hpv en de toekomstige mondhygiënist€¦ · de toekomst wellicht een belangrijke rol zal kunnen...
TRANSCRIPT
1
Iris van den Berg & Rosalie Dool
Hogeschool Utrecht
Opleiding Mondzorgkunde
27 januari 2017
HPV en de toekomstige mondhygiënist
De bereidheid om patiënten voor te lichten over HPV
en de associatie met oropharyngeale carcinomen
2
Afstudeeronderzoek
HPV en de toekomstige mondhygiënist
De bereidheid om patiënten voor te lichten over HPV
en de associatie met oropharyngeale carcinomen
Auteurs: Iris van den Berg (1634534) en Rosalie Dool (1639771)
Inlevercode: GMO-4.TH.4.1
Datum: 27 januari 2017
Begeleider: Deborah de Jong
Hogeschool Utrecht
Faculteit Gezondheidszorg
Opleiding Mondzorgkunde
3
Auteursrechten
De auteurs verklaren het volledige auteursrecht op hun werk te bezitten. De auteurs
vrijwaren de Opleiding Mondzorgkunde van de Hogeschool Utrecht voor alle vorderingen van
derden betreffende de inhoud en vorm van het onderzoeksverslag.
Vermenigvuldiging en verspreiding van dit onderzoeksverslag is, zonder toestemming van de
Opleiding Mondzorgkunde, Hogeschool Utrecht, niet toegestaan. De auteurs zullen bij
eventuele publicatie, gebaseerd op het onderzoeksverslag, de Opleiding Mondzorgkunde
slechts vermelden: ‘na verleende toestemming’.
4
Voorwoord
Voor u ligt het afstudeerproject van Iris van den Berg en Rosalie Dool. In de afgelopen vier
studiejaren hebben wij kennis opgedaan wat betreft het uitvoeren van tandheelkundige en
mondhygiëne behandelingen, communicatief handelen, samenwerken, analyseren,
gefundeerd handelen, methodisch handelen, probleemoplossend handelen en innoveren. Zo
zijn wij voorbereid op het werken in een kennisintensieve en dynamische samenleving. Dit
afstudeerproject is uitgevoerd met als doel een bijdrage te leveren aan ontwikkelingen
binnen het beroep mondhygiënist en om nieuwe normen en inzichten binnen het vakgebied
toe te passen. De opgedane onderzoeksvaardigheden en professionele vaardigheden
hebben binnen dit scriptieverslag bijgedragen aan het uitwerken van een klinisch vraagstuk.
Deze klinische vraag gaat over de mate waarin studenten Mondzorgkunde bereid zijn om
patiënten voor te lichten over HPV en de associatie met oropharyngeale carcinomen, oftewel
mond- en keelkanker. Er is gekozen voor dit onderwerp, aangezien wij op zoek waren naar
een innovatief, leerzaam en uitdagend onderwerp. Gezien onze geringe kennis over de
relatie tussen HPV en oropharyngeale carcinomen, leek het onderwerp ons allereerst zeer
leerzaam. Daarnaast is er in Nederland nauwelijks onderzoek gedaan naar dit onderwerp en
sprak de onderzoekspopulatie ‘studenten Mondzorgkunde’ ons aan. Dit maakte het
onderwerp innovatief terwijl het tegelijkertijd dicht bij ons stond. Bovendien wordt het
takenpakket van de mondhygiënist steeds verder uitgebreid, waardoor de mondhygiënist in
de toekomst wellicht een belangrijke rol zal kunnen gaan vervullen binnen de oncologische
preventie. Onze nieuwsgierigheid ging uit naar de wijze waarop studenten Mondzorgkunde
hier tegenover zouden staan en in hoeverre de uitkomst van dit onderzoek een bijdrage zou
kunnen leveren aan het curriculum van de opleidingen Mondzorgkunde in de toekomst.
Onze hartelijke dank gaat uit naar onze begeleider Deborah de Jong die ons gedurende het
schrijven en uitvoeren van het onderzoek heeft voorzien van de nodige ondersteuning en
feedback. Daarnaast bedanken wij Deborah de Jong, Katarina Jerkovic, Timea Parhonyi,
Sietske Dijkstra en Vanessa Hollaar voor het beoordelen van de enquête. We bedanken
Greet Zwart voor haar communicatieve begeleiding in het afnemen van interviews. Ook
bedanken wij de respondenten; zonder hun medewerking had het onderzoek niet plaats
kunnen vinden. Als laatste bedanken wij de opdrachtgevers van het ACTA en de SBT voor
het vrijgeven van deze afstudeeropdracht.
Veel leesplezier!
5
Samenvatting
Doel
Het doel van het huidige onderzoek was het inventariseren van de bereidheid van studenten
Mondzorgkunde om patiënten voor te lichten over HPV en de associatie met oropharyngeale
carcinomen en het onderzoeken van de factoren die de bereidheid beïnvloeden.
Materiaal en methode
In dit cross-sectioneel, mixed-method onderzoek werd kwantitatief onderzoek opgevolgd
door kwalitatief onderzoek. Kwantitatief onderzoek: Er is een digitale enquête verspreid
onder alle 1248 Nederlandse studenten Mondzorgkunde (HAN, HANZE, INH, HU). De
kennis en attitude met betrekking tot HPV en de associatie met oropharyngeale carcinomen
werden hiermee getest. Er zijn reminders verstuurd na twee, zeven en tien dagen. Na twee
weken is de enquête gesloten. Statistische technieken Cronbach’s alpha, Kruskal Wallistest,
Chi-kwadraattoets en Spearmans rangcorrelatiecoëfficiënt vormden het uitgangspunt voor de
data-analyse. Kwalitatief onderzoek: Er zijn zeven individuele, semigestructureerde, diepte
interviews afgenomen onder studenten Mondzorgkunde om de factoren die de bereidheid
beïnvloeden te onderzoeken. Deze studenten meldden zich aan via de enquête en werden
geselecteerd middels een quotasteekproef. Interviews werden op drie dagen afgenomen via
een videogesprek of face-to-face. Alle interviews zijn met een video recorder opgenomen.
Datapreparatie en data-analyse bestond uit het handmatig transcriberen en coderen, waarna
de resultaten per themacode zijn bestudeerd middels een analyseschema.
Resultaten
Van de 303 respondenten hebben 229 studenten de enquête volledig ingevuld. 102
studenten waren bereid deel te nemen aan het interview. Het gemiddeld kennisniveau nam
significant toe naarmate de opleiding vordert, maar was binnen alle studiejaren onvoldoende
(cc=0,28 ; p=0,00). Volgens 97,5% van de studenten dienen mondhygiënisten de relatie
tussen HPV en oropharyngeale carcinomen met patiënten te bespreken. 98,5% staat positief
tegenover een richtlijn. 71,7% vindt het moeilijk om seksueel gerelateerde onderwerpen te
bespreken. Studenten hebben een positieve attitude met betrekking tot het voorlichten over
het onderwerp. De bereidheid wordt belemmerd door kennisgebrek en de intimiteit van het
onderwerp, en kan worden bevorderd door meer onderwijs en voorlichtingsmateriaal.
Conclusie
Studenten Mondzorgkunde zijn bereid een rol te spelen binnen de preventie van HPV en
oropharyngeale carcinomen. Meer onderwijs, ervaring en hulpmiddelen zijn noodzakelijk om
deze preventieve taak daadwerkelijk te implementeren.
6
Inhoudsopgave
Voorwoord…………………………………………………………………………………………….4
Samenvatting…………………………………………………………………………………………5
1 Inleiding ........................................................................................................................ 8
1.1 Oropharyngeale carcinomen ................................................................................... 8
1.2 Het humaan papillomavirus (HPV) en oropharyngeale carcinomen ......................... 9
1.3 De rol van de (toekomstige) mondhygiënist binnen de preventie van HPV .............10
1.4 Probleemanalyse en onderzoeksvragen .................................................................11
1.5 Doelstelling ............................................................................................................12
2 Materiaal en methode (kwantitatief onderzoek) ...........................................................14
2.1 Onderzoeksdesign .................................................................................................14
2.2 Populatie en steekproef ..........................................................................................15
2.3 Ethische verantwoording ........................................................................................15
2.4 Materiaalverzameling .............................................................................................16
2.4.1 Relatie kennis, attitude en bereidheid ..............................................................19
2.4.2 Dimensies en indicatoren van kennis en attitude .............................................20
2.4.3 Dataverzameling .............................................................................................21
2.4.4 Validiteit en betrouwbaarheid ..........................................................................22
2.5 Datapreparatie .......................................................................................................23
2.6 Data-analyse ..........................................................................................................23
2 Materiaal en methode (kwalitatief onderzoek) .............................................................26
2.7 Populatie en steekproef ..........................................................................................26
2.8 Ethische verantwoording ........................................................................................27
2.9 Materiaalverzameling .............................................................................................27
2.9.1 Dataverzameling .............................................................................................28
2.9.2 Validiteit en betrouwbaarheid ..........................................................................29
2.10 Datapreparatie .......................................................................................................30
2.11 Data-analyse ..........................................................................................................30
3 Resultaten ....................................................................................................................32
3.1 Resultaten kwantitatief onderzoek ..........................................................................32
3.1.1 Resultaten kwantitatief onderzoek - kennis .....................................................33
7
3.1.2 Resultaten kwantitatief onderzoek - attitude ....................................................38
3.2 Resultaten kwalitatief onderzoek - factoren die de bereidheid beïnvloeden ............39
4 Discussie .....................................................................................................................43
5 Conclusie .....................................................................................................................50
6 Aanbevelingen .............................................................................................................51
7 Literatuurlijst ...............................................................................................................53
Bijlage A Toestemmingsverklaring ....................................................................................57
Bijlage B Samenwerkingsovereenkomst ............................................................................58
Bijlage C Enquête ..............................................................................................................62
Bijlage D Codeboek ...........................................................................................................70
Bijlage E Interviewleidraad ................................................................................................76
Bijlage F Transcripten interviews .......................................................................................78
Interview 1 ........................................................................................................................78
Interview 2 ........................................................................................................................83
Interview 3 ........................................................................................................................88
Interview 4 ........................................................................................................................93
Interview 5 ........................................................................................................................97
Interview 6 ...................................................................................................................... 102
Interview 7 ...................................................................................................................... 108
Bijlage G Tabellen Resultaten…………………………………………………………………..114
8
1 Inleiding
1.1 Oropharyngeale carcinomen
In 2015 kregen meer dan 100.000 mensen de diagnose kanker. Van de 140.000 mensen die
in 2014 stierven, was in ruim 43.000 gevallen kanker de doodsoorzaak. De meest
voorkomende soort kanker in 2015 in Nederland was darmkanker; gevolgd door huidkanker,
borstkanker, longkanker en prostaatkanker (IKNL, 2016). Kanker in het hoofd-halsgebied,
waartoe de lip, mondholte, keelholte, speekselklieren, neusholte en neusbijholten en het
strottenhoofd behoren, komt minder vaak voor. In 2015 leden 16.452 personen aan een
vorm van hoofd-halskanker. De incidentie van deze carcinomen is tussen 1990 en 2015
opmerkelijk gestegen; van 2.074 gevallen in 1990 tot 2.869 in 2015 (grafiek 1). Na een
aanzienlijke stijging daalt het aantal sterfgevallen door hoofd-halskanker momenteel licht
(grafiek 2). In 2014 stierven 868 mensen aan hoofd-halskanker ten opzichte van 628 in 1990.
Met name tussen 1990 en 2000 is de sterfte toegenomen. Vanaf 2010 fluctueert dit aantal
rond de 860. De meeste mensen overlijden aan oropharyngeale carcinomen: carcinomen in
de mond- of keelholte (IKNL, 2016).
keelholte (IKNL, 2016).
0
500
1000
1500
2000
2500
3000
3500
1990 1995 2000 2005 2010 2013 2014 2015
0
100
200
300
400
500
600
700
800
900
1000
1990 1995 2000 2005 2010 2012 2013 2014
Hoofd en hals Lip
Mondholte Keelholte
Speekselklieren Neusholte en neusbijholten
Strottenhoofd
Grafiek 1 Incidentie van het totaal aantal gevallen
hoofd-halskanker in Nederland tussen 1990 en 2015
bij mannen en vrouwen.
Grafiek 2 Totaal aantal sterfgevallen van (verschillende vormen van)
hoofd-halskanker in Nederland tussen 1990 en 2014 bij mannen en
vrouwen.
9
De levensverwachting in Nederland is de afgelopen decennia gestegen, waardoor de
bevolking vergrijst. Infectieziekten vormen een belangrijk deel van de gezondheidsproblemen
bij ouderen. De medische mogelijkheden zijn echter toegenomen en de kwaliteit van de
gezondheidszorg is verhoogd (CBS, 2016). Doordat infectieziekten tegenwoordig beter te
voorkomen, te diagnosticeren en te behandelen zijn, worden mensen ouder (Rappuoli,
Mandl, Black & Gregoria, 2011). Naarmate mensen ouder worden, is de kans op het
ontstaan van kanker groter (Berger et al., 2006). Samen met de vergrijzing verklaart dit
onder andere de toegenomen sterfte aan hoofd-halskanker.
Eerder werden tumoren in het hoofd-halsgebied sterk geassocieerd met het gebruik
van tabak en alcohol (Hashibe et al., 2007). Door de toenemende incidentie van
oropharyngeale carcinomen en de afname van roken en alcoholgebruik werd echter
gesuggereerd dat niet-traditionele gedrags- en omgevingsfactoren een belangrijke rol
spelen. Bepaald seksueel gedrag lijkt de kans op het ontstaan van deze carcinomen te
beïnvloeden; onafhankelijk van het type rookgedrag en alcoholgebruik. Het humaan
papillomavirus wordt hier sterk mee geassocieerd (D’Souza et al. 2007).
1.2 Het humaan papillomavirus (HPV) en oropharyngeale carcinomen
Het humaan papillomavirus (HPV) is een virus dat wordt overgedragen via seksueel contact.
HPV is de veroorzaker van baarmoederhalskanker, genitale wratten en kan een rol spelen bij
het ontstaan van andere vormen van kanker zoals kanker in of rondom de geslachtsdelen
(vagina, schaamlippen, anus en penis) en in de mondholte, keelholte en slokdarm (RIVM,
2016). Het virus verdwijnt in 90% van de gevallen binnen anderhalf jaar weer vanzelf uit het
lichaam. Als het virus langer in het lichaam blijft, kan het kanker veroorzaken. Tussen
besmetting met HPV en het ontstaan van kanker zit meestal minimaal vijftien jaar (RIVM,
2016). Volgens onderzoek van Westra (2009) is 60 tot 70% van de oropharyngeale
carcinomen gerelateerd aan HPV. In Nederland is het percentage keelkanker dat
veroorzaakt wordt door HPV de laatste twee decennia gestegen van 5 naar 30% (Rietbergen
et al., 2013). Met name wisselende seksuele contacten, orale en anale seks worden gezien
als belangrijke risicofactoren voor het ontstaan van keelkanker (Rietbergen et al., 2013;
Smith et al., 2004). Het komt vaker voor bij mannen dan bij vrouwen (Rietbergen et al.,
2013).
Er bestaan verschillende typen van het virus HPV. Deze typen worden ingedeeld in
typen met een hoog risico (hoog-risico varianten) en typen met een laag risico (laag-risico
varianten) op het veroorzaken van kanker. Kanker ontstaat veelal door een hoog-risico
variant (RIVM, 2016). Er zijn vijftien hoog-risico varianten die kanker kunnen veroorzaken,
waaronder de typen 16 en 18 (Gillison, Chaturvedi & Lowy, 2008).
10
Er bestaan verschillende vaccins tegen HPV. In westerse landen worden twee vaccins
toegepast: Gardisil® en Cervarix® (Daley et al., 2014). Sinds 2009 is het HPV-vaccin
Cervarix® opgenomen in het Nederlandse Rijksvaccinatieprogramma (RVP) met als doel
baarmoederhalskanker te voorkomen. Elk meisje vanaf 12 jaar krijgt in Nederland de kans
om zich in te laten enten tegen het HPV-virus. De vaccinatie kan het beste worden
toegediend voordat iemand seksueel actief wordt. Zowel het vaccin Gardisil® als Cervarix®
beschermt tegen de twee meest gevaarlijke HPV-varianten (type 16 en 18). Deze typen
veroorzaken samen 70% van alle gevallen van baarmoederhalskanker. Het vaccin werkt niet
tegen alle varianten van HPV; iemand met een vaccinatie is wel beter beschermd. Jongens
in Nederland krijgen het vaccin niet toegediend. De Gezondheidsraad geeft aan dat er te
weinig wetenschappelijke inzichten over HPV-gerelateerde ziekte bij jongens beschikbaar is,
waardoor HPV-vaccinatie bij jongens (nog) niet wordt geadviseerd (RIVM, 2016). Recent
Nederlands onderzoek toont aan dat het aanbieden van de HPV-vaccinatie aan volwassenen
zorgt voor een aanzienlijke vermindering van de HPV incidentie. Het doorvoeren van deze
vaccinatie zou een efficiënte optie zijn om de HPV preventie te verbeteren.
Baarmoederhalskanker en mannelijke HPV gerelateerde kankers (peniskanker, anuskanker)
zouden zo kunnen worden geweerd (Matthijsse et al., 2016). Onderzoek van Mammas et al.
(2011) toont bovendien aan dat de HPV-vaccinatie ook een preventieve werking heeft wat
betreft de ontwikkeling van HPV geïnduceerde tumoren in het hoofd-halsgebied.
1.3 De rol van de (toekomstige) mondhygiënist binnen de preventie van HPV
De mondhygiënist speelt een belangrijke rol binnen de preventie van mondaandoeningen
(Bowen, 2013). Een specifieke taak hierin is het screenen van patiënten om de mate van
mondgezondheid vast te kunnen stellen. Hierbij worden het gezicht, de nek, de lippen, de
gingiva, de mucosa, de mondbodem, botstructuren, het harde en zachte palatum en de tong
geïnspecteerd op aandoeningen of afwijkingen (NVM, 2016). Veel orale carcinomen zijn al in
een vroeg stadium te detecteren (ACS, 2016). Bij deze vroegtijdige detectie zijn naast
tandartsen ook mondhygiënisten van bijzonder belang. Het Besluit ‘opleiding en
deskundigheidsgebied mondhygiënist’ (2006) beschrijft in artikel 17 dat ‘het screenen van de
mond op afwijkingen betreffende de mondgezondheid’, waaronder ook de screening van
carcinomen en de risicobeoordeling hiervan valt, een belangrijke functie is binnen het beroep
mondhygiënist (Beroepsprofiel Mondhygiënist in Nederland, 2006).
Naast het uitvoeren van een mondonderzoek behoort ook het geven van voorlichting,
instructie en advies tot het deskundigheidsgebied van de mondhygiënist. Het doel hiervan is
het beïnvloeden van het gedrag van de patiënt om een goede mondgezondheid te
bewerkstelligen (NVM, 2016). Mondhygiënisten hebben de verplichting om het welzijn van
hun patiënten te bevorderen door hen te informeren over onderwerpen die zowel hun
11
persoonlijke gezondheid als de volksgezondheid aangaan (Minassian, 2014). Door patiënten
voor te lichten over de risico's van roken en alcoholconsumptie zouden oropharyngeale
carcinomen kunnen worden voorkomen. Het betrekken van de mondhygiënist in het
voorlichten van patiënten over HPV-gerelateerde oropharyngeale carcinomen zou een
zinvolle strategie kunnen zijn om de incidentie van en mortaliteit door deze carcinomen in de
toekomst te verminderen (Minassian, 2014). Mondhygiënisten zouden de verhouding tussen
HPV en oropharyngeale carcinomen en het HPV-vaccin als preventief middel tegen deze
carcinomen met hun patiënten kunnen bespreken. De relatie tussen HPV en oropharyngeale
carcinomen wordt in wetenschappelijke literatuur namelijk steeds meer bewezen en ook de
media komt steeds vaker met berichten betreffende dit onderwerp. Patiënten wenden zich
steeds meer tot tandheelkundige professionals voor informatie en begeleiding hierin
(Rautava & Syrjänen, 2011). Zowel tandartsen als mondhygiënisten dienen voorbereid te zijn
om dit met hun patiënten te bespreken.
In de Verenigde Staten van Amerika is reeds een onderzoek uitgevoerd waarin de
bereidheid van tandartsen werd onderzocht om patiënten voor te lichten over de HPV-
vaccinatie. Het onderzoek toont aan dat het merendeel van de ondervraagde tandartsen
bereid is om het HPV-vaccin te bespreken met hun patiënten. Slechts 9% van de tandartsen
gaf aan dit al te doen. Het merendeel deelde mee dat er te weinig richtlijnen met betrekking
tot dit onderwerp zijn. Ook lieten zij weten het vaak ongemakkelijk te vinden om seksueel
gerelateerde gesprekken met hun patiënten te voeren. Verder bleken veel tandartsen hun
kennis over de relatie tussen HPV en oropharyngeale tumoren beperkt te vinden (Daley et
al., 2014). In Nederland hebben studenten van het Academisch Centrum voor
Tandheelkunde Amsterdam (ACTA) onlangs de mening van studenten Tandheelkunde over
de rol van de tandarts bij de preventie van HPV geïnventariseerd. Uit dit bacheloronderzoek
bleek dat studenten Tandheelkunde bereid zijn om HPV en de relatie met oropharyngeale
carcinomen te bespreken met hun patiënten. De kennis van de studenten over HPV leek hier
voldoende voor, hoewel de kennis over de HPV-vaccinatie gering was. Daarnaast toonde het
onderzoek aan dat studenten Tandheelkunde onzeker waren over het uitvoeren van
mondonderzoek naar oropharyngeale carcinomen en gaven zij aan hier meer onderwijs over
te willen ontvangen (Martens & Verwijmeren, 2016).
1.4 Probleemanalyse en onderzoeksvragen
In Nederland is er tot op heden geen onderzoek verricht naar de bereidheid van studenten
Mondzorgkunde om patiënten voor te lichten over HPV en de associatie met oropharyngeale
carcinomen. Aangezien de preventie van mondaandoeningen de kerntaak is binnen het
beroep mondhygiënist, lijkt hier een belangrijke rol voor hen in weggelegd.
12
In dit onderzoek zal daarom worden onderzocht in hoeverre studenten Mondzorgkunde
bereid zijn om patiënten voor te lichten over dit onderwerp. De probleemstelling die voor het
onderzoek is opgesteld:
In hoeverre zijn studenten Mondzorgkunde bereid om patiënten voor te lichten over HPV en
de associatie met oropharyngeale carcinomen en welke factoren beïnvloeden de bereidheid?
De onderzoeksvragen die hierbij zijn opgesteld:
1 Wat is de kennis van studenten Mondzorgkunde over HPV en de associatie met
oropharyngeale carcinomen?
2 Hoe is de attitude van studenten Mondzorgkunde met betrekking tot het voorlichten van
patiënten over HPV en de associatie met oropharyngeale carcinomen?
3 Welke factoren beïnvloeden de bereidheid van studenten Mondzorgkunde om patiënten
voor te lichten over HPV en de associatie met oropharyngeale carcinomen?
1.5 Doelstelling
Het doel van dit praktijkgericht onderzoek was het verkrijgen van inzicht in de bereidheid van
Nederlandse studenten Mondzorgkunde om patiënten voor te lichten over HPV en de
associatie met oropharyngeale carcinomen. Het onderzoek is een onderdeel van het HPV-
preventieproject zoals eerder is uitgevoerd onder studenten Tandheelkunde aan het ACTA in
Amsterdam. De theoretische of maatschappelijke relevantie van het onderzoek ligt indirect
bij het voorkomen van oropharyngeale carcinomen met als doel het aantal kankergevallen in
de toekomst te verminderen. HPV-gerelateerde oropharyngeale carcinomen komen steeds
frequenter voor; het wordt een steeds groter maatschappelijk probleem. Wanneer studenten
Mondzorgkunde bereid zijn om patiënten voor te lichten over HPV en dit realiseren, zou dit
mogelijk voor een maatschappelijke winst kunnen zorgen, namelijk het terugdringen van het
aantal oropharyngeale carcinomen en daarmee indirect het sparen van mensenlevens.
Het onderzoek is praktisch relevant aangezien er vanuit het werkveld behoefte is om
onderzoek te doen naar de bereidheid van tandheelkundige professionals om patiënten voor
te lichten over HPV-gerelateerde oropharyngeale carcinomen. In het buitenland is reeds
veelvuldig onderzoek gedaan naar dit onderwerp (waarin het belang van HPV-preventie
werd benadrukt), terwijl er in Nederland slechts één onderzoek is uitgevoerd; het eerder
genoemde onderzoek onder studenten Tandheelkunde (Martens & Verwijmeren, 2016). Door
het uitvoeren van dit huidige onderzoek zal ook de rol van de mondhygiënist binnen de
preventie van HPV kunnen worden geïnventariseerd, waardoor een bijdrage geleverd kan
worden binnen de preventieve mondzorg. Vervolgens zouden er maatregelen getroffen
13
kunnen worden om preventiestrategieën te ontwikkelen om de incidentie van en de
mortaliteit door deze carcinomen in de toekomst te verminderen.
In het kader van de klinische relevantie zullen patiënten baat hebben bij voorlichting
over HPV doordat kennisvergroting mogelijk zal leiden tot het treffen van weloverwogen
maatregelen tegen HPV, met als gevolg een afname van de incidentie van oropharyngeale
carcinomen.
14
2 Materiaal en methode
2.1 Onderzoeksdesign
In dit cross-sectioneel, mixed-method onderzoek werd de bereidheid van Nederlandse
studenten Mondzorgkunde binnen de preventie van HPV geïnventariseerd. Voor het
verkrijgen, analyseren en integreren van data zijn kwantitatieve en kwalitatieve
onderzoeksmethoden gecombineerd (Doyle, Brady & Byrne, 2009; Giddings & Grant, 2006;
Onwuegbuzie & Leech, 2006). Gegevens van een grote onderzoeksgroep zijn eenmalig
verkregen via een survey onderzoek. Dit is kenmerkend voor een kwantitatief onderzoek.
Door dit type onderzoek werd het ondervragen van een groot aantal respondenten mogelijk
gemaakt. Hierdoor is cijfermatig inzicht verkregen en konden verhoudingen ten aanzien van
de kennis en attitude worden weergegeven. Kwantitatief onderzoek werd opgevolgd door
kwalitatief onderzoek om de factoren die de bereidheid beïnvloeden nader te kunnen
onderzoeken. Dit type onderzoek is ingezet om meer diepgaande informatie en
onderliggende gedachtes wat betreft de bereidheid te kunnen achterhalen. Uitgangspunt van
het mixed-method design was het formuleren van een uitspraak over de bereidheid van
studenten Mondzorgkunde om patiënten voor te lichten over HPV en de associatie met
oropharyngeale carcinomen.
In het vervolg van dit hoofdstuk wordt het mixed-method design weergegeven. In Deel I
wordt het kwantitatief onderzoek beschreven en in Deel II het kwalitatief onderzoek.
Deel I Kwantitatief onderzoek
15
In de paragrafen 2.2 t/m 2.6 wordt de onderzoeksopzet van het kwantitatief onderzoek
beschreven.
2.2 Populatie en steekproef
Het kwantitatief onderzoek werd uitgevoerd onder alle 1248 Nederlandse studenten
Mondzorgkunde, die op 1 september 2016 stonden ingeschreven bij een van de volgende
opleidingsinstituten: Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (HAN), Hanzehogeschool
Groningen (HANZE), Hogeschool Inholland (INH) en Hogeschool Utrecht (HU).Via het
Landelijk overleg Opleidingen Mondzorgkunde (LOM) is per mail contact gezocht met de
betreffende opleidingscoördinatoren. Dit contact vormde de basis voor het benaderen van de
studenten voor deelname aan het onderzoek.
Er is geen steekproef genomen om alle studenten Mondzorgkunde te kunnen
bereiken en een zo hoog mogelijke respons te realiseren. Een beperking van cross-
sectioneel onderzoek is dat de onderzoeksgegevens slechts op één moment worden
verzameld, waardoor mogelijk een vertekening van de werkelijkheid ontstaat. Door het
bereiken van een grote en gevarieerde onderzoekspopulatie op basis van hogeschool,
studiejaar, geslacht, leeftijd, afkomst en culturele oriëntatie is gestreefd naar een hoge mate
van betrouwbaarheid en externe validiteit. Hierdoor was het alsnog mogelijk om de
werkelijkheid in kaart te brengen aan de hand van gegevens uit een momentopname.
2.3 Ethische verantwoording
Tijdens de uitvoering van het huidig onderzoek stond het waarborgen van ethische aspecten,
en daarmee het beschermen van de rechten en het welzijn van alle bij de
onderzoeksactiviteit betrokken partijen, voorop. Deze ethische aspecten werden in het
deelnamebericht en op de eerste pagina van de digitale enquête weergegeven. Wanneer
studenten op ‘Verder’ klikten, stemden zij in met deelname aan het onderzoek. Alle
studenten gaven in feite toestemming door het invullen van de enquête.
In de toestemmingsverklaring is onder andere opgenomen dat de student juist werd
voorgelicht over het doel en de werkwijze van het onderzoek, op elk moment zonder opgaaf
van reden mocht stoppen met het onderzoek, deelname aan het onderzoek en de
uitkomsten van het onderzoek geen nadelige gevolgen zouden hebben voor de student, de
gegevens anoniem werden verwerkt, het onderzoek op een eerlijke en wetenschappelijk
verantwoorde manier werd uitgevoerd, de onderzoeker geen gegevens zou verstrekken aan
derden als de opdrachtgever geen toestemming daarvoor had verleent, de onderzoeker zich
niet zou laten leiden in de opzet en uitvoering door belangen van derden, de onderzoeker tot
de student herleidbare data zorgvuldig zou opbergen en verwijderen van persoonlijke media
Deel I Kwantitatief onderzoek
16
na afloop van het onderzoek. De volledige toestemmingsverklaring is toegevoegd als bijlage
A.
De auteursrechten met betrekking tot de onderzoekers en de opdrachtgevende
organisatie zijn vastgelegd in een samenwerkingsovereenkomst. Hierin werd onder andere
opgenomen dat de onderzoekers binnen het kader van de door hen gevolgde opleiding
deelnamen aan een project binnen de opleiding Mondzorgkunde, de onderzoekers zich
realiseerden dat deelname aan het project beperkingen op het auteursrecht met zich
meebrengt en partijen de afspraken met betrekking tot het project in de overeenkomst
wensten vast te leggen (omvang en duur project, kosten, contactpersonen, intellectuele
eigendom, publicatierechten, geheimhouding, bijzondere omstandigheden, geschillen,
toepasselijk recht). De volledige samenwerkingsovereenkomst is toegevoegd als bijlage B.
De toestemmingsverklaring en samenwerkingsovereenkomst zijn verkregen conform de
Medisch Ethische Screeningscommissie (MES-FG, 2016).
2.4 Materiaalverzameling
Het meetinstrument werd gevormd door een enquête; een typisch onderdeel van het kwantit
atief survey onderzoek. De enquête is gebaseerd op een soortgelijk onderzoek onder tandart
sen uit Florida (Daley et al., 2014). Bij het operationaliseren van de bereidheid van studenten
Mondzorgkunde zijn de uitkomstmaten ‘kennis’ en ‘attitude’ getest. Daarnaast werden enkele
demografische kenmerken vastgesteld. De enquête bevatte in totaal 21 vragen waarvan 3 ke
nnisvragen (31 subvragen), 7 attitudevragen (19 subvragen) en 11 demografische vragen (1
1 subvragen).
