ifrs 1 eerste toepassing van ifrs - ddv.be · toepassingsgebied • de eerste ifrs-jaarrekening van...

63
IFRS 1 Eerste toepassing van IFRS History of IFRS 1 FIRST-TIME ADOPTION OF INTERNATIONAL FINANCIAL REPORTING STANDARDS September 2001 Project added to IASB agenda July 2002 Exposure Draft ED 1 First-time Application of IFRSs issued. Comment deadline 31 October 2002. June 2003 IFRS 1 First-time Adoption of IFRSs issued. It is summarised below. 1 January 2004 Effective date of IFRS 1 is for the first IFRS financial statements for a period beginning on or after 1 Jan ‘04 30 June 2005 Small Amendment of IFRS 1 relating to IFRS 6 RELATED INTERPRETATIONS •IFRS 1 supersedes SIC 8, First-time Application of IASs as the Primary Basis of Accounting AMENDMENTS UNDER CONSIDERATION Cost of a Subsidiary in the Separate Financial Statements of a Parent on First-time Adoption of IFRSs IFRS 1 1

Upload: phammien

Post on 24-Apr-2018

214 views

Category:

Documents


1 download

TRANSCRIPT

IFRS 1 Eerste toepassing van IFRS

History of IFRS 1FIRST-TIME ADOPTION OF INTERNATIONAL FINANCIAL REPORTING STANDARDS

September 2001 Project added to IASB agenda

July 2002 Exposure Draft ED 1 First-time Application of IFRSs issued. Comment deadline 31 October 2002.

June 2003 IFRS 1 First-time Adoption of IFRSs issued. It is summarised below.

1 January 2004 Effective date of IFRS 1 is for the first IFRS financial statements for a period beginning on or after 1 Jan ‘04

30 June 2005 Small Amendment of IFRS 1 relating to IFRS 6

RELATED INTERPRETATIONS

•IFRS 1 supersedes SIC 8, First-time Application of IASs as the Primary Basis of Accounting

AMENDMENTS UNDER CONSIDERATION

•Cost of a Subsidiary in the Separate Financial Statements of a Parent on First-time Adoption of IFRSs

IFRS 1

1

Doel

• Ervoor zorgen dat de eerste IFRS-jaarrekening kwalitatief hoogwaardige informatie bevat die:– Transparant en vergelijkbaar is– Uitgangspunt voor verslaggeving volgens

IFRS– Opstellen tegen kosten < nut (IFRS1.1)

Toepassingsgebied

• IFRS 1 dient men toe te passen op (2):– Eerste IFRS-jaarrekening– Eventuele tussentijdse financiële verslagen (IAS

34)• IFRS toepassen door (3)

– expliciet en – onvoorwaardelijk – verklaring van overeenstemming met IFRS op te

nemen

IFRS 1

2

Toepassingsgebied

• De eerste IFRS-jaarrekening van een entiteit is

– de eerste jaarrekening waarin de entiteit de IFRSstoepast,

– door middel van de opname in deze jaarrekening van een expliciete en onvoorwaardelijkeovereenstemmingsverklaring met IFRSs.

Toepassingsgebied• Een volgens de IFRSs opgestelde jaarrekening is de eerste IFRS-jaarrekening

van een entiteit indien de entiteit bijvoorbeeld (3)

– a) de meest recente eraan voorafgaande jaarrekening:• i) overeenkomstig nationale vereisten heeft gepresenteerd die niet in alle opzichten aan de

IFRSs voldoen;• ii) in alle opzichten in overeenstemming met de IFRSs heeft gepresenteerd, behalve dat de

jaarrekening niet een expliciete en onvoorwaardelijke verklaring bevatte dat deze in overeenstemming met de IFRSs was opgesteld;

• iii) heeft gepresenteerd met daarin een expliciete overeenstemmingsverklaring met sommige, maar niet alle, IFRSs;

• iv) overeenkomstig nationale vereisten heeft gepresenteerd die niet in overeenstemming zijn met de IFRSs, waarbij een aantal individuele IFRSs wordt gebruikt om posten te verantwoorden waarvoor geen nationale vereisten bestonden; of

• v) volgens nationale vereisten heeft opgesteld met een aansluiting tussen een aantal bedragen en de bedragen volgens de IFRSs;

– b) uitsluitend voor intern gebruik een jaarrekening volgens de IFRSs heeft opgesteld, zonder deze beschikbaar te stellen aan de eigenaren van de entiteit of aan andere externe gebruikers;

– c) voor consolidatiedoeleinden een rapportageset volgens de IFRSs heeft opgesteld zonder een volledige jaarrekening, zoals gedefinieerd in IAS 1 op te stellen; of

– d) geen jaarrekening over vorige perioden heeft gepresenteerd.

IFRS 1

3

Toepassingsgebied• IFRS 1 geldt

– voor situaties waarin een entiteit voor het eerst de IFRSs toepast (4)

• IFRS 1 geldt niet wanneer een entiteit bijvoorbeeld (4) :– a) de presentatie van de jaarrekening volgens nationale vereisten beëindigt,

• waarbij naast deze jaarrekening voorheen een andere jaarrekening werd gepresenteerd

• die een expliciete en onvoorwaardelijke overeenstemmingsverklaring met IFRSsbevatte;

– b) in het vorige jaar een jaarrekening volgens nationale vereisten presenteerde

• en deze jaarrekening een expliciete en onvoorwaardelijke overeenstemmingsverklaring met IFRSs bevatte, of

– c) in het vorige jaar een jaarrekening presenteerde • die een expliciete en onvoorwaardelijke overeenstemmingsverklaring met IFRSs

bevatte, • zelfs als de accountant bij deze jaarrekening een accountantsverklaring met

beperking heeft afgegeven.

Toepassingsgebied

• IFRS 1 geldt niet (5) :– voor wijzigingen in de grondslagen voor financiële

verslaggeving die een entiteit die reeds de IFRSstoepast, aanbrengt.

– Dergelijke veranderingen worden behandeld in :• a) de vereisten inzake wijzigingen in de grondslagen

voor financiële verslaggeving (IAS 8) • b) specifieke overgangsbepalingen in andere IFRSs.

IFRS 1

4

Opname en waardering

• IFRS-openingsbalans (6)– Een entiteit dient een „IFRS-

openingsbalans op te stellen op de overgangsdatum naar IFRSs”.

– Het uitgangspunt voor de verslaggeving volgens de IFRSs.

– Hoeft niet in haar eerste IFRS-jaarrekeningop genomen te worden.

Opname en waardering

• Grondslagen voor financiële verslaggeving (7)– Een entiteit dient in

• haar IFRS-openingsbalans en • voor alle perioden waarover in haar eerste IFRS-

jaarrekening wordt gerapporteerd • => dezelfde grondslagen voor financiële

verslaggeving te gebruiken– Dienen in overeenstemming te zijn met iedere

IFRS die op de verslagdatum voor de eerste IFRS-jaarrekening van kracht is,

• met uitzondering van de in de alinea's 13 tot en met 34 vermelde vrijstellingen

IFRS 1

5

Opname en waardering

• Een entiteit dient geen afwijkende versies van IFRSs toe te passen die op een eerder tijdstip van kracht waren (8).

• Een entiteit mag een nieuwe IFRS toepassen die nog niet verplicht is, indien deze eerdere toepassing toestaat (8).

Opname en waardering• Voorbeeld:

Consistente toepassing van de meest recente versie van IFRSs

• ACHTERGROND• De verslagdatum voor de eerste IFRS-jaarrekening van entiteit

A is 31 december 2005. – Entiteit A besluit in deze jaarrekening voor slechts één jaar

vergelijkende informatie te presenteren (zie alinea 36). – De overgangsdatum naar IFRSs komt derhalve overeen met

• de aanvang van de bedrijfsactiviteiten op 1 januari 2004 • (oftewel het einde van de bedrijfsactiviteiten op 31 december 2003).

• Entiteit A heeft elk jaar tot en met 31 december 2004 een jaarrekening gepresenteerd overeenkomstig de voorheen toegepaste GAAP.

IFRS 1

6

Opname en waardering• Voorbeeld:

Consistente toepassing van de meest recente versie van IFRSs

• TOEPASSING VAN VEREISTEN• Entiteit A is verplicht om de IFRSs toe te passen die van kracht zijn

voor perioden eindigend op 31 december 2005, bij:– a) het opstellen van de IFRS-openingsbalans op 1 januari 2004, en– b) het opstellen en presenteren van

• de balans op 31 december 2005 (met inbegrip van vergelijkende bedragen voor 2004),

• de winst-en-verliesrekening, • het mutatieoverzicht van het eigen vermogen en • het kasstroomoverzicht over het jaar tot en met 31 december 2005 (met inbegrip

van vergelijkende bedragen over 2004) en • toelichtingen (met inbegrip van vergelijkende informatie over 2004).

– Indien een nieuwe IFRS nog niet verplicht is, maar deze eerdere toepassing toestaat, mag entiteit A in haar eerste IFRS-jaarrekening die IFRS toepassen, maar zij is hiertoe niet verplicht.

Opname en waardering

• De overgangsbepalingen in andere IFRSs– gelden voor wijzigingen in de grondslagen voor

financiële verslaggeving die worden aangebracht door een entiteit die reeds IFRSs toepast;

– zij gelden niet voor de eerste toepassing van de IFRSs door een eerste toepasser,

• met uitzondering van het vermelde in de alinea's 27 tot en met 30 (9)

IFRS 1

7

Opname en waardering• Behoudens hetgeen bepaald is in de alinea's 13 tot en met 34

dient een entiteit in haar IFRS-openingsbalans (10) :– a) alle activa en passiva op te nemen waarvan opname volgens de

IFRSs is vereist;– b) opname van activa en passiva achterwege te laten indien

opname volgens de IFRSs niet is toegestaan;– c) posten te herclassificeren die volgens de voorheen toegepaste

GAAP tot • een bepaalde categorie activa of passiva of tot • een eigenvermogenscomponent behoorden, • maar volgens de IFRSs tot

– een andere categorie activa of passiva of tot – een andere eigenvermogenscomponent behoren, en

– d) de IFRSs toe te passen bij de waardering van alle in de balans opgenomen activa en passiva.

Opname en waardering• De grondslagen voor financiële verslaggeving die

een entiteit in haar IFRS-openingsbalans gebruikt, kunnen afwijken van de grondslagen die zij op dezelfde datum gebruikte toen zij de voorheen toegepaste GAAP hanteerde.

• De resulterende aanpassingen vloeien voort uit gebeurtenissen en transacties vóór de overgangsdatum naar IFRSs.

• Een entiteit dient derhalve deze aanpassingen direct in – de post ingehouden winsten– (of, indien van toepassing, een andere categorie van het

gestort kapitaal) – op de overgangsdatum naar IFRSs te verwerken (11).

IFRS 1

8

Opname en waardering

• In IFRS 1 worden twee categorieën uitzonderingen gegeven op het principe dat de IFRS-openingsbalans van een entiteit geheel in overeenstemming dient te zijn met iedere IFRS:– a) in de alinea's 13 tot en met 25F worden

vrijstellingen gegeven ten aanzien van een aantal in andere IFRSs opgenomen vereisten;

– b) op grond van de alinea's 26 tot en met 34B is retroactieve toepassing van enkele aspecten van andere IFRSs niet toegestaan (12).

Vrijstellingen van andere IFRS• Een entiteit kan een beroep doen op een of meer van de volgende vrijstellingen:

– a) bedrijfscombinaties (alinea 15);– b) „reële waarde” of „geherwaardeerde waarde” als veronderstelde kostprijs

(alinea's 16 tot en met 19);– c) personeelsbeloningen (alinea 20);– d) cumulatieve omrekeningsverschillen (alinea's 21 en 22);– e) samengestelde financiële instrumenten (alinea's 23), en– f) activa en passiva van dochterondernemingen, geassocieerde

deelnemingen en joint ventures (alinea's 24 en 25).– g)aanwijzing van voorheen opgenomen financiële instrumenten (alinea

25A);– h)op aandelen gebaseerde betalingstransacties (alinea's 25B en 25C);– i)verzekeringscontracten (alinea 25 D); en – j)ontmantelingsverplichtingen opgenomen in de kostprijs van materiële

vaste activa (alinea 25E); – k)lease-overeenkomsten (alinea 25F), en – l)waardering tegen reële waarde van financiële activa of financiële

verplichtingen bij eerste opname (alinea 25G).

• Een entiteit dient deze vrijstellingen niet naar analogie op andere posten toe te passen (13).

IFRS 1

9

Vrijstellingen van andere IFRS• In sommige hieronder vermelde vrijstellingen wordt

naar de reële waarde verwezen. • In IAS 22 „Bedrijfscombinaties” wordt uiteengezet

hoe de reële waarde van in het kader vebedrijfscombinatie verkregen identificeerbare activa en passiva wordt bepaald. – Een entiteit dient deze bepalingen toe te passen bij de

bepaling van de reële waarden op basis van IFRS 1, – tenzij een andere IFRS een meer specifieke leidraad voor

de bepaling van de reële waarde van de desbetreffende actief- of passiefpost bevat.

– Deze reële waarden dienen de situatie te weerspiegelen op de datum waarop de reële waarden werden bepaald (14).

Bedrijfscombinaties

• Een entiteit dient de vereisten in bijlage B toe te passen op bedrijfscombinaties die de entiteit vóór de overgangsdatum naar IFRSs heeft verwerkt (15).

IFRS 1

10

Reële waarde of herwaardering als veronderstelde kostprijs

• Een entiteit mag ervoor kiezen een materieel vast actief op de overgangsdatum naar IFRSs

– tegen reële waarde te waarderen en

– deze reële waarde als veronderstelde kostprijs op dat moment te hanteren (16).

Reële waarde of herwaardering als veronderstelde kostprijs

• Een eerste toepasser mag ervoor kiezen om voor een materieel vast actief gebruik te maken van – een geherwaardeerde waarde – overeenkomstig een voorheen toegepaste GAAP, – die op of voor de overgangsdatum naar IFRSs is bepaald, – indien de geherwaardeerde waarde op het moment van de

herwaardering, – globaal vergelijkbaar was met:

• a) de reële waarde, of • b) de kostprijs

– (minus cumulatieve afschrijvingen) volgens de IFRSs, – aangepast in verband met bijvoorbeeld veranderingen in een

algemene of specifieke prijsindex (17).

IFRS 1

11

Reële waarde of herwaardering als veronderstelde kostprijs

• De in de alinea's 16 en 17 vermelde keuzemogelijkheden bestaan ook voor:

– a) vastgoedbeleggingen, indien een entiteit ervoor kiest het kostprijsmodel in IAS 40 „Vastgoedbeleggingen” te gebruiken, en

– b) immateriële activa waarbij wordt voldaan aan:• i) de opnamecriteria in IAS 38 „Immateriële activa” (met

inbegrip van de betrouwbare bepaling van de oorspronkelijke kostprijs), en

• ii) de criteria in IAS 38 voor herwaardering (met inbegrip van het bestaan van een actieve markt).

• Een entiteit dient deze keuzemogelijkheden niet voor andere activa of passiva te gebruiken (18).

Reële waarde of herwaardering als veronderstelde kostprijs

• Een eerste toepasser kan voor (een deel van) zijn activa en passiva op basis van een voorheen toegepaste GAAP een veronderstelde kostprijs hebben vastgesteld

– die is gebaseerd op een waardering tegen reële waarde op één bepaalde datum,

– vanwege een gebeurtenis zoals een privatisering of een beursintroductie.

• De entiteit mag dergelijke gebeurtenisafhankelijke waarderingen tegen reële waarde hanteren als– veronderstelde kostprijs voor IFRSs– op de datum van deze waardering (19).

IFRS 1

12

Personeelsbeloningen• Een entiteit mag ingevolge IAS 19 „Personeelsbeloningen” een

„bandbreedte”-benadering hanteren waarbij sommigeactuariële winsten en verliezen niet worden verwerkt.

• Voor de retroactieve toepassing van deze benadering dient een entiteit – de cumulatieve actuariële winsten en verliezen – sinds de aanvang van de regeling tot de overgangsdatum naar IFRSs– te splitsen in

• een verwerkt deel en • een niet-verwerkt deel.

