hhoiv paper volledig

25
Moet hoger onderwijs gesubsidieerd worden? 22 mei 2015 Seminarie Actuele economische problemen Pieter-Jan Hoedt Kevin Kleykens Nathalie Orye Tobias Vercammen FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSWETENSCHAPPEN

Upload: pieter-jan-hoedt

Post on 22-Jan-2018

185 views

Category:

Documents


2 download

TRANSCRIPT

Page 1: HHOIV paper volledig

Moet hoger onderwijs gesubsidieerd worden?

22 mei 2015

Seminarie Actuele economische problemen

Pieter-Jan Hoedt Kevin Kleykens

Nathalie Orye Tobias Vercammen

FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSWETENSCHAPPEN

Page 2: HHOIV paper volledig
Page 3: HHOIV paper volledig

INHOUDSTAFEL | 3

Inhoudstafel

Inleiding……………………………………………………………………………………........................5 1. Actuele subsidiërinssituatie in Vlaanderen…………………………………………………..6 2. Werking en effecten van subsidies……………………...……………………………………….9

2.1 Economische analyse………………………………………………………………………..9 2.2 Voordelen van gesubsidieerd hoger onderwijs……………………………….13 2.3 Nadelen van gesubsidieerd hoger onderwijs…………………………………..15

3. Alternatieve subsidiëring: Verenigde Staten van Amerika…………………………..17 Besluit…………………………………………………………………………………………………………….20 Bibliografie……………………………………………………………………………………………………..22

Page 4: HHOIV paper volledig
Page 5: HHOIV paper volledig

INLEIDING | 5

Inleiding

“Afgelopen woensdag trotseerden een driehonderdtal studenten de eerste

herfstkoude voor een fakkeltocht. De deelnemers maakten op het Ladeuzeplein

duidelijk dat ze niet akkoord gaan met het besparingsbeleid van

onderwijsminister Hilde Crevits.” (Tuyaerts, 2015)

De subsidiëring van het hoger onderwijs kwam aan het begin van het academiejaar in het

midden van de belangstelling te staan. Op 5 november kwamen in verschillende

studentensteden misnoegde studenten op straat, zij uitten hun ongenoegen over de

verhoging van het inschrijvingsgeld. De verlaging van het budget dat de Vlaamse overheid

spendeert aan de hogere onderwijsinstellingen, zal vanaf volgend academiejaar namelijk

leiden tot een verhoging van het maximale inschrijvingsgeld van €619,9 naar €890. (Moens,

2014) Ook de Vlaamse Vereniging van Studenten (VVS) uitte kritiek, zij vinden dat deze

beslissing niet te rijmen valt met een beleid dat streeft naar de democratisering van het

onderwijs. (VVS, 2014)

Deze paper bespreekt de voor- en nadelen van gesubsidieerd hoger onderwijs en biedt

een antwoord op de vraag of hoger onderwijs al dan niet gesubsidieerd moet worden. Het

eerste deel van de paper heeft aandacht voor de actuele situatie: in welke mate wordt het

hoger onderwijs in Vlaanderen gesubsidieerd en waar wordt dit geld voor gebruikt? Het

tweede deel biedt een economische analyse van de subsidies voor hoger onderwijs en

bespreekt de voor- en nadelen van deze subsidies. In het derde deel wordt er gekeken naar

de subsidies op hoger onderwijs in andere regio’s en landen. Ten slotte vat een besluit al de

bevindingen van de paper kort samen.

Page 6: HHOIV paper volledig

6 | INLEIDING

1 Actuele subsidiëringssituatie in Vlaanderen

Onderwijs is een bevoegdheid van de Vlaamse overheid. De begroting van 2015 voorziet een

budget van €10,9 miljard voor het beleidsdomein “onderwijs en vorming”, dit

vertegenwoordigt 28,42% van alle uitgaven en vormt hiermee de grootste post. (Vlaamse

Overheid, 2015) Uiteraard gaat deze som niet in zijn totaliteit naar het hoger onderwijs, de

subsidies voor hoger onderwijs in 2014 bedroegen €1,75 miljard of 17% van het totale budget

voor onderwijs en vorming.

TABEL 1. Verdeling aantal studenten, niveausubsidie en subsidie per student (2013-2014)

BRON: Eigen tabel op basis van Vlaams ministerie van Onderwijs en Vorming (2015)

De Vlaamse overheid voorziet voor elke student in het hoger onderwijs een subsidie van

ongeveer €6840, enkel de studenten van het secundair onderwijs ontvangen een hogere

subsidie. De relatief hoge kost per student in het hoger onderwijs is vooral een gevolg van de

hoge kost voor universiteitsstudenten. Deze groep, die 42% van alle hoger

onderwijsstudenten vertegenwoordigt, kost de overheid ongeveer €12000 per student. (Tirez,

2014) Verder is het opvallend dat het hoger onderwijs slechts 13% van het totale aantal

studenten in Vlaanderen omvat, en toch 17% van de totale subsidies voor onderwijs en

vorming ontvangt. Het hoger onderwijs in Vlaanderen geniet dus in vergelijking met de andere

onderwijsniveaus een relatief hoge subsidie door de overheid.

