media.scholieren.net · web view2 typen onderzoek er zijn twee typen onderzoek te onderscheiden,...

23
Werkgroep doorlopende leerlijnen Jessica van der Zanden Hoe maak ik een werkstuk in de bovenbouw?

Upload: others

Post on 01-Jan-2021

6 views

Category:

Documents


0 download

TRANSCRIPT

Page 1: media.scholieren.net · Web view2 typen onderzoek Er zijn twee typen onderzoek te onderscheiden, namelijk: Kwalitatief (waarnemend onderzoek). Dit type onderzoek geeft diepgaande

Werkgroep doorlopende leerlijnen

Jessica van der Zanden

Bovenbouw Havo/Vwo, Cambreur College

Schooljaar 2010/2011

Hoe maak ik een werkstuk in de bovenbouw?

Page 2: media.scholieren.net · Web view2 typen onderzoek Er zijn twee typen onderzoek te onderscheiden, namelijk: Kwalitatief (waarnemend onderzoek). Dit type onderzoek geeft diepgaande

Beste docent / leerling,

Dit document bevat een aantal handreikingen met betrekking tot het voorbereiden en uitvoeren van werkstukken in de bovenbouw. Dit document kan gebruikt worden door zowel leerlingen als docenten.

Dongen, 2010/2011

Page 3: media.scholieren.net · Web view2 typen onderzoek Er zijn twee typen onderzoek te onderscheiden, namelijk: Kwalitatief (waarnemend onderzoek). Dit type onderzoek geeft diepgaande

INHOUDSOPGAVE

1. Stappenplan werkstuk

2. Probleemstelling / Vraagstelling formuleren

3. Deelvragen formuleren

4. Literatuuronderzoek

5. Enquête opstellen

6. Interviewvragen opstellen

7. Presentatie

8. Bronvermelding

Page 4: media.scholieren.net · Web view2 typen onderzoek Er zijn twee typen onderzoek te onderscheiden, namelijk: Kwalitatief (waarnemend onderzoek). Dit type onderzoek geeft diepgaande

1. STAPPENPLAN WERKSTUK

1.Voorbereidings fase

Wat ga je doen? Taken

1. Oriëntatie op het onderwerp

- Overleg met je docent over welk onderwerp je het werkstuk wilt gaan schrijven.

- Zoek op internet, in de gemeentegids, bibliotheek en in de media naar informatie over het onderwerp.

2. Onderzoeksvraag en verdere oriëntatie op het onderwerp

- Formuleer de hoofdvraag van je werkstuk

- Formuleer een aantal deelvragen

- Welke informatiebronnen wil je gaan gebruiken? (internet, boeken enz.)

- Hoe wil je straks je werkstuk gaan presenteren? (PowerPoint presentatie, folder, filmpje enz.)

3. Plan van aanpak opstellen

- Maak een schema met data en tijden waarop je bepaalde onderdelen af wilt hebben.

- Maak een onderzoeksplan (zie bijlage ‘Hoe stel je het plan van aanpak / onderzoeksplan op’)

1. Uitvoeringsfase

Wat ga je doen? Taken

1. Informatie verzamelen

- Wat zijn de hoofd- en/of bijzaken?

- Literatuurstudie

- Enquête / Interview voorbereiden

- Enquête / Interview afnemen

2. Informatie verwerken

- Informatie ordenen

- Zoek per deelvraag naar de geschikte informatie om die deelvraag te beantwoorden.

- Beantwoord één voor één de deelvragen.

Page 5: media.scholieren.net · Web view2 typen onderzoek Er zijn twee typen onderzoek te onderscheiden, namelijk: Kwalitatief (waarnemend onderzoek). Dit type onderzoek geeft diepgaande

- Bronnen vermelden in de bronvermelding

3. Conclusies trekken - Schrijf een korte conclusie. Iemand die jouw conclusie leest, moet meteen weten waar jouw werkstuk over gaat.

