master in de ergotherapeutische wetenschap...versterkt (buccino et al., 2012; kim, & ko, 2014;...

84
Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen The efficacy of a novel upper limb intensive training model on participation and quality of life in children with unilateral cerebral palsy. Marieke VANHALST Masterproef ingediend tot het verkrijgen van de graad van Master of Science in de ergotherapeutische wetenschap Promotors: Prof. Dr. Hilde Feys Dr. Katrijn Klingels Dr. Dominique Van de Velde Academiejaar: 2015-2016 MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP Interuniversitaire master in samenwerking met: UGent, KU Leuven, UHasselt, UAntwerpen, Vives, HoGent, Arteveldehogeschool, AP Hogeschool Antwerpen, HoWest, Odisee, PXL, Thomas More

Upload: others

Post on 30-Jul-2021

0 views

Category:

Documents


0 download

TRANSCRIPT

Page 1: MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP...versterkt (Buccino et al., 2012; Kim, & Ko, 2014; Sgandurra et al., 2013). Vorige eindwerken van dit onderzoeksproject hebben zich gericht

Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen

The efficacy of a novel upper limb intensive training model on participation and quality of

life in children with unilateral cerebral palsy.

Marieke VANHALST

Masterproef ingediend tot

het verkrijgen van de graad van

Master of Science in de ergotherapeutische wetenschap

Promotors: Prof. Dr. Hilde Feys

Dr. Katrijn Klingels

Dr. Dominique Van de Velde

Academiejaar: 2015-2016

MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP

Interuniversitaire master in samenwerking met:

UGent, KU Leuven, UHasselt, UAntwerpen,

Vives, HoGent, Arteveldehogeschool, AP Hogeschool Antwerpen, HoWest, Odisee, PXL,

Thomas More

Page 2: MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP...versterkt (Buccino et al., 2012; Kim, & Ko, 2014; Sgandurra et al., 2013). Vorige eindwerken van dit onderzoeksproject hebben zich gericht
Page 3: MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP...versterkt (Buccino et al., 2012; Kim, & Ko, 2014; Sgandurra et al., 2013). Vorige eindwerken van dit onderzoeksproject hebben zich gericht
Page 4: MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP...versterkt (Buccino et al., 2012; Kim, & Ko, 2014; Sgandurra et al., 2013). Vorige eindwerken van dit onderzoeksproject hebben zich gericht
Page 5: MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP...versterkt (Buccino et al., 2012; Kim, & Ko, 2014; Sgandurra et al., 2013). Vorige eindwerken van dit onderzoeksproject hebben zich gericht

Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen

The efficacy of a novel upper limb intensive training model on participation and quality of

life in children with unilateral cerebral palsy.

Marieke VANHALST

Masterproef ingediend tot

het verkrijgen van de graad van

Master of Science in de ergotherapeutische wetenschap

Promotors: Prof. Dr. Hilde Feys

Dr. Katrijn Klingels

Dr. Dominique Van de Velde

Academiejaar: 2015-2016

MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP

Interuniversitaire master in samenwerking met:

UGent, KU Leuven, UHasselt, UAntwerpen,

Vives, HoGent, Arteveldehogeschool, AP Hogeschool Antwerpen, HoWest, Odisee, PXL,

Thomas More

Page 6: MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP...versterkt (Buccino et al., 2012; Kim, & Ko, 2014; Sgandurra et al., 2013). Vorige eindwerken van dit onderzoeksproject hebben zich gericht
Page 7: MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP...versterkt (Buccino et al., 2012; Kim, & Ko, 2014; Sgandurra et al., 2013). Vorige eindwerken van dit onderzoeksproject hebben zich gericht

Abstract

Background. Therapy camps using modified constraint movement therapy (mCIMT)

have shown their efficacy in upper limb rehabilitation of children with unilateral cerebral

palsy (UCP). Recently, Action observation therapy (AOT) in children with UCP gained

emerging evidence targeting motor planning. However, it is unclear if AOT has an added

value to mCIMT. Further, the effect of these intervention models on participation and

quality of life (QOL) have only scarcely been studied.

Objective. To investigate the effects of a novel intensive training model and the additional

effects of AOT to mCIMT on participation and QOL in children with UCP.

Method. Twenty children (median age 10y 5mo [IQR= 9,5mo - 11,6mo]) with UCP were

randomly assigned to a combined group (mCIMT+ AOT) and a mCIMT group. All

children had to wear a constraint on the unaffected hand in a nine-day camp, six hours a

day, while performing unimanual exercises. Children in the combination group received

two sessions of AOT each day. Measurements of participation (LIFE-H) and quality of

life (CP-QOL) were performed before and six months after intervention. In addition,

qualitative interviews targeting the lived experience of the children were conducted after

the therapycamp.

Results. No meaningful between-group differences, as an outcome of the intervention,

could be found. Nevertheless, this study demonstrated significant changes measured on

the CP-QOL on the domain feelings about functioning (p=0.03) for the total group.

Qualitative data confirmed research results.

Conclusion. mCIMT yielded significant improvements on QOL. AOT provided no

additional effect on participation and QOL measures.

Number of words master thesis: 11 930 (excluding appendices and bibliography)

Page 8: MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP...versterkt (Buccino et al., 2012; Kim, & Ko, 2014; Sgandurra et al., 2013). Vorige eindwerken van dit onderzoeksproject hebben zich gericht

Abstract

Inleiding. Therapiekampen, die gebruik maken van gemodificeerde constraint-induced

movement therapy (mCIMT) zijn doeltreffend in de behandeling van arm- en handfunctie

bij kinderen met een unilaterale cerebrale parese (UCP). Recent won actie observatie

therapie (AOT), gericht op motorische planning, aan evidentie bij kinderen met UCP. Het

is niet duidelijk of AOT een toegevoegde waarde heeft op mCIMT. Daarnaast werd het

effect van deze interventies op het gebied van participatie en kwaliteit van leven (QOL)

nauwelijks bestudeerd.

Doel. Effect nagaan van een trainingsmodel en het additioneel effect van AOT op mCIMT

onderzoeken op het vlak van participatie en QOL bij kinderen met UCP.

Methode. Twintig kinderen (mediaan leeftijd 10j en 5m [IQR= 9,5 m – 11,6 m]) met UCP

werden gerandomiseerd naar een gecombineerde (AOT+mCIMT) en mCIMT groep. Alle

kinderen droegen tijdens een kamp van negen dagen, zes uur per dag een spalkje aan hun

niet-aangedane zijde en voerden unimanuele oefeningen uit. Kinderen in de

combinatiegroep kregen dagelijks twee sessies AOT. De LIFE-H en CP-QOL werden

afgenomen vóór en zes maand na de interventie. Daarnaast werden kwalitatieve

interviews over de kinderen hun beleving afgenomen na het kamp.

Resultaten. Tussen de groepen werden geen betekenisvolle verschillen, als een uitkomst

van de interventie, gevonden. Desalniettemin werden voor de totale groep significante

verschillen aangetoond op het domein ‘gevoelens omtrent functioneren’ (p=0.03) van de

CP-QOL. Kwalitatieve data bevestigde deze resultaten.

Conclusie. mCIMT toonde significante verbeteringen aan op het vlak van levenskwaliteit.

Er kon geen additioneel effect van AOT aangetoond worden op het vlak van participatie

en QOL.

Aantal woorden masterproef: 11 930 (exclusief bijlagen en bibliografie)

Page 9: MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP...versterkt (Buccino et al., 2012; Kim, & Ko, 2014; Sgandurra et al., 2013). Vorige eindwerken van dit onderzoeksproject hebben zich gericht

Table of contents

Woord vooraf

Situering

Introduction .................................................................................................................................................. 1

Method primary outcomes ............................................................................................................................ 7

Participants ............................................................................................................................................... 7

Design ....................................................................................................................................................... 7

Intervention .............................................................................................................................................. 8

Assessment ............................................................................................................................................. 10

Descriptive information and classification measures ......................................................................... 10

Primary outcomes intervention .......................................................................................................... 11

Statistical Analysis ................................................................................................................................. 13

Method Secondary outcomes ..................................................................................................................... 14

Theoretical basis ..................................................................................................................................... 14

Data collection ........................................................................................................................................ 14

Data analysis........................................................................................................................................... 14

Results ........................................................................................................................................................ 16

Participants ............................................................................................................................................. 16

Baseline comparisons between groups ................................................................................................... 18

Efficacy of the intervention .................................................................................................................... 20

Primary outcomes ............................................................................................................................... 20

Secondary outcomes ........................................................................................................................... 25

Discussion .................................................................................................................................................. 29

Conclusion .................................................................................................................................................. 36

References .................................................................................................................................................. 37

Appendix I, Day structure .......................................................................................................................... 45

Appendix II, List of Goal-directed actions of AOT (House Functional Classification 4-5) ....................... 46

Appendix III, List of Goal-directed actions of AOT (House Functional Classification 6-7) ..................... 47

Appendix IV, Psychometric properties LIFE-H & CP-QOL...................................................................... 48

Appendix V, LIFE-H .................................................................................................................................. 53

Appendix VI, CP-QOL ............................................................................................................................... 58

Appendix VII, Additional tables ................................................................................................................ 63

Appendix VIII, ‘We are in the newspaper!’ ............................................................................................... 64

Appendix IX, Toestemming tot consultatie ................................................................................................ 70

Page 10: MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP...versterkt (Buccino et al., 2012; Kim, & Ko, 2014; Sgandurra et al., 2013). Vorige eindwerken van dit onderzoeksproject hebben zich gericht

List of figures

Figure 1. Classification tree for subtypes of Cerebral palsy, SCPE Collaborative Group ................... 1

Figure 2. Flowchart: number of the children participating in the study ............................................. 17

Figure 3. Individual overall scores on the LIFE-H at pre and post measurement .............................. 20

Figure 4. Individual overall scores on the CP-QOL at pre and post measurement ............................. 22

Figure 5. Individual scores on the domain feelings about functioning on the CP-QOL

at pre and post measurement................................................................................................ 23

List of tables

Table 1. House classification scale ..................................................................................................... 10

Table 2. MACS ................................................................................................................................... 11

Table 3. Demographics and baseline characteristics of participatns in the mCIMT group and

mCIMT+AOT group ............................................................................................................ 20

Table 4. Descriptive statistics of the LIFE-H before and after intervention,

and statistical comparison .................................................................................................... 22

Table 5. Descriptive statistics of the CP-QOL before and after intervention,

and statistical comparison .................................................................................................... 23

Page 11: MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP...versterkt (Buccino et al., 2012; Kim, & Ko, 2014; Sgandurra et al., 2013). Vorige eindwerken van dit onderzoeksproject hebben zich gericht

Woord vooraf

Deze masterproef kwam tot stand door de inbreng van velen. In het bijzonder gaat mijn

dank uit naar mijn promotors professor Hilde Feys, professor Katrijn Klingels en Dra Lisa

Maillieux. Hun toewijding voor onderzoek en kinderen met een cerebrale parese gaf de

aanzet tot een boeiende studie en ontzettend leuke therapiekampen. Door hun intensieve

begeleiding was het uitwerken van deze thesis een verrijkende en fijne ervaring. Hun

betrokken manier van samenwerken, zowel als therapeut gedurende de kampen als

promotor, was voor mij zeer motiverend. Bijzondere dank gaat ook uit naar Dr.

Dominique Van de Velde voor zijn verhelderende gesprekken en waardevolle

ergotherapeutische beschouwingen in functie van deze thesis.

De zomerkampen kwamen tot stand door verschillende medewerkers, therapeuten en

studenten. Hen wil ik bedanken voor de aangename samenwerking. In dit ‘Woordje

vooraf’ wil ik verder de ouders en de kinderen bijzonder bedanken. Hun medewerking

tijdens de kampen en hun doorzettingsvermogen tijdens de pre- en post- testen maakten

deze masterthesis mogelijk.

Tenslotte wil ik mijn vriend en mijn ouders bedanken voor hun jarenlange

onvoorwaardelijke steun tijdens mijn opleiding tot Master of Science in de

ergotherapeutische wetenschap.

De tekst die volgt is het eindresultaat van 2,5 jaar engagement in de studie naar het effect

van een intensief kampmodel voor kinderen met een halfzijdige verlamming en

jarenlange interesse in neurologische ontwikkelingsstoornissen bij kinderen. Ik ben mijn

promotors, de ondersteunende onderzoekers, de participerende kinderen, hun ouders en

medestudenten ontzettend dankbaar voor deze onvergetelijke ervaring.

Ik wens u, moedige lezer, veel leesplezier.

Marieke Vanhalst, 1 mei

Page 12: MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP...versterkt (Buccino et al., 2012; Kim, & Ko, 2014; Sgandurra et al., 2013). Vorige eindwerken van dit onderzoeksproject hebben zich gericht
Page 13: MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP...versterkt (Buccino et al., 2012; Kim, & Ko, 2014; Sgandurra et al., 2013). Vorige eindwerken van dit onderzoeksproject hebben zich gericht

Situering

Deze masterproef maakt deel uit van een onderzoekslijn over de evaluatie en behandeling

van arm- en handfunctie bij kinderen met een unilaterale Cerebrale Parese (UCP) binnen

de onderzoeksgroep neuromotorische revalidatie van het departement revalidatie-

wetenschappen aan de Katholieke Universiteit Leuven.

Een cerebrale parese (CP) is wereldwijd de meest voorkomende oorzaak van een fysieke

handicap bij kinderen en heeft een prevalentie van 2,11 op 1000 levende geboortes (Bax,

Goldstein, Rosenbaum, Leviton, & Paneth, 2005). CP ontstaat in de vroege ontwikkeling

van de hersenen tijdens de zwangerschap, rond de bevalling of kort na de geboorte. CP is

een verzamelnaam voor een groep blijvende, niet-progressieve letsels in de hersenen die

leiden tot beperkingen in het dagelijks leven (Rosenbaum et al., 2007). CP is een

heterogene groep en de ernst van de aandoening is afhankelijk van de leeftijd, het tijdstip,

de grootte en locatie van het hersenletsel (Bax et al., 2005). Zesendertig procent van de

kinderen met CP heeft een unilaterale cerebrale parese (UCP) (Stanley, Blair, &

Alberman, 2000).

UCP is een subtype waarbij de hersenbeschadiging voornamelijk gelokaliseerd is in de

linker of rechter hersenhelft. Het bovenste lidmaat is vaak meer aangedaan dan het

onderste lidmaat. Als gevolg van verminderde kracht, spasticiteit en beperkingen in

sensoriek is het effectief gebruik van de arm en hand om te reiken, grijpen, loslaten en

om objecten te manipuleren vaak aangetast (Sakzewski, Ziviani, & Boyd, 2009). Goed

functionerende bovenste ledematen zijn echter belangrijk voor functionele

onafhankelijkheid in vele activiteiten van het dagelijks leven (ADL) (Conell, Johnston,

& Kerr, 2012).

Een populaire therapiemethode in de behandeling van het aangedane bovenste lidmaat bij

kinderen met UCP is constraint induced movement therapy (CIMT). Doordat kinderen

met UCP vaak problemen hebben met het efficiënt gebruiken van hun aangedane hand en

arm, leren ze vaak effectieve strategieën om taken uit te voeren met één hand (Hoare,

Imms, Rawicki, & Carey, 2010).