Page 7: HHOIV paper volledig

INLEIDING | 7

FIGUUR 1. Onderwijsbegroting per uitgavecategorie (2013-2014)

BRON: Eigen figuur op basis van Vlaams ministerie van Onderwijs en Vorming (2015)

Over het algemeen worden de meeste subsidies voor onderwijs (69%) gebruikt om de

salarissen van het personeel te betalen, het overige budget gaat grotendeels naar werking

(27%). De subsidies voor hoger onderwijs kennen een andere verdeling, bijna het volledige

budget gaat naar werking (94%). Dit is echter een vertekend beeld: de instellingen van het

hoger onderwijs bepalen zelf de salarissen die zij uitkeren aan hun personeelsleden, de

overheid voorziet hiervoor een hoger werkingsbudget. (Vlaams ministerie van Onderwijs en

Vorming, 2015)

TABEL 2. Evolutie budget hoger onderwijs, aantal studenten en personeelsleden (2009-2014)

BRON: Eigen tabel op basis van Vlaams ministerie van Onderwijs en Vorming (2015)

Tabel 2 toont aan dat er de voorbije jaren een grote groei van het aantal studenten in het

hoger onderwijs was: een groei van 23.95% tegenover 2009 en een groei van 13.75%

tegenover 2010. Deze groei werd duidelijk niet volledig gedekt door een groeiend

onderwijsbudget: een groei van 8,41% tegenover 2009 en een groei van 6% tegenover 2010.

Op zich hoeft dit niet alarmerend te zijn. De marginale meerkost van één extra student is

relatief klein, en het is dus zeker niet noodzakelijk dat het onderwijsbudget evenredig groeit

met de studentenpopulatie. Een grote toename van het aantal studenten zal uiteindelijk wel

nieuwe investeringen in capaciteitsuitbreiding vereisen, waardoor de krimpende verhouding

van het budget per student op lange termijn wel nefaste gevolgen kan hebben. Het personeel

dat actief is in het hoger onderwijs kent net zoals het budget een tragere groei in vergelijking

Page 8: HHOIV paper volledig

8 | INLEIDING

met de studenten: een groei van 10,91% tegenover 2009, en een groei van 3,96% tegenover

2010. Er is dus ook een krimpende verhouding van het aantal personeelsleden per student.

Dit kan wel op korte termijn nefaste gevolgen hebben zoals de beperkte bereikbaarheid van

het personeel.1

We stellen vast dat de Vlaamse overheid omvangrijke subsidies toekent aan het hoger

onderwijs.

1 Opmerking: de grote verschillen tussen 2009 en 2010 zijn een gevolg van de afwezigheid van de cijfers voor de opleidingen HBO5 Verpleegkunde en SLO, die ook onder hoger onderwijs vallen. Gezien het lage aandeel dat deze opleidingen hebben in de volgende jaren, is deze afwezigheid echter niet problematisch voor de statische evolutie die wordt aangetoond in de tabel.

Page 9: HHOIV paper volledig

BIJLAGEN | 9

2 Werking en effecten van subsidies

2.1 Economische analyse

Om betrouwbare modellen op te stellen, is het belangrijk om te bepalen welk soort publiek

goed hoger onderwijs is. Ten eerste is hoger onderwijs een uitsluitbaar goed, dit wil zeggen

dat het mogelijk is om personen te weerhouden van de consumptie van het goed. Concreet

betekent dit dat men moet voldoen aan twee voorwaarden om deel te nemen aan het hoger

onderwijs: men moet beschikken over een diploma van het secundair onderwijs en men moet

het inschrijvingsgeld betalen. Ten tweede is het hoger onderwijs niet-rivaal, dit wil zeggen dat

de marginale kost om hoger onderwijs aan te bieden aan één extra persoon gelijk is aan nul.

Het hoger onderwijs is echter geen zuiver publiek goed, die voldoen namelijk aan twee

eigenlijkschappen: niet-rivaliteit en niet-uitsluitbaarheid. De uitsluitbaarheid van hoger

onderwijs zorgt ervoor dat dit eerder gecategoriseerd dient te worden als een clubgoed.

(Decoster, 2013) Wel is hoger onderwijs een verdienstengoed, dit wil zeggen dat de overheid

de consumptie moet stimuleren omdat de consumenten er spontaan te weinig belang aan

hechten. Dit komt doordat er naast het individueel nut van onderwijs heel wat positieve

externe effecten komen kijken. Zo heeft de maatschappij er baat bij als studenten beschikken

over een hoger diploma (zie infra). Deze positieve externe effecten moeten we dan ook

verwerken om een pareto-efficiënte situatie te bereiken. Een pareto-efficiënte situatie

ontstaat wanneer we de situatie van minstens 1 persoon niet meer kunnen verbeteren zonder

dat van een ander in te perken. (Moesen, 2015)

