg en verregaande samenwerking tussen alle actoren. De weg om de lokale besturen en de burger te overtuigen van de waarde van deze nieuwe inzichten is nog maar net ingeslagen via piloot-projecten. De transitie naar een echte Meerlaagse Waterveiligheid zal lang en moeizaam zijn.

3.2.2 Een nieuwe organisatie van de sturing van het waterbeleid: de modernisering van de bekkenstructuren

Een tweede vermeldenswaardige wijziging in de aanpak van de waterpro-blematiek in Vlaanderen is heel nieuw en heeft betrekking op de organisatie van de aansturing van het Vlaams waterbeleid zelf.Beken en rivieren stromen dwars door administratieve grenzen heen. De vele functies en aspecten van water overschrijden de bevoegdheden van de verschillende overheden en administraties. Een modern waterbeleid is een ‘integraal waterbeleid’, waarbij niet alleen de betrokken beleidsdomeinen, maar ook de verschillende bestuursniveaus, moeten samenwerken om de knelpunten aan te pakken.

Het decreet Integraal Waterbeleid zag het levenslicht in 2003. Voor het eerst werd in Vlaanderen een kader geschapen om echt aan planning te gaan doen op het vlak van waterbeheer. Voor het eerst ook werden waterbeheer-ders verplicht met elkaar te praten en hun plannen op elkaar af te stemmen. In die eerste versie van het decreet waren de opgelegde planfiguren echter overdadig en ook de uitgedachte organisatiestructuur bleek zeer complex. Met een centrale Vlaamse Coördinatiecommissie voor Integraal Waterbeleid (CIW), zeg maar het hart en de hersenen die het systeem moeten aansturen, met bekkens, deelbekkens, waterschappen, en stroomgebieds-, bekken- en deelbekkenbeheerplannen op elk van die niveaus, met per bekken een bekkensecretariaat, een bekkenraad en een ambtelijk overlegorgaan. Een constructie die theoretisch volledig klopte, maar in de praktijk tot veel kritiek aanleiding gaf: te zware vergaderlast en teveel plannen. Vooral de gemeenten, polders en wateringen, die het beleid op het terrein moeten vertalen, vonden hun draai niet in het complexe web.

Page 30: het tij gekeerd? naar een klimaatbestendig waterbeleid in (Oost-)Vlaanderen

30

Page 31: het tij gekeerd? naar een klimaatbestendig waterbeleid in (Oost-)Vlaanderen

31

Page 32: het tij gekeerd? naar een klimaatbestendig waterbeleid in (Oost-)Vlaanderen

32

In 2013 werd de organisatiestructuur gemoderniseerd, voornamelijk in functie van het vergroten van de betrokkenheid van de lokale besturen bij het integraal waterbeleid en van het ‘verlichten van de planlasten’, zoals dat heet. De structuur op provinciaal niveau, de zogenaamde ‘water-schappen’, werd opgedoekt. Elk bekkenbestuur bestaat voortaan uit een bekkenbureau, een bestuurlijk overleg met beperkte Vlaamse en lokale vertegenwoordiging en een algemene bekkenvergadering, eveneens bestuurlijk maar bestemd voor de bestuurders van alle waterbetrokken Vlaamse en lokale actoren in het bekken. Verder werd het ambtelijk overlegorgaan herschikt, om efficiënter en alleen met de rechtstreeks betrokken actoren te kunnen vergaderen en tot concrete acties op het terrein te komen. Ten slotte werden de drie planniveaus herleid tot één allesomvattend stroomgebiedbeheerplan. Dit plan, dat om de zes jaar moet worden geactualiseerd, bepaalt wat Vlaanderen zal doen om de toestand van het water en het grondwater te verbeteren en ons beter te beschermen tegen overstromingen.

Ik kan u in elk geval verzekeren dat ik als voorzitter van zowel de bekken-bureaus als de algemene bekkenvergaderingen in de vijf Oost-Vlaamse bekkens, merk dat er hard en deskundig wordt gewerkt in de bekkensecre-tariaten. Op tien jaar tijd heeft het Vlaams waterbeleid structuur gekregen, en kreeg de term ‘integraal’ een concrete invulling.