2. Presentatiefase / afrondingsfase

Wat te doen? Taken

1. Het uiteindelijke werkstuk maken

- Maak een kaft

- Maak een inhoudsopgave met daarin de hoofdstukken en paginanummers.

- Schrijf je inleiding. Daarin beschrijf je in ongeveer één a4’tje waar je werkstuk over gaat.

- Schrijf een samenvatting in ongeveer één a4’tje met daarin globaal het onderzoek dat je verricht hebt.

- Zoek leuke plaatjes die te maken hebben met je onderwerp en zet die in je werkstuk.

- Zet de bronnen die je hebt gebruikt in de bronvermelding.

2. Presenteer je werkstuk

- Maak een presentatie over je werkstuk (bijv. PowerPoint presentatie, filmpje, folder enz.)

- Presenteer je werkstuk aan je medestudenten en de docent.

Page 6: media.scholieren.net · Web view2 typen onderzoek Er zijn twee typen onderzoek te onderscheiden, namelijk: Kwalitatief (waarnemend onderzoek). Dit type onderzoek geeft diepgaande

2. PROBLEEMSTELLING / VRAAGSTELLING FORMULEREN

Een onderzoek begint altijd met het kiezen van een onderwerp. Waar wil je onderzoek naar doen?Wanneer je een geschikt en interessant onderwerp hebt gekozen, ga je een probleemschets ofwel probleemanalyse maken.

ProbleemanalyseProbleemanalyseren is het grondig bestuderen en ontleden van een probleem. Dit heeft als doel dat je te weten komt wanneer het probleem is ontstaan, waar het probleem zich voordoet, in welke mate het probleem voorkomt enz.

De vragen die je kunt stellen bij een probleemanalyse zijn de volgende;- Wat is het probleem? Bijvoorbeeld: Vanaf 2002 is in Nederland het aantal jongeren met

schulden met 30% gestegen.- Wie heeft het probleem? Jongeren in Nederland- Wanneer is het probleem ontstaan? Vanaf 2002 is het aantal jongeren met schulden gaan

stijgen.- Waarom is het een probleem? Jongeren staan al op jonge leeftijd in het rood. Dit brengt

problemen met zich mee voor de jongeren zelf, voor de ouders, maar ook voor de overheid.- Waar doet het probleem zich voor? In Nederland

ProbleemstellingNadat je een goede probleemschets hebt gemaakt, kun je een probleemstelling formuleren.Andere benamingen voor een probleemstelling zijn: onderzoeksvraag, vraagstelling en hoofdvraag.

De probleemstelling is de centrale vraag waarop je onderzoek antwoord geeft. Dit is altijd een open vraag. Dat wil zeggen dat je de vraag niet met ‘ja’ of ‘nee’ kan beantwoorden.

Een probleemstelling is altijd een W-of H vraag. (wie, wat, wanneer, waarom, hoe, hoeveel, hoever enz.)

2 typen onderzoekEr zijn twee typen onderzoek te onderscheiden, namelijk:

Kwalitatief (waarnemend onderzoek).Dit type onderzoek geeft diepgaande informatie over een onderwerp. Hierbij kun je bijvoorbeeld ‘hoe’ en ‘waarom’ vragen stellen. Bijvoorbeeld:Hoe kan het aantal jongeren met schulden in Nederland beperkt worden?Waarom is het aantal jongeren met schulden de afgelopen 8 jaar zo flink gestegen?

Kwantitatief (cijfermatig / hoeveelheden onderzoek). Dit type onderzoek geeft antwoord op vragen die in termen van hoeveelheid kunnen worden uitgedrukt. Hierbij kun je bijvoorbeeld ‘wat’ en ‘hoeveel’ vragen stellen. Bijvoorbeeld: Wat is het percentage jongeren met schulden in Nederland?Hoeveel jongeren hebben er in Nederland schulden?

Verschillende vraagtypenEr zijn verschillende vraagtypen te onderscheiden. Je probleemstelling is altijd één van deze verschillende vraagtypen.

Beschrijvend vraagtype . Dit vraagtype gebruik je als je in de eindconclusie iets in kaart wil brengen. Je wilt iets beschrijven.