Page 10: HHOIV paper volledig

BIJLAGEN | 10

GRAFIEK 1. Vraageffecten bij positieve externaliteiten

Bron: Eigen grafiek op basis van Bruce (2000)

In grafiek 1 wordt op de verticale as de prijs van het inschrijvingsgeld van hoger onderwijs

weergegeven en op de horizontale as de hoeveelheid leerlingen die zich inschrijven voor hoger

onderwijs. De stijgende curve geeft de marginale aanbodkost weer, dit weerspiegelt de

private kosten van onderwijs. De onderste vraagcurve toont de marginale private bereidheid

tot betalen en de bovenste toont de sociale bereidheid tot betalen. De sociale bereidheid tot

betalen ligt hoger omdat ze ook de maatschappelijke baten mee in rekening neemt. Uit de

grafiek kunnen we besluiten dat de prijs voor hoger onderwijs een stuk hoger ligt voor de

V(MB) ten opzichte van de V(MBB). Er ontstaat een welvaartsverlies, weergegeven door de

grijze driehoek, dat de overheid wegwerkt met subsidies.

Page 11: HHOIV paper volledig

BIJLAGEN | 11

GRAFIEK 2. Het principe van aanbodssubsidies GRAFIEK 3. Toegepast

Bron: Eigen voorstellingen

In grafiek 2 zien we op de verticale as de prijs van het inschrijvingsgeld van hoger onderwijs

en op de horizontale as de hoeveelheid inschrijvingen. Verder zijn de vraag- en aanbodcurven

weergegeven voor de situatie zonder subsidies. Door subsidiëring zal de aanbodcurve naar

beneden bewegen, richting Asub, aangezien de kosten voor de instellingen dalen. We bereiken

hierdoor een nieuwe evenwichtssituatie in E1 . Hieruit kunnen we afleiden dat het

inschrijvingsgeld zal dalen van p0 naar p1 en het aantal inschrijvingen zal toenemen van q0 naar

q1. Grafiek 3 is een aangepaste versie van grafiek 1, waarop het systeem van subsidiëring is

toegepast. Het punt Esub geeft dus het nieuwe evenwicht weer voor gesubsidieerd onderwijs.

Dit systeem werkt enkel als de subsidies niet te hoog worden. Een extreme onderprijzing van

het onderwijs kan immers leiden tot misbruik. (Moesen, 2015)

Relatie onderwijssubsidie met het onderwijssysteem

In Vlaanderen zijn er verschillende systemen die ervoor zorgen dat studenten niet kunnen

blijven gebruik maken van de subsidies indien ze niet voldoen aan onderstaande

voorwaarden.

Page 12: HHOIV paper volledig

BIJLAGEN | 12

Studiegelden

Wanneer een student zich inschrijft voor een hogeschool of universiteit betaalt hij hiervoor

inschrijvingsgeld. Het studiegeld bestaat altijd uit een vast bedrag en een variabel bedrag per

studiepunt. Het vaste bedrag verschilt naargelang de soort studie en het aantal studiepunten

waarvoor men zich inschrijft. Het variabel bedrag daarentegen varieert naargelang de

gesteldheid van de student.

Iemand die recht heeft op een studietoelage van de Vlaamse overheid, is een beursstudent.

Dit is een financiële steun die de Vlaamse Gemeenschap aanbied voor het helpen dragen van

de studiekosten. Indien de student zijn inkomen tussen het referentie inkomen en de

maximum grens ligt, is hij een bijna-beursstudent en krijgt hij geen studietoelage maar geniet

hij wel van een vermindering van het studiegeld. In alle andere gevallen betaald men aan het

normale tarief.

Tabel 3. Inschrijvingstarieven Vlaamse universiteiten 2014-2015

Bron: Eigen tabel op basis van Onderwijs Vlaanderen (2015)

Aan de hand van tabel 3 tonen wij het verschil aan tussen de verschillende tarieven door

middel van een simpel voorbeeld. Per jaar neemt een student 60 studiepunten op. Dit houdt

in dat het inschrijvingsgeld per jaar voor een beurstariefstudent 103 euro, een bijna-

beurstariefstudent 409 euro en in alle andere gevallen 619 euro bedraagt. Een beurstarief

student moet dus wel degelijk minder betalen. Vanzelfsprekend komt bovenop dit

inschrijvingsgeld nog een hoop andere kosten zoals cursussen, schrijfgerief,

verplaatsingskosten en/of kot.

Quota’s

Verder wordt er in bepaalde richtingen van hoger onderwijs gebruik gemaakt van quota’s. Een

quota is een ingeperkte hoeveelheid. Zo moet men bijvoorbeeld alvorens geneeskunde te

studeren slagen voor een toelatingsproef. Het invoeren van milde al-dan-niet bindende

toelatingsproeven voor alle richtingen zou positieve effecten en efficiëntiewinsten opleveren.

