korte en lange klank
DESCRIPTION
Korte klank a o e u i . Lange klank aa oo ee uu ie. Korte en lange klank. Week 1 Ezel / kikker woorden. Week 1 Ezel woorden. Als ik aan het eind van een klankgroep een lange klank hoor, dan gebruik ik daar maar 1 letter voor. Week 1 kikker woorden. - PowerPoint PPT PresentationTRANSCRIPT
Korte en lange klank• Korte klank• a• o • e• u• i
• Lange klank• aa• oo • ee• uu• ie
Week 1 Week 1 Ezel / kikker woordenEzel / kikker woorden
Week 1 Ezel woorden
• Als ik aan het eind van een klankgroep een lange klank hoor, dan gebruik ik daar maar 1 letter voor.
Week 1 kikker woorden
• Als ik aan het eind van een klankgroep een korte klank hoor,
dan ga ik daarna met twee mede- klinkers door
ki-kker ba-kker vanmi-ddag nu-mmer
Week 1• de avonturen• de bewoners• daartegen• het drama• de ervaring• de inwoner• het probleem• het toneelstuk• totaal• vanavond• de aardappel• allemaal• ingewikkeld• de oppervlakte• sommige• de tentoonstelling• vanmiddag• de verschillen• de voetstappen• de vriendinnen
Week 2• Ik verdeel het woord in klankgroepen.
• Na een lange klank of een tweetekenklank schrijf ik meestal een v of een z. Na een medeklinker moet ik heel goed luisteren
• Voor de e , de i, en de ij klinkt de c als een s• Anders klinkt de c als een k
Week 2
• f = v lief - lieve• s = z boos – boze• c = s cent• c = k insect
Week 2• geloven• overblijven• het cijfer• oefenen• de tafel• de grenzen• verliezen• hese• Pasen• vreselijk• de decimeter• de lucifer• het medicijn• precies• de provincies• controleren• de directeur• de postbode• het product• de reclame
Week 3eind –d / -t
• Hoor je een –t aan het eind van een woord?
• Maak dan het woord langer, zodat je –d of –t hoort
• (let op: bij persoonsvormen gaat deze regel niet altijd op)
Week 3• Hond want je zegt
honden
• Gemiddeld want je zegt ook gemiddelde
• Kat want je zegt katten
• Student want je zegt studenten
Week 3• bijvoorbeeld• de handenarbeid• gemiddeld• uitstekend• zogenaamd• het apparaat• de atleet• het middelpunt• het rapport• de student• bevrijden• haten• hebben• opschieten• overschrijven• uitschelden• vergeten• verhuizen• vermoorden• weglopen
Week 4• Mixtoets• Herhaling week 1 t/m 3
Week 5• Hoor je /ies/ aan het eind van een
woord?• Maak het woord langer• Hoor je /iesu/ schrijf dan isch
• Net als woord: kritisch
Week 5 • Kritisch – kritische opmerking
• Komisch – komische sprongen
• Telefonisch – telefonische afspraak
Week 5• acrobatisch• alfabetisch• allergisch• Belgisch• elektrisch• fantastisch• Indisch• komisch• kritisch• logisch• medisch• olympisch• praktisch• romantisch• Russisch• technisch• telefonisch• tragisch• tropisch• typisch
Week 6
• Hoor je een /ie/ voor een klankgroep met een duffe /u/?
• Dan schrijf je meestal ie• Anders schrijf je i
Week 6
• Stadion• Dieet• Muzikaal• Minimaal
Week 6• de biologie• het dieet• de idioot• de kampioen• het podium• de radio• de spion• het stadion• het station• de viool• Amerika• het artikel• het etiket• de limonade• minimaal• muzikaal• de tribune• de televisie• de video• de visite
Week 7• Ken je de woorden uit het ei-
verhaal?• Die schrijf je met ei allemaal!