Page 14: MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP...versterkt (Buccino et al., 2012; Kim, & Ko, 2014; Sgandurra et al., 2013). Vorige eindwerken van dit onderzoeksproject hebben zich gericht

CIMT is een therapiemethode, ondersteund door theorieën van motorisch leren en

neuroplasticiteit, die de aangedane hand en arm intensief gaat trainen door het gebruik

van de niet-aangedane zijde te verhinderen. Kinderen dragen hierbij een handspalkje en

voeren unimanuele repetitieve oefeningen uit met hun aangedane zijde (Hoare et al.,

2010; Sakzewski et al., 2009). mCIMT is een gemodificeerde vorm van CIMT waarbij

het soort spalkje kindvriendelijker en de dosis van de interventie minder intensief werden

gemaakt. Vele studies toonden reeds de effectiviteit aan van CIMT en mCIMT op

functie- en activiteitenniveau bij kinderen met UCP (Charles, Wolf, Schneider, &

Gordon, 2006; Eliasson, Krumlinde-Sundholm, Shaw, & Wang, 2005; Sakzewski et al.,

2009; Sakzewski et al., 2011; Sakzewski et al., 2012; Wallen, Ziviani, Herbert, Evans, &

Novak, 2008). Tot op heden werd het effect van deze therapieën op andere domeinen

zoals participatie en kwaliteit van leven slechts beperkt onderzocht. Verder werd het

meeste onderzoek bij kinderen met UCP verricht naar behandelingen, waaronder CIMT

en mCIMT, die gericht zijn op de motorische uitvoering van taken. Recente studies

hebben echter aangetoond dat tekorten in motorische planning even belemmerend kunnen

zijn bij de performantie van acties (Crajé, van der Kamp, & Steenbergen, 2009;

Steenbergen & Gordon, 2006; Steenbergen et al., 2007).

Actie observatie therapie (AOT) is gebaseerd op deze recente bevindingen. AOT heeft

als doel de motorische vaardigheden en motorische planning te verbeteren. In AOT

worden motorische acties, uitgevoerd door anderen, herhaaldelijk via videobeelden

geobserveerd en veelvuldig geïmiteerd. Dit proces wordt gefaciliteerd door het

spiegelneuronen-systeem dat wordt geactiveerd bij zowel het observeren als uitvoeren

van geobserveerde acties (Rizzolati, Fogassi, & Gaselle, 2001). De eerste resultaten van

AOT bij kinderen met CP en UCP zijn gunstig, maar er is verder onderzoek nodig om na

te gaan of AOT een toegevoegde waarde heeft en dus de behandeleffecten van mCIMT

versterkt (Buccino et al., 2012; Kim, & Ko, 2014; Sgandurra et al., 2013). Vorige

eindwerken van dit onderzoeksproject hebben zich gericht op de effecten mCIMT en

mCIMT in combinatie met AOT op het functie- en activiteitenniveau bij kinderen met

UCP. In dit eindwerk worden de effecten van mCIMT in een intensief trainingsmodel en

de toegevoegde waarde van AOT op mCIMT op de participatie en kwaliteit van leven bij

kinderen met UCP onderzocht.

Page 15: MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP...versterkt (Buccino et al., 2012; Kim, & Ko, 2014; Sgandurra et al., 2013). Vorige eindwerken van dit onderzoeksproject hebben zich gericht

1

Introduction

Cerebral palsy (CP) can be defined as a “group of permanent disorders of the development

of movement and posture, causing activity limitations that are attributed to non-

progressive disturbances that occurred in the developing fetal or infant brain. The motor

disorders of CP are often accompanied by disturbances of sensation, perception,

cognition, communication, behavior, by epilepsy and by secondary musculoskeletal

problems” (Rosenbaum et al., 2007).. It is the most common childhood physical disability

with a prevalence of 2,11 per 1000 live births (Bax et al., 2005). CP is a heterogeneous

group and the severity of the disorder depends on the timing of the brain insult, the size

and location of the lesions. CP is an early-onset condition but persists through the lifespan

of the child (Bax et al., 2005). The group for the Surveillance of Cerebral Palsy in Europe

(SCPE) developed a classification tree (shown in figure 1) to distinguish types of CP

based on the predominant neurological characteristics of a child (SCPE Collaborative

Group, 2004). Children with CP often experience neurological symptoms secondary to

the brain disturbance like spasticity, dystonia, athetosis and ataxia (Stanley, Blair, &

Alberman, 2000).

Figure 1. Classification tree for subtypes of cerebral palsy, SCPE Collaborative Group

Page 16: MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP...versterkt (Buccino et al., 2012; Kim, & Ko, 2014; Sgandurra et al., 2013). Vorige eindwerken van dit onderzoeksproject hebben zich gericht

2

Thirty-six percent of the general population of children with CP have unilateral cerebral

palsy (UCP) (Stanley et al., 2000). UCP is a subtype, based on the topography of the

limitations of the body, where brain damage is primarily localized in the left or right

hemisphere. Typically, the upper limb (UL) is more affected than the lower limb.

Effective use of the arm and hand to reach, grasp, release, and manipulate objects is often

compromised because of impairments of spasticity, sensation, and reduced strength

(Sakzewski et al., 2009). A well-functioning UL is important because it enables

functional independence in many activities of daily living (ADL) (MC Conell et al.,

2012). Although children with UCP generally have the intellectual capacity to attend

regular school, impaired arm and hand function decreases their chances to fully

participate in educational, leisure and later vocational roles (Sakzewski et al., 2009).

These reduced opportunities to participate in meaningful life situations could cause

limitations in daily independence and quality of life (Sakzewski, Ziviani, & Boyd, 2014).

Physiotherapists and occupational therapists are key members of the multidisciplinary

team for the management of the UL in children with UCP (MC Conell, Johnston, & Kerr,

2012). Numerous UL rehabilitation approaches have been reported in the literature such

as neurodevelopmental treatment (NDT), constraint-induced movement therapy (CIMT),

hand arm bimanual intensive training (HABIT), splinting and casting, intramuscular

injection of botulinum toxine, focal and generalized pharmacotherapy and surgery

(Sakzewski et al., 2014).

Over the past decade, the interest in CIMT has increased exponentially (Eliasson et al.,

2013). Children with UCP often disregard or learn not to use the impaired UL during their

development of motor functions. Developmental disregard is a phenomenon in which

children, with a mild to severe impairment in the UL, learn effective strategies to execute

tasks with one hand and perceive these as the most efficient way to manage ADL (Hoare

et al., 2010). CIMT is a therapy method, underpinned by theories of motor learning and

neuroplasticity, that aims to reverse the behavioral suppression of movement in the

impaired UL by constraining the non-affected limb and providing extensive practice of

the affected hand and arm (Hoare et al., 2010; Sakzewski et al., 2009).

Page 17: MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP...versterkt (Buccino et al., 2012; Kim, & Ko, 2014; Sgandurra et al., 2013). Vorige eindwerken van dit onderzoeksproject hebben zich gericht

3

Until today, there are no international guidelines for the implementation of CIMT and

there has been a wide variation in content and intensity of CIMT (Eliasson et al., 2013).

CIMT has generally been reported with a total dosage ranging from 60 to 126 hours

(Sakzewski et al., 2009). The duration of CIMT varies greatly across studies, up to six

hours of daily training and from three to seven trainings a week. CIMT programmes

reported in literature varied in length from two to 10 weeks (Eliasson et al., 2013)..

Several studies indicated that CIMT in children with UCP improves the efficiency and

quality of UL movement, increases spontaneous use of the affected limb in ADL, and that

it has a large treatment effect for the development of new UL motor skills (Taub, Ramey,

DeLuca, & Echols, 2004; Sakzewski et al., 2009). CIMT showed improvements in

functions, structures, activities and a few studies showed domain-specific changes in

quality of life and participation (Sakzewski et al., 2011; Sakzewski et al., 2012; Wallen

et al., 2008).

Because CIMT is a highly intense intervention, modified constrained-induced movement

therapy (mCIMT) has been developed. In mCIMT, modifications in terms of therapy

delivery, dose of intervention and type of applied restraint (e.g. glove, mitt, sling) have

been made to make it more child friendly. mCIMT also showed modest to large effects

on improving efficiency and quality of movement of the impaired UL compared with

usual care. These results were reported in several studies and meta-analysis (Charles et

al., 2006; Eliasson et al., 2005; Sakzewski et al., 2009). The effect of mCIMT on

participation and QOL has not been studied.

Currently some studies suggest that disrupted action performances in children with UCP

are not solely due to impairments at the level of motor execution but are also related to

problems with action planning. Steenbergen et al. (2007) stated that most research on

motor control in UCP has focused on problems related to movement execution, while

deficits in action planning may be just as limiting for action performances (Crajé et al.,

2009; Steenbergen & Gordon, 2006; Steenbergen et al., 2007).

Page 18: MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP...versterkt (Buccino et al., 2012; Kim, & Ko, 2014; Sgandurra et al., 2013). Vorige eindwerken van dit onderzoeksproject hebben zich gericht

4

Mutsaarts et al. (2006) describe action planning as: “the ability to anticipate the

forthcoming perceptual-motor demands of the action goal when a first movement in a

sequence movement towards an object is made”. In sequential tasks and tasks that involve

the use of objects, this becomes especially apparent (Steenbergen, Meulenbroek, &

Rosenbaum, 2004).

Action- observation therapy (AOT) is a novel UL rehabilitation approach based on these

recent findings. AOT aims to enhance motor skills and motor planning by observing

motor actions conducted by others and repeated training of those actions by imitating

them. This process is facilitated by the mirror neuron system (MNS), which has been

shown through brain imaging studies (Rizzolati et al., 2001). By observing actions, the

same neural structures are activated as those involved in actual actions. Specifically, the

primary motor cortex contralateral to the viewed hand, which corresponds to the paretic

limb, were activated when children with CP observed actions (Kim et al., 2014). Positive

effects of AOT has been reported in adults with stroke, Parkinson’s disease, and during

recovery from orthopedic surgery (Belleli, Buccino, Bernardini, Padovani, Trabucchi,

2010; Bucciono, Gatti, & Giusti, 2010; Ertelt, Small, & Solodkin, 2007; Pelosin et al.,

2010).

AOT possibly recruits the same neural structures in the brain as motor imagery (Buccino

et al., 2012; Jeannerod, 2001). Motor imagery is a mental process by which an individual

simulates a given action without actually seeing or performing the action. This

intervention has been successfully used as a rehabilitative tool in neurological

rehabilitation (Mulder, 2007). Despite the fact that motor imagery may target the same

neural structures, AOT is easier to apply in children who have less capacity to imagine

themselves performing specific actions (Buccino et al., 2012). During the development

of motor skills in childhood, observing and imitating actions performed by another person

is a common way to learn new tasks. Kim et al. (2014) stated that children with cerebral

palsy who did not experience normal development due to damage before birth or

immediately after birth can be aided by observing normal movements and imitating those

movements (Kim et al., 2014). AOT may therefore be a promising tool in children with

uCP.

Page 19: MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP...versterkt (Buccino et al., 2012; Kim, & Ko, 2014; Sgandurra et al., 2013). Vorige eindwerken van dit onderzoeksproject hebben zich gericht

5

Since 2012 a few experimental studies have been conducted to investigate AOT in

children with UCP. Buccino et al. (2012) conducted a pilot randomized controlled trial

(RCT) in 15 children with CP aged between six and 11 years including both UCP and

tetraplegic CP. Children in the AOT group showed greater improvements on the

Melbourne Assessment Scale than the control group and these results were consistent in

all participants. Sgandurra et al. (2013) extended these results based on a RCT with more

strict inclusion criteria and in 24 children with UCP. The children performed both

unimanual as bimanual goal-directed actions during the AOT. The Assisting Hand

Assessment (AHA) was used as the primary outcome measure. According to their

findings, AOT has positive effects on enhancing the use of the assisting affected hand in

bimanual activities. Finally, in the last RCT conducted in 16 children with CP by Kim et

al. (2014), AOT also showed to have positive effects on the performance of activities of

daily living and upper extremity functions in comparison with simple physical training.

According to these researchers, AOT enables efficient learning and the development of

physical skills.

These studies show first evidence of the efficacy of AOT to improve motor planning and

execution in children with UCP. So far it remains unclear if AOT could have an additional

treatment effect on an intensive treatment approach focusing on motor execution, such as

mCIMT. Therefore we have set up a randomized controlled trial to investigate the

effectiveness of AOT with mCIMT in comparison with mCIMT alone. Other studies of

the same trial focus on the area of body functions, structures and activities based on the

framework of the International Classification of Functioning, Disability and Health (ICF)

(WHO, 2011). Measurement across broader domains, such as participation and quality of

life, is necessary to understand change in UL function in children with UCP (Vargus-

Adams & Martin, 2009). Some authors even consider participation and quality of life as

the key outcomes for disabled people in the evaluation of interventions (Colver,

Dickinson, & SPARCLE group, 2010).

Page 20: MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP...versterkt (Buccino et al., 2012; Kim, & Ko, 2014; Sgandurra et al., 2013). Vorige eindwerken van dit onderzoeksproject hebben zich gericht

6

Through the ICF, the World Health Organisation (WHO) challenges rehabilitation

providers to attend participation as the ultimate health and intervention outcome (WHO,

2001). Additionally, participation is considered as an important domain by parents,

medical professionals, and the young people themselves (Ramstad, Jahnsen, Skjeldal, &

Diseth, 2012). The WHO defines participation as “a person’s involvement in life

situations” (WHO, 2011). However, understanding of participation patterns of children

with congenital hemiplegia is limited. It is known, nevertheless, that the leisure and

recreation of children with physical disabilities is less varied, involves fewer social and

active physical opportunities, with greater engagement in quiet recreation compared to

nondisabled peers (Sakzewski et al., 2011). The ultimate goal of occupational therapists

(OT’s) is enabling participation in everyday activities that are meaningful to the children

and their environment (WFOT, 2012). Participation in daily life is a vital part of human

development and living experience and can improve the quality of life (QOL) (Keren-

Capelovitch, Jarus, & Fattal-Valevski, 2010).

QOL is a multidimensional construct and considered as an important outcome of

interventions as it is related to a person’s perception of wellbeing across a number of

domains including both health (i.e. physical, emotional, spiritual, social) and nonhealth

domains (i.e. finances, school, autonomy) (Bjornson & McLauglin, 2001). Children with

CP generally report lower QOL compared to nondisabled peers. However no clear

relationship has been found between the level of functioning and overall QOL

(Sakzewski et al., 2012). There is also little evidence of trials where interventions that

aim to improve upper limb function impact QOL.

In spite the importance of participation and QOL as an outcome, the effects of mCIMT

and AOT on participation and quality of life (QOL) have only scarcely been studied.

Therefore the aim of this study is to investigate the effects mCIMT and the additional

effects of AOT to mCIMT on the participation and quality of life of children with UCP.

Page 21: MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP...versterkt (Buccino et al., 2012; Kim, & Ko, 2014; Sgandurra et al., 2013). Vorige eindwerken van dit onderzoeksproject hebben zich gericht

7

Method primary outcomes

Participants

Twenty children between 7 and 12 years with congenital and acquired UCP participated

in this study. Children were included if they had a score of 4 or more on the House

Functional Classification test (= minimum ability to grasp), and if they were mentally

able to understand the test instructions. Children were excluded if they had a very well-

functioning hand and a score of 8 on the House Functional Classification test, if they had

undergone UL surgery over the past 2 years or received botulinum toxin injections in the

upper limb within six months prior to study entry. Children were recruited from the CP-

care program of the University Hospital Leuven and were included in the study between

June 2014 and August 2015. This study was approved by the Ethics Committee of the

University of Leuven and an informed consent was obtained from the parents.

Design

The design of the study was a randomized, controlled and evaluator-blinded trial.

Children were assigned using stratified random sampling. After baseline assessments

(T1), children were first stratified according to the House Functional Classification Scale

(4-5 vs 6-7), age (7-9y vs 10-12 y), and the type of cortical reorganization (contralateral,

ipsilateral and mixed reorganization) assessed by Transcranial Magnetic Stimulation

(TMS) to maximise homogeneity and minimise group differences at baseline. A permuted

block design of 2 was then used, created by a computer random number generator to

randomize the participants to the mCIMT+AOT or the mCIMT group within each

stratum. Randomization was performed by an independent person who was not involved

in the selection procedure and did not have access to clinical information about the

children.