– Een eerste toepasser mag er echter voor kiezen om alle cumulatieve actuariële winsten en verliezen

• op de overgangsdatum naar IFRSs te verwerken, • zelfs indien hij voor latere actuariële winsten en verliezen de

bandbreedtebenadering hanteert. • Indien een eerste toepasser hiervoor kiest, dient hij deze benadering voor alle

regelingen toe te passen (20).

Personeelsbeloningen

• Een entiteit mag de door alinea 120A, onder p), vereiste bedragen vermelden aangezien de bedragen voor iedere verslagperiode prospectief worden bepaald vanaf de overgangsdatum. (20A)

IFRS 1

13

Cumulatieveomrekeningsverschillen

• IAS 21 „De gevolgen van wisselkoerswijzigingen”schrijft voor dat een entiteit:

– a) sommige omrekeningsverschillen rubriceert als een afzonderlijke component van het gestort kapitaal, en

– b) bij afstoting van een buitenlandse activiteit de cumulatieve omrekeningsverschillen voor deze buitenlandse activiteit (indien van toepassing inclusief winsten en verliezen op hiermee samenhangende afdekkingstransacties) als onderdeel van de winst of het verlies bij afstoting naar de winst-en-verliesrekening worden overgebracht (21).

Cumulatieveomrekeningsverschillen

• Een eerste toepasser hoeft echter ten aanzien van cumulatieve omrekeningsverschillen die op de overgangsdatum naar IFRSsbestonden, niet aan deze vereisten te voldoen.

• Indien een eerste toepasser gebruikmaakt van deze vrijstelling:– a) worden de cumulatieve omrekeningsverschillen voor alle

buitenlandse activiteiten op de overgangsdatum naar IFRSs geacht nihil te zijn, en

– b) omvat de winst of het verlies bij afstoting van een buitenlandse activiteit

• geen omrekeningsverschillen die vóór de overgangsdatum naar IFRSszijn ontstaan,

• maar wel de omrekeningsverschillen die na de overgangsdatum zijnontstaan (22).

IFRS 1

14

Samengestelde financiëleinstrumenten

• IAS 32 „Financiële instrumenten: informatieverschaffing en presentatie”schrijft voor dat

– een entiteit een samengesteld instrument bij uitgifte splitst in• een afzonderlijke vreemdvermogenscomponent en • een eigenvermogenscomponent.

• Als de vreemdvermogenscomponent niet meer uitstaat, – houdt retroactieve toepassing van IAS 32 in dat – twee separate posten in het eigen vermogen worden onderscheiden.– De eerste post wordt opgenomen in ingehouden winsten en

• heeft betrekking op de cumulatieve opgelopen rente op de vreemdvermogenscomponent.

– Het tweede deel betreft de oorspronkelijke eigenvermogenscomponent.

• Op grond van IFRS 1 is een eerste toepasser niet verplicht deze beide delen te onderscheiden indien de vreemdvermogenscomponent op de overgangsdatum naar IFRSs niet meer uitstaat (23).

Activa en verplichtingen van dochterondernemingen,geassocieerde deelnemingen

en joint ventures

• Als een dochteronderneming voor het eerst de IFRSs toepast op een latere datum dan de moedermaatschappij dient de dochteronderneming in de enkelvoudige jaarrekening haar activa en passiva te waarderen op: (24) – a) de boekwaarden die op basis van de overgangsdatum naar

IFRSs van de moedermaatschappij in de geconsolideerde jaarrekening van de moedermaatschappij zouden worden verwerkt,

• indien er geen aanpassingen zouden worden aangebracht in verbandmet consolidatieprocedures en

• de gevolgen van de bedrijfscombinatie waarin de moedermaatschappij de dochteronderneming heeft verworven, of

IFRS 1

15

Activa en verplichtingen van dochterondernemingen,geassocieerde deelnemingen

en joint ventures

– b) de boekwaarden die door de overige bepalingen van IFRS 1 worden voorgeschreven, op basis van de overgangsdatum naar IFRSs van de dochteronderneming. Deze boekwaarden zouden kunnen afwijken van de bij onder a) beschreven waarde:

• i) indien de vrijstellingen in IFRS 1 leiden tot een waardering die afhankelijk is van de overgangsdatum naar IFRSs.

• ii) indien de door de dochteronderneming in de eigen jaarrekening gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving afwijken van de grondslagen die in de geconsolideerde jaarrekening worden toegepast.

– De dochteronderneming kan bijvoorbeeld de gebruikelijke verwerkingswijze in IAS 16 „Materiële vaste activa” hanteren,

– terwijl de groep de toegestane alternatieve verwerkingswijze hanteert.

Een soortgelijke keuze is mogelijk voor een geassocieerde deelneming of joint venture waarbij de eerste toepassing van de IFRSs later plaatsvindt dan bij een entiteit die invloed van betekenis daarin, respectievelijk gezamenlijke zeggenschap daarover, heeft. (24)

Activa en verplichtingen van dochterondernemingen,geassocieerde

deelnemingen en joint ventures

• Indien de eerste toepassing van de IFRSs door een entiteit laterplaatsvindt dan door haar dochteronderneming (of geassocieerde deelneming of joint venture),

– dan dient de entiteit in haar geconsolideerde jaarrekening de activa en passiva van de dochteronderneming (of geassocieerde deelneming of joint venture) op dezelfde boekwaarde te waarderen als in de enkelvoudige jaarrekening van de dochteronderneming (of geassocieerde deelneming of joint venture),

– na • verwerking van aanpassingen uit hoofde van de consolidatie, • de toepassing van de vermogensmutatiemethode en • de gevolgen van de bedrijfscombinatie waarin de entiteit de dochteronderneming

heeft verworven.

• Evenzo geldt dat als de eerste toepassing van de IFRSs door een moedermaatschappij voor haar vennootschappelijke jaarrekening eerder of later geschiedt dan voor de geconsolideerde jaarrekening,

– de moedermaatschappij de activa en passiva in beide jaarrekeningen voor dezelfde bedragen dient op te nemen, waarbij rekening wordt gehouden met consolidatieaanpassingen (25).

IFRS 1

16

Activa en verplichtingen van dochterondernemingen,geassocieerde

deelnemingen en joint ventures• IAS 39 Financiële instrumenten: opname en waardering staat toe dat

– een financieel actief bij eerste opname wordt aangewezen als beschikbaar voor verkoop of dat

– een financieel instrument (op voorwaarde dat het aan bepaalde criteria voldoet) wordt aangewezen als een financieel actief of een financiële verplichting

– gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in de winst- en verliesrekening.

– Ondanks deze vereiste gelden uitzonderingen in de volgende omstandigheden: (25A)

• (a)– een entiteit mag overgaan tot een aanwijzing als beschikbaar voor verkoop op de

overgangsdatum naar IFRSs;• b)

– een entiteit die haar eerste IFRS-jaarrekening presenteert voor een jaarperiode die op of na 1 september 2006 aanvangt – een dergelijke entiteit mag een financieel actief of een financiële verplichting aanwijzen, op de overgangsdatum naar IFRSs, als gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in de winsten verliesrekening op voorwaarde dat het actief of de verplichting op dat moment voldoet aan de criteria in alinea 9b)i), 9b)ii) of 11A van IAS 39;

Activa en verplichtingen van dochterondernemingen,geassocieerde

deelnemingen en joint ventures

• c)– een entiteit die haar eerste IFRS-jaarrekening

• presenteert voor een jaarperiode die op of na 1 januari 2006 en • vóór 1 september 2006 aanvangt • – een dergelijke entiteit mag een financieel actief of een financiële verplichting

aanwijzen, • op de overgansdatum naar IFRSs, • als gewaardeerd tegen reële waarde

– met verwerking van waardeveranderingen in de winst- en verliesrekening – op voorwaarde dat het actief of de verplichting op die datum voldoet aan de criteria in

alinea 9b)i), 9b)ii) of 11A van IAS 39. – Wanneer de overgangsdatum naar IFRSs vóór 1 september 2005 ligt,

• hoeven dergelijke aanwijzingen niet te worden voltooid tot 1 september 2005 • en mogen ze ook financiële activa en financiële verplichtingen omvatten • die werden opgenomen tussen de overgangsdatum naar IFRSs en 1 september

2005;

IFRS 1

17

Activa en verplichtingen van dochterondernemingen,geassocieerde

deelnemingen en joint ventures

• d)– een entiteit die haar eerste IFRS-jaarrekening presenteert

• voor een jaarperiode die vóór 1 januari 2006 aanvangt en • die de alinea's 11A, 48A alinea 9, 12 en 13 van IAS 39 toepast • – een dergelijke entiteit mag aan het begin van haar eerste IFRS-verslagperiode

overgaan tot – de aanwijzing als gewaardeerd tegen reële waarde – met verwerking van waardeveranderingen in de winst- en verliesrekening van een financieel

actief dat of een financiële verplichting – die op die datum voor dergelijke aanwijzing in aanmerking komt in overeenstemming met

deze nieuwe en gewijzigde alinea's.

– Wanneer de eerste IFRS-verslagperiode van de entiteit aanvangt vóór 1 september 2005,

• hoeven dergelijke aanwijzingen niet te worden voltooid tot 1 september 2005 • en mogen ze ook financiële activa en financiële verplichtingen bevatten • die werden opgenomen tussen het begin van die periode en 1 september 2005.

– Als de entiteit vergelijkende informatie aanpast om te voldoen aan IAS 39, dient zij

• die informatie aan te passen voor – de financiële activa, – financiële verplichtingen – of groep van financiële activa, financiële verplichtingen of beide, – die werden aangewezen aan het begin van haar eerste IFRS-verslagperiode.

Activa en verplichtingen van dochterondernemingen,geassocieerde

deelnemingen en joint ventures– Een dergelijke aanpassing van vergelijkende informatie mag alleen worden

uitgevoerd als • de aangewezen posten of groepen zouden hebben voldaan aan de criteria voor

dergelijke aanwijzing in alinea 9b)i), 9b)ii) of 11A van IAS 39 op de overgangsdatum naar IFRSs of,

• indien verworven na de overgangsdatum naar IFRSs, zouden hebben voldaan aan de criteria in alinea 9b)i), 9b)ii) of 11A op de datum van eerste opname;

– Als de entiteit vergelijkende informatie aanpast om te voldoen aan IAS 39, dient zij

• die informatie aan te passen voor – de financiële activa, – financiële verplichtingen – of groep van financiële activa, financiële verplichtingen of beide, – die werden aangewezen aan het begin van haar eerste IFRS-verslagperiode.

– Een dergelijke aanpassing van vergelijkende informatie mag alleen worden uitgevoerd als

• de aangewezen posten of groepen zouden hebben voldaan aan • de criteria voor dergelijke aanwijzing in alinea 9b)i), 9b)ii) of 11A van IAS 39• op de overgangsdatum naar IFRSs of, • indien verworven na de overgangsdatum naar IFRSs, • zouden hebben voldaan aan de criteria in alinea 9b)i), 9b)ii) of 11A • op de datum van eerste opname;

IFRS 1

18

Activa en verplichtingen van dochterondernemingen,geassocieerde

deelnemingen en joint ventures

• e)– voor een entiteit die haar eerste IFRS-jaarrekening presenteert voor een

jaarperiode die aanvangt vóór 1 september 2006 • — niettegenstaande alinea 91 van IAS 39• moet voor financiële activa en financiële verplichtingen

– die door een dergelijke entiteit werden aangewezen als gewaardeerd – tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in de winst- en

verliesrekening – in overeenstemming met subalinea c) of d) hierboven en – die voorheen werden aangewezen als de afgedekte positie in het kader van een reële-

waardeafdekkingstransactie, – deze aanwijzing als afdekkingsrelatie ongedaan worden gemaakt op hetzelfde moment

dat ze worden aangewezen – als gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in de

winst- en verliesrekening.

Activa en verplichtingen van dochterondernemingen,geassocieerde

deelnemingen en joint ventures

• Een eerste toepasser wordt aangemoedigd, maar is niet verplicht, – om IFRS 2 Op aandelen gebaseerde betalingen toe te passen op eigen-

vermogensinstrumenten– die op of vóór 7 november 2002 zijn toegekend.

• Een eerste toepasser wordt tevens aangemoedigd, maar is niet verplicht, – om IFRS 2 toe te passen op eigen-vermogensinstrumenten– die na 7 november 2002 zijn toegekend en – die vóór

• (a) de overgangsdatum naar IFRSs of, indien dit later in de tijd is, • (b) 1 januari 2005 onvoorwaardelijk zijn geworden.

• Indien een eerste toepasser er echter voor kiest om IFRS 2 op dergelijke eigen-vermogensinstrumenten toe te passen, – dan is dit alleen toegestaan indien – de entiteit de reële waarde van die eigen-vermogensinstrumenten per de

waarderingdatum, – overeenkomstig de definitie in IFRS 2, – openbaar heeft gemaakt. (25B)

IFRS 1

19

Activa en verplichtingen van dochterondernemingen,geassocieerde

deelnemingen en joint ventures

• Voor alle toekenningen van eigen-vermogeninstrumentenwaarop IFRS 2 niet is toegepast – (bijvoorbeeld eigen-vermogensinstrumenten die op of vóór 7

november 2002 zijn toegekend)– dient een eerste toepasser niettemin de informatie te verstrekken– die op grond van alinea 44 en 45 van IFRS 2 is voorgeschreven.

• Indien een eerste toepasser de voorwaarden van een toekenning van eigen-vermogensinstrumenten waarop IFRS niet is toegepast, – aanpast, – dan is de entiteit niet verplicht om alinea 26 tot en met 29 van

IFRS 2 toe te passen – indien de aanpassing vóór (a) de overgangsdatum naar IFRSs of,

indien dit later in de tijd is, (b) 1 januari 2005 plaatsvond. (25B)

Activa en verplichtingen van dochterondernemingen,geassocieerde

deelnemingen en joint ventures

• Een eerste toepasser wordt aangemoedigd, maar is niet verplicht, – om IFRS 2 toe te passen op verplichtingen die voortvloeien uit op

aandelen gebaseerde betalingstransacties – die vóór de overgangsdatum naar IFRSs zijn afgewikkeld.

• Een eerste toepasser wordt tevens aangemoedigd, maar is niet verplicht, – om IFRS 2 toe te passen op verplichtingen die vóór 1 januari 2005

zijn afgewikkeld. • Met betrekking tot verplichtingen waarop IFRS 2 wordt

toegepast, is een eerste toepasser niet verplicht vergelijkende informatie te herzien – voorzover de informatie betrekking heeft op een periode die, of

tijdstip dat, vóór 7 november 2002 ligt. (25C)

IFRS 1

20

Verzekeringscontracten

• Eerste toepassers mogen gebruikmaken van de overgangsbepalingen in IFRS 4 Verzekeringscontracten.

• IFRS 4 beperkt de wijzigingen in de grondslagen voor financiële verslaggeving van verzekeringscontracten, met inbegrip van de wijzigingen door een eerste toepasser. (25D)

Wijzigingen in bestaande verplichtingen voor ontmanteling, herstel en soortgelijke verplichtingen

opgenomen in de kostprijs van materiële vaste activa

• Wijzigingen in bestaande verplichtingen voor ontmanteling, herstel en soortgelijke verplichtingen vereist dat – bepaalde wijzigingen in een bestaande verplichting voor

ontmanteling, herstel of een soortgelijke verplichting – toegevoegd of afgetrokken worden – van de kostprijs van het actiefwaarop de wijziging betrekking heeft;– het aangepaste af te schrijven bedrag van het actief wordt dan op

prospectieve wijze afgeschreven over zijn resterende gebruiksduur.