Kennisvragen over HPV en de HPV-vaccinatie werden geformuleerd in de vorm van s
tellingen die konden worden beantwoord met ‘juist’, ‘onjuist’ of ‘weet ik niet’. Deze laatste ant
woordmogelijkheid (‘weet ik niet’) werd aangeboden om de gokkans te verlagen. Bovendien
gaf een antwoord ‘weet ik niet’ ook informatie over het kennisniveau, namelijk dat er sprake
was van onvoldoende kennis ten aanzien van de betreffende stelling. Daarentegen had deze
mogelijkheid ervoor kunnen zorgen dat studenten afdoende tijd besteedden aan het beantwo
orden van de vraag en uit gemakzucht voor deze optie zouden kiezen. In de enquête is daar
om verzocht alleen voor deze optie te kiezen wanneer de student niet in staat was een gefun
deerde keuze te maken tussen juist of onjuist. De overige kennisvragen over de risicogroepe
n van mond- en keelkanker konden worden beantwoord met ‘ja’ of ‘nee’.
Deel I Kwantitatief onderzoek
17
Twee voorbeelden van kennisvragen zijn:
Geef aan of je denkt dat de volgende patiënten een verhoogd risico hebben op mond- en
keelkanker.
Ja Nee
Patiënten met een infectie van het HPV virus
Middels deze vraagformuleringen is kennis op een nominaal niveau gemeten, aangezien
deze variabele op slechts één manier kan worden gemeten. Dit is de enige manier die juist of
van toepassing is op de student. Een ratio weergave werd vervolgens gevormd door de
procentuele uitkomst. Bij het inzichtelijk maken van het kennisniveau is onderscheid gemaakt
tussen onvoldoende en voldoende kennis. Hierbij werd een absolute norm van 60%
gehanteerd (Bruijns & Kok, 2013; Universiteit Utrecht, 2017). Dit hield in dat de student met
een voldoende werd beoordeeld indien ≥ 60% van de kennisvragen juist beantwoord werd.
Attitudevragen, waarin de mening van de studenten werd geïnventariseerd, konden worden
beantwoord volgens een 4-punts Likert schaal. Antwoordmogelijkheden varieerden van ‘1=
zeer belangrijk / zeer moeilijk / zeer zeker’ tot ‘4= zeer onbelangrijk / zeer makkelijk / zeer
onzeker’. Antwoordmogelijkheid ‘neutraal’ is niet aangeboden zodat studenten werden
aangespoord tot het nemen van een positieve of negatieve houding ten opzichte van de
vraag. De keuze voor deze antwoordschaal sloot aan bij het kwantificeren van een
individuele attitude; een begrip dat te complex is om enkel te kunnen beantwoorden volgens
een 2-punts schaal en waarbij een 6- of 7-punts schaal mogelijk onoverzichtelijk is (Likert,
1932). De overige attitudevragen waren meerkeuzevragen waarbij onderscheid werd
gemaakt tussen één of meer antwoordmogelijkheden.
Hieronder staat een uitspraak over HPV. Geef aan of deze uitspraak naar jouw mening juist of
onjuist is. Gok je het antwoord? Kies dan voor ‘weet ik niet’.
Juist Onjuist Weet ik niet
Een infectie met HPV kan mond- en keelkanker
veroorzaken.
Deel I Kwantitatief onderzoek
18
Twee voorbeelden van attitudevragen zijn:
Hoe belangrijk vind je het dat er een richtlijn wordt ontwikkeld voor screening op mond- en
keelkanker binnen de tandheelkunde?
1 Zeer belangrijk
2 Belangrijk
3 Onbelangrijk
4 Zeer onbelangrijk
Stel, je wilt de relatie tussen HPV en mondkanker bespreken met je patiënten, wat zou dan naar
jouw idee de beste manier zijn om dit gesprek te vergemakkelijken?
A HPV presenteren als een risicofactor voor mond- en keelkanker
B In de medische anamnese vragen opnemen over het seksuele verleden van de patiënt en
deze informatie met de patiënt bespreken
C HPV presenteren als een infectieziekte
Attitudevragen die volgens een 4-punts Likert schaal konden worden beantwoord, zijn op
een ordinaal niveau gemeten. Er is namelijk sprake van een duidelijke rangorde, maar de
verhouding tussen deze scores is niet exact aan te geven. Meerkeuze attitudevragen zijn op
een nominaal niveau gemeten. Hierbij werd immers aangegeven of de antwoordmogelijkheid
wel of niet door de student werd gekozen.
Aan het eind van de enquête zijn enkele demografische kenmerken vastgesteld. Er werd
gevraagd naar leeftijd, geslacht, hogeschool, studiejaar, geboorteland, geboorteland van
beide ouders, culturele oriëntatie en e-mailadres (optioneel). Met het invullen van een e-
mailadres konden studenten aangeven dat zij bereid waren hun standpunten toe te lichten in
een kort interview. Demografische vragen zijn op een nominaal of interval niveau gemeten.
De enquête is gedigitaliseerd met het programma ‘Enquêtes Maken’. De volledige enquête is
toegevoegd als bijlage C.
Deel I Kwantitatief onderzoek
19
2.4.1 Relatie kennis, attitude en bereidheid
De kenmerken ‘kennis’ en ‘attitude’ zijn getest om een uitspraak te kunnen doen over de ber
eidheid van studenten Mondzorgkunde om patiënten voor te lichten over HPV en de associat
ie met oropharyngeale carcinomen. Kennis is het geheel van persoonsgebonden deskundigh
eid en vastgelegde gegevens (Nonaka & Takeuchi, 1997). Weggeman (1997) formuleerde v
olgens deze theorie een definitie van kennis waarin onderscheid wordt gemaakt tussen expli
ciete en impliciete deskundigheid: ‘kennis = Informatie x Ervaringen, Vaardigheden en Attitud
e (K= I x EVA)’. In deze theorie is terug te zien dat kennis bestaat uit zowel informatieve als p
ersoonsgebonden componenten. Kennis en informatie mogen dan ook niet gelijk worden ges
teld. Informatie over HPV wordt pas kennis als men iets met die informatie doet, bijvoorbeeld
: men vergelijkt informatie over HPV met informatie over dit onderwerp uit een andere bron,
men trekt conclusies over HPV en de HPV-vaccinatie en maakt daarom wel/geen gebruik va
n dit vaccin, men voegt nieuwe informatie over HPV samen met andere kennis of men praat
over HPV met anderen. Informatieoverdracht en kennisoverdracht mogen evenmin met elkaa
r gelijk worden gesteld, omdat bij informatieoverdracht het delen van ervaringen, vaardighed
en en attitude niet aan de orde is. Wanneer men informatie opneemt, wordt die informatie we
l - bewust of onbewust - gecombineerd met de in het hoofd aanwezige informatie, ervaringen
, vaardigheden en attituden. Zo muteert de opgenomen informatie de kennis van de ontvang
er, aldus Weggeman.
Attitude wordt volgens Perloff (2003) gedefinieerd als: ‘een geleerde globale (meestal
emotionele) evaluatie van een object (persoon, plaats of onderwerp) die invloed heeft op ged
achten en gedrag.’ Volgens Perloff zijn attitudes verkregen tijdens socialisatie. Dat wil zegge
n dat een attitude een geleerde beoordeling is. Het is een optelsom van een aantal overtuigin
gen en de evaluatie daarvan. Een attitude is een ‘label’ voor binnenkomende informatie en k
an daarmee gedachten en gedrag beïnvloedden (Fishbein & Ajzen, 1975). Gesteld kan word
en dat attitudes ten aanzien van HPV aangeleerd en veranderbaar zijn. Men kan de regie ne
men over deze attitude en invloed uitoefenen op het gedrag. Dit leverde het inzicht dat infor
matie over de kennis en attitude van Mondzorgkunde studenten ten aanzien van HPV voorw
aardelijk is, om een uitspraak te kunnen doen over de bereidheid van deze studenten om vo
orlichting te geven over HPV en de associatie met oropharyngeale carcinomen.
De theorie van gepland gedrag (Theory of Planned Behavior, TPB) van Ajzen (2005)
ondersteunt dit gegeven. TPB is een theorie die stelt dat intentie de belangrijkste factor is vo
or gepland gedrag. Die intentie volgt uit drie factoren: 1. het belang dat aan het gedrag en he
t effect daarvan wordt gehecht, 2. hoe de omgeving over dat gedrag denkt, 3. de ingeschatte
vaardigheid. De theorie van geredeneerd gedrag (Theory of Reasoned Action (TRA), die Ajz
en in 1975 ontwikkelde met Fishbein, ligt ten grondslag aan de TPB. De uitbreiding bestond
Deel I Kwantitatief onderzoek
20
uit de toevoeging van de ondervonden bekwaamheid. Dit is gebaseerd op het begrip ‘zelfeffe
ctiviteit’ (Percieved Behavioral Control) dat Albert Bandura introduceerde in 1977. In figuur 1
wordt de TPB schematisch weergegeven.
Figuur 1. Theory of Planned Behavior volgens Ajzen (2005).
2.4.2 Dimensies en indicatoren van kennis en attitude
In dit onderzoek zijn de complexe begrippen ‘kennis’ en ‘attitude’ ten aanzien van HPV en de
associatie met oropharyngeale carcinomen gemeten. Bij het concreet waarneembaar maken
van deze heterogene begrippen, oftewel het operationaliseren, zijn verschillende dimensies
onderscheiden. Informatie, geleerdheid, bekwaamheid en innovatie vormen de dimensies
van het begrip ‘kennis’. Volgens Kellerman (2002) kan kennis namelijk worden gezien als
een input (bekwaamheid) die leidt tot een output in de vorm van een innovatie, en die op
haar beurt weer als een nieuwe vorm van kennis kan worden gezien.
(Emotionele) evaluatie, mening en overtuiging vormen de dimensies van het begrip
‘attitude’. Deze dimensies kwamen in paragraaf 2.4.1 naar voren in de omschreven definitie
volgens Perloff (2003). In het huidige onderzoek werd bij het in kaart brengen van de kennis
en attitude van Mondzorgkunde studenten, geïnformeerd naar de geleerdheid of
bekwaamheid en naar een mening of overtuiging. Voor een concrete uitwerking van deze
dimensies zijn een aantal indicatoren vastgesteld, zie tabel 1.
Deel I Kwantitatief onderzoek
21
Tabel 1 Dimensies en indicatoren van kennis en attitude ten aanzien van de onderzoeksvragen.
Dimensies Indicatoren
Kennis
Geleerdheid
Bekwaamheid
betreffende HPV, de HPV-
vaccinatie en de relatie met
oropharyngeale carcinomen
HPV infectie
Prevalentie en incidentie
HPV -vaccinatie
Oropharyngeale oncologie
Risicofactoren en –indicatoren
Risico groepen
Klinische kenmerken
Diagnose
Orale screening
(Daley et al., 2014)
Attitude
Mening
Overtuiging
om patiënten voor te lichten over
HPV, de HPV-vaccinatie en de
relatie met oropharyngeale
carcinomen
Zelfverzekerdheid
Behoeften
Belangen
Zelfontplooiing
Openheid
Bespreekbaarheid
Belemmerende / bevorderende
factoren
(Daley et al., 2014)
2.4.3 Dataverzameling
De methode van dataverzameling bestond uit het afnemen van enquêtes om inzicht te
krijgen in de onderzoeksvraagstellingen. De enquête werd op maandag 21 november 2016
verspreid onder alle 1248 Nederlandse studenten Mondzorgkunde. Het bericht met daarin de
link naar de enquête bevatte een korte toelichting over het doel en belang van het onderzoek
zodat de studenten, alvorens zij besloten deel te nemen, over voldoende informatie
beschikten. De studenten werden verzocht om via de link te starten met het invullen van de
enquête. De wijze van verspreiding was afhankelijk van de medewerking vanuit de
verschillende hogescholen. Studenten van HU (424) en HAN (259) ontvingen de enquête via
hun studenten e-mailadres. Studenten van INH (359) en HANZE (206) ontvingen de enquête
via een elektronische leeromgeving. Op maandag 28 november 2016 werden er onder HU
Deel I Kwantitatief onderzoek
22
en HANZE studenten reminders verstuurd met het verzoek aan non-respondenten om de
enquête alsnog in te vullen. Het verspreiden van deze reminders verliep op dezelfde wijze
als de primaire verspreiding. Om de respons te verhogen is tevens gebruik gemaakt van
verspreiding via social media. Op woensdag 23 november 2016 is het verzoek om de
enquête in te vullen geplaatst in de Facebook groepen: Vakgroep Mondzorgkunde HU,
Mondzorgkunde HU, OC Mondzorgkunde, Inholland Amsterdam Diemen, HAN
Mondzorgkunde, Tandheelkunde & Mondzorgkunde Groningen en CTM UMCG Centrum
voor Tandheelkunde en Mondzorgkunde. Op donderdag 1 december 2016 werd de laatste
reminder geplaatst op de NVM studenten Facebook pagina. Nadat de enquête gedurende
twee weken kon worden ingevuld, is deze op maandag 5 december 2016 gesloten.
Data werd gestructureerd verzameld vanwege het vastleggen van alle vragen in de enquête.
Onderzoeksgegevens zijn zowel direct als indirect geïnterpreteerd; direct door het stellen
van concrete vragen over kennis en demografische kenmerken, indirect door het stellen van
vragen over attitude.
2.4.4 Validiteit en betrouwbaarheid
De validiteit en betrouwbaarheid van de oorspronkelijke enquête is in de studie van Daley et
al. (2014) aangetoond door een panel van deskundigen. Dit panel beschikte over een
inhoudelijke, klinische en methodologische expertise op het gebied van HPV,
mondgezondheid en hoofdhals oncologie. De enquête werd in 2015 vertaald en toegepast in
een vergelijkbaar onderzoek onder studenten Tandheelkunde van ACTA. Deze versie
vormde de basis voor de enquête in het huidige onderzoek. Een kanttekening hierbij is dat
een goed vertaalde enquête geen garantie geeft voor de betrouwbaarheid en validiteit in een
andere onderzoekspopulatie (Petersen et al., 2003). Vanwege taal- en cultuurverschillen, is
het belangrijk dat de enquêtes niet alleen taalkundig maar vooral conceptueel vergelijkbaar
zijn. Dat wil zeggen dat de vragen niet altijd exact dezelfde formulering moeten hebben,
maar dat ze vooral hetzelfde moeten betekenen (Beaton, Bombardier, Guillemin & Ferraz,
2000). Daarom dienen meeteigenschappen van de vertaalde enquête te worden onderzocht
in een representatieve steekproef van de populatie waarin de enquête zal worden gebruikt
(Koller et al., 2007).
Alhoewel de verschillen tussen Nederlandse studenten Tandheelkunde en studenten
Mondzorgkunde hoogstwaarschijnlijk gering zijn, werd de enquête binnen het huidig
onderzoek geëvalueerd alvorens deze werd verspreid. In het kader van facevaliditeit werd de
enquête door twee studenten Mondzorgkunde beoordeeld om de volledigheid en validiteit te
bepalen. Expertvaliditeit werd toegepast door vijf docenten van de opleiding Mondzorgkunde
(4 HU, 1 HAN). Zij beoordeelden eveneens de volledigheid en validiteit van de
vraagstellingen.
Deel I Kwantitatief onderzoek
23
2.5 Datapreparatie
Het statistische computerprogramma IBM SPSS Statistics 23 (Statistical Package for the
Social Sciences) is gebruikt om de onderzoeksgegevens te verwerken en weer te geven. De
coderingen die in SPSS werden gebruikt voor de variabelen zijn te vinden in het codeboek;
zie bijlage D. Het programma Microsoft Excel is gebruikt voor het maken van verschillende
grafieken. Aantallen en frequenties zijn verkregen middels het product ‘Enquêtes Maken’
(www.enquetesmaken.com). Dit is tevens het programma waarmee de enquête tot stand is
gebracht en is verspreid.
2.6 Data-analyse
Er is gebruik gemaakt van zowel beschrijvende als toetsende statistiek. De beschrijvende
statistiek is per variabele (demografisch, kennis en attitude) weergegeven in een tabel.
Hierbij zijn aantallen, frequenties, percentages, gemiddelden, standaarddeviaties, de
mediaan en het bereik (range) weergegeven; passend bij het meetniveau van de variabele.
Bij de variabele ‘kennis’ zijn scores van het aantal juist beantwoorde vragen berekend (in
aantallen en percentages) en is het aantal voldoende scores berekend. Om de gegevens
inzichtelijk te maken en om de mate van significantie te kunnen bepalen, zijn er verschillende
statistische technieken gebruikt. Hierbij is gekozen voor een significantieniveau van vijf
procent; de resultaten werden significant bevonden indien p < 0,05. Aangezien de keuze
voor een statistische techniek afhankelijk is van het meetniveau van de variabele, zal
hieronder voor elke onderzoeksvraag de statistische techniek worden vermeld.
Onderzoeksvraag 1 – kennis
Onderzoeksvraag 1 is een frequentievraag. De vraag luidde: ‘Wat is de kennis van studenten
Mondzorgkunde over HPV en de associatie met oropharyngeale carcinomen?’ Het
meetniveau van de drie kennisvragen is nominaal (zie bijlage D codeboek). Er is echter ook
gemeten met percentages, waardoor de variabele ratio afhankelijk was.
Cronbach’s alpha
Cronbach’s alpha, een betrouwbaarheidscoëfficiënt, is toegepast om de betrouwbaarheid
van de kennisvragen te testen. Op basis van de onderlinge correlatie van de verschillende
kennisvragen werd vastgesteld of de vragen één schaal mochten vormen. Hierbij werd de
regel gehanteerd dat een uitkomst van α ≥ 0,75 resulteerde in voldoende samenhang. Dit
betekent namelijk dat de samenstellende items nagenoeg hetzelfde concept meten; hoe
hoger de α hoe hoger de betrouwbaarheid.
Deel I Kwantitatief onderzoek
24
Kruskal Wallistest
De Kruskal Wallistest, een non-parametrische toets, is ten eerste gebruikt om het verschil
tussen het kennisniveau en het studiejaar te testen. Ten tweede is deze test gebruikt om te
toetsen of er een verschil was tussen het kennisniveau en de verschillende hogescholen.
Ten derde is de test gebruikt om het verschil tussen antwoordoptie ‘weet ik niet’ en het
studiejaar te bepalen. De keuze voor de Kruskal Wallistest werd bepaald aan de hand van
een histogram voor het kennisniveau en middels de Kolmogorov-Smirnov en Shapiro-Wilk
toetsen. Daarnaast is er voor deze test gekozen vanwege het ratio meetniveau van de
afhankelijke variabele ‘kennis’ (in percentage) en het feit dat er een verschil werd getoetst
tussen meer dan twee groepen (vier studiejaren).
Chi-kwadraattoets
De Chi-kwadraattoets is gebruikt voor het testen van het verschil tussen de onafhankelijke
variabele ‘studiejaar’ en het aantal behaalde voldoendes voor de totale kennisvragen
(voldoende bij ≥ 60% juist beantwoord). Er is gekozen voor de Chi-kwadraattoets, vanwege
het nominale meetniveau van de afhankelijke variabele ‘voldoendes’ (in aantallen) en het feit
dat er een verschil werd getoetst tussen meer dan twee groepen (vier studiejaren).
Spearmans rangcorrelatiecoëfficiënt
De Spearmans rangcorrelatiecoëfficiënt, een non-parametrische toets, is gebruikt om de
correlatie tussen het kennisniveau en het studiejaar te testen. Daarnaast is deze
rangcorrelatiecoëfficiënt gebruikt voor het testen van de correlatie tussen het studiejaar en
de antwoordoptie ‘weet ik niet’. De toepassing van de Spearmans rangcorrelatiecoëfficiënt is
gebaseerd op het interval meetniveau van de onafhankelijke variabele ‘studiejaar’ en het
ratio meetniveau van de afhankelijke variabele ‘kennis’ (in percentage).
Onderzoeksvraag 2 – attitude
Onderzoeksvraag 2 is een frequentievraag. De vraag luidde: ‘Hoe is de attitude van
studenten Mondzorgkunde met betrekking tot het voorlichten van patiënten over HPV en de
associatie met oropharyngeale carcinomen?’ Het meetniveau van de attitudevragen is
nominaal en ordinaal (zie bijlage D codeboek).
Cronbach’s alpha
Cronbach’s alpha, betrouwbaarheidscoëfficiënt, is gebruikt om de betrouwbaarheid van de
attitudevragen te testen. Op basis van de onderlinge correlatie van de verschillende
attitudevragen werd vastgesteld of de vragen één schaal mochten vormen. Hierbij werd, net
Deel I Kwantitatief onderzoek
25
als bij de kennisvragen, de regel gehanteerd dat een uitkomst van een α ≥ 0,75 resulteerde
in voldoende samenhang.
Vanwege de uitkomst van de betrouwbaarheidscoëfficiënt is er geen overige toetsende
statistiek toegepast. De resultaten worden daarom alleen beschrijvend weergegeven.
Deel II Kwalitatief onderzoek
26
2 Materiaal en methode
In de paragrafen 2.7 t/m 2.11 wordt de onderzoeksopzet van het kwalitatief onderzoek
beschreven.
2.7 Populatie en steekproef
Het kwalitatief onderzoek is uitgevoerd binnen een select steekproefkader. Het
steekproefkader bestond uit 102 studenten Mondzorgkunde die zich aanmeldden via het
invullen van hun e-mailadres in de enquête (kwantitatief onderzoek). Wanneer studenten hun
e-mailadres invulden, maakten zij kans op het winnen van een Nationale Bioscoopbon ter
waarde van tien euro. Hiermee is geprobeerd het aantal respondenten voor het kwalitatief
onderzoek te stimuleren. Met een quotasteekproef werden zeven studenten uit het
steekproefkader geselecteerd op basis van variërende attitude en persoonskenmerken.
Deze selectie op basis van verschillende kernmerken zorgde voor een representatief beeld
van de onderzoekspopulatie. In tabel 2 wordt de verdeling binnen het steekproefkader
weergegeven.
Tabel 2 Selectie steekproefeenheden op basis van een quotasteekproef.
a A: Attitude positief of negatief (+ / -). b L: Leeftijd in jaren. c G: Geslacht (M / V). d H: Hogeschool (HU
/ INH / HANZE / HAN). e S: Studiejaar (1 / 2 / 3 / 4). f A: Afkomst. g CO: Culturele oriëntatie.
A A
L B
G C
H D
S E
A F
CO G
1
+
48
V
HU
3
NL
Westers
2 + 23 V HU 4 NL Westers
3 + 29 V INH 4 Iran Midden-Oosters,
Oosters
4 + 18 V HU 1 Irak Midden-Oosters
5 + 21 V HAN 3 NL Midden-Oosters
6 + 24 M HU 4 NL Westers
7 - 21 V HANZE 2 NL Westers
Deel II Kwalitatief onderzoek
27
Doel van het kwalitatief onderzoek was het onderzoeken van factoren die de bereidheid
beïnvloeden. Op deze wijze werd verdieping gegeven aan het kwantitatief onderzoek
waardoor verhoging van de interne validiteit werd gewaarborgd. Het verzamelen van een
veelheid aan meningen van de geselecteerde populatie stond centraal. Door het afnemen
van interviews werden belemmerende en bevorderende factoren voor het geven van
voorlichting over HPV en de associatie met oropharyngeale carcinomen achterhaald.
Hiermee is dieper en breder inzicht verkregen in de bereidheid van de studenten om
voorlichting te geven over dit onderwerp. Het uiteindelijke doel was het aanbevelen van
maatregelen binnen het onderwijs om de bereidheid van studenten Mondzorgkunde in de
toekomst te bevorderen. Deze aanbevelingen zouden mogelijkerwijs in de toekomst kunnen
bijdragen aan de preventie van HPV.
2.8 Ethische verantwoording
Bij de uitvoering van het kwalitatief onderzoek stond eveneens het waarborgen van ethische
aspecten voorop. Deelnemers ontvingen de toestemmingsverklaring via hun e-mailadres,
waarnaar zij mondeling toestemming gaven bij de start van het interview. Zij gaven in feite
toestemming door hun aanmelding en deelname aan het interview. In de verklaring zijn de in
hoofdstuk 2.3 genoemde aspecten opgenomen, zie bijlage A.
2.9 Materiaalverzameling
Een individueel, semigestructureerd, diepte interview vormde het meetinstrument voor het
kwalitatief onderzoek. Voorafgaand aan de interviews werd een interviewleidraad opgesteld.
Deze leidraad werd ingezet als stappenplan om richting te geven aan het interview. Hierin
zijn de volgende onderdelen opgenomen: het doel van het interview, de manier van
vastleggen, afspraken over anonimiteit, themaonderwerpen en optionele doorvraag
mogelijkheden. De interviewleidraad is toegevoegd als bijlage E.
Het onderdeel ‘themaonderwerpen’ bestond uit onderwerpen die werden bevraagd
om de mening ten aanzien van het betreffende thema nader te kunnen onderzoeken. Tijdens
het interview is dieper ingegaan op de volgende onderwerpen: persoonlijke vaardigheden
met betrekking tot het screenen op mond- en keelkanker, het ontwikkelen van een richtlijn of
hulpmiddelen voor screening en het geven van voorlichting, het onderwijs van de opleiding
Mondzorgkunde, moeilijk bespreekbare onderwerpen binnen de tandheelkunde, de
preventieve rol van de mondhygiënist met betrekking tot HPV, de HPV-vaccinatie en
cultuurverschillen. Deze onderwerpen vormden de basis voor elk interview en werden zoveel
mogelijk in dezelfde volgorde bevraagd. Dit was onder andere afhankelijk van het antwoord
van de deelnemer en de mate van het optioneel doorvragen. Afhankelijk van de verkregen
Deel II Kwalitatief onderzoek
28
antwoorden, werd er namelijk met behulp van open vragen doorgevraagd naar persoonlijke
standpunten. Met deze extra toevoeging werden daadwerkelijke behoeften, meningen,
motivaties en intenties onderzocht. Er waren geen richtlijnen voor het stellen van deze
vragen en ze werden logischerwijs niet bij elke deelnemer gesteld. Twee voorbeeldvragen
binnen het interview zijn: ‘Kun je iets vertellen over je ervaringen met betrekking tot het
screenen op mondkeelkanker?’ en ‘Hoe denk je over een richtlijn voor het screenen op
mondkeelkanker?’. Bij de afronding van het interview kreeg elke deelnemer de gelegenheid
om een onderwerp te bespreken waar nog niet naar was gevraagd.
Gedurende het afnemen van de interviews speelde het principe van verzadiging een
belangrijke rol. Dat wil zeggen dat er is doorgegaan met interviewen totdat verzadiging werd
bereikt. Volgens Robson (2002) is theoretische verzadiging bereikt wanneer men op een
punt komt waar er niets nieuws meer kan worden toegevoegd en de dataverzameling
afneemt. Binnen dit onderzoek werd het punt van verzadiging bereikt wanneer een helder
beeld kon worden gevormd over de belemmerende en bevorderende factoren die de
bereidheid van de studenten beïnvloedden. Dit werd bereikt indien dezelfde antwoorden
herhaaldelijk gegeven werden. Er is gestopt met het afnemen van interviews nadat er sprake
was van een hoge mate in voorspelbaarheid van antwoorden waardoor er geen nieuwe
informatie meer ontstond. Vanaf het punt van verzadiging was alle nodige informatie
verzameld om de derde onderzoeksvraag te kunnen beantwoorden.
2.9.1 Dataverzameling
De methode van dataverzameling bestond uit het afnemen van interviews om de factoren die
de bereidheid beïnvloeden te kunnen onderzoeken. De selecte groep bestaande uit zeven
studenten, werd via het in de enquête ingevulde e-mailadres benaderd voor deelname aan
een individueel interview. Per mail werd de interviewdatum, het tijdstip en de manier van
interviewen afgesproken. Deelname was mogelijk via Skype, WhatsApp videogesprek,
Facetime of face-to-face. De voorkeur van de deelnemer was bepalend voor de wijze waarop
het interview is afgenomen. Voordat is gestart met het afnemen van de interviews, volgden
de interviewers een training met een docent Mondzorgkunde die deskundig is op het gebied
van het afnemen van interviews. De training bestond uit het afnemen van verschillende
proefinterviews. Hierdoor werden de interviewers getraind om elk interview op dezelfde wijze
af te nemen.
Door het maken van persoonlijke afspraken zijn de interviews op verschillende dagen
en tijden afgenomen. De eerste vier interviews zijn afgenomen op vrijdag 16 december 2016
van 12.10uur tot 15.00uur. Het vijfde interview vond plaats op maandag 19 december 2016
om 12.00uur. De laatste twee interviews vonden plaats op vrijdag 23 december 2016 van
12.30uur tot 13.10uur. Tijdens de interviews werden de vragen hoofdzakelijk gesteld door
Deel II Kwalitatief onderzoek
29
interviewer 1, waardoor interviewer 2 in staat was om de interviewleidraad en de verkregen
antwoorden nauwkeurig te volgen. Interviewer 2 stelde tijdens de interviews daarom alleen
aanvullende vragen of gaf een korte samenvatting. Alle interviews zijn met een video
recorder opgenomen zodat zowel verbale als non-verbale communicatie kon worden
vastgelegd.
De individuele benadering sloot aan bij de mogelijk gevoelige aard van het onderwerp
HPV. Tevens werd hierdoor voorkomen dat studenten elkaar zouden beïnvloeden in een
focusgroep, met sociaalwenselijke antwoorden - minder betrouwbare antwoorden - als
gevolg. Daarnaast lag de drempel om deel te nemen aan het interview mogelijk lager
aangezien deelnemers vanuit hun vertrouwde omgeving konden worden geïnterviewd.
Data is semigestructureerd verzameld, enerzijds doordat acht themaonderwerpen werden
bevraagd volgens de interviewleidraad (gestructureerd) en anderzijds omdat er in het
interview kon worden doorgevraagd naar aanleiding van de verkregen antwoorden
(ongestructureerd). Zo kon er worden ingespeeld op de gedachte achter (gesloten) vragen
totdat verzadiging werd bereikt. Dit houdt in dat onderzoeksgegevens indirect zijn
geïnterpreteerd door het stellen van open vragen. De keuze voor grotendeels indirecte
vraagstellingen berustte op een eerder genoemd aspect, namelijk de mogelijk gevoelige of
bedreigende aard van het onderwerp.
2.9.2 Validiteit en betrouwbaarheid
Ter bevordering van de validiteit en betrouwbaarheid zijn de resultaten binnen het huidig
onderzoek op een systematische wijze verzameld. De toepassing van een interviewleidraad
droeg bij aan dit proces vanwege het systematische verloop van het interviewen. In het
semigestructureerde interview zijn telkens dezelfde onderwerpen besproken waarbij steeds
de mogelijkheid bestond om door te vragen naar specifieke onderwerpen.
Deelnemers werden geselecteerd waardoor kon worden voldaan aan een theoretische
selectie, namelijk een representatieve onderzoeksgroep. Interviews vonden individueel
plaats op verschillende dagen, tijden en in een voor de deelnemer vertrouwde omgeving.
Hiermee is gestreefd naar het verzamelen van nauwkeurige en valide gegevens die
bovendien consistente en betrouwbare resultaten zouden opleveren. Met name de
betrouwbaarheid van het onderzoek is vergroot doordat de interviews op een neutrale tijd en
plaats zijn afgenomen. Toevalligheden, op basis van de interviewsituatie en de
geïnterviewde, werden hierdoor zoveel mogelijk voorkomen. Ook de rol van de interviewers
is hierin meegenomen; zij volgden een training voordat is gestart met het afnemen van de
interviews. De mate van overeenstemming tussen de verschillende interviewers kon hierdoor
worden geëvalueerd (betrouwbaarheid). Doordat interviewer 1 hoofdzakelijk verantwoordelijk
was voor het bevragen, werd interviewer 2 in de gelegenheid gesteld om de validiteit en
Deel II Kwalitatief onderzoek
30
betrouwbaarheid tussentijds te controleren aan de hand van de interviewleidraad en hier -
indien noodzakelijk - op in te spelen.