Page 7: media.scholieren.net · Web view2 typen onderzoek Er zijn twee typen onderzoek te onderscheiden, namelijk: Kwalitatief (waarnemend onderzoek). Dit type onderzoek geeft diepgaande

Wat is/zijn…? Wanneer is…? Hoe...? Welke eigenschappen heeft….? Waaruit bestaat…? Hoeveel…? Hoe vaak…? Waaraan…?

Bijvoorbeeld: Waaraan besteden de jongeren van tegenwoordig hun zakgeld?

Verklarend vraagtype . Dit vraagtype gebruik je als je in de eindconclusie een verklaring wilt geven of iets wilt uitleggen.

Hoe komt het dat…? Waarom is…? Wat is oorzaak van…? Wat zijn de oorzaken van…? Hoe kan het dat…? Welke reden is er…?

Bijvoorbeeld: Waarom is het aantal jongeren met schulden de afgelopen 8 jaar zo flink gestegen?

Vergelijkend vraagtype . Dit vraagtype gebruik je als je in de eindconclusie overeenkomsten en/of verschillen wilt aangeven.

Wat is het verschil/de overeenkomst tussen…? Op welke punten stemmen…overeen? Wat doet…in vergelijking met…?

Bijvoorbeeld: Wat doet Nederland in vergelijking met België om de schulden van jongeren te beperken?

Evaluerend vraagtype . Dit vraagtype gebruik je als je in de eindconclusie een oordeel of mening wilt geven.

Wat is de beste/slechtste…? In hoeverre…? Wat zijn de voordelen/nadelen…?

Bijvoorbeeld: Wat is de beste methode om schulden bij jongeren te beperken?

Voorspellend vraagtype . Dit vraagtype gebruik je als je in de eindconclusie een voorspelling wilt doen, wilt zeggen hoe iets verder zal gaan of hoe iets zal aflopen.

Hoe zal het… zijn in…? Wat verwacht je dat…? Hoe denk je dat het zal…?

Bijvoorbeeld: Hoe groot zal het percentage jongeren met schulden in 2015 zijn?

Oplossend vraagtype . Dit vraagtype gebruik je als je in de eindconclusie een oplossing wilt aandragen voor een probleem.

Hoe kan… bestreden worden…? Hoe kan… beperkt worden…?

Bijvoorbeeld: Hoe kan het aantal jongeren met schulden in Nederland beperkt worden?

Het soort vraagtype dat je hebt, hangt af van je onderzoek. Wanneer je een beschrijvend onderzoek gaat doen, heb je een beschrijvende vraag. Ga je een verklarend onderzoek doen, dan heb je een verklarende vraag.

Samenvattend kunnen we dus zeggen dat er twee typen onderzoek te onderscheiden zijn, namelijk kwantitatief en kwalitatief. En binnen die twee typen onderzoek kunnen we ook nog de onderzoeksfuncties onderscheiden, namelijk beschrijvend, verklarend, vergelijkend, evaluerend, voorspellend en oplossend.

Bijvoorbeeld:Een kwalitatief beschrijvend onderzoek.Een kwantitatief voorspellend onderzoek.

Page 8: media.scholieren.net · Web view2 typen onderzoek Er zijn twee typen onderzoek te onderscheiden, namelijk: Kwalitatief (waarnemend onderzoek). Dit type onderzoek geeft diepgaande

3. DEELVRAGEN FORMULEREN

De hoofdvraag van je onderzoek is niet in enkele woorden te beantwoorden. Daarom ga je de hoofdvraag splitsen in deelvragen die je helpen de hoofdvraag te beantwoorden.

Bedenk eerst wat je allemaal moet weten om de hoofdvraag te kunnen beantwoorden. Je kunt hierbij gebruik maken van een mindmap en/of wordweb (zie voorbeeld hieronder).

De deelvragen kunnen een mix zijn van verschillende vraagtypen. Bij het formuleren van de deelvragen hoef je dus niet te kijken naar het type onderzoek. Je kunt in principe alle soorten vraagtypen gebruiken.