De bijsturing van het decreet in 2013 heeft inderdaad de betrokkenheid van de lokale besturen verhoogd. Maar aan de CIW geef ik graag het sig-naal dat het nog efficiënter en gestroomlijnder kan. De waterwereld is vrij klein en heel vaak zie ik dezelfde vertegenwoordigers van besturen in zo-wel bekkenbureau, als algemene bekkenvergadering van hetzelfde bekken opduiken, om tweemaal hetzelfde verhaal te aanhoren. Het samensmelten van beide organen zou alweer de vergaderlast verkleinen en de motivatie van de aanwezigen evenredig kunnen doen toenemen.

Page 33: het tij gekeerd? naar een klimaatbestendig waterbeleid in (Oost-)Vlaanderen

33

3.2.3 Een nieuwe organisatie van het beheer van de onbevaarbare waterlopen: de herinschaling van de 3de categorie-waterlopenNiet alleen de organisatie van het Vlaams waterbeleid onderging de voor-bije vijf jaar een facelift onder de vorm van vernieuwde bekkenstructuren. Het ganse waterbeheerderslandschap zelf werd heel recent grondig herte-kend in het witboek interne staatshervorming, in de waterwandelgangen cryptisch gedoopt als ‘doorbraak 63’.

Het waterbeheer in Vlaanderen is zeer versnipperd. Er zijn ongeveer 400 verschillende waterloopbeheerders met evenveel visies en meningen. Het is momenteel perfect mogelijk dat éénzelfde onbevaarbare waterloop van bron tot monding door vijf verschillende instanties wordt beheerd. Niet alleen voor het dagelijks beheer, maar zeker ook in crisissituaties is het gestroomlijnd coördineren van zoveel actoren die bevoegd zijn voor hetzelfde item, nl. het kwantiteitsbeheer van stukjes onbevaarbare waterloop, niet vanzelfsprekend. Vereenvoudiging van het waterbeheer-derslandschap is hier de meest efficiënte en enige oplossing. De interne staatshervorming is hiervoor de gedroomde kans.

Onder impuls van gedeputeerde Hertog heeft ons bestuur daarom aan alle gemeenten, gelegen buiten een polder of watering, voorgesteld om de on-bevaarbare waterlopen die zij beheren, over te dragen aan het provinciaal niveau. Op die manier zijn er voor wat het gebied buiten de poldersbetreft, nog twee beheerders, zijnde het Vlaams gewest en de provincie. Binnen elke polder zijn er ook twee beheerders, zijnde het Vlaams gewest en de betrokken polder.

Ik betreur het enigszins dat de Vlaamse regering de unieke kans op vereenvoudiging van het aantal waterbeheerders niet strakker heeft aangestuurd. Er werd gekozen voor een consensusmodel, waarin elke partner zelf mocht beslissen of bevoegdheden werden overgedragen of niet. Het resultaat is dat een 11-tal gemeenten in onze provincie ervoor gekozen hebben om zelf het beheer over hun waterlopen te behouden. De bevoegd hedenkaart wat waterlopenbeheer betreft is daardoor niet vereenvoudigd, maar juist nog complexer geworden.

Met enige afgunst kijk ik over de grens naar de organisatie van het water-beheer bij onze noorderburen: gebiedsdekkende waterschappen met het formaat van een Belgische provincie beheren daar alle onbevaarbare waterlopen binnen hun omschrijving. Dit wil dus zeggen: 1 beheerder in elk stroomgebied. De vraag zou kunnen gesteld worden of hiervoor geen geknipte rol is weggelegd voor de vernieuwde Vlaamse provinciebesturen.

Page 34: het tij gekeerd? naar een klimaatbestendig waterbeleid in (Oost-)Vlaanderen

34 © P

eter

Goe

s

Page 35: het tij gekeerd? naar een klimaatbestendig waterbeleid in (Oost-)Vlaanderen

35

3.2.4 Realisaties en plannen rond de Oost-Vlaamse be-vaarbare waterlopen

Tot nu toe heb ik het gehad over een nieuwe visie, nieuwe structuren en een nieuwe organisatie van het beleid. Er zijn echter ook heel wat realisa-ties. Ik haal er een vijftal aan die sinds het begin van deze eeuw werden gerealiseerd.

Het geactualiseerd Sigmaplan en Schelde Sterk MerkHet lijkt me logisch om te vertrekken bij de zowel landschappelijke, als qua veiligheid meest ingrijpende werken op ons grondgebied: de Sigma-werken.