De interviews zijn uiteindelijk woordelijk getranscribeerd. Transcriberen wordt
gedefinieerd als het omzetten van een gesproken inname naar tekst. Door transcripten te
maken wordt de werkelijkheid gewaarborgd; dit verhoogt de betrouwbaarheid. Later werden
de gegevens open, axiaal en selectief gecodeerd waardoor de validiteit van het onderzoek
werd gewaarborgd. Axiaal coderen zorgt veelal voor een meer uniforme en valide codering
terwijl open en selectief coderen zorgen voor ordening en het uitwerken van een theorie. Het
transcriberen en coderen wordt nader besproken in de paragrafen 2.10 en 2.11.
2.10 Datapreparatie
Interviewdata is kwalitatieve data die niet gestandaardiseerd en niet telbaar is.
Betekenisgeving en inzicht in denkpatronen, mechanismen en processen staan centraal. De
datapreparatie van het kwalitatieve gedeelte van het onderzoek bestond uit het volledig
transcriberen van de interviews aan de hand van video-opnames. Het proces van
transcriberen verliep handmatig; er werd geen gebruik gemaakt van transcriptiesoftware. Dit
bespaarde ten eerste kosten en ten tweede raakten de onderzoekers hierdoor beter bekend
met de interviewdata, wat het analyseren vervolgens makkelijker maakte. Er is woordelijk
getranscribeerd, aangezien de interpretatie van intonatie niet de kern van dit kwalitatieve
gedeelte van het onderzoek betreft. Naar toepasselijkheid zijn bepaalde
gelaatsuitdrukkingen, lichaamstaal, stemgebruik, taalgebruik of emoties cursief genoteerd in
de transcripten. De software Microsoft Word 2013 is gebruikt om de transcripten in weer te
geven. De transcripten van de zeven interviews die zijn afgenomen, zijn toegevoegd als
bijlage F.
2.11 Data-analyse
Na volledige transcriptie van de interviews werd de interviewdata gecodeerd. Middels open,
axiaal en selectief coderen is orde aangebracht in de interviewdata. Hierbij zijn verschillende
segmenten met dezelfde code vergeleken op verschillen en uitkomsten. Codes werden
geoperationaliseerd en gevalideerd. Elk interview is allereerst opgesplitst in segmenten
(open coderen). Dit is gedaan om overzicht te creëren, maar ook om de context te vormen
waaraan de interpretatie kan worden ontleend. Aan de segmenten is een themacode
verbonden. Er is samenvattend gecodeerd; het segment is doorgelezen en aan de hand
daarvan is er een (thema)code aan het betreffende segment verbonden. De themacodes
geven aan over welk thema een bepaald segment gaat. De themacodes die werden gebruikt
zijn: ‘vaardigheden screenen’, ‘richtlijn’, ‘hulpmiddelen’, ‘onderwijs’, ‘moeilijk bespreekbare
onderwerpen’, ‘preventieve rol van de mondhygiënist’, ‘HPV vaccinatie’, en ‘cultuur’. Aan
Deel II Kwalitatief onderzoek
31
elke themacode is een kleur toegekend zodat het betreffende thema in het interview snel
terug te vinden is. Na het coderen van de segmenten, is ook binnen elk segment de
belangrijkste informatie met betrekking tot het thema met een kleur weergegeven; passend
bij de kleuren van de themacodes (axiaal coderen). Ten tweede is deze informatie per
themacode en per deelnemer weergegeven in een analyseschema. Hierbij zijn verticaal de
verschillende themacodes genoteerd en horizontaal de antwoorden van de zeven
deelnemers. Door het creëren van een dergelijk analyseschema is geprobeerd een duidelijk
en gestructureerd overzicht te creëren wat betreft de variërende informatie die de
deelnemers onder elke themacode gaven. Ten slotte zijn er relaties gelegd op basis van de
frequentie waarin concepten terugkomen in de data en is de samenhang tussen de codes
geanalyseerd aan de hand van constante vergelijking (selectief coderen). Hierbij is rekening
gehouden met de onderdelen die van belang zijn voor de beantwoording van de derde
onderzoeksvraag. Gegevens zijn beschrijvend en samenvattend weergegeven in het
hoofdstuk Resultaten.
32
3 Resultaten
In dit hoofdstuk worden de resultaten van zowel het kwantitatief onderzoek als het kwalitatief
onderzoek weergegeven.
3.1 Resultaten kwantitatief onderzoek
In totaal hebben 303 studenten Mondzorgkunde deelgenomen aan de enquête. 229
studenten hebben de enquête volledig ingevuld (kwantitatief onderzoek). 102 studenten
hebben bij de laatste vraag van de enquête aangegeven deel te willen nemen aan een
interview over het onderwerp (kwalitatief onderzoek). 48,3% van de studenten volgde de
opleiding Mondzorgkunde aan de Hogeschool in Utrecht, 20,7% aan de Hanzehogeschool in
Groningen, 19,4% aan de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen en 11,6% aan de
Hogeschool Inholland in Amsterdam. 18,1% van de studenten zat in het eerste studiejaar,
25,4% in het tweede studiejaar, 28,9% in het derde studiejaar en 27,6% in het vierde
studiejaar. De gemiddelde leeftijd van de studenten was 21,5 jaar. 94,4% van de
onderzoekspopulatie was vrouw en 5,6% was man. 91,5% van de studenten is in Nederland
geboren. Van 80,2% van de studenten is de vader en van 77,2% is de moeder in Nederland
geboren. De landen die na Nederland werden ingevuld voor de afkomst van de studenten en
één of beide ouders, waren: Afghanistan, Irak, Iran en Turkije. Van de 61 studenten die
aangaven bekend te zijn met een niet-westerse cultuur, was 55,7% bekend met de Midden-
Oosterse (Islamitische) cultuur. 36,6% van de studenten is gevaccineerd tegen HPV. 51%
van de studenten gaf aan niet bekend te zijn met de HPV-vaccinatie vóór deelname aan dit
onderzoek. 26,1% van de studenten gaf aan informatie over HPV en mond- en keelkanker
verkregen te hebben via het theoretisch onderwijs van de opleiding Mondzorgkunde, terwijl
21,6% aangaf op geen enkele manier informatie te hebben ontvangen over dit onderwerp. In
tabel 3 (bijlage G) worden de resultaten van het demografische gedeelte uit de enquête
weergegeven.
33
3.1.1 Resultaten kwantitatief onderzoek – kennis
Beschrijvende statistiek
In totaal zijn er in de enquête drie kennisvragen gesteld, met in totaal 31 subvragen. De
studenten hebben gemiddeld 16,8 van de 31 kennisvragen juist beantwoord (54,2%). Er
werd minimaal 19,4% en maximaal 87,1% juist beantwoord. Hieronder worden de resultaten
per kennisvraag beschreven.
Kennisvraag 1: Patiënten met een verhoogd risico op mond- en keelkanker
De studenten beantwoordden gemiddeld 6,6 van de 8 subvragen juist (82,6%). De stelling
die door de studenten het beste werd beantwoord was de stelling dat rokers een verhoogd
risico op mond- en keelkanker hebben. 98,1% van de studenten vulde bij deze stelling het
juiste antwoord ‘ja’ in. De meest gemaakte fout binnen deze kennisvraag was de stelling dat
mannen een verhoogd risico op mond- en keelkanker hebben. Slechts 9,2% van de
studenten vulde hier het juiste antwoord ‘ja’ in.
Kennisvraag 2: HPV-virus
De studenten beantwoordden gemiddeld 7,4 van de 17 subvragen juist (43,3%). De stelling
die door de studenten het beste werd beantwoord was de stelling dat iemand drager van het
HPV-virus kan zijn, zonder het te weten. 80,2% van de studenten vulde hierbij het juiste
antwoord ‘juist’ in. De meest gemaakte fout binnen deze kennisvraag was de stelling dat
patiënten met mond- en keelkanker steeds jonger zijn. Slechts 8,2% van de studenten vulde
bij deze stelling het juiste antwoord ‘onjuist’ in. Daarnaast wist slechts 11,7% van de
studenten dat HPV besmettingen kunnen verdwijnen na korte tijd.
Kennisvraag 3: HPV-vaccinatie
De studenten beantwoorden gemiddeld 2,7 van de 6 subvragen juist (44,7%). De stelling die
door de studenten het beste werd beantwoord was de stelling dat er geen veilige seks meer
nodig is om HPV te voorkomen wanneer iemand is gevaccineerd tegen HPV. 69,7% van de
studenten vulde bij deze stelling het juiste antwoord ‘onjuist’ in. De meest gemaakte fout
binnen deze kennisvraag was de stelling dat mannen de huisarts kunnen verzoeken om een
HPV-vaccinatie, maar dat het niet standaard wordt vergoed. Slechts 22,2% van de studenten
vulde hier het juiste antwoord ‘juist’ in.
De resultaten van de kennisvragen uit de enquête worden weergegeven in tabel 4 (bijlage
G).
34
Toetsende statistiek
De 31 subvragen waarmee het kennisniveau van de studenten is getest, hebben voldoende
samenhang (α = 0,8). De uitkomsten van de Kolmogorov-Smirnov en Shapiro-Wilk toetsen
toonden aan dat de variabele ‘kennis’ niet normaal verdeeld was. Volgens de Kruskall
Wallistest, waarmee het verschil tussen het kennisniveau en het studiejaar is getest, was er
een statistisch significant verschil tussen het studiejaar en het kennisniveau (Chi-Square =
23,4; df = 3; p = 0,00). Het berekenen van de correlatie tussen het kennisniveau en het
studiejaar middels de Spearmans rangcorrelatiecoëfficiënt resulteerde in een
correlatiecoëfficiënt van 0,28. Dit was statistisch significant (cc = 0,28; p = 0,00). Deze
uitkomst toont samenvattend aan dat het kennisniveau significant stijgt per studiejaar (28%).
Grafiek 3 geeft een overzicht van het kennisniveau per studiejaar. In deze grafiek is te zien
dat het kennisniveau in studiejaar twee het laagst en in studiejaar vier het hoogst is. Het
gemiddeld kennisniveau is binnen alle studiejaren onvoldoende (< 60%).
Grafiek 3 Het kennisniveau (gemiddeld aantal vragen juist beantwoord en gemiddeld percentage juist
beantwoorde vragen) van studenten Mondzorgkunde uitgezet tegenover het studiejaar. De rode lijn geeft het
percentage (60%) van een voldoende score aan.
15,6 14,6
17,9 18,5
50,4 47,2
57,7 59,7
0
10
20
30
40
50
60
70
1 2 3 4
Ken
nis
niv
eau
Studiejaar
Gem. aantal juist
Gem. % juist
35
Volgens de Chi-kwadraattoets, waarmee het verschil tussen het aantal behaalde voldoendes
en het studiejaar is getest, was er een statistisch significant verschil tussen het aantal
voldoendes en de verschillende studiejaren (chi2 = 14,68; df = 3; p = 0,002). Deze uitkomst
toont samenvattend aan dat het aantal behaalde voldoendes significant toeneemt per
studiejaar. Grafiek 4 geeft een overzicht van de behaalde voldoendes en onvoldoendes. In
deze grafiek is te zien dat er in studiejaar twee gemiddeld de meeste onvoldoendes worden
gehaald. In studiejaar vier worden gemiddeld de meeste voldoendes gehaald. Studiejaar vier
is het enige studiejaar waarin het aantal voldoendes hoger is dan het aantal onvoldoendes.
Grafiek 4 Het aantal behaalde voldoendes en onvoldoendes in aantallen uitgezet tegenover het studiejaar van
de opleiding Mondzorgkunde.
12
15
28
36
30
44
39
28
0
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
1 2 3 4
Aan
tal
(on
)vo
ldo
en
des
Studiejaar
Voldoende (≥ 60%)
Onvoldoende (< 60%)
36
Volgens de Kruskall Wallistest, waarmee het verschil tussen het kennisniveau en de
verschillende hogescholen (opleidingen Mondzorgkunde) is getest, was er een statistisch
significant verschil tussen het kennisniveau en de hogescholen (Chi-Square = 18,28; df = 3;
p = 0,00). Deze uitkomst toont samenvattend aan dat het kennisniveau significant verschilt
per opleiding Mondzorgkunde. Grafiek 5 geeft een overzicht van het kennisniveau per
opleiding. In deze grafiek is te zien dat het kennisniveau van studenten die hun opleiding
volgen aan de Hanzehogeschool Groningen het hoogst is. Het kennisniveau van studenten
die hun opleiding volgen aan de Hogeschool Utrecht is het laagst.
Grafiek 5 Het kennisniveau (gemiddeld aantal vragen juist beantwoord en gemiddeld percentage juist
beantwoorde vragen) uitgezet tegenover de vier opleidingen Mondzorgkunde in Nederland.
17,918,7 17,8
15,4
57,660,2
57,4
49,7
0
10
20
30
40
50
60
70
INH HANZE HAN HU
Ken
nis
niv
eau
Opleidingen Mondzorgkunde
Gem. aantal juist
Gem. % juist
37
De uitkomsten van de Kolmogorov-Smirnov en Shapiro-Wilk toetsen toonden aan dat de
antwoordoptie ‘weet ik niet’ niet normaal verdeeld was. Volgens de Kruskal Wallistest,
waarmee het verschil tussen de antwoordoptie ‘weet ik niet’ en het studiejaar is getest, was
er een statistisch significant verschil tussen antwoordoptie ‘weet ik niet’ en het studiejaar
(Chi-Square = 15,45; df = 3; p = 0,001). Het berekenen van de correlatie tussen de
antwoordoptie ‘weet ik niet’ en het studiejaar, middels de Spearmans
rangcorrelatiecoëfficiënt, resulteerde in een negatieve correlatiecoëfficiënt van 0,26. Dit was
statistisch significant (cc = - 0,26; p = 0,00). Deze uitkomst toont samenvattend aan dat het
aantal ingevulde antwoorden ‘weet ik niet’ significant afneemt naarmate de opleiding
Mondzorgkunde vordert. Grafiek 6 geeft een overzicht van het gemiddeld aantal en het
gemiddelde percentage van de ingevulde antwoorden ‘weet ik niet’ uitgezet tegenover het
studiejaar. In deze grafiek is te zien dat het gemiddeld aantal ingevulde antwoorden ‘weet ik
niet’ het grootst is in studiejaar twee. In studiejaar vier is dit aantal het kleinst.
Grafiek 6 Het gemiddeld aantal en het gemiddelde percentage ingevulde antwoorden ‘weet ik niet’ (WN)
uitgezet tegenover het studiejaar van de opleiding Mondzorgkunde.
11,012,3
9,1 7,6
48,0
53,5
39,5
23,9
0,0
10,0
20,0
30,0
40,0
50,0
60,0
1 2 3 4
Fre
qu
en
tie W
N
Studiejaar
Gem. aantal WN
Gem. % WN
38
3.1.2 Resultaten kwantitatief onderzoek – attitude
Beschrijvende statistiek
In totaal zijn er in de enquête 7 attitudevragen gesteld, met in totaal 19 subvragen. Wat
betreft visuele inspectie en palpatie voor het screenen op mond- en keelkanker gaf
respectievelijk 49,8% versus 42,9% van de studenten aan hier ‘zeker’ over te zijn.
Respectievelijk 38,6% versus 41,9% gaf aan hier ‘onzeker’ over te zijn. Studenten gaven aan
het ‘eens’ of ‘helemaal eens’ te zijn met het gegeven dat meer wetenschappelijk bewijs
(81,9%), meer algemene bekendheid bij patiënten (89,3%), beschikbaarheid van
hulpmiddelen (95,4%) en meer onderwijs (90,5%) bijdragen aan het onderzoeken van alle
patiënten op mond- en keelkanker. 98,5% van de studenten gaf aan het ‘belangrijk’ of ‘zeer
belangrijk’ te vinden dat er een richtlijn wordt ontwikkeld voor het screenen op mond- en
keelkanker. 71,7% van de studenten gaf aan het ‘moeilijk’ of ‘zeer moeilijk’ te vinden om
seksueel gerelateerde onderwerpen te bespreken met de patiënt. 97,5% van de
respondenten vond het ‘belangrijk’ of ‘zeer belangrijk’ dat mondhygiënisten de relatie tussen
HPV en mond- en keelkanker met hun patiënten bespreken. 62,6% van de studenten gaf
aan dat het presenteren van HPV als risicofactor het gesprek met de patiënt over de relatie
tussen HPV en mond- en keelkanker vergemakkelijkt. De grootste reden dat studenten de
HPV vaccinatie niet zouden bespreken met patiënten is onvoldoende onderwijs over het
onderwerp (83,6%). De resultaten van de attitudevragen uit de enquête worden
weergegeven in tabel 5 (bijlage G).
Toetsende statistiek
De 13 subvragen (met een ordinaal meetniveau; de overige 6 subvragen hebben een
nominaal meetniveau) waarin de attitude van de respondenten werd getest, hebben weinig
samenhang met elkaar (α = 0,55). Het toepassen van statistische technieken was daarom
niet van toepassing.
39
3.2 Resultaten kwalitatief onderzoek - factoren die de bereidheid beïnvloeden
In totaal hebben zeven respondenten deelgenomen aan de interviews. Van de zeven
deelnemers volgden vier studenten de opleiding Mondzorgkunde aan de Hogeschool in
Utrecht, één student aan de Hanzehogeschool in Groningen, één student aan de
Hogeschool van Arnhem en Nijmegen en één student aan de hogeschool Inholland in
Amsterdam. Één student zat in het eerste studiejaar, één student in het tweede studiejaar,
twee studenten in het derde studiejaar en drie studenten in het vierde studiejaar. De leeftijd
van de studenten varieerde van 18 tot 48 jaar. Zes deelnemers waren vrouw en één
deelnemer was man. Vier studenten waren van Nederlandse afkomst. De andere twee
studenten waren van Iranese en Irakese afkomst. Drie studenten waren, behalve met de
Westerse cultuur, ook bekend met de Midden-Oosterse of Oosterse cultuur. Het
analyseschema van de interviews, inclusief de toegekende themacodes, wordt weergegeven
in tabel 6 (bijlage G).
In het vervolg van dit hoofdstuk worden de resultaten per themaonderwerp beschreven. Er is
gebruik gemaakt van citaten ter ondersteuning van de bevindingen. Het nummer dat wordt
vermeld achter elk citaat, komt overeen met het toegekende deelnemersnummer in de
transcripten (bijlage F).
Vaardigheden screenen
Zes deelnemers gaven aan geen of nauwelijks ervaring te hebben met het screenen op
mond- en keelkanker. Eén student vond dat er te weinig wordt gescreend op mond- en
keelkanker en gaf aan dit wel belangrijk te vinden. Eén student vertelde dat het screenen
meestal door de tandarts wordt gedaan. Twee studenten hebben hun ervaring vooral
opgedaan in de praktijk, tijdens bijvoorbeeld stage. Wat betreft visuele inspectie en palpatie
werd genoemd dat studenten vooral screenen op de aanwezigheid van verkleuringen (witte
vlekken), verdikkingen, harde structuren en contrastverschillen in de mond- en keelholte.
Drie deelnemers gaven aan het lastig te vinden om mondafwijkingen te herkennen. Eén
deelnemer vond het jammer om niet te weten hoe te handelen na het ontdekken van een
bepaalde afwijking, zo blijkt uit het volgende: ‘Na een tijdje ga je wel verschillen zien in de
mond, maar weet je toch niet wat je daar precies mee moet. Dat vind ik heel jammer, want ik
denk dat het heel belangrijk is dat je als mondhygiënist zoiets kan ontdekken en dat je weet
wat je ziet en wat je ermee kan doen.’ (2).
Richtlijn
Alle zeven deelnemers stonden positief tegenover het ontwikkelen van een richtlijn of
protocol voor het screenen op mond- en keelkanker. Zij waren van mening dat dit voor meer
40
duidelijkheid en ondersteuning zal zorgen bij het herkennen van mondafwijkingen. Een
typerend antwoord is:‘Ik denk dat als er een richtlijn is, dat je een soort van houvast hebt.’
(6). Eén deelnemer vermoedde dat een richtlijn niet zal bijdragen aan de bespreekbaarheid
van het onderwerp HPV en één deelnemer dacht van wel. Daarnaast werd de mening
gedeeld dat, wanneer er ooit een richtlijn wordt ontwikkeld, de naleving moet worden
gewaarborgd. Ook werd aangehaald dat het onderwerp HPV eerst onder de aandacht kan
worden gebracht in ziekenhuizen en daarna kan worden vertaald in een richtlijn binnen de
tandheelkunde.
Hulpmiddelen
Er werden ook andere hulpmiddelen genoemd die het screenen en de bespreekbaarheid van
HPV en mond- en keelkanker zouden kunnen bevorderen. Zo werden meer kennis en
informatie over het onderwerp door het verhogen van de bekendheid genoemd (twee
deelnemers) en werd het bespreken van het onderwerp aan de hand van een toevoeging
aan de medische anamnese aangehaald (twee deelnemers). Ook werd
voorlichtingsmateriaal genoemd, zoals een patiëntenfolder of een formulier voor de
behandelaar met daarop symptomen en afbeeldingen (drie deelnemers). Volgens twee
deelnemers zou een dergelijk hulpmiddel als ‘bruggetje’ kunnen fungeren om de drempel
van de bespreekbaarheid verlagen. Eén deelnemer meldde dat een hulpmiddel vooral niet te
uitgebreid moet zijn omdat dit de toepassing zou kunnen belemmeren. Een veelzeggend
antwoord is: ‘Ik denk nu meer aan voorlichtingsmateriaal; hoe je het kunt aankaarten bij
mensen, zodat mensen het zelf te weten komen. Want dan heb je een minder hoge drempel
dan wanneer je het zelf zou moeten aankaarten.’ (5).
Onderwijs
Het onderwijs binnen de opleiding Mondzorgkunde over de relatie tussen HPV en mond- en
keelkanker is volgens zes deelnemers onvoldoende. Alle deelnemers vonden het belangrijk
of noodzakelijk dat het onderwijs meer aandacht besteedt aan dit onderwerp. Er is behoefte
aan een richtlijn voor het onderwijs (om afwijkingen makkelijker te herkennen), het volgen
van colleges met duidelijk beeldmateriaal, meer praktische begeleiding en controle, een
communicatievak waarbij het bespreken van HPV en andere seksueel gerelateerde
onderwerpen aan bod komt en een apart onderdeel mond- en keelkanker binnen het
curriculum. Daarnaast zouden twee deelnemers het liefst deel willen nemen aan een
patiëntencollege waarbij zij daadwerkelijk in de mond kunnen meekijken. Eén deelnemer
vertelde het keuzevak ‘oncologie’ te hebben gevolgd. HPV is binnen het keuzevak wel
behandeld, maar niet uitgebreid. Bovendien bleken er na het volgen van de colleges nog
steeds onduidelijkheden te zijn over het onderwerp. Deze deelnemer zou willen weten wat
41
HPV is, welke risicogroepen er zijn, hoe men het kan diagnosticeren en welke voorlichting of
adviezen er gegeven kunnen worden. Eén deelnemer gaf aan een minor over dit onderwerp
gekozen te hebben, mocht deze beschikbaar zijn geweest. Twee deelnemers vonden dat de
kennis over mond- en keelkanker snel vervaagde, aangezien het onderwerp in het eerste
studiejaar werd behandeld en daarna werd overtroffen door andere onderwerpen die als
belangrijker werden beschouwd. Een allesomvattend antwoord is: ‘Ik vind het belangrijk om
er binnen het onderwijs meer over te leren. Het is natuurlijk verschrikkelijk als je iemand in
de stoel hebt die iets heeft en je weet niet hoe te handelen, en je hebt er niets aan kunnen
doen terwijl je dat eigenlijk als mondhygiënist wel had kunnen doen.’ (2).
Moeilijk bespreekbare onderwerpen
De meerderheid was het eens over het feit dat het moeilijk of lastig is om seksueel
gerelateerde onderwerpen met patiënten te bespreken (vijf deelnemers). Het antwoord:
‘HPV, ja dat is ook lastig omdat het een seksueel overdraagbare aandoening is.’ (1), geeft
aan dat het bespreken van HPV als moeilijk wordt ervaren vanwege de intimiteit van deze
seksueel overdraagbare aandoening. Naast seksueel gerelateerde onderwerpen werden
drugsgebruik, medicatiegebruik zoals antidepressiva en (kinder)mishandeling genoemd. Ook
het juist onder woorden kunnen brengen van onverwachte en ernstige situaties in de mond
werd als moeilijk ervaren.
Preventieve rol van de mondhygiënist
Wanneer er werd gevraagd naar de preventieve rol van de mondhygiënist ten aanzien van
HPV, dachten alle deelnemers aan het geven van voorlichting en adviezen. Zes deelnemers
gaven aan het belangrijk of noodzakelijk te vinden dat de mondhygiënist deze rol op zich
neemt, ondanks een voelbare drempel (moeilijk en lastig bespreekbaar onderwerp). Drie
deelnemers gaven aan dat een aanknopingspunt noodzakelijk is. Eén deelnemer was van
mening dat een gesprek over dit onderwerp de vertrouwensband met de patiënt ten goede
zal komen als men de voorlichting kan onderbouwen. Meer algemene bekendheid, het
opnemen van het onderwerp HPV in de medische anamnese en het geven van voorlichting
over HPV in groepsverband (op bijvoorbeeld scholen) zouden de preventieve rol kunnen
ondersteunen, doordat de drempel wat betreft de bespreekbaarheid van het onderwerp zo
wordt verlaagd. Een typerend antwoord dat gegeven werd, was: ‘Want de patiënten komen
zo ongeveer elk half jaar bij jou langs en ze worden niet elk half jaar bij een dokter
gescreend; dus ik vind dat wij daar wel een bijdrage aan kunnen leveren. Ik zou dat zeker
wel met de patiënt bespreken, ook al is het een moeilijk gesprek.’ (7).
42
HPV-vaccinatie
Vijf deelnemers zouden de HPV-vaccinatie niet adviseren aan patiënten. Van deze vijf
deelnemers zouden drie deelnemers ook de vaccinatie niet bespreken. Één van de drie zou
dit wel willen, maar vond dit lastig omdat er geen geschikt moment voor is. Argumenten die
werden genoemd voor het NIET bespreken zijn: het is niet de taak van de mondhygiënist
(meer van de GGD of huisarts), eigen ervaringen met HPV, onvoldoende wetenschappelijk
onderzoek en onbekendheid over de bijwerkingen op lange termijn. Twee deelnemers
zouden de HPV-vaccinatie wel adviseren (aan hoogrisico patiënten) en vonden dat de
verantwoordelijkheid voor de keuze om zich te laten vaccineren uiteindelijk bij de patiënt ligt.
Aan drie deelnemers werd gevraagd of zij hun eigen kinderen zouden vaccineren. Hier werd
uiteenlopend op gereageerd. Antwoorden varieerden van ‘Ja, ik zou het wel doen.’ (1) tot
‘Nee, ik ben sowieso niet zo voor de vaccinaties.’ (2) en ‘Op dit moment durf ik daar nog niet
veel over weg te geven.’ (3).
Cultuur
Drie deelnemers waren bekend met zowel de Westerse als een niet-Westerse cultuur. Wat
betreft het onderwerp HPV, ervaarden twee deelnemers geen verschillen tussen de culturen.
Eén van deze twee gaf aan dat dit te maken heeft met opvoeding en dat het persoonlijk is.
Wel zou een taalbarrière de bespreekbaarheid kunnen bemoeilijken. De moeder van één
deelnemer is tegen vaccinaties vanwege afkomst en geloof. Het verschil dat deze deelnemer
opmerkte, is dat Nederlanders nuchter zijn en zich snel laten vaccineren. De deelnemer gaf
aan dat het onderwerp HPV binnen de Midden-Oosterse cultuur als een taboe wordt gezien
en daarom niet binnen families wordt besproken. Toch zal het vermoedelijk worden
gewaardeerd wanneer zorgverleners dit soort onderwerpen bespreekbaar maken, zo bleek
uit het volgende: ‘Ik denk niet dat het in cultuur uit zal maken of het onderwerp meer of
minder serieus zal worden genomen. Het is cruciaal. Zeker is het moeilijk bij sommige
patiënten, maar dat is aan jou als mondhygiënist om die afweging te maken.’ (4).
43
4 Discussie
In dit hoofdstuk zullen de resultaten en tekortkomingen van het onderzoek ter discussie
worden gesteld. Het doel van dit praktijkgericht onderzoek was het verkrijgen van inzicht in
de bereidheid van Nederlandse studenten Mondzorgkunde om patiënten voor te lichten over
HPV en de associatie met oropharyngeale carcinomen en te onderzoeken welke factoren de
bereidheid beïnvloeden.
Resultaten ter discussie
Het huidige onderzoek kent veel overeenkomsten wanneer het onderzoek vergeleken wordt
met eerder uitgevoerde studies.
Allereerst gaf een kwart van de studenten Mondzorgkunde aan dat het theoretisch
onderwijs van de opleiding Mondzorgkunde de belangrijkste bron is voor het ontvangen van
informatie over HPV en mond- en keelkanker. Een vijfde deel van de studenten gaf aan op
geen enkele manier informatie over het onderwerp te hebben ontvangen. Met name derde-
en vierdejaars studenten Mondzorgkunde benoemden het theoretisch onderwijs als
voornaamste bron. Dit zou verklaard kunnen worden vanwege het feit dat studenten in het
verloop van de hoofdfase van de opleiding meer onderwijs over de onderwerpen hebben
genoten dan studenten in de propedeusefase. De resultaten van het huidige onderzoek
bevestigen dat meer onderwijs leidt tot meer kennis over het onderwerp; elk jaar nam het
kennisniveau met 28% toe. Dit kwam overeen met de resultaten van een soortgelijk
onderzoek onder studenten Tandheelkunde; de kennis van masterstudenten was groter dan
de kennis van bachelorstudenten (Martens en Verwijmeren, 2016).
Daarnaast liet het onderzoek van Martens en Verwijmeren (2016) zien dat studenten
in de masterfase minder vaak het antwoord ‘weet ik niet’ invulden dan in de bachelorfase. Dit
kwam overeen met de resultaten uit het huidige onderzoek. Naarmate de opleiding vordert,
vulden ook steeds minder studenten Mondzorgkunde het antwoord ‘weet ik niet’ in.
Vervolgens toonde een soortgelijk onderzoek onder tandartsen in de Verenigde
Staten van Amerika (Daley et al., 2014) aan dat tandartsen het belangrijk vonden om
patiënten voor te lichten over HPV en de relatie met oropharyngeale carcinomen. Daarnaast
wees zowel het onderzoek van Daley et al. (2014) onder tandartsen als het onderzoek van
Martens en Verwijmeren (2016) onder studenten Tandheelkunde uit dat het ontwikkelen van
een richtlijn met betrekking tot het screenen op mond- en keelkanker, het bespreken van de
relatie tussen HPV en oropharyngeale carcinomen en de wijze van het adviseren van de
HPV-vaccinatie aan de patiënten als belangrijk werd beschouwd. Dit kwam overeen met de
resultaten uit het huidige onderzoek. Zo gaven ook studenten Mondzorgkunde aan dat
44
mondhygiënisten de relatie tussen HPV en mond- en keelkanker met hun patiënten dienen te
bespreken, het belangrijk is een richtlijn te ontwikkelen en er binnen het onderwijs meer
aandacht dient te worden besteed aan het screenen op mond- en keelkanker en de
bespreking hiervan met de patiënt.
Het merendeel van de tandartsen in het onderzoek van Daley et al. (2014) gaf aan
het onderwerp wel met hun patiënten te willen bespreken (precontemplatie, contemplatie),
maar dit niet direct zouden doen. Ook studenten Mondzorgkunde uit het huidig onderzoek
gaven dit aan. Studenten zijn bereid patiënten voor te lichten over het onderwerp, mede
vanwege de preventieve rol van het beroep mondhygiënist, maar gaven aan dat er teveel
factoren zijn die de bereidheid belemmeren, zoals weinig kennis over het onderwerp en de
intimiteit van het onderwerp.