Net als de hoofdvraag zijn ook de deelvragen W- en H vragen (wie, wat, wanneer, hoe, hoeveel, hoe vaak enz.)

Let op: Zet de deelvragen in een chronologische volgorde zodat ze een lopend verhaal opleveren. Maak het aantal deelvragen niet te groot. Beperk je tot 5-7 deelvragen.

Page 9: media.scholieren.net · Web view2 typen onderzoek Er zijn twee typen onderzoek te onderscheiden, namelijk: Kwalitatief (waarnemend onderzoek). Dit type onderzoek geeft diepgaande

4. LITERATUURONDERZOEK

Om je hoofdvraag en deelvragen te beantwoorden heb je literatuur nodig. Maar hoe vindt je nu eigenlijk de informatie die je nodig hebt?

Begrippen vaststellenAls eerste ga je begrippen vaststellen.

Bijvoorbeeld: Je doet een onderzoek naar het aantallen jongeren met schulden in Nederland. Dan kun je bijvoorbeeld op de volgende begrippen zoeken:

- Schulden- Jongeren met schulden-

Page 10: media.scholieren.net · Web view2 typen onderzoek Er zijn twee typen onderzoek te onderscheiden, namelijk: Kwalitatief (waarnemend onderzoek). Dit type onderzoek geeft diepgaande

5. ENQUÊTE OPSTELLEN

In de onderbouw heb je al een aantal keer geoefend met het opstellen van een enquête. Daarbij kon je gebruik maken van het document ‘Hoe maak ik een enquête?’. Maar hoe maak je nu eigenlijk goede vragen waarbij je ook de antwoorden krijgt die je wilt hebben?

Hieronder een paar tips voor een goede enquête.

Vragen moeten eenduidig zijn. Dat wil zeggen dat alle respondenten de vraag op dezelfde manier begrijpen. Bijvoorbeeld:Fout Besteed u veel geld per maand aan kleding? Goed Besteed u minimaal €200 per maand aan kleding?

Het woordje ‘veel’ kunnen de respondenten op verschillende manieren interpreteren. Voor de één is €100 veel geld en voor de ander is €500 pas veel geld. Vermijd dus woorden als veel, weinig, vaak, soms, een beetje enz.

Vragen moeten eendimensioneel zijn. Dat wil zeggen dat er maar één ding tegelijkertijd gevraagd wordt. Bijvoorbeeld:Fout Koopt u iedere maand schoenen en kleding?Goed Koopt u iedere maand schoenen? / Koopt u iedere maand kleding?

De vraag moet in twee delen gesplitst worden, omdat je eigenlijk twee dingen in één vraag stelt. Een respondent kan bijvoorbeeld wel iedere maand schoenen kopen, maar niet iedere maand kleding. Het antwoord wat hij dan zou moeten geven op de bovenste vraag is ‘ja/nee’. Het gevolg is dan dat de respondent gaat kiezen tussen ja en nee en dan wordt de enquête minder betrouwbaar. Splits de vraag daarom in tweeën en stel ze afzonderlijk.

Vragen moeten neutraal gesteld worden. Dat wil zeggen dat alle antwoordmogelijkheden een gelijke kans hebben. Bijvoorbeeld:Fout U vindt toch ook dat u te hard moet werken voor het salaris dat u krijgt?Goed Vindt u dat u hard moet werken voor het salaris dat u krijgt?

De eerste vraag is suggestief gesteld. Dat wil zeggen dat de mensen eerder geneigd zijn om ja te antwoorden. De antwoordmogelijkheden hebben dus geen gelijke kans. In de tweede vraag hebben de mensen een gelijke kans om ja of nee te antwoorden.

De vragen moeten in een logische volgorde staan. Je moet proberen de vragen zo te ordenen dat de respondent de enquête ervaart als een gewoon gesprek. Zet vragen over hetzelfde onderwerp bij elkaar en zet de verschillende onderwerpen ook in een logische volgorde.Bijvoorbeeld:Fout Bent u tevreden met u bijbaantje?