Tarief Vast gedeelte Variabel gedeelte per studiepunt

Niet-beurstarief 61.90 € 9.30 €

Bijna-beurstarief 61.90 € 5.80 €

Beurstarief 61.90 € 0.70 €

Page 13: HHOIV paper volledig

BIJLAGEN | 13

Het aantal diploma’s zou stijgen omdat studenten sneller de juiste studierichting kiezen,

minder studenten zouden hun studies nooit afmaken en de studieduur zou dalen. (Declercq

en Verboven, 2014)

2.2 Voordelen van gesubsidieerd onderwijs

Er wordt vaak gewezen op de positieve effecten van onderwijs, in dit opzicht is het dan ook

wenselijk dat de overheid (hoger) onderwijs subsidieert. Het is duidelijk dat het behalen van

een diploma aan een hogere onderwijsinstelling financiële voordelen met zich meebrengt

voor de student. Volgens OESO verdienen mensen met een hogere opleiding namelijk

gemiddeld 70% meer dan mensen met enkel een diploma van het secundaire onderwijs.

(OESO, 2014) Naast financiële voordelen zijn er ook verschillende niet-financiële voordelen

voor de studenten, deze zijn op te splitsen in twee categorieën. De eerste categorie omvat

niet-financiële voordelen die te maken hebben met de professionele carrière. Hoger

opgeleiden halen meer voldoening uit hun carrière, kunnen onafhankelijker werken en

hebben meer positieve sociale interacties op de werkvloer. (Oreopoulos en Salvanes, 2009)

De kans dat mensen met een hogere opleiding werkloos geraken is ook beduidend kleiner dan

bij laag- en middengeschoolden. Figuur 2 toont aan dat in Vlaanderen in de periode 2009 tot

2013 gemiddeld 8,6% van de laaggeschoolden werkloos was, voor eenzelfde periode was

slechts 3% van de hooggeschoolden werkloos. In de gehele Europese Unie waren de

verschillen nog duidelijker. Maar liefst gemiddeld 17% van de laaggeschoolden was over deze

periode werkloos, bij de hooggeschoolden bedraagt dit percentage slechts 5.8%. Zowel in

Vlaanderen als in de gehele Europese Unie is er bovendien een opmerkelijk verschil tussen de

middengeschoolden en de hooggeschoolden, ook hier kan deze laatste groep de beste cijfers

voorleggen. (FOD Werkgelegenheid, Arbeid, Sociaal overleg, 2015)

Page 14: HHOIV paper volledig

BIJLAGEN | 14

FIGUUR 2. Werkloosheidspercentage van de actieve bevolking (15 – 65 jaar) per opleidingsniveau

Bron: Eigen figuur op basis van FOD Werkgelegenheid, Arbeid, Sociaal overleg (2015)

De tweede categorie omvat niet-financiële voordelen die te maken hebben met het

privéleven. Hoger opgeleiden gaan over het algemeen duurzamere huwelijken aan, bovendien

zijn hun kinderen over ook een stuk succesvoller. Verder zijn de ratio’s voor

tienerzwangerschappen en criminele activiteiten opmerkelijk lager bij hoger opgeleiden.

(Oreopoulos en Salvanes, 2009)

Deze positieve effecten zijn in de eerste plaats vooral goed voor de student, al haalt

een overheid ook zijn voordelen uit bijvoorbeeld een lagere criminaliteit. Toch zijn er nog

sterkere argumenten die pleiten in het voordeel van overheidssubsidiëring. Volgens de OESO

behaalt België een netto winst van ongeveer €175.000 voor elke man met een hogere

opleiding en ongeveer €165.000 voor elke vrouw met een hogere opleiding. Aangezien elke

Belgische student ongeveer €205.000 opbrengt voor de overheid, is de kost voor de overheid

van ongeveer €40.000 zeker verdedigbaar. Het overheidsrendement wordt gerealiseerd door

het progressief belastingssysteem, mensen met een hogere opleiding hebben over het

algemeen een hoger loon en betekenen dus meer inkomsten voor de overheid. Kortom, de

baten voor de Belgische overheid overstijgen ruim de kosten. De geldt ook voor de overheden

van andere OESO-landen, ook hier verdient de overheid aan elke student. (OESO, 2014)

FIGUUR 3. Kosten en baten van hoger onderwijs voor studenten en overheid (2010, in PPP $)

Page 15: HHOIV paper volledig

BIJLAGEN | 15

BRON: Eigen figuur op basis van OESO (2014)

2.3 Nadelen van gesubsidieerd hoger onderwijs

Een eerste nadeel is dat in een gesubsidieerd systeem elke belastingbetaler meebetaalt voor

een product dat lang niet door iedereen geconsumeerd wordt. Tegenstanders van het

systeem pleitten dat de consumenten van hoger onderwijs zelf de prijs betalen. Ze wijzen erop

dat in een systeem met hoge of gehele betaling door de overheid en in een systeem van

private betaling de kost van studeren gelijkaardig is, maar dat in het tweede systeem de

student wel de vrijheid heeft om al dan niet het bedrag te betalen, terwijl in het eerste

systeem de belastingbetaler geen keuze heeft. Als onderwijs niet langer door de overheid

gefinancierd wordt, kunnen de belastingen gevoelig dalen, en wordt het voor de

middeninkomens en hogere inkomens eenvoudiger om hoge inschrijvingsgelden te betalen.