Verder gaven zowel de tandartsen in het onderzoek van Daley et al. (2014), de
studenten Tandheelkunde in het onderzoek van Martens en Verwijmeren (2016) en de
studenten Mondzorgkunde in het huidige onderzoek aan het lastig te vinden om seksueel
gerelateerde onderwerpen met hun patiënten te bespreken. Terwijl in het onderzoek onder
studenten Tandheelkunde nog werd gespeculeerd over onvoldoende training op dit gebied
als mogelijke oorzaak, kan het huidige onderzoek bevestigen dat er behoefte is aan een
communicatief vak waarbij het bespreken van HPV en andere seksueel gerelateerde
onderwerpen aan bod komt. Andere onderwerpen die studenten Mondzorgkunde lastig
vonden om te bespreken waren huiselijk geweld en eetstoornissen. Studenten
Tandheelkunde vonden het bespreken van huiselijk geweld lastig. Zowel studenten
Tandheelkunde als studenten Mondzorgkunde gaven aan het bespreken van de relatie
tussen mondgezondheid en algehele gezondheid en het bespreken van ongezonde
leefgewoontes makkelijk te vinden.
Ten slotte toont het onderzoek van Martens en Verwijmeren (2016) aan dat studenten
Tandheelkunde onzeker zijn over het uitvoeren van een mondonderzoek naar mond- en
keelkanker. Zij wensten daar meer onderwijs over te ontvangen. Ongeveer de helft van de
studenten Mondzorgkunde uit het huidige onderzoek gaf aan onzeker te zijn over het
screenen op mond- en keelkanker, maar het overgrote merendeel gaf aan dat meer
onderwijs zal bijdragen aan het onderzoeken van alle patiënten op mond- en keelkanker.
Ook het ontwikkelen van een richtlijn met betrekking tot het screenen wordt door studenten
Mondzorgkunde als zeer belangrijk beschouwd.
Naast bovenstaande overeenkomsten, zijn er ook verschillen te benoemen tussen het
huidige onderzoek en eerder uitgevoerde studies.
Allereerst bleek uit het onderzoek van Daley et al. (2014) dat tandartsen de kennis
over HPV en de relatie met mond- en keelkanker grotendeels hebben verworven via televisie
45
en wetenschappelijke publicaties. Het merendeel van de studenten Mondzorgkunde uit het
huidige onderzoek en de studenten Tandheelkunde uit het onderzoek van Martens en
Verwijmeren (2016) gaven aan kennis over dit onderwerp verkregen te hebben via het
theoretisch onderwijs aan de betreffende opleiding. Deze verschillen zijn wellicht te verklaren
vanwege het feit dat tandartsen zelf verantwoordelijk zijn voor het up-to-date houden van
hun kennis via het volgen van bij- en nascholing en het lezen van wetenschappelijke
vakliteratuur. Studenten volgen onderwijs waardoor zij wellicht zelf niet de
verantwoordelijkheid nemen om wetenschappelijke literatuur te lezen; waardoor dit voor hen
geen belangrijke informatiebron vormt.
Daarnaast bezaten de masterstudenten Tandheelkunde in het onderzoek van
Martens en Verwijmeren (2016) meer kennis over het HPV virus dan de bachelorstudenten.
De kennis over de HPV vaccinatie bleek echter voor beide studiefasen gelijk. Het
kennisniveau van studenten Mondzorgkunde in het huidige onderzoek wat betreft zowel het
HPV virus als de HPV vaccinatie was onvoldoende. Een verklaring hiervoor zou kunnen zijn
dat studenten Tandheelkunde beter geschoold zijn en hierdoor meer kennis geworven
hebben over het onderwerp. Een andere mogelijke verklaring zou kunnen zijn dat er binnen
het academisch onderwijs meer aandacht wordt besteed aan de theorie van het onderwerp
dan binnen een beroepsopleiding.
Vervolgens hebben 303 studenten deelgenomen aan de enquête van het huidige
onderzoek; een respons van 24,3% waar de onderzoekers zeer verheugd over waren. Van
de respondenten waren 102 studenten bereid om deel te nemen aan een individueel
interview; een respons van 33,7%. De respons op de enquête in het onderzoek onder
studenten Tandheelkunde was slechts 13,8% (Martens en Verwijmeren, 2016). De respons
op de enquête in het onderzoek onder tandartsen was 8,2% (Daley et al., 2014). Het verschil
in respons zou allereerst verklaard kunnen worden door de actualiteit van het onderwerp bij
studenten Mondzorgkunde. Het onderwerp HPV en oropharyngeale carcinomen is een
onderwerp dat door veel studenten Mondzorgkunde als interessant en leerzaam wordt
gezien. Een tweede verklaring zou te maken kunnen hebben met de wijze waarop de
enquête is verspreid. In het onderzoek onder studenten Tandheelkunde is de enquête per
mail verspreid en is er eenmalig een reminder verstuurd. In het huidige onderzoek zijn er
verschillende methoden gebruikt voor de verspreiding, waaronder e-mail, de elektronische
leeromgeving en verschillende Facebookgroepen (inclusief meerdere reminders). Daarnaast
was er in het huidige onderzoek een beloning uitgeloofd voor personen die deelnamen aan
de enquête. Dit heeft mogelijk een positieve invloed uitgeoefend op de respons.
In het onderzoek onder studenten Tandheelkunde (Martens en Verwijmeren, 2016) is
er enkel onderzoek gedaan onder studenten Tandheelkunde aan het ACTA in Amsterdam,
hoewel er meerdere opleidingen Tandheelkunde in Nederland gevestigd zijn. De resultaten
46
van het onderzoek geven daarom geen goede afspiegeling van de gehele Nederlandse
populatie studenten Tandheelkunde en het doen van gegeneraliseerde uitspraken over het
onderwerp was niet mogelijk. In het huidige onderzoek zijn echter alle studenten
Mondzorgkunde in Nederland bereikt voor deelname aan het onderzoek; middels een a-
selecte steekproef (lage selectiebias). Het huidige onderzoek was daarmee een landelijk
onderzoek. Dit vergroot, samen met de hoge(re) respons, de externe validiteit en daarmee
het doen van gegeneraliseerde uitspraken over studenten Mondzorgkunde in Nederland; wat
betreft dit onderwerp. De externe validiteit had hoger geweest als de respons nog hoger was
geweest of de totale onderzoekspopulatie de enquête had ingevuld.
In het onderzoek van Daley et al. (2014) en Martens en Verwijmeren (2016) is er ten
slotte alleen een kwantitatief onderzoek uitgevoerd. Het huidige onderzoek bevatte zowel
een kwantitatief als een kwalitatief gedeelte waarbij in het kwalitatieve gedeelte de veelheid
aan meningen van de studenten met betrekking tot het onderwerp en de bereidheid werd
verzameld. De onderzoekspopulatie was heterogeen wat gezorgd heeft voor een hoge
interne validiteit.
Tekortkomingen
Er zijn verschillende tekortkomingen van het huidige onderzoek te benoemen.
Allereerst zijn de demografische vragen in de enquête aan het eind opgenomen. Dit
met als reden om de deelnemers eerst de meer moeilijke en aan het onderwerp gerelateerde
vragen te laten beantwoorden en aan het eind de meer makkelijke vragen (demografische
vragen). Het nadeel hiervan is echter dat er studenten zijn die deelgenomen hebben aan de
enquête, maar slechts een aantal vragen hebben ingevuld. Van deze respondenten zijn geen
demografische gegevens beschikbaar, zoals onder andere het geslacht, de hogeschool en
het studiejaar. Voor vervolgonderzoek wordt aanbevolen eerst de demografische vragen te
stellen binnen de enquête alvorens over te gaan naar de vragen met betrekking tot de
andere variabelen die getest worden.
Daarnaast volgt bijna de helft van de respondenten van het kwantitatieve gedeelte
van het onderzoek de opleiding Mondzorgkunde aan de Hogeschool in Utrecht. Dit zal
grotendeels te wijten zijn aan de wijze waarop de enquête is verspreid. Hogeschool Utrecht
en Hogeschool Arnhem en Nijmegen waren de enige hogescholen waar de enquête per mail
verspreid kon worden. In Utrecht is, in tegenstelling tot de Hogeschool in Arnhem en
Nijmegen, tevens nog een e-mail als reminder verstuurd. Dit leidde tot een hoge respons van
de studenten aan de Hogeschool Utrecht. Een andere verklaring hiervoor zou kunnen zijn
dat de onderzoekers van het huidige onderzoek de opleiding volgden aan de Hogeschool in
Utrecht en studenten uit Utrecht de enquête hierdoor sneller invulden wegens solidariteit. Het
feit dat de plaats Utrecht centraal ligt en studenten uit verschillende streken van het land de
47
opleiding in Utrecht volgen, maakt dit gegeven van minder belang. Echter had een eerlijke
verdeling tussen de opleidingen beter geweest. Wellicht had er één methode gekozen
moeten worden voor het verspreiden van de enquête. Gezien het feit dat de verschillende
hogescholen aangaven de enquête op een andere manier te willen verspreiden, was dit niet
haalbaar en is er de keuze gemaakt om de studenten binnen de vier hogescholen via
verschillende wegen te benaderen. Wat betreft het kwalitatieve gedeelte van het onderzoek
zijn deelnemers geselecteerd aan de hand van variërende kenmerken. De hogeschool waar
de deelnemers de opleiding volgden was slechts één van deze zeven kenmerken waarop is
geselecteerd.
Vervolgens verschilden de uitkomsten van de drie kennisvragen uit de enquête van
elkaar. Het gemiddeld percentage dat de studenten scoorden voor kennisvraag 1 (patiënten
met een verhoogd risico met mond- en keelkanker) was 82,6%; voor kennisvraag 2 (HPV-
virus) 43,3% en voor kennisvraag 3 (HPV-vaccinatie) 44,7%. Het gemiddeld percentage van
de drie kennisvragen was daarmee 54,2% (een score van ≥ 60% werd gezien als voldoende
kennis). Een eerste verklaring voor deze uitkomst zouden de verschillende
antwoordmogelijkheden kunnen zijn. Alleen bij de eerste kennisvraag is er geen
antwoordoptie ‘weet ik niet’ toegevoegd. De andere twee kennisvragen beschikten wel over
deze keuzemogelijkheid. De gokkans bij de eerste kennisvraag is dus groter (50%) dan bij
de andere twee kennisvragen (33,3%). Hoe groter de gokkans is, hoe groter de kans is dat
het juiste antwoord wordt ingevuld. Een tweede verklaring voor deze uitkomst zou de
volgorde kunnen zijn waarin de vragen gesteld zijn. Waar men mee start, wordt over het
algemeen het beste gedaan. Naarmate een enquête langer duurt, neemt de concentratie van
de deelnemer af waardoor bij de tweede en derde kennisvraag de kans groter is om ‘weet ik
niet’ in te vullen; uit gemakzucht. Een derde verklaring zou te maken kunnen hebben met de
inhoud van de vragen. De eerste kennisvraag gaat over patiënten die een verhoogd risico
hebben op mond- en keelkanker. De tweede kennisvraag gaat over het HPV-virus en de
derde kennisvraag gaat over de HPV-vaccinatie. Het zou kunnen zijn dat de kennis van de
studenten over mond- en keelkanker beter is dan de kennis over het HPV-virus en de HPV-
vaccinatie. Studenten Tandheelkunde scoorden immers ook lager bij de kennisvragen over
de HPV-vaccinatie (Martens en Verwijmeren, 2016).
Er is een significant verschil in opleiding aangetoond bij het vergelijken van het
kennisniveau. De resultaten toonden aan dat de kennis over HPV en de associatie met
oropharyngeale carcinomen van studenten die de opleiding volgden aan de Hogeschool
Utrecht het laagst was. Een kanttekening hierbij is dat de opleiding in Utrecht met ongeveer
50% de hoogste opkomst had; gevolgd door de opleidingen in Groningen en Nijmegen
(ongeveer 20%). Amsterdam had met ongeveer 10% de laagste opkomst. Studenten van de
opleidingen in Groningen, Nijmegen en Amsterdam scoorden rond de 60% van de vragen
48
goed, terwijl Utrechtse studenten 50% goed scoorden. De uitkomst dat het gemiddeld
kennisniveau van alle studenten onvoldoende was; zou te wijten kunnen zijn aan de hoge
opkomst en het lage kennisniveau van de studenten aan de Hogeschool Utrecht.
Daarnaast zou het feit dat juist de meer betrokken studenten deelnamen aan de
enquête, bijgedragen kunnen hebben aan vertekening van de resultaten van het kwalitatieve
gedeelte van het onderzoek. Naar verwachting hebben studenten met een duidelijk
negatieve attitude en deelnemers die het onderwerp niet belangrijk vinden en er niet in zijn
geïnteresseerd niet deelgenomen aan het kwantitatieve gedeelte van het onderzoek en
zouden zij ook hun e-mailadres niet hebben opgegeven voor deelname aan het kwalitatieve
onderzoek.
Vervolgens is een systematische verstoring die veel voorkomt binnen praktijkgericht
onderzoek het verkrijgen van sociaal wenselijke antwoorden. Er zouden sociaal wenselijke
antwoorden gegeven kunnen zijn doordat studenten de neiging hadden in hun antwoorden
niet prijs te geven wat ze werkelijk dachten of voelden, maar rekening te houden met de
vraagsteller of met de mogelijke gevolgen van hun antwoorden. Aspecten zoals persoonlijke
ervaringen en openheid vervullen een mogelijke rol bij het geven van sociaal wenselijke
antwoorden. Om de betrouwbaarheid van het onderzoek te verhogen werden de enquêtes
digitaal verspreid en werden de interviews individueel afgenomen vanwege de aard van het
onderwerp. Zowel in het kwantitatieve onderzoek als in het kwalitatieve onderzoek werden
afspraken gemaakt over ethische aspecten, waaronder anonimiteit, door gebruik te maken
van een toestemmingsverklaring.
Wat betreft het kwalitatieve gedeelte van het onderzoek zijn er in totaal zeven
interviews afgenomen waarna deze werden geanalyseerd. Dit zou in het vervolg anders
aangepakt kunnen worden. Wellicht had er tussentijds al kunnen worden geanalyseerd.
Kwalitatief onderzoek heeft namelijk als kenmerk dat bij aanvang een kant-en-klaar
conceptueel kader veelal ontbreekt. Het doel van het kwalitatieve onderzoek is om een
conceptueel kader op te stellen, of aan te vullen, op basis van het materiaal. Door tussentijds
te analyseren is het mogelijk om in de vervolginterviews beter door te vragen naar bepaalde
onderwerpen of nieuwe onderwerpen in te brengen en om vragen nauwkeuriger te
formuleren.
Ten slotte bestaat er de mogelijkheid dat de omstandigheden van de interviewers van
invloed zijn geweest op de resultaten. De interviewers waren onervaren in de uitvoering van
kwalitatief onderzoek en hadden voorheen nooit onderzoek gerelateerde interviews
afgenomen. De enige oefening bestond uit het volgen van een eenmalige training met een
docent Mondzorgkunde. Wellicht verbeterde de afname van de interviews naarmate deze
vorderden of verliepen de eerste interviews juist beter omdat de training vlak (een uur) voor
het eerste interview plaatsvond.
49
Vervolgonderzoek
Aanbevolen wordt om dit onderzoek te herhalen na bijvoorbeeld twee en vijf jaar middels
longitudinaal onderzoek, na het opvolgen van de klinische aanbevelingen van het huidige
onderzoek. Zo kan worden getest in hoeverre de bereidheid van studenten Mondzorgkunde
beïnvloed wordt door het toepassen van maatregelen, ontwikkelen van preventiestrategieën
of aanpassingen in het onderwijs. Ook wordt aanbevolen om het kennisniveau binnen de
verschillende studiejaren en per opleiding te analyseren middels multivariabele regressie. In
het huidige onderzoek werden alleen de gemiddelde scores per hogeschool of de
gemiddelde scores per studiejaar geïnterpreteerd; aangezien het toepassen van multivariate
statistiek het bachelorniveau van deze opleiding overstijgt. Daarnaast wordt aanbevolen het
huidige onderzoek uit te voeren onder mondhygiënisten om een representatief beeld te
krijgen van de wijze waarop mondhygiënisten met ervaring in het werkveld tegenover dit
onderwerp staan. Vervolgonderzoek wordt zeker aanbevolen, aangezien de incidentie van
HPV-gerelateerde oropharyngeale carcinomen is gestegen en dit niet wenselijk is; voor
zowel de patiënt als voor de tandheelkundige behandelaar.
50
5 Conclusie
In het huidige onderzoek stond de volgende probleemstelling centraal:
In hoeverre zijn studenten Mondzorgkunde bereid om patiënten voor te lichten over HPV en
de associatie met oropharyngeale carcinomen en welke factoren beïnvloeden de bereidheid?
De drie onderzoeksvragen die aan de hand van bovenstaande probleemstelling zijn
opgesteld, zullen hieronder worden vermeld en beantwoord.
1 Wat is de kennis van studenten Mondzorgkunde over HPV en de associatie met
oropharyngeale carcinomen?
Het kennisniveau van studenten Mondzorgkunde is binnen alle studiejaren onvoldoende. Het
kennisniveau verschilt significant per studiejaar en hogeschool en neemt significant toe
naarmate de opleiding vordert.
2 Hoe is de attitude van studenten Mondzorgkunde met betrekking tot het voorlichten van
patiënten over HPV en de associatie met oropharyngeale carcinomen?
Studenten Mondzorgkunde hebben een overwegend positieve attitude. Zij vinden het
belangrijk om de relatie tussen HPV en oropharyngeale carcinomen met patiënten te
bespreken.
3 Welke factoren beïnvloeden de bereidheid van studenten Mondzorgkunde om patiënten
voor te lichten over HPV en de associatie met oropharyngeale carcinomen?
De bereidheid wordt belemmerd doordat studenten Mondzorgkunde HPV ervaren als een
moeilijk bespreekbaar onderwerp vanwege de intimiteit, het lage kennisniveau en de geringe
ervaring met het bepreken van dit onderwerp. De bereidheid kan worden bevorderd door
meer onderwijs (theoretisch, praktisch en communicatief), het ontwikkelen van een richtlijn of
voorlichtingsmateriaal, het opnemen van HPV in de medische anamnese, het presenteren
van HPV als risicofactor en het geven van collectieve voorlichting in plaats van individuele
voorlichting. Studenten Mondzorgkunde hebben behoefte aan een aanknopingspunt om de
bespreekbaarheid te vergroten.
Geconcludeerd kan worden dat studenten Mondzorgkunde bereid zijn een rol te spelen
binnen de preventie van HPV en oropharyngeale carcinomen. Meer onderwijs, ervaring en
hulpmiddelen zijn noodzakelijk om deze preventieve taak daadwerkelijk te implementeren.
51
6 Aanbevelingen
Op grond van de conclusies van het onderzoek kunnen aanbevelingen worden gedaan aan
de opleidingen Mondzorgkunde en de beroepspraktijk.
6.1 Opleidingen Mondzorgkunde
Allereerst wordt de opleidingen Mondzorgkunde in Amsterdam, Arnhem en Nijmegen,
Groningen en Utrecht aanbevolen om binnen de verschillende studiejaren meer onderwijs
aan te bieden over HPV en oropharyngeale carcinomen. Het kennisniveau van de studenten
wat betreft dit onderwerp is onvoldoende, terwijl het als een belangrijk onderwerp wordt
gezien binnen de preventieve mondzorg. Studenten zijn van mening dat mondhygiënisten de
relatie tussen HPV en oropharyngeale carcinomen dienen te bespreken met hun patiënten
en dat er binnen het onderwijs te weinig aandacht aan wordt besteed. Studenten hebben
binnen het onderwijs wel eens gehoord van het onderwerp maar hebben weinig inhoudelijke
kennis. Het onderwijs valt daarom aan te raden meer aandacht te besteden aan deze
onderwerpen in het theoretisch en klinisch onderwijs.
Wat betreft het theoretisch onderwijs wordt aangeraden dit onderwerp te versterken
middels colleges over afwijkingen met duidelijk beeldmateriaal en het aanbieden van een
keuzevak of minor. Binnen het praktisch onderwijs zou het integreren van een
(patiënten)college en het behandelen van casussen van toegevoegde waarde kunnen zijn
voor het curriculum. Ook is er behoefte aan meer praktische begeleiding en controle door
docenten tijdens het uitvoeren van een mondonderzoek. Daarnaast wordt aanbevolen om
het onderwerp in elk studiejaar terug te laten komen als een apart onderdeel ‘mond- en
keelkanker’ waarbij HPV als afzonderlijk onderwerp wordt besproken.
Verder wordt het onderwijs aanbevolen om een communicatief vak te ontwikkelen
waarin het bespreken van HPV en andere seksueel gerelateerde onderwerpen aan bod
komt. Dit zal de bespreekbaarheid van moeilijk bespreekbare onderwerpen, zoals seksueel
gerelateerde onderwerpen, in de toekomst vergemakkelijken. Het integreren van dit
onderwerp binnen het onderdeel ‘slechtnieuws-gesprekken’ zou een optie zijn. Dit zou
kunnen worden gepraktiseerd door het oefenen met een acteur.
6.2 Beroepspraktijk
Wat betreft de beroepspraktijk wordt aanbevolen om een richtlijn te ontwikkelen voor het
screenen op mond- en keelkanker zodat studenten meer zekerheid kunnen ontwikkelen. Er
wordt aanbevolen een dergelijk hulpmiddel in te zetten om meer duidelijkheid te creëren en
ondersteuning te bieden bij het herkennen van oncologie gerelateerde mondafwijkingen. Een
52
richtlijn of protocol moet handig en snel toepasbaar zijn voor een optimale naleving. Ook kan
- in overleg met ziekenhuizen - worden nagedacht over het integreren van een richtlijn die
zowel in ziekenhuizen als in de tandheelkunde kan worden toegepast. Er wordt aanbevolen
om gebruik te maken van de kennis in ieders vakgebied bij het opstellen van een dergelijke
richtlijn.
Daarnaast wordt het ontwikkelen van voorlichtingsmateriaal over HPV aanbevolen,
zodat de drempel van de bespreekbaarheid van het onderwerp wordt verlaagd. Ter
ondersteuning van de voorlichting wordt niet alleen gedacht aan een patiëntenfolder, maar
ook aan voorlichtingsmateriaal voor de behandelaar. Belangrijk is dat het
voorlichtingsmateriaal naast inhoudelijke informatie over HPV en de relatie met
oropharyngeale carcinomen vooral visuele informatie bevat.
Vervolgens wordt aanbevolen om het onderwerp HPV op te nemen in de medische
anamnese. Deze toevoeging levert een aanknopingspunt voor de behandelaar om het
onderwerp aan te halen en eventueel door te vragen. Dit verlaagt wederom de drempel van
de bespreekbaarheid en zorgt tegelijkertijd voor een gelijke benadering van patiënten,
waardoor zij zich niet benadeeld voelen.
Verder wordt de Gezondheidsraad in Nederland geadviseerd meer onderzoek te
verrichten naar het effect van de HPV-vaccinatie bij jongens en volwassenen; met als doel
het daadwerkelijk aanbieden van de HPV-vaccinatie aan deze doelgroepen. Hierdoor zou de
HPV incidentie kunnen worden verlaagd en indirect het aantal oropharyngeale carcinomen
kunnen worden teruggedrongen.
Ten slotte wordt de Nederlandse Vereniging voor Mondhygiënisten aanbevolen om
een cursus of trainingsprogramma te ontwikkelen voor de reeds afgestudeerde
mondhygiënisten. Zo krijgen ook zij de kans om hun kennis en communicatieve
vaardigheden met betrekking tot dit onderwerp te verbeteren. Daarnaast wordt de
Nederlandse Vereniging voor Mondhygiënisten aanbevolen zich te beraden over het
ontwikkelen van een collectieve voorlichting over dit onderwerp voor het voortgezet
onderwijs.
53
7 Literatuurlijst
Ajzen, I. (2005). Attitudes, Personality and Behavior. Open University Press.
Beaton, D.E., Bombardier, C., Guillemin, F. & Ferraz, M.B. (2000). Guidelines for the process
of cross-cultural adaptation of self-report measures. Spine. 25, 3186-91.
Berger, N.A., Savvides, P., Koroukian, S.M., Kahana, E.F., Deimling, G.T., Rose, J.H. &
Bowman, K.F. (2006). Cancer in the elderly. Transactions of the American Clinical and
Climatological Association. 117, 147-156.
Beroepsprofiel Mondhygiënist in Nederland (2006). Kwaliteitswetgeving gezondheidszorg.
Opgevraagd op 22 november 2016 via http://www.mondhygienisten.nl/wp-
content/uploads/2016/03/Beroepsprofiel-NVM-mondhygienisten.pdf.
Bowen, D.M. (2013). History of dental hygiene research. Journal of Dental Hygiene. 87, 5-22.
Bruijns, V. & Kok, M. (2013). Leidraad toetsen en beoordelen. Opgevraagd op 21 januari
2016 via https://score.hva.nl/Bronnen/HvA%20Leidraad%20Toetsen%20en%20Beoordelen.
Pdf.
Daley, E., Dodd, V., DeBate, R., et al. (2014). Prevention of HPV-related oral cancer:
assessing dentists’ readiness. Elsevier Public health. 218, 231-238.
Doyle, L., Brady, A-M. & Byrne, G. (2009). An overview of mixed methods research. Journal
of Research in Nursing. 14, 175.
D’Souza, G., Kreimer, A.R., Viscidi, R., Pawlita, M., Fahkry, C., Koch, W.M. et. al (2007).
Case-control study of human papillomavirus and oropharyngeal cancer. The New England
Journal of Medicine. 256(19), 1944-56.
Fishbein, M. & Ajzen, I. (1975). Belief, attitude, intention and behavior: An introduction to
theory and research. Reading, MA: Addison-Wesley.
Giddings, L.S. & Grant, B.M. (2006). Mixed methods research for the novice researcher.
Contemporary Nurse. 23, 3–11.
54
Gillison, M.L, Chaturvedi, A.K. & Lowy, D.R. (2008). HPV prophylactic vaccines and the
potential prevention of noncervical cancers in both men and women. Cancer. 113(S10),
3036-46.
Hashibe, M., Brennan, P., Benhamou, S., Castellsague, X., Chen, C., Curado, M.P. et. al
(2007). Alcohol drinking in never users of tobacco, cigarette smoking in never drinkers, and
the risk of head and neck cancer: pooled analysis in the International Head and Neck Cancer
Epidemiology Consortium. Journal of the National Cancer Institute. 99, 777-789.
Integraal Kankercentrum Nederland (IKNL) (2016). Opgevraagd op 5 oktober 2016 van
http://www.cijfersoverkanker.nl/selecties/Incidentie_kanker_totaal/img57f5143d99f07.
Kellerman, A. (2002). The Internet on Earth – a Geography of Information. Chichester: John
Wiley and Sons Ltd.
Koller, M., Aaronson, N.K., Blazeby, J., Bottomley, A., Dewolf, L., Fayers, P. (2007).
Translation procedures for standardised quality of life questionnaires: The European
Organisation for Research and Treatment of Cancer (EORTC) approach. European Journal
of Cancer. 43, 1810-20.
Likert, R. (1932). A Technique for the Measurement of Attitudes. Archives of Psychology.
140, 1-55.
Mammas, I.N., Sourvinos, G., Zaravinos, A. & Spandidos, D.A. (2011). Vaccination against
human papilloma virus (HPV): epidemiological evidence of HPV in non-genital cancers.
Pathology and Oncology Research. 17(1), 103-19.
Martens, J. & Verwijmeren, P. (2016). De mening van tandheelkundestudenten over de rol
van tandartsen bij de preventie van HPV. Bachelorscriptie ACTA – sectie orale biochemie en
MTI. 1-25.
Matthijsse, S.M., Hontelez, J.A., Naber, S.K., Rozemeijer, K., Kolk de, I.M. et. al (2016).
Public health benefits of routine human papillomavirus vaccination for adults in the
Netherlands: a mathematical modeling study. The Journal of Infectious Diseases. 214(6),
854-61.
55
MES-FG (2016). Ethische verantwoording. Opgevraagd op 28 september 2016 via
https://onderwijsteams.sharepoint.hu.nl/fg/MES_FG/default.aspx.
Minassian, M. (2014). HPV-positive head and neck cancers: a review of the literature.
Journal of Dental Hygiene. 88(4): 194-201.
Nonaka, I. & Takeuchi, H. (1997). De kenniscreërende onderneming. Hoe Japanse bedrijven
innovatieprocessen in gang zetten. Schiedam: Scriptum.
Nederlandse Vereniging voor Mondhygiënisten (NVM) (2009). Beroepsprofiel mondhygiënist
in Nederland. Opgevraagd op 6 oktober 2016 van http://www.mondhygienisten.nl/wp-
content/uploads/2016/03/Beroepsprofiel-NVM-mondhygienisten.pdf.
Onwuegbuzie, A. J. & Leech, N. L. (2006). Linking Research Questions to Mixed Methods
Data Analysis Procedures 1.The Qualitative Report. 11(3), 474-498.
Perloff, R.M. (2003). The Dynamics of Persuasion, Communication and Attitudes in the 21st
century (2e druk). Mahwah, NJ/London: Lawrence Erlbaum Associates.
Petersen, M.A., Groenvold, M., Bjorner, J.B., Aaronson, N.K., Conroy, T. & Cull, A. (2003).
Use of differential item functioning analysis to assess the equivalence of translations of a
questionnaire. Quality of Life Research. 12, 373-85.
Rappuoli, R., Mandl, C.W., Black, S. & De Gregoria, E. Vaccines for the twenty-first century
society. Nature Reviews Immunology. 11, 865-72 .
Rautava, J. & Syrjänen, S. (2011). Human papillomavirus infections in the oral mucosa.
Journal of the American Dental Association. 142(8), 905-14.
Rietbergen, M.M., Leemans, C.R., Bloemena, E., Heideman, D.A.M., Braakhuis, B.J.M.,
Hesselink, A.T. (2013). Increasing prevalence rates of HPV attributable oropharyngeal
squamous cell carcinomas in the Netherlands as asessed by a validated test algorithm.
International Journal of Cancer. 132, 1565-1571.
Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) (2016). Ministerie van
Volksgezondheid Welzijn en Sport. Opgevraagd op 5 oktober 2016 van
http://www.rivm.nl/Onderwerpen/H/ HPV_Humaan_Papillomavirus.
56
Robson, C. (2002). Real World Research. A Resource for Social Scientists and Practioner-
Researchers (2e druk). Oxford: Paperback.
Smith, E.M., Ritchie, J.M., Summersgill, K.F., Klussmann, J.P., Lee, J.H., Wang, D. et. al
(2004). Age, sexual behavior and human papillomavirus infection in oral cavity and
oropharyngeal cancers. International Journal of Cancer. 108(5), 766-72.
Universiteit Utrecht (2017). Censuur: theorie. Opgevraagd op 21 januari 2016 via
http://toetsing.sites.uu.nl/modules/cesuur/cesuur-theorie/.
Weggeman, M. (1997). Kennismanagement; inrichting en besturing van kennisintensieve
organisaties. Schiedam: Scriptum.
Westra, W.H. (2009). The changing face of head and neck cancer in the 21st century: the
impact of HPV on the epidemiology and pathology of oral cancer. Head and Neck Pathology.
3, 78-81.
57
Bijlage A Toestemmingsverklaring
Titel onderzoek: HPV en de toekomstige mondhygiënist - De bereidheid om patiënten
voor te lichten over HPV en de associatie met oropharyngeale
carcinomen.
Onderzoekers: Rosalie Dool en Iris van den Berg
Toestemming deelnemer
Ik verklaar op een voor mij duidelijke wijze te zijn ingelicht over de aard, methode, doel en (indien
aanwezig) de risico’s en belasting van het onderzoek. Ik weet dat de gegevens en resultaten van het
onderzoek alleen anoniem en vertrouwelijk aan derden bekend gemaakt zullen worden. Mijn vragen
zijn naar tevredenheid beantwoord.
Ik begrijp dat onderzoeksgegevens uitsluitend voor analyse en/of wetenschappelijke presentaties
zullen worden gebruikt.