Children were evaluated before (T1) and six months after (T2) the 9-day therapy

intervention period. The questionnaires were completed by parents and the other

assessments were performed in the clinical motion analysis laboratory of the University

Leuven, campus Pellenberg by one physiotherapist who was blinded for group allocation.

Page 22: MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP...versterkt (Buccino et al., 2012; Kim, & Ko, 2014; Sgandurra et al., 2013). Vorige eindwerken van dit onderzoeksproject hebben zich gericht

8

Intervention

The intervention was organized in a two- week day camp model. During the summer of

2014 and 2015, three camps were organized for children with unilateral cerebral palsy in

Leuven and Diepenbeek. Children received nine out of 11 consecutive days, six hours

intensive therapy per day, for a total of 54 hours of therapy. Each day, all children wore

an individually adjusted hand splint at the non-affected UL while performing exercises.

The splint was a rigid orthosis, tailor made and covering fingers, thumb, wrist and a volar

plastic was inserted to prevent grasp. During the nine day intervention, the children

received individual therapy, group therapy and AOT or placebo AOT on each day. A table

of the day structure is shown in appendix I.

The individual therapy was applied one hour each day. For the individual therapy,

therapists focused on individual treatment goals which were defined based on the baseline

assessments at T1. These assessments included body function measures and video-based

assessment of the Melbourne Assessment of Unilateral Upper Limb Function and the

Assisting Hand Assessment. Individual goals could focus on specific fine motor skills,

pinch or grip strength and improvement of active range of motion, supination etc.

Exercises were hereby specifically adapted to the motor severity of the child.

Group activities including crafting, painting, cooking, and several outdoor games were

based on shaping and repetitive practice. The group activities were specifically developed

and adjusted to train as intensively as possible the affected side. A 1:1 therapist-child

ratio was provided to secure individual guidance.

Further, the children received two hours of AOT or placebo therapy on a daily basis. The

children, assigned to the experimental group, watched video sequences showing unilateral

goal directed actions followed by execution of these actions. Fifteen tasks (one for each

session) consisted three sequential sub-activities of increasing complexity. Each sub-

activity was observed and executed twice. Each action was repeatedly shown for three

minutes.

Page 23: MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP...versterkt (Buccino et al., 2012; Kim, & Ko, 2014; Sgandurra et al., 2013). Vorige eindwerken van dit onderzoeksproject hebben zich gericht

9

After the three minutes of observation, the same objects shown on the video were placed

on the table and the children were requested to perform the observed action in the exact

order for three minutes with their hemiplegic UL.

The children in the control group watched videogames without biological movements and

without using their UL for three minutes. The therapist controlled the keypad and after

three minutes the control group also executed the tailored action, after verbal instruction

of the therapist, for three minutes synchronously and in the exact order performed by the

experimental group.

The unimanual goal-directed actions were adapted to the UL function level of the child.

Two sets of actions were compiled based on the house functional classification score of

the children: one series for children with a score 4 or 5 and one for children with a

classification score from 6 or 7. The goal and setting of the activities was the same. The

videos used in the action observation therapy were recorded from the first perspective to

avoid potential additional mental rotation and children were seated 50 cm in front of a

computer screen. Each child, regardless of their assigned group, was assisted by a

physiotherapy student or occupational therapist at the affected side. These therapists

ensured that the child continued to focus on the screen and encouraged the children in the

execution of the exercise without giving suggestive verbal instructions. In appendix 1I,

the list of the AOT-activities for House Functional Classification 4-5 is displayed. The

list of AOT-activities for children with House Functional Classification 6-8 is included

in appendix III. The protocol of AOT was based on the study of Sgandura et al., 2013.

Page 24: MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP...versterkt (Buccino et al., 2012; Kim, & Ko, 2014; Sgandurra et al., 2013). Vorige eindwerken van dit onderzoeksproject hebben zich gericht

10

Assessment

Descriptive information and classification measures

Before the start of the camps, descriptive information about the children was obtained

such as age, sex, affected side, aetiology of the brain lesion, type of reorganization,

educational level, House functional classification level and Manual Ability Classification

System (MACS) level.

The House functional classification scores the grip function in each hand separately in

nine subgroups or functional levels (see table 1) (Arner, Eliasson, Nicklasson,

Sommerstein, & Hägglund, 2008). Koman et al. (2008) reported excellent values in

terms of interrater (ICC=0.92), and intrarater reliability (ICC=0.94) in a sample of 65

children with CP (mean age 9y 2mo, SD 4y 1mo). McConnell and colleagues (2012)

reviewed 18 classification systems for the upper limb in children with cerebral palsy. The

House classification was described as reliable and clinically useful, and recommended,

together with the MACS to classify UL function.

Table 1. House classification scale (House, Gwathmey, & Fidler, 1981)

Class Designation Activity level

0

1

2

3

4

5

6

7

8

Does not use

Poor passive assist

Fair passive assist

Good passive assist

Poor active assist

Fair active assist

Good active assist

Spontaneous use

Spontaneous use hand

Does not use hand

Uses as stabilizing weight only

Can hold onto object placed in hand

Can hold onto objects and stabilize it for use by other hand

Can actively grasp object and hold it weakly

Can actively grasp object and stabilize it well

Can actively grasp object and then manipulate it against other hand

Can perform bimanual activities easily

Uses hand completely independently without reference to the other

hand

Page 25: MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP...versterkt (Buccino et al., 2012; Kim, & Ko, 2014; Sgandurra et al., 2013). Vorige eindwerken van dit onderzoeksproject hebben zich gericht

11

The MACS is a classification system judging how children with CP use their hands when

handling objects in daily life. These daily activities are for example eating, dressing,

writing, playing, etc. The classification system is designed to classify the typical manual

performance and not the maximal capacity of the child. An ordinal five point scale is used

to score the abilities of the child (see table 2). The interrater reliability of the MACS was

tested in a sample size of 168 children and found to be excellent (ICC = 0.97) (Eliasson

et al., 2006). The content validity of the MACS, according to Eliasson et al. (2007) is

good and research has shown that the five levels makes a distinction between different

clinical conditions.

Table 2. MACS (Eliasson et al., 2007)

MACS Level Description

I

II

III

IV

V

Handles objects easily and successfully.*

Handles most objects but with somewhat reduced quality or speed of

achievement.*

Handles objects with difficulty; needs help to prepare or modify activities.

Handles a limited selection of easily managed objects in adapted situations.

Does not handle objects and has severely limited ability to perform even simple

actions.

*Children in MACS levels I and II are considered to be independent in age-relevant daily activities.

Primary outcomes intervention

Participation was measured with the Assessment of Life Habits for children (LIFE-H)

and the quality of life with the CP QOL Child Questionnaire (CP-QOL). Children were

assessed at baseline (T1), and after six months (T2).

Participation

The Assessment of Life Habits for children assesses the participation of children from

five to 13 years with a disability. Regardless of the type of underlying impairment, the

LIFE-H is adjusted to potential physical limitations of a child (Noreau, Lepage, Boissiere,

Roger, & Fougeyrollas, 2007).

Page 26: MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP...versterkt (Buccino et al., 2012; Kim, & Ko, 2014; Sgandurra et al., 2013). Vorige eindwerken van dit onderzoeksproject hebben zich gericht

12

The short version of the LIFE-H contains 64 items and uses an item score ranging from

0 to 9 with 0 indicating total impairment (meaning that the activity or social role is not

accomplished or achieved) while a score of 9 indicates optimal participation (meaning

the activity or social role is performed without difficulty and without assistance).The

following domains are included to assess participation: communication, personal care,

housing mobility, nutrition, fitness and recreation, responsibilities, education, community

life and interpersonal relationships. A combination of scales are developed to score an

item. The first scale assesses performance over two dimensions, i.e.: the level of difficulty

when performing a life habit (without difficulty, with difficulty, performed by others, not

executed, not applicable) and the type of required assistance (assistive device, adaptation

and/or human assistance). The second scale is an ordinal scale that assesses the child’s or

caregivers satisfaction with the daily activity or social roles. The satisfaction can vary

from 1 (very unsatisfied) to 5 (very satisfied) (Noreau et al., 2007). The second scale was

not analyzed for the present study. In this study, we used the official Dutch translation

of the short form. To analyse the data, a transformation of the scores was calculated to

give similar weighting to each life habit. The LIFE-H has a good validity and a good

internal consistency for 10 of the 11 categories with a Cronbach’s alpha ranging from

0.73 to 0.90. For the domain interpersonal relationships, a Chronbach’s alpha of 0.58 was

reported. The test-retest reliability of the short version of the LIFE-H is moderate (ICC=

0.67) (Sakzewski, Boyd, & Ziviani, 2007). Further details of the psychometric properties

of the LIFE-H are provided in appendix IV. The LIFE-H assessment is added

in appendix V.

Quality of Life

The CPQOL-Child is a condition-specific measure, designed for children with CP, that

evaluates the well-being of children across seven areas of a child’s life: social well-being

and acceptance, functioning, participation and physical health, emotional well-being,

access to services, pain and impact of disability and family health (Waters, Davis, Boyd,

& Reddihough, 2013). In this study, the primary caregiver-proxy report version for

children aged four to 12 years was used which contains 66 items.

Page 27: MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP...versterkt (Buccino et al., 2012; Kim, & Ko, 2014; Sgandurra et al., 2013). Vorige eindwerken van dit onderzoeksproject hebben zich gericht

13

Almost all items start with 'How do you think your child feels about...' or 'How do you

feel about…’ and are scored on a nine-point rating scale (1 =very unhappy, 3 = unhappy,

5 = neither happy nor unhappy, 7=happy, and 9=very happy). Only the items on pain were

are assessed differently and begin with 'How does your child feel about the amount of

pain that they have and scored as 1=not upset at all to 9=very upset. All items of each

area were transformed to a score ranging from 0 to 100. The CPQOL-child has a high

internal consistency (0.70 – 0.95) and good test-retest reliability (0.76-0.89) (Waters et

al., 2013). The CP-QOL is based on the definition of QOL as described by Bjornson and

McLaughlin (2001) and assesses QOL over broad domains and measures well-being.

According to the review of Carlon et al. (2010), the CP QOL-Child demonstrated the

strongest psychometric properties and clinical utility for school aged children with

cerebral palsy. The scale was also reported to measure, in contrast to other measures,

well-being rather than ill-being as questions in other outcome measures are often

negatively phrased. Further details of the psychometric properties of the CP-QOL are

added in appendix IV. The CP-QOL assessment is added in appendix VI.

Statistical Analysis

Due to the sample size (n=20), non-parametric statistics were applied. Baseline

characteristics and outcome measures were analysed to check for differences between

groups using Mann-Whitney U tests and chi-square tests. The LIFE-H and CP-QOL were

compared between pre- and post- measurements for the total group and between both

intervention groups. To compare the differences in pre- and post- measurements between

both intervention groups, Mann-Whitney U tests were used. To determine differences

between pre- and post-measurements for the total group, Wilcoxon signed-rank tests were

applied. All statistical analyses were conducted using SPSS version 23.0 (IBM corp.,

2015). The significance level was set at p < 0.05.

Page 28: MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP...versterkt (Buccino et al., 2012; Kim, & Ko, 2014; Sgandurra et al., 2013). Vorige eindwerken van dit onderzoeksproject hebben zich gericht

14

Method Secondary outcomes

As a complement to the quantitative and inductive research within this study, a qualitative

part was added to the study. Because the CP-QOL and LIFE-H questionnaires were

completed by the parents, the perspective and experience of the children were not

represented by these assessment. In-depth interviews were conducted between one month

and six months after the camp in order to increase the knowledge about the intensive

camp model.

Theoretical basis

A qualitative research design with a phenomenological hermeneutical method was used

to collect information on the lived experiences of the children about the camp.

Data collection

The children were asked to honestly tell their experiences through an open-ended initial

question: ‘Can you please tell me something about the therapy camp last summer?’ Then

they were encouraged to go deeper into their narratives through follow-up probes, such

as: ‘What did you feel when you were performing this activity?’, ‘Why did you like this

activity so much?, ‘What exactly do you mean by?’ and so forth. The responses of the

children were used to alter the questions. An iterative process was used in which obtained

information in previous interviews was used to revise the later interviews. The interviews

were disc-recorded and transcribed verbatim.

Data analysis

The transcripts were analysed based on the guidelines proposed by Lindseth and Norberg

(2004). In the first phase, naïve understanding, the data material was read trough for

several times in order to achieve a sense of entirety of the interviews. This phase is called

naïve understanding because a very preliminary interpretation of the meaning of the

whole occurs while reading narratives from the 20 children in relation to each other.

Page 29: MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP...versterkt (Buccino et al., 2012; Kim, & Ko, 2014; Sgandurra et al., 2013). Vorige eindwerken van dit onderzoeksproject hebben zich gericht

15

This phase is a circular rather than a static process of going back and forth until a first

naïve understanding was conceived. To validate the understanding, gained from the naïve

phase, a structural analysis was performed. In this analytical process, connections and

patterns were uncovered and divided into different themes. In the last phase, findings

were recontextualized in a comprehensive understanding.

Page 30: MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP...versterkt (Buccino et al., 2012; Kim, & Ko, 2014; Sgandurra et al., 2013). Vorige eindwerken van dit onderzoeksproject hebben zich gericht

16

Results

Participants

Twenty children with UCP participated in the camps: six girls and fourteen boys, eight

children with left-sided and twelve children with right-sided UCP. The median age was

10 years and 5 months (IQR= 9,5mo - 11,6mo). Five children were classified as level 1

on the Manual Ability Classification System (MACS)-level, 15 children as level 2.

Fifteen children followed mainstream school, five were attending special education. The

etiology was a periventricular lesion in 9 children, a deep grey matter lesion in 9 children

and in 2 children the cause of the brain lesion was unknown. All children received

physiotherapy or occupational therapy on a regular basis. Figure 2 shows the flowchart

of the subjects participating in the study. Eighteen children completed the LIFE-H and

CPQOL-Child parent proxy report at baseline. Sixteen children completed the

postquestionnaires at six months. Of the 20 children, the questionnaires were not filled in

by the parents of one child at the pre- and follow up testing and caregivers of another

child did not completed the questionnaires because they spoke a foreign language. There

were two additional drop-outs on the posttesting. One child withdrew and one child

received Botulinum toxin injections in the upper limbs after the intervention and was

excluded for the post testing for potential bias.

Page 31: MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP...versterkt (Buccino et al., 2012; Kim, & Ko, 2014; Sgandurra et al., 2013). Vorige eindwerken van dit onderzoeksproject hebben zich gericht

17

Recruitment of subjects

(n = 20)

Missing data

T1

(n = 2)

Pre-testing

LIFE-H & CP-QOL

(n = 18)

Concealed random allocation (n = 20)

mCIMT GROUP m-CIMT + AOT GROUP

(n = 9) (n = 11)

Therapy camp Therapy Camp

9 days 9 days

Drop-out Drop-out

T2 T2

(n = 2) (n = 2)

Post-testing Post-testing

LIFE-H & CP-QOL LIFE-H & CP-QOL

(n = 7) (n = 9)

Figure 2. Flowchart: number of the children participating in the study

Abbreviations: n = number, mCIMT = modified constraint-induced movement therapy group, mCIMT +AOT = modified constraint-induced

movement therapy and action observation group group, T1 = baseline, T2 = six months follow-up, LIFE-H = assessment of Life Habits for children,

CP-QOL= CP QOL Child Questionnaire

Page 32: MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP...versterkt (Buccino et al., 2012; Kim, & Ko, 2014; Sgandurra et al., 2013). Vorige eindwerken van dit onderzoeksproject hebben zich gericht

18

Baseline comparisons between groups

Demographics and baseline characteristics of participants in the mCIMT group and

mCIMT + AOT group are shown in table 3. There were no significant differences between

groups on demographic characteristics. Only, the item education reached borderline

significance (p= 0.07), showing a tendency that more children in the control group were

attending special education schools compared to the experimental group. There were no

significant differences between groups for most of the domains or areas of the outcome

measures except for education (p = 0.04) in the LIFE-H assessment and the areas feelings

about functioning (p = 0.04) and pain and impact of disability (p = 0.01) of the CP-QOL

questionnaire.