Bovendien wordt er ook geld uitgespaard doordat er heel wat ambtenaren die de financiering

van hoger onderwijs regelen, niet meer nodig zijn. Tegenstanders van subsidiëring zijn van

mening dat er voor studenten die financieel moeilijk in staat zijn hoge inschrijvingsgelden te

betalen, er verschillende oplossing bestaan zoals sparen, studieleningen en –verzekeringen,

een jaar op voorhand gaan werken en financiering vanuit de instellingen door middel van

beurzen of nauwe samenwerking met het bedrijfsleven. Met deze verhoogde drempel voor

toegang tot onderwijs, zal het bestaande talent efficiënter gefilterd worden. Zo zullen

studenten met goede punten makkelijker een studielening bij de banken of een beurs van een

universiteit kunnen verkrijgen. (Vrijspreker, 2010) Het volgende concrete

voorstel van de voorgestelde lastenverlaging toont aan dat het stopzetten van hoger

onderwijsfinanciering met belastinggeld echter een eerder kleine invloed zal hebben op de

individuele belastingbetaler. In 2012 waren er in Vlaanderen 3.588.650 belastingbetalers en

bedroeg het budget voor hoger onderwijs €1.644.017.000. (Bestat, 2015) Dit betekent dat de

Page 16: HHOIV paper volledig

BIJLAGEN | 16

Vlaamse belastingbetaler gemiddeld €458,12 euro per jaar bijdraagt aan hoger onderwijs.

Aangezien de overheid jaarlijks ongeveer €12.000 bijdraagt per universiteitsstudent, zou het

wegvallen van het belastingsysteem toch leiden tot een significant verhoogde eigen inbreng

die nauwelijks gedekt wordt door de uitgespaarde belastingen.

Op de lijsten van beste universiteiten ter wereld

staan de Angelsaksische –en dan vooral de Amerikaanse- instellingen steevast op de hoogste

plaatsen. Op de drie meest prominente ranglijsten (de Shanghai Ranking, de Times Higher

Education Ranking en de QS World Universities Ranking) staan enkel Amerikaanse en Britse

instellingen in de top tien. (Academic Ranking of World Universities, 2015; Timer Higher

Education World Universities Ranking, 2015; QS Top Univirsities, 2015)

TABEL 4. Beste 10 universiteiten volgens verschillende ranglijsten

Bron: Eigen tabel op basis van Academic Ranking of World Universities, Times Higher Education Ranking,

QS Top Universities (2015)

Al deze topuniversiteiten zijn private instellingen (VS) of instellingen waar de overheid

wel tussenkomst in subsidies en wetgeving rond inschrijvingsgeld, maar dan in vrij beperkte

mate (VK). Tegenover de hoge private kosten die student zelf moet betalen, staan vele

voordelen. Deze universiteiten kunnen vaak les geven in kleine groepen. Zo worden

individuele noden van een student beter aangepakt, is er meer dialoog met de professoren en

kunnen de cursussen specifieker worden. Vrije instellingen die beschikken over een hoog

budget omdat ze veel inschrijvingsgeld kunnen vragen, kunnen ook de meest gerenomeerde

professoren aantrekken en hoogwaardig onderzoek financieren. De positieve effecten hiervan

sijpelen ook door naar de studenten. Ten slotte kan een deel van de financiële last voor de

student ook verminderd worden omdat deze instellingen hun studenten vaak steunen als ze

zich verdienstelijk maken. Op die manier worden de studenten ook gemotiveerd om hoog te

scoren. (Gocollege, 2015; Scholarships.com, 2015) De omvang aan

subsidiegelden die de Vlaamse universiteiten ontvangen zijn deels afhankelijk van het aantal

Page 17: HHOIV paper volledig

BIJLAGEN | 17

studenten dat slaagt. (Portaal belgium.be, 2015) Het is dus in het voordeel van deze

instellingen dat er zo veel mogelijk van hun studenten slagen. Daarom bestaat het gevaar dat

instellingen te licht omspringen met de slaagnormen om het slaagcijfer op te krikken,

waardoor de studenten niet op een optimale manier afstuderen. Een ander probleem aan de

Vlaamse universiteiten is dat de slaagcijfers van studenten in hun eerste jaar laag zijn, minder

dan de helft behaalt minstens 90% van de opgenomen studiepunten. (Vlaamse

Onderwijsraad, 2015) Hoewel de oorzaak hiervan zeker breder is dan het systeem van

onderwijsfinanciering, ligt het relatief beperkte inschrijvingsgeld mee aan de basis. Aangezien

de private inbreng vrij klein is, is er een veel lagere druk op studenten om een doordachte

studiekeuze te maken of om voldoende motivatie op te brengen. Studenten die zelf moeten

lenen of werken om hun opleiding te betalen zullen sneller een tandje bijsteken als dit nodig

is.