Ik stem geheel vrijwillig in met deelname aan dit onderzoek. Ik behoud me daarbij het recht om op elk
moment zonder opgaaf van redenen mijn deelname aan dit onderzoek te beëindigen.
Ik weet dat ik, mocht ik verdere vragen hebben, contact op kan nemen met de onderzoeker(s) via de
e-mail ([email protected] / [email protected]).
Naam deelnemer:
Mondelinge toestemming is gegeven op datum:
Toestemming uitvoerende onderzoekers
Ik heb een mondelinge en schriftelijke toelichting gegeven op het onderzoek. Ik zal resterende vragen
over het onderzoek naar mijn vermogen beantwoorden. De deelnemer zal van een eventuele
voortijdige beëindiging van deelname aan dit onderzoek geen nadelige gevolgen ondervinden.
Naam onderzoekers: Rosalie Dool en Iris van den Berg
Mondelinge toestemming is gegeven op datum:
58
Bijlage B Samenwerkingsovereenkomst
59
60
61
62
Bijlage C Enquête
Introductie
Je patiënt voorlichting geven over HPV; iets voor jou?
Deze enquête is onderdeel van ons onderzoek naar de bereidheid van studenten
Mondzorgkunde om patiënten voor te lichten over het humaan papillomavirus (HPV) en de
associatie met mond- en keelkanker. HPV is een virus dat onder andere
baarmoederhalskanker en mond- en keelkanker veroorzaakt.
Met deze enquête hopen we inzicht te krijgen in de kennis en attitude van Nederlandse
studenten Mondzorgkunde ten aanzien van HPV. Ons onderzoek zal daarom worden
uitgevoerd onder alle studenten aan de opleidingen Mondzorgkunde in Amsterdam,
Groningen, Nijmegen en Utrecht.
Het doel van dit onderzoek is het verbeteren van de kwaliteit van de preventieve mondzorg,
waardoor het aantal kankergevallen door HPV in de toekomst mogelijk afneemt.
Het invullen van deze enquête neemt minder dan 10 minuten in beslag. Resultaten worden
anoniem verwerkt.
Deelname wordt beloond! Onder de respondenten worden 8 bioscoopbonnen verdeeld.
Alvast bedankt voor je medewerking, wij waarderen dit enorm!
Rosalie Dool & Iris van den Berg
Door op ‘volgende’ te klikken stem je in met deelname aan het onderzoek.
63
Hoe zeker ben je over je vaardigheden wat betreft het toepassen van de volgende methoden voor het
screenen op mond- en keelkanker? Palpatie = voelen met de hand
zeer zeker zeker onzeker zeer
onzeker
A Visuele inspectie 1 2 3 4
B Palpatie / manueel onderzoek van de tong,
wangen en nek
1 2 3 4
2
Geef aan in hoeverre de onderstaande zaken zouden kunnen bevorderen dat je alle patiënten
onderzoekt op mond- en keelkanker.
helemaal
oneens
oneens eens helemaal
eens
A Meer wetenschappelijk bewijs voor het
effect van mondonderzoek op de
gezondheid van de patiënt
1 2 3 4
B Meer algemene bekendheid bij patiënten
over mondonderzoek door een
mondhygiënist
1 2 3 4
C Beschikbaarheid van efficiënte
hulpmiddelen voor diagnostiek (denk bijv.
aan een richtlijn)
1 2 3 4
D Meer onderwijs over hoe een goed
mondonderzoek wordt uitgevoerd en waar
je als mondhygiënist op moet letten
1 2 3 4
3
Geef aan of je denkt dat de volgende patiënten een verhoogd risico hebben op
mond- en keelkanker.
Ja Nee
A Patiënten die roken
B Patiënten die alcohol gebruiken
C Alleen mannen
64
D Alleen vrouwen
E Patiënten die ouder zijn dan 40 jaar
F Patiënten die jonger zijn dan 40 jaar
G Patiënten die in het verleden mond- of keelkanker hebben gehad
H Patiënten met een infectie van het HPV virus
4
Hoe belangrijk vind je het dat er een richtlijn wordt ontwikkeld voor screening op mond- en
keelkanker binnen de tandheelkunde?
1 Zeer belangrijk
2 Belangrijk
3 Onbelangrijk
4 Zeer onbelangrijk
5 Hieronder staan enkele uitspraken over HPV. Geef bij elke uitspraak aan of deze naar jouw
mening juist of onjuist is. Gok je het antwoord? Kies dan voor ‘weet ik niet’.
Premaligne = voorstadium van kanker.
Juist Onjuist Weet ik niet
A Meer dan de helft van de patiënten met mond- of
keelkanker zal hieraan overlijden.
B Een infectie met HPV kan mond- en keelkanker
veroorzaken.
C Mond- en keelkanker wordt meestal voorafgegaan
door de aanwezigheid van klinisch herkenbare
premaligne veranderingen.
D Steeds meer patiënten die mond- en keelkanker
krijgen, hebben geen bekende risicofactoren als
roken en drinken.
E Patiënten die mond- en keelkanker krijgen, zijn
steeds jonger.
F De meeste epitheelafwijkingen worden pas in een
laat stadium gediagnosticeerd.
65
6
Van wie en/of via welke weg heb je informatie verkregen over de relatie tussen HPV en mond- en
keelkanker? Meerdere antwoorden mogelijk.
A Via het theoretisch onderwijs van de opleiding Mondzorgkunde
B Via het klinisch onderwijs van de opleiding Mondzorgkunde
C Van een medestudent
D Van een andere zorgverlener
E Van een patiënt
F Van familie / vrienden
G Van Tv en/of radio
H Via vakliteratuur / publicaties
I Via krant en/of tijdschrift
J Via internet / social media
K Ik heb hier geen informatie over ontvangen
G Er zijn meer dan 100 verschillende typen van het
HPV virus.
H Iemand kan drager zijn van HPV, zonder het te
weten.
I De meeste HPV besmettingen verdwijnen na korte
tijd.
J Sommige varianten van HPV veroorzaken
baarmoederhalskanker.
K HPV veroorzaakt herpes (koortslip).
L HPV veroorzaakt HIV
M HPV wordt overgedragen via seksuele contacten.
N HPV kan worden behandeld met antibiotica.
O Er bestaat een vaccin dat beschermt tegen enkele
varianten van HPV.
P Het gebruik van een condoom vermindert de kans
op het overdragen van HPV.
Q HPV veroorzaakt aids.
66
7
Hoe moeilijk vind je het om de volgende onderwerpen met patiënten te bespreken?
1
Zeer
moeilijk
2
moeilijk
3
Makkelijk
4
Zeer
Makkelijk
A
De relatie tussen mondgezondheid en
algehele gezondheid
B Huiselijk geweld
C Eetstoornissen
D Seksueel overdraagbare ziekten
E Ongezonde leefgewoonten (roken,
alcoholgebruik, drugsgebruik)
8
Hoe belangrijk vind je het dat mondhygiënisten de relatie tussen HPV en mond- en keelkanker
bespreken met hun patiënten?
1 Zeer belangrijk
2 Belangrijk
3 Onbelangrijk
4 Zeer onbelangrijk
9
Stel, je wilt de relatie tussen HPV en mondkanker bespreken met je patiënten, wat zou dan naar
jouw idee de beste manier zijn om dit gesprek te vergemakkelijken?
A HPV presenteren als een risicofactor voor mond- en keelkanker
B In de medische anamnese vragen opnemen over het seksuele verleden van de patiënt en
deze informatie met de patiënt bespreken
C HPV presenteren als een infectieziekte
67
10
Was je bekend met het bestaan van de HPV-vaccinatie vóór deelname aan dit onderzoek?
A Ja
B Nee
12
Stel, je bent afgestudeerd als mondhygiënist: Om welke reden(en) zou je HPV-vaccinatie niet
(altijd) met je patiënten bespreken? Meerdere antwoorden mogelijk.
A Ik heb onvoldoende onderwijs gekregen over HPV en het HPV-vaccin
B Ik maak me zorgen over de veiligheid van het HPV-vaccin
C Mogelijke aansprakelijkheid
D Het is niet mijn taak als mondhygiënist om het HPV-vaccin te adviseren aan mijn patiënten
E De behandelafspraken zijn te kort om dit te bespreken
F Ik vind het ongemakkelijk om seksueel gerelateerde onderwerpen met de patiënt te
bespreken
11 Hieronder staan enkele uitspraken over de HPV-vaccinatie. Geef bij elke uitspraak aan of deze
naar jouw mening juist of onjuist is. Gok je het antwoord? Kies dan voor ‘weet ik niet’.
Juist Onjuist Weet ik niet
A Het vaccin voorkomt het overbrengen van sommige
typen van HPV.
B Het HPV-vaccin beschermt vrouwen tegen
baarmoederhalskanker.
C Mensen die zijn gevaccineerd tegen HPV hoeven geen
veilige seks meer te hebben (gebruik van condoom)
om HPV te voorkomen.
D HPV-vaccinatie is in het Rijkvaccinatieprogramma
alleen beschikbaar voor meisjes.
E Mannen kunnen de huisarts verzoeken om HPV-
gevaccineerd te worden, echter wordt dit niet
standaard vergoed.
F Het HPV-vaccin is alleen effectief voor mensen die nog
nooit seks hebben gehad.
68
G Er is geen algemene bekendheid over de oorzakelijke rol van HPV bij mond- en keelkanker
en de preventie hiervan door het HPV-vaccin
H Een andere reden, namelijk…………………………………………………………………………
13 Op welke hogeschool volg je de opleiding Mondzorgkunde?
A Hogeschool Inholland Amsterdam
B Hanzehogeschool Groningen
C Hogeschool van Arnhem en Nijmegen
D Hogeschool Utrecht
14 In welk studiejaar van de opleiding Mondzorgkunde zit je momenteel?
A Jaar 1
B Jaar 2
C Jaar 3
D Jaar 4
15 Hoe oud ben je?
Leeftijd: ……………………jaar
16 Wat is je geslacht?
A Man
B Vrouw
17 Ben je zelf gevaccineerd tegen HPV?
A Ja
B Nee
18 Wat is je geboorteland? Noteer volledig
………………………………………………
19 Wat is het geboorteland van je ouders? Noteer volledig
Geboorteland vader …………………………………..
Geboorteland moeder ………………………………….
69
20 Ben je bekend met andere, niet-westerse culturen? Zo ja, met welke?
………………………………………………
21 We zouden je graag willen benaderen voor een kort interview over dit onderwerp. Vul hieronder
je e-mailadres in als je hiertoe bereid bent. Vul anders ‘nee’ in.
Met het invullen van een e-mailadres maak je kans op het winnen van een bioscoopbon.
E-mailadressen worden apart verwerkt en verwijderd na afronding van het onderzoek.
E-mailadres: ………………………………………………
Einde enquête
Hartelijk dank voor je deelname! Klik op ‘Gereed’ om de enquête te voltooien.
70
Bijlage D Codeboek
Variabele Label Vraag Antwoordcode Meetniveau
A1 A1 – vaardigheden Hoe zeker ben je over je vaardigheden wat betreft het screenen op mond- en keelkanker?
Visuele inspectie A1a
1 = zeer zeker 2 = zeker 3 = onzeker 4 = zeer onzeker
Ordinaal
Palpatie A1b
1 = zeer zeker 2 = zeker 3 = onzeker 4 = zeer onzeker
A2 A2 – bevorderende factoren
Welke zaken zorgen ervoor dat je alle patiënten onderzoekt op mond- en keelkanker?
Meer wetenschappelijk bewijs A2a
4 = helemaal eens 3 = eens 2 = oneens 1 = helemaal oneens
Ordinaal
Meer algemene bekendheid bij patiënten A2b
4 = helemaal eens 3 = eens 2 = oneens 1 = helemaal oneens
Beschikbaarheid hulpmiddelen A2c
4 = helemaal eens 3 = eens 2 = oneens 1 = helemaal oneens
Meer onderwijs A2d
4 = helemaal eens 3 = eens 2 = oneens 1 = helemaal oneens
K1 K1 – verhoogd risico op mond- en keelkanker
Welke patiënten hebben een verhoogd risico op mond- en keelkanker?
Rokers K1a
1 = ja 2 = nee
Nominaal
Alcohol gebruikers K1b
1 = ja 2 = nee
Mannen K1c
1 = ja 2 = nee
Vrouwen K1d
1 = ja 2 = nee
Ouder dan 40 jaar K1e
1 = ja 2 = nee
Jonger dan 40 jaar K1f
1 = ja 2 = nee
Mond- of keelkanker in verleden 1 = ja
71
K1g 2 = nee
Infectie van HPV-virus K1h
1 = ja 2 = nee
A3 A3 – belang richtlijn Hoe belangrijk vind je een richtlijn voor screening op mond- en keelkanker?
1 = zeer belangrijk 2 = belangrijk 3 = onbelangrijk 4 = zeer onbelangrijk
Ordinaal
K2 K2 – uitspraken HPV
Geef aan of de uitspraak juist of onjuist is.
Meer dan de helft met mond- en keelkanker overlijdt K2a
1 = juist 2 = onjuist 3 = weet ik niet
Nominaal
HPV veroorzaakt mond- en keelkanker K2b
1 = juist 2 = onjuist 3 = weet ik niet
Mond- en keelkanker wordt voorafgegaan door premaligne veranderingen K2c
1 = juist 2 = onjuist 3 = weet ik niet
Patiënten met mond- en keelkanker hebben steeds minder bekende risicofactoren K2d
1 = juist 2 = onjuist 3 = weet ik niet
Zijn steeds jonger K2e
1 = juist 2 = onjuist 3 = weet ik niet
Epitheelafwijkingen worden in laat stadium gediagnosticeerd K2f
1 = juist 2 = onjuist 3 = weet ik niet
Er zijn meer dan 100 verschillende typen HPV K2g
1 = juist 2 = onjuist 3 = weet ik niet
Iemand kan drager van HPV zijn zonder het te weten K2h
1 = juist 2 = onjuist 3 = weet ik niet
HPV besmettingen kunnen verdwijnen na korte tijd K2i
1 = juist 2 = onjuist 3 = weet ik niet
Sommige varianten van HPV veroorzaken baarmoederhalskanker K2j
1 = juist 2 = onjuist 3 = weet ik niet
HPV veroorzaakt herpes K2k
1 = juist 2 = onjuist 3 = weet ik niet
HPV veroorzaakt HIV K2l
1 = juist 2 = onjuist
72
3 = weet ik niet
HPV wordt overgedragen via seks K2m
1 = juist 2 = onjuist 3 = weet ik niet
HPV kan worden behandeld met antibiotica K2n
1 = juist 2 = onjuist 3 = weet ik niet
Er bestaat een vaccin tegen HPV K2o
1 = juist 2 = onjuist 3 = weet ik niet
Gebruik van condoom vermindert de kans op overdracht van HPV K2p
1 = juist 2 = onjuist 3 = weet ik niet
HPV veroorzaakt aids K2q
1 = juist 2 = onjuist 3 = weet ik niet
D1 D1 – verkregen informatie
Via welke weg heb je informatie gekregen over HPV / mond- en keelkanker?
Theoretisch onderwijs opleiding Mondzorgkunde D1a
1 = ja 0 = nee
Nominaal
Klinisch onderwijs opleiding Mondzorgkunde D1b
1 = ja 0 = nee
Medestudent D1c
1 = ja 0 = nee
Andere zorgverlener D1d
1 = ja 0 = nee
Patiënt D1e
1 = ja 0 = nee
Familie / vrienden D1f
1 = ja 0 = nee
Tv en/of radio D1g
1 = ja 0 = nee
Vakliteratuur / publicaties D1h
1 = ja 0 = nee
Krant en/of tijdschrift D1i
1 = ja 0 = nee
Internet / social media D1j
1 = ja 0 = nee
Geen informatie ontvangen D1k
1 = ja 0 = nee
A4 A4 – bespreking patiënt
Relatie mondgezondheid – algehele gezondheid
4 = zeer makkelijk 3 = makkelijk
Ordinaal
73
Hoe moeilijk vind je het om de volgende onderwerpen met patiënten te bespreken?
A4a 2 = moeilijk 1 = zeer moeilijk
Huiselijk geweld A4b
4 = zeer makkelijk 3 = makkelijk 2 = moeilijk 1 = zeer moeilijk
Eetstoornissen A4c
4 = zeer makkelijk 3 = makkelijk 2 = moeilijk 1 = zeer moeilijk
Seksueel overdraagbare ziekten A4d
4 = zeer makkelijk 3 = makkelijk 2 = moeilijk 1 = zeer moeilijk
Ongezonde leefgewoonten A4e
4 = zeer makkelijk 3 = makkelijk 2 = moeilijk 1 = zeer moeilijk
A5 A5 – belang bespreking patiënt
Hoe belangrijk vind je het dat mondhygiënisten de relatie tussen HPV en mond- en keelkanker bespreken met patiënten?
1 = zeer belangrijk 2 = belangrijk 3 = onbelangrijk 4 = zeer onbelangrijk
Ordinaal
A6 A6 – gesprek vergemakkelijken
Wat vergemakkelijkt volgens jou het gesprek over de relatie tussen HPV en mond- en keelkanker?
1 = HPV presenteren als risicofactor 2 = vragen over seksuele verleden opnemen in medische anamnese 3 = HPV presenteren als infectieziekte
Nominaal
D2 D2 – bekendheid HPV-vaccinatie
Was je bekend met het bestaan van HPV-vaccinatie vóór deelname aan dit onderzoek?
1 = ja 2 = nee
Nominaal
K3 K3 – uitspraken HPV-vaccinatie
Geef aan of de uitspraak juist of onjuist is.
Voorkomt overdracht van sommige typen HPV K3a
1 = juist 2 = onjuist 3 = weet ik niet
Nominaal
Beschermt tegen baarmoederhalskanker K3b
1 = juist 2 = onjuist 3 = weet ik niet
Geen veilige seks meer nodig om HPV te voorkomen K3c
1 = juist 2 = onjuist 3 = weet ik niet
Alleen beschikbaar voor meisjes in RVP K3d
1 = juist 2 = onjuist 3 = weet ik niet
74
Mannen kunnen de huisarts erom verzoeken; het wordt niet standaard vergoed K3e
1 = juist 2 = onjuist 3 = weet ik niet
Alleen effectief voor mensen die nog nooit seks hebben gehad K3f
1 = juist 2 = onjuist 3 = weet ik niet
A7 A7 – bespreken HPV-vaccinatie met patiënt
Waarom zou je de HPV-vaccinatie niet bespreken met patiënten?
Onvoldoende onderwijs gekregen A7a
1 = ja 0 = nee
Nominaal Scale
Veiligheid van vaccin wordt in twijfel genomen A7b
1 = ja 0 = nee
Aansprakelijkheid A7c
1 = ja 0 = nee
Geen taak van de mondhygiënist A7d
1 = ja 0 = nee
Behandelafspraken zijn te kort A7e
1 = ja 0 = nee
Ongemakkelijk A7f
1 = ja 0 = nee
Er is geen algemene bekendheid over de oorzakelijke rol van HPV bij mond- en keelkanker en preventie hiervan door het vaccin A7g
1 = ja 0 = nee
Andere reden A7h
…
D3 D3 – hogeschool Op welke hogeschool volg je de opleiding?
1 = Hogeschool Inholland Amsterdam 2 = Hanzehogeschool Groningen 3 = Hogeschool van Arnhem en Nijmegen 4 = Hogeschool Utrecht
Nominaal
D4 D4 – studiejaar In welk studiejaar zit je momenteel?
1 = Jaar 1 2 = Jaar 2 3 = Jaar 3 4 = Jaar 4
Scale
D5 D5 – leeftijd Hoe oud ben je? Leeftijd in jaren in cijfers Scale
D6 D6 – geslacht Wat is je geslacht? 1 = Man 2 = Vrouw
Nominaal
D7 D7 – vaccinatie Ben je zelf gevaccineerd? 1 = ja 2 = nee
Nominaal
D8 D8 – geboorteland Wat is je geboorteland? Naam geboorteland Scale
D9 Geboorteland vader Naam geboorteland vader Scale
75
D9 – geboorteland ouders
Wat is het geboorteland van je ouders?
D9a
Geboorteland moeder D9b
Naam geboorteland moeder
D10 D10 – culturen Ben je bekend met niet-westerse culturen? Zo ja, met welke?
… … Scale
MAIL MAIL – mailadres Vul je mailadres in als je benaderd wilt worden voor een kort interview.
… Nee / e-mailadres n.v.t.
76
Bijlage E Interviewleidraad
Doel van het interviewen
Het doel van de interviews is het onderzoeken van factoren die de bereidheid van studenten
Mondzorgkunde beïnvloeden ten aanzien van het voorlichten van patiënten over HPV en de
associatie met oropharyngeale carcinomen. Het interview wordt ingezet als aanvulling op
een enquête over dit onderwerp die eerder is verspreid onder de studenten. De volgende
onderzoeksvraag stond hierbij centraal: Welke factoren beïnvloeden de bereidheid van
studenten Mondzorgkunde om patiënten voor te lichten over HPV en de associatie met
oropharyngeale carcinomen?
Afnemen van de interviews
De interviews worden face-to-face of via een videogesprek (Skype, FaceTime of Whats-App)
afgenomen, naar voorkeur van de geïnterviewde. Alle interviews worden met een video-
opname vastgelegd zodat alle communicatie – verbaal en non-verbaal – achteraf kan
worden getranscribeerd en geanalyseerd.
Beschrijving toestemmingsverklaring
Elke deelnemer ontvangt voorafgaand aan het interview een digitaal informed consent. Bij de
start van het interview wordt gevraagd om mondeling informed consent te geven. In de
toestemmingsverklaring is onder andere opgenomen dat de student juist wordt voorgelicht
over het doel en de werkwijze, deelname op elk moment zonder opgaaf van reden mag
beëindigen, deelname en de uitkomsten geen nadelige gevolgen zullen hebben voor de
student, de gegevens anoniem worden verwerkt, het onderzoek op een eerlijke en
wetenschappelijk verantwoorde manier wordt uitgevoerd, de onderzoeker geen gegevens
verstrekt aan derden als de opdrachtgever daar geen toestemming voor heeft verleend, de
onderzoeker zich niet laat leiden in de opzet en uitvoering door belangen van derden, de
onderzoeker de herleidbare data van de student zorgvuldig opbergt en de persoonlijke
gegevens verwijdert na afloop van het onderzoek.
Thema onderwerpen
Vaardigheden screenen met betrekking tot mondkeelkanker
Richtlijn voor screening op mondkeelkanker
Hulpmiddelen
Onderwijs opleiding Mondzorgkunde
77
Moeilijk bespreekbare onderwerpen binnen de tandheelkunde
Preventieve rol van de mondhygiënist
HPV-vaccinatie
(Culturele oriëntatie)
Doorvraagmogelijkheden
Wat maakt het moeilijk…?
Hoe komt het dat…?
Wat bedoel je met…?
Hoe voel je je …?
Wat vind je van…?
Waarover…?
Hoe kan … verbeteren?
Welke maatregelen kunnen genomen worden om …?
Kun je daar nog iets meer over vertellen?
Wat zijn je ervaringen op dit gebied?
Wil je nog iets met ons delen over dit onderwerp waar niet naar is gevraagd?
78
Bijlage F Transcripten interviews
Interview 1
Datum 16-12-2016
Tijdstip 12:10 uur
Hogeschool Hogeschool Utrecht
Studiejaar 3
Geslacht V
Leeftijd 48 jaar
Het interview heeft persoonlijk (face-to-face) plaatsgevonden en is vastgelegd middels een
video-opname.
Interviewer 1: ‘Een poosje geleden heb je voor ons de enquête ingevuld over het onderwerp
HPV / mondkeelkanker en je hebt ook aangegeven deel te willen nemen aan een interview.
Daarom zijn we nu hier. In principe zal ik het woord doen en interviewer 2 zal eventueel
aanvullende vragen stellen ter verduidelijking of af en toe een samenvatting geven. Als het
goed is heb je ook een informed consent gehad via de mail, heb je die doorgelezen en ben je
het er mee eens?’
Deelnemer 1: ‘Die heb ik inderdaad gehad en doorgelezen. Ja ik ben het ermee eens en
geef toestemming.’
---------------------------------------------------------------------------------------- Vaardigheden screenen ↓
Interviewer 1: ‘Helemaal goed. We willen nu wat verder doorvragen over het hele onderwerp.
Kun je wat vertellen over je ervaringen met betrekking tot het screenen op mond- en
keelkanker?’
Deelnemer 1: ‘Daar heb ik helemaal geen ervaring mee. Nou ja, mond- en keelkanker, ik kijk
inderdaad in de mond tijdens het mondonderzoek en dan let ik wel op de kenmerken van
mondkanker en dan kijk ik of ik witte vlekken zie of andere veranderingen. Als ik inderdaad
79
iets vind dan laat ik sowieso altijd een tandarts even kijken om eventueel te verwijzen naar
een kaakchirurg.
Interviewer 1: ‘En palpatie?’
Deelnemer 1: ‘Ja, als ik iets zie ga ik inderdaad ook wel voelen of ik wat afwijkingen vind in
de structuren onder de slijmvliezen.’
Interviewer 1: ‘En heb je verder ook situaties meegemaakt waarin je ook echt iets vond en
wat je verdacht op kwaadaardigheid?’
Deelnemer 1: ‘Ja. Toen heb ik doorverwezen.’
Interviewer 2: ‘Je gaf bijvoorbeeld aan dat als je iets verdachts ziet dan ga je ook controleren
of je iets verdachts voelt. Kan je daar nog iets meer over vertellen? Hoe pak jij dat aan? Pak
jij dat altijd op die manier aan?’
Deelnemer 1: ‘Ik vraag sowieso altijd aan de patiënt of hij het zelf al gezien heeft, of hij
eventueel iets gemerkt heeft en dan vraag ik of hij ook last heeft van de klieren en dan voel
ik het eventueel na. Dan laat ik ook echt de tandarts meekijken. Ik schrijf ook sowieso op wat
ik gevonden heb en hoe groot het is met de afmetingen erbij en dan laat ik ze meestal na 2/3
weken even terugkomen om het nog een keer te beoordelen en dan vraag ik ook de tandarts
erbij voor advies.’
-------------------------------------------------------------------------------------------------------------- Richtlijn ↓
Interviewer 1: ‘Een richtlijn…’
Deelnemer 1: ‘Ja dat zou denk ik wel mooi zijn, als er gewoon meer duidelijkheid is en dan
misschien inderdaad ook qua scholing om het makkelijker te herkennen inderdaad. Wat is
welke witte afwijking en wat is welk zweertje en hoe moet je daar op reageren. Het lijkt mij
sowieso wel fijn als daar een goede richtlijn over is.’
Interviewer 1: ‘Zou dat dan bevorderen dat jij daar nog meer mee bezig gaat?’
Deelnemer 1: ‘Ja, je herkent het sneller. Als je er meer op geschoold wordt dan weet je ook
beter waar je op moet letten.’
------------------------------------------------------------------------------------------------------ Hulpmiddelen ↓
Interviewer 1: ‘En zouden er nog meer dingen kunnen zijn die dat kunnen bevorderen?’
80
Deelnemer 1: ‘Dat heeft denk ik ook een beetje met je eigen inzet te maken. Ik denk dat als
je er zelf een beetje op gebrand bent om zo goed mogelijke zorg te verlenen dat je zelf wel
op zoek gaat naar de kennis.’
------------------------------------------------------------------------- Moeilijk bespreekbare onderwerpen ↓
Interviewer 1: ‘Moeilijk bespreekbare onderwerpen. Waar denk je dan aan?’
Deelnemer 1: Denkt na. ‘Dan denk je aan een ernstige situatie die je in de mond aantreft en
niet verwacht had. Dat is moeilijk, zeker als de patiënt verder helemaal geen klachten heeft
of helemaal vrolijk en blij de stoel in gaat en denkt dat er niets aan de hand is. Dat is altijd
lastig. En het onderwerp waar we het nu over gaan hebben, HPV, ja dat is ook lastig omdat
het een seksueel overdraagbare aandoening is. Dus dat is een lastig onderwerp om aan te
pakken.’
-------------------------------------------------------------------------------------------------------------- Richtlijn ↓
Interviewer 1: ‘En zou een richtlijn over dit onderwerp eraan bijdragen dat jij dit eerder met
patiënten zal gaan bespreken?’
Deelnemer 1: Twijfelt. ‘Ja, dat is een beetje de vraag. Je gaat een kind van 12 (de leeftijd
vanaf waar je meisjes moet gaan inenten tegen het HPV virus) niet vertellen dat het van seks
kanker kan krijgen. Dat is een beetje een raar verhaal. Dus ik denk dat dat best moeilijk is in
te passen als de patiënt er niet zelf mee komt.
---------------------------------------------------------------------------------------------------- HPV vaccinatie ↓
Interviewer 1: ‘En stel dat je het zou hebben over de HPV-vaccinatie met zulke kinderen.
Hoe zou je dat aanpakken?’
Deelnemer 1: ‘Ja, ik weet niet zozeer of dat de taak is van de mondhygiënist. Ik denk dat de
voorlichting, zeker op deze leeftijd, meer bij de GGD en de huisarts ligt.’
---------------------------------------------------------------------- Preventieve rol van de mondhygiënist ↓
Interviewer 1: ‘Terwijl het toch ook een link kan hebben met de mond?’
Deelnemer 1: ‘Ja.’ Lacht ongemakkelijk en verveeld. ‘Ja, ik denk dat het een beetje raar is
dat je een sealing legt en je gaat het hebben over seks en overdraagbare kanker. Ik weet het
niet. Je moet op een gegeven moment een soort aanknopingspunt hebben. En ik weet niet of
je op dat moment bij een kind van 12 dat aanknopingspunt hebt. En aan de andere kant
81
begrijp ik dat er nog wel een lans voor te breken is. Dus het is een beetje lastig. Wat dat
betreft is het wel goed dat dit nu onderzocht wordt.’
---------------------------------------------------------------------------------------------------- HPV vaccinatie ↓
Interviewer 1: ‘En bij bijvoorbeeld een intake van een nieuwe patiënt? Zou dat het
vergemakkelijken in plaats van tijdens een sealing?’
Deelnemer 1: ‘Nou ja, zijn ze volwassen dan kan je daar best naar vragen.’ Is 5 seconden
stil. ‘Ik vind het een lastig onderwerp, omdat een kind van 12, waarop de vaccinatie is
gebaseerd, meestal nog niet seksueel actief is. Maarja om daar nu over te beginnen. Dat is
toch een punt wat ik lastig vind, ondanks de gevolgen voor de mondgezondheid.’
Interviewer 1: ‘En zou je het bijvoorbeeld wel bespreken met de ouders van het kind?’
Deelnemer 1: Twijfelt en denkt na. ‘Ik weet het niet. Nee, ja, nee. Nee. Nee. Ja. Aan de ene
kant wil ik het wel en begrijp ik het belang, maar aan de andere kant weet ik niet of het een
onderwerp is om tijdens een controle of een intake te bespreken. Nee.’
---------------------------------------------------------------------- Preventieve rol van de mondhygiënist ↓
Interviewer 2: ‘We hebben het zojuist gehad over een richtlijn en over moeilijk bespreekbare
onderwerpen. Ik begrijp uit jouw antwoord dat een richtlijn je zou helpen in het screenen, dus
eigenlijk als er al tekenen zijn van afwijkingen. Maar als we nu kijken naar het bespreekbaar
maken van moeilijke onderwerpen, ook het onderwerp HPV waar we het nu over hebben;
hoe zie je dit in relatie tot de preventieve rol van de mondhygiënist?’
Deelnemer 1: ‘Bij de eerste afwijkingen wel signaleren. Dit wel bespreken, want dit zijn
moeilijke onderwerpen die je wel moet bespreken.’ Denkt na. ‘Misschien zou je dit onderwerp
wel in een voorlichting kunnen doen als je op een school of voortgezet onderwijs een
voorlichting komt geven. Dat je het op deze manier gaat inpassen; voor groepen mensen.
Dus een ander soort voorlichting; misschien niet individueel maar meer een
gezondheidsvoorlichting. En dat kunnen wij ook doen.