Wat voor bijbaantje hebt u?GoedWat voor bijbaantje hebt u?

Bent u tevreden met u bijbaantje? Wanneer je vraagt naar de tevredenheid van een respondent over zijn bijbaan, wil je natuurlijk eerst weten wat voor bijbaantje diegene heeft. De logische volgorde zou dan zijn dat je eerst naar het bijbaantje vraagt en daarna naar de mate van tevredenheid.

Page 11: media.scholieren.net · Web view2 typen onderzoek Er zijn twee typen onderzoek te onderscheiden, namelijk: Kwalitatief (waarnemend onderzoek). Dit type onderzoek geeft diepgaande

Vragen moeten voor de respondent niet bedreigend zijn. Onderwerpen die taboe zijn, kun je beter niet ter sprake brengen. Als je dit wel doet, krijg je vaak niet de informatie die je wilt hebben. De respondent gaat dan namelijk uitwijken naar andere mogelijkheden. Ga maar eens na bij jezelf. Wanneer iemand vragen gaat stellen over een onderwerp waar jij niet over wilt praten, ga je smoesjes verzinnen of probeer je van onderwerp te veranderen. Probeer dus onderwerpen die taboe zijn te vermijden.

Stel niet te moeilijke vragen in je enquête. Wanneer een respondent een vraag niet begrijpt, kan hij zich gaan schamen voor zijn onwetendheid. Dit kan als gevolg hebben dat de respondent zomaar wat invult of de vraag over gaat slaan. Dit kan de betrouwbaarheid van je enquête weer beïnvloeden.

Tip: Laat je enquête een aantal keer invullen door proefpersonen voordat je hem in het echt gaat afnemen. Dan kun je daarna eventueel nog wijzigingen aanbrengen in je enquête voordat je hem echt gaat afnemen.

Page 12: media.scholieren.net · Web view2 typen onderzoek Er zijn twee typen onderzoek te onderscheiden, namelijk: Kwalitatief (waarnemend onderzoek). Dit type onderzoek geeft diepgaande
Page 13: media.scholieren.net · Web view2 typen onderzoek Er zijn twee typen onderzoek te onderscheiden, namelijk: Kwalitatief (waarnemend onderzoek). Dit type onderzoek geeft diepgaande

6. INTERVIEWVRAGEN OPSTELLEN

Voor het veldonderzoek zou je ook gebruik kunnen maken van een interview ofwel vraaggesprek. Een interview is een gesprek waarbij een of meerdere personen worden ondervraagd door een of meerdere personen.

Doel en doelgroep vaststellenVoordat je interviewvragen gaat opstellen, bedenk je eerst wat je wilt weten / bereiken met je interview. Je gaat dus het doel van het interview vaststellen.

Bijvoorbeeld: Doel = Ik wil weten waar een eerstejaars zijn zakgeld aan uitgeeft.

Nadat je het doel hebt vastgesteld, ga je een doelgroep vaststellen. Wie ga je interviewen om uiteindelijk je doel te behalen? Wie kan je de informatie geven om uiteindelijk je hoofdvraag te beantwoorden?

Bijvoorbeeld:Doel= Ik wil weten waar een eerstejaars zijn zakgeld aan uitgeeft.Doelgroep= Eerstejaars van een middelbare school.

Bij de keuze van de personen die je gaat ondervragen, moet je natuurlijk niet alle leden van een bepaalde groep gaan ondervragen. De keuze van de ondervraagde personen moet willekeurig zijn, dat wil zeggen het mogen niet personen zijn met een gelijksoortig kenmerk. Kies dus niet alleen eerstejaars van het Cambreur College, maar bijvoorbeeld ook van het Hanze College of Newman College.

IntroductieEen interview begin je net als bij een enquête met een korte introductie van jezelf. Vertel dus even in het kort wie je bent en wat het doel is van je interview.