Page 33: MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP...versterkt (Buccino et al., 2012; Kim, & Ko, 2014; Sgandurra et al., 2013). Vorige eindwerken van dit onderzoeksproject hebben zich gericht

19

Table 3. Demographics and baseline characteristics of participants in the mCIMT group and

mCIMT+ AOT group

Characteristic m-CIMT Group

(n = 9)

m-CIMT + AOT Group

(n = 11)

p-value

Demographic

Age, mean (IQR) 10 years 9 months

(9Y 1Mo – 12Y 0Mo)

10 years 4 Months

(9Y 9Mo – 11Y 6Mo)

0.97 (a)

Sex, n (%)

Male 6 (67) 8 (73) 0.77 (b)

Female 3 (33) 3 (27)

Affected side, n (%)

Left 3 (33) 5 (45) 0.58 (b)

Right 6 (67) 6 (55)

Education, n (%)

Mainstream school 5 (56) 10 (91) 0.07 (b)

Special school 4 (44) 1 (9)

Classification

MACS, n (%)

Level I 2 (22) 3 (27) 0.80 (b)

Level II 7 (78) 8 (73)

House, n (%)

House 4-5 7 (78) 8 (73) 0.80 (b)

House 6-8 2 (22) 3 (27)

LIFE-H, n

Activities of regular living

Nutrition, Me (IQR)

Fitness, Me (IQR)

Personal Care, Me (IQR)

Communication, Me (IQR)

Housing, Me (IQR)

Mobility, Me (IQR)

Social roles

Responsibility, Me (IQR)

Interpersonal Relationships, Me (IQR)

Community life, Me (IQR)

Education, Me (IQR)

Employment, Me (IQR)

Recreation, Me (IQR)

9

6.1 (5.0-8.1)

9.4 (8.9 - 9.4)

5.6 (4.6-6.3)

8.9 (7.8 - 9.4)

9.6 ( 9.6 -10)

8.3 (7.5 - 9.4)

7.8 (6.0 - 7.8)

10 (9.1 -10.0)

10 (10 - 10)

8.0 (7.4 -9.3)

N/A

9.2 (6.9 - 9.3)

9

5.0 (4.4 - 7.8)

9.4 (9.4 - 10.0)

6.8 (5.2 - 8.9)

10 (9.7 - 10.0)

10 (10 - 10)

9.7 (7.5 - 10)

10 (9.6 - 10)

10 (9.6 - 10)

10 (5.6 - 10)

9.6 (9.4 - 10)

N/A

9.7 (9.0 - 9.8)

0.67 (a)

0.08 (a)

0.19 (a)

0.11 (a)

0.39 (a)

0.34 (a)

0.11 (a)

0.73 (a)

0.18 (a)

0.04 (a)

0.67 (a)

CP-QOL,n

Social well-being and acceptance, Me (IQR)

Feelings about functioning, Me (IQR)

Participation and physical health, Me (IQR)

Emotional well-being and self-esteem, Me (IQR)

Pain and impact of disability, Me (IQR)

Access to services, Me (IQR)

Family Health, Me (IQR)

9

77.3 (70.5 -79.5)

61.5 (58.3 - 69.8)

65.9 (54.5 - 73.9)

72.9 (68.8 - 77.1)

62.5 (60.9 - 67.9)

75 ( 71.9 - 77.5)

75.0 (75.0 - 84.4)

9

83.0 (75.0 - 84.1)

75.0 (65.6 - 77.1)

72.7 (62.5-75.0)

81.3 (75.0 - 83.3)

76.6 (71.9 - 84.4)

75.0 (70.0 - 80.0)

78.1 (75.0 - 90.6)

0.11 (a)

0.04 (a)

0.39 (a)

0.08 (a)

0.01 (a)

0.67 (a)

0.55 (a)

Abbreviations: n= number, mCIMT group = modified constraint-induced movement therapy group, mCIMT +AOT group = modified constraint-induced

movement therapy and action observation group, Y = years & MO = months, MACS = Manual Ability Classification System, N/A = not applicable; Me

= median, IQR = inter quartile range, LIFE-H = assessment of Life Habits for children, CP-QOL = CP QOL Child Questionnaire, (a) = Mann-Whitney

U test, (b) = Chi-square test, Significance level 0.05

Page 34: MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP...versterkt (Buccino et al., 2012; Kim, & Ko, 2014; Sgandurra et al., 2013). Vorige eindwerken van dit onderzoeksproject hebben zich gericht

20

Efficacy of the intervention

Primary outcomes

Participation

The median (IQR) for the domain scores and overall scores of the LIFE-H assessment at

baseline and at six months follow up are shown in table 4. The individual overall scores

of the LIFE-H at both measurement points are illustrated in figure 3. Comparison of the

difference scores of the pre and post measurement between the mCIMT and the

combination group (mCIMT + AOT group) showed no significant difference for the total

score (p= 0.21). Only for the domain interpersonal relationships, a significant difference

between the groups was found (p = 0.01). In the mCIMT group, the median scores

decreased from a median score of 10 to 8.7 while median scores in the combination group

(mCIMT +AOT group) remained stable. Comparison of the pre and post measurements

for the total group revealed no significant differences for the overall score (p= 0.50) and

for all domains of the LIFE-H assessment.

Figure 3: Individual overall scores on the LIFE-H at pre and post measurement

0

2

4

6

8

10

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16

OVERALL SCORES LIFE-H

PRE LIFE-H POST LIFE-H

Page 35: MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP...versterkt (Buccino et al., 2012; Kim, & Ko, 2014; Sgandurra et al., 2013). Vorige eindwerken van dit onderzoeksproject hebben zich gericht

21

Table 4. Descriptive statistics of the LIFE-H before and after intervention,

and statistical comparison

Abbreviations. (1) : p-values between groups, (2): p-values pre-post total group, n= number, mCIMT group = modified constraint-induced movement

therapy group, mCIMT +AOT group = modified constraint-induced movement therapy and action observation group, Y = years & MO = months,

MACS = Manual Ability Classification System , N/A = not applicable; Me = median, IQR = inter quartile range, LIFE-H = assessment of Life Habits

for children, Significance level 0.05

Participation,

LIFE-H

Pre Post

p-value

Activities of regular

living

Nutrition

Fitness

Personal Care

Communication

Housing

Mobility

Social roles

Responsibility

Interpersonal

Relationships

Community life

Education

Employment

Recreation

TOTAL

Me(IQR)

Me(IQR)

Me(IQR)

Me(IQR)

Me(IQR)

Me(IQR)

Me(IQR)

Me(IQR)

Me(IQR)

Me(IQR)

Me(IQR)

Me(IQR)

Me(IQR)

Me(IQR)

Me(IQR)

Me(IQR)

Me(IQR)

Me(IQR)

Me(IQR)

Me(IQR)

Me(IQR)

Me(IQR)

Me(IQR)

Me(IQR

Me(IQR)

Me(IQR)

Me(IQR

Me(IQR)

Me(IQR)

Me(IQR

N/A

Me(IQR)

Me(IQR)

Me(IQR)

Me(IQR)

Me(IQR)

Me(IQR)

mCIMT-group

mCIMT-group + AOT group

Total group

mCIMT-group

mCIMT-group + AOT group

Total group

mCIMT-group

mCIMT-group + AOT group

Total group

mCIMT-group

mCIMT-group + AOT group

Total group

mCIMT-group

mCIMT-group + AOT group

Total group

mCIMT-group

mCIMT-group + AOT group

Total group

mCIMT-group

mCIMT-group + AOT group

Total group

mCIMT-group

mCIMT-group + AOT group

Total group

mCIMT-group

mCIMT-group + AOT group

Total group

mCIMT-group

mCIMT-group + AOT group

Total group

mCIMT-group

mCIMT-group + AOT group

Total group

mCIMT-group

mCIMT-group + AOT group

Total group

6.7 (6.0 - 8.3)

5.0 (4.4 - 7.8)

6.4 (4.9 - 8.2)

9.4 (9.2 - 9.4)

9.4 (9.4 - 10)

9.4 (9.3 - 10)

5.6 (4.8 - 6.2)

6.8 (5.2 - 8.9)

5.9 (4.9 - 8.8)

8.5 (7.0 - 9.3)

10 (9.7 - 10)

9.6 (7.7 - 10)

9.6 (9.6 -10)

10 (10 - 10)

10 (9.6 - 10)

8.3 (7.5 - 9.5)

9.7 (7.5 - 10)

9.2 (7.5 - 10)

7.8 (5.6 - 7.8)

10 (9.6 - 10)

8.7 (6.5 - 10)

10 (6.7 - 10)

10 (9.6 - 10)

10 (9.0 - 10)

10 (10 - 10)

10 (5.6 - 10)

10 (8.7 - 10)

8.0 (7.5 - 9.1)

9.6 (9.4 - 10)

9.4 (8.0 - 9.7)

9.2 (7.5 - 9.7)

9.7 (9.0 - 9.8)

9.3 (7.8 - 9.9)

8.1 (7.1 - 8.5)

9.1 (7.9 - 9.6)

8.3 (7.4 - 9.2)

8.3 (6.0 - 9.3)

6.1 (5.0 - 8.5)

7.8 (5.0 - 9.2)

9.4 (8.9 - 9.6)

9.4 (9.4 - 10)

9.4 (8.9 - 10)

6.7 (5.4 - 8.1)

6.7 (5.6 - 9.3)

6.7 (5.4 - 8.5)

9.2 (9.2 - 9.7)

10 (9.0 - 10)

9.7 (9.2 - 10)

9.6 (7.8 - 9.7)

9.6 (8.7 - 10)

9.6 (7.8 - 9.9)

8.9 (7.5 - 9.7)

9.4 (8.9 -10)

9.4 (7.5 - 10)

7.2 (5.8 -7.7)

8.9 (7.2 -9.6)

7.7 (5.9 - 9.4)

8.7 (7.2 - 8.9)

10 (10 - 10)

9.8 (8.7 - 10)

10 (9.2 - 10)

10 (10 - 10)

10 (9.5 - 10)

8.5 (8.0 - 9.1)

9.3 (7.8 - 10)

8.7 (7.8 - 9.6)

9.2 (8.1 - 9.4)

9.6 (9.0 -9.9)

9.3 (8.5 - 9.8)

8.4 (8.0 - 8.7)

8.9 (8.5 - 9.5)

8.6 (8.1 - 9.3)

0.61 (1)

0.21 (2)

0.35 (1)

0.64 (2)

0.76 (1)

0.35 (2)

0.30 (1)

0.19 (2)

0.61 (1)

0.05 (2)

0.54 (1)

0.89 (2)

0.25 (1)

0.41 (2)

0.01 (1)

0.40 (2)

0.96 (1)

0.86 (2)

0.41 (1)

0.23 (2)

0.41 (1)

0.75 (2)

0.21 (1)

0.50 (2)

Page 36: MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP...versterkt (Buccino et al., 2012; Kim, & Ko, 2014; Sgandurra et al., 2013). Vorige eindwerken van dit onderzoeksproject hebben zich gericht

22

Quality of life

Median domain scores and overall scores of the CP-QOL are shown in table 5. Individual

data of overall scores of the CP-QOL are illustrated in figure 4.

Comparison of the difference scores of the pre and post measurement between the

mCIMT and the combination group (mCIMT + AOT group) showed no significant

difference for the total score (p = 0.25). Significant differences were found between

groups in the domains regarding social well-being and acceptance (p= 0.02) and pain and

impact of disability (p = 0.03). On the domain social well-being and acceptance, the

median score in de mCIMT group decreased from 77.3 at baseline to 71.6 at the post

measurement while the median score in the combination group remained stable. In the

area pain and impact of disability, the median score in de mCIMT group improved from

60.9 at baseline to 65.5 at the post measurement while the median score in the

combination group improved less with 76.6 at baseline and 78.1 at the post measurement.

No significant differences between the the mCIMT and the mCIMT+AOT could be found

on the other QOL domains.

Comparison of the pre and post measurements for the total group revealed no significant

differences for the overall score (p= 0.50) on the CP-QOL assessment.

Figure 4: Individual overall scores on the CP-QOL at pre and post measurement

0

20

40

60

80

100

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16

OVERALL SCORES CP-QOL

PRE CP-QOL POST CP-QOL

Page 37: MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP...versterkt (Buccino et al., 2012; Kim, & Ko, 2014; Sgandurra et al., 2013). Vorige eindwerken van dit onderzoeksproject hebben zich gericht

23

Statistical analysis of the domains revealed a significant improvement six months after

the intervention for feelings about functioning of the CP-QOL assessment with a p-value

of 0.03. In this domain, the median scores improved from 67.2 to 72.4 meaning that

children felt better about their functioning following the intervention. Individual data of

the changes in feelings about functioning between T1 and T2 are shown in figure 5. The

total group also demonstrated significant changes in the domain family health (p= 0.04)

in which the median score for the domain decreased from 79.7 at baseline to 76.6 at the

post measurement.

Figure 5. Individual scores on the domain feelings about functioning on the CP-QOL at pre and post

measurement

0

10

20

30

40

50

60

70

80

90

100

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16

CP-QOL: FEELINGS ABOUT FUNCTIONING

PRE FEELINGS ABOUT FUNCTIONING POST FEELINGS ABOUT FUNCTIONING

Page 38: MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP...versterkt (Buccino et al., 2012; Kim, & Ko, 2014; Sgandurra et al., 2013). Vorige eindwerken van dit onderzoeksproject hebben zich gericht

24

Table 5. Descriptive statistics of the CP-QOL before and after intervention,

and statistical comparison

Quality of life,

CP-QOL

Pre Post p-value

Social well-being and

acceptance

Feelings about

functioning

Participation and physical health

Emotional well-being

and self-esteem

Access to services

Pain and impact of disability

Family Health

TOTAL

Me(IQR)

Me(IQR) Me(IQR)

Me(IQR) Me(IQR)

Me(IQR)

Me(IQR)

Me(IQR) Me(IQR)

Me(IQR) Me(IQR)

Me(IQR)

Me(IQR)

Me(IQR)

Me(IQR)

Me(IQR)

Me(IQR) Me(IQR)

Me(IQR) Me(IQR)

Me(IQR)

Me(IQR)

Me(IQR)

Me(IQR)

mCIMT-group

mCIMT-group + AOT group Total group

mCIMT-group mCIMT-group + AOT group

Total group

mCIMT-group

mCIMT-group + AOT group Total group

mCIMT-group mCIMT-group + AOT group

Total group

mCIMT-group

mCIMT-group + AOT group

Total group

mCIMT-group

mCIMT-group + AOT group Total group

mCIMT-group mCIMT-group + AOT group

Total group

mCIMT-group

mCIMT-group + AOT group

Total group

77.3 (73.3 - 79.0)

83.0 (75.0 - 84.1) 79.0 (74.4 - 83.2)

61.5 (58.9 - 67.7) 75.0 (65.6 - 77.1)

67.2 (60.9 - 76.0)

65.9 (58.0 - 72.7)

72.7 (62.5-75.0) 66.5 (58.8 - 74.1)

72.9 (64.6 - 75.0) 81.3 (75.0 - 83.3)

76.0 (71.9 - 83.3)

75.0 (64.7 - 77.5)

75.0 (70.0 - 80.0)

75.0 (68.8 - 80.0)

60.9 (59.6 - 69.5)

76.6 (71.9 - 84.4) 73.4 (62.5 - 77.1)

81.3 (75.0 - 84.4) 78.1 (75.0 - 90.6)

79.7 (75.0 - 85.2)

71.0 (68.1 - 73.7)

81.0 (71.4 - 84.1)

72.7 (69.4 - 79.2)

71.6 (71.0 -74.5)

83.0 (81.5 - 87.5) 76.8 (72.4 - 86.6)

71.9 (62.5 - 76.6) 72.9 (65.6 - 83.3)

72.4 (63.0 - 81.0)

65.9 (59.7 - 74.1)

72.7 (68.2 - 79.5) 71.0 (61.1 - 74.8)

77.1 (66.7 - 77.1) 79,2 (75.0 - 87.5)

77.1 (68.8 - 81.8)

67,5 (60.0 - 81.3)

75.0 (72.5- 82.5)

73.8 (65.6 - 83.1)

65.6 (64.3 - 73.4)

78.1 (73.4 - 91.1) 73.4 (69.9 - 81.3)

71.9 (70.3 - 89.1) 78.1 (68.8 - 81.3)

76.6 (68.8 - 87.5)

75.2 (65.2 - 77.4)

79.2 (69.8 - 84.2)

76.2 (65.6 - 79.5)

0.02 (1) 0.82 (2)

0.79 (1)

0.03 (2)

0.35 (1) 0.41 (2)

0.35 (1)

0.97 (2)

0.47 (1)

0.97 (2)

0.03 (1) 0.22 (2)

0.68 (1)

0.04 (2)

0.25 (1)

0.50 (2)

Abbreviations. (1): p-values between groups, (2): p-values pre-post total group, n= number, mCIMT group = modified constraint-induced movement

therapy group, mCIMT +AOT group = modified constraint-induced movement therapy and action observation group, Y = years & MO = months, MACS

= Manual Ability Classification System , N/A = not applicable; Me = median, IQR = inter quartile range, CP-QOL = CP QOL Child Questionnaire

Significance level 0.05

Page 39: MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP...versterkt (Buccino et al., 2012; Kim, & Ko, 2014; Sgandurra et al., 2013). Vorige eindwerken van dit onderzoeksproject hebben zich gericht

25

Secondary outcomes

Every child (n = 20) was interviewed by a participating practitioner. Of the 20 completed

interviews, 16 interviews took place in the home environment of the children. The

findings and interpretations of the interviews are reported and supported by several quotes

from the children or parents.