Bij de rampzalige stormvloed van 1976 bleek duidelijk dat de gebieden langs de Schelde en haar zijrivieren beter moesten worden beschermd. Het oorspronkelijke Sigmaplan voorzag daarom in dijkverhogingen, overstromingsgebieden en een stormvloedkering in Oosterweel. Intussen werd dit plan zo goed als volledig uitgevoerd. Alleen bleek echter uit een kosten-batenanalyse dat de voordelen van de bouw van een stormvloed-kering niet in verhouding stonden tot de hoge investeringen die ervoor nodig waren. Dus besliste de Vlaamse Regering om de bouw voor onbe-paalde duur uit te stellen.

Sindsdien evolueerden de wetenschappelijke inzichten. Zo weten we nu dat de klimaatverandering met onder andere een stijging van de zeespie-gel en een hogere waterstand op de tijgebonden Zee-Schelde de druk op het watersysteem zwaar verhoogt en het oorspronkelijke Sigmaplan dan ook niet langer meer volstaat om voor de toekomst voldoende bescher-ming te bieden.

In 2005 werd dit plan daarom geactualiseerd. Uit wetenschappelijk onder-zoek bleek dat de beste bescherming wordt geboden door een combinatie van overstromingsgebieden, ontpolderingen en lokale dijkverhogingen. In 2030 zouden de laatste overstromingsgebieden afgerond moeten zijn en zal de kans op overstromingen door stormvloeden vanuit de Noordzee maar liefst vijf maal kleiner geworden zijn.

De investeringen van het Sigmaplan dienen echter ook de prachtige natuur rond de rivieren. Tal van natuurwaarden worden met ‘Sigmageld’ hersteld, zoals slikken en schorren of unieke waterrijke gebieden met plassen, rietvelden en moerasbossen. In alle Sigmagebieden samen wordt er maar liefst 4000 ha ruimte voor natuur gecreëerd! Zeldzame planten en dieren krijgen zo weer een thuis. Zo werden in 2015 bijvoorbeeld meer

Page 36: het tij gekeerd? naar een klimaatbestendig waterbeleid in (Oost-)Vlaanderen

36

dan 140 vogelsoorten geteld in het overstromingsgebied Paardeweide te Wichelen.

Het Sigmaplan vergroot ook de recreatieve mogelijkheden aan en rond het water in Vlaanderen. Zowat alle projecten zijn toegankelijk voor wande-laars en fietsers. Met het project Schelde Sterk Merk wil ik hier, samen met gedeputeerde Jozef Dauwe, nog een duwtje extra geven.

Tot slot vergeten veel mensen – onterecht – de economische dimensie van dit plan. De binnenvaart heeft betrouwbare, goed gecontroleerde waterwegen nodig en alleen met vooruitziende investeringen en een goed onderhoud kunnen we onze binnenwateren uitbouwen tot een aantrekke-lijk alternatief voor het wegvervoer.

Page 37: het tij gekeerd? naar een klimaatbestendig waterbeleid in (Oost-)Vlaanderen

37

De voorbije jaren toonden de verschillende herfst- en winterstormen nog maar eens de noodzaak van maatregelen in het Zeescheldebekken aan. Op 5 en 6 december 2013 doorstond het Sigmaplan de zogeheten Sinter-klaasstorm. Die veroorzaakte toen een zwaar stormtij met hoge waterstan-den in het hele Scheldebekken. Twaalf voltooide overstromingsgebieden traden succesvol in werking en borgen een grote hoeveelheid rivierwater zodat wateroverlast werd voorkomen in de omliggende gebieden.

Eind vorig jaar werden ook de Polders van Kruibeke ingeschakeld in de beveiligingsketen . Dit door het in dienst stellen van het Gecontroleerd Overstromingsgebied Kruibeke-Bazel-Rupelmonde. Dat overstromingsge-bied is het grootste van Vlaanderen en verdubbelt meteen met zijn meer dan 700 ha de totale oppervlakte beschikbare waterbergingsruimte!Kortom, het Sigmaplan is een staaltje van modern en innovatief waterbe-heer en een toonbeeld van integraal waterbeleid in al zijn betekenissen.

Page 38: het tij gekeerd? naar een klimaatbestendig waterbeleid in (Oost-)Vlaanderen

38

Het houdt bovendien rekening met de klimaatverandering. De rivieren worden niet langer vooral tussen hoge dijken gedwongen, maar krijgen juist meer ruimte om te stromen. Het plan levert bovendien ook een belang rijke bijdrage aan de Europese natuurdoelen voor Vlaanderen.