---------------------------------------------------------------------------------------------------- HPV vaccinatie ↓
Interviewer 1: ‘Zou je je eigen kinderen inenten?’
Deelnemer 1: ‘Ik heb twee zoons.’ Lacht hard. ‘Ja ik zou het wel doen.’
Interviewer 2: ‘Waarom?’
82
Deelnemer 1: ‘Omdat het wel bewezen is dat er een kans is dat twee takjes van het HPV-
virus mondkanker kunnen veroorzaken; of sowieso baarmoederhalskanker. Dus ik denk dat
het wel zinvol is. En ze zijn nu al een poos bezig met die inentingen; er zijn weinig
bijwerkingen. Er zijn wel bijwerkingen maar die zijn ook niet helemaal aan die vaccinatie te
koppelen. Dus ik zou het wel doen.’
De interviewers bedanken deelnemer 1.
83
Interview 2
Datum 16-12-2016
Tijdstip 14:00 uur
Hogeschool Hogeschool van Arnhem en Nijmegen
Studiejaar 3
Geslacht V
Leeftijd 21 jaar
Het interview heeft plaatsgevonden via Skype en is vastgelegd middels een video-opname.
Interviewer 1: ‘We zullen ons eest even voorstellen; ik ben … en dit is … Een poosje geleden
heb je voor ons de enquête ingevuld over HPV en mond-keelkanker. Daarin heb je ook
aangegeven dat je bereid was om een interview met ons af te nemen en daarom zullen we
nu dit interview houden. Als het goed is heb je via de mail ook een informed consent gehad.
Heb je deze gelezen en geef je er ook toestemming voor?’
Deelnemer 2: ‘Ik heb het gelezen en geef er toestemming voor.’
----------------------------------------------------------------------------------------------------------- Onderwijs ↓
Interviewer 1: ‘In principe zal ik het woord doen en … zal af en toe aanvullende vragen
stellen of soms een samenvatting geven. Dan beginnen we met de eerste vraag: kun je wat
vertellen over je ervaringen met betrekking tot het screenen op mond-keelkanker?’
Deelnemer 2: Denkt na. ‘Wat wij hebben geleerd is dat we tijdens een intake moeten letten
op het uiterlijk van het gezicht (zwellingen enzovoort), moeten palperen en op moeten letten
op verkleuringen.’
---------------------------------------------------------------------------------------- Vaardigheden screenen ↓
Interviewer 1: ‘Kun je daar nog iets meer over vertellen? Heb je wel eens iemand in de stoel
gehad die je verdacht op mond-keelkanker?’
Deelnemer 2: Denkt na. ‘Nee. Nog niet; gelukkig. Maar wel eens dat ik verkleuringen heb
gezien, bijvoorbeeld onder de tong en verdikkingen dat je daar dan naar kijkt. Daar haalde ik
mijn begeleider voor bij, maar dan blijkt dat het niets kwaadaardigs is. Maar verder niets.’
84
Interviewer 2: ‘Hoe kijk je daar eigenlijk tegenaan? Je geeft aan dat je het wel geleerd hebt
om te doen, maar hoe kijk je daar zelf tegenaan, wat vind je ervan, hoe denk je erover, hoe
voel je je daarbij?’
Deelnemer 2: ‘Ik vind het heel interessant. Ook omdat we natuurlijk hebben gehoord dat je
veel van de algemene gezondheid in de mond terug kunt zien. En ik vind eigenlijk dat we
daar niet genoeg over leren. In principe krijgen we dit in het eerste jaar om er extra- en intra-
oraal naar te kijken, maar dat vergeet je heel snel omdat er ander onderwerpen overheen
vallen en die overtreffen. Natuurlijk, na een tijdje ervaring ga je wel verschillen zien in de
mond, maar weet je toch niet wat je daar precies mee moet. Dat vind ik heel jammer, want ik
denk dat het heel belangrijk is dat je als mondhygiënist zoiets kan ontdekken en dat je weet
wat je ziet en wat je ermee kan doen.
----------------------------------------------------------------------------------------------------------- Onderwijs ↓
Interviewer 1: ‘Je geeft aan dat jullie daar niet genoeg over leren. Hou zou je dit graag
binnen het onderwijs zien of anders willen zien?’
Deelnemer 2: ‘Ik zou het graag weer terug willen laten komen. Het is nu in het eerste jaar
aan bod geweest, ik zit ondertussen alweer in het derde jaar. Het is zo vervaagd dat ik best
wel een college zou willen hebben bijvoorbeeld met plaatjes, met informatie over hoe herken
je dit, hoe kun je het nog beter onderzoeken en wat doe je daar dan mee. Als een soort van
opfrisser. En misschien ook meer begeleiding op zaal hierover. Want we worden natuurlijk
wel gecontroleerd op de reiniging en de controle, maar niet bepaald op de slijmvliezen of het
hoofd-halsgebied.’ Palpeert met haar handen haar gezicht en nek.
Interviewer 1: ‘Hoe, in welke vorm, heb je hier informatie over gehad in het eerste jaar?’
Deelnemer 2: Denkt diep na. ‘Dat was volgens mij tijdens Skills en dat was dan een
tutorgroep. Op een blaadje stond informatie en dan gingen ze je uitleggen wat je dan kon
zien. Ook is er tijdens andere vakken wel eens laten zien hoe het er dan uitziet.’
-------------------------------------------------------------------------------------------------------------- Richtlijn ↓
Interviewer 1: ‘En een richtlijn, hoe denk je daar over?’
Deelnemer 2: ‘Hoe bedoel je een richtlijn?’
Interviewer 1: ‘Voor het screenen op mond-keelkanker bijvoorbeeld.’
Deelnemer 2: ‘Ik weet zelf persoonlijk niet zoveel van een richtlijn af.’ Lacht ongemakkelijk
85
Interviewer 1: ‘Op dit moment is deze er ook nog niet voor binnen de tandheelkunde; hoe
zou je het vinden als dit ontwikkeld zou worden?’
Deelnemer 2: ‘Dat zou ik heel fijn en prettig vinden, want dan zou ik tenminste weten wat ik
ermee aan moet. Hoe ik dat aan moet pakken. En wat je ermee moet doen.’ Lacht
ongemakkelijk.
------------------------------------------------------------------------------------------------------ Hulpmiddelen ↓
Interviewer 1: ‘En naast een richtlijn; zouden er voor jou nog andere dingen zijn die voor jou
belangrijk zijn wat betreft dit onderwerp?’
Deelnemer 2: Zucht diep en denkt na. ‘Nou een richtlijn zou heel ondersteunend zijn, maar
verder denk ik dat het heel fijn is om nog meer informatie erover te krijgen en dat het wat
bekender wordt. Ook onder ons als studenten Mondzorgkunde. Dat het je toch wel meer bij
blijft. Dat je meer alert bent daarop.’
Interviewer 2: ‘En meer bekendheid onder patiënten? Hoe zou dat van toepassing kunnen
zijn bij dit onderwerp?’
Deelnemer 2: ‘Ik weet niet hoe je dit moet aanpakken, aangezien het zoveel is waar
patiënten bewust van moeten worden en waar ze rekening mee moeten houden. Je wilt ze
niet overladen met informatie waar ze nog niets mee moeten. Je weet tenminste niet of ze
daar mee te maken gaan krijgen.’
------------------------------------------------------------------------- Moeilijk bespreekbare onderwerpen ↓
Interviewer 1: ‘Moeilijk bespreekbare onderwerpen binnen de tandheelkunde. Kun je daar
iets over vertellen?’
Deelnemer 2: ‘Ik ben graag eerlijk en als ik iets moet zeggen dan probeer ik dit wel op een
goede manier te formulieren naar de patiënt toe. Maar het is toch wel soms dat je er tegenop
kijkt. Dat je moet nadenken over hoe ik het ga overbrengen op de patiënt op de juiste
manier, want dat is niet altijd even makkelijk.’
Interviewer 1: ‘En hoe denk je wat dit betreft over seksueel gerelateerde onderwerpen?’
Deelnemer 2: Lacht ongemakkelijk. ‘Dat is niet een normale bespreking met de patiënt die je
opeens begint, dus ik zou dat wel heel moeilijk vinden. Maar als het erop aankomt dan moet
het wel gebeuren, dus ja. Ik zou natuurlijk eerst vragen aan docenten en medestudenten hoe
ze dit aanpakken. Ik zou niet weten hoe ik dit zelf in één keer moet doen.’
86
----------------------------------------------------------------------------------------------------------- Onderwijs ↓
Interviewer 1: ‘Is dat ook iets om in het onderwijs mee te nemen bijvoorbeeld? Hoe zie je
dat?’
Deelnemer 2: ‘Ik vind dat dit valt onder het vak communicatie wat we hebben. Zodat je daar
mee leert omgaan; slecht nieuws gesprekken natuurlijk. Maar je gaat best wel diep in op de
ziektes en ik vind het lastig hoe ik dit overbreng op de patiënt. Ik zou het fijn vinden om daar
meer over te leren, ook al gebeurt het niet zo vaak.’
---------------------------------------------------------------------------------------------------- HPV vaccinatie ↓
Interviewer 1: ‘De HPV-vaccinatie. Is dat wel iets wat je zou bespreken met patiënten? Of
eerder zou bespreken?’
Deelnemer 2: ‘Nee, nog nooit gedaan en ook nog nooit aan gedacht. Het is ook niet iets wat
wij meekrijgen om dit onderwerp ooit aan te snijden.’
Interviewer 1: ‘En zou je je eigen kinderen bijvoorbeeld vaccineren?’
Deelnemer 2: ‘Nee…nee.’ Lacht ongemakkelijk.
Interviewer 1: ‘Waarom niet?’
Deelnemer 2: ‘Ik ben sowieso niet zo voor de vaccinaties.’
-------------------------------------------------------------------------------------------------------------- Cultuur ↓
Interviewer 1: ‘Merk je wat betreft dit onderwerp verschillen tussen de culturen waarmee je
bekend bent?’
Deelnemer 2: Lacht ongemakkelijk en voelt met haar hand in haar nek. ‘Ja. Mijn moeder
komt uit Joegoslavië en is ook nooit een fan van vaccinaties geweest; om je nu helemaal vol
te laten spuiten. Mijn moeder was ook niet zo pro voor de baarmoederhalskanker vaccinaties
die we op het voortgezet onderwijs kregen. Nederlanders zijn daarentegen heel nuchter; als
het mij kan beschermen dan doen we het gewoon.’ Lacht. ‘Joegoslaviërs en Bosniërs zijn de
best geïntegreerde allochtonen in Nederland. Wel is mijn moeder islamitisch, dus ik heb wel
een geloofsovertuiging. Ook onder patiënten merk ik daar veel in, op verschillende vlakken.
Maar het heeft niet iets negatiefs.’
Interviewer 2: ‘Je zegt dat je cultuurverschillen ziet op verschillende vlakken. Kan je daar iets
duidelijker in zijn?’
87
De deelnemer lijkt iets ongemakkelijk, maar sprak daarna wel openlijk hierover.
Deelnemer 2: ‘Het bespreken van dit soort onderwerpen wordt eigenlijk gezien als een
taboe. Het wordt eigenlijk al nooit binnen de families besproken, dat maakt het lastig. Wel
kijken mensen met deze cultuur vaak op tegen zorgverleners en zij zullen het waarschijnlijk
waarderen als deze onderwerpen met hun worden besproken. Ze vinden het moeilijk om dit
met iemand te bespreken of om er iets mee te doen.’
Interviewer 1: ‘Wil je nog iets met ons delen wat betreft dit onderwerp; waar nog niet naar is
gevraagd bijvoorbeeld?’
----------------------------------------------------------------------------------------------------------- Onderwijs ↓
Deelnemer 2: ‘Ik vind het belangrijk om er binnen het onderwijs meer over te leren, het is
natuurlijk verschrikkelijk als je iemand in de stoel hebt die iets heeft en je weet niet hoe te
handelen, en je hebt er niets aan kunnen doen terwijl je dat eigenlijk als mondhygiënist wel
had kunnen doen.’
De interviewers bedanken deelnemer 2.
88
Interview 3
Datum 16-12-2016
Tijdstip 13:00 uur
Hogeschool Hogeschool Utrecht
Studiejaar 4
Geslacht V
Leeftijd 23 jaar
Het interview heeft plaatsgevonden via FaceTime en is vastgelegd middels een video-
opname.
Interviewer 1: ‘Een poosje geleden heb je de enquête ingevuld voor ons afstudeeronderzoek
over HPV en mond-keelkanker. Daarin heb je ook aangegeven deel te willen nemen aan een
interview. Als het goed is heb je gisteren via de mail een informed consent gekregen. Heb je
deze doorgelezen en geef je toestemming?’
Deelnemer 3: ‘Ik heb het doorgelezen en geef jullie toestemming.’
---------------------------------------------------------------------------------------- Vaardigheden screenen ↓
Interviewer 1: ‘In principe zal ik het woord doen en … zit naast mij en zal eventueel
aanvullende vragen stellen of een korte samenvatting geven. Beginnen we met de eerste
vraag: kun je iets vertellen over je ervaringen met betrekking tot het screenen op mond-
keelkanker?’
Deelnemer 3: ‘Ik heb nauwelijks ervaringen. Het is vaak zo dat je tijdens je PMO lokaal
onderzoek doet, maar er wordt niet echt, tenminste in mijn ervaring, uitgebreid gekeken naar
mond- en keelkanker. Ik heb er dus niet veel ervaring mee.’
Interviewer 1: ‘En visuele inspectie en palpatie; zit daar nog verschil in?’
Deelnemer 3: ‘Ik denk dat visueel sowieso eerder op zal vallen. Je kijkt daar eerder naar
wanneer je de slijmvliezen controleert. En ik moet eerlijk zeggen dat ik vrijwel nooit palpeer.
Dus ja, daar zit wel degelijk verschil in.’
-------------------------------------------------------------------------------------------------------------- Richtlijn ↓
Interviewer 1: ‘En een richtlijn. Hoe denk je daarover?’
89
Deelnemer 3: ‘Dat lijkt mij wel mooi als daar een richtlijn over is. En misschien zelfs wel een
protocol. Het nadeel is dan wel dat je weer hetzelfde krijgt als bijvoorbeeld de BEWE-score
uitvoeren; dat het heel vaak in de praktijk gewoon niet gedaan wordt. Dus dan zou het heel
mooi zijn als er een protocol is, maar dat is natuurlijk nog leuker als dat ook daadwerkelijk
wordt nageleefd. Maar als het er zou zijn, zou het heel goed zijn, ja.’
Interviewer 1: ‘Je geeft aan te twijfelen dat zo’n protocol, mocht het er komen, wordt
nagevolgd. Heb je ideeën hoe je ervoor zou kunnen zorgen dat dit wel wordt nageleefd?’
Deelnemer 3: Denkt na. ‘Als je bijvoorbeeld standaard in de praktijk een PMO zou uitvoeren
en dan hoeft dit niet zozeer ontzettend uitgebreid; maar in ieder geval visuele inspectie, en je
komt dan iets tegen, dan zou het in de praktijk in principe standaard moeten zijn dat je dan
meteen het protocol volgt. Bijvoorbeeld dat je weet dat er een laesie is en dat je dit bijhoudt
met foto’s. Ik denk dat als je dit als praktijk zo vol zou kunnen houden, dat je dan wel mooie
resultaten boekt. Maar ik merk gewoon dat er in veel praktijken niet eens naar gekeken
wordt, dus het lijkt mij wel lastiger om daar veranderingen in aan te brengen dan in een
protocol.’
----------------------------------------------------------------------------------------------------------- Onderwijs ↓
Interviewer 1: ‘Naast een richtlijn, waar denk je dan nog meer aan?’
Deelnemer 3: ‘Ik denk dat je als mondhygiënist misschien zelfs wel te weinig geschoold bent
in zoverre om daar heel duidelijk onderscheid in te maken. Ik hoor heel vaak in de praktijk
dat als iemand iets ziet of vindt in de mond; dat daar vaak wat wazig over gedaan wordt. Zo
van is het iets, is het niks, moeten we doorsturen of niet; dus ik denk dat als het onderwijs
daarin al wat zou veranderen dat daar uiteindelijk daadwerkelijk ook meer resultaat in te
boeken valt.’
Interviewer 1: ‘Wat zou je dan graag in het onderwijs meer willen krijgen? Waarover en hoe
zie je dat?’
Deelnemer 3: ‘Dan zou ik echt een uitgebreid onderdeel mond- en keelkanker introduceren
in het onderwijs. En daar echt de duidelijke afwijkingen bij bespreken, het ziektebeeld,
etcetera.’
Interviewer 2: ‘Als ik het even kort samenvat: een richtlijn die vooral compact is en makkelijk
toepasbaar in de praktijk. En daarnaast dat studenten dus een apart onderdeel krijgen
binnen het onderwijs.’
Deelnemer 3: ‘Ja dat klopt.’
90
Interviewer 2: ‘Heb je het dan over theorie, over praktijk, is het een combi; kun je daar nog
iets duidelijker in zijn?’
Deelnemer 3: ‘Kijk een combi is altijd het beste. Maar ik denk dat het vrij lastig is om zomaar
patiënten van straat te plukken die daadwerkelijk ook iets hebben; als ze daar al niet aan
behandeld zijn. Dus ik denk dat het in eerste instantie wel met theorie en met veel
beeldmateriaal moet worden gegeven. Maar het is natuurlijk altijd mooi als je een patiënt
vind die ook daadwerkelijk een aandoening heeft en zich daarvoor voor onderwijs wil
opstellen. Maar in principe zal theorie al heel veel schelen.’
------------------------------------------------------------------------- Moeilijk bespreekbare onderwerpen ↓
Interviewer 1: ‘Moeilijk bespreekbare onderwerpen in de praktijk. Vertel hier eens iets over.’
Deelnemer 3: ‘Ik vind het, om dan over te gaan op jullie onderwerp, het zou mij persoonlijk
heel moeilijk lijken om dat soort aandoeningen te bespreken. En dan vooral omdat patiënten
het gevoel hebben best al intiem bij je te zijn; je bent al in iemands mond bezig en dat is al
best wel een stap. En als je dan ook nog vragen gaat stellen die ook een seksuele aard
kunnen hebben, dan denk ik dat je de band met de patiënt of juist heel snel de goede kant
op kan halen (wauw ze zijn echt begaan) of echt denken van waar bemoei jij je eigen mee.
Dat is helemaal niet jouw taak; je bent in mijn mond bezig.’
---------------------------------------------------------------------- Preventieve rol van de mondhygiënist ↓
Interviewer 1: ‘Als ik het goed begrijp vind je het wel lastig.’
Deelnemer 3: ‘Ja.’
Interviewer 1: ‘Hoe zie je dit onderwerp dan in relatie tot de preventieve rol van de
mondhygiënist?’
Deelnemer 3: ‘Het heeft een hele grote rol in de preventieve tak van de mondzorg. Ik begrijp
ook helemaal dat het aan bod moet komen en dat het belangrijk is voor de patiënt om dat te
bespreken. Maar er ligt wel een drempel in wat kun je aankaarten en wat kun je niet
aankaarten.’
Interviewer 1: ‘En wat zou je wel aankaarten en wat zou je niet aankaarten?’
Deelnemer 3: Denkt na. Slaakt een diepe zucht. ‘Dat is moeilijk. Wat zou ik wel of niet
aankaarten. Ik zou het sneller aankaarten als je merkt in de mond dat er wel aanwijzingen
91
zijn om het aan te kaarten. Ik denk dat je niet bij elke random patiënt kan zeggen van: hé, dit
en dat.’
---------------------------------------------------------------------------------------------------- HPV vaccinatie ↓
Interviewer 1: ‘En de HPV vaccinatie. Zou je dat bespreken?’
Deelnemer 3: ‘Ik denk persoonlijk niet. Ook al ben ik er zelf best wel in betrokken wat dat
betreft. Maar nee, het is niet iets waar ik zo op zou komen om dat zomaar met de patiënt te
gaan bespreken om zich te laten vaccineren, nee.’
Interviewer 1: ‘Je geeft aan er in betrokken te zijn. Wat bedoel je daarmee?’
Deelnemer 3: ‘Ik heb zelf ook HPV-ervaringen gehad. Ik weet dus heel goed hoe het is om
daarmee geconfronteerd te worden. En dan is het bij mij dan niet in de mond, maar het zou
wel fijn zijn om daar überhaupt ooit voorlichting over gehad te hebben.’
Interviewer 1: ‘Zou je je eigen kinderen vaccineren?’
Deelnemer 3: ‘Daar heb ik strenge wisselende meningen over. Aan de ene kant; ik ben zelf
ook niet gevaccineerd, en ik vind het best wel een dingetje omdat je niet weet hoe het er
over tien jaar uit zal zien. Die vaccinatie was toen heel nieuw en er is op de lange termijn nog
niet genoeg onderzoek naar gedaan om echt te kunnen zeggen van dat wil ik doen. Dus stel
ik heb over vijf jaar kinderen en er is dan wel genoeg onderzoek gedaan over wat de effecten
op lange termijn zijn; dan zou ik het zeker wel in concentratie nemen. Maar op dit moment
durf ik daar nog niet teveel over weg te geven.’
---------------------------------------------------------------------- Preventieve rol van de mondhygiënist ↓
Interviewer 2: ‘Je geeft bij het geven van voorlichting over moeilijk bespreekbare
onderwerpen aan dat je onbewust een selectie maakt van bij welke patiënten je dit wel of
niet zou doen of eerder zou doen.’
Deelnemer 3: ‘Dat klopt.’
Interviewer 2: ‘Maar wat betreft de preventieve rol van de mondhygiënist heb je het meer
over het mondeling bespreken daarvan. En stel je nu voor je hebt patiënten waarvan je denkt
van ja dat vind ik wel moeilijk om dat mondeling aan te kaarten; zouden er nog andere
manieren zijn?’
92
Deelnemer 3: ‘Nou, misschien aan de hand van je ASA bijvoorbeeld. Dat je daar iets in
verwerkt wat daarmee betrekking heeft. Dan hoef je er niet daadwerkelijk naar te vragen.
Dan zit er wellicht meer een bruggetje tussen.’
Interviewer 2: ‘En hoe zou je het zelf vinden als jouw tandarts of mondhygiënist jou adviseert
over dit soort onderwerpen?’
Deelnemer 3: ‘Omdat het nooit echt besproken is, zou ik persoonlijk zelf denken van: huh,
waarom begin je hier over. Het is denk ik nog een te groot taboe om dat zomaar te
bespreken. Dat zou ik zelf persoonlijk ook denken: hoezo HPV?’
Interviewer 2: ‘En als de gedachte daarachter duidelijk wordt? Als je als patiënt bijvoorbeeld
vraagt: waarom?’
Deelnemer 3: ‘Ja, ik vind het prima. Ik ben zelf ook een open boek dus persoonlijk ligt van
mij alles op straat. Dus als het moet vind ik het niet erg. En helemaal omdat je ook een
beroep hebt waarin je ook weet dat het belangrijk is om dit te bespreken. Maar ik kan me wel
voorstellen dat niet iedereen dat zomaar prijs kan geven.’
Interviewer 1: ‘De laatste vraag. Wil je nog iets delen met ons of iets vertellen over het
onderwerp waar nog niet naar is gevraagd?’
Deelnemer 3: Zucht heel diep. ‘Ik denk het niet eigenlijk. Ik vind dat jullie alles wel goed
hebben besproken wat dat betreft. Ik hoop dat jullie er iets aan hebben en het onderzoek
goed af kunnen ronden.’
De interviewers bedanken deelnemer 3.
93
Interview 4
Datum 16-12-2016
Tijdstip 15:00 uur
Hogeschool Hogeschool Utrecht
Studiejaar 1
Geslacht V
Leeftijd 18 jaar
Het interview heeft plaatsgevonden via FaceTime en is vastgelegd middels een video-
opname.
Interviewer 1: ‘Als het goed is heb je een poosje geleden onze enquête ingevuld over HPV
en mondkeelkanker. Daarin heb je ook aangegeven om deel te willen nemen aan een
interview en dat zullen we vandaag met je houden.
Deelnemer 4: ‘Ja, klopt.’ Lijkt afgeleid, kijkt om zich heen.
Interviewer 1: ‘Als het goed is heb je een informed consent gehad via de mail. Heb je deze
gezien?’
Deelnemer 4: ‘Ja klopt, die heb ik gelezen.’
Interviewer 1: ‘Oké geef je er toestemming voor?’
Deelnemer 4: ‘Ja hoor is goed.’ Leunt zijwaarts, kijkt weg.
Interviewer 1: ‘Oké, helemaal goed. In principe zal ik het interview doen en deelnemer 2 zit
naast mij om eventueel aanvullende vragen te stellen over het onderwerp.’
Het geluid van het videogesprek valt weg.
Interviewer 1: ‘Zou je iets dichter bij je telefoon of Ipad willen komen zitten? Want wij horen
het niet helemaal.’
Deelnemer 4: Schuift dichterbij.
94
---------------------------------------------------------------------------------------- Vaardigheden screenen ↓
Interviewer 1: ‘Oké, we beginnen met de eerste vraag. Kun je wat vertellen over je
ervaringen met betrekking tot het screenen op mondkeelkanker?’
De verbinding valt weg (geen beeld en geluid). De interviewers nemen opnieuw contact op
via FaceTime.
Deelnemer 4: ‘Daar zijn we weer. Volgens mij is de WiFi niet heel sterk ofzo, ik ben ook niet
thuis. Hij doet het wel nu toch?’
Interviewer 1: ‘Ja hij doet het nu weer.’ Ik zal even de eerste vraag herhalen. Kun je iets
vertellen over je ervaring met betrekking tot het screenen op mond en keelkanker?’
Deelnemer 4: ‘Euh, is het al bekend dat ik eerstejaars ben? Denkt na. Eigenlijk weet ik daar
tot nu toe helemaal niks van. En toen ik de mail las was dat voor het eerst dat ik erover
hoorde. Ook zeg maar… iets in de zin van… dat ik het heel belangrijk vind om er wel iets
meer over te weten en vooral in het onderwijs. Dat is ook de reden dus eigenlijk helemaal
niets.’
----------------------------------------------------------------------------------------------------------- Onderwijs ↓
Interviewer 1: ‘En ook niet buiten het onderwijs om? Heb je er buiten het onderwijs van
gehoord via andere…. wordt onderbroken door deelnemer 4.
Deelnemer 4: ‘Ja, tuurlijk. Minimaal wel. Maar zeker ja. Knikt ja. dat is dan echt algemene
kennis.’
Interviewer 1: ‘Oké, en wat heb je daar dan over gehoord?’
Deelnemer 4: ‘Dat het aantal gevallen euh… zeg maar dat het stijgt en dat ze het meer
bespreekbaar willen maken. Dat is het ook wel.’ Kijkt om zich heen.
-------------------------------------------------------------------------------------------------------------- Richtlijn ↓
Interviewer 1: ‘En een richtlijn ontwikkelen voor het screenen op mond en keelkanker. Hoe
denk je daarover?’
Deelnemer 4: ‘Ik denk dat het binnen Mondzorgkunde wel heel goed kan, ook qua ruimte dat
er genoeg ruimte voor is. Ik denk dat het als zorgverlener eigenlijk wel noodzakelijk is dat je
daar kennis van hebt. Ik zou het heel raar vinden als je straks als vierdejaars, of zelfs eerder
eigenlijk, daar niets over kunt vertellen. Dat zou heel raar zijn en dat vind ik heel kwalijk ook.’
95
----------------------------------------------------------------------------------------------------------- Onderwijs ↓
Interviewer 1: ‘Hoe zou je daar dan binnen het onderwijs vorm aan geven? Hoe zou je zelf
graag die informatie willen krijgen?’
Deelnemer 4: ‘Nou, keihard toetsen denk ik. Ik denk dat dat wel het meest effectief is.
Gewoon toetsen over het hele onderwerp. Wel ook instructie geven, nou ja, nee. Komt
moeilijk uit de woorden. Wel dat ze toetsen dat je de nodige informatie kan verlenen. Dat
vind ik wel noodzakelijk ja.’
------------------------------------------------------------------------- Moeilijk bespreekbare onderwerpen ↓
Interviewer 1: ‘Oké, dankjewel. En moeilijk bespreekbare onderwerpen... wat vind jij moeilijk
bespreekbare onderwerpen in de tandheelkunde, met patiëntencontact?’
Deelnemer 4: ‘Euh ja… denkt na. De ernst van de situatie onder woorden brengen, juist
onder woorden kunnen brengen. Benadrukt ‘juist’. Dat is natuurlijk niet niks. Vooral als je
daar heel bewust op gaat screenen. Dat lijkt me wel pittig en heftig.’
Interviewer 1: ‘Zijn er nog andere onderwerpen, buiten dit onderwerp, die je moeilijk vind om
te bespreken?’
Deelnemer 4: Lijkt ongemakkelijk. ‘Ja, dat vind ik moeilijk. Want het is natuurlijk heel
minimaal wat wij daarover hebben gehad. Dat vind ik heel moeilijk. Want wat we nu allemaal
hebben is vooral heel veel informatie en heel veel basis. Instructie geven is eigenlijk nog niet
zo heel erg aan bod gekomen dus daar kan ik moeilijk iets over zeggen.’
---------------------------------------------------------------------------------------------------- HPV vaccinatie ↓
Interviewer 1: ‘En de HPV vaccinatie, daar heb je waarschijnlijk ook wel van gehoord? Zou je
die vaccinatie adviseren aan patiënten?’
Deelnemer 4: ‘Ja, ik vind dat je als zorgverlener absoluut die adviserende rol sowieso op je
kunt nemen, toch? Lijkt mij. Ik denk wel dat ik het zou doen.’
---------------------------------------------------------------------- Preventieve rol van de mondhygiënist ↓
Interviewer 2: ‘Hoe zie je jezelf dan straks als mondhygiënist, als je meer kennis hebt? Hoe
zie je jezelf dit soort dingen bespreken met de patiënt en wat is jou rol daarin?’
Deelnemer 4: ‘Ja, euh… kijkt bedenkelijk om zich heen. Ik denk dat het binnen het vak wel
heel erg haalbaar is en dat je daar leerlingen goed op kunt voorbereiden. Ik zou niet weten
wat de juiste manier zou zijn, maar ik weet wel dat ik dat binnen mijn opleiding wel wil leren.
Ik wil wel over vier jaar de juiste communicatievaardigheden hebben om zulke heftige dingen
96
te kunnen bespreken met de patiënt en het belang daarvan ook duidelijk kunnen maken. Ik
vind het eigenlijk ook heel erg noodzakelijk. Ik vind het daarom ook een hele goede zaak dat
jullie dit onderzoek doen.’
-------------------------------------------------------------------------------------------------------------- Cultuur ↓
Interviewer 1: ‘Duidelijk, dankjewel. Wat betreft het onderwerp, merk je ook verschillen
tussen de culturen waarmee je bekent bent?’
Deelnemer 4: ‘Nee, dat zou ik niet durven zeggen. Nee, absoluut niet. Ik denk niet dat het in
cultuur uit zal maken of het onderwerp meer of minder serieus zal worden genomen. Schud
nee.’
Interviewer 1: ‘En de bespreekbaarheid van het onderwerp…?’
Deelnemer 4: ‘Nee, ook niet. Tuurlijk is het persoonlijk, maar ik zou daar niet de stempel
cultuur onder willen zetten. Nee, dat zou ik niet doen. Ik denk dat mensen dat juist heel erg
zullen waarderen in het algemeen.’
Interviewer 1: ‘Bedoel je dat je geen verschillen ziet, wat betreft een andere cultuur en de
Nederlandse cultuur, in hoe makkelijk of hoe moeilijk je dit onderwerp bespreekt?’
Deelnemer 4: ‘Ja. Geen verschil. Maar goed, ik denk dat jullie nog meer mensen zullen
spreken? Het kan wel dat andere mensen daar wel wat meer problemen mee hebben.
Interviewer 2: ‘Is het dan ook erg persoonsafhankelijk?’