Experience of a robot camp

Almost all children could remember numerous activities and fun moments. Some children

found the camp challenging, others children claimed that they had to work really hard.

All children had the feeling that they had learned something and 19 of the 20 children

would recommend the camp to other children with unilateral cerebral palsy. Some of the

children had never met another person with unilateral cerebral palsy and told about the

unique experience of the camp to meet and play with other children with hemiplegia.

Seventeen children perceived this positively, three children had no opinion on this topic.

These experiences are reflected by the following quotes:

K.V.: "It was nice not to be the only one with an impairment, I was not always the last or the

slowest one and I felt less alone during these weeks.”

L.B.: "I did not know there were so many children who had the same as me! It was fun to do things

together because I felt that we understood each other and everyone struggled with something.”

B.V: "It was amazing to see other children with limitations and to experience how they dealt with

them. It was good to feel that I was not alone and that there are children just like me.”

Some caregivers who attended the interview also spontaneously shared their experience

about the camp. Several parents expressed about how the camp positively influenced the

self-image of their child and that it was nice to meet other parents of children with

hemiplegia.

R.T.: “For us, besides the improvement in hand function, the experience of the camp was very

valuable. The camp certainly created a different self-image for my daughter. My daughter goes to

a regular school and she is clever but just a bit slower and sometimes it is hard for her to deal

with this. Yes, this was at least as important as the initial goal of the therapy camp.”

Page 40: MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP...versterkt (Buccino et al., 2012; Kim, & Ko, 2014; Sgandurra et al., 2013). Vorige eindwerken van dit onderzoeksproject hebben zich gericht

26

Through the camp, parents came in touch with other parents of children with unilateral

CP and often shared some time together after a camp day and during the last afternoon of

the camp when the parents were invited. One father organizes CP football and ever since

a few children from the camps play soccer in a team together and see each other every

week. So the camp has indirectly contributed to these valuable connections between

children and parents.

The camp theme was robots and the mascot Zora was a great motivator for the children.

Zora is a small robot with a high ‘feel-good factor’, she is very mobile and gives verbal

(programmable) instructions.

T.L.: “Zora was very intelligent. She even knew who I was!”

I.D.: “Zora told what we needed to do that day, but I could also tell her a lot.”

L.V.: “Every day I looked forward to see Zora again. She was such a good dancer.”

Experience of wearing a splint, mCIMT

Opinions about wearing a splint were very diverse. The children repeatedly stated that the

duration of wearing the splint was long and some children experienced eating with a splint

as very frustrating (after the first camp this assignment was no longer expected from the

children). The kids liked the fact that their splint was personalized with their name and

that “everyone had to keep going”. Thus an important aspect in tolerating the splint was

the group dynamics. Some kids did not like that the therapists were not wearing splints.

This might be a potential idea for the following camps.

M.L.: “The splint made it easier not to use my good side. But the splint made everything harder to

execute and that was sometimes frustrating. Especially when we needed to ask help to others.”

J.K.: “Sometimes it was funny because sometimes we had to do weird things in order to accomplish

some tasks. In the beginning it was difficult but after two days we became used to it.”

A.P.: “It was nice that everyone had to wear a glove, If I had to do this alone, I would have found

it much less fun.”

Page 41: MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP...versterkt (Buccino et al., 2012; Kim, & Ko, 2014; Sgandurra et al., 2013). Vorige eindwerken van dit onderzoeksproject hebben zich gericht

27

Only four children have worn their splint after the camp at home, during occupational

therapy or physical therapy.

Experience action observation therapy, AOT

To the question “Were there things you did not like during the camp?”, almost every

child answered “the therapy on the computers”. Especially young children found AOT

boring and tedious. Although, older children indicated to be able to concentrate on the

videos and six out of nine children in the experimental group were convinced that viewing

the videos helped them to execute their exercises. More than half of the children in the

experimental group would never perform AOT again, which raises the question if AOT

can be made more child friendly.

S.C.: “After watching the videos once, they were predictable and it became hard to concentrate.”

T.G.: “In AOT we had to work hard but the exercises were challenging.”

L.D.: “Sometimes it was frustrating that you had to do an annoying task again and again.”

Experience effects camp

Seventeen out of 20 children perceived functional improvement in their affected side after

the camp. The children could give numerous examples. Many children noticed

improvement in ADL activities. Some children experienced that they had more strength

and others noticed less tension in their affected hand. Several children experienced that

they used their affected hand more to try out something new. They explained that they

have more confidence in using their affected side in everyday activities.

B.S. (Mother): “In the beginning the advancement in his affected side was crazy, I never expected

such a spectacular result! Now it has subsided, but it is still improved. I think he knows that he

can actually achieve things with his affected hand. He is also unconsciously more aware of his

hand.”

Page 42: MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP...versterkt (Buccino et al., 2012; Kim, & Ko, 2014; Sgandurra et al., 2013). Vorige eindwerken van dit onderzoeksproject hebben zich gericht

28

Children reported improvement in several areas including self-care. Almost all children

could eat more easily with knife and fork after the camp. A few children find it easier to

prepare a sandwich. Some children noticed improvement in opening a bottle or drinking

from a bottle. Others told that it is easier to open a door or a refrigerator. Some children

noticed change when they tried to close a zipper or when they put on trousers with two

hands. One boy indicated that he put on his orthoses independently since the camp.

Many children reported improved academic skills including cutting or handling writing

materials. Apparently, for many children it became easier to pick up small things and to

operate electronics such as a mobile phone and tablet.

S.V.: “I noticed a big difference during gymnastics, I find it easier to do handstand.”

One mother mentioned that through the camp she knows better how to stimulate the

affected upper limb of her child.

I.H. (Mother): “Through the camp I realized that I also can practice at home with my daughter in

everyday activities. Now, when we cook together, she has to pay attention to her difficult hand. Or

when we play with the cards, she has to take her cards with her affected side.”

Page 43: MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP...versterkt (Buccino et al., 2012; Kim, & Ko, 2014; Sgandurra et al., 2013). Vorige eindwerken van dit onderzoeksproject hebben zich gericht

29

Discussion

This study investigated the efficacy of an intensive therapy camp and the additional

effects of AOT on the participation and quality of life of children with UCP. Twenty

children with UCP were wearing a constraint on the unaffected hand for nine out of 11

consecutive days, six hours a day, performing unimanual exercises. Children who were

assigned to the experimental group received AOT for two hours each day, whereas the

other children received placebo AOT. Measurements of participation and quality of life

revealed no meaningful significant results, as an outcome of the intervention, between the

two groups. Nevertheless, this study demonstrated that a upper limb intensive training

model can lead to domain specific changes measured on a condition-specific QOL

outcome measure and that these changes last for six months.

Children with CP generally report lower QOL than their typically developing peers.

Therefore, QOL should be considered as an important outcome of interventions

(Sakzewski et al., 2012). The total group showed a significant improvement after the

intervention in the domain feelings about functioning on the CP-QOL. Questions in this

domain address the ability of the children to play on their own, the way the children use

their arms and hands, their ability to keep up academically with their peers, their

opportunities in life, their ability to dress, eat, drink independently and their ability to use

the toilet by themselves. Both groups clearly improved in arm and hand skills which

directly reflect the aim of the intervention camp and thus can be considered as meaningful.

These improvements, perceived by the parents, were confirmed by the children through

in-depth interviews. Seventeen out of 20 children perceived functional improvement in

their affected side after the camp, this mainly in ADL activities including self-care and

academic skills. Some children experienced that they had more strength and others

noticed less tension in their affected hand. Several children experienced that they used

their affected hand more to try out something new. They explained that after the therapy

camp they had more confidence in using their affected side in everyday activities.

Page 44: MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP...versterkt (Buccino et al., 2012; Kim, & Ko, 2014; Sgandurra et al., 2013). Vorige eindwerken van dit onderzoeksproject hebben zich gericht

30

Sakzewski et al. had similar results in 2012 on the CP-QOL after they organized a circus

camp for children with UCP (n= 64) who were randomized in a CIMT group and a

bimanual therapy group during a 10 day training camp (Sakzewski et al., 2012). Parents

from the CIMT group also reported changes in feelings about functioning, which

maintained until 26 weeks, but not up to 52 weeks. In contrast, several trials and also a

Cochrane systematic review reported no effects of intramuscular upper limb Botox

injections and occupational therapy in well-being (Hoare et al., 2010; Sakzewski et al.,

2012). The total group also demonstrated significant changes in the domain family health

(p= 0.04) in which the median score for the domain decreased from 79.7 at baseline to

76.6 at the post measurement. This is an unexpected finding. However, this area questions

the physical health, the work situation, the financial situation and the degree of happiness

of the caregiver. A change in this area is likely to be due to other factors than a

consequence of the intervention because this domain aims at factors related to the

caregiver.

Comparison of the difference scores of the pre and post measurement between the

mCIMT and the combination group (mCIMT + AOT group) showed no significant

difference for the total score (p = 0.25) on the CP-QOL. However, significant differences

were found between groups regarding social well-being and acceptance (p=0.02) and pain

and impact of disability (p = 0.03). Though, the baseline comparison indicated that the

groups on the domain pain and impact of disability scored significantly different from the

outset (p=0.01). One possible explanation for the differences between the groups in this

domain is that more severely disabled children were randomized to the control group.

This is also reflected in the baseline comparison which shows a tendency that children in

the control group went more to a special school (p=0.07) and scored significantly lower

on the item education of the LIFE-H (p=0.04). The changes in this domain are possibly

related to these baseline differences rather than as an outcome of the intervention.

Page 45: MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP...versterkt (Buccino et al., 2012; Kim, & Ko, 2014; Sgandurra et al., 2013). Vorige eindwerken van dit onderzoeksproject hebben zich gericht

31

On the domain social well-being and acceptance, the scores in de mCIMT group

decreased while the median score in the combination group remained stable. This domain

assesses how the child gets along with other children, family, adults and how the child is

accepted by these persons. We would assume that these changes are possibly due to

factors other than the intervention camp. Furthermore, there were no other statistical

differences on the other QOL domains. Although both groups clearly improved

significantly on the area feelings about function, it remains unclear whether these

statistically significant changes in the area feelings about function are clinically

meaningful. Still in our study, 15 out of 20 children improved on this area. According to

Sakzewski et al. (2012) the maintenance of changes in the UL over a 52-week period may

suggest clinical significance.

Nevertheless, we could have expected more benefits on other areas of this scale or in the

total score. According to Carlon et al. (2010), the CP-QOL is designed to detect small

changes but information about the responsiveness of the instrument is lacking. A notable

drawback is that the instrument is designed for children with severe cerebral palsy (Carlon

et al., 2010). Children in this study had MACS levels I and II, and children who have

these levels are considered to be independent in age-relevant daily activities. In present

study some items often received the maximum score which possibly could have affected

the results.

Unfortunately, there were no significant differences for the total group on the overall

score (p= 0.50) or on any domain of the LIFE-H assessment. For the LIFE-H, a significant

difference between groups was revealed for the the domain interpersonal relationships (p

= 0.01). This domain assesses how the child maintains social relationships with parents,

friends, family and other adults. However, special attention should be given to the domain

interpersonal relationships of the LIFE-H because ceiling effects have been reported in

the literature and the internal consistency of the domain scored weak (ICC= 0.40)

(Sakzewski, Boyd, & Ziviani, 2007). The weak psychometric properties of this domain

may also have contributed to this outcome.

Page 46: MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP...versterkt (Buccino et al., 2012; Kim, & Ko, 2014; Sgandurra et al., 2013). Vorige eindwerken van dit onderzoeksproject hebben zich gericht

32

Nonetheless, Sakzewski et al. (2011) found significant gains in the domain personal care

of the LIFE-H in the CIMT group at 26 weeks, after the execution of previously

mentioned circus camp for children with UCP. However, this result has been obtained in

a larger sample size (n=64). However, similar to previously reported participation studies,

no significant differences between training approaches could be found (Sakzewski et al.,

2011, 2012). According to Sakzewski et al. (2012), the understanding of participation

patterns of children with congenital hemiplegia is limited.

Nonetheless, three RCT’s showed positive effects of AOT on upper limb outcomes in

children with UCP. We have not investigated the UL outcomes of AOT within the scope

of this study. Therefore, we cannot directly compare our results to previous studies.

Nevertheless, we found no meaningful additional effect of AOT on participation and

quality of life outcomes. Various aspects could have contributed to these findings. Both

groups (mCIMT and mCIMT + AOT group) received equal doses of 54 hours mCIMT

which possibly caused a ceiling effect making it more difficult to prove the added value

of AOT. In addition, the duration of the intervention varied. Even though the total number

of AOT sessions was equal to the trial of Sgandurra et al. (2013), the duration of the latter

study was three weeks while the therapy camp in present study only lasted 11 days

(Sgandurra et al., 2013). It is therefore possible that AOT in isolation is an effective

intervention, but that it has no added value on an intensive therapy approach such as

mCIMT. A second possible reason is that some children who participated in the study did

have behavioural, attentional and executive dysfunctions which could have affected the

effects of AOT. Watching repeated tasks during AOT demanded attention and

concentration across all sessions.

Another interesting finding, through observations in AOT sessions, is that during the

execution of subtasks, some children did not repeat the identical action showed on the

video screen. Children often focused on the goal of the tasks, regardless of how it was

shown. The children often tried out a way more conform with their capabilities of their

affected hand, which had more chances to succeed. Thus the children were often more

focused to achieve the goal of the task than to imitate the movement as accurate as

possible.