Dender stuwenprogramma

De Denderstreek werd in het verleden meermaals geconfronteerd met overstromingen. Dit is geen toeval want de Dender is een regenrivier met een groot verval. Een groot deel van de Dendervallei is bebouwd, waar-door het regenwater sneller afstroomt en er vaak hoge debieten moeten worden afgevoerd. Door middel van stuwen wordt deze waterafvoer wel onder controle gehouden. Echter, de afmetingen en de doorvoercapaciteit van de stuwen op de Dender bleken meermaals onvoldoende voor het afvoeren van de hoge debieten. Herinner u de schrijnende beelden van het centrum van Geraardsbergen in november 2010.

Onze provinciale dienst Integraal Waterbeleid en de Vlaamse Milieumaat-schappij hebben de afgelopen jaren tal van inspanningen geleverd, onder andere door de aanleg van verschillende wachtbekkens om de piekafvoe-ren op de zijwaterlopen van de Dender sterk te reduceren.

NV Waterwegen en Zeekanaal op zijn beurt is ondertussen gestart met de herbouw van de stuw te Geraardsbergen. Dit vormt slechts één van de vele geplande projecten langsheen de Dender want 6 van de 8 stuwen zijn zodanig verouderd dat ze aan vernieuwing toe zijn of dienen afgeschaft te worden. NV Waterwegen en Zeekanaal streeft ernaar om tegen 2020 een degelijke en bedrijfszekere waterbeheersing voor de Dender te garande-ren.

Dit weliswaar op voorwaarde dat actiegroepen geen bezwaren indienen en zo projecten met een toch wel groot maatschappelijk belang jarenlang vertragen …

Kanaal Gent-Terneuzen: bouw van een derde zeesluis

Het sluizencomplex bij Terneuzen is dé toegangspoort naar de havens van Terneuzen en Gent en zorgt voor een scheepvaartverbinding tussen Nederland, België en Frankrijk. Een grote, nieuwe sluis biedt volop nieuwe kansen voor onder andere de binnenvaart omdat er een betere toegang en vlottere doorstroming gecreëerd wordt vanaf de Westerschelde naar

Page 39: het tij gekeerd? naar een klimaatbestendig waterbeleid in (Oost-)Vlaanderen

39

het Kanaal Gent-Terneuzen en verder. Zelfs grote zeeschepen zullen vanaf 2021 gemakkelijker hun weg vinden naar de havens in het hinterland.

Sluizen dienen niet enkel om een vlot en veilig scheepvaartverkeer mogelijk te maken. Het zijn tevens belangrijke tools om het waterpeil op bevaarbare waterlopen te optimaliseren. In situaties van hoge afvoeren op het Kanaal Gent-Terneuzen, die aanleiding kunnen geven tot waterover-last, wordt momenteel het wateroverschot gespuid via de sluizen richting Westerschelde. Met de nieuwe sluis wordt de capaciteit en de robuust-heid van het sluizencomplex groter, maar de spuicapaciteit zal wellicht dezelfde blijven. De Oost-Vlaamse lokale waterloopbeheerders betreuren het ten zeerste mocht de spuicapaciteit met de bouw van de nieuwe sluis niet vergroot worden. In het verleden is meermaals wateroverlast in de Oost-Vlaamse polders opgetreden wegens de onmogelijkheid om over-tollig water af te voeren bij hoogwater. Deze besturen zijn van oordeel dat een bijkomende pompinstallatie te Terneuzen in dergelijke situaties soelaas zou kunnen bieden. Als voorzitter van de stuurgroep ‘Gentse Kanaal zone’ zal ik blijven aandringen dat er alsnog rekening wordt gehou-den met deze verzuchtingen.

Pompgemaal op de dam te Lokeren ter ontlasting van de Moervaart

Ten slotte heeft NV Waterwegen en Zeekanaal vorig jaar op de dam in de Dur-me te Lokeren een nieuw pompgemaal gebouwd. Deze dam deelt de Durme op in een tijgebonden deel richting Zee-Schelde en een deel richting Moer-vaart en Kanaal-Gent-Terneuzen dat niet onderhevig is aan getijdewerking. Door water uit het niet-tijgebonden deel over te pompen, wordt het tij-gebonden deel van de Durme voorzien van een groter bovendebiet waar-door de verzanding van de rivier wordt tegengegaan. Dit heeft als aange-naam neveneffect dat bij hoog waterpeil op de Moervaart een bijkomende afvoermogelijkheid wordt gecreëerd richting Antwerpen. Dit pompgemaal kan dus beschouwd worden als een ‘achterpoort’ voor overtollig water in de regio van de Gentse Kanalen.