Deelnemer 4: ‘Ja, ik denk dat het ook met mijn opvoeding heeft te maken. Ik zou daar geen
onderscheid in maken. Ik zou ook niet willen dat iemand anders mij daarin zou
onderscheiden als het jou rol is om zulke dingen te bespreken. Het is cruciaal. Zeker is het
moeilijk bij sommige patiënten, maar dat is aan jou als mondhygiënist om die afweging te
maken. Maar cultuur…? Ik vind het wel logisch dat je het vraagt maar nee, mijn antwoord is
dan zeker nee.’
Interviewer 2: ‘Heb je verder nog dingen die je met ons wil bespreken of met ons wil delen?
Iets waar nog niet naar is gevraagd?’
Deelnemer 4: ‘Nee. Zegt enthousiast: ik ben vooral heel benieuwd wat er uit jullie onderzoek
komt.’
De interviewers bedanken deelnemer 4.
97
Interview 5
Datum 19-12-2016
Tijdstip 12:00 uur
Hogeschool Hogeschool Inholland
Studiejaar 4
Geslacht V
Leeftijd 29 jaar
Het interview heeft plaatsgevonden via WhatsApp-videogesprek en is vastgelegd middels
een video-opname.
Interviewer 1: ‘Als het goed is heb je een poosje geleden een enquête ingevuld voor ons
over HPV en mondkeelkanker. Daarin heb je aangegeven deel te willen nemen aan een
interview. Dat gaan we vandaag doen. In principe zal ik het woord doen. … zit naast mij en
zal eventueel aanvullende vragen stellen of even een korte samenvatting geven. Als het
goed is heb je via de mail een informed consent gehad. Het je deze doorgenomen en geef je
toestemming voor het interview?’
Deelnemer 5: ‘Dat klopt en ik geef toestemming.’
---------------------------------------------------------------------------------------- Vaardigheden screenen ↓
Interviewer 1: ‘Dan beginnen we met de eerste vraag. Kun je iets vertellen over je ervaringen
met betrekking tot het screenen op mond- en keelkanker?’
Deelnemer 5: ‘Ik heb persoonlijk weinig ervaring. Ik heb geen HPV geconstateerd bij
patiënten. Verder wordt er eigenlijk te weinig aandacht aan besteed; binnen mijn ervaring.’
Interviewer 1: ‘Je zegt ‘weinig aandacht’. Kun je daar wat meer over vertellen?’
Deelnemer 5: ‘Weinig aandacht voor de symptomen en klinische kenmerken daarvan. En het
doorvragen aan patiënten in hoeverre ze bij een gynaecoloog of oncoloog lopen. Dit alles in
relatie tot de HPV in de mond. Er wordt wel een vragenlijst afgenomen, maar een aparte
vragenlijst daarbij of een uitbreiding van de vragenlijst wat betreft HPV is er te weinig, vind
ik.’
98
Interviewer 1: ‘En je eigen ervaringen met betrekking tot het screenen op mondkeelkanker?
Denk aan visuele inspectie en palpatie. Kun je daar iets meer over vertellen? Hoe doe je dat
zelf?’
Deelnemer 5: Denkt lang na. ‘Ja, hoe ga ik dit uitleggen. Je kijkt natuurlijk naar alle zachte
weefsels; de tong, in de omslagplooien, met name het verschil in contrast kijk ik heel erg
naar; dus of daar verschil in is. Maar eigenlijk heb ik vaker patiënten met lichen planus
gezien dan echt HPV kenmerken. Daar worden ook te weinig klinische beelden voor
uitgebracht. Dat de patiënten hiermee gelinkt zijn. HPV en het klinische beeld in de mond.
Dus wat ik doe is wel altijd palperen op harde structuren in de mond. Ook kijk ik in de keel;
dus de tong echt uitsteken en naar links en naar rechts bewegen. Soms vraag ik of patiënten
‘aah’ willen zeggen; dan gaat de tong ook iets lager liggen. Maar dat is niet echt vanuit de
studie. Dat is wat meer uit de praktijkervaring.’
Interviewer 1: ‘Je gaf net al aan dat er niet veel bekend is over HPV kenmerken. En je gaf
aan om dit onderwerp uit te breiden in de medische anamnese.’
Deelnemer 5: ‘Ja.’
------------------------------------------------------------------------------------------------------ Hulpmiddelen ↓
Interviewer 1: ‘Hoe zou je dit zelf zien? Of hoe denk je over een richtlijn?’
Deelnemer 5: Denkt lang na. ‘Dat is heel lastig natuurlijk. Want als je er zelf …lacht
zenuwachtig… weinig in getraind bent om daar een beeld over te hebben. Ik denk meer
doorvragen in de medische anamneselijst. Dat er gewoon wat subvragen bijkomen. We
vragen wel naar SOA’s, maar er wordt niet verder gevraagd naar het HPV-virus of vragen die
daar betrekking mee hebben.’
----------------------------------------------------------------------------------------------------------- Onderwijs ↓
Interviewer 1: ‘Dankjewel. Je zei net dat je er niet zo goed op getraind wordt. Hoe zou je dit
zelf graag zien binnen de opleiding?’
Deelnemer 5; ‘Binnen de opleiding zou ik net als oncologie, waar enorm veel aandacht aan
besteed wordt; wij hebben twee semesters echt oncologie gehad, dat HPV hierbij betrokken
wordt. Dat HPV ook daadwerkelijk als HPV wordt benoemd. En dat je dat niet zozeer bij het
stapeltje oncologie gooit, maar dat je het ook echt daadwerkelijk naar voren haalt. Zo van dit
zijn de kenmerken van HPV, zoveel vrouwen hebben er mee te kampen en meer de
klinische kenmerken daarvan in het onderwijs eigenlijk. En in hoeverre dit zich van andere
oncologische kenmerken onderscheidt.’
99
------------------------------------------------------------------------- Moeilijk bespreekbare onderwerpen ↓
Interviewer 1: ‘Er zijn verschillende moeilijk bespreekbare onderwerpen binnen de
tandheelkunde. Wat zijn voor jou moeilijk bespreekbare onderwerpen?’
Deelnemer 5: Denkt lang na. ‘Ik denk dat het meer een taboe is. Ik probeer daar wel zelf wat
professioneler mee om te gaan. Maar over het algemeen kan ik mij wel inbeelden dat de
meeste zorgverleners over het algemeen het lastig vinden om het over SOA’s te hebben.
Maar ook drugsgebruik wordt heel afwisselend op gereageerd. En dan in dit geval het
seksueel gerelateerde onderwerpen. Dat is gewoon heel lastig. Als er, wat ik al eerder zei, in
de medische anamneselijst specifiek vragen over gesteld worden; waar je ja of nee op kan
antwoorden inclusief een aantal subvragen daarbij. Ik denk dat het dan wel makkelijker
gemaakt wordt. Maar ik denk met name het seksuele gedeelte in combinatie met het
gynaecologische gedeelte. En natuurlijk informatie verlenen aan de patiënt in hoeverre dat
een relatie heeft met elkaar.’
---------------------------------------------------------------------- Preventieve rol van de mondhygiënist ↓
Interviewer 2: ‘Als we het over de preventieve rol van de mondhygiënist hebben in
combinatie met moeilijk bespreekbare onderwerpen. Hoe zie je jezelf daarin? Ondanks een
bepaald taboe zoals je eerder benoemde.’
Deelnemer 5: Denkt lang na. ‘Ik heb er geen moeite mee om een medische vragenlijst af te
nemen bij de patiënt; omdat dat unaniem is. Maar op het moment dat ik uit mezelf bepaalde
dingen zou moeten vragen wat niet vanuit de opleiding of vanuit de praktijk aangemoedigd
wordt, dan is het wel een drempel. Dan komt het toch vanuit mijn persoonlijke kant in plaats
vanuit de beroepsvereniging of het beroepsbeeld.’
---------------------------------------------------------------------------------------------------- HPV vaccinatie ↓
Interviewer 1: ‘De HPV-vaccinatie. Hoe denk je daar over?’
Deelnemer 5: ‘Ik ben van mening dat daar nog te weinig onderzoek naar is gedaan om
daadwerkelijk te kunnen zeggen of het onze maatschappij helpt. Met name door de
bijwerkingen, op lange termijn.’
Interviewer 1: ‘Zou je de vaccinatie aan patiënten adviseren?’
Deelnemer 5: ‘Nee. Puur omdat er naar mijns inziens nog te weinig langlopende
onderzoeken zijn gedaan om dit daadwerkelijk iemand te adviseren.’
100
-------------------------------------------------------------------------------------------------------------- Cultuur ↓
Interviewer 1: ‘En merk je ook verschillen tussen de culturen waar je mee bekend bent met
betrekking tot dit onderwerp?’
Deelnemer 5: ‘Ja. Over het algemeen ervaar ik dat er bij sommige culturen lastiger over
gepraat wordt, omdat de mondhygiëne apart wordt gezien van de huisarts. Er wordt minder
bij je neergelegd als er een medische aandoening zoals bijvoorbeeld HPV of andere
oncologische aandoeningen zich voordoen. Ik denk dat er wat betreft communicatie ook een
barrière is. In hoeverre je dit duidelijk kan maken naar iemand toe en dat er een verband
tussen is. Ik vind het heel lastig om bij mensen met een bepaalde culturele achtergrond om
het hard te maken.’
Interviewer 1: ‘Hoe komt dat?’
Deelnemer 5: ‘Taalbarrière. Je bent soms al met handen en voeten aan het communiceren
en dan moet je ook dit nog gaan bespreken. Je kunt natuurlijk veel met Google Translate of
er een Turkse of Marokaanse collega bij halen. Maar dan leg je het weer bij een ander neer
terwijl je zelf de zorgverlener bent. Naar mijn idee moet je het wel bij jezelf houden. Ik denk
dat als er in die culturen meer voorlichting komt, in het Turks en Marokkaans, dat dat de
barrière wat kleiner maakt om het daarover te hebben.’
Interviewer 1: ‘Je had het nu meer over culturen in het algemeen. Merk je zelf verschil tussen
de Nederlandse cultuur en de cultuur waar je mee bent opgegroeid?’
Deelnemer 5: ‘Mijn ouders komen uit Iran en ik ben bekend met de Chinese cultuur. Ik ben
hier in Nederland opgegroeid. Of mensen in Iran moeite hebben met het aankaarten
daarvan.. Ik denk omdat er in het algemeen te weinig aandacht aan besteed is dat het niet
uitmaakt aan welke etnische groep het te wijten is. Of het nu een Surinamer, Antillianer,
Marokkaan, Turk of een Iranees is; dat het allemaal in hetzelfde rijtje terecht komt. Ik zou het
wel lastiger vinden, ook al zou ik iets in het Farsi kunnen zeggen tegen iemand die uit Iran
komt, om het aan te kaarten als er nog geen aandacht aan besteed is. Tenzij ik het klinische
beeld zie in de mond.’
Interviewer 2: ‘Je geeft aan dat je het lastig en toch ook wel moeilijk vind. Maar als we dan
kijken naar de cultuur, en dan maakt het niet uit welke cultuur, waar hangt het dan precies
vanaf hoe moeilijk of makkelijk dat is?’
Deelnemer 5: ‘Omdat er geen handvaten voor zijn. Dat maakt het lastig. Je weet niet waar je
zou moeten beginnen en hoe het gesprek zich zou moeten gaan vormen. Net als bij
101
motivational interviewing. Daar heb je ook geleerd om op een bepaalde manier te handelen.
Er is hiervoor geen methode of manier vind ik.’
-------------------------------------------------------------------------------------------------------------- Richtlijn ↓
Interviewer 1: ‘En hoe denk je wat dit betreft over het ontwikkelen van een richtlijn?’
Deelnemer 5: ‘Ja dan komen we weer bij de eerste vraag terug. Ik denk het eerst moet
beginnen met meer onder de aandacht brengen. Over alle verschillende dingen. En dan met
name in het ziekenhuis bij mensen die daadwerkelijk met HPV gediagnosticeerd worden.
Ook in verschillende talen. En dan uiteindelijk in onze beroepsgroep vertaald in een vorm
van een richtlijn. Denkt na. Ja en ik denk nu meer aan voorlichtingsmateriaal; hoe kan je het
aankaarten bij mensen, zodat mensen het zelf te weten komen. Want dan heb je een minder
hoge drempel dan wanneer je het zelf zou moeten aankaarten. En in de vorm van een
richtlijn. Denkt na. Net zoals je bij tongbeslag aan de hand van een foto kan zien in hoeverre
het tongbeslag is. Dat je dit ook bij HPV doet. Dat je als tandarts of mondhygiënist kan laten
zien dat dit een beeld is wat je echt moet onderscheiden van een ander beeld. Ik denk dat
die richtlijn ook wel meer door chirurgen opgesteld moet worden.
Interviewer 1: ‘Wil je verder nog iets met ons delen over dit onderwerp of dingen waar nog
niet naar gevraagd zijn?’
Deelnemer 5: Denkt lang na. ‘Misschien in welk stadium de HPV zich bevindt. Daar is geen
vraag naar gesteld. Je hebt zegmaar verschillende stadia van HPV. Ik denk dat in het eerste
stadium nog niet echt kenmerken zijn. En in latere stadia kan ik mij voorstellen dat daar wat
meer bij komt kijken. Dus ook meer aandoeningen; het komt meer tot uiting. Dat daar ook
meer onderscheid in moet komen misschien. Dat je in eerder stadia patiënten wat meer
duidelijker moet gaan maken in de vorm van voorlichting dan in een later stadium. Want als
je in een later stadium aan komt zetten met voorlichting dan ben je te laat vind ik. Verder
krijgen wij steeds meer patiënten doorverwezen van cardiologen. Ik denk dat als voorlichting
op een gegeven moment ook vanuit het ziekenhuis komt, dan vang je daar uiteindelijk meer
vliegen mee.’
De interviewers bedanken deelnemer 5.
102
Interview 6
Datum 23-12-2016
Tijdstip 12:30 uur
Hogeschool Hogeschool Utrecht
Studiejaar 4
Geslacht M
Leeftijd 24 jaar
Het interview heeft persoonlijk (face-to-face) plaatsgevonden en is vastgelegd middels een
video-opname.
Interviewer 1: ‘We hebben het informed consent via de mail naar je opgestuurd. Je gaf net al
aan dat je het had doorgenomen? Ga je ook akkoord?’
Deelnemer 6: ‘Ja, ik ga akkoord.’
Interviewer 1: ‘Verder is ook bekend dat dit interview ook wordt gefilmd en daarna
verwijderd?’
Deelnemer 6: Knikt ja.
Interviewer 1: ‘Een aantal weken geleden heb je de enquête ingevuld van ons onderzoek en
vandaag willen we even inspelen op jouw attitude.’
Deelnemer 6: ‘Oké.’
---------------------------------------------------------------------------------------- Vaardigheden screenen ↓
Interviewer 1: ‘Wat zijn jouw ervaringen wat betreft het screenen op mond- en keelkanker of
afwijkingen in de mond?’
Deelnemer 6: ‘Mijn ervaring is dat het weinig gebeurt. Het ligt er ook aan per behandelaar. Ik
werk nu in een tandartspraktijk en ben daar ook preventie-assistent. Af en toe loop ik ook
mee met de tandarts of iemand die op de afdeling kaakchirurgie werk. Ik merk dat ik zelf
meer gefocust ben op afwijkingen omdat ik in mijn eerste jaar stage heb gelopen bij
bijzondere tandheelkunde. Daar heb ik echt het effect gezien van wanneer je er vroegtijdig
bij bent of laat. Dat is best wel een groot verschil. Daarom ben ik er zelf misschien heel erg
gefocust op van dat dat onderzoek belangrijk is. Als ik meekijk in de mond kijk ik altijd wel
103
mee, maar ik merk dat behandelaars, bijvoorbeeld bij een periodieke controle, dat die alleen
focus hebben op de dentitie en het parodontium. En dat eigenlijk de tong buiten
beschouwing wordt gelaten. Of alleen naar wordt gekeken als het gaat om bruxisme. Dus
eigenlijk vind ik dat er te weinig wordt gescreend op mondkeelkanker.’
Interviewer 1: ‘Als ik het even kort samenvat: jij ziet het te weinig maar vind het wel belangrijk
dat het wordt gedaan…’
Deelnemer 6: ‘Heel belangrijk.’ Knikt daarbij nadrukkelijk.
Interviewer 1: ‘… en jouw aandacht gaat ook wel daar naar toe. Ondanks dat je ziet dat het
vrij weinig wordt gedaan.’
Deelnemer 6: ‘Ja. Ik zou daar zelf heel graag iets aan bij willen dragen.’
Interviewer 1: ‘Als we het hebben over visuele inspectie en palpatie; hoe denk je daarover?
Hoe kijk je daar tegenaan? Hoe voel je je daarbij?’
Deelnemer 6: ‘Ik denk dat dat heel belangrijk is, nog steeds. En ik zou dat ook wel echt willen
doen. Maar ik merk wel dat ik vind dat er tijdens de opleiding heel weinig aandacht aan is
geschonken; misschien bijna nul. Überhaupt het beeld van hoe ga ik naar zo’n patiënt kijken,
wat zie je nu en wat voel je. Het is voornamelijk veel meer: harde zwelling, structuur,
blablablablabla. Maar niet… In de praktijk wordt je eigenlijk in het diepe gegooid van het is
heel belangrijk. Daar wordt een thema aan gebonden, maar ik denk dat de link naar de
praktijk nog te minimaal is. Je moet voornamelijk zelf gaan uitzoeken of iets klinisch wel of
niet goed is. En ik denk dat het wel belangrijk is om dit tijdens je stages zulk soort dingen te
oefenen. En daarom kijk ik er ook zo positief naar dat ik dat wel moet doen.’
Interviewer 1: ‘En hoe voel jij je als je die visuele inspectie of palpatie doet?’
Deelnemer 6: ‘Als een behandelaar als ik dat zo mag zeggen. En ik denk ook wel: die patiënt
geeft een soort van vertrouwen naar jou als behandelaar. Ik denk dat je daar professioneel
mee om moet gaan en dat je de patiënt volledig moet informeren. Ik heb daar niet een
bepaald gevoel bij. Gewoon net zoals ik alle behandelingen uitvoer.’
------------------------------------------------------------------------------------------------------ Hulpmiddelen ↓
Interviewer 1: ‘Als we denken aan een hulpmiddel over het screenen op mond- en
keelkanker. Waar denk je dan aan?’
104
Deelnemer 6: ‘Ik denk de meest voorkomende afwijkingen in een bepaald document zetten.
Met daarbij symptomen. Ik denk dat dat een soort hulpmiddel is dat het visueel verwoord.
Denkt na. Ik denk niet dat je iets anders kunt doen.’
Interviewer 1: ‘En heb je het dan als ik het samenvat over een bepaalde richtlijn net zoals we
hier op de opleiding ook van die formulieren hebben dat je even systematisch kan zien hoe
iets eruit ziet, wat moet ik doen, hoe kan ik het herkennen. Bedoel je dat?’
Deelnemer 6: ‘Ja.’ Knikt nadrukkelijk. ‘Gewoon een soort A4tje. Niet te uitgebreid, want dan
wordt het overgeslagen. Je merkt toch dat de tijdsdruk heel groot is. Helaas. Nee, ik denk dat
er een soort van richtlijn ontwikkeld moet worden. Met wat het meest voorkomende daarop
staat.’
------------------------------------------------------------------------- Moeilijk bespreekbare onderwerpen ↓
Interviewer 1: ‘Moeilijk bespreekbare onderwerpen. Wat zijn voor jou moeilijk bespreekbare
onderwerpen binnen de tandheelkunde.’
Deelnemer 6 Denkt na. ‘Misschien drugsgebruik? Dat vind ik soms best wel lastig om aan te
halen als ik zie dat een patiënt komt en er zijn een paar stukken tanden afgebroken. En ik
werk zelf in een tandartspraktijk die voornamelijk gefocust is op studenten en er was ook een
periode dat dit veel voorkwam. Het voordeel is wel dat je makkelijk contact legt met de
patiënt, omdat ik zelf ook nog student ben. Je voelt geen grote afstand. Dus dat vind ik soms
wel heel lastig om op in te spelen. En ook bepaalde medicatie zoals bijvoorbeeld
antidepressiva. Dat vind ik allemaal moeilijk om dat bespreekbaar te maken. Maar voor de
rest niet.’
-------------------------------------------------------------------------------------------------------------- Richtlijn ↓
Interviewer 2: ‘Als we het over moeilijk bespreekbare onderwerpen hebben, kan dat voor
iedereen natuurlijk anders zijn. Maar onafhankelijk van het onderwerp; hoe zou je dat dan
aanpakken? Want je zegt dat je het eigenlijk wel moeilijk vind om dat te bespreken. Maar stel
je hebt wel zo’n gevoel van dit moet ik wel echt even bespreken. Hoe zou je dit doen en wat
zou iets zijn wat het makkelijker voor jou zou maken, ook als we het hebben over HPV
gerelateerde onderwerpen?’
Deelnemer 6: ‘Ik denk dat als er een richtlijn is. Dat je een soort van houvast hebt. Je ziet
dan bepaalde symptomen en dat kan daar en daar op lijken. Daar kun je dan naar
doorvragen. Je moet een soort van houvast hebben als behandelaar waar je je op kan
focussen. En nu is het meer zo van ik denk dit en dit kan het zijn. Ik denk dat als het
onderbouwd is dat je als behandelaar sterker staat en dat je verhaal ook prettiger overkomt.
105
Maar bijvoorbeeld iets als kindermishandeling is ook heel lastig en daar zijn ook bepaalde
richtlijnen voor. Dat vind ik ook lastig, omdat dat iets met geweld is.’
Interviewer 2: ‘En bedoel je dan dat het ook uit een bepaald vermoeden komt? Dat je het
fijner vind als je niet denkt van o bij die moet ik het wel aankaarten en bij die niet, maar dat je
dan een houvast hebt waar je dan op verder kunt.’
Deelnemer 6: Fronst zijn wenkbrauwen. ‘Bedoel je kindermishandeling?’
Interviewer 2: ‘Ja bij al dat soort onderwerpen.’
Deelnemer 6: ‘Ja ik denk een soort van houvast creëren. Ik weet dan van mezelf dat ik
sociaal redelijk sterk ben er wel uit zou komen. Maar als je op de opleiding zit denk je soms
van poeh hoe ga je bepaalde confrontaties aan met de patiënt. En het is niet confronteren
het is informeren. En ik denk dat je de patiënt tekort doet als je het niet doet.’
---------------------------------------------------------------------------------------------------- HPV vaccinatie ↓
Interviewer 1: ‘Duidelijk. De HPV-vaccinatie. Tell me about it.’
Deelnemer 6: Denkt na. ‘Nou, eerlijk gezegd wist ik niet eens dat het bestond. Althans ik wist
wel dat er een vaccinatie was maar dan meer voor vrouwen. En ik wist niet dat het er
blijkbaar ook voor mannen is. Dat wist ik ook niet, daar ben ik achter gekomen. Als die zou
bestaan, zou ik denken: waarom ook niet. Ik krijg ook preventief een griepprik. En iedereen
moet voor zichzelf weten of hij het wel doet of niet, maar ik denk wel dat mensen goed
geïnformeerd moeten worden over het risico wat ze lopen als ze het wel of niet doen. En dat
de patiënt zelf moet weten wat hij doet.’
Interviewer 1: ‘Zou jij het de patiënt adviseren?’
Deelnemer 6: Denkt na.
Interviewer 1: ‘Of laat ik het zo zeggen; een patiënt waarvan jij denkt dat deze in een
risicogroep valt, je geeft informatie en je komt, misschien wel of niet, op de vaccinatie. Zou je
dat dan wel of niet adviseren?’
Deelnemer 6: Denkt na. ‘Ik weet niet. Ik zou er geen advies voor geven, je spuit namelijk wel
een middel in iemand. Ik zou meer informeren dat het bestaat en de keuze bij de patiënt
leggen. Ik zou geen advies geven.’
Interviewer 1: ‘Dus wel bespreken.’
106
Deelnemer 6: ‘Ja, wel bespreken.’ Knikt. ‘Tenminste als ik zelf meer informatie heb over wat
het precies is. Ik weet nu anders niet wat ik aan het informeren of adviseren ben.’
Interviewer 1: ‘Je wilt het onderbouwd.’
Deelnemer 6: ‘Ja alles onderbouwd.’ Knikt nadrukkelijk.
---------------------------------------------------------------------- Preventieve rol van de mondhygiënist ↓
Interviewer 1: ‘Hoe zie jij je binnen dit onderwerp, HPV en de relatie met mondkeelkanker?
Hoe zie jij de preventieve rol van jou als mondhygiënist?’
Deelnemer 6: ‘Als professionele behandelaar voornamelijk het informeren ervan. De patiënt
is koning om het zo te zeggen. Die komt bij jou en betaalt voor jouw kennis. Ik denk dat je
voornamelijk moet informeren en de keuze bij de patiënt moet leggen wat hij daarmee doet.
Dat is het. Ik wil niet ergens een focus op leggen. Het is precies hetzelfde als iets anders; er
zit een gaatje. Je geeft iets, je vertelt iets. En de keuze ligt bij de patiënt. Dus ik denk met
name dat mijn rol het informeren naar de patiënt toe is.’
Interviewer 1: ‘Onafhankelijk van het onderwerp, jij wilt gewoon de beste zorg verlenen
ongeacht…’
Deelnemer 6: ‘Ja. Je wilt een patiënt niet tekort doen. Althans ik zou ’s avonds in bed niet
rustig kunnen slapen wanneer ik iets niet heb gedaan. En dat ligt misschien bij mij ook
persoonlijk dat ik denk van hé ik zou precies hetzelfde andersom willen. Maar ik denk dat je
dan pas een goede behandelaar bent.’
Interviewer 1: ‘Samenvat, je wilt volledige zorg geven.’
Deelnemer 6: ‘Ja.’ Knikt nadrukkelijk. ‘Wat ik zelf terug zou verwachten.’
----------------------------------------------------------------------------------------------------------- Onderwijs ↓
Interviewer 1: ‘Heb jij nog dingen over dit onderwerp die je zou willen bespreken?’
Deelnemer 6: Denkt na. ‘Ik wist zelf eerst niet eens wat het was. Misschien moet ik het zo op
die manier zeggen. De link met mond-keelkanker wist ik wel; alleen niet dat de link zo groot
was. En eigenlijk naar aanleiding van die enquête ben ik mij er wel meer in gaan verdiepen.
Toen dacht ik van: hé, waarom weet ik dit niet. Waarom? Dat het zo heftig is dat het niet
bespreekbaar wordt gemaakt. Tuurlijk ligt ook een deel zelf bij de student. Ik denk dat het
goed is dat we wel meer hierover gaan krijgen binnen de opleiding, niet perse HPV, maar
alles van mond- en keelkanker, oncologie of iets. Een minor.’
107
Interviewer 1: ‘Wat je aangeeft, een minor, je zou dat graag als een apart onderdeel willen
terugzien binnen de opleiding?’
Deelnemer 6: ‘Eigenlijk binnen het curriculum. De basis moet je weten. Maar ik denk dat als
je er in geïnteresseerd bent en je wilt je er in verdiepen, dat je daar dan mee kan doorgaan.
Interviewer 1: ‘Zelf de keuze hebt om…’
Deelnemer 6: ‘Dat zou een mooie minor zijn. Dan had ik hem gekozen.’ Lacht.
De interviewers bedanken deelnemer 6.
108
Interview 7
Datum 23-12-2016
Tijdstip 13:10 uur
Hogeschool Hanzehogeschool Groningen
Studiejaar 2
Geslacht V
Leeftijd 21 jaar
Het interview heeft plaatsgevonden via FaceTime en is vastgelegd middels een video-
opname.
Interviewer 1: ‘Hallo! Ik zal ons eerst even voorstellen. Ik ben ‘…’ en dit is ‘…’. Als het goed is
heb je een poosje geleden onze enquête ingevuld over HPV en mondkeelkanker?
Deelnemer 7: ‘Ja.’ Knikt ja.
Interviewer 1: ‘En daar had je ook je mailadres ingevuld en daarmee heb je aangegeven om
deel te willen nemen aan een interview.
Deelnemer 7: ‘Zegt enthousiast: Ja, leuk!’
Interviewer 1: ‘Ben je het eens met de toestemmingsverklaring die wij je per mail hebben
opgestuurd?’
Deelnemer 7: ‘Ja, prima.’ Knikt ja.
Interviewer 1: ‘We beginnen maar gelijk met de eerste vraag. In principe zal ik het woord
doen en ‘…’ zit erbij en zal af en toe aanvullende vragen stellen of even kort samenvatten.’
Deelnemer 7: ‘Is goed.’
---------------------------------------------------------------------------------------- Vaardigheden screenen ↓
Interviewer 1: ‘De eerste vraag is: kun je iets vertellen over je ervaringen met betrekking tot
het screenen op mondkeelkanker?’
----------------------------------------------------------------------------------------------------------- Onderwijs ↓
Deelnemer 7: ‘Ik ben nu tweedejaars mondhygiëniste student in Groningen en we hebben
eigenlijk nog niet zoveel theorie erover gehad. Wel heb ik nu net een keuzevak oncologie
109
afgerond waardoor je bepaalde dingen meer kunt herkennen dan tijdens de opleiding. Maar
tijdens de opleiding hebben we daar nog niet echt iets over gehad.’
Interviewer 1: ‘Oké, en dat keuzevak oncologie…?
De verbinding valt weg (geen beeld en geluid). Na 5 seconden is er weer een goede
verbinding.
Interviewer 1: ‘Daar zijn we weer.’ Dat was dus een keuzevak gaf je aan?
Deelnemer 7: ‘Ja.’
Interviewer 1: ‘Niet alle studenten hebben dat gevolgd?’
Deelnemer 7: ‘Nee, maar ik vond het wel belangrijk om dat te weten omdat we er in de studie
niet heel veel over krijgen. Ik vind het wel belangrijk dat je dat als mondhygiënist later kunt
herkennen.’
---------------------------------------------------------------------------------------- Vaardigheden screenen ↓
Interviewer 1: ‘Je hebt zo’n keuzevak gevolgd, maar heb je er in de praktijk ook ervaring
mee?’
Deelnemer 7: ‘Nou, ik heb eerst de opleiding tandartsassistente gedaan. Dus ik heb wel al in
de praktijk gewerkt, maar het screenen wordt meestal door de tandarts zelf gedaan. We
hebben wel een keer meegemaakt dat iemand inderdaad doorverwezen werd en dat het
uiteindelijk mondkanker bleek te zijn.’
Interviewer 1: ‘Heb je zelf dan ook zulke gevallen meegemaakt? Dus niet als assistent maar
nu als student Mondzorgkunde? Op stage of in de kliniek bijvoorbeeld?’
Deelnemer 7: ‘Nee. We hebben in het eerste jaar één dag stage gelopen en we gaan in april
twee weken stage lopen. Verder zijn we nu op kliniek maar daar ben ik het nog niet tegen
gekomen.’
-------------------------------------------------------------------------------------------------------------- Richtlijn ↓
Interviewer 1: ‘En een richtlijn voor het screenen op mondkeelkanker, hoe denk je daarover?’
Deelnemer 7: ‘We hebben net een paar colleges gehad over welke soorten kanker er
eventueel in de mond kunnen voorkomen. Maar de goedaardige en kwaadaardige dingen
vind ik nog vrij veel op elkaar lijken dus ik zou nog niet meteen kunnen ontdekken of het
goedaardig of kwaadaardig is. Dat vind ik nog wel lastig. Dus ik denk dat een duidelijk
protocol of iets wel belangrijk is.’
110
----------------------------------------------------------------------------------------------------------- Onderwijs ↓
Interviewer 1: ‘Kwam HPV ook tijdens die lessen aan bod?’
Deelnemer 7: ‘Ja, dat hebben we wel behandeld.’
Interviewer 1: ‘Kun je daar nog iets meer over vertellen?’