• De andere schrijf je met een lange ij
Week 7• ei
• Heilig• Verspreiden• (groep) Leiden
• ij
• Onderwijs• Belangrijk• (pijn) Lijden
Week 7• heilig• verscheidene• de marsepein• de fontein• uitgebreid• de aanleiding• treiteren• bedreigen• de scheidsrechter• verspreiden• de afwijking• de batterij• belangrijk• het medelijden• het onderwijs• het strijkijzer• drijven• vergelijken• verslijten
Week 8• Mixtoets• Herhaling week 5 t/m 8
Week 9• Ik heb dit woord uit mijn hoofd
geleerd• Daarom schrijf ik het niet verkeerd• t = th
• thema• bibliotheek, videotheek
Week 9• de apotheek• de bibliotheek• de discotheek• de kathedraal• katholiek• de marathon• de mediatheek• de methode• de thee• het theater• het thema• theoretisch• theorie• de therapie• de thermometer• de thermosfles• de thermostaat• thuis• thuiskomen• de videotheek
Week 10• Als je tijt hoort aan het eind van
een woord, schrijf je teit• Net als : majesteit
• Behalve bij een samenstelling met het woord tijd
week 10• teit
• electriciteit• majesteit• sportiviteit• activiteit
• tijd
• eindtijd• zomertijd• etenstijd• vertrektijd
Week 10• de activiteit• de brutaliteit• de creativiteit• de criminaliteit• de elektriciteit• de kwaliteit• de majesteit• de mentaliteit• de muzikaliteit• de publiciteit• de puberteit• de sportiviteit• de stommiteit• de universiteit• de vertrektijd• de etenstijd• de ijstijd• de kleutertijd• de leeftijd• zomertijd
Week 11• Ken je de woorden uit het au-
verhaal?• Die schrijf je met a u allemaal!
• De andere schrijf je met o u
Week 11• au• blauw• wauw• gauw
• ou• meervoud• ijskoud• vertrouwen
Week 11• de flauwerik• de frietsaus• de ziekenauto• de dauwdruppel• de benauwdheid• het applaus• automatisch• pauzeren• de aula• onnauwkeurig• betrouwbaar• enkelvoud• de goudvis• de huisvrouwen• ijskoud• ouderwets• de verbouwing• de verhouding• vrouwelijk• het wantrouwen
Week 12Mixtoets en Beoordelingstoets
Week 13• Werkwoorden • Tijd van toen• Klankverandering
• Bij werkwoorden die in de tijd van toen klankverandering krijgen, pas ik toe wat ik eerder geleerd heb.
Week 13• Onderwerp: een – meer• Tijd van nu: nog niet voorbij• Tijd van toen: al voorbij• Klankverandering: persoonsvorm
verandert van klank in tijd van toen
• Week 13• blazen• blijven• doen• gaan• geven• hebben• houden• kijken• laten• liggen• lopen• rijden• roepen• vinden• vragen• weten• worden• zien• zitten• zoeken• net-als-werkwoord: lopen, rijden
Week 14
• Werkwoorden in • tijd van toen • zonder klankverandering
Week 14
Zit de laatste letter van de ik-vorm in de tijd van nu in het ‘t fokschaap?
Schrijf dan te / ten
Maar let op bij werkwoorden op –ven / -zen want die krijgen de / den
• Week 14• duwen• gooien• horen• remmen• willen• blaffen• boffen• dansen• fietsen• gebruiken• kletsen• maken• missen• stoppen• vissen• durven• glanzen• leven• verhuizen• verven• net-als-werkwoord: remmen, fietsen
Week 15• Werkwoorden in • tijd van toen • Met en zonder
klankverandering
Week 15• Verandert de persoonsvorm in de
tijd van toen van klank?• Maak dan het woord langer, zodat
je d of t hoort.