3 Alternatieve subsidiëring: Verenigde Staten van Amerika

Amerikaanse subsidies voor hoger onderwijs zijn niet bedoeld voor het financieren van de

instellingen. In de VS zijn de universiteiten doorgaans onafhankelijke, niet-overheidsgebonden

instellingen die zelf instaan voor hun financiering. Daarnaast is een hoge eigen inbreng van de

studenten zelf noodzakelijk. Waar men in

Vlaanderen de werking van de instellingen financiert en het bedrag van de inschrijvingen

aanpast aan de middelen die de overheid kan spenderen in de universiteiten, komt de

Amerikaanse overheid rechtstreeks tussen bij de student om de last van het hoge

inschrijvingsbedrag te verlichten: Geen subsidiëring van het hoger onderwijs, wel van haar

consumenten. De

Amerikaanse student kan zich registreren op Free Application for Federal Student Aid (FAFSA).

FAFSA geeft jaarlijks ongeveer $150 miljard aan verschillende manieren van financiële steun

aan studenten. Het steunfonds geeft verschillende subsidies uit, afhankelijk van de financiële

situatie van de student. Daarnaast hebben ze ook verschillende leningen, waarbij de intrest

afhankelijk is van de financiële nood van de student. Ten slotte bieden ze ook een werk-

studeerprogramma aan, waarbij studenten hun opleiding kunnen combineren met een job

Page 18: HHOIV paper volledig

BIJLAGEN | 18

tijdens het academiejaar. (FAFSA, 2015) Naast

directe steun kunnen studenten in het Amerikaanse systeem ook terugvallen op indirecte

steun in de vorm van belastingverlagingen. De American Opportunity Tax Credit en de Lifetime

Learning Credit zijn programma’s die studenten of hun ouders een eenmalige respectievelijk

onbeperkte vermindering van hun jaarlijkse belastingsschuld geven. (Forbes, 2012)

GRAFIEK 4. Het principe van vraagssubsidies

Bron: Eigen voorstelling

P staat voor de prijs van het inschrijvingsgeld van hoger onderwijs en q staat voor het aantal

inschrijvingen. Zonder enige subsidies bevinden we ons in het evenwichtspunt E0, met het

aantal inschrijvingen q0 en de prijs p0. In Amerika gaat men de consument subsidiëren

waardoor de vraag-curve omhoog zal verschuiven. Hierdoor ontstaat een nieuw

evenwichtspunt in E1 met bijbehorende p1 en q1. De werkelijke prijs voor hogeronderwijs is

p2. Maar dankzij de subsidies betaald de consument slechts een prijs p1. Dus net zoals in

België zal ook hier het inschrijvingsgeld verminderen en de hoeveelheid inschrijvingen zullen.

De voordelen van dit systeem komen sterk overeen met de nadelen van een substitutie

langs de aanbodzijde. De vrije Amerikaanse instellingen kunnen zelf hun manier van lesgeven

Page 19: HHOIV paper volledig

BIJLAGEN | 19

organiseren, topacademici aantrekken en hoogwaardig onderzoek produceren, waardoor ze

een hoge kwaliteit aanbieden. Een ander voordeel is dat als studenten een hoog

inschrijvingsbedrag moeten betalen en hiervoor eventueel een zware lening moeten aangaan

die ze jarenlang moeten meedragen, ze doorgaans gemotiveerder zijn om hard te werken om

hun slaagkansen te verhogen. De

nadelen van het systeem zijn vrij evident: de hoge inschrijvingskosten maken het voor veel

mensen moeilijk om zich in te schrijven aan een universiteit, zeker aan een dure

topuniversiteit. Zelfs al zijn er overheidsgedragen steunprogramma’s, dan kan het vooruitzicht

om vele jaren een lening te moeten afbetalen een reden zijn om af te haken. Op die manier is

er een nefaste correlatie tussen de rijkdom van de ouders en de mogelijkheden van het kind,

die de optimale ontplooiing van ieders intellectuele talenten belemmert. (The Economist,

2015) Er is ook

kritiek op de overheidsprogramma’s die leningen of tax credits voorzien voor studenten met

financiële moeilijkheden. De programma’s zijn geldverslindend (in 2013 bedroeg het gehele

bedrag van leningen bedoeld voor universitaire inschrijvingen 54 miljard dollar; gezien de

enorme Amerikaanse staatsschuld groeit de kritiek hierop), ze kennen veel misbruik (een deel

van het geld komt terecht bij mensen die er eigenlijk niet in aanmerking voor komen), en de

effecten lijken niet zo sterk te zijn. (Forbes, 2012) Het Amerikaanse

systeem balanceert dus tussen de voordelen van vrije, hoogkwalitatieve instellingen en de

nadelen van een niet-wettelijk vastgelegd inschrijvingsgeld dat zeer hoog is en moeilijk te

dragen is, zowel voor de studenten als voor de ondersteunende overheidsprogramma’s.