Bijvoorbeeld:Mijn naam is Jan Jansen en ik zou graag willen weten waar een eerstejaars zijn zakgeld aan uitgeeft. Zou u een aantal vragen willen beantwoorden?

InterviewvormenEr zijn drie soorten interviewvormen te onderscheiden, namelijk:

Gestructureerde interviews . Bij deze interviewvorm liggen de vragen en antwoorden van tevoren al vast. De geïnterviewde kan uit een beperkt aantal antwoorden kiezen.

Halfgestructureerde interviews . Bij deze interviewvorm liggen de vragen van tevoren al vast, maar de antwoorden nog niet. De geïnterviewde kan in zijn eigen woorden zijn antwoorden formuleren, maar kan niet het gespreksonderwerp bepalen.

Open interviews . Bij deze interviewvorm liggen alleen het onderwerp en de beginvraag van tevoren al vast. De geïnterviewde kan bij deze interviewvorm ook zelf een aantal gespreksonderwerpen aandragen. Het is aan de jou de taak om het gesprek te sturen, zodat jij wel de informatie krijgt die je uiteindelijk moet/wilt hebben.

Vraagtypen

Gesloten vragen. Dit zijn vragen waarbij het antwoord al vast ligt. Die kun je bijvoorbeeld met ‘ja’ of ‘nee’ beantwoorden.

Page 14: media.scholieren.net · Web view2 typen onderzoek Er zijn twee typen onderzoek te onderscheiden, namelijk: Kwalitatief (waarnemend onderzoek). Dit type onderzoek geeft diepgaande

Bijvoorbeeld: Krijg je maandelijks zakgeld?○ Ja○ Nee

Open vragen. Dit zijn vragen waarbij je het antwoord nog niet weet.

Page 15: media.scholieren.net · Web view2 typen onderzoek Er zijn twee typen onderzoek te onderscheiden, namelijk: Kwalitatief (waarnemend onderzoek). Dit type onderzoek geeft diepgaande

7. PRESENTATIE

Wanneer je het werkstuk dat je gemaakt hebt gaat presenteren, stel je jezelf eerst een aantal vragen.

- Aan wie ga je het werkstuk presenteren?- Wat is het doel van je presentatie?- Hoe breng je de kern / boodschap van de presentatie over op de doelgroep en welke

hulpmiddelen ga je daarbij gebruiken?

Doelgroep vaststellenAan wie ga je uiteindelijk je werkstuk presenteren? Aan medestudenten? Docenten? Familieleden? Collega’s?Het is van belang dat je voordat je de presentatie gaat maken, de doelgroep gaat vaststellen. Elke doelgroep is namelijk anders. Je kunt niet voor iedere doelgroep dezelfde presentatie gebruiken. Je kunt dan bijvoorbeeld rekening houden met de informatie die ze al hebben over het onderwerp. Of wat de doelgroep wil weten over het onderwerp.Dus pas je presentatie aan de doelgroep aan en benader de doelgroep met respect!

Doel vaststellenWat wil je bereiken met je presentatie? Waarom geef je de presentatie eigenlijk aan je doelgroep?

Er zijn verschillende doelen die je kunt hebben, namelijk: Anderen overtuigen Anderen informeren Anderen tot actie aanzetten Anderen laten nadenken Anderen amuseren

Bijvoorbeeld: Met deze presentatie wil ik mijn medestudenten informeren over de oorzaken en gevolgen van de hoge studieschulden van Hbo-studenten.

Boodschap overbrengenZoals hierboven al staat beschreven, kun je een presentatie om verschillende doeleinden geven. Die doelen kun je weer op verschillende manieren behalen. Je hebt dus verschillende manieren om je boodschap over te brengen:

Anderen overtuigen kun je bijvoorbeeld doen door een PowerPoint presentatie. Anderen informeren kun je bijvoorbeeld doen door een folder te maken. Anderen tot actie aanzetten kun je bijvoorbeeld doen een opdracht te maken voor je

doelgroep. Anderen laten nadenken kun je bijvoorbeeld doen door een discussie op gang te zetten Anderen amuseren kun je bijvoorbeeld doen door een filmpje te maken

HulpmiddelenWanneer je een presentatie geeft, kun je gebruik maken van hulpmiddelen om je presentatie te ondersteunen. Je kunt hierbij denken aan een PowerPoint presentatie, aantekeningen, een video, het schoolbord, een flip-over enz. Vooral als je opsommingen geeft, kan een gepresenteerde lijst ondersteunend werken. Maar schrijf nooit teveel op en ga zeker niet je hele presentatie projecteren op een scherm.