Page 47: MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP...versterkt (Buccino et al., 2012; Kim, & Ko, 2014; Sgandurra et al., 2013). Vorige eindwerken van dit onderzoeksproject hebben zich gericht

33

However, the majority of children in the experimental group indicated during the

interviews that watching the video really helped them to accomplish a task. They also

indicated that a second observation after the first performance helped them to adapt their

approach to reach their goal. Consequently, children could complete a task relying on

their adapted anticipatory planning, which was not always identical, but still based on the

AOT video. It is therefore possible that AOT can help in the reduction of trial and error

and enables efficient learning in a goal oriented way.

Although the AOT interventions in present study were based on the latest evidence,

following suggestions made in the literature may be valuable. While most action

observation interventions described in the literature have focused on visual perception of

movement, the effect of multimodal action-related stimuli on the motor system have been

tested in studies on adults (Aglioti & Pazzaglia, 2010; Bassolino, Sandini, & Pozzo,

2010). Initially this was demonstrated in studies with primates, where neurons responded

to the acoustic effect produced by the motion and not only to the visual presentation of

the action (Kohler et al., 2002). More research is needed to investigate the added value of

action-related sounds to AOT videos in typically developing children and children with

CP. Another note, made by Bassolino et al. (2010) is that AOT may be a promising

alternative in the early stages of stroke patients when intensive practice with the UL is

not yet possible. According to Bassolino, even very young children may benefit from the

early application of AOT and gain in motor and developmental skills. However, AOT

requires a maximum of concentration to succeed, therefore the application of AOT in

younger children could be very challenging (De Bie & Dela Ruelle, 2015). Through the

interviews in this study it became clear that especially young children found AOT tedious.

In addition, more than half of the children in the experimental group would never perform

AOT again. These findings suggest that adaptation to AOT should be made to make it

more child-friendly and suitable for young children.

This study also has some limitations including a relatively small sample size, in particular

to detect differences between training approaches. Additionally, little is known about the

responsiveness of instruments used and psychometric properties of the Dutch version of

these assessment.

Page 48: MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP...versterkt (Buccino et al., 2012; Kim, & Ko, 2014; Sgandurra et al., 2013). Vorige eindwerken van dit onderzoeksproject hebben zich gericht

34

Further research is needed in order to assess more accurately change in quality of life and

participation in the future. In addition, several therapists and students assisted the AOT

intervention in this study and this may have induced variability. Another limitation of the

study is that the data was collected only twice and the length of time between the two

measurements. Measurements were performed before and six months after the

intervention. An intermediate measurement shortly after intervention could have provided

more information about the short-term effects of the intervention on participation and

quality of life and these effects would have been less influenced by other factors and

potential impacts due to the maturation of the child. A control group that received no

intervention would provide more information on longitudinal changes in QOL owing to

immature or cognitive development and changing expectations at school, home and with

peer relationships (Sakzewski et al., 2012).

However, this study was set-up as a evaluator-blinded, controlled randomized trial.

Through stringent inclusion criteria and a highly homogeneous sample, a blinded assessor

and triangulation of data (the use of both quantitative and qualitative data), the data was

obtained in an accurate way. The therapists were carefully instructed and efforts were

made to standardize the AOT intervention: the AOT intervention was clearly described

in terms of setting, object sequences, therapist behaviour and video presentation. In

addition, the AOT intervention was tailored according to the baseline motor impairment

of the child, according to the house functional classification scale but similar (in range of

motion, hand orientation, hand opening, reach trajectory) for both groups. Another

strength which makes this study unique, is the valuable qualitative information that was

gained from the participating children. As an addition to the CP-QOL and LIFE-H

questionnaires completed by the parents, this study included the perspectives and

experiences of children with UCP. In-depth interviews revealed a good group dynamics

and unique shared experience of the camp to meet and play with other children with

hemiplegia. Several parents indicated that the camp positively influenced the self-image

of their child. Next to that, the camp may have contributed to a better understanding how

to stimulate the affected side in everyday activities. In the end the camp has also indirectly

contributed to valuable connections between parents and children with similar limitations.

Page 49: MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP...versterkt (Buccino et al., 2012; Kim, & Ko, 2014; Sgandurra et al., 2013). Vorige eindwerken van dit onderzoeksproject hebben zich gericht

35

Further research may focus on determining factors on the effects of mCIMT and AOT.

Factors such as type of CP and location of the brain lesion, age, motor severity and

cognitive factors could be investigated. More in depth investigation of children who

maximally benefit from these therapies may be important for the future. Our current study

sample did not allow subgroup analysis but this should be conducted in studies with an

accurate sample size. Knowledge of the demographic and clinical predictors of children

who benefit most from the different intervention models is fundamental in order to

implement effective therapies in practice.

Page 50: MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP...versterkt (Buccino et al., 2012; Kim, & Ko, 2014; Sgandurra et al., 2013). Vorige eindwerken van dit onderzoeksproject hebben zich gericht

36

Conclusion

The findings of this randomized trial suggest that intensive upper limb training in a camp

model can impact the QOL of children with UCP in the area feelings about functioning

and that these changes last for six months. Positive effects and perceived functional

improvement in the affected side were also reported by the children through in-depth

interviews. Nevertheless, measurements of participation and quality of life revealed no

meaningful significant results, as an outcome of the intervention, between the two groups.

Further research is needed to provide more insights in AOT as a rehabilitative approach

in children in UCP.

Page 51: MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP...versterkt (Buccino et al., 2012; Kim, & Ko, 2014; Sgandurra et al., 2013). Vorige eindwerken van dit onderzoeksproject hebben zich gericht

37

References

Aglioti, S., & Pazzaglia, M. (2010). Representing action through their sound.

Experimental brain research, 206, 141-51.

Arner, M., Eliasson, A.-C., Nicklasson, S., Sommerstein, K., & Hägglund, G. (2008).

Hand Function in Cerebral Palsy. Report of 367 Children in a Population-Based

Longitudinal Health Care program. The journal of Hand Surgery, 33(8), 1337-

1347.

Bassolino, M., Sandini, G., & Pozzo, T. (2015). Activating the motor system through

action observation: is this an efficient approach in adults and children?

Developmental medicine & child neurology, 57(2), 42-45.

Bax, M., Goldstein, M., Rosenbaum, P., Leviton, A., & Paneth, N. (2005). Proposed

definition and classification of cerebral palsy. Developmental Medicine & Child

Neurology, 47, 571-6.

Belleli, G.; Buccino, G.; Bernardini, B.; Padovani, A.; Trabucchi , M. (2010). Action

observation treatment improves recovery of post-surgical orthopaedic patients:

evidence for a top-down effect? Archives of Physical Medicine and

Rehabilitation, 91, 1489-94.

Bjornson, K., & McLauglin, J. (2001). The measurement of health- related quality of life

(HRQL) in children with cerebral palsy. European Journal of Neuroloy, 8, 193-

93.

Buccino, G., Arisi, D., Gough, P., Aprile, D., Chiara, F., Serotti, L., et al. (2012).

Improving upper limb motor functions through action observation treatment: a

pilot study in children with cerebral palsy. Developmental medicine & child

neurology, 822-828.

Page 52: MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP...versterkt (Buccino et al., 2012; Kim, & Ko, 2014; Sgandurra et al., 2013). Vorige eindwerken van dit onderzoeksproject hebben zich gericht

38

Buccino, G., Gatti, R., & Giusti, M. (2010). Action observation treatment improves

autonomy in activities in Parkingson's disease patients: results from a pilot study.

Neurorehabilitation and Neural Repair, 24, 746-52.

Carlon, S., Shields, N., Yong, K., Gilmore, R., Sakzewski, L., & Boyd, R. (2010). A

systematic review of the psychometric properties of quality of life measures for

school aged children with cerebral paly. BMC Pediatrics, Vol. 10, 81-93.

Charles, J., Wolf, S., Schneider, J., & Gordon, A. (2006). Efficacy of a child-friendly

form of constraint-induced movement therapy in hemiplegic cerebral palsy: a

randomized control trial. Developmental Medicine & Child Neurology, 48(8),

635-642.

Charles, J., & Gordon, A. (2005). A critical review of constraint-induced movement

therapy and forced use in children with hemiplegia. Neural pasticity, 12 (2-3),

245-257.

Colver, A., Dickinson, H., & SPARCLE group. (2010). Deteminants of participation and

quality of life of adolescents with cerebral palsy: a longitudinal study. BMC public

health.

Crajé, C., Aarts, P., Nijhuis-van der Sanden, M., & Steenbergen, B. (2010). Action

planning in typically and atypically developing children (unilateral cerebral

palsy). Research in Developmental Disabilities, 31, 1039-1046.

Crajé, C., Van der Kamp, J., & Steenbergen, B. (2009). Visual information for action

planning in left and right congenital hemiparesis. Brain research, 54-64.

De Bie, L., & Dela Ruelle, A. (2015). The efficacy of a novel intensive training model on

upper limb function in children with unilateral cerebral palsy. Leuven: KU

Leuven.

Page 53: MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP...versterkt (Buccino et al., 2012; Kim, & Ko, 2014; Sgandurra et al., 2013). Vorige eindwerken van dit onderzoeksproject hebben zich gericht

39

Eliasson, A., Krumlinde-Sundholm, L., Gordon, A., Feys, H., Klingels, K., Aats, P, et al.

(2013). Guidelines for future research in constraint-induced movement therapy

for childen with unilateal cerebral palsy: an expert consensus. Developmental

Medicine and Child Neurology, 56(2), 125-137.

Eliasson, A., Krumlinde-Sundholm, L., Shaw, K., & Wang, C. (2005). Effects of

constraint-induced movement therapy in young children with hemiplegic cerebral

palsy: an adapted model. Developmental Medicine and Child Neurology, 47(4),

266-275.

Eliasson, A.-C., Krumlinde-Sundholm, L., Rösblad, B., Beckung, E., Arner, M., Ohrvall,

A.-M., & Rosenbaum, P. (2006). The Manual Ability Classification System

(MACS) for children with cerebral palsy: scale development and evidence of

validity and reliability. Dev Med Child Neurol., 48 (7), 549-54.

Ertelt, D., Small, S., & Solodkin, A. (2007). Action observation has a positive impact on

rehabilitation of motor deficits after stroke. Neuroimage, 36, 164-73.

Group, S. C. (2000 ). Surveillance of cererbral paly in Europe: a collaboration of cerebral

palsy surveys and registers. Developmental Medicine and Child Neurology, 42,

816-24.

Hoare, B., Imms, C., Rawicki, H., & Carey, L. (2010). Modified Constraint- induced

movement therapy or bimanual occupational therapy following injection of

Botulinum toxim-A to improve bimanual performance in young children with

hemiplegic cerebral palsy: a randomised controlled trial methods paper. BMC

Neurology, 2010.

Hoare, B., Wallen, M., Imms, C., Villanueva, E., Rawicki, H., & Carey, L. (2010).

Botulinum toxin A as an adjunct to treatment in the management of the upper limb

in children with spastic cerebral palsy. Cochrane Database Systematic Reviews.

House, J., Gwathmey, F., & Fidler, M. (1981). A dynamic approach to the thumb-in palm

deformity in cerebral palsy. Journal of Bone Joint Surgery, 63(2): 216-25.

Page 54: MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP...versterkt (Buccino et al., 2012; Kim, & Ko, 2014; Sgandurra et al., 2013). Vorige eindwerken van dit onderzoeksproject hebben zich gericht

40

IBM corp. (Released 2015). IBM SPSS Statistics for Windows, Version 23.0. Armonk,

NY: IBM Corp.

Jeannerod, M. (2001). Neural simulation of action: a unifying mechanism for motor

cognition. Neuroimage, 14, 103-9.

Keren-Capelovitch, T., Jarus, T., & Fattal-Valevski, A. (2010). Upper extremity Function

and Occupational Performance in Children With Spastic Cerebral Palsy

Following Lower Extremity Botulinum Toxin Injections. Journal of Child

Neurology, 25 (6), 694-700.

Kim, J.-Y., Kim, J.-m., & Ko, E.-y. (2014). The effect of action observation physical

training on the upper extremity function in children with cerebal palsy. Journal of

Exercise Rehabilitation, 10 (3), 176-183.

Kohler E, Keysers, C., Umilta, M., Fogassi, L., Gallese, V., & Rizzolatti, G. (2002).

Hearing sounds, understanding actions, action representation in mirror neurons.

Science, 297, 846-8.

Koman, L., Williams, R., Evans, P., Richardson, R., Naughton, M., Passmore, L., &

Smith, B. (2008). Quantification of upper extremity function and range of motion

in children with cerebral palsy. Developmental Medicine & Child Neurology, Vol.

50 (12), 910-917.

Lindseth, A., & Norberg, A. (2004). A phenomenological hermeneutical method for

researching lived experience. Scandinavian Journal of Caring Science, 18, no.2:

145-53.

Magasi, S., & Post, W. A. (2010). Contemporary Participation Measures, Psychometric

Properties and Content Coverage. Archive of Physical Medicine an

Rehabilitation, 17-28.

MC Conell, K., Johnston, L., & Kerr, C. (2012). Therapy management of the upper limb

in children with cerebral palsy: A cross-sectional survey. Developmental

Neurorehabilitation, 15 (5), 343-350.

Page 55: MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP...versterkt (Buccino et al., 2012; Kim, & Ko, 2014; Sgandurra et al., 2013). Vorige eindwerken van dit onderzoeksproject hebben zich gericht

41

McConnell, K., Johnston, L., & Kerr, C. (2011). Upper limb function and deformity in

cerebral palsy: A review of classification systems. Developmental Medicine &

Child Neurology, 53, 799-805.

Mulder, T. (2007). Motor imagery and action observation: cognitive tools for

rehabilitation. Journal of Neural Transmission, 114, 1265-78.

Mutsaart, M., Steenbergen, B., & Bekkering, H. (2006). Anticipatory planning deficits

and task context effects in hemiparetic cerebral palsy. Experimental Brain

Research, 171, 151-162.

Noreau, L., Fougeyrollas, P., & Tremblay, J. (2005). LIFE-H, Measure of Life-habits

user's manual.

Noreau, L., Lepage, C., Boissiere, L., Roger, P., & Fougeyrollas, P. (2007). Measuring

participation in children with disabilities using the Assessment of Life-Habits.

Developmental Medicine and Child Neurology, 49, 666-7.

Pelosin, E., Avanzino, A., Bove, M., Stramesi, P., Nieuwboer, A., & Abbruzzese, G.

(2010). Action observation improve freezing of gait in patients with Parkinson's

disease. Neurorehabil Neural Repair, 24, 746-52.

Ramstad, K., Jahnsen, R., Skjeldal, O., & Diseth , T. (2012). Parent-reported participation

in children with cerebral palsy: the contriution of recurrent musculoskeletal pain

and child mental health problems. Developmental Medicine & Child Neurology,

54(9), 829-835.

Rizzolati, G., Fogassi, L., & Gaselle, V. (2001). Neuropysiological mechanims

underlying the understanding and imitation of action. Nature Reviews

Neuroscience, 2, 661-670.

Rosenbaum, P., Paneth, N., Leviton, A., Goldstein, M., Bax, M., Damiano , D., et al.

(2007). A report: the definition and classification of cerebral palsy.

Developmental Medicine and Child Neurology, Vol.49, 8-14.

Page 56: MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP...versterkt (Buccino et al., 2012; Kim, & Ko, 2014; Sgandurra et al., 2013). Vorige eindwerken van dit onderzoeksproject hebben zich gericht

42

Sakzewski, L., Boyd, R., & Ziviani, J. (2007). Clinimetric properties of participation

measures for 5-to13-year old childen with cerebral palsy: a systematic review.

Developmental Medicine & Child Neurology, 232-240.

Sakzewski, L., Carlon, S., Shield, N., Ziviani, J., Ware, R., & Boyd, R. (2012). Impact of

intensive upper limb rehabilitation on quality of life: a randomized trial in children

with unilateral cerebral palsy. Developmental medicine & child neurology(54),

415-423.