Page 20: HHOIV paper volledig

BIJLAGEN | 20

Besluit

Deze paper behandelde de vraag of hoger onderwijs gesubsidieerd moet worden, een thema

dat door de recent aangekondigde verhoging van het inschrijvingsgeld sterk in de actualiteit

staat. De Vlaamse instellingen van hoger onderwijs worden op twee manieren gefinancierd.

Hun eerste, en voornaamste bron van inkomsten zijn de subsidies die ze ontvangen van de

Vlaamse overheid. Deze subsidies bedragen ruim 1,75 miljard euro. De universiteiten en

hogescholen vragen daarnaast ook inschrijvingsgeld aan hun studenten. De recente

aanpassing van het inschrijvingsgeld betekent dus een verschuiving van minder

overheidsinbreng tegenover meer private inbreng.

Onderwijs is een niet-zuiver publiek verdienstengoed. Er komen dus positieve externe

effecten voort uit onderwijs. De economische analyse van deze paper toonde aan dat de

consument welvaartsverlies lijdt omdat de marginale betalingsbereidheid lager ligt dan

marginale baten. Daarom subsidieerd de overheid hoger onderwijs. Het subsidiëren van de

instellingen zorgt voor een nieuw marktevenwicht waarbij de instellingen een relatief laag

inschrijvingsbedrag moeten vragen. Subsidiëring leidt dus tot aan verhoogde vraag aan een

verlaagde prijs.

De voordelen van gesubsidieerd hoger onderwijs vloeien voort uit het feit dat meer

mensen een hoger diploma behalen. Hooggeschoolden verdienen meer en hebben minder

kans op werkloosheid. Veel hooggeschoolden betekent dus een hogere gemiddelde welvaart.

Hooggeschoolden halen ook meer voldoening uit hun werk en hebben doorgaans minder

sociale problemen in hun leven. Ook de overheid heeft baat bij het hoger onderwijs. Hoge

lonen betekenen veel inkomsten, wegens het progressieve inkomstenbelastingensysteem en

de sociale inkomsten van hooggeschoolden. In België zijn de baten van hooggeschoolden zelfs

sterk hoger voor de overheid dan voor de afgestudeerden zelf. Daarnaast zijn er ook nadelen

aan gesubsidieerd hoger onderwijs. Belastingbetalers dragen bij aan een product dat ze niet

zelf direct consumeren, en zouden meer voordeel kunnen hebben bij lagere belastingen of

een andere aanwending van belastingen. Ook halen gesubsidieerde instellingen vaak niet

hetzelfde kwaliteitsniveau van hun private tegenhangers. Ten slotte kan subsidiëring ook

leiden tot inefficiëntie bij studenten en instellingen.

Daarom behandelde de paper ook een alternatief systeem: het

Page 21: HHOIV paper volledig

BIJLAGEN | 21

subsidiëren van de vraag in het Amerikaanse onderwijssysteem. In de VS zijn er veel private

instellingen, die hoge inschrijvingsbedragen vragen. De overheid intervenieert hier door de

studenten zelf te steunen. De meeste voordelen van het gesubsidieerde systeem zijn tegelijk

de nadelen van het vrije systeem en vice versa.

De conclusie van de paper is daarom dat het subsidiëren van hoger

onderwijs positieve effecten heeft voor de hooggeschoolde, de maatschappij en de overheid.

Er is echter geen beste manier waarop deze subsidiëring gebeurt, elk systeem heeft zijn voor-

en nadelen.

Page 22: HHOIV paper volledig

Bibliografie

Academic Ranking of World Universities. (2015). Geraadpleegd op 25 mei 2015 via

http://www.shanghairanking.com/; Times Higher Education World Universities Ranking.

Geraadpleegd op 25 mei 2015 via http://www.timeshighereducation.co.uk/world-university-

rankings

Bruce, N. (2000). Public Finance and the American Economy, Boston, Prentice Hall, pp. 93.

Declercq, K. en Verboven, F. (2014). Zijn toelatingsvoorwaarden in het hoger onderwijs

wenselijk?, Leuven, FEB, pp. 10-15.

Decoster, A. (2013). Economie een inleiding, (7de druk), Leuven: universitaire pers Leuven.

Federale overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg. (2015). Volledig

overzicht van alle beschikbare indicatoren: INC03 - Werkloosheidsgraad volgens

opleidingsniveau. Geraadpleegd op 25 maart 2015 via

http://www.werk.belgie.be/moduleDefault.aspx?id=21166.

Fiscale statistiek van de inkomsten onderworpen aan de belasting van de natuurlijke personen

per woonplaats. (2015). Geraadpleegd op 25 maart 2015 via

http://bestat.economie.fgov.be/BeStat/BeStatMultidimensionalAnalysis?loadDefaultId=153

Vlaams ministerie voor Onderwijs en Vorming. (2015). Vlaams onderwijs in cijfers 2013-2014.

Geraadpleegd op 25 maart 2015 via http://onderwijs.vlaanderen.be/node/2567

Forbes. (2015). It's Well Past Time To Slash Higher Education Subsidies. Geraadpleegd op 25

maart 2015 via http://www.forbes.com/sites/realspin/2012/09/17/its-well-past-time-to-

slash-higher-education-subsidies

Page 23: HHOIV paper volledig

Free Application for Federal Student Aid. (2015) What types of aid are available?.