3.2.5 Oost-Vlaanderen pioniert in riviercontract

Ook voor de aanpak van de wateroverlastproblematiek op onze eigen onbevaarbare waterlopen waait er een nieuwe wind.

De voorbije decennia werd door het Oost-Vlaams provinciebestuur met

Page 40: het tij gekeerd? naar een klimaatbestendig waterbeleid in (Oost-)Vlaanderen

40

succes ingezet op het creëren van ruimte voor water, vooral dan door het aanleggen van overstromingsgebieden en bufferbekkens. Het principe van dergelijke infrastructuur is precies hetzelfde als dat van de grote gecontroleerde overstromingsgebieden (GOG’s) van het Sigmaplan: bij piek afvoer het water tijdelijk daar ‘parkeren’ waar het geen schade veroor-zaakt. Op dit moment beheert het provinciebestuur van Oost-Vlaanderen een totale buffercapaciteit van ca. 650 000 m³, verdeeld over 23 overstro-mingsbekkens. 8 bijkomende bufferbekkens zitten nog in de ontwerpfase.

We beseffen allemaal dat het steeds moeilijker wordt om nieuwe ruimte te vinden en te verwerven. De procedures die moeten leiden tot de nodige vergunningen worden immer complexer. De ruimte in Vlaanderen is zo schaars en daardoor kostbaar geworden dat niemand ze nog graag afstaat voor het algemeen belang, ook al wordt een faire vergoeding geboden.

Om die reden wordt de waterloopbeheerder steeds creatiever om net die instrumenten te bedenken die protesten van burgers, drukkingsgroepen, milieu- en landbouwverenigingen of van andere overheidsdiensten moeten voorkomen.

Een voorbeeld van zo een instrument is de ‘afbakening als overstromings-gebied’: na een voorgeschreven procedure kan de Vlaamse Regering be-paalde percelen of gebieden als overstromingsgebied aanduiden, waarbij de eigenaars hun eigendom behouden, maar eenmalig billijk vergoed worden voor in de toekomst te verwachten overstromingsschade. Deze techniek om burgers te overtuigen ruimte voor het water vrij te maken, wordt ondermeer door het provinciebestuur toegepast bij de geplande aanleg van de bufferbekkens op de Molenbeek te Erpe-Mere en Herzele.

Oost-Vlaanderen pioniert ook op dit vlak. Vorige maand nog werd in het Oost-Vlaams provinciehuis het eerste Vlaamse riviercontract ondertekend voor de vallei van de Maarkebeek.

Dergelijk contract bevat alle maatregelen die het overstromingsrisico in een afgebakend gebied moeten verminderen en alle betrokken partijen engageren zich om binnen hun eigen bevoegdheden constructief mee te werken aan de uitvoering van de erin beschreven maatregelen of des-noods mee te zoeken naar alternatieven.

Ik beschouw deze nieuwe aanpak als een doorbraak voor het welslagen van vele complexe processen, die voorheen gedoemd waren in de ontwerp fase te blijven steken omdat het nodige draagvlak ontbrak om ze op het terrein te realiseren.

Page 41: het tij gekeerd? naar een klimaatbestendig waterbeleid in (Oost-)Vlaanderen

41

Page 42: het tij gekeerd? naar een klimaatbestendig waterbeleid in (Oost-)Vlaanderen

42

4 AanbevelingenTot hier een beperkt overzicht van de highlights aan nieuwe inzichten en terreinrealisaties van het afgelopen decennium. Al een aanzienlijke opsomming, als u het mij vraagt. Toch stel ik u graag nog kort een aantal ideeën of verzuchtingen voor, die het verhelpen van de overstromings-problematiek zouden kunnen faciliteren.

4.1 Teveel inspraak?Hoewel in de eerste 15 jaar van deze eeuw met betrekking tot de aanpak van wateroverlast wellicht meer is veranderd dan in de dertig jaar ervoor, hoor ik toch – vooral door uitvoerders dan – steeds luider klagen dat het bijna onmogelijk is om nog belangrijke projecten in uitvoering te brengen binnen een redelijke termijn.