Sakzewski, L., Ziviani, J., & Boyd, R. (2009). Systematic Review and Meta-analysis of

Therapeutic Management of Upper-Limb Dysfunction in Children With

Congenital Hemiplegia. Pediatrics, Volume 123, Number 6, 1111-1122.

Sakzewski, L., Ziviani, J., & Boyd, R. (2014). Efficacy of Upper Limb Therapies for

Unilateral Cerebral Palsy: A Meta-Analysis. Pediatrics (Volume 133, Number1),

175-202.

Sakzewski, L., Ziviani, J., Abbott, D., Macdonnel, R., Jackson, G., & Boyd, R. (2011).

Participation Outcomes in a Randomized Trial of 2 Models of Upper-Limb

Rehabilitation for Children With Congenital Hemiplegia. Archives of Physical

Medicine and Rehabilitation, 92, 531-539.

Sgandurra, G., Ferrari, A., Cossu, Giuseppe, Guzzetta, A., Fogassi, L., & Cioni, G.

(2013). Randomized Trial of Observation and Execution of Upper Extremity

Actions Versus Action Alone in Children With Unilateral Cerebral Palsy. Clinical

Research Article, 27 (9), 818-815.

Stanley, F., Blair, E., & Alberman, E. (2000). Cerebral Palsies: Epidemiology and

Causal Pathways. London, United Kingdom: MacKeith Press.

Steenbergen , B., Meulenbroek, R., & Rosenbaum, D. (2004). Constraints on grip

selection in hemiparetic cerebral palsy: effects of lesion side, end point accuracy,

and context. Cognitive Brain Research, 19, 145-159.

Page 57: MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP...versterkt (Buccino et al., 2012; Kim, & Ko, 2014; Sgandurra et al., 2013). Vorige eindwerken van dit onderzoeksproject hebben zich gericht

43

Steenbergen, B., & Gordon, A. (2006). Activity limitation in hemiplegic cerebral palsy:

Evidence for disorders in motor planning. Developmental Medicine and Child

Neurology, 48, 780-783.

Steenbergen, B., Verrel, J., & Gordon, A. (2007). Motor planning in congnital

hemiplegia. Disability and Rehabiliation, 29 (1), 13-23.

Taub, E., Ramey, S., DeLuca, S., & Echols, K. (2004). Efficacy of constraint-induced

movement therap for children with cerebral palsy with asymmetric motor

impairment. Pediatrics, 113(2), 305-312.

Terwee, C., Bot, S., de Boer, M., van der Windt, D., Knol, D., Dekker, J., et al. (2007).

Quality criteria were proposed for measurement properties of health status

questionnaires. Journal of Clinical Epidemiology , 60: 34-42.

Vargus-Adams, J., & Martin, L. (2009). Measuring What Matters in Cerebral Palsy: A

Breath of Important Domains and Outcome Measures. Archives of Physical

Medicine and Rehabilitation, Volume 90, 2089-2095.

Wallen, M., Ziviani, J., Herbert, R., Evans, R., & Novak, I. (2008). Modified constraint-

induced therapy for children with hemiplegic cerebral palsy: a feasability study.

Developmental Neurorehabilitation, 2008, 124-133.

Waters, E., & Mackinnon, A. (2007). Psychometric properties of the quality of life

questionnaire for childen with CP. Developmental Medicine and Child Neurology,

49-55.

Waters, E., Davis, E., Boyd, R., & Reddihough D, M. A. (2013). Cerebral Palsy Quality

of Life Questionnaire for children (CP QOL- Child) Manual. Melbroune: Deakin

University.

Waters, P., Zurakowski, D., Patterson, P., Bae, D., & Nimec, D. (2004). Interobserver

and intraobserver reliability of therpist-assisted videotaped evaluations of upper-

limb hemiplegia. Journal of Hand Surgery, Vol.29 (2), 328-334.

Page 58: MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP...versterkt (Buccino et al., 2012; Kim, & Ko, 2014; Sgandurra et al., 2013). Vorige eindwerken van dit onderzoeksproject hebben zich gericht

44

World federation of occupational therapy. (2012,5,1). Retrieved from

http://www.wfot.org/aboutus/aboutoccupationaltherapy/definitionofoccupational

therapy.aspx

World Health Organisation (2001). International Classification of Functioning,

Disability and Health. Geneva: WHO.

Page 59: MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP...versterkt (Buccino et al., 2012; Kim, & Ko, 2014; Sgandurra et al., 2013). Vorige eindwerken van dit onderzoeksproject hebben zich gericht

45

Appendix I, Day structure

Day structure of a day at the therapy camp

Example the second day of the first camp in Leuven, 2014

Tuesday 19/08/2014

09h00 09h05

09h05 09h55

10h00 10h50

10h50 11h05

11h05 12h00

12h00 13h00

13h00 13h55

13h55 14h50

14h50 15h05

15h05 15h55

15h55 16h00

* Abbreviations: n = number

Welcome with 'Zora'

AOT/placebo AOT (n=4) or group activity (n=4)

Group activity (n=4) or AOT/placebo AOT(n=4)

BREAK

Individual therapy (n=8)

LUNCH

AOT/placebo AOT (n=4) or group activity (n=4)

Group activity (n=4) or AOT/placebo AOT (n=4)

BREAK

Group activity (n=8)

End with 'Zora'

Page 60: MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP...versterkt (Buccino et al., 2012; Kim, & Ko, 2014; Sgandurra et al., 2013). Vorige eindwerken van dit onderzoeksproject hebben zich gericht

46

Appendix II, List of Goal-directed actions of Action Observation Treatment (House Functional Classification 4-5) Task

number

Description of sub-activity 1 Description of sub-activity 2 Description of sub-activity 3

1 Lift up the box covering a candy and place it next to the candy Pick up a candy from a small wooden block and drop it in a cup Pour water from a small plastic bottle into a cup containing a candy and put the bottle back

2 Pick up a colored card from a small wooden block and place it on an

identical colored card on a raised rectangular box (there are three possible vertically placed cards on the rectangular box)

Pick up a colored card from a card holder and place it on a square with the

same color (three possible, vertically placed, squares)

Pick up a colored card, turn it over, and lay it down

3 Pick up an animal-shaped sponge stamp and place it in a circle on a paper Pick up an animal-shaped sponge stamp (oblique on the right or left upper

corner of the paper) and make a print in a circle on a paper, and put the stamp back

Pick up an animal-shaped sponge stamp (oblique from the

bottom side of the paper) and make a print in a circle on a paper, and put the stamp back

4 Pick up a coin from a holder and put it into a box through a slot on top of

the box

Pick up a coin from a holder and put it into a box through a vertical slot Pick up a coin from a holder and put it into a box through a

horizontal slot

5 Pick up a stamp and place it on a drawn circle on a paper Pick up a stamp, make a print in a drawn circle on a paper, and put it back Pick up a stamp (positioned oblique from the bottom side of the paper), make a print in a circle on a paper, and put it back

6 Pick up a tube containing a small ball and place it on a paper more to the

left or right

Pick up a tube containing a small ball, pour the ball on the toy shovel that

is connected with a block through an elastic and place the tube back

Push down the end of the toy shovel that is containing a small

ball and is connected with a block through an elastic

7 Pick up a tube with a cap containing shimmery powder and place it more to the left or right

Lift up the cap from a tube containing shimmery powder and put it on the table

Pick up the tube without a cap, and pour some shimmery powder on a drawing, and place it back

8 Pick up a magnet and place it on a piece of paper Pick up a magnetic bar, catch a flower magnet with one side, put the bar

with the other side in a holder on the side

Take the flower magnet from the magnetic bar in the holder

and put it into a bowl

9 Pick up a soft ball and put it into a bowl filled with water Pick up a bottle of detergent, pour some into the bowl and place it back Pick up the ball out of the water in the bowl, squeeze it out and put it in a bucket on the right

10 Move a clip from the edge of a box to another one more on the left or

right

Pick up a clip and put it vertically on the tale of a cardboard animal Pick up a clip and put it horizontally on the tale of a

cardboard animal

11 Place your hand on a ball of clay and flatten it Roll the hand on a roll of clay, up and down for several seconds Pick up the ball of clay, squeeze it for several seconds, and put the clay down on the table

12 Pick up a tube of paint, squeeze some of the paint in a plastic cup and put

the tube back

Pick up a brush and put it in the cup filled with some paint Pick up the brush in the cup, color the paper using a template,

and put the brush back in the cup

13 Pick up a seed from the table and drop it in a flower pot Pick up a small sand shovel from a bin filled with sand, pour it into the pot

and place the shovel back in the bin

Lift up a watering can, pour some water in the pot filled with

sand, and place it back

14 Pick up a spider from a web that is placed on the table, and drop it in a can on the right

Lift up a cut-out part of a box with a handgrip, and place it next to the box Lift up the can filled with the spiders, pour it out in the box, and place the can back on the table

15 Pick up a plastic bag filled with short pieces of colored wire, and put the

bag in a large bowl

Take the plastic bag out of the bowl, so that the pieces of wire remain in the

bowl, and place the bag next to the bowl

Pick up a small strainer in the bowl filled with some pieces of

wire, put the pieces on a drawing next to the bowl and place the strainer back in the bowl

Page 61: MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP...versterkt (Buccino et al., 2012; Kim, & Ko, 2014; Sgandurra et al., 2013). Vorige eindwerken van dit onderzoeksproject hebben zich gericht

47

Appendix III, List of Goal-directed actions of Action Observation Treatment (House Functional Classification 6-7) Task number

Description of sub-activity 1 Description of sub-activity 2 Description of sub-activity 3

1 Lift up the box covering a candy and place it next to the candy Pick up a candy from the table and drop it in a cup Pour water from a small plastic bottle into a cup containing a

candy and put the bottle back

2 Pick up a card from a small wooden block and place it on an identical card on a raised rectangular box (there are three possible vertically

placed cards on the rectangular box)

Pick up a colored card from a card holder and place it on a square with the same color

Pick up a colored card (located on a raised rectangular box), turn it over, and lay it down

3 Pick up an animal-shaped sponge stamp and place it in a circle on a paper Pick up an animal-shaped sponge stamp and make a print in a circle on a paper, and put the stamp back (stamp at the middle of the upper side of the

paper)

Pick up an animal-shaped sponge stamp and make a print in a circle on a vertical paper, and put the stamp back

4 Pick up a coin from a holder and put it into a box through a vertical slot Pick up a coin from a holder and put it into a box through a horizontal slot Pick up a coin from a holder and put it into a box through an

oblique slot

5 Pick up a small stamp and place it on a drawn circle on a paper Pick up a small stamp on the right, make a print in a drawn circle on a

paper, and put it back

Pick up a small stamp on the top of the paper, make a print in a

circle on a paper, and put it back

6 Pick up a spray can and place it on a paper more to the left Pick up a spray can and lay it down in a shaped foam Spray with the spray can (fixed in a styrofoam shell) into a cup

(positioned on the shaped foam)

7 Pick up a tube with a cap containing shimmery powder and place it down

to the left or right

Lift up the cap from a tube containing shimmery powder and put it on the

table

Pick up the tube without a cap, and pour some shimmery

powder on a drawing, and place it back

8 Pick up a magnet and place it on a piece of paper Pick up a toy fishing rod, catch the animal magnet with it and put the rod

in a large cup

Take the animal magnet from the fishing rod in the cup and put

it in a small plate

9 Grab a cloth that is spread out, and put it into a bowl filled with water Pick up a bottle of detergent, pour some into the bowl and place it back Pick up the cloth from the water in the bowl, wring it out and

put it in a bucket on the right

10 Take a wooden clip from an edge of a box on a higher level and lay it down (wooden clip on his side)

Pick up a clip from a small wooden block and put it horizontally on the tale of a cardboard animal

Pick up a clip from a small wooden block and put it vertically on the tale of a cardboard animal

11 Place your hand on a ball of clay and flatten it Move a clay form from a paper to the middle of the flattened clay Make a pattern in the clay by pressing on the top of the form,

pick up the form and put it on a paper

12 Pick up a tube of paint, squeeze some of the paint in a plastic bowl and put the tube back

Pick up a brush and put it in the bowl filled with some paint Pick up the brush in the bowl, color the paper using a template, and put the brush back in the bowl

13 Pick up a seed from the table and drop it in a flower pot Pick up a small sand shovel from a bin filled with sand, pour it in the pot and place the shovel back in the bin

Lift up the watering can, pour some water in the pot filled with sand, and place it back

14 Pick up a spider from a web that is placed on the table, and drop it in a

can on the right

Lift up a cut-out part of a box with a handgrip, and place it next to the box Lift up the can filled with the spiders, pour it out in the box, and

place the can back on the table

15 Pick up a plastic bag filled with short pieces of colored wire, and put the bag in a large bowl

Take the plastic bag out of the bowl, so that the pieces of wire remain in the bowl, and place the bag next to the bowl

Pick up a clamp next to the bowl, grab some pieces of wire in the bowl, put them on a drawing next to the bowl and place the

clamp back on the table

Page 62: MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP...versterkt (Buccino et al., 2012; Kim, & Ko, 2014; Sgandurra et al., 2013). Vorige eindwerken van dit onderzoeksproject hebben zich gericht

48

Appendix IV, psychometric properties LIFE-H & CP-QOL on the basis of the criteria of Terwee et al. (2007)

Meet-

instrument

Inhouds-

validiteit

Interne

consistentie

Criterium-

validiteit

Construct-

validiteit

Reproduceer-

baarheid

(test-hertest)

Reproduceer-

baarheid

(absolute

meetfout)

Respons-

iviteit

Vloer- en

plafond

effecten

Interpreteer-

baarheid

Somscore

LIFE-H + (1) + (2) + (3) ? (3) +/0 (4) ? (5) ? 0 (6) ? 4

CP-QOL + (7) + (8) ? (9) 0 (10) + (11) ? ? + (12) ? 4

Rating: + = positive; 0 = intermediate; - = poor; ? =no information available

Page 63: MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP...versterkt (Buccino et al., 2012; Kim, & Ko, 2014; Sgandurra et al., 2013). Vorige eindwerken van dit onderzoeksproject hebben zich gericht

49

LIFE-H

(1)

inhouds-

validiteit

(2)

Interne

consistentie

Bronnen

(Noreau, Fougeyrollas,

& Tremblay, 2005)

(Sakzewski, Boyd, &

Ziviani, 2007)

Verklaring

Twaalf internationale experts waaronder onderzoekers, professionals (ergotherapeuten, verpleegkundigen, sociaal

werkers en psychologen) en vertegenwoordigers van patiëntengroepen werden betrokken in de evaluatie van de

inhoud. De experts werden gevraagd het volgende te beoordelen: de duidelijkheid van de verwoording en de

relevantie van elk item, definities van de termen die gebruikt worden in het assessment, volgorde niveaus van

vervulling. De opmerkingen van de experts werden allemaal individueel door de leden van het onderzoeksteam

geanalyseerd. De tweede versie van de LIFE-H werd op de resultaten gebaseerd van deze validatiestudie. In 1998

gebeurde dit proces opnieuw om de derde versie van de LIFE-H vorm te geven.

Noreau, de auteur van de test, voerde een laatste validatiestudie uit in 2007. In dit onderzoek gaven meer dan 90%

van de panelleden (n=29) aan dat de formulering van de items gemakkelijk te begrijpen waren. De panelleden

bestonden uit ouders van kinderen met een functionele beperking (n=11), onderzoekers (n=3) en pediatrische clinici

en experten ( n=15). De meest experten (64-90%, afhankelijk van de dimensie) oordeelde de representativiteit van

de items als adequaat.