Let op: Een hulpmiddel wordt gebruikt om te ondersteunen.

Als je een hulpmiddel gebruikt zoals een PowerPoint presentatie, zorg er dan wel altijd voor dat de presentatie van goede kwaliteit is. Hieronder een aantal tips om de kwaliteit te waarborgen:

Maak gebruik van een mooie heldere lay-out die goed leesbaar is voor iedereen (dus ook voor degenen achterin). Maak bij een PowerPoint gebruik van een (donker)blauwe achtergrond met gele letters. Deze combinatie is het best leesbaar.

Page 16: media.scholieren.net · Web view2 typen onderzoek Er zijn twee typen onderzoek te onderscheiden, namelijk: Kwalitatief (waarnemend onderzoek). Dit type onderzoek geeft diepgaande

Houdt je presentatie kort en bondig Vermijd moeilijke woorden Vermijd lange en ingewikkelde zinnen, maar gebruik steekwoorden

Onderdelen presentatieEen presentatie bestaat uit drie onderdelen.

Opening (±5 min)In de opening geef je eerst een korte introductie van jezelf. Je zegt dus in het kort even wie je bent en waarom je de presentatie geeft. Ook geef je een korte inleiding van het onderwerp. Daarna vertel je globaal de inhoud van je presentatie. Dit kun je bijvoorbeeld doen door middel van een inhoudsopgave te laten zien. Je luisteraars weten dan wat ze kunnen verwachten in je presentatie.

Kern (±10 min)In de kern breng je de boodschap van je werkstuk over.

Zet de informatie in een logische volgorde. Geef een heldere en duidelijke conclusie

Afsluiting (±5 min)In de afsluiting herhaal je de conclusie van je werkstuk nog eens, zodat die goed blijft hangen bij je luisteraars. Daarnaast kun je de luisteraars de gelegenheid geven om vragen te stellen en feedback te geven. Wanneer er niemand meer een vraag of opmerking heeft, kun je de luisteraars bedanken voor hun aandacht.

HoudingDe houding die je aanneemt tijdens de presentatie is net zo belangrijk als de inhoud van je presentatie.

- Zorg er allereerst voor dat je contact krijgt met je luisteraars. Dit kun je bijvoorbeeld doen door oogcontact te maken.

- Ga op een plaats staan waar jij goed te zien en te horen bent. Ga dus niet voor het beeld staan of achter een groot bureau.

- Probeer een open houding aan te nemen. Dat wil zeggen dat je je voeten naast elkaar plaats (dus niet gekruist) en je armen langs je lichaam laat hangen (dus niet gekruist). Probeer niet met je handen te leunen op een tafel.

- Wanneer je extra kracht bij je woorden wilt zetten, kun je gebruik maken van handgebaren. - Praat luid en duidelijk. Gebruik wat afwisseling in je toonhoogte en volume. Dit houdt je

presentatie levendig en boeiend. - Probeer je presentatie niet teveel van een blaadje af te lezen. Dit is erg saai voor de

luisteraars. Bereid je dus goed voor en weet van tevoren wat je wilt vertellen. Dat maakt de presentatie een stuk levendiger.

Tips Maak geen spellingfouten Zorg voor een logische zinsbouw Probeer stopwoordjes als ‘uh’ en ‘oke’ te vermijden

8. BRONVERMELDING

Page 17: media.scholieren.net · Web view2 typen onderzoek Er zijn twee typen onderzoek te onderscheiden, namelijk: Kwalitatief (waarnemend onderzoek). Dit type onderzoek geeft diepgaande

Wanneer je informatie van internet, uit boeken, artikelen of andere bronnen haalt, moet je deze ook vermelden in je literatuurlijst ofwel bronvermelding. Door een duidelijke bronvermelding maak je namelijk duidelijk welke delen van je werkstuk zijn overgenomen uit het werk van een ander.