De plannen van het Oost-Vlaamse provinciebestuur voor het bouwen van een bufferbekken op de Nederbeek te Wortegem-Petegem worden al ruim 10 jaar geblokkeerd omdat één familie gekant is tegen de grondinnames. De broodnodige realisatie van het bufferbekken op de Pauwelsbeek te Maarkedal door de Vlaamse Milieumaatschappij loopt al meer dan een jaar vertraging op omdat één landbouwer naar de rechter trok om de werken te verbieden. De bouwvergunning voor de al even hoogstnoodza-kelijke modernisering van het stuwencomplex op de Dender te Geraards-bergen wordt aangevochten bij de Raad van State door een milieuvereni-ging met als doel de werken te verhinderen of toch minstens ernstig te vertragen.

De mondigheid en alertheid van de burger is evenredig snel toegenomen met de razendsnelle evolutie van de media en de techniek. Helaas geldt dat blijkbaar evenzeer voor de onverdraagzaamheid van die burger. De toenemende complexiteit van onze wetgeving draagt hier toe bij. Er kan bij wijze van spreken geen schop meer in de grond gestoken worden of iemand vindt een rechtsgrond of een regel waartegen vermeend gezon-digd wordt.

Laat er alstublieft geen twijfel over bestaan: ik ben een ongelooflijk groot voorstander van inspraak en procedures om tot een door de burgers ge-dragen oplossing te komen voor ingrijpende maatregelen. Maar wanneer het algemeen belang dreigt te worden verstikt onder claims die enkel wor-den ingegeven door winstbejag of kortzichtigheid van een individu, dan

Page 43: het tij gekeerd? naar een klimaatbestendig waterbeleid in (Oost-)Vlaanderen

43

moeten duidelijke grenzen worden gesteld aan die democratie. Wie waagt het te ontkennen dat het proberen vermijden van overstromingen behoort tot het hoogste algemeen belang?

Ik durf daarom te pleiten voor maatregelen die moeten verhinderen dat werken of procedures, die levensnoodzakelijk zijn voor de maatschappij, onredelijk lang worden vertraagd omwille van de belangen van enkeling en. Misschien moeten we de oude Dijkenwet, die in de jaren zeventig toeliet dat noodzakelijke werken aan de Scheldedijken toch snel konden worden uitgevoerd, vanonder het stof halen?

4.2 Het opmaken van peilbeheerplannenEen ander idee waar best dringend meer werk wordt van gemaakt en waar het provinciebestuur als belangrijke waterloopbeheerder een cruciale rol kan in spelen, is het opstellen van bindende peilbeheerplannen. In Nederland, alweer daar, zijn dergelijke plannen al enige tijd gemeen goed. Dergelijke peilafspraken, die bindend zijn voor alle waterloopbeheerders, kunnen trouwens niet alleen nuttig zijn voor het vermijden van water-overlast, maar evenzeer en zo niet nog meer voor het opvangen van de gevolgen van waterschaarste.

Ik weet dat onze provincie de trekker is van het eerste Oost-Vlaams peil-beheerplan dat momenteel in opmaak is binnen de polder Tussen Schelde en Durme, gesitueerd rond het Donkmeer. Ik hoop dat zeer snel ook voor vele andere stroomgebieden in Oost-Vlaanderen dergelijke plannen wor-den uitgewerkt, want ze zijn onmisbaar voor een modern waterbeheer.

4.3 Verdere aanpak van de erosieproblematiekEen derde en laatste bedenking die ik me maak betreft de erosieproble-matiek. Het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid, in kennerskringen ‘het GLB’ genoemd, legt landbouwbedrijven met erosiegevoelige percelen, zeer strenge voorwaarden op zowel op het vlak van teeltkeuzes, bedrijfs-voering als het realiseren van erosiebestrijdings-maatregelen. In januari van vorig jaar woonde ik een informatievergadering over deze vernieuwde wetgeving bij en werd ik geconfronteerd en letterlijk overstelpt met de talloze praktische bekommernissen die landbouwers in de Vlaamse Arden nen hierbij ondervinden. Deze problematiek vergt onze blijvende aandacht om de hellende gebieden op het vlak van erosie en sediment-afvoer climate proof te maken. Ondanks de inspanningen zijn de

Page 44: het tij gekeerd? naar een klimaatbestendig waterbeleid in (Oost-)Vlaanderen

44

vorderingen op het terrein ondermaats. Om die reden steun ik ten volle het provinciaal initiatief om met behulp van de provinciale erosiecoördinatoren te investeren in overleg met individuele landbouwers. Dit biedt de mogelijk-heid om enerzijds maatwerk te leveren en anderzijds ook om praktijkkennis rond brongerichte maatregelen op een meer overtuigende manier door te geven.