• Een eerste toepasser hoeft niet aan deze vereisten te voldoen voor wijzigingen in dergelijke verplichtingen die zich vóór de overgangsdatum naar IFRSs hebben voorgedaan. (25E)

IFRS 1

21

Wijzigingen in bestaande verplichtingen voor ontmanteling, herstel en soortgelijke verplichtingen

opgenomen in de kostprijs van materiële vaste activa

Indien een eerste toepasser gebruik maakt van deze vrijstelling, dient zij: (25E)

• (a) – de verplichting te waarderen op de overgangsdatum naar IFRSs,

overeenkomstig IAS 37;• (b)

– het bedrag te schatten dat zou zijn opgenomen in de kostprijs van het desbetreffende actief, op het tijdstip waarop de verplichting is ontstaan, door de verplichting contant te maken naar die datum gebruikmakend van haar beste schatting van de historische, voor risico aangepaste disconteringsvoeten die op die verplichting van toepassing zou zijn geweest tijdens de tussenperiode, voor zover de verplichting binnen het toepassingsgebied van de IFRIC 1 valt; en

• (c)– op de overgangsdatum naar IFRSs, de geaccumuleerde afschrijvingen op

dat bedrag te berekenen, op basis van de actuele schatting van de gebruiksduur van het actief, door de afschrijvingsmethode toe te passen waarvoor de entiteit in overeenstemming met de IFRSs heeft gekozen.

Leaseovereenkomsten

• IFRIC 4 Vaststelling of een overeenkomst een leaseovereenkomst bevat – Een eerste toepasser mag de overgangsbepalingen

in IFRIC 4 Vaststelling of een overeenkomst een leaseovereenkomst bevat, toepassen.

– Een eerste toepasser mag bijgevolg bepalen • of een overeenkomst die bestaat op de datum van de

overgang naar IFRS's een leaseovereenkomst bevat op basis van feiten en omstandigheden die op die datum bestaan. (25F)

IFRS 1

22

Uitzonderingen op de retroactieve toepassing van andere IFRSs

• IFRS 1 verbiedt retroactieve toepassing van een aantal bepalingen van andere IFRSs met betrekking tot (26)

• a) het niet langer in de balans opnemen van financiële activa en financiële verplichtingen (IFRS1.27);

• b) de administratieve verwerking van afdekkingstransacties (IFRS 1.28-30),

• c) schattingen (IFRS 1.31-34), en• d) activa die zijn geclassificeerd als aangehouden voor

verkoop en beëindigde bedrijfsactiviteiten.

Niet langer in de balans opnemen van financiële activa en financiële verplichtingen

• Behoudens hetgeen volgens alinea 27A wordt toegestaan, – dient een eerste toepasser de in IAS 39 opgenomen vereisten voor

het niet langer in de balans opnemen van financiële activa en passiva

– prospectief toe te passen bij transacties op of na 1 januari 2004.– Met andere woorden, als een eerste toepasser

• niet-afgeleide financiële activa of • niet-afgeleide financiële verplichtingen • overeenkomstig de voorheen toegepaste GAAP • niet langer in de balans opnam • als gevolg van een transactie die vóór 1 januari 2001 plaatsvond, • dient de entiteit deze activa en verplichtingen • volgens de IFRSs niet in de balans op te nemen • (tenzij deze als gevolg van een latere transactie of gebeurtenis voor

opname in aanmerking komen). (27)

IFRS 1

23

Niet langer in de balans opnemen van financiële activa en financiële verplichtingen

• Niettegenstaande alinea 27 mag een entiteit – de vereisten met betrekking tot het niet langer opnemen in

de balans in IAS 39 retroactief toepassen, – vanaf een door de entiteit te kiezen datum, – op voorwaarde dat de informatie die benodigd is – om IAS 39 toe te passen op – financiële activa en financiële verplichtingen – die als gevolg van transacties in het verleden niet langer

worden opgenomen, – werd verworven op het moment van de eerste

administratieve verwerking van die transacties. (27A)

Hedge accounting

• Overeenkomstig IAS 39 „Financiële instrumenten: opname en waardering” dient een entiteit op de overgangsdatum naar IFRSs:– a) alle derivaten tegen reële waarde te waarderen,

en– b) alle uitgestelde winsten en verliezen op

derivaten• die overeenkomstig de voorheen toegepaste GAAP

werden gerapporteerd alsof zij activa of verplichtingen waren,

• te elimineren (28).

IFRS 1

24

Hedge accounting• Een entiteit dient in haar IFRS-openingsbalans geen hedge

accounting toe te passen op – afdekkingsrelaties die niet aan de voorwaarden voor verwerking op

basis van hedge accounting volgens IAS 39 voldoen– bijvoorbeeld

• veel afdekkingsrelaties waarbij het afdekkingsinstrument een kasinstrument of een geschreven optie is;

• of waarbij de afgedekte positie een nettopositie is; • of waarbij de afdekking het renterisico inzake een tot einde looptijd

aangehouden belegging dekt. – Indien echter een entiteit een nettopositie overeenkomstig de

voorheen toegepaste GAAP als een afgedekte positie heeft aangemerkt,

• mag zij een individuele positie binnen deze nettopositie als een afgedekte positie volgens de IFRSs aanmerken,

• mits zij dit niet later doet dan de overgangsdatum naar IFRSs (29).

Hedge accounting

• Indien een entiteit vóór de overgangsdatum naar IFRSs– een transactie als een afdekkingstransactie had aangemerkt, – maar de afdekking niet voldoet aan de voorwaarden voor

hedge accounting in IAS 39,– dient de entiteit alinea 91 en 101 van IAS 39 toe te passen

om te beëindigen.

• Transacties die vóór de overgangsdatum naar IFRSszijn afgesloten, – dienen niet retroactief als afdekkingstransactie te worden

aangemerkt. (30)

IFRS 1

25

Schattingen

• De schattingen die op de overgangsdatum naar IFRSs overeenkomstig de IFRSs zijn gemaakt, – dienen in overeenstemming te zijn met de

schattingen die op dezelfde datum zijn gemaakt op basis van de voorheen toegepaste GAAP

– waarbij rekening wordt gehouden met aanpassingen in verband met eventuele verschillen in de grondslagen voor financiële verslaggeving,

– tenzij er objectieve aanwijzingen zijn dat deze schattingen onjuist waren (31).

Schattingen• Een entiteit kan na de overgangsdatum naar IFRSs informatie

over schattingen ontvangen die zij overeenkomstig de voorheen toegepaste GAAP had gemaakt.

• Ingevolge alinea 31 dient een entiteit de ontvangst van deze informatie op dezelfde wijze te behandelen als – gebeurtenissen na balansdatum – die geen nadere informatie geven over de feitelijke situatie op

balansdatum – overeenkomstig IAS 10 „Gebeurtenissen na balansdatum”.

IFRS 1

26

Schattingen• Ter illustratie

– een situatie waarin een entiteit als overgangsdatum naar IFRSs 1 januari 2004 hanteert en

– waarbij naar aanleiding van nieuwe informatie op 15 juli 2004 een schatting moet worden herzien die overeenkomstig de voorheen toegepaste GAAP op 31 december 2003 is gemaakt.

– De entiteit dient deze nieuwe informatie niet in haar IFRS-openingsbalans te verwerken

• tenzij – de schattingen in verband met eventuele verschillen in de grondslagen voor

financiële verslaggeving moeten worden aangepast, of– tenzij er objectieve aanwijzingen zijn dat de schattingen onjuist waren

– De entiteit verwerkt in plaats daarvan deze nieuwe informatie in de winst-en-verliesrekening (of, indien van toepassing, in het eigen vermogen) over het verslagjaar 2004 (32).

Schattingen• Het kan noodzakelijk zijn dat een entiteit

– op de overgangsdatum naar IFRSs– schattingen volgens de IFRSs maakt – die op basis van de voorheen toegepaste GAAP op dat moment

niet noodzakelijk waren.

• In overeenstemming met IAS 10 wordt bij de schattingen ingevolge de IFRSs uitgegaan van de omstandigheden die zich op de overgangsdatum naar IFRSs voordeden.– Met name bij schattingen die op de overgangsdatum naar IFRSs

worden gemaakt ten aanzien van marktprijzen, rentetarieven of wisselkoersen wordt uitgegaan van de op deze datum aanwezige marktomstandigheden (33).

IFRS 1

27

Schattingen

• De alinea's 31 tot en met 33 hebben betrekking op de IFRS-openingsbalans. – Zij gelden tevens voor de vergelijkende

periode die in de eerste IFRS-jaarrekeningvan een eenheid wordt gepresenteerd.

• In dit geval dienen de verwijzingen naar de overgangsdatum naar IFRSs te worden vervangen door verwijzingen naar het einde van deze vergelijkende periode (34)

Activa die zijn geclassificeerd als aangehouden voor verkoop en beëindigde bedrijfsactiviteiten

• De IFRS 5 vereist dat – deze op prospectieve wijze dient te worden toegepast – op vaste activa (of groepen activa die worden afgestoten) – die voldoen aan de criteria om te worden geclassificeerd als aangehouden voor

verkoop en bedrijfsactiviteiten – die voldaan aan de criteria om te worden geclassificeerd als beëindigde

bedrijfsactiviteiten, – na de ingangsdatum van de IFRS.

• IFRS 5 geeft een entiteit toestemming om – de vereisten van de IFRS toe te passen op – alle vaste activa (of groepen activa die worden afgestoten) – die voldoen aan de criteria om te worden geclassificeerd als aangehouden voor

verkoop en – op bedrijfsactiviteiten die voldoen aan de criteria om te worden geclassificeerd als

beëindigde bedrijfsactiviteiten, – op elke datum die anterieur is aan de ingangsdatum van de IFRS, – op voorwaarde dat de waarderingen en andere informatie – die nodig is om de IFRS toe te passen beschikbaar waren op het tijdstip waaraan voor

het eerst aan die criteria werd voldaan. (34A)

IFRS 1

28

Activa die zijn geclassificeerd als aangehouden voor verkoop en beëindigde bedrijfsactiviteiten

• Een entiteit waarvan de overgangsdatum naar de International Financial Reporting Standards anterieur is aan 1 januari 2005,– dient de overgangsbepalingen van International Financial Reporting

Standard 5 toe te passen.

• Een entiteit met een overgangsdatum naar de International Financial Reporting Standards die op of na 1 januari 2005 valt,– dient de International Financial Reporting Standard 5 op

retrospectieve wijze toe te passen.(34B)

PRESENTATIE EN INFORMATIEVERSCHAFFING

• IFRS 1 bevat geen vrijstellingen voor – de in andere IFRSs opgenomen vereisten

inzake • presentatie en • informatieverschaffing (35).

IFRS 1

29

Vergelijkende informatie

• Om te voldoen aan IAS 1 „Presentatie van de jaarrekening” dient – de eerste IFRS-jaarrekening van een

entiteit– ten minste vergelijkende informatie volgens

IFRSs over één jaar te bevatten (36)

Vrijstelling van het vereiste tot aanpassing van vergelijkende gegevens voor IAS 39 en IFRS 4

Een entiteit die de IFRSs vóór 1 januari 2006 toepast, presenteert voor ten minste één jaar vergelijkende informatie in de eerste IFRS-jaarrekening, maar deze informatie hoeft niet in overeenstemming te zijn met IAS 32, IAS 39 en IFRS 4 . Een entiteit die ervoor kiest om in het overgangsjaar vergelijkende informatie te presenteren die niet in overeenstemming is met IAS 32, IAS 39 en IFRS 4 dient:

• (a) voor de vergelijkende informatie de voorheen toegepaste GAAPtoe te passen op financiële instrumenten die binnen het toepassingsgebied van IAS 32 en IAS 39 vallen en op verzekeringscontracten die binnen het toepassingsgebied van IFRS4 vallen;

• (b) dit feit te vermelden, samen met de grondslag volgens welke deze informatie wordt opgesteld; en

IFRS 1

30

Vrijstelling van het vereiste tot aanpassing van vergelijkende gegevens voor IAS 39 en IFRS 4

• (c) de aard van de belangrijkste aanpassingen te vermelden die vereist zijn om de informatie in overeenstemming met IAS 32, IAS 39 en IFRS 4 te brengen. De entiteit hoeft deze aanpassingen niet te kwantificeren.

– De entiteit dient echter elke aanpassing tussen de balans per de verslagdatum van de vergelijkende periode • (dat wil zeggen de balans waarin de vergelijkende informatie volgens de voorheen toegepaste

GAAP is opgenomen)

– en de balans bij aanvang van de eerste IFRS-verslagperiode• (dat wil zeggen de eerste periode waarover informatie is opgenomen in overeenstemming met

IAS 32, IAS 39 en IFRS 4 )

– te behandelen als een wijziging in de grondslagen voor financiële verslaggeving en de op grond van alinea 28 (a) tot en met (e) en (f)(i) van IAS 8 vereiste toelichting te geven.

• Alinea 28 (f)(i) geldt alleen voor bedragen die in de balans per de verslagdatum van de vergelijkende periode worden gepresenteerd.

• In geval van een entiteit die ervoor kiest om vergelijkende informatie te presenteren die niet in overeenstemming is met IAS 32, IAS 39 en IFRS 4 betreffen verwijzingen naar de “overgangsdatum naar IFRSs”, uitsluitend in het geval van die standaarden, het begin van de eerste IFRS-verslagperiode.

Vrijstelling van de vereiste om vergelijkende informatie voor IFRS 6 te

verstrekken

• Een entiteit die de IFRS's vóór 1 januari 2006 toepast en die ervoor opteert om IFRS 6 Exploratie en evaluatie van minerale hulpbronnenvóór 1 januari 2006 toe te passen, hoeft de informatie die IFRS 6 voor vergelijkende perioden vereist niet in haar eerste IFRS-jaarrekeningte verstrekken. (36B)

IFRS 1

31

Vergelijkende informatie• Sommige entiteiten presenteren historische overzichten van bepaalde gegevens

mbt perioden die voorafgaan aan de eerste periode waarover volledige vergelijkende informatie overeenkomstig de IFRSs wordt verstrekt.

• Op grond van IFRS 1 is het niet vereist dat zulke overzichten aan de vereisten inzake opname en waardering volgens de IFRSs voldoen.

• Bovendien presenteren sommige entiteiten zowel vergelijkende informatie overeenkomstig

– de voorheen toegepaste GAAP als – door IAS 1 voorgeschreven vergelijkende informatie.

• In een jaarrekening die historische overzichten of vergelijkende informatie bevat overeenkomstig de voorheen toegepaste GAAP:

– a) dient de entiteit op duidelijke wijze aan te geven dat de informatie die overeenkomstig de voorheen toegepaste GAAP is opgesteld niet in overeenstemming met de IFRSs is opgesteld, en

– b) dient de entiteit informatie te verschaffen over de aard van de belangrijkste aanpassingen om te voldoen aan de IFRSs. Een entiteit hoeft deze aanpassingen niet te kwantificeren (37)

Toelichting op de overgang naarIFRSs

• Een entiteit dient toe te lichten hoe de overgang van de voorheen toegepaste GAAP naar de IFRSs van invloed is geweest op de gerapporteerde – financiële positie, – resultaten en – kasstromen (38).

IFRS 1

32

Aansluitingen• Om aan alinea 38 te voldoen dient de eerste IFRS-jaarrekening van een entiteit

het volgende te omvatten:

– a) aansluitingen van het gerapporteerde eigen vermogen volgens de voorheen toegepaste GAAP met het eigen vermogen volgens de IFRSs, voor de volgende twee tijdstippen:

• i) de overgangsdatum naar IFRSs, en• ii) het einde van de laatste periode die in de meest recente jaarrekening van de entiteit volgens

de voorheen toegepaste GAAP werd gepresenteerd;

– b) een aansluiting van de winst of het verlies volgens de voorheen toegepaste GAAP over de laatste periode in de meest recente jaarrekening van de entiteit met de winst of het verlies volgens de IFRSs over dezelfde periode, en

– c) indien de entiteit bij de opstelling van de IFRS-openingsbalans voor het eerst bijzondere waardeverminderingsverliezen heeft opgenomen of teruggenomen, de informatieverschaffing die IAS 36 „Bijzondere waardevermindering van activa” zou voorschrijven als de entiteit deze (teruggenomen) bijzondere waardeverminderingsverliezen had opgenomen in de periode die aanvangt op de overgangsdatum naar IFRSs (39)

Aansluitingen

• De ingevolge alinea 39, onder a) en b), vereiste aansluitingen dienen gebruikers voldoende inzicht te verschaffen in de materiële aanpassingen in – de balans en – de winst-en- verliesrekening. – Als een entiteit een kasstroomoverzicht volgens

de voorheen toegepaste GAAP presenteerde, dient zij tevens de materiële aanpassingen in het kasstroomoverzicht toe te lichten (40).