Week 16• remedieerweek
Week 17• Trema• Schrijf na een klinker een trema
op die plaats in het woord , waar je het begin van een nieuwe klankgroep hoort
• Drie-ën• de fee-ën• de idee-ën• de industrie-ën• de knie-ën• de kopie-ën• de moskee-ën• Twee-ën• de zee-ën• Belgi-ë• Drie-ëndertig• Italië• Kopi-ëren• de po-ëzie• de re-ünie• de ru-ïne• Ski-ën• Slee-ën• Twee-ëntwintig
• drieën• de feeën• de ideeën• de industrieën• de knieën• de kopieën• de moskeeën• tweeën• de zeeën• België• drieëndertig• Italië• kopiëren• de poëzie• de reünie• de ruïne• skiën• sleeën• tweeëntwintig
Week 18• -ig / -lijk• Je hoort / ug/ , maar je schrijft• ig en lijk.
• Week 18• aanwezig• geduldig• gelukkig• geweldig• ijverig• negentig• onschuldig• toevallig• verdrietig• verstandig• belachelijk• dagelijks• gebruikelijk• gevaarlijk• misselijk• onduidelijk• schriftelijk• tijdelijk• wekelijks• wonderlijk• net-als-woord: handig, vrolijk
Week 19• Ezel / kikker woorden
• Als ik aan het eind van een klankgroep een lange klank hoor, dan gebruik ik daar maar 1 letter voor.
• Als ik aan het eind van een klankgroep een korte klank hoor, dan ga ik daarna met twee medeklinkers door.
• Week 19• apart• de begrafenis• de betekenis• de ervaring• het medelijden• de nederlaag• openbaar• tegenover• tevreden• uniek• aantrekkelijk• allemaal• de beslissing• de ellende• de herinnering• de hoofdstukken• intussen• het platteland• stilletjes• de verrassing• net-als-woord: ezel, kikker
Week 21• Werkwoorden tijd van toen,zonder klankverandering
• Schrijf eerst de ik-vorm op• Zet er daarna te/ten of de/den achter
• Bij twijfel: ‘t fokschaap >>> dan te/ten
Week 21 • Werkwoord – ik vorm – tijd van toen
• Knippen - ik knip - ik knipte• Knutselen - ik knutsel – ik knutselde
• Kaarten - ik kaart- ik kaartte• Besteden - ik besteed - ik besteedde
Week 21• drukken• hopen• slopen• bouwen• schilderen• tekenen• kosten• lusten• opletten• storten• starten• zetten• zuchten• beantwoorden• bereiden• branden• redden• schudden• uitbreiden• vermoeden
Week 22 herhaling week 21 , let op lange klank!
• Werkwoorden tijd van toen,zonder klankverandering
• Schrijf eerst de ik-vorm op• Zet er daarna te/ten of de/den achter
• Bij twijfel: ‘t fokschaap >>> dan te/ten• Let op: Bij lange klank!!
Week 22• Werkwoord – ik vorm – tijd van
toen
• Praten - ik praat - ik praatte• Loten - ik loot - ik lootte• Besteden -ik besteed – ik
besteedde
Week 22• knippen• passen• prikken• raken• knutselen• leggen• lijmen• vouwen• heten• kaarten• loten• poten• praten• vergroten• besteden• braden• kneden• laden• melden• verkleden
Week 23• Werkwoorden tijd van nu en toen
• Schrijf eerst de ik-vorm op• Zet er daarna te/ten of de/den achter
• Bij twijfel: ‘t fokschaap >>> dan te/ten
Week 23• Let op tweelingvormen
• Werkwoord nu toen• Feesten feesten feestten• Haasten haasten haastten• Antwoorden antwoorden antwoordden
Week 23• knippen• passen• prikken• raken• knutselen• leggen• lijmen• vouwen• heten• kaarten• loten• poten• praten• vergroten• besteden• braden• kneden• laden• melden• verkleden
Week 24
• Remedieerweek
Week 25
• C = S• Voor de e , i en ij klinkt de c als
een s
• C = K• Anders klinkt de c als een k
Week 25• de cello• feliciteren• de narcis• de officier• het principe• het procent• het proces• de sollicitatie• het accent• de circustent• de concertzaal• het succes• de advocaat• de alcohol• de categorie• het complot• concreet• de discussie• de inspecteur• het risico• net-als-woord: cent, insect
Week 26Verkleinwoorden
• Bij –je, pje, tje, kje, en etje hoor je een u maar schrijf je een e
• Let vooral op :• Woning – woninkje• Spel - Spelletje
Week 26• het toneelstukje• het bodempje• het dochtertje• het spiegeltje• het verhaaltje• het buiginkje• het kettinkje• het puddinkje• het woninkje• het dingetje• het kringetje• het ringetje• het slangetje• het sprongetje• het tekeningetje• het brilletje• het plannetje• het sommetje• het spelletje• het vriendinnetje• net-als-woord: grapje, kettinkje
Week 27Verkleinwoorden klinkerverdubbeling
• Als ik aan het eind van een klankgroep een lange klank hoor,
dan gebruik ik daar maar 1 letter voor.