Deelnemer 7: ‘Hmmm euh ja… Kijkt nadenkend om zich heen. Dat is een goeie. Het HPV
virus… Eerlijk gezegd, ja als onderwerp maar niet heel uitgebreid. Meer over carcinomen en
zo.’
------------------------------------------------------------------------------------------------------ Hulpmiddelen ↓
Interviewer 1: ‘Behalve het ontwikkelen van een richtlijn, welk hulpmiddel zal jou nog meer
helpen om toch te screenen op mondkeelkanker?’
Deelnemer 7: ‘Je hebt ook van die moedervlekplaatjes van waar het dan eventueel op kan
lijken. Dus bijvoorbeeld foto’s waarbij je echt kunt zien of het kanker is en dat je daar plaatjes
van hebt zodat je kunt zien, zo van: in het eerste stadium ziet het er zo uit en dan kan het
leiden tot een kankersoort of iets. Ik denk dat ik daar wel als mondhygiënist later iets aan zal
hebben.’
------------------------------------------------------------------------- Moeilijk bespreekbare onderwerpen ↓
Interviewer 1: ‘Oké, dankjewel. We gaan naar het volgende gedeelte; dat zijn moeilijk
bespreekbare onderwerpen binnen de tandheelkunde. Wat zijn voor jou moeilijk
bespreekbare onderwerpen?’
Deelnemer 7: ‘Wat vind ik moeilijk bespreekbaar…? Denkt hardop na. Nou, echt persoonlijke
dingen van een patiënt. Bijvoorbeeld als iemand HIV heeft of dat soort vragen. Ik probeer
eerst een beetje te vragen in de algemene zin, zo van: heeft u ziektes of iets dat we moeten
weten? Dan hoop ik maar dat de patiënt het echt zegt. Ik vraag het de patiënt niet
rechtstreeks zo van: heeft u HIV? Of aan een vrouw: bent u zwanger? Je hoopt dat het ook
een beetje vanuit de patiënt zelf komt.’
Interviewer 1: ‘Persoonlijke onderwerpen, dat vind jij lastig om te bespreken? Bedoel je
intieme onderwerpen?’
Deelnemer 7: ‘Ja. Knikt ja. Of bij kinderen, dat je denkt dat ze worden mishandeld door de
ouders en dat je dat dan bespreekbaar maakt naar de ouders toe of bij de huisarts.’
111
---------------------------------------------------------------------- Preventieve rol van de mondhygiënist ↓
Interviewer 1: ‘Je geeft aan dat je deze intieme onderwerpen lastig vind om te bespreken.
Hoe zie je dit onderwerp dan in relatie tot de preventieve rol van de mondhygiënist?’
De verbinding valt weg (geen beeld en geluid). Deelnemer 7 neemt opnieuw contact op via
FaceTime.
Interviewer 1: ‘Ik zal de vraag even herhalen. Je gaf aan dat je intieme onderwerpen lastig
vind om te bespreken. Hoe zie je HPV dan in relatie tot de preventieve rol van de
mondhygiënist?’
Deelnemer 7: ‘Hoe bedoel je dat precies?’
Interviewer 1: ‘Nou, je geeft aan dat je het lastig vind om zulke onderwerpen te bespreken,
maar de mondhygiënist heeft een preventie rol. Hoe zie je dit ten opzichte van HPV?’
Deelnemer 7: ‘Ja ik zou… Denkt na. als ik bijvoorbeeld kanker of iets anders heb gezien in
de mond, of iets waarvan ik denk dat het tot kanker kan leiden, dan zou ik dat niet meteen
noemen maar ik zou wel de patiënt adviseren om dit te laten onderzoeken in het ziekenhuis.’
Interviewer 2: ‘Stel, je vermoedt bij een patiënt dat hij / zij in een hoog risico valt voor het
krijgen van HPV en je wilt die patiënt voorlichten over de relatie met mondkeelkanker, maar
tegelijkertijd vind je dit een moeilijk bespreekbaar onderwerp. Zou je dit dan wel of niet
bespreken en hoe zou je dit aanpakken?’
Deelnemer 7: ‘Ik zou het wel bespreekbaar maken want het is wel iets waarvan ik vind dat de
patiënt het moet weten. Zeker als je dat als mondhygiënist hebt gediagnosticeerd. Wel zou
het inderdaad een lastig onderwerp zijn om met de patiënt te bespreken. Ik denk dat als je
kunt uitleggen hoe je dit hebt gezien en dat het belangrijk is om hier verder onderzoek naar
te laten doen, dat de patiënt dan ook wel meer vertrouwen in je krijgt. Want als je het niet
zou zeggen en het wordt later bekend gemaakt, dan komt die patiënt weer terug naar jou en
die zegt dan: ja, dat had jij al lang in mijn mond kunnen zien. Dus ik zou dat zeker wel met de
patiënt bespreekbaar maken, ook al is het een moeilijk gesprek.’
---------------------------------------------------------------------------------------------------- HPV vaccinatie ↓
Interviewer 1: ‘Er is ook een vaccinatie voor het HPV virus, hoe denk je hierover?’
Deelnemer 7: ‘Euh… Denkt na. Baarmoederhalskanker was ook al een discussie. Ik vind dat
iedereen daar zelf voor verantwoordelijk is. Iedereen moet zelf bepalen wat hij daarmee wil
112
en of hij zich daartegen wil vaccineren of niet. Wel zou ik, als ik weet dat de patiënt een
verhoogt risico heeft, de patiënt zeker aanraden om die vaccinatie te nemen.’
----------------------------------------------------------------------------------------------------------- Onderwijs ↓
Interviewer 1: ‘Je gaf eerder aan dat je er eigenlijk op de opleiding nog niet veel over hebt
gehoord en in dat keuzevak oncologie kwam HPV ook niet heel erg naar voren. Wat zou je
er in de komende twee jaren nog over willen leren?’
Deelnemer 7: ‘Nu jullie het de hele tijd over HPV hebben dan denk ik: ja, we hebben het wel
heel kort gehad maar eigenlijk heb ik geen idee wat ik die patiënt dan zou moeten adviseren
of wat de risicogroepen zijn voor HPV. Dus daar heb ik eigenlijk te weinig informatie over om
daar iets nuttigs over te zeggen. Terwijl ik jullie zo hoor dan denk ik: ja, het is wel van belang
dat je daar iets over kunt vertellen en dat je dat kunt diagnosticeren. Ik zou daar wel meer
verdieping in willen, sowieso in mond- en keelkanker. Want de patiënten die komen elk half
jaar zo ongeveer bij jou langs en ze worden niet elk half jaar bij een dokter gescreend, dus ik
vind dat wij daar wel een bijdrage aan kunnen leveren.’
Interviewer 1: ‘Je geeft aan meer verdieping te willen. In welke lesvorm zou jij dat het liefst
willen of wat spreekt jou het meest aan?’
Deelnemer 7: ‘Het liefst natuurlijk echt beeldmateriaal van patiënten waarbij je het echt kunt
zien. We hebben allemaal colleges gehad en dan hebben ze plaatjes, maar als ik die
colleges weer terug lees of terug bekijk dan zie ik zelf weinig verschillen. En als ik het met de
docent bespreek dan snap ik het verhaal wel, maar ik zie moeilijk het verschil tussen
goedaardig of kwaadaardig of het verschil tussen een carcinoom of een melanoom. Dus het
liefst zou ik echte patiënten willen zien en echt in de mond willen kijken hoe het daar echt uit
ziet. Dus een soort patiëntencollege waarbij je kunt meekijken.’
Interviewer 1: ‘En als het gaat over HPV, hoe zou je de theorie van HPV daarin graag terug
willen zien? Of het geven van voorlichting over HPV?’
Deelnemer 7: ‘Ja, daar zou ik wel colleges over willen volgen.’
Interviewer 2: ‘Wat zou er dan in die colleges behandeld moeten worden en aan welke
werkvormen denk jij dan?’
Deelnemer 7: ‘Wat de risicogroepen zijn, hoe je het kunt herkennen, de voorlichting die je de
patiënt kunt meegeven, de adviezen, hoe patiënten het eventueel kunnen voorkomen en wat
de risicogroepen zijn. Echt de achtergrond zeg maar, zodat je een goede diagnose kunt
stellen en dat je een goed beeld hebt van HPV zodat je onderscheid kunt maken.’
113
Interviewer 2: ‘Dus samengevat wil jij leren: wat HPV is, hoe je het kunt herkennen en welke
vervolgstappen je kunt nemen?’
Deelnemer 7: ‘Ja, ja, klopt.’
Interviewer 1: ‘Wil je verder nog iets met ons delen over dit onderwerp of iets waar nog niet
naar is gevraagd?’
Deelnemer 7: ‘Nou euh… Denkt na. Ik vind het wel een goed interview. Ik ben normaal
gesproken nooit zo van die enquêtes invullen maar nu dacht ik: nou, dit is wel iets wat ik zelf
ook graag als mondhygiënist zou willen leren. Vandaar dat ik wel jullie enquête heb
ingevuld.’
Interviewer 1 en 2: ‘Heel fijn, daar zijn wij heel blij mee!’
De interviewers bedanken deelnemer 7.
114
Bijlage G Tabellen resultaten
Tabel 3 Resultaten enquête onderdeel ‘Demografisch’.
Demografische vraag Antwoord optie % / Gemiddelde (Range)
Via welke weg heb je informatie gekregen over HPV / mond- en keelkanker?
Theoretisch onderwijs MZK Klinisch onderwijs MZK Medestudent Andere zorgverlener Patiënt Familie / vrienden Tv en/of radio Vakliteratuur / publicaties Krant / tijdschrift Internet / social media Geen informatie ontvangen
26,1% 7,8% 2,8% 5,7% 0,9% 3,1% 4,0% 11,8% 4,3% 11,8% 21,6%
Was je bekend met het bestaan van HPV- vaccinatie vóór deelname aan dit onderzoek?
Ja Nee
49% 51%
Op welke hogeschool volg je de opleiding?
INH HANZE HAN HU
11,6% 20,7% 19,4% 48,3%
In welk studiejaar zit je momenteel?
Jaar 1 Jaar 2 Jaar 3 Jaar 4
18,1% 25,4% 28,9% 27,6%
Hoe oud ben je? Leeftijd in jaren in cijfers
- 21,5 (17-48)
Wat is je geslacht? Man Vrouw
5,6% 94,4%
Ben je zelf gevaccineerd? Ja Nee
36,6% 63,4%
Wat is je geboorteland? Afghanistan China Curaçao Irak Iran Nederland Polen Rusland Somalië Syrië
2,2% 1,3% 0,4% 1,7% 1,3% 91,5% 0,4% 0,4% 0,4% 0,4%
Wat is het geboorteland van je ouders (vader)?
Afghanistan België Bosnië Brazilië China Curaçao
3,1% 0,4% 0,9% 0,4% 0,4% 1,3%
115
Indonesië Irak Iran Italië Macedonië Marokko Nederland Pakistan Polen Somalië Suriname Syrië Tunesië Turkije
0,4% 3,1% 2,6% 0,4% 0,4% 0,9% 80,2% 0,4% 0,4% 0,4% 0,4% 1,3% 0,4% 2,2%
Wat is het geboorteland van je ouders (moeder)?
Afghanistan Aruba Bosnië China Curaçao Dominicaanse Republiek Duitsland Indonesië Irak Iran Joegoslavië Libanon Macedonië Marokko Nederland Pakistan Polen Rusland Schotland Somalië Suriname Syrië Turkije
3,1% 0,4% 0,9% 0,4% 1,3% 0,4% 0,4% 0,4% 2,6% 3,1% 0,4% 0,4% 0,4% 1,3% 77,2% 0,4% 1,3% 0,4% 0,4% 0,4% 1,3% 0,9% 2,2%
Ben je bekend met niet-westerse culturen? Zo ja, met welke?
Midden-Oosters (Islamitisch) Oosters (Chinees, Japans, Indisch) Orthodox (Russisch) Zuid-Afrikaans (Afrikaans) Zuid-Amerikaans (Latijns- Amerikaans)
55,7% 18,0% 3,3% 3,3% 19,7%
116
Tabel 4 Resultaten enquête onderdeel ‘Kennis’.
Kennisvraag Subvraag
Antwoord optie
% • = juist
Gemiddeld aantal juist (Range / SD)
Gemiddeld % juist (Range / SD)
Welke patiënten hebben een verhoogd risico op mond- en keelkanker?
Rokers Alcohol gebruikers Alleen mannen Alleen vrouwen > 40 jaar < 40 jaar Mond- of keelkanker in verleden Infectie van HPV- virus
Ja Nee Ja Nee Ja Nee Ja Nee Ja Nee Ja Nee Ja Nee Ja Nee
98,1% 1,9% 90,4% 9,6% 9,2% 90,8% 8,4% 91,6% 88,9% 11,1% 9,2% 90,8% 96,6% 3,4% 95,4% 4,6%
6,6 (4-8 / 0,7)
82,6% (50-100 / 9,0)
Geef aan of de uitspraak over HPV juist of onjuist is.
Meer dan de helft met mond- en keelkanker overlijdt HPV veroorzaakt mond- en keelkanker Mond- en keelkanker wordt voorafgegaan door premaligne veranderingen Patiënten met mond- en keelkanker hebben steeds minder bekende risicofactoren Patiënten met mond- en keelkanker zijn steeds jonger Epitheelafwijkingen worden in laat stadium gediagnosticeerd Er zijn meer dan 100 verschillende typen HPV
Juist Onjuist Weet ik niet Juist Onjuist Weet ik niet Juist Onjuist Weet ik niet Juist Onjuist Weet ik niet Juist Onjuist Weet ik niet Juist Onjuist Weet ik niet Juist Onjuist Weet ik niet
26,2% 26,6% 47,3% 66,4% 2,3% 31,3% 70,7% 7,4% 21,9% 25,8% 22,3% 52,0% 33,6% 8,2% 58,2% 53,9% 10,2% 35,9% 25,0% 7,8% 67,2% 80,2%
7,4 (0-16 / 3,5)
43,3% (0-94,2 / 20,6)
117
Iemand kan drager van HPV zijn zonder het te weten HPV besmettingen kunnen verdwijnen na korte tijd Sommige varianten van HPV veroorzaken baarmoederhalskanker HPV veroorzaakt herpes HPV veroorzaakt HIV HPV wordt overgedragen via seks HPV kan worden behandeld met antibiotica Er bestaat een vaccin tegen HPV Gebruik van condoom vermindert de kans op overdracht van HPV HPV veroorzaakt aids
Juist Onjuist Weet ik niet Juist Onjuist Weet ik niet Juist Onjuist Weet ik niet Juist Onjuist Weet ik niet Juist Onjuist Weet ik niet Juist Onjuist Weet ik niet Juist Onjuist Weet ik niet Juist Onjuist Weet ik niet Juist Onjuist Weet ik niet Juist Onjuist Weet ik niet
1,2% 18,6% 11,7% 34,8% 53,4% 64,0% 0,8% 35,2% 32,0% 24,3% 43,7% 10,5% 40,1% 49,4% 52,2% 12,1% 35,6% 6,5% 47,0% 46,6% 51,0% 8,9% 40,1% 47,8% 10,9% 41,3% 9,3% 38,9% 51,8%
Geef aan of de uitspraak over de HPV- vaccinatie juist of onjuist is.
Het voorkomt overdracht van sommige typen HPV Het beschermt tegen baarmoederhalskanker Er is geen veilige seks meer nodig om HPV te voorkomen Het is alleen beschikbaar voor meisjes in RVP Mannen kunnen de huisarts erom verzoeken; het wordt niet standaard vergoed
Juist Onjuist Weet ik niet Juist Onjuist Weet ik niet Juist Onjuist Weet ik niet Juist Onjuist Weet ik niet Juist Onjuist Weet ik niet
37,6% 17,1% 45,3% 61,1%) 6,0% 32,9%
0,9% 69,7% 29,5% 44,0% 8,5% 47,4% 22,2% 5,1% 72,6%
2,7 (0-6 / 1,8)
44,7% (0-100 / 30,0)
118
Het is alleen effectief voor mensen die nog nooit seks hebben gehad
Juist Onjuist Weet ik niet
22,6% 33,8% 43,6%
Totaal = 16,8 (6-27 / 4,9)
Totaal = 54,2% (19,4-87,1 / 15,8)
119
Tabel 5 Resultaten enquête onderdeel ‘Attitude’.
Attitudevraag Subvraag Antwoord optie
%
Mediaan (Range)
Hoe zeker ben je over je vaardigheden wat betreft het screenen op mond- en keelkanker?
Visuele inspectie Palpatie
Zeer zeker Zeker Onzeker Zeer onzeker Zeer zeker Zeker Onzeker Zeer onzeker
5,6% 49,8% 38,6% 5,9% 4,3% 42,9% 41,9% 0,9%
2 (1 - 4) 3 (1 - 4)
Welke zaken zorgen ervoor dat je alle patiënten onderzoekt op mond- en keelkanker?
Meer wetenschappelijk bewijs Meer algemene bekendheid bij patiënten Beschikbaarheid hulpmiddelen Meer onderwijs
Helemaal oneens Oneens Eens Helemaal eens Helemaal oneens Oneens Eens Helemaal eens Helemaal oneens Oneens Eens Helemaal eens Helemaal oneens Oneens Eens Helemaal eens
1,9% 16,3% 66,7% 15,2% 1,5% 9,1% 57,4% 31,9% 1,1% 3,4% 53,6% 41,8% 1,1% 8,4% 41,1% 49,4%
3 (1 - 4) 3 (1 - 4) 3 (1 - 4) 3 (1 - 4)
Hoe belangrijk vind je een richtlijn voor screening op mond- en keelkanker?
- Zeer belangrijk Belangrijk Onbelangrijk Zeer onbelangrijk
69,0% 29,5% 0% 1,5%
1 (1 - 4)
Hoe moeilijk vind je het om de volgende onderwerpen met patiënten te bespreken?
De relatie tussen mondgezondheid en algehele gezondheid Huiselijk geweld Eetstoornissen Seksueel overdraagbare ziekten
Zeer moeilijk Moeilijk Makkelijk Zeer makkelijk Zeer moeilijk Moeilijk Makkelijk Zeer makkelijk Zeer moeilijk Moeilijk Makkelijk Zeer makkelijk Zeer moeilijk Moeilijk Makkelijk Zeer makkelijk
0,4% 7,9% 59,6% 32,1% 34,6% 58,8% 5,8% 0,8% 20,0% 59,2% 19,6% 1,3% 16,3% 55,4% 26,3% 2,1%
3 (1 - 4) 2 (1 - 4) 2 (1 - 4) 2 (1 - 4)
120
Ongezonde leefgewoonten
Zeer moeilijk Moeilijk Makkelijk Zeer makkelijk
1,7% 15,0% 65,4% 17,9%
3 (1 - 4)
Hoe belangrijk vind je het dat mondhygiënisten de relatie tussen HPV en mond- en keelkanker bespreken met hun patiënten?
- Zeer belangrijk Belangrijk Onbelangrijk Zeer onbelangrijk
49,6% 47,9% 1,3% 1,3%
2 (1 - 4)
Wat vergemakkelijkt volgens jou het gesprek over de relatie tussen HPV en mond- en keelkanker?
HPV presenteren als risicofactor Vragen over seksuele verleden opnemen in medische anamnese HPV presenteren als een infectieziekte
- 62,6% 18,5% 18,9%
-
Waarom zou je de HPV- vaccinatie niet bespreken met patiënten?
Onvoldoende onderwijs gekregen Veiligheid van vaccin wordt in twijfel genomen Mogelijke aansprakelijkheid Geen taak van de mondhygiënist Behandelafspraken zijn te kort Ongemakkelijk Er is geen algemene bekendheid over de oorzakelijke rol van HPV bij mond- en keelkanker en de preventie hiervan door het HPV- vaccin Andere reden, namelijk …
Ja Nee Ja Nee Ja Nee Ja Nee Ja Nee Ja Nee Ja Nee Nee
83,6% 16,4% 18,9% 81,1% 15,0% 85,0% 28,3% 71,7% 20,2% 79,8% 29,2% 70,8% 28,3% 71,7% 97,4%
-
121
Ja, namelijk: …Patiënten willen niet betalen voor extra tijd …Patiënten staan er niet voor open …Het advies is niet van toepassing …Onvoldoende kennis over seksuele geschiedenis
0,4% 1,2% 0,4% 0,4%
122
Tabel 6 Resultaten interviews onderdeel ‘Factoren die de bereidheid beïnvloeden’.
Themacodes Antwoorden
Deelnemer 1
Deelnemer 2 Deelnemer 3 Deelnemer 4 Deelnemer 5 Deelnemer 6 Deelnemer 7
Vaardigheden screenen
Geen ervaring Ik kijk of ik witte vlekken zie of andere Veranderingen Als ik iets zie, ga ik ook voelen Ik schrijf mijn bevindingen op
Ik haal mijn stagebegeleider erbij als ik verkleuringen / verdikkingen zie Ik zie wel verschillen in de mond, maar ik weet niet altijd wat ik er precies mee moet; dat vind ik jammer
Nauwelijks ervaringen Lokaal onderzoek, maar niet echt uitgebreid Visueel valt eerder op Ik palpeer vrijwel nooit
Helemaal niets Eigenlijk weet ik daar tot nu toe helemaal niks van
Weinig ervaring Ik palpeer altijd op harde structuren in de mond Ik kijk in de keel en laat de patiënt de tong uitsteken Ik bekijk alle zachte weefsels en kijk naar verschil in contrast Deze ervaring is echter vanuit de praktijk en niet vanuit de opleiding
Het gebeurt weinig Ik ben zelf meer gefocust op afwijkingen sinds mijn stage bij bijzondere tandheelkunde Mondonderzoek is heel belangrijk Er wordt te weinig gescreend op mond- en keelkanker Ik oefen het tijdens stages Ik vind dat ik het wel moet doen
Het screenen wordt meestal door de tandarts gedaan Ik vind het lastig om mondafwijkingen te herkennen Ik ben nog geen afwijkingen tegen gekomen
Richtlijn Dat zou wel mooi zijn Meer duidelijkheid Fijn
Ik heb geen kennis van een richtlijn Zou heel fijn en prettig zijn; dan weet ik tenminste wat ik
Lijkt mij wel mooi Protocol Moet wel worden nageleefd; wordt in veel praktijken niet naar gekeken
Ik denk dat het binnen Mondzorgkunde wel heel goed kan Noodzakelijk
Eerst onder de aandacht brengen in ziekenhuizen en daarna in onze beroepsgroep vertaald in een richtlijn
Als er een richtlijn is zou ik het eerder met de patiënt bespreken Je heb dan een houvast
Ik denk dat een duidelijk protocol wel belangrijk is
123
Je herkent afwijkingen sneller en makkelijker Ontwikkelen van een richtlijn draagt denk ik niet bij aan dat ik dit onderwerp eerder met patiënten zal bespreken
ermee moet doen Ondersteunend
Heel goed
Je staat dan als behandelaar sterker Je verhaal komt prettiger over Je verhaal is onderbouwd
Hulpmiddelen Eigen inzet Je gaat zelf op zoek naar kennis wanneer je goede zorg wilt verlenen
Meer informatie Het onderwerp moet bekender worden, ook onder studenten Mondzorgkunde
A.d.h.v. de ASA bespreken met de patiënt; dan heb je een bruggetje
-
Aparte vragenlijst bij de medische anamnese of een uitbreiding van de vragenlijst wat betreft HPV Doorvragen in de medische anamneselijst (subvragen) Ontwikkelen van voorlichtingsmateriaal (bijv. folder) voor de patiënt; dit verlaagt de drempel om er over te spreken
De meest voorkomende afwijkingen in een document (A4) zetten, inclusief symptomen en afbeeldingen Niet te uitgebreid, anders wordt het overgeslagen (tijdsdruk)
Foto’s / beeldmateriaal zodat je de verschillende stadia kunt zien
Onderwijs Richtlijn ontwikkelen om afwijkingen makkelijker te herkennen
Geleerd te letten op verkleuringen / het uiterlijk van het gezicht en te palperen
Te weinig geschoold Wordt in de praktijk wazig gedaan over gevonden afwijkingen
Ik vind het heel belangrijk om er meer over te weten en vooral in het onderwijs
Wordt te weinig aandacht besteed aan HPV Er worden te weinig klinische
Er wordt weinig, bijna nul, aandacht besteed aan het screenen op mond- en keelkanker
Nog niet veel theorie erover gehad, wel een keuzevak oncologie gevolgd; dat vind ik belangrijk
124
Leren er niet genoeg over Je vergeet het snel omdat andere onderwerpen belangrijker zijn en overtreffen Krijgen het in eerste jaar (tutorgroep) maar het vervaagd snel Ik vind het belangrijk er meer over te leren Ik zou het onderwerp graag terug willen laten komen in de vorm van een college met plaatjes en informatie Meer begeleiding op zaal: betere controle van docenten op slijmvliezen en hoofdhalsgebied (palpatie)
Onderwijs moet daarin veranderen Uitgebreid onderdeel mond- en keelkanker introduceren Theorie met veel beeldmateriaal Het liefst ook op zaal veel personen zien met voortekenen van mond- en keelkanker
Minimaal over gehoord, dat is algemene kennis Noodzakelijk dat dit onderwerp en het geven van instructie over het onderwerp wordt getoetst
beelden voor uitgebracht Weinig in getraind HPV moet betrokken worden bij oncologie en naar voren worden gehaald (apart onderwerp)
De link naar de praktijk is minimaal; je moet het zelf uitzoeken tijdens stages Er moet binnen de opleiding meer aandacht worden besteed aan mond- en keelkanker, niet perse HPV, maar alles van Mond- en keelkanker Uitbreiding binnen het curriculum Een minor; dan had ik hem gekozen
HPV is wel behandeld maar niet heel uitgebreid Als ik colleges terug lees of terug bekijk dan zie ik weinig verschillen Ik vind het van belang om te weten wat HPV is, welke risicogroepen er zijn, hoe je het kunt diagnosticeren en welke voorlichting / adviezen ik kan geven Ik zou colleges willen volgen, het liefst een patiëntencollege waarbij je kunt meekijken
125
Communicatie vak: hoe pak ik het geven van voorlichting aan Oefenen van slecht nieuwsgesprekken Ik zou het fijn vinden om daar meer over te leren, hoewel het niet vaak voorkomt
Moeilijk bespreekbare onderwerpen
Ernstige situatie in de mond aantreffen die je niet verwacht had HPV omdat het een seksueel overdraagbare aandoening is HPV is lastig
Over seksueel gerelateerde onderwerpen begin je niet zomaar bij een patiënt; dit vind ik heel moeilijk
Seksueel gerelateerde onderwerpen Heel moeilijk i.v.m. intimiteit
De ernst van de situatie juist onder woorden kunnen brengen Moeilijk om er iets over te zeggen omdat wij er heel minimaal iets over hebben gehad
SOA’s Drugsgebruik Seksueel gerelateerde onderwerpen Heel lastig
Drugsgebruik Bepaalde medicatie zoals antidepressiva Kinder-mishandeling (iets met geweld)
Persoonlijke dingen Intieme onderwerpen Kinder-mishandeling
Preventieve rol van de mondhygiënist
Erg twijfelachtig Ik zou er niet zomaar uit het niets over beginnen
Als mondhygiënist is het heel belangrijk dat je afwijkingen kan ontdekken, dat je weet wat je
HPV/mondkeelkanker heeft een hele grote rol in de preventieve tak van de mondzorg
Ik wil de juiste communicatievaardigheden hebben om zulke heftige dingen te kunnen
Geen moeite met vragen a.d.h.v. medische vragenlijst Uit mezelf bepaalde dingen
Als mondhygiënist dien je de patiënt volledig te informeren en geen dingen achter te houden
Ik zou het bespreekbaar maken want het is wel iets waarvan ik vind dat de patiënt het moet weten, ook
126
Lastig Er is een aanknopingspunt nodig om erover te beginnen Geen aanknopingspunt bij een kind van 12 jaar Het zou wel kunnen als het in de vorm van een gezondheidsvoorlichting wordt gegeven (school; voortgezet onderwijs) Voorlichting voor groepen mensen i.p.v. individueel (dit zou ik als mondhygiënist wel doen)
ziet en wat je ermee kan doen Ik weet niet hoe ik voorlichting moet aanpakken Ik wil patiënten niet overladen met informatie waar ze nog niets mee moeten Het moet wel met de patiënt besproken worden Het is verschrikkelijk als er iets is en je weet niet hoe te handelen als mondhygiënist
Belangrijk voor de patiënt om te bespreken Niet bij elke random patiënt; alleen als er aanwijzingen zijn Het is nog een te groot taboe om te bespreken Niet elke patiënt zal iets prijs geven over dit onderwerp
bespreken en het belang daarvan duidelijk kunnen maken Noodzakelijk Zeker is het moeilijk bij sommige patiënten, dat is aan jou als mondhygiënist om die afweging te maken
vragen is een drempel Er zijn nu geen handvaten om HPV te bespreken Het moet meer onder de aandacht worden gebracht
Je doet de patiënt tekort als je hem niet informeert Ik zou de patiënt informeren en de keuze wat hij ermee doet bij de patiënt leggen Mijn rol is het informeren van de patiënt Ik zou doen wat ik zelf als patiënt terug zou verwachten Ik wist zelf eerst niet eens wat HPV was Naar aanleiding van jullie enquête ben ik mij gaan verdiepen in dit onderwerp
al is het een moeilijk gesprek Wel zou het lastig zijn om te bespreken Ik denk dat als je kunt uitleggen hoe je het hebt gezien en dat het belangrijk is om het verder te laten onderzoeken, dat de patiënt meer vertrouwen in je krijgt Patiënten worden niet elk half jaar bij een dokter gescreend, dus ik vind dat wij daar wel een bijdrage aan kunnen leveren
HPV- vaccinatie
Niet de taak van de mondhygiënist om hier voorlichting over te geven.
Ik zou de vaccinatie niet bespreken met patiënten Ik zou mijn eigen kinderen niet vaccineren
Zou ik persoonlijk niet bespreken met patiënt Ik heb zelf HPV-ervaringen
Ik vind dat je als zorgverlener absoluut die adviserende rol op je kunt nemen
Te weinig onderzoek naar gedaan Bijwerkingen op lange termijn
Ik wist niet dat er ook een vaccinatie voor mannen bestaat
Patiënten moeten
Ik vind dat iedereen daar zelf voor verantwoordelijk is Als ik weet dat de patiënt een
127
Dit is meer de taak van de GGD of huisarts Lastig onderwerp Ik zou er niet over beginnen, ondanks de gevolgen voor de mondgezondheid Ik wil het wel en ik begrijp het belang, maar ik zou het niet tijdens bijvoorbeeld een controle of intake bespreken Ik zou mijn kinderen wel inenten; zinvol; weinig bijwerkingen
Wisselende meningen Niet genoeg onderzoek naar gedaan Ik weet niet of ik mijn eigen kinderen zou vaccineren
Ik denk wel dat ik het zou doen
Patiënt zou ik het niet adviseren
geïnformeerd worden over het risico wat ze lopen als ze zich wel of niet vaccineren tegen HPV Ik zou het bespreken met de patiënt als ik zelf meer informatie heb over wat het precies is
Ik zou er geen advies voor geven De keuze ligt bij de patiënt
verhoogt risico heeft, zou ik de patiënt zeker aanraden om die vaccinatie te nemen
Cultuur - Moeder (islamitisch, Joegoslavië) is tegen vaccinaties. Nederlanders zijn heel nuchter en laten zich snel vaccineren Dit onderwerp is een taboe
- Geen verschil Het is persoonlijk, ik denk dat het ook met mijn opvoeding heeft te maken Ik denk dat mensen het in het algemeen
Taalbarrière Er is in het algemeen weinig aandacht aan besteed geen verschil in culturen
- -
128
Er wordt niet binnen families over gesproken, maar het wordt wel gewaardeerd als zorgverleners deze onderwerpen met hen bespreken
erg zullen waarderen Het kan wel dat anderen daar meer problemen mee hebben