IFRS 1

33

Aansluitingen

• Indien een entiteit bij de voorheen toegepaste GAAP fouten ontdekt, – wordt in de aansluitingen ingevolge alinea

39,onder a) en b) onderscheid gemaakt tussen

• de correctie van deze fouten en • wijzigingen in de grondslagen voor financiële

verslaggeving (41).

Aansluitingen• IAS 8 „Nettowinst of -verlies over de periode,

fundamentele fouten en wijzigingen in de grondslagen voor financiële verslaggeving” behandelt geen wijzigingen in de grondslagen voor financiële verslaggeving die optreden wanneer een entiteit voor het eerst de IFRSs toepast.

• De vereisten van IAS 8 inzake informatieverschaffing over wijzigingen in de grondslagen voor financiële verslaggeving gelden derhalve niet voor de eerste IFRS-jaarrekening van een entiteit (42).

IFRS 1

34

Aansluitingen• Indien een entiteit over voorgaande perioden geen jaarrekening

presenteerde,– dient dit feit in de eerste IFRS-jaarrekening te worden vermeld (43)

• In overeenstemming met alinea 25A mag een entiteit een voorheen opgenomen financieel actief of financiële verplichting aanwijzen – als een financieel actief of financiële verplichting – gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van

waardeveranderingen in de winst- en verliesrekening – of een financieel actief als beschikbaar voor verkoop. – De entiteit dient de reële waarde te vermelden van

• de in elke categorie aangewezen financiële activa of financiële verplichtingen op de datum van de aanwijzing,

• alsmede de classificatie en de boekwaarde in de vorige jaarrekening. (43A)

Gebruik van reële waarde als veronderstelde kostprijs

• Als een entiteit in haar IFRS-openingsbalans bij

– een materieel vast actief, – een vastgoedbelegging of – een immaterieel actief

gebruikmaakt van de reële waarde als veronderstelde kostprijs (zie de alinea's 16 en 18), dan

– dient in de eerste IFRS-jaarrekening van de entiteit voor iedere post in de IFRS-openingsbalans te worden vermeld:

• a) het totaal van deze reële waarden, en• b) de totale aanpassing van de gerapporteerde boekwaarden volgens

de voorheen toegepaste GAAP (44).

IFRS 1

35

Tussentijdse financiële verslagen• Om te voldoen aan alinea 38 dient een entiteit die over een gedeelte van de

periode waarop haar eerste IFRS-jaarrekening betrekking heeft, een tussentijds financieel verslag overeenkomstig IAS 34 „Tussentijdse financiële verslaggeving” presenteert, in aanvulling op de vereisten in IAS 34 aan de volgende vereisten te voldoen:

• a) Ieder dergelijk tussentijds financieel verslag bevat, als de entiteit een tussentijds financieel verslag over de vergelijkbare tussentijdse periode van het onmiddellijk daaraan voorafgaande verslagjaar presenteerde, aansluitingen tussen:

– i) het eigen vermogen volgens de voorheen toegepaste GAAP aan het einde van deze vergelijkbare tussentijdse periode en het eigen vermogen volgens de IFRSs op hetzelfde tijdstip, en

– ii) de winst of het verlies volgens de voorheen toegepaste GAAP over deze vergelijkbare tussentijdse periode (lopende periode en cumulatief voor het lopende jaar) en de winst of het verlies volgens de IFRSs over deze periode.

• b) Naast de – op grond van onder a) voorgeschreven aansluitingen – omvat het eerste tussentijdse financieel verslag volgens IAS 34 over een gedeelte van

de periode waarop de eerste IFRS-jaarrekening betrekking heeft de in alinea 39, onder a) en b), beschreven aansluitingen (aangevuld met de ingevolge de alinea's 40 en 41 vereiste informatie), of een verwijzing naar een ander gepubliceerd document waarin deze aansluitingen zijn opgenomen (45).

Tussentijdse financiële verslagen• IAS 34

– vereist minimale informatieverschaffing, – die is gebaseerd op de veronderstelling dat gebruikers van de tussentijdse financiële

verslagen tevens toegang tot de meest recente jaarrekening hebben.

• Volgens IAS 34 dient – Een entiteit echter tevens melding te maken van „gebeurtenissen of transacties die van

wezenlijk belang zijn om inzicht in de lopende tussentijdse periode te verkrijgen”.

• Een eerste toepasser dient derhalve, – indien hij in zijn meest recente jaarrekening volgens de voorheen toegepaste GAAP

geen informatie heeft verschaft die van materiële betekenis is om inzicht te verkrijgen in de lopende tussentijdse periode,

– in zijn tussentijdse financieel verslag deze informatie te verschaffen, – of te verwijzen naar een ander gepubliceerd document waarin deze informatie is

opgenomen (46)

IFRS 1

36

INGANGSDATUM

• Een entiteit dient IFRS 1 toe te passen als – de eerste IFRS-jaarrekening betrekking heeft op

een periode die aanvangt op of na 1 januari 2004.

• Eerdere toepassing wordt aangemoedigd. • Als de eerste IFRS-jaarrekening van een entiteit

betrekking heeft op een periode die aanvangt vóór 1 januari 2004,

• en de entiteit IFRS 1 toepast in plaats van SIC-8 „Eerste toepassing van International Accounting Standards als primaire grondslag voor de financiële verslaggeving”,

• dan dient dit feit te worden vermeld (47).

Definities

• Overgangsdatum naar IFRSs– De aanvang van de vroegste periode– waarover een entiteit in haar eerste IFRS-

jaarrekening– volledige vergelijkende informatie – volgens de IFRSs presenteert.

IFRS 1

37

Definities

• Veronderstelde kostprijs– Een bedrag dat op een bepaalde datum als

substituut wordt gebruikt voor de kostprijs (minus cumulatieve afschrijvingen).

– Bij latere afschrijving wordt verondersteld dat• de entiteit het actief of de verplichting voor het eerst op

de bepaalde datum had opgenomen en• dat de kostprijs gelijk was aan de veronderstelde

kostprijs.

Definities

• Reële waarde– Het bedrag waarvoor – een actief kan worden verhandeld of – een verplichting kan worden afgewikkeld– tussen terzake goed geïnformeerde, – tot een transactie bereid zijnde partijen – die onafhankelijk zijn.

IFRS 1

38

Definities

• Eerste IFRS-jaarrekening– De eerste jaarrekening waarin – een entiteit de International Financial

Reporting Standards (IFRSs) toepast, – door middel van een

• expliciete en • onvoorwaardelijke • overeenstemmingsverklaring met IFRSs.

Definities

• Eerste toepasser– Een entiteit die haar eerste IFRS-

jaarrekening presenteert.

IFRS 1

39

Definities

• International Financial Reporting Standards– Standaarden en interpretaties die door de

International Accounting Standards Board (IASB) zijn goedgekeurd.

– Deze bestaan uit:• a) International Financial Reporting Standards;• b) International Accounting Standards; en• c) Interpretaties afkomstig van het International Financial

Reporting Interpretations Committee (IFRIC) of het voormalige Standing Interpretations Committee (SIC), en die door de IASB zijn goedgekeurd.

Definities

• IFRS-openingsbalans– De al dan niet gepubliceerde balans van een

entiteit – op de overgangsdatum naar IFRSs.

• Voorheen toegepaste GAAP– De grondslagen voor financiële verslaggeving– die GAAP een eerste toepasser onmiddellijk

voorafgaand aan de toepassing van de IFRSshanteerde.

IFRS 1

40

Definities

• Verslagdatum– Het einde van de meest recente periode– waarover in een jaarrekening of – een tussentijds financieel verslag – wordt gerapporteerd.

Bedrijfscombinaties

• Deze bijlage (Paragraaf IFRS-1/B) maakt integraal deel uit van IFRS 1.

IFRS 1

41

Bedrijfscombinaties • Een eerste toepasser mag ervoor kiezen International Financial Reporting

Standard 3 Bedrijfscombinaties (B1)– niet retroactief toe te passen op vroegere bedrijfscombinaties (bedrijfscombinaties die

vóór de overgangsdatum naar IFRSs plaatsvonden). – Wanneer een eerste toepasser echter om het even welke bedrijfscombinatie aanpast

om aan de International Financial Reporting Standard 3 te voldoen, – dient hij

• alle latere bedrijfscombinaties aan te passen en • ook IAS 36 Bijzondere waardevermindering van activa (herziene versie van 2004)• en IAS 38 Immateriële activa (herziene versie van 2004) vanaf dezelfde datum toe te passen.

– Als een eerste toepasser er bijvoorbeeld voor kiest • om een bedrijfscombinatie aan te passen die op 30 juni 2002 tot stand kwam, • dient hij alle bedrijfscombinaties aan te passen die tussen 30 juni 2002 en de overgangsdatum

naar IFRSs tot stand kwamen en • dient zij ook IAS 36 (herziene versie van 2004) en • IAS 38 (herziene versie van 2004) vanaf 30 juni 2002 toe te passen.

Bedrijfscombinaties• Een entiteit behoeft IAS 21 De gevolgen van wisselkoerswijzigingen

(B1A) – niet retroactief toe te passen op aanpassingen naar

• de reële waarde en goodwill, • die ontstaan bij bedrijfscombinaties die tot stand zijn gekomen vóór de

overgangsdatum naar IFRSs.

– Indien de entiteit IAS 21 niet retroactief toepast op deze aanpassingen naar reële waarde en goodwill,

• dient zij deze te behandelen als activa en verplichtingen van de entiteit • in plaats van als activa en verplichtingen van de overgenomen partij.

– Daarom worden de goodwill en de aanpassingen naar rëele waarde • ofwel reeds uitgedrukt in de functionele valuta van de entiteit • ofwel zijn zij niet-monetaire posten luidende in vreemde valuta die worden

gerapporteerd op basis van de wisselkoers die op basis van de voorheen toegepaste GAAP werd toegepast.

IFRS 1

42

Bedrijfscombinaties

• Een entiteit mag IAS 21 retroactief toepassen op aanpassingen naar reële waarde en goodwill die ontstaan zijn in: (B1B)

• (a)– alle bedrijfscombinaties die tot stand zijn gekomen vóór de overgangsdatum

naar IFRSs;• (b)

– alle bedrijfscombinaties waarbij de entiteit besluit tot aanapssing om te voldoen aan IAS 22 zoals toegestaan op grond van bovenstaande alinea B1.

Bedrijfscombinaties• Indien een eerste toepasser IAS 22 niet retroactief op een vroegere

bedrijfscombinatie toepast, heeft dit voor deze bedrijfscombinatie de volgende gevolgen: (B2)

• a)– De eerste toepasser dient dezelfde classificatie (als een overname door de

overnemende partij in juridische zin, een omgekeerde overname door de overgenomen partij in juridische zin, of een samenvoeging van belangen) te handhaven als in zijn jaarrekening volgens de voorheen toegepaste GAAP.

• b)– De eerste toepasser dient op de overgangsdatum naar IFRSs al zijn activa

en verplichtingen op te nemen die in het kader van een vroegere bedrijfscombinatie werden verkregen dan wel aangegaan, met uitzonderingvan:

• i) sommige financiële activa en financiële verplichtingen die volgens de voorheen toegepaste GAAP niet langer in de balans werden opgenomen (zie alinea 27), en

• ii) activa, met inbegrip van goodwill, en passiva die niet in de geconsolideerde balans volgens de voorheen toegepaste GAAP van de overnemende partij waren opgenomen en bovendien volgens de IFRSs niet voor opname in de enkelvoudige balans van de overgenomen partij in aanmerking zouden komen (zie alinea B2, onder f) tot en met i).

IFRS 1

43

Bedrijfscombinaties• De eerste toepasser verwerkt een eventuele hieruit voortvloeiende

mutatie in de ingehouden winsten (of, indien van toepassing, een andere post binnen het eigen vermogen), tenzij de mutatie voortvloeit uit de opname van een immaterieel actief dat voorheen in de goodwill was begrepen (zie alinea B2, onder g) en i).

• c)– De eerste toepasser neemt in zijn IFRS-openingsbalans geen posten op die

volgens de voorheen toegepaste GAAP werden opgenomen, indien deze posten volgens de IFRSs niet voor opname als een actiefpost of passiefpost in aanmerking komen. De eerste toepasser verantwoordt de resulterende mutaties als volgt:

• i) de eerste toepasser kan een vroegere bedrijfscombinatie als een overname hebben geclassificeerd en een post als een immaterieel actief hebben opgenomen die volgens IAS 38 “Immateriële activa” niet voor opname als actief in de balans in aanmerking komt. De entiteit dient deze post (en de eventueel hiermee verband houdende latente belasting en minderheidsbelangen) te herclassificeren als een deel van de goodwill (tenzij de entiteit op basis van de voorheen toegepaste GAAP goodwill rechtstreeks ten laste van het eigen vermogen bracht, zie alinea B2, onder g) en i).

• ii) de eerste toepasser verwerkt alle overige resulterende mutaties in de ingehouden winsten

Bedrijfscombinaties• Dergelijke mutaties omvatten herclassificaties van of naar immateriële

activa als de goodwill volgens de voorheen toegepaste GAAP als actiefpost werd opgenomen. Deze situatie doet zich voor als de entiteit volgens de voorheen toegepaste GAAP

– a) de goodwill rechtstreeks ten laste van het eigen vermogen bracht, of – b) de bedrijfscombinatie niet als een overname behandelde.

• d)– De IFRSs schrijven met betrekking tot sommige activa en passiva latere

waardering voor die niet is gebaseerd op de oorspronkelijke kostprijs, maar op bijvoorbeeld de reële waarde. De eerste toepasser dient deze activa en verplichtingen in zijn IFRS-openingsbalans op deze basis te waarderen, zelfs als deze in het kader van een vroegere bedrijfscombinatie werden verkregen of aangegaan. De entiteit verwerkt een eventueel resulterende mutatie in de boekwaarde door aanpassing van de ingehouden winsten (of, indien van toepassing, een andere post binnen het eigen vermogen), in plaats van de goodwill.

IFRS 1

44

Bedrijfscombinaties

• e)– Onmiddellijk na de bedrijfscombinatie dient de boekwaarde volgens

de voorheen toegepaste GAAP van de verkregen activa en aangegane verplichtingen te worden gelijkgesteld aan de veronderstelde kostprijs volgens de IFRSs op deze datum. Indien de IFRSs een op de kostprijs gebaseerde waardering van deze activa en verplichtingen op een later tijdstip voorschrijven, vormt deze veronderstelde kostprijs de basis voor de op de kostprijs gebaseerde afschrijving vanaf het tijdstip van de bedrijfscombinatie.

Bedrijfscombinaties• f)

– Als bij een vroegere bedrijfscombinatie een verworven actief of aangegane verplichting volgens de voorheen toegepaste GAAP niet werd opgenomen, dan is de veronderstelde kostprijs van het actief of de verplichting in de IFRS-openingsbalans gelijk aan nul. In plaats daarvan vindt de opname en de waardering van het actief of de verplichting door de overnemende partij in haar geconsolideerde balans plaats overeenkomstig de basis die de IFRSs voor de enkelvoudige balans van de overgenomen partij zouden voorschrijven.

• Ter illustratie: als de overnemende partij die financiële leases die bij een vroegere bedrijfscombinatie zijn verworven, overeenkomstig haar voorheen toegepaste GAAP niet had geactiveerd,

– dient zij deze in haar geconsolideerde jaarrekening te activeren, – conform de vereisten die IAS 17 “Lease-overeenkomsten” aan de overgenomen partij

zou opleggen voor haar enkelvoudige balans volgens de IFRSs. • Naar analogie, als een actief of een verplichting volgens de voorheen toegepaste

GAAP in de goodwill was begrepen maar volgens IAS 22 afzonderlijk zou zijn opgenomen, blijft dit actief of deze verplichting in de goodwill begrepen, tenzij de IFRSs zouden voorschrijven dat het actief of de verplichting in de enkelvoudige balans van de overgenomen partij moet worden opgenomen.