Behalve als ik het woord verklein,Dan moeten het er 2 zijn!
Week 27• het autootje• het blaadje• het colaatje• het fotootje• het glaasje• het laatje• het lootje• het mamaatje• het menuutje• het omaatje• het opaatje• het papaatje• het parapluutje• het pianootje• het pindaatje• het programmaatje• het radiootje• het scheepje• het slaatje• het zoutvaatje• net-als-woord: fotootje
Week 28• Remedieerweek
Week 29• Werkwoorden voltooid deelwoord
• Hoor je bij een voltooid deelwoord geen t achteraan?
• Dan moet er een n aan het eind staan
Week 29• Bij een voltooid deelwoord hoort
een persoonsvorm van:• Hebben heb ….gelopen• Zijn ben ….geweest• Worden word…gebracht
Week 29• blijven• doen• eten• gaan• geven• kiezen• komen• krijgen• lachen• liggen• lopen• schieten• schrijven• varen• verbieden• verliezen• vinden• worden• zien• zitten
Week 30Werkwoorden voltooid
deelwoordd/t
• Bij een voltooid deelwoord hoort een persoonsvorm van:hebben, zijn of worden
• Hulpregel: ‘t fokschaap: Bij twijfel tussen d of t aan het eind van een volt. deelw.
Week 30• beloven• hebben• horen• landen• omdraaien• reizen• remmen• schreeuwen• sparen• volgen• maken• missen• starten• stoppen• uitzoeken• verkopen• vluchten• werken• zetten• zijn
Week 31Werkwoorden voltooid deelwoord tijd van nu
• Hoor je een t aan het eind van een werkwoordsvorm?
• Bedenk dan of het een persoonsvorm in de tijd van nu is of een voltooid deelwoord
Week 31• Maak een voltooid deelwoord
langer als je niet weet of het eindigt op een d of t
Week 32 • Remedieerweek
Week 33• Sj = ch
• Ik heb dit woord uit mijn hoofd geleerd. Daarom schrijf ik het niet verkeerd!
• de capuchon• chagrijnig• de chantage• chanteren• charmant• de chef• Chili• de chimpansee• China• de Chinees• de chips• de chirurg• de chocola• de chocoladevla• de chocomel• de lunch• de machine• de machinist• marcheren• de rechercheur• net-als-woord : chocola
Week 34 ie = i
Hoofdletter:Alle namen (van personen, plaatsen,
landen, zeeën, straten, volken, talen en feesten) schrijf je met een hoofdletter
• de bikini• de diamant• de fabrikant• horizontaal• de macaroni• de organisatie• het riool• het trio• via• de zigeuner• het Amsterdamse grachten• de Belg• de Canarische Eilanden• het Engels• de Franse vlag• Kerstmis• het Leidse Plein• Mark van der Steeg• Pasen• de Verenigde Staten• net-als-woord: gitaar, Europa
Week 35-tie
Als je /tsie/ hoort aan het eind van een woord, dan schrijf je meestal tie
• de administratie• de combinatie• de communicatie• de definitie• de democratie• de demonstratie• de expeditie• de instantie• de intelligentie• de positie• de relatie• de traditie• de correctie• de instructie• de selectie• de agressie• de commissie• de conclusie• de excursie• de explosie• net-als-woord: vakantie