Geraadpleegd op 26 maart 2015 via https://fafsa.ed.gov/fotw1415/help/typesofAid.htm

Gocollege, Private Four-Year Colleges and Universities. (2015) Geraadpleegd op 25 maart 2015

via http://www.gocollege.com/options/private-universities/; Scholarships.com,

KU Leuven. (2015). Leerkrediet. Geraadpleegd op 25 maart 2015,

onderwijs.vlaanderen.be/studenten/kosten-toelagen-en-werken/studiegelden

Moens, B. (2014), Inschrijvingsgeld hoger onderwijs stijgt naar 890 euro. Geraadpleegd op 23

maart 2015 via http://www.tijd.be/detail.art?a=9557828.

Moesen, W.A. (2015) De kwaliteit van instellingen en economische welvaart. geraadpleegd op

25 maart 2015 http://hiw.kuleuven.be/ned/lessen/cursusmateriaal/0607/moesen.pdf

OESO. (2014), Education at a Glance 2014, p 132-138. Geraadpleegd op 25 maart 2015 via

http://www.oecd.org/edu/Education-at-a-Glance-2014.pdf.

Onderwijs Vlaanderen. (2015). Toelatingsvoorwaarden hoger onderwijs. Geraadpleegd op 25

maart 2015 via

http://onderwijs.vlaanderen.be/studenten/toelatingsvoorwaarden/toelatingsvoorwaarden

Oreopoulos, P en Salvanes, K.G. (2015) How large are returns to schooling? Hint: Money isn’t

everything, National Bureau of Economic Research, 2009, pp. 26-29.

Portaal Belgium.be. (2015) Toelatinsvoorwaarden in het hoger onderwijs. Geraadpleegd op 25

maart 2015 via

http://www.belgium.be/nl/Leren/onderwijs/hoger_onderwijs/Toelatingsvoorwaarden/

Privaat hoger onderwijs is voor iedereen. (2010). Geraadpleegd op 25 maart 2015 via

http://www.vrijspreker.nl/wp/2010/06/privaat-hoger-onderwijs-is-voor-iedereen/

Page 24: HHOIV paper volledig

QS Top Universities. (2015). Geraadpleegd op 25 mei via

http://www.topuniversities.com/university-rankings/world-university-

rankings/2014#sorting=rank+region=+country=+faculty=+stars=false+search=

Tirez, A. (2015). Overheid verdient meer aan hoger onderwijs dan afgestudeerde.

Geraadpleegd op 25 maart 2015 via

http://www.tijd.be/dossier/mobiliteit/Overheid_verdient_meer_aan_hoger_onderwijs_dan

_afgestudeerde.9561925-2336.art

Tuyaerts, M. (2015). Fakkeltocht tegen besparing lokt bijna 300 deelnemers. Geraadpleegd op

24 maart 2015 via http://www.veto.be/jg41/veto4107/fakkeltocht-tegen-besparingen-voor-

een-kwalitatief-en-toegankelijk-onderwijs-gaan-wij

The Economist. (2015). Excellence v equity. The Economist 414, pp. 1-18.

Vlaams ministerie van Onderwijs en Vorming. (2015). Statistisch jaarboek van het Vlaams

onderwijs (schooljaar 2013-2014), Brussel, pp. 503-508.

Vlaams ministerie voor Onderwijs en Vorming. (2015)., Veelgestelde vragen personeelsstatuut

hogescholen. Geraadpleegd op 24 maart 2015 via

http://www.ond.vlaanderen.be/hogeronderwijs/vgv/personeelhogescholen.htm

Vlaams ministerie voor Onderwijs en Vorming. (2015). Vlaams onderwijs in cijfers 2013-2014.

Geraadpleegd op 25 maart 2015 via http://onderwijs.vlaanderen.be/node/2567 en Vlaams

ministerie van Onderwijs en Vorming (2015), Statistisch jaarboek van het Vlaams onderwijs

(schooljaar 2013-2014), Brussel, pp. 463-472.

Vlaamse Onderwijsraad. (2015). Studiekeuzebegeleiding naar hoger onderwijs moet beter om

slaagcijfers te verhogen. Geraadpleegd op 25 maart 2015 via

http://www.vlor.be/studiekeuzebegeleiding

Page 25: HHOIV paper volledig

Vlaamse Overheid. (2015). De Vlaamse begroting in cijfers. Geraadpleegd op 23 maart 2015

via http://www.vlaanderen.be/nl/vlaamse-overheid/werking-van-de-vlaamse-overheid/de-

vlaamse-begroting-cijfers#

VVS. (2014). Verhoging van inschrijvingsgelden is niet de oplossing voor onderfinanciering

hoger onderwijs. Geraadpleegd op 23 maart 2015 via http://www.vvs.ac/verhoging-

inschrijvingsgelden-niet-oplossing-onderfinanciering-hoger-onderwijs