IFRS 1

45

Bedrijfscombinaties• G)

– De boekwaarde van de goodwill in de IFRS-openingsbalans komt overeen met de boekwaarde volgens de voorheen toegepaste GAAP op de overgangsdatum naar IFRSs, waarbij rekening wordt gehouden met de volgende drie aanpassingen:

• i) Indien dit op grond van vorenstaande alinea B2, onder c) en i), is vereist, verhoogte eerste toepasser de boekwaarde van de goodwill wanneer deze een immaterieel actief dat volgens de voorheen toegepaste GAAP werd opgenomen, herclassificeert. Evenzo, als alinea B2, onder f), vereist dat de eerste toepasser een immaterieel actief in de balans opneemt dat volgens de voorheen toegepaste GAAP in de goodwill was begrepen, verlaagt deze entiteit de boekwaarde van de goodwill dienovereenkomstig (en past, indien van toepassing, de latente belasting en minderheidsbelangen aan).

• ii) Het kan voorkomen dat een voorwaardelijke gebeurtenis die invloed heeft op het bedrag van de koopsom voor een vroegere bedrijfscombinatie vóór de overgangsdatum naar IFRSs niet langer bestaat. Indien er een betrouwbare schatting van de aanpassing in verband met de voorwaardelijke gebeurtenis kan worden gemaakt en de betaling waarschijnlijk is, past de eerste toepasser de goodwill met dat bedrag aan. Tevens past de eerste toepasser de boekwaarde van de goodwill aan als een eerder opgenomen aanpassing in verband met een voorwaardelijke gebeurtenis niet langer betrouwbaar kan worden gewaardeerd of indien de betaling niet langer waarschijnlijk is.

• iii) De eerste toepasser dient IAS 36 “Bijzondere waardevermindering van activa” toe te passen bij het onderzoek van de goodwill op bijzondere waardeverminderingen op de overgangsdatum naar IFRSs, en bij het verwerken van een eventueel resulterend bijzonder waardeverminderingsverlies in de ingehouden winsten (of, indien IAS 36 dit vereist, in de herwaarderingsreserve), ongeacht of er aanwijzingen zijn dat de goodwill onderhevig is aan een bijzondere waardevermindering. Het onderzoek op bijzondere waardeverminderingen dient te worden gebaseerd op de omstandigheden op de overgangsdatum naar IFRSs.

Bedrijfscombinaties

• h)– Er dienen geen andere aanpassingen te worden aangebracht in de

boekwaarde van de goodwill op de overgangsdatum naar IFRSs. De eerste toepasser past de boekwaarde van de goodwill bijvoorbeeld niet aan:

• i) om onderhanden onderzoeks- en ontwikkelingsprojecten buiten beschouwing te laten die bij deze bedrijfscombinatiezijn overgenomen (tenzij het desbetreffende immateriële actief volgens IAS 38 in aanmerking zou komen voor opname in de enkelvoudige balans van de overgenomen partij);

• ii) om in het verleden verantwoorde afschrijving op goodwill aan te passen;• iii) om aanpassingen van de goodwill terug te nemen die IAS 22 niet zou

toestaan, maar die op basis van de voorheen toegepaste GAAP werden gemaakt in verband met aanpassingen van activa en passiva tussen het moment van de bedrijfscombinatie en de overgangsdatum naar IFRSs.

IFRS 1

46

Bedrijfscombinaties

• i)– Als de eerste toepasser overeenkomstig de voorheen toegepaste

GAAP goodwill in mindering op het eigen vermogen bracht:• i) dient de entiteit deze goodwill niet op te nemen in de IFRS-

openingsbalans. Bovendien neemt de entiteit deze goodwill niet op in de winst-en-verliesrekening bij afstoting van de dochteronderneming, of als het belang in de dochteronderneming een bijzondere waardevermindering heeft ondergaan.

• ii) dienen aanpassingen die voortvloeien uit het niet langer bestaan van een voorwaardelijke gebeurtenis die van invloed is op de koopsom te worden verwerkt in de ingehouden winsten.

Bedrijfscombinaties• j)

– Het kan voorkomen dat de eerste toepasser op basis van de voorheen toegepaste GAAP een dochteronderneming die bij een vroegere bedrijfscombinatie is verworven, niet heeft geconsolideerd (omdat bijvoorbeeld de moedermaatschappij deze overeenkomstig de voorheen toegepaste GAAP niet als dochteronderneming beschouwde, of geen geconsolideerde jaarrekening opstelde). De eerste toepasser dient de boekwaarde van de activa en passiva van de dochteronderneming aan te passen naar de bedragen die de dochteronderneming volgens de IFRSs in de enkelvoudige balans zou moeten opnemen. De veronderstelde kostprijs van de goodwill is gelijk aan het verschil op de overgangsdatum naar IFRSstussen:

• i) het belang van de moedermaatschappij in deze aangepaste boekwaarden, en• ii) de kostprijs van het belang in de dochteronderneming volgens de enkelvoudige

jaarrekening van de moedermaatschappij.• k)

– De waardering van minderheidsbelangen en latente belasting vloeit voort uit de waardering van andere activa en passiva. De genoemde aanpassingen van opgenomen activa en passiva zijn derhalve van invloed op minderheidsbelangen en latente belastingen.

IFRS 1

47

Bedrijfscombinaties

• De vrijstelling voor vroegere bedrijfscombinaties geldt ook voor verworven belangen in geassocieerde deelnemingen en voor belangen in joint ventures. (B3)

• Bovendien geldt de voor alinea B1 gekozen datum eveneens voor alle dergelijke overnames. (B4)

Einde

IFRS 1

48

VERORDENING (EG) Nr. 707/2004 VAN DE COMMISSIEvan 6 april 2004

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1725/2003 tot goedkeuring van bepaalde internationalestandaarden voor jaarrekeningen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1606/2002 van het Euro-

pees Parlement en de Raad

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeen-schap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1606/2002 van het EuropeesParlement en de Raad van 19 juli 2002 betreffende de toepas-sing van internationale standaarden voor jaarrekeningen (1), enmet name op artikel 3, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Op 29 september 2003 heeft de Commissie Verordening(EG) nr. 1725/2003 (2) vastgesteld op grond waarvaninterpretaties van het Standing Interpretation Committee(SIC) worden goedgekeurd. Een van deze interpretaties isSIC-8 „Eerste toepassing van International AccountingStandards als primaire grondslag voor de financiëleverslaggeving”. In deze interpretatie wordt gesteld datwanneer international accounting standards (IAS) voorhet eerst volledig worden toegepast als de primairegrondslag voor de financiële verslaggeving, de jaarreke-ning van een onderneming moet worden opgesteld engepresenteerd alsof de jaarrekening altijd al was opge-steld in overeenstemming met de standaarden en inter-pretaties die van kracht zijn voor de periode waarin zevoor het eerst worden toegepast. Op de meeste gebiedenvan de financiële verslaggeving is derhalve retroactievetoepassing vereist.

(2) Om de overgang naar international accounting standardsen international financial reporting standards (IAS/IFRS)te vergemakkelijken, heeft de International AccountingStandards Board (IASB) op 19 juni 2003 besloten SIC-8te vervangen door IFRS 1: „Eerste toepassing van Inter-national Financial Reporting Standards”. Volgens IFRS 1moet een onderneming die voor het eerst IAS toepast,alle standaarden en interpretaties naleven die van krachtzijn voor de periode waarin ze voor het eerst wordentoegepast. Net als SIC-8 schrijft IFRS 1 derhalve op demeeste gebieden van de financiële verslaggeving retroac-tieve toepassing voor. Op specifieke gebieden voorzietIFRS 1 evenwel in beperkte vrijstellingen van dezeverplichting, met name om praktische redenen ofwanneer het zeer waarschijnlijk is dat de kosten om aandeze verplichting te voldoen, het nut voor de gebruikersvan de jaarrekening overtreffen.

(3) Op termijn moet IFRS 1 vergelijkingen mogelijk maken,zowel tussen de gegevens vervat in conform de IFRSopgestelde jaarrekeningen van een onderneming die voorhet eerst IFRS toepast, als tussen de jaarrekeningen vanverschillende ondernemingen die op een bepaalde datumvoor het eerst IFRS toepassen, doordat zowel de actueleals de vergelijkende cijfers zijn opgesteld op basis vandezelfde reeks standaarden die bestond op het momentdat voor het eerst IAS werden toegepast. Het mogelijkmaken van vergelijkingen tussen jaarrekeningen vanondernemingen die voor het eerst IFRS toepassen enjaarrekeningen van ondernemingen die reeds IFRStoepassen, is echter een secundaire doelstelling, aange-zien het aantal ondernemingen dat in 2005 voor heteerst IAS/IFRS toepast, vele malen hoger zal liggen dande 200 à 300 EU-ondernemingen die dat reeds doen.

(4) De raadpleging van technische deskundigen terzake heeftuitgewezen dat de international financial reporting stan-dard in kwestie voldoet aan de in artikel 3 van Verorde-ning (EG) nr. 1606/2002 neergelegde criteria voor degoedkeuring ervan, en met name aan de eis dat hij hetEuropees openbaar belang moet dienen.

(5) Verordening (EG) nr. 1725/2003 dient derhalve dien-overeenkomstig te worden aangepast.

(6) De in deze verordening vervatte maatregelen zijn inovereenstemming met het advies van het RegelgevendComité voor financiële verslaglegging,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

In de bijlage bij Verordening (EG) nr. 1725/2003 wordt SIC-8„Eerste toepassing van International Accounting Standards” alsprimaire grondslag voor de financiële verslaggeving vervangendoor de tekst die in de bijlage bij deze verordening is opge-nomen.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dagvolgende op die van haar bekendmaking in het Publicatiebladvan de Europese Unie.

17.4.2004 L 111/3Publicatieblad van de Europese UnieNL

(1) PB L 243 van 11.9.2002, blz. 1.(2) PB L 261 van 13.10.2003, blz. 1.

IFRS 1

49

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elkelidstaat.

Gedaan te Brussel, 6 april 2004.

Voor de CommissieFrederik BOLKESTEIN

Lid van de Commissie

17.4.2004L 111/4 Publicatieblad van de Europese UnieNL

IFRS 1

50

BIJLAGE

„IFRS 1 — Eerste toepassing van International Financial Reporting Standards

International Financial Reporting Standard 1 „Eerste toepassing van International Financial Reporting Standards” (IFRS 1) wordt uiteen-gezet in de alinea's 1 tot en met 47 en in de bijlagen A tot en met C. Alle alinea's hebben dezelfde status. Vetgedrukte alinea'sbevatten de belangrijkste principes. De in bijlage A gedefinieerde begrippen zijn bij het eerste gebruik in de standaard cursief weerge-geven. Definities van andere begrippen zijn vermeld in de Woordenlijst voor International Financial Reporting Standards. IFRS 1 dientte worden gelezen in de context van het doel van de standaard en de Overwegingen bij totstandkoming, het Voorwoord bij de Interna-tional Financial Reporting Standards, en het „Raamwerk voor de opstelling en presentatie van jaarrekeningen”. Bij afwezigheid van eenexpliciete leidraad vormen deze tevens een basis voor de selectie en toepassing van grondslagen voor financiële verslaggeving.

INLEIDING

Redenen voor het uitbrengen van IFRS 1

IN1 IFRS 1 vervangt SIC-8 „Eerste toepassing van International Accounting Standards als primaire grondslag voor definanciële verslaggeving”. De Board heeft deze IFRS ontwikkeld om tegemoet te komen aan de volgende zaken:

a) Een aantal aspecten van de door SIC-8 voorgeschreven volledige retroactieve toepassing bracht kosten met zichdie het nut dat de gebruikers van jaarrekeningen hieraan zouden ontlenen, overtroffen. Bovendien werd,ondanks het feit dat SIC8 geen retroactieve toepassing voorschreef als dit onuitvoerbaar zou zijn, in SIC-8 nietduidelijk of een eerste toepasser onuitvoerbaarheid als een hoge of een lage drempel zou moeten interpreteren.Evenmin werd in SIC-8 uitgelegd hoe bij onuitvoerbaarheid moest worden gehandeld.

b) Op grond van SIC-8 zou een eerste toepasser verplicht kunnen zijn om twee verschillende versies van een stan-daard toe te passen, indien er gedurende de periode waarop de eerste in overeenstemming met IAS opgesteldejaarrekening betrekking heeft een nieuwe versie zou worden ingevoerd, en de nieuwe versie retroactieve toepas-sing zou verbieden.

c) In SIC-8 werd niet duidelijk uiteengezet of een eerste toepasser achteraf opgedane kennis met terugwerkendekracht zou moeten verwerken bij opname en waardering van de diverse posten in de balans.

d) Er bestond onduidelijkheid over de wijze waarop SIC-8 zich verhoudt tot specifieke overgangsbepalingen in indi-viduele standaarden.

Belangrijkste kenmerken van IFRS 1

IN2 IFRS 1 dient te worden toegepast wanneer een entiteit voor het eerst de IFRSs toepast, door middel van een expli-ciete en onvoorwaardelijke overeenstemmingsverklaring met IFRSs.

IN3 IFRS 1 vereist over het algemeen dat de eerste IFRS-jaarrekening van een entiteit wordt opgesteld in overeenstem-ming met alle IFRSs die op de verslagdatum van deze jaarrekening van kracht zijn. IFRS 1 eist voorts dat de IFRS-openingsbalans van een entiteit aan de volgende eisen voldoet:

a) opname in de balans van alle activa en passiva waarvan opname op grond van de IFRSs is vereist;

b) geen opname in de balans van activa en passiva indien opname volgens de IFRSs niet is toegestaan;

c) herclassificatie van posten die volgens de voorheen toegepaste GAAP tot een bepaalde categorie activa of passivaof tot een eigenvermogenscomponent behoorden, maar volgens de IFRSs tot een andere categorie activa ofpassiva of tot een andere eigen-vermogenscomponent behoren, en

d) toepassing van de IFRSs bij de waardering van alle in de balans opgenomen activa en passiva.

IN4 IFRS 1 voorziet in beperkte vrijstellingen ten aanzien van deze vereisten; deze vrijstellingen gelden voor specifiekeonderdelen waarbij de kosten van het aan de vereisten voldoen waarschijnlijk het nut voor de gebruikers van dejaarrekening zouden overtreffen. Tevens staat IFRS 1 niet toe dat op sommige onderdelen IFRSs met terugwerkendekracht worden toegepast, in het bijzonder wanneer retroactieve toepassing oordeelsvorming door het managementzou vereisen met betrekking tot omstandigheden in het verleden waarbij de uitkomsten van een bepaalde transactiereeds bekend zijn.

IN5 IFRS 1 schrijft voor dat informatie wordt verschaft over de invloed van de overgang van de voorheen toegepasteGAAP naar de IFRSs op de door de entiteit gerapporteerde financiële positie, resultaten en kasstromen.

IN6 Een entiteit is verplicht IFRS 1 toe te passen als de eerste IFRS-jaarrekening betrekking heeft op een periode dieaanvangt op of na 1 januari 2004. Eerdere toepassing wordt aangemoedigd.

17.4.2004 L 111/5Publicatieblad van de Europese UnieNL

IFRS 1

51

Wijzigingen ten opzichte van vorige vereisten

IN7 IFRS 1 schrijft, net als SIC-8, op de meeste gebieden retroactieve toepassing voor. In tegenstelling tot SIC-8:

a) bevat IFRS 1 doelgerichte vrijstellingen ter voorkoming van kosten die waarschijnlijk het nut voor de gebruikersvan de jaarrekening zouden overtreffen, en een klein aantal andere praktische vrijstellingen;

b) verduidelijkt IFRS 1 dat een entiteit de laatste versie van de IFRSs toepast;

c) verduidelijkt IFRS 1 hoe een eerste toepasser schattingen die overeenkomstig de IFRSs zijn gemaakt in verhou-ding staan tot schattingen die de entiteit destijds overeenkomstig de voorheen toegepaste GAAP maakte;

d) vermeldt IFRS 1 dat de overgangsbepalingen in andere IFRSs niet gelden voor een eerste toepasser;

e) schrijft IFRS 1 uitgebreide informatieverschaffing voor over de overgang naar de IFRSs.

INTERNATIONAL FINANCIAL REPORTING STANDARD 1

Eerste toepassing van International Financial Reporting Standards

DOEL

1. Het doel van IFRS 1 is om ervoor te zorgen dat de „eerste IFRS-jaarrekening” van een entiteit, en haar tussentijdsefinanciële verslagen over dezelfde periode waarop deze jaarrekening betrekking heeft, kwalitatief hoogwaardige infor-matie bevatten die:

a) transparant is voor gebruikers en voor alle gepresenteerde perioden vergelijkbaar is;

b) een geschikt uitgangspunt vormt voor verslaggeving volgens de „International Financial Reporting Standards(IFRSs)”, en

c) kan worden opgesteld tegen kosten die het nut voor de gebruikers niet overtreffen.

TOEPASSINGSGEBIED

2. Entiteiten dienen IFRS 1 toe te passen op:

a) de eerste IFRS-jaarrekening; en

b) eventuele tussentijdse financiële verslagen die ingevolge IAS 34 „Tussentijdse financiële verslaggeving” wordenopgesteld over de periode waarop de eerste IFRS-jaarrekening betrekking heeft.

3. De eerste IFRS-jaarrekening van een entiteit is de eerste jaarrekening waarin de entiteit de IFRSs toepast, door middelvan de opname in deze jaarrekening van een expliciete en onvoorwaardelijke overeenstemmingsverklaring met IFRSs.Een volgens de IFRSs opgestelde jaarrekening is de eerste IFRS-jaarrekening van een entiteit indien de entiteit bijvoor-beeld:

a) de meest recente eraan voorafgaande jaarrekening:

i) overeenkomstig nationale vereisten heeft gepresenteerd die niet in alle opzichten aan de IFRSs voldoen;

ii) in alle opzichten in overeenstemming met de IFRSs heeft gepresenteerd, behalve dat de jaarrekening niet eenexpliciete en onvoorwaardelijke verklaring bevatte dat deze in overeenstemming met de IFRSs was opgesteld;

iii) heeft gepresenteerd met daarin een expliciete overeenstemmingsverklaring met sommige, maar niet alle, IFRSs;

iv) overeenkomstig nationale vereisten heeft gepresenteerd die niet in overeenstemming zijn met de IFRSs, waarbijeen aantal individuele IFRSs wordt gebruikt om posten te verantwoorden waarvoor geen nationale vereistenbestonden; of

v) volgens nationale vereisten heeft opgesteld met een aansluiting tussen een aantal bedragen en de bedragenvolgens de IFRSs;

b) uitsluitend voor intern gebruik een jaarrekening volgens de IFRSs heeft opgesteld, zonder deze beschikbaar testellen aan de eigenaren van de entiteit of aan andere externe gebruikers;

17.4.2004L 111/6 Publicatieblad van de Europese UnieNL

IFRS 1

52

c) voor consolidatiedoeleinden een rapportageset volgens de IFRSs heeft opgesteld zonder een volledige jaarrekening,zoals gedefinieerd in IAS 1 „Presentatie van de jaarrekening”, op te stellen; of

d) geen jaarrekening over vorige perioden heeft gepresenteerd.

4. IFRS 1 geldt voor situaties waarin een entiteit voor het eerst de IFRSs toepast. IFRS 1 geldt niet wanneer een entiteitbijvoorbeeld:

a) de presentatie van de jaarrekening volgens nationale vereisten beëindigt, waarbij naast deze jaarrekening voorheeneen andere jaarrekening werd gepresenteerd die een expliciete en onvoorwaardelijke overeenstemmingsverklaringmet IFRSs bevatte;

b) in het vorige jaar een jaarrekening volgens nationale vereisten presenteerde en deze jaarrekening een expliciete enonvoorwaardelijke overeenstemmingsverklaring met IFRSs bevatte, of

c) in het vorige jaar een jaarrekening presenteerde die een expliciete en onvoorwaardelijke overeenstemmingsverkla-ring met IFRSs bevatte, zelfs als de accountant bij deze jaarrekening een accountantsverklaring met beperkingheeft afgegeven.

5. IFRS 1 geldt niet voor wijzigingen in de grondslagen voor financiële verslaggeving die een entiteit die reeds de IFRSstoepast, aanbrengt. Dergelijke veranderingen worden behandeld in:

a) de vereisten inzake wijzigingen in de grondslagen voor financiële verslaggeving volgens IAS 8 „Nettowinst of-verlies over de periode, fundamentele fouten en wijzigingen in de grondslagen voor financiële verslaggeving”, en

b) specifieke overgangsbepalingen in andere IFRSs.

OPNAME EN WAARDERING

IFRS-openingsbalans

6. Een entiteit dient een „IFRS-openingsbalans op te stellen op de overgangsdatum naar IFRSs”. Deze vormt het uitgangs-punt voor de verslaggeving volgens de IFRSs. Een entiteit hoeft haar IFRS-openingsbalans niet in haar eerste IFRS-jaar-rekening op te nemen.

Grondslagen voor financiële verslaggeving

7. Een entiteit dient in haar IFRS-openingsbalans en voor alle perioden waarover in haar eerste IFRS-jaarreke-ning wordt gerapporteerd dezelfde grondslagen voor financiële verslaggeving te gebruiken. Deze grond-slagen voor financiële verslaggeving dienen in overeenstemming te zijn met iedere IFRS die op de verslag-datum voor de eerste IFRS-jaarrekening van kracht is, met uitzondering van de in de alinea's 13 tot en met34 vermelde vrijstellingen.

8. Een entiteit dient geen afwijkende versies van IFRSs toe te passen die op een eerder tijdstip van kracht waren. Eenentiteit mag een nieuwe IFRS toepassen die nog niet verplicht is, indien deze eerdere toepassing toestaat.

Voorbeeld: Consistente toepassing van de meest recente versie van IFRSs

ACHTERGROND

De verslagdatum voor de eerste IFRS-jaarrekening van entiteit A is 31 december 2005. Entiteit A besluit in deze jaarrekeningvoor slechts één jaar vergelijkende informatie te presenteren (zie alinea 36). De overgangsdatum naar IFRSs komt derhalveovereen met de aanvang van de bedrijfsactiviteiten op 1 januari 2004 (oftewel het einde van de bedrijfsactiviteiten op 31december 2003). Entiteit A heeft elk jaar tot en met 31 december 2004 een jaarrekening gepresenteerd overeenkomstig de voor-heen toegepaste GAAP.

TOEPASSING VAN VEREISTEN

Entiteit A is verplicht om de IFRSs toe te passen die van kracht zijn voor perioden eindigend op 31 december 2005, bij:

a) het opstellen van de IFRS-openingsbalans op 1 januari 2004, en

b) het opstellen en presenteren van de balans op 31 december 2005 (met inbegrip van vergelijkende bedragen voor 2004), dewinst-en-verliesrekening, het mutatieoverzicht van het eigen vermogen en het kasstroomoverzicht over het jaar tot en met 31december 2005 (met inbegrip van vergelijkende bedragen over 2004) en toelichtingen (met inbegrip van vergelijkende infor-matie over 2004).

Indien een nieuwe IFRS nog niet verplicht is, maar deze eerdere toepassing toestaat, mag entiteit A in haar eerste IFRS-jaarreke-ning die IFRS toepassen, maar zij is hiertoe niet verplicht.

17.4.2004 L 111/7Publicatieblad van de Europese UnieNL

IFRS 1

53

9. De overgangsbepalingen in andere IFRSs gelden voor wijzigingen in de grondslagen voor financiële verslaggevingdie worden aangebracht door een entiteit die reeds IFRSs toepast; zij gelden niet voor de eerste toepassing van deIFRSs door een eerste toepasser, met uitzondering van het vermelde in de alinea's 27 tot en met 30.

10. Behoudens hetgeen bepaald is in de alinea's 13 tot en met 34 dient een entiteit in haar IFRS-openingsbalans:

a) alle activa en passiva op te nemen waarvan opname volgens de IFRSs is vereist;

b) opname van activa en passiva achterwege te laten indien opname volgens de IFRSs niet is toegestaan;

c) posten te herclassificeren die volgens de voorheen toegepaste GAAP tot een bepaalde categorie activa of passivaof tot een eigenvermogenscomponent behoorden, maar volgens de IFRSs tot een andere categorie activa ofpassiva of tot een andere eigenvermogenscomponent behoren, en

d) de IFRSs toe te passen bij de waardering van alle in de balans opgenomen activa en passiva.

11. De grondslagen voor financiële verslaggeving die een entiteit in haar IFRS-openingsbalans gebruikt, kunnen afwijkenvan de grondslagen die zij op dezelfde datum gebruikte toen zij de voorheen toegepaste GAAP hanteerde. De resul-terende aanpassingen vloeien voort uit gebeurtenissen en transacties vóór de overgangsdatum naar IFRSs. Een enti-teit dient derhalve deze aanpassingen direct in de post ingehouden winsten (of, indien van toepassing, een anderecategorie van het eigen vermogen) op de overgangsdatum naar IFRSs te verwerken.

12. In IFRS 1 worden twee categorieën uitzonderingen gegeven op het principe dat de IFRS-openingsbalans van eenentiteit geheel in overeenstemming dient te zijn met iedere IFRS:

a) in de alinea's 13 tot en met 25 worden vrijstellingen gegeven ten aanzien van een aantal in andere IFRSs opge-nomen vereisten;

b) op grond van de alinea's 26 tot en met 34 is retroactieve toepassing van enkele aspecten van andere IFRSs niettoegestaan.

Vrijstellingen van andere IFRSs

13. Een entiteit kan een beroep doen op een of meer van de volgende vrijstellingen:

a) bedrijfscombinaties (alinea 15);

b) „reële waarde” of „geherwaardeerde waarde” als veronderstelde kostprijs (alinea's 16 tot en met 19);

c) personeelsbeloningen (alinea 20);

d) cumulatieve omrekeningsverschillen (alinea's 21 en 22);

e) samengestelde financiële instrumenten (alinea's 23), en

f) activa en passiva van dochterondernemingen, geassocieerde deelnemingen en joint ventures (alinea's 24 en 25).

Een entiteit dient deze vrijstellingen niet naar analogie op andere posten toe te passen.

14. In sommige hieronder vermelde vrijstellingen wordt naar de reële waarde verwezen. In IAS 22 „Bedrijfscombinaties”wordt uiteengezet hoe de reële waarde van in het kader van een bedrijfscombinatie verkregen identificeerbare activaen passiva wordt bepaald. Een entiteit dient deze bepalingen toe te passen bij de bepaling van de reële waarden opbasis van IFRS 1, tenzij een andere IFRS een meer specifieke leidraad voor de bepaling van de reële waarde van dedesbetreffende actief- of passiefpost bevat. Deze reële waarden dienen de situatie te weerspiegelen op de datumwaarop de reële waarden werden bepaald.

Bedrijfscombinaties

15. Een entiteit dient de vereisten in bijlage B toe te passen op bedrijfscombinaties die de entiteit vóór de overgangs-datum naar IFRSs heeft verwerkt.

Reële waarde of geherwaardeerde waarde als veronderstelde kostprijs

16. Een entiteit mag ervoor kiezen een materieel vast actief op de overgangsdatum naar IFRSs tegen reële waarde tewaarderen en deze reële waarde als veronderstelde kostprijs op dat moment te hanteren.

17. Een eerste toepasser mag ervoor kiezen om voor een materieel vast actief gebruik te maken van een geherwaar-deerde waarde overeenkomstig een voorheen toegepaste GAAP, die op of voor de overgangsdatum naar IFRSs isbepaald, indien de geherwaardeerde waarde op het moment van de herwaardering, globaal vergelijkbaar was met:

a) de reële waarde, of

b) de kostprijs (minus cumulatieve afschrijvingen) volgens de IFRSs, aangepast in verband met bijvoorbeeld verande-ringen in een algemene of specifieke prijsindex.

18. De in de alinea's 16 en 17 vermelde keuzemogelijkheden bestaan ook voor:

a) vastgoedbeleggingen, indien een entiteit ervoor kiest het kostprijsmodel in IAS 40 „Vastgoedbeleggingen” tegebruiken, en

17.4.2004L 111/8 Publicatieblad van de Europese UnieNL

IFRS 1

54

b) immateriële activa waarbij wordt voldaan aan:

i) de opnamecriteria in IAS 38 „Immateriële activa” (met inbegrip van de betrouwbare bepaling van deoorspronkelijke kostprijs), en

ii) de criteria in IAS 38 voor herwaardering (met inbegrip van het bestaan van een actieve markt).

Een entiteit dient deze keuzemogelijkheden niet voor andere activa of passiva te gebruiken.

19. Een eerste toepasser kan voor (een deel van) zijn activa en passiva op basis van een voorheen toegepaste GAAP eenveronderstelde kostprijs hebben vastgesteld die is gebaseerd op een waardering tegen reële waarde op één bepaaldedatum, vanwege een gebeurtenis zoals een privatisering of een beursintroductie. De entiteit mag dergelijke gebeurte-nisafhankelijke waarderingen tegen reële waarde hanteren als veronderstelde kostprijs voor IFRSs op de datum vandeze waardering.

Personeelsbeloningen

20. Een entiteit mag ingevolge IAS 19 „Personeelsbeloningen” een „bandbreedte”-benadering hanteren waarbij sommigeactuariële winsten en verliezen niet worden verwerkt. Voor de retroactieve toepassing van deze benadering dienteen entiteit de cumulatieve actuariële winsten en verliezen sinds de aanvang van de regeling tot de overgangsdatumnaar IFRSs te splitsen in een verwerkt deel en een niet-verwerkt deel. Een eerste toepasser mag er echter voor kiezenom alle cumulatieve actuariële winsten en verliezen op de overgangsdatum naar IFRSs te verwerken, zelfs indien hijvoor latere actuariële winsten en verliezen de bandbreedtebenadering hanteert. Indien een eerste toepasser hiervoorkiest, dient hij deze benadering voor alle regelingen toe te passen.

Cumulatieve omrekeningsverschillen

21. IAS 21 „De gevolgen van wisselkoerswijzigingen” schrijft voor dat een entiteit:

a) sommige omrekeningsverschillen rubriceert als een afzonderlijke component van het eigen vermogen, en

b) bij afstoting van een buitenlandse activiteit de cumulatieve omrekeningsverschillen voor deze buitenlandse activi-teit (indien van toepassing inclusief winsten en verliezen op hiermee samenhangende afdekkingstransacties) alsonderdeel van de winst of het verlies bij afstoting naar de winst-en-verliesrekening worden overgebracht.

22. Een eerste toepasser hoeft echter ten aanzien van cumulatieve omrekeningsverschillen die op de overgangsdatumnaar IFRSs bestonden, niet aan deze vereisten te voldoen. Indien een eerste toepasser gebruikmaakt van deze vrijstel-ling:

a) worden de cumulatieve omrekeningsverschillen voor alle buitenlandse activiteiten op de overgangsdatum naarIFRSs geacht nihil te zijn, en

b) omvat de winst of het verlies bij afstoting van een buitenlandse activiteit geen omrekeningsverschillen die vóórde overgangsdatum naar IFRSs zijn ontstaan, maar wel de omrekeningsverschillen die na de overgangsdatum zijnontstaan.

Samengestelde financiële instrumenten

23. IAS 32 „Financiële instrumenten: informatieverschaffing en presentatie” schrijft voor dat een entiteit een samenge-steld instrument bij uitgifte splitst in een afzonderlijke vreemdvermogenscomponent en een eigenvermogenscompo-nent. Als de vreemdvermogenscomponent niet meer uitstaat, houdt retroactieve toepassing van IAS 32 in dat tweeseparate posten in het eigen vermogen worden onderscheiden. De eerste post wordt opgenomen in ingehoudenwinsten en heeft betrekking op de cumulatieve opgelopen rente op de vreemdvermogenscomponent. Het tweededeel betreft de oorspronkelijke eigenvermogenscomponent. Op grond van IFRS 1 is een eerste toepasser nietverplicht deze beide delen te onderscheiden indien de vreemdvermogenscomponent op de overgangsdatum naarIFRSs niet meer uitstaat.

Activa en passiva van dochterondernemingen,geassocieerde deelnemingen en joint ventures

24. Als een dochteronderneming voor het eerst de IFRSs toepast op een latere datum dan de moedermaatschappij dientde dochteronderneming in de enkelvoudige jaarrekening haar activa en passiva te waarderen op:

a) de boekwaarden die op basis van de overgangsdatum naar IFRSs van de moedermaatschappij in de geconsoli-deerde jaarrekening van de moedermaatschappij zouden worden verwerkt, indien er geen aanpassingen zoudenworden aangebracht in verband met consolidatieprocedures en de gevolgen van de bedrijfscombinatie waarin demoedermaatschappij de dochteronderneming heeft verworven, of

b) de boekwaarden die door de overige bepalingen van IFRS 1 worden voorgeschreven, op basis van de overgangs-datum naar IFRSs van de dochteronderneming. Deze boekwaarden zouden kunnen afwijken van de bij onder a)beschreven waarde:

i) indien de vrijstellingen in IFRS 1 leiden tot een waardering die afhankelijk is van de overgangsdatum naarIFRSs.

17.4.2004 L 111/9Publicatieblad van de Europese UnieNL

IFRS 1

55

ii) indien de door de dochteronderneming in de eigen jaarrekening gehanteerde grondslagen voor financiëleverslaggeving afwijken van de grondslagen die in de geconsolideerde jaarrekening worden toegepast. De doch-teronderneming kan bijvoorbeeld de gebruikelijke verwerkingswijze in IAS 16 „Materiële vaste activa”hanteren, terwijl de groep de toegestane alternatieve verwerkingswijze hanteert.

Een soortgelijke keuze is mogelijk voor een geassocieerde deelneming of joint venture waarbij de eerste toepassingvan de IFRSs later plaatsvindt dan bij een entiteit die invloed van betekenis daarin, respectievelijk gezamenlijkezeggenschap daarover, heeft.

25. Indien de eerste toepassing van de IFRSs door een entiteit echter later plaatsvindt dan door haar dochteronderne-ming (of geassocieerde deelneming of joint venture), dan dient de entiteit in haar geconsolideerde jaarrekening deactiva en passiva van de dochteronderneming (of geassocieerde deelneming of joint venture) op dezelfde boek-waarde te waarderen als in de enkelvoudige jaarrekening van de dochteronderneming (of geassocieerde deelnemingof joint venture), na verwerking van aanpassingen uit hoofde van de consolidatie, de toepassing van de vermogens-mutatiemethode en de gevolgen van de bedrijfscombinatie waarin de entiteit de dochteronderneming heeftverworven. Evenzo geldt dat als de eerste toepassing van de IFRSs door een moedermaatschappij voor haar vennoot-schappelijke jaarrekening eerder of later geschiedt dan voor de geconsolideerde jaarrekening, de moedermaat-schappij de activa en passiva in beide jaarrekeningen voor dezelfde bedragen dient op te nemen, waarbij rekeningwordt gehouden met consolidatieaanpassingen.

Uitzonderingen op de retroactieve toepassing van andere IFRSs

26. IFRS 1 verbiedt retroactieve toepassing van een aantal bepalingen van andere IFRSs met betrekking tot:

a) het niet langer in de balans opnemen van financiële activa en financiële verplichtingen (alinea 27);

b) hedge accounting (alinea's 28 tot en met 30), en

c) schattingen (alinea's 31 tot en met 34).

Niet langer in de balans opnemen van financiële activa en financiële verplichtingen

27. Een eerste toepasser dient de in IAS 39 „Financiële instrumenten: opname en waardering” opgenomen vereistenvoor het niet langer in de balans opnemen van financiële activa en passiva prospectief toe te passen vanaf deingangsdatum van IAS 39. Met andere woorden, als een eerste toepasser in een boekjaar dat aanving vóór 1 januari2001 financiële activa of financiële verplichtingen overeenkomstig de voorheen toegepaste GAAP niet langer in debalans opnam, dient de entiteit deze activa en verplichtingen volgens de IFRSs niet in de balans op te nemen (tenzijdeze als gevolg van een latere transactie of gebeurtenis voor opname in aanmerking komen). Echter, de eerstetoepasser:

a) dient alle derivaten en andere belangen, zoals servicing-rechten en servicing-verplichtingen, in de balans op tenemen, die na de transactie waarbij sprake is van niet langer opnemen van balansposities zijn behouden en dieop de overgangsdatum naar IFRSs nog bestaan, en

b) dient alle „special purpose entities” (SPE's) te consolideren waarover hij op de overgangsdatum naar IFRSs over-wegende zeggenschap heeft, zelfs indien de SPE's voor de overgangsdatum naar IFRSs bestonden, of financiëleactiva of financiële verplichtingen aanhouden die op basis van de voorheen toegepaste GAAP niet langer in debalans werden opgenomen.

Hedge accounting

28. Overeenkomstig IAS 39 „Financiële instrumenten: opname en waardering” dient een entiteit op de overgangsdatumnaar IFRSs:

a) alle derivaten tegen reële waarde te waarderen, en

b) alle uitgestelde winsten en verliezen op derivaten die overeenkomstig de voorheen toegepaste GAAP werdengerapporteerd alsof zij activa of verplichtingen waren, te elimineren.

29. Een entiteit dient in haar IFRS-openingsbalans geen hedge accounting toe te passen op afdekkingsrelaties die nietaan de voorwaarden voor verwerking op basis van hedge accounting volgens IAS 39 voldoen (bijvoorbeeld veelafdekkingsrelaties waarbij het afdekkingsinstrument een kasinstrument of een geschreven optie is; of waarbij de afge-dekte positie een nettopositie is; of waarbij de afdekking het renterisico inzake een tot einde looptijd aangehoudenbelegging dekt). Indien echter een entiteit een nettopositie overeenkomstig de voorheen toegepaste GAAP als eenafgedekte positie heeft aangemerkt, mag zij een individuele positie binnen deze nettopositie als een afgedekte positievolgens de IFRSs aanmerken, mits zij dit niet later doet dan de overgangsdatum naar IFRSs.

30. Een entiteit dient de overgangsbepalingen van IAS 39 toe te passen op alle overige afdekkingsrelaties die op de over-gangsdatum naar IFRSs bestonden.

17.4.2004L 111/10 Publicatieblad van de Europese UnieNL

IFRS 1

56

Schattingen

31. De schattingen die op de overgangsdatum naar IFRSs overeenkomstig de IFRSs zijn gemaakt, dienen inovereenstemming te zijn met de schattingen die op dezelfde datum zijn gemaakt op basis van de voorheentoegepaste GAAP (waarbij rekening wordt gehouden met aanpassingen in verband met eventueleverschillen in de grondslagen voor financiële verslaggeving), tenzij er objectieve aanwijzingen zijn dat dezeschattingen onjuist waren.

32. Een entiteit kan na de overgangsdatum naar IFRSs informatie over schattingen ontvangen die zij overeenkomstig devoorheen toegepaste GAAP had gemaakt. Ingevolge alinea 31 dient een entiteit de ontvangst van deze informatieop dezelfde wijze te behandelen als gebeurtenissen na balansdatum die geen nadere informatie geven over de feite-lijke situatie op balansdatum overeenkomstig IAS 10 „Gebeurtenissen na balansdatum”. Ter illustratie een situatiewaarin een entiteit als overgangsdatum naar IFRSs 1 januari 2004 hanteert en waarbij naar aanleiding van nieuweinformatie op 15 juli 2004 een schatting moet worden herzien die overeenkomstig de voorheen toegepaste GAAPop 31 december 2003 is gemaakt. De entiteit dient deze nieuwe informatie niet in haar IFRS-openingsbalans teverwerken (tenzij de schattingen in verband met eventuele verschillen in de grondslagen voor financiële verslagge-ving moeten worden aangepast, of tenzij er objectieve aanwijzingen zijn dat de schattingen onjuist waren). De enti-teit verwerkt in plaats daarvan deze nieuwe informatie in de winst-en-verliesrekening (of, indien van toepassing, inhet eigen vermogen) over het verslagjaar 2004.

33. Het kan noodzakelijk zijn dat een entiteit op de overgangsdatum naar IFRSs schattingen volgens de IFRSs maakt dieop basis van de voorheen toegepaste GAAP op dat moment niet noodzakelijk waren. In overeenstemming met IAS10 wordt bij de schattingen ingevolge de IFRSs uitgegaan van de omstandigheden die zich op de overgangsdatumnaar IFRSs voordeden. Met name bij schattingen die op de overgangsdatum naar IFRSs worden gemaakt ten aanzienvan marktprijzen, rentetarieven of wisselkoersen wordt uitgegaan van de op deze datum aanwezige marktomstan-digheden.

34. De alinea's 31 tot en met 33 hebben betrekking op de IFRS-openingsbalans. Zij gelden tevens voor de vergelijkendeperiode die in de eerste IFRS-jaarrekening van een eenheid wordt gepresenteerd. In dit geval dienen de verwijzingennaar de overgangsdatum naar IFRSs te worden vervangen door verwijzingen naar het einde van deze vergelijkendeperiode.

PRESENTATIE EN INFORMATIEVERSCHAFFING

35. IFRS 1 bevat geen vrijstellingen voor de in andere IFRSs opgenomen vereisten inzake presentatie en informatiever-schaffing.

Vergelijkende informatie

36. Om te voldoen aan IAS 1 „Presentatie van de jaarrekening” dient de eerste IFRS-jaarrekening van een entiteit tenminste vergelijkende informatie volgens IFRSs over één jaar te bevatten.

37. Sommige entiteiten presenteren historische overzichten van bepaalde gegevens met betrekking tot perioden dievoorafgaan aan de eerste periode waarover volledige vergelijkende informatie overeenkomstig de IFRSs wordtverstrekt. Op grond van IFRS 1 is het niet vereist dat zulke overzichten aan de vereisten inzake opname en waarde-ring volgens de IFRSs voldoen. Bovendien presenteren sommige entiteiten zowel vergelijkende informatie overeen-komstig de voorheen toegepaste GAAP als door IAS 1 voorgeschreven vergelijkende informatie. In een jaarrekeningdie historische overzichten of vergelijkende informatie bevat overeenkomstig de voorheen toegepaste GAAP:

a) dient de entiteit op duidelijke wijze aan te geven dat de informatie die overeenkomstig de voorheen toegepasteGAAP is opgesteld niet in overeenstemming met de IFRSs is opgesteld, en

b) dient de entiteit informatie te verschaffen over de aard van de belangrijkste aanpassingen om te voldoen aan deIFRSs. Een entiteit hoeft deze aanpassingen niet te kwantificeren.

Toelichting op de overgang naar IFRSs

38. Een entiteit dient toe te lichten hoe de overgang van de voorheen toegepaste GAAP naar de IFRSs vaninvloed is geweest op de gerapporteerde financiële positie, resultaten en kasstromen.

Aansluitingen

39. Om aan alinea 38 te voldoen dient de eerste IFRS-jaarrekening van een entiteit het volgende te omvatten:

a) aansluitingen van het gerapporteerde eigen vermogen volgens de voorheen toegepaste GAAP met het eigenvermogen volgens de IFRSs, voor de volgende twee tijdstippen:i) de overgangsdatum naar IFRSs, en

ii) het einde van de laatste periode die in de meest recente jaarrekening van de entiteit volgens de voorheentoegepaste GAAP werd gepresenteerd;

b) een aansluiting van de winst of het verlies volgens de voorheen toegepaste GAAP over de laatste periode in demeest recente jaarrekening van de entiteit met de winst of het verlies volgens de IFRSs over dezelfde periode, en

c) indien de entiteit bij de opstelling van de IFRS-openingsbalans voor het eerst bijzondere waardeverminderingsver-liezen heeft opgenomen of teruggenomen, de informatieverschaffing die IAS 36 „Bijzondere waardeverminderingvan activa” zou voorschrijven als de entiteit deze (teruggenomen) bijzondere waardeverminderingsverliezen hadopgenomen in de periode die aanvangt op de overgangsdatum naar IFRSs.

17.4.2004 L 111/11Publicatieblad van de Europese UnieNL

IFRS 1

57

40. De ingevolge alinea 39, onder a) en b), vereiste aansluitingen dienen gebruikers voldoende inzicht te verschaffen inde materiële aanpassingen in de balans en de winst-en- verliesrekening. Als een entiteit een kasstroomoverzichtvolgens de voorheen toegepaste GAAP presenteerde, dient zij tevens de materiële aanpassingen in het kasstroom-overzicht toe te lichten.

41. Indien een entiteit bij de voorheen toegepaste GAAP fouten ontdekt, wordt in de aansluitingen ingevolge alinea 39,onder a) en b) onderscheid gemaakt tussen de correctie van deze fouten en wijzigingen in de grondslagen voorfinanciële verslaggeving.

42. IAS 8 „Nettowinst of -verlies over de periode, fundamentele fouten en wijzigingen in de grondslagen voor financiëleverslaggeving” behandelt geen wijzigingen in de grondslagen voor financiële verslaggeving die optreden wanneereen entiteit voor het eerst de IFRSs toepast. De vereisten van IAS 8 inzake informatieverschaffing over wijzigingenin de grondslagen voor financiële verslaggeving gelden derhalve niet voor de eerste IFRS-jaarrekening van een enti-teit.

43. Indien een entiteit over voorgaande perioden geen jaarrekening presenteerde, dient dit feit in de eerste IFRS-jaarreke-ning te worden vermeld.

Gebruik van reële waarde als veronderstelde kostprijs

44. Als een entiteit in haar IFRS-openingsbalans bij een materieel vast actief, een vastgoedbelegging of een immaterieelactief gebruikmaakt van de reële waarde als veronderstelde kostprijs (zie de alinea's 16 en 18), dan dient in de eersteIFRS-jaarrekening van de entiteit voor iedere post in de IFRS-openingsbalans te worden vermeld:

a) het totaal van deze reële waarden, en

b) de totale aanpassing van de gerapporteerde boekwaarden volgens de voorheen toegepaste GAAP.

Tussentijdse financiële verslagen

45. Om te voldoen aan alinea 38 dient een entiteit die over een gedeelte van de periode waarop haar eerste IFRS-jaarre-kening betrekking heeft, een tussentijds financieel verslag overeenkomstig IAS 34 „Tussentijdse financiële verslagge-ving” presenteert, in aanvulling op de vereisten in IAS 34 aan de volgende vereisten te voldoen:

a) Ieder dergelijk tussentijds financieel verslag bevat, als de entiteit een tussentijds financieel verslag over de verge-lijkbare tussentijdse periode van het onmiddellijk daaraan voorafgaande verslagjaar presenteerde, aansluitingentussen:i) het eigen vermogen volgens de voorheen toegepaste GAAP aan het einde van deze vergelijkbare tussentijdse

periode en het eigen vermogen volgens de IFRSs op hetzelfde tijdstip, enii) de winst of het verlies volgens de voorheen toegepaste GAAP over deze vergelijkbare tussentijdse periode

(lopende periode en cumulatief voor het lopende jaar) en de winst of het verlies volgens de IFRSs over dezeperiode.

b) Naast de op grond van onder a) voorgeschreven aansluitingen omvat het eerste tussentijdse financieel verslagvolgens IAS 34 over een gedeelte van de periode waarop de eerste IFRS-jaarrekening betrekking heeft de in alinea39, onder a) en b), beschreven aansluitingen (aangevuld met de ingevolge de alinea's 40 en 41 vereiste infor-matie), of een verwijzing naar een ander gepubliceerd document waarin deze aansluitingen zijn opgenomen.

46. IAS 34 vereist minimale informatieverschaffing, die is gebaseerd op de veronderstelling dat gebruikers van detussentijdse financiële verslagen tevens toegang tot de meest recente jaarrekening hebben. Volgens IAS 34 dient eenentiteit echter tevens melding te maken van „gebeurtenissen of transacties die van wezenlijk belang zijn om inzichtin de lopende tussentijdse periode te verkrijgen”. Een eerste toepasser dient derhalve, indien hij in zijn meest recentejaarrekening volgens de voorheen toegepaste GAAP geen informatie heeft verschaft die van materiële betekenis isom inzicht te verkrijgen in de lopende tussentijdse periode, in zijn tussentijdse financieel verslag deze informatie teverschaffen, of te verwijzen naar een ander gepubliceerd document waarin deze informatie is opgenomen.