5 ConclusiesU zal het zonder twijfel met mij eens zijn: de veranderingen zijn ingrijpend, de nieuwe visies doortastend, de vooruitgang op het terrein vaak indruk-wekkend, vooral dan op het vlak van de aanpak van de gevolgen of het vermijden van wateroverlast. Wat de waterschaarsteproblematiek betreft is het geruststellend te mogen besluiten dat het probleem au sérieux wordt genomen en dat tal van initiatieven voor de nabije toekomst op tafel liggen.

Het ‘tua res agitur’ viel niet in dovemansoren, niet op het provinciaal niveau, maar evenmin op Vlaams niveau. Dat is maar goed ook, want de climate change, waarvan de ernst nu wel is doorgedrongen tot elk weldenkend mens, verplicht ons scherp en alert te blijven. Het komt er nu op aan om de natuur een stapje voor te blijven, want over de snelheid waarmee het klimaat wijzigt zijn de experten het nog lang niet eens. Sommige recente studies laten uitschijnen dat het wel eens sneller zou kunnen gaan dan gevreesd ...

Mijn vertrouwen voor de toekomst is groot. Vertrouwen in de verantwoorde-lijkheidszin van u allen en van onze Vlaamse verkozenen des volks, die de problemen tijdig moeten (h)erkennen en de nodige middelen ter beschik-king moeten stellen om ze op te lossen. Vertrouwen ook in de expertise van de provinciale en Vlaamse ambtenaren, die gedreven en met veel kennis van zaken het water op het terrein in goede banen leiden.

Dames en heren, het thema van mijn toespraak tot de provincieraad was dit jaar, hoewel van groot maatschappelijk belang, toch vrij technisch en weten-schappelijk van aard. Het is u allen bekend dat mijn roots veeleer liggen in de zachte sector van de cultuur. Water is trouwens een dankbaar onderwerp geweest in het oeuvre van heel wat schrijvers, beeldende kunstenaars en componisten in de loop van de geschiedenis. Om evenwichten te herstellen en tegengewicht te bieden aan de ‘harde’ wetenschappelijke feiten, houd ik eraan om - ietwat atypisch - dit essay te besluiten met een gedicht, een brokje schoonheid over water. Een parel van de Vlaamse dichter Herman De Coninck:

Page 45: het tij gekeerd? naar een klimaatbestendig waterbeleid in (Oost-)Vlaanderen

45

Water. Soms loopt het rechtdoor

Als een ideologie, een vastberaden stoet

Van stilte, naar de zee,

De grote internationale

Waar alle water zijn overtuiging haalt

(om desnoods dijken te breken).

Soms hangt er nevel over:

Dromend water: het droomt dat het zweeft

En dan zweeft het ook. En later, oud geworden,

Trekt het zich terug in een vijver

Met een rijk innerlijk leven.

Water, alle schijn draagt het in zich mee

En blijft altijd zichzelf, altijd anders

En altijd water.

Ik dank u.

Jan Briers, provinciegouverneur Oost-Vlaanderen

Page 46: het tij gekeerd? naar een klimaatbestendig waterbeleid in (Oost-)Vlaanderen

46

Dankwoord

Elk jaar is de rede maar succesvol door de hulp van een aantal mensen die ik hierbij uitdrukkelijk wens te bedanken. Dank aan Luc De Winne, Annick De Winter, Eddy Poelman en Caroline Vercoutere voor hun deskundige inbreng. Dank ook aan Björn Heirbrant en Iris Lauwaert voor de algeme-ne coördinatie. Dank aan mijn voltallig kabinet voor het nalezen van de teksten.

Ten slotte ook een dankwoord voor de communicatiedienst van de provin-cie Oost-Vlaanderen die er elk jaar opnieuw voor zorgt dat mijn rede wordt ‘vereeuwigd’ in een mooie publicatie.

Page 47: het tij gekeerd? naar een klimaatbestendig waterbeleid in (Oost-)Vlaanderen

47

Page 48: het tij gekeerd? naar een klimaatbestendig waterbeleid in (Oost-)Vlaanderen

48