knipwerkwoorden. uitstappen het meisje stapt uit de bus. de man stapt uit de auto. de vrouw stapt...

16
knipwerkwoord en

Upload: dennis-beckers

Post on 04-Jun-2015

281 views

Category:

Documents


5 download

TRANSCRIPT

Page 1: Knipwerkwoorden. uitstappen Het meisje stapt uit de bus. De man stapt uit de auto. De vrouw stapt uit het vliegtuig

knipwerkwoorden

Page 2: Knipwerkwoorden. uitstappen Het meisje stapt uit de bus. De man stapt uit de auto. De vrouw stapt uit het vliegtuig

uitstappen

Het meisje stapt uit de bus.

De man stapt uit de auto.

De vrouw stapt uit het vliegtuig.

Page 3: Knipwerkwoorden. uitstappen Het meisje stapt uit de bus. De man stapt uit de auto. De vrouw stapt uit het vliegtuig

instappen

De vrouw stapt de auto in.

De mensen stappen de bus in.

De mannen stappen het vliegtuig in.

Page 4: Knipwerkwoorden. uitstappen Het meisje stapt uit de bus. De man stapt uit de auto. De vrouw stapt uit het vliegtuig

aantrekken

De jongens trekken de schoenen aan.

Oma trekt haar jas aan.

Page 5: Knipwerkwoorden. uitstappen Het meisje stapt uit de bus. De man stapt uit de auto. De vrouw stapt uit het vliegtuig

uittrekken

De jongen trekt zijn schoen uit.

De man trekt zijn jas uit.

Page 6: Knipwerkwoorden. uitstappen Het meisje stapt uit de bus. De man stapt uit de auto. De vrouw stapt uit het vliegtuig

voorlezen

Vader leest een boek voor

Page 7: Knipwerkwoorden. uitstappen Het meisje stapt uit de bus. De man stapt uit de auto. De vrouw stapt uit het vliegtuig

openmaken

Ik maak de deur open.

Het kind maakt het pakje open.

De jongen maakt het cadeau open.

Hij maakt het raam open.

Page 8: Knipwerkwoorden. uitstappen Het meisje stapt uit de bus. De man stapt uit de auto. De vrouw stapt uit het vliegtuig

openmaken

Ik maak de deur open.

De vrouw maakt de deur open.

Hij maakt de deur open.

Page 9: Knipwerkwoorden. uitstappen Het meisje stapt uit de bus. De man stapt uit de auto. De vrouw stapt uit het vliegtuig

dichtmaken

De kinderen maken de deur dicht.

De man maakt de deur dicht.

Page 10: Knipwerkwoorden. uitstappen Het meisje stapt uit de bus. De man stapt uit de auto. De vrouw stapt uit het vliegtuig

aanbellen

Ik bel aan.

De man belt aan.

Page 11: Knipwerkwoorden. uitstappen Het meisje stapt uit de bus. De man stapt uit de auto. De vrouw stapt uit het vliegtuig

opschrijven

De jongen schrijft een woord op.

Het meisje schrijft een som op.5 + 3 = 8

Page 12: Knipwerkwoorden. uitstappen Het meisje stapt uit de bus. De man stapt uit de auto. De vrouw stapt uit het vliegtuig

inschenken

Ik schenk de koffie in.

Mama schenkt de limonade in.

Page 13: Knipwerkwoorden. uitstappen Het meisje stapt uit de bus. De man stapt uit de auto. De vrouw stapt uit het vliegtuig

optillen

De mannen tillen de steen op.

Ik til de steen op.

Page 14: Knipwerkwoorden. uitstappen Het meisje stapt uit de bus. De man stapt uit de auto. De vrouw stapt uit het vliegtuig

uitglijden

Ik glijd uit over een schil.

De man glijdt uit.

De jongen glijdt uit.

Page 15: Knipwerkwoorden. uitstappen Het meisje stapt uit de bus. De man stapt uit de auto. De vrouw stapt uit het vliegtuig

schoonmaken

De vrouw maakt de wc schoon.

De maakt de tafel schoon.

Jij maakt de vloer schoon.

Page 16: Knipwerkwoorden. uitstappen Het meisje stapt uit de bus. De man stapt uit de auto. De vrouw stapt uit het vliegtuig

opbellen

Het meisje belt haar moeder op.

Het kind belt mama op.

De vrouw belt haar man op.