INGANGSDATUM

47. Een entiteit dient IFRS 1 toe te passen als de eerste IFRS-jaarrekening betrekking heeft op een periode die aanvangtop of na 1 januari 2004. Eerdere toepassing wordt aangemoedigd. Als de eerste IFRS-jaarrekening van een entiteitbetrekking heeft op een periode die aanvangt vóór 1 januari 2004, en de entiteit IFRS 1 toepast in plaats van SIC-8„Eerste toepassing van International Accounting Standards als primaire grondslag voor de financiële verslaggeving”,dan dient dit feit te worden vermeld.

17.4.2004L 111/12 Publicatieblad van de Europese UnieNL

IFRS 1

58

Bijlage A

Definities

Deze bijlage maakt integraal deel uit van IFRS 1.

Overgangsdatum naar IFRSs De aanvang van de vroegste periode waarover een entiteit in haar eersteIFRS-jaarrekening volledige vergelijkende informatie volgens de IFRSspresenteert.

Veronderstelde kostprijs Een bedrag dat op een bepaalde datum als substituut wordt gebruikt voorde kostprijs (minus cumulatieve afschrijvingen). Bij latere afschrijvingwordt verondersteld dat de entiteit het actief of de verplichting voor heteerst op de bepaalde datum had opgenomen en dat de kostprijs gelijkwas aan de veronderstelde kostprijs.

Reële waarde Het bedrag waarvoor een actief kan worden verhandeld of een verplich-ting kan worden afgewikkeld tussen terzake goed geïnformeerde, tot eentransactie bereid zijnde partijen die onafhankelijk zijn.

Eerste IFRS-jaarrekening De eerste jaarrekening waarin een entiteit de International FinancialReporting Standards (IFRSs) toepast, door middel van een expliciete enonvoorwaardelijke overeenstemmingsverklaring met IFRSs.

Eerste toepasser Een entiteit die haar eerste IFRS-jaarrekening presenteert.

International Financial Reporting Standards(IFRSs)

Standaarden en interpretaties die door de International Accounting Stan-dards Board (IASB) zijn goedgekeurd. Deze bestaan uit:a) International Financial Reporting Standards;b) International Accounting Standards; enc) Interpretaties afkomstig van het International Financial Reporting

Interpretations Committee (IFRIC) of het voormalige Standing Inter-pretations Committee (SIC), en die door de IASB zijn goedgekeurd.

IFRS-openingsbalans De al dan niet gepubliceerde balans van een entiteit op de overgangs-datum naar IFRSs.

Voorheen toegepaste GAAP De grondslagen voor financiële verslaggeving die GAAP een eerstetoepasser onmiddellijk voorafgaand aan de toepassing van de IFRSshanteerde.

Verslagdatum Het einde van de meest recente periode waarover in een jaarrekening ofeen tussentijds financieel verslag wordt gerapporteerd.

17.4.2004 L 111/13Publicatieblad van de Europese UnieNL

IFRS 1

59

Bijlage B

Bedrijfscombinaties

Deze bijlage maakt integraal deel uit van IFRS 1.

B1 Een eerste toepasser mag ervoor kiezen IAS 22 „Bedrijfscombinaties” niet retroactief toe te passen op vroegerebedrijfscombinaties (bedrijfscombinaties die vóór de overgangsdatum naar IFRSs plaatsvonden). Als een eerstetoepasser echter een bedrijfscombinatie aanpast om aan IAS 22 te voldoen, dient hij alle latere bedrijfscombinatiesaan te passen. Als een eerste toepasser er bijvoorbeeld voor kiest om een bedrijfscombinatie aan te passen die op 30juni 2002 plaatsvond, dient hij alle bedrijfscombinaties aan te passen die tussen 30 juni 2002 en de overgangsdatumnaar IFRSs plaatsvonden.

B2 Indien een eerste toepasser IAS 22 niet retroactief op een vroegere bedrijfscombinatie toepast, heeft dit voor dezebedrijfscombinatie de volgende gevolgen:

a) De eerste toepasser dient dezelfde classificatie (als een overname door de overnemende partij in juridische zin,een omgekeerde overname door de overgenomen partij in juridische zin, of een samenvoeging van belangen) tehandhaven als in zijn jaarrekening volgens de voorheen toegepaste GAAP.

b) De eerste toepasser dient op de overgangsdatum naar IFRSs al zijn activa en verplichtingen op te nemen die inhet kader van een vroegere bedrijfscombinatie werden verkregen dan wel aangegaan, met uitzondering van:

i) sommige financiële activa en financiële verplichtingen die volgens de voorheen toegepaste GAAP niet langerin de balans werden opgenomen (zie alinea 27), en

ii) activa, met inbegrip van goodwill, en passiva die niet in de geconsolideerde balans volgens de voorheen toege-paste GAAP van de overnemende partij waren opgenomen en bovendien volgens de IFRSs niet voor opnamein de enkelvoudige balans van de overgenomen partij in aanmerking zouden komen (zie alinea B2, onder f)tot en met i).

De eerste toepasser verwerkt een eventuele hieruit voortvloeiende mutatie in de ingehouden winsten (of, indienvan toepassing, een andere post binnen het eigen vermogen), tenzij de mutatie voortvloeit uit de opname vaneen immaterieel actief dat voorheen in de goodwill was begrepen (zie alinea B2, onder g) en i).

c) De eerste toepasser neemt in zijn IFRS-openingsbalans geen posten op die volgens de voorheen toegepaste GAAPwerden opgenomen, indien deze posten volgens de IFRSs niet voor opname als een actiefpost of passiefpost inaanmerking komen. De eerste toepasser verantwoordt de resulterende mutaties als volgt:

i) de eerste toepasser kan een vroegere bedrijfscombinatie als een overname hebben geclassificeerd en een postals een immaterieel actief hebben opgenomen die volgens IAS 38 „Immateriële activa” niet voor opname alsactief in de balans in aanmerking komt. De entiteit dient deze post (en de eventueel hiermee verbandhoudende latente belasting en minderheidsbelangen) te herclassificeren als een deel van de goodwill (tenzij deentiteit op basis van de voorheen toegepaste GAAP goodwill rechtstreeks ten laste van het eigen vermogenbracht, zie alinea B2, onder g) en i).

ii) de eerste toepasser verwerkt alle overige resulterende mutaties in de ingehouden winsten (*).

d) De IFRSs schrijven met betrekking tot sommige activa en passiva latere waardering voor die niet is gebaseerd opde oorspronkelijke kostprijs, maar op bijvoorbeeld de reële waarde. De eerste toepasser dient deze activa enverplichtingen in zijn IFRS-openingsbalans op deze basis te waarderen, zelfs als deze in het kader van een vroe-gere bedrijfscombinatie werden verkregen of aangegaan. De entiteit verwerkt een eventueel resulterende mutatiein de boekwaarde door aanpassing van de ingehouden winsten (of, indien van toepassing, een andere post binnenhet eigen vermogen), in plaats van de goodwill.

e) Onmiddellijk na de bedrijfscombinatie dient de boekwaarde volgens de voorheen toegepaste GAAP van deverkregen activa en aangegane verplichtingen te worden gelijkgesteld aan de veronderstelde kostprijs volgens deIFRSs op deze datum. Indien de IFRSs een op de kostprijs gebaseerde waardering van deze activa en verplich-tingen op een later tijdstip voorschrijven, vormt deze veronderstelde kostprijs de basis voor de op de kostprijsgebaseerde afschrijving vanaf het tijdstip van de bedrijfscombinatie.

17.4.2004L 111/14 Publicatieblad van de Europese UnieNL

(*) Dergelijke mutaties omvatten herclassificaties van of naar immateriële activa als de goodwill volgens de voorheen toegepaste GAAPals actiefpost werd opgenomen. Deze situatie doet zich voor als de entiteit volgens de voorheen toegepaste GAAP a) de goodwillrechtstreeks ten laste van het eigen vermogen bracht, of b) de bedrijfscombinatie niet als een overname behandelde.

IFRS 1

60

f) Als bij een vroegere bedrijfscombinatie een verworven actief of aangegane verplichting volgens de voorheentoegepaste GAAP niet werd opgenomen, dan is de veronderstelde kostprijs van het actief of de verplichting in deIFRS-openingsbalans gelijk aan nul. In plaats daarvan vindt de opname en de waardering van het actief of deverplichting door de overnemende partij in haar geconsolideerde balans plaats overeenkomstig de basis die deIFRSs voor de enkelvoudige balans van de overgenomen partij zouden voorschrijven. Ter illustratie: als de overne-mende partij die financiële leases die bij een vroegere bedrijfscombinatie zijn verworven, overeenkomstig haarvoorheen toegepaste GAAP niet had geactiveerd, dient zij deze in haar geconsolideerde jaarrekening te activeren,conform de vereisten die IAS 17 „Lease-overeenkomsten” aan de overgenomen partij zou opleggen voor haarenkelvoudige balans volgens de IFRSs. Naar analogie, als een actief of een verplichting volgens de voorheen toege-paste GAAP in de goodwill was begrepen maar volgens IAS 22 afzonderlijk zou zijn opgenomen, blijft dit actiefof deze verplichting in de goodwill begrepen, tenzij de IFRSs zouden voorschrijven dat het actief of de verplich-ting in de enkelvoudige balans van de overgenomen partij moet worden opgenomen.

g) De boekwaarde van de goodwill in de IFRS-openingsbalans komt overeen met de boekwaarde volgens de voor-heen toegepaste GAAP op de overgangsdatum naar IFRSs, waarbij rekening wordt gehouden met de volgendedrie aanpassingen:

i) Indien dit op grond van vorenstaande alinea B2, onder c) en i), is vereist, verhoogte eerste toepasser de boek-waarde van de goodwill wanneer deze een immaterieel actief dat volgens de voorheen toegepaste GAAP werdopgenomen, herclassificeert. Evenzo, als alinea B2, onder f), vereist dat de eerste toepasser een immaterieelactief in de balans opneemt dat volgens de voorheen toegepaste GAAP in de goodwill was begrepen, verlaagtdeze entiteit de boekwaarde van de goodwill dienovereenkomstig (en past, indien van toepassing, de latentebelasting en minderheidsbelangen aan).

ii) Het kan voorkomen dat een voorwaardelijke gebeurtenis die invloed heeft op het bedrag van de koopsomvoor een vroegere bedrijfscombinatie vóór de overgangsdatum naar IFRSs niet langer bestaat. Indien er eenbetrouwbare schatting van de aanpassing in verband met de voorwaardelijke gebeurtenis kan wordengemaakt en de betaling waarschijnlijk is, past de eerste toepasser de goodwill met dat bedrag aan. Tevens pastde eerste toepasser de boekwaarde van de goodwill aan als een eerder opgenomen aanpassing in verband meteen voorwaardelijke gebeurtenis niet langer betrouwbaar kan worden gewaardeerd of indien de betaling nietlanger waarschijnlijk is.

iii) De eerste toepasser dient IAS 36 „Bijzondere waardevermindering van activa” toe te passen bij het onderzoekvan de goodwill op bijzondere waardeverminderingen op de overgangsdatum naar IFRSs, en bij hetverwerken van een eventueel resulterend bijzonder waardeverminderingsverlies in de ingehouden winsten (of,indien IAS 36 dit vereist, in de herwaarderingsreserve), ongeacht of er aanwijzingen zijn dat de goodwillonderhevig is aan een bijzondere waardevermindering. Het onderzoek op bijzondere waardeverminderingendient te worden gebaseerd op de omstandigheden op de overgangsdatum naar IFRSs.

h) Er dienen geen andere aanpassingen te worden aangebracht in de boekwaarde van de goodwill op de overgangs-datum naar IFRSs. De eerste toepasser past de boekwaarde van de goodwill bijvoorbeeld niet aan:

i) om onderhanden onderzoeks- en ontwikkelingsprojecten buiten beschouwing te laten die bij deze bedrijfs-combinatiezijn overgenomen (tenzij het desbetreffende immateriële actief volgens IAS 38 in aanmerking zoukomen voor opname in de enkelvoudige balans van de overgenomen partij);

ii) om in het verleden verantwoorde afschrijving op goodwill aan te passen;

iii) om aanpassingen van de goodwill terug te nemen die IAS 22 niet zou toestaan, maar die op basis van devoorheen toegepaste GAAP werden gemaakt in verband met aanpassingen van activa en passiva tussen hetmoment van de bedrijfscombinatie en de overgangsdatum naar IFRSs.

i) Als de eerste toepasser overeenkomstig de voorheen toegepaste GAAP goodwill in mindering op het eigenvermogen bracht:

i) dient de entiteit deze goodwill niet op te nemen in de IFRS-openingsbalans. Bovendien neemt de entiteit dezegoodwill niet op in de winst-en-verliesrekening bij afstoting van de dochteronderneming, of als het belang inde dochteronderneming een bijzondere waardevermindering heeft ondergaan.

ii) dienen aanpassingen die voortvloeien uit het niet langer bestaan van een voorwaardelijke gebeurtenis die vaninvloed is op de koopsom te worden verwerkt in de ingehouden winsten.

j) Het kan voorkomen dat de eerste toepasser op basis van de voorheen toegepaste GAAP een dochterondernemingdie bij een vroegere bedrijfscombinatie is verworven, niet heeft geconsolideerd (omdat bijvoorbeeld de moeder-maatschappij deze overeenkomstig de voorheen toegepaste GAAP niet als dochteronderneming beschouwde, ofgeen geconsolideerde jaarrekening opstelde). De eerste toepasser dient de boekwaarde van de activa en passivavan de dochteronderneming aan te passen naar de bedragen die de dochteronderneming volgens de IFRSs in deenkelvoudige balans zou moeten opnemen. De veronderstelde kostprijs van de goodwill is gelijk aan het verschilop de overgangsdatum naar IFRSs tussen:

i) het belang van de moedermaatschappij in deze aangepaste boekwaarden, en

ii) de kostprijs van het belang in de dochteronderneming volgens de enkelvoudige jaarrekening van de moeder-maatschappij.

k) De waardering van minderheidsbelangen en latente belasting vloeit voort uit de waardering van andere activa enpassiva. De genoemde aanpassingen van opgenomen activa en passiva zijn derhalve van invloed op minderheids-belangen en latente belastingen.

17.4.2004 L 111/15Publicatieblad van de Europese UnieNL

IFRS 1

61

B3 De vrijstelling voor vroegere bedrijfscombinaties geldt ook voor verworven belangen in geassocieerde deelnemingenen voor belangen in joint ventures.

B4 Bovendien geldt de voor alinea B1 gekozen datum eveneens voor alle dergelijke overnames.

17.4.2004L 111/16 Publicatieblad van de Europese UnieNL

IFRS 1

62

Bijlage C

Wijzigingen in andere IFRSs

De wijzigingen in deze bijlage worden van kracht voor jaarrekeningen die betrekking hebben op een verslagperiode dieaanvangt op of na 1 januari 2004. Indien een entiteit IFRS 1 voor een eerdere periode toepast, worden deze wijzigingenvan kracht voor deze eerdere periode.

C1 IFRS 1 vervangt SIC-8 „Eerste toepassing van International Accounting Standards als primaire grondslag voor definanciële verslaggeving”.

C2 Door IFRS 1 luidt de gewijzigde tekst van alinea 172, onder h), van IAS 39 „Financiële instrumenten: opname enwaardering” als volgt:

„h) indien een effectisering, overdracht of andere transactie waarbij sprake is van niet langer opnemen van balans-posities, is aangegaan vóór het begin van het boekjaar waarin deze standaard voor het eerst wordt toegepast,dient de administratieve verwerking van die transactie niet retroactief te worden gewijzigd om te voldoen aande eisen van deze standaard. Dit ontslaat de overdragende partij echter niet van de vereisten:

i) om alle derivaten of andere belangen, zoals servicing-rechten of servicing-verplichtingen, die na dezetransactie zijn behouden en die op basis van deze standaard of andere IFRSs voor opname in aanmer-king komen als zodanig te verwerken, en

ii) om alle „special purpose entities” waarover de overdragende partij de overwegende zeggenschap heeft,te consolideren (zie SIC 12 Consolidatie — Voor een bijzonder doel opgerichte entiteiten („SpecialPurpose Entities”).””

17.4.2004 L 111/17Publicatieblad van de Europese UnieNL

IFRS 1

63