Opmerkelijk was dat een hoger aantal ouders de representativiteit van sommige dimensies zoals mobiliteit en

communicatie hoger beoordeelden, vergeleken met andere panelleden. Het omgekeerde was waarneembaar voor

de dimensies educatie en recreatie. Onderzoeken naar de inhoudsvaliditeit bij andere populaties gaven ook een

adequate tot excellente content validiteit van het assessment aan.

(Cronbach’s alpha, N=48 kinderen met CP)

Daily activities: Alpha= 0.97 → EXCELLENT

Social roles: Alpha= 0.90 → EXCELLENT

All categories: Alpha = 0.73-0.90 → MODERATE TO EXCELLENT

Interpersonal relationships: Alpha= 0.40 --> POOR

= Criteria Terwee (2007) Goede interne consistentie: Chonbach’s alpha tussen de 0.70 en 0.95

Page 64: MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP...versterkt (Buccino et al., 2012; Kim, & Ko, 2014; Sgandurra et al., 2013). Vorige eindwerken van dit onderzoeksproject hebben zich gericht

50

(3)

Criterium

validiteit

(4)

Reproduceer-

baarheid

(test-hertest)

(5)

Reproduceer-

baarheid,

Absolute meetfout

(Sakzewski et al., 2011)

(Magasi & Post, 2010)

(Noreau et al., 2007)

(Sakzewski, Boyd, &

Ziviani, 2007)

(Sakzewski, Boyd, &

Ziviani, 2007)

De criteriumvaliditeit werd in de literatuur enkel, op een betrouwbare manier, nagegaan met de PEDI ( Pediatric

Evaluation Disability Inventory) en WeeFIM (Functional Independence Measure for Children) (Spearman’s rho,

N=91 ouders van kinderen met CP)

PEDI en LIFE-H: ‘Zelfzorg’ en ‘mobility dimensions’ waren sterk geassocieerd met ‘persoonlijke

verzorging’ en ‘ ‘housing dimensions’ ( 0.79<r<0.88). ‘social function’ van de PEDI werd sterk

geassocieerd met categorieën: ‘Communication’ en ‘resonsibility( r=0.80-0.81)

WeeFIM: Hoge correlaties tussen dimensie ‘housing’ LIFE-H en ‘personal care’ van de weeFIM (r = 0.90-

0.94) en hoge correlatie tussen dimensie‘communicatie’ LIFE-H en ‘communicatie’ van de WeeFIM (r=

0.89)

= Terwee (2007): Een goede beoordeling voor criterium validiteit wordt gegeven wanneer de correlatie met de

gouden standaard ten minste 0,70 is

( ICC’s, N= 48 kinderen met CP)

Short form ( LIFE-H for children): ICC= 0.67: POOR (?)

Long form ( LIFE-H for children): ICC= 0.73: ADEQUATE

= Terwee: 0.70 en een sample van 50 patiënten is een minimum standaard voor betrouwbaarheid

Standard error of measurement (SEM) werd enkel berekend voor geriatrische cliënten bij een andere versie van de

LIFE-H

Page 65: MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP...versterkt (Buccino et al., 2012; Kim, & Ko, 2014; Sgandurra et al., 2013). Vorige eindwerken van dit onderzoeksproject hebben zich gericht

51

(6)

vloer- & plafond-

effecten

(Noreau et al., 2007)

Bijzondere aandacht moet gegeven worden aan de categorie ‘interpersoonlijke vaardigheden’ van de LIFE-H. 75% van de

kinderen in het onderzoek van Noreau, et al (2007) haalde een score van 8 of hoger wat op een plafond-effect kan wijzen.

= Terwee: Vloer -& plafondeffecten zijn aanwezig wanneer meer dan 15% van de respondenten de hoogst of laagst

mogelijke score scoort.

CP-QOL

(7)

Inhouds-validiteit

(8)

Interne

consistentie

(9)

Criterium-

validiteit

(Waters & Mackinnon,

2007)

(Waters & Mackinnon,

2007)

(Carlon et al., 2010)

“The development of the CP QOL-Child involved qualitative interviews with primary caregivers and children, reviewing

and developing items and response scales used in other QOL questionnaires, and piloting the CP QOL-Child using

interviews with both the primary caregivers and children. Seven Items included in the CP QOL-Child were based on

transcripts of interviews with children with CP and their primary caregivers.”

“Internal consistency ranged from 0.74 to 0.92 (n= 205)”

= Terwee: Goede interne consistentie: Chonbach’s alpha tussen de 0.70 en 0.95

“Domains moderately correlated to those of KIDSCREEN and CHQ”

= exacte waarden niet terug te vinden in de literatuur

Page 66: MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP...versterkt (Buccino et al., 2012; Kim, & Ko, 2014; Sgandurra et al., 2013). Vorige eindwerken van dit onderzoeksproject hebben zich gericht

52

(10)

construct-

validiteit

(11)

Reproduceer-

baarheid

(test-hertest)

(12)

vloer- en plafond-

effecten

(Waters & Mackinnon,

2007)

(Waters & Mackinnon,

2007)

(Carlon et al., 2010)

“All domains of the CP QOL-Child were moderately correlated with global QOL (primary caregivers r=0.18-0.58; child

self-report r=0.41-0.64) and global health (primary caregivers r=0.21-0.56, child self-report 0.51-0.60). All correlations

were in the expected direction. Domains of the CP QOL-Child were moderately correlated with KID-SCREEN (r=0.30 -

0.51) except pain and impact of disability (r=-0.14). For child self-report, all domains on the CP QOL-Child were

moderately correlated with KIDSCREEN (r=0.61 -0.70).

Domains of the CP QOL-Child were also moderately correlated with functioning (r=0.18-0.62) except access to services

(r=0.11). Domains of the CP QOL-Child were also correlated with domains of the CHQ. Table IV contains the correlation

coefficients between CP QOL-Child and CHQ. The large majority of the correlations were significant and similar domains

of the CP QOL-Child and CHQ tended to be moderately correlated, e.g. functioning was correlated with physical

functioning (r=0.42) and emotional well-being was correlated with self-esteem (r=0.49).”

= Terwee: correlatie met de gouden standaard ten minste 0,70 is

For primary caregivers, 2-week test-retest reliability ranged from 0.76 to 0.89 (n= 205)

= Terwee: 0.70 en een sample van 50 patiënten is een minimum standaard voor betrouwbaarheid

Review: ‘geen vloer- en plafondeffecten’

Page 67: MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP...versterkt (Buccino et al., 2012; Kim, & Ko, 2014; Sgandurra et al., 2013). Vorige eindwerken van dit onderzoeksproject hebben zich gericht

53

Appendix V, ‘LIFE-H’

Page 68: MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP...versterkt (Buccino et al., 2012; Kim, & Ko, 2014; Sgandurra et al., 2013). Vorige eindwerken van dit onderzoeksproject hebben zich gericht

54

Page 69: MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP...versterkt (Buccino et al., 2012; Kim, & Ko, 2014; Sgandurra et al., 2013). Vorige eindwerken van dit onderzoeksproject hebben zich gericht

55

Page 70: MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP...versterkt (Buccino et al., 2012; Kim, & Ko, 2014; Sgandurra et al., 2013). Vorige eindwerken van dit onderzoeksproject hebben zich gericht

56

Page 71: MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP...versterkt (Buccino et al., 2012; Kim, & Ko, 2014; Sgandurra et al., 2013). Vorige eindwerken van dit onderzoeksproject hebben zich gericht

57

Page 72: MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP...versterkt (Buccino et al., 2012; Kim, & Ko, 2014; Sgandurra et al., 2013). Vorige eindwerken van dit onderzoeksproject hebben zich gericht

58

Appendix VI, ‘CP-QOL’

Page 73: MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP...versterkt (Buccino et al., 2012; Kim, & Ko, 2014; Sgandurra et al., 2013). Vorige eindwerken van dit onderzoeksproject hebben zich gericht

59

Page 74: MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP...versterkt (Buccino et al., 2012; Kim, & Ko, 2014; Sgandurra et al., 2013). Vorige eindwerken van dit onderzoeksproject hebben zich gericht

60

Page 75: MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP...versterkt (Buccino et al., 2012; Kim, & Ko, 2014; Sgandurra et al., 2013). Vorige eindwerken van dit onderzoeksproject hebben zich gericht

61

Page 76: MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP...versterkt (Buccino et al., 2012; Kim, & Ko, 2014; Sgandurra et al., 2013). Vorige eindwerken van dit onderzoeksproject hebben zich gericht

62

Page 77: MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP...versterkt (Buccino et al., 2012; Kim, & Ko, 2014; Sgandurra et al., 2013). Vorige eindwerken van dit onderzoeksproject hebben zich gericht

63

Appendix VII, Additional tables

Page 78: MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP...versterkt (Buccino et al., 2012; Kim, & Ko, 2014; Sgandurra et al., 2013). Vorige eindwerken van dit onderzoeksproject hebben zich gericht

64

Appendix VIII, ‘We are in the newspaper! ’

Published on http://nieuws.kuleuven.be

Kinderen met halfzijdige hersenverlamming verleggen grenzen tijdens

therapiekamp

28 Aug 2014

Met een robot dansen op Gangnam Style, een spelletje vier-op-een-rij spelen of fruit dippen

in een chocoladefontein: voor kinderen met een hemiplegie of halfzijdige hersenverlamming

is het meer dan alleen plezier maken. Tijdens een therapiekamp aan de Faculteit Bewegings-

en Revalidatiewetenschappen werkten acht kinderen tussen 10 en 12 jaar op deze manier aan

de verbetering van hun arm- en handfunctie.

Hemiplegie is het gevolg van een hersenletsel dat ontstaat voor, tijdens of kort na de

geboorte, en wordt ook hersenverlamming of cerebrale parese genoemd. Tijdens het kamp

kregen de kinderen zes uur per dag intensieve therapie om hun arm- en handfunctie te

verbeteren.

Page 79: MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP...versterkt (Buccino et al., 2012; Kim, & Ko, 2014; Sgandurra et al., 2013). Vorige eindwerken van dit onderzoeksproject hebben zich gericht

65

Een team van kinesitherapeuten onder leiding van Katrijn Klingels en doctoraatsstudente

Lisa Mailleux stimuleerde hen om op een speelse manier de aangedane arm meer en beter te

gebruiken. Dat gebeurt met Constraint-Induced Movement Therapy (CIMT): de kinderen

dragen een spalkje aan de goede hand, zodat ze alleen met de minder goede hand taken

kunnen uitvoeren. Zo wordt die hand intensief gestimuleerd.

Naast individuele therapie waren er ook groepsactiviteiten, zoals knutselen, koken, sport en

spel. Een revalidatierobot met de naam Zora speelde daarbij een belangrijke rol. Deze

interactieve robot kan spreken, zingen, dansen en stappen. Het ruimteschip van Zora was

neergestort en elke ochtend kregen de kinderen een opdracht om het schip in gereedheid te

brengen om terug te keren naar de ruimte. 's Avonds toonden de kinderen haar hun

knutselwerken en voerden ze gesprekken met haar over wat ze allemaal hadden meegemaakt.

Samen met Zora sloten ze de dag af met een dansje. De interactie met de robot stimuleerde

en motiveerde de kinderen om telkens weer hun best te doen.

"Dit eerste kamp was een groot succes", zegt Katrijn Klingels. "Het is fantastisch om te zien

hoe flink de kinderen oefenen met hun moeilijke hand en hoe fier ze zijn over de vooruitgang

die ze boeken, hoe ze samen plezier maken en hun grenzen verleggen."

Nieuwe therapievorm

Het therapiekamp kadert in een onderzoeksproject aan het Departement

Revalidatiewetenschappen, onder leiding van professor Hilde Feys en Katrijn Klingels.

Omdat kinderen met een hemiplegie soms ook moeilijkheden hebben met het plannen van

bewegingen, gaan de onderzoekers na of een nieuwe therapievorm, actie-observatie-

therapie, in combinatie met CIMT beter is dan CIMT alleen. Tijdens actie-observatie-

therapie kijken de kinderen eerst naar een videofragment van een bepaalde taak, om die

daarna zelf uit te voeren, zegt Katrijn Klingels. Door eerst te kijken naar de taak, zal het kind

die taak beter leren plannen en uitvoeren. Deze nieuwe therapievorm is gebaseerd op het

spiegelneuronensysteem.

Page 80: MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP...versterkt (Buccino et al., 2012; Kim, & Ko, 2014; Sgandurra et al., 2013). Vorige eindwerken van dit onderzoeksproject hebben zich gericht

66

We willen ook onderzoeken of bepaalde kinderen meer baat hebben bij deze intensieve

therapievorm. We gaan na of de plaats en de grootte van het hersenletsel, de integriteit van

de motorische en sensorische hersenbanen, en de functionele reorganisatie van de hersenen

een invloed hebben op de arm- en handfunctie en op de vooruitgang die de kinderen kunnen

boeken met deze therapie. Hiervoor werken we samen met het Departement Ontwikkeling

en Regeneratie, het Departement Beeldvorming en Pathologie, en met ETH Zurich in

Zwitserland.

Het kamp werd georganiseerd in samenwerking met de KU Leuven, UZ Leuven

(CPreferentiecentrum o.l.v. professor Guy Molenaers en klinisch bewegingslaboratorium

o.l.v. professor Kaat Desloovere), QBMT (het bedrijf dat robot Zora ontwikkelde) en de vzw

Move To Improve.

Page 81: MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP...versterkt (Buccino et al., 2012; Kim, & Ko, 2014; Sgandurra et al., 2013). Vorige eindwerken van dit onderzoeksproject hebben zich gericht

67

Page 82: MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP...versterkt (Buccino et al., 2012; Kim, & Ko, 2014; Sgandurra et al., 2013). Vorige eindwerken van dit onderzoeksproject hebben zich gericht

68

Page 83: MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP...versterkt (Buccino et al., 2012; Kim, & Ko, 2014; Sgandurra et al., 2013). Vorige eindwerken van dit onderzoeksproject hebben zich gericht

69

Robot laat kindjes met hersenverlamming dansen

26/08/15 - 06u00 Bron: Het Laatste Nieuws

Video: http://www.hln.be/hln/nl/33/Fit-Gezond/article/detail/2435132/2015/08/26/Robot-

laat-kindjes-met-hersenverlamming-dansen.dhtml

In het Diepenbeekse dienstencentrum Sint-Gerardus vindt een therapiekamp voor kinderen

met een hersenletsel plaats. De deelnemers worden daarbij ondersteund door zorgrobotje

Zora.

Een dansje doen, een spelletje spelen of de kinderen vragen wat ze die dag allemaal gedaan

hebben: Zora, het bekende robotje van het Belgische bedrijf QBMT, kan het allemaal. De

kinderen genieten er alvast van met volle teugen: ze begroeten Zora als was het een

deelneemster aan het kamp. "Deze week ontvangen we hier acht kinderen met hemiplegie.

Dat is het gevolg van een hersenletsel dat ontstaat voor, tijdens of kort na de geboorte en

wordt ook hersenverlamming genoemd. In dit therapiekamp wordt gewerkt op de verbetering

van de arm- en handfunctie", zegt Lisa Mailleux van de KU Leuven. "Dat doen we door een

spalkje te bevestigen aan hun 'goede hand' zodat enkel de minder goede hand gebruikt kan

worden om taken uit te voeren en op deze manier dus zeer intensief gestimuleerd wordt. Zora

stimuleert en motiveert hen daarbij elke dag bij het start- en slotmoment."

Kaat Valkeneers (10) uit Hasselt is alvast helemaal weg van het dansende robotje.

"Paardrijden en een taart maken was heel leuk, maar spelen met Zora is toch nog net iets

leuker", lacht ze.

Page 84: MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP...versterkt (Buccino et al., 2012; Kim, & Ko, 2014; Sgandurra et al., 2013). Vorige eindwerken van dit onderzoeksproject hebben zich gericht

70

Appendix IX, toestemming tot consultatie