Met een bronvermelding kan je docent of een andere lezer nagaan: Welke bronnen je hebt gebruikt Of je verschillende bronnen hebt gebruikt Of de bron correct is gebruikt Of je het minimaal aantal bronnen hebt gebruikt dat is opgegeven

Je mag informatie uit bronnen niet zomaar letterlijk overnemen en het vervolgens presenteren als je eigen werk. Dat noemen we plagiaat!Je kunt de informatie op 2 manieren verwerken:

Parafraseren . Dan geef je de informatie in je eigen woorden weer. Citeren . Hierbij mag je wel een klein stukje van de tekst overnemen, maar de overgenomen

tekst plaats je tussen aanhalingstekens, zodat de lezer weet dat het een citaat van een ander is.

Plaats van de bronvermeldingJe bronvermelding ofwel literatuurlijst komt achterin het werkstuk te staan, voor de bijlagen.

Verwijzing naar internetbronnenBij het verwijzen naar een internetbron, hanteer je altijd een bepaalde volgorde, namelijk:

Achternaam auteur, voorletter(s), (publicatiejaar of update). Titel van het document of de website. Geraadpleegd op dag maand jaar, website.

Dorresteijn, M. van (2008). Studenten kampen met steeds hogere schuld. Geraadpleegd op 2 december 2010,

http://www.studenten.net/studieleven/nieuws/5623/studenten_kampen_met_steeds_hogere_schuld

Nibud (2010). Zakgeld: oefenen voor later. Geraadpleegd op 27 november 2010, http://www.nibud.nl/omgaan-met-geld/kinderen-en-geld/zakgeld.html

Verwijzing naar boekenBij het verwijzen naar boeken, hanteer je altijd een bepaalde volgorde, namelijk:

Achternaam auteur, voorletter(s), (jaar van uitgave). Titel: eventuele subtitel. Plaats uitgever: uitgever.

Walle, J. de (2008). Gedoe om geld: Intieme portretten van geld en relaties. Delft: Eburon uitgeverij B.V.

Engelen, I. & Coosemans, I. (2003). Tieners in de knoei: gids voor het begeleiden van jongeren. Tielt: Uitgeverij Lannoo nv.

Verwijzen naar tijdschrift- en krantenartikelenBij het verwijzen naar tijdschrift- en krantenartikelen, hanteer je altijd een bepaalde volgorde, namelijk:

Page 18: media.scholieren.net · Web view2 typen onderzoek Er zijn twee typen onderzoek te onderscheiden, namelijk: Kwalitatief (waarnemend onderzoek). Dit type onderzoek geeft diepgaande

Achternaam auteur, voorletter(s), (publicatiedatum). Titel artikel: eventueel subtitel. Naam van tijdschrift of krant, eventueel nummer, paginanummer(s)

Steenwijk, J. (15 juni 2009). Studenten steeds meer in de schuld. Parool, p.4

Sman, J. van der (2010). Jongeren ‘financiële analfabeten’? Pardon!?. Elsevier, 5, p. 11-12

Verwijzingen in de tekst van je werkstukAls je in de tekst van je werkstuk een bron letterlijk citeert of in je eigen woorden weergeeft, kun je ook op die plaats de bron vermelden. Die bron staat al uitgebreid beschreven in je bronnenlijst en hoef je dus niet helemaal in de tekst te zetten.

De verwijzing ziet er als volgt uit: (auteur, publicatiejaar, paginanummer(s))

Bijvoorbeeld:Studieschulden van oud-studenten rijzen de pan uit. Vorig jaar hadden ruim 5500 oud-studenten ieder een schuld opgebouwd van vijftigduizend euro of meer (Steenwijk, 2